Dits die Excellente Chronijcke van Vlaenderen
Over Dits die Excellente Chronijcke van Vlaenderen
Excellente kroniek van Vlaanderen begint van Liederick Buck de eerste boswachter tot de laatste die door hun dappere feiten later graven van Vlaanderen gemaakt werden, vervolgen naar de rechte afkomst die graven tot deze onze doorluchtige hooggeboren keizer Karel etc.
Gheprint t’Antwerpen.
Bij mij Willem Vorsterman.
1531.
Jammer, geen afbeeldingen, het programma wordt te zwaar, zie dbnl.org.
Door Nico Koomen.
[fol. *ij.r]
Prologhe OMme des willen dat ledicheyt een voester ende moeder es vanalle ghebreckelijcheden daer by alle errueren ende alle quaethede wassende ende gheuoet es, so sal elck goed kersten mensche die naer sijn vermogen pijnen te schuwene, endehemseluen daghelicx onledich maken met gheorloefde saken, ende gode van hemelrijc, voren ende alder eerst smorghens gheloeft ende ghedanct hebbende van sijnder oueruloeyende gracie, dat hi hem vander hellen verlost, ende dyen nacht ghespaert heeft, ende in sonden niet en heeft laten steruen. Naer welcker dancbaerhede sal hem dan onledich maken met sulcker negociatien als hem van noode es, ende sinen state aencleeft, ende emmers als hi omme recreatie te nemene ledich wesen soude van sinen tijtlicken wercke sal hem occuperen met lesene ende visiterene diueersche oude gesten ende coronijcken, merckende hoe eenege Prouincien ende landen bi goedenregimente in eeren gheresen sijn, ende andere bi ignorantie ende andere malicien ghedestrueert ende vergaen sijn, ten fijne dat si bi dien, die in regimente ende regierende sijn, si met wijsheden regieren moghen ende leeren regieren van grade te grade elck int sijne, schuwende sulcke inconuenienten daer bi dat wijlen andere Prouincien ende landen ghedestrueert sijn, exempel nemende aen die ghene die met discretien, iusticien ende wijsheden huere landen geregiert hebben, ende aen dye suppoost ende ondersaten die also begheerden eendrachtelick gheregiert te sijne, elc sijne goede onderesaten in huere staten naer volgende, ende hem met sulcker occupancien omme recreacie te nemen onledich maken, so dat hem onse aduersaris die helsche viant niet ledich en vinde, peynsende om dye woorden van sinte Hieronimus aldus luydende. Semper aliquid boni operis facito, ne te dyabolus inueniat ociosum. Waer bi hi ons vermaent altijts wat goede wercken te doene, ende niet ledich te sijne, omme die woorden te achteruolghene, ende ommi seluen eerst onledich te makene, so heb ic van diueerschenProuincien ende landen die Coronijcke ouersien ende ghelesen onder alle die welcke ic gheene so vol edele wercken vaniusticien, van wapenen, ende van reynder amoruesheden vinde, als die schone ende warachteghe Coronijcke vanden edelenvruchtbareghen lande ende graefschepe van Vlaendren, die welcke ic omme alle goede menschen recreatie int lesen vandiere, naemaels te nemene ende ledicheyt te schuwene, voor mi ghenomen hebbe dye te extraherene ende te verrgaderen wt diueersche auctenticke copulatien, ter eeren ende weerdicheyt vanden alder mogensten ende edelsten prinche Kaerle vanOostenrijc, byder gracien gods.coninc.van Spaengien, vanArragon, van Lyons, van Cecilien, van Grenate, van Napels, van Nauarre etc inboorne ende erfachtich graue vandenvoornomden lande, die welcke vanden alder edelsten Princhenende princerssen van kerstenhede ghedescendeert es, so ghi in dese naeruolgende Coronijcke beuinden sult, ne maer om datte te volbringene, ofte ooc te beghinnene, so es mi van noode die hulpe ende gracie des helichs gheests, sonder die welcke een woort ofte lettere daer of te stellende mi ondoenlic ware. Daer om bid ic gode ic aerm snoode mensche vol ghebreclicheden, dat hy mi een spaercsken vander gracien des helichs gheests seynde omme dit werc te volbringene, so dat sijn lof daer bi vermeerdert worde van allen menschen, die tselue in naercommenden tijden visenteren ende lesen sullen, beuindende daer bi dat tvoorseyde van gode beghift es, met vele wtuercorene dinghen, die te lanc waren omme te scriuen, daer of ic nochtans dmarch van dien metten princepalen, ende int corte by gracien voorseyde, meene te stellene, ten eynde dat ic, ofte yemant anders den tijt gheleuende, tveruolch vander seluer Coronijcke noch te ghesciene vanden voorseyde coninc Karel ende [sijn] naercommers, grauen vanden voorseyde [landen continueren] ende int ghescrifte stellen mach, [omme] dat, datte een eewege memorie [vander edelder] generatie ende feytenvan allen den [voorseyde] heeren ende princen voorseyde lants [wesen mach] die welcke vanden beghinne [van heurlieder] troncke ende dominie, van [grade te grade tot]ten dage vanheden, in [hoocheden edelheden] ende mogentheden, [ghemultipliceert ende gewassen] sijn, mits welcken, [endeomme van desen][fol. *ij.v] onsen intendite ofte prologhe te scheedene so wil ic die latenvaren, ende voort scriuen int eerste capittel van deser seluer prologhe, den staet vanden voorseyde lande, ende int particulier verclaren hoe vele steden, casteelen, heerlicheden, rapassen, dorpen, riuieren, abdyen, canesyen ende andere ghestichtenbinnen den voorseyde lande ghefondeert ende ghelegen sijn. Int tweede capittel vander seluer prologhe, hoe, waer ende bi wien tvoorseyde lant eerst bewoont ende betemmert was, ende also voort wat heeren voorseyde lant eerst gheregiert, ende wat fundacien sy daer ghesticht, ende hoe lange si gheregiert hebbenbyden ghedooghene gods, die ons ende hemlieden naer dit verganckelijcke leuen bringhen willen in sijn eewich leuen Amen. |
Proloog. Omdat ledigheid een voedster en moeder is van alle gebreken waarbij alle fouten en alle kwaadheden groeien en gevoed worden zo zal elke goed christen mens die naar zijn vermogen pijnen te schuwen en zichzelf dagelijks druk maken met geoorloofde zaken en God van hemelrijk zal hij voor en allereerst ‘s morgens geloofd en bedankt hebben van zijn overvloeiende gratie dat hij hem van de hel verloste en die nacht gespaard heeft en in zonden niet heeft laten sterven. Na die dankbaarheid zal hij zich dan druk maken met zulke negotie als hem van node is en zijn staat behoort en immer als hij om recreatie te nemen ledig wezen zou van zijn tijdelijk werk zal hij zich bezig houden met lezen en onderzoeken diverse oude verhalen en kronieken en merken hoe enige provincies en landen bij goed regiment in eer gerezen zijn en andere bij onverschilligheid en andere kwaadaardigheid vernield en vergaan zijn, tenzij dat ze in het regiment zijn en regeren dat ze met wijsheid regeren mogen en leren regeren van graad tot graad en elk in het zijne en schuwt zulke ongelijkheid waarbij dat wijlen andere provincies en landen vernield waren en een voorbeeld nemen aan diegene die met discretie, justitie en wijsheid hun landen geregeerd hebben en aan de toezichthouder en onderzaten die alzo begeren eendrachtig geregeerd te worden en elk zijn goede onderzaten in hun staten navolgt en hen met zo’n gelegenheid om recreatie te nemen druk maken zodat hem onze tegenstander die helse vijand niet ledig vindt en peinst om de woorden van Sint Hieronymus die aldus luiden. ‘Semper aliquid boni operis facito, ne te dyabolus inueniat ociosum.’ (Er is altijd wel iets van een goede vorm van een werk zodat er een duivel zal zijn vindt hij u niet actief) Waarbij hij ons vermaant altijd wat goede werken te doen en niet ledig te zijn, om de woorden te volgen en om me zelf eerst druk te maken zo heb ik van diverse provincies en landen de kroniek overzien en gelezen waar onder alle ik geen zo vol edele werken van justitie, van wapens en van reine liefdes vindt als die mooie en ware kroniek van het edele vruchtbare land en graafschappen van Vlaanderen die ik om alle goede mensen recreatie in het lezen van die te laten nemen en ledigheid te schuwen voor me genomen heb die te extraheren en te verzamelen uit diverse authentieke verbindingen ter eren en waardigheid van de aller vermogendste en edelste prins Karel van Oostenrijk, bij de gratie God, koning van Spanje, van Aragon, van Lyon, van Sicilië, van Granada, van Napels, van Navarra etc. Granada en in geboren en erfelijk graaf van de voornoemde landen die van de aller edelste prinsen en prinsessen van christenheid afgekomen is, zo ge in deze navolgende Kroniek bevinden zal, nee, maar om dat te volbrengen of ook te beginnen zo is het me van node de hulp en gratie der Heilige Geest waar ik zonder die een woord of letter daarvan te stelen me het niet te doen was. Daarom bid ik God, ik arme snode mens vol gebreken, dat hij me een sprankje van de gratie der Heilige Geest zendt om dit werk te volbrengen zodat zijn lof daarbij vermeerderd wordt van alle mensen die het in nakomende tijden bezoeken en lezen zullen en bevinden daarbij dat het voorgezegde van God begiftigd is met vele uitverkoren dingen die te lang waren om te schrijven waarvan ik nochtans het merg van die met de belangrijkste en in het kort, bij gratie voorgezegd meen te stellen, ten einde dat ik of iemand anders die de tijd heeft, het vervolg van deze Kroniek nog te geschieden van de voorgezegde koning Karel en zijn nakomelingen, graven van de voorgezegde landen continueren en in het geschrift stellen mag omdat het een eeuwige memorie van de edele generatie en feiten van al de voorgezegde heren en prinsen van het land wezen mag die van het begin van hun tronk en beheer van graad tot graad tot de dag van heden in hoogheid en edelheid vermeerderen en gegroeid zijn, mits welke en om van deze [fol. ij.v] onze intentie of proloog te scheiden zo wil ik die laten varen en voort schrijven in het eerste kapittel van deze proloog de staat van de voorgezegde landen en apart verklaren hoe vele steden, kastelen, heerlijkheden, oversteekplaatsen, dorpen, rivieren, abdijen, kanunnikenhuizen en andere stichtingen binnen de voorgezegde landen gefundeerd en gelegen zijn. In het tweede kapittel van dezelfde proloog hoe, waar en door wie het voorgezegde land eerst bewoond en betimmerd was en alzo voort wat heren voorgezegde dat land eerst geregeerd en wat fundaties ze daar gesticht en hoe lang ze geregeerd hebben bij het gedogen van God die ons en hen na dit vergankelijke leven brengen wil in zijn eeuwig leven. Amen. |
[Deerste capittel van deser Prologhe] Deerste capittel van deser Prologhe, verclaerst vanden state tvoorseyde lants, die lingde, die wyde, ende wat ghestichten tot noch toe int selue lant ghefondeert sijn. HEt heeft belieft te makene van allen dingen ende te ordonnerene ende te stellene van dnederste vanden conincrijcke van Germanien ende Gallen, wijlen een foreest wesende meest bosch ende wildernesse, commende ten occidenten ende noortwaert aen die zee, door welc foreest een riuiere es loopende, ghenaemt dye Schelde, lancx welcker riuieren oostwaert een lant gheleghen es voortijts ghenaemt tlant van Lotrijcke, hem streckende tusschen der stede Belges ende Doornicke, welc lant nv ghedeelt es, want sekere quantiteyt van dyen sorteert aen tlant van Brabant, so eest sorterende in Henegauwe, ende som aen tvoorseyde lant van Vlaendren, endezuytwaert so bestrecte hem [tselue] lant tot sommenoble, dwelc Amyens [es], daer die riuiere vander somme loopende [es, aen] die noortsijde van welcker riuiere, [tgraefscap] van Artoys ghelegen es, [palende aen tvoorseyde] foreest, tot daer Arien nv staet [welc foreest] ende wildernesse nv Vlaendren [genaempt bij] diueersche personagien, heeren [ende princhen,] sichtent dat eerst bewoont ende [betemmert was,] teenen schonen ende vruchtbareghen, ende rijcken lande] ghebrocht es, lanck ontrent.xxx.vlaemsche mijlen, ende.xviij.ghelijcke mijlen breet sijnde, verchiert ooc met vele schone ende diueersche riuierenende soete wateren, die alle vander eender hueren totter ander hueren cours nemen in die zee, ghelijc dye voorseyde riuiere vander schelde, die leye, die Lyeue, die dendre, die duerme, die zuutleede, het noortwatere, die cale, ende meer andere, waer of die.ij.eerste riuieren voorseyde tgheheel lant doorvloeyen endevruchtbaer maken, in die welcke alle die ander riuierenmeestendeel te Ghent vergaren, so dat dye contreye al daer, door die stercte vanden seluen riuieren (victaellie hebbende) onwinnelijc es, vp dat god die here die hoeden ende bewarenwille, want sonder sijn hoede, alle wakinghe te vergheefs es, so Psalmista seyt Nisi dominus custodierit ciuitaten, frustra vigilat qui custodit eam. Ten si dat god die stede bewaert, te vergheefs bewaert hijse, diese waect, ghelijc ten diueerschen stondenghebleken heeft, want god dye selue bewaert heeft ouer acht hondert iaren ende meer tot noch toe, dies die ingesetene vanden voorseyde lande hem daer of daghelicx schuldich sijn te danckene ende te louene, ende vanden fondacien, die hi hemlieden metter stede van ghent wel tot.xxvij.schone grote stercke ende rijcke steden van comenschepen, neeringhen oft andersins int voorseyde lant verleent heeft, ghelijc Brugghe, Ipre, Duway, Orchiers, Cortrijcke, Oudenaerde, Gheertsberghe, Nieneue, Aelst, Denremonde, Hulst, Ardenburgh, Biervliet, Middelburch, Oudenburch, Sluys, Damme, Veurne, Sinte Winnocxberge, Dixmude, Ostende, Duynkercke, Burborch, Greuelinge, Cassele, ende Rijssele, van alle welcke voorseyde steden, sommege ghefondeert sijn int herte vanden voorseyden lande, som vp dye frontieren, ende sommeghe van dien die vp den zeecant ghefondeert sijn, hebben schoone hauenen, daer bi dye schepen commen moghen metter vloet tot binnen den seluen steden, ghelijc sluys Biervliet, Hulst, duynkercke, nyeupoort ende dier ghelijcke, ende int voorseyde Landt staen oock vele diueersche bourghen ende casteelen, den graue vanden voorseyden lande toebehoorende, ghelijc Dhoudenburch te Ghent, die bourch te Brugghe, tcasteel [fol. *iij.r] [van Rijssele], tcasteel van Cortrijcke, die twee casteelen ter sluys te Male, te Bieruliet, te Suestinge, te Repelmonde, te Walle bi sint Omaers, ende meer andere. Oock die ghene dye eeneghe vassael heren vanden voorseyden graue in leene houdende sijn, ghelijc tcasteel te Comene, te Dayseele, te Pamele, te Gauere, te Eerzeele, te Liekercke, te Teemse, te Beuere, te Vuerhoeu, te Oudouch, ende te meer ander plaetsen binnen den seluen lande ghesticht wtghedaen vele andere huysen van plaeysancen rontsomme bewatert, daer of die sommege toebehoorenghegoede mannen vanden lande, ofte poorters van Ghent, vanBrugghe ofte van andere steden, dwelc te lanck wesen soude, door die menichte van sulcken huysen te specificerene, ende te noemene. Binnen den lande van Vlaendren es een Graefschap gheleghen, daer in begrepen es die stede ende tlandt van Aelst, dwelck onder hem heeft.lxxij.prochien, ende vijf Baenderinghenende grote heerlicheden, ghelijc Roede, Boulare, Sotteghem, Gauere, ende Scorysse, waer af die twee eerste elc groot sijn.xvij.prochien, die derde .x.prochien, ende dye twee leste elc.vij.prochien, welc voorseyde graefschap men vanden Keyser van Rome in leene houdende es Die stede metten lande vanDenremonde ooc binnen Vlaendren gheleghen heeft onder haer.xviij.prochien. Dlant van Waes heeft onder hem.xxiiij.prochien, ende tlant van Cassele ooc also vele, die welcke den Graue van Vlaendren onderdaen sijn, ende vele goets tsiaers weert sijn, Dhoudenburch te ghent ende tcasteel te Rijssele, hebben elc onder hem.lxx.prochien, Oudenaerde.xxx.prochien, Vierambachten.xx.prochien, bouenden ghenen die byder zee verdroncken sijn, beloopende wel tot.xxiij.prochien. Noch sijnder binnen den lande van Vlaendren onghepreuiligierde steden, gelijc Deynse, Repelmonde, Eeclo, Caperijcke, Acx[s]ele, Tielt, Aerlebeke, Neuele Oostburch, Watervliet, Phylippinen, Ghistele, Lanoy, Ermentiers, Waestene, Werueke, Meenene, Meessene, Honscote, Viane, Belle, Poperinghe, ende meer andere dier ghelijcke, sonder dye Rapassen, ende dorpen die niet gepreuiligiert en sijn, daen of binnen den voorseyd landen van vlaendren men grote menichte vinden soude, ghelijck Stekene, Extuelde, Assene, Haelwin, Maldeghem, Eersele, Teemsche, Liekercke, Beuere, Pamele, Heyne, melcene, Aesdonc, Huytkercke, Oostkercke, Poucke, Lichteruelde, Praet, Ayshoue, Vychte, reeseghem, Calkene, Ouermeere, Exaerde, Hamme, Mourssche, Coudenburch, ende veel meer ander die te lanc waren om te specificerene. Int selue lant van Vlaendren staen ooc vele diueersche abdyen ende rijcke kercken, die vanden edelen voorders, Princhen svoorscreuens lants, ende andere heren seer hooghelick ghedoteert sijn. Eerst die kercke ende Abdye vansinte Peeters te ghent van sinte Benedictus oordene, welcker kercken tdorp ende die heerlichede die daer in die selvue Abdye ghesticht es, toebehoort, met meer andere heerlicheden binnenden voorseyde lande gheleghen den abt, ende dye abt vander voorseyd kercke, ter cause vander voorseyde heerlichede, heeft die preminencie den graue van Vlaendren int besweeren vanden voorseyde lande tsweert te gordene, midts dat si ghehouden sijn elc eens binnen hueren leuene, vp die selue heerlichede dlant van Vlaendren te ontfane, ende die heleghe kercke metten seluen lande te besweerene in rechte te houdene, ende naer dat die voorseyde Graue in sulcker wijs dlant vp die voorseyde heerlichede ontfaen ende besworen heeft, so commen si van daer ghereden met haer lieder state binnen der ouder stede van ghent inbringhende thuerer blijder incomste ende ontfanghe van heuren lande, ballinghen ende andere malefactuers, gracie aen hemlieden van hueren delicten begherende ende ootmoedelijck daer om biddende, die welcke hi in gracie ontfaet, ende huere mesdaet vergeeft behouden dat si partien (vp dat sy eeneghe hebben) contenteren ende te vreden stellen, ofte sekere doen, tghewijsde tusschen hemliedenende partien te volcomene, den voorseyde eedt doende met denanderen poorters ende inghesetene vander voorseyde stede, hem goet ende ghetrauwe te sijne, dwelck men ghecostumeert es te doene vp die grote marct vander seluer stede, naer dat die graue voorseyde in dye kercke van sint Ians voor den choor, ende onder den clocreep, die voorseyde ende ingesetene vandiere [fol. *iij.v] ghesworen heeft in rechte te houden. |
[Het eerste kapittel van deze Proloog] Het eerste kapittel van deze Proloog verklaart van de staat van het voorgezegde land, de lengte, de breedte en wat stichtingen tot nog toe in dat land gefundeerd zijn. Het heeft belieft te maken van alle dingen en te ordonneren en te stellen van het laagste van het koninkrijk van Germanië en Gallië dat wijlen een foreest was en meest bos en wildernis die komt tot westen en noordwaarts aan de zee, door welk bos een rivier loopt genaamd de Schelde, langs welke rivier oostwaarts een land gelegen is voortijds genaamd het land van Lotharingen die zich strekt tussen de stad Belges en Doornik, welk land nu verdeeld is want een zekere kwantiteit er van komt aan het land Brabant, zo komt het in Henegouwen en soms aan het voorgezegde land van Vlaanderen. Zuidwaarts zo strekt hetzelfde land tot Sommenoble, wat Amiens is waar de rivier de Somme loopt, en aan de noordzijde van die rivier het graafschap van Artois gelegen is en is en paalt aan het voorgezegde bos tot daar Arien nu staat welk bos en wildernis nu Vlaanderen genoemd is bij diverse personages, heren en prinsen sinds dat het eerst bewoond en betimmerd was tot het tot een mooie en vruchtbaar en rijk land gebracht is, lang omtrent 300 Vlaamse mijlen en 18 gelijke mijlen breed en ook versierd met vele mooie en diverse rivieren en zoete wateren die alle van de ene oever tot de andere oever loop nemen in de zee gelijk die voorgezegde rivier van de Schelde, de Leie, de Lienne, de Dender, de Dijle, (?), de Zoutleeuw (?), het Noordwater, de Cale (?) en meer andere waarvan de 2 eerste rivieren het gehele land doorvloeien en vruchtbaar maken waarin alle andere rivieren voor het grootste deel te Gent verzamelen zodat dit gebied aldaar, door de sterkte van die rivieren (als ze voedsel hebben) onoverwinbaar is opdat, God de heer die behoeden en bewaren wil want zonder zijn hoede is alle bewaking te vergeefs, zo de Psalm zegt; ‘Tisi dominus custodierit civitaten, frustra vigilat qui custodit eam’. Tenzij dat God de stad bewaart, te vergeefs bewaakt hij het die het bewaakt, gelijk te diverse tijden gebleken is want God heeft die bewaard over acht honderd jaren en meer tot nog toe, dus de ingezetene van de voorgezegde landen hem daarvan dagelijks schuldig zijn te danken en te loven en van de fundaties die hij hen met de stad van Gent wel tot 27 mooie grote sterke en rijke steden van koopmanschap, nering of anderszins in het voorgezegde land verleent heeft, gelijk Brugge, Ieper, Dowaai, Orchies, Kortrijk, Oudenaarde, Geraardsbergen, Ninove, Aalst, Dendermonde, Hulst, Aardenburg, Biervliet, Middelburg, Oudenburg, Sluis, Damme, Veurne, Sint-Winoksbergen, Diksmuide, Oostende, Duinkerke, Bourbourg, Grevelingen, Kassel, en Rijsel, van alle voorgezegde steden sommige gefundeerd zijn in het hart van de voorgezegden landen, soms op de grenzen en sommige van die zijn aan de zeekant gefundeerd en hebben mooie havens waarbij de schepen komen mogen met de vloed tot binnen die steden, gelijk Sluis, Biervliet, Hulst, Duinkerke, Nieuwpoort en diergelijke en in het voorgezegde Land staan ook vele diverse burchten en kastelen die de graaf van de voorgezegde landen toebehoren gelijk de Oudenburg te Gent, de burcht te Brugge, het kasteel [fol.*iij.r] van Rijsel, het kasteel van Kortrijk, de twee kastelen ter Sluis te Male, te, te Suestinge(?), te Rupelmonde, te Walle bij Sint-Omaars, en meer andere. Ook diegene die enige vazal heren van de voorgezegde graaf in leen houden, zijn gelijk het kasteel te Komen, te Dadizele, te Pamele, te Gavere, te Eersel, te Liedekerke, te Temse, te Beveren, te Vuerhoeu, (Voorhout?) te Oudouch (?) en op meer ander plaatsen binnen dat land gesticht en weg gedaan vele andere huizen van plezier rondom bewatert, waarvan sommige toebehoren gegoede mannen van het land of poorters van Gent, van Brugge of van andere steden, wat te lang wezen zou om de menigte van zulke huizen te specificeren en te noemen. Binnen het land van Vlaanderen is een Graafschap gelegen, waarin begrepen is de stad en het land van Aalst wat onder hem heeft 72 parochies en vijf Baanderijen en grote heerlijkheden, gelijk Rode, Boelare, Zottegem, Gavere, en Schorisse waarvan die twee eerste elk groot zijn 17 parochies, de derde 10 parochies en de twee laatste elk 7 parochies, welk voorgezegd graafschap men van de keizer van Rome in leen houdt. De stad met het land van Dendermonde is ook binnen Vlaanderen gelegen en heeft onder zich 18 parochies. Het land van Waas heeft onder zich 24 parochies en het land van Kassel ook alzo veel die aan de Graaf van Vlaanderen onderdanig zijn en veel goeds per jaar waard zijn, de Oudenburg te Gent en het kasteel te Rijsel hebben elk onder zich 70 parochies, Oudenaarde 30 parochies, Vierambachten 20 parochies, boven diegenen die bij de zee verdronken zijn en beliep wel tot 24 parochies. Nog zijn er binnen het land van Vlaanderen steden zonder privileges gelijk Deinze, Rupelmonde, Eeklo, Kaprijke, Axel, Tielt, Harelbeke, Nevele, Oostburg, Watervliet, Philippine, Gistel, Lannoy, Ermentiers, (?) Waasten, Wervik, Menen, Mesen, Hondschote, Viane, Belle, Poperinge, en meer andere diergelijke zonder de Oversteekplaatsen en dorpen die geen privilegies hebben waarvan binnen de voorgezegde landen van Vlaanderen men grote menigte vin de zou gelijk Stekene, Ektvelde, Assenede, Haelwin, (?) Maldegem, Eersel, Temse, Liedekerke, Beveren, Pamele, Heine, Melcene (?), Haasdonk , Uitkerke, Oostkerk, Poeke, Lichtervelde, Praet, (?) Ayshove, Vichte, Ressegem, Kalken, Overmere, Eksaarde, Hamme, Mourssche, (?) Koudenberg en veel meer ander die te lang waren om te specificeren. In dat land van Vlaanderen staan ook vele diverse abdijen en rijke kerken die van de edele voorouders, prinsen van dat lan, en andere heren zeer hoog begunstigd zijn. Eerst de kerk en abdij van Sint Petrus te Gent van Sint Benedictus orde welke kerk en het dorp en de heerlijkheid waarin die Abdij gesticht is toebehoort met meer andere heerlijkheden binnen het voorgezegde land gelegen aan de abt en de abt van die kerk, ter oorzaak van die voorgezegde heerlijkheid heeft de prominentie de graaf van Vlaanderen in het bezweren van de voorgezegde landen het zwaard te omgorden, mits dat ze gehouden zijn elke binnen hun leven op diezelfde heerlijkheid het land van Vlaanderen te ontvangen en de heilige kerk met hetzelfde land te bezweren in recht in recht te houden en nadat die graaf in zoՠn wijze het land op die heerlijkheid ontvangen en bezworen heeft zo komen ze vandaar gereden met hun staat binnen de oude stad Gent en brengen in bij hun blijde inkomst en ontvangen van hun land ballingen en andere boosdoeners die gratie van hen van hun delicten begeren en ootmoedig daarom bidden die hij in gratie ontvangt en hun misdaad vergeeft, behalve dat ze de partijen (opdat ze enige hebben) bevredigen en tevreden stellen of zekerheid doen het gewezen tussen hen en de partijen te voldoen en doen de eed met de andere poorters en ingezetene van die stad die hen goed en getrouw zijn wat men gewoon is te doen op de grote markt van dezelfde stad nadat de graaf in de kerk van Sint Jan voor het koor en onder het klokkentouw die voorgezegde en ingezetene van die [fol. *iij.v] gezworen heeft in recht te houden. |
Noch so staeter buyten Ghent oostwaert een andere abdye vander seluer oordene, die hier voortijts ooc in dye eere ende name vanden Apostele.s.Pietere ghewijt was, dwelcke nv es sinte Baefs, vanwelcker kercken ende abdye, die abt ooc here es van den dorpen ende plaetse daer dye selue abdye vp ghesticht staet, met vele andere grote heerschapien, die de selue kercke int voorseydelant van Vraendren heeft, ende al eest dat beede die voornoemde prelaten oft Abten hemlieden intituleren huer lieder kercken buyten Ghent ghestaen sijnde, om dat si beede staen buyten dye vesten vander ouder stede, maer midts dat die voorseyde stede so ghemeerdert es met anderen vesten endepoorten, so sijn beede die selue kercken ende Abdyen nv binnender seluer gesloten, ende sijn die laten ende inghesetene vandaer also wel poorters, ende vander preuilegien vander seluer stede beurijt, als die ghene die binnen den houden poorten endevesten wonachtich sijn, dwelck ick laten varen wil, endespecificeren nv voort vanden anderen [Abdyen vander] voorseyde oordene binnen de seluen lande ghelegen, gelijc tsinte Adriaens te Gheertsberghe, tsinte Andries te Brugghe, te Eeuiam, ende te Houdenburch. Daer sijn ook int voorseyde lant kercken ende Abdyen van sinte Bernaerts oordene, gelijc ten Dune, te Boudeloe, ter Doust, ende te Waerscoet. Van.s.Augustijns oordene ghenaemt Regulieren sijn te.s.Maertins Tijpre, ten Eecoute te Brugge, ende te Beueren int lant van Waes. Premonstraten ooc van sinte Augustijns regule al wit dragende sijn te Nyneue, ende te dronghene, buyten ghent. Andere kercken ende Abdyen van vrouwen sijn ooc binnen den voorseyde lande, gelijc dye kercke ende abdye in die byloke te ghent, daer een schoon hospitael staet, omme alle manieren vanvolcke siec wesende, te logierene ende wel ghetracteert te sijne, elc na sijnen state van wat leuene dat si sijn. Noch es daer een ander kercke ende Abdye ghenaemt tsinte Margrieten kercke ten groene briele te Ghent, die kercke ende Abdye te Groeninghen bi Cortrijcke, tcloostere te Marquette bi Rijssele, ende meer andere binnen den lande gesticht gelijc te Meessene te oost eecloe, ter Haghen bi Axele, te Doerressele, te Waasmenstre, ende dier ghelijcke, sonder vele ander cloosters, van ghelijcker oordene dat al noch gheen Abdyen en zijn, hoewel si som genoech gegoet ende ghedoteert sijn om abdyente wesene, ghelijck te Galileen tsinte Agneete, tsinte Barbelenende ten Phylidieusen, alle vier te ghendt, tcloostere te Deynse, te Teemssche, te assenede, ende meer ander dier ghelijcke. In dyt voorseyde lant van Vlaendren hebben ooc vier bisscoppenhuere gheestelicke dominie. Eerst die bisscop van Doornicke, die welcke onder hem heeft ghent Brugge, Rijssele, Cortrijcke, Oudenaerde Roesselare, Meenenne, Deinse, tlant van Neuele, tlant van Waes, ende sommege ander onder dandere voorseydeint quartier van Ghent ghelegen. Die bisscop van Camerijcke heeft onder hem die stede van Aelst, Denremonde, Gheertsberghe metter heerlicheit van Pamele, Die Bisschop vanTerewane heeft onder hem die stede van Ipre, Cassele, Nyeupoort, Duynkercke, Veurne, sinte Winnocxberghe, midtsgaders den prochien in den westcant vanden voorseydegheleghen. Die bisscop van UUtrecht heeft onder hemvierambacht metten prochien daer aencleuende. Daer sijn ooc int voorseyde lant van Vlaendren vele schone ende rijcke collegiale kercken ende canezien vanden grauen ende herentvoorseyde lants ghedoteert, gelijc die canezie van sinte Veereltden te ghent tsinte Donaes te Brugge tsinte Peeters te Rijssele, tsinte Peeters te Cassele, die canesie te Cortrijcke, dye canesie te Haerlebeke, te Denremonde, te thorout, tonser vrouwe te Brugge, ende dier ghelijcke. Ende noch sijn binnenden voorseyde lande in diueersche steden ende dorpen vele meer ander cloosters, hospitalen ende conuenten van mannenende vrouwen, som biddende oordenen, ende som andere dwelc vele tijts benemen soude om die te noemene, ende te specificierene, onder die welcke sijn diueersche manne cloosters, daer vele goede clercken ende doctoren inne sijn dye den volcke ende inghesetene svoorseyde lants den wech der salicheyt leeren met predicatien die si doen, specialijc inden vastene, ende vp alle feestelicke dagen ende sondaghen vandeniare, houdende dagelicx die seuen ghetijden ghelijc in die voorseyde Abdien, ende ghelijc in die pastorale kercken binnenden seluen lande gesticht, die eensdeel onnoemelic [fol. *iiij.r] zijn, ende om te specificieren vele tijts benemen souden, dies ic dat late varen, scriuende voort vanden helegen ghecanoniseerden santen ende santinnen int voornoemde lant rustende, van.s.Peeters te ghent in die abdye voorseyde rustentgebeente vanden helegen confessoor.s.Bertolf, van sinte Godewale, van.s.Aubert, van.s.Wandregisilus, van.s.Wolfrant, van.s.Amelberghe, ende meer andere. In die Abdye van sinte Baefs te ghent rustet tghebeente vanden heleghen vrient gods sinte Lieuin, martelare wijlen Eertsbisschop van Ibernen, van.s.Bauo confessuer wijlent Eertsgraue van Aspergouwe, van.s.Landolf, wijlen cardinael te Romen van.s.Macharis wijlenEertsbisscop van Anthiochien, van.s.Amant Eertschdyaken, ooc die ghebeente vander heleger maecht sinte Landrade, van.s.Vinciane, van.s.Veerelt, van Lotrijcke, ende meer andere. Te Brugge es rustende het ghebeente vanden helegen confessuer ende Eertsbisschop van Riemen sinte Donaes in die Canesie, die welcke in dye eere van hem gesticht es. Te dronghene by ghent daer rust tgebeente vanden Martelare sinte Gheerolf. Te Ghistele tgebeente van sinte Godelieue martelersse. Te Gheertsberge tgebeente van.s.Adriaen den heleghen vrient gods. Te Nineue, die reliquien ende gebeenten van.s.Cornelis paeus endemartelare, ende dier ghelijcke rusten eldere ten diueerschenplaetsen binnen den voorseyde lande, daer of wi (ghelieuet gode) ooc scriuen sullen, ende van waer si gheboren sijn, hoe ende wanneer si int voorseyde landt quaemen. Maer omme te sluytene vander gheleghentheyt svoorseyde lants, so moghen wy wel segghen, confesseren, ende kennen dat een gulden lant es, in manieren van spreken, vloyende van heunich ende melcke, beghift van gode in vele wtuercoren dingen, meer dan wi gheseyt hebben, die ooc niet al scrijuelic en sijn. |
Nog zo staat er buiten Gent oostwaarts een andere abdij van dezelfde orde, die hier voortijds ook in de eer en naam van de Apostel Petrus gewijd was, wat nu is Sint Baaf, van welke kerken en abdij de abt ook heer is van de dorpen en plaatsen waar die abdij op gesticht staat met vele andere grote heerschappijn die dezelfde kerk in het land van Vlaanderen heeft en al is het dat beide die voornoemde prelaten of Abten hen betitelen dat hun lieden kerken buiten Gent staan, omdat ze beide staan buiten de vesting van de oude stad, maar mits dat die voorgezegde stad zo vermeerderd is met andere vestingen en poorten zo zijn beide de kerken en Abdijen nu binnen die gesloten en zijn die prelaten en ingezetene vandaar alzo wel poorters en van de privilegies van die stad bevrijd zoals diegene die binnen de oude poorten en vestingen wonen, wat ik laten varen wil, en specificeren nu voort van de andere Abdijen van de voorgezegde orde binnen hetzelfde land gelegen, gelijk te Sint Adriaan te Geraardsbergen, te Sint Andries te Brugge, te Eviam, (?) en te Oudenburg. Daar zijn ook in het voorgezegde land kerken en Abdijen van orde gelijk te Dunes, te Boudelo, ter Daoust, en te Aarschot. Van Sint Augustinus orde genaamd Regulieren zijn te Sint-Maarten te Ieper, ten Eekhout te Brugge, en te Beveren in het land van Waas. Premonstratenzer ook van Sint Augustinus regel die allen wit dragen zijn te Ninove en te Drongen, buiten Gent. Andere kerken en Abdijen van vrouwen zijn ook binnen het voorgezegde land gelijk de kerk en abdij in de Bijloke te Gent waar een mooi hospitaal staat om alle soorten van volk dat ziek is te logeren en goed onthaald te worden, elk naar zijn staat van wat leven dat ze zijn. Nog is daar een andere kerk en abdij genaamd Sint Margriet kerk te Groenenbriel te Gent, de kerk en Abdij bij Kortrijk, het klooster te Marquette bij Rijsel en meer andere binnen het land gesticht gelijk te Mesen ten oosten van Eeklo, Ter Hagen bij Axel, te Doerressele, te Waasmunster en diergelijke, zonder vele andere kloosters van gelijke orde dat al nog geen Abdijen zijn, hoewel ze soms genoeg gegoed en begiftigd zijn om abdijen te wezen gelijk te Galilea te Sint-Agnes, te Sint Barbara en te Phylidieusen, (?) alle vier te Gent, het klooster te Deinze, te Temse, te Assenede, en meer ander diergelijke. In dit land van Vlaanderen hebben ook vier bisschoppen hun geestelijke beheer. Eerst de bisschop van Doornik die onder hem heeft Gent, Brugge, Rijsel, Kortrijk, Oudenaarde, Roeselare, Menen, Deinse, het land van Nevele, het land van Waas, en sommige ander onder de andere voorgezegde in het kwartier van Gent gelegen. De bisschop van Kamerijk heeft onder hem de stad Aalst, Dendermonde, Geraardsbergen met de heerlijkheid van Pamele. De Bisschop van Terwaan heeft onder hem de stad Ieper, Kassel, Nieuwpoort, Duinkerke, Veurne, Sint-Winoksbergen, mitsgaders de parochies in de westkant van de gelegen. De bisschop van Utrecht heeft onder hem Vierambacht met de parochies die daaraan kleven. Daar zijn ook in het land van Vlaanderen vele mooie en rijke collegiale kerken en kapittelhuizen van de graven en heren het land begiftigd gelijk het kapittelhuis van Sint Veerle te Gent, Sint Donaas te Brugge Sint Petrus te Rijsel, tint Petrus te Kassel, het kapittelhuis te Kortrijk, het kapittelhuis te Harelbeke, te Dendermonde, te Torhout, te onze Vrouwe te Brugge, en diergelijke. En nog zijn er binnen dit land in diverse steden en dorpen veel meer andere kloosters, hospitalen en conventen van mannen en vrouwen, soms biddende orden en soms andere, wat veel tijd nemen zou om die te noemen en te specificeren. Daaronder zijn diverse mannenkloosters waar vele goede klerken en doctoren in zijn die het volk en ingezetene van dat land de weg der zaligheid leren met predicaties die ze doen en speciaal in de vasten en op alle feestelijke dagen en zondagen van jet jaar en houden dagelijks de zeven getijden gelijk in die voorgenoemde Abdijen en gelijk in de pastorale kerken binnen dat land gesticht die eensdeels ontelbaar [fol. *iiij.r] zijn en om te specificeren veel tijd benemen zouden, dus ik laat het varen en schrijf voort van de heilige gecanoniseerde sinten en santinnen die in dat land rusten, van Sint Pieters te Gent in die abdij rust het gebeente van de heilige belijder Sint Bertolf, van Sint Godewale, van Sint Aubert, van Sint Wandregesilus, van Sint Wolfrant, van Sint Amelberga en meer andere. In de Abdij van Sint Baaf te Gent rust het gebeente van de heilige vriend Gods Sint Lievin, wijlen martelaar, aartsbisschop van Ierland, van Sint Bavo belijder en aartsgraaf van Aspergouw, van Sint Landolf, wijlen kardinaal te Rome, van Sint Macharis, wijlen aartsbisschop van Antiochi, van Sint Amant, aartsdiaken, ook het gebeente van de heilige maagd Sint Landrada, van Sint Vinciane, van Sint Veerle van Lotharingen en meer anderen. Te Brugge rust het gebeente van de heilige belijder en aartsbisschop van Reims Sint Donaas in het kapittelhuis die in de eer van hem gesticht is. Te Drongen bij Gent daar rust het gebeente van de Martelaar Sint Gerlof. Te Gistel het gebeente van Sint Godelieve, martelares. Te Geraardsbergen het gebeente van Sint Adriaan de heilige vriend Gods. Te Ninove de relikwien en gebeenten van Sint Cornelis, paus en martelaar, en diergelijk rusten elders te diverse plaatsen binnen dat land waarvan we (gelieft het God) ook schrijven zullen en vanwaar ze geboren zijn, hoe en wanneer ze in dat land kwamen. Maar om te besluiten van de gelegenheid van dat voorgezegde land zo mogen we wel zeggen, bekennen en kennen dat het een gouden land is, in manieren van spreken, vloeiend van melk en honing begiftigd van God in vele uitverkoren dingen, meer dan we gezegd hebben die ook niet allen te schrijven zijn. |
[Het tweede Capittel van deser Prologhe verclaerst] Het tweede Capittel van deser Prologhe verclaerst, hoe dat tvoorseyde landt van Vlaendren eerstwarf, langhe voor dye gheboorte ons heeren, naer die destructie van Troyen, bydenedelen Troyanen die gheuloden waren betemmert ende bewoont es gheweest wel.vijc.Iaer voor dye gheboorte van Iulius Cesar. TE dien tijden als Abdon Iuge was ouer die kinderen vanIsrahel, so wasser een prinche ghenaemt Bauo van hooch Frygien, rechtsweer van wijlen Priamus den coninc van Troyen vander moederlijcke sijde, want huerlieder moederen warenghesusteren, dies hi den seluen Priamus sijnen neue, raet, confoort ende hulpe ghedaen hadde naer sijnder macht, yeghendie Griecken, ende beuindende dat hi voor niet ende te vergheefs sijnen neue voorseyde ghedient hadde, ende bekende byder conste van Astronomyen, ende ander secrete scientien, in die welcke hi seer expeert was, dat dat edele geslachte vanTroyen soude ontstronct werden ende te nyeuten gaen indenlande van Asya, omme geplant te sijne in Europen, ende dat voor niet was den griecken te wederstane, daer tegen te stekene, ende van dien hem te meenen wrekende, yeghen den wille der goden gaende contrarie den menschen. Dus docht hem beter te sijne te bughene dan te brekene, ende in obedientie te nighene dan ontwortelt ende te nyeuten al geheel te gane in obstinatichede ende te deser consten hadde hi hem beradenmetten ghenen die hem goets raets ionneden, delibereerde endeghereede hem omme te souckene andere bilanden endewoonsten, achterlatende ende abandonnerende sijn voorseydeconincrijcke, ghelegen in die landen ende onder die subiectie wijlen der Troyanen, dwelc sichtent byden griecken gedestrueert ende te nieuten gedaen es. Dese voorseyde.coninc.Bauo van Frygien nam met hemalle den schat die hi vergaderen conde, vermanende alle edele ghegoede mannen ende volcke van sijnder familie, hemadresserende, dat si met hem reysen souden met huerlieder schatte, in dien si huerlieder weluaert beminden, dwelc si geerne deden, want onder vele diueersche edele mannen die hem bereet gemaect hadden elc met sijnen schatte, so warendaer.iiij.machteghe hertogen, die metten seluen.coninc.met haerlieder schat ende volcke die reyse aen namen, ooc achterlatende heure landen ende heerlicheden gheleghen onderdie iurisdictie van wijlen den voorseyde groten edelenconincrijcke van Troyen, welcke vergaderinge vanden edelenvanden voorseyde.coninc.aengeuallen sijnde, warenwel.ijc.scepen, waermede hi intreye dede vp die zee vanhellesponte, varende door dye zee mediterrane, passeren [fol. *iiij.v] de die stroomen van Maroch, ommeringende dye costen vanPoortingale ende Spaengien, oock die riuaidgien van Gallieen, Normandien ende Picaerdien, landende als hi tijt ende pas hadde vp een sandich lant, niet verre vanden lande, dat nv heet Henegouwe, ende quam al daer by wonderlicke auentueren, als gheleet te sijne van eenen witten wolue, achteruolgende der antwoorde hem byden goden ghereueleert, dwelc seer lanck waer om te scriuen, daer omme so laet ict lijden, endeghedraechs mi in die edele auctentijcke coronijcken vander stede van Belges, die welcke stadt dye voorseyde Bauo eerst fondeerde, ende gaf huer den name Belges, daen of men seecht dat die selue stadt was die hooftstadt van den edelen lande vanLottrijcke, eensdeels gheleghen in Brabant, in Vlaenderen, endein Henegouwe, streckende tot byder stede van Doornicke. Waer of dat die Coronijcken seggen dat die selue stede van Belges ghemaeckt was inden name vanden god Belus, vadere van Nynus coninc van Babylonien oft van Assyrien die welcke fondeerde die groote stede van Niniue, ende hi was deerste inuentuer vindende afgoderie, want hi dede consacreren die ymage ende beelde van sijnen vader Belus (ende die dede hi sijnen ondersaten aenbidden, ende dede hem lieden goddelicke reuerentie der seluen beelde doen, welcke pestilencie endesonde van ongheloouicheyt sichtent ghespruytet es ouer alle die weerelt totter gheboorten ons heren Iesu christi, die ons denwech der waerheyt met woorden ende wercken geleert heeft, waer of dat alle kerstene menschen hem daghelicx schuldich sijn te danckene ende te louene ende dat god wille vergheuen daer dat ghebuert. Nv omme voort onse voorseyde Coronijcke te achteruolghene ende alle errueren te schuwene, soe beuinde ick byden auctentijcke auctuers dat binnen desen lande van Gaule bellijcque waren in tijden voorleden die grote princepale stedenghenaemt belges daer of dye eene es Beauuais in Artoys, int latijne gheseyt Beluacum, ende in Iulius Cesars bouckenBelloacum, die andere stede ghenaemt Belges es geheetenTreues, ofte Triere ghelegen in Almaengien, die welcke die.Coninc.Bauo te nyeuten dede ende destueerde omme dieswille dat si groten tribuyt hiesschen te weten duysentich sanglieren, geseyt wilde swijnen, duysentich hertenende.C.ossen, segghende dat si waren die souuerayne van alle desen lande van herwaerts ouere, ende seyden grote dreygende woorden in dien men hem lieden den voorseyde tribuyt niet gheuen en wilde, ende si souden die refusanten alle gadere ter doot brengen. Welcke woorden vanden.Coninc.Bauo verstaen sijnde, antwoorde hemlieden dat die troyanen noeyt tribuyt gheuers en waren ouer alle die werelt, maer waren selue ghewone van andere tribuyt tontfane, ende te dier causen alleenen behoorden si ghenen tribuyt te gheuen, dye van Trieren, maer beual selue die van Trieren dat si hem van doe voort aen, ende sijnen conincrijcke van Belges in Lottrijcke den seluentribuyt gheuen souden, wt welcker causen die orloghe rees tusschen den voorseyde twee partyen, in sulcker wijs dat die voorseyde.Coninc.Bauo wan ende destrueerde die stede vanTriere, die seer groot ende machtich was doen ter tijt, ende nae dat hijse hadde doen pilieren, liet hijse verbranden, ende hi bracht van daer eenen onnomelicken schat binnen sijndervoorseyde stede van Belges, ende als victorieus, brochten ooc mede voor heuren gheuanghene die afgoden van Triere, met alle den ghenen daer men den altaer sacrificie mede dede, waer by van dage te dage huerlieder ongeloouicheyt ende afgoderie wassende was, meer dan te voren, want door die selue afgodenvan Triere, ende door die ghene die hi met hem eerst wten lande van Troyen ghebrocht hadde, so dede hi maken binnen sijndernyeuwer stede van Belges.vij.schone wonderlijcke tempelen, ooc so dede hi maken aen die selue stede.vij.poorten ghenaemt na die.vij.planeten met.xc.torren, elcken torre.C.cubitus hoghe ende.xxx.dicke ende daer na so dede hy maken sijn coninclijc pallays in sulcker wijden, breedden ende grootten byna ongelouelic also elc sien mach in die Coronijcke van Belges, endealdus so was dese voorseyde stede van Belges byder destructie van Triere also die Philosophe seyt, die destructie vanden eenen, es die generatie vanden anderen ende weluaert. In deser wijs was die.coninc.Bauo seer gheureest ende ontsien van allen denghenen die ontrent hem lagen ende paelden sijn voorseyderijcke, totter riuiere vanden rijne, [fol. *v.r] ende omme te versterckene sijne alyancie, ten eersten als hy in desen voorseyde lande van herwaerts ouere, wten lande vanFrigien commende metten voorseyde.iiij.hertogen, princepale heren ende edelinghen vanden lande van Troyen ghelant was, so gaf hi elcken vanden voorseyde hertoghen te wijue, een vansijnder dochtere, ende gaf hem lieden liberteyt ende vryhedenomme te makende elc een stadt vp die pale van sinen rijcke ende vp die frontieren van Gaule bellijcque, als elc vandenhertoghen dede, want terwijlen dat hi.coninc.Bauo sijn voorseyde stadt van Belges dede maken, so dede elc vanhemlieden stichten eene stede, die si also haest volmaect hadden (ter plaetsen haerlieder gheconsenteert als huerlieder vader die sijneնolmaeckt hadde. Ende die eerste Hertoghe was ghenaemt Turguncius, die welcke sondeerde die stede van Tongheren vp die riuaige vander zee occiane, inden tijde van sinte Seruaes, dye bisschop van Triere was, ende neue vander maget Marien, ende Iesum hueren sone, gelijc sint Ian baptiste was, welc vertrecken bi myrakelen van sinte Seruaes ghebuerde. Die tweede hertoge was ghenaemt Mossenanus, ende dye passeerde duer tforeest van Ardennen, ende hi fondeerde die stede vanMets in Loreynen, vp die riuiere ghenaemt dye Mossele. Die derde Hertoghe was geheeten Morinen, die stichte dye stede in latijne geheeten Morinum, diemen nv heet Terruwane, in Picaerdien, dwelck te segghene es in latine terra vana, also gheintituleert byden Hunen gheseyt die hongersche, die die selue stede namaels destrueerden. Die vierde hertoge was geheeten Carineus, die welcke sijn ghestichte ende woninghe maecte vp grote riuieren, in meersschen ende marasschen, die welcke hi dede suueren, ende dede in die voorseyde marasschen ende meersschen fonderen eene stede vp pijlen, diemen hiet Carijne, dwelc nv Ghent heet, gheleghen binnen desen voorseyde landen van Vlaendren, ghestaen op drie grote riuieren, daer grote schepen in varen souden, met alle andere aderen die in die selue riuieren vergaderen, loopende mettenvoorseyde riuieren tot in die zee. Vp welcke riuieren Iulius Cesar die eerste keyser van Roome naer dye seuen hondert iaren een schoon Casteel maken dede, so ghi in dese naervolgende Coronijcke wel hooren sult. Dese voorseyde coninc Bauo als hi alle dinghengheordonneert hadde soe voren verclaerst staet, so intituleerde hy hem bouen den tijtele van sijnder conincklijcker maiesteyt, archidruide, dwelc also vele te seggen es, als prinche der priesteren, ende hooft vanden sacrificien, ende hy starf eerlic inden tijden als Sampson Iuge was ouer die kinderen van Israel, nae wiens ouerlijden, Bauo Belgineus sijn sone succerdeerde in sijn Conincrijc.xliiij.iaren, ten tijden als in Italieen regneerde Iulius excanus Eneas sone, die hi hadde by Ereusa wijlen coninc, Priamus dochtere, van Troyen, van welcken troncke, sichtent commen ende ghedescendeert es die voorseyde Iulius cesar, deerste monarchie vanden Romeynen, van hem beginsel nemende, daen of in deser Coronijcken wat van sijnder regnatie verclaerst wert, midts dat hy in dit voorseyde lant vanVlaendren sekere ghestichten hadde ghedaen maken, omme die van Lottrijcke, ende die van Gallen mede te dwinghene, so ghi int selue capittele hooren sult, maer omme die edele van desen lande te lauderene, dwelck men niet te vullen ghedoen en can, soot blijct byden hertoge Carineus fondatuer vander edelder stede Carinea, dwelc nv die machteghe stadt van Ghendt es, so dat voren verclaert staet, dat noch die ingheboren erfach teghe poorters ende borgheren vander stede, edel, ende vandenbloede der edelder Troyanen ghedescendeert sijn, want die gheslachten vander seluer stede hebben ten diueerschenstonden hueren here ende sijn landt ontsedt ghedaen yeghen die moghentheyt der Gallen, ende andere princhen, ende contrarie sijnde den seluen hueren here ende sijnen lande, soot hier naer in dye Coronijcke verclaert sal werden daert behooren sal, daer of ick noch swijchen wille, ende verclaerssen voort, hoe dat naer die.vij.hondert iaren dat dit voorseyde Landt hadde gheregiert gheweest byden edelen Troyanen, ende naer die regnatie van Alexander Coninck van Macedonien, heere van alle der weerelt, wiens rijcke onghestadich ende onlange duerende, tvoorseyde lant van Vlaenderen versocht was vanden lande van Vlaendren. |
[Het tweede Kapittel van deze proloog verklaart] Het tweede Kapittel van deze Proloog verklaart het dat het land van Vlaanderen eerste maak, lang voor de geboorte van onze Heer, na de vernieling van Troje door de edele Trojanen die gevlogen waren betimmerd en bewoond is geweest wel 700 jaar voor de geboorte van Julius Caesar. Te die tijden toen Abdon rechter was over de kinderen van Israel zo was er een prins genaamd Bavo van hoog Phrygia, neef van wijlen Priamus de koning van Troje van de moederlijke zijde, want hun moeders waren zusters, dus hij die Priamus zijn neef, raad, comfort en hulp gedaan had naar zijn macht tegen de Grieken en bevond dat hij voor niets en tevergeefs zijn neef gediend had en bekende bij de kunst van astronomie en andere geheime wetenschap, waarin hij zeer expert was, dat het edele geslacht van Troje zou ontworteld worden en te niet gaan in het land van Azië om geplant te worden in Europa en dat het voor niets was de Grieken te weerstaan, daartegen te steken en van die hem te menen wreken tegen de wil der goden dat ging contrarie de mensen. Dus dacht hem beter te zijn te buigen dan te breken en in gehoorzaamheid te nijgen dan ontwortelt en al geheel te niet te gaan in hardnekkigheid en te deze kunsten had hij hem beraden met diegene die hem goede raad gunden, beraad slaande en gereed om te zoeken andere landen en woonstee en liet achter en verliet zijn voorgezegde koninkrijk gelegen in de landen en onder het beheer van wijlen de Trojanen, wat sinds bij de Grieken vernield en te niet gedaan is. Deze koning Bavo van Frygie nam met hem alle schat die hij verzamelen kon en vermaande alle edele gegoede mannen en volk van zijn familie en berichtte hem dat ze met hem reizen zouden met hun schatten, indien ze hun welvaart bemin de, wat ze graag deden, want onder vele diverse edele mannen die zich bereid gemaakt hadden en elk met zijn schat zo waren daar 4 machtige hertogen die met die koning met hun schat en volk de reis aannamen, ook lieten ze achter hun landen en heerlijkheden gelegen onder die jurisdictie van wijlen het grote edele koninkrijk van Troje, welke verzameling van de edelen van de voorgezegde koning gegaan was en waren wel 200 schepen waarmee hij kwam op de zee van Hellespont en voer de de Middellandse Zee en passeerde de stroom [fol. iiij.v] van Marokko, ging om de kusten van Portugal en Spanje, ook de rivieroevers van Gallië, Normandië en Picardië en landde toen hij tijd en pas had op een zandig land, niet ver van het land dat nu heet Henegouwen en kwam aldaar bij wonderlijke avonturen als geleid te zijn van een witte wolf en volgde na het antwoord hem bij de goden geopenbaard, wat zeer lang was om te schrijven, daaro zo laat ik het gaan en gewaag me in de edele authentieke kroniek van de stad Belges, welke stad de voorgezegde Bavo eerst fundeerde en gaf het de naam Belges waarvan men zegt dat diezelfde stad was de hoofdstad van het edele land van Lotharingen, eensdeels gelegen in Brabant, in Vlaanderen en in Henegouwen en strekt tot bij de stad Doornik. Waarvan dat de Kronieken zeggen dat diezelfde stad Belges gemaakt was in de naam van de god Belus, vader van Nynus, koning van Babyloni of van Assyrie, die fundeerde de grote stad Ninove en hij was de eerste uitvinder van de afgoderij want hij liet consacreren de afbeelding en beeld van zijn vader Belus (en die liet hij zijn onderzaten aanbidden en liet dat beeld goddelijke reverentie doen, welke pest en zonde van ongeloof sinds gesproten is over de hele wereld tot de geboorten van onze heer Jezus Christus die ons de weg der waarheid met woorden en werken geleerd heeft, waarvan dat alle christen mensen hem dagelijks schuldig zijn te danken en te loven en dat God wil vergeven waar dat gebeurt. Nu om voorts onze Kroniek na te volgen en alle fouten te schuwen zo vind ik bij authentieke auteurs dat binnen dit land van Gaule blijkbaar waren in tijden voorleden de grote belangrijkste steden genaamd Belges waarvan de ene is Beauvais in Artois, in Het latijn genoemd Beluacum en in Julius Caesarՠs boeken Belloacum, de andere stad genaamd Belges is geheten Treues of Trier gelegen in Allemagne die de Koning Bavo te niet deed en vernielde omdat ze grote tribuut eisten, te weten duizend sanglieren, gezegd wilde zwijnen, duizend herten en 100 ossen en zeiden dat ze waren de soevereine van al deze landen van herwaarts over en zeiden grote dreigende woorden indien men hen die tribuut niet geven wilde en ze zouden de weigeraars alle tezamen ter dood brengen. Welke woorden van de Koning Bavo verstaan werden en antwoordde hen dat de Trojanen nooit tribuut gevers waren over de hele wereld, maar waren zelf gewoon van anderen ontvangen en tot die oorzaak alleen behoorden ze geen tribuut te geven die van Trier, maar beval zelf die van Trier dat ze hem van toen af voortaan en zijn koninkrijk van Belges in Lotharingen dezelfde tribuut geven zouden, uit welke oorzaak de oorlog rees tussen die twee partijen in zoՠn wijs dat die Koning Bavo won en vernielde de stad Trier, die zeer groot en machtig was toentertijd, en nadat hij het had laten plunderen liet hij het verbranden en hij bracht vandaar een onnoemelijke schat binnen stad van Belges en als victorieus brachten ook mede voor hun gevangenen de afgoden van Trier met al diegene daar men de altaar sacrificie mee deed waarbij van dag tot dag hun ongelovigheid en afgoderij groeide en meer dan tevoren want door die afgoden van Trier en door diegene die hij met hem eerst uit het land van Troje gebracht had zo liet hij maken binnen zijn nieuwe stad Belges 7 mooie wonderlijke tempels en ook zo liet hij maken aan die stad 7 poorten genaamd naar de 7 planeten met 1000 torens en elke toren 100 cubitus hoog en 30 dik en daarna zo liet hij maken zijn koninklijke paleis in zoՠn wijde, breedte en grootte dat het bijna ongelofelijk was alzo elk zien mag in de kroniek van Belges en aldus zo was deze stad Belges bij de vernietiging van Trier alzo de filosoof zegt de vernietiging van de ene is die destructie van de generatie van de andere en welvaart. Op deze manier was koning Bavo zeer gevreesd en ontzien van al diegene die omtrent hem lagen en paalden aan zijn rijk tot de rivier de Rijn [fol. v.r] en om te versterken zijn alliantie, ten eersten toen hij in deze landen van herwaarts over uit het land van Frigie kwam met de 4 hertogen, belangrijkste heren en edelen van het land van Troje geland was zo gaf hij elk van de hertogen tot wijf een van zijn dochters en gaf hen liberteit en vrijheden om elk te maken een stad op de palen van zijn rijk op de grenzen van Gaule bellijcque, zoals elk van de hertogen deed, want terwijl dat koning Bavo zijn stad van Belges liet maken zo liet elk van hen een stad stichten die ze alzo gauw volmaakt hadden (ter plaatse hen toegestemd als hun vader die de zijne volmaakt had. En de eerste hertog was genaamd Turguncius, die fundeerde de stad Tongeren op de oever van de zee oceaan in de tijde van Sint Servaas die bisschop van Trier was en neef van de maagd Maria en Jezus haar zoon gelijk Sint Jan de doper was, welk vertrekken bij mirakels van Sint Servaas gebeurde. De tweede hertog was genaamd Mossenanus en die passeerde door het bos van Ardennen en hij fundeerde de stad Metz in Lorraine op de rivier genaamd de Moezel. De derde Hertog was geheten Morinen en die stichtte de stad in Latijn geheten Morinum die men nu heet Terwaan, in Picardië, wat te zeggen is in Latijn terra vana, alzo getiteld bij de Hunnen gezegd in Hongaars die deze stad later vernielden. De vierde hertog was geheten Carineus die zijn stichting en woning maakte op grote rivieren, in meren en moerassen die hij liet zuiveren en liet in die moerassen en meren funderen een stad op pijlers, die men Carijne noemde, wat nu Gent heet, gelegen binnen deze landen van Vlaanderen en stond op drie grote rivieren waar grote schepen in varen zouden met alle andere aderen die in diezelfde rivieren verzamelen en liepen met de voorgezegde rivieren tot in de zee. Op welke rivieren Julius Caesar de eerste keizer van Rome na die zevenhonderd jaren een mooi kasteel maken liet zo ge in deze navolgende kroniek wel horen zal. Deze koning Bavo toen hij alle dingen geordend had, zo voor verklaard staat, zo betitelde hij hem boven de titel van zijn koninklijke majesteit, archidruide, wat alzo veel te zeggen is, als prins der priesteres en hoofd van de sacrificin en hij stierf fatsoenlijk in de tijd toen Samson rechter was over die kinderen van Israël, na wiens overlijden Bavo Belgineus, zijn zoon opvolgde in zijn koninkrijk 44 jaren, ten tijden toen in Italie regeerde Julius Excanus, de zoon van Eneas die hij had bij Ereusa, de dochter van wijlen koning Priamus van Troje, van welke tronk sinds komen en afgestamd is die voorgezegde Julius Caesar de eerste monarchie van de Romeinen en nemen van hem een begin waarvan in deze kroniek wat van zijn regeren verklaard wordt mits dat hij in dit land van Vlaanderen zekere stichtingen had laten maken om die van Lotharingen en die van Gallië mee te dwingen zo ge in hetzelfde kapittel horen zal, maar om de edelen van deze landen te prijzen, wat men niet te volle doen kan zo het blijkt bij de hertog Carineus stichter van de edele stad Carinea, wat nu die machtige stad Gent is dat voor verklaard staat, dat nog de ingeboren erfelijke tegen poorters en burgers van de stad edel en van het bloede der edele Trojanen afgekomen zijn want de geslachten van die stad hebben te diverse stonden hun heer en zijn land ontzet gedaan tegen de mogendheid van Gallië en andere prinsen en waren contrarie dezelfde heer en zijn land zo het hierna in de kroniek verklaard zal worden daar het behoren zal, waarvan ik nog zwijgen wil en verklaar voort hoe dat na die 700 jaren dat dit land had geregeerd geweest bij de edele Trojanen en na de regering van Alexander, koning van Macedoni, heer van de hele wereld wiens rijk ongestadig en kort duurde dat land van Vlaanderen verzocht was van het land van Vlaanderen. |
[fol. *v.v] [Nv suldi hooren hoe Iulius Cesar, omme tlant van Lottrijcke ende die gallen te bedwinghene] Nv suldi hooren hoe Iulius Cesar, omme tlant van Lottrijcke ende die gallen te bedwinghene, ter obedientie vandenRomeynen, in dit voorseyde lant van Vlaendren diueersche ghestichten gemaect heeft etc IN Loths tijden die.lxxvi.Iaer Baeliu ende Rechter was ouer dat volc van Israel, so quam eene dye Ianus ghenaemt was, dye een borch maecte, vp die stede daer nv Rome staet, ende dese borcht was Ianulus ghenaemt, ende Ianus was dye eerste coninck van Italieen, ende dit was hondert iaer ende.vij.na dat die kinderen van Israel door die roode zee ghegaen waren, doen Pharao met alle sinen scharen daer inne verdranc. Na Ianus quam vp die voorseyde plaetse regneren Saturnus dye wt Creta ghevloden was, ende naer hem regneerdere Picus, ende naer Picus regneerde Famus, ende nae Famus regneerde Latinus, ende in Latinus tijden wart die edele stadt van Troyen ghedestrueert vanden Griecken, ende doen so quam Eneas vanTroyen gheuaren in Italieen, ende daer so nam hi Latinus dochter tot eenen wijue, ende die.v.Coninghen dye voor Eneas haddengheweest, die hadden ontrent.C.ende.l.iaren gheregneert in Italieen. Dese Eneas stichte die stede van Pado, daer hi starf, endena Eneas, so wart sijn sone Ascanius coninc, ende dese coninck Ascanius temmerde in Italyen een groote stadt die Alba hiet, ende na Ascanius regneerden in dese stadt Alba.xiiij.coninghenachter een, ende dese.xiiij.coningen regneerden in Alba ontrent.iiijc.ende.xl.iaren, ende hier na so temmerde alder eerst die stadt van Roome Romulus, ende Remus sijnen broedere, ende doen doode Romulus sinen broeder Remus, ende also bleef Romulus alder eerst alleene regnerende, in die stadt van Rome. Ende na Romulus regneerden in Rome noch.vi.coningenontrent.ijc.ende.xl.iaren, ende doen so wert die.vij.ste.coninc.verdreuen, die ghenaemt was Tarquiniussuperbus, omme dies wille dat sijn sone Lucresiam vercracht hadde. Ende hierna so worden binnen Rome, ghecorenRaetsmannen oft Burghemeesteren, die Consules hieten, endedese Consules regierden Rome.iiijc.ende.lxiiij.iaren, tot dat Iulius cesar ofte Gayus quam die met foortsen die moghentheyt vanRome in nam, ende die alleene eerste here van Rome was, endeooc keysere, daer alle die Keysers afgecommen zijn, ende ooc die stede van ghent. Ende nae dat die Romeynen den.vij.sten.Coninc.van Rome verdreuen hadden soot voorsede es, doen coren si Raetsmannendie met eeren ende met grote vromicheyt dye stadt van Rome regieren souden, so dat Rome dat hooft vander weerelt was, ende int eerste iaer nae dat die coninghen verdreuen waren, doen so wart Brutus die eerste raetsman ghecoren, die den.coninc.Tarquinum selue verdreuen hadde, ende na hemworden ander raetsmannen ghecoren, die Rome.xl.iaer regierden, ende int.xl.ste iaer werden te Rome ghecoren.x.mannen, die decemviri ghenaemt waren, endedese.x.mannen regierden Rome. Ende int honderste ende.vi.iaren.xxxvi.iaer na dat die Coninghen van Rome verdreuen waren, doen coren die Romeynen weder eenen raetsman, die de stadt van Rome regierde, ende dese wart weder Consul ghenaemt, ende Cetillus was dye eerste Raetsman weder, ende na Cetillus regneerden te Rome, andere Consules achter een tot int.C.ende.xlviij.ste iaer, nae dat die Coninghenverdreven waren, ende doen coren die Romeynen Quintilium tot eenen regierdere, ende dese regierder wart Dictator ghenaemt, ende nae Quintilium regierden Rome andere dictatores achter een tot int.C.ende.lxxxvi.ste iaer. Ende doen so coren die Romeynen weder eenen Raetsman tot eenen regierdere, die Consul ghenaemt was, ende dese Raetsman dye was Papirius ghenaemt, ende na Papirius regierde Rome andere raetsmannen, achter een tot in dat.ijc.ende.xliiij.ste iaer, naer dat die coninghen veriaecht waren, ende in dat iaer werden te Rome twee Consules ghecoren, die Mannilius ende Regalus genaemt waren, ende alle iare waren te Rome twee nyeuwe consules ghecoren, die Rome regierden, tot int.ijc.ende.xcij.ste iaer naer der coninghen verdrijuinghe, ende vp desen tijt regierde Rome Publius Cornelius scipio, ende int.ijc.ende.xcviij.ste iaer regierde Rome Fabius maximus, endedese wart weder Dictator ghenaemt. Ende int iaer daer naer regierden Rome weder twee Consules, Lucius eraculius pau- [fol. *vi.r] lus ende Terencius varro, ende int iaer.iijc.endeiij.regierde Rome als een raetsman Leuinius ende Marcellus, endeint.iijc.ende.v.Iaer, Claudius Marcus ende Leuinius salinator ende int.iijc.ende.lxi.iaer, na dat die Coninghen verdreuenwaren, so wart Scipio affricanus raetsman ghecoren te Rome, ende int.iijc.endelxiij.iaer wart die ionge Scipio affricanusraetsman ende regierder van Rome ghecoren, endeint.iijc.ende.xcij.iaer, werden Metellus ende Posthumius raetsmans ende regierders te Rome ghecoren. Int iaer.iiijc.ende.iiij.na dat die coningen waren verdreuen, so waren Gayus Marcius ende Marius, tot raetsmannen enderegierders van Rome ghecoren. Int iaer.iiijc.ende.xxij.wart Silla met foortsen alleen raetsman ende regierder van Rome ghecoren. Int iaer.iiijc.xlix.wart Marcus Tullius Cicero raetsman ende regierder van Rome ghecoren. Int iaer.iiijc.ende.lviij.werden Pompeius ende Crassus tot regierders ende raetsmannen ghecoren. Int iaer.iiijc.ende.lxij.wart IuliusCesar ofte Gayus alleen heere ende Keyser van Rome, ende na hem sijnt ghebleuen Keyseren totten daghe van heden, die Rome alleene regeerden. |
[fol. *v.v] [Nu zal je horen hoe Julius Caesar om het land van Lotharingen en van Gallie te bedwingen.] Nu zal je horen hoe Julius Caesar, om het land van Lotharingen en Gallie te bedwingen, ter gehoorzaamheid van de Romeinen in dit land van Vlaanderen diverse stichtingen gemaakt heeft etc. In Loth’s tijden die 76 jaar baljuw en rechter was over dat volk van Israel zo kwam een die Janus genaamd was die een burcht maakte op de plaats waar nu Rome staat en deze burcht was Janulus genaamd en Janus was de eerste koning van Italie en dit was 107 jaar nadat de kinderen van Israel door de Rode Zee gegaan waren toen Farao met al zijn scharen daarin verdronk. Na Janus kwam op die voorgezegde plaatste regeren Saturnus die uit Kreta gevlogen was en na hem regeerde Picus en na Picus regeerde Famus en na Famus regeerde Latinus en in Latinus tijden werd die edele stad van Troje vernield van de Grieken en toen zo kwam Eneas van Troje gevaren in Italië en daar zo nam hij Latinus dochter tot een wijf en de 5 koningen die voor Eneas waren geweest die hadden omtrent 150 jaren geregeerd in Italie. Deze Eneas stichtte de stad Padua waar hij stierf en na Eneas zo werd zijn zoon Ascanius koning en deze koning Ascanius timmerde in Italie een grote stad die Alba heette en na Ascanius regeerden in deze stad Alba 14 koningen achter elkaar en deze 14 koningen regeerden in Alba omtrent 440 jaren en hierna zo timmerde allereerst de stad van Rome Romulus en Remus, zijn broeder, en toen doodde Romulus zijn broeder Remus en alzo bleef Romulus allereerst alleen regeren in de stad Rome. En na Romulus regeerden in Rome nog 6 koningen omtrent 240 jaren en toen zo werd de 7de koning verdreven die genaamd was Tarquinius Superbus, omdat zijn zoon Lucresia verkracht had. En hierna zo werden binnen Rome gekozen raadsmannen of burgemeesters die consuls heten en deze consuls regeerden Rome 480 jaren totdat Julius Caesar of Gayus kwam die met kracht de mogendheid van Rome innam en die alleen eerste heer van Rome was en ook keizer waar alle keizers van gekomen zijn en ook de stad Gent. En nadat de Romeinen de 7de koning van Rome verdreven hadden zo het gezegd is toen kozen ze raadsmannen die met eren en met grote dapperheid de stad Rome regeren zouden, zodat Rome dat hoofd van de wereld was en in het eerste jaar nadat de koningen toen zo werd Brutus de eerste raadsman gekozen die de koning Tarquinum zelf verdreven had en na hem werden ander raadsmannen gekozen die Rome 40 jaar regeerden en in het 40ste jaar werd te Rome gekozen 10 mannen die decemviri genaamd waren en deze 10 mannen regeerden Rome. En in het 106de jaar, 36 jaar nadat de koningen van Rome verdreven waren, toen kozen de Romeinen weer een raadsman die de stad Rome regeerde en deze werd weer consul genaamd en Cetillus was de eerste raadsman weer en na Cetillus regeerde te Rome andere consul achter elkaar tot in het 148 jaar nadat de koningen verdreven waren en toen kozen de Romeinen Quintilius tot een regeerder en deze regeerder werd dictator genaamd en na Quintilius regeerden Rome andere dictators achter elkaar tot in het 186ste jaar. En toen zo kozen de Romeinen weer een raadsman tot een regeerder die consul genaamd was en deze raadsman die was Papirius genaamd en na Papirius regeerde Rome andere raadsmannen, achter elkaar tot in het 244ste jaar nadat de koningen verjaagd waren en in dat jaar werden te Rome twee consuls gekozen die Mannilius en Regalus genaamd waren en alle jaren waren te Rome twee nieuwe consuls gekozen die Rome regeerden tot in het 292ste jaar na het verdrijven van de koningen en op deze tijd regeerde Rome Publius Cornelius Scipio en in het 298ste jaar regeerde Rome Fabius Maximus en deze werd weer dictator genaamd. En in het jaar daarna regeerde te Rome weer twee consuls, Lucius Eraculius Paulus [fol. vi.r] en Terencius Varro en in het jaar 303 regeerde Rome als een raadsman Levinius en Marcellus en in het 305ste jaar Claudius Marcus en Levinius Salinator en in het 356ste jaar nadat de koningen verdreven waren zo werd Scipio Africanus raadsman gekozen te Rome en in het 363ste jaar werd de jonge Scipio Africanus raadsman en regeerder van Rome gekozen eni het 392ste jaar werden Metellus en Posthumius raadsmannen en regeerder te Rome gekozen. In het 404de jaar nadat de koningen waren verdreven zo waren Gaius Marcius en Marius, tot raadsmannen en regeerders van Rome gekozen. In het jaar 422 werd Silla met kracht alleen raadsman en regeerder van Rome gekozen. In het jaar 449 werd Marcus Tullius Cicero raadsman en regeerder van Rome gekozen. In het jaar 458 werden Pompejus en Crassus tot regeerders en raadsmannen gekozen. In het jaar 462 werd Julius Caesar of Gayus alleen heer en keizer van Rome en na hem zijn het keizers gebleven tot de dag van heden die Rome alleen regeerden. |
Iulius die wart gesonden vanden Romeynen int duytsche lant ende in Gallieen, omme alle die natien vanden volcke onderdie subiectie vanden Romeynen te bringhene, ende Iulius die trac alder eerst met sinen volcke ende heyre ouer dat gheberchte van Italieen int duytsche lant, dat Alemanien ofte Germanien ghenaemt es, ende dit was ontrent Zwitserlant, endedaer dede hi een brugghe maken, daer hi met sijnen heyre, ouer den rijn in Gallieen trac, dat nv Vranckerijcke ghenaemt es, endeal hadden die duytschen ende Gallen veel nederlaghen ghehadt tegen die Romeynen, nochtans en was in Gallieen oft in duytschlant noeyt Romeyn ghecommen, omme die landen te beuechten. Ende doen die Gallen dat vernamen, dat Iulius cesar met groter macht in Galliea quam, so vergaderden si een heyr wt allen den landen van Gallieen, ende Germanien, om Iulius te beuechtene, eer hi ouer den rijn in Gallieen quame ende die Beauuoisijnen die Bellouagi genaemt waren, dye waren vp dien tijt die cloucste ende die machtichste van volcke die wt gheheel Gallieen ghecommen waren, ende waren wel.lxm.wtgelesen mannen sterc, die tegen Iulius Cesar quamen. Die Zwitsen endeSwanen die quamen van.xij.steden teghen Iulius cesar met.lm.mannen wel ghewapent, Nerrij die nv Tornasijnenghenaemt worden, quamen ooc met xlviijm.mannen ghewapent, dye van Atrecht ende die van Ambiens met den Artoysen, die brochten met hemlieden bet dan.xvim.mannen, van orloghen, Merapi quamen tegen Iulius cesar met.ixm.mannen, die Callenoysen die men nv Vlamingen noemt, die quamenmet.viij.duysent mannen, dye Vermendoysijnen brochten.xm.mannen, Cateli ende accuazij diemen nv Henewiers noemt, die brochten met haer.xviijm.mannen, ende Analoysen ende Tongry, diemen nv Brabantsoenen noemt, die brochten.xm.mannen. Adules Conclurses, Eburones, Ceroci, endeCenani, die Allemanen ofte hooghe duytschen ghenaemt waren, die brochten met haer.xlm.mannen van wapenen, ende alle dese voorseyde waren sterc.ijc.duysent ende.lxxxijm.wtgelesen mannen, die tegen Iulius Cesar quamen om hem te beletten, dat hi ouer den rijn niet passeren en soude, maer dese Gallen endeGermanen werden byna alle van Iulius cesar versleghen, also datter seer luttel ontuloden. Hier nae wert Iulius gheware dat die Barbaren wedergrote schare van volcke vergadert hadden van menich duysent, ende hier tegen so sant hi eenen Roomschen capiteyn, dye Gabba genaemt was, met.xij.Legioenen van Romeynen, endedese verslougen meer dan.xxxijm.mannen vanden Gallen oft Barbaren. Hierna so trocken die Aquitanien, die ouer die riuiere ghenaemt Gheroude woonden, ende wouden tegen Iuliusvechten, maer Iulius versloucher meer dan.xlviijm.mannen vanhaerlieder volcke, ende hier naer bereyden haer alle die Germanen die tusschen den rijn ende der elue woonden, omme Iulius Cesar te bestrijdene want si haer verlies cleyn achteden, ende teghen dese slouch Iulius so meneghen strijt dat hi meer dan vierwarf hondert duysent mannen ende.xl.duysent vanhaer verslouch, ende hier naer so ghecreech Iulius inne vele borghen ende steden in Gallieen, in Germanien. Ende hier naer so dede Iulius sijn brugghe voorseyt breken die hy ouer den Rijn hadde doen maken, ende hi quam met sijnder schare van volcken den Rijn afgheuaren, ende onder weghe so stichtede hi die stadt van [fol. *vi.v] Gulicke, ende doen dede hi Nymweghen maken, in Ghelderlant, tot een pale, ende teekenen dat hi al Gallen ende Germanien tot daer toe onder den Romeynen ghebracht hadde, ende alle dat lant dat beneden Nymweghen lach vp dien tijt Sassen ghenaemt, ende van Nymweghen so track Iulius ouer die mase, ende daer nam hy ooc al dat lant inne, ende hi maectet al den Romeynen onderdaen. Aldus so hadde Iulius gheconquesteert Almanien, Zassen, Zwauen, Zwitsen, Doringhen, Aquitanien, ende Gallieen, ende hi hadde bi hem eenen rudder die hiet Brabon, ende om dat hi desen rudder seere beminde soe maecte hi hem coninc vanDoringhen, ende van Agrippinen, dat nv Cuelen es, want Cuelen was doen die hooftstadt van Agrippinen. |
Julius die werd gezonden van de Romeinen in Duitsland en in Gallie om alle naties van volk onder het beheer van de Romeinen te brengen en Julius die trok aller eerst met zijn volk en leger over dat gebergte van Italie in Duitsland dat Allemagne of Germanië genaamd is en dit was omtrent Zwitserland en daar liet hij een brug maken waar hij met zijn leger over de Rijn in Gallie trok dat nu Frankrijk genaamd is en al hadden de Duitsers en Gallie veel nederlagen gehad tegen de Romeinen, nochtans was in Gallië of in Duitsland nooit een Romein gekomen om de landen te bevechten. En toen die van Gallie dat vernamen dat Julius Caesar met grote macht in Gallie kwam zo verzamelden ze een leger uit alle landen van Gallie en Germanie om Julius te bevechten eer hij over de Rijn in Gallie kwam en de van Beauvais die Bellovagi genaamd waren die waren op die tijd de kloekste en het machtigste van volk die uit geheel Gallië gekomen waren en waren wel 60 000 uitgelezen mannen sterk die tegen Julius Caesar kwamen. De Zwitsers en Zwaben die kwam van 12 steden tegen Julius Caesar met 50 000 mannen goed gewapend, Nerrij die nu Tornasijnen genaamd worden, kwamen ook met 48 000 mannen gewapend, die van Atrecht en die van Amiens met die van Artois die brachten met hen meer dan 16 000 mannen van oorlog, Merapi kwamen tegen Julius Caesar met 9 000 mannen, de Callenoisen die men nu Vlamingen noemt die kwamen met 8 000 mannen, die van Vermandois brachten 10 000 mannen, Cateli en Accuazij die men nu Henegouwers noemt die brachten met hen 18 000 mannen en Analoysen en Tongry, die men nu Brabanders noemt die brachten 10 000 mannen. Adules Conclurses, Eburones, Ceroci, en Cenani, die Allemagne of hoge Duitsers genaamd waren, die brachten met hen 40 000 mannen van wapens en al deze voorgezegde waren sterk 2882 000 uitgelezen mannen die tegen Julius Caesar kwamen om hem te beletten dat hij niet over de Rijn zou passeren, maar deze Galliers en Germanen werden bijna alle van Julius Caesar verslagen alzo dat zeer weinig ontkwamen. Hierna werd Julius gewaar dat de Barbaren weer een grote schaar van volk verzameld hadden van menige duizenden en hiertegen zo zond hij een Romeinse kapitein die Gabba genaamd was met 12 legioenen van Romeinen en deze versloeg meer dan 32 000 mannen van de Gallië of Barbaren. Hierna zo trokken die van Aquitani die over de rivier genaamd Gironde woonden en wilden tegen Julius vechten, maar Julius versloeg er meer dan 48 000 mannen van hun volk en hierna bereidden zich alle Germanen die tussen de Rijn en Elbe woonden om Julius Caesar te bestrijden want ze achtten hun verlies klein en tegen deze sloeg Julius zo menige strijd zodat hij meer dan viermaal honderd duizend en 40 000 van hen versloeg en hierna zo verkreeg Julius vele burchten en steden in Gallie en in Germani. En hierna zo liet Julius zijn brug afbreken die hij over de Rijn had laten maken en hij kwam met zijn scharen van volkeren de Rijn afgevaren en onderweg zo stichtte hij de stad [fol. vi.v] Gulik en liet hij Nijmegen maken in Gelderland tot een paal en teken dat hij al Gallie en Germanie tot daartoe onder de Romeinen gebracht had en al dat land dat beneden Nijmegen lag op die tijd Saksen genaamd en van Nijmegen zo trok Julius over de Maas en daar nam hij ook al dat land in en hij maakte alles aan de Romeinen onderdanig. Aldus zo had Julius veroverd Allemagne, Saksen, Zwaben, Zwitserland, Thüringen, Aquitanië en Gallië en hij had bij hem een ridder die Brabon heette en omdat hij deze ridder zeer beminde zo maakte hij hem koning van Thüringen en van Agrippina, dat nu Keulen is, want Keulen was toen de hoofdstad van Agrippina. |
Naer dat Iulius alle dese landen in sijn handen ghecreghen hadde, so quam hi nederwaerts, van ouer dye mase, met alle sijnen volcke tot in Vlaendren, dwelc doen hiet het woud sonder ghenade, ende hi quam ter plaetsen daer hi die leye ende die schelde vant, welcke plaetse hem wtnemende seer wel behaechde, ende hy vant daer een stercke stede, die daer voortijts byden Troyanen ghemaect was, ghenaemt Carinee, so voren geseyt es, aen die welcke stede hy aen dwest eynde dede een schoon ende sterc casteel maken, vp pijlen, want het een marasch was, ende midts dat hi die selue stede ghefondeert vant vp pijlen, noemde tvoorseyde casteel na hem Gayanda, so nv die stede vp den dach van heden ende sichtent die fondatie vandenseluen casteele geheeten es, want hy Gayes Iulius cesar ghenaemt was, ende naer dat hy tvoorseyde casteel volmaect hadde so dede hy buyten der voornomder stede ende casteele maken twee tempelen, daermen Mercurius den afgod aenbidden soude, dwelc nv die cloosteren ende Abdyen sijn vansinte Peeters ende sinte Baefs, ende in dese stadt so liet hy al sijn volc dat ter orloghe niet meer dienende was, ofte die met hemgheen armoede lijden en wilden. Ende van daer so track hi lancx der zee, omme meer lants te winnene, ende doen so stichte hy Lillebuc, dwelc nv sinte Maurissis kercke es te Rijssele, endeThorout, ende doen hiet Vlaendren twout sonder ghenaden endedaer woonde lancx te zee seer grote ruesen die Iulius alle verslouch, ende Iulius wan alle dye landen west van der zee. Ende also trac hy tot Bolonien ofte Beunen, ende hier na versach Iulius ouer die zee noch een lant dat groot Bretaengien ghenaemt was, dwelck datmen nv heet Inghelant, maer binnenden tijt dat hi te Buenen lach, so dede hi daer een sterc casteel maken, ende daer na so track Iulius ouere na Inghelant met alle sijne schare, daer hi tot twee reysen wederstaen was van dien volcke, so dat Iulius daer vele van sinen volcke doot liet, endekeerde weder na Buenen als hi daer een wijle tijts ghelegen hadde Doen quamen tot Agrippinen, dat es Cuelene bi Braboene voorseyde drie grote heren van Iulius cesars wege, met grote macht van volcke. Die eene hiet Brutus, dye andere Crassus, ende die derde die hiet Ecliopus, dye Brabon seer benijde, omme dat Iulius hem coninc ghemaect hadde van Doringhen, ende si seyden tot Brabon als dat si trecken wilden tot Iulius omme hembystant te doene, so dat Brabon met hemlieden track, ende si quamen te samen met haerlieder volcke tot Lueuene, dat nv Brabant es, ende daer stont eenen tempel daer die heeren denafgod Mars plaghen te gheloouene oft te aenbedene, maer eenege boecken orconden dat Brabon Iulius daer gheloefde endeeedt dede van des rijcx van Rome weghe, doen hi dat lant vanhem ontfinc. Ende doen so trocken dese .iiij.heeren voorseyde van daer den rechte wech naar Iulius, ende sy quamen lijdende door een lant dat vol riets stont, ende doen seyden die heeren, hier moet emmers van water bi wesen. Doen seyde daer een diet lant kende, dat daer by liep een riuiere die de Schelde hiet, ende dat daer vp die passaegie, daer si ouer moesten schepen woonde eenen ruese vp eenen torren, ende hy wachte daer den tol, want die ouer die schelde wouden sijn, die moesten daer laten die helft van hueren goede, ofte die dat ontvoerde die moester latenhaerlieder een hant. Die heren dit verhoorende seyden dat si den ruese beuechten moesten, doen so seyde Brabon dat hijt doen soude, dwelck hi dede, ende hy verslouch den ruese met groter pine ende arbeyt, ende slouch den reuse sijn een hant of, ende wierpse ontrent der haluer schelde, ende also verre als hi die hant wierp, also verre so behoort die schelde aen Brabant, ende van dier hantwerpinge, so [fol. i.r] heeft Antwerpen noch den name behouden. Ende doe die ruese doot was, so trocken die vier herenvoorseyde naar Iulius, ende als si quamen ter plaetsen daer nv Ghent staet, daer Iulius seer aen gewrocht hadde, dese plaetse voorseyde dye behaechde den heeren seer wel, seggende tot malcanderen, dat dat een seer wtnemende stercke plaetse was, ende daer vernamen si dat Iulius te Buenen lach, ende doen so trocken si daerwaert, ende als si daer quamen, was Iulius seer blijde van haerlieder comste. Ende corts daer na so trac Iulius ouer met sijne scharenvan volcke nae groot Brytaengien, dat nv Inghelant es, ende daer comende, so wart daer seer gheuochten ende bitterlick, endemet groten arbeyde ende pijne so verslouch hi hueren here endeconinck ghenaemt Cassibiliaen, ende hi maecte groot Brytaengien gheheel onderdaen den Romeynen, so dat si hem moesten tribuyt gheuen. Ende also wederomme keerende in Vlaendren daer hi vele Roouers vandt, die hy alle te nyeuten dede, ende hi slouchse alle doot, ende dat was ontrent thorout, ende hi gaf te dier plaetsen in Vlaendren schone preuilegien ende vryheden, ende daer vertrocken die heren, hoe dat Brabon den reuse versleghenhadde vp die schelde, daer dat riet stont, daer die ruese grotentol nam, ende hoe dat hi des ruesens hant gheworpen hadde in die schelde, ende hi trac metten heren ouer die schelde daer dentorre stont, daer die ruese woonde, daer nv tclooster van sinte Michiels staet Tantwerpen, ende Iulius dede daer maken een borch, ende hi maecte die plaetse ende die eerde heylich, naer die heydensche ende Roomsche manieren, ende hi maecte daer den coninc Brabon Marcgraue des helichs rijcx, ende om denhantwerp die Brabon wierp, so gaf hi der stadt den name Antwerpen, ende Iulius die gaf die wapene van Antwerpen een borch van siluere, int velt van kele, ende noch twee handen, ende noch voeren si vp den dach van heden, den tijttele, vanden Marcgraefschepe des helichs Rijcx, van des keysers van Roomen weghe |
Nadat Julius al deze landen in zijn handen gekregen had zo kwam hij nederwaarts over de Maas met al zijn volk tot in Vlaanderen, wat toen heette het woud zonder genade, en hij kwam ter plaatse daar hij de Leie en de Schelde vond, welke plaats hem uitnemend zeer goed behaagde en hij vond daar een sterke stad die daar voortijds bij de Trojanen gemaakt was, genaamd Carinee, zo voor gezegd is, aan welke stad hij aan de westkant een mooi en sterk kasteel liet maken op pijlers want het was een moeras en mits dat hij diezelfde stad gefundeerd had pijlers, noemde het kasteel naar hem Gayanda, zo nu die stad op de dag van heden en sinds de fundatie van dat kasteel geheten is, want hij was Gayes Julius Caesar genaamd en na dat hij dat kasteel volmaakt had zo liet hij buiten die stad en kasteel maken twee tempels waar men Mercurius de afgod aanbidden zou, wat nu de kloosters en abdijen zijn van Sint Petrus en Sint Baaf en in deze stad zo liet hij al zijn volk dat ter oorlog niet meer diende of die met hem geen armoede lijden wilden. En vandaar zo trok hij langs de zee om meer land te winnen en toen zo stichtte hij Lillebuc, wat nu Sint Mauris kerk is te Rijsel en Torhout en toen heette Vlaanderen het woud zonder genade en daar woonde langs de zee zeer grote reuzen die Julius allen versloeg en Julius won alle landen west van de zee. En alzo trok hij tot Bolonien of Boulogne-sur-Mer en hierna zag Julius over de zee nog een land dat groot Bretagne genaamd was, wat men nu noemt Engeland, maar binnen de tijd dat hij te Boulogne-sur-Mer lag zo liet hij daar een sterk kasteel maken en daarna zo trok Julius over naar Engeland met al zijn scharen waar hij tot twee keer weerstaan was van dat volk, zodat Julius daar veel van zijn volk dood liet en keerde weer naar Boulogne-sur-Mer waar hij een tijdje gelegen had. Toen kwamen tot Agrippina, dat is Keulen bij Brabon voorgezegd, drie grote heren vanwege Julius Caesars met grote macht van volk. De ene heette Brutus, de andere Crassus en de derde die heette Ecliopus die Brabon zeer benijdden omdat Julius hem koning gemaakt had van Thuringen en ze zeiden tot Brabon als dat ze trekken wilden tot Julius om hem bijstand te doen, zodat Brabon met hen trok en ze kwamen tezamen met hun volk tot Leuven, dat nu Brabant is, en daar stond een tempel daar de heren de afgod Mars plagen te geloven of te aanbidden, maar enige boeken verkondigen dat Brabon Julius daar beloofde en eed deed vanwege het rijk van Rome toen hij dat land van hem ontving. En toen zo trokken deze 4 heren vandaar de rechte weg naar Julius en ze kwamen gaan door dat land dat vol riet stond en toen zeiden die heren, hier moet immer water bij wezen. Toen zei daar een die het land kende dat daarbij liep een rivier die de Schelde heette en dat daar op de passage waar ze over moesten schepen woonde een reus op een toren en hij bewaakte daar de tol, want die over de Schelde wilden zijn die moesten daar laten de helft van hun goederen of die dat niet wilde die moesten er laten een hand. De heren die dit hoorden zeiden dat ze de reus bevechten moesten, toen zo zei Brabon dat hij het doen zou, wat hij deed en hij versloeg de reus met grote pijn en moeite en sloeg de reus zijn ene hand af en wierp het omtrent halfweg de Schelde en alzo ver als hij die hand wierp, alzo ver zo behoort de Schelde aan Brabant en van dat handwerpen zo [fol. i.r] heeft Antwerpen nog de naam behouden. En toen die reus dood was zo trokken die vier heren naar Julius en toen ze kwamen ter plaatse daar nu Gent staat, daar Julius zeer aan gewrocht had, deze plaats die behaagde de heren zeer goed en zeiden tegen elkaar dat het een zeer uitnemende sterke plaats was en daar vernamen en dat Julius te Boulogne-sur-Mer lag en toen zo trokken ze derwaarts en toen ze daar kwamen was Julius zeer blijde van hun komst. En kort daarna zo trok Julius over met zijn scharen van volk naar groot Bretagne, dat nu Engeland is, en toen hij daar kwam zo werd daar zeer gevochten en bitter en met grote moeite en pijn zo versloeg hij hun heer en koning genaamd Cassibiliaan, en hij maakte groot Bretagne geheel onderdanig de Romeinen zodat ze hem tribuut moesten geven. En alzo wederom kerende in Vlaanderen waar hij vele rovers vond die hij alle te niet deed en sloeg ze allen dood en dat was omtrent Torhout en hij gaf te die plaats in Vlaanderen mooie privilegies en vrijheden en daar vertelden de heren hoe dat Brabon de reus verslagen had op de Schelde waar dat riet stond daar de reus grote tol nam en hoe dat hij de hand van de reus geworpen had in de Schelde en hij trok met de heren over de Schelde daar de toren stond waar de reus woonde waar nu het klooster van Sint Michiel staat te Antwerpen en Julius liet daar maken een burcht en hij maakte de plaats en de aarde heilig, naar de heidense en Romeinse manieren, en hij maakte daar koning Brabon marktgraaf van het heilige rijk en vanwege het handwerpen die Brabon wierp zo gaf hij de stad de naam Antwerpen en Julius die gaf de wapens van Antwerpen een burcht van zilver in veld van keel en nog twee handen en nog voeren ze op de dag van heden de titel van het marktgraafschap van het heilige rijk vanwege de keizers van Rome. |
Binnen den tijden dat Iulius cesar hier in Vlaendren was, doen ter tijt geheeten dwout sonder ghenaden soot voorseyde es, so voer hy iaghen met sijnen heren, ende si iaechden eenen hert, die welcke als hi niet ontulieden en conste soo viel hi neder ter eerden voor Iulius cesar, ende weende tranen also dye hertenplegen alsse sien dat si steruen moeten. Doen nam Iulius denhert vp ende liet niet meer iagen, ende dede den seluen hert aendoen eenen gulden halsbant aen sijnen hals, die seer costelic was, ende vp den halsbant stont ghescreuen in griecsche letteren aldus Iulius cesar heeft mi gheuaen, maer door sijn edelheyt liet hi mi gaen, ende desen hert leefde na Iulius menich hondert iaren, want den bant was ghewassen in sijn vel, dat men den bant niet en bekende, doen hi ghecreghen was. Ende in dye selue reyse so quam Iulius te Lueuene, daer den tempel vanMars stont, daer die heren den afgod Mars plaghen te louene, ende ooc den Roomschen rijcke ghehoorsaem te geloue, endenoch so heeft die stadt den name daer af behouden, ende Iulius dye stichtede te Lueuen, eenen borch, ende van daer so trac hi met sinen volcke twee mijlen van daer, ende daer schoot hi eenen Arent, al vlieghende, ende noch so heet die plaetse daer of Aerschoet, ende Iulius maecte daer een Casteel, ende van daer so trac hi naer Rome, want hy hadde gehoort dat Pompeius endeCrassus hem seer sterc ghemaect hadden, omme hem te beuechtene ende te wederstane, want die Romeynen haddeneen statuyt gemaect, dat die regierders ofte capiteynen ouer dye.v.iaren hem niet absenteren en mochten ende midts dien so meenden Pompeius ende Crassus voorseyde hem te verdrijvene wt Rome. Dus so quam Iulius met alle sijne scharen van volcke yegen hemlieden. Daer wert wtnemende seer gheuochten endebitterlijck, ende na vele vechtinghen ende grote bloetstortinghen, so wan Iulius cesar den strijt, ende hadde victorie, ende Pompeius vloot in Egypten, ende Iulius track naer hem, maer Pompeius en dorste daer niet blijuen, ende vloot in Alexandrien daer hi onthooft wart, ende sijn hooft dat wart Iulius ghesonden. Van desen Pompeius leestmen dat hi.xxij.coninghenverwonnen hadde, maer na dat hi den tempel gods onteert hadde, so en street hi noeyt hy en wart verwonnen, endedesghelijcx Crassus die rechter van Syrien die den tempel gods beroofde, hi wart ghedoot met ghesmoltenen goude, dat hem in sijn kele ghegoten was. Vele exempelen vintmen van sulcken Tyrannen die de helege kercke, ende die ghee [fol. i.v] stelicheyt hem nyet en ontsien te onteerene, dat si versleghenworden, ofte anders quade doot steruen ketyuelicken. Aldus soe keerde Iulius, ende hi quam met machte binnen Rome dat hy wan sonder weere, ende hi wart daer ghemaeckt ende ghecoren, een eenich prinche te wesen vanden Romeynen, dat noeyt te voren gheweest en hadde, ende hi dede hemImperator noemen, ende doen en mochten die Senatoren gheen Consules meer maken, ende dit was.vijc.ende.xxij.iaren na dat die stadt van Rome eerst ghesticht was ende.iijc.ende.lxxix.iarennae dat die Coninghen wt Roome verdreuen waren ende Gayus Iulius Cesar, die eerste Keyser van Rome, en dede hem gheen coninck namen, maer Imperator ende Cesar Romanus, ende dit was int.iij.iaer vander regnacie van Cleopatre. Ende Iulius Cesar domineerde als Keysere van Rome, ontrent vijf iaren, ende na hem werden alle princhen van Rome Cesares geheeten oft keysers Iulius Cesar was van fatsoene hooghe ende lanc, blinckende ende wit van verwen, vol van aensichte, ende bruyn van ooghen, sterc ende dapper van leden, ende seer liberael, sijn rudderen seer goedende, ende ooc seer lief hebbende, hy was seer sober van drinckene, ende sonderlinghe vanden wijnen, ende in die speceryen en was hi niet seer sonderlinghe curioes, ende int wel spreken so ghinc hi met glorien alle menschen te bouen, ende hi maecte selue een costelijc boeck in latijne vansijnen gesten, ende die es noch ghenaemt Comentaria cesaris, welcken boec Cicero wter maten seer prijst Iulius Cesar conste alderhande wapenen ende peerdenwel hantieren, ende bouen alle sijn ondersaten mocht hi alder best arbeyt ende aermoede verdraghen, ende hi was die eerste in perijckele, die sijn volc in haren noode te hulpe quam, daer si verlast waren, ende dicwils so stont hi alleen vechtende tegenontallike vele andere lieden, ende die wech vloden die bracht hi weder omme int heyr, ende hi gaf sijne rudderen sulc eenenmoet, dat si dicwils vercreghen dat byna ommoghelic scheen, ende als sijn heyr vanden vyanden verscheyden was so wiste hi dat weder te vergaderen ende tot victorie te bringhene, ende hi strafte seere alle die ghene die onghetrouwe ende verradelic waren, ende nae die victorien so loonde hijt dicwils sijne Rudderen, na huere vromicheyt ende hi noemde sijn rudderen Commilitones, dats te seggen sijn medeghesellen, ende die wapenen van sijnen rudderen die dede hi costelick verchierenmet goude, ende met siluere, omme dat si te vromelijcker vechten soude, ende te nauwer toe sien souden dat sise niet en verloren, ende hier omme so was hi van sijnen rudders seere bemint ende ooc ontsien, ende si en waren niet veruaert hoe groot een macht yeghens hemlieden quam. Ende voor Iulius Cesars doot so ghebeurder vele wonderlijcke teekenen, die vele te lanc waren om scriuen. Dese Iulius Cesar hadde een lange tijt gheregneert eer hy Keyser wart, ende hy was so clouc ende so vroom, dat sijn handen ende sijn herte byna ommoghelijcke dingenvermochten, in manier van spreken, hi hadde binnen sijnentijde gehadt.lij.strijden, daer of hi alle die victorie hadde, want hy maecte den Romeynen onderdanich, geheel Spaengien, Aragoen, Cecilien, Italieen, Almanien, geheel Gallieen, groot Brytaengien, dat es Inghelant, ende noch groote menichte van anderen landen. So ghebeurtdet als hi ontrent den.v.iaren Keyser gheweest hadde, soot voorseyde es, so ghinc Iulius Cesar int capitolium, ende daer wart hem in sijn hant ghegeuen eenen brief, daer in ghescreuen stont, hoe dat Cassius ende Brutus wt waren omme hem doot te stekene, ende desen brief was noch in Iulius hant ghevonden als hi doot was, niet open ghedaen sijnde, ende daer so wort hi ghedoot van Cassius ende Brutus voorseyde, ende dit gheschiede bi conspiratie, omme dieswille dat hy alleene Prinche sijn woude. Ende dit was ontrent.xl.iaer eer Christus gheboren was, ende daer naer so wart Augustus Keyser, die de doot van Iulius Cesar sijnen oom wrekende was. Ende inden tijde van dese Keysere Augustus, so was Ihesus Christus onser alre salichmaker gheboren vander reynder maghet Marie Amen. Hier eyndet die Prologhe. [fol. ij.r] |
Binnen de tijd dat Julius Caesar hier in Vlaanderen was, toentertijd geheten het woud zonder genade, zo ging hij jagen met zijn heren en ze joegen op een hert die toen het niet ontkomen kon zo viel het neer ter aarde voor Julius Caesar en weende tranen alzo de herten plegen als ze zien dat ze sterven moeten. Toen nam Julius het hert op en liet niet meer jagen en liet het een gouden halsband aan zijn hals aan doen die zeer kostbaar was en op de halsband stond geschreven in Griekse letters aldus; ‘Julius Caesar heeft me gevangen, maar door zijn edelheid liet hij me gaan’ en dit hert leefde na Julius menige honderd jaren want de band was gegroeid in zijn vel zodat men de band niet herkende toen het gekregen was, En in dezelfde reis zo kwam Julius te Leuven waar de tempel van Mars stond daar de heren de afgod Mars plagen te loven en ook het Roomse rijk gehoorzaamheid te beloven en nog zo heeft die stad de naam daarvan behouden en Julius die stichtte te Leuven een burcht en vandaar zo trok hij met zijn volk twee mijlen vandaar en daar schoot hij een arend al vliegend en nog zo heet die plaats daarvan Aarschot en Julius maakte daar een kasteel en vandaar zo trok hij naar Rome, want hij had gehoord dat Pompejus en Crassus zich zeer sterk gemaakt hadden om hem te bevechten en te weerstaan, want de Romeinen hadden een statuut gemaakt dat de regeerders of kapiteins zich over 5 jaren niet absent mochten zijn en mits dien zo meenden Pompejus en Crassus hem te verdrijven uit Rome. Dus zo kwam Julius met al zijn scharen van volk tegen hen. Daar werd uitnemend zeer gevochten en bitter en val veel vechten en grote bloedstorting zo won Julius Caesar de strijd en had victorie en Pompejus vloog in Egypte en Julius trok naar hem, maar Pompejus durfde daar niet te blijven en vloog in Alexandri waar hij onthoofd werd en zijn hoofd werd Julius gezonden. Van deze Pompejus leest men dat hij 22 koningen overwonnen had, maar nadat hij de tempel Gods onteerd had zo streed hij nooit of hij werd overwonnen en dergelijks Crassus de rechter van Syrie die de tempel Gods beroofde, hij werd gedood met gesmolten goud dat hem in zijn keel gegoten was. Vele voorbeelden vindt men van zulke tirannen die de heilige kerk en de geestelijkheid [fol. i.v] zich niet ontzien te onteren zodat ze verslagen worden of andere kwade ellendige dood. Aldus zo keerde Julius en hij kwam met macht binnen Rome dat hij won zonder verweer en hij werd gemaakt en gekozen een enige prins te wezen van de Romeinen dat nooit tevoren geweest was en hij liet hem Imperator noemen en toen mochten de senatoren geen consuls meer maken en dit was 722 jaren nadat de stad Rome eerst gesticht was en.379 jaren nadat de koningen uit Rome verdreven waren en Gayus Julius Caesar, die eerste keizer van Rome, en liet hem geen koning noemen, maar Imperator en Caesar Romanus en dit was in het 4de jaar van de regering van Cleopatra. En Julius Caesar domineerde als keizer van Rome omtrent vijf jaren en na hem werden alle prinsen van Rome Caesars geheten of keizers Julius Caesar was van vorm hoog en lang blinkend en wit van kleur, vol van aanzicht en bruin van ogen, sterk en dapper van leden en zeer liberaal, zijn ridders zeer goed en ook zeer lief had, hij was zeer sober van drinken vooral van de wijn, en in de specerijen was hij niet zeer bijzonder curieus en in het wel spreken zo ging hij met glorie alle mensen te boven en hij maakte zelf een kostbaar boek in Latijn van zijn avonturen die nog genaamd is Commentaria Caesaris, welke boek Cicero uitermate zeer prijst. Julius Caesar kon allerhande en paarden goed hanteren en boven al zijn onderzaten kon hij het allerbeste arbeid en armoede verdragen en hij was de eerste in moeilijkheden die zijn volk in hun nood te hulp kwam waarmee ze belast waren en vaak zo stond hij alleen vechtend tegen ontelbaar vele andere lieden en die weg vlogen die bracht hij wederom in het leger en hij gaf zijn ridders zo ծ moed zodat ze vaak kregen wat bijna onmogelijk scheen en als zijn leger van de vijanden gescheiden was zo wist hij dat weer te verzamelen en tot victorie te brengen en hij strafte zeer al diegene die ontrouw en verraderlijk waren en na de victorie zo beloonde hij het vaak zijn ridders naar hun dapperheid en hij noemde zijn ridders Commilitones, dat is te zeggen; ‘mijn medegezellen, en de wapens van zijn ridders die liet hij kostbaar versieren met goud en met zilver omdat ze te dapper vechten zouden en te nauwer toezien zouden dat ze die niet verloren en hierom zo was hij van zijn ridders zeer bemind en ook ontzien en ze waren niet bang hoe grote macht tegen hen kwam. En voor Julius Caesars dood zo gebeurden er vele wonderlijke tekens die veel te lang waren om te schrijven. Deze Julius Caesar had een lange tijd geregeerd eer hij keizer werd en hij was zo kloek en dapper dat zijn handen en zijn hart bijna onmogelijke dingen vermochten, in manier van spreken, hij had binnen zijn tijd gehad 52 strijden waarvan hij alle de victorie had, want hij maakte de Romeinen onderdanig, geheel Spanje, Aragon, Sicilie, Italie, Allemagne, geheel Gallie groot Bretagne, dat is Engeland, en nog grote menigte van andere landen. Zo gebeurde het toen hij omtrent 5 jaren keizer geweest was zo ging Julius Caesar in het Capitool en daar werd hem in zijn hand gegeven een brief waarin geschreven stond hoe dat Cassius en Brutus er op uit waren om hem dood te steken en deze brief was nog in Julius hand gevonden toen hij dood was en was niet opengedaan en daar zo werd hij gedood van Cassius en Brutus en dit geschiedde bij samenzwering, omdat hij alleen prins zijn wilde. En dit was omtrent 40 jaar eer Christus geboren was en daar zo werd Augustus keizer die de dood van zijn oom Julius Caesar wreekte. En in de tijd van deze keizer Augustus zo was Jezus Christus onze aller zaligmaker geboren van de reine maagd Maria. Amen. Hier eindigt de Proloog. [fol. ij.r] |
Dits die genealogye van vranckerijck waer huut dat Vlaendre eerst ghesproten es, waer of die Edele Coronijcke hier naer volght. [ALs die stadt van Troyen ghedestrueert was vanden Griecken] ALs die stadt van Troyen ghedestrueert was vanden Griecken],, bet dan.xx.m. personen daer ongheselgiert, ouerbleuen waren met haren wijfs ende kinderen, waer of die principaelste warenPriamus die sone van Frigius, sone vander dochtere vandengroten Priamus coninc van Troyen, Francio ende Anthenor sine neuen. Eneas Frigius broedre ende Turquatus, dese quamen alle te schepe Ende stichteden die Stadt van Venegen in die zee, binnen tijden sy so seere vermenichden van volcke, so dat si hemlieden deelden. Ende Eneas behielt Ytalien. Turquatus voer te Effesien, ende hietet naer hem Turckye francie, Pryamus endeAnthenor met.xiij.duysent volcx voeren in thende van Bulgherien, by den broucken ende meerschen van meotidis vp die dunauwe, ende stichteden daer die stede van Sycambren, van dier stede hieten si Sycambrianen. Ende omme dat sy waren vanden Remenante ofte ouerbliuen van Troyen, hietmense troyanen. Ende van Franciso huer lieder Capiteyn hietmense Fransoysen. Ende als si alle doodt waren, die Sycambren stichteden, die naer commers van hemlieden ordonneerden dat huerlieder hooftman ende hertoghe heeten soude Pryamus, ter weerdicheyt vanden groten Pryamus, coninc van Troyen, omme dat si alle Troyanen waren, ende van Troyen ghedescendeert. Anno domini.CCC.ende.lxxxij.binnen der Keyseren Gracianus ende Valencianus tijden, die van Allanen rebelleerden yeghens die Romeynen, ende sy en wilden den Keysers gheen tribuut betalen. Ende die Keyser Valenciaen seyde tot den Sycambrianen, wilden si die Allanen dwinghen met densweerde, dat si quamen ter obediencie vanden keysers van Roomen, men soude hem lieden franck ende vry maken thien iaer langh, van allen lasten, ende van allen settinghe endetrybuten. Die Sycambrianen nament aen, ende vochten yeghendie Allanen, so dat sijse brochten ter obediencie vandenRomeynen. Ende daeromme hietmen die SyncambrianenFrancken. Ende daer naer so quamen sy wonen vp den Rijn, ende maecten die stadt van Franckeuoort. Ende binnen proces van tijden, so conquesteerden si tlandt van Gallen, datmen nv Vranckerijcke heet. Ende oock Camerijcke, Kuelen, Triere, Mets, Orlyens, Amyens, ende al langhedock, Tourreyne. Garsscoenge, Nerbone, Prouencen, ende Bourgoengne. Dye Capiteynen die de Allanen verwonnen, waren Pryamus ende Anthenor. |
Dit is de genealogie van Frankrijk waaruit dat Vlaanderen eerst gesproten is waarvan de edele kroniek hierna volgt. Toen de stad Troje vernield was van de Grieken bleven er meer dan 20 000 personen daar onoverwonnen toen over gebleven waren met hun wijven en kinderen waarvan de belangrijkste waren Priamus, de zoon van Frigius, zoon van de dochter van de grote Priamus koning van Troje, Francio en Anthenor, zijn neven. Eneas, de broeder van Frigius, en Turquatus, deze kwamen allen te scheep. En stichtten de stad Venetie in de zee, binnen tijden vermenigvuldigden ze het zo zeer van volk zodat ze zich deelden. En Eneas behield Italie. Turquatus voer te Efeze en noemde het naar hem Turkije Francie, Priamus en Anthenor met13 000 volk voeren in het einde van Bulgarije bij de broeken en moerassen van Meotidis op de Donau en stichtten daar de stad Sycambren, van die stad heten ze Sycambrianen. En omdat ze waren van de Remanente of overlevenden van Troje, noemde men ze Trojanen. En van Franciso hun kapitein noemde men ze Fransen. En toen ze allen doodt waren die Sycambren stichtten die nakomelingen van hen ordonneerden dat hun hoofdman en hertog heten zou Priamus, ter waardigheid van de grote Priamus, koning van Troje, omdat ze allen Trojanen waren en van Troje afkomstig. Anno domini 382 binnen keizer Gracianus en Valencianus tijden rebelleerden de Alanen tegen de Romeinen en ze wilden de keizers geen tribuut betalen. En Keizer Valencianus zei tot de Sycambrianen, wilden ze de Alanen dwingen met het zwaard zodat ze kwamen tot onderdanigheid van de keizers van Rome, men zou hen frank en vrij maken tien jaar lang van alle lasten en van allen omslagen en tributen. De Sycambrianen namen het aan en vochten tegen de Alanen zodat ze hen onder het beheer van de Romeinen brachten. En daarom noemt men de Syncambrianen Franken. En daarna zo kwamen ze wonen op de Rijn en maakten de stad Frankfort. En binnen proces van tijden zo veroverden ze het land van Gallie dat men nu Frankrijk heet. En ook Kamerijk, Keulen, Trier, Metz, Orleans, Amiens en heel Languedoc, Gascogne, Narbonne, Provence en Bourgondie. De kapiteins die de Alanen overwonnen waren Priamus en Anthenor. |
Hier naer volcht die Genealogie van hem lieden, ende hoe langhe dat sy Rengneerden. [fol. ij.v] EErstpryamus Hertooghe, dye Rengneerde xi.iaer. Anthenor Hertoge rengneerde. xij.iaer. Marcomirus Dux Pryamus sone, rengneerde xl.iaer. Somno Dux Antenors sone, rengneerde. xxxix.iaer. Ferramundus Dux Marcomirus sone rengneerde.xij.iaer. Hi was deerste coninc Ende wan Gallieen metten sweerde, endedede Gallieen heeten Vranckerijck. Hi starf Anno domini.cccc.xliiij. Hi was een heyden ydolatre. Clodius Rex Ferramundus sone, rengneerde.xx.iaer. Hy wan Camerijcke, Amyens, ende Doornicke. Meroueus die edele coninc ende prinche van wapenen, hi was des conincx Clodius neue Van hem quamen endedescendeerden alle die coninghen van Vranckerijcke, tot denconinc Puppijn toe. Hy rengneerde.ix.iaer. Ende starf Anno domini.cccc.ende.lxxiiij. Cilderick wan Kuelen, Triere, Orliens, Angiers. Hy rengneerde.ix.iaer, ende was ofghestelt om sijne luxurie endeouerspeels wille. Ende die Romeynen stelden eenen Coninc in sine stede ghenaemt Egidius Romanus. Hy rengneerde.viij.iaer, ende wardt doot ghesleghen. Ende die voornomen Cilderick wardt weder coninck, ende wan veele Landtscapen, endebeterde seere die crone van Vranckerijcke. Hi was coninc onder voren ende naer xxiij.iaer.hi starf int iaer ons heeren.cccc.ende.v.hi ende alle sijn voorsaten waren heyden ydolatren. Clodoueus deerste kersten coninc was gedoopt van sinte Remigius te Ryemen. hy rengneerde.xxx.iaer. Lotharius cloddoueus sone rengneerde.L.iaer.hi starf anno domini.cccc.lxxxv Cilpericus Lotharius sone, rengneerde.xxiiij.iaer.hi starf anno domini.vic.ix. Die coninginne Fredegundis sijn wijf bedreef ouerspel met eenen Ruddere die den coninc Cilpericus doot slouch. Lotharius Cilpericus sone, rengneerde.xl.iaer, ende hi leyde den conincx stoel te Parijs, dye daer te voren altoos ghestaen hadde te Soyson. Hy starf int iaer.vic.xlix. Ende onder hembegonst eerst die heerscappie van den Foreeste van Vlaenderen, so ghi corts hyer naer int langhe ghedeclareert sult hooren. Dagobert Lotharius sone, sandt sint Loy in tforeest vanVlaendren, omme Vlaendren te bekeerene, tot den Kerstene ghelooue. Ende hy stichtede te Brugghe sinte Saluators kercke, inde Eere van sinte Wulfrant. Clodoveus Rex xvi. Theodericus xviij. Clotarius xvij Cildericus xix Theodericus xx. Clodueus xxi. Cildebertus Monacus Rex xxij. Dagorbertus. F. Cildericus monex. Xxiij. Cilpericus xxiiij. Lotharius xxv. Cilpericus xxvi. Theodericus xxvij Cildericus monex xxviij. Ende hier es huute Moreueus gheslachte. Ende sichtent den voorseyde gheslachte, so sijn Coninghenvan Vranckerijcke gheworden, Puppinius die eerste. Karolus magnus die.ij.Lodouicus pius die.iij.Karolus caluus die.iiij. Hier laten wi dit, ende willen beghinnen die Coronijcke, ende die hystorie vanden Foreestiers. Ende vanden Grauen van Vlaendren etc. [fol. iij.r] |
Hierna volgt de genealogie van hen en hoe lang dat ze regeerden. [fol. ij.v] Eerst Priamus Hertog, die regeerde 11 jaar. Anthenor, hertog, regeerde. 12 jaar. Marcomirus Dux, zoon van Priamus, regeerde 40 jaar. Somno Dux, zoon van Antenor, regeerde. 39 jaar. Ferramundus Dux, de zoon van Marcomirus regeerde 12 jaar. Hij was de eerste koning en won Gallie met het zwaard en liet Galie Frankrijk heten. Hij stierf anno domini 444. Hij was een heiden aanbidder. Clodius Rex, de zoon van Ferramundus, regeerde 20 jaar. Hij won Kamerijk, Amiens en Doornik. Meroveus die edele koning en prins van wapens, hij was de neef van koning Clodius. Van hem kwamen en stammen af alle koningen van Frankrijk tot koning Pepijn toe. Hij regeerde 9 jaar en stierf anno domini 474. Childerik won Keulen, Trier, Orleans, Angers. Hij regeerde 9 jaar en werd afgezet vanwege zijn wulpsheid en overspel. En die Romeinen stelden een koning in zijn plaats genaamd Egidius Romanus. Hij regeerde 8 jaar en werd dood geslagen. En die voornoemde Childerik werd weer koning en won vele landschappen en verbeterde zeer de kroon van Frankrijk. Hij was koning tevoren en erna 23 jaar en stierf in het jaar ons heren 405 al zijn voorgangers waren heidense aanbidders. Was de eerste christen koning en gedoopt van Sint Remigius te Reims. Hij regeerde 30 jaar. Lotharius, de zoom van Clodoveus, regeerde 50 jaar en stierf anno domini 485. Chilperik, de zoon van Lotharius, regeerde 24 jaar en stierf anno domini 609. De koningin Fredegundis, zijn wijf, bedreef overspel met een ridder die koning Chilperik dood sloeg. Lotharius, de zoon van Chilperik, regeerde 40 jaar en hij verlegde de koningsstoel te Parijs die daar tevoren altijd gestaan had te Soissons. Hij stierf in het jaar 649. En onder hem begon eerst de heerschappij van het Foreest van Vlaanderen zo ge kort hierna in het lang verklaard zal horen. Dagobert, de zoon van Lotharius, zond sint Eloi in het bos van Vlaanderen om Vlaanderen te beketrn tot het Christen geloof. En hij stichtte te Brugge Sint Salvator kerk in eer van Sint Wulfrandus. Clodoveus Rex 16. Theodericus 18. Chlotarius 17. Childerik 19. Theodericus 20. Clodoveus 21. Childebert Monacus Rex 22. Dagobert. F. Childerik monex. 23. Chilperik 24. Lotharius 25. Chilperik 26. Theodericus 27. Childerik monex 28. En hier is uit het geslacht van Moroveus. En sinds dat geslacht zo zijn koningen van Frankrijk geworden, Pepijn de eerste. Karel de Grote die 2de, Lodewijk de heilige de 3de, Karel de kale 4de. Hier laten we dit en willen beginnen de kroniek en de historie van de boswachters. En van de graven van Vlaanderen etc. [fol. iij.r] |
Hier beghint die Coronijcke, ende dye hystorie vanden foreestiers. Ende vanden Grauen vanden Lande van Buc, twelck men nv heet Vlaendren. ANno Domini als men screef.vic.en.xxi.in dien tijden dat Deus dedit was paeus te Rome. Ende die roomsche Keyser hiet Eradius, die welcke dat heylighe cruce ons heren wan vandenconinc Cosdre, die hy doot slouch vp die Ryuiere vander Dunauwe. Ende ten seluen tijden so regneerde in Vranckerijcke die coninc Lotharius Cilperijcx sone, die welcke was de vierde Kersten coninc van Vranckerijcke, als ghi hier voren hebt ghehoort. |
Hier begint de kroniek en de historie van de boswachters. En van de graven van het land van Buc, wat men nu Vlaanderen noemt. Anno Domini toen men schreef 621 was in de tijden dat Deus Dedit paus (Bonifatius de 5de) was te Rome. En de Roomse keizer heette Eradius die dat heilige kruis van onze Heer won van koning Cosdre die hij dood sloeg op de rivier de Donau. En terzelfder tijd zo regeerde in Frankrijk koning Lotharius, de zoon van Chilperik die vierde Christen koning van Frankrijk was zoals ge hier voren hebt gehoord. |
[ Van Lyederic zalewaerts sone, die welck was, den eersten foreestier van Vlaendren, ende hoe hi den Ruese versloech] Van Lyederic zalewaerts sone, die welck was, den eerstenforeestier van Vlaendren, ende hoe hi den Ruese versloech. Ende hoe hi Ydonea Sconincx van Vranckrijcx dochter troude, waer af hi ghecreech.xv.sonen ende drie dochteren. Dat eerste Capittel, IN dyen tijden was een vroom behendich man van wapenen, ende een foreestier vanden wilden ende tamme beesten, wyens name was Lyederick van Lylelez Buc, die welcke was die eerste foreestier, Heere ende Prinche int woudt ende wildernisse sonder ghenaden, twelc eerst waeruen hiet tlant van Buc, ende nv esment heetende tlandt van Vlaendren. Dese voorseydeLiederic was Zalewaerts sone, die Prinche was van Digoen die hi hadde by Ermegarde, dye vrauwe was van Roussilioen. Dese liederic verslouch eenen harden groten Reuse, die welc hiet Fynaerdt Ende was een wreedt fel tyrandt binnen den lande vanBuc voorseyde. Ende de voornomm Liederick die slouchene doot voor sijn casteel. Twelck men heet Lilelez buc, dats te segghen Rijssele neffens Vlaendren, welc voorseyde casteel es nv sinte morissis kercke. Ende Liederick wan dit voorseyde casteel met crachte, ende veriaechde alle tghesinne van den voorseydeReuse Fynaerdt, ende wan sinen schat. Dit wordt vernomenende bekendt van alle den volcke wonende binnen den voorseyde landen van Buc, want si warens seer blijde. Endetvolck al ghemeene, quam tot Liederick, begheerende dat hy wilde werden huerlider beschermere here ende prinche, het welc hi accepteerde ende wort huer lieder kersten prinche endeforestier int voorseyde landt, nv elcke was vul Roouers ende vul dieuen ende moordenaers, die welcke hy alle dede hanghen aen boomen. Het gheuiel in tander iaer van Liedericx regemente dat eenen maderant van Bourgoengen met sinen neue Madonus van Poytiers, ende Zwijnchaert van Partenay ontschakeden vrau Ydonea des conincx Lotharius van Vranckerijcke dochtre. Endehi meendese te voeren in Inghelandt. Als dese voorseyde heerenquamen tusschen Noble dat nu Atrecht heet ende Doornicke so worden si onderlinghe cabbelende ende vechtende, endeZwijnchaert van Partenay stac Madon van poytiers doot Ende daer omme vrau Ydonea beual haren waghenare dat hi voere altoos duere, ende als sy gheuaren quam vp ontrent een groote mijle den casteele van Lylelez buc, doen quam Lyederick der vrauwen Ydonea te [fol. iij.v] ghemoete, ende hy hadde gheuanghen eenen hert. |
[ Van Liederick, de zoon van Zalewaert die de eerste boswachter was van Vlaanderen en hoe hij de reus versloeg] En hoe hij Ydonea de koningsdochter van Frankrijk trouwde waarvan hi j 15 zonen en drie dochters kreeg. Dat eerste Kapittel, In die tijden was een dappere handige man van wapens en boswachter van de wilde en tamme beesten wiens naam was Liederick van Lylelez Buc die de eerste boswachter was en heer en prins in het woud en wildernis zonder genade, wat eerst heette het land van Buc en nu noemt men het land van Vlaanderen. Deze Liederick was de zoon van Zalewaert, die prins was van Dijon, die hij had bij Ermegarde die vrouw was van Rousillon. Deze Liederick versloeg een erg grote reus die Fynaerdt heette. En was een wrede felle tiran binnen het land van Buc. En Liederick die sloeg hem dood voor zijn kasteel. Wat men Lilelez Buc noemde, dat is te zeggen Rijsel neffens Vlaanderen, welk kasteel nu is Sint Mauritius kerk. En Liederick won dit kasteel met kracht en verjoeg het hele gezin van de reus Fynaerdk, en won zijn schat. Dit werd bekend van al het volk dat woonde binnen de landen van Buc, want ze waren zeer blijde. Ent het volk algemeen kwam tot Liederick en begeerde dat hij wilde worden hun beschermer heer en prins, wat hij accepteerde en werd hun christen prins en boswachter in dat land. Nu was dat vol rovers en vol dieven en moordenaars die hij allen liet hangen aan bomen. Het gebeurde in het volgende jaar van Liederickՠs regiment dat een maaier van Bourgondie met zijn neef Madonus van Poitiers en Zwijnchaert van Parthenay schaakten vrouw Ydonea de koningsdochter van Lotharius van Frankrijk. En hij meende haar te voeren in Engeland. Toen deze heren kwamen tussen Noble, dat nu Atrecht heet, en Doornik zo werden ze onderling kabbelend en vechtend en Zwijnchaert van Parthenay stak Madon van Poitiers dood. En daarom beval vrouw Ydonea haar wagenaar dat hij altijd doorreed en toen ze aankwam omtrent een grote mijl van het kasteel van Lylelez Buc toen kwam Liederick de vrouw Ydonea [fol. iij.v] tegemoet en hij had een hert gevangen. |
Ende liederic dochte dattet moest een edel vrauwe sijn, hi vraechde haer oft haer gheliefde met hem te treckene tot sinen Casteele, si was seere verblijt, hoe wel si was met drucke van herten bevaen, omme dat die Prinche van Poytiers doot was, ende sy in tcasteel commende so beual sy den wagenare ende huer twee camerieren dye met huer van Parijs quamen, dat si Liederic niet segghen en souden wie dat si ware ofte van waer dat si quamen. Liederic die edele baroen ontfinck dese edele vrauwe weerdelike ende seer eerlijcke. Ende si vernachtede aldaer met hueren gheselschepe, sy vraechde Liederic oft hy gheen wijf en hadde. Hi antwoorde noch niet, want mijn auentuere vanhuwen en quam noch niet, hy vraechde, Wie dat sy was ende van wanen dat si quam ende werwaert dat si meende te treckene, doen seydese dat huer vader was een edel man vanhoogher gheboorten. Ende een ioncprinche van vreemden landen, hadde mi so lief ende meende mi te leedene in Inghelandt, ende al daer mi te trauwene. Ende tusschen Ryuiere twelcmen nv heet duway ende der stede van Doornicke daer wordt hi doot ghesleghen ende also quamt toe dat ick sijn gheselschap moeste laten, ende lieten mi achtere, also ghy mi in mijnen osbaer saecht, ende ghy mi beweghet hebt gode lof. Endeweet dat ic nemmermeer in mijns vaders yeghenwoordighede en soude durren commen, ende ic en sa[l] nemmermeer thuyswaert gaen, ic sal lieuer dienen ghelijc eenen dienstwijue. Liederic vraechde haer om haren name, ende of s[i] kersten ware, sy antwoorde mijn kerste[n] name was ydonea, doe vraechde Lieder[ic] [fol. iiij.r] waeromme sy nemmermeer en meende weder tot haer vader te treckene, noch tharen lande. Ende dat sy lieuer dienstwijf huer leuen lanc bliuen soude. Doen vraechde hy huer, oft haer gheliefde bi hem te blijuene niet om een dienst ionckwijf te sine, maer als sijn weerde lief, omme sijn goedt ende sijn casteel wel te achter warene, ende bi gheualle noch te wordene sijn ghetraude wijf, ende ghetrauwede kijnderen bi hem te hebbene Sy seyde vermocht ick bi hu te wesen een iaer of twee, ic hope in gode dat hu mijnen dienst wel behaghen soude. Ende aldus so bleef vrau ydonea by Liederic, ende huer camerieren vertrocken, maer sy en dorsten te Parijs niet weder omme trecken. maer den waghenare voerde die camerieren in eenenwaghene te partenay int lant van poytau Ende int wech varen huuten casteele van Lilelez buc, die waghenare seide tot Liedericke. Och edele here ende lieue weerdt hanteert doch dese vrauwe wel ende eerlijcke, het es also edele een maecht van gheboorten ende kersten als eenighe vrauwe tusschen hier endeprusen oost, ende spaengen west Liederic en begeerde gheen ander wijf dan ydonea. Ende hi ghecreech bi haer binnenxij.iaren.xv.cnapelijcke kijnderen, ende ooc drie dochteren. Nota. vp feestelijcke daghen so drouch vrau ydonea cleederen van dierbaer baldekin met goude besaeyt. Maer Liederic drouch eenen keerle van graeuwen burckelschen lakene. Ende al sine kijndren omme dat si edel waren vander moederlijcker zijde, daer omme dede Liederic sine kinderen maken ondersnedencleederen Aen die rechter zijde van ruden graeuwen lakene, ende aen dander zijde van baldekin met goude duersaeyt. Nota. |
En Liederick dacht dat het een edele vrouw moest zijn en vroeg haar of het haar geliefde met hem te trekken tot zijn kasteel, ze was zeer verblijd, hoewel dat ze met druk van het hart bevangen was omdat de prins van Poitiers dood was en toen ze in het kasteel kwamen zo beval ze de wagenaart en haar twee kameniersters die met haar van Parijs kwamen dat ze Liederick niet zeggen zouden wie dat ze waren of vanwaar dat ze kwamen. Liederick, die edele baron, ontving deze edele vrouw waardig en zeer fatsoenlijk. En ze overnachtte aldaar met haar gezelschap en ze vroeg Liederick of hij geen wijf had. Hij antwoordde nog niet, want mijn avontuur van huwen kwam nog niet, hij vroeg wie dat ze was en vanwaar dat ze kwam en werwaarts dat ze meende te trekken. Toen zei ze dat haar vader was een edelman van hoge geboorte. En een jonge prins van vreemde landen had me zo lief en meende me te leiden in Engeland en aldaar me te trouwen. En van de Ryviere wat men nu Dowaai noemt en de stad Doornik daar werd hij dood geslagen en alzo kwam het toe dat ik zijn gezelschap moest verlaten en liet me achter, alzo ge me in mijn draagstoel zag en ge me meegenomen hebt, God lof. En weet dat ik nimmermeer in mijn vaders tegenwoordigheid zou durven komen en ik zal nimmermeer huiswaarts gaan, ik zal liever dienen gelijk een dienstwijf. Liederick vroeg om haar naam en of ze christen was, ze antwoordde mijn christelijke naam was Yydonea. Toen vroeg Liederick [fol. iiij.r] waarom ze nimmermeer meende weer tot haar vader te treken nog tot haar land. En dat ze liever dienstwijf haar leven lang blijven zou. Toen vroeg hij haar of het haar geliefde bij hem te blijven niet om een dienstmaagd te zijn, maar als zijn waardige lief, om zijn goed en zijn kasteel goed te bewaren en bij toeval nog te worden zijn getrouwde wijf en getrouwde kinderen bij hem te hebben. Ze zei, mag ik bij u wezen een jaar of twee, ik hoop bij God dat u mijn dienst wel behagen zou. En aldus zo bleef vrouw Ydonea bij Liederick en haar kameniersters vertrokken, maar ze durfden niet wederom naar Parijs te trekken, maar de wagenaar voerde die kameniersters in een wagen te Parthenay in het land van Poitou. En in het gaan uit het kasteel van Lilelez Buc zei de wagenaar tot Liederick. Och edele heer en lieve waard, hanteer toch deze vrouw goed en fatsoenlijk, he is een alzo edele maagd van geboorte en christen als enige vrouw tussen hier en Pruisen oost en Spanje west. Liederick begeerde geen ander wijf dan Ydonea. En hij kreeg bij haar binnen 12 jaren 15 jongetjes en ook drie dochters. Nota. Op feestelijke dagen zo droeg vrouw Ydonea kleren van dure zijde met goud bezaaid. Maar Liederick droeg een overkleed van grauw Burkels laken. En al zijn kinderen, omdat ze zo edel waren van de moederlijke zijde, daarom liet Liederick zijn kinderen maken kleren van verschillende kleuren, Aan de rechterzijde van ruw grauw laken en aan de andere zijde van kostbare zijde met goud doorzaaid. Nota. |
Int iaer ons heren.vic.ende xxvi.sandt den coninc lotharius sinte amant die bisschop was van Mastricht, in Lottrijcke, ende in Vlaendren, om te prekene tkersten ghelooue. Ende comende vp die schelde te Ghendt, de wijfs wierpen naer hem met coeschitten, ende andre vuylicheden. Ende hi wordt dicwil inde Schelde ghesteken om te verdrinckene, hy bekeerde tlandt van Vlandre al omme ouer die schelde, ende dat int iaer.vic.xxvi. Als Ydonea.xiiij.iaren by Liederic ghesijn hadde. Die coninc dochte eens in sinen droom daer hy lach en sliep, als dat hi iaghede vijf daghen lanck naer eenen witten hert, ende inden vijfsten daghe worde hi gheuanghen in een foreest, die iaghere diene vijngh die hadde binnen sinen belokene van sijnder wuensten eenenschoonen Rooseboom, die welcke doe hadde.xv.de schoonste roosen die seere wel roken, ende drie schoone ghespende niepkine. Ende den coninck den rooseboom ansiende ende hem dochte dat hy niet blijdere en hadde gesijn binnen sinen leuene. Ende als hi ontwaken was, hi gaf te kennene tvysioen van sinen drome, so dat hem was gheraden te gane iaghene. Ende aldoe wast een lettel ghesneeut int beghinsel vander maent vansporcle, ende die coninc was te Soyson. des morghens hi disponeerde hem ter iacht te gane. Ende hi in eenen busch comende aensach hi eenen al te grooten vreeselicken hert, de welcke liep altoos noordtwaerdre. Ende die coninc Lotharius reedt altijt achter met sinen peerde des andren daechs dye coninc Lotharius verloos al sijn volc, ende vp den derden dach die coninc verwisselde sijn peerdt, te Doornicke, ende hi nam sommeghe lieden met hem als hi ontrent.iij.mijlen hadde ghereden si saghen den hert de welcke liep te Rijssele waert. Ende die coninck reedt altijdt achter den hert. Endetgheselschap dat hem volchde huut Doornicke si verloren den coninc ende reden weder omme te Doornicke waert, de coninck Lotharius sach noch den hert ende hem dochte dat hi sach een casteel, ende daer omme stack hi sinen hoorne, ende peinsde ware daer eenich edelman, hi sal huten casteele commen, Liederic sadt vp sijn peerdt horende den hooren vanden coninc ende nam sinen hooren aen sinen hals, ende buten sinen casteele commende, hy siet den hert die seere mat ende moede was, ende Liederick vinckene met sinen honden endeduerstackene met sinen spiete, dye coninck Lotharius die quamdaer toe ghereden daer Liederic den hert ghedoot hadde. Endeelck groetende den andren. Liederick vraechde den coninc wie hi was, hi seyde hi was een ruddre Fransoys die hadde vijf daghen lanc dien hert altoos gheiaecht, ende hi hadde alle sine ghesellen verloren. Doen seyde Liederic, och edel vriend ende he [fol. iiij.v] re comt met ons vp ons casteel, ende midts dat ghy desen hert hebt gheuolcht vijf oft ses daghen lanc, comt ende rust hu vijf oft ses daghen wi willen blijde sijn ende vanden hert eten ende wel te ghemake wesen. Die coninc in tcasteel comende, dye vrauwe.Ydonea was seer versaecht omme dat sy Lotharius hueren vader sach van vreesen soe bedeech si sieck ende wordt ligghende te bedde. Den coninck ter tafelen gaende endeaensiende die xv.knechten, ende die drie dochterkins, hi vraechde wiens kijnderen het waren. Liederick seyde god heeftse mi verleent bi eenen vreimden wijue. Ende bi huer so heb ic.xviij.kijnderen ghehadt binnen.xiiij.iaren. Ende dicwils twee kijnderen te gader. Dye coninck vraechde waer omme hebben si ondersneden cleederen. Ende dat beste laken es aen de luchter sijde, ende het behoort bet ende waerschuldich te sine aende rechter sijde. Liederick seyde vriendt omme dat mijnvrauwe es edelder dan icke ben, daer omme hebbic den kijnderen aende luchter sijde ghedaen maken baldekin, endeaende rechter sijde grouf laken als ic draghe. Die coninc wordt seer merckende vp die kijnderen, want si hadden alle die vysonomye vander moedere. Die coninc vertelde hem endewardt segghende hets leden ontrent.xv.of xvi.iaer dat mijndochter ontscaect was van den Prinche van poytiers, maer waer dat si toe belende en constic noyt gheweten, dese kijnderenhebben alle so wel de vysonomye van mijnder dochter. Och edel vriendt ende lieue weerdt sal ic die moeder van desen kijnderen niet moghen sien. Liederic en wiste niet dat sijn gast was die coninc van Vranckerijcke, ende vadre van sinen wijue EndeLiederic sprack den coninc toe segghende, ic sal mijn wijf die moeder van desen kijnderen doen commen, ende men ghinck om haer, maer si en wilde niet commen. Liederic ghijncker selue omme, daer si lach vp huer bedde weenende seere Hi seide haer dat si quame ter tafele, si seyde dat en dadic niet om aldat goedt dat in eerderijcke es, want hu gaste dat es mijn vadere, den groten Lotharius coninc van Vranckerijcke. Liederick was seere in sijnder herten verwondert, want hi en conste binnen.xv.iaren voor leden die sy met hem ghewoont hadde noyt van huer gheweten wie dat huer vader was. Lyederic ghinck totten coninck segghende dat si sieck te bedde lagh. Die coninck vraechde al noch van wanen dat sijn wijf was, hi seyde ende hi swoer den coninck dat hi binnen.xv.iaren dat si te samen ghesijn hadden van haer noyt en conste gheweten van wanen datse was, noch ooc wie huer vader was, of van wat gheslachte dat si was. Doen vraechde die coninc hoe es hueren name. Liederic seyde, si heet ydonea. Die coninc seyde, so eest ydonea mijn eyghen dochtere, sonder twijfle Doen seide die coninc tot Liederic. Ic gheefse hu tot eenen wettelijcken wijue. Ende wil hu prince maken van al dese landen hier ontrent ghelegen. Ende ic vergheue hu alle mesdaet dat ghi bi huer geweest hebt sonder tconsent van mi, of van onsen maghen. Die coninck Lotharius wildese emmer sien, eer hi drincken of eten soude. EndeLiederick leede den coninc ten bedde daer Ydonea lach, so stond si vp van hueren bedde, ende wellecomde hueren lieuen vadre, ende al daer seyde si hem alle de gheuaernesse, hoe dat si aen den heere Liederic gherochte. Die coninc maecte blijde chiere ende bleef aldaer.x.daghen lanc, ende men ontboodt al dese naeruolghende steden, als Doornicke, dye van Noble dewelc men nv Atrecht heet. Ende die vander Ryuiere dat nv duway es. Dese quamen al in Liedericx casteel, tot den coninc Lotharius. Ende die coninc gaf sijnder dochter Liedericke den foreestier teenen wettelijcken wijue, in de presencien vandenprincipaelsten ende de edelste ende eerlijcste van Doornicke, Ryuiere ende Noble. Ende men hielt daer een costelijcke feeste ende brulocht vijf daghen lanc gheduerende. Ende dye ter brulocht quamen gauenghiften ter weerdicheyt van hueren vadre den coninck Lotharius van Vranckerijcke. Ende die coninc maecte Liederic Prinche ende Here ende Foreestier, van alle den steden vanSommenoble totter noordt zee, in presencien van alle den ghenen die ter feesten vander brulocht ghecommen waren. Dit waren die steden daer Liederick heere of ghemaect wordt. Eerst Sommenoble, Vermandoys, Nyelle, Aryen, Beunen, Seclijn, Ryuiere, Lylelez buc [fol. v.r] |
In het jaar ons heren 626 zond koning Lotharius Sint Amant die bisschop was van Maastricht in Lotharingen en in Vlaanderen om te preken het christen geloof. En toen hij op de Schelde kwam te Gent wierpen de wijven naar hem met koeienstront en andere vuilheid. En hi j werd vaak in de Schelde gestoken om te verdrinken, hij bekeerde het land van Vlaanderen al om over de Schelde en dat in het jaar 626. Toen Ydonea 14 jaren bij Liederick geweest was dacht de koning eens in zijn droom waar hij lag en sliep als dat hij jaagde vijf dahen lang op een wit hert en op de vijfde dag wordt het gevangen in een bos, de jager die het ving die had binnen het beslotene van zijn woonstee een mooie rozenboom die toen wel had 15 van de mooiste rozen die zeer goed roken en drie mooie gespeende bottels. En de koning zag de rozenbom aan en hij docht dat hij niet blijder was geweestt binnen zijn leven. En toen hij wakker werd gaf hij het visioen van zijn droom te kennenzodat hem aangeraden was te gaan jagen. En toen had het wat gesneeuwd in het begin van februari en de koning was te Soyson. ‘s Morgens maakte hij zich klaar ter jacht te gaan. En toen hij in een bos kwam zag hij een al te groot vreselijk hert die altijd noordwaarts liep. En koning Lotharius reed altijd achter met zijn paard. De volgende dag verloor koning Lotharius al zijn volk en op de derde dag verwisselde de koning zijn paard te Doornik en hij nam sommige lieden met hem en toen hij omtrent 3 mijlen had gereden zagen ze het hert wat liep te Rijsel waart. En de koning reed altijd achter het hert. En het gezelschap dat hem volgde uit Doornik verloor de koning en reden terug naar Doornik en koning Lotharius zag nog het hert en dacht dat hij een kasteel zag en daarom stak hij zijn hoorn en peinsde was daar enige edelman, hij zal uit het kasteel komen. Liederick zat op zijn paard en hoorde de hoorn van de koning en nam zijn hoorn aan zijn hals en toen hij buiten zijn kasteel kwam zag hij het hert die zeer mat en moe was en Liederick ving het met zijn honden en stak het door met zijn spies. Koning Lotharius die kwam ertoe gereden daar Liederick het hert gedood had. En elk groette de andere. Liederick vroeg de koning wie hij was en hij zei dat hij een Franse ridders was die vijf dagen lang altijd op het hert had gejaagd en hij had al zijn gezellen verloren. Toen zei Liederick, och edele vriend en heer [fol. iiij.v] kom met ons op ons kasteel en mits dat ge dit hert hebt gevolgd vijf of zes dagen lank, kom en rust u vijf of zes dagen, we willen blijde zijn en van het hert eten en goed te gemak wezen. De koning die in het kasteel kwam was vrouw Ydonea zeer bang omdat ze Lotharius haar vader zag van vrees en zo veinsde ze zeik en ging te bed. De koning ging ter tafel en kek naar de 15 jongetjes en de drie dochtertjes en vroeg wiens kinderen het waren. Liederick zei; ԇod heeft ze me verleend bij en vreemd wijf. En bij haar zo heb ik 18 kijderen gehad binnen 14 jaren. En vaak twee kinderen tezamen. De koning vroeg; ‘Daarom hebben ze kleren van verschillende kleur. En dat beste laken is aan de linker kant en het behoort beter en schuldig te zijn aan de rechter zijdeծ.’Liederick zei; ‘Vriend, omdat mijnvrouw ededer is dan ik ben, daarom heb ik de kinderen aan de linkerzijde laten maken kostbare zijde en aan de rechterzijde grof laken zoals ik draag. De koning ging zeer op de kinderen letten want ze hadden allen de fysionomie van de moeder. De koning vertelde hem en zei; het is geleden omtrent 15 of 16 jaar dat mijn dochter geschaakt was van de prins van Poitiers, maar waar ze heenkwam kon ik nooit weten, deze kinderen hebben allen zo goed de fysionomie van mijn dochter, ‘och edele vriend en lieve waard, zal ik de moeder van deze kinderen niet mogen zien.’Liederick wist niet dat zijn gast de koning van Frankrijk was en vader van zijn wijf. En Liederick sprak de koning toe en zei; ‘Ik zal mijn wijf de moeder van deze kjnderen laten komen en men ging om haar, maar ze wilde niet komen. Liederick ging er zelf om waar ze lag op haar bed en weende zeer. Hij zei daar dat ze ter tafel kwam en ze zei dat doe ik niet om al het goed dat in aardrijk is want uw gast dat is mijn vader, de grote Lotharius koning van Frankrijk. Liederick was zeer verwonderd in zijn hart want hij kon binnen 15 jaren voor leden die ze met hem gewoond had nooit van haar weten wie dat haar vader was. Liederick ging tot de koning en zei dat ze ziek te bed lag. De koning vroeg al nog vanwaar dat zijn wijf was, hij zei en zwoer de koning dat hij binnen 15 jaren dat ze tezamen gewest waren van haar nooit kon weten vanwaar dat ze was, nog ook wie haar vader was of van wat geslacht dat ze was. Toen vroeg de koning hoe is haar naam. Liederick zei; ze heet Ydonea.’ De koning zei; ‘Zo is het Ydonea mijn eigen dochtere, zonder twijfel. Toen zei de koning tot Liederick. ‘Ik geef haar u tot een wettig wijf. En wil u prins maken van al deze landen hier omtrent gelegen. En ik vergeef u alle misdaad dat ge bij haar geweest geweest bent zonder mijn toestemming of van onze verwanten. De koning Lotharius wilde haar immer zien eer hij drinken of eten zou. En Liederick leidde de koning te bed daar Ydonea lag, zo stond ze op van haar bed en verwelkomde haar lieve vader en aldaar zei ze hem al het gevaar hoe dat ze aan de heer Liederick raakte. De koning maakte blijde sier en bleef aldaar 10 dagen lang en men ontboodt al deze navolgende steden, als Doornik, die van Noble wat men nu Atrecht heet. En die van de Ryviere dat nu Dowaai is. Deze kwamen allen in Liederick kasteel tot koning Lotharius. En de koning gaf zijn dochter Liederick de boswachter tot een wettig wijf in presentie van de belangrijkste en de edelste en eerlijckte van Doornik, Ryviere en Noble. En men hield daar een kostbaar feest en bruiloft die vijf dagen lang duurde. En die ter bruiloft kwamen gaven giften ter waardigheid van hun vader de koning Lotharius van Frankrijk. En de koning maakte Liederick prins en heer en boswachter van alle steden van Sommenoble to de Noordzee in presentie van alldiegene die ter feest van de bruiloft gekomen waren. Dit waren de steden waar Liederick heer van gemaakt werd. Eerst Sommenoble, Vermandois, Nijvel, Arin, Boulogne-sur-Mer, Seclin, Ryviere, Lylelez Buc (Brugge) [fol. v.r] |
Blondijn, Brughstoc, Aerlebeke Buysen Dese feeste vander brulocht ghedaen sijnde ende daer alle saken vulcommen, die coninc Lotharius beual Liederic bouen allen dinghen dat hi dat foreest van Vlaendren, ende alle die steden ende landen, daer hi hem here of ghemaect hadde, houden soude in sijne rechtueerdicheyt. Ende ouer elcken recht vonnesse streckende. Also wel vp den rijcken als vp den armen, also wel ouer die edele als ouer tscamel ghemeente, Twelcke hi den coninc beloofde te doene. Ende hy swoert hem niet achter te latene. Ende dede daer manschip den coninc Lotharius, van al tgene dat hi van hem ontfanghen hadde, voor al dat volc, dat daer ter brulocht commen was. Ten.xi.daghe naer dat die coninc Lotharius seer weerdichlic ontfanghen gheweest hadde, so heeft hi orlof ghenomen aen sine dochtre omme te Parijs waert te treckene. Ende dye van Doornicke hem seere grote weerdicheyt bewijsende, ende hem met groten dienste bi waren, ouermidts dancbaerheden huute dien dat Cilperick des conincx Lotharius vadre hadde ghedaen eerst fonderen onser Vrauwenkercke te Doornicke, hier bi gheleeden sy hem met state al tot Parijs toe. Ende Liederic nam.vij.van sinen oudtsten sonen eerlickengehabytueert, ende si voeren met haren vadre, ende met harengrootheere te parijs waert. Nota. dat die van parijs haren coninc hadden ghedaen soucken, ende hadden ducht dat hy vandenwilden beesten verbeten hadde gheweest. Ende die coninc in parijs commende alle dat volc van parijs was seere verblijdt ende toochden hem blijde wellecomme, ende men reedt yeghens hem met blijden ghelate, ende daer wordt ouer al ghehoort alle dye maniere, hoe den coninc Ydonea sijn dochtre gheuondenhadde, ende dat sy van.xv.cnapelijcke kinderen moeder was, vanden welcken die.vij.oudtste sonen met Liedericke huerenvadre binnen Parijs present daer bijden coninc waren. Daer omme ordonneerde den coninck een groote feeste, ende dede beroupen een Ioostement ter weerdicheyt van Liedericke. Endedaer hadde Liederic in dat ioostement die eere, den danck, endeden prijs, als die alder sterckste, ende die vroomste Prinche vanhem allen.die in dat ioostement waren, [fol. v.v] |
Blondijn, (?) Brugstok (Brugge), Harelbeke, Buysen (?). Toen dit feest van de bruiloft gedaan was en daar alle zaken volkomen beval koning Lotharius Liederick boven alle dingen dat hij dat bos van Vlaanderen en alle steden en landen waar hij hem heer van had gemaakt houden zou in zijn rechtvaardigheid. En over elk recht vonnis strekken. Alzo wel op de rijken als op de armen, alzo wel over de edele als over de arme gemeente. Wat hij de koning beloofde te doen. En hij zwoer het niet na te laten. En deed daar manschap aan koning Lotharius van al hetgeen dat hij ban hem ontvangen had voor al dat volk dat daar ter bruiloft gekomen was. Ten 11de dag nadat koning Lotharius zeer waardig ontvangen geweest was zo heeft hij verlof genomen aan zijn dochter om te Parijs waart te trekken. En die van Doornik bewezen hem zeer grote waardigheid en hem met grote dienst bij waren vanwege dankbaarheid uit die dat Chilperick de vader van koning Lotharius had gedaan eerst te funderen onze Vrouwenkerk te Doornik, hierdoor begeleiden ze hem met staat al tot Parijs toe. En Liederick nam 7 van zijn oudste zonen fatsoenlijk gekleed en ze voeren met hun vader en met hun grootvader te Parijs waart. Nota. Dat die van Parijs hun koning hadden laten zoeken en vreesden dat hij van de wilde beesten verbeten was geweest. En toen de koning in Parijs kwam was al het volk van Parijs zeer verblijd en toonden hem blijde welkomst en men reed tegen hem met blij gelaat en daar werd overal gehoord de manier hoe de koning Ydonea zijn dochter gevonden had en dat ze van 15 jongetjes moeder was waarvan de 7 oudste zonen met Liedericke hun vader binnen Parijs present daar bij de koning waren. Daarom ordoneerde de koning een groot feest en liet beroepen een steekspel ter waardigheid van Liederick. En daar had Liederick in dat steekspel de eer, de dank en de prijs als de allersterkste en de dapperste prins van hen allen die in dat steekspel waren. [fol. v.v] |
ende men houeerde daer.viij.daghen lanck ende men hielter grote feeste, die Heren, Princhen, ende menich Edel Baroen, vergifteden Liederic, ende sinen.vij.kijnderen, die met hem te Parijs ghecommen waren, welcke Heeren ende vrauwen sondenschoone ende costelicke ghiften der schoonder bruudt Ydonea, des conincx van Vranckerijcke dochtre. Ende Dagobert des voorseyde Conincx Lotharius sone, der schoonder Ydonea broedre was ouer blijde, omme dat sijn lieue sustre aldus leuende gheuonden was, ende veele te meer omme die schoone ende vrome kinderen die van huer ghecommen waren, vander welcker dat hy oom was. Dese eerlijcke en tryumphante feeste ghehendt sijnde, Liederic nam orlof aen sinen sweer Lotharius den coninc, ende aen sinen zwaselijnc Dagobert. Ende aen alle die edele, grotelic bedanckende hemlieden vander weerdichede, die hem en sinen wijue ende sinen kinderen ghedaen was. Endedaer beual den coninc Lotharius sinen behuweden sone Liederic, als dat hy dat wilde foreest van Vlaendren wel enderechtueerdelic regieren soude, Ende suveren van allen straetroouers ende malefactuers. Liederic te vlaendren waerts commende met alle sine.vij.kindren, in alle die steden die hemghegheuen waren so was hy eerlijc ontfanghen, als huer lieder nyeuwe Prinche ende Here. Ende dede maken vp die Leye te Aerlebeke een casteel al daer hi sine woonste maecte. Ende als Liedericx kijndren groot waren, so deelde hy sine heerscappen onder sine kijndren. Iozeram was dhoudtste, ende Leenhoudere. Anthonius die gaf hi dat Foreest van Buc dat men nv Vlaendre heet. Bosschaert hadde des princhen dochtre van Leuwene, ende Boudewijn was heere van Sommennoble dat nv es Amyens, Lyonel was heere in tlandt van Vermendoys. Gallerant was heere van Nyelle. Mauris was heere van Lylelez buc, datmen nv Rijssele heet. Saladru was heere van Aryen. Bandrijn was here van Ryuiere, dat nv es Duway. Maniser was heere van Sychin dat nv heet sint Omaers. Ioffroyt wordt heere van Blondijn, dat nv Ghendt heet. Ganimedes was heere van Brughstock, twelc men nv Brugghe heet. Bandianus was heere van Aerlebeke. Ende hi hadde dat casteel doen meersen. Endededet costelicke maken, ende pingieren daer inne die wapenen van Saluwaerdt sinen groothere ende van Ermegarde [fol. vi.r] van Ronsselgon sijnder grootvrauwe, ende van vrau Ydonea sijnder moedere, die ionghe Liederick die welcke was die ionckste sone ende die laetste van vijfthien kinderen was versleghen van den Sarasijnen voor die stede van Parijs. Dye groote Liederic dye dede vele busschen vellen binnen den lande van Vlaendren, twelc men doe hiet twout sonder ghenade, endeseer vele lants winnen, ende hi stichtede Brugghestock, ende dede maken eerst onser vrauwen cappelle diemen nv heet sinte Donaes. Dese Liederick was eens bi Parijs met al sijne kinderen in eenen grooten strijt, al waer derthien heydenen coninghen waren, ende daer was seer vreesselijcken gheuochten, al daer so bleuen doot versleghen vier heydenen Coninghen, ende vijf vlodender te Spaengien waert als te haren lande, inden seluen strijt verloos Liederick sijnen ioncksten sone. Liederick die Prinche van Buck was alsoo gherechtigh, het gheuiel in eene somertijt ontrent sint Ians baptisten dach midsomers, dat Liederick hadde van sconincx Lotharius lieden, die welcke quamen visenteren mer vrauwe Ydonea sijn wijf, ende dat ter weerdichede vanden Coninck Lotharius, dye welcke worden minlijck ontfanghen, hy ontboot diueersche van sijnen edelen subgijten, mannen ende vrauwen, omme die edele dier commen waren eerlick te ontfanghene. Ende daer was een groot hof beroupen, soe datmer houeerde, danste ende reyde. Endeeeneghe vanden ionghen ioncfrauwen verhit wesende die weinschten omme kersen, prumen ofte ander fruyt, so datter quam aldaer eene schamele vrauwe met eenen paendere vol nyeus fruyts te vercoopene om huer ende huer kinder ander voetsel met dyen ghelde te coopene. Dit siende Iozeram Liedericx oudtste sone, dye welcke cochte tvoorseyde fruyt sonder ghelt te gheuene, maer beloefde datmen haer wel betalen soude, welcke paendre met fruyte worde ghestelt voor dye vrauwen ende ioncfrauwen, ende dat belof van betalene wort vergheten, ende dye voorseyde vrauwe was verbeydende voor die poorte om betaelt te wordene van haren fruyte so haer beloeft was, ende wort eyndelick doncker nacht, ende doe ghinc si thuyswaert, ende als si thuys quam soe vant si huer kindeken doot van hongher Tsanderdaechs daer naer keerde si weder ende claechdet Liedericke, dye welcke reet met Iozeram sijnen sone te Doornicke ende deden daer aen die galghe hanghen sonder letten. Dit verhoorde die Coninck Lotharius dat Iozeram die oudtste leenhoudere schoffierlicken ghedoot was, hi confisquierde alle die steden ende landen die hy Liedericke ghegheuen hadde, ende hi quam met eender grooter heyrcrachte yeghens Liedericke. Ende buyten Rijssele was seere gheuochten maer Liederick hadde die victorie, ende eyndelick wart den paeys ghemaect tusschen den coninck Lotharius endeLiederick. Ende corts daer naer toe starf die coninc Lotarius ende dat was int iaer ons heeren.vi.hondert ende seuen en dertich. Ende naer Lotharius soe regneerde sijn sone die vrome coninc Dagobert, dye welcke seynde sinte Loy in Vlaendrenomme te bekeerene alle dat volc lancx den zeecant van Gwyse tot Oostburch. Ende te Brugghestock stichte hy sinte Saluators kercke in dye eere van sinte Wulfrant. Ende om dat sinte Loy een groot deel van Vlaendren bekeerde, specialick lancx den zeecant, daer heift hi in Vlaendren twee mesdaghen binnen den iare. Dese Liederic stichte te Brugghe die burch ende tcasteelken vanden Looue ende onser voorseyder vrauwen cappelleken, welck nv es Tsinte Donaes, maer Boudin dyserin deerste Graue van Vlaendren dede dye cappelle breken, ende den choor maken alsoomen dye nu heden vp den dach sien mach. Liederick als hi dat foreest van Buck, dat nv Vlaendren heet, gheregiert hadde den tijt van sessen vijftich iaren, soe rees eene oorloghe tusschen Syghebeert ende den coninc Clodoueus Dagoberts sone ende Liedericke, want Syghebeert woude Amyens ende Vermandoys of trecken Liedericke ende Liedericx kinderen, ende gheuenet sijnen neue den Coninck Clodoueus. Ende die monic Syghebeert ende Clodoueus quamen met grotenheyrcrachte voor dye sommenoble, ende aldaer was seer gheuochten. Ende in dien bloedegen [fol. vi.v] ende groten strijt was die edele Foreestier Liederick seer ghequetst, so dat hijer corts of starf, ende wort gheuoert te Arien, ende aldaer seer eerlijcke begrauen, inden iare ons heren alsmen screef seuen hondert ende seuen en tseuentich. Nota dat Liederick hadde eenen bastaert die hiet Namelon, die hi hadde bi Graciane des Conincx dochtere van Bretaengien, by harenversoucke als sy ionck was. Ende als dye Ionghelinck Namelon.vi iaren oudt was, so sandtmene al heymelick tot Liederick sijnen vadere, ende als Namelon groot was, so was hi een edel stout man van wapenen, ende hi ghecreech met sijnder vromicheyt een groot deel vanden lande van Meustren, datmen nv Normandien heet. |
En men hield hof 8 dagen lang en men hield er grote feesten met heren, prinsen en menige edele baron en vergaven Liederick en zijn 7 kinderen die met hem te Parijs gekomen waren, welke heren en vrouwen zonden mooie en kostbaare giften de mooie bruid Ydonea, de dochter van de koning van Frankrijk. En Dagobert, de zoon van koning Lotharius die de broeder was van de mooie Ydonea was, was zeer blij omdat zijn lieve zuster aldus levend gevonden was en veel meer om de mooie en dappere kinderen die van haar gekomen waren waarvan hij oom was. Toen dit fatsoenlijk en triomfantelijke feest geeindigd was nam Liederick verlof aan zijn schoonvader koning Lotharius den koning en aan zijn zwager Dagobert. En aan alle edelen en bedankte hen zeer van de waardigheid die hem en zijn wijf en zijn kinderen gedaan was. En daar beval koning Lotharius zijn gehuwde zoon Liederick als dat hij dat wilde bos van Vlaanderen goed en rechtvaardig besturen zou en zuiveren van alle straatrovers en boosdoeners. Liederik die te Vlaanderen kwam met al zijn 7 kinderen in alle steden die hem gegeven waren zo was hij fatsoenlijk ontvangen als hun nieuwe prins en heer. En liet maken op de Leie te Harelbeke een kasteel aldaar hi j zijn woonstee maakte. En toen de kinderen van Liederick groot waren zo verdeelde hij zijn heerschappij onder zijn kinderen. Iozeram was de oudste en leenhouder. Anthonius die gaf hij dat bos van Buc dat men nu Vlaanderen heet. Bosschaert had de dochter van de prins van Leeuwen Boudewijn was heer van Sommennoble dat nu Amiens is, Lyonel was heer in het land van Vermandois. Gallerant was heer van Nijvel. Mauris was heer van Lylelez Buc datm en nu Rijsel noemt. Saladru was heer van Arien. Bandrijn was heer van Ryuiere dat nu is Dowaai. Maniser was heer van Sychin dat nu heet Sint-Omaars. Ioffroyt werd heer van Blondijn dat nu Gent heet. Ganimedes was heer van Brughstock wat men nu Brugge heet. Bandianus was heer van Harelbeke. En hij had dat kasteel laten vergroten en liet het kostbaarder maken en schilderen Arien de wapens van Saluwaerdt zijn grootvader en van Ermegarde [fol. vi.r] van Ronsselgon zijn grootmoeder en van vrouw Ydonea zijn moeder. De jonge Liederick was de jongste zoon en de laatste van vijftien kinderen en was verslagen van de Saraejnen voor de stad Parijs. De grote Liederick liet vele bossen vellen binnen het land van Vlaanderen, wat men toen noemde het woud zonder genade en zeer veel land winnen en hij stichtte Bruggestock (Brugge) en liet eerst onze Vrouwe kapel maken die men nu noemt Sint Donaas. Deze Liederick was eens bij Parijs met al zijn kinderen in een grote strijd waar dertien heidende koningen waren en daar was zeer vreselijk gevochten, aldaar zo bleven dood vier heidense koningen en vijf vlogen er te Spanje waart als tot hun land. In dezelfde strijdt verlook Liederick zijn jongste zoon. Liederick de prins van Buck was alzo rechtvaardig. Het gebeurde in een zomertijd omtrent Sint-Jans de Doper dag dat Liederick had van koning Lotharius lieden, die mevrouw Ydonea zijn wijf kwamen bezoeken, en dat ter waardigheid van koning Lotharius. Die werden minlijklk ontvangen en hij ontbood diverse van zijn edele onderhorigen, mannen en vrouwen, om de edele die er gekomen waren fatsoenlijk te ontvanghen. En daar was een groot hof beroepen zodat men er hof hield, danste en reidans hield. Enige van de jonge jonkvrouwen die verhit was die wenste om kersen, pruimen of ander fruit zodat er kwam aldaar een schamele vrouw met een mand vol nieuw fruit te verkopen om haar en haar kindje ander voedsel met dat geld te kopen. Dit zag Iozeram, de oudste zoon van Liederik, die kocht dat fruit zonder geld te geven, maar beloofde dat men haar wel betalen zou, welke mand met fruit werd gesteld voor de vrouwen en jonkvrouwen en de belofte van betalen werd vergete en die vrouw wachtte voor de poort om betaald te worden van haar fruit zo het haar beloofd was en eindelijk werd het donkere nacht en toen ging ze naar huis en toen ze thuiskwam vond ze haar kindje dood van de honger. De volgende dan daarna keerde ze weer en beklaagde het Liederick die met met Iozeram ziijn naar Doornik reed en liet hem daar aan de galg hangen zonder letten. Dit hoorde koning Lotharius dat Iozeram de oudste leenhouder schofferend gedood was, hij confisqueerde alle steden en landen die hij Liederick gegeven had en hij kwam met een grote legermachte tegen Liederick. En buiten Rijsel was zeer gevochten, maar Liederick had di victorie en eindelijk werd vrede gemaakt tussen koning Lotharius en Liederick. En kort daarna zo stierf koning Lotarius en dat was in het jaar ons heren 637. En na Lotharius zo regeerde zijn zoon de dapper koning Dagobert die Sint Eloi in Vlaanderen zond om dat volk te bekeren langs de zeekant van Gwyse (?) tot Oostburg. En te Bruggestock stichtte hij Sint Salvators kerk in de eer van Sint Wulfram. En omdat Sint Eloi een groot deel van Vlaanderen bekeerde, speciaal langs de zeekant, daar heeft hij in Vlaanderen twee misdagen binnen het jaar. Deze Liederick stichtte te Brugge de burcht en het kasteeltje van de Loove en onze Vrouwe kappelletje wat nu is Sint Donaas, maar Boudewijn de ijzeren de eerste graaf van Vlaanderen liet dat kapelletje afbreken en het koor maken alzo men die nu heden de dag zien mag. Liederick toen hij dat bos van Buck, dat nu Vlaanderen heet, geregeerd had de tijd van 56 jaar zo rees een oorlog tussen Sigibert en koning Clodoveus, de zoon van Dagobert, en Liederick want Sigibert wilde Amiens en Vermandois aftrekken van Liederick en zijn kinderen en het aan zijn neef geven koning Clodoveus. En de monnik Sigibert en Clodoveus kwamen met grote legermacht voor Sommenoble, (Amiens) en aldaar was zeer gevochten. En in die bloedige [fol. vi.v] en grote strijd was die edele boswachter Liederick zeer gekwetst zodat hier er kort daarna van stierf en werd gevoerd te Arien en aldaar zeer fatsoenlijke begraven in het jaar ons heren toen mens chreef 776. Nota, dat Liederick had een bastaard die Namelon heete die hij had bij Graciane, de koningsdochter van Bretagne op haar verzoek toen ze jong was. En toen de jongeling Namelon 6 jaar oud was zo zond men hem al heimelijk tot Liederick zijn vader en toen Namelon groot was zo was hij een edel e dappere man van wapens en kreeg met zijn dapperheid een groot deel van het land van Neustrië dat men nu Normandië noemt. |
[ Van Anthonis Liederic sone, den tweeden Foreestier] Van Anthonis Liederic sone, den tweeden Foreestier, vandenlande van Vlaendren, die welcke regneerde ontrent sesthien iaren. Ende daer nae so was hi ende sijne kinderen, oock mede het meestendeel van sijnen vrienden ende maghen versleghen vanden Wandelen ende vanden Hunen. Dat.ij.Capittel. ANthonis Liedericx sone was die andere Forestier, hy regneerde ontrent sesthien Iaren, die welcke was versleghen vanden Wandelen ende vanden Hunen, ende sijne kinderen, ende al dat meestendeel van sijnen broeders. Ende Vlaendren, Brabant ende Lottrijcke was bedoruen vanden Hunen, vanden Wandelen, ende vanden Gotten, ende gheduerde wel die spacie vanhondert iaren, omme dat crancke regement vanden coninghen van Vranckerijcke, tot datter quam den coninc Kaerle Marteel ende sijn sone puppijn, die vanden Paeus Zacharias coninck vanVranckerijck ghemaeckt was. Ende dye voorseyde Paeus nam den Coninck Cildericus, diemen hiet Hildericus sijn croone ende sceptre, ende dede dien Cilderick eene crune scheeren, endemaectene monick in Sarepten, ende men gaf dye croone ende den sceptre Puppijn Kaerle Marteels sone hem ende sijne nae commers. Ende dese Puppijn ende sijn vadere stelden Vranckerijcke weder omme te pointe, ende verdreuen alle die Sarazijnen ende die van westen, als die spaengiaerts ende die van Zassen metten Hunen, ende Gotten, ende die Alanen ende Wandelen die huyten Oosten quamen. Ende dese nyeuwe coninghen suuerden Vranckerijcke van alle onghelooueghe menschen, hier toe so was Gheeraert van Rossilgon behulpelick, ende Kaerle Marteel commende in Vlaendren vp die Leye in tcasteel te Haerlebeke, voerde daer Escoreyt boscharis sone, here van Lueuene des heren Liedericx derde sone, die selue Escoreyt hadde eenen sone gheheeten Liederic, die welcke als hi twintigh iaren oudt was, ghinck hy metten Coninck Puppijn ende naer Puppijns doot, hi woonde metten Coninc ghenaemt Karolus magnus. Ende als doe begonste tlant van Vlaendren weder te becommene tsijnen eersten state ende in redelicken pointe. Anthonis eer dat hy vanden Hunen versleghen was, ouermidts dat sijn vader te Arien begrauen was, daer by dede hy die selue stede van Aryen meersen ende beuesten, ende deder inne fonderen sinte Iacobs kercke. [fol. vij.r] |
[ Van Anthonis, de zoon van Liederick, de tweede boswachter] Van Anthonis, de zoon van Liederick, de tweede boswachter van het land Vlaanderen die regeerde omtrent 16 jaren. En daarna zo was hij en zijn kinderen en ook mede het grootste deel van zijn vrienden en verwanten verslagen van de Wandalen en van de Hunnen. Dat 2de kapittel. Anthonis, de zoon van Liedericke was de volgende boswachter. Hij regeerde omtrent 16 jaren die verslagen was van de Wandalen en van de Hunnen en zijn kinderen en dat grootste deel van zijn broeders. En Vlaanderen, Brabant en LothArien gen was bedorven van de Hunnen, van de Wandelen en van de Goten en dat duurde de tijd van 100 jaren vanwege het zwakke regiment van de koningen van Frankrijk totdat koning Karel Martel en zijn Pepijn kwam die van paus Zacharias koning van Frankrijk gemaakt was. En de paus nam koning Childerik die men Hildericus noemt zijn kroon en scepter en liet die Childerik een kruin scheren en maakte hem monnik in Sarepta en men gaf de kroon en de scepter aan Pepijn de zoon van Karel Martel en zijn nakomelingen. En deze Pepijn en zijn vader stelden Frankrijk wederom te punt en verdreven alle Saracenen en die van het westen als de Spanjaarden en die van Saksen metten Hunnen en Goten en de Alanen en Wandalen die uit het Oosten kwamen. En deze nieuwe koningen zuiverde Frankrijk van alle ongelovige mensen, hiertoe zo was Gheeraert van Rossilgon behulpzaam en Karel Martel kwam in Vlaanderen op de Leie in het kasteel te Harelbeke en voerde daar Escoreyt Boscharis, heer van Leuven en de derde zoon van heer Liederick, die Escoreyt had een zoon geheten Liederick die toen hij 20 jaar oud was met koning Pepijn ging en na de dood van Pepijn woonde hij met de koning genaamd Karel de Grote. En als toen begon het land van Vlaanderen weer te bekomen in zijn eerste staat en redelijk te punt. Anthonis eer dat hij van de Hunnen verslagen, vanwege dat zijn vader te Arien begraven was, daar liet hij die stad van Arien vermeerderen en bevestigen en liet er in funderen Sint Jacobs kerk. [fol. vij.r] |
Van Lyederick van Haerlebeke den.iij.Foreestier, dye welcke Vlaendren seer suuerde vanden Roouers. LYederick van Haerlebeke Escoreyts sone, Boschaerts tsherenvan lueuenen sone, die liederick van Lylelez buc sone was, te wijle dat hi woonde metten coninc Karolus Puppijns sone, vertrack hi coninc Kaerle hoe dat sine voorders heeren vanVlaendren gheweest hadden. Ende daer waren noch casteelen ende woonsten die ghepingiert waren metter wapenen vanVranckerijcke ende van Rousselioene, ende vanden heeren vanLotterijcke daer sine voorders of commen waren Dit vernemende die grote coninc Kaerle midts dat Vlaendren al doe noch wilt was ende vul moordenaers ende roouers, hy beual Lyedericke dat hy aldaer vpper iagere wesen soude ende een foreestier. Ende dat hi tlandt vanden roouers soude pijnen te suuerene. Lyederic oorlof nemende aenden coninc quam te Vlaendere waert ende maecte sine woonste te Haerlebeke al daer hy vp ghehouden was. Ende hy suuerde altemet Vlaenderen, maer daer waren sommeghe dye groot gheweldt den volcke ghedaen hadden, dye welcke leyden dicwils laghen omme Lyedericx Casteel te stelene ende te ghecrijghene, endehem te doodene hadden si gheconnen, die welcke hieten Mylon van lauwe, Iaques van lauwe, Ende van steenvoorde le hardy met sinen drien bastaerden ende een yeghelic hadde eenenstercken torre, daer si hem vp onthielden ende woonden. Item noch wasser Hughe van langemarc, Lauden van eluerdijnghe ende Testaert van boesijnghen. Item bouchaerdt ende Landriet Alle dese waren horrible moordenaers. Ende waren tsamen so sterck ende so machtich datse Liederick nyet en conste verwinnen. Die coninck Kaerle seynde te Doornicke ende te Vlaender waert den Bisschop van Parijs om te visenterene of si goede kerstenen waren, Ende of si den sondach vierden ende of si die zede hilden van goede kerstenen. Ende als den voorseydebisschop quam bijder brugghe van pontawendijn, so wordthi bespronghen vanden voorseyde Roouers diene doot sloughen Ende die knapen reden seer drouuich wech, totter wet vanDoornicke, twelcke niet varre en es vandanen, ende dedendaer huere clachte, des Bisschops van Parijs lieden waren ghearresteirt vander wet van Doornicke weghe, ende dye vander wet van Doornicke sonden boden hute om die waerheit van dyen claerlicke te ondervijndene. Ende dye voorseydeboden vonden doot ligghende den voorseyde Bisschop van Parijs. Ende die heerders die daer vp dien acker die beestenwachten, seyden dat si den eenen moordenaer wel kenden. Endehiet heer Erby van landen, maer wye dander waren dat en wisten sy niet, dese boden keerden metter bodtschap te Doornicke waerdt. Ende des dooden Bisschops knapen wordenontsleghen Ende tlichame vanden Bisschop wort ghehaelt endebegrauen in onser Vrauwen kercke te Doornicke. Ende dye waerachticheyt van deser houtraedicieuse moordt wordt ouer ghescreuen den coninc van Vranckerijcke, ende wie de roouers ende moordenaers waren. Die coninck Kaerle dye men hiet Karolus magnus, ontboodt Lyedericke dat hi commen soude bi hem te Parijs twelck [fol. vij.v] hi dede, ende Lyederick commende biden coninck, dye coninc ondersochtene hoet met hem stondt. Lyederic andtwoorde hoe dat hi altoos stondt ende was in vreesen, ende en dorste nauwelic huut sinen casteele trecken, omme die groote foortse ende ouerdaet die die voorseyde Roouers bedreuen. Lyederick bleef een stick tijts byden coninc, ende dit was int iaer.viic.ende.xcij. Int eerste iaer vanden Keyser Constantijn, die coninck Kaerle gaf Liederick van Aerlebeke Auctoriteyt endemoghenthede den quaden te hanghene ende te doodene, Ende te iusticierne naer huer lieden verdiente. Ende maecte hem endesine naercommers gheweldeghe princhen ende foreestiers van Vlaenderen. Ende beual hem alle die roofcasteelen endemoortholen vanden voorseyde neghen roouers te minerenne, ende te nyeuten te doene. Ende daer toe so gaf den coninc den seluen Lyederick eene quantiteyt van saudoniers ende lieden van wapenen, die huer lieden saudye ontfanghen souden te Doornicke. Ende helpen Liedericke alle die quade roouers ende vertasserers te nyeuten doen, ende Vlaendren helpen suueren. Liederic in Vlaendren commende, hi ghecreech altemet dese voorseyde Capiteynen vanden roouers, Eenighe worden doot ghesleghen int gheuecht. Andere dede hi hanghen aen boomen ende aen galghen, hy wierp omme ende raseerde huer lieden sloten ende roofhuysen ende verdreef al huer lieden medepleghers, Onderwijsende dat die castyhijnghe was huuren specialen beuele vanden Coninck Kaerle van Vranckerijcke. Ende dye coninc hadde belooft dat hi soude seynden diuersche Monicken ende Predicaers binnen vlaendren, vp dat by dien die rechte reghelen van eenen goeden kersten menschen leuene soude meughen vermeerst ende versterckt worden, binnen den Lande van Vlaendren. Ende Lyederick dede stichten ende fonderen sint Saluators Kercke te Aerlebeke. Ende als hi Vlaendren gheregiert hadde.xliiij.iaer so starf hi, ende sijn sone Inghelram dedene begrauen (met eenen also grooten state) te Aerlebeke, in sinte Saluators Kercke, ende dit was int Iaer ons heeren alsmen screef viijc.ende.xxxvi. |
Van Lyederick van Harelbeke de 3de boswachter die Vlaanderen zeer zuiverde van de rovers. Dat 3de kapittel. Liederick van Harelbeke, de zoon van Escoreyt, zoon van de heer van Leuven Boschaert die de zoon van Liederick van Lylelez Buc was, terwijl dat hij woonde met de zoon van Pepijn, koning Karel, vertelde hij koning Karel hoe dat zijn voorouders heren van Vlaanderen geweest waren. En daar waren nog kastelen en woonsteden de gekleurd waren met de wapens van Frankrijk en van Rousselion en van de heren van Lotharingen waar zijn voorouders van gekomen waren. Dit vernam de grote koning Karel mits dat Vlaanderen al toen nog wild was en vol moordenaars en rovers, hij beval Liederick dat hij aldaar opper jager wezen zou en een boswachter. En dat hij het land van rovers zou proberen te zuiveren. Liederick nam verlof aan de koning en kwam te Vlaanderen waart en maakte zijn woonstee te Harelbeke aldaar hij opgevoed was. En hij zuiverde al te met Vlaanderen, maar daar waren sommigen die groot geweld het volk gedaan hadden, die legden vaak hinderlagen om het kasteel van Liederick te stelen en te krijgen en hem te doden, hadden ze gekund, die heetten Mylon van Lauwe en Jacques van Lauwe. En van Steenvoort de Stoute met zijn drie bastaarden en een iedereen had een sterke toren waar ze zich ophielden en woonden. Item, nog was er Hugo van Langemark, Lauden van Elverdinge en Testaert van Boezinge. Item, Bouchaerdt en Landriet. Al deze waren verschrikkelijke moordenaars. En waren tezamen zo sterk en zo machtig dat Liederick ze niet kon overwinnen. De koning Karel zond te Doornik en te Vlaanderen waart de bisschop van Parijs om te onderzoeken of ze goede christenen waren. En of ze de zondag vierden en of ze de zeden hielden van goede christenen. En toen die bisschop bij de brug kwam van pontawendijn, (Pont--Vendin, of Wendenbrugge) zo werd hij besprongen van die rovers die hem dood sloegen. En de knapen reden zeer droevig weg tot de weg van Doornik, wat er nier vandaan is en deden daar hun klacht, de lieden van de bisschop van Parijs waren gearresteerd vanwege de wet van Doornik en de van de wet van Doornik zond boden uit om de waarheid ervan duidelijk te ondervonden. En die boden vonden die bisschop van Parijs dood liggen. En de herders die daar op die akker de beesten wachten zeiden dat ze de ene moordenaar wel kenden. En heette heer Erby van Landen, maar wie de anderen waren dat wisten ze niet, deze boden keerden met de boodschap naar Doornik waart. En de knapen van de dode bisschop werden ontslagen. En het lichaam van de bisschop werd gehaald en begraven in onze Vrouwe kerk te Doornik. En de waarheid van deze uiterst gewelddadige moord werd geschreven de koning van Frankrijk en wie de rovers en moordenaers waren. De koning Karel die men Karel de Grote noemt ontbood Liedericke dat hij bij hem komen zou te Parijs, wat [fol. vij.v] hij deed en Liederick kwam bij de koning en de koning onderzocht hoe het met hem stond. Liederick antwoordde hoe dat hij altijd stond en in vrees was en durfde nauwelijks uit zijn kasteel te trekken vanwege de grote krachten en overdaad die de rovers bedreven. Liederick bleef een stuk tijd bij de koning en dit was in het jaar 792 in het eerste jaar van keizer Constantijn. Koning Karel gaf Liederick van Harelbeke autoriteit en mogendheid de kwaden te hangen en te doden en te berechten naar hun verdienste. En maakte hem en zijn nakomelingen geweldige prinsen en boswachters van Vlaanderen. En beval hem alle roofkastelen en moordholen van de negen rovers te elimineren en te niet te doen. En daartoe zo gaf de koning Liederick een kwantiteit van van soldaten en wapenlieden die hun soldij ontvangen zouden te Doornik. En helpen Liederick alle kwade rovers en afpersers te niet te doen en Vlaanderen helpen zuiveren. Liederick die in Vlaanderen kwam kreeg al te met deze kapiteins van de rovers. Enige werden dood gegeslagen int gevecht. Anderen liet hij hangen aan bomen en galgen, hij wierp om en scheerde hun burchten en roofhuizen en verdreef al hum medeplegers, onderwees dat dit kastijden was op speciaal beval van koning Karel van Frankrijk. En de koning had beloofd dat hij zou zenden diverse monniken en predikers binnen Vlaanderen opdat daardoor de rechte regel van een goede christen mensen leven zou mogen vermeerderd en versterkt worden binnen het land van Vlaanderen. En Liederick liet stichten en funderen Sint Salvator kerk te Harelbeke. En toen hij Vlaanderen geregeerd had 44 jaar zo stierf hij en zijn zoon Inghelram liet hem begraven (met een alzo grote staat) te Harelbeke in Sint Salvator kerk en dit was in het jaar ons heren toen men schreef 836. |
Van Inghelram den.iiij.Foreestier, die welcke veel Steden ende Dorpen fondeerde. Dat.iiij.Capittel. INghelram Lyedericx sone van Aerlebeke die track tot den Coninck Lodewijc die goedertieren ende dede hem manschip vanden Foreeste ende Heerschapye van Vlaendren, Hi dede vele Steden ende Dorpen maken vp loopende Beken ende vp Rijuieren, ende so dede oock Andrack sijn sone. Dese Inghelram rengneirde in Vlaendren ontrent xviij.iaren, ende starf int Iaer ons heeren viijc.ende lij. Hi licht begrauen te Aerlebeke bi sinen vadere, hi was de vierde foreestier in Vlaendren. |
Van Inghelram de 4de boswachter die veel steden en dorpen fundeerde. Dat 4de kapittel. Inghelram, de zoon van Liederick van Harelbeke die trok tot koning Lodewijk de goedertieren en deed hem manschap van het bos en heerschappij van Vlaanderen. Hij liet vele steden en dorpen maken op lopende beken en op rivieren en zo deed ook zijn zoon Andrack. Deze Inghelram regeerde in Vlaanderen omtrent 18 jaren en stierf in het jaar ons heren 852. Hij ligt begraven te Harelbeke bij zijn vader, hij was de vierde boswachter in Vlaanderen. |
Van Andrack den.v.Foreestier, die welcke vele Bosschen dede vellen. Dat.v.Capittel. [fol. viij.r] ANdrack Inghelrams sone, die vijfste foreestier, Hy regierde Vlaendren ontrent.x.iaer, hi dede manschap vandenheerscappye des foreests van Vlaenderen Aen den coninck Kaerle dye men hiet dye caluwe. Andrac consenteirde dat so wye buschvellen wilde, ende maken daer of winnende landt dat selue landt soude sine sijn, ende sinen naercommers emmermeer, huuten welcken quamen huut diueerschen landenvele menschen te Vlaenderwaerts medallen metter weune ende waren vele arbeyders, de welcke seere rijcke wierden vanden bearbeyden lande, ende vanden vruchten dye sy daer vp wonnen, ende haer lieder naercommers. Dese voorseyde Andrac starf inden iare ons heeren viijc.ende.lxij. Hy ligt begrauen bi sinen vader te Aerlebeke. |
Van Andrack de 5de boswachter die vele bossen liet vellen. Dat 5de kapittel. [fol. viij.r] Andrack de zoon van Inghelram en de 5de boswachter. Hij regeerde Vlaanderen omtrent 10 jaar en deed manschap van de heerschappij van het bos van Vlaanderen aan koning Karel die men de Kale noemt. Andrac bevestigde zo wie een bos vellen wilde en daarvan opbrengend land maken dat dit land van hem zou zijn en zijn nakomelingen immermeer waardoor uit diverse landen vele mensen te Vlaanderen waart kwamen om er te wonen en waren vele arbeiders die zeer rijk werden van het bewerkte land en van de vruchten die ze daarop wonnen en hun nakomelingen. Deze Andrac stierf in het jaar ons heren 862. Hij ligt begraven bij zijn vader te Harelbeke. |
Van Boudin dye.vi.Foreestier, die welcke wart Graue van Vlaendren ghemaeckt van den coninc van Vranckerijcke, ende trauwede die schoone Iudich, dochter vanden Coninck.ende brochte sinte Donaes lichaem te Brugghe.Dat.vi.Capittel.BOudin dyserin Andracx sone, dede homaigeende manschap den coninc Kaerle die caluwe, Hi was die.vi.ende die laetste foreestier, hi was seere vroom yeghens dye Heydenen, want binnen den heydensche lande dede hi vele vrome feyten endeduervacht meneghen strijdt met den coninck Kaerle vanVranckerijcke. Ende halp hem in heydenesse vele diueersche steden winnen, als Andronoble, ende Constantenoble, daer die voorscreuen Boudin groote eere behaelde bouen vele andre kersten Princhen, want hi metter handt verslouch meneghen meughende Sarazijn. Ende inden iare ons heeren alsmenscreef.viijc.ende.lxiij.commende van Constantenoble te Vranckerijcke waert. Die voorseyde Lodewijc met Boudin dyserin andracx sone, so es waer, dat de selue Boudin die schoone Iudich des voorseyde conincx Kaerle die caluwe dochtre, ende was svoorseyde Lodewijcx sustre, die welcke Boudin dyserin so schoone toe sprac, so dat hijse ontscakede, ende brachtse in Vlaendren te Brugghe Bijder welcker hi hadde twee knapelijcke kinderen, waerof deene hiet Kaerle, endedander Boudin, dit vernemende die coninc Kaer [fol. viij.v] le die Caluwe, hy vergaderde een groote heyrcrachte, als volck van wapenen om Boudin Dyserin te nyeuten te doende ende te scoffierne, maer Boudin met sijnre vroomicheyt wesende in eenen wijch, by sinte Loys berch bi Atrecht verslouch dat heyrcracht vanden coninck, die welcke inden seluen wijch ooc gequetst was Ende hi vloodt naer parijs. Ende des iaers daer naer, so sandt die coninc Kaerle den bisscop Ancelmus vanReymen, met vele edele lieden van wapenen te vlaendren waert gheleedende om boudin Dyserin ende Iudich te verwatene. Naer t inhouden van die decretalen, die de Paeus Gregorius ordonneerde yeghen die ontscakers ende voordt so meende de voorseyde bisscop Ancelmus dat landt van Vlaendren te vermalendyene. Dit verhoorde boudin dyserin, ende ghinc denBisschop te ghemoete hem ootmoedlic biddende, dat hi hemdyes verlaten wilde: maer terstont slouch des Bisschop volck naer boudin dyserin ende naer sijn volc maer boudin metten sinen weerden hem so vromelicken yeghens die fransoysen, so dat si het meeste deel doodt sloughen ende vijngender so vele dat nauw een ynckel ontgaen conde. Ende in dien seluen strijdt, was den voorseyde bisscop Ancelmus ooc doodt ghesleghen ende sijn oom gheuanghen. Ende om sine putertierhede endequade woorden ende ghewercken, so dedene Boudin dyserin hangen aenden muer vanden Casteele van Rijssele al gheleerst ende ghespoort. Die coninc verhoorende die vromicheyt vanboudin dyserin, Ende ooc merckende dat Boudin hadde.ij.cnapelicke kijnderen bi sijnder dochtre, die schoone Iudich. Men dede tractieren om een bestant van eenen iare tusschen den coninc ende boudin. Binnen deser tijdt van desen bestande, so reysden Boudin ende Iudich te Rome tot den paeus Nicolaus, diese beede absolueirde ende trauwede. Ende die paeus sant ij.cardinalen aen den coninc van vranckrijcke beuelende hem ende ghebiedende dat hi dat huwelic van boudin ende van Iudich sijnder dochtere consenteren wilde. Die coninc bescaemt sijnde merckende tbidden vanden cardinalen des Paeus ende sine meeninghe, so heeft hi ontboden met vriendelicken letteren, dat sine dochtre Iudich met Boudin hueren man souden commen te Parijs, metsgaders datsy vandenPaeus Nicolaus waren gheabsolueirt, ende ooc biden seluenpaeus ghetrauwet si lieden biden beuele des conincx te parijs commende, hebben hem lieden verootmoedicht ende baden denconinc vergheuenesse van alle denpointen die si yeghen denconinck mesdaen mochten hebben. Die coninc seyde metsgaders dat ghilieden vanden paeus gheabsolueert sijt, so vergheuic v dat ontscaken van mijnder dochtre ende die mesdaedt dat ghi den bisschop mijnen bode versleghen hebt, ende die mesdaet vanden wijghe omme dat ghilieden tmijnen eersten ontbiedene bi mi ghecommen sijt, die coninc hielt Boudin en Iudich sijnderdochter te parijs, Ende dede ordonneeren een grote feeste in Anaxore, ende hi ontboodt bi hem alle sijn edelen van sinenstate, ende voer daer met alle den edelen ende sijnder dochter Iudich. Ende boudin volghde hemlieden in Anaxore, daer was die feeste van der brulocht ghehouden met grooter tryumphe. Ende boudin ende iudich bleuen daer.viij.daghen lanc. Ende in die princepale feeste vander brulocht, so makede de coninc hemprince ende daer toe graue van vlaendren. Ende hi dede hemdaer manscip, als vanden graefschepe van vlaendren. Ende die coninc dede hem gheuen tlichame van mijn here sinte Donaes, de welcke was eerdtbisscop van Ryemen, ende een helich confessoor, welc werde lichaem hi dede bringen in vlaendren te Brugghe, daert noch vp desen dach rust Ende dede breken onser vrauwencapelle inden burch de welcke liederic van Lylelez buc dede maken daer te voren, mer boudin dyserin deidse meerderen ende vauteren somen noch sien mach, ende daer gaf hy sinte donaes lichaem. Ende ordonneerde aldaer sommighe religieusen, die de.vij.getijden hilden daghelicx, hi dede maken den steen dat nv die vanghenesse es ende thoude schepenhuis twelc binnen sgrauen Lodewijcx vanmalen tijden ghebrokenwas ende vermaket so ment nv sien mach, ende was int iaer ons heeren.xiijc.ende.lxxvi. Ende boudin dyserin dede vernyeuwen dye looue. Naer dat hy Iudich ghetrauwet hadde, so rengneerde hy als Graue.xvi.iaer lanck.hi starf int iaer ons heerenviijc.ende.lxxxi.hi was begrauen te sint omaers in tclooster van sinte Bertins. [fol. ix.r] |
Van Boudin de 6de boswachter die graaf van Vlaanderen gemaakt werd van de koning van Frankrijk en trouwde de mooie Judith, dochter van de koning en bracht het lichaam van Sint Donaas te Brugge. Dat 6de kapittel. Boudewijn de ijzeren, de zoon van Andrack, deed hommage en manschap koning Karel de Kale. Hij was de 6de en laatste boswachter. Hij was zeer dapper tegen de heidenen, want binnen het heidense land deed hij vele dappere feiten en doorvocht menige strijd met koning Karel van Frankrijk. En hielp hem in het heidense vele diverse steden te winnen, als Andrinopel, en Constantinopel, waar die Boudin grote eer behaalde boven vele andere christen prinsen want hij versloeg met zijn hand menige Saraceen. En in het jaar ons heren toen men schreef 863 kwam hij van Constantinopel te Frankrijk waart. De koning Lodewijk met Boudewijn de ijzeren, de zoon van Andrack, zo is het waar dat die Boudin de mooie Judith, de dochter van koning Karel die Kale en was de zuster van Lodewijk die Boudewijn de ijzeren zo mooi toesprak zodat hij haar schaakte en bracht haar in Vlaanderen te Brugge. Waarbij hij had 2 jongens waarvan de ene heette Karel en de andere Boudin, dit vernam koning Karel [fol. viij.v]de Kale en verzamelde en grote legermacht als wapenvolk om Boudewijn de ijzeren te niet te doen en te schofferen, maar Boudin met zijn dapperheid was in een strijd bij Sint Eloi berg bij Atrecht en versloeg de legermacht van de koning die in die strijd ook gekwetst werd. En hij vloog naar Parijs. En het jaar daarna zo zond koning Karel bisschop Anselmus van Reims met vele edele lieden van wapens te Vlaanderen waar begeleiden om Boudewijn de ijzeren en Judith te verwijten. Naar de inhoud van de decreten die paus Gregorius ordonneerde tegen de schakers en voorts zo meende bisschop Anselmus dat land van Vlaanderen te vermaledijen. Dit hoorde Boudewijn de ijzeren en ging de bisschop tegemoet en bad hem ootmoedig dat hij dat laten wilde: maar terstond sloeg het volk van de bisschop naar Boudewijn de ijzeren en naar zijn volk, maar Boudin verweerden zich met de zijne zo dapper tegen de Fransen zodat ze het grootste deel dood sloegen en vingen er zoveel zodat nauwelijks een enkele ontgaan kon. En in die strijd was de bisschop Anselmus ook dood geslagen en zijn oom gevangen. En om zijn liederlijke en kwade woorden en werken zo liet Boudewijn de ijzeren hem hangen aan de muur van het kasteel van Rijsel al laarzen en sporen. De koning hoorde de dapperheid van Boudewijn de ijzeren en merkte ook dat Boudin had 2 jongetjes bij zijn dochter die mooie Judith. Men liet behandelen om een bestand van een jaar tussen de koning en Boudin. Binnen de tijd van dit bestand zo reisde Boudin en Judith te Rome tot paus Nicolaas die ze beide absolveerde en trouwde. En de paus zond 2 kardinalen naar de koning van Frankrijk en beval en gebood hem dat hij dat huwelijk van Boudin en zijn dochter Judith toestemmen wilde. De koning die beschaamd was merkte te bidden van de kardinalen der paus en zijn bedoeling en zo heeft hij ontboden met vriendelijke brieven dat zijn dochter Judith met Boudin haar man zou komen te Parijs, mits dat ze van paus Nicolaas waren geabsolveerd en ook bij die paus getrouwd. Ze gingen op bevel van de koning te Parijs en hebben zich verootmoedigd en baden de koning vergiffenis van alle punten die ze tegen de koning misdaan mochten hebben. De koning zei mits dat ge van de paus geabsolveerd bent zo vergeef ik dat schaken van mijn dochter en de misdaad dat ge de bisschop mijn bode verslagen hebt en de misdaad van de strijd omdat ge op mijn eerste ontbieden bij me gekomen bent. De koning hield Boudin en Judith zijn dochter te Parijs en liet ordonneren een groot feest in Anaxore en hij ontbood bij hem al zijn edelen van zijn staat en voer daar met alle edelen en zijn dochter Judith. En Boudin volgde hen in Anaxore waar het feest van de bruiloft gehouden werd met grote triomf. En Boudin en Judith bleven daar 8 dagen lang. En in het belangrijkste feest van de bruiloft zo maakte de koning hem prins en daartoe graaf van Vlaanderen. En hij deed hem daar manschap als van het graafschap van Vlaanderen. En de koning liet hem geven het lichaam van mijn heer Sint Donaas de aartsbisschop van Reims was en een heilige belijder welk waarde lichaam hij liet brengen in Vlaanderen te Brugge waar het nog op deze dag rust, En liet afbreken onze Vrouwe kapel in de burcht die Liederick van Lylelez Buc liet maken daar tevoren, maar Boudewijn de ijzeren liet het vergroten en bogen maken zo men nog zien mag en daar gaf hij Sint Donaas lichaam. En ordonneerde aldaar sommige religieuzen die de 7 getijden hielden dagelijks, hij liet maken de steen dat nu de gevangenis is en het oude schepenhuis wat binnen graaf Lodewijk tijden gebroken was en vermaakte het zo men het nu zien mag en dat was in het jaar ons heren 881. En Boudewijn de ijzeren liet vernieuwen de lof. Nadat hij Judith getrouwd had zo regeerde hij als graaf 16 jaar lang en stierf in het jaar ons heren 881 en werd begraven te Sint-Omaars in het klooster van Sint Bertinus. [fol. ix.r] |
Van Boudijn die Caluwe den.ij. Graue, die Tclooster van sinte Peeters te Ghendt stichte, Dat.vij.Capittel. BOudin dye caluwe Boudin dyserins sone, dese was die tweeste Graue van Vlaendren, hy hadde teenen wijuen Geertruudt dye welcke dochter was van Eggedier, Adelwaerts sone, des conincx van Inghelandt. Ende si hadde te gader eenen sone, die men heet den grooten schoonen Aernoudt die welcke stichte tclooster te Blondijn dat men nv heet sinte Peeters te Ghendt, Hi leefde seere langhe, ende regierde Vlaendre in goeden payse, bet dan.xxxix.iaer lanck, onder Lodowijc balbun, ende Carolo magnum ende Lodewijcke ende coninghe bastadrum van iudouico baldun, ende onder den grote Hughe van Bourgoengen, Hughens sone dye viij.iaer regierde, ende gaf die croone dengherechten hoire van Vranckerijcke Karolo stulto Lodewijcx baldij ghetraude sone, dese Boudijn dye caluwe staerf des daechs naer dertiendach, int iaer ons heeren.ixc.ende xiij. Hy licht begrauen te sinte Peeters te Ghendt, welcke cloostre hy selue stichte. |
Van Boudin (Boudewijn) de Kale de 2de graaf die het klooster van Sint Petrus te Gent stichtte, Dat 7de kapittel. Boudin de Kale, de zoon van Boudewijn de ijzeren, was de tweede graaf van Vlaanderen. Hij had tot een wijf Geertruid die de dochter was van Eggedier, de zoon van Adelwaert, (Alfred) koning van Engeland. En ze hadden tezamen een zoon die men heet de grote mooie Aernoudt die stichtte het klooster te Blondijn dat men nu heet Sint Petrus te Gent. Hij leefde zeer lang en regeerde Vlaanderen in goede vrede meer dan 39 jaar lang onder Lodewijk Balbun en Karel de Grote en Lodewijk en koning Bastadrum van Judovicus Baldun (?) en onder de grote Hugo van Bourgondie, de zoon van Hugo die 8 jaar regeerde en gaf de kroon de rechte erfgenaam van Frankrijk Karel de stotteraar, Lodewijk Baldun getrouwde zoon. Deze Boudin de Kale stierf de dag na dertiendag in het jaar ons heren 913. Hij ligt begraven te Sint Petrus te Gent welke klooster hij zelf stichtte. |
Van Aernout, dyemen hiet den Ouden, den.iij.Graue.die welcke.xij.Canueneken tsinte Donaes te Brugghe ordonneerde. Dat.viij.Capittel. AErnoudt diemen hiet den Ouden Aernoudt, als hy een ionck man was in Vranckerijc, men hieten den schoonen Aernoudt dese was die derde Graue in Vlaendren, hi verdreef die hunen ende die wandelen. Ende daeromme gaf hem dye Paeus die thiende in Vlaendren, van der Prochie van wijtsgate bi Ypre, die hi gaf der Kercke van sinte Donaes te Brugghe, daer hi ordonneerde.xiij.prouenden, ende deder stellen.xij.caneuneken reguliers. Hi regneerde wel.xxxvij.iaer onder den coninc vanVranckerijcke Karolus stultum. In sijns vaders tijdt, so was coninc in Vranckerijck ghemaect Hughe cappet, diemen seyt die vleeshauwere, als voren wat verhaelt staet, ende was int Iaer viijc.xcv. Dese Aernoudt starf int iaer ons heren.ixc.ende.lvij. Ende hi licht begrauen sinte Peeters te Gendt, bi sinen vadre, sijn wijf [fol. ix.v] hiet Aleyt ende was des Grauen dochtre van vermendoys. |
Van Aernout (Arnulf) die men de oude noemde, de 3de graaf die 12 kanunniken te Sint Donaas te Brugge ordonneerde. Dat 8ste kapittel. Aernout die men de oude Aernout noemt, toen hij een jonge man in Frankrijk noemde men hem de mooie Aernout. Deze was de derde graaf in Vlaanderen, hij verdreef de Hunnen en de Wandalen. En daarom gaf de paus hem de tiende in Vlaanderen van de parochie van Wijtschate bij Ieper, die gaf hij de kerk van Sint Donaas te Brugge waar hij ordonneerde 13 provenden en liet er stellen 12 kanunniken regulieren. Hij regeerde wel 37 jaar onder de koning van Frankrijk Karel de Stotteraar. In zijn vaders tijd zo was koning in Frankrijk gemaakt Hugo Capet die men de vleeshouwer noemt en was in het jaar 895. Deze Aernout stierf in het jaar ons heren 957. En hij ligt begraven te Sint Petrus te Gent bij zijn vader. Zijn wijf [fol. ix.v] heette Aleit en was de dochter van de graaf van Vermandois. |
Van Boudin dye ionghe, den.iiij.Graue, die veel steden, ende marcten stichtede.Dat.ix.Capittel.BOudin dye ionghe des ouden Aernoudts sone die hi hadde bi Machtelt des hertoghen hermans van Zassen dochtre. Ende hi hadder ooc by den ionghen Aernoudt, dese Boudin was die vierde Graue van Vlaendren, dese Boudin regierde iij.iaer lanck vlaendren, binnen der tijt dat sijn vader leefde omme dat sijn vader so oudt ende onvermeughen was. Dese Boudin dede vele profijts den lande van Vlaendren om steden te ordonneren endete beuestene, hy dede stichten Ypre, sinte Winnocxberghe, Dixmude, Borborch, Duunkercke, Ardenburch ende Roesselare, Hi ordonneirde die maerckedaghen te stellene, als Typre, te Brugghe, te Cassele, te Borborch, te Vuerne, te Cortrijcke, te Roesselare, ende in meer andre plaetsen, ende ordonneirde hemlieden ende gaf sommeghe vrijheden. Item om dat in Vlaendren niet vele gelts en was, so dede hi ordonneren die coopmanschepe, bi permutacien ende in wisselinghe ofte manghelinghe deen ware voor dandre, te weten fruut om kiekenen, twee hennen om een gans, twee gansen om een verckin, een weder om drye lammeren, drie calueren om een cou. Dese Graue boudin was seer deuoot, maer hi en rengneirde niet langhe naer sinen vadere, want hi starf vanden pocken vp eenen nyendach Hi was begrauen inden tempel te sichijn dat nv sinte Bertens cloostre heet. Ende Machtelt sijn wijf, naer die doot van hem troude den Hertoghe van Angau. Ende by hem so hadde si drie sonen Gooselijn, Godenaert, ende Henselijn. Ende sy regierde wel.vi.iaren Vlaender landt, omme dat Aernoudt hueren oudtsten sone te ionck was, Dese voorseyde Boudin rengneirde.xiiij.iaer Ende starf int iaer ons heeren.neghenhondert en vijf en tsestich. |
Van Boudin (Boudewijn) de jonge de 4de graaf die veel steden en markten stichtte.Dat 9de kapittel.Boudin de jonge, de zoon van de oude Aernout die hij had bij Machtelt, de dochter van hertog Herman van Saksen. En hij had er ook bij de jonge Aernout. Deze Boudin was de vierde graaf van Vlaanderen en regeerde 3 jaar lang Vlaanderen binnen de tijd dat zijn vader leefde omdat zijn vader zo oud en onvermogend was. Deze Boudin deed veel profijt het land van Vlaanderen om steden te ordonneren en te bevestigen, hij liet stichten Ieper, Sint-Winoksbergen, Diksmuide, Bourbourgt, (Rijsel?) Duinkerke, Aardenburg en Roeselare. Hij ordonneerde de marktdagen te stellen als te Ieper, te Brugge, te Kassel, te Bourbourgt, te Veurne, te Kortrijk, te Roeselare en in meer andere plaatsen en ordonneerde en gaf hen sommige vrijheden. Item, omdat in Vlaanderen niet veel geld was zo liet hij ordonneren het koopmanschap bij permutatie en inwisselen of mengen de ene waar voor de andere, te weten fruit om kuikens, twee hennen om een gans, twee ganzen om een varken, een gesneden ram om drie lammeren, drie kalveren om een koe. Deze graaf Boudin was zeer devoot, maar hij regeerde niet lang na zijn vader want hij stierf van de pokken op een Nieuwjaarsdag. Hij is begraven in de tempel te Sichin dat nu Sint-Bertin klooster heet. En Machtelt, zijn wijf, trouwde na zijn dood de hertog van Angau (?). En bij hem zo had ze drie zonen Gooselijn, Godenaert en Henselijn. En ze regeerde wel 6 jaren Vlaanderen omdat Aernout, haar oudste zoon te jong was. Deze Boudin regeerde 14 jaar en stierf in het jaar ons heren 965. |
Van Aernoudt Boudins sone, den.v.Graue. Dat.x.Capittel. [fol. x.r] AErnoudt die ionghe Boudins sone, hi was die v.Graue van Vlaendren, Hy hadde te wijue Suzanna des conincx Berngarius dochtre van Ytalien ende van Lombaerdyen, ende hi hadde bi haer eenen sone die Boudin hiet, diemen daer naer hiet boudin met een schoonen baerde, Hi regierde Vlaendrenontrent.xviij.iaer binnen Lotharius tijden des conincx sone, diemen hiet Transmarijnus Ende binnen Lodewijcx Lotharius sone tijden, de welcke Aernoudt die ionghe.ij.coninghenmanschip dede vanden lande van Vlaendren. Hi starf int iaer ons heren.ixc.ende.lxxxiij. |
Van Aernout, (Arnulf) de zoon van Boudin, de 5de graaf. Dat 9de kapittel. [fol. x.r] Aernout de jonge zoon van Boudin was de 5de graaf van Vlaanderen. Hij had tot wijf Susanna de dochter van koning Berengarius van Italië en Lombardije en hij had bij haar een zoon die Boudin heette die men daarna Boudin met de mooie baard noemde. Hij regeerde Vlaanderen omtrent 18 jaar binnen Lotharius tijden, die koningszoon de men noemt Transmarinus. En binnen Lodewijk tijd, de zoon van Lotharius, deed Aernout de jonge 2 koningen manschap van het land van Vlaanderen. Hij stierf in het jaar ons heren 983. |
Van Boudin metten schoonen baerde, den.vi.Graue, die welcke eerst het Ridderschap in Vlaendren ordonneerde. Dat.xi.Capittel.BOudin metten schoonen baerde. Hi was een alte schoone eenman ende een vroom prinche groot ende sterck. Hy hadde te wijue Ogyeue des Hertoghen Ghijsebrechts dochtre van Lutzenburch. Deze Ogyeue hadde.v.Edele Princen te broeders. Eerst Aelbrecht die bisschop van Mets in Loreynen. Frederick die Hertoghe van Loreynen. Heyndrick hertoghe van beyeren. Diederick die Graue van Lutzenburch. Ghijselbrecht die Graue van Salijnes. Dese voorseyde Graue Boudin hadde byder voorseyde vrauwe Ogieue eenen sone, diemen hiet Boudin van Rijssele. Desen Boudin was dye vie. Graue in Vlaendren, hy ordonneerde eerst in Vlaendren Trudderschap. Ende hy ordonneerde ende stelde in die Steden ende dorpen, wijse ende zebareghe lieden, die Scepenen ende Wethouders souden sijn ende rechters. Hi hadde eerst manschip gedaen den coninck Hughe capet van Vranckerijcke ende dye ouerleedt, doe dede Boudin weder manschip, Hughe capets sone, die een seer gheleert man was ende groot clerck. Ende als Boudin mettenschoone baerde Vlaendren heerlijcke ende wel gheregiert hadde xlvij.iaren lanc, doen verschiet hi van deser werelt, als menscreef.M.ende.xxxv.ende sinte peeters bi Ghendt leyt hi begrauen. |
Van Boudin (Boudewijn) met de mooie baard de 6de graaf die als eerste het ridderschap in Vlaanderen ordonneerde. Dat 11de kapittel.Boudin met de mooie baard. Hij was een al te mooie man en een dappere prins, groot en sterk. Hij had tot wijf Ogyeve, (Otgiva) de dochter van hertog Gijsbrechts van Luxemburg. Deze Ogyeve had 5 edele prinsen tot broeders. Eerst Aelbrecht, de bisschop van Metz in Lorraine. Frederik, de hertog van Lorraine. Hendrik, hertog van Beieren. Diederik, graaf van Luxemburg. Ghijselbrecht, graaf van Saline. Deze graaf Boudin had bij vrouw Ogieve een zoon die men noemde Boudin van Rijsel. Deze Boudin was de 6de graaf in Vlaanderen, hij ordonneerde eerst in Vlaanderen het ridderschap. En hij ordonneerde en stelde in de steden en dorpen wijze en zegbare lieden die schepenen en wethouders zouden zijn en rechters. Hij had eerst manschap gedaan koning Hugo Capet van Frankrijk en die overleed en toen deed Boudin weer manschap de zoon van Hugo Capet die een zeergeleerd man was en grote klerk. En toen Boudin met de mooie baard Vlaanderen heerlijk en goed geregeerd had 42 jaren lang toen scheidde hij van deze wereld toen men schreef 1035 en te Sint Petrus bij Gent ligt hij begraven. |
Van Boudijn van Rijssele, den vij.Graue, ghenaemt den goedertieren. Dat.xij.Capittel. [fol. x.v] BOudin van Rijssele, sone van Boudin metten schoonen baerde hi was die.vij.Graue in vlaendren, ende men hietene den goedertieren Boudijn. Hy dede die stede van Rijssele bemueren, hy stichte al daer sinte Peeters canesye, hy was een wijs endewel gheordonneert Prinche, ghetempert ende ghemaniert, endeeen vroom man van wapenen. Ende daer omme ghecreech hi te wijue Adelye des conincx dochtre van Vranckerijcke, bijder welcker hi hadde twee sonen Boudijn van mons, ende Robrecht de vryese Ende eene dochtre die Machtilt hiet, dye welcke hadde te manne Willem van Normandyen, dese willem wan Inghelandt metten sweerde. Ende wordt coninc van Ingelandt, dese boudewijn, ende Robrecht sijn ioncste sone (wonnen al tlandt van ouer dye Schelde, ende Thertochschip van eenhaem Houdenaerde, Gheerstberghe, Aelst ende Denremonde, Tlant van waes, ende dit in preiudicien vanden Keyser, |
Van Boudin (Boudewijn) van Rijsel, de 7de graaf, genaamd de goedertieren. Dat 12de kapittel. [fol. x.v] Boudin van Rijsel, zoon van Boudin me de mooie baard, was de 7de graaf in Vlaanderen en men noemde hem de goedertieren Boudin. Hij liet de stad Rijsel ommuren en stichtte aldaar Sint Petrus kanunnikhuis, hij was een wijze en goed geordende prins, gematigd en gemanierd en een dappere man van wapens. En daarom kreeg hij tot wijf Adela, de koningsdochter van Frankrijk waarbij hij had twee zonen, Boudin van Mons en Robrecht de Fries en een dochter die Machtilt heette die tot man had Willem van Normandië, deze Willem won Engeland met het zwaard en werd koning van Engeland. Deze Boudin en Robrecht, zijn jongste zoon, wonnen al het land van over de Schelde en het hertogdom van Ham (?) Oudenaarde, Geertruidenberg, Aalst en Dendermonde, het land van Waas en dit in prejudicie van de keizer. |
Hoe dye Keyser Heyndrick met grooter heyrcrachte, nederquam, op den Graue Boudewijn. NAedat die keyser voorseyt verhoort hadde van die grote fortse ende ghewelt, dat Graue Boudewijn bedreef met sinen sonen, so quam hy met eenen also grooten heyrcrachte naer Vlaendren toe, te weten met xv.duysent mannen van wapenen. Ende hi quam duer Henegauwe naer sint omaers, om den Graue Boudin ende sine kijnderen te destruerene. Het gheuiel dat die ionghe Graue Robrecht die Vryese binnen der wijle, dat die Keyser in Vlaendren commen woude, omme naer sint Omaers te vaerene, om sinen vader te beuechtene, binnen der seluer tijde so wan Robrecht al tlandt van Walcheren in metten sweerde, Ende dye Keyser [fol. xi.r] dat verhorende, dat Robrecht dat landt van Walcherenghewonnen hadde, hi dede huut Lottrijcke commen noch.xxm.mannen van wapenen. Ende si quamen haestelicke byden Keyser te sint Omaers waerdere. In die stede van aercke al waer hi lach wel.v.weken lanc ende aldus was die Keiser wel.xxxvm.mannen sterc. Ende die Keyser meende wel te vercrijghene den Casselberch, ende also voordt altemet Vlaendren. Als Robrecht die vryese die sterckheyt des Keysers vernam, so riedt hi sinen vader Boudewijn, dat men bi daghe ende bi nachte, eenen nyeuwen dijck maken soude. Ende datmen gheenen cost daer yeghen sparen en soude. Die welcke dijck binnen.iij.daghen ende.iij.nachten, wel drie mijlen varre ghedoluen was. Ende vp eenen nacht so meende dye Keyser Cassele te belegghene. Ende daer thenden vanden nyeuwendijcke, so quam Boudin van Rijssele met sinen sone Robrecht die vryese, den Keyser Heyndric te ghemoete ontrent met.xviijm.mannen, daer was seere gheuochten. Ende van Skeysers volcke versmoorden inden nyeuwen dijc wel.ix.duysent mannen bi ghetale. Ende bet dan.xij.duysent volcx was den Keyser of ghesleghen. Ende dye Keyser tsanderdaechs smorghens tijlicke ouermerckende, hoe sine Princhen ende vele van sinen edelsten ende vroomsten volcke die hi bi hem hadde, waren daer inden dijck versmoort, hy was iammerlijcke bescaemt ende ghescoffiert. Ende hi vertrack endevloodt van daer al tot Nymmeghen toe, inden lande vanGheldere. Ende Robrecht die Vriese achteruolghende den Keyser met groter macht, ende stac dat vier in Nymmeghen. Ende in tcasteel aldaer dye keyser was, so dat die keyser van node moeste vlyen ende voer tot mens vp den Rijn, Desen Boudin van Rijssele naer die doot van den coninc Robrecht van vranckrijcke sinen sweere, midts dat des conincx Robrechts kinderen, Heyndric ende Philippus wie hi naer hem liet al noch te ionck waren, daer omme was hi ghemaect Rewaert ende Regent vanVranckerijcke, ende hy wast wel.xvij.iaren lanck. Ende dede hebben sinen oudtsten sone Boudin van mons, binnen sinen leuene in huwelicke Rijchilde de Grauenede van henegauwe, dye welcke weeduwe was van Hermanne den Graue vanBerghe.daer bi datse hadde eenen sone diemen hiet Boudin de simpele, de welcke seere simple was Ende daeromme Boudin van Rijssele deden Clerck maken ende Canonick. Ende als Boudin van Rijssele ghestoruen was, so wardt Boudin van mons Graue van Vlaendren de welcke ooc aen Rijchilde sinen wijue behuwede dat Graefschip van Henegauwe. Ende omme dat tvoorseyde Graefschip van Henegauwe mochte toecommen sine kinderen, die hi hadde by Rijchilde, hi beleedet so dat sijn stiefsone die cannonick was die wordt Bisschop ghecoren vanChalons. Naer dat boudin van Rijssele, geleeft hadde ende.xxxiij.iaer lanc tlandt van Vlaendren gheregiert hadde in groten payse, ende in groter eeren ende hadde ooc.xvij.iaer geweest regent van Vranckerijcke, doen starf hi te Rijssele, int iaer ons heeren.M.ende lxvij.ende hi was begrauen in sinte Peeters canesye, die hi stichten dede Nae sine doodt vrauwe Odelye, die deuote weduwe van boudin van Rijssele de welcke des conincx van Vranckerijcke dochter was, stichtede die Abdye te Meessene, daer si bi daghe ende bi nachte in bedinghen was, ende diende gode in penitencien in vastene, ende in aelmoesene te gheuene. Ende als dit clooster vulmaeckt was, ende die Nonnen wel ghestapelt ende voorsien waren doen dedese haer voeren te Roome, in een Osbare ende tot den Paeus commende, nam si sine benedixie, ende dat gheestelic habijt van weduweschepe. Ende daer naer keerde si weder in haer Cloostre, te Meessene, ende daer sijnde, was sy een speghel van eenen goeden heleghen leuene, ende verschiet daer, naer datse hadde al haer heleghe sacramenten ontfanghen, ende daer lichtse begrauen. |
Hoe keizer Hendrik met grote legermacht neerkwam op graaf Boudewijn. Nadat keizer gehoord had van de grote kracht en geweld die graaf Boudewijn bedreef met zijn zonen zo kwam hij met een alzo grote legermacht naar Vlaanderen toe, te weten met 15 000 mannen van wapenen. En hij kwam door Henegouwen naar Sint-Omaars om graaf Boudin en zijn kinderen te vernielen. Het gebeurde dat de jonge graaf Robrecht de Fries binnen de tijd dat de keizer in Vlaanderen wilde komen om naar Sint-Omaars te gaan om zijn vader te bevechten zo won binnen die tijd Robrecht al het land van Walcheren met het zwaard en toen de keizer dat [fol. xi.r] hoorde dat Robrecht dat land van Walcheren gewonnen had liet hij uit Lotharingen nog 20 00 mannen van wapens komen. En ze kwamen haastig bij de keizer te Sint-Omaars waart in de stad Aercke (?) al waar hij lag wel 5 weken lang en aldus was de keizer wel 35 000 mannen sterk. En de keizer meende wel te krijgen de Kasselberg en alzo voort al te met Vlaanderen. Toen Robrecht de Fries de sterkte van de keizer vernam zo raadde hij zijn vader Boudewijn aan dat men bij dag en bij nacht een nieuwe dijk zou maken. En dat men geen kosten daartegen sparen zou. Die dijk was binnen 3 dagen en 3 nachten wel drie mijlen ver gedolven. En op een nacht meende de keizer Kassel te belegeren. En daar ten einde van de nieuwe dijk zo kwam Boudin van Rijsel met zijn zoon Robrecht de Fries keizer Hendrik tegemoet omtrent met 18 000 mannen, daar was zeer gevochten. En van keizers volk versmoorden in de nieuwe dijk wel 9 000 mannen bij getal. En meer dan 12 000 volk van de keizer was afgeslagen. En de keizer die de volgende dag tijdig bemerkte hoe zijn prinsen en veel van zijn edelste en dapperste volk die hij bij hem had waren in de dijk versmoord, hij droevig beschaamd en geschoffeerd. En hij vertrok en vloog vandaar al tot toe in het land van Gelre. En Robrecht de Fries achtervolgde de keizer met grote macht en stak het vuur in Nijmegen. En in het kasteel aldaar de keizer was zodat de keizer van nood moest vlieden en voer tot Mainz op de Rijn. Deze Boudin van Rijsel, na de dood van koning Robrecht van Frankrijk, zijn zwager, mits dat de koning Robrecht’s kinderen, Hendrik en Filip die hij na liet en te jong waren, daarom was hij gemaakt landvoogd en regent van Frankrijk en hij was het wel 17 jaren lang. En liet hebben zijn oudste zoon, Boudin van Mons, binnen zijn leven in huwelijk Richilde de gravin van Henegouwen die weduwe was van Herman de graaf van Bergen waarbij dat ze had een zoon die men Boudin de eenvoudige noemde die zeer eenvoudig was. En daaarom liet van Rijsel hem klerk maken en kanunnik. En toen Boudin van Rijsel gestorven was zo werd Boudin van Mons graaf van Vlaanderen die ook aan Richilde zijn wijf huwde dat graafschap van Henegouwen. En omdat het graafschap van Henegouwen mocht toekomen aan zijn kinderen die hij had bij Richilde beleed hij dat zodat zijn stiefzoon die kanunnik was dat die tot bisschop gekozen werd van Chalons. Na dat Boudin van Rijsel geleefd had en 33 jaar lang het land van Vlaanderen geregeerd had in grote vrede en in grote eer en was ook 17 jaar regent geweest van Frankrijk toen stierf hij te Rijsel in het jaar ons heren 167 en werd begraven in Sint Petrus kanunnik huis die hij liet stichten. Na zijn dood stichtte vrouw Odelye, (Ogiva) die devote weduwe van Boudin van Rijsel de koningsdochter van Frankrijk, de abdij te Mesen waar ze dag en nacht aan het bidden was en diende God in penitentie en in vasten en in aalmoezen te geven. En toen dit klooster volmaakt was en de nonnen goed gezet en voorzien waren toen liet ze zich voeren te Rome in een draagbaar en kwam bij de paus en nam ze de zegening en het geestelijke habijt van weduw. En daarna keerde ze weer in haar klooster te Mesen en toen ze daar was was ze een spiegel van goed heilige leven en scheidde vandaar nadat ze al haar heilige sacramenten ontvangen had en daar ligt ze begraven. |
Van Boudin van Mons, die.viij.Graue van Vlaendren, de welcke ordonneerde dat dye Baliuus draghen souden, een langhe witte Roede. Dat.xiij.Capittel. [fol. xi.v] BOudin van mons Boudins van rijssele sone, dat was die achste graue van Vlaendren, hi was seere paysyuele, ende hy en drouch noyt wapene, hi plach achter lande te rijdene in Vlaendre endein Henegauwe met eenen Spoorware vp die handt, hi ordonneerde dat die Balyuus in sine heerscepie draghen souden eene langhe witte Roede in de rechter handt, in teekene vangherechticheden ende goedertierenhede. Naer die doodt vansinen vadre, so was sijn regement so eerlic ende so notabelic ende so payselijck, datmen in Vlaendre noch in Henegauwe niet en vacht, noch men roofde, noch men en stal daer niet, noch men en vermoorde niement, dus en wast gheenen noodt datter yement wapene draghen soude, yeghens yement die leefde, omme dat ouer al in vlaendren soe vromen pays was, dye van sint Omaers, Beunen, Arien, tlandt van Guysen, ende oock in tlandt van vier Ambachten, metten lande van Waes, tlandt vanAelst, metten Lande van Walcheren, nyewers en was eeneghe veete, twist ofte oorloghe noch nyement en dorste yeghen dieuen oft roouers eeneghe dueren sluuten, of ploughen wechdoen vanden velde, want alle dinghen waren also vrij, al hadtmen ghedreghen platteelen vul goudts achter weghen, nyement en hadt den andren begheert te nemene, dese Graue Boudin ouermerckende die vromicheyt van Robrecht de vriese sinen broedre, die yeghens die Heydenen ende Sarasijnen seere vroomelick vacht, ende hem daer inne eerlic ghequeten hadde in diueersche wijghen. Ende ooc midts dat hy in sijns vaders tijden so behendelic den raedt gaf datmen den nyeuwen dijck maken soude, daer die Keyser by was gheschoffiert.hier omme so gaf hem sijn broeder Boudin dat landt van Aelst, ende vanvier Ambachten, ende tlandt van Walcheren. Ende omme dat die selue Graue Boudin dat landt van Vlaendren ende van Henegauwe so paysiuelic hielt, daer omme was hi gheheeten die paysiuele goedertieren Graue. Maer omme dat hy Rijchilt te wijue hadde, de welcke Hermans sijns rechtsweers wijf geweest hadde, ende dese kijnderen bi haer ghehadt hadde te wetene Aernoudt dye simpele, ende Boudin die onnoosele, daer omme so waren si verwaten van den Bisschop van Camerijcke. Maer si waren gheabsolueert van den Paeus Leo die.ixe.welcke paeus was des voorseyde Richilts oom, maer een point was hemlieden ghegheuen in penitencien als dat sy nemmermeer en souden te gader slapen, of deen metten anderen conuerseren, Dese goede Graue Boudin van Mons, stichtede dat Clooster te Hannon in Henegauwe, twelcke was een Casteel in tijden voorleden daer Bouuen ende Roouers vp laghen, hy dede dat Casteel stichten ende te nyeuten doen, ende hy maeckte daer of een Clooster van Monicken. Ende als hi Vlaendren in Payse gheregiert hadde ontrent.vi.iaren, so starf hi int iaer Duysent ende.lxxi.hi licht begrauen te Hennon, int voorseyde Cloostere, dat hy selue stichtede. |
Van Boudin (Boudewijn van Henegouwen) van Mons, de 8ste graaf van Vlaanderen die ordonneerde dat de baljuws dragen zouden een lange witte roede. Dat 13de kapittel. [fol. xi.v] Boudin van Mons, de zoon van Boudin van Rijsel, was de achtste graaf van Vlaanderen. Hij was zeer vredelievend en droeg nooit wapens. Hij plag achter landen te rijden in Vlaanderen en in Henegouwen met een sperwer op de hand, hij ordonneerde dat de baljuws in zijn heerschappij dragen zouden een lange witte roede in de rechterhand als teken van gerechtigheid en goedertierenheid. Na de dood van zijn vader zo was zijn regiment zo fatsoenlijk en zo notabel en ze vredig dat men in Vlaanderen nog in Henegouwen niet vocht, nog roofde, nog men stal er niet, nog men vermoordde niemand dus was het geen nood dat er iemand wapens dragen zou tegen iemand die leefde omdat overal in Vlaanderen zo’n vrome vrede was, die van Sint-Omaars, Boulogne-sur-Mer, Arien , het land van Guise (?) en ook in het land van vier Ambachten me het land van Waas, het land van Aalst met het land van Walcheren, nergens was er enige vete, twist of oorlog nog niemand durfde tegen dieven of rovers enige deuren sluiten of ploegen weg doen van het veld, want alle dingen waren alzo vrij, al had men gedragen schotels vol goud in achter wegen, niemand had begeerte het van de andere te nemen. Deze graaf Boudin bemerkte de dapperheid van Robrecht de Fries, zijn broeder, die tegen de heidenen en Saracenen zeer dapper vocht en zich daarin fatsoenlijk gekweten had in diverse strijden. En ook mits dat hij in zijn vaders tijden zo handig de raad gaf dat men de nieuwe dijk zou maken waarbij de keizer geschoffeerd was, hierom zo gaf hem zijn broeder Boudin dat land van Aalst en van de vier Ambachten en het land van Walcheren. En omdat die graaf Boudin dat land van Vlaanderen en van Henegouwen ze vredig hield daarom was hij genoemd de vredelievende goedertieren graaf. Maar omdat hij Richilt tot wijf had, die van Herman zijn neef, wijf geweest was en deze kinderen bij haar gehad had, te weten Aernout de eenvoudige, en Boudin de onnozele, daarom zo waren ze verweten van de bisschop van Kamerijk. Maar ze waren geabsolveerd van paus Leo de 9de welke paus was de oom van Richilt, maar een punt was hen gegeven in penitentie als dat ze nimmermeer zouden tezamen slapen of de ene me de andere converseren. Deze goede graaf Boudin van Mons stichtte dat klooster te Hannon in Henegouwen, wat was een kasteel in tijden voorleden daar boeven en rovers op lagen. Hij liet dat kasteel slechten en te niet doen en maakte daarvan een klooster van monniken. En toen hij Vlaanderen in vrede geregeerd had omtrent 6 jaren zo stierf hij in het jaar 1771 en ligt begraven te Hannon, in het klooster dat hij zelf stichtte. |
Van Aernoudt dye simple, den ix.Graue. Dat.xiiij.Capittel. [fol. xij.r] AErnoudt dye simple Boudin van Mons houdste sone was die.ix.Graue in Vlaendren, ende ontrent twee iaer was hi Graue in Vlaendren, hi wilde dat Richilt sijn moeder hem bestieren soude, ende Richilt regierdet so midts huerer felheyt endeaerchheyt datse Vlaender landt bedarf, Want bijder orloghe die sy stichtede waren beede heur kijnderen versleghen in eenen wijch te Bauencouen bi Cassele van haer lieder oom Robrecht die vriese. Ende dese voorseyde Aernoudt die simple wordt begrauen te sinte Bertins in Tclooster te sint Omaers, hy regierde twee iaer, ende starf int Iaer.xc.ende.lxxiij. |
Van Aernout de eenvoudige, de 9de graaf. Dat 14de kapittel. [fol. xij.r] Aernout de eenvoudige en oudste zoon van Boudin van Mons, was de 9de graaf in Vlaanderen en omtrent twee jaar was hij graaf in Vlaanderen, hij wilde dat Richilt, zijn moeder, het besturen zou en Richilt regeerde het zo mits haar felheid en kwaadheid zodat ze het land van Vlaanderen bedierf. Want bij de oorlogen die ze stichtte waren beide haar kinderen verslagen in een strijd te Bavencoven bij Kassel van hun oom Robrecht de Fries. En deze Aernoudt de eenvoudige werd begraven te Sint Bertinus in het klooster te Sint-Omaars, hij regeerde twee jaar en stierf in het jaar 1073. |
Van Boudin dye onnosele, den.x.Graue.endevan Richilt sijnder moeder, die welcke grote tweedracht ende discoort maecte in Vlaendren. Dat.xv.Capittel. BOudin dye onnosele Boudin van Mons ioncxste sone, ende broeder van aernoudt de simple hi was die.x.Graue, in Vlaendren, ende regierde ontrent drie maenden, omme dat dese twee Boudin van Mons kijnderen waren ionc van iaren, so onderwant haer Richilt haer lieder moeder tlandt te regierene, ende si en wilde nyement van Vlaendren hebben tharen Rade, also nam si eene wale tot eenen cancellier. Ende men hietene die here van Maelgij, die welcke hadde leedt de Vlaemijnghen. Ende onder hem beeden maecten al tlandt van Vlaendren in discoorde ende discentie, bi huer lieder quader ordonnancie ende quade groote exactien. Dese quade felle Richilt wedewe vanden goeden prinche Boudin van mons ende moedre van den voorseyde twee ionghers van Vlaendren Aernoudt de simpele, ende Boudin donnoosele die welcke bi haren quaden regemente, ende aercheyt versleghen waren, om die grote foortse endeexactie die sy in Vlaendre dede. Ende verstoorde also dat soete paradijs van weilden, als Vlaendre was binnen heurs mans tijden, ende brochte dat soete paysiuele [fol. xij.v] tlandt van Vlaendren in grooten twiste ende rommelijnghe vanorloghen. Ende daer omme die drie Steden van Vlaendren, te wetene Ghendt, Brugghe, ende Ypre, gauent te kennene Robrecht de vryese die haers mans broeder was, ende oom van hueren kijnderen. Als waer omme dat huer Robrecht die vryese ontboodt ende verboodt bi ghescriften dat si haer des landts van Vlaendren niet onderwijnden en soude. Richilt merckende, dat die Vlamijnghen yeghens haer ghescreuen hadden Aen haren swacelijnc Robrecht ende ouer haer gheclaecht hadden, so voer si in alle die smalle steden. Ende vermakede die wetten ende dye officiers, ende ordonneerde groote settijnghen vp tvolc, ende so wye datter yeghen seyde of murmureerde die deidtse vanghen ende onthoofden. Item omme dat Robrecht die vriese hem onderwandt die Graue van Aelst was ter bede vanden.iij.steden te regierene Vlaendren ende hare twee kinderen daer hi oom of was daer omme nam si hem of dat graefschip van Aelst, endeconfijsquierdet ende leydet thuere tafelen tot harer kijndrenbehouf, ende ooc dat landt van Walcheren, ende stelder in nyeuwe officiers, daer naer ginc si te Oudenaerde ende dede die eerlicste mannen vander stede onthoofden omme datsy seydendatter quaet was datse haer swacelijncx landt geconfijsquierdt hadde te haerer kijndren behouf. Item so ontboodt si den edelenruddere, mer Ian van gauere ende dedene heymelic onthoofden. Ende ontboodt ooc den hoogh balin van ypre, ende dedenvanghen. Ende ontboodt ooc de wet van Ypre bi haer te commene, maer si excusseirden hem lieden dat sy buten der casselrye van Ypre nyet trecken en wilden. Rijchilt seere verstoort sijnde trac van Oudenaerde te meessene. Dit vernamen die van Ypre, ende.lx.mannen vanden eerlicste vanYpre die ghinghen haer te ghemoet te Meessene, ende si deidtse alle gader doot slaen. Ende binder eerster nacht datse in meessene ghelogiert was, so dede si die stede van Meessene gheheel ende al in gloede stellen ende wordt al verbrandt. Dese felle ouerdaet dede Richilt in Vlaendren. Die drie steden van Vlaendren Ghendt, Brugghe, ende Ypre, screuen ouer in Hollant aen Robrecht die vryese haren swacelijnc, dye doe te wijue hadde des Keyser Heyndricx broeders dochtre, dye weduwe was van Florens die vriese in hollant, ende here van vrieslandt. Robrecht die vriese in Hollant sijnde, hi orloghede yeghens die vryesen, die hem rebel waren, ende si en wilden niet betalen tsgrauen demeynen. Ende hi screef aenden coninc vanInghelandt dat hy hem wilde senden.iiijm.saudoyiers, ende men soude hemlieden te Brugghe betalen, huer lieder saudye van vier maenden te voren. Item binnen dese tijt, so heeft Robrecht ontfanghen brieuen vanden drie steden van Vlaendren waer inne dat hy verstondt, hoe sinen neue dye heere Ian van gauere, onthooft was, ende die eerlicste van Oudenaerde, ende vanYpre, doodt ghesleghen waren. Ende dat clooster van Meessene dat sijn vrauwe moeder hadde ghedaen stichten al te male verbarnt was. Ende dat sy sine heerscepye van Walcheren endedat landt van Aelst tot harer tafle geconfijsquieert hadde. Robrecht die vriese dit verhoorende wordt seer verstoort. Endedochte om Vlaendren bijstant te doene. Ende midts dat hy ne gheene nyeumare en hoorde vanden Inghelschen souduyiers, daer omme so makede hi een iaer bestandt metten vryesen, ende hi bereede hem om te Vlaendren waerts te commene. Binnen deser tijt so quamen die Inghelsche saudoyiers bet dan.iiim.ende si quamen te Brugghe, om aldaer te ontfanghene huer saudye van vier maenden, welc drouch wel.lxm.guldenen, de welcke die Graue Robrecht van Holland ghesonden hadde te Brugghe. Dit vernemende Richilt dede alle die saudeniers arresteren, ende quam te Brugghe. Ende nam die.lxm.guldenen, die welcke dye graue Robrecht van Hollandt te Brugghe ghesonden hadde, ende diemen den seluen saudeniers ghegheuen soude hebben. Robrecht die vriese in Vlaendrencommende, met eender menichte van Rijnschen heeren, die Inghelschen quamen hem ooc ter hulpe ende baten. Richildt verhorende dat haer swacelijnc Robrecht die Vriese in Vlaendren was commen metten duutschen heeren, so vloet si in Lessene, met haren twee kijnderen Aernoudt ende Boudin Endeontboodt die van Henegauwe, ende dye van Pijckaerdyen dat si haer wilden te hul [fol. xiij.r] pe comen. Robrecht hoorende hoe dat Rijchildt die Inghelsche saudeniers ghearresteirt hadde, ende die.lxm.guldenenghenomen hadde. Hi met alle sinen edelen, ende met den Vlaminghen, ende met drie duysent Inghelsche saudeniers track naer Henegauwe. |
Van Boudin de zachtmoedige, de 10de graaf en van Richilt, zijn moeder, die grote tweedracht en onenigheid maakte in Vlaanderen. Dat 15de kapittel. Boudin de zachtmoedige, de jongste zoon van Boudin van Mons en broeder van Aernout de eenvoudige was de 10de graaf in Vlaanderen en regeerde omtrent drie maanden omdat deze twee kinderen van Boudin van Mons kinderen jong van jaren waren zo onderwond zich Richilt hun moeder het land te regeren en ze wilde niemand van Vlaanderen tot haar raad hebben, alzo nam ze een Waal tot haar kanselier. En men noemde hem de heer van Malgy, die had de Vlamingen leed. En onder hen beiden maakten ze al het land van Vlaanderen in tweedracht en onenigheid bij hun kwade ordonnantie en kwade grote belastingen. Deze kwade felle Richilt weduwe van de goede prins Boudin van Mons en moeder van de voorgezegde twee jongens van Vlaanderen Aernout de eenvoudige, en Boudin de zachtmoedige die bij haar kwade regiment en kwaadheid verslagen waren vanwege de grote krachten en belasting die ze in Vlaanderen deed. En verstoorde alzo dat lieve paradijs van weelde zoals Vlaanderen was binnen haar mans tijden en bracht dat lieve vredige [fol. xij.v] land van Vlaanderen in grote twist en rommeling van oorlogen. En daarom de drie steden van Vlaanderen, te weten Gent, Brugge en Ieper gaven het te kennen Robrecht de Fries die de broeder van haar man was en oom van haar kinderen. Als waarom dat Robrecht de Fries haar ontbood en verbood bij geschrift dat ze zich het land van Vlaanderen niet onderwinden zou. Richilt merkte dat de Vlamingen tegen haar geschreven hadden aan haar zwager Robrecht en over haar geklaagd hadden, zo voer ze in alle smalle steden. En vermaakte de wetten en de officiers en ordonneerde grote omslagen op het volk en zo wie dat ertegen zei of murmelde die liet ze vangen en onthoofden. Item, omdat Robrecht de Fries zich onderwond, die graaf van Aalst was ter bede van de 3 steden te regeren Vlaanderen en haar twee kinderen waar hij oom van was, daarom nam ze hem of dat graafschap van Aalst en confisqueerde het en legde het tot haar tafel tot behoefte van haar kinderen en ook dat land van Walcheren en stelde er nieuwe officiers in, daarna ging ze te Oudenaarde en liet de fatsoenlijkste mannen van de stad onthoofden omdat ze zeiden dat het kwaad was dat ze het land van haar zwager geconfisqueerd had tot behoefte van haar kinderen. Item, zo ontbood ze de edele ridder, maar Ian van Gavere liet hem heimelijk onthoofden. En ontbood ook de hoge baljuw van Ieper en liet hem vangen. En ontbood ook de wet van Ieper bij haar te komen, maar ze excuseerden zich dat ze buiten het wetsgebied van Ieper niet trekken wilden. Richilt was zeer verstoord en trok van Oudenaarde te Mesen. Dit vernamen die van Ieper en 60 mannen van de fatsoenlijkste van Ieper die gingen haar tegemoet te Mesen en ze liet ze allen dood slaan. En binnen de eerste nacht dat ze in Mesen gelogeerd was zo liet ze de stad Mesen geheel en al in gloed stellen en werd alles verbrand. Deze felle overdaad deed Richilt in Vlaanderen. De drie steden van Vlaanderen, Gent, Brugge en Ieper schreven naar Holland aan Robrecht de Fries, haar zwager die toen tot wijf had de dochter van de broeder van keizer Hendrik die weduwe was van Flores de Fries in Holland en heer van Friesland. Robrecht de Fries die in Holland oorloogde tegen de Friezen die hem rebels waren en ze wilden niet betalen de graven heerlijke rechten. En hij schreef aan de koning van Engeland dat hij hem wilde zenden 4000 soldaten en men zou hen te Brugge betalen hun soldij van vier maanden tevoren. Item, binnen deze tijd zo heeft Robrecht ontvangen brieven van de drie steden van Vlaanderen waarin dat hij verstond hoe zijn neef de heer Ian van Gavere onthoofd was en de fatsoenlijkste van Oudenaarde en van Ieper dood geslagen waren. En dat klooster van Mesen dat zijn moeder had laten stichten helemaal verbrand was. En dat ze zijn heerschappij van Walcheren en dat land van Aalst tot haar tafel geconfisqueerd had. Robrecht de Fries die dit hoorde werd zeer verstoord. En dacht om Vlaanderen bijstand te doen. En mits dat hij geen nieuws hoorde van de Engelse soldaten daarom zo maakte hij een bestand van een jaar met de Friezen en breidde zich om te Vlaanderen waart te komen. Binnen deze tijd zo kwamen de Engelse soldaten meer dan 3000 en ze kwamen te Brugge om aldaar hun soldij te ontvangen van vier maanden, wat wel bedroeg 60 000 gulden die graaf Robrecht van Holland gezonden had te Brugge. Dit vernam Richilt en liet alle soldaten arresteren en kwam te Brugge. En nam de 60 000 guldens die graaf Robrecht van Holland te Brugge gezonden had en die men die soldaten gegeven zou hebben. Robrecht de Fries die in Vlaanderen kwam met een menigte van Rijnse heren, de Engelsen kwam hem ook te hulp en baten. Richilt hoorde dat haar zwager Robrecht de Fries in Vlaanderen was gekomen met de Duitse heren en zo vloog ze Lessen met haar twee kinderen Aernout en Boudin en ontbood die van Henegouwen en die van Picardie dat ze haar te hulp [fol. xiij.r] wilde komen. Robrecht hoorde hoe dat Richilt de Engelse soldaten gearresteerd had en die 60 000 guldens genomen had. Hij trok met al zijn edelen en met de Vlamingen en met 3000 Engelse soldaten naar Henegouwen. |
Hoe Robrecht dye vryese, track naer Lesse ende verbrande die stadt, ende verdreef Rijchildt met hueren twee kijnderen. RObrecht bi Lesse commende, hy verdreef Rijchildt met hueren twee kijnderen, ende hi ghecreech tcasteel, ende hy verslouch meer dan.iiij.duysent van Rijchildts lieden vrome mannen vanwapenen, hy roofde Lessene, ende stacker tvier inne endeverbrandet. Ende Rijchildt vloodt in Rijssele, ende veynsde huer, ende seyde datse wilde accorderen metten drie Steden van Vlaendren Ghendt, Brugghe, ende Ypre, ende vrientschap maken met Robrecht hueren swacelijnc. Ende doe so sandtse brieuen aen den coninc Phelips van Vranckerijcke haren neue biddende om hulpe, omme te wederstane die Vlaminghen, die haren ionghen Graue Aernoudt veriaecht hadden, ende haer volck van Henegauwe, ende van Pijckaerdyen versleghenhadden, bedt dan.iiij.duysent edele mannen van wapenen, Endedie heer van Corchy. Ende sy sandt den coninck.xxx.duysent guldens, om te bedt van hem gheholpen te wesene, endebystandicheyt van hem te vercrijghene. Die coninc Phelips vanVranckerijcke dede in allen landen groot mandement endebeuel, in Auerngen, in Bourbon, in Bourbonois, Borgoengen Berry, Langhedoc, Bloys, Poitau, Ange au, Tours ende Toureyne, Gascoengen, Bretaingne, Suyenne, Campaengen, Loreyne Bare, Normandye, Pycaerdyen, ende al omme te Parijs te commene, Ende om Richilde ontset ende onderstandt te doene. Binnen deser tijde dye scalcke Rijchildt sende eerst te Ghendt, omme te hebbene van daer.lx.eerlicke poorters. Ende te Brugghe omme.lx.ende Typre ooc omme.lx. Ende si begeerde huut alle smalle steden van Vlaendren, ende casselryen C.endelx.mannen, die waren al te samen drie hondert ende.xli.persoonen. Ende begheerde dattet souden sijn die rijcste ende die eerlicste, si soude hemlieden biddenvergheuenesse. Ende met hemlieden raet nemen, wij ende hoe men Vlaenderen regieren souden, tot dat die Graue Aernoudt groot ghenouch ware. Ende datmen [fol. xiij.v] haer eene byleuijnghe wilde bewijsen in Vlaendren. Maer Rijchildts meeninghe was omme dat die drie steden ghesondenhadden om Robrecht voorseyde, die welcke haer ende haer kinderen verdreuen hadde, ende huer volck versleghen endebrandt gesticht ende gherooft. Ende huer meenijnge was vandien huer seluen te wrekene, ouer die.iijc.ende.xl.vlaminghen, als si te Rijssele souden sijn gecomen, men soude die namenende toenamen van elcken bysondre ghescreuen hebben, endemen soude alle die poorten van Rijssele gesloten hebben, endeby x.of.xij.te gadere soudemense in diueersche herberghe gheleedt hebben, ende vp huer lieder hooft soudemenhemlieden beuolen hebben dat si niet huter herberghen gaen en souden, voor datse Rijchildt in Tcasteel ontboden hadde om yegens haer commen te sprekene, Ende daer soudmense al ynckel een onthooft hebben. Desen raedt ende voortstel wetende, mer Gheeraerdt van Buck dye Casteleyn vandencasteele van Rijssele, sandt brieuen heymelic aen die drie stedenvan Vlaendren dat sy niet en souden commen te Rijssele tot Rijchilden si en warender wel vp voorsien, elck van. ij.of iij.vrome knapen, die welcke ondere bedectelic wel gewapent ende voorsien sijn souden, ende dat si in die stede niet commen en souden voor half voor noene, want hy dan yegens hemliedenspreken soude. Ende hi screef aen hemlieden alle den raedt ende meeninghe van Rijchilden, ende vanden heere van Malgy die Richildts Cancellier was. Ende hy ontboodt ende screef aenRobrecht die Vryese dat hi wilde commen Typre vp eenencerteynen dach, hi die Casteleyn was van Rijssele wilde met Robrecht spreken in secrete. Si lieden veersamende Typre Robrecht die Vriese ende die voornoemde Casteleyn, mer Geeraert van Buc, daer gaf hi Robrecht te kennenne al den valschen raedt van Rijchilde ende van haren Cancellier die here van Malgy. Doen badt Robrecht den castelein, waert so datmen die poorters onthoofden wilde, dat hi den poorters informeren wilde te voren, ende hemlieden dat seggen soude, als dat si den hoorne blasen souden, ende beckenen slaen in allen herbergendaer si ghelogiert sijn, ende dan commen ende versamen int casteel teenen hoope. Ende Robrecht die vriese soude commenals dan wel met vim.mannen sterc, daer nu tclooster vanMarkette staet, het welcke doe eenen busch was. Ende Robrecht seyde dat hi wel bemoede als dye Vlaminghen mochten sijn int casteel, dat Rijchildt soude dat casteel beleggen van buyten, ende dat casteel beleydt sijnde, dan soude Robrecht die Vriese commen ten casteele waert, ende hi soude slaen vp Richildts lieden, ende datmen dan dat casteel van buten open dade, so dat die Vlaminghen Robrecht mochten te hulpe commen. Ende het gheuiel also dat dye.ccc.ende.xl.poorters van Vlaendren, al en warent niet alle die rijcste om te Rijssele te gane al totter Graefnede Rijchildt. Het waren doch die vroomste ende die stercste, ende elc hadde met hem.ij.of.iij.lijfknapen sijne vrome gesellen, de welcke onder huer vpperste cleederen ghewapent waren ende wel voorsien. Ende si quamen voor Rijssele. Endedie graue Robrecht van Hollandt, diemen hiet die Vryese bleef alsoot gheordonneert was een halfmijle buten Rijssele. |
Hoe Robrecht de Fries trok naar Lessen en verbrandde die stad en verdreef Richilt met haar twee kinderen. Robrecht die bij Lessen kwam verdreef Richilt met haar twee kinderen en hij kreeg het kasteel en versloeg meer dan 4 000 lieden van Richilt dappere mannen van wapens, hij beroofde Lessen en stak er het vuur in en verbrandde het. En Richilt vloog in Rijsel en veinsde zich en zei dat ze wilde overeenkomen met de drie steden van Vlaanderen, Gent, Brugge en Ieper en vriendschap maken met Robrecht. En toen zo zond ze brieven aan koning Filips van Frankrijk, haar neef, en bad om hulp om te weerstaan de Vlamingen die haar jonge graaf Aernout verjaagd hadden en haar volk van Henegouwen en van Picardie verslagen hadden, meer dan 4000 edele mannen van wapens en de heer van Corchy. En ze zond de koning 30 000 guldens om beter van hem geholpen te wezen en bijstand van hem te krijgen. Koning Filips van Frankrijk deed in alle landen groot mandement en bevel, in Auvergne, in Bourbon, in Bourbonnois, Bourgondie, Berry, Languedoc, Blois, Poitau, Ange au, Tours en Touraine, Gascogne, Bretagne, Suyenne, (?) Champagne, Lorraine, Barry, Normandië, Picardië om allen naar Parijs te komen en om Richilt ontzet en bijstand te doen. Binnen deze zond de schalkse Richilt eerst te Gent om te hebben vandaar 60 fatsoenlijke poorters. En te Brugge om 60 en te Ieper ook om 60. En ze begeerde uit alle smalle steden van Vlaanderen en wetsgebieden 160 mannen, die waren alle tezamen 340 personen. En begeerde dat het zouden zijn de rijkste en de fatsoenlijkste, ze zou hen vergiffenis bidden. En met hen raad nemen, wie en hoe men Vlaanderen regeren zouden totdat graaf Aernout groot genoeg was. En dat men [fol. xiij.v] haar een bylevijnghe (eer ?) wilde bewijzen in Vlaanderen. Maar Richiltՠs bedoeling was omdat de drie steden gezonden hadden om Robrecht die haar en haar kinderen verdreven hadden en haar volk verslagen en brandgesticht en beroofd. En haar bedoeling was van die zichzelf te wreken over die 340 Vlamingen als ze te Rijsel zouden zijn gekomen, men zou de namen en bijnamen van elk apart geschreven hebben en men zou alle poorten van Rijsel gesloten hebben en bij 10 of 12 tezamen zou men ze in diverse herbergen geleid hebben en op hun hoofd zou men hen bevolen hebben dat ze niet uit de herbergen gaan zouden voordat Richilt ze in het kasteel ontboden had om met haar te komen spreken. En daar zou men ze allen onthoofd hebben. Deze raad en voorstel wetende, maar Geeraert van Buck, de kastelein van het kasteel van Rijsel, zond heimelijke brieven aan de drie steden van Vlaanderen dat ze niet zouden komen te Rijsel tot Richilt, ze waren er goed op voorzien en elk van 2 of 3 dappere knapen die onder bedekt goed gewapend en voorzien zouden zijn en dat ze niet in de stad zouden komen voor half noen, want hij zou dan tegen hen spreken. En hij schreef aan hen allen de raad en bedoeling van Richilt, en van de heer van Malgy die Richiltՠs kanselier was. En hij ontbood en schreef aan Robrecht de Fries dat hij wilde kommen te Ieper op een zekere dag, hij die kastelein was van Rijsel wilde met Robrecht spreken in geheim. De lieden verzamelden te Ieper Robrecht de Fries en die kastelein, maar Geeraert van Buc, daar gaf hij Robrecht te kennen al de valse raad van Richilt en van haar kanselier, de heer van Malgy. Toen bad Robrecht de kastelein, was het zo dat men de poorters onthoofden wilde dat hij de poorters informeren wilde tevoren en hen dat zeggen zou en als dat ze de hoorn blazen zouden en bekkens slaan in alle herbergen daar ze gelogeerd zijn en dan komen en verzamelen in het kasteel tot een hoop. En Robrecht de Fries zou komen als dan met 6 000 mannen sterk daar nu het klooster van Marquette staat, wat toen een bos was. En Robrecht zei dat hij wel vermoedde als de Vlamingen in het kasteel mochten zijn dat Richilt zou dat kasteel belegeren van buiten en als dat kasteel belegerd is dan zou Robrecht de Fries komen te kasteel waart en hij zou slaan op de lieden van Richilt en dan dat kasteel van buiten open deed zodat de Vlamingen Robrecht te hulp mochten komen. En het geviel alzo dat de 340 poorters van Vlaanderen, al waren het niet allen de rijkste om tot Rijsel te gaan al tot gravin Richilt. Het waren toch de dapperste en de sterkste en elk had met hem 2 of 3 lijfknapen, zijn dappere gezellen die onder hun opperste kleren gewapend waren en goed voorzien. En ze kwamen voor Rijsel. En graaf Robrecht van Holland die noemt de Fries bleef alzo het geordonneerd was een halve mijl buiten Rijsel. |
Die Castelein mer Gheeraert van Buck seyde die poorters den raedt van Richilde, ende waert so dat dye heer van Maelgy hemlieden dede eenich ouerlast ofte seide eenege scimpege woorden, dat si haren hoorne blasen souden ende beckenen, want men soudse in tcasteel alle onthoofden, ende die sommige aen die balckenhanghen in haer lieder herberghen, dat was den raedt vanmijnheer van maelgy, ende dat si niet en lieten sien sloughenemmer doot den Cancellier, want die casteleyn seyde hemlieden (want hi wistet wel) dat si eerst souden commen tot die vanGhendt in haerlieder herberge, ende die heere van Maelgy soude tot hemlieden commen, datsine ooc dootslougen. Endemetten teekene vanden beckene te slane dat si alle tsamensouden commen ten Casteele, want mer Gheeraert van Buc den Castelein soudse al inne laten, ende Robrecht die Vriese soude hemlieden te hulpe commen, ende hemlieden alle weder thusewaert gheleeden. Ende het geuiel ooc also hy hemlieden voorseyt hadde, want als si ter poorten van Rijssele quaemen, men leede dye poorters van Vlaendren bi.x.bi.xij.in diueersche herberghen. Ende als sy alle ghelogiert waren, ontrent dye auent maeltijt, so comt die heere van Maelgy ter herberghe daar die eerlicste van die van Ghendt ghelogiert waren, ende si saten en soupierden, die [fol. xiiij.r] voorseyde here van Maelgy cancellier sprac hemlieden schimpelicken toe seggende aldus. Vous sanglans traitres de Flandres, rebelles de vrne seigneur, want ghi huwen graue, huut sinen lande veriaecht hebt, ende sine edele van Henegauwe versleghen, sine Stede van Lessene gherooft ende verbrandt. Ende voort so hebt ghy Inghelsche saudeniers, ende Robrecht die vryese ontboden, die welcke vyanden vander croone sijn bijden heere van den throone ghi sullet alle becoopen, ende hi dede hemlieden tooghen vele basten seggende met desen basten salmen hu alle hanghen ter solder veinstren hute van elcker herberghen Die knapen van dese poorters si sloughen ter stont die beckenen dat si cloncken van herberghe te herberghe, so datmense hooren mochte alle die stede van Rijssele duere. Endeterstont vergaderden alle dye Vlaminghen bi een ende sloughendoot den here van Maelgy ende al sijn volc dat bi hem was. Ende alle die Vlaminghen quamen totten casteele geloopen ende alle die ghene die hemlieden eenich beledt daden omme ten casteele niet te moghen commene die sloughen si doot. Here Gheeraert van buc den voornomm casteleyn ontfinc alle de Vlaminghen in tcasteel. Ende des anderen daghes Rijchildt dede beuelen alle die tharen iaren commen waren, ende wapene draghen mochtendatsy dat casteel souden belegghen van buten ende van binnen. Alst beleyt was so quam Robrecht die vryese Graue van Hollant met sinen Rijnschen heren, ende met sine Inghelschen saudeniers buten voor dat casteel, ende si versloughen alle die van Rijssele, dye tcasteel van buten beleydt hadden. Ende die vlaminghen die in tcasteel waren die holpen hem. Robrecht vanbuten hendelicx die victorie hebbende.die van Rijssele quamente harer poorten om Robrecht te wederstane. Robrecht vijncse alte met, ende vele worter doot ghesleghen, ende hi wan Rijssele metten sweerde, ende hy nam Ghijsele hute Rijssele. EndeRijchilt vloodt in Vranckerijcke, tot den coninc Phelips ouer Robrecht ende ouer die Vlamingen claghende, Huut al welcker clachte, die coninc van Vranckerijcke quam te Vlaender waert met eenen groten heyrcrachte, om sijn nichte Rijchildt te helpen ende om robrecht de vryese te verwinnene of te verdrijuene. Robrecht die vryese vernemende die comste van den coninc Phelips, hi stelde capyteynen, te Rijssele, te sint Omaers, te Belle, ende dede diueersche plaetsen beuesten. Ende hi dede Cassele bemueren, dat welcke hi voor een slot vercoos om sijn lijf te beschudtene metsgaders die van Vlaendren yghen den coninc Phelips sinen recht zweere. Robrecht die ontboodt die vanGhendt, van Brugghe, ende van Ypre, Bordorch, Berghen, Deurne, Nyeupoort, Oudenburch, Ardenburch, Roeselare, Aerlebeke, Dixmude, Couckelare, Thorrout, Ende meer ander vrome lieden die in Dorpen, ende velden woonden, dat si comensouden bi hem te Cassele, ende waren als sy al te samenvergadert waren ontrent.xviijm.mannen sterc, twelc eene cleene menichte was yeghen dat heyrcracht vanden coninc vanVranckerijcke, ende sine edele Godefroot Bisschop van Parijs Eeustaes Bisscop van Lengres, Bisscop van Beeuuays, die fransoysen, die normans, die van berry, de bourbonoizen, die bourgoengnoenen, die van Aneugnon, die van Nauarre de vanLangedoc, die van Campaengnen, die van Montagu, die vanChalons, die van Riemen, die van Orliens, die van chartres, die van Estampes, die van Bloys, die van Couchy, die vanvermandoys, dye van Pyrone, die van Corbye, die vanRibelmondt, die van Bretaingnen, van Loreyne, van Baer, vanNiuers, van Amyens, van Soison, van Henegouwe, van Toureyne, alle dese Landtschepen quamen om Vlaendren te verderuene, ende om Robrecht te vernielene. Robrecht aensiende die grote menichte vanden volcke vanden coninc van Vranckerijcke, hi badt den Vlaminghen dat si vasten wilden eenen dach, endewullen gaen, ende hemlieden gode beuelende, ende dat si alle gode aenroepen souden, om sine hulpe ende gracie. Ende ouermits dat die fransoysen moede waren van rijdene ende vangane, so wilde Robrecht die gaen bestrijden des anderen daechs, na dat si gheuast hadden. Ende smorghens al die wijle, dat die Fransoysen sloughen huer Tenten en Pauwelioenen omme alle dese Edele te velde te logierene. |
De kastelein Gheeraert van Buck zei de poorters de raad van Richilt en was het dat de heer van Malgy hen deed enige overlast of zei enige schimpende woorden dat ze hun hoorn blazen zouden en bekkens, want men zou ze in het kasteel allen onthoofden en sommige aan de balken hangen in hun herbergen, dat was de raad van mijnheer van Malgy dat ze niet lieten zien sloegen immer de kanselier dood want de kastelein zei hen (want hij wist het wel) dat ze eerst zouden komen tot die van Gent in hun herberg en de heer van Malgy zou tot hen komen dat ze hem ook dood sloegen. En met het teken van de bekkens te slaan dat ze allen tezamen zouden komen te kasteel want meneer Gheeraert van Buc, de kastelein, zou ze allen inlaten en Robrecht de Fries zou hen te hulp komen en hen allen weer naar huis begeleiden. En het gebeurde ook alzo hij hen voorspeld had, want toen ze ter poorten van Rijsel kwamen leidde ment de poorters van Vlaanderen bij 10, bij 12 in diverse herbergen. En toen ze allen gelogeerd waren, omtrent de avond maaltijd, zo komt de heer van Malgy ter herberg daar di fatsoenlijkste van die van Gent gelogeerd waren en ze zaten en soupeerden en die [fol. xiiij.r] heer van Malgy kanselier sprak hen schimpend aan en zei aldus. Ԗous sanglans traitres de Flandres, rebelles de urne seigneurլ want gij uw graaf uit zijn land verjaagd hebt en zijn edelen van Henegouwen verslagen, zijn stad van Lessen geroofd en verbrand. En voorts zo hebt ge Engelse soldaten en Robrecht de Fries ontboden die vijanden van de kroon zijn bij de heer van troon, ge zal het alle bekopen en hij toonde hen vele basten en zei; met deze basten zal men u allen hangen ter zoldervenster uit elke herberg. De knapen van deze poorters sloegen terstond de bekkend zodat ze klonken van herberg tot herberg, zodat men ze horen mocht de hele stad Rijsel door. En terstond verzamelden alle Vlamingen bijeen en sloegen de heer van Malgy en al zijn volk dood dat bij hem was. En alle Vlamingen kwamen naar het kasteel gelopen en al diegene die hen enig belet deden om niet tot het kasteel te komen die sloegen ze dood. Heer Gheeraert van Buc, de kastelein, ontving alle Vlamingen in het kasteel. En de volgende dag liet Richilt bevelen allen die tot hun jaren gekomen waren en wapens dragen mochten dat ze dat kasteel zouden belegeren van buiten en vanbinnen. Toen het belegerd was zo kwam Robrecht de Fries, graaf van Holland met zijn Rijnse heren en met zijn Engelse soldaten buiten voor dat kasteel en ze versloegen allen die van Rijsel die het kasteel van buiten belegerd hadden. En de Vlamingen die in het kasteel waren die hielpen hem. Robrecht had van buiten handig de victorie en die van Rijsel kwamen naar hun poorten om Robrecht te weerstaan. Robrecht ving ze al te met en velen werden er dood geslagen en hij won Rijsel met het zwaard en nam gijzelaars uit Rijsel. En Richilt vloog in Frankrijk tot koning Filips en klaagde over Robrecht en over de Vlamingen. Uit welke klacht de koning van Frankrijk te Vlaanderen waart kwam met een grote legermacht om zijn nicht Richilt te helpen en om Robrecht de Fries te overwinnen of te verdrijven. Robrecht de Fries vernam de komst van koning Filips, hij stelde kapiteins te Rijsel, te Sint-Omaars, te Belle en liet diverse plaatsen versterken. En hij liet Kassel ommuren wat hij voor een burcht koos om zijn lijf te behoeden mitsgaders die van Vlaanderen tegen koning Filips zijn rechte zwager. Robrecht die ontbood die van Gent, van Brugge en van Ieper, Bordorch, (?) Bergen, Deurne, Nieuwpoort, Oudenburg, Aardenburg, Roeselare, Harelbeke, Diksmuide, Koekelare, en meer ander dappere lieden die in dorpen en velden woonden dat ze bij hem zouden komen te Kassel en waren als toen ze verzameld waren omtrent 18 000 mannen sterk wat een kleine menigte was tegen die legermacht van de koning van Frankrijk en zijn edele Godfried, bisschop van Parijs, Eeustaas, bisschop van Langres, bisschop van Beauvais, de Fransen, die van Normandi, die van Berry, die van Bourbon, de Bourgondiers, die van Avignon, die van Navarra, van Languedoc, die van Campagne, die van Montagu, die van Chalons, die van Reims, die van Orleans, die van Chartres, die van Estampes, die van Blois, die van Coucy, die van Vermandois, die van Pirons, die van Corbie, die van Ribelmondt, (?) die van Bretagne, van Lotharingen, van Baar, van Nevers, van Amiens, van Soissons, van Henegouwen, van deze landschappen kwamen om Vlaanderen te bederven en om Robrecht te vernielen. Robrecht zag die grote menigte van volk van de koning van Frankrijk aan en bad de Vlamingen dat ze een dag vasten wilden en in wol gaan en hen God aanbevelen en dat de allen God zouden aanroepen om zijn hulp en gratie. En omdat de Fransen moe waren van rijden en van gaan zo wilde Robrecht die gaan bestrijden de volgende dag nadat ze gevast. En ճ morgens al de tijd dat de Fransen hun tenten en paviljoenen sloegen om al deze edelen te velde te logeren. |
Hoe Robrecht die vryese, met allen sinen Edelen, ende met den Vlaminghen, den Coninc van Vranckerijcke beuacht. [fol. xiiij.v] RObrecht die Vryese met twee vlercken scharewijs commende daer den Coninc was, die noch niet en bemoede beuochten te sine beghan te slane vp die Fransoysen die noch vp huer verweeren niet en waren, ende te gheender ordinancie en consten gheraken, nauw wasser een die hem verweerde, ende Robrecht met sinen volcke was hauwende ende keruende. Dye coninc vloodt wech, daer wierdt so vele volcx versleghen, so dat alle die grachten ende beken ontrent Cassele die warenghevarwet vanden bloede van den voorseyde Fransoysen. Daer waren versleghen veel princhen ende grote heren endeedelmannen, ende sonderlinghe so bleef daer versleghen die Graue Aernoudt Rijchilds oudtste sone, die welcke was geuoert sint Omaers in sinte Bertins cloostre, ende daer begrauen Des Bisschops van Parijs broedre dye Graue was van Beunen wardt in desen strijt gheuanghen van Robrecht die Vryese, ende noch vele ander edele heeren. Ende Robrecht deidse al verscheeden legghen in diueerschen vanghenessen in Vlaendren. Ende ooc heindelick so wordt Rijchildt gheuanghen van Robrechte heuren Swaecelinck. Dit verhoorde die Coninc ende sendede den Bisschop van Parijs tot Robrechte die Vryese vraghende by wat occusoene dat hy so star yeghen die crone ende occupeirde Vlaendren dat hem niet toe en behoorde. [fol. xv.r] Robrecht verhaelde alle die causen, ende die sticken vander felder leeuwinnen Richilden ende sonderlinghe, hoe datse Walcheren ende tgraefschip van Aelst hem ghenomen hadde, ende hoe hi vanden drie Steden van Vlaendren ontboden was. Ende hoe datse sine tsestich duysent guldens ghenomen hadde die hi sine Saudeniers ghegheuen soude hebben. Ende vandenhere van Gauere ende die Schepenen, ende die eerlicste vanOudenaerde hadde ghedaen onthoofden. etc. Die Bisschop vanParijs alle dese sticken hoorende was seere verwondert, ende hi makede met Robrecht een bestand van.xl.daghen, inden name vanden Coninck. Ende hi badt Robrechte voor sinen broeder denGraue van Beunen die Robrecht gheuanghen hielt. Ende ter bede vanden seluen Bisschop ontslouch hi den seluen Grave, endeschanckene den seluen Bisschop, ende ter weerdichede van denvoorseyde coninc sinen recht zweere, die welcke voorseydeBisschop commende tot den Coninck, ende hem alle die sticken vertreckende so si ghebuert waren, die coninc dit horende segende hem van groter verwonderheden. Ende hi ontboodt Robrecht de vryese, omme van hem gheinformeirt te sine. Endegaf hem vrij saufconduyt, omme tot hem te commene. Robrecht andtwoorde tot des conincx boden dat hi daer niet commen en wilde, want hi en betraude die walen niet. Als dat die coninc verhoorde wordt hy al te seere verstoort. Ende dede te Vitry een groot heercracht vergaderen. Ende hy quam weder te Vlaendre waert met een heercracht van wel.lxxm.mannen. Edele princen, Hertoghen, Grauen, Baenraetsen, Rudderen, ende knechten. Ende Boudin de onnosele dede den Coninc manschip van den Graefschepe van Vlaenderen. Die welcke Boudin was Richildens ioncste sone. Ende als de Coninc omtrent vier daghen hadde geweest ouer den nieuwen dijck.Byden rade vanden Bisschop van Parijs, so keerde hi weder omme naer Parijs ende een groot deel van synen edelen. Maer die ionghe Graue meende te beuechtene synen oom Robrecht die Vrieze metten Pycaerts ende met Heynewiers. Robrecht dit vernemende dat dye Coninck wederomme ghetrocken was, ende tmeeste deel van sinen volcke, ende dat Boudin sijn neue begheerde wijch te hebbene yegens hem.Robrecht vergaderde al tvolc vanVlaendren. Ende tusschen sint Omaers ende Cassele was seere gheuochten, ende daer was Boudin donnosele de.x.Graue vanVlaendren versleghen. Ende aldus als Robrecht die Vrieze alle sine vianden verwonnen hadde, som doot ghesleghen, som gheuanghen en som gheuloden, so wort hy een gheweldich Prinche ende heere van Vlaendren. Ende hy maecte dat lant van Aelst anex den lande van Vlaendren. Ende onder die Casselrie van Ghendt. Ende hi deder of manschip den Keyser. Ende hi dede eerst in Vlaendren iusticie, als van te rechtene mettensweerde. |
Hoe Robrecht de Fries met al zijn edelen en met de Vlamingen de koning van Frankrijk bevocht. [fol. xiiij.v] Robrecht de Fries met twee vleugels schaarvormig kwam waar de koning was die nog niet vermoedde bevochten te worden begon te slaan op de Fransen die nog niet op hun verweer waren en geen ordinantie konden raken, nauwelijks was er een die zich verweerde, en Robrecht met zijn ging hauwen en kerven. De koning vloog wed, daar werd zoveel volk verslagen zodat alle grachten en beken omtrent Kassel die waren geverfd van het bloed van die Fransen. Daar waren verslagen veel prinsen en grote heren en edele mannen en vooral zo bleef daar verslagen graaf Aernout, de oudste zoon van Richilt die was gevoerd van Sint-Omaars in Sint Bertinus klooster en daar begraven De broeder van de bisschop van Parijs die graaf was van Boulogne-sur-Mer werd in deze strijd gevangen van Robrecht de Fries en nog vele andere edele heren. En Robrecht liet ze allen gescheiden leggen in diverse gevangenissen in Vlaanderen. En ook eindelijk zo werd Richilt gevangen van Robrecht, haar zwager. Dit hoorde de koning en zond de bisschop van Parijs tot Robrecht de Fries en vroeg om welke gelegenheid dat hij zo sterk tegen de kroon en Vlaanderen bezette dat hem niet toe behoorde. [fol. xv.r] Robrecht verhaalde alle oorzaken en de stukken van de felle leeuwin Richilt en vooral hoe dat ze Walcheren en het graafschap van Aalst hem genomen had en hoe hij van de drie steden van Vlaanderen ontboden was. En hoe dat zijn 60 000 guldens genomen had die hij zijn soldaten gegeven zou hebben. En van de heer van Gavere en de schepenen en de fatsoenlijkste van Oudenaarde had laten onthoofden etc. De bisschop van Parijs die al deze stukken hoorde was zeer verwonderd en maakte met Robrecht een bestand van 40 dagen in de naam van de koning. En hij bad Robrecht voor zijn broeder de graaf van Boulogne-sur-Mer die Robrecht gevangen hiel. En ter bede van die bisschop ontsloeg hij die graaf en schonk hem de bisschop en ter waardigheid van de koning zijn echte zwager en toen de bisschop tot de koning kwam en hem alle stukken verhaalde zo ze gebeurt waren en de koning dit hoorde zegende zich van grote verwondering. En hij ontbood Robrecht de Fries om van hem geïnformeerd te zijn. En gaf hem vrijgeleide om tot hem te komen. Robrecht antwoordde tot de koningsboden dat hij daar niet kommen wilde, want hij vertrouwde de Walen niet. Toen dat de koning hoorde werd hij al te zeer verstoord. En liet te Vitry een grote legermacht verzamelen. En hij kwam weer te Vlaanderen waart met een legermacht van wel 70 000 mannen. Edele prinsen, hertogen, graven, baanderheren, ridders en knechten. En Boudin de zachtmoedige deed de koning manschap van de graafschappen van Vlaanderen. Die Boudin was de jongste zoon van Richilt. En toen de koning omtrent vier dagen was geweest over de nieuwe dijk keerde hij bij raad van de bisschop van Parijs, weer om naar Parijs en een groot deel van zijn edelen. Maar de jonge graaf meende te zijn oom Robrecht de Fries te bevechten met die van Picardie en van Henegouwen. Robrecht vernam dat de koning terug getrokken was en het grootste deel van zijn en dat Boudin, zijn neef, strijd tegen hem begeerde te hebben. Robrecht verzamelde al het volk van Vlaanderen. En tussen Sint-Omaars en Kassel was zeer gevochten en daar was Boudin de zachtmoedige de.10de graaf van Vlaanderen verslagen. En aldus toen Robrecht de Fries al zijn vijanden overwonnen had en soms dood geslagen, sommige gevangen en sommige gevlogen zo werd hij geweldige heer prins van Vlaanderen. En hij maakte dat land van Aalst annex het land van Vlaanderen. En onder het gebied van Gent. En hij deed er de keizer manschap van. En hij deed eerst in Vlaanderen justitie als van de berechten met het zwaard. |
Van Robrecht die Vriese.xi.Graue vanVlaendren, die welcke metten sweerde conquesteerde West vrieslant, ende dede eerst iustitie metten sweerde doen. Dat.xvi.Capittel. RObrecht die Vriese Graue van Hollandt, van Vrieslandt, Graue van Aelst, Heere van Walcheren, als hi al sine vianden hadde verwonnen ende veriaecht, soe wordt [fol. xv.v] hi gheweldich prinche ende heere van Vlaendren, hi was die elleuenste Graue van vlaendren, hi was die ionckste sone vanBoudin van Rijssele des Regents van Vranckerijcke. Dese Robrecht was die ghene dye binnen sijns vaders tijden veriaghede den Keyser Heindrick vanden nyeuwen dijcke endevan sint Omaers tot inder stadt van Nymmeghen in Ghelderlandt. Ende hi stack dat vier in Tcasteel, daer den Keyser in ghelogiert was. Dese Robrecht hadde te wijue ghetruudt dye Hertoghinne van Elsaten, des hertoghen Bernaerdts van Zassen dochtre, ende si was weduwe van Floreins dye.vij.Graue van Hollandt. Robrecht hadde by Gheertrude sinen wijue twee knapelicken kijndren, waer of die eene hiet Robrecht, endedander Philips, ende drie dochteren, deerste was Adelie, ende hadde te manne sint Tauwe den maertelare, die was Coninck van Denemarcke, dandre hiet Gheertruudt, ende was Hertoghinne van Elsaten. Die derde hiet Marie ende was nonne meneghen tijdt, ende Abdesse in tclooster te Meessene, dat huer grootevrauwe dede stichten. Dese Robrecht conquesteerde metten sweerde Westvriestlandt ende Camerlandt, Alkemare, Haure, Henschusen ende Meyeblieck. Ende hi was in Rodes, in Cypers daer hi vele lofs ende victorie vercreech yeghens die Heydenen ende dye Sarazijnen, want hijer meneghen Sarazijn doot slouch. Voordt so was hi in Suryen ende in dat heleghe landt van Iherusalem, met Wenemare de Marquis van Ferrara, ende metten Hertoghe van Bruuswijck van ghuulken van Loon, die welcke onder hemlieden vele iammers deden den Heydenen. Ende hy van danen te Vlaender waerts commende Rijchild sine Swachenede, nam hem Tlandt ende Tgraefscip van Aelst, twelc hi weder creech bi twee wijghen, inde welcke wijghen hi seghe hadde en victorie. Ende daer Richilds twee sonen versleghen bleuen, als voren gheroert is, ende Richild gheuanghen. Daer naer so trac Robrecht tot Mens vp den Rijn tot den keyser Heyndrick, ende dede hem manschip vanden lande van Aelst, het welcke hi bi des keysers consente dede maken anex Vlaendren. Ende voor den Keyser was verhaelt dye sware schade ende schande die den Coninck van Vranckerijcke hadde gehadt te Cassele by Occuzoene van Richilde. Ende daer omme dye Keyser beual Robrechte te Mens bi hem te blijuene. Ende hi ontboodt den Coninc van Vranckerijcke dat hem belieuen wilde by hem te commene te Mens, also hi ooc dede. Ende dye Coninck van Vranckerijcke daer commen sijnde, daer waren vertooght ende verhaelt alle die quade fayten van Rijchilde, endeRobrechte en was geen onrecht ghegheuen, als alle die sakenwel verstaen waren, anders dan dat hijt den Coninck nyet ouerghescreuen en hadde al dat grote ongelijc dat hem Rijchild ghedaen hadde, ende den lande van Vlaendren. Dye Keyser Heyndric maecte den pays tusschen den Coninck ende Robrechte, maer Robrecht moeste den coninck bidden om remissie, ende doen manschap vanden lande van Vlaendren West gheleghen vanden schelder ende vander Leye, ende dat hy Rijchilde sijnder Swasenede soude lyureren ende verlossen hutter vangenesse, ende gheuen haer om hare byleuijnghe Oudenaerde metter casselrye daer onder behoorende. EndeRobrecht belouede ter goeder trauwe dyt al te vulcommene also gheringhe als hi in Vlaendedren quame. Ende aldus namRobrecht orlof aenden Keyser ende aen den Coninck, ende in Vlaenderen commende, hi dede Rijchild huuter vangenesse, ende gaf haer te kennene hoe datse occusoen ende cause was bet dan van.lxxxm.des edels volcx doot, ende dat huut heurer felheyde, ende was ooc occusoen van beete heurer kindren doot. Hi gaf haer Oudenaerde metter casselrye, ende hi vermaende haer dat si haer voughen soude te godewaert, endeverpenitencien heure ouerdaet die si gedaen hadde, met vastene, biddene, ende andere weldaden. Dese Rijchild blijde sijnde datse so ontsleghen was vander vanghenesse.Ende te haer seluen commende wordt seere weenende voor haren swaselijnc Robrecht, hem biddende vergheuenesse vanden grotenongelijcken dat si hem ghedaen hadde ende den lande van Vlaendren. Ende dese felle leeuwinne ouermoedich ende quaet, veranderde so in corter tijt dat si bet scheen een [fol. xvi.r] onnosel schaepkin dan anders, gheen lijn waet draghende, vp gheen bedde slapende, dicwille vastende, des vrydaechs gheersten broot etende ende water drinckende, die aerme huusweeken vertroostende, ende die siecken vysenterende, ende aldus persevererende inder penitencien ende weldadentotter doot toe. Ende hendelic so wordt si siec, ende met groter deuocien ende weerdicheden hare heleghe sacramenten vander heleger kercken ontfanghen hebbende, verschiet van deser weerelt, ende wort begrauen byden paysiuelen Boudin heuren anderen man, in tclooster te Hennon. Robrecht dye Vryese regierde Vlaender in grooten payse wel xxij.iaer. Ende hi hadde sinte Pietre die Apostele in alte grooter weerde, ende hi stichtede xxx.kercken in die eere van sinte Pietre, eerst sinte Pieters Canesye te Cassele, met.xxx.prouenden, ende hi dede Cassele beuesten ende bemeuren. Item hi stichte die halue Canesye van Thorout, ende die Abdye van sinte Pieters Thoudenburch, diemen nv heet sinte Aernoudts. Item sinte Pieters cappelle te Brugghe, te Oorscamp, Toostende, te Tielt, te Hulst, te Maldeghem ende in vele andre plaetsen. Item nota bene, dat in die prophecie van Ermegarde so leistmen, alsmen om Robrecht dye Vryese ghinc, als dat hi in Vlaendren commen soude om te wederstane die quade felheyt van Rijchilde die prophetersse. Ermegaerd sprac dat Robrecht Graue van Vlaendren worden soude, ende dat hi Vlaendren seere vermeersen ende beteren soude, ende dat van hem souden commen al die Vlaemsche Princhen totter tijt van Antekerste toe. Robrecht int xxij.iaer van sijnder heerscapie siec sijnde, ende ontfangende alle sine sacramenten, so starf hy op sinte Nycasis auent int iaer ons heren.M.xciij.ende was begrauentsinte pieters te Cassele, in die crocht onder den Choor. |
Van Robrecht de Fries de 11de graaf van Vlaanderen die met het zwaard veroverde West-Friesland en liet eerst justitie met het zwaard doen. Dat 16de kapittel. Robrecht de Fries, graaf van Holland, van Friesland, graaf van Aalst, heer van Walcheren, toen hij al zijn vijanden overwonnen en verjaagd had zo werd [fol. xv.v] hi j geweldige prins en heer van Vlaanderen, hij was de elfde graaf van Vlaanderen en de jongste zoon van Boudin van Rijsel de regent van Frankrijk. Deze Robrecht was diegene die binnen zijn vaders tijden keizer Hendrik verjoeg van de nieuwe dijk en van Sint-Omaars tot in de stad Nijmegen in Gelderland. En hij stak het vuur in het kasteel waar de keizer in gelogeerd was. Deze Robrecht had tot wijf getrouwd de hertogin van Elzas, de dochter van hertog Bernard van Saksen en ze was weduwe van Floris de 7de graaf van Holland. Robrecht had bij Geertruida zijn wijf twee jongens waarvan de ene heette Robrecht en de ander Filips en drie dochters, de eerste was Adela en had tot man Sint Knoet de martelaar en die was koning van Denemarken, de andere heette Geertruid en was hertogin van Elzas. De derde heette Marie en was non menige tijd en abdis in het klooster te Mesen dat haar grootmoeder liet stichten. Deze Robrecht veroverde met het zwaard West-Friesland en Kennemerland, Alkmaar, Horen, Enkhuizen en Medemblik. En hij was in Rhodes, in Cyprus waar hij veel lof en victorie kreeg tegen de heidenen en de Saracenen want hij sloeg menige Saraceen dood. Voorts zo was hij in Syrie en het heilige land van Jeruzalem, met Wenemare de markies van Ferrara en met de hertog van Braunschweig van Gulik en van Loon die onder hen de heidenen veel droefheid deden. En toen hij vandaar te Vlaanderen waart kwam nam Richilt het land en graafschap van Aalst, wat hij terugkreeg in twee strijden waarin hij zege had en victorie. En waarin twee zijn van Richilt verslagen bleven, als voor aangeroerd is en Richilt gevangen. Daarna zo trok Robrecht tot Mainz op de Rijn tot keizer Hendrik en deed hem manschap van het land van Aalst, wat hij met toestemming van de keizer liet maken annex Vlaanderen. En voor de keizer was verhaald de zware schade en schande die de koning van Frankrijk had gehad te Kassel bij gelegenheid van Richilt. En daarom beval de keizer Robrecht te Mainz bij hem te blijven. En hij ontbood de koning van Frankrijk dat hij zich believen wilde bij hem te komen te Mainz, alzo hij ook deed. En toen de koning van Frankrijk daar gekomen was werd er veel getoond en verhaald van alle kwade feiten van Richilt en Robrecht was geen onrecht gegeven toen al die zaken goed verstaan waren, anders dan dat hij het de koning niet geschreven had van dat grote ongelijk dat hem Richilt gedaan had en het land van Vlaanderen. De keizer Hendrik maakte de vrede tussen de koning en Robrecht, maar Robrecht moest de koning bidden om remissie en manschap doen van het land Vlaanderen West gelegen van de Schelde en van de Leie en dat hij Richilt zou lyureren (?) en verlossen uit de gevangenis en geven haar om haar levensonderhoud Oudenaarde met het wetsgebied daar daaronder behoort. En Robrecht beloofde te goeder trouw dit alles te doen alzo gauw als hij in Vlaanderen kwam. En aldus nam Robrecht verlof aan de keizer en aan de koning en toen hij in Vlaanderen kwam deed hij Richilt uit de gevangenis en gaf haar te kennen hoe dat ze en gaf haar te kennen hoe dat ze gelegenheid en oorzaak was van de dood van meer dan 80 000 edele mannen en dat vanwege haar felheid en was ook oorzaak van de dood van haar kinderen. Hij gaf haar Oudenaarde met het wetsgebied en hij vermaande haar dat ze zich voegen zou tot God waart en penitentie deed voor haar overdaad die ze gedaan had met vasten en bidden, en andere weldaden. Deze Richilt was blijde dat ze ontslagen was van de gevangenis. En toen ze tot zichzelf kwam begon ze zeer te wenen voor haar zwager Robrecht, en bad hem vergiffenis van het grote ongelijk dat ze hem gedaan had en het land van Vlaanderen. En deze felle leeuwin, overmoedig en kwaad, veranderde zo in korte tijd zodat ze beter leek een [fol. xvi.r] onnozel schaapje dan anders, droeg geen linnen gewaad, sliep op geen bed, vastte vaak, at op vrijdag gerstebrood en dronk water, vertroostte de arme lieden en bezocht de zieken en bleef standvastig in penitentie en weldaden tot de dood toe. En eindelijk zo werd ze ziek en met grote devotie en waardigheid ontving ze haar heilige sacramenten van de heilige kerk en scheidde van deze wereld en werd begraven bij de vredelievende Boudin, haar andere man in het klooster te Hennon ?). Robrecht de Fries regeerde Vlaanderen in grote vrede wel 22 jaar. En hij had Sint Petrus de apostel in al te grote waar en stichtte 30 kerken in de eer van Sint Petrus, eerst Sint Petrus kanunnikhuis te Kassel, met 30 provenden en hij liet Kassel vestigen en ommuren. Item, hij stichtte het halve kanunnikhuis van Torhout en de abdij van Sint Petrus te Oudenburg die men nu Sint Arnout noemt. Item, Sint Petrus kapel te Brugge, te Oostkamp, te Oostende, te Tielt, te Hulst, te Maldegem en in vele andere plaatsen. Item, nota bene, dat in de profetie van Ermegarde zo leest men toen het om Robrecht de Fries ging als dat hij in Vlaanderen komen zou om te weerstaan de kwade felheid van Richilt de profetes. Ermegarde sprak dat Robrecht graaf van Vlaanderen worden zou en dat hij Vlaanderen zeer vermeerderen en verbeteren zou en dat van hem zou komen alle Vlaamse prinsen tot de tijd van de Antichrist toe. Robrecht was in het 22ste jaar van zijn heerschappij ziek en ontving al zijn sacramenten en zo stierf hij op Sint Nicasius avond in het jaar ons heren 1093 en werd begraven in Sint Petrus te Kassel in de crypte onder het koor. |
[ Vanden ionghen Robrecht dye Vryese.xij.graue van Vlaendren] Vanden ionghen Robrecht dye Vryese.xij.graue van Vlaendren, die welcke halp Ihrlխ winnen, ende creech sint Ioris lichaem, ende schanct in de kercke van Aquitanien ende maecte den proost van sinte Donaes te Brugghe Cancelier van Vlaendren. Dat.xvij.Capittel. DIe ionghe Robrecht die Vryese des voorseyde Robrechts sone, hi was de.xij.graue van vlaendren, ende hi hadde te wijue Clemencie, dochtere vanden edelen prinche ende Graue vanBourgoengnen, die men hiet die Testabaerdich. Ende bi haer hadde hi.ij.sonen, als den edelen Boudin toegenaemt Aptkin, ende Willem, die wel ionc starf, ende hi was begrauente.s.Maertens Typre. Dese Robrecht was met Godeuaert vanBilgoen te Sardenay in Anthiochien daer vele Ammiralen warenverslegen Ende hi halp beclemmen die heylige stede van Ihrlխ met Godeuaert van Bilgoen, ende halp Ihrlխ winnen, ende als hi weder keerde huut Syrien te Vlaenderwaerts commende hi ghecreech tlichaem van sint Ioris, dwelcke hi gaf in aquitanensi ecclesia Ende eens teenen tijden so meende hi te Parijs te rijdene, ende commende by Dampiere Martijn, viel van sinenpeerde, ende hi wordt seere gequetst, so dat hy cortelinge daer naer starf. En hi was gheuoert in tcloostre van.s.vedast te Atrecht, ende daer begrauen int iaer.xic.ende.xi. Nota, als hi voer in Suryen, hi ordonneerde dat den proost van sinte Donaes te Brugghe soude sijn Cancellier van Vlaendren ende draghen den Seghele vanden Graue van Vlaendren. [fol. xvi.v] |
[ Van de jonge Robrecht de Fries, 12de graaf van Vlaanderen] Van de jonge Robrecht de Fries, de 12de graaf van Vlaanderen die hielp Jeruzalem winnen, en kreeg het lichaam van Sint-Joris en schonk het de kerk van Aquitanië en maakte den proost van Sint Donaas te Brugge kanselier van Vlaanderen. Dat 17de kapittel. De jonge Robrecht de Fries, de zoon van Robrecht, was de 12de graaf van Vlaanderen en hij had tot wijf Clementia, dochter van de edele prins en graaf van Bourgondië die men de Testabaerdich (potbaard?) noemde. En bij haar had hij 2 zonen als de edele Boudin, bijgenaamd Aptkin, en Willem die wel jong stierf en was begraven te Sint Marten te Ieper. Deze Robrecht was met Godfried van Bouillon te Saidnaya in Antiochie waar vele admiralen waren verslagen. En hij hielp beklimmen de heilige stad van Jeruzalem met Godfried van Bouillon en hielp Jeruzalem winnen en toen hij terugkwam uit Syrie te Vlaanderen waart kreeg hij het lichaam van Sint Joris, die hij gaf de kerkelijke gemeente van Aquitaine. En eens te ene tijd zo meende hij naar Parijs te rijden en kwam bij Dampierre Martin en viel van zijn paard en werd zeer gekwetst zodat hij gauw daarna stierf. En hij werd gevoerd in het klooster van Sint Vedast te Atrecht en daar begraven in het jaar 1111. Nota, toen hij voer in Syrie ordonneerde hij dat de proost van Sint Donaas te Brugge zijn kanselier zou zijn van Vlaanderen en de zegel dragen van de graaf van Vlaanderen. [fol. xvi.v] |
Van Boudin des Ionghen Robrechts Svriesensseyde.den.xiij.Graue die ghenaemt was Graefhabkin, de welcke grote iustitie dede. Dat.xviij.Capittel. DIe edele rudder Boudin, des ionghen Robrechts Svriesenseydein edelhede, in fayte van wapenen, in iusticie te doene. Ende in gherechticheden en was hy niet mindre dan sijn vadere, oft Robrecht die Vryese dhoude sijne grootheere. Dese Boudin habkin hadde te wijue des Grauen Alexius van Bartaengnen dochter, maer omme dat si onderlinge maeghscip waren. Die Paeus Passcharis deidtse scheeden, want het aldus gherecisteert was vanden Paeus, dat Constancia die Coninghinne van Vranckerijcke des Conincx Robrechts wijf.Ende Ermegard die Graefnede van Auerne waren twee ghesusteren, vander Coninghinne Constantia, quam Edelia Graefnede van Vlaendrendes houden Robrechts Tsvriesen moedre, ende van Ermegaerde quam ooc een andre dochter, heetende oock Ermegaerde, Graefnede van Champaengnen van Edelia der coninginnendochter Graefnede van Vlaendren quam die ionghe Robrecht die Vryese. Ende van Ermegaerde van Champaengnen quam Berta die Graefnede van Montfoort. Ende van Robrecht dye Vriese die ionghe so quam Boudin habkin. Ende van Berte quam Abisis graefnede van Nantes in Bretaengnen. Ende van Abisis so quam die Graue van Allein, vanden welcken dat Boudin habkin hadde die dochtere Ende aldus metsgaders dat si maechscip waren, so moesten si van malcanderen scheeden. Dese Boudin was dye.xiiij.Graue in Vlaendren. Die wijle dat die ionge Robrecht die Vriese sijn vadre was te Anthiocien, ende in Suryen te Iherusalem, ende te Sardenay. Alle die in Vlaendren officien hadden, als Saliuus, Scouteetenen, ende des heeren knapen, sy waren fel ende onghenadich den ghemeenen volcke. Ende sonderlinghe den cooplieden. Die knapen ende dienlinghen vanden heeren si waren straetroouers vertasserers endemoordenaers, waer by dat in Vlaendren gheen neeringhe en was, want hier bi alle cooplieden Vlaendren schuweden. Dit vernam Boudin hapkin ende dede vele schoone boomen vellen, ende ouer al vele galghen maken. Ende dede ghebieden, so wye hem wist te beclaghene van eenighen officiers ofte dienlinghendat ment hem soude te kennen gheuen, men soude hemlieden goet recht doen. Ende wat hemlieden ghenomen ware, men soudt hemlieden doen weder gheuen, die clachten quamender so ontallicke vele dat een wonder ende iammer om hooren was. Item in eene thoroutmarct so warender te Brugghe inde steenstrate ghelogiert, ten huyse ten slotele vp ten noene cooplieden, oosterlinghen, Lapidarizen. Ende si wouden naer die noene rijden omme tsnauents te wesene te Thorout ter marct. Ende aldaer in die selue herberghe was ghelogiert mijn heere Heindric van Caloo met.ix.ander mannen van edelder gheboorten, ende met huerlieden knapen Die cooplieden sonden heurlieder knapen alle wech tote.ij.die welcke van hemliedenlast hadden om voren te rijdene, om spijse te doene bereedene yeghen snauens daer si te Thourout logieren souden. Ende den seluen riddere seyde den seluen knapen dat si [fol. xvij.r] inder ghelijcke voor hemlieden ook spijse souden doen bereeden als eenen haluen wederbuuc ende vijf kyekenen, want si daer ooc tsnauens meenden te wesene. Des achternoens ten drien heuren dye cooplieden hiesschen den weerdt huer lieder bygordel metten gelde, dwelck die weerdinne besteit hadde, ende daer toe een lederen sack met precieusen steenen Al dit merckende die selue heyndric met alle sinen gheselschepe, si daden alle huer peerden sadelen ende reden achter die cooplieden al schoonekins. Mer als si quamen byder leepe, so reden die edele sterckelic achter, so dat si die coopliedenachterhaelden ende omrijnghdense, ende vermoordense, ende worden ghesleypt in eenen busch. Mer Heindric quam te Thorout, ende men gaf die sweerden die werdinne te bewaerne, ende den sack metten ghesteenten ende dat bygordele mettenghelde dat hi den seluen cooplieden gherooft hadde. Die spijse was bereet, si wilden gaen eten, ende die knapen vandenOosterlingen vraeghden naer haer lieder meesters. Die edele seyden, si en wistender niet of. Alst doncker begonst te sine, doe quam dye mare in Thorout datter drie cooplieden vermoort waren byder leepe Ende als dat hoorden die twee knapen die dye spijse hadden ghedaen bereeden, si sijn darwaert ghegaen, ende vonden hare meesters daer liggende vermoordt. Boudin hapkin was als doe te Wijnghendale, int casteel dat sijn grootheer die houde Robrecht die Vriese dede maken, endehoorde ooc die mare datter drie cooplieden vermoordt waren by der leepe. Die graue Boudin liet sijn auent maeltijt staen endequam te Thorout ende vraeghde naer die knapen vandenvoorseyde cooplieden, waer si ghelogiert waren. Ende den prinche commende byden knapen, hy vraechde wat coopmanscap dat hare meesters hadden. Si hadden seyden si, deen een Scrijnkin met precieuse steenen, ende een bygordel met ghelde dander, ende die derde hadde een tassche vul guldens. Dye Graue vraechde voordt den knapen of si yement hadden ghehadt in huer lieder geselschap. Si seyden anders niement dan edele mannen met huerlieder ghesinde, die gelogiert waren in die selue herberghe, ende si baden dat wi spijse souden doen bereeden te haren behouf, twelcke wi deden. Ende sitten hier noch en soupperen. Doen dede die Graue commen die werdinne ende vraeghde haer wat haer die Ridders hadden ghegheuen te verwaerne, ende te bestedene. Sy seyde, het lach in hare scrijne, ende en wiste niet wattet was. Die Graue Boudin leede met hem beede die knapen vanden cooplieden, ende hi ghinc besien dye scrijne, ende men vandt die precieuse steenen ende tbygordel, ende die graue ginc achterwaert in die camere, daer mer Heindric van Caloo sadt met sinen gheselscepe, ende vraechde waer omme si te Thorout commen waren. Si seyden om sommighe dijnghen te coopene die hemlieden van noode waren. Hy deidse alle gadere vanghen, ende des anderen daechs naer dat dye Graue messe hadde ghehoort beual den cooplieden die te Thorout waren dat si commen souden te Wijnghendale int Casteel. Daer dede die Graue Boudin mer Heindric van Caloo ende sinen.x.edele medeghesellen staen vp die principaelste tafle vander sale, omme dat si edele waren, ende reepen ouer die balcke worpen, ende dat elk hem seluen binden soude dat strec aen den hals of men soudt hem doen doen, dit gedaen elc tstrec aen den hals hebbende, dye Graue stack met sinen voeten een scraghe omme, ende die tafel viel ter eerden, ende dede elck trecken die voetennederwaert omme dat si te eer verworgen souden. Dese iusticie gedaen sijnde, hy seyde den cooplieden dat si Vlaendre vysenteren wilden, ende dat elc claghede sine scade, wie hemlieden vertasseert hadde of gherooft, men soude hemliedendie schade vprechten of iusticie daer ouer doen. Item men gaf den twee knapen vanden cooplieden brieuen van des Grauenweghe dat si souden doen commen eeneghe aeldijnghers met lieden van ghelooflicheyt, men soude hemlieden restituerenhaer lieder goedt dat gherooft, ende byder doot van huer lieder maechschip hemlieden verstorven ende toecommen was. Item Boudin te Brugghe sijnde, hoorde clachte van eender weduwe, dye haren meestere schuldich was van pachte, wel.xvi.Royalen, sy hadde twee vette coeyen, dye meende sy te vercoopenne, maer een Ionckheere van Oorscamp, dye cochtse sonder gheldt te betalene, soe moeste sy al thare vercoopen dat sy hadde, nochtanne [fol. xvij.v] was si gheuanghen, ende men moestese verboorghen, ende en conste hueren credituer niet vuldoen metsgaders dat huer den voorseyde ioncheere niet betaelt en hadde van hueren coeyen. Ende als dye Prinche dit hoorde, hy stondt voor eens varwers huys ende ontboodt den ioncheere van Oorscamp, hi quamghereden totten Graue Boudin hapkin, voor des varwers huys. Dye prinche beual daer soubijt datmen den ioncheere vanOorscamp met leersen ende met spooren inden siedende varwers kethele worpen soude, hi voer van steden te steden, vanheerlicheden te heerlicheden ende hoorde selue alle clachten, hi dede tmeestedeel der Officiers hanghen aen galghen, ende dendienlijnghen vanden ioncheeren die de lieden roofden endevertasseirden |
Van Boudin de jonge Robrecht de Fries zijde, de 13de graaf die genaamd was graaf Habkin die grote justitie deed. Dat 18de kapittel. De edele ridder Boudin, de jongen Robrecht de Fries zijde die in edelheid in wapenfeiten van wapens en in justitie te doen. En in gerechtigheid was hij niet minder dan zijn vader of Robrecht de Fries de oude zijn grootvader. Deze Boudin Habkin had tot wijf de dochter van graaf Alexius van Bretagne, maar omdat ze onderling verwant waren liet paus Paschalis het scheiden want het aldus geregistreerd was van de paus dat Constantia de koningin van Frankrijk en wijf van koning Robrecht. En Ermegard de gravin van Auvergne waren twee zusters van koningin Constantia daarvan kwam Edelia, gravin van Vlaanderen aldus Robrechts de Fries zijn moeder van Ermegard kwam ook een andere dochter die ook Ermegard heette, gravin van Champagne, van Edelia de koningsdochter en gravin van Vlaanderen kwam de jonge Robrecht de Fries. En van Ermegard van Champagne kwam Berta de gravin van Montfoort. En van Robrecht de Fries de jonge zo kwam Boudin Habkin. En van Berta kwam Abisis, gravin van Nantes in Bretagne. En van Abisis zo kwam de graaf van Alam waarvan dat Boudin Habkin had de dochter. En aldus mitsgaders dat ze verwant waren zo moesten ze van elkaar scheiden. Deze Boudin was de 13de graaf in Vlaanderen. De tijd dat de jonge Robrecht de Fries, zijn vader, te Antiochi was en in Syrie en te Jeruzalem en te Saidnaya waren allen die in Vlaanderen officies hadden als beheerders, schouten en de heren knapen fel en ongenadig het gewone volk. En vooral de kooplieden. De knapen en bedienaars der heren waren straatrovers, afzetters en moordenaars waarbij dat in Vlaanderen geen nering was, want hierbij schuwden alle kooplieden Vlaanderen. Dit vernam Boudin Hapkin en liet vele mooie bomen vellen en overal galgen maken. En liet gebieden zo wie zich wist te beklagen van enige officiers of dienaars dat men het hem te kennen zou geven, men zou hen goed recht doen. En wat hen genomen was, men zou het hen terug laten geven. Ie klachten kwamen er zo ontelbaar veel dat het een wonder en droevig om te horen was. Item, in een markt te Torhout zo waren er te Brugge in Steenstraat gelogeerd ten huis op de Sleutel op de noen kooplieden, oosterlingen, Lapidarizen (?). En ze wilde na de noen rijden om ‘s avonds te wezen op de markt van Torhout. En al waarin diezelfde herberg was gelogeerd mijn heer Hendrik van Kaloo met 9 andere mannen van edele geboorte en met hun knapen. De kooplieden zonden hun knapen allen weg tot 2 die van hen last hadden om voor te rijden om spijs te laten bereiden tegen de avond daar ze te Torhout logeren zouden. En die ridder zei die knapen dat ze [fol. xvij.r] dergelijk voor hen ook spijs zouden laten bereiden als een halve rammenbuik en vijf kuikens, want ze meenden daar ook ‘s avonds te wezen. De namiddag te drie uur eisten de kooplieden de waard hun bijgordel met het geld, wat de waardin opgeborgen had en daartoe een leren zak met kostbare stenen. Al dit merkte die Hendrik met al zijn gezelschap, ze lieten allen hun paarden zadelen en reden achter de kooplieden al stilletjes. Maar toen ze kwamen bij Loppem (?) zo reden de edele sterk achter zodat ze de kooplieden achterhaalden en omringden ze en vermoorden ze en in een bos gesleept. Maar Hendrik kwam te Torhout en men gaf de zwaarden de waardin te bewaren en de zak met de stenen en de gorden met geld dat hij van die kooplieden geroofd had. De spijs was bereid, ze wilden gaan eten en de knapen van de Oosterlingen vroegen naar hun meesters. De edele, zeiden, ze wisten er niets van. Toen het donker begon te worden toen kwam het bericht in Torhout dat er drie kooplieden vermoord waren bij Loppem. En toen dat hoorden die twee knapen die de spijs hadden laten bereiden zijn ze derwaarts gegaan en vonden hun meesters daar liggen vermoord. Boudin Hapkin was toen de Wijnendale, in het kasteel dat zijn grootvader de oude Robrecht de Fries liet maken en hoorde ook dat bericht dat er drie kooplieden vermoord waren bij Loppem. De graaf Boudin liet zijn avondmaaltijd staan en kwam te Torhout en vroeg naar de knapen van die kooplieden waar ze gelogeerd waren. En de prins kwam bij de knapen en vroeg wat koopmanschap dat hun meesters hadden. Ze hadden, zeiden ze, de ene een kastje vol met kostbare stenen en een bijgordel met geld de andere en de derde had een tas vol guldens. De graaf vroeg voort de knapen of ze iemand hadden gehad in hun gezelschap. Ze zeiden, niemand anders dan edele mannen met hun gezin die gelogeerd waren in diezelfde herberg en ze baden dat we spijs zouden laten bereiden tot hun behoefte, wat we deden. En zitten hier nog en souperen. Toen liet de graaf de waardin komen en vroeg haar wat haar die ridders hadden gegeven te bewaren en te besteden. Ze zei, het lag in haar schrijn en wist niet wat het was. De graaf Boudin leidde met hem beide de knapen van de kooplieden en hij ging die schrijn bezien en men vond die kostbare stenen en de bijgordel en de graaf ging terug naar de kamer waar meneer Hendrik van Kaloo zat met zijn gezelschap en vroeg waarom ze te Torhout gekomen waren. Ze zeiden om sommige dingen te kopen die hen nodig waren. Hij liet ze allemaal vangen en de volgende dan nadat de graaf mis had gehoord beval hij de kooplieden die te Torhout waren dat ze komen zouden te Wijnendale in het kasteel. Daar liet de graaf meneer Hendrik van Kaloo en zijn 10 edele medegezellen staan op de belangrijkste tafel van de zaal omdat ze edel waren en repen over de balk wierpen en dat elk zichzelf binden zou de strik aan de hals of men zou het hem doen. Toen dit gedaan was en elk de strik aan de hals had stak de graaf met zoeten de schraag om en de tafel viel ter aarde en liet elk aan de voeten naar beneden trekken zodat ze eerder gewurgd zouden zijn. Toen deze justitie gedaan was zei hij de kooplieden dat ze Vlaanderen bezoeken wilden en dat elk zijn schade zou beklagen wie hen opgelicht of beroofd had, men zou hen die schade vergoeden of justitie daarover doen. Item, men gaf de twee knapen van de kooplieden brieven vanwege de graaf dat ze zouden laten komen enige erfgenamen met geloofbare lieden, men zou hen restitueren hun goed dat geroofd en bij de dood van hun verwanten hen verstorven en toegekomen was. Item, Boudin die te Brugge was hoorde een klacht van een weduwe die haar meester schuldig was van pacht, wel. 16 royalen, ze had twee vette koeien en die meende ze te verkopen, maar de jonkheer van Oostkamp die kocht ze zonder geld te betalen, zo moest ze al het hare verkopen dat ze had, nochtans fol. xvij.v] was ze gevangen en men moest haar borgen en kon haar schuldeiser niet voldoen mitsgaders dat die jonkheer niet betaald had van haar koeien. En toen de prins dit hoorde en voor een ververs huis stond en ontbood de jonkheer van Oostkamp, hij kwam gerende tot graaf Boudin Hapkin voor het his van de verver. De prins beval daaer subiet dat men de jonkheer van Oostkamp met laarsen en met sporen in de kokende ververs ketel zou werpen. Hij voer van steden tot steden, van heerlijkheden tot heerlijkheden en hoorde zelf alle klachten, hij liet het grootste deel der officiers hangen aan galgen, en de dienaars van de jonkheren die de lieden roofden en oplichtten. |
Item dese Boudin als hi bi goeder iusticien Vlaendrenghesuuert hadde, ter bede vanden coninc van Vranckerijcke sinen here ende sinen naer neue, so orlooghde hy yeghen denConinc van Inghelandt ghenaemt Heynric. Ende Boudin Apkin maecte den coninc van Ingelandt ende die sine so vele te doene, ende hi dede hem vele schimps ende moeyenesse omme datsi gheuanghen hadden den Hertoghe van Normandyen, endehadden ghecreghen de stede van Rowaen datse nauwe haddenbroodt te etene. Maer het gheuiel bi auentueren, dat Boudin Apkin van eenen Bortoen ghequetst wordt met eender schote die welcke wonde festuleirte Ende in Noumandyen.ix.maendensiec sijnde, dede hem voeren te Vlaenderwaert. Ende comende te Roeselare, so wordt hy ghesleghen van der popelsye. Endedoen dochte hem dat hi niet meer man was om wapene te draghene, ofte achterlande te rijdene, om elcken mensche recht ende vonnesse te wijsene. Ende ten seluen tijden, so quam bi auentueren tot hem sijn rechtsweere Kaerle sinte Cauwerts sone des conincx van Denemercken, die welcke Kaerle hy hadde bi Adelye de houdste dochtre vanden houden Robrecht die vryese, dese Kaerle quam metten galleyen van Alexandryen, ende hi hadde gheweest te Iherusalem. Ende quam om te vysenteirne sinen rechtsweer Boudin Apkin, die welcke hy aldoe noyt en hadde ghesien. Ende die Graue was alte blijde van sijnder comste. Item aldaer so om boodt den graue Boudin Apkin by hem den Abt van sinte Bertins. Ende gaf hem eeuwelic endeeruelic die heerscappye van Poperijnge tot sijns cloosters behouf, ende hy deidtse mortalizeren. Ende daer naer gaf hi ouer sinen neue Kaerle dat landt van Vlaendren. Als sijn gherechte ende naeste hoir, ende dede hem moninc cleeden te sinte Bertins. Ende als hy ontrent.xi.maenden moninc geweest hadde, doen sloot, sijn loopende festele, ende wordt weder ghesleghen vander popelsye vp den xv.dach van hooymaent. Ende die heleghe olye ghenomen hebbende, verschiet van deser werelt. Anno domini.xic.ende.xviij. Ende wiert begrauen te sinte Bertins met groter weerdicheyt by sine voorouders, ende doe nam properlic ouere Kaerle sinte Cauwerts sone, dat graefschap van Vlaendren, Als gherechtich hoir van dien. |
Item, deze Boudin toen hij met goede justitie Vlaanderen gezuiverd had, ter bede van de koning van Frankrijk zijn heer en neef, zo oorloogde hij tegen de koning van Engeland genaamd Hendrik. En Boudin Hapkin maakte de koning van Engeland en de zijne zoveel te doen en deel hem veel schimpingen en vermoeienis omdat ze gevangen hadden de hertog van Normandië en hadden gekregen de stad Rouen zodat ze nauwelijks brood hadden om te eten. Maar het geviel bij avonturen dat Boudin Apkin van een Brit gekwetst werd meen schot welke wond een fistel werd. En itoen hij in Normandie 9 maanden ziek was liet hij hem voeren te Vlaanderen waart. En kwam te Roeselare zo werd hij geslagen van een beroerte. En toen dacht hij dat hij geen man meer was om wapens te dragen of in achter landen te rijden om elke mens recht en vonnis te wijzen. En terzelfde tijd zo kwam bij avontuur tot hem zijn neef Karel, de zoon van Sint Knoet, de koning van Denemarken en die Karel had hij bij Adela de oudste dochter van de oude Robrecht de Fries, deze Karel kwam met de galeien van Alexandrie en hij was geweest te Jeruzalem. En kwam om zijn neef Boudin Hapkin te bezoeken die hij als toen nooit had gezien. En de graaf was al te blijde van zijn komst. Item, aldaar zo ontbood graaf Boudin Hapkin bij hem de abt van Sint Bertinus. En gaf hem eeeeuwig en erfelijk de heerschappij van Poperinge tot behoefte van zijn klooster en hij liet het mortalizeren. En daarna gaf hij zijn neef Karel dat land van Vlaanderen over als zijn rechte en naaste erfgenaam en liet zich monnik kleden te Sint Bertinus. En toen hij omtrent 11 maanden monnik geweest was toen sloot zijn lopende fistel en werd weer geslagen van een beroerte op de 15de dag van juli. En toen hij de heilige olie genomen had scheidde hij van deze wereld anno domini 1118. En werd begraven te Sint Bertinus met grote waardigheid bij zijn voorouders en toen nam goed over de zoon van Sint Knoet Karel dat graafschap van Vlaanderen als gerechtige erfgenaam van die. |
[ Van den goeden Graue Kaerle] Van den goeden Graue Kaerle, sint Cauwerts sone, tsconincx van Denemercke, den.xiiij.Graue, dye welcke eene halue Canesye stichte tonseyde vrauwen binnen Brugge, ende wardt vp eenen vrydach binnen sinte Donaes kercke te Brugghe vermoort. Dat.xix.Capittel. fol. xviij.r] DIe heleghe ende gherechteghe Kaerle sint cauwerts sone tsconincx van Denemercke was die xiiij.Graue in Vlaendren. Als hi in Vlaendren ontfanghen was, hi ghinck sint Omaers, endeontboodt sine edele ende sine leenhouders, ende hy hielt aldaer een costelic hof van groter chierlicheyt. Ende midts dat hi verhoorde dat te auennes int casteel vele roouers waren,EndeHughe de auennes dye Casteleyn was, ende hilt tcasteel van Saintpol. Men roofde alle dye lieden die daer leden, ende men vermoordese. Ende daer omme beual dye goede Graue Kaerle, dat sine Edele ende sine Leenhouders hem volghen souden te Saintpol, omme dat Casteel, ende andre Roofhuysen te destrueirne, gelijc Auennes ende meer andre. Ende hy deidtse alle breken ende destrueren, ende hi iusticierde die Roouers ende Moordenaers die seer sterck waren, ende hi suuerde Tlandt so datmer vry mochte gaen ende keeren, dyt verhorende die coninc van Vranckerijcke, dat sijn neue Boudin Apkin ghestoruen was, ende dat Kaerle sijn ander sweer weer eruelic hoir was, ende landtsheere van Vlaendren. Ende dat hi tlandt ende die weghen ghesuuert hadde vanden Roouers, so ontboodt hy Kaerle dat hy te Parijs quame, ende hem manschap dade vanden Graefschepe van vlaendren Dit ghedaen ende blijdelic vanden coninc Lodewijc ontfanghen sijnde, quam weder te Vlaenderwaert, ende daer commende vandt Clementie Boudin Apkins moedre met eenen grooten heyrcrachte van pycarden, die welcke wilde selue Vlaendren huer leuen lanc regieren, endemeende Kaerlen te veriaeghene. Ende oorloghede met vrienden ende met maghen yeghens kaerle, ende omme dat die vanOudenaerde, huer nyet en wilden ontfanghen, als Landtsvrauwe, so ghecreech si bi crachte Oudenaerde, enderoouede dye Stede ende slouch die lieden doot, ende dede die Stede verbarnen, hare hulpers waren, die Graue van mons endevan Saintpol, die Graue van Hesdijn, die Here van Couchy, vanArien, van Beunen, ende van Condeyt, ende vele andere, die Oudenaerde hielpen verbarnen ende beroouen, ende veil quaets daden in Vlaendren. Dye goede Kaerle met sijnder wijsheyt endevromicheyt, hi ginc te Hesdijn, te Beunen, te Couchy, te sint Venants hi selgierde alle die fortressen, ende brac die mueren, en dede die vesten vullen, maer hy en stichte gheenen brandt. Aldus verwan hy sine vianden, die sommege waren gheuangen, ende sommeghe doot geslegen sommege die vloden, die sommeghe begheerden pays, ende Karels vrientscepe. Ende die pays begheerden, die verghaft hi hemlieden gheerne om die minne gods. Kaerle aldus sine vyanden verwonnen hebbende, gouuerneerde hi bedt dan.vi.iaer vlaendren in groten payse, hi was seere deuoot gode, den aermen lyberael ende milde, endevan elcken bemint, den kercken begiftelic, ende den quadenstuer ende fel in sinen tijden die Nonnen die in sinte Benifacius kercke woenden te Brugghe dat nv onser vrouwen kercke heet, hi dede die Nonnen translateren ten houe in hoedeghem Endehy dede onse vrauwen kercken meersen, ende stelder inne eene halue canesye, in dat.vij.iaer sijnder heerscappie, so wasser eenen groten dieren tijt al Vranckerijck duere, ende ook in vlaendren so dat vele armer lieden van hongher storuen waer om dat die goede graue maecte eenen poorter van Brugge gheheeten Tammaert sijn aelmoesenier, beuelende hem dat hi alle dage soude gheuen elcken aermen mensche een broodt het gheuiel dat Kaerle hadde te doene Typre vp eenen vrydach endevoor de noen wasser ghedeelt in dye presencie van den graue.K.bi tammaerdt sinen aelmoesenier bet dan.viijc.brooden. Item die graue.K.beual Tammaerde dat hy alle vrydage gheuensoude.xiij.aerme lieden elc een cleet, ende een hemde, ende een paer scoens. Item alle vrydage vastede hi te biere ende te brode, ten ware dattet eenege sonderlinghe geest gheweest hadde. Itemalle vrydage, so drouch hi eene haren scilicie naest sinen lijue, ende hi sliep al gecleedt ende hi ghinc alle vrydaghe wullen, ende baervoet ter kerckenwaert, ende hi en schiet vander kercken nyet ten was hooge noene. Ende hi ghinc alle vrydaghe lanc gecleedt, om datmen sine bloote voeten niet sien en soude Ende hi hadde dan aen eenen haesac gegort met seluerenpenningen, die hy den armen gaf, die yegen hem om aelmoesen quaemen, Het gheuiel dat om den dieren tijt vanden coorne die in Vlaendre was, ende ook al vranckerijcke duere, so dat die oosterlingen broch [fol. xviij.v] ten vele schepen met coorne, dit vernemende mer Lambrecht van straten ende Bertolf sijn broedre, die proost was van sinte Donaes. Ende Bosschaert van straten, si cochten al dat coorne om seere cleenen prijs yeghen die oosterlingen. Ende si cochtent ooc te Coukelare, ende te Lisseweghe, ende allen die thienden bye den Cloostre van sinte Pieters te Ghendt, sinte Bertins, sinte Omaers, en sinte Winnocxberghe toe behoorden. Ende si leydent al in hueren schueren, ende vp hueren graenders. Endevercochten huer cooren seer diere nae haren wille, so dat die aerme niet ghestaet en waren om cooren te coopene. Tvolck starf van benoedicheden ende van honghere, dat gheroup vanden ghemeenen ende oock vanden aermen quam in die ooren vanden goedertieren Kaerle, dat dese Bertolf van der straten, die proost van sinte Donaes, ende Lambrecht vander straten sone, dat si hadden vele schueren ende graenders vul corens, maer si wildender alte vele ghelts of hebben. Ende daer omme beual die Graue Tammaerde, dat hi ondersoucken soude, of dye proosten mer Lambrecht sijn broeder so vele corens hadden als dye mare liep, ende oft also ware, dit ondersocht sijnde, men vandt datsi vele corens hadden. Ende daer omme beual die Graue Kaerle dat die proost ende Lambrecht sijn broeder eygens hem soude commen spreken. Die proost endemer lambrecht commende, dye Graue sprac, segghende tes groot iammere dat ghi heer proost, so vele coorens hebt, ende so grooten coop. Ende ghi laet vlaendren bederuen van honghere, doe swoer dye proost, hi en hadde niet coorens ghenoech vi.weken om hem ende sijn ghesinne te voeden metsgaders sine cannonicken. Ende heer lambrecht van straten sprac ooc die graue Kaerle toe seggende van ghelijcken dat hy nauw coorens ghenouch en hadde, om een maendt bi te leuene. Die goede graue Kaerle sprac datmen soude voorsien omme den proost om die cannonicken ende huer lieder ghesinde. Ende der ghelijcke ooc omme heere lambrecht ende ooc sijn ghesinde om een half iaer lanc gheduerende, ende daer mede soude elc ghepaeyt wesen. Doe beual die graue Kaerle datmen alle die schamele lieden, dat coorne soude gheuen, ten minsten prijse. Ende die gheen ghelt en hadden, men soudt hemlieden gheuen om gods wille, want daer was corens ghenouch omme te sustineirne Brugghe twee iaer lanc gheduerende. Alle menschen quamen om coorne, om daer by te leuene, dye sommeghe omme een iaere, die sommeghe om een half iaer. Ende men onfinckere een ouerdadich ghelt van den voornoemden coorne datter vercocht was, nochtan so bleeffer corens ghenouch omme die Canesye mede te voedene, ende mer Lambrecht met sinen huysghesinne een iaer lanc gheduerende. Ende die goede Graue Kaerle, siende dat groot goedt datmen vanden coorne ontfanghen hadde, hi ontboodt den Proost Bertolf, ende sijn broedere heer Lambrecht van Straten, ende begonste hemleeden schoffierichlick toe te sprekene, ende seyde hemlieden dat sy onghenadighe wouckenaers waren, ende nyet weerdich en waren officieren te sine, ende dat si waren als onnutte vermalendijde endeverwaten lieden, ende weerdich hunt allen goeden gheselschepe versteken te sine, ende huut allen goeden steden, als valsche lueghenaers, sueraers, ende onprofijtelicke allen goeden kerstenmenschen. Niet te min, ghi seyt dat ghi nauwelijc coren hadt om hu ende huwe Cannonicken.vi.weken by te leuene, ende ghi Lambrecht om een maent. Weet dat ic u corens ghenouch ghelaten hebbe, bet dan om een iaer bi te leuene, ende daer is vele ghelts of ontfanghen. |
Van de goede graaf Karel] Van de goede graaf Karel, de zoon van Sint Knoet, koning van Denemarken, de 14de graaf die een half kanunnikhuis stichtte te onze Vrouwe binnen Brugge en werd op een vrijdag binnen Sint Donaas kerk te Brugge vermoord. Dat 19de kapittel. fol. xviij.r] De heilige en gerechtigde Karel en Sint Knoet zoon, koning van Denemarken was de 14de graaf in Vlaanderen. Toen hij in Vlaanderen ontvangen was, ging hij naar Sint-Omaars en ontbood zijn edele en zijn leenhouders en hij hield aldaar een kostbaar hof van grote sierlijkheid. En mits dat hij hoorde dat ճ avond in het kasteel vele rovers waren en Hugo de Avennes de kastelein die het kasteel van Saint-Pol hield. Men beroofde alle lieden die daar voorbijgingen en men vermoordde ze. En daarom beval de goede graaf Karel dat zijn edele en zijn leenhouders hem volgen zouden te Saint-Pol om dat kasteel, en andere roofhuizen te vernielen, gelijk Avennes en meer andere. En hij liet ze allen breken en vernielen en berechtte de rovers en moordenaars die zeer sterk waren en zuiverde het land zodat men er vrij mocht gaan en keren. Dit hoorde de koning van Frankrijk dat zijn neef Boudin Hapkin gestorven was en dat Karel, zijn andere zwager, erfelijk erfgenaam was en landsheer van Vlaanderen. En dat hij het land en de wegen gezuiverd had van de rovers zo ontbood hij Karel dat hij te Parijs kwam en hem manschap deed van het graafschap van Vlaanderen. Toen dit gedaan en blijde van koning Lodewijk ontvangen was kwam hij weer te Vlaanderen waart en toen hij daar kwam vond Clementia, de moeder van Boudin Hapkin, met een grote legermacht uit Picardie en die wilde zelf Vlaanderen haar leven lang regeren en meende Karel te verjagen. En oorloogde met vrienden en met verwanten tegen Karel en omdat die van Oudenaarde haar niet wilden ontvangen als landsvrouw zo kreeg ze met kracht Oudenaarde en beroofde de stad en sloeg de lieden dood en liet de stad verbranden. Haar helpers waren de graaf van Mons en van Saint-Pol, de graaf van Hesdin, de heer van Coucy, van Arin, van Boulogne-sur-Mer en van Condeyt en vele anderen die Oudenaarde hielpen verbranden en beroven en veel kwaads deden in Vlaanderen. De goede Karel met zijn wijsheid en dapperheid ging naar Hesdin, te Boulogne-sur-Mer, te Coucy, te Saint Venant, hij bestormde alle forten en brak de muren en liet de vesting vellen, maar hij stichtte geen brand. Aldus overwon hij zijn vijanden, sommige waren gevangen en sommige dood geslagen, sommige vlogen en sommigen begeerden vrede en Karels vriendschap. En die vrede begeerden die vergaf hij het graag om de minne God. Karel die aldus zijn vijanden overwonnen had regeerde meer dan 6 jaar Vlaanderen in grote vrede, hij was een zeer devoot God, de armen liberaal en mild en van elk bemind, de kerken begiftigde en de kwaden stuurs en fel in zijn tijd. De nonnen die in Sint Bonifatius kerk woonden te Brugge dat nu onze Vrouwe kerk heet liet hij de nonnen verplaatsen te hof in Hoedeghem (?). En hij liet onze Vrouwe kerk vermeerderen en stelde er in een half kanunnikhuis. In het 7de jaar van zijn heerschappij zo was er een grote dure tijd al Frankrijk door en ook in Vlaanderen zodat vele arme lieden van honger stierven waarom de goede graaf een poorter van Brugge maakte geheten Tammaert zijn aalmoezenier en beval hem dat hij alle dagen elk arm mens een brood zou geven. Het gebeurde dat Karel had te doen te Ieper op een vrijdag en voor de noen was er verdeeld in de presentie van graag Karel door Tammaert zijn aalmoezenier meer dan 800 broden. Item, graaf Karel beval Tammaert dat hij alle vrijdagen geven zou 13 arme lieden elk een kleed en een hemd en een paar schoenen. Item, alle vrijdagen vastte hij met bier en brood, tenzij dat er enige bijzondere geest geweest was. Item, alle vrijdagen zo droeg hij een haren scilicie (?) naast zijn lijf, hij sliep geheel gekleed en ging alle vrijdagen in wol en barrevoets ter kerke waart en scheidde niet van de kerk of het was hoog noen. En hij ging alle vrijdagen lang gekleed zodat men zijn blote voeten niet zou zien. En hij had dan aan een knapzak omgord met zilveren penningen die hij de armen gaf die naar hem om aalmoezen kwamen. Het gebeurde dat vanwege de dure tijd van koren die in Vlaanderen was en ook al Frankrijk door zodat de oosterlingen [fol. xviij.v] vele schepen met koren brachten. Dit vernam meneer Lambrecht van Straten en Bertolf, zijn broeder, die proost was van Sint Donaas. En Bosschaert van Straten, ze kochten al dat koren voor een zeer lage prijs van de oosterlingen. En ze kochten het ook te Koekelare, en te Lissewege en alle tienden die het klooster van Sint Petrus te Gent, Sint Bertinus, Sint Omaars en Sint-Winoksbergen toe behoorden. En ze legden alles in hun schuren en op hun graanzolders. En verkochten hun koren zeer duur naar hun wil zodat de armen niet in staat waren om koren te kopen. Het volk stierf van benodigdheden en van honger, dat geroep van de gemeente en ook van de armen kwam in de oren van de goedertieren Karel dat deze Bertolf van Straten, ie proost van Sint Donaas en Lambrecht van de Straten zijn zoon dat ze hadden vele schuren en graanzolders vol koren, maar ze wilden er al te veel geld van hebben. En daarom beval de graaf Tammaert dat hij onderzoeken zou of de proost meneer Lambrecht en zijn broeder zoveel koren hadden als het bericht liep en of het alzo was. Toen dit onderzocht was vond men dat ze veel koren hadden. En daarom beval graaf Karel dat de proost en Lambrecht zijn broeder hem ergen zouden komen spreken. De proost en meneer Lambrecht kwamen en de graaf sprak en zei; het is zeer droevig dat gij heer proost zoveel koren hebt en zo’n dure koop. En ge laat Vlaanderen bederven van honger, toen zwoer de proost, hij had niet koren genoeg om hem en zijn gezin 6 weken te voeden mitsgaders zijn kanunniken. En heer Lambrecht van Straten sprak ook graaf Karel toe en zei gelijk dat hij nauwelijks koren genoeg had om een maand van te leven. De goede graaf Karel sprak dat men zou voorzien om de proost, om de kanunniken en hun gezin. En dergelijk ook om heer Lambrecht en ook zijn gezin dat een half jaar lang duurde en daarmee zou elk tevreden wezen. Toen beval graaf Karel dat men alle schamele lieden dat koren zou geven, ten laagste prijs. En die geen geld hadden, men zou het hen geven om Gods wil, want daar was koren genoeg om te Brugge twee jaar lang te voldoen. Alle mensen kwamen om koren en daarvan te leven, sommige om een jaar, sommigen om een half jaar. En men ontving er overdadig geld van het koren dat verkocht was, nochtans zo bleef er koren genoeg om het kanunnikhuis mee te voeden en meneer Lambrecht met zijn huisgezin een jaar lange. En de goede graaf Karel, nog dat grote goed dat men van het koren ontvangen had en ontbood de proost Bertolf en zijn broeder heer Lambrecht van Straten en begon hem schofferend toe te spreken en zei hen dat ze ongenadige woekeraars waren en niet waardig en ware officieren te zijn en dat ze waren als onnuttige vermaledijde en verweten lieden en waard uit alle goede gezelschap gestoken te zijn en uit allen goede steden als valse leugenaars, bedriegers en niet profijtelijk alle goede christen mensen. Niettemin, ge zei dat ge nauwelijks koren had om u en uw kanunniken 6 weken bij te leven en gij Lambrecht om een maand. Weet dat ik uw koren genoeg gelaten heb, meer dan een jaar van te leven en daar is veel geld van ontvangen. |
Ende die Graue seyde, tammaerde dat hy hemlieden dat ghelt soude ouer gheuen. Ende die proost sprac sinen broeder onweerdelic toe, seggende ende hembeuelende dat hijt nyet en name. Doen beual dye Graue Kaerle datmen al tgheldt soude deelen den aermen om gods wille. Bosschaert van Straten Lambrechts sone dyt verhoorende vanden Proost sinen oom dat die Graue hem so schimpelick toe ghesproken hadde, ende oock sinen vadre midts dat tammaerdt gewroucht hadde vanden coorne. Daer omme so seyde Bosscaert totten Proost sinen oom. Mijn vader heift in Oorscamp een huuthof ende een groot bogaert, streckende aen Tammaerdts eestre. Ic sal die palen verstellen vanden landt ghesceede endehem ontrecken dat landtsceedt van sinen eestre, ende stellen die palen tot voor [fol. xix.r] die poorte van sinen eestre, ende also sullen wi hem ofwinnensijn eestre, ende aldus so moghen wi ons wat wreken ouer hem. Ende aldus biden rade vanden proost, Bertolf ende vanLambrecht Bosscaerts vadre, soe verstelde Bosscaert die palen, want het gheuiel in die keerse tijt ontrent sint ians dach midsomers, dat mer Lambrechts van straten mistlieden, die poorte van Tammaerdts eestre opene vonden, ende bydenbeuele van Bosscaert, so pluckeden si of alle die rijpe keersen Ende die pachter van Tammaerts eestre waerts gheware, ende hi wilde die keersen nemen, ende beletten datmense niet wech dragen en soude, waer bi dat dye pachtre wiert met vuystengesleghen, ende onder die voeten ghetorden. Ende Bosscaert met sijns vaders knapen droughen die keersen tsint Donaes in die proostye, seggende den proost die geuaernesse Die pachtre claechdet den graue K.ende Tammaerde sinen meistre die schade van sine fruyte, ende sinen quetsuere Ende men ontboot Lambrecht, ende sinen sone Bosscaert, maer hy en wilde totten graue nyet commen, maer des ander daechs dede mer Lambrecht ende sijn sone bosscaert Tammaerdts poorte vellen, ende omme worpen ter nedre. Het gebuerde noch in die prume tijt dat Bosscaerts van straten knapen quamen in Tammaerdts eestre, ende si schudden alle die prumen of die si daer vonden. Het wordt Tammaerde gheclaecht, maer hi ghedoochdet want hi moeste metten graue kaerle varen in pycaerdye, ende daer omme belaste hi sommeghe van sinen lieden, die wijle dat hi metten graue huyt soude sijn, dat si dat casteelkin van sineneestre wel bewaren souden. Ende waert dat si meer quamen int eestere, omme smeerpeeren, ofte om eenich ander fruyt te nemenne, dat mense met crachte wederstaen soude. Binnender tijt dat Hertoge Kaerle in pycaerdyen was, daer hy ooc here of was.Ende Tammaert sijn aelmoesenier was ooc met hem, so gebuerdet vp alder dach in pietmaent, Lambrecht ende sijn sone Bosscaert beuelen al huerlieder knapen, dat si alle dat fruyt of doen souden, dat in Tammaerts eestre was. Die knapen in teester commende, den pachter quam te Brugghe, ende claeghder Tammaerdts oom, want Tammaert metten prinche in Pycardyen was, ende daer omme Tammaerts oom sende.xx.vrome ghesellen ten eestre waert, ende daer wordemen vechtende, so dat bosschaerts knapen alle ghewondt waren, ende seere gequetst. Deen hadde den voet of, endedander die vuyst of ghesleghen, die derde den aerm bi naest of, so dat men Bosschaerts knapen moeste te Brugghe voeren. Als dyt vernam mer Lambrecht van straten ende Bosscaert sijn sone, si ghinghen ten eestre waert met groter macht, ende dede alle die boomen vellen, ende tcasteelkin vanden gronde vpwaert omme werpen. Als daer dat gedaen was, si keerden weder omme in Brugghe, ende quamen in Tammaerdts huys, ende sloughen doot Tammaerdts oom, ende Tammaerdts dochtre, dye beurucht was, dye was so ghewont dat die vrucht bedarf, ende si starf corts daer naer. Omtrent midwinter, die graue Kaerle quam te Brugghe, ende Tammaerdt was seere bedruct om sijn oom ende om sijne dochtre, dat si so iammerlicke gedoot waren, ende omme sine vaderlicke erue, die so gheselgiert was. Het was den graue geclaecht, ende alle dingen waren ondersocht, van beeden partyen, ende si bleuens ten segghene vanden graue Kaerle, die welcke seyde, so dat Bosscaert bleef in dye schade, ende in die schande, want hy moest vprechten die schade vanden frute, ende vanden boomen, oft die weerde daer ouer betalen. Ende hy moest doen maken, die poorte, die huysen endetcasteelkin, beter dant te voren was. Ende eenen somme vanpenninghe gheuen alle iare, tot dat die boomen also groot waren, als si waren, eer si twist namen yeghen malcandre. EndeBosscaert soude seggen dat hem leedt ware, dat hy dye palen valschelijck hadde doen verstellen, ende van alle sticken die daer te voren gheschiet waren. Ende oock beual hy hem alle die schade binnen eenen iare vp te rechtene. |
En de graaf zei Tammaert dat hij hen dat geld zou geven. En de proost sprak zijn broeder onwaardig toe en zei en beval hem dat hij het niet nam. Toen beval graaf Karel dat men al het geld zou verdelen aan de armen om Gods wil. Bosschaert van Straten, Lambrechts zoon, die dit hoorde van de proost, zijn oom, dat de graaf hem ze schimpend toegesproken had en ook zijn vaders mits dat Tammaert gewroegd had van het koren. Daarom zo zei Bosschaert tot de proost, zijn oom. Mijn vader heeft in Oostkamp een uithof en een grote boomgaard dat strekt aan de Tammaertՠs vruchtbomen. Ik zal de palen verstellen van het land scheiden en hem onttrekken de landscheiding van zijn vruchtbomen en stellen de palen tot voor [fol. xix.r] de poort van zijn vruchtbomen en alzo zullen ie hem afwinnen zijn vruchtbomen en aldus zo mogen we ons wat wreken over hem. En aldus bij de raad van de proost, Bertolf en van Lambrecht Bosschaertՠs vader zo verstelde Bosschaert die palen, want het gebeurde in de kersentijd omtrent Sint Jans dag midzomer dat meneer Lambrecht van Straten met zijn lieden de poorten van Tammaert vruchtbomen open vonden en op bevel van Bosschaert zo plukten ze alle rijpe kersen af. En de pachter van Tammaertՠs vruchtbomen werd het gewaar en hij wilde de kersen nemen en beletten dat men ze niet wegdragen zou, waarbij dat de pachter met de vuist werd geslagen en onder de voeten getreden. En Bosschaert met zijn vaders knapen droegen de kersen naar Sint Donaas in de proosdij en zeiden de proost het gebeurde. De pachter klaagde het graaf Karel en Tammaert zijn meester de schade van zijn fruit en zijn kwetsing. En men ontbood Lambrecht en zijn zoon Bosschaert, maar hij wilde niet tot de graaf komen, maar de volgende dag liet meneer Lambrecht en zijn zoon Bosschaert Tammaert ‘s poort vellen en om werpen te neer. Het gebeurde nog in de pruimentijd dat de knapen van Bosschaert van Straten kwamen in Tammaert fruittuin en ze schudden alle pruimen af die ze daar vonden. Het werd bij Tammaert geklaagd, maar hij gedoogde het want hij moeste met graaf Karel gaan in Picardie en daarom belastte hij het sommige van zijn lieden, de tijd dat hij met de graaf weg zou zijn dat ze dat kasteeltje van zijn fruittuin goed bewaren zouden. En was het dat ze meer kwamen in de fruittuin om smeerperen of om enig ander fruit te nemen dat men ze met kracht weerstaan zou. Binnen de tijd dat hertog Karel in Picardië was waar hij ook heer van was en Tammaert zijn aalmoezenier was ook met hem zo gebeurde het op de eerste dag van september, dat Lambrecht en zijn zoon Bosschaert bevalen al hun knapen dat ze alle fruit afhalen zouden dat in Tammaertՠs fruittuin was. De knapen die in die in de fruittuin kwamen, de pachter kwam te Brugge, en klaagde het Tammaertՠs oom, want Tammaert was met de prins in Picardië en daarom zond Tammaert ‘s oom 20 dappere gezellen naar de fruittuin en daar begonnen ze te vechten zodat de knapen van Bosschaert alle gewond waren en zeer gekwetst. De een had de voet af en de ander de vuist afgeslagen, de derde de arm bijna af zodat men de knapen van Bosschaert naar Brugge moest voeren. Toen dit vernam meneer Lambrecht van Straten en Bosschaert zijn zoon zo gingen ze naar de fruittuin met grote macht en lieten alle bomen vellen en het kasteeltje van de grond opwaarts omwerpen. Toen het daar gedaan was keerden ze terug in Brugge en kwamen in het huis van Tammaert en sloegen de oom van Tammaert dood en de dochter van Tammaert die bevrucht was, die was ze gewond zodat de vrucht bedierf en ze stierf kort daarna. Omtrent midwinter kwam graaf Karel te Brugge en Tammaert was zeer bedroefd om zijn oom en om zijn dochter die zo droevig gedood waren en om zijn vaderlijke erf die ze bestormd was. Het was de graaf geklaagd en alle dingen waren onderzocht, van beide partijen, en ze bleven te zeggen van graaf Karel die zei zodat Bosschaert bleef in de schade en in ie schande, want hij moest herstellen de schade van het fruit en van de bomen of de waarde daarvan betalen. En hij moest laten maken de poort, de huizen en het kasteeltje beter dan het tevoren was. En een som van penningen geven alle jaren totdat die bomen alzo groot waren als ze waren eer ze twist namen tegen elkaar. En Bosschaert zou zeggen dat het hem leed wars dat hij die palen vals had laten verstellen en van alle stukken die daar tevoren geschied waren. En ook beval hij hem alle schade binnen een jaar te verbeteren. |
Het gheuiel op den.xiij.dach dattet wel gheurosen was, ende daer vp wat ghesneeut, vp die maeltijt als dye Graue Kaerle te Brugghe was, ende soude gaen eten vander noene, doen quam den abt vansinte Bertins moede in ghegaen, ende al beclact voor den Graue Kaerle, ende seyde die benedixie. Die Graue seere verwondert, vraechde hem wat hi te Brugge sonderlincx te doen hadde, aldus commende int therte [fol. xix.v] vanden wijntre, ende sulcke pijnen ende moeyenesse hem seluen dede, haddi in sijn clooster gheweest, hi en hadde so beslapt niet gheweest, noch so moede, ende ghy en sijt hier niet gecommen sonder cost, twaer beter hadt ghy bi huwenmonicken ghebleuen, ende dese hoochtijt niet verswymt, endehadt huwe monicken met desen coste gherecreeirt. Doen sprac dien abt, gheduchte here ende prinche wilt weten dat Bosscaert van straten, heift ons beloeft ouer drie iaer onse thienden te bewarene van Couckelare, ende van Lisseweghe, ende bi Houdenburch, ende wi en connen van hem noch van sinenvader niet ghecrijghen. Item van ten ghiften van huwenweerden neue, die weerdighe edele prinche Boudin apkin vansalegher memorie, wi en ontfanghen niet. Die goede Kaerle worde seere verstoort ende seere gram, ende hem verwonderde seere, maer hi temperde si gramscap om dye weerdichede vander feeste, ende van sinen edelen, dye te sinen houe waren, maer hi en mochte niet eten van groter gramschap. Maer hi ontboot den proost Bertolf, als dat hi niet laten en soude, hi en quame ter maeltijt vanden Graue Ende dye proost commende, maer seere spade. Die Graue vermaecte diueersche officien ter seluer maeltijt, ende gafse den ghenen dye ter maeltijt waren. Ende die prinche beual den abt, dat hy soude segghen voor denproost, ende voor hem allen dye daer waren, waer omme dat hi so inden fellen winter te Brugge ghecommen was. Hy beclaechde hem aldaer ouer Lambrecht van straten, ende vanBosscaert sinen sone, dat si hem drie iaren die thiendenonthouden hadden, sonder betalen. Doen sprac die goede Kaerle. O cancellier ende heer proost wat segdy hier toe, ende wat raedijs. Die proost wordt seere beschaemt, om die schandelicke saken van sinen broedre mer Lambrecht, endesinen neue Bosscaert, daer omme dat hi aldaer ontboden was. Ende men hilt dese princhelicken feeste in Tsprinchen hof met vele heeren en schiltknapen, dye ter feesten ghenoodt waren, maer mer Lambrecht van straten, noch gheen van siden kindren, noch nyement van al sinen gheslachte en wasser ghenoodt, noch geroupen ter voorseyde feeste, noch vandenofficien diere vermaect waren, men sprac niet aen den proost. Niet yeghen staende, dat hi nochtans cancellier was als noch, recht ofmen sijns niet gheachten hadde. Dit merckende die proost, datmen sijns niet en achtede, trac huyter princhelicker sale seere verstoort. Die graue dye sprack. Hoort Bertolf, ic beuele hu dat ghi den abt ende sijnder abdyen doet vernoughen, binnen viij.daghen, so dat ick nyet meer clachte en hoore, op die verboerte van huwen seghele vanden Cancellier, ende ooc vp die verbuerte van al den goeden van huwen broeder, ende van Bosscaert, gheconfijskiert ende tmijnder tafele gheleyt te sijne, als verbeurt goet. Den Proost wech gaende, hi seydet sinenbroeder Lambrecht. Ende si droughen ouer een, dat sy souden te sinte Maertens messe typre gaen, ende ontbieden alle huerlieden vrienden ende maghen, omme bystandicheyt, want si meenden den goeden graue Kaerle te doodene, aengesien dat hi noch vader, noch moeder, suster noch broeder, oom noch neue hier in vlaendren en hadde, noch eeneghen maech, dye sine doot wreken soude. Aldus meende si sterck ghenouch te wesene. Item vp sinte Vincentius dach, Bertolf die proost, ende mer Lambrecht van straten, ende alle sine kijndren, ende met vele rechtsweers, mer Guyot van steenvoorden, ende vele andere vergadert zijnde, so was ouer een ghedreghen, als die graue Kaerle soude te Brugge sijn, midts dat hy des vrydaechs nuchtens, bi costumen tijlicke ghinck tsinte Donaes, vp die vaute bouen den choor, in sine deuocie. Ende hy ghinc dan met eenen langhen keerle totter eerden, om te bedeckene sine voeten, want hi tsvrydaechs altijt baerbeens, ende baeruoets ghinc, hoorende daer eene messe of twee. Ende plach daer vp die vaulte altijt te blijuen totter hoogher noene, ende dat alden dienst ghedaen was. Ende aldus die ordonancie ende raet, die Bertolf den Proost ende sine vrienden Typre, tsinte Maertins hilden, was dat Bosscaert vander Straten, ende sine broeders ende daer toe vele vrome ionghe ghesellen van huerlieder gheslachte, als Willen, Wyntrij, Werrin ende Ysaac, dese souden alle te Brugghe liggen, in huerlieder sheren ooms huys.s.Donaes, in die proostie, ende svrydaechs nuchtens souden si wesen vp die vaute, bouen denchoor, om te bespien wanneer die graue.K. [fol. xx.r] soude commen sinte Donaes. Ende bouen der vauten sijnde, si soudene doodt slaen. Des dijscendaechs vp den vastenauent, die welcke quam in tlaetste van sporcle. Doe quam die goede graue.K.te Brugghe, ende tsvrindaechs daer naer, twelcke was den derden dach van Maerte. Die goede graue Kaerle quamalleene baeruoets gaende van sinen houe tot sinte Donaes snuchtens seere tijlicke met eenen langen keerle seer deuotilic, ende hi hadde gegort sinen haessac met selueren penninghen, die hi by costumen om gode plach te gheuene, ende op dyenvoorseyde vrydach tijlicke ghinc hi bouen der vaulte sine bedinghe lesende, also hy ghewoone was. Ende als sijn capellaen soude misse lesen, so quam daer een aerm wijf biddende om aelmoesene totten voorseyde Graue, ende hi sine rechter hant stekende in sinen haessac, meenende der aermer vrauwe om Gods wille te gheuene. Doe quam bosscaert vander strate met sinen broeders ende met sinen magen, ende slougen den graue sine rechter hant af, daer hi der vrauwe een aelmoesen mede ghegeuene soude hebben. Ende bouen dien so cloofde hy hemsijn hooft in tween ende vermoordene al daer hi knielde in sijn deuocie. Ende die arme vrauwe ontfangen hebbende denpenninc, so liep si wter kercken, roepende wachaermen, men vermoort daer bouen den Graue Kaerle. Ende die wethouders vander stede worden die sake vernemende, ende also dat si inden burch quamen, so slouchmen se doot, ende ooc den goede Tammaerdt, die aelmoesenier was vanden graue Kaerle. EndeBosscaerdt ende alle sine ghesellen namen Tammaerdts goet, ende daer naer ghinghen si in tsprinchen hof, en slougen al Tsgrauen gesinde doot, ende namen al des princhen yuweelen, ende brochtense in die Proostye. Die graue lach in die kercke van sinte donaes tot tsondaechs naer der noene. Ende sommege personen namen bedectelicke cleederkins, ende nettense int bloedt vanden Graue, ende ghenasen vander cortsen ende vanmeer andere siecten, mer niemant en dorste bewaren, want Bosscaerdt ende sine mede gesellen beletten dattene nyement wech draghen noch begrauen en mochte. |
Het gebeurde op de 13de dag dat het goed gevroren had en daarop wat gesneeuwd bij de maaltijd toen graaf Karel te Brugge was en zou gaan eten van de noen, toen kwam de abt van Sint Bertinus moe binnen en geheel beklad voor graaf Karel en ze de zegening. De graaf was zeer verwonderd en vroeg hem wat hij te Brugge voor bijzonders te doen had aldus komende in het hart [fol. xix.v] van de wijnstreek en zulke pijnen en vermoeienis zichzelf deed, was hij in zijn klooster geweest hij was niet zo slap geweest, nog zo moe en ge bent hier niet gekomen zonder kost, het was beter geweest was ge bij uw monniken gebleven en deze hoogtijd niet verzuimt en had uw monniken met deze kost gerecreerd. Toen sprak die abt, geduchte heer en prins wil weten dat Bosschaert van Straten heeft ons beloofd voor drie jaar onze tienden te bewaren van Koekelare en van Lissewege en Oudenburg en we kunnen het van hem nog van zijn vader niet krijgen, van de giften van u waarde neef, de waardige edele prins Boudin Hapkin van zalige memorie, we ontvangen het niet. De goede Karel werd zeer verstoord en zeer gram en het verwonderde hem zeer, maar hij temperde de gramschap om de waardigheid van het feest en van zijn edelen die te zijn hof waren, maar hij kon niet eten van grote gramschap. Maar hij ontbood de proost Bertolf als dat hij niet laten zou en kwam ter maaltijd van de graaf. En de proost kwam, maar zeer laat. De graaf vermaakte diverse officies terzelfder maaltijd en gaf ze diegene die ter maaltijd waren. En de prins beval de abt dat hij zou zeggen voor de proost en voor hen allen die daar waren waarom dat hij in zoՠn felle winter te Brugge gekomen was. Hij beklaagde zich aldaar over Lambrecht van Straten en van Bosschaert zijn zoon dat ze hem drie jaren de tienden onthouden hadden zonder te betalen. Toen sprak de goede Karel. O kanselier en heer proost wat zeg je hiertoe en wat raad je. De proost werd zeer beschaamd vanwege de schadelijke zaken van zijn broeder meneer Lambrecht en zijn neef Bosschaert, waarom dat hij aldaar ontboden was. En men hield dit prinselijke feest in de hof van de prins met vele heren en schildknapen die ter feest genodigd waren, maar meneer Lambrecht van Straten, nog geen van zijn kinderen, nog niemand van al zijn geslacht was er genodigd, nog geroepen tot dat feest, nog van de officies die er vermaakt waren, men sprak niet tegen de proost. Niet tegenstaande dat hij nochtans kanselier was alsnog recht of men hem niet achtte. Dit merkte de proost dat men hem niet achtte en vertrok uit de prinselijke zaal zeer verstoord. De graaf sprak; hoor Bertolf, ik beveel u dat ge de abt en zijn abdijen laat vergenoegen binnen 8 dagen zodat ik geen klacht meer hoor op het verbeuren van uw zegel van kanselier en ook op het verbeuren van al uw goed van uw broeder en van Bosschaert geconfisqueerd en tot mijn tafel gelegd als verbeurd goed. De proost ging weg en zei het tegen zijn broeder Lambrecht. En ze kwamen overeen dat ze zouden met Sint-Maarten mis te Ieper gaan en ontbieden al hun vrienden en verwanten om bijstand, want ze meenden de goede graaf Karel te doden, aangezien dat hij nog vader, nog moeder, zuster nog broeder, oom nog neef hier in Vlaanderen had, nog enige verwant die zijn dood wreken zou. Aldus meenden ze sterk genoeg te wezen. Item, op Sint Vincentius dag, was Bertolf de proost en meneer Lambrecht van Straten en al zijn kinderen en met vele neven met Guyot van Steenvoort en vele anderen verzameld zo was overeengekomen als de graaf Karel te Brugge zou zijn, mits dat hij vrijdag ‘s morgens bij gewoonte tijdig ging te Sint Donaas op het gewelf boven het koor in zijn devotie. En hij ging dan met een lang overkleed tot de aarde om zijn voeten te bedekken want hij gin vrijdags altijd met blote benen en barrevoets en horde en mis of twee. En plag daar op dat gewelf altijd te blijven tot laat noen en dat de hele dienst gedaan was. En aldus de ordonnantie en raad, die Bertolf de proost en zijn vrienden te Ieper toe Sint-Maarten hielden was dat Bosschaert van Straten en zijn broeders en daar ook vele dappere jonge gezellen van hun geslacht als Willem, Wyntrij, Werrin en Ysaac, deze zouden allen te Brugge liggen in het huis van hum oom te Sint Donaas in de proostdij en zouden vrijdag ճ morgens op dat gewelf zijn boven het koor om te spieden wanneer graaf Karel [fol. xx.r] zou komen te Sint Donaas. En toen ze boven het gewelf waren zouden ze hem dood slaan. De dinsdag op Vastenavond die kwam op het eind van februari toen kwam die goede graaf Karel te Brugge en de vrijdag daarna wat de derde dag van maart was. Die goede graaf Karel kwam alleen barrevoets gegaan van zijn hof tot Sint Donaas ‘s morgens zeer tijdig met een lang overkleed zeer devoot en hij had omgord zijn plunjezak met zilveren penningen die hij bij gewoonte om God plag te geven. Op die vrijdag tijdig ging hij boven het gewelf zijn bidden lezen, alzo hij gewoon was. En toen zijn kapellaan de mis zou lezen zo kwam daar een arm wijf en bad om aalmoezen tot de graaf en hij stak zijn rechterhand in de plunjezak en meende de arme vrouw om Gods wil te geven. Toen kwam Bosschaert van Straten met zijn broeders en met zijn verwanten en sloegen de graaf zijn rechterhand af, waar hij de vrouw een aalmoes mee gegeven zou hebben. En boven die zo kloofde ze hem zijn hoofd in tween en vermoordden hem aldaar hij knielde in zijn devotie. En de arme vrouw had ontvangen de penning zo liep ze uit de kerk en riep och arme, men vermoordt daar boven graaf Karel. En de wethouders van de stad vernamen de zaak alzo dat ze in de burcht kwamen, zo sloeg men ze dood en ook de goede Tammaert die aalmoezenier was van graaf Karel. En Bosschaert en al zijn gezellen namen Tammaertՠs goed en daarna gingen ze in de hof van de prins en sloegen het hele gezin van de graaf dood en namen al zijn juwelen en brachten het in de proosdij. De graaf lag in de kerk van Sint Donaas tot zondag na de noen. En sommige personen namen bedekte kleren en natten het in het bloed van de graaf en genazen van de koortsen en van meer ziekten, maar niemand durfde het te bewaren, want Bosschaert en zijn medegezellen beletten dat het niemand wegdragen nog begraven mocht. |
Dese mare van dese onredelicker moort, liep al Vlaender duere, ende Brabant Henegauwe, Artoys, ende over alle diueersche landen, ende hoe si waren in groter menichte die dit fayt gedaen hadden, huytenwelcken groot volck quam te Brugghe waerts. Ende daer omme Lambrecht van straten, Bosscaert ende Willen sijn sonen, Inghelram van eessene Wijntry, Ysaack, ende alle huere medepleghers, si vloden inden burch, ende hilden den steen, tghyselhuys sinte Donaes ende die looue, ende si voorsaghenhemlieden van prouanchen genouch omme.iijc.gesellen een iaer lanc bi te leuene. Doen quam dye abt van sinte pieters, mer Seruaes van praet, mer Boudin van Ghendt, mer Hellin vanBouchoute, mer Diederick van Dixmude, mer Rijckquaert vander Beerst, ende sine broeders quamen met machte te Brugge, ende deden dat lichaem van den prinche ter eerdendoen te sinte Christoffels kercke, ende beleyden mer Lambrecht van Straten ende sine medeghesellen bedt dat een maent lanc. Willem van Looburch graue van Ypre verhorende die doodt vansinen neue den goeden graue.K.quam te Brugge, ondersouckende tfayt, ende dat occusoen, waarom dat hi vermoort was. Hi dede senden om sine mannen ende alle die hem wel wilden, ende dede belegghen den burch, ende dye wel waken ende bewaren, so dat mer Lambrecht ende sijn gheselschap hem nyet huyt stelen en souden. Ende Willem vanLoo ghinc te Ghendt, Typre, te Cassele, vernieuwende die officiers, ende horende die rekeninghen. Item hi quam weder te Brugge, vermakende die wet, want die scepenen warenmeestendeel doot gesleghen van Bosscaert van straten. Endemen hilt al Vlaender duere Willem van Loo ouer Graue, endealle gheboden ende commandementen dede men huyt sijnder name. Item sdaechs naer dat die voorseyde graue aldus vermoordt was, dat was Tsaterdaechs, vele menschen namen haer cleedren of doucxkins, ende nettense in sijn bloedt, iae trocken haer huyt sinen baerde, ende huyt sinen hoofde, twelck si hilden al ouer precieuse Relijcquien, ende verdreuen ooc alle quale ende onghesonde. Item in sinte Andries cloostre butenBrugge weunde een mensche, die.xxi.iaren crepel geweest hadde, ende den abt van.s.andries die had dene.viij.iarengehouden, gespijst ende gecleet om gods wille Ende die crepel voer vp eenen waghen te Brugge tot vp die marct, ende van daer so croop hy te sinte donaes. Die wijle [fol. xx.v] dat dat dode lichame noch lach inden choor s.Donaes. Ende dat aensichte vanden prinche was bedect met sinen hoede. Dese crepele nam den hoen in sijn hant, ende terstont so wordt hi rechte gaende, of hi noyt crepel geweest en hadde. Ende deis crepels name was Roegekin die toolenare. Ende tvolck dit siende, wilden den lichame vanden graue wech gedregenhebben. Doen quam Bosscaert van straten met sinen sweerde, ende sinen knapen seggende. Laet sien, wie is hi of wie sijnse, diene wreken willen, of diene begrauen sal, ende iougen alle tvolc huten choore, ende huter kercken. Een poorter vanBrugghe nam des grauen hoet bedectelicken, ende bewaerdene seer weerdichlik menich iaer, ende als yement hadde hooftsweere, of den reume, oft die cortsen, si quamen tot dienpoortre, ende stelden des grauen.K.hoet vp haerlieder hooft, ende terstont genasen si. Nota dat alle die te rune ende te rade waren vander doot vanden goeden.K.dye storuen quade doot eerlange daer naer.hy was.viij.iaer G. van vlaendren, hi was verslegen anno.M.c.ende.xxvij. |
Dit bericht van de onredelijke moord liep al Vlaanderen door en Brabant, Henegouwen, Artois en over alle diverse landen en hoe ze waren in grote menigte die dit feit gedaan hadden waardoor groot volk kwam naar Brugge. En daarom Lambrecht van Straten, Bosschaert en Willen zijn zonen, Inghelram van Essene Wyntry, Ysaac en al hun medeplegers, ze vlogen in de burcht en hielden de steen, het gijzelhuis Sint Donaas en de hof en ze voorzagen zich van proviand genoeg om 300 gezellen een jaar lang van te leven. Toen kwam de abt van Sint Petrus, Maar Servaas van Praet, meneer Boudin van Gent, meneer Hellin van Boekhout, meneer Diederick van Diksmuide, meneer Rijckquaert van de Beerst en zijn broeders met macht te Brugge en lieten dat lichaam van de prins ter aarde doen te Sint Christoffel kerk en belegerden meneer Lambrecht van Straten en zijn medegezellen meer dan een maand lang. Willem van Looburch, graaf van Ieper, hoorde de dood van zijn neef de goede graag Karel en kwam te Brugge en onderzocht het feit en de oorzaak waarom hij vermoord was. Hij liet zenden om zijn mannen en allen die hem goed wilden en liet de burcht belegeren en die goed bewaken en bewaren zodat meneer Lambrecht en zijn gezelschap er niet uit komen zouden. En Willem van Loo ging naar Gent, Ieper en Kassel en vernieuwde de officiers en hoorde de rekeningen. Item, hi j kwam weer te Brugge en vermaakte de wet, want de schepenen waren het grootste deel dood geslagen van Bosschaert van Straten. En men hield al Vlaanderen door Willem van Loo voor graaf en alle geboden en bevelen deed men uit zijn naam. Item, daags nadat de graaf aldus vermoord was, dat was zaterdag, namen vele mensen hun kleren of doekjes en natte ze in zijn bloed, ja trokken haar uit zijn baard en uit zijn hoofd wat ze voor kostbare relikwien hielden en verdreven ook alle kwalen en ongezondheid. Item, in Sint-Andries klooster buiten Brugge woonde een mens die 21 jaren kreupel was geweest en de abt van Sint-Andries die had hem 8 jaren gehouden, gespijsd en gekleed om Gods wil. En die kreupele voer op een wagen naar Brugge tot op de markt en vandaar kroop hij naar Sint Donaas de tijd [fol. xx.v] dat het dode lichaam nog lag in het koor van Sint Donaas. En dat aanzicht van de prins was bedek met zijn hoed. Deze kreupele nam de hoed in zijn hand en terstond zo ging hij rechtop of hij nooit kreupel geweest was. En de naam van de kreupele Roegekin de tollenaar. En toen het volk dit zag wilde ze het lichaam van de graaf weggedragen hebben. Toen kwam Bosschaert van Straten met zijn zwaard en zijn knapen een zei; Ԍaat zien, wie is hij of wie zijn ze die hem wreken willen of die hem begraven zal en joegen al het volk uit het koor en uit de kerk. Een poorter van Brugge nam de hoed van de graaf bedekt en bewaarde het menig jaar zeer waardig en als iemand hoofdpijn of reuma of de koortsen, ze kwamen tot die poorter en stelden de hoed van graaf Karel op hun hoofd en terstond genazen ze. Nota, dat alle die te fluisteren en te raden waren van de dood van de goede Karel die stierven kwade dood kort daarna. Hij was 8 jaar graaf van Vlaanderen en was verslagen anno 1127. |
Van Willem van Loo, burchgraue van Ypre, die welcke dede alle quade doot steruen, die den.G.K.hadden helpen vermoorden. Dat.xx.capittel WIllem van Loo Burchgraue van Ypre, regierde Vlaendren ontrent.ix.weken. Boudin Apkin ende die goede graue Kaerle waren rechtswers, want die houde Robrecht die Vriese hadde twee sonen, Robrecht die vader van Boudin apkin was, endehadde eenen sone die hiet Phelips. Dese Phelips hadde een dochtre, de welcke was vrauwe van Loo, bi Dixmude, ende si was moedre van willem van Loo. Ende dus so soude willem vanLoo met rechte geweest hebben graue van vlaendren. Het gheuiel die wijle dat mer seruaes van praet, ende die andere edele die inden burch waren, ontrent half Maerte, so wonnen si by fortsen tschepen huys. Dit aensiende mer lambrecht, ende de proost van.s.donaes, ende huer lieder suster kinderen, Wijtry ende Werrijn, Willem ende Ysaac, si auentuerden hemlieden by donckere nachte, ende daelden van.s.Donaes kercke, in de plaetse maubeert, ende si vloon in tcloostre te Watene, Endeysaac vloot te Teerrenburch, in s.ians abdye, ende gaf dencloostre, alsijn goet ouere ende al sijn erue, ende was aldaer monic gecleet, maer mer Lambrecht van straten wordt bekent ende gearresteirt in Brugghe, eer hi wech conde geraken, endewort geleet voor mijn here Seruaes van praet, dye welcke ontboodt mer Willem van Loo den Regent van vlaendren, de welcke quam te brugge om mer Lambrecht te iusticierne, de welcke Graue Willem beual datmen mer Lambrecht inden burch vp eenen vleeschbanc binden soude, ende dye handen endevoeten of hauwen soude, ende datmen den lichame slepen soude drie waruen, ront omme den burch, ende van daer ter galghe, ende hem daer aen hanghen Bet dan iijc.personen boueninden steen, ende bouen vp sinte Donaes Kercke liggende, saghen hueren oom, of neue, ofte heuren meestre so iammerlicken begaet, ende ghemarteriseirt, ende sonderlinge Bosscaert van straten, sinen vader siende also begaet, seide. Och kindren, elc pijne ende poge om sijn beste te doen, onse hoofdensijn alle wech, mijn oom die proost, ende mijn vadre Wijntry, werrijn ende ysaac, ende alle die vrome mannen, endelambrecht mijns heeren vader is iammerlic gedoot, ende al onse vytaelge stinct ghelijc eender prye, ende ons broot is al vinnich geworden, ende wi en weten niet waer by [fol. xxi.r] leuen. Vp sinte Benedictus nacht het was een groot mistich weder den.xxi.in maerte bet dan.lxxx.personen metsgaders Bosscaerdt van Straten ende Inghelram van eessene, daelde in die plaetse Maubert hute ende si ontginghen, ende die sommege waren ghecreghen.ende mer Willem van Loo vandt Werrijn ende Wijntry bi Rijssele, ende noch sommege andere, ende hi deidtse setten drie dagen al moedernaeckt int Pellorijn te Rijssele sonder eten ende sonder drincken, maer men wierpse met vorten appelen, ende met meure ende ander vulicheden, ende ten vierden daghe waren si ghesleypt totter galghen, endedaer ghehanghen. Ende een Rudder die hiet mer Herman die quam van Hesdijn te Aryen, ende hi hoorde seggen dat Ysaac monic was te sinte Ians te Terenburch, hi deden heymelicke vanghen, ende hy ontboodt Willem van Loo tot Aryen te commene. Ende hy dede Ysaac seere pijnen, ende hi leedt butensijnder pijnen, dat hy vp den dach als Hertoghe Kaerle verslegenwas, dat hi bet dan.xxv.lieden alleene doot slouch onder schepenen ende van Sprinchen huysgesinne, ende alle nyeuwe officiers. Doe vraechde Willem van Loo Regent van Vlaendren, wie dye principaelste waren in die conspiracie vanden graue Kaerle. Isaac sprac, ic sal hu die waerheit segghen eer dat ic steruen sal. Aldus weit dat mer Guy van Steenvoorde Casteleyn van Cassele metsgaders mijnen oom den Proost wy hilden raedt Typre, mer Inghelram van Eessene Bosscaert van straten met sinen broeders, ende ik Ysaac dat wi in tbeginsel vander vastene als die graue.K.alleen ter kerken soude commen dat wi hemdootslaen souden, ende ooc Tammaerdt sijn aelmoesenier, alsoot gebuert is, twelc nu sonderlinge leedt is, ende ic riedt datmen dye officiers ende schepenen ooc doot slaen soude. Doen vraechde Willem van Loo waer die Proost sijn mochte. Hi seyde, hy meende wel dat hi te Watene was. Doen beual Willem van Loo den prouoost van Aryen, ende den schouteeten datmenYsaac te peerts steerte slepen soude al dye stede van Aryen duere, ende in elcken houc vander cruusstraten datmenne al moedernaect ouer seere met roeden slaen soude, ende dan vp dye marct van Aryen datmenne daer handen ende voeten of hauwen soude, ende datmen dan met eender coorde onder die ocxelen ghebonden tot der galghen slepen soude, ende daer onthoofden, ende tlichaem sonder hooft onder docxelenghebonden, so aender galghen hangen soude Willem van Loo die Regent ghinc te watene, maer met groter pijne ende met groten dreeghemente om dat hi die sommeghe souden doen hanghen, ende haerlieder huysen destrueren, ten ware dat si hem seyden, waer die Proost ware. Si lieden veruaert wesende vinghen den Proost, ende gauene ouer Willem van Loo. Die proost gheuanghen sijnde badt Willem van Loo dat hy baeruoets in verlatenesse van sinen sonden mochte gaen tot Ypere lesende sijn deuocie, twelck hem Willem van Loo consenteerde. Endealtemet sprac hi sine biechte yeghen sinen Cappellaen. Maer als die proost Typre quam, nauwelic conste hi vp sine voetenghestaen, dat si so gheuleghen waren. |
Van Willem van Loo, burchtgraaf van Ieper die allen een kwade dood liet sterven die graaf Karel hadden helpen vermoorden. Dat 20ste kapittel. Willem van Loo, burchtgraaf van Ieper, regeerde Vlaanderen omtrent 9 weken. Boudin Hapkin en de goede graaf Karel waren zwagers want de oude Robrecht de Fries had twee zonen, Robrecht die de vader van Boudin Hapkin was had een zoon die heette Filips. Deze Filips had een dochter die was vrouw van Loo, bij Diksmuide, en ze was moeder van Willem van Loo. En dus zo zou Willem van Loo met recht geweest zijn graaf van Vlaanderen. Het gebeurde die tijd dat meneer Servaas van Praet en de andere edelen die in de burcht waren omtrent half maart, zo wonnen ze met kracht het schepenhuis. Dit zag meneer Lambrecht en de proost van Sint Donaas en de kinderen van hun zuster, Wyntry en Werrin, Willem en Ysaac, ze avontuurden zich met donkere nacht en daalden van Sint Donaas kerk in de plaats Maubert en ze vlogen in het klooster te Watene (Ledegem) En Ysaac vloog te Throuanne in Sint Jans abdij en gaf het klooster al zijn goed over en al zijn erven en was aldaar als monnik gekleed, maar meneer Lambrecht van Straten werd herkend en gearresteerd in Brugge eer hij weg kon komen en werd geleid voor mijn heer Servaas van Praet die ontbood meneer Willem van Loo, de regent van Vlaanderen, die kwam naar Brugge om meneer Lambrecht te berechten en graaf Willem beval dat men meneer Lambrecht in de burcht op een vleesbank binden zou en de handen en voeten afhouwen zou en dat men het lichaam slepen zou drie maal om de burcht en vandaar naar de galg en hem daaraan hangen. Meer dan 300 personen die boven in de steen en boven op Sint Donaas Kerk lagen zagen hun oom of neef of hun meester zo droevig begaan en gemarteld en vooral Bosschaert van Straten zag zijn vader alzo begaan en zei. Och kinderen, elke pijnigt en probeert om zijn best te doen, onze hoofden zijn alle weg, mijn oom de proost en mijn vader Wyntry, Werrijn en Ysaac en alle dappere mannen en Lambrecht mijn heer vader is droevig gedood en al ons voedsel stinkt gelijk een prij en ons brood is al verzuurd geworden en we weten niet waarbij [fol. xxi.r] te leven. Op Sint Benedictus nacht was het een zeer mistig weer de 21ste van maart en meer dan 70 personen mitsgaders Bosschaert van Straten en Inghelram van Essene daalden in de plaats Maubert uit en ze ontkwamen en sommigen werden gekregen en meneer Willem van Loo vond Werrin en Wyntry bji Rijsel en nog sommige anderen en hij liet ze zetten drie dagen al moedernaakt in het Pellorijn te Rijsel zonder eten en zonder drinken, maar men wierp ze met rotte appels en met smeer en andere vuilheid en te vierde dag werden ze naar de galg gesleept en daar gehangen. En een ridder die men meneer Herman noemde die kwam van Hesdin te Arien en hij hoorde zeggen dat Ysaac monnik was te Sint Jan te Throuanne, hij liet hem heimelijk vangen en ontbood Willem van Loo tot Arien te komen. En hij liet Ysaac zeer pijnigen en beleed buiten zijn pijnen dat hij op de dag toen hertog Karel weg was dat hij meer dan 25 lieden alleen dood sloeg waaronder schepenen en van het huisgezin van de prins en alle nieuwe officiers. Toen vroeg Willem van Loo, regent van Vlaanderen, wie de belangrijkste waren in de samenzwering van graaf Karel. Isaac sprak, ik zal u de waarheid zeggen eer dat ik sterven zal. Aldus weet dat meneer Guy van Steenvoort, kastelein van Kassel, mitsgaders mijn oom de proost, hielden we raad te Ieper, meneer Inghelram van Essene, Bosschaert van Straten met zijn broeders en ik Ysaac dat we in het begin van de vasten als graaf Karel alleen ter kerk zou komen dat we hem zouden dood slaan en ook Tammaert zijn aalmoezenier, alzo het gebeurd is want nu bijzonder leed is en ik raadde aan dat men officiers en schepenen ook zou dood slaan. Toen vroege Willem van Loo waar de proost zijn mocht. Hi j zei, hij meende wel dat hij te Watene (Ledegem) was. Toen beval Willem van Loo de provoost van Arien en de schout dat men Ysaac aan de staart van een paard zou slepen de hele stad van Arien door en in elke hoek van de Kruisstraat dat men hem al poedelnaakt zeer met roeden slaan zouden en dan op de markt van Arien dat men hem daar handen en voeten afhouwen zou en dat men dan met een koord onder de oksels gebonden tot de galg slepen zou en daar onthoofden en het lichaam zonder hoofd onder de oksels gebonden zo aan de galg zou hangen. Willem van Loo de regent ging naar Watene (Ledegem), maar met grote pijn en met grote dreigementen omdat hij sommigen zou laten hangen en hun huizen vernielen, tenzij dat ze hem zeiden waar de proost wars. De lieden waren bang en vingen de proost en gaven hem Willem van Loo. De proost die gevangen was bad Willem van Loo dat hij barrevoets tot verlaten van zijn zonden mocht gaan naar Ieper en zijn devotie lezen, wat hem Willem van Loo toestond. En al te met sprak hij zijn biecht tegen zijn kapelaan. Maar toen de proost te Ieper kwam kon hij nauwelijks op zijn voeten staan dat ze zo versleten waren. |
Willem van Loo nam raedt hoe datmen Bertolf dooden soude. Ende omme dat hy een kerckelick prelaet was, so en wildemen hem niet onthoofden, noch eeneghe leden nemen, maer si vonden in hueren raedt, midts dat hy.ix.mijlen baervoets ghegaen hadde, ende sine voeten ghevleghen waren, datmen hem leuende in een coe huyt naeyen soude. Ende bi nachte wordt hy ghevoerdt van Ypre een mijle varre in eenen busch, ende aldaer leuende met een coorde ghehanghen aen eenen boom, ende ten vierden daghe men vandtene doodt. Doen wordt hy vanden boome ghedaen, endemen begroeffene tsinte Martins Typre int ghewijde, alsoo wordt hi ghepunieert. Item Typre wordt gewrought dat mer Guy vansteenvoordt, ende.x.canonicken van sinte Martins waren mede inden raet, hoemen best den graue Kaerle doden soude. Daer omme Willem van Loo dede mer Guy onthoofden, ende.x.canonicken stellen ten eeuweghen kaerkere te watre ende te broode, tot si storuen, waer of die.v.laghen in Sbisschops vanghenesse, te Doornicke, ende dander.v.te Teerenburch Bosscaerdt van Straten die vloodt te Brugghe int clooster vandenEechoute met sine knapen in eens canonick reguliers camerkin vier daghen lanc, ende namen elc een ouerslop aen, ende deden hem groote crunen scheeren [fol. xxi.v] of si monicken reguliers gheweest hadden, ende meenden te treckene naer Brabant, omme also te ontcommene. Maer als sy quamen ten veere voor Andtwerpen, in eenen boot sijnde, om ouer te varene, watmen den boot stack of roeyde, hy en wilde niet van cante, omme dat dye quade Bosscaert daer inne was. Dyt siende een man, dye Bosscaert wort bekennende, seyde. Voorwaer die cause dat wi niet voort en meughen, is toecomen huyter horrijble moort die dese Bosscaert bedreuen heeft. Dit verstaende die selue Bosscaert, wordt seere ghescoffiert, endepijnde hem omme tontcommene, so hi dede, want hi was ten derden daghe te Rijssele, al daer hi drie ooms hadde, van sijnder moeder weghe, als Hughe here vander aleuwe, Bernaert here van Robays, Oliuier here van Banduweys. Ende Bosschaert quam vp die maeltijd vander noenen, daer si alle drie vergadert waren, ende saten ende aten, ende hi by hemlieden sijnde, seyde hoe dat hi meende te treckene in cypers, ende aldaer te blijuenwonende Ende hi quam om oorlof te nemene aen hemliedenbiddende oock om eene quantiteyt van pennighen, om in Cypers mede te varene. Sijne drye ooms sonden heymelic om den Baliu, ende om den Casteleyn van Rijssele die welcke quamen, ende vijnghene, ende leyden hem in tcasteel. Ende Willem van Loo wordt al daer ontboden. Daer was Bosscaert.iij.daghen gestelt vp tpellorijn ende worde duerworpen met vorten appelen vandenkijndren, ende met andere vullichede. Ten vierden daghe wordt hy ghesleypt ter galghe waerdt, ende al moedernaeckt ghestelt vp een wiel, ende sijn lijf met heunich, ende met zeeme bestreken, ende boven hem was ghestelt eene yserin traelge, omme dat hem die rauen ende die voghelen niet pecken en souden, maer die vlieghen ende die byen, ende vrselen daden hem veel iammers, want also sadt hi daer, ende bleef leuende, bedt dan.vi.daghen lanc. Eene gheheeten Eueraert, sijn knape, wetende dat sijn meester gheuanghen was, hi liep wech, endeghinck in Ardanen, daer viel hi in eenen pit, daer hi verdranck. Inghelram van Eessene was gheuloden, ende woonde te Mens vp den Rijn. Ende hi gherochte eens eyghen eenen poorter vanMens woorden te hebbene, ende stac den poorter een wonde inde borst, daer hi of starf, waer omme Inghelram geuanghenwordt, ende was in eenen sack ghesteken, ende also verdroncken in twater vanden Rijne. Item den coninc Lodewijc van Vranckerijcke, dye groote verhoorende vander felle moordaet van sinen neue, den goeden graue Kaerle, die so verradelic gedoodt was, versaemde een groot heercracht, endehi ontboot Willem van Normandyen, sinen swacelijnc, dat hi met hem trecken woude in Vlaendren, hy soude hem maken Graue van Vlaendren. Die coninc commende ouer Doornicke tot cortrijcke, ende also tot Brugghe, soe vijndt hy in die burch te Brugge al die edele van Vlaendren, die welcke sinte Donaes kercke den steen ende die looue rondt omme beleyt hadden. Ende dye edele die willecomden den coninc, ende seyden die gheuaernesse vanden fayte, ende vander doot van den goedenKaerle. Ende Willem van Loo vernemende dat dye coninc te Brugge was, quam tot hem, ende willecomdene, ende vertelde hem hoe hi die sommeghe gheiusticiert hadde ende hy leyde den coninck voor oghen, hoe dat Graefschip van Vlaendren vp hem verschenen was. Die coninck seyde dat hy noch een lettel tijdts beyden wilde, want hi versochte den coninck manschip te doene vanden Graefschepe van Vlaendren. Ende die coninck beual datter.iij.of iiij.van die vp dye kercke van sinte Donaes laghen, tot hem commen souden bi saufconduyt, hy en soude hemlieden niet mesdoen, si quamen totten Coninc. Die coninc seyde. Ic rade hu dat ghy huwe gesellen secht, dat si neder tot mi commen, ende bidden mi om gracie, of sonder twijfele, ic sal sulc een vier doen maken, dat ghi alle versmoren sult. Dese ghesellen ghinghen vry van sinte Donaes, tot den steene, ende in die looue, gheuende te kennene huren medeghesellen die meeninghe vanden coninck. Ende si lieden merckende dat si nyet anders tetene en hadden, dan beschimmelt broodt, want alle dye andere spijse ende dranc hadden si wech gheworpen, so quamen si alle neder, en vielen voor des Conincx voeten, biddende hem, omme sijne ghenaden. Doen beval dye Coninck datmen haere lieden handen vp hueren rugghe soude bin- [fol. xxij.r] den, ende men leedese.iiij.en.iiij.v.en.v.tsamen inde voye vandensteene vander looue ende van sint Donaes kercke. Ende men schootsche huuter voye vp die straten, ende vielen alle de heersene in die kele, ende braken den hals, Doen beual die coninc datmense met waghenen hutewaerts soude voeren, endedat mense alle aen boomen hanghen soude, tusschen sinte Baefs ende sinte andries, doen ontboodt die coninc den bisschop vanDoornicke, omme te reconsilieirne ende te verwijdene sinte Donaes kercke, twelcke was den derden sondach naer Paesschen, die negenste weke naer dat Kaerle tsinte christoffels begrauen was. Ende vp desen tijdt so houden noch die van.s.donaes huer lieder kercwijdijnge oft dedicacie huut dier memorien vp den derden sondach naer Paesschen. Ende doe als die kercke verwyet was, so was de graue Kaerle ontgrauen sinte christoffels, duer al dat hi.lxiij.dagen inde eerde gheleghenhadde, al doe so root noch dat selue lichaeme also soete ende also wel, offer eene gheheele apottecarye ontdaen hadde gheweest. Ende sine wonden waren also varsch of hy maer versleghen hadde gheweest. Ende dye coninc dede tlichame translateren van sinte christoffels tot in sinte Donaes kercke, ende daer wart hi begrauen achter den hoghen outaer |
Willem van Loo nam raad hoe dat men Bertolf doden zou. En omdat hij een kerkelijke prelaat was zo wilde men hem niet onthoofden, nog enige leden nemen, maar ze vonden in hun raad, mits dat hij 9 mijlen barrevoets gegaan was en zijn voeten versleten waren dat men hem levend in een koeienhuid naaien zou. En bij nacht werd hij gevoerd van Ieper een mijl ver in een bos en aldaar levend met een koord aan een boom gehangen en de vierde dag vond men hem dood. Toen werd hij van de boom gedaan en men begroef hem te Sint-Maarten te Ieper in het gewijde, alzo woerd hij gestraft. Item, te Ieper werd gewroegd dat meneer Guy van Steenvoort en 10 kanunniken van Sint-Maarten waren mede in de raad hoe men het beste graaf Karel doden zou. Daarom liet Willem van Loo meneer Guy onthoofden en de 10 kanunniken te eeuwige dagen in de kerker op water en brood tot ze stierven, waarvan 5 lagen in de gevangeis van de bisschop te Doornik en de andere 5 te Throuanne. Bosschaert van Straten die vloog te Brugge in het klooster van Eekhout met zijn knapen in een kamertje van de reguliere kanunnik vier dagen lang en namen elk een oversloop aan en lieten hem grote kruinen scheren [fol. xxi.v] of ze reguliere monniken waren geweest en meenden te trekken naar Brabant om alzo te ontkomen. Maar toen ze kwamen te veer voor Antwerpen en in een boot waren om over te varen, wat men de boot stak of roeide, het wilde niet van de kant omdat de kwade Bosschaert daarin was. Dit zag een man die Bosschaert herkende en zei. Voorwaar, de oorzaak dat we ne niet voort mogen is gekomen uit de verschrikkelijke moord die deze Bosschaert bedreven heeft. Dit verstond Bosschaert en werd zeer geschoffeerd en pijnigde zich om te ontkomen, zo hij deed, want hij was ten derde dag te Rijsel aldaar hij drie ooms had van zijn moeders kant als Hugo, heer van de aleuwe, (Lauwe?) Bernaert, heer van Roubaix, Olivier, heer van Banduweys. (?) En Bosschaert kwam op de maaltijd van de noen waar ze alle drie verzameld waren en zaten en aten toen hij bij hen was zei hoe dat hij meende te trekken in Cyprus en aldaar te blijven wonen. En hij kwam om verlof te nemen en bad hem om enige hoeveelheid penningen om in Cyprus mee te varen. Zijn drie ooms zonden heimelijk om de baljuw en om de kastelein van Rijsel die kwamen en hem vingen en legden hem in het kasteel. En Willem van Loo werd aldaar ontboden. Daar was Bosschaert 3 dagen gesteld ter schandpaal en werd geworpen met verrotte appels van de kinderen en met andere vuilheid. Te vierde dag werd hij gesleept ter galg waart en al poedelnaakt gesteld iop een wiel en zijn lijf met honing en zeem bestreken en boven hem was gesteld een ijzeren tralie zodat de raven en vogels hem niet pikken zouden, maar de vliegen en bijen en horzels deden hem veel verdriet, want alzo zat hij daar en bleef leven meer dan 6 dagen lang. Een geheten Everaert, zijn knaap, wist dat zijn meester gevangen was en liep weg en ging in Ardennen en viel in een put waar hij verdronk. Inghelram van gevlogen en woonde te Mainz op de Rijn. En hij kreeg eens met een poorter van Mainz woorden en stak de poorter een wond in de borst waarvan hij stierf waarom Inghelram gevangen werd en in een zak gestoken en alzo verdronken in het water van de Rijn. Item, koning Lodewijk van Frankrijk de Grote hoorde van de felle moord van zijn neef, de goede graaf Karel die zo verraderlijk gedood was en verzamelde een grote legermacht en ontbood Willem van Normandi, zijn zwager, dat hij met hem trekken wilde in Vlaanderen, hij zou hem graaf van Vlaanderen maken. De koning kwam over Doornik tot Kortrijk en alzo tot Brugge, zo vond hij de burcht te Brugge alle edelen van Vlaanderen die Sint Donaas kerk, de steen en de loove rondom belegerd hadden. En de edelen verwelkomden de koning en zeiden het gevaar van het feit en van de dood van de goede Karel. En Willem van Loo vernam dat de koning te Brugge was en kwam tot hem en verwelkomde en vertelde hem hoe hij sommige berecht had en legde de koning voor ogen hoe dat graafschap van Vlaanderen op hem gekomen was. De koning zei dat hij nog een tijdje wachten wilde want hij verzocht de koning manschap te doen van de graafschappen van Vlaanderen. En de koning beval dat 3 of 4 van die op de kerk van Sint Donaas lagen tot hem komen zouden met vrijgeleide, hij zou hen niets misdoen en ze kwamen tot de koning. De koning zei; Ik raad u aan dat ge uw gezellen zegt dat ze omlaag tot mij komen en bidden mij om gratie of zonder twijfel zal ik zoՠn vuur laten maken zodat ge allen versmoren zal. Deze gezellen gingen vrij van Sint Donaas tot de steen en in de loove en gaven hun medegezellen te kennen de bedoeling van de koning. En ze merkten dat ze niets anders te eten hadden dan beschimmelt brood, want alle andere spijs en drank hadden ze weggeworpen, zo kwamen ze allen neder en vielen voor de voeten van de koning en baden om zijn genade. Toen beval de koning dat en hun handen op hun rug zou binden [fol. xxij.r] en men leidde ze 4 en 4 tezamen in de ruimte van de steen van de loove en van Sint Donaas kerk. En men schoot ze uit de ruimte op de straten en vielen allen de hersenen in de keel en braken de hals. Toen beval de koning dat men ze met wagens naar buiten zou voeren en dat men ze allen aan bomen hangen zou tussen Sint Baaf en Sint Adries, toen ontbood de koning de bisschop van Doornik om te verzoenen en te wijden Sint Donaas kerk, wat was de derde zondag na Pasen de negende week nadat Karel te Sint Christoffel begraven was. En op deze tijd zo houden nog die van Sint Donaas hun kerkwijding of toewijding uit die memorie op de derde zondag na Pasen. En toen de kerk gewijd was zo was graaf Karel ontgraven te Sint Christoffels, door al dat hij 54 dagen in de aarde gelegen had al toen zo rook nog dat lichaam alzo zoet en alzo goed of er een gehele apotheek geopend was geweest. En zijn wonden waren alzo vers of hij maar net verslagen was geweest. En de koning liet het lichaam verplaatsen van Sint Christoffel tot in Sint Donaas kerk en daar werd hij begraven achter het hoge altaar. |
Nota. dat inden somer hier naer begonste die oerdene Sisterciensis Ende sinte Robrecht die de eerste Abdt was, die fondeerte deerste Cloostre varre buten allen volcke, iiij.mijlen vander stede van Longhers. Dese dijnghen ghedaen sijnde, die coninck gaf tgraefscip Willem van Normandyen sinen swacelinc Robrechts sone, dit vernam Willem van Loo die alle die casteelen vercreghen hadde in west vlaendren, ende hadse ooc doen prouanchieren ende daer toe ooc dye Stede van Ypre, endedat omme te houdene yeghens dye Hertoghe Willem vanNormandyen, want hy hadde vernomen als dat dye coninc niet langhe in Vlaendre blijuen en mochte Ende als dye coninc vernam, dat heer Willem van Loo meende te oerloghene yegens willem van Normandye omme hem te veriagene, die coninc quam Ypre belegghen. Ende ten neghensten daghe, so was Willem van Loo gheuanghen van die van Ypre, ende wordt den coninc ghepresenteirt, dye coninc sendene te sinte Omaers inde vanghenesse, maer ter bede vanden edelen ende ooc om dat hi dat naeste oyr was om Vlaendre te besittene, die coninck dedene huten doen vp condicie, dat was dat hi moeste den Hertoghe Willem manschip doen vanden lande van Loo, maer hy hiltet qualic, ende vander Burch graefschip van Ypre. |
Nota. Dat in de zomer hierna begon de orde van Cistercinzers. En Sint Robrecht die de eerste abt was die fundeerde het eerste klooster ver buiten alle volk, 4 mijlen van de stad Langres. Toen deze dingen gedaan waren gaf de koning het graafschap aan Willem van Normandië, zijn zwager de zoon van Robrecht, dit vernam Willem van Loo die alle kastelen verkregen had in west Vlaanderen en had ze ook laten provianderen en daartoe ook de stad Ieper en dat om het te houden tegen hertog Willem van Normandië, want hij had vernomen als dat de koning niet lang in Vlaanderen blijven zou. En toen de koning vernam dat heer Willem van Loo meende te oorlogen tegen Willem van Normandië om hem te verjagen kwam de koning Ieper belegeren. En de negende dag zo was Willem van Loo gevangen van die van Ieper en werd de koning gepresenteerd, de koning zond hem naar Sint Omaars in de gevangenis, maar ter bede van de edelen en ook omdat hij de naaste erfgenaam was om Vlaanderen te bezitten liet de koning hem eruit doen op conditie dat hij hertog Willem manschap moest doen van het land van Loo, maar hij hield het kwalijk en van de burcht graafschap van Ieper. |
Hyer wordt Willem van Normandyen Graue ghemaeckt van Vlaendren, die vijftienste.maer tgheduerde seer onlanghe. ITem heer Willem van Loo trac byden Coninck van Ingelandt, hem claghende hoe hem die coninck van Vranckerijcke veronghelijct hadde, ende hem sine erue ende versteruenesse ghenomen hadde. Hi was met den Coninc Steuen van Inghelandt in eenen wijch, die hy met sijnder vromicheyt wan, waer omme dye Coninck Steuen gaf hem dat Graefschip van Cans in Inghelandt, daer was hi binae.xxiiij.iaer, ende hi bedyde blendt, ende hi seynde bedecktelijck sijnen schat te Vlaendre waert, ende quam woonen te Loo, in sijne heerschappye. Ende al daer stichtede hy een cloostre van Canonicken Reguliers dye daer die.vij.ghetijden hilden, die hi daer ghetijdelick hoorde met grooter deuocien. Ende als hi ontrent thien iaren blendt gheweest hadde, ende te Loo wonende seere houdt van iaren sijnde, so starf hy vp den.xxv.sten dach in Laumaent, int iaer ons heeren.xi.hondert ende.lxij. Ende Diederick van Elsaten die doe Graue van Vlaendren was dedene begrauen te Loo met groter weerdicheden in tcloostre, twelck hi hadde doen stichten. Ende Diederick plach hem als hi noch leuede, ghetijdelick te vysenteirne naer dat hy blendt was gheworden. |
Hier wordt Willem van Normandië graaf gemaakt van Vlaanderen, de vijftiende, maar het duurde zeer kort. Item, heer Willem van Loo trok bij de koning van Engeland en klaagde hem hoe de koning van Frankrijk hem verongelijkt had en hem zijn erven en versterving genomen had. Hij was met koning Steven van Engeland in een strijd die hij met zijn dapperheid won, waarom koning Steven hem dat graafschap gaf van Cans (?) in Engeland, daar was hij bijna 24 jaar en werd blind en zond bedekt zijn schat te Vlaanderen waart en kwam wonen te Loo in zijn heerschappij. En aldaar stichtte hij het klooster van de reguliere kanunniken die daar de 7 getijden hielden die hij daar tijdig hoorde met grote devotie. En toen hij omtrent tien jaren blind was gewest en te Loo woonde zeer oud van jaren zo stierf hij de op de 26ste dag in januari in het jaar ons heren 1162. En Diederick van Elzas die toen graaf van Vlaanderen was liet hem begraven te Loo met grote waardigheid in het klooster die hij zelf had laten stichten. En Diederick plag hem toen hij nog leefde tijdig te bezoeken nadat hij blind was geworden. |
Van Willem van Normandyen, sgrauen sone vam Normandyen.die.xv.Graue van Vlaendren Dat.xxi.Capittel. [fol. xxij.v] WIllem van Normandien sgrauen sone van Normandyenswacelinc vanden groten Coninck Lodewijck van Vranckerijcke. Dese Willem was dat Graefscip van Vlaendren ghegeuen vandenConinck van Vranckerijcke met groten onrechte. Dese voorseydeWillem van Normandyen wort een groot vertasseerdere. Endehy dede vele ouerlasts den volcke in pointijnghen, in settijnghen, in maeltoten, ende in dobbel toolnen, hi vercochte die officien, waer omme hy van al tvolc vanden lande wordt ghehaet. In Vlaendren quam een ionghelinck hiet Aernoudt, ende hi was sone van Kaerle Kamuts sustre, ende hi begheerde dat Graefschap dat Kaerle sijn oom beseten hadde, ende was dat rechte oyr ende naeste bloedt om met rechte Vlaendren te besittene, ende hy quam eerst tsint Omaers, daer hi weerdichlijc ontfanghen was. Willem van Normandyen dede der stede vansinte Omaers so groten ouerlast dat si nemen een bestand van.xl.daghen omme den iongelinc te beradene, dat hi ghesont weder trake in Noorweghe. Item Willem van Loo quam ten Damme met vele schepen vul yngelsche saudeniers die in vlaendren alte grote schade deden, ende si myneteden al te seere tvolc van Willem van Normandyen, twelcke waren al Fransche saudeniers. Willem van Loo stichtede brandt in vele steden in Vlaendren. Dien van Ghendt van Brugghe, ende vanYpre hadden hem gheerne ghehadt ouer Graue, ende veriaecht den Norman, mer si en dorstent niet doen omme dat hi manschap hadde gedaen den coninc van Inghelant. Dit vernam Lodewijck coninck van Vranckerijcke, hoe dat die InghelschenVlaendren silgierden. Hy sandt Willem van Normandyen.xm.lieden van wapenen, die welcke veriaechdendye Inghelschen. Ende die ionghe Aernoudt hoorende tiammer dat in Vlaendre was, hi badt Willem van Normandyen dat hemghelieuen wilde, hem te doen gheleedene te sinen lande van Noorweghe, ende hi schalt quijte al sijn recht, dat hy aenTgraefschip van Vlaendren hadde, doe ende tallen tijden. EndeWillem van Normandyen gaf hem grooten ghiften, ende dedene eerlicke gheleeden te sinen lande. Die xm. saudeniers bleuen in Vlaendren metten graue Willem, ende vercrachteden der mannen wijfs, ende laghender bi yeghens der mannen danc, ende als sijer yeghen seyden ende huer lieder wijfs wilden weder nemen, so slouch mense doodt. Ende die Graue Willem dede der gelijcke, als poorters wijfs, ende maechden te Violeirne. Ende men screef den coninc van Vranckerijcke ouere tgroote grief ende schade dat Vlaendere ghehadt hadde, ende noch hebben soude vanden oors die staen omme Vlaender te besittene. Ende men screef den coninc ooc ouer al tregement vanden Graue ende van sinen dienlijnghen, maer dye Coninck en achte des niet, ende en gaffer niet omme. Dit aensiende die drie steden Ghendt Brugge, ende Ypre, ende al tghemeene landt, dat dye Graue Willem so lancx so aerger waerdt, ende alle sine officiers, si sonden bedectelic eersameghe boden, aen Diederick den Graue van Elsaten, die recht oor was van Vlaendren, endeeen edel man van wapenen, ende hadde vele schone fayten vanwapenen ghedaen, in Egypten, en Barbaryen, ende in Syrien, dat hi rasschelic hem wilde spoeden om te commene in Vlaendren, want dat graefschip by rechter versteruenesse hem [fol. xxiij.r] toe behoorde, ende aen ghecommen was, Ende dat hy met hem soude brijnghen.iiij.of vm.saudeniers van wapenen, omme eenen tyrandt te verdrijuene dye Vlaendren selgierde, want al die steden van Vlaendren souden hem hulden, ende ouer harenGraue ontfanghen. Diederic dese bootschap ontfaen hebbende stelde ende ordonneerde omme dat Graefschap van Elsaten te doen regierene bi sekere wijse persoonen, ende quam te Vlaenderwaert met.vm.edele persoonen, ende fijne lieden van wapenen. Ende in Ghendt, Brugghe ende in Ypre commende, wasser eerlic ontfanghen. Dyt verhoorende Willem van Normandye, quam van Rijssele te Cortrijcke, ende men en woudene niet in laten. Vandaer so quam hi te Ghendt, ende daer en dede men hem gheene weerdichede. Hi ontboodt die schepenen by hem te commene, mer si en quamender niet, maer men seyde hem, wilde hi Scepenen spreken, dat hi quame inde schepenen camere. Willem quam int schepen huys, daer so wordt hi so ouerhaelt van sijner ghierichede ende felhede, endevan sijnder bouvachtighede ende onreynichede. Ende si seydendatter was in Vlaender commen een Edel ende notabel man, die welcke gherechtich oyr van vlaendren was, ende si en soudene niet veriaghen, al wast dat willem van Loo ende Aernoudt van Denemercken veriaecht waren. Ende wildij vechten teghenDiederick ende hem veriaghen, wi en sullen hu helpen noch deeren. |
Van Willem van Normandië, de zoon van de graaf van Normandië en de 15de graaf van Vlaanderen. Dat.21ste kapittel. [fol. xxij.v] Willem van Normandië, de zoon van de graaf van Normandië, zwager van de grote koning Lodewijk van Frankrijk. Deze Willem was dat graafschap van Vlaanderen gegeven van de koning van Frankrijk met groot onrecht. Deze Willem van Normandië werd een grote uitzuiger. En hij deed veel overlast het volk in punten, in omslagen, in onwettige belasting en in dubbele tollen, hij verkocht de banen, waarom hij van al het volk van het land gehaat werd. In Vlaanderen kwam een jongeling en heette Aernoudt (Arnulf) en was de zoon van de zuster van Karel Knoet en begeerde dat graafschap dat Karel zijn oom bezeten had en was de rechte erfgenaam en naaste bloed om met recht Vlaanderen te bezitten en hij kwam eerst te Sint-Omaars waar hij waardig ontvangen was. Willem van Normandië deed de stad van Sint Omaars zo’n grote overlast dat ze een bestand namen van 40 dagen om de jongeling te beraden dat hij gezond weer trok naar Noorwegen. Item, Willem van Loo kwam ten Damme met vele schepen vol Engelse soldaten die in Vlaanderen al te grote schade deden en ze verminderden al te zeer het volk van Willem van Normandië, wat waren alle Franse soldaten. Willem van Loo stichtte brand in vele steden in Vlaanderen. Die van Gent, van Brugge en van Ieper hadden hem graag voor graaf gehad en verjoegen de Noorman, maar ze durfden het niet te doen omdat hij manschap had gedaan de koning van Engeland. Dit vernam Lodewijk, koning van Frankrijk, hoe dat de Engelsen Vlaanderen plunderden. Hij zond Willem van Normandië 10 000 lieden van wapens die de Engelsen verjoegen. En de jonge Aernoudt hoorde de droefheid dat in Vlaanderen was en bad Willem van Normandië dat het hem gelieven wilde hem te laten begeleiden naar zijn land Noorwegen en schold al zijn rechten kwijt dat hij aan het graafschap van Vlaanderen had, toen en te alle tijden. En Willem van Normandië gaf hem grote giften en liet hem fatsoenlijk begeleiden naar zijn land. De 10 000 soldaten bleven in Vlaanderen met graaf Willem en verkrachtten de wijven van de mannen en lagen erbij tegen de wil van de mannen en als ze ertegen zeiden en hun wijven weer wilden menen dan sloeg men ze dood. En graaf Willem deed dergelijk als de wijven van de poorters en maagden te verkrachten. En men schreef de koning van Frankrijk over het grote ongerief en schade dat Vlaanderen gehad had en nog hebben zou van de erfgenamen die staan om Vlaanderen te bezitten. En men schreef de koning ook over het regiment van de graaf en van zijn dienaars, maar de koning achtte het niet en gaf er niets om. Dit zagen de drie steden aan Gent Brugge en Ieper en al het gewone land dat graaf Willem hoe langer hoe erger werd en al zijn officieren, ze zonden bedekt eerzame boden aan Diederik, de graaf van Elzas die rechte erfgenaam was van Vlaanderen ene en edele man van wapens en had vele mooie wapenfeiten gedaan in Egypte, en Barbarijen en in Syrië dat hij zich snel wilde spoeden om te komen in Vlaanderen want dat graafschap hem bij rechte versterving hem [fol. xxiij.r] toebehoorde en aangekomen was. En dat hij met hem zou brengen 4 of 5000 soldaten van wapens om een tiran te verdrijven die Vlaanderen bestormde, want alle steden van Vlaanderen zouden hem huldigen en voor hun graaf ontvangen. Diederik die deze boodschap ontving stelde en ordonneerde om graafschap van Elzas te laten regeren bij zekere wijze personen en kwam naar Vlaanderen met 5 000 edele personen en fijne lieden van wapens. En toen hij in Gent, Brugge en in Ieper kwam werd hij fatsoenlijk ontvangen. Dit hoorde Willem van Normandië en kwam van Rijsel te Kortrijk en men wilde hem niet in laten. Vandaar zo kwam hij te Gent en daar deed men hem geen waardigheid. Hij ontbood de schepenen bij hem te komen, maar ze kwamen niet, maar men zei hem, wilde hij de schepenen spreken dat hij kwam naar de kamer van de schepenen. Willem kwam in het schepen huis en daar werd hij zo doorgehaald van zijn gierigheid en felheid en boevigheid en onreinheid. En ze zeiden dat er in Vlaanderen was gekomen een edele en notabele man die echte erfgenaam van Vlaanderen was en ze zouden hem niet verjagen als was het dat Willem van Loo en Aernoudt van Denemarken verjaagd waren. En wil je vechten tegen Diederik en hem verjagen, we zullen u niet helpen nog deren. |
Hoe Willem van Normandyen beuacht Diederick van Elsaten, die welcke was met sijnre heyr crachte te Acxpoele. WIllem voorseyde vernam dat Diederic was te Acxpoel, daer trac hy met sinen.x.duysent walen, Daer was seere gheuochten, ende aen beeden siden vele volcx versleghen, dyt ouermerckte Diederic van Elsaten dat sijn volc versleghen ende seere ghemindert was, ende track wech tot in Brabant, omme meer volcx te finierene. Ende hi quam in Haelst om hem.iij.oft vier daghen te rustene, ende om al heymelic die van Gendt bi hem te ontbiedene Ende dit vernam Willem van Normandyen dye hem aldaer quam besoucken met.vi.duysent Fransoysen, want hem waerender [fol. xxiij.v] ofghesleghen wel.iiij.duysent inden voorleden strijt vanAcxpoele. Ende hi meende die Stede te ghecrijghene, want men wildene daer niet inne laten, daer omme ghinck hi stormen vp die stede. Ende dye Graue Willem stondt voor die poorte vander stede ende sprac beuelende, datmen hem als graue ende prinche vanden Lande sine poorten opene doen soude, twelc men niet doen en wilde. Ende mettien was daer een schotter dye hiet Casin, dye welcke spien eenen cruysboghe en schoot met eenenghevenijneirden careele naer den Graue Willem, ende gherochtene in sine schoudere seere diepe, so datmene moest wech leeden, van welcker quetsuere hi starf binnen.vij.daghen daer naer. Ende wordt begrauen te sinte Bertins inde voorkercke, bi Boudin Apkin. hi starf vp den.xvi.dach in Ougstmaent, int iaer ons heren.xic.ende.lxxix. Hi en rengneirde maer ontrent.xv.maenden oneerbaerlicke ende seere tyrannelicke. |
Hoe Willem van Normandië bevocht Diederik van Elzas die met zijn legerkracht was te Axpoel. Willem vernam dat Diederik was te Axpoel, daarheen trok hij met zijn 10 000 Walen. Daar werd zeer gevochten en aan beide zijden veel volk verslagen, dit merkte Diederik van Elzas dat zijn volk verslagen en zeer verminderd en trok weg in Brabant om meer volk te vinden. En hij kwam in Aalst om er 3 of 4 dagen te rusten en om al heimelijk die van Gent bij hem te ontbieden. En dit vernam Willem van Normandië die hem aldaar kwam opzoeken met 6 0000 Fransen, want hem waren er wel [fol. xxiij.v] 4 000 afgeslagen in die strijd van Axpoel. En hij meende de stad te krijgen maar men wilde hem daar niet inlaten en daarom ging hij de stad bestormen. En graaf Willem stond voor de poort van de stad en sprak en beval dat men hem als graaf en prins van het land zijn poorten opendoen zouden, wat men niet doen wilde. En meteen was daar een schutter die heette Casin die spande een kruisboog en schoot met een giftige pijl naar graaf Willem en raakte hem zeer diep in de schouder zodat men hem moest weg leiden, van welke kwetsing hij stierf binnen 7 dagen op de 16de dag van augustus. En weert begraven te Sint Bertinus in de voorkerk, bij Boudin Hapkin. Hij stierf op de 16de dag van augustus in het jaar ons heren 1179. Hij regeerde maar omtrent 15 maanden oneerbaar en zeer tiranniek. |
Van Diederick van Elsaten die xvi.Graue, die welcke de kercke van sinte Baselis dede stichten binnen Brugghe, ende schanc daer het heylich bloet, datmen daer alle iaer omme draecht. Dat.xxij.Capittel DIederick van Elsaten was die.xvi.Graue in Vlaendren, ende hi was Gheertruydts van Elsaten sone des houden Robrechts svryesen dochtre, ende was sustre van Adelye der Coninginne van Denemercke, die welcke moedre was vanden goeden graue.K.camuts Dese voorseyde Diederic was in alle den stedenvan Vlaendren eerlic ontfangen, ende brac of alle pointijnghen, settinghen, ende alle exactien, ende maeltoten, die Willem vannormandyen sijn voorsate gheordonneert hadde. Ende hy hilt ende regierde tlandt in groten payse. Clemencie sine moeye die weduwe was vanden ionghen Robrecht die Vriese, die welcke sustre was vanden paeus Calixtus, dye wilde te haren lijue hebben tlandt van Vlaendren, want die Coninc vanVranckerijcke ontboot haer dat si oorloge soude stichten yegens Diedericke van Elsaten. Dit vernemende Diederic, tracteerde soetelijck metter weduwe Clemencie, ende beloefte haer te gheuene tot hueren lijue het derden deel vanden demaynen vanVlaendren voor huere byleuijnge, ende si en Diederick wel ghepayt. Dese Clemencie stichtede twee nonne cloosters, het eene te Borburch, ende tandere te Auennes. Int derde iaer vanDiedericx heerscappye, Clemencie wordt siec, ende si ontboodt den graue Diederic, ende si wilde maken haer testament. Ende al dat landt dat si hadde in Vranckerijcke, ende haren schat naer haer verscheeden van deser werelt, dat gaf si Diederick, om dat hy huer so vriendelicken plach te vysenteirne, alst recht was, want haren schat ende alle tbeste dat si hadde, was haer ghecomen van haren man, den ionghen Robrecht die vriese, die des voorseyde Diedericx oom was. Ende aldus naer der doot vander seluer Clemencie, wordt Diederick geweldich here vanVlaendren al tot beunen toe. Binnen desen tijden quam die nieumare in vlaendren, dat die stadt van Ihrlխ beleyt was vanden Agarijnen, ende sarasinen. Dit vernamen die kerstenconinghen ende ghinghen te Roome tot den Paeus om sine benedixie, ende ontfingen dat cruce omme ouer te varene naer Iherusalem. |
Van Diederik van Elzas, de 16de graaf die de kerk van Sint Basilius liet stichten binnen Brugge en schonk daar het heilige bloed dat men daar alle jaren omdraagt. Dat 22ste kapittel. Diederik van Elzas was de 16de graaf in Vlaanderen en hij was de zoon van Geertruid van Elzas de dochter van de oude Robrecht de Fries en was de zuster van Adele de koningin van Denemarken, die de moeder was van de goede graaf koning Kanoet. Deze Diederik was in alle steden van Vlaanderen fatsoenlijk ontvangen en brak af alle punten, omslagen en alle belastingen en onwettige belasting die Willem van Normandië geordonneerd had. En hij hield en regeerde het land in grote vrede. Clementie zijn tante die weduwe was van de jonge Robrecht de Fries was de zuster van paus Calixtus en die wilde tot levensonderhoud hebben het land van Vlaanderen want de koning van Frankrijk ontbood haar dat ze oorlog zou stichten tegen Diederik van Elzas. Dit vernam Diederik en onderhandelde lieflijk met de weduwe Clementie en beloofde haar tot haar levensonderhoud het derde deel van de domeinen van Vlaanderen voor haar van te leven en zij en Diederik goed gepaaid. Deze Clementie stichtte twee nonnenklooster, de ene te Bourbourg en de andere te Avennes. In het derde jaar van Diederik’ s heerschappij werd Clementie ziek en ze ontbood graaf Diederik en ze wilde haar testament maken. En al dat land dat ze had in Frankrijk en haar schat na haar verscheiden van deze wereld dat gaf ze Diederik omdat hij haar zo vriendelijk plag te bezoeken, zoals het recht was, want haar schat en al het beste dat ze had was haar gekomen van haar man de jonge Robrecht de Fries die de oom was van Diederik. En aldus na de dood van Clementie werd Diederik geweldig heer van Vlaanderen al tot Boulogne-sur-Mer toe. Binnen deze tijd zo kwam nieuws in Vlaanderen dat de stad Jeruzalem belegerd was van de Agarijnen en Saracenen. Dit vernamen de christenkoningen en gingen te Rome tot de paus om zijn zegening en ontvingen dat kruis om over te varen naar Jeruzalem. |
[ Hoe die graue Diederic den Coninc.vanVranckerijcke manscip dede van Vlaendren] Hoe die graue Diederic den Coninc.van Vranckerijcke manscip dede van Vlaendren, ende hoe si tsamen te Ihrlխ reysden, om die tontsetten. [fol. xxiiij.r] ENde die graue Diederic vernam als dat die coninc vanVranckerijcke sinen neue derwaert trat, hi volghde den coninc ende dede hem manschip vanden Graefschepe van Vlaendren. Ende hy ghecreech des conincx vriendtscap. Ende voor Iherusalem commende die voorseyde Diederic, hadde hem ghelijck eenen leeuwe onder die Sarasynen, bouen alle kerstene Princhen die daer waren, hy sloucher vele doodt, ende hy vijncker vele, daer was eenen stranghen wijch gheuochten daer bleuen luttel kerstenen doodt, maer vele Sarasynen endeAgarynen bedt dan hondert en twintich duysent, ende daer worden drie coninghen gheuanghen. En was daer also begaen byder gracien gods, so dat dye stadt van Iherusalem was beschermt. Ende die coninc Fulco van Iherusalem verhoorde van Diederick van Elsaten, dat hy hem so vromelic ghehadt hadde in dien strijt, (hy haddene ooc wijlen eer gesien in Egipten) ende daer omme so gaf hi Diederic sine dochter Sybilla tot eenen wijue, bijder welcker Sybilla hi hadde viere cnapelicke kijnderen. Boudin dye ionck staerf, ende Phelips die daer naer Graue was van Vlaendren Artoys, ende Vermandoys, endeMattheus die Graue was van Beunen, ende Pietre die Canonic was te Camerijcke, ende ghecoren Bisschop van Camerijcke daer naer. Ende hi hadder ooc bi twee dochteren, Margriete dye te manne hadde den Graue Boudin van Henegauwe, ende Gheertruudt die Nonne was te Meessene. Diederic als hi Vlaendren gheregiert hadde paysyuelic ende eerlic sijn wijf sconincx dochtre van Iherusalem badt haren man by daghe ende by nachte, dat si mocht reysen te Iherusalem, vysenterenhuere broeders, dye welcke doe hadden dat regement vanden heleghen lande, ende dat si mochte vysenteren die heleghe plaetsen, daer Iesus christus begrauen was, ende daer hy ten hemel voer. Ende die graue Diederic, midts tlanghe bidden, consenteerdet haer, al dede hijt node. Ende dede haer makenalle ghereetschepe, omme te Iherusalem te varene, ende ordonneerde haer goet gheselschap van edele mannen endevrauwen dye haer souden gheleeden ende verwaren. [fol. xxiiij.v] |
[ Hoe graaf Diederik de koning van Frankrijk manschap deed van Vlaanderen] Hoe graaf Diederik de Koning van Frankrijk manschap deed van Vlaanderen en hoe ze tezamen naar Jeruzalem reisden om die te ontzetten. [fol. xxiiij.r] En graaf Diederik vernam toen de koning van Frankrijk, zijn neef, daarheen trok volgde hij de koning en deed hem manschap van het graafschap van Vlaanderen. En hij kreeg de vriendschap van de koning. En toen Diederik voor Jeruzalem kwam gedroeg hij zich als een leeuw onder de Saracenen boven alle christen prinsen die daar en sloeg er velen dood en ving er vele, daar werd een sterke strijd gevochten en bleven er weinig christenen dood, maar vele Saracenen en Agarijnen, meer dan 120 000 en daar werden drie koningen gevangen. En was daar alzo begaan bij de gratie Gods zodat de stad Jeruzalem was beschermd. En koning Fulco van Jeruzalem hoorde van Diederik van Elzas dat hij zich zo dapper gedragen had in die strijd (hij had hem ook wijlen eerder gezien in Egypte) en daarom zo gaf hij Diederik zijn dochter Sybilla tot een wijf waarbij hij vier jongens hand. Boudin die jong stierf en Filips die daarna graaf was van Vlaanderen, Artois, en Vermandois, en Mattheus die graaf was van Boulogne-sur-Mer en Pieter die kanunnik was te Kamerijk en daarna gekozen bisschop van Kamerijk. En hij had ook bij twee dochters, Margriet die tot man had graaf Boudin van Henegouwen en Geertruid die non was te Mesen. Diederik toen hij Vlaanderen vredig en fatsoenlijk had geregeerd bad zijn de koningsdochter van Jeruzalem haar man dag en nacht dat ze naar Jeruzalem mocht reizen om haar broeders te bezoeken die toen hadden dat regiment van het heilige land en dat ze de heilige plaatsen mocht bezoeken waar Jezus Christus begraven was en daar hij ten hemel voer. En graaf Diederik, mits het lange bidden stemde toe, al deed hij het node. En liet haar maken alle gereedschap om naar Jeruzalem te varen en ordonneerde haar goed gezelschap van edele mannen en vrouwen die haar zouden geleiden en bewaren. [fol. xxiiij.v] |
Ende so commende te Iherusalem visenteirde met deuocien Christus graf, ende oock andre heleghe plaetsen, eer datse quamtot den coninck haren broedre, doe beloofde si gode vp dat heleghe graf datse soude leuen in continencie ende soude sijn dienareghe vanden aermen in sinte Lasarus hospytael, hare belofte ende pelgrimaedtge ghedaen, ghinc tot den coninc haren broedre, daer si met groter blijschap ontfanghen was, ende eer datse daer adt of dranc, so begheerde sy te siene tgraf van huer vadere en moedre, doende daer deuotelick huer ghebet ouer huer lieder sielen, dat gedaen sijnde, so seyde si tot den coninc haren broeder. Ic hebbe oerlof ghenomen aen Diederic mijnen man, ick hebbe hem.vi.kijnderen ghedreghen daerer vijf of leift, ende een esser doodt. Ende ic beloofdet gode den heleghenGraue eeuwelic te dienene, ende binnen sint Ians hospytael den siecken en den aermen, ende daer willick sustre worden. Ende dyt hospitael was thuys daer Lazarus woonde, die onsen heere Ihesus vander doot verweckte. Ende die coninck haer broeder dit hoorende hi en wilde hare goede deuocie niet beletten, hi deidtse sustre cleeden int hospytael. Ende si diende die sieckenvan aldies hemlieden van nooden was, sy vastede ghetijdelicke, den aermen siecken legghende ende verlegghende, altijdts in bedijnghen, lettel of niet slapende, in deser manieren was si dienende den vppersten coninc Ihesus van nazareene, Endehaer leedtslieden waren wel van huer betaelt, ende screef den graue Diederic ouere, hoe dat si sustre was in sint lazarus huys. Ende dese heleghe vrauwe Sybilla, sandt Diederic hueren man dat weerde heleghe bloedt van Iherusalem te Brugghe, het welcke bloedt was vander wasschinghe ende suueringe vandenlichame ons liefs heeren, als hi doot vanden cruyce ghedaen was, het welcke bloet Diederick ontfinck met groter weerdicheyt ende deuocien, ende hi dede maken inden burch te Brugghe sinte Baselis kercke, ende stichtede daer vier prouenden, endeeene halue, om vier cappelanen ende eenen costre, daer daghelijcx te singhene die.vij.ghetijden. Ende daer gaf hi dat heleghe bloedt, datmen noch iaerlijcx omme draecht vp den derden dach van Meye. Diederic dede bi edele pelgrymmenondersoucken den staet vander weerdegher vrauwen Sibilla sinen wijue, ende als si huerlider pilgrimaedtge ghedaen hadden, so ondersochten si den staet vander helegher vrauwen Sibilla, ende ginghen in Lazarus huys, daerse sustre was, daer si minlick van huer ontfanghen waren, ende huer groetenesse dragende van sgrauen Diedericx wege. Ende si sandt haren here haren man eene beslotene lettere, dye si den graue Diederic gauen, als si in Vlaendre quamen. Ende die pelgryms seyden hem den lof ende duecht, diemen van haer seyde ouer al dye stede van Iherusalem, ende in alle die landen daer ontrent menseyde huer wesende ghenouch een helege santinne. Sy en adt gheen vleesch, selden dranc si wijn, si vastede meestendeel alle daghe, ende drouch haren hemden, ende en dede in tvoorseydegodshuys, niet dan tvuylste werc, ootmoedelicke ende minlic dienende die aerme siecken, ende verlegghende. Als dye pelgryms dit gheseyt hadden tot den graue, so wort hi ouerdinckende, hoe dat sijn neue Willem van Loo die blent gheworden was, hadde achter ghelaten sijn Graefschip in Inghelant, ende dat Burchgraefschip van Ypre, ende dede makeneen cloostre te Loo, van monicken reguliers, daer hy alle daghe hoorde die.vij.ghetijden, ende deelde den aermen minlic sine aelmoesene. Dese Graue Diederic nam exemple aen sinen neue, ende aen sijns selfs wijf, ende wilde hem voughen huytengheschalle vander weerelt, ende trac ghetijdelic inden busch vanWatene. Ende daer dede hy vp den berch stichten een clooster van canonicken reguliers, ende aldaer hoorde hi daghelicx denlof gods, ende die.vij.ghetijden. Ondertijden reedt hi te Loo, visenterende tgraf van heer Willem van Loo, sinen neue, biddende ouer sijn siele, ende onderwijlen te Cassele, sinte Peeters onder den choor inden crocht, ten graue van Robrecht die vryese dhoude, die sijn groothere was, onderwijlen voer hy oock te sinte Omaers, in een scheipkin te sinte bertins ten Graue van Boudin Apkin sijn rechtsweer, ende van Boudin die simple sinen oom, die welcke van sinen scoonheere voor Cassele [fol. xxv.r] versleghen was, ende bi wijlen te borborch int cloostre, tot sijnder moeye Clemencie dye Graefnede. Ende vp eenen tijt was hi te Borborch, ende daer quamen hem dye cortsen aen, endehaestelicken was hi begheerende, al sine Sacramenten, endecorts daer naer starf hi, vp den Nieudach. Int iaer ons heeren.xic.ende.lxvi., als hi.xlij.iaer graue gheweest hadde, endetlant gheregiert in groten payse, ende was gheuoert te Watene, in die Canesye, ende aldaer begrauen, welcke canesye hy aldaer dede stichten ende fonderen. |
En zo kwam ze te Jeruzalem en bezocht met devotie Christus graf en ook andere heilige plaatsen eer ze de koning, haar broeder, kwam, toen beloofde ze God op het heilige gras dat ze zou leven onthouding en zou de dienaar van de amen zijn in het hospitaal van Sint Lazarus. Toen ze haar belofte en pelgrimage gedaan had ging ze naar de koning, haar broeder, waar ze met grote blijdschap ontvangen was en eer dat ze daar at of dronk zo begeerde het graf van haar vader en moeder te zien en deed voor hen het gebed over hun zielen en toen dat gedaan was zo zei de tot de koning, haar broeder; ‘Ik heb verlof genomen aan Diederik, mijn man, ik heb hem. 6 kinderen gedragen waarvan er vijf leven en een is er dood. En ik beloofde het God het heilige graf eeuwig, en binnen in Jans hospitaal de zieken en armen en daar wil ik zuster worden’. En dit hospitaal was het huis waar Lazarus woonde die onze heer Jezus van de dood opwekte. En de koning hoorde dit en wilde haar goede devotie niet beletten, hij liet ze als zuster leden in het hospitaal. En ze diende de zieken van alles wat hen van node was en ze vastte tijdig, legde of verlegde de arme zieken en altijd in het bidden, weinig of niet slapende, op deze manier diende ze de opperste koning Jezus na Nazareth. En haar landslieden waren wel van haar betaald en schreef graaf Diederik over hoe dat ze zuster was in het Lazarus huis. En deze heilige vrouw Sybilla zond aan haar man Diederik dat waardige heilige bloed van Jeruzalem te Brugge, welk bloed was van het wassen en zuiveren van het lichaam van onze lieve heer toen hij dood van het kruid gedaan was. Dat bloed ontving Diederik met grote waardigheid en devotie en hij liet maken in de burcht te Brugge Sint Basilius kerk en stichtte daar vier provenden en een halve voor vier kapelaans en een koster om daar dagelijks te zingen op de 7 getijden. En daar gaf hij dat heilige bloed dat men nog jaarlijks omdraagt op de derde dag van mei. Diederik liet bij edele pelgrims onderzoeken de staat van de waardige vrouw Sybilla, zijn wijf, en toen ze hun pelgrimage gedaan hadden zo onderzochten ze de staat van de heilige vrouw Syiilla en gingen in Lazarus huis waar ze zuster was waar ze minlijk van haar ontvangen werden en haar groeten gaven vanwege graaf Diederik. En ze zond haar man een gesloten brief die ze graaf Diederik gaven toen zei in Vlaanderen kwamen. En de pelgrims zeiden hem de lof en deugd die men van haar zei overal in de stad Jeruzalem en in alle landen daar omtrent men zei haar genoeg te wezen een heilige santin. Ze at geen vlees, zelden dronk ze wijn, ze vastte het grootste deel van alle dagen en droeg haren hemden en en deed in het Godshuis niet dan het vuilste werk, diende ootmoedig en minlijk de arme zieken en verlegde ze. Toen de pelgrims dot tot de graaf gezegd hadden zo begon hij te denken hoe dat zijn neef Willem van Loo die blind geworden was had achter gelaten zijn graafschap in Engeland en dat burchtgraafschap van Ieper en liet een klooster maken te Loo van reguliere monniken waar hij alle dagen de 7 getijden hoorde en deelde de armen minlijk zijn aalmoezen. Deze graaf Diederik nam voorbeeld aan zijn neef en aan zijn eigen wijf en wilde zich voegen buiten het geschal van de wereld en trok tijdig in het bos van Watene (Ledegem). En daar liet hij op de berg stichten een klooster van reguliere kanunniken en aldaar hoorde hij dagelijks de lof Gods en de 7 getijden. Soms reed hij te Loo en bezocht het graf van heer Willem van Loo, zijn neef, en bad voor zijn ziel en soms te Kassel, Sint Petrus onder het koor in de crypte naar het graf van Robrecht die Fries de oude die zijn grootvader was, soms voer hij ook naar Sint Omaars in een scheepje naar Sint Bertinus tot het graf van Boudin Hapkin, zijn neef, en van Boudin die eenvoudige, zijn oom, die van zijn schoonvader voor Kassel [fol. xxv.r] verslagen was en soms te Bourbourg het klooster tot zijn tante Clementie de gravin. En op een tijd was hij te Bourbourg, en daar kwamen hem de koortsen aan en haastig begeerde hij al zijn sacramenten en kort daarna stierf hij op Nieuwjaarsdag in het jaar ons heren 1166 toen hij 42 jaar graaf was geweest en het land regeerde in grote vrede en werd gevoerd naar Watene (Ledegem), in het kanunnikhuis en aldaar begraven, welk kanunnikhuis hij aldaar liet stichten en funderen. |
Van Phelips van Elsaten, Diedericx sone, dye welcke die wapene vanden swarten leeu wan in Turckyen. Dat.xxiij.capittel. PHelips van Elsaten Diedericx ende sinte Sybelyen anderde sone, van wyen datmen leist, dat hi vp den derden dach van sijnder gheboorte, riep ende sprac seer luyde. Euacuate domum, dats te seggene, ydelt dat huys. Dese Phelips naer die doot van[si]nen vadre, gouuerneirde Vlaendren soe wel, ende so wijselick, ende so gherechtelicken, dat hi allen princhen, die doe waren weerdich was, in eeren voren ghestelt te sijne, want alle verraderye, moordaden, dieften, vloucken ende sweeren, wederstont hy ende brochte dat of, al Vlaendren duere. Hi en regierde niet Vlaendren alleene in sulcker wijs, maer oock alle die landen ontrent Vlaendren gheleghen, waren verbetert midts sinen exemple. Item die Fransche Coninc Lodewijck, dye goedertieren, gaf hem om sijnder duecht wille te wijue eene eenghe dochtre, vanden graue Vermandoys, gheheetenRadulphus, wyens name was Elizabeth, ende was des conincx na nichte, ende gaffer mede dat Graefschip van Vermandoys, endealle die steden ende sloten daer toe behoorende. Dit benijde die graue Floreins van Hollandt, want hy hadse selue gheerne ghehadt. Ende daer omme met eenen vreemden occusoene, ontseyde hi Phelips van Elsaten, om dat sijn schoonheere Robrecht die Vriese, wan bi foortsen tlant van Walcheren, endehy begheerde Walcheren weder te hebbene, of hy soude hemalso vele landts of winnen. Phelips van Elsaten antwoorde dat dye patrimonye die hem van sinen vadre verstoruen was, dat hi die soude houden ende beschermen met den sweerde Dese graue Floreins nam met hem den Hertoghe van Cleue, vanden Berghe, ende van Ghelre, wel met.xij.duysent mannen, vanwapenen sterck, ende trocken int Graefschip van Elsaten barnen, blaken, ende roouen, ende laghen voor Aermestein. Die heren van Elsaten verwonderende, ontboden dit den graue Phelips, dat hy haestelicken commen soude, om hemlieden te sercoursene, of si souden hemlieden moeten ouer gheuen. Phelips van Elsaten ontboot sinen broeder Mattheus den graue van Beunen, met alle die macht van Pycaerdyen, Henegauwe, Aertoys, ende Vlaendren, ende Ardanen, so dat si waren wel vijfthien duysent mannen sterck, ende quamen voor Aermesteyn. |
Van Filips van Elzas, de zoon van Diederik, die het wapen van de zwarte leeuw won in Turkije. Dat 23ste kapittel. Filips van Elzas, de zoon van Diederik en santin Sybilla tweede zoon, waarvan men leest dat hij op de derde dag van zijn geboorte riep en zeer luid sprak.; ‘Evacuate domum, dat betekent; leeg het huis. Deze Filips regeerde na de dood van zijn vader Vlaanderen zo goed en zij wijs en zo rechtvaardig zodat hij alle prinsen die toen waardig waren voor in eer gesteld was, want alle verraad, moorddaden, diefstal, vloeken en zweren weerstond hij en bracht dat af heel Vlaanderen door. Hij regeerde niet alleen Vlaanderen in zo’n wijze, maar ook alle landen omtrent Vlaanderen gelegen waren verbeterd mits zijn voorbeeld. Item, de Franse koning Lodewijk de goedertieren gaf hem vanwege zijn deugd tot wijf een enige dochter van de graaf Vermandois, geheten Radulphus, wiens naam was Elizabeth en was de na nicht van de koning en gaf er mede dat graafschap van Vermandois en alle steden en burchten die daartoe behoorden. Dit benijdde graaf Florisvan Holland want hij haar haar graag zelf gehad. En daarom met een vreemde gelegenheid ontzei hij Filips van Elzas omdat zijn schoonvader Robrecht de Fries met kracht het land van Walcheren won en hij beheerde Walcheren weer te hebben of hij zou hem alzo veel land afwinnen. Filips van Elzas antwoordde dat het patrimonie die hem van zijn vader verstorven was dat hij die zou houden en beschermen met het zwaard. Deze graaf Floris nam met hem de hertog van Kleef, van de Berge en van Gelre el wet 12 000 mannen, van wapens sterk, en trokken in hert graafschap van Elzas branden, blaken en roven en lagen voor Arnestein. De heren van Elzas verwondeden en ontboden dit graaf Filips dat hij haastig komen zou om hen te helpen of ze zouden zich moeten overgeven. Filips van Elzas ontbood zijn broeder Mattheus, graaf van Boulogne-sur-Mer, met alle macht van Picardië, Henegouwen, Artois en Vlaanderen en Ardennen zodat ze wel 15 000 mannen waren sterk en kwamen voor Arnestein. |
[ Hoe die Graue Phelips van elsaten Diedericx sone] Hoe die Graue Phelips van elsaten Diedericx sone, tooch met sinen broeder mattheus den graue van Beunen, ende met alle die macht van Pycardyen, ende Vlaendren. etc. ende quamenvoor Armesteyn. [fol. xxv.v] DAer was seere gheuochten, wel vij.heuren lanck. Aldaer vloden die drie grauen Gheldre, Cleuen, ende vanden Berge, ende dye graue floreins was seere gequetst, ende wort daer gheuangenvanden graue Phelips, wel met iiijc.edele mannen, ende in Vlaendren gheleet. Ende daer voor Aermesteyn warenversleghen, in dien strijt van des grauen floreyns volcke bet dan.vm.mannen, ende wel.ijm.warender doorwont, ende seere ghequetst. Dese wijch gheuiel int iaer ons heren.xic.ende.lxxviij. Ende vp dat iaer daer naer, so starf dye goedertieren coninc Lodewijc van Vranckerijcke. Ende phelips die mogende sijn sone, die was te Riemen ghecroont coninc van Vranckerijcke, vp alder heleghen dach. Daer was die Graue Phelips die eerlicste van alle den princhen die daer waren, ende gorde den Coninck sijn sweerdt, ende als die coninc ergens trac, soe voerde die graue phelips het sweert voor den coninc, als dye machtichste ende vroomste prinche. Doe so begeerde dye coninc aendengraue phelips, sijnder suster dochter te hebbene teenen wijue, ende phelips die graue consenteirdet, dijnckende dat hem grote eere wesen soude, oom te sijne vander coninghinne endevanden coninc van Vranckerijcke. Ende hi beloefde den coninck daer mede te gheuene, naer sine doot, Aryen, sint Omaers Calijs, ende tlandt van Buysen. In dyen dat sine nichte droughe bi den seluen coninc een knapelic kint, dat soude besitten dye steden voornoemt, ende sine naercommers. Die brulocht was te Parijs ghehouden met groter triumphe. Ende aldaer ter brulocht sijnde, so verhoorde die graue phelips, dat die Hollanders, endedie van Normandyen roofden ende vinghen die vlaemsche schepen. Dye Graue versaemde een grote heercracht, Ende nam met hem sinen broedere Mattheus den Graue van Beunen, endequam met machte in Normandyen, vp den zeecant, ende verloste daer die gheuanghene vlaminghen, ende namen vele schapen die si vanden vlaminghen gherooft hadden, ende Phelips van Elsaten gafse den vlaminghen wedre, ende ghinck met den graue van Buenen sinen broeder in normandyen al denzeecant deure, ende verbarnde dye schepen [fol. xxvi.r] ende die dorpen. Ende vinghen vele schippers, ende brochtense gheuanghen in vlaendren. In dese reyse by Herfleur wort sinen broeder Mattheus ghequetst, ende corts daer naer so starf hi. Die Hollanders merckende die scade die de Normans hadden bi haren occusoene, begheerden aen den graue Phelips een bestandt twee maenden omme te tracteirne van payse, ende ooc om den graue floreins te verlossene. Binnen deser tijdt wast so grote watre dat die dijcken ten damme ende aen die zeecant inne braken, ende die stede van brugge was vul waters, endewatmen dijckede ten Damme was sulc een gat, so watmen daer inne wierp lijsen, bancken, waghenen, saercken, vaten men en constet nyeuwers mede ghestoppen. Ende binnen deser tijdt so quamen die bisscop van Keulen, van Ludeke, ende noch vele edele mannen aen den graue Phelips biddende voor den Graue van hollandt, ende die Edele die gheuanghen waren, die graue Phelips nam drie mannen van sijnder syde.ende die Graue Floreins stelde hem inden wille vanden graue Phelips vanElsaten die hem gheuanghen hadde. Ende dit was die composicie, dat die graue Floreins nemmermeer en soude wapene draghen yeghens Vlaendren maer altoos vrientscap tooghen, ende die van Hollandt, ende van Zeelant derghelijcke. |
[ Hoe graaf Filips van Elzas, de zoon van Diederik] Hoe graaf Filips van Elzas, de zoon van Diederik, trok met zijn broeder Mattheus, graaf van Boulogne-sur-Mer, en met alle macht van Picardie, Vlaanderen. etc. en kwamen voor Arnestein. [fol. xxv.v] Daar was zeer gevochten, wel 7 uren lang. Aldaar vlogen de drie graven van Gelre, Kleef en van de Berge en graaf Floris was zeer gekwetst en werd daar gevangen van graaf Filips wel met 400 edele mannen en in Vlaanderen geleid. En daar voor Arnestein waren verslagen in die strijd van het volk van graaf Floris meer dan 5 000 mannen en wel 200 waren er doorwond en zeer gekwetst. Deze strijd gebeurde in het jaar ons heren 1178. En op dat jaar daarna zo stierf de goedertieren koning Lodewijk van Frankrijk. En Filips e vermogende, zijn zoon, die was te Reims tot koning van Frankrijk gekroond op Allerheiligen dag. Daar was graaf Filips de fatsoenlijkste van alle prinsen die daar waren en omgordde de koning zijn zwaard en als de koning ergens heentrok zo voerde graaf Filips het zwaard voor de koning als de machtigste en dapperste prins. Toen zo begeerde de koning van graaf Filips de dochter van zijn zuster tot een wijf te hebben en graaf Filips stemde toe en dacht dat het een grote eer zou wezen oom te zijn van de koningin en van de koning van Frankrijk. En hij beloofde de koning daarmee te geven na zijn dood Arin, Sint-Omaars, Calais en het land van Buysen (?). Indien dat zijn nicht droeg bij die koning een jongetje zou dat bezitten de drie steden voornoemd en zijn nakomelingen. De bruiloft was te Parijs gehouden met grote triomf. En aldaar was hij ter bruiloft zo hoorde graaf Filips dat de Hollanders en die van Normandi roofden en vingen de Vlaamse schepen. De graaf verzamelde een grote legermacht en nam met hem zijn broeder Mattheus, de graaf van Boulogne-sur-Mer, en kwam met macht in Normandië aan de zeekant en verloste daar de gevangenen Vlamingen en nam vele schepen die ze van de Vlamingen geroofd hadden en Filips van Elzas gaf ze de Vlamingen weer en ging met de graaf van Bonen, zijn broeder, graaf van Boulogne-sur-Mer in Normandi de hele zeekant door en verbrandde de schepen [fol. xxvi.r] en de dorpen. En vingen vele schippers en brachten ze gevangen in Vlaanderen. In deze reis bij Herfleur werd zijn broeder Mattheus gekwetst en kort daarna zo stierf hij. De Hollanders merkten de schade die de Normandir hadden bij hun oorzaak en begeerden aan graaf Filips een bestand van twee maanden om te handelen van vrede en ook om graaf Floris te verlossen. Binnen deze tijd was het zo’n hoog water dat de dijken ten Damme aan de zeekant inbraken en de stad Bruggen was vol waters en wat men bedijkte te Damme was zoՠn gat zowat men daarin wierp vazen, banken, wagens, zerken, vaten men kon het nergens mee stopen. En binnen deze tijd zo kwam de bisschop van Keulen van Luik, en nog vele edele mannen bij graaf Filips bidden voor de graaf van Holland en de edelen die gevangen waren. Graaf Filips nam drie mannen van zijn zijde en graaf Floris stelde hem in de wil van graaf Filips van Elzas die hem gevangen had. En dit was de compositie dat graaf Floris nimmermeer wapens zou dragen tegen Vlaanderen, maar altijd vriendschap tonen en die van Holland en van Zeeland dergelijk. |
Item een heerscappye die by Antwerpen licht heetende tlandt van waes, dat floreins toe behoorde, dat gaf hy nv, endeteeuwechen daghen te sine anex, ende toegheuoucht den lande van Vlaendren, ende dat in beteringhe vander scade die hi gedaen hadde, in tlant van Elsaten. Item men soude haestelic doen commen huut Hollandt ende huut Zeelandt, duysent dijckers, die den dijck souden maken ten Damme ende tgat stoppen. Ende ouer die cost die Phelips dede dat heercracht vanvlaendren ende van pycardye te leedene in Elsaten so soude Phelips hebben hondert duysent guldenen. Die graue Phelips wasser inne content, ende die graue floreins, ende sine Edele die met hem gheuanghen waren beloofden bi rudderlicker trauwe al dit te volcommene, al hadt drie waruen meer geweest. Die graue Phelips ontslouchse alle, ende lietse thuys waert gaen.ende die graue floreins sandt haestelijcke die beste dijck meesters die hy gheuinden conste ten damme waert, die welcke ghingen vp eenen hil daer dat eenen hondt wel.vi.daghen hadde ligghen iancken ende bassen, ende wierpen dien hondt inde gheule daer dat zeewater in quam, ende si namen die eerde vander hille daer die hondt vp gheleghen hadde, ende vuldendaer mede die gheule ende also wordt si ghestopt. Ende sy makeden aldaer tauernen ende herberghen, ende si hiete die plaetse honsdam, ende die graue Phelips gheboot, so wie wilde dye poldren maken vanden dam tot Ardenburch toe, dat soude vry lant sijn, ende so wye dat becostighde, het soude sijn vry eyghen lant wesen. Dese Hollanders, siende datmense wel betaelde, ende dat sijer goeden coop vytaelgen hadden, bleuenvele ten Damme wonende, ende maectender huysen, endeontboden wijfs ende kijndren, ende den Dam begonste binnencorten tijden seer te vermeerderene. Ende men hadde aldaer goeden coop van wijne ende van biere. Dat swijn van Vlaendren lach doe ten Damme, ende alle andre vreimde lieden, begonstendaer met cleenen coopmanscepen, daer ooc haer vertreck te makene. Ende dye graue Phelips merckende, dat den Dam also begonste te multiplierene ende groot te wordene. Hi maecter of een stede van wetten, ende ordonneirdere inne eene vierschare, burchmeesters, ende schepenen datmen daer elcken recht ende wet doen soude, ende iusticie, also wel vanden lijue als anders, ouer den ghenen die dat verbeurt hadde. Ende so wat mensche daer drye iaren ghewoont hadde, mochte daer poorter sijn endevry van allen tollen. Ende hi gaf hemlieden seghelen van wetten, ende reghele van statuten, anno domini.xic.ende.lxxx.ende binnen desen seluen iare, begonsten si te wercke te legghene onser vrauwen kercke, inden Dam. Binnen desen seluen iare, vrauwe Elizabette van vermandoys, tsgrauen phelips wijf wart siec vander cortsen, so dat alle die medecijnen iugierden dat si steruen soude. Ende graue phelips en hadde gheen kinderen bi haer. Ende sijn broeder Mattheus, die graue van Beunen en hadde ooc gheene kijnderen, hi hadder.ij.ghehadt, maer si waren ionc ghestoruen. Aldus so ontboot hy Pieter sinenioncxsten broeder, die canonic was te Camerijcke, endeghecoren bisschop van Camerijcke, ende hi dede hemresigneren sine elexie, ende gaf [fol. xxvi.v] eenen anderen die canesye. Ende phelips dedene rudder maken, ende dede hem hebben te wijue die graefnede van Nijueers, omme kijnderen te hebbene die naer der doodt van Phelips Vlaendren souden moghen regieren metsgaders dat hi, noch sijn broeder die graue van Beunen gheen kinderen en hadden. Endecorts naer dat die brulocht van Pieteren ende vander graefnede van nyuers ghehouden was, so starf die vrauwe Elysabeth Phelips wijf, ende wordt gheuoerdt int cloostre te Cleiruaulx ende daer begrauen, want dat huer wterste wille was endebegheerte daer begrauen te sine. Ende als die graue Phelips metten lijcke gereyst was te Cleiruaulx, so quam te ryemen die mare dat Saladijn dat heleghe graf ghewonnen hadde. Ende die coninc van Iherusalem die oom was vanden graue Phelips, endeal sijnder moeyen maghen te sweerde verslegen waren, endealle die kerstene ende datter niement te lijue gehouden en ware Aldus so quam die.G.Phelips druc vp druc ende rauwe vp rauwe. Te Clereuaulx gheweest hebbende ende zijn wijf eerlicke begrauen sijnde, so belouede hy gode van hemelrijcke daer vp sijns wijfs graf, dat hi nemmermeer vleesch eten en soude, voor hi hem soude stellen inden wech te Ihrlխ waerdt, Ende omme te gane vysiteirne tgraf van sijnder moeder sy belye, ende vansinen groothere den coninc.van ihrlխ ende van sinen ooms, die alle coningen van ihrlխ ende van Samarien gheweest hadden, Ende menich edelman, princhen, raedtsheeren, rudders endeschiltknechten, swoeren daer dergelijcke, vp dat hi wilde haer lieder leedtsman ende capytein sijn, Ende hi beloofde al daer ter goeder trauwe ende bi rudderscepe te Ihrlխ ende in syrientevarene, ende die sarasijnen te beuechtene. Dese mare vlooch in alle die landen ontrendt vlaendren gheleghen, daer omme menich man maecte sijn anchie haestelicke van peerden endevan ghelde, ende stelden hem seluen vppe ende quamen in Vlaendren, omme met den graue phelips te trecken, endebegeerden alle te samen dat hi haer lieden capiteyn sijn woude. Ende alle stiermannen waren ghewillich omme die voorseydeheren te voerene, binnen der tijt van.ij.maenden dat die graue in vlaendren sine ghereedtscap maecte, so waren te Honsdam, te Dunnekercke, ende in allen hauenen van Vlaendren schepen ghenouch. |
Item, een heerschappij dat bij Antwerpen ligt heet het land van Waas dat aan Floris toebehoorde, dat gaf hij nu en te eeuwige dagen te zijn annex en toegevoegd het land van Vlaanderen en dat in verbetering van de schade die hij gedaan had in het land van Elzas. Item, men zou haastig laten komen uit Holland en uit Zeeland duizend bedijkers die de dijk zouden maken ten Damme en het gat stoppen. En voor de kosten die Filips deed de legermacht van Vlaanderen en van Picardie te leiden in Elzas zo zou Filips hebben 100 000 guldens. Graaf Filips was er in content en graaf Floris en zijn edelen die met hem gevangen waren beloofden bij ridderlijke trouw al dit te voldoen al had het driemaal meer geweest. De graaf Filips ontsloeg ze allen en liet ze naar huis gaan en graaf Floris zond haastig de beste dijkmeesters die hij vinden kon te Damme waart en die gingen op een heuvel waar een hond wel 6 dagen had liggen janken en bassen en wierpen die hond in de geul waar dat zeewater in kwam en ze namen de aarde van de heuvel waar die hond op gelegen had en vulden daarmee de geul en alzo werd het gestopt. En ze maakten daar tavernes en herbergen en ze noemden de plaats Hondsdam en graaf Filips gebood zo wie de polder wilde maken van de Damme tot Aardenburg toe, dat zou vrij land zijn en zo wie dat bekostigde, het zou zijn eigen land wezen. Deze Hollanders zagen dat men ze goed betaalden en dat ze er goedkoop voedsel bleven velen ten Damme wonen en maakten er huizen en ontboden wijven en kinderen en den Damme begon in korte tijden zeer te vermeerderen. En men had aldaar goedkoop van wijn en van bier. Dat Zwin van Vlaanderen lag toen de Damme en alle andere vreemde lieden begonnen daar met kleine koopmanschap en daar ook hun vertrek te maken. En graaf Filips merkte dat den Damme alzo begon te vermenigvuldigen en groot te worden. Hij maakte er een stad van met wetten en ordonneerde het in een vierschaar, burgemeesters en schepenen dat men daar elke recht en wet doen zou en justitie alzo wel van het lijf als anders over diegene die dat verbeurd hadden. En zo welk mens daar drie jaren gewoond had mocht daar poorter zijn en vrij van alle tollen. En hij gaf hen zegels en wetten en regels van statuten, anno domini 1180 en binnen hetzelfde jaar begonnen ze werk te leggen aan onze Vrouwe kerk in de Damme. Binnen datzelfde jaar werd vrouw Elizabeth van Vermandois, de wijf van graaf ziek van de koortsen zodat alle dokters berechten dat ze zou sterven. En graaf Filips had geen kinderen bij haar. En zijn broeder Mattheus, graaf van Boulogne-sur-Mer, had ook geen kinderen, hi j had er 2 gehad, maar ze waren jong gestorven. Aldus zo ontbood hij Pieter, zijn jongste broeder die kanunnik was te Kamerijk en gekozen bisschop van Kamerijk en hij liet hem weigeren zijn electie en gaf [fol. xxvi.v] een andere het kanunnikhuis. En Filips liet hem ridder maken en liet hem hebben tot wijd de gravin van Nijvel om kinderen te hebben die na de dood van Filips Vlaanderen zouden mogen regeren mitsgaders dat hij, nog zijn broeder de graaf van Boulogne-sur-Mer geen kinderen hadden. En kort nadat de bruiloft van Pieter en en van de gravin van Nijvel gehouden was zo stierf vrouw Elisabeth en werd gevoerd in het klooster de Clervaux en daar begraven, want dat was haar uiterste wil en begeerte daar begraven te zijn. En toen graaf Filips met het lijk naar Clervaux trok zo kwam te Reims het bericht dat Saladin dat heilige graf gewonnen had. En de koning van Jeruzalem, die oom was van graaf Filips, en al zijn moeders verwanten te zwaard verslagen waren en alle christenen en dat er niemand levend gehouden was. Aldus zo kwam graaf Filips druk op druk en rouw op rouw. Toen hij te Clervaux geweest was en zijn wijf fatsoenlijk begraven was zo beloofde hij God van hemelrijk daar op het graf van zijn wijf dat hij nimmermeer vlees eten zou voor hij zich zou stellen op de weg naar Jeruzalem waart. En om te bezoeken het graf van zijn moeder en van zijn grootvader de koning van Jeruzalem en van zijn ooms die allen koningen van Jeruzalem en van Samaria geweest waren. En menige edelman, prinsen, raadsheren, ridders en schildknechten zo zweerden daar dergelijk opdat hij hun leidsman wilde en kapitein zijn. En hij beloofde aldaar te goeder trouw en bij ridderschap naar Jeruzalem en Syrie te varen en de Saracenen te bevechten. Dit bericht vloog in alle landen omtrent Vlaanderen gelegen waarom menige maakte zijn voorbereiding haastig van paarden en van geld en stelden zichzelf op en kwamen in Vlaanderen om met graaf Filips te trekken en begeerden alle tezamen dat hij hun kapitein zijn wilde. En alle stuurmannen waren gewillig om die heren te voeren bonnen de tijd van 2 maanden dat de graaf in Vlaanderen zijn gereedschap maakte, zo waren te Hondsdam, te Duinkerke en in alle havens van Vlaanderen schepen genoeg. |
Hoe Phelips van Elsaten Graue van Vlaendren, ende Pieter sijn broeder Graue van Beunen tschepe ghinghen. [fol. xxvij.r] ENde daer waren in vlaendren vergadert bet dan.ixm.vromer lieden van wapenen, die alle schepeden metten graue Phelips, ende Pieter sinen broeder, dye graue was van Beunen, want Mattheus sinen broeder was gestoruen van eender quetsueren, die hi creech voor Rouaen, ende dit was die cause dat Pieter dye Canonick was, Rudder was ghemaect, omme dat hi besittensoude dat Graefschip van Beunen. Ende dit volck vergadert sijnde, huyt allen landen gaende te schepe, sy ghecreghengoeden wint, soe dat si binnen.ix.daghen waren in Spaengen, daer si rusteden, ende hemlieden prouanchierden. Ende vele edele mannen van spaengen, siende die schoone Armeye vanden graue Phelips, si maecten soubijt haerlieder gereetschap omme met hem te reysene. Ende alsdus die graue Phelips met eenen schoonen ende groten ghesinne van diueerschen nacien, te wetene Spaengaerden, Fransoysen, Borgoenioenen, Castijlianen, auerngen, Poortingaloisen, Aragolnoysen, huten lande van Berry, Bourbon, Loraynen, Ardanen, Elsaten, oosterlinghen, Rijnsche heren, Hollanders, Zeelanders, Brabanders, ende Namuroysen, van Poitau, Pycardyen, Artoys, Beunen, Henegauwe, Vermandoys, Ingelschen, Navarroisen, Normans, ende Bortoenen. Alle dit gheselschip met hueren schepen, in Gricken commende, daer hoordemen seggen, dat die coninc van Cypers, een Sarafijn was, ende ooc die coninc vanSlauernyen. Ende die coninc van Slauonye, vernemende dat dye kerstenen met so meneghen man ghecommen waren in Griecken om hem te beuechtene, ontboot hi den Graue Phelips, dat hi commen mochte ter spraeken yeghens hem, met sommege edele van Griecken. Ende commende totten graue Phelips, so seide die graue yegen den coninc, dat hi kose ghewillich, goet kersten te sine, ende ghedoopt te wordene in dat heylich kerstengheloue, ofte dauentuere te nemene, yegens hem te vechtene, ende ghedoot te sine, want Phelips hadde ghesworen dat hijer eene niet te lijue en soude laten, die dat kerstendom niet en wilden ghewillichlic aenveerden. Doen sprac die coninc vanslauonye gebenedijt moet sijn die here die almogende god, die hemele ende eerde, ende al datter in is, ghescepen endeghemaect heift Ende desen dach ende wijle is salich, omme ons lieden, dat so vele edele mannen aenmi begeeren, tghene dat ic lange met herten begeert hebbe. Ende ic bidde hu dat ick ghedoopt mach sijn, ende ic weet wel, dat die weerde vrauwe Sibelia, sie sustre was in sint Ians hospitael, in thuys van sinte Lazarus huwe vrauwe moedre was. Voort so weet ic wel edel Prinche, dat huwe twee ooms, dye huere broeders waren, dat deene was coninc van Iherusalem, ende dandre coninc vanSamarien. Ende waren ouer een iaer verslegen van densalladijn. Ende begeert ghi te gane te Ihrlխ, ic sal hu te Akers in Suryen doen hebben vry saueconduyt, om.iij.of.iiijm. mannen, al waert om te gane tot Synay in arabyen, vp dat ghi huwe wapene laet te Akers, want die Salladijn en soude anders geen saufconduyt gheuen. Dese coninc wort ghedoop vp sint Ioris dach, ende ontfinck inden name der drye uuldicheyt sinenkerstelicken name Ioris, ende die edele die bi hem waren, dedenhemlieden dopen Ende al tvolc van Slauonyen wierden ghedaendopen byden coninc, ende si wierden alle kerstenen Phelips vanElsaten badt den coninc van Slauonyen, omme hem te gheleeden in suryen, ende om sauerconduyt te vercrijghene, so hi hembeloeft hadde, ende si voeren alle te scepe, ende dye coninc Ioris voer mede tot Akers in Suryen. Inghelram die coninc van Akers, die welcke kersten was, ende groot vriend vanden Sarafijnschenheren, die hem hiet den groten Saladijn, hi heift met groter weerdichheyt ontfanghen den coninc van Suryen, die nieuwelincx kersten gheworden was, ende ooc Phelips vanelsaten met alle sijnen gheselschepe, want hy verstaen hadde dat phelips sone was van Sibelyen, des conincx fulco dochtre van Ihrlխ, die sustre was in lazarus huys. Ende die vertrac hemlieden die helicheyt vanharen leuene, ende hoe die coninc van Ihrlխ ende die coninc van Samarien, hare broeders beede verslegen waren van saladijne. Ende phelips die seyde dat hi quam pelgrymsche wijse, ende alle sijn gheselschap omme te besiene dat helege graf, ende Bethlehem, daer xpristus geborenwas, nazareth, daer hi ghebootscapt was, ende die stadt vanIherusalem, daer hi gepijnt, ende verwesen, ende ghecruyst, ende begrauen was, ende daer hi ten he- [fol. xxvij.v] mele voer, ende daer hi den heleghen gheest neder sandt. etc.Ende hi seyde voort, hoe hi was inden wille, omme te vyseteirne.s.Kathelijnen graf vp den berch van Sinay, ende hi badt beede die coningen, Ioris van Slauonyen ende Inghelramconinc van Akers, dat si wilden impetreren om saufconduyt aenden Salladijn, om vim. persoonen met hem te treckene te Ihrlխ, ende daer te moghen rusten.iij.of.iiij.daghen, ende ooc te mogen gane met dusent mannen te Synay. |
Hoe Filips van Elzas, graaf van Vlaanderen, en Pieter, zijn broeder, graaf van Boulogne-sur-Mer, te scheep gingen. [fol. xxvij.r] En daar waren in Vlaanderen verzameld meer dan 10 000 dappere lieden van wapen, die allen inscheepten met graaf Filips en Pieter zijn broeder die graaf was van Boulogne-sur-Mer, want Mattheus, zijn broeder, was gestoven van een kwetsing die hij kreeg voor Rouen en dit was de oorzaak dat Pieter die kanunnik was ridder was gemaakt omdat hij bezitten zou dat graafschap van Boulogne-sur-Mer. En toen dit volk verzameld was uit alle landen en te scheep ging kregen ze goede wind zodat ze binnen 9 dagen in Spanje waren waar ze rustten en voedsel innamen. En vele edele mannen van Spanje zagen dit mooie leger van graaf Filips, ze maakten subiet hun gereedschap om met hem te reizen. En aldus ging graaf Filips met een mooi en groot gezin van diverse naties, te weten Spanjaarden, Fransen, Bourgondiërs, van Castilië, Auvergne, Portugezen, van Aragon, uit het land van Berry, Bourbon, Lorraine, Ardennen, Elzas, oosterlingen, Rijnse heren, Hollanders, Zeelanders, Brabanders en van Namur, van Poitou, Picardië, Artois, Boulogne-sur-Mer, Henegouwen, Vermandois, Engelse, Navarra, Normandië en Britten. Al dit gezelschap met hun schepen kwamen in Griekenland en daar hoorde men zeggen dat de koning van Cyprus een Sarafijn was en ook de koning van Slavonië. En die koning van Slavonië verman dat de christenen met zo menige man gekomen waren in Griekenland om hem te bevechten en ontbood graaf Filips dat hij komen mocht ter spreken tegen hem met sommige edele Grieken. En toen hij kwam bij graaf Filips zo zei de graaf tegen de koning dat hij koos gewillig een goede christen te zijn, en gedoopt te worden in dat heilige christen geloof of het avontuur nemen tegen hem te vechten en gedood te worden, want Filips had gezworen dat hij er niet een leven zou laten die dat christendom niet gewillig wilden aanvaarden. Toen sprak de koning van Slavoni, gezegend moet zijn de heer de almogende God, de hemel en aarde en alles dat erin is geschapen en gemaakt heeft. En deze dag en tijd is zalig om onze lieden dat zo vele edele mannen van mij begeren hetgeen dat ik al lang met het hart begeerd heb. En ik bid u dat ik gedoopt mag zijn en ik weet wel dat die waardige vrouw Sybilla die zuster was in Sint-Jans hospitaal in het huis van Sint Lazarus uw vrouw moeder was. Voort zo weet ik wel edele prins, dat uw twee ooms, die haar broeders waren, dat de ene was koning van Jeruzalem en de andere koning van Samaria. En waren voor een jaar verslagen van Saladin. En begeert ge te gaan naar Jeruzalem, ik zal u tot Akers in Syrie laten hebben vrijgeleide om 3 of 4000 mannen, al was het om te gaan tot Sinaï in Arabië opdat ge uw wapen laat te Akers want de Saladin zou anders geen vrijgeleide geven. Deze koning werd op Sint-Joris dag en ontving in de naam van de Drievuldigheid zijn christelijke naam Joris en de edelen die bij hem waren liet hen dopen En al het volk van Slavoni werden gedoopt door de koning en ze werden allen christenen. Filips van Elzas bad de koning van Slavoni om hem te geleiden in Syrie en om vrijgeleide te krijgen zo hij hem beloofd had en ze voeren allen te scheep en k koning Joris voer mede tot Akers in Syrie. Inghelram, de koning van Akers, die christen was en grote vriend van de Sarafijnse heren die hem noemden de grote Saladin heeft met grote waardigheid ontvangen de koning van Syrië die net christen geworden was en ook Filips van Elzas met al zijn gezelschap want hij had verstaan dat Filips de zoon was van Sybilla de dochter van koning Fulco van Jeruzalem die zuster was in Lazarus huis. En die vertelde hen de heiligheid van haar leven en hoe de koning van Jeruzalem en de koning van Samaria, haar broeders, beide verslagen waren van Saladin. En Filips die zei dat hij op pelgrimsgewijze kwam en al zijn gezelschap om te bezien dat heilige graf en Bethlehem daar Christus geboren was, Nazareth daar hij geboodschapt was en de stad Jeruzalem waar hij gepijnigd en verwen en gekruisigd en begraven was en daar hij ten hemel [fol. xxvij.v] voer en daar hij de Heilige geest neder zond. etc. En hij zei voort hoe hij in de wil was om te bezoeken het graf van Sint Catharina op de berg Sinai en bad beide koningen, Joris van Slavonië en Inghelram, koning van Akers, dat ze wilden aandringen om vrijgeleide aan Saladin om 6000 personen met hem te trekken naar Jeruzalem en daar te mogen rusten 3 of 4 dagen en ook te mogen gaan met 1000 mannen te Sinaï. |
Dese.ij.coningenscreven aenden Salladijn, ende hi consenteirdet omme.vim.persoonen, wel betalen souden haerlieder trybuyt. Ende ooc paysiuelic gaen ende keeren, Die Salladijn gaf denbode dat saufconduyt in goude geseghelt, ende gaf hem ooc sijn vpperste cleet. Die bode in Akers commende mettensaueconduyte, die graue ontfinckende minlicke, ende was seere verblijt. Item die sommege van phelips van Elsatengheselschepe, wilden weder omme keeren tharen lande, want het dochte hemlieden, dat sijs eere ghenouch hadden, dat sy hem gheholpen hadden so varre, dat hi den coninc vanSlauonyen hadde ghedaen dopen, ende al sijn lant bekeert tottenkersten ghelooue, ende aldus trocken eenege tharen lande waerdt, daer Phelips vriendelicken oerlof aen nam, Endesommege andere wouden te akers blijuen tot dat Phelips sine pelgrimaedtge ghedaen soude hebben, te Ihrlխ ende te Synay, ende dan met hem weder omme te keerene, want si en dorstenniet wel ghenieten onder die sarazijnen te gane. Phelips voornoemt koos.vim.persoonen, die alle met hem reysden te Ihrlխ, waer of die sommege weder keerden van Ihrlխ, tot Akers. Als Phelips te Ihrlխ quam, hy was alte eerlickenontfangen, vanden patriarke van Ihrlխ. Ende hy toochde hemalle die heleghe steden, Phelips ende alle sijn gheselscap Ooc leede hijne in Lazarus huys, daer sijn moeder begrauen was. Ende die broeders van den hospitale vertelden hem die helicheit van sijnder moeder.s.Sebelie. Och wat neersteger deuotie hadde Phelips int hooren van dat heleghe leuen van sijnder moedre, hoe deuotelijc dat si diende den aermen siecken, huer seluen niet achtende, noch huere hooge gheboorte, niet tegenstaende, dat si was eens conincx dochtere van Ihrlխ. Phelips als hi.iiij.dagen in Ihrlխ gheweest hadde, ende hem hadde ghebiecht, ende theylich sacrament ontfanghen, ende alle die met hem waren, haerlieder trybuyt betaelt hadden, prouance ghenomen, ende dye trutsmannen ghehuert hadden, omme te Synay te treckene. Doe gaf hemlieden die patriaercke die benedictie, A pena et a culpa Agylas die coninc van Ihrlխ vernemende dat Phelips was die sone van Sebelien, des conincx dochtre van Ihrlխ, ende oock sone van Diederic van elsaten, dye eenen wijch voor Ihrlխ hielp scoffieren, daer.C.ende.xx.duysent sarasijnen bleuen, hi was seere ghestoort, ende sochte eene subtijle behendichede, omme phelips ende sijn volc te scoffierne, ende de vermoordene int weder keeren van Synay. Ende hi ontboodt sinen broeder Nobylioen den coninc van Abelijne, hoe dat die Saladijn een grote sotheyt ghedaen hadde, sonder raet ofte aduijs saueconduyt te gheuene.vim.persoonen, vrome edele kersten lieden. Ende sijn ooc ghecommen om te wrekene, die doot vanden coninc van Ihrlխ ende van Samarien, ende vanden kerstenen, die wi nieuwelinge verslegen hebben, ende ic duchte dat dese phelips meer volcx te akers heift, Ende hi is hier commen om tlandt te bespiene, ende ons te beuechtene, endeomme ons die croone of te winnene, die dine ooms hadden. Ic rade dat als si weder commen sullen sijn van Sinay, dat wi hem verbeyden ter fluuen Iordane, want si sijn ongewapent, dat wijse dan alle gadre verslaen. Doen sprac Nobylioen die coninc van Abelijnen, ic sal mijnen bastaert, ghenaemt Nobyliter, ter Iordanen senden met.vm.ghewapende mannen, ende dat vp den.x.dach, dat hi vander Iordanen niet en scheede, ende dat hijse alle te sweerde verslae. Dit hoorde die patriarke, endesende boden totten bisscop, ende tot den coninc van Akers, dat si haestelic boeden senden souden aen phelips van elsaten, hem ende die sine waerscuwende, dat sy int wedercommen oerloff souden gheven haren trutsmannen, ende die wel betalen, endedat hie dien wech vander Iordanen, ende van Ihrlխ laten soude, want die coninc van Ihrlխ ende die coninc van Abelijnen sijn broeder, heiftse ghedaen bespien, ende verwachtse met.vm.mannen, om alte verslane, ende te vermoordene, endedat si commen souden metten boden, die souden hemlieden dennaesten wech wijsen ouer Cesarien, omme Takers te treckene. Si lieden [fol. xxviij.r] hare pelgrimaedge ghedaen hebbende te synay, ende als si drie daguaerden ghedaen hadden int weder keeren na Ihrlխ, die boden quamen hemlieden te ghemoete. Dese bode commende tot Phelips, gaf hem te kennene, hoe men hemlieden wachte int lijden ter Iordanen, wel met.v.of.vim.mannen, die die coninc vanIhrlխ ende dye coninc van Abelijnen sinen broeder, daer gheleyt hadden, om hem ende al dat met hem was, te verslane. Phelips van elsaten bi rade vanden bode, betaelde wel sine trutsmannen, ende gafse oerlof, ende die bode van akers brochte phelips in Cesarien, neffens den berch van Lybano. Ende daer staen twee fonteynen, deene heet Ior, ende dandre dan, aldaer die beken vergaderen, waer wt dat die Riuiere heet, die Iordane. Phelips in cesarien sijnde, hi ende sijn gheselscap ghingen baden in die fluuie Iordane, daer sint Ian onsen here in doopte, ende phelips nam een sweert, ende maecte daer wel.iiic.schiltknapen rudders, die hi alle gaf den rudderlickenslach metten platte van sinen sweerte tusschen haerlieder scouderen. Item voor dese tijt waren die trutsmannen commen ter fluuie Iordane, vindende daer Nobyliter, den bastaerdt vanden Coninck van Abelijnen met v.duysent mannen, wel voorsien van wapenen. Sy spraken met Nobyliter, die hemlieden vraechde naer die Pelgrims. Dye trustmannen seyden, si warenwel betaelt, ende si hadden oerlof, ende dye pelgrymmen warenghetrocken ouer Cesarien, naer Akers Doen beual hy den trutsmans, dat si haestelick souden gaen te Iherusalem, endesegghent sinen vadre, den Coninck van Abelijne, ende sinen oom den coninck van Iherusalem, dat si wilden met haren volcke haestelick te Casarien wesen. |
Deze 2 koningen schreven aan Saladin en hij stemde het toe om 6000 personen die wel betalen zouden hun tribuut. En ook vredig gaan en keren. De Saladin gaf de bode dat vrijgeleide in goud verzegeld en gaf hem ook zijn opperste kleed. De bode die in Akers kwam met het vrijgeleide ontving de graaf hem minlijk en was zeer blijde. Item, sommige van het gezelschap van Filips van Elzas wilden terug keren naar hun land want het leek hen dat ze eer genoeg hadden en dat ze hem zo ver geholpen hadden dat hij de koning van Slavoni had laten dopen en al zijn land bekeert tot het christen geloof en aldus trokken enig tot hun land waart daar Filips vriendelijk verlof van nam. En sommigen andere wilden te Akers blijven totdat Filips zijn pelgrimage gedaan zou hebben te Jeruzalem en Sinai en dan met hem terug te keren want ze durfden niet goed genieten onder de Saracenen. Filips koos.6 000 personen die alle met hem reisden te Jeruzalem waarvan sommige terugkeerden van Jeruzalem naar Akers. Toen Filips te Jeruzalem kwam werd hij al te fatsoenlijk ontvangen van de patriarch van Jeruzalem. En hij toonde Filips en zijn gezelschap alle heilige plaatsen. Ook leidde hij ze in Lazarus huis waar zijn moeder begraven was. En de broeders van het hospitaal vertelden hem de heiligheid van zijn moeder Sint Sybilla. Och wat vlijtige devotie had Filips in het horen van dat heilige leven van zijn moeder, hoe devoot dat ze de arme zieken diende en zichzelf niet achtte, nog haar hoge geboorte, niet tegenstaande dat ze eens een koningsdochter van Jeruzalem was. Toen Filips 4 dagen in Jeruzalem geweest was en had gebiecht en het heilig sacrament ontvangen en allen die met hem waren hun tribuut betaald hadden, proviand genomen en tolken gehuurd hadden om naar Sinai te trekken toen gaf de patriarch hen de zegening, A pena et a culpa. Agylas, de koning van Jeruzalem, vernam dat Filips de zoon was van Sybilla de koningsdochter van Jeruzalem en ook de zoon van Diederik van Elzas, die een strijd voor Jeruzalem hiel schofferen waar 120 000 Saracenen bleven. Hij was zeer verstoord en zicht een subtiele handigheid om Filips en zijn volk te schofferen en te vermoorden in het terug keren van de Sinaï. En hij ontbood zijn broeder Nobylioen, koning van Abelijnen, hoe dat Saladin een grote zotheid gedaan had zonder raad of advies vrijgeleide te geven aan 6 0000 personen, dappere edele christenlieden. En zijn ook gekomen om te wreken de dood van de koning van Jeruzalem en van Samaria en van de christenen die we net verslagen hebben en ik vrees dat deze Filips meer volk te Akers heeft. En hij is hier gekomen om het land te bespieden en ons te bevechten en om ons de kroon af te winnen die uw ooms hadden. Ik raad aan dat als ze teruggekomen zijn van Sinai dat we hem opwachten bij de vloed Jordaan want ze zijn ongewapend dat we ze allen verslaan. Toen sprak Nobylioen, koning van Abelijnen, ik zal mijn bastaard genaamd Nobyliter, ter Jordaan zenden met 5000 gewapende mannen en dat op de 10de dag zodat hij van de Jordaan niet scheidt en dat hij ze allen met het zwaard verslaat. Dit hoorde de patriarch en zond boden tot de bisschop en tot de koning van Akers dat ze haastig boden zouden zenden naar Filips van Elzas en hem en de zijne waarschuwen dat ze in het terug komen hun tolken verlof zouden geven en die goed betalen en dat hij de weg van de Jordaan en Jeruzalem laten zou want de koning van Jeruzalem en de koning van Abelijnen, zijn broeder, heft ze laten bespieden en wacht ze op met 5000 om ze allen te verslaan en dat ze komen zouden met de bode die hen de naaste weg zouden wijzen over Caesarea om naar Akers te trekken. Toen ze hun [fol. xxviij.r] pelgrimage gedaan had te Sinai en drie dagreizen gedaan hadden in het terug keren naar Jeruzalem kwamen de boden hen tegemoet. Deze bode kwam tot Filips en gaven hem te kennen hoe men hen opwacht ter Jordaan wel met 5 of 6000 mannen die de koning van Jeruzalem en de koning van Abelijnen daar gelegd hadden om hem en al dat met hem was te verslaan. Filips van Elzas bij raad van de bode betaalde goed zijn tolken en gaf ze verlof en de bode van Akers bracht Filips in Caesarea neffens de berg van Libanon. En daar staan twee fonteinen, de ene heet Jor en de andere Dan, aldaar de beken verzamelen waarvan de rivier heet de Jordaan. Filips die in Caesarea was gingen hij en zijn gezelschap baden in de vloed Jordaan waar Sint Jan onze heer in doopte en Filips nam een zwaard en maakte daar wel 300 schildknapen ridders die hij allen de ridderlijke slag gaf met het platte van zijn zwaard tussen hun schouders. Item, voor deze tijd waren de tolken gekomen ter vloed Jordaan en vonden daar Nobyliter, de bastaard van de koning van Abelijnen met 6000 mannen goed voorzien van wapens. Ze spraken met Nobyliter die hen vroeg naar de pelgrims. De tolken zeiden, ze waren goed betaald en ze hadden verlof en de pelgrims waren getrokken over Caesarea naar Akers. Toen beval hij de tolken dat ze haastig zouden gaan naar Jeruzalem en het zijn vader zeggen de koning van Abelijnen en zijn oom de koning van Jeruzalem dat ze met hun volk haastig te Caesarea wilden wezen. |
Hoe Nobiliter des Conincx sone van Abelijnen, Phelips van Elsaten met sinenpelgryms, vewachtende op den wech, wt Cesarien reysende naer Akers, ende hoe Phelips hem verslouch. [fol. xxviij.v] ALs Phelips drye daghen wel gherust hadde in Cesarien, endehem ghestelt hadde inden wech van Akers eene mijle vanCasarien, so es daer ghecomen Nobiliter van Abelijne, die welcke ghinck hauwen ende slaen vp die pelgrimmen. Ende die bode van Akers toochde den saueconduyt brief vanden Saladijne. Nobyliter nam den brief ende schuerdene in sticken, ende stack den bode doot. Phelips van Elsaten dit siende endePieter die Graue van Beunen sinen broedre Hughe die Graue van Tarascon Eeuwoudt de here van Ardanen, ende die Graue van Henegauwe, sy stelden hem ter weerre met huer lieder gheselscap ende vochten vromelicke, aenroepende die hulpe gods. Die graue van Beunen wierp Nobiliter ter nedre van sine peerde, twelcke was een dromedarius, ter stont Phelips sijn broeder vallende vp nobiliter, dan dat edele ende costelicke sweerdt van nobiliter ende stackene doodt, die sommeghe vanden Sarazijnen vloden, die sommeghe waren seer ghewondt daer bleeffer wel drie duysent doodt vanden vijf duysent diere waren. Ende Phelips beual datmen sommeghe vanden eerlicsten sarazijnen vp houden soude, dese nyeumare quam hoe datmen den pelgrimmen sulc vploop ghedaen hadde sonder redene, ende hoe dat den saufconduyt brief van Nobiliter ghescuert was Des nieumare ghinc varre ende breet, ende phelips ghinc wederte cesarien rusten.iij.daghen, om te veruarschene sine lieden, die som seere ghewont waren, metsgaders dat si gheene wapene aen en hadden, des anderdaechs naer dat Nobiliter verslegenwas, so comt die nieumare aen den coninck van Iherusalem, ende aen sinen broeder, den coninc van Abelijnen, die alte seere rauwich waren, horende vanden doot van sinen sone Nobiliter. Ende vergaderden met groter haest, bet dan.xiiijm.sarasijnen in Ihrlխ, onder Agarenen, egyptianen, Araben, Suryanen, endequamen haestelick met haren heercracht, onder den berch vanLybano, ende stelden daer tenten, pauwelioenen daer phelips des ander daechs lijden soude Phelips van elsaten, ende graue van Vlaendren meende te Akers waert te treckene, ende also voort naer vlaendren. Ende als Phelips iij.mijlen van Cesarien ghetrocken was, so comt dye coninc van Abelijnen vp hem met sinen heercrachte, ende sprac phelips toe in sijnder talen, seggende. O ghy valsche verraders ende moordenaers, hu vader Diederic van elsaten slouch mijnen vadre, mijne ooms, ende die meeste van onsen geslachte doot van Sardanay, ende roofde alle huerlieder goet. Ende nv comt ghi, dye sijn sone sijt, ende hebt dat edel bloet, mijnen sone Nobyliter versleghen, sinen schilt gherooft, sine wapene ende sijnen Dromedaris, ende sijn sweerdt, ende hebt den vroomsten van Ihrlխ ende van al Abelijne versleghen. Dit sal ic weder bi crachte van hu hebben, ende hu quader doot doen steruen. Phelips dit horende, beual hem gode deuotelic, knielende ter eerden, aenroepende dye hulpe gods ende sijnder ghebenedijder moeder Marie, ende alle gods helegen. Ende ordonneerde eenen cry, die hi ende die sine roupen souden, welcke was Helpt god ende dat helich graf. Endedie walsche riepen. Aydez nous dieu et le sainct se pulcre, endedie dat nyet en riepe, datmenne doot slouge. Ende hy stille staende, gelijc eenen muere, ende grimmende gelijc eene Lybaert, Ende Phelips voren staende, ende sijn broedre Pietre den graue van Beunen, ende achtre Eeuwout van Ardanen, endedie graue van Henegauwe. Die coninc van Abelijne maecte vier scharen. In die eerste schare was hi, ende quam den graue Phelips vp. Dye eerste battaelgie was vanden coninc vanAbelijnen, ende daer was gheuochten bet dan.iiij.heuren lanc. Ende hendelicke, die coninc van Abelijnen was daer gheuelt, ende terstont die graue phelips woelde hem dat sweert vansinen sone, vanden fondamente totter herten toe in sinen buyc, seggende. Ghi swoert dat ghi dat sweert van huwen sone weder hebben sout, ghi hebbet nv, houdetwel, ghi hebbet mijne ooms, mijnder moeder broeders doot ghesleghen, den coninc vanIhrlխ, ende den Gouuerneur, ghi hebt dye crone van Ihrlխ ghenomen, hemlieden ende huerliederlant gheusurpeirt, en god wille, ic sal een lijcteeken van hu houden, want huwe wapene is eenen swarten leeuwe, ende die heb ic vp hu ghewonnen, endesallen voeren Ic ende mijne naercommers, teender memorie dat ic hu verwonnen hebbe, welcken schilt was van kelen, het velt met eenen quartiere [fol. xxix.r] bouen van goude, met eenen Liebaert, clemmende van sable. Ende Phelips seyde, weert hu ghi quaet valsch Tyrant, dienstknecht des viants vander hellen. Doen beual Phelips datmen roupen soude den cry, die hi gheordonneert hadde, endeso wie dat nyet seggen en constein duytsche, of in fransoyse, helpt god ende thelich graf, datmense doot slaen soude. Binnen corter tijt god van hemelrijcke halp den graue Phelips, so dat die drie scharen vanden sarasijnen wel naer al tonder waren, endeden meesten hoop al doot ghesleghen, wel tot.xim.toe. Doe beual phelips datmen alle die ghequetste, dye edele waren, datmendye vp houden soude als prysoeniers, omme dat si soudenmoghen voor den Saladijn, vertooghen die warachtigheyt vanden vplope, dye den pelgrymmen ghedaen was, ende wat si ghedaen hadden, dattet was vp huerlieder verweeren. Daer ghecreech phelips wel.vijc.edele sarasijnen, die gequetst waren, alle ouer prysoeniers, ende alle haer lieder costelijcke yuweelen, die seer vele waren, ende die costelicke tenten endepauwelioenen vanden coninck van Abelijnen, ende alle die beste wapenen vanden coninc.Phelips oom, ende vanden groten endemachteghe Amyralen, ende alle die machtege sarasijnen. Endehy track met sinen prysoeniers, ende met sinen edelengheselscepe, ende metten schatte die hi inden wijch ghecreghen hadde, te Akers waert, ende daer was hy met groter eeren ontfangen vanden tween coninghen, den coninc van Akers, endevan slauonyen. Phelips gaf den coninc van akeren die prysoeniers, sinen wille daer mede te doene, ende nam oerlof aen die.ij.voorseyde coninghen, ende hy trac met sinen scepen te vlaendren waert, ende die coninc van slauonyen, Ioris ghenaemt, gheleede den graue phelips tot Creten, in grieckenlant, ende hi beghifte noch grotelic den graue Phelips, ende hy voorsachene van vytalyen ende prouanche ghenouch, om daer mede te commene tot Lisseboene in Poortegale. |
Hoe Nobyliter, de zoon van de koning van Abelijnen, Filips van Elzas met zijn pelgrims opwachtte op de weg die uit Caesarea reisde naar Akers en hoe Filips hem versloeg. [fol. xxviij.v] Toen Filips drie dagen goed gerust had in Caesarea en zich gesteld had op de weg van Akers een mijl van Caesarea zo is daar gekomen Nobyliter van Abelijnen die ging hauwen en slaan op de pelgrims. En de bode van Akers toonde de vrijgeleidebrief van Saladin. Nobyliter nam de brief en scheurde het in stukken en stak de bode dood. Filips van Elzas zag dat en Pieter, graaf van Boulogne-sur-Mer zijn broeder, Hugo de graaf van Tarascon, Eeuwout, heer van Ardennen en de graaf van Henegouwen stelden zich te verweer met hun gezelschap en vochten dapper en riepen de hulp in van God. De graaf van Boulogne-sur-Mer wierp Nobyliter ter neer van zijn paard, wat een dromedaris was, terstond viel Filips op Nobyliter, nam dat edele en kostbare zwaard van Nobyliter en stak hem dood en sommige van de Saracenen vlogen en sommigen waren zeer gewond en daar bleven er wel 3000 dood van de 5000 die er waren. En Filips beval dat men sommige van de fatsoenlijkste Saracenen ophouden zou. Dit nieuws kwam hoe dat men de pelgrims zoՠn oploop gedaan had zonder reden en hoe dat de vrijgeleidebrief van Nobyliter gescheurd was. Dat nieuws ging ver en breed en Filips ging weer te Caesarea rusten 3 dagen om zijn lieden te verversen die soms zeer gewond mitsgaders dat ze geen wapens aan hadden. De volgende dag nadat Nobyliter verslagen was zo kwam dat nieuws aan de koning van Jeruzalem en bij zijn broeder de koning van Abelijnen die al te zeer rouwig waren en horde van de dood van zijn zoon Nobyliter. En verzamelde met grote haast meer dan 14 000 Saracenen in Jeruzalem waaronder Agarenen, Egyptenaren, Arabieren, Syriers en kwam haastig met hun legermach, onder de berg Libanon en stelden daar tenten, paviljoenen waar Filips de volgende dag voorbij zou gaan. Filips van Elzas, de graaf van Vlaanderen, meende te Akers waart te trekken en alzo voort naar Vlaanderen. En toen Filips 3 mijlen van Caesarea vertrokken was zo kwam de koning van Abelijnen op hem met zijn legermacht en sprak Filips toe in zijn taal en zei. O gij valse verraders en moordenaars, uw vader Diederik van Elzas sloeg mij vader, mijn ooms en de meeste van ons geslacht dood van Sardanay en roofde alle hun goed. En nu komt gij die zijn zoon bent en hebt dat edele bloed, mijn zoon Nobyliter verslagen, zijn schild geroofd, zijn wapens en zijn dromedaris en zijn zwaard en hebt de dapperste van Jeruzalem en van alle Abelijnen verslagen. Dit zal ik weer met kracht van u hebben en u een kwade dood laten sterven. Filips hoorde dit en beval hem voor aan God en knielde ter aarde en riep de hulp van God aan en zijn gezegende moeder Maria en alle Gods heiligen. En ordonneerde een gekrijs die hij en de zijne roepen zouden, welke was Help God en dat heilige graf. En de Walen riepen. Aydez nous dieu et le sainct se pulcre, en die dat niet riepen dat men hen dood sloeg. En hij stond stil gelijk een muur en gromde gelijk een leeuw., En Filips stond voor en zijn broeder Pieter de graaf van Boulogne-sur-Mer en achter Eeuwout van Ardennen en de graaf van Henegouwen. De koning van Abelijnen maakte vier scharen. In de eerste schaar was hij en kwam naar graaf Filips. De eerste slag was van de koning van Abelijnen en daar was gevochten meer dan 4 uren lang. En handig, de koning van Abelijnen was daar geveld en terstond woelde graaf Filips hem dat zwaard van zijn zoon van het fundament tot het hart toe in zijn buik en zei;’Ge zwoer dat ge dat zwaard van uw zoon terug zou krijgen, ge hebt het nu, houdt het goed, ge hebt het mijn ooms, mijn moeder broeders dood geslagen, de koning van Jeruzalem en de gouverneur, ge hebt de kroon van Jeruzalem genomen, hen en hun land toegeigend en God wil ik zal een teken van u houden want uw wapen is een zwarte leeuw en die heb ik op u gewonnen en zal het voeren ik en mijn nakomelingen tot een memorie dat ik u overwonnen heb’. Welk schild was van kelen, het veld met een kwartier [fol. xxix.r] boven van goud met een leeuw klimmend van sabel. En Filips zei, weert u gij kwade valse tiran, dienstknecht van de vijand van de hel. Toen beval Filips dat men roepen zou het gekrijs die hij geordonneerd had en zo wie dat niet zeggen kon in Duits of in Frans help God en het heilig graf, dat men ze dood zou slaan. Binnen kort hielp God van hemelrijk graaf Filips zodat de drie scharen van de Saracenen allen ten onder waren en de grootste hoop dood geslagen wel tot 11 000 toe. Toen beval Filips dat men alle gekwetsten die edel waren dat men die ophouden zouden als gevangene omdat ze zouden mogen voor Saladin de waarheid tonen van de oploop die de pelgrims gedaan was en wat ze gedaan hadden en dat het was om hun verweer. Daar kreeg Filips wel 700 edele Saracenen die gekwetst waren, allen voor gevangenen en al hun kostbare juwelen, die zeer veel waren, en die kostbare tenten en paviljoenen van de koning van Abelijnen en alle beste wapens van de koning, van Filips oom en van de grote en machtige admiralen en machtige Saracenen. En hij trok met zijn gevangenen en met zijn edele gezelschap en met de schatte die hj in de strijd gekregen had te Akers waart en daar was hij met grote eer ontvangen van de twee koningen, de koning van Akers en van Slavoni. Filips gaf de koning van Aker de gevangenen om zijn wil daarmee te doen en nam verlof aan die 2 koningen en trok met zijn schepen te Vlaanderen waart en de koning van Slavoni, Joris genaamd, begeleide graaf Filips tot Kreta in Griekenland begiftigde nog zeer graaf Filips en hij voorzag hem van voedsel en proviand genoeg om daarmee te Lissabon te komen in Portugal. |
Endephelips commende in Poortegale, met sinen gheselscepe, was daer seer eerlicken ontfangen vander coninginne Machtilt, die wedewe was vanden coninc van Poortegale. Ende die spaengaerden, ende meer andere, die van Phelips rudderghesleghen waren, inder fluuie Iordane, vertelden die auentuere die hemlieden gheschiet was in Slauonyen, in Suryen, endevanden twee wijghen, int wedercommen van Synay. Ende die coninginne verhorende die vromigheyt ende die edelheit vanden graue phelips, byden rade van hueren edelen, soe begeerde si hem teenen manne, in dien dat hi huwen soude. Het was aen hem versocht, ende antwoorde dattet wel sinen wille was, metsgaders dat hi noyt gheen kindren en hadde ghehadt, ende om dat hi soude mogen een oeyr in Vlaendren laten. Aldus so consenterde hijt, in dien datse in vlaendren wilde commenwonen, want si hadde.ij.knapelicke kijndren, ende men mochte den eenen coninc van Poortegale maken, ende den ioncxstenheer van Algarve, Dese condicie verstaende die coninginne machtilt, conserteirder inne, ende thuwelick ghinck voort, endemen hilt die brulochtfeeste in poortegale, wel een maent lanc gheduerende, Sommege van phelips lieden voeren tharen lande waert, ende die graue Phelips liet alle sine yuweelen laden in die schepen vander coninghinne sinen wijue, om met haer te Vlaenderwaert te commene. Ende die coninginne voorsach Phelips van.iijc.peerden, ende quamen al ouerlandt te samen, phelips, ende Pieter sijn broeder, die graue van Beunen, die graue van Henegauwe, dye here van Ardanen, ende van Trascoene met haren ghesinde, voeren tot Vlaendren toe, verbeydende die bruyt van phelips. Ende als sise wel een maent verbeyt hadden, so quam die coninghinne met drie schepensonder meer in Vlaendren, met alte groter auentueren gheuaren, ende die andere scepen, tot xiiij.toe, metten yuweelenende wapenen, die hi vercreghen hadde vp die sarasijnen, endeooc alle yuweelen ende den schat vander coninginne, waren alle gherooft ende ghenomen vanden heeren van Normandeyen, ende dat was ghedaen, omdat graue Phelips daer te voren in Normandyen quam, ghewapender hant vp den zeecant, endevinc die sciplieden, ende verbarnde die scepen, ende dorpen. Hier omme deden die Normans dit in wederwraken. Item die heeren van Normandyen wierpen der Coninghinne lieden al ouer boordt, ende dat goet ende alle die schepen vander coninghinne waren gheuoert te Chiereburch. Alle dese voorseyde dingen quamen den graue Phelips ter ooren, endewie die princepaelste personaedgen waren, dye dit ghedaenhadden. Het was eerst Galyaen die [fol. xxix.v] Bosscaert vanden eerdtsbisschop van Rouwaen, die bastaert vanMonfoort, Gillis sgrauen sone van Heu, Abel sheeren broeder van Gournay, Floreins sgrauen sone van Heureus, Aelbrecht sgrauen sone van alenchon ghenaemt Andruet, Alfraet tsgrauen bastaert van Arlcourt. Ende elc van dese hadde iij.of.iiij.galleyen, ende in elc.xxv.ghesellen van wapenen. Phelips dit verhorende, dat aldus sijn goet gherooft was, ende tvolck van sinen wijue ouer boort gheworpen, hi swoer ende beloefde bi sinenrudderschepe, sijnder bruyt der coninginne, haer goet te doensouckene, ende die roouers te ghecrijghene, ende iusticie daer ouer te doene, ende byder hulpe Gods sijns wijfs goed weder te ghecrijgene huyt Chyerburch. Dit ghesworen hebbende, so quamdaer een goede nyeumare, dat huyt Prusen ende huyt Denemarcken waren ghecommen.xxviij.schone grote schepen, gheladen met alle manieren van goede Die graue phelips ontboot den graue van Hollant vp alle vrientschepe die hi hem doen mochte, dat hi hem wilde senden.iijc.vrome sciplieden, stout van lijue ende zeecondich, ende fray, omme te scepe te vechtene. Dye welke quamen tot den grauen Phelips, Men ghecreech bi vrientscap alle die grote scepen van prusen, met haren scipheren. Ende die graue Phelips dede alle die scepenmannen, ende voeren, twee en twee, drye ende drie te gadere, al verscheeden.iiij.of vijue boochschoten verscheeden, deen vanden anderen Ende als si quamen in normandyen bi eerfleur, elc schip was bouen gheladen op die solders of si vul coopmanscepe gheweest hadden, ende elc schip hadde bouen vp den mast, die wapene van Vlaendren, ende daer en was anders niet inne, dan in elc scip.lxx.of lxxx.vromer mannen vanwapenen. Ende dye schepen waren op die boorden ende vp dye rouwen al begoten met olyen. Ende als men sach die ghelijcke deelders van Normandyen, so begonsten dese schepen, alsmense van herfleur wel sien mochte, verscheeden te varene, of si in diueersche plaetsen hadden willen wesen. Ende als viere van svoorseyde grauen scepen leden waren, of si hadden willenvaren te Cornuwaelge, ende drie vanden minsten schepen hebbende dye wapene van Vlaendren, bleuen stedevast liggende bi heerfleur. Dit ghewaer wordende dese vij.capiteynen der galleyen van Normandyen, Willeboordt, Gillis, Abel, Floreins, Elsaert, ende Adelbrecht, quamen met.xvi.gallyoten, enderoeyden naer dese voorseydede.iij.schepen. Dit siende dese drie scepen, voeren ter zeewaert inne, als of si hadden willen vlien, ende dye gallyoten roeyden alle vaste achter, wat si mochten, ende die viere schepen die voren waren, daer die graue Phelips in was, keerden weder, ende quamen om te helpene den drien schepen, ende omringden die gallyoten vanden Fransoysen, ende vanden Normans, van die welcke, die sommege ghespronghen waren, in die drie eerste schepen, maer si warenso glat vander olye, dat sijer nyet vp ghestaen en consten, maer vielen ende gleden neder, ende gauen hem alle gheuanghen. Ende die prusenaers metsgaders den hollanders, ende dye vlaminghen ghecreghen bet dan.iijc.ghesellen vanden Normans, ende men bandt hemlieden handen ende voeten te gadre, endemen dede hemlieden of, haer lieder parreure, welcke parruerenwaren swart, ende die luchter mauwe wit, ende dye rechter mauwe root, ende die capproenen root, ende phelips vanElsaten, beual datmense al in Vlaendren voeren soude, ende in diueersche steden, casteelen, ende sloten in vangenessen leggensoude. |
En Filips kwam in Portugal met zijn gezelschap en werd daar zeer fatsoenlijk ontvangen van koningin Machtilt, die weduwe was van de koning van Portugal. En de Spanjaarden en meer anderen die van Filips ridder geslagen waren in de vloed Jordaan vertelden het avontuur die hen geschied was in Slavonië, in Syrië en van de twee strijden in het terugkomen van de Sinaï. En de koningin hoorde de dapperheid en de edelheid van graaf Filips, bij de raad van haar edelen zo begeerde ze hem tot een man, indien dat hij huwen wilde. Het was aan hem verzochten antwoorde dat het wel zijn wil was mitsgaders dat hij nooit geen kinderen had gehad en omdat hij een erfgenaam in Vlaanderen zou aten. Aldus zo stemde hij toe indien dat ze in Vlaanderen wilde komen wonen, want ze had 2 jongetjes en men mocht de ene koning van Portugal maken en de jongste heer van Algarve. Deze conditie verstond koningin Machtilt en stemde erin toe en het huwelijk ging voort en met hield het bruiloftsfeest in Portugal dat wel een maand lang duurde. Sommige van Filips lieden voeren tot hun land waart en graaf Filips liet al zijn juwelen laden in de schepen van de koningin, zijn wijf, om met haar te Vlaanderen waart te komen. En de koningin voorzag Filips van 300 paarden en kwamen tezamen over land, Filips en Pieter, zijn broeder, de graaf van Boulogne-sur-Mer, de graaf van Henegouwen, de heer van Ardennen en van Tarascon met hun gezin voeren tot Vlaanderen toe en wachtten op de bruid van Filips. En toen ze wel een maand gewacht hadden zo kwam de koningin met drie schepen zonder meer in Vlaanderen met al te grote avonturen gevaren en de andere schepen tot 14 toe met de juwelen en wapens die hij verkregen had op de Saracenen en ook alle juwelen en de schat van de koningin waren allen geroofd en genomen van de heren van Normandi en dat was gedaan omdat graaf Filips daar tevoren in Normandi kwam gewapende hand op de zeekant en ving vele scheepslui en verbrandde de schepen en dorpen. Hierom deden de Normandir dit in weerwraak. Item, de heren van Normandi wierpen de lieden van de koningin allen over boord en dat goed en alle schepen van de koningin waren gevoerd te Cherbourg. Al deze dingen kwamen graaf Filips ter oren en wie de belangrijkste personen waren die dit gedaan hadden. Het was eerst Galyaen [fol. xxix.v] Bosschaert van de aartsbisschop van Rouen, de bastaard van Montfoort, Gillis, de zoon van de graaf van Huy, Abel, de broeder van de heer van Gournay, Floris, de zoon van de graaf van Heureux, Aelbrecht de zoon van de graaf va Alenon, genaamd Andruet, Alfraet, de bastaard van de graaf van Harcourt. En elk van deze had 3 of 4 galeien en in elk 25 gezellen van wapens. Filips die dit hoorde dat aldus zijn goed geroofd was en het volk van zijn wijf overboord geworpen zwoer en beloofde bij zijn ridderschap zijn bruid de koningin haar goed te laten zoeken en de rovers te krijgen en justitie daarover te doen met de hulp van God het goed van zijn wijf terug te krijgen uit Cherbourg. Toen hij dit gezworen had zo kwam daar goed nieuws dat uit Pruisen en Denemarken gekomen waren 28 mooi grote schepen geladen met alle soorten van goederen. Graaf Filips ontbood de graaf van Holland op alle vriendschap die hij hem doen mocht dat hij hem wilde zenden 300 dappere scheepslui, stout van lijf en zeevaardig en fraai om per schip te vechten. Die kwamen naar graaf Filips. Men kreeg vriendschap van alle grote schepen van Pruisen met hun schippers. En graaf Filips liet alle scheepslui en voeren twee en twee, drie en drie tezamen alle gescheiden 4 of 5 boogschoten gescheiden, de ene van de andere. En toen ze kwamen in Normandi bij Barfleur was elk schip boven geladen op de zolders of ze vol koopmanschap geweest waren en elk schip had boven op de mast de wapens van Vlaanderen en daar was niets anders in dan in elk schip 70 of 80 dappere mannen van wapens. En de schepen waren op de boorden en op de ra allen begoten met olie. En toen men zag de gelijke smaldelen van Normandi zo begonnen deze schepen toen men ze van Barfleur goed zien mochten gescheiden te varen of ze in diverse plaatsen hadden willen wezen. En toen vier van deze schepen van de graaf gegaan waren of ze hadden willen varen te Cornwall en die van de kleinste schepen hadden de wapens van Vlaanderen bleven standvastig liggen bij Barfleur. Dit werd gewaar de 7 kapiteins van de galeien van Normandië, Willeboordt, Gillis, Abel, Floris, Elsaert en Aeelbrecht kwamen met 16 galeien en roeiden naar die 4 schepen. Dit zagen die vier schepen en voeren ter zeewaarts alsof ze hadden willen vlieden en de galeien roeiden er sterk achter wat ze mochten en de drie schepen die voor waren waar graaf Filips in was keerden terug en kwamen om te helpen de drie schepen en omringden de galeien van de Fransen en van de Normandiërs waarvan sommige gesprongen waren in de drie eerste schepen, maar ze waren zo glad van de olie zodat ze er niet op staan konden, maar vielen en gleden neer en gaven hen allen gevangen. En die van Pruisen mitsgaders de Hollanders en de Vlamingen kregen meer dan 300 gezellen van de Normandirs en men bond hen handen en voeten tezamen en men deed hen af hun versiering die zwart waren en de linkermouw wit en de rechtermouw rood en de hoofddeksels root en Filips van Elzas beval dat men ze allen in Vlaanderen voeren zou en in diverse steden, kastelen en burchten in gevangenis leggen zou. |
Item dese Normans hadden trompetten. Die principaelste behilt die graue phelips bi hem, ende die principaelste vandengalleyen metten wapenen van heu, Alenchon, monfoort, arycoert, ende Eureux bouen huyt stekende. Die Noormansche wapenen die brochten si met hemlieden, ende dye graue Phelips beual den Vlaminghen, dat si souden aen doen die parreurenvanden ioncheren, ende vanden Normans die te vlaendre ghevanghen voeren. Ende als hi quam tusschen Herfleur endeEureux, so saghen die vlaminghen daer liggen drie spaensche schepen, gheanckert, vul goedts van comanschepen, in de welcke waren wijnen, olye ende fruyt, yser, amandelen, dadelen, ende ooc cordewaensche vellen, ende int schip waren.vii.Spaengaerden, die gheuanghen waren, ende mettenvoeten ghesloten in eenen bloc, ende hadden yseren boeyen aendie dien, ende aen die handen. Ende die graue Phelips vraechde hemlieden, waer omme dat si gheuanghen waren, sy seyden, omme dat si met harer coopmanschap wouden in Vlaendrenvaren, ende vraechde hem [fol. xxx.r] lieden wiese vinc. Sy seyden die ionchere daer vanden lande in sulcker mannieren ghecleedt so si hem seyden, ende hi vraechde hoe langde dat si gheuanghen hadden gheweest, si seyden vanghistren ter vespertijt, ende in die twee schepensijn.xviij.ghesellen die de schepen wachten. Die graue Phelips dede die spaengaerts huten blocke doen, ende huten boeyen ende vijnck die.xviij.ghesellen vrome mannen die welcke beleden, dat sy metsgaders huere meesters die te Vlaendrenwaert ghevoert waren bedt dan drye duysent mannen ouerboort gheworpen hadden in die zee ende verdroncken, die Spaengaerden seyden dat si in hare schepen hadden.C.ende.xxviij.mannen, vanden welcken die.C.ende.xxi.doot ghesleghen waren ende verdroncken, endeden meesten deel leuende ouer boort gheworpen. Die graue gaf den spaengaerden al haer lieder goedt, ende xviij.vanden moyaerdts vanden normans sandt hi met ghebonden handenende voeten te vlaender waerts, met twee van sinen schepen wel verwaert met.lx.prusenaers, die.G.Phelips ghenakende chierburch beual den trompetstekers dat si smorgens voor die sonne het trompet souden steken, ende die wachters vander hauene van chierburch siende dye galleyen van normandyen met haren wimpelen ende bannyeren, ende ooc horende densoon van huerlieder trompetten, so deden si haestelicken die baelien opene ende die poorten van der hauene van chierburch, ende die graue sijnde binder hauene ende binden poorten vanchierburch, dede den poortier ende alle die wakers dootslaen, ende alle dat sy in haren wech vonden totter maerct toe dat versloegen si al ten sweerde. Ende sommeghe vanden poorters tgrote gheruchte horende stonden vp, ende quamen tot hare veinsters. Die.G.dit siende, dede vp smijten haerlieder deuren ende veinstren, ende deidse vangen een grote quantiteyt vandenmachtichsten vander stede. Ende die.G.Phelips vraechde hemlieden, waer sijn goet was, ende al den schat vanderconinginne van poortingale sijn wijf. Die van chierburch hemlieden excuserende, seyden, al wast so dat den schat vandervoorseyde Coninginne, daer in die stadt was. Die graue vanAlenchon ende van Eerycoert, die daer ghetijdelick plaghen te ligghene, die hadden dat al in haer lieder woonsten. Ende dye graue Phelips vant al sijn goet, ende alden schat, ende yuweelen vander Coninginne in dye twee huysen vanden twee voornoemde heeren. Die.G.phelips roofde die stede, ende namalle die rijckste poorters gheuangen, ende quam also te vlaenderwaert, metten prusenaers, ende hollanders, endezeelanders, die met hem huer lijf gheauentuert hadden, endebedanctese seere, ende betaelde hemlieden huerlieder saudye, so eerlic dat sijs hem grotelic bedancten, want hy hemliedenmeer gaf dan si begheerden. Ende doe voeren sy met ghemake te haren lande waert. Ende als die graue bi Vlaendren was, hy beual sommege vlaminghen, als si metter vlote van Vlaendrenvaren souden, ter baye om sout, ofte te rudseele om wijn, dat si dan tvier steken souden in die stede van Chierburch, twelc also corts daer naer ghedaen wort. Die coninc Phelips vanVranckerijcke dit verhorende dat phelips van elsatenChierburch gherooft hadde ende gedaen verbarnen, ende dye rijckste poorters gheuanghen, ende te Brugghe gheuoert, endegheleyt inden ghijselsteen, ende ooc sommeghe edele vanNormandyen gheuanghen, ende in Vlaendren gheuoert, endeghedaen leggen, in diueersche vangenessen. Daer omme die coninck van vranckerijcke, in spijte van phelips van elsaten, so nam hi phelips die drie heerscepyen, te wetene Vlaendren, vermandoys, ende Artoys, ende hi leydet al tsijnder taflen, endededene bannen huyter crone van Vranckerijcke, ende die Coninginne van vranckerijcke sijn wijf, in spijte vanden graue phelips heuren oom die verboot hy sijn hof, ende sijn pallays, ende in sijn oghen yet te commene, want hi en wildese sien noch hooren, ende was gheleedt huyter stede van Parijs, ende ooc die stede van Parijs was heur verboden. Dese coninginne elizabeth, die welcke was phelips van elsaten susters dochtre, diese hadde by boudin van Henegauwe, omme dies wille dat dese edele coninginne so smadelic versteken was huyt Parijs, ghinc wonente Senlijs, ende diende daer den vppersten coninc.vanhemelrijcke seer deuotelic, ende hoorde daer dye.vij.ghetijden alle daghe in onse vrauwen kercke te Senlijs, ende ghinc des woensdaechs, svrydaechs ende tsaterdaechs baeruoets ter kercken, ende vastede altijt die voornoemde dagen, ende [fol. xxx.v] vysenteirde dagelicx die arme huysweeken ende gaf hem lieden mildelic aelmoesene ende haer lieder nootdurft van etene endevan drinckene, des sondaechs ende die mesdagen ghinc si alleen ter kercken sonder cnapen, ghelijc eene simpel ambochts vrauwe of dier ghelijcke, ende drouch eenen boucsack aen hueren aerm, daer haer boucken in waren, ende ghinc dicwil inde handt met vele wassen keersen die si voor tcrucefix, voor tbeilde van marie ende voor meer andere helegen stelde, dit siende vele edele lieden, rudders ende schiltknapen, poorters ende andere groote ioncvrauwen, si wierden gheport ter duecht huut der deuocie die si saghen aen dese edele coninginne, endeleyden som huute ende of, huere huutwendeghe ende pompeuse habytuacien, die coninc van vranckerijcke Phelips diemen hiet monoculus seere verstoordt sijnde vp phelips van elsaten, sandt notable boden te vlaendren waert totten graue phelips, beuelende dat hy hem niet en soude onderwinden vanden voorseyde drie singhoryen, te weten vlaendren, vermandoys ende artoys. Ende dat hi alle die hi gheuanghen hadde huut Normandyen soude vry laten gaen te haren landewaert, ende in dyen hi der contrarye dade, datmen hem vangen soude ende te parijs brenghen, daer soudemen vp hem sulc vonnesse streckenals ouer die ghene die quetsen ende scoffieren, wil dye magesteyt vanden coninc ende sine weerdicheyt, dats gesleipt te sine ende ghequaertiert. Die graue Phelips ontfinck des conincx boden met groter weerdicheit, ende si bleuen ghelogiert in thof vanden.G.Phelips. Ende hi badt hemlieden dat si wilden by hemblijuen.vi.of.vii.daghen, hi soude om den coninc doen aldat hi sculdich ware van doene, ende doe ontboodt die graue Phelips alle die gheuanghenen, die wel som laghen ten damme, endesom te blanckeberghe, te Oostende, ende te duunkercke, ende te borborch, eerst Galyaen den bastaerdt vanden bisschop vanRowaen wel met.xxx.ioncheeren, ende sommeghe rudders, endedye Graue doen sijnde te Biervliet dede daer onthoofden inde presencie van des conincx boden, ende den graue van Alenchon, den bastaert van Rowaen voornoemt, ende die.xxx.ioncheren met sommeghe rudders, ende die.G.phelips beual datmen alle die lichamen van die daer onthooft waren souden binden vp wielen met stercken reepen, ende stellense op hoge masten lancx den zeecant, so datmense van varren sien mochte. |
Item, deze Normandirs hadden trompetten. De belangrijkste behield graaf Filips bij hem en de belangrijkste van de galeien met de wapens van Huy, Alenon, Montfoort, Harcourt en Heureux stak hij bovenuit. De wapens van de Normandiërs brachten ze met hen en graaf Filips beval de Vlamingen dat ze zouden aandoen de versieringen van de jonkers en van de Normandirs die te Vlaanderen gevangen voeren. En toen hij kwam tussen Harfleur en Heureux en zo zagen de Vlamingen daar liggen drie Spaanse schepen geankerd vol goederen van koopmanschap waarin was wijn, olie en fruit, ijzer, amandels, dadels en ook vellen van Cordoba en in het schip waren 7 Spanjaarden die gevangen waren en met de voeten in een blok gesloten en hadden ijzeren boeien aan de dijen en aan de handen. En graaf Filips vroeg hen waarom dat ze gevangen waren, zei zeiden omdat ze met hun koopmanschap wilden varen in Vlaanderen en vroeg hen [fol. xxx.r] wie ze ving. Ze zeiden, die jonkheer daar van het land in zoՠn manier gekleed, zo ze hem zeiden en hij vroeg hoe lang dat ze gevangen waren geweest, gisteren te vespertijden in die twee schepen zijn 18 gezellen die de schepen bewaken. De graaf Filips liet de Spanjaarden uit het blok doen en uit de boeien en ving die 18 gezellen dappere mannen die beleden dat ze mitsgaders hun meesters die te Vlaanderen waart gevoerd waren meer dan 3 000 mannen overboord geworpen hadden in de zee en verdronken, de Spanjaards zeiden dar ze in hun schepen hadden 128 mannen waarvan er 121 doodgeslagen waren en verdronken en het grootste deel levend overboord geworpen. De graaf gaf de Spanjaarden al hun goed en 18 van de moordenaars van de Normandirs zond hij met gebonden handen en voeten te Vlaanderen waart met twee van zijn schepen goed bewaard met 60 lieden van Pruisen. Graaf Filips naakte Cherbourg en beval de trompetstekers dat ze ‘s morgens voor de zon de trompet zouden steken en de wachters van de haven van Cherbourg zagen de galeien van Normandië met hun wimpels en banieren en ook hoorden het geluid van hun trompetten en zo deden ze haastig de balie open en de poorten van de haven van Cherbourg en de graaf was binnen de haven en binnen de poorten van Cherbourg en liet de portier en alle bewakers dood slaan en alles dat ze op hun weg vonden tot de markt toe dat versloegen ze alle met het zwaard. En sommige van de poorters die het grote gerucht hoorden stonden op en kwamen naar hun vensters. De graaf zag dit en liet opensmijten hun deuren en vensters en liet een grote hoeveelheid van de machtigste van de stad vangen. En graaf Filips vroeg hen waar zijn goed en al de schat van de koningin van Portugal, zijn wijf. Die van Cherbourg excuseerden zich en zeiden, al was het dat de schat van de koningin, waar in de stad was. De graaf van Alençon en van Harcourt die daar tijdelijk plagen te liggen die hadden dat al in hun woonstee. En graaf Filips vond al zijn goed en de hele schat en juwelen van de koningin in de twee huizen van de twee heren. Graaf Filips beroofde de stad en nam alle rijkste poorters gevangen en kwam alzo te Vlaanderen waart met die van Pruisen en Hollanders en Zeelanders die met hem hun lijf geavontuurd hadden en bedankte ze zeer en betaalde hun soldij zo fatsoenlijk zodat ze hem zeer bedankten want hij gaf hen meer dan ze begeerden. En toen voeren ze met gemak tot hun landen waart. En toen de graaf bij Vlaanderen was beval hij sommige Vlamingen als ze met de vloot van Vlaanderen varen zouden, ter baai van Bourgneuf om zout of te la Rochelle om wijn dat ze dan het vuur steken zouden in de stad Cherbourg, wat alzo kort daarna gedaan werd. De koning Filips van Frankrijk hoorde dat Filips van Elzas Cherbourg geroofd had en laten verbranden en de rijkste poorters gevangen en te Brugge gevoerd en gelegd in gijzeling en ook sommige edelen van Normandi gevangen en in Vlaanderen gevoerd en laten leggen in diverse gevangenissen. Daarom de koning van Frankrijk, in spijt van Filips van Elzas, zo nam hij van Filips de drie heerschappijen, te weten Vlaanderen, Vermandois en Artois en legde dat alles op zijn tafel en liet hem bannen uit de kroon van Frankrijk en de koningin van Frankrijk, zijn wijf, in spijt van graaf Filips, haar oom, die verbood hij zijn hof en zijn paleis en in zijn ogen niet te komen want hij wilde haar zien nog horen en was geleid uit de stad Parijs en ook de stad Parijs was haar verboden. Deze koningin Elisabeth die de dochter van Filips van Elzas zuster die ze had bij Boudin van Henegouwen en omdat deze edele koningin zo smadelijk verstoken was uit Parijs ging ze wonen te Senlis en diende daar de opperste koning van hemelrijk zeer devoot en hoorde daar de 7 getijden alle dagen in onze Vrouwe kerk te Senlis en ging woensdag, vrijdag en zaterdags barrevoets ter kerk en vaste altijd die dagen en [fol. xxx.v] bezocht dagelijks de arme huislieden en gaf hen mild aalmoezen en hun nooddruft van eten en van drinken, zondag en de misdagen ging ze alleen ter kerk zonder knapen, gelijk een eenvoudige ambachtsvrouw of diergelijke en droeg een boekzak aan haar arm waar haar boeken in waren en ging vaak in de hand met vele wassen kaarsen die ze voor het kruis en voor het beeld van Maria en voor meer andere heiligen stelde, dit zagen vele edele lieden, ridders en schildknapen, poorters en andere grote jonkvrouwen en ze werden gepord ter deugd uit de devotie die ze zagen aan deze edele koningin en legden soms uit en af hun uitwendige en pompeuze habijten. De koning van Frankrijk Filips die men monoculus (met 1 oog) noemde was zeer verstoord op Filips van Elzas en zond notabele boden te Vlaanderen waart tot graaf Filips en beval dat hij zich niet zou onderwinden van de drie heerschappijnen, te weten Vlaanderen, Vermandois en Artois. En dat hij allen die hij gevangen had uit Normandi vrij zou laten gaan tot hun landen en indien hij contrarie deed dat men hem vangen zou en te Parijs brengen en daar zou men op hem zoՠn vonnis strekken als over diegene die kwetsen en schofferen, wilde de majesteit van de koning en zijn waardigheid, dat gesleept te worden en gevierendeeld. Graaf Filips ontving de boden van de koning met grote waardigheid en ze bleven logeren in de hof van graaf Filips. En hij bad hen dat ze bij hem wilden blijven 6 of 7 dagen, hij zou voor de koning doen alles wat hij schuldig was te doen en toen ontbood graaf Filips alle gevangenen waarvan er sommige lagen te Damme en sommige te Blankenberge, te Oostende en te Duinkerke en te Bourbourg, eerst Galyaen de bastaard van de bisschop van Rouen wel met 30 jonkheren en sommige ridders en die graaf die toen te Biervliet was liet daar onthoofden in presentie van de koningsboden de graaf van Alenon, de bastaard van Rouen en de 30 jonkheren met sommige ridders en graaf Filips beval dat men alle lichamen van die daar onthoofd waren zouden binden op wielen met sterke repen en stellen ze op hoge masten langs de zeekant zodat men ze van verre zien mocht. |
Vandaer so quam die graue phelips tardenburch, daer dede hi onthoofden Adelberdt sgrauen bastaerdt van Alenchon, in die presencie van sinen vadre, wel met.xl.ioncheeren, ende deidse ooc vp raden stellen, lancx den zeecant. Ende ten Damme wasser ooc eene quantiteyt onthooft. Ende te Blanckenberge ontbootmen die spaeniaerden, dye gherooft hadden gheweist tusschen Herfleur ende Bayeus, ende die iongelingen die des spaeniaerts scepen bewaerden, als sy gheuanghen waren, waer of een was sgrauens sone van Alenchon, van Eureux, vangournay, ende van monfoort. Daer waren si gheexamineirt, in die presencie vanden boden des conincx van Vranckerijcke, ende den graue van Alenchon, ende Aricourt, dat si beuel hadden van haren vadren, die alle princhen of grauen waren in normandyen datmen den commandemente des couicx vanvranckerijcke obedieren soude. Twelc was, soe wat scip dat huyt vlaendren quame, of wat scip dat met eeneger coopmanscap in Vlaendren wilde varen, datmen dat roouen ende nemen soude, ende stelden si hem ter weere, datmense ouer boort worpensoude, ende si kenden daer dat sy bet dan.iiij.duysent lieden dye te Vlaendre waert wesen wilden, verdroncken ende ouer boort gheworpen hadden, onder vlamingen ende ander diuersche cooplieden. Doen spraken daer die spaeniaerden, hoe dat si vanden seluen ioncheeren waren gheuanghen, ende heurlieder goet ende schepen ghearresteirt, ende dat sy waren in dye drie scepen.C.ende.xxviij.mannen vanden welcken warendie.C.ende.xxi.doot ghesleghen ende leuende ouertboort gheworpen, ende si.vij en waren maer bleuen te lijue. Dit horende sconincx boden, ende die twee Grauen waren alte seere beschaemt, ende ghescoffiert. Daer beual die graue Phelips, datmen alle die bastaerden, van heu, van monfoort, vanAricourt, ende die ander alle onthoofden souden, ghelijckmenzeeroouers behoort te iusticierne, ende stellen vp hoghen raden, datse die voorseyde pieraten ende lijckedeelders van varrenmochten sien, Ende voort so beual die graue phelips dat mendie.lxxx ioncheren onthoofden soude, ende ooc daer bi op radensetten, Van Blanckenberge voer hy [fol. xxxi.r] Toostende, ende te Lombaertchye, ende van daer te Duynkercke, ende also voor tot Beunen toe, ende in elcken vandenvoornoemde plaetsen waren een quantiteyt van Normans onthooft, ende daer lancx den zeecant vp raden ghestelt. Dese openbare iusticie aldus ghedaen sijnde, sprac die graue phelips tot des Conincx boden. Ick en ghelooue niet dat onse gheduchte here die coninc van Vranckerijcke oyt yement beual te roouene, of yement te vermoordene, ofte den coopman quaet te doene, te doden, of te vanghene, weduwen ofte weesen te verdruckene, ofte haerlieder goedt te nemene, maer wiste onse here die coninc yeuwers sulcke lieden, als goet prinche ende Ruddere, hi ware schuldich sijn lijf te auentuerene omme dye te crijghene, ende te doene iusticierne, ende te nyeuten te doene, ende midts dat dit die coninck niet ghedaen en heift, so hebbe ic selue dese keyserlijcke iusticie ghedaen als goet ruddere ende ghetrauwe, houdende mijn belofte die ic den keyser beloeft ende gesworen hebbe. Voort soe weit dat ic ter weerdicheyt vanden coninc ontslade die wethouders van Chierburch, die nochtans ooc alle tlijf verbuert hebben, metsgaders dat sy ghedoochden sulcke roouers in haerlieder stede wandelende, ende omme dat si logierden ende herberchden dat gheroofde goet vander coninghinne van Poortingale. Voort ghi twee heren ghi sijt occusoen ende cause dat wel.iiijm.menschen in die zee ouerboort gheworpen sijn, ende dat alle dese edele iongelinghenonthooft sijn, ende ghi lieden hebt huerlieder kindren qualic gheleert, hoe suldy dit voor gode verantwoorden moghen, maer weit ter weerdicheyt vanden coninc, so ontslae ic hu lieden, ende schelde u quijte van huwen costen, ende ghebreict hu lieden yet, dat sal ic hu lieden gheerne doen hebben, ende die graue phelips gaf des conincs boden ghiften ende yeweelen, ende seyde des conincx boden, dat si den coninck wel endeghetrauwelicke vertooghen ende seggen souden tghene dat si ghehoort ende ghesien hadden, ende dat hi yeghen dye coninc noch yeghen die croone van Vranckerijcke nyet misdaen en hadde, noch lijf, noch goet, noch gheen heerlicheden verbuert en hadde, ende dat hi ter weerdicheyt vanden coninc endevander croone die twee grauen voorseyde van Alenchon endevan Erricourt, ende die poorters van Chierburch huyter vangenesse ghelaten ende quijte gheschouden hadde, niet yeghenstaende dat sy nochtan met rechte alle gader oock tlijf verbuert hadden. Ende dat si den Coninc ooc souden seggenbouen allen dingen (midts dat hi in meneghen tijden in Vermandoys niet gheweist en hadde) hi soude cortelinghe commen visiteren wel voorsien sijnde, omme te besiene oft hemyement sijne heerscappye begheerde te nemene, of eenich belet daer inne wilde doen, ende wilt ooc segghen den coninc dat my leedt is dat hy so aerm is, dat hi sijn coninghinne mijn nichte, daer ik oom of ben niet gheuoeden en can, maer heiftse versteken ende verdreuen in spijte van mi, ende laetse gaenalleen ghelijc eenen aermen wijue, dat hijse tot my seynde, endeschelde quijte die steden ende tlandt dat ick met huer in huwelicke gaf, te wetene sint Omaers, Aryen, tlant van guysen, ende alle dat westvlaendren is, ende ic salse selue onderhoudennaer haren staet. Dese boden te Parijs commende tot den coninc van vranckerijcke, vertoochden haer last dat si haddenvanden.G.phelips, ende ooc die voorseyde.ij.grauen vertrockenalle die gheschiede saken den coninc, in die presencie vandenedelen raet vander croone. Ende die van des conincx rade seiden alle ghemeene, datter grote blame was voor den coninc dat hi die weerde edele coninginne die hem drie kinderen ghedreghen hadde, soe smadelic versteken hadde, sondereenege cause. Ende men vertrack daer dye scerpheyt van harenheleghen leuene, van harer deuocie, almoesene, haer ootmoedicheyt, ende haer wercken van ontfarmherticheyt, als waer omme dye coninc last gaf datmense eerlic cleeden soude, ende met groter weerdicheyt weder omme in eenen osbaer bringen soude te Parijs, ende het worde also ghedaen. Dese saken al ghesciet sijnde, Phelips van elsaten ghinc tot deneertsbisscop van kuelen, totten prinche Eeuwout van Ardanen, Boudin van Henegauwe, ende badt hem lieden omme bystandicheyt, om met machte te treckene in Vermandoys, daer hi bin langhe tijt niet gheweest en hadde, noch hem lieden niet gheregiert en hadde Boudin van mons graue van Henegauwe beloefde Phelips te doene bystandicheyt met lijue ende met goede, om sine landen vlaen- [fol. xxxi.v] der, Artois, ende Vermandois te ghebruyckene, die welcke die coninc gheconfisqueirt ende tsijnder tafle gheleyt hadde, endedie graue phelips was wel tot.xijm.mannen sterc, ende die wijle dat die.G.phelips te Kuelen was, ende in ardanen, so quam die coninck van vranckerijcke in vermandoys, ende in allen steden.s.quintens, pyrone, te couchy, te haen te mondidier, endeander casteelen stellende, die in sine hande ende in sine mogenthede. Dyt vernemende die.G.phelips naer dat die coninc weder te Parijs ghekeert was, so quam hi int lant vanvermandois, ende int lant van Artoys, ende men dede hem alle die steden ende sloten opene, maer hi quam te Mondydier die hem wederstonden, ende hy schoot tvier in die stede, ende die vanden casteele dat siende, gauen hem ouer, behoudenhaerlieder lijf. Die coninc vernemende die macht van phelips van elsaten quam te Amyens, ende daer wesende ende horende dye macht vanden rijnschen heren, vloot van daer te Compiengnen, als hy daer was, so ontboot hi alle die edele vannormandyen, dat sy te Compiengnen commen souden omhemlieden te wrekene yeghen phelips van elsaten, ende die coninc ontboot bi hem alle die hem gheraden hadden te confisquierene tlant van vermandoys ende artoys, ende daer inne te stellene nieuwe officiers. Dit vernemende die.G.phelips, ontboot dat commuyn van Vlaendren, twelcke quam bi hem met groten gheselscepe, sonder alleene die van Ghendt die hemexcuseerden seggende, si en wilden yegens die croone niet steken noch vechten. Binnen deser tijt so quamen die vijf grauenvan normandyen, Alenchon, Perhize, Heu, eureux, endearicourt, wel tot xm. starck, maer die.G.phelips creech alle die sloten ende casteelen van Pycaerdyen, eer sy ghecommenconsten te compiengnen totten coninc, ende phelips van elsatendede maken een casteel van houtete couchy, om te siene in compiengnen daer die coninc.lach. Die princen van normandyen vernemende ende siende die behendicheyt vandenG.phelips, rieden den coninc dat hy tenten ende pauwelyoene soude doen slaen vp die riuiere vander Hose yegen Couchy ouere, ende dat die coninc.viij.of.ix.scepen soude doen commenhuut compiengnen, ende doen die coppelen deen aen dander, ende stakitsen met pijlen in die selue riuiere, ende also souden si eene brugge hebben omme te commen aen dander site vanderriuiere, om aldaer te becupene dat heyrcracht vanden.G.phelips Dit worde phelips gheware, dat die Normans met groter macht waren commen huut compiengnen, ende dat die coninc.wilde commen te couchi. Phelips biden rade vanden bisschop vanKeulen, ende Eeuwout van ardanen, ghingen ter stont, als die normans commen waren om den graue te beuechtene smorgens metten dage hemlieden aene, ende die peerden vandennormans waren moede, ende tvolck mede, want si dien nacht ghereyst quamen. Ende in dye battaelie so hadde phelips die victorie. Die.G.van heu ende van persen waren daer doot gheslegen, ende die.G.van eureux vloot met.iiijm.lieden, endedie.G.van alenchon wel met.xviij.rudders worde daer gheuangen, ende bi couchy waren wel byden.vm.normans verslegen, ende.viijm.ghequetst. Daer naer wort wederghecregen dye G.van aricourt, ende dye.ij.grauen Alenchon endeAricourt sandt die.G.phelips te vlaenderwaert metten.xviij.rudders. Ende die van ghendt horende die victorie vanden.G.phelips, kosen wel.vm.vromer mannen wel ghewapent, ende quamen tot den.G.phelips die te Couchi was, ende si lieden binnen.vi.dagen commende te couchy bi nachte, die van Ghendt ghinghen ouer die riuiere, ende sloughen haer tenten ende pauwelioenen ende staken op hooghen scachten die nieuwe wapen van vlaendren die phelips hadde gewonnen bi cesarien onder den berch Libani, den swarten leeu clemmende inden schilt van goude. Ende tsmorgens als die sonne vp rees, ende die coninc.ontwaken wart, horende datmer vlaems sprac, hi sach een nieuwe wapen ende tenten gheslegen tot bi sijndertente vanden vlamingen die hem binnen dier nacht so naer ghecommen waren, ende huut vreesen van haer, vloot die.coninc.met al sinen volcke naer parijs, daer si warenbinnen.vi.of vij.heuren twelc nochtan wel is xix.mijlen van daer hi lach, ende dat huut vreesen vanden Vlamingen. Dit vernemende die.G.Phelips dat die coninc.gheuloden was naer parijs, ghemoedt als een liebaert, trac met sinen volcke te senlijs assaelgierende al dat si inden wech vonden, ende commende te dammaertijn, daer vonden si den.G.albery van dammaertijn, ende sine edele die by hem waren, die vinghen si, ende dedense voeren te vlaender waert. Die vromicheyt vanden.G. [fol. xxxij.r] Phelips was die van parijs, ende ooc alle die fransoisen een gruwen ende een afgrijsen als sy hem hoorden noemen, of datmen van hem sprac, hi deur ghinc ende deur reet al champaengnen ende al vranckerijcke deure, ende niement dorste hem wederstaen. Dese orloge gheduerde.ij.iaren lanc, bi wijlent wast bestant van kersdach totter octaue van.xiij.dach, of van vastenauent totter octaue van paesschen. Die instekers vander oorloghe en waren nyet alleene die normans, omme dat phelips in tijden voor leden hem lieden vind, ende den zeecant bedarf, of om dat hy chierburch scelgierde, ende die zeeroouers onthoofde, maer het waren ooc die.G.van cleermont, Radulf vancouchy, ende die kinderen van Robert clemens, die welcke waren die principaelste ende meeste vanden raetsheren vandenconinc Phelips, ende si meenden, hadde die.G.phelips tondergeweest, si souden die heerscappye van Artois ende vanVermandoys onder hem lieden ghedeelt hebben, ende also vele quaets als die.G.Phelips dede in oost vranckerijcke, also vele quaets deden die Inghelsche in Poitau, ende in gascoengnen, ende in Aquitaniten, steden ende casteelen, cloosters, endekercken verbarnende, ende destruerende, ende si vercrachtennonnen ende ghehuwede vrauwen, ende ionghe maechdekins, sulcke ouerdaet en was noyt niet vele ghehoort noch ghesien, als die Inghelschen daer bedreuen, sulcke allende en was noyt in Vranckerijcke, sichtent den tijt vanden wandelen die al Vranckerijcke wel naer bedoruen. Binnen eenen bestande, so gheuielt dat die coninck van Vranckerijcke al sine ghereetschap maer te met alճijnder macht om vp vlaendre te commene, endedat te destrueirne, ende den.G.phelips te beuechtene, want dye duytsche heren ende die van Ardanen trocken tharen lande waert, dat was ontrent den vastenauent. Dit vernemende die.G.phelips dat die coninck die riuiere vander Ose leden was, om te commene te Amiens. Phelips met al sinen volcke van Vlaendren trac naer Amiens, om den coninc te wederstane. Dat bestant huute sijnde veerthien daghen naer dye octaue vanpaesschen, gheen hope hebbende van payse, maer dat si soudenbataelye hebben yeghens malcanderen, buyten der stede van Amyens, dye coninck ende den graue Phelips. Sicut deo placuit pax ibidem facta est. |
Vandaar zo kwam graaf Filips te Aardenburg waar hij liet onthoofden Adelberdt, de bastaard van de graaf van Alenon in presentie van zijn vader met wel 40 jonkheren en liet ze ook op raden stellen langs de zeekant. En te Damme was er ook een hoeveelheid onthoofd. En te Blankenberge ontbood men de Spanjaarden die beroofd waren geweest tussen Harfleur en Bayeux en de jongelingen die de schepen van de Spanjaarden bewaarden toen ze gevangen waren waarvan een was de zoon van de graaf van Alenon, van Evreux, van Gournay en van Montfoort. Daar werden ze geëxamineerd in presentie van de boden van de koning van Frankrijk en de graaf van Alenon en Haricourt, dat ze bevel hadden van hun vader die allen prinsen of graven waren in Normandi dat men het gebod van de koning Frankrijk gehoorzamen zouden. Wat was zowat schip dat uit Vlaanderen kwam of wat schip dat met enige koopmachtap in Vlaanderen wilde varen dat men dat roven en nemen zou en stelden ze zich te verweer dat men ze overboord zou werpen en ze bekenden daar dat ze meer dan 4000 lieden die te Vlaanderen waart wilden wezen verdronken en overboord geworpen hadden onder Vlamingen en andere diverse kooplieden. Toen spraken daar de Spanjaarden hoe dat ze van die jonkheren waren gevangen en hun goed en schepen gearresteerd en dat ze in drie schepen waren en 128 mannen waarvan er 121 dood geslagen en levend overboord geworpen en zij 7 waren maar blijven leven. Dit hoorde de boden van de koning en de twee graven waren al te zeer beschaamd en geschoffeerd. Daar beval graaf Filips dat men alle bastaarden, van Huy, van Montfoort, van Harcourt en de anderen alle onthoofden zouden, gelijk men zeerovers behoort te berechten en op hoge raden stellen zodat die piraten en lijkenverdelers van verre mocht zien. En voort zo beval graaf Filips dat men die 80 jonkheren onthoofden zou en ook daarbij op raden zetten. Van Blankenberge voer hij [fol. xxxi.r] te Oostende en te Lombardsijde en vandaar te Duinkerke en alzo voor tot Boulogne-sur-Mer toe en in elke van de voornoemde plaatsen waren een hoeveelheid Normandirs onthoofd en daar langs de zeekant op raden geteld. Toen deze openbare justitie aldus gedaan was sprak graaf Filips tot de boden van de koning; ҉k geloof niet dat onze geduchte heer de koning van Frankrijk ooit iemand beval te beroven of iemand te vermoorden of de koopman kwaad te doen, te doden of te vangen, weduwen of wezen te verdrukken of hun goed te nemen, maar wist onze heer de koning ergens zulke lieden, als goede prins en ridder, hij was schuldig zijn lijf te avonturen om die te krijgen en te laten berechten en te niet te doen en mits dat dit de koning niet gedaan heeft zo heb ik zelf deze keizerlijke justitie gedaan als goede en trouwe ridders en hou mijn belofte die ik de keizer beloofd en gezworen heb. Voort zo weet ik ter waardigheid van de koning ontsla de wethouders van Cherbourg die nochtans ook allen het lijf verbeurd hebben mitsgaders dat ze gedoogden zulke rovers in hun stad te wandelen en omdat ze logeerden en herbergden dat geroofde goed van de koningin van Portugal. Voort gij twee heren ge bent gelegenheid en oorzaak dat wel 4 000 mensen in de zee overboord geworpen zijn en dat al deze edele jongelingen onthoofd zijn en gij lieden hebt hun kinderen slecht geleerd, hoe zal je dit voor God verantwoorden mogen, maar weet ter waardigheid van de koning zo ontsla ik u lieden en scheld u kwijt van uw kosten en ontbreekt u iets dat zal ik u lieden graag laten hebben en graaf Filips gaf de koningsboden giften en juwelen en zei des koningsboden dat ze de koning goed en getrouw vertellen en zeggen zouden hetgeen dat ze gehoord en gezien hadden en dat hij tegen de koning nog tegen de kroon van Frankrijk niets misdaan had, nog lijf, nog goed, nog geen heerlijkheden verbeurd had en dat hij ter waardigheid van de koning en van de kroon die twee graven van Alenon en van Harcourt en de poorters van Cherbourg uit de gevangenis gelaten kwijt gescholden had, niet tegenstaande dat ze nochtans met recht allemaal ook het lijf verbeurd hadden. En dat ze de koning ook zouden zeggen alle dingen (mits dat hij in menige tijden niet in Vermandois gewest was) hij zou hem gauw komen bezoeken en goed voorzien wijn om te bezien of hem iemand zijn heerschappij begeerde te nemen of enig belet daarin wilde doen en wit ook zeggen de koning dat het me leed is dat hij zo arm is dat hij zijn koningin, mijn nicht daar ik oom van ben, niet voeden kan, maar heeft haar verstoken en verdreven in spijt van mij en laat haar allen gaan gelijk een arm wijf dat hij haar tot mij zond en scheld kwijt de steden en het land dat ik met haar in huwelijk gaf, te weten Sint-Omaars, Arin, het land van Guy en alles dat west Vlaanderen is en ik zal haar zelf onderhouden naar haar staat. Toen deze boden te Parijs kwamen tot de koning van Frankrijk vertelden ze hun last dat ze hadden van graaf Filips en ook de 2 graven vertelden die geschiedde zaken de koning in presentie van de edele raad van de kroon. En die van de koningsraad zeiden algemeen dat het een grote blaam was voor de koning dat hij die waardige edele koningin die hem drie kinderen gedragen had zo smadelijk verstoken had zonder enige oorzaak. En men vertelde dat de scherpte van haar haar heilige leven, van haar devotie, aalmoezen, haar ootmoedigheid en haar werken van ontferming, als waarom de koning last gaf dat men haar fatsoenlijk kleden zou en met grote waardigheid terugbrengen en in een draagstoel brengen zou te Parijs en het werd alzo gedaan. Toen deze zaken geschied waren ging Filips van Elzas tot de aartsbisschop van Keulen, tot prins Eeuwout van Ardennen, Boudin van Henegouwen en bad hen om bijstand om met macht te trekken in Vermandois, waar hij in lange tijd niet geweest was nog hen niet geregeerd had. Boudin van Mons, graaf van Henegouwen beloofde Filips bijstand te doen met lijf en goed om zijn landen Vlaanderen [fol. xxxi.v], Artois en Vermandois te gebruiken die de koning geconfisqueerd en tot zijn tafel gelegd had. Graaf Filips was wel tot 12 000 mannen stek en de tijd dat graaf Filips te Keulen was en in Ardennen zo kwam de koning van Frankrijk in Vermandois en in alle steden, Saint Quentin, Pirons, te Coucy, De Haan, te Montdidier en andere kastelen en stelde die in zijn hand en mogendheid. Dit vernam graaf Filips en nadat de koning weer te Parijs gekeerd was zo kwam hij in het land van Vermandois en in het land van Artois en men deed hem alle steden en burchten open, maar hij kwam te Montdidier die hem weerstonden en hij schoot het vuur in die stad en toen die van het kasteel dat zagen gaven ze zich over en behielden hun lijf. De koning vernam de macht van Filips van Elzas en kwam te Amiens en toen hij daar was en horde de macht van de Rijnse heren vloog hij te Compiègne aan toen hij daar was zo ontbood hij alle edelen van Normandië dat ze te Compiègne komen zouden om hem te wreken tegen Filips van Elzas en de koning ontbood bij hem allen die hem aangeraden te confisqueren het land van Vermandois en Artois en daarin te stellen nieuwe officiers. Dit vernam graaf Filips en ontbood de gemeente van Vlaanderen die bij hem kwam met groot gezelschap, uitgezonderd alleen die van Gent die zich excuseerden en zeiden, ze wilden tegen de kroon niet steken nog vechten. Binnen deze tijd zo kwamen de vijf graven van Normandië, Allencon, Perhize, (?)Hey, Evreux, en Haricourt, wel tot 10 000 sterk, maar graaf Filips kreeg alle burchten en kastelen van Picardië eer ze komen konden te Compigne bij de koning en Filips van Elzas liet maken een kasteel van hout te Coucy om te zien in Compigne waar de koning lag. De prinsen van Normandi vernamen en zagen de handigheid van graaf Filips en raden de koning aan dat hij tenten en paviljoenen zou laten slaan op de rivier de Hose (?) tegenover Coucy en dat die koning 8 o 9 schepen zou laten komen uit Compigne en laat de ene kopen aan de andere en staketsel met pijlers in diezelfde rivier en alzo zouden ze een brug hebben om aan de andere zijde van de rivier te komen om aldaar te misleiden de legermacht van graaf Filips. Dit werd Filips gewaar dat de Normandirs met grote macht gekomen waren uit Compigne en de de koning wilde komen te Coucy. Filips, bij raad van de bisschop van Keulen en Eeuwout van Ardennen, ging terstond toen de Normandirs gekomen waren om de graaf te bevechten ‘s morgens met de dag aan en de paarden van de Normandirs waren moe en het volk mede, want ze hadden die nacht gereisd. En in die slag zo had Filips de victorie. De graaf van Huy en van persen waren daar dood geslagen en de graaf van Evreux vloog met 4 000 lieden en de graaf van Alenon wel met 18 ridders werd daar gevangen en bij Coucy waren wel bij de 5 000 Normandirs verslagen en 8 000gekwetst. Daarna werd teruggekregen de graaf van Haricourt en de 2 graven Alenon en Haricourt zond graaf Filips te Vlaanderen waart met de 18 ridders. En die van Gent hoorden de victorie van graaf Filips en kozen wel 5 000 dappere mannen goed gewapend en kramen tot graaf Filips die te Coucy was en ze kwamen binnen 6 dagen te Coucy bij nacht, die van Gent gingen over de rivier en sloegen hun tenten en paviljoenen en staken op hoge schachten het nieuwe wapen van Vlaanderen die Filips had gewonnen bij Caesarea onder de berg Libanon, de zwarte leeuw klimmend in het schild van goud. En tճ morgens toen de zon opkwam en de koning wakker werd en hoorde dat men er Vlaams sprak en zag een nieuwe wapen en tenten geslagen tot bij zijn tenten van de Vlamingen die hem binnen die nacht zo nabij gekomen waren en uit vrees van hen vloog de koning met al zijn volk naar Parijs, waar ze waren binnen 6 of 7 uren, wat nochtans wel is 19 mijlen vandaar hij lag en dat uit vrees van de Vlamingen. Dit vernam graaf Filips dat de koning gevlogen was naar Parijs en gemoed als een leeuw trok hij met zijn volk naar Senlis en viel aan alles dat ze in de weg vonden en toen ze te Dammartin kwamen vonden ze daar graaf Albery van Dammartin en zijn edelen die bij hem waren, die vingen ze en lieten ze voeren te Vlaanderen waart. De dapperheid van graaf [fol. xxxij.r] Filips was die van Parijs en ook alle Fransen een gruwel en en een afgrijselijke als ze hem hoorden noemen of dat men van hem sprak, hij doorging en doorreed al Champagne en al Frankrijk door en niemand durfde hem te weerstaan. Deze oorlog duurde 2 jaren lang, bij wijlen was het bestand van Kerstdag tot de octaaf van dertiende dag of van Vastenavond tot de octaaf van Pasen. Die aanstichters van de oorlog waren niet alleen de Normandirs, omdat Filips in tijden voorleden hen ving en de zeekant bedierf of omdat hij Cherbourg vernielde en de zeerovers onthoofde, maar het waren ook de graven van Clermont, Radulf van Coucy en de kinderen van Robert Clemens die de belangrijkste en grootste raadsheren waren van koning Filips en ze meenden was graaf Filips ten onder geweest, ze zouden de heerschappij van Artois en van Vermandois onder hen gedeeld hebben en alzo veel kwaads als graaf Filips deed in oost Frankrijk, alzo veel kwaads deden de Engelsen in Poitou en in Gascogne en in Aquitani en verbranden steden en kastelen, kloosters en kerken , en vernielden en ze verkrachtten nonnen en gehuwde vrouwen en jonge maagden, zulke overdaad was nooit niet veel gehoord nog gezien als de Engelsen daar bedreven, zulke ellende was er nooit in Frankrijk sinds de tijd van de Wandalen die al Frankrijk bijna bedierven. Binnen een bestand zo gebeurde het dat de koning van Frankrijk al zijn gereedschap maakten om met al zijn macht op Vlaanderen te komen en dat te vernielen en graaf Filips te bevechten, want de Duitse heren en die van Ardennen trokken tot hun land waart, dat was omtrent Vastenavond. Dit vernam graaf Filips dat de koning de rivier van de Ose over was om te komen te Amiens. Filips met al zijn volk van Vlaanderen trok naar Amiens om dn koning te weerstaan. Dat bestand was 14 dagen uit na de octaaf van Pasen en had geen hoop van vrede, maar dat ze slag zouden hebben tegen elkaar buiten de stad Amiens, de koning en graaf Filips. Sicut deo placuit pax ibidem facta est. ‘Als Gods vrede beslist wordt op die plek.’ |
Hoe die Graue Phelips, den Eerdtbisschop van Ryemen sandt aen den Coninc vanVranckerijcke, om Paeys te maken. [fol. xxxij.v] GOd die here ende coninc vanden warachtegen payse sandtbi sijnder godlijcker gracie in den.G.Phelips eene goedertierenvermurwinge, want hi sandt eenen Ambassaet aendeneerdtsbisscop van riemen, dat hem soude ghelieuen te commene sprekene metten graue Phelips van elsaten. Och hoe blijde was die Coninck als hy dat hoorde, die welcke badt deneerdtsbisschop van Ryemen dat hem gheliefde so te sprekene tusschen beeden, dat men mochte een middel vinden datmenniet en vochte. Die eerdtsbisscop commende byden graue Phelips, vraechde hem sine beliefte, ende waer omme dat hi hem ontboden hadde, onder andere vriendelijcke woorden die si te samen hadden, so syde die graue phelips. Mi is leedt dat dye vlamingen hem moeten weeren ende vechten yeghen harenouerheer den Coninc van Vranckerijcke, my verwondert seere dat die coninck mijn landt ende mijn erue, ende sijn landt dat ick van hem te leene houde, scelgieren ende verderuen wille, ende wat mach hem lusten sijn volc ende kinderen doot te slane, ende te verderuene, het ware betere dat hy paysyuelicke leuede, ende dat hem sine leenhouders met weerdichedenghetrauwelick dienden, ende met obediencien, dan dat hijse veriaechde van hem, ende daer yegen vochte, of dootslouge. Doen sprac die eerdtsbisschop van Ryemen. Soudt ghy willenpays maken, ende commen den coninc van Vranckerijcke ter ghenaden ende staen te sinen seggene. Phelips die sprac, het ware betere pays dan onvrede, ende ic wilde wel dat die coninck sijn volc in payse liete. Ick weet wel als ouer my sprekende, endeouer mijne landen die ic vander croone houde, als Artoys, Vermandoys, ende Vlaendren, tusschen der schelde ende der zee, nyement en esser die wille of meeninge heift yegens den Coninc te vechtene, het en ware yegens den graue vanCleirmont, yegen Radulf van couchij ende yegens dye kinderenvan cleirmont, diemen heet Clement, die den coninck ingheblasen hebben te confisquierne, mijn lant vanvermandoys, ende aertoys, om dat selue te besittene, alsoot baerblijckelic is, ende als van te stane ten wille vanden coninck, als hem ghenade te biddene, daer toe segghick dat ick noeyt en misdede yeghen den coninc, Als van chierburch so segghic dattet was een roofnest, daer vele roouers inne waren, het scoffierde die gheheele croone, ende al kerstenheit deure. Als vander iusticie binnen Vlaendren ghedaen vp die edele vanNormandye. Ick segge dat die keyserlijcke kindren van prusen dye holpense vangen, ende sagense iusticieren, twelc was grotelic ter eeren vander crone van vranckerijcke, endehadmense te lijue ghelaten, alle dye crone van Vranckerijcke hadder of gheschoffiert gheweest, ende al kerstenheyt deure. Phelips dye seyde, vadere spreickt doch ten besten yegen onsen here den coninck ende wilt hi niet vechten, so ghedraghicx mi in hem, ende ic wil gheerne staen tsinen dienste, eest hem vannode, ic wil gheerne auentueren lijf ende goet tsijnder eeren, omdie croone te beschermene ende in eeren te helpen houdene. Die bisscop maecte een bestant van.viij.dagen lanc, huyter name vanden coninc. Ende die bisschop byden coninc commende, ende die sprake vanden graue van Vlaendre vertreckende, die coninc was wel ghepaeyt in die antwoorde vanden.G.phelips maer die coninc en wilde inder schande niet blijuen, endebegeerde aen phelips vier speciale casteelen, Couchy, Mondidier, Torrette, ende Calmachus, ende die heerschappie van Amiens, maer al dat remenant, artois, sinte quintens, henpyrone, vermandois soude hi paysiuelic besitten, ende ghebruycken sijn leuen lanc, ende hi soude met payse sine lieden te vlaender waert doen gheleeden, ende vp dese condicie soudemen den pays doen publyeren in allen steden, in vranckerijcke, ende in die lande vanden G.Phelips, ende in desen pays waren mede besloten die van Henegauwe. Och lieue here wat groter blijscap was alle vranckerijcke deure van desen onvoorsienlicken pays so cortelicken toe commen, ende een eynde vanden swarenghescille ende felle oorloge. Binnen deser tijt so quam die grote salladijn, ende die coninc van Ihrlխ, ende ghecreghen dye stadt van Iaffa, ende ooc dye casteelen, steden, dorpen vandenconincrijcke van akers, ende si verslougent al ten sweerde, priesters, monicken, nonnen, ende verbernden alle dye kerckenende gods huysen ende destrueirden den tempel in Ihrlխ, daer dat helich graf was, ende dooden den bisscop van bethleem, ende dye kerstenen die daer woonden, ende si destrueirden.s.ians hospitael datmen hiet [fol. xxxiij.r] Lazarus huys, ende sloughen sint Ians broeders doot, ende ooc die susteren, ende quamen bet dan.C.ende.xl.duysent sterc, endeghinghen in Damasco ende in Cesarien, ende so waer kerstenen ghewoont hadden, si verbarndent, ende versloughent al ten sweerde. Dyt gheschiede int iaer ons heren, alsmenscreef.xic.ende.lxxxviij Tunc translata est gloria domini ab ysrael. Item binnen desen iare was gheboren Lodewijc die eerste sone vanden coninc phelips bi Elizabette der coninghinne sinenwijue, der nichte vanden graue Phelips, die dochtere vanMargriete, die sustere vanden Hertoghe Phelips. Corts naer der tijt dat Lodewijc was kersten ghedaen, (Nota dat dye selue Elizabeth daer te voren drie kindren ghehadt hadde byden Coninck Phelips, maer si waren alle ionc ghestoruen) |
Hoe graaf Filips de aartsbisschop van Reims zond naar de koning van Frankrijk om vrede te maken. [fol. xxxij.v] God de heer en koning van de ware vrede zond bij zijn goddelijke gratie graaf Filips een goedertieren vermurwing want hij zond een ambassadeur, de aartsbisschop van Reims, dat het hem zou gelieven met de graaf Filips van Elzas komen te spreken Och hoe blijde was de koning toen hij dat hoorde die de aartsbisschop van Reims bad dat hemt hem geliefde zo te spreken tussen beiden dat men een middel mocht vinden zodat men niet vocht. De aartsbisschop kwam bij graaf Filips en vroeg naar zijn believen en waarom dat hij hem ontboden had onder andere vriendelijke woorden die ze tezamen hadden zo zei graaf Filips. Het is me leed dat de Vlamingen zich moeten verweren en vechten tegen hun overste heer de koning van Frankrijk en het verwondert me zeer dat de koning mijn land en mijn erve en zijn land dat ik van hem te leen hou vernielen en bederven wil en wat mag het hem lusten zijn volk en kinderen dood te slaan en te verderven, het was betere dat hij vredig leefde en dat hem zijn leenhouders met waardigheid getrouw dienden en met onderdanigheid dan dat hij ze verjoeg van hem en daartegen vocht of dood sloeg. Toen sprak de aartsbisschop van Reims. Zou ge vrede willen maken en komen de koning van Frankrijk te genade en staan tot zijn zeggen. Filips die sprak, het was beter vrede dan onvrede en ik wilde wel dat de koning zijn volk in vrede liet. Ik weet wel als ik voor mij spreek en voor mijn landen die ik van de kroon hou als Artois, Vermandois en Vlaanderen tussen de Schelde en de zee is er niemand die wil of bedoeling heeft tegen de koning te vechten, het was tegen de graaf van Clermont, tegen Radulf van Coucy en tegen het kind Clermont die men noemt Clement die de koning ingeblazen heeft te confisqueren mijn land van Vermandois en Artois om dat zelf te bezitten alzo het duidelijk is en als van te staan ten wille van de koning als hem genade te bidden, daartoe zeg ik dat ik nooit misdeed tegen de koning, Als van Cherbourg zo zeg ik dat een roofnest was waar vele rovers in waren, het schoffeerde de gehele kroon en heel christenheid door. Als van de justitie binnen Vlaanderen gedaan op de edelen van Normandi. Ik zeg dat die keizerlijke kinderen van Pruisen die hielpen vangen en zagen ze berechten wat was groot ter ere van de kroon van Frankrijk en had men levend gelaten de hele kroon van Frankrijk was er van geschoffeerd gewest en heel christenheid door. Filips die zei, vader spreek toch ten beste tegen onze heer de koning en wil hij niet vechten zo gedraag ik me met hem en ik wil graag tot zijn dienst staan, is het hem nodig wil ik graag avonturen lijf en goed tot zijn eer om de kroon te beschermen en in eer te helpen houden. Di bisschop maakte een bestand van 8 dagen lang uit de naam van de koning. En de bisschop die bij de koning kwam en sprak van graaf van Vlaanderen en verhaalde was de koning was goed gepaaid in de antwoorde van graag Filips maar de koning wilde in de schande niet blijven en begeerde van Filips vier speciale kastelen, Coucy, Montdidier, Torrette en Calmachus (?) en de heerschappij van Amiens, maar al dat overbleef, Artois, Saint Quentin en Pirons, Vermandois zou hij vredig bezitten en zijn leven lang gebruiken en zou met vrede zijn lieden te Vlaanderen waart laten begeleiden en op deze conditie zou men de vrede publiceren in alle steden in Frankrijk en in de landen van graaf Filips en in deze vrede waren mede besloten die van Henegouwen. Och lieve heer, wat grote blijdschap was heel Frankrijk door van deze onvoorziene vrede die zo gauw toekwam en het einde van zware geschillen en felle oorlog. Binnen deze tijd zo kwam die grote Saladin en di koning van Jeruzalem en kregen de stad Jaffa en ook de kastelen, steden, dorpen van het koninkrijk van Akers en ze versloegen alles te zwaard, priesters, monniken, nonnen, en verbrandden alle kerken, godshuizen en vernielden de tempel in Jeruzalem waar het heilige graf was en doodden de bisschop van Bethlehem en de christenen die daar woonden en ze vernielden het hospitaal van Sint Jan dat men [fol. xxxiij.r] Lazarus huis noemt en sloegen de broeders van Sint Jan dood en ook de zusters en kwamen meer dan 140 000 sterk en gingen in Damascus en in Caesarea en zo waar christenen gewoond hadden, ze verbrandden het en versloegen alles met het zwaard. Dit geschiedde in het jaar ons heren toen men schreef 1188, Tunc translata est gloria domini ab ysrael. (Vervolgens; de glorie van Israelծ Item, binnen dit jaar was geboren Lodewijk, de eerste zoon van koning Filips bij Elizabeth de koningin zijn wijf en nicht van de graaf Filips, de dochter van Margareta de zuster van hertog Filips kort nadar Lodewijk christen was gedaan. (Nota dat die Elizabeth daar tevoren drie kinderen gehad had bij koning Filips, maar ze waren allen jong gestorven.) |
Die Coninc phelips met sinen princhen van Vranckerijcke, hertoghen, grauen, Eerdtsbisscoppen, ende met sinen behuweden oom Phelips van Elsaten namen aen dat heleghe cruce, ende seyldenouer zee, naer dat helege lant, omme te sercoursene den coninc van Akere, want die stede was beleydt vanden groten Saladijn, ende hadder wel.viij.maenden voren gheleghen. Die coninghenvan Vranckerijcke ende van Inghelant, quamen ouer te Iaffa. Dit verhorende die sarasijnen, dat die coninghen van Vranckerijcke ende van Inghelant, commen waren om hem lieden te beuechtene. Die sarasijnen bedoluen hem lieden met grotenvesten, datmense van gheender side beuechten en mochte, danvander side van Iaffa. Ons lieden commende voor Akers, die vanAkers waren seere verblijt vanden fransoysen ende vanden Inghelschen. Ende dye coninc van Vranckerijcke begheerde terstont yegens die sarasijnen te vechtene, sonder langhe beyden. Ende dye sarasijnen huyt hueren vesten commende voor Akers, dye van Akers quamen huyt ghesleghen met blijdenmoede, ter hulpe van den twee coninghen, van Vranckerijcke ende van Inghelant. Die sarasijnen begonsten eerst te vechtene yeghen die fransoysen. Daer began eenen vreeselicken strijdt, ende Phelips van Elsaten commende in die battaelye mettenswarten leeu verwapent, die hie daer te voren vp den coninc van Abelijnen vechtender hant ghewonnen hadde. Die sarasijnen van Abelijnen ende van Samaryen siende desen swarten leeu, verloren alle den moet, ende vloden, achterwaerts vliedende, so versmoordender grote menichte in haerlieder vesten, daer si hem lieden mede bedoluen hadden. Ende die Saladijn, ende al sijn gheselschap, als si vernamen dat Phelips van Elsaten daer was, so vloot hi tot Cesarien, met seer luttel mannen. Ende desen strijt gheduerde bet dan.xij.heuren, als vansmorgens totter vespertijt. Ende aldaer bleuen bet dan xl.duysent sarasijnen, onder verdroncken ende doot ghesleghen. In welcken wijch ende strijt was gheuonden doot gheslegheneenen Soldaen, ende.x.coninghen gheuanghen, ende drie doot ghesleghen, ende vele Amyralen ende edele mannenverdroncken, int deysen in huerlieder selfs vesten. Die.G.phelips dede daer eene horrible moordt in die Sarasijnen. Desen wijch ghesciede int iaer ons heren.xic.ende.xc. Die sarasijnenghescoffiert traken naer Iherusalem, ende tharen lande waert. Int hende vanden seluen iare, doen beual dye grote Soldaen vanAlkare in Egypten, ende ontboot alle dye Soldanen, coninghen, ende Amyralen, diemen heet Ducen, als hertogen ende grauenvp haer lieder leenen ende ander goeden te verliesene, dat si souden zijn voor meymaent, tusschen Ihrlխ ende cesarien, byden berch van Lybano. Ende si quamen alle daer, alsoot dengroten Salladijn beuolen hadde. Daer vergaderden.x.Soldanen, ende.xxix.coninghen, ende bet dan.iijc.Amyralen, Ende die principale sarasijnen ghingen beleghen Akers, ende si dedender assaut vp, ende beclomment, maer die van binnen weerden hemsoe vromelicken, ende menich sarasijn worter van den muere ghesteken, ende braken den hals, ende vele versmoordere in die vesten. Die van akers ontboden in Griecken, in candia, te Roome, ende al kerstenrijcke deure, hoe si vanden sarasijnen beleyt waren, ende datmen hemlieden haestelic sercours doen soude, want die macht vanden sarasijnen was so groot, dat sijt niet en souden mogen houden, maer souden moeten haer liederstede verliesen. Eene menichte van kerstenen vergaderden, wel tot xxxvim. ende voeren ter zee deur Griecken te Syrien waert, endeeer si quamen in Surien, so wort Akers ghewonnen vandensarasijnen, ende sy verslougen al dat in Akers was, weer man, wijf of kijndren, ende die kerstenen commende in Suryen, [fol. xxxiij.v] Ariueirden tusschen Iaffa ende Akers. Ende dye sarasijnen dyt vernemende, quamen huyt alle sloten, ende omringden die kerstenen, die welcke waren seer cleene menichte, yeghens den grooten hoop vanden sarasijnen. Aldaer was seere gheuochten, want dien wijch ende strijt gheduerde twee daghen lanc, vp deneersten dach so warender alte vele sarasijnen versleghen, maer vp den anderen dach, so bleuer vele kerstenen doot, wel tot.lxm.waer inne waren veel edele heren, als bisscoppen, grauen hertogen, ende phelips van elsaten was int middel vanden sarasijnen, daer hi grote vromicheyt dede. Ende dit ouermerckende die Soldanen ende heydensche coninghen, si deden grote poogheruye omme phelips van elsaten te verslane, ende also weder den swarten leeu vp hem te winnene, emmer byder hulpe van gode die graue ontghinc daer huyt dien strijdt, maer hi wort daer so ghewont dat hi daer of starf, vp den xxij.dach naer den groten wijch, twelc was vp den.x.dach in meye, ende dye.G.phelips ouerleet vp den eersten dach in wedemaent. Int iaer ons heren.xic.ende.xci.ende wort begrauenin sinter Nyclaeus kerckhof, buyten der stadt van Akeren, in welc kerchof waren ooc begrauen bet dan vijftich Bisscoppen, grauen, hertoghen, ende lantheren, dye inden voorseyde grotenstrijt bleuen, of daer so ghequetst waren, dat sijer of storven. Item dit sijn die heydensche ende sarasijnsche princhen, die inden voornoemden strijt waren. Item.x.soldanen, eerst vanAlkare in Egypten, Daniette in Alexandrien, Rochebrun mecha, in arabia Persen, Cordes, Persydes, Affrica, Damasco, Bauldas. Item.xxix.coninghen, eerst Ihrlխ, Abelijne, Egypten, Olofernen, Iherico, Surs, Damascene, Becaes, Swartberch, Labre, Lybea, die doode zee, sarcken vander rooder zee, Melyden, Thunes, Armenye, tartarie, Turckye, Barbarye, sarbas, Borgerye, garnate, Yuore, Auoriantu, Antefijs, Galylee, Anthiocie, Nichee, Balakye, ende commanye. Binnen desen iaren dat den groten wijch gheschiede voor Akers, die coninghinne Machtilt van Poortingale weduwe vanden. G. phelips van elsaten verhorende die mare, hoe dat haer man seere gequetst was voor Akers, endedaer of starf, ende begrauen was terplaetsen alstvoorseyde is, ende meer dan.lx.edele met hem, die alle verslegen warenvanden sarasijnen. Dye voorseyde vrauwe Machtilt ghinc te clereuaulx, daer haers mans eerste wijf begrauen was, endedede daer maken een schone cappelle, ende.iij.sepultueren daer inne, deene voor phelips haren man, ende eene voor zijn eerste wijf vrauwe elysabette van vermandoys, die si dede ontgrauen, ende in die nieuwe sepultuere leggen. Ende dede halen phelips dode lichame van bi akers, ende bringhen te Clereuaulx, endededet daer begrauen, ende eene seere schone huytvaert doen ouer sine siele, twelck gheschiede int iaer.xic.ende xciij. Dese phelips hilt tlant van Vlaendren in groten payse ende in eeren, deur al dat hy ten ij.stonden oorlogede yeghen die Normans, ende ooc yeghen Hollant, ende zeelant, ende eygen die Fransoysen. Item hi was die edelste van alle sine voorsaten in rijcheden van state, ende vul van eeren, oueruloeyende, in vroedscepen ende van goedenrade, moedich ende vroom in fayten, van wapenen, altoos seghe ende victorie hebbende, muegende ende machtich, ende rechtueerdich in iusticien endevonnessen, nyement die quaet daden so groot die hy spaerde, met allen rechten mochtmen hem compareren een vanden Machabeeuschen, den monicken ende religieusen boot hi alle weerdicheyt, hi eerde die clergye, hi beschemde den aermen, ende bi wijlen hoorde hi die causen vanden religieusen, alsmenlieden ongelijck dede, hem lieden helpende yegen sine baroenenofte rudders, ende yegens die edele die hemlieden haren thienden, ofte eenich ander goed onthouden wilden, ofte haerlieder renten. Ende alsmen in Vlaendren ende in Artoys hoorde dat hi doot was, tvolck was buter maten seere bedruct, ende vul van rauwen, want Vlaendren wierdt ghedeelt in drien, want die eertsbisscop Willem van Ryemen, die welcke hadde te verwarene des conincx recht, ende was rechtsweere vanden coninc, dye begheerde in vorme van rechte tonderhoudene, also dat dye graue phelips toe gheseyt hadde sijnder nichte der Coninghinne van Vranckerijc, om dat huer houdtste kint die coninc Lodewijc hebben soude, dese naervolghende heerlicheden, te wetene Bapames, Atrecht, Aryen, Hesdijn, sint Omaers, Tcasteel van Ruhout, Lens, tgraefschip van Saint pol, van Guyse [fol. xxxiiij.r] ende alle die voorseyde consenteirde ende gaft den coninc vanVranckerijcke met sijnder nichte, als haer die coninc nam in huwelijcke, maer het was een bespreck dat dye graue phelips alle dye voorseyde heerlicheden besitten ende ghebruycken soude, sijn leuen lanck gheduerende. Dit ander deel gaf hi in Duwaryen te haren lijve die coninghinne Machtilt vanpoortingale sinen wijue, Als Rijckele, Duway, Orchies, met vele ander steden daer ontrent gheleghen, als Cassele, Watene, Berghen, Borburch, ende alle den zeecant tot Nyeuport. Dat derde parcheel Ghendt, Brugge, ende Ypre, tlant van Aelst, Oudenaerde, Cortrijcke metten noordt ende Ostvrye ghecreech Boudin van henegauwe, als van Margrieten weghe, sijnder ghetrauter gheselnede, die welcke sustre was van den Graue Phelips van elsaten. Dese Phelips was die.xvij.Graue, ende licht begrauen te Cleiruaulx, als voorseyde is. |
Koning Filips met zijn prinsen van Frankrijk, hertogen, graven, aartsbisschoppen en met zijn gehuwde oom Filips van Elzas namen aan dat heilige kruid en zeilden over zee naar dat heilige land om bij te staan de koning van Aker, want de stad was belegerd van de grote Saladin en had er wel 8 maanden voor gelegen. De koningen van Frankrijk en van Engeland kwamen over te Jaffa. Dit hoorden de Saracenen dat de koningen van Frankrijk en van Engeland gekomen waren om hen te bevechten. De Saracenen bedolven zich met grote vestingen zodat men ze van geen zijde bevechten mocht, dan van de zijde van Jaffa. Onze lieden kwamen voor Akers en die van Akers waren zeer verblijd van de Fransen en van de Engelsen. En de koning van Frankrijk begeerde terstond tegen de Saracenen te vechten zonder lang te wachten. En de Saracenen kwamen uit hun vesting voor Akers en die van Akers kwamen uitgeslagen met blij gemoed ter hulp van de twee koningen van Frankrijk en van Engeland. De Saracenen begonnen eerst te vechten tegen de Fransen. Daar begon een vreselijke strijd en Filips van Elzas kwam in de slag met de zwarte leeuw gewapend die hij daar tevoren op de koning van Abelijnen vechtende hand gewonnen had. De Saracenen van Abelijnen en van Samaria zagen deze zwarte leeuw en verloren alle moed en vloden, achteruit vliedende en zo versmoorden er grote menigte in hun vesting waar ze zich mee bedolven hadden. En Saladin en al zijn gezelschap toen ze vernamen dat Filips van Elzas daar was zo vloog hij tot Caesarea met zeer weinig mannen. En deze strijd duurde meer dan 12 uren lang, als van Լ/span>s morgens tot vespertijd. En aldaar bleven meer dan 40 000 Saracenen, waaronder verdronken en dood geslagen. In die strijd was gevonden een dood geslagen sultan en 10 koningen gevangen en drie dood geslagen en vele admiralen en edele mannen verdronken in terug trekken in hun vesting. Graaf Filips deed daar een verschrikkelijke moord in die Saracenen. Deze strijd geschiedde in het jaar ons heren 1190. Die geschoffeerde Saracenen trokken naar Jeruzalem en hun landen waart. In het einde van dat jaar toen beval de grote sultan van Cairo in Egypte en ontbood alle sultans en admiralen die men ducen noemt, als hertogen en graven op hun leen en andere goederen te verliezen dat ze zouden zijn voor mei maand tussen Jeruzalem en Caesarea zijn bij de berg Libanon. En ze kwamen allen daar, alzo de grote Saladin bevolen had. Daar verzamelden 10 sultans en 29 koningen meer dan 300 admiralen. En de belangrijkste gingen Akers belegeren en ze deden er een aanval op en beklommen het, maar van binnen verweerden zich zo dapper en menige Saraceen werd er van de muur gestoken en braken de hals en vele versmoorden er in de vesting. Die van Akers ontboden in Griekenland, in Kreta, te Rome en al christenrijk door hoe ze van de Saracenen belegerd waren en dat men hen haastig bijstand zou doen, want de macht van de Saracenen was zo groot dat ze het niet zouden mogen houden, maar zouden hun stad moeten verliezen. Een menigte van christenen vergaderden, wel tot 36 0000 en voeren ter zee door Griekenland te Syrië waart en eer ze kwamen in Syrië zo werd Akers gewonnen van de Saracenen en ze versloegen alles dat in Akers was, was het man, wijf of kinderen en de christenen kwamen in Syrië en [fol. xxxiij.v] arriveerden tussen Jaffa en Akers. En de Saracenen vernamen dit en kwamen uit alle burchten en omringden de christenen wat een zeer kleine menigte was tegen de grote hoop van de Saracenen. Aldaar was zeer gevochten want die strijd duurde twee dagen lang. Op de eerste dag zo waren er al te veel Saracenen verslagen, maar op de volgend dag zo bleven er vele christenen dood, wel tot 60 000 waarin waren veel edele heren als bisschoppen, graven, hertogen en Filips van Elzas was in het midden van de Saracenen waar hij grote dapperheid deed. En dit bemerkten de sultans en heidense koningen, ze deden grote pogingen om Filips van Elzas te verslaan en alzo weer de zwarte leeuw op hem te winnen en immer met de hulp van God ontging de graaf daar uit die strijd, maar hij werd daar zo gewond dat hij daarvan stierf op de 22ste dag na de grote strijd wat op de 10de dag was van mei en graaf Filips overleed op de eerste dag in juni in het jaar ons heren 1191 3n werd begraven in Sint Nicolaas kerkhof buiten de stad Akers en in dat kerkhof waren ook begraven meer dan vijftig bisschoppen, graven, hertogen en landheren die in de grote strijd bleven of zo gekwetst waren dat ze er van stierven. Item, dit zijn de heidense en Saraceense prinsen die in die strijd waren. Item, 10 sultans eerst van Cairo in Egypte, Daniette in Alexandrie, Rochebrun, Mekka, in Arabie, Persen, Cordes, Persydes, Afrika, Damascus, Bauldas. Item 29 koningen, eerst Jeruzalem, Abelijnen, Egypte, Olofernen, Jericho, Sur, Damascus, Becaes, Zwartberg, Labre, Lybie, de Dode Zee, Sarcken van de Rode Zee, Melyden, Tunis, Armenie, Tartaren, Turkije, Barbarijen, Sarbas, Borgerye, Garnate, Yvore, Avoriantu, Antefijs, Galilea, Antiochi, Nichae, Balakye, en Commanye. (niet allen bekend) Binnen deze jaren dat die grote strijd geschiedde voor Akers hoorde koningin Machtilt van Portugal, weduwe van graaf Filips van Elzas, het bericht hoe dat haar man zeer gekwetst was voor Akers waarvan hij stierf en begraven werd ter plaatse zoals het voorgezegde is en meer dan 60 edelen met hem die allen verslagen waren van de Saracenen. Die vrouw Machtilt ging te Clervaux waar het eerste wijf van haar man begraven was en liet daar maken een mooie kapel en 3 grafzerken waarvan de ene voor Filips haar man en een voor zijn eerste wijf vrouw Elisabeth van Vermandois die ze liet ontgraven en in de nieuwe grafzerk leggen. En liet halen Filips dode lichaam uit Akers en te Clervaux brengen en liet het daar begraven en een zeer mooie uitvaart doen over zijn ziel, wat geschiedde in het jaar 1193. Deze Filips hield het land van Vlaanderen in grote vrees en eer door al dat hij te 2 tijden oorloogde tegen de Normandirs en ook tegen Holland en Zeeland en tegen de Fransen. Item, hij was de edelste van alle zijn voorzaten in rijkheid van staat en vol van eer overvloeiend in vroedschappen en van goede raad, moedig en dapper in feiten van wapens altijd had hij zege en victorie, vermogend en machtig en rechtvaardig in justitie en vonnissen, niemand die kwaad deed die hij zeer spaarde en met alle rechten mocht men hem vergelijken met een van de Makkabeen, de monniken en religieuzen bood hij alle waardigheid, hij eerde de geestelijkheid, hij beschermde de armen soms hoorde hij de oorzaak van de religieuzen als men hen ongelijk deed en hielp hem tegen zijn baronnen of ridders en tegen de edelen die hun tienden of enig ander goed onthouden wilden of hun renten. En toen men in Vlaanderen en in Artois hoorde dat hij dood was toen was het volk uitermate bedroefd en vol van rouw, want Vlaanderen werd in drien verdeeld want de aartsbisschop Willem van Reims, die het koningsrecht had te bewaren en was de neef van de koning, die begeerde het in vorm van recht te onderhouden, alzo dat graaf Filips toegezegd had zijn nicht der koningin van Frankrijk omdat aar oudste kind koning Lodewijk hebben zou deze navolgende heerlijkheden, te weten Bapaume, Atrecht, Arin, Hesdin, Sint-Omaars, het kasteel van Rihoult, Lens, het graafschap van Saint pol, van Guise [fol. xxxiiij.r] en allen die stemde hij toe en gaf het de koning van Frankrijk met zijn nicht als de koning haar nam in huwelijk, maar het was een bespreking dat graaf Filips alle die heerlijkheden bezitten en gebruiken zou zijn lang durend. Dit ander deel gaf hij in levensonderhoud koningin Machtilt van Portugal, zijn wijf, Als Rijkel, Dowaai, Orchies, met vele ander steden daar omtrent gelegen als Kassel, Watene (Ledegem), Bergen, Bourbourg en alle zeekant tot Nieuwpoort. Dat derde part Gent, Brugge en Ieper, het land van Aalst, Oudenaarde, Kortrijk met de Noord en Oost vrije kreeg Boudin van Henegouwen als vanwege Margriet, zijn getrouwde gezellin die zuster was van graaf Filips van Elzas. Deze Filips was de 17de graaf en ligt begraven te Clervaux. |
Van Boudin van Henegauwe, den.xviij.Graue van Vlaenderen, die welcke behuwede dat graefscip aen vrauwe Margriete, dochtere van Diederick van Elsaten. Dat.xxiiij.Capittel. BOudin van Henegauwe dye wort graue van Vlaendren, als van sijns wijfs weghe vrauwe margriete, die dochtere van Diederic van elsaten, ende sustere vanden voornoemden Phelips vanelsaten, ende ooc dochtere van der heleger vrauwe Sybelye des conincx dochter van Ihrlխ, ende naer die doot van hueren vader, so was haer broeder coninc van Iherusalem. Ende sijn moeder Sybelye woonde bet dan xij.iaren in een clooster vannonnen, dye hospitael susteren waren, ende diende daer die siecken ende aerme lieden ende pelgryms in sint Ians hospitael, datmen heet Lazarus huys, dye welcke gaf Diederic haren man dat helege bloet, dat nv te Brugge rust in s.Baselis kercke. Dye coninc Phelips van Vranckerijcke, dye welcke te wijue hadde ghehadt des voorseyde Boudins van Henegauwe dochtere, die welcke starf binnen der tijt dat haer man die coninc voor Akers was in Suryen. Desen voorseyde coninc van Vranckerijcke commen sijnde van ouerzee, in dye kerstdaghen, daer naer hilt eene grote feeste, ende ontboot alle sine edele ter voorseydefeeste, daer ontboodt die coninc ooc Boudin van Henegauwe sinen sweer, die welcke vader was vander coninginne, des conincx Phelips wijue, die welcke binnen dyen iaren ouerleden was. Die coninc sprac sine edele blijdelic toe, ende ontfincse seere minlicken, sonder alleen Boudin van henegauwe, die en sprack hi niet toe, maer keerde sijn hooft onweerdelick vanhem, ende besach hem als of hi gram vp hem gheweest hadde. Doen peynsde Boudin hoe dat hi in voorleden tijden, als die coninc ende die.G.phelips oorlooghden yeghens malcanderen, datmen meer ghehelt was met ionsten tot den.G.phelips dan tot den coninc die sine dochtere had te wijue, ende peynsde of hy dat nv vp hem soude willen wreken. Ende aldus die.G.Boudin merckende dye onweerde vanden coninc te hemwaerts, hi stal hem seluen al heymelic huyt des conincx Pallays, sonder oerlof te nemene, ende quam te vlaendre waert. Ende die.G.Boudin perplecx wesende, begheerde raet aen die edele van vlaendrenende van Henegauwe, hoe hy den coninck payen soude om tot sijnder vrientscap te commen. Inden raet was ghesloten dat [fol. xxxiiij.v] die Abt Daneel van Cameroen, ende den Abt Symoen vanAngnencen souden trecken als Ambassadeurs ende als middelaers, ende gaen spreken den Coninc ende den Bisschop van Ryemen die des conincx recht hadde te bewarene. Endedaer wast so soetelick ghepreponeirt vanden Abdt van Cameroen dat die coninc, ende al sinen edelen raedt daer inne ghepaeyt waren, doen was daer verhaelt, die belofte van den graue Phelips als hy sine nichte svoorseyde graue boudins dochtre gaf in huwelicke, dat naer sine doodt west vlaendrensoude toecommen Lodewijcke den sone vander Coninghinne sijnder nichte. Ende die eerdtsbisscop Willem van Reyemen ende die bisscop Pieter van Atrecht quamen in Henegauwe endemaecten den paeys tusschen den coninc van Vranckerijcke, endeBoudin van henegauwe, dies so soude boudin eeuwelicke laten westvlaendren, twelc besitten soude Lodewijc des conincx houdtste sone ende sine naercommers, dats te wetene Bapamen, Atrecht, Hesdijn, Leus, Bolloegnen ende dat graefschip van saint Pol, Guysen ende Lylers. Ende hier inne so consenteirde die graue Boudin van Henegauwe. Ende hiermede so wast Pays tusschen den coninc, ende den graue boudijn voorseyde. Ende die graue boudin trac metten voorseyde bisschoppen dye desen paeys ghemaect hadden naer parijs ende dede den coninc manschip van oostvlaendren. Dese boudin hadde twee sonen bi margrieten sinen wijue, als Boudin van mons, een edel ende vroom prinche, die naerderhandt al Grieckenlandt bedwanc ende was te Constantynoble ende wordt daer Keyser, dander sone hiet Heynric, ende was Graue van Aenyau, ende naer sijns broeders doodt wardt oock Keyser van Consantinoble, ende vanAndere noble, dese Heynrick hadde twee dochteren, deene was Abdesse te meessene, dander gheheeten Elisabeth, was coninghinne van Vranckerijcke, ende was sinte Lodewijcx groote vrauwe. Ende als Boudin vlaendren gheregiert hadde in grooten payse ontrent vier iaren tijds, doen starf die graefnede margriete sijn wijf, die welcke licht begrauen te sint Donaes te brugge inden choor, aen die Noordtsyde also men gaet naer die sanctuarye, ende dat graefscip van vlaendren quam toe Boudin van mons die dhoudtste sone was, ende hi versach sinen sone te wijue vrau Marye, des grauen heyndricx dochtere, vanChampaengnen, die hy hadde bi des conincx Lodewijcx des goedertieren dochtere. Ende Boudin van Henegauwe hilt dat graefschap van Henegauwe, ende Boudin van henegauwe, naer dye doot van sinen wijue leifde ontrent onderhalf iaer, ende hy was begrauen te Haens in Vermandoys. |
Van Boudin van Henegouwen, de 18de graaf van Vlaanderen die behuwde dat graafschap van vrouw Margriet, dochter van Diederik van Elzas. Dat.24ste kapittel. Boudin van Henegouwen werd graaf van Vlaanderen, als vanwege zijn wijf vrouw Margriet, de dochter van Diederik van Elzas en zuster van Filips van Elzas en ook dochter van der heilige vrouw Syblla de koningsdochter van Jeruzalem en na de dood van haar vader zo was haar broeder koning van Jeruzalem. En zijn moeder Syblla woonde meer dan 12 jaren in een klooster van nonnen die hospitaal zusters waren en diende daar de zieken en arme lieden en pelgrims in Sint-Jans hospitaal dat men Lazarus huis noemde die haar man Diederik gaf dat heilige bloed dat nu te Brugge rust in Sint Basilius kerk. De koning Filips van Frankrijk, die tot wijf gehad te de dochter van Boudin van Henegouwen die stierf binnen de tijd dat haar man de koning voor Akers was in Syrie. Deze koning van Frankrijk was gekomen van over zee in de Kerstdagen en daarna hield hij een groot feest en ontbood al zijn edelen ter feest en daar ontbood hij ook Boudin van Henegouwen, zijn zwager, die vader was van de koningin, het wijf van koning Filips die binnen die jaren overleden was. De koning sprak zijn edelen blijde toe en ontving ze zeer minlijk, uitgezonderd alleen Boudin van Henegouwen, die sprak hijniet toe, maar keerde zijn hoofd onwaardig van hem en bezag hem alsof hij gram op hem geweest was. Toen peinsde Boudin hoe dat hij in voorleden tijden toen de koning en graaf Filips oorloogden tegen elkaar dat men meer betaald was met de gunsten tot graaf Filips dan tot de koning die zijn dochter tot wijf had en peinsde of dat zich nu zou willen wreken. En aldus merkte graaf Boudin de onwaarde van de koning te hem toe en ging heimelijk uit het paleis van de koning zonder verlof te nemen en kwam te Vlaanderen waart. En graaf Boudin die perplex was begeerde raad aan de edelen van Vlaanderen en van Henegouwen hoe hij de koning paaien zou om tot zijn vriendschap te komen. In de raad was besloten dat [fol. xxxiiij.v] abt Daneel van Cambron en de abt Symoen van Angnencen(?) zouden trekken als ambassadeurs en als bemiddelaars en gaan spreken de koning en de bisschop van Reims die koningsrecht hadden te bewaren. En daar was het zo lieflijk voorgesteld van de abt van Cambron dat de koning en al zijn edele raad daarin gepaaid waren, toen was daar verhaald de belofte van graaf Filips toen hij zijn nicht, graaf Boudin dochter in huwelijk gaf dat na zijn dood west Vlaanderens zou toekomen aan Lodewijk, de zoon van de koningin, zijn nicht. En de aartsbisschop Willem van Reims en bisschop Pieter van Atrecht kwamen in Henegouwen en maakten vrede tussen de koning van Frankrijk en Boudin van Henegouwen, dus zo zou Boudin eeuwig laten west Vlaanderen wat bezitten zou Lodewijk, de oudste zoon en zijn nakomelingen, dat is te weten Bapaume, Atrecht, Hesdin, Leus, Boulogne en dat graafschap van Saint-Pol, Guise en Lille. En hierin stemde graaf Boudin van Henegouwen toe. En hiermede zo was het vrede tussen de koning en graaf Boudin. En graaf Boudin tok met die bisschoppen die deze vrede gemaakt hadden naar Parijs en deed de koning manschap van oost Vlaanderen. Deze Boudin had twee zonen bij Margriet, zijn wijf, als Boudin van Mons, een edele en dappere prins die naderhand al Griekenland bedwong en was te Constantinopel en werd daar keizer, de andere zoon heette Hendrik en was graaf van Anjou en na de dood van zijn broeder werd hij ook keizer van Constantinopel en van andere nobele, deze Hendrik had twee dochters, de ene was abdis te Mesen, de ander geheten Elisabeth, was koningin van Frankrijk en was Sint Lodewijk grote vrouw. En toen Boudin Vlaanderen geregeerd had in grote vrede omtrent vier jaren tijd toen stierf gravin Margriet, zijn wijf en die ligt te Sint Donaas te Brugge in het koor aan de noordzijde alzo men gaat naar het sanctuarium en dat graafschap van Vlaanderen kwam toe aan Boudin va Mons die de oudste zoon was en hij voorzag zijn zoon tot wijf vrouw Maria de dochter van graaf Hendrik van Champagne die hij had van de dochter van koning Lodewijk de goedertieren. En Boudin van Henegouwen hield dat graafschap van Henegouwen en Boudin van Henegouwen leefde na de dood van zijn wijf omtrent anderhalf jaar en werd begraven te Haans (?) in Vermandois. |
Van Boudin van Mons, den.xix.Graue, die welcke wart coninc van Griecken ende Keyser van Constantinoble, ende bleef naemaels versleghen in Turckyen. Dat.xxv.Capittel. BOudin van mons die daer naer coninck was van Griecken, endeKeyser van Constantinoble, hy was die.xix.Graue van Vlaendren. Het gheuiel int iaer.M.ende.ijc.dat die coninc Phelips eene groote feeste hilt inde kersdaghen, ende ontboot bi hem alle sine edele Ende daer waren te diere feeste van vele van den heeren, diueersche beloften belooft. Ende daer was ter maeltijt eenenpaeu ghereedt [fol. xxxv.r] Ende die graue Boudin horende vele van diuerschen beloften, ghedaen byden heeren daer yegenwoordich, beloefde daer gode ende dien paeu, dat hi nemmermeer wapen aen doen en soude yeghen dye kerstenen, maer vp die ongelouege heydenen endevianden gods, die sinen oom phelips van elsaten ghequetst endeghedoot hadden, ende sijnen houden oom den coninc van Ihrlխ vermoort, ende dat hi te Iherusalem trecken soude. Dit horende vele biscoppen ende andere weerlicke heren, si beloefden, in dien si consent vanden coninc ghecrijghen consten, met hem te treckene te Ihrlխ, twelck hemlieden die coninc consenteirde. Daer beloefden vele edele mannen van gheboorten endeprinchen dat si inder ghelijcke gheen wapenen aen doen en souden, dan yeghen die sarasijnen. Ende alle die ghene die mede trecken souden, beloefden binnen.iij.maenden bereedt te sijne, ende koren daer den graue Boudin voor haren Amirael, ende omhuerlieder leedtsman te sine. Ende dat segghen was, so wie hemvolgen wilde, dat si hem vinden souden int heynde vandenMaerte te Venegien. Ende sonderlinghe alle dye hier naer gheschreuen staen, beloefden mede te treckene, ende lijf endegoedt te auentuerene, yegen dye sarasijnen voor dat kerstengeloue. Eerst Heindric.G.van aniau graue Boudins broedere, Lodewijc graue van bloys, Marquis van monferraert, Thybault sconincx phelips van spaengnen broedere, die graue van persen, die graue van saint pol, dye graue Symon van monfoort endesijn broeder, die graue Buyot, merian van nielle, Inghelramgraue van buenen met sinen drie broeders, Reynout vandampiere Paeyenus van orlyens, Boudin van bailleur, Pieter van barselles, viere duytsche bisschoppen, die bisschop van soyson, die bisscop van terenburch, die bisscop van tours, Pieter brachels, Boudwijn van beaurenoyr. Item noch grote menichte van volcke, als fransoysen, inghelschen, ende spaengiaerden, ende vlamingen vonden hem ten beteekenden dage te Venegien, omme mede naer Iherusalem te varene. Dese reyse ende vpstel vernemende den grooten salladijn van suryen, dat dye kerstenen met sulcker mach vp reyse waren, omme te commene naer Ihrlխ, hi sandt den prinche van Venegien duysent marc van sijnen goude, ende bouen dien, so beloefde hi dat die Veneidcianen souden moghen varen ende trecken deur al Egypten lancx en dweers, deur al Damasco, ende Arabyen, anthiocien, ende alle Suryen deure, vp datmen Boudin vanmons, noch nyement van sinen gheselschepe, gheene schepenleenen noch verhueren en soude, ende datmen hemlieden riede weder thusewaert te keerene. Die hertoghe van Venegien verboot op thooft dat niement soe coene ware eenich volck vanwapenen ouer te voeren na Ihrlխ, Boudin van mons siende dat men te vergheifs lach te venegien, hi riet datmen trecken soude te Geneuen. Dit vernemende die hertoghe van Venegien, hie seyde hemlieden al biddende. Och edele heeren vanVranckerijcke, in Griecken is die stadt Gazara die die kersten cooplieden daghelicx groot grief doet, het waer salegher endevan meerder verdiente, die roouers ende moordenaers te ghecrijghene, ende die te destrueirne, dan te Ihrlխ, met vreesen vanden heydenen te treckene, wilt die voorseyde stadt die ons toebehoort dwingen, wi sullen v voorsien van schepen sonderhuwen cost, ende Gazara ghecreghen, wilt dan voordt beuechten die quade Griecken, die seere quade kerstenen sijn. Dit vernamdie graue Boudin ende sijn gheselscap, die seer blijde waren, ende si ghinghen te schepe, ende voeren te Gazara, die vyant ende rebel waren den veneidcianen, ende si ghecreghen die stadt binnen.xiiij.daghen met foortsten, ende roofden dye stadt, ende maectense subiect ende onderdanich den prinche van Venegien. Binnen deser tijt soe quam die nieumare, dat die Keyser Crysac van Constantinoble, beede sine oghen huyte ghesteken waren in een clooster van vrauwen, ende sijn broeder Alexis die hadde dat ghedaen doen, want hi begeerde selue keyser te sijne, ende te vsurperen dye Keyserlicke croone, endehy veriaechde den keyser Crysac huyt Constantinoble. Des keysers Crysacx wijf ontboot haren broeder, den coninc vanHongherien dat hi haer wilde helpen wreken dye schade endeschande die haren here den Keyser, haren man ghedaen was, ende helpen dat haer sone die alexis hiet, die ontrent.xix.iaren houdt was, dat hi mochte in die stede van sinen vader Keyser ghecroont sijn. Die coninck van Hon- [fol. xxxv.v] gherien quam te Gazara, ende badt Boudin van mons dat hi hemwilde bijstandicheyt doen met alle den Fransoysen om den broedere Alexis vander keyserlicheyt te helpen veriaghene, ende den keyser Crysac metsgaders sinen ionghen sone weder te stellene in sine Keyserlicke maiesteyt. Die coninc vanHongherien gaf Boudin dat last, ende men dede sine schepen voorsien van vytaelien ende van ghescotte, ende vangeleytsmannen die hem lieden beweghen souden. Ende die fransoysen commende voor Constantinoble by nachte, ende met groter cracht ghinc boudin van mons van stonden aen, metsgaders den Vlaminghen ende beclommen dat galatas, twelc was eenen groten torre staendevp die hauene. |
Van Boudin van Mons, de 19de graaf die koning van Griekenland werd en keizer van Constantinopel en bleef later verslagen in Turkije. Dat 25ste kapittel. Boudin van Mons die daarna koning was van Griekenland en keizer van Constantinopel, hij was de 19de graaf van Vlaanderen. Het gebeurde in het jaar 1200 dat koning Filips een groot feest hield in de Kerstdagen en ontbood bij hem al zijn edele. En daar waren te die feest vele van de heren diverse beloften beloofd. En daar was ter maaltijd een pauw bereid. [fol. xxxv.r] En graaf Boudin hoorde van vele diverse beloften gedaan daar bij de heren tegenwoordig en beloofden daar God en de pauw dat hij nimmermeer wapen aandoen en zou tegen de christenen, maar op de ongelovige heidenen en vijanden Gods die zijn oom Filips van Elzas gekwetst en gedood hadden en zou oudoom, de koning van Jeruzalem vermoord en dat hik te Jeruzalem trekken zou. Dit hoorden vele bisschoppen en andere fatsoenlijke heren en ze beloofden indien ze toestemming van de koning krijgen konden met hem te trekken naar Jeruzalem, wat de koning toestond. Daar beloofden vele edele mannen van geboorte en prinsen dat ze dergelijk geen wapens aan doen zouden, dan tegen de Saracenen. En al diegene die mede trekken zouden, beloofden binnen 3 maanden gereed te zijn en kozen daar graaf Boudin voor hun admiraal en hun leidsman te zijn. En dat zeggen was, zo wie hem volgen wild, dat ze hem vinden zouden in het eind van maart te Veneti. En vooral allen die hierna geschreven staan beloofden mee te trekken en lijf en goed te avonturen tegen de Saracenen voor dat christen geloof. Eerst Hendrik, graaf van Anjou, de broeder van graaf Boudin, Lodewijk, graaf van Blois, markies van Montferrand, Thybault , de broeder van koning Filips van Spanje, de graaf van Persen (?), de graaf van Saint-pol, de graaf Symon van Montfoort en zijn broeder, graaf Buyot, Merian van Nielles, Inghelram, graaf van Boulogne met zijn drie broeders, Reynout van Dampierre Paeyenus van Orleans, Boudin van Bailleau, Pieter van Barselles (?) vier Duitse bisschoppen, de bisschop van Soissons, de bisschop van Throuanne, de bisschop van Tours, Pieter Brachels, Boudewijn van Beauvoir. Item, nog grote menigte van volk als Fransen, Engelsen, Spanjaarden en Vlamingen vonden zich op de getekende dag te Venetië om mede naar Jeruzalem te varen. Deze reis en voorstel vernam de grote Saladin van Syrie dat de christenen met zoՠn macht op reis waren om te komen naar Jeruzalem. Hij zond de prins van Venetië duizend mark van zijn goud en boven die zo beloofde hij dat de Venetianen zouden mogen varen en trekken door heel Egypte in de lengte en breedte, door heet Damascus en Arabië, Antiochië en heel Syrië door opdat men Boudin van Mons, nog iemand van zijn gezelschap geen schepen lenen nog verhuren zouden en dat men hen aanraadde weer naar huis te keren. De hertog van Venetie verbood op het hoofd dat niemand zo koen was enig wapenvolk over te voeren naar Jeruzalem, Boudin van Mons zag dat men tevergeefs lag te Venetie en raadde aan dat men naar Genua trekken zou. Dit vernam de hertog van Venetie en hij zei en bad hen. Och edele heren van Frankrijk, in Griekenland is de stad Anthedon die de christen kooplieden dagelijks grote onheil doet, het was zaliger en van meer verdienste die rovers en en moordenaars te krijgen en die te vernielen dan te Jeruzalem met vrees van de heidenen te trekken, wil die stad die ons toebehoort dwingen, we zullen voorzien van schepen zonder uw kosten en als we Anthedon krijgen wil dan verder bevechten de kwade Grieken die zeer kwade christenen zijn. Dit vernam graaf Boudin en zijn gezelschap die zeer blijde waren en ze gingen te scheep en voeren naar Anthedon die vijand en rebels waren de Venetianen en de kregen die stad binnen 14 dagen met geweld en beroofden de stad en maakten het subject en onderdanig de prins van Veneti. Binnen deze tijd zo kwam het nieuws dat keizer Crysac van Constantinopel beide zijn ogen uitgestoken waren in een vrouwenklooster en zijn broeder Alexis die had dat laten doen want hij begeerde zelf keizer te zijn en te toe-eigenen de keizerlijke kroon en hij verjoeg keizer Crysac uit Constantinopel. Het wijf van keizers Crysac ontbood haar broeder, de koning van Hongarije dat hij haar wilde helpen wreken de schade en schande die haar heer de keizer haar man gedaan was en helpen dat haar zoon die Alexis heette en omtrent 19 jaren oud was dat hij mocht in die plaats van zijn vader keizer gekroond zijn. De koning van Hongarije [fol. xxxv.v] kwam te Anthedon en bad Boudin van Mons dat hi hem wilde bijstand doen met alle Fransen om de broeder Alexis van de keizer te helpen verjagen en keizer Crysac mitsgaders zijn jonge zoon weer te stellen in zijn keizerlijke majesteit. De koning van Hongarije gaf Boudin de last en men liet zijn schepen voorzien van voedsel en geschut en van begeleiders die hem bewegen ouden. En de Fransen kwam voor Constantinopel bij nacht en met grote kracht ging Boudin van Mons van stonden aan, mitsgaders de Vlamingen en beklommen dat galatas, wat was een grote toren die op de haven stond. |
Hier wonnen die van Biervlyet, met vromigheyt, dat si die wapene vanConstantinoble voeren. Die van biervliet huut Vlaendren waren die ghene die desen torre eerst beclommen ende wonnen, ende staken bouen ten torre hute dye Vlaemsche bannyeren ende daelden nedere ten steeghere, ende deden opene die latijnsche poorte, die fransoysen, ingelschen, spaengiaerden, ende Hongherschen quamen al ter steden inne met groter druust, ende al dat yeghens hemlieden quam, om weere te byeden dat slouch men doot, dit vernam Alexis des keysers Crysacx broedere, die welcke beual datmen tvyer inde schepen steken soude, endedatmen dat pallays wel verwaren soude, ende also die marct, si souden gaen verwaren die mueren. Die graue Boudin siende dat tvier in die schepen ghesteken was, die vlaminghen endesonderlinghe die van bierulyet namen doen die scepen aldaer tvyer inne was, ende dedense drijuen metter vloet tot aent pyereky, daer die Ieuden woonden, twelcke was die voorburcht vander stede, ende aldaer waren vele goeder herbergen, het was dye principale voorburcht van Constantinoble, ende van desen viere ontstaken dye huysen, ende dat schoone voorburch vanpyereky verbarrende metdallen. Het volc dat van alexis weghenghestelt was, omme die marckt te bewarene, liepen omme tvier te blusschene te Pyereky, maer die graue boudin liet endeabandonneirde sijn scepen, ende ginc met machte naer die marct, die welcke hi wan. Alexis vernemende dat [fol. xxxvi.r] Boudin die marct ghewonnen hadde, ende ooc die die mueren te bewarene hadden, lieten die mueren, ende quamen ten pallayse, so dat si bi Alexis vergaderden int pallays, bet dan.vim.mannen, ende si ghinghen met machte naer die marckt, omme die weder te winnene Dit siende die vlaminghen metsgaders denduytschen datter quamen een grote menichte van griecken naer die marct, ghingender tegen, ende schuerden dye battaelie vanden griecken, so datter bet dan.iiijm.doot gheslegen waren. Ende Alexis is siende datter so vele van sinen volcke versleghenwas, hi nam die vlucht huut constantinoble, ende trac naer armenyen tot den coninc.van balacken, ende Boudin ghecreech dat pallays, daer hi in vant eenen onnoemelicken schat, endeyuweelen die den seluen Alexis toe behoorden. Boudin aldus gheweldich sijnde vanden pallayse, ende vander gheheelder stadt, ende midts dat alexis gheuloden was, so ontboodt hy den keyser Crysac ende der Keyserinne, met haer lieder sone, van.xix.iaren, ende steldese weder int pallays, in huerlieder maiesteyt, ende dye Keysere Crysack midts dat hy blent was, ende siec, ende seer cranck, so badt hi Boudin van mons, medtsgaders dat sijn sone noch ionck was, dat hem soude ghelieuen regent te sine van Constantinoble, ende te vermakene die officien in griecken. Ende Boudin bleef aldaer.vij.maendenregierende die stadt van Constantinoble, ter bede van den keyser, tot dat die keyser Crysac starf, die welcke aldaer in sinte Sophien kercke met groter eeren ende weerdicheyt begrauenwas. Ende Boudin gaf die keyserlicke croone den ionghen Alexis, des keysers Crysacx sone van.xix.iaren houdt, ende ordonneerde vanden tamelicsten poorters van Constantinoble, omme den ionghen keyser te bestierne. Maer wat gheschiede corts daer naer, Mortiflex die here van Thebeyn verhorende die doot vanden keyser Crysack, ende dat den ionghen Alexis sijn sone Keyser was, hy ordonneerde die lieden die bi nachte, den ionghen Keyser verworghen souden, ende hi reedt in griecken al weder roupen dat die Graue Boudin van mons ghedaen ende gheordonneirt hadde, in offiecien ende anderen saken, ende hi maecte sine maghen ende knapen officiers in griecken lant. Binnen deser tijt Boudin van mons merckende dat hy lange tijt te Constantinoble gheweest hadde, ende niet varre en was vanIhrlխ, ende vele van sinen volcke, ende sonderlinge die Inghelschen wilden te haren lande trecken, hi nam ende maecte sine vaerdt naer Ihrlխ, ende ontrent vier dachvaerden vanConstantynoble gheuaren sijnde, so hebben .ij.vanden ioncxsten camerlinghen den ionghen keyser Alexis bi nachte verworcht met eender dwale, ende Mortiflex, als quansuys commende in die stadt van constantinoble, dede seer heerlicke den ionghenkeyser begrauen bi sinen vader Crysac inde grote kercke vansinte Sophie, ende nam die keyserlicke crone themwaert, endeontboot die griecken ende die nieuwe officiers die hy gemaect hadde, ende si koren hem teenen keysere Ende binnen desen tijden so was Alexis des conincx crysacx broeder te andrenoble, alwast dat hi sinen broedere dien schimp ghedaen had, hi en schaemde hem nyet, maer horende vander doot van denionghen keysere, hi quam te Constantinoble, ende begeerde als bi naerhede van sijns broeders weghe, te aenveerdene die Keyserlicke croone, ende die te besittene, groot iammere endegrooten twist was binnen Constantinoble tusschen Mortiflex ende alexis, des keysers crysacx broedere. Daer was seer gheuochten ende grote bloetstortinghe daer omme in constantinoble, ende die principaelste ende heerlicste vanconstantinoble, reden bi dagen ende bi nachte tot dat si quamenbi den G.Boudin, ende vertrocken hem alle die auentueren vantgene datter ghesciet was, ende si baden hem vriendelijc dat hem soude ghelieuen weder om te keerene tot constantinoble met sinen volcke, ende Boudin met sinen volcke weder omme commende te Constantinoble, Mortiflex die besoengierde vast om keyser te sine, maer die griecken wederstonden hem, endealexis Crysacx broeder ooc in sijnder ghelijcke, ende alexis die vloot als hi hoorde dat Boudin weder keerde, want die vanconstantinoble en wilden hem gheen keyser maken, omme dat hi sinen broeder dien schimp ghedaen hadde. Item men vind die.ij.camerlinghen vanden iongen keyser alexis, ende si leden, ende bekenden, dat mortiflex aen hem lieden ghescreuen hadde om den ionghen keyser te verworghene. Die van Constantinoble holpen vanghen alle die nyeuwe [fol. xxxvi.v] officiers die hi in Griecken ghestelt hadde, ende Mortiflex siende datmen sine officiers vijnck, so vloodt hi wt Constantinoble als voorseyde es. Ende die.G.Boudin ghecreech skeysers pallays, ende die griecken vloden alte met, Ende die van Constantinoble ghinghen al te gadere te rade, om te kyesen eenen keyser, Alle flatterie of smeekende fraude, bedroch, iontste, of maleficien gheweerdt van houden tijden wast so gheordonneert, dat die patriarcken van Ihrlխ ende die Bisschop van bethleem, endedie van Spaeus weghe van ouer zee, hadden vulle auctoriteyt ende macht metsgaders die bisscoppen van dien lande, te weten van Ephesien, van Tiacyra, van Armenia ende die grieckensonderlinghe vanden lande, ende twee of drie vandennotabelsten poorters vander stadt van Constantinoble, dese voornoemde personen vermochten te kyesene eenen keyser, ende waren daer ooc eeneghe vreimde bisscoppen bi auentueren commen pelgrimsche wijse, men mochtse ooc admitteren ter electie ende daer omme die bisscoppen vanTroyen, Soyson, van Theerenburch, van Halusdate, ende die Abdt van Akers, souden eerst bedijnghen spreken om die gracie van den heleghen gheest te verweruene, ende danne souden si te rade gaen om eenen Keyser te kyesene ende te noemene, daer waren ooc daer toe gedaen commen twee vandennotabelsten poorters vander stadt van constantinoble, sonder eeneghe alteracie, ende vele raets te houdene eendrachtelick sy coren ende namen Boudin den graue van Vlaendren ende vanHenegauwen keyser van Constantinoble te sine, ende coninc vanGriecken, Anno domini.M.ijc.ende twee vp den sondach daer naer alsmen singt inder missen dat introit Iubilate deo. Ende vp den derden sondach naer paesschen, doe was hi biden consente vanden ghemeenen volcke van constantinoble ghecroont, Maria sijn wijf de edele vrauwe ende hooge van geboorten, liet Iehanne huer oudtste dochtere, inder hoede vanden coninc vanvrancrijcke Phelips hueren swacelijnc, ende voer te Constantinoble waert totten keyser haren man, maer om die grote vreese vander zee, ende om diueersche tempeesten so quam si inde hauene van suryen, seere siec ende cranc inder stadt van Acharon, ende bleef daer quelende een luttel tijdts tot dat sy starf, ende ouerleedt int iaer xijc.ende viere. |
Hier wonnen die van Biervliet met dapperheid zodat ze het wapen van Constantinopel voeren. Die van Biervliet uit Vlaanderen waren diegene die deze toren eerst beklommen en wonnen en staken boven de toren uit de Vlaamse banieren en daalden neder te steiger en deden de Latijnse poort open, de Fransen, Engelsen, Spanjaarden en Hongaren kwamen allen de stad n met groot gedruis en alles dat tegen hen kwam om verweer te bieden dat sloeg men dood. Dit vernam Alexis, de broeder van keizer Crysac, die beval dat men het vuur in de schepen steken zou en dat men dat paleis goed bewaren zou en de markt, ze zouden de muren gaan bewaren. De graaf Boudin zag dat het vuur in de schepen gestoken was, de Vlamingen en vooral die van Biervliet namen toen de schepen aldaar het vuur in was en lieten ze drijven met de vloed tot Pyereky waar de Joden woonden, wat was de voorburcht van de stad en aldaar waren vele goede herbergen, het was de principale voorburcht van Constantinopel en van dit vuur ontstaken de huizen en dat mooie voorburcht van Pyereky verbrandde geheel. Het volk dat vanwege Alexis gesteld was om de markt te bewaren liepen om het vuur te blussen te Pyereky, maar graaf Boudin liet en verliet zijn schepen en ging met macht naar de markt die hij won. Alexis vernam dat [fol. xxxvi.r] Boudin de markt gewonnen had en ook die de muren te bewaren hadden verlieten de muren en kwamen ten paleize zodat bij Alexis verzamelden in het paleis meer dan 6 000 mannen en ze gingen met macht naar de markt om die weer te winnen. Dit zagen de Vlamingen mitsgaders de Duitsers dat er kwam een grote menigte van Grieken naar de markt en gingen ertegen en scheurden het bataljon van de Grieken zodat er meer dan 4 000 dood geslagen waren. En Alexis zag dat er zoveel van zijn volk verslagen was en nam de vlucht uit Constantinopel en trok naar Armeni tot de koning van de Balkan en Boudin kreeg dat paleis waarin hij vond een onnoemelijke schat en juwelen die aan Alexis toebehoorden. Boudin was aldus geweldig in het paleis en van de gehele stad en mits dat Alexis gevlogen was zo ontbood hij keizer Crysac en de keizerin met hun zoon van 19 jaren en stede ze weer in het paleis in hun majesteit en keizer Crysac, mits dat hij blind was en ziek en zeer zwak, zo bad hij Boudin van Mons, mitsgaders dat zijn zoon nog jong was dat het hem zou gelieven regent te zijn van Constantinopel en te vermaken de officies in Griekenland. En Boudin bleef aldaar 7 manden en regeerde de stad Constantinopel ter bede van de keizer totdat keizer Crysac stierf die in Sint Sophia kerk met grote eren en waardigheid begraven werd. En Boudin gaf de keizerlijke kroon aan de jonge Alexis, de zoon van keizer Crysac va 19 jaren oud en ordonneerde van de betamelijkste poorters van Constantinopel om de jonge keizer te besturen. Maar wat geschiedde kort daarna, Mortiflex de heer van Thebe hoorde de dood van keizer Crysac en dat de jonge Alexis zijn zoon keizer was, hij ordonneerde lieden die bij nacht den jonge keizer wurgen zouden en hij reed in Griekenland en liet alles terugroepen dat graaf Boudin van Mons gedaan en geordonneerd had in officies en anderen zaken en hij maakte zijn verwanten en knapen officiers in Griekenland. Binnen deze tijd merkte Boudin van Mons dat hij lange tijd te Constantinopel geweest was en niet ver was van Jeruzalem en veel van zijn volk en vooral de Engelsen wilden naar hun land trekken, hij nam en maakte zijn vaart naar Jeruzalem en toen hij omtrent vier dagreizen van Constantinopel gevaren was zo hebben de van de jongste kamerlingen de jonge keizer Alexis bij nacht gewurgd met een doek, en Mortiflex, ie kwansuis kwam in de stad Constantinopel, liet de jonge keizer zeer fatsoenlijk begraven bij zijn vader Crysac in de grote kerk van Sint Sophia en nam de keizerlijke kroon tot hem en ontbood de Grieken en de nieuwe officiers die hij gemaakt had en ze kozen hem tot een keizer. En binnen deze tijden zo was Alexis, de broeder van de koning, te Adrinopel en al was het dat hij zijn broeder geschimpt had schaamde hij zich niet maar hoorde van de dood van de jonge keizer en kwam te Constantinopel en begeerde als vanwege naaste van zijn broeder de keizerlijke kroon te aanvaarden en die te bezitten, wat grote droefheid en grote twist was binnen Constantinopel tussen Mortiflex en Alexis, de broeder van keizer Crysac. Daar was zeer gevochten en grote bloedstorting daarom in Constantinopel en die belangrijkste en fatsoenlijkste van Constantinopel reden bij dag en bij nacht totdat ze kwamen bij graaf Boudin en verhaalden hem alle avonturen van hetgeen dat er geschied was en ze baden hem vriendelijk dat zich zou gelieven terug te keren naar Constantinopel met zijn volk en Boudin kwam met zijn volk terug te Constantinopel, Mortiflex die bezorgde vast om keizer te zijn, maar de Grieken weerstonden hem, en Alexis de broeder van Crysac ook dergelijk en Alexis die vloog toen hij hoorde dat Boudin terugkeerde, want die van Constantinopel wilden hem heen keizer maken omdat hij zijn broeder die schimp gedaan had. Item, men ving die 2 kamerlingen van de jonge keizer Alexis en ze beleden en bekenden dat Mortiflex aan hen geschreven had om de jonge keizer te wurgen. Die van Constantinopel hielpen vangen alle nieuwe [fol. xxxvi.v] officiers die hij in Griekenland gesteld had en Mortiflex zag dat men zijn officiers ving en zo vloog hij uit Constantinopel als voorgezegde is. En graaf Boudin kreeg het paleis van de keizer en de Grieken vlogen al te me., En die van Constantinopel gingen allen tezamen te raad om een nieuwe keizer te kiezen. Alle flatteren of smekende fraude, bedrog, gunsten of kwaadheden geweerd van oude tijden was het zo geordend dat de patriarchen van Jeruzalem en de bisschop van Bethlehem en die vanwege de paus van over zee hadden volle autoriteit en macht mitsgaders de bisschoppen van dat land, te weten van Efeze, van te, van Armeni en die Grieken vooral van het land en twee of drie van de notabelste poorters van de stad Constantinopel, deze personen vermochten te kiezen een keizer en was daar ook enige vreemde bisschoppen bij avonturen als pelgrims gekomen, men mocht ze ook admitteren ter electie en daarom de bisschoppen van Troje, Soissons, van Throuanne, van Halusdate (?) en de abt van Akers, zouden eerst bidden spreken om de gratie van de Heilige Geestl te verwerven en dan zouden ze te raad haan om een keizer te kiezen en te benoemen. Daar waren ook daartoe gekomen twee van de notabelste poorters van de stad van Constantinopel, zonder enige alteratie en veel raad te houden eendrachtig kozen en namen ze Boudin, de graaf van Vlaanderen en van Henegouwen, keizer van Constantinopel te zijn en koning van Griekenland anno domini 1202 op de zonder daarna als men zingt in de mis introit Jubilate deo. En op de derde zondag na Pasen toen wat hij met toestemming van het gewone volk van Constantinopel gekroond, Maria, zijn wijf, de edele vrouw en hoog van geboorten heette en liet, Jehanne, hun oudste dochter, in de hoede van de koning van Frankrijk Filips, haar zwager, en voer te Constantinopel waart tot de keizer haar man, maar om die grote vrees van de zee en om diverse tempeesten zo kwam ze in de haven van Syrie zeer ziek en zwak in de stad Acharon en bleef daar kwalen een tijdje totdat ze stierf en overleed in het jaar 1204. |
Hoe Alexis des Conincx Crysacx broeder, quam voor Andrenoble, met eender groter heercrachte, in spijte hebbende dat Boudin die graue keyser gecoren was. ALexis des conincx crysacx broedere, groten spijt hebbende dat die van Constantinoble eenen vreimden man Keyser ghemaect hadden hy badt den coninc Iehan van Balacke om hulpe endebystandichede, om den keyser Boudin te veriaghene. Ende die coninc van Balacken ende Alexis voorseyde, quamen met eenengroten heercrachte voor Andrenoble, ende die van andrenoble ghinghen met eender groter menichte van volcke huyte yeghen Alexis, ende den coninck van balacke. Daer was seer gheuochten, ende daer bleef aen beeden siden veel volcx verslegen, ende dye coninc van Balacke beleyde Andrenoble. Dye keyser Boudin verhorende dat Andrenoble beleydt was met eene grote menichte van Griecken ende van sinen volcke, track metter macht voor Andrenoble. Daer was horrybelijcke [fol. xxxvij.r] seer gheuochten, ende daer bleef veil volc aen beyden sidenversleghen. Ende men wiste noeyt properlijc waer dat die goede keyser Boudin beuoer, weder dat hi daer inden wijch doot bleef, of en dede, weder dat hy vloodt of was gheuanghen. Eeneghe segghen dat hy vanden coninc van Balacke gheuanghen was, ende dat hi den plouch track in Ermenyen, ende hendelicken stal hy hem van danen, ende wierdt thermyte. Die griecken endedie van Constantinoble segghen ende meenen voorwaer dat hi bleef inden wijch voor Andrenoble. Ende daeromme ghinghen si te rade omme te kiesene eenen anderen keyser, ende sy coren ghemeenlicken ende eendrachtelicken Heyndrick die graue vanAniau, des voorseyde Boudins broedere Keyser te sine vanConstantinoble, ende Coninc van Griecken. Ende sommege willen seggen dat Boudin den plouch trac in Ermenien, als voorseyde es wel.vij.iaer lanc, Ende vp eenen tijt so quamenOosterlinghen cooplieden, die wilden sijn in Damasco, en saghenden Keyser trecken den plouch, ende die keyser hoordese duytsch spreken, ende hi groetese ende si vraechden hem wiehi was, ende hi vertrac hemlieden al sijne gheuaernisse, endeauentuere die hem gheuallen was. Ende die oosterlingen dedenso met den Soldaen van Damasco, dat si den voorseyde Boudin verlosten, ende die Keyser Boudin track metten voorseydecooplieden tot Kuelen. Ende als hi te kuelen quam, so screef hi eenen brief aen Iehanne sijnder dochtere, die doe graefnede vanVlaendren was, ende hadde te manne Ferrant des conincx sone van poortegale. Die keyser Boudin ontboodt dat hi soude sijn binnen.xiiij.daghen te Rijssele, ende datmen hem soude vancleederen voorsien naer sinen state, ende datmen soude makenfinanchie van sinen rentsoene, omme die cooplieden te betalene, die hem verlost hadden. Vrauwe Iehanne den brief ontfanghen hebbende, toochdene Ferrant hueren man. Ende Ferrant beual, als hi quame, datmen hem heymelic wel ontfanghen soude, ende seyde voort, dat hy spreken soude denconinck van Inghelant om financhie te hebben van sinenrentsoene, want Ferrant en was maer nieuwelincx ghehuwet, ende Ferrant was ghesworen man metten keyser Otto, endemetten Coninc van Inghelant yeghen den coninc vanVranckerijcke. Ende Ferrant beual drie van sine principael raetslieden, dye te Rijssele waren dat sine metten eersten daghe vromelic ende eerlicke festieren souden, ende hem weere wellecommen, ende des anderdaechs, als hy te bedde gaen soude, datmen dan den goede Boudin nemen soude, ende leedenhem een halue mijle buten Rijssele in eenen busch, daer nv staet dye Abdye van markette, ende datmen daer hanghen soude aen eenen boom, twelck alsoe ghedaen was. Die spieghel hystoriael seyt, dat in Vlaendren quam een bedrieger, seggende dat hy was die keyser Boudin, ende was heymelic ouer ghedaen, naer dat die wijch voor andrenoble gheschiet was, ende was int iaer ons heren. Anno.xijc.ende v.Maer men seyde te Constantinoble, dat die Keyser Boudin inden wijch versleghen was. Ende aldus was heyndric die.G.van Aniau skeysers Boudin broeder keyser ghecoren, die ontrent drie iaer keyser was. |
Hoe Alexis, broeder van de koning, kwam voor Adrinopel met een grote legermacht in spijt dat Boudin de graaf keizer gekozen was. Alexis, de broeder van koning Crysac, die grote spijt had dat die van Constantinopel een vreemde man keizer gemaakt hadden en bad koning Iehan van Balkan om hulp en bijstand om keizer Boudin te verjagen. En de koning van Balkan en Alexis kwamen met een grote legermacht voor Andrinopel en die van Adrinopel gingen met een grote menigte van volk uit tegen Alexis en de koning van Balkan. Daar was zeer gevochten en daar bleef aan beide zijden veel volk versagen en de koning van Balkan belegerde Adrinopel. De keizer Boudin hoorde dat Adrinopel belegerd was met een grote menigte van Grieken en van zijn volk en trok met macht voor Adrinopel. Daar was verschrikkelijk [fol. xxxvij.r] zeer gevochten en daar bleef veel volk aan beide zijden verslagen. En men wist nooit goed waar dat de goede keizer Boudin voer, of dat hij was in de strijd dood bleef of deed of dat hij vloog of was gevangen. Enige zeggen dat hij van de koning van Balkan gevangen was en dat hij de ploeg trok in Armeni en handig vertrok hij vandaar en werd heremiet. De Grieken en die van Constantinopel zeggen en menen voorwaar dat hij bleef in de strijd voor Adrinopel. En daarom gingen ze te raad om te kiezen een andere keizer en ze kozen algemeen en eendrachtig Hendrik, de graaf van Anjou, de broeder van Boudin keizer te zijn van Constantinopel en koning van Griekenland. En sommige willen zeggen dat Boudin de ploeg trok in Armeni, als voorgezegd is wel 7 jaar lang. En op een tijd zo kwamen Oosterlingen kooplieden die in Damascus wilden zijn en zagen de keizer de ploeg trekken en de keizer hoorde ze Duits spreken en hij groette ze en vroeg he, wie hij was en vertelde al zijn avonturen die hem gebeurd was. En de oosterlingen deden zo met de sultan van Damascus dat ze die Boudin verlosten en Keizer Boudin trok met die kooplieden tot Keulen. En toen hij te Keulen kwam zo schreef hij aan brief aan Iehanne, zijn dochter die toen gravin van Vlaanderen was en had tot man Ferrant, de koningszoon van Portugal. De keizer Boudin ontbood dat binnen 8 dagen te Rijsel, zijn en dat men van kleren zou voorzien naar zijn staat en dat men zou maken financin van zijn rente om de kooplieden te betalen die hem verlost hadden. Vrouw Iehanne ontving de brief en toonde het Ferrant, jaar man. En Ferrant beval als hij kwam dat men hem heimelijk ontvangen zou en zei voort dat hij spreken zou de koning van Engeland om financin te hebben van zijn rente, want Ferrant was maar net gehuwd, en Ferrant was gezworen man met keizer Otto en met de koning van Engeland tegen de koning van Frankrijk. En Ferrant beval drie van zijn belangrijkste raadsleden die te Rijsel waren dat ze hem met de eerste dag dapper en en fatsoenlijk onthalen zouden en hem weer verwelkomen en de volgende dag als hij te bed gaan zou dat men dan de goede Boudin nemen zouden en leiden hem een halve mijl buiten Rijsel in een bos waar nu staat de abdij van Marquette en dat men hem daar hangen zou aan een boom, wat alzo gedaan was. De spieghel hystoriael zegt dat in Vlaanderen een bedrieger kwam en zei dat hij was de keizer Boudin en was heimelijk overgegaan nadat de strijd voor Adrinopel geschied was en dat was in het jaar ons heren anno 1205. Maar men zei te Constantinopel dat keizer Boudin in de strijd verslagen was. En aldus was Hendrik de graaf van Anjou de broeder van keizer Boudin keizer gekozen die omtrent drie jaar keizer was. |
Van Ferrant van Portingale den xx.Graue, dye welcke tgraefschap behuwede aen vrau Iehanne dochtere vanden Keyser Boudin van Constantinoble. Dat.xxvi.Capittel. [fol. xxxvij.v] ALs die mare in Vlaendren quam dat dye Keysere Boudin doot was, men ghinc te rade om eenen nyeuwen prinche int lant van Vlaendren te hebbene. Ende die coninc phelips vanVranckerijcke dye toewijsede tlant van Vlaendren der vrauwe Iehanna svoorseyde goede Boudins van Mons ende.K.vanConstantinoble dochtere. Ende byden toebringene van Machtilt huer moeye van poortingale, die wedewe was van Phelips vanelsaten, so sprac si metten coninc phelips, dat hi maecte dat huwelic van sijnder nichte, ende van Ferrant van poortegale hueren neue, die si ontboodt te Parijs bi heur te commene. Endedie feeste vander brulocht was ghehouden te Parijs in des conincx sale, ende Ferrant dede manschip den coninc phelips vanden graefschepe van Vlaendren, ende nam oerlof ende quamte Vlaenderwaert met sijnre moeye Machtilt, ende met Iehannen sinen wijue. Ende te Duway commende, so wiert Iehanne seer sieck, ende bleef daer ligghende met harer moeye Machtilt, endeFerrant voer in Henegauwe, ende si ontfinghen hem daer, als graue van Henegauwe van Iehannen sijns wijfs weghe. Ende doe quam hi al Vlaendren deure, ende die vlaminghen ontfinghenhem met grote eeren, als hueren behuweden here. Phelips vanNamen vrauwe Iehannen oom, ende Ian die heere van Nyuelle die casteleyn van Brugghe voeren met Ferrante in alle die smalle steden, ende al omme waren si wel ontfanghen. Maer omme dat die van Vlaendren, ende specialic die drie steden, endesonderlinghe die van Ghendt nyet gheroupen en waren, noch gheen kennessen en hadden vanden huwelicke, noch vander brulocht vanden seluen Ferrant, ende van huerder vrauwenIehannen, ende datmen haer ghegheuen hadde eenen vreimden man, eenen poortegaloys, dye gheen duytsch en conste, noch en verstont, ende sonder haer lieder weten of consente, commende te Ghendt, si en wilden hem niet ontfanghen, want si se si niet en wisten of hy met Iehannen haerder vrauwenghehuwet was, metsgaders dat sijer niet gheroepen en waren. Phelips van Namen ende Ferrant si waren seer beschaemt, en trocken te Cortrijcke, daer sy tamelicke ontfanghen waren. Endeetende snoens ter maeltijt met sijnen edelen, die bi hem waren, so quamen daer Rache van gauere ende Aernout van Oudenaerde, ghesonden van die van Ghendt, met eene menichte van rudders, ende van ghemeene lieden wel ghewapent, niet weltevreden sijnde dat si ter brulocht niet ghenoot en waren, ende dattet sonder haerlieder consent ghedaen was, ende si hadden leedt dese twee casteleyns, omme dat si Ferrant rekeninghe ghedaen hadden van sommege sticken, die dengraue toebehoorden van.vij.iaren, vanden tijt dat den Graue Boudin huyt vlaendren reysde naer venegien, ende naer Gasara, totter tijt dat die.G.ferrant in brugge was ontfanghen. Die officiers van ghendt hildent som ten profijte van hemlieden, ende som ten profijte vanden lande. Ende dye prinche ter tafele sittende, quamen dese twee met hueren volcke, als voorseyde es, ende worden slaende vp Ferrants volc. Ende si liedenmerckende datmen vp hem lieden wilde, si lieten die maeltijt, ende lieten haerlieder iuweelen, ende al dat daer was, endevloden huyt Cortrijcke, ende braken die brugghe of, om datmenvan achtere vp hemlieden niet commen en soude, ende reysden so naer Duway, ende namen Iehannen met hem lieden, in een osbaer, ende quamen daer naer met eenen groten heercrachte voor Ghendt, ende Ferrant beleyde ghendt, metsgaders Iehanne sinen wijue, die van ghendt dit ouermerckende dat Ferrant een vroom Prinche was, ende dat oock sijn wijf by hem was, si versochten pays, ende gauen Ferrant drie duysent penninghen. |
Van Ferrant van Portugal de 20ste graaf de het graafschap behuwde aan vrouw Jehanne, de dochter van de keizer Boudin van Constantinopel. Dat 26ste kapittel. [fol. xxxvij.v] Toen het bericht in Vlaanderen kwam dat keizer Boudin dood was ging men te rade om een nieuwe prins in het land van Vlaanderen te hebben. En koning Filips van Frankrijk het west land van Vlaanderen toen aan vrouw Jehanna, de dochter van de goede Boudin van Mons en keizer van Constantinopel. En door toebrengen van Machtilt, haar tante van Portugal die weduwe was van Filips van Elzas, zo sprak ze met koning Filips dat hij dat huwelijk van zijn nicht maakte van Ferrant van Portugal, haar neef die ze ontbood te Parijs bij haar te komen. En het feest van de bruiloft was gehouden te Parijs in de koningszaal en Ferrant deed manschap koning Filips van de graafschappen van Vlaanderen en nam verlof en kwam te Vlaanderen waart met zijn tante Machtilt en met Jehanne, zijn wijf. En te Dowaai komende zo werd Iehanne zeer ziek en bleef daar liggen met haar tante Machtilt en Ferrant voer in Henegouwen en ze ontvingen hem daar als graaf van Henegouwen vanwege Jehanne zijn wijf. En toen kwam hij al Vlaanderen door en de Vlamingen ontvingen hem met grote eer als hun gehuwde heer. Filips van Namen, de oom van vrouw Jehanne, en Jan de heer van Nijvel, kastelein van Brugge, voeren met Ferrante in alle smalle steden en alom waren zo goed ontvangen. Maar omdat die van Vlaanderen en speciaal de drie steden en vooral die van Gent niet geroepen waren, nog geen kennis hadden van het huwelijk, nog van de bruiloft van die Ferrant en van hun vrouwe Jehanne en dat men haar gegeven had een vreemde man, een van Portugal die geen Diets kon nog verstond en zonden hun toestemming en kwam te Gent wilde ze hem niet ontvangen want ze wisten niet of hij met Jehanne hun vrouw getrouwd was mitsgaders dat ze er niet geroepen waren. Filips van Namen en Ferrant ze waren zeer beschaamd en trokken te Kortrijk waar ze betamelijk ontvangen waren. En etende met de noen de maaltijd met zijn edelen die bij hem waren, zo kwamen daar Rache van Gavere en Aernout van Oudenaarde gezonden van die van Gent met een menigte van ridders en van gewone lieden goed gewapend doe niet goed tevreden waren dat ze nier ter bruiloft genodigd waren en dat het zonder hun toestemming gedaan was, ze hadden leed deze twee kasteleind omdat ze Ferrant rekening gedaan hadden van sommige stukken die de graaf toebehoorden van 7 jaren van de tij dat graaf Boudin uit Vlaanderen reisde naar Venetie en naar Anthedon tot de tijd dat graaf Ferrant in Brugge was ontvangen. De officiers van Gent hielden het soms te profijt van hen en soms te profijt van het land. En toen de prins ter tafel zat kwamen deze twee met hun volk en begonnen te slaan op het volk van Ferrant. En ze merkten dat men het op hen voorzag en verlieten de maaltijd en lieten hun juwelen en alles dat daar was en vloden uit Kortrijk en braken de brug af zodat men van achteren niet op hen kon komen en reisden zo naar Dowaai en namen Jehanne met hen, in een draagstoel, n kwamen daarin met een grote legermacht voor Gent en Ferrant belegerde Gent, mitsgaders Iehanne zijn wijf, die van Gent bemerkten dat Ferrant een dappere prins was en dat ook zijn wijf bij hem was en verzochten vrede en gaven Ferrant 3 000 penningen. |
Item dese Ferrant dede manschip den Keyser Otto van den lande die onder den Keyser behoorden, ende die Keyser hadde oerloghe metsgaders den coninc van Ingelant die sijn oom was yeghen den coninc Phelips van vrancrijcke, het gheuiel dat Reynoudt van dammartijn die de coninc hadde verheuen, dien gaf hi dat graefschip van Beunen om sommege fayten vanwapenen die hi gedaen hadde ter eeren vander vrancscher croonen, ende liet hem vermyeden vanden coninc.van Ingelant, ende vanden.K.Otto als dat hy hemlieden beloofte te doen, so wat si wilden ende hemlieden te doen bystandicheyt al waert ooc te vechtene yeghen den coninc van vrancrijcke, ende si hadden hem ooc so belooft, want sy in- [fol. xxxviij.r] formierden Ferrant hoe die coninc van Vranckerijcke onthilt den graue van Vlaenderen vele landts, als Aryen, sint Omaers, Calis, Aerden, tlant van Guyse, Bethunen, Orchyes, ende Rijssele, ende dat hijt soude pijnen weder te ghecrijghene, ende annex den lande van Vlaendren te maken, alsoot in tijden van sinenvoorsaten gheweest hadde. Ferrant die ondersochte dat aen die van Vlaendren oft annex gheweest hadde, ende men seyde hemiaet. Doen swoer Ferrant dat hi sijns wijfs palen noch huer lant nyet en soude laten vercorten. Ende Reynout dye graue vanBeunen seyde dat hy, ende die keyser Otto, ende dye coninc vanInghelant souden hem alle bystandicheyt doen met lijue endemet goede omme Westvlaendren weder te conquesteirne. Ferrant aldus byden instekene van Reynaut, ghinc sint Omaers, te Aryen, ende te Calys, te Ghijsen, ende waer dat hi ghinc si seyden hem dat si behoorden onder den Coninck vanVranckerijcke. Doen ghinc Ferrant met Reynout, den graue vanBeunen, int lant van Ghijsen, ende stichtede brandt in sommeghe dorpen. Die coninck van Inghelant ontboot Ferrant, wildi hebben schat of ghelt, ofte eenich volc, hy soudt hem doen hebben. Dit vernemende die coninc Phelips van Vranckerijcke, voer te Calys, ende van daer ten Damme by Brugge, endeFerrant metter hulpe vanden Inghelschen, ende metten graue van Beunen quamen met een menichte van schepen gheseylt ende gheroeyt in dye achter gaerte vanden coninc Phelips, endesi ghecreghen veel schepen, ende die coninc Phelips hadde grote schade, als waer omme die coninc Phelips ten Damme commende, so ghinck hi te Brugghe, te Ypre, te Cassele, stellende saudeniers, ende nam wt allen steden vanden rijcxsten endemachtichsten poorters, die alle waren in Vranckerijcke gheuoert in diueerschen vanghenessen, ende die coninc ghecreech groot goet van hem lieden, eer si waren ghedeliureirt. Die wijle dat die coninc van Vranckerijcke in Vlaendren was so ghinc Ferrant ende dede manschip den coninc van Inghelant. Ende die coninc toochde Ferrant sinen schat, ende versach Ferrande van eenengroten schat, ende van een menichte van lieden van wapenen, ende badt hem dat hy wilde gaen in Gascoengyen, ende in Guyenne, daer si wonder deden, al dat lant bederuende endedestruerende, ende dat aerm volc vloot in allen steden in Vranckerijcke, claghende dat grote ouerlast dat Ferrant metsgaders den Inghelschen daer dede. Dye coninck dit verhorende, sandt terstont sinen sone Lodewijc, die heer was van Westvlaendren, omme dat te verwaren, twelck sijne was, ende ghegeuen met sijnder moedere den coninc Phelips in huwelicke, vanden grauen Phelips van Elsaten, sonder dat consent van die van Ghendt, ende den ghemeenen lande vanVlaendren. Lodewijc des conincx sone horende datmen aen hemscreef dat hi soude verwaren Guyse om te wederstane denconinc van Inghelandt, quam derwaerts terstont. Ende als Lodewijc des Conincx sone in Guysen quam, doen ghinc Ferrant te scepe, ende voer te Calys ende te Burburch. Ende die wijle dat Lodewijck was te sint Omaers, te Aryen, ende wederkeerende te Guysen, so ghinc Ferrant ende roofde ende destrueirde alle die sloten ende casteelen, ende verbrandese, ende destrueirde al dat lant ontrent den zeecant tot Hesdin toe, also datter niement luschen en mochte, ende verslough al dat hi inden weghe vant, ende Reynout die graue van Beunen was bedectelick in Ferrants hulpe, ende sijn toeuerlaet, ende trac van daer tot lens ende so voor hesdin, destruerende ende rouende al dat lant daer ontrent ghelegen. Die coninc phelips verhorende die grote schade endeschande die die fransoysen hadden dat si altemet hare graefschepen ende heerlicheden verloren, ende datmen dat volc dootslouch, ende veriaechde, ende tlant roouede, die huysen verbrande, steden, casteelen, ende sloten destrueirde al omme daer men mochte, hy vergaderde een groot heercracht, ontbiedende alle sine leenhouders ende edele mannen die vroom ter wapene waren, als wt Langhedoc, Borbon, Auergne, Bourgoengne, Berry, bar, champaengnen, Orlyens, Toureyne, ende hi disponeirde hem omme te commene beuechtene Ferrant ende Reynout van Bolloengnen, die welcke Aryen beleydt hadden, ende nyement en halp dye van Aryen. Dit vernam Ferrant dat die coninc Phelips met so groter menichte vanfransoysen vp hem quam, ende ontboot den coninc vanInghelant dat hy hem hulpe ende [fol. xxxviij.v] bystant doen soude, ende die coninc van Ingelant sandt sinenbroedere den graue van salsbery te vlaenderen waert met.iijm.mannen van wapenen wel gheacoutreirt, ende Ferrant trac totten keyser te Aken, die welcke by hem hadde den Hertoge van Brabant ende van Loreynen, den.G.van caetsenelleboghe, ende daer toe een groot heercracht van rudders en baroenen, ende ander goede lieden van wapenen. Ende die keyser quamter bede van Ferrant met alle sijnder macht te Valenchene, endeReynoudt van Beunen met Willem van Salsbery mettenInghelschen ende met dye van Henegauwen, ende met den vlaminghen quamen alle te Mortaengnen bi Dornicke. Ende die coninck van Vranckerijcke verhorende die comst vanden keyser, hadde gheerne gheteyst, maer die.G.van Aussare seyde dat sy souden blijuen ter brugghe van Bouuynes, ende ontbeyden den keyser, ende dat si hem bereeden souden omme huer biechte te sprekene, ende in bedinghen te sine, vp dat hemlieden god te bet soude helpen, want hy seyde, heer coninc wi hebbent schone ghenouch, want onse vianden die sijn die vianden gods, endevianden vanden kersten gheloouen, om twelcke ons god sal helpen dat wi vercrijghen sullen die victorie, want al voren die keyser heift ghedaen yegen dat beuel vanden paeus, om twelcke hi es verwaten, ende Reynout van Beunen die es een valsch verrader vander franscher croone, Hughe van Bouuynes dyer ghelijcke, ende Ferrant sijn beede fugytiuen ende versworenmannen. Doen sprac die Hertoghe van Bourgoengnen, heer coninc het ware goet dat ghi troct te Lens, ende wi sullen hier wel vechten yeghen dese brantstichters, roouers, moordenaers, verwatene versworene ende valsche verraders. Doe antwoorde die coninc, varre moet dat van mi sijn, dat ic soude vlien ghesont wesende, ende laten mijnen lieden die ghewillich sijn om met mi te vechten, te leuen, ende te steruene, ik wil dye laetste sijn die huyten strijde ende wijghe gaen sal, oft endelick te steruene, of met glorieuse victorie te leuene. Die Keyser Otto dye Fransoysen siende van varren, ende dat si hem ordonneirden bi scharen, hi riet datmen vp hemlieden gaen soude, ende men slouch die trompetten omme die peerden, ende ooc den volcke moet te gheuene. Ende die drie grauen Ferrant, Reynout, ende Salsbery met vryen moede, slougen in dye eerste schare vandenfransoysen, ende quetseden ende scoffierden seere die eerste schare. Dat merckende die graue van Aussare, riedt dat si hem deelen souden, die.ij.andere scharen vanden coninc, ende dat dit eene schare van achtere souden slaen int heer vanden keyser, ende die andere schare droomende naer Ferrant. Dye fransoysen namen sulcken moet, dat si ghecreghen Reynout den.G.van Beunen, ende Willem den.G.van salesbry, endeFerrant dye bleef altoos vechtende. Dit merckende dye vanHenegauwe datter twee grauen gheuanghen waren, vloden si, ende die van Brugge metten vlaminghen. Item dat peert vandenkeyser was onder hem so ghequetst, dat hi viel van sine coursyer, ende met groter pijnen was hy weder ghestelt op een ander peert, ende hi vloot, ende die Hertoge van Lorayne, endevan brabant alle dier ghelijcke, Ferrant dye bleef altijt vechtende, ende men sach den standaert metten leeu vanVlaenderen dicwils gheuelt, maer altijts nieuwe lieden van die bi ferrante waren, quamen ende hieuene weder vp. Dit aenmerckende tvolc, wel tot.iiijm.mannen toe, namen endemaecten eenen moet, omme te helpene den G.Ferrant, maer eer si daer toe gherochten, so worde Ferrant gheuelt huyt sinensadele, ende worde gheuanghen, ende daer worden ooc gheuanghen een deel duytschen ende edele lieden huyt Brabant, ende vanden Rijne, ende van Ardanen, ende die graue vancaetsenelleboghe ende noch tot.C.ende.xxvij.baroenen, enderudders, ende vele heerlijcke schildtknapen, ende goet van wapenen, ende si waren alle gheuoert in Vranckerijcke ende gherantsoeneirt. |
Item, deze Ferrant deed manschap keizer Otto van de landen die onder de keizer behoorden en de keizer had oorlog mitsgaders de koning van Engeland die zijn oom was tegen koning Filips van Frankrijk. Het gebeurde dat Reinout van Dammartin die de koning verheven had die gaf hij het graafschap van Boulogne-sur-Mer om sommige wapenfeiten die hij gedaan had ter eren van de Franse kroon en liet hem vermeiden van de koning van Engeland en van koning Otto als dat hij hen beloofde te doen zowat ze wilden en hen bijstand te doen al wast het ook te vechten tegen de koning van Frankrijk en ze hadden hem ook zo beloofd want ze informeerden [fol. xxxviij.r] Ferrant hoe de koning van Frankrijk onthield de graaf van Vlaanderen veel land als Arin, Sint-Omaars, Calais, Arden, het land van Guise, Bethune, Orchies en Rijsel en dat hij zich zou pijnigen het weer te krijgen en annexeren aan het lande van Vlaanderen alzo het in tijden van zijn voorzaten geweest was. Ferrant die onderzocht dat aan die van Vlaanderen of het annex geweest as en men zei hem ja. Toen zwoer Ferrant dat hij de palen van zijn wijf nog haar land niet zou laten verkorten. En Reinout de graaf van Boulogne-sur-Mer zei dat hij en keizer Otto en de koning van Engeland hem alle bijstand zouden doen met het lijf en met goed om West-Vlaanderen weer te veroveren. Ferrant aldus door aansteken van Reinout ging naar Sint-Omaars, te Arien en te Calais, te Gijsen en waar dat hij ging ze zeiden hem dat ze behoorden onder de koning van Frankrijk. Toen ging Ferrant met Reinout, den raaf van Boulogne-sur-Mer, in het land van Gijsen en stichtte brand in sommige dorpen. De koning van Engeland ontbood Ferrant en wilde hebben schat of geld of enig volk, hij zou het hem laten hebben. Dit vernam de koning Filips van Frankrijke voer te Calais, en vandaar ten Damme bij Brugge en Ferrant met de hulp van de Engelsen en met de graaf van Boulogne-sur-Mer kwamen met een menigte van schepen gezeild en geroeid in de achterhoede van koning Filip en ze kregen veel schepen en koning Filips had grote schade, als waarom koning Filips ten Damme kwam en zo ging hij te Brugge, te Ieper, te Kassel en stelde soldaten en nam uit alle steden van de rijkste en machtigste poorters, die werden allen in Frankrijk gevoerd in diverse gevangenissen en de koning kreeg groot goed van hen eer ze bevrijd waren. De tijd dat de koning van Frankrijk in Vlaanderen was zo ging Ferrant en deed manschap de koning van Engeland. En de koning toonde Ferrant zijn schat en voorzag Ferrant van een grote schat en van een menigte van wapenlieden en bad hem dat hij wilde gaan in Gascogne en in Guienne, waar ze wonder deden en al dat land bedierven en vernielden en dat arme volk vloog in alle steden in Frankrijk en klaagden de grote overlast dat Ferrant mitsgaders de Engelsen daar deed. De koning die dit hoorde zond terstond zijn zoon Lodewijk, die heer was van West-Vlaanderen, om dat te bewaren wat het zijne was en gegeven van zijn moeder koning Filips in huwelijk van graaf Filips van Elzas, zonder de toestemming van die van Gent en het gewone land van Vlaanderen. Lodewijk, de koningszoon, horde dat men aan hem schreef dat hij Guise zou bewaren om te weerstaan de koning van Engeland, kwam terstond derwaarts. En toen Lodewijk te Guise kwam toen ging Ferrant te scheep en voer te Calais en te Bourbourg. En de tijd dat Lodewijk was te Sint-Omaars, te Arien en terug keer de te Guise zo ging Ferrant en roofde en vernielde alle burchten en kastelen en verbrandde ze en vernielde al dat land omtrent de zeekant tot Hesdin toe, alzo dat er niemand blussen mocht en versloeg alles dat hij op de weg vond en Reinout, de graaf van Boulogne-sur-Mer ,was bedekt in Ferrants hulp en zijn toeverlaat en trok vandaar tot Lens en zo voor Hesdin en vernielde en roofde al dat land daar omtrent gelegen. De koning Filips hoorde de grote schade en schande die de Fransen hadden ze si altemet hune graafschappen en heerlijkheden verloren en dat men dat volk dood sloeg en verjaagde en het land roofden en de huizen verbrandden, steden, kastelen en burchten vernielde alom waar men mocht, hij verzamelde een grote legermacht en ontbood al zijn leenhouders en edele mannen die dapper ter wapen waren, als uit Languedoc, Bourbon, Auvergne, Bourgondie, Berry, Bar, Champagne, Orleans, Touraine en maakte zich klaar de om te komen bevechten Ferrant en Reonout die Arien belegerd hadden en niemand hielp die van Arin. Dit vernam Ferrant dat koning Filips met zoՠn grote menigte van Fransen op hem kwam en ontbood de koning van Engeland dat hij hem hulp en [fol. xxxviij.v] bijstand doen zou en de koning van Engeland zond zijn broeder de graaf van Salisbury te Vlaanderen waart met 3000 mannen van wapens goed voorzien en Ferrant trok tot de keizer te Aken die bij hem had de hertog van Brabant en van Lorraine, de graaf van Catsenelleboge en daartoe een grote legermacht van ridders en baronnen en ander goede lieden van wapens. En de keizer kwam ter bede van Ferrant met al zijn macht te Valenciennes en Reinout van Boulogne-sur-Mer met Willem van Salisbury met de Engelsen en die van Henegouwen en met de Vlamingen kwamen alle te Mortanges bij Doornik. En de koning van Frankrijk hoorde de komst van de keizer en had graag terug getrokken, maar de graaf van Auxerre zei dat ze zouden blijven te brug van Bouvines en wachten op de keizer en dat ze zich bereiden zouden om hun biecht te spreken en te bidden opdat God hen beter zou helpen want hij zei; heer koning, we hebben het mooie genoeg want onze vijanden die zijn de vijanden Gods en vijanden van het christen geloof waarom God ons zal helpen dat we victorie zullen krijgen, want al voor heeft de keizer gedaan tegen het bevel van de paus waarom hij verweten is en Reinout van Boulogne-sur-Mer die is een valse verrader van de Franse kroon, Hugo van Bouvines dergelijk en Ferrant zijn beide vluchtelingen en verzworen mannen. Toen sprak de hertog van Bourgondie, heer koning, het was goed dat ge trok te Lens en wij zullen hier wel vechten tegen deze brandstichters, rovers, moordenaars, verweten, verzworen en valse verraders. Toen antwoordde de koning, ver moet dat van mij zijn dat ik zou vlieden gezond en verlaat mijn lieden die gewillig zijn om met mij te vechten, te leven en te sterven, ik wil de laatste zijn die uit de strijd en gevecht zal gaan of eindelijk te sterven of met glorieuze victorie te leven. De keizer Otto die de Fransen zag van verre en dat ze zich ordonneerden bij scharen raadde aan dat men op hen zou gaan en met sloeg de trompetten om de paarden en ook het volk moed te geven. En ie drie graven Ferrant, Reinout en Salisbury met edel gemoed sloegen in de eerste schaar van de Fransen en kwetsten en schoffeerden zeer de eerste schaar. Dat merkte de graaf van Auxerre en raadde aan dat ze zich verdelen zouden in de 2 andere scharen van de koning en dat de ene schaar van achteren zou slaan in het leger van de keizer en de andere schaar dromde naar Ferrant. De Fransen namen zulke moed dat ze kregen Reinout de graaf van Boulogne-sur-Mer en Willem de graaf van Salisbury en Ferrant die bleef altijd vechtende. Dit merkte die van Henegouwen dat er twee graven gevangen waren en vlogen en die van Brugge met de Vlamingen. Item, dat paard van de keizer was onder hem zo gekwetst zodat hij viel van zijn stijgbeugel en met grote moeite was hij weer op een ander paard gesteld en hij vloog en de hertog van Lorraine en van Brabant allen diergelijk, Ferrant die bleef altijd vechten en men zag de standaard met de leeuw van Vlaanderen vaak geveld, maar altijd nieuwe lieden die bij Ferrant waren kwamen en hoeven het weer op. Dit merkte het volk wel tot 40000 mannen toe, namen en maakten een moed om graaf Ferrant te helpen maar eer ze daartoe kwamen zo werd Ferrant geveld uit het zadel en werd gevangen en daar werden ook gevangen een deel Duitsers en edele lieden uit Brabant en van de Rijn en van Ardennen en de graaf van Catsenelleboge en nog tot 127 baronnen en ridders en vele heerlijke schildknapen en goed van wapens en ze werden allen gevoerd in Frankrijk en op losgeld gesteld. |
Item daer bleuen bedt dan.iiij.hondert Brabanders, ende van andere diuersche nacien bedt dan.vij.duysent persoonen, ende oock van des Conincx volck bleeffer wel.iiij.duysent versleghen, sonder die ghene die seere ghequetst waren, hadden die van Henegauwe ende die Keyser niet gheuloden, die Fransoysen hadden alle ghescoffiert gheweest, ende si haddent ooc leelicst ghehadt, dese heeren gheuanghen sijnde, Reynaut vanDammartijn, die graue van Beunen, was simpelick gheuoert te Pyronen, daer hi niet alte wel en was Willem de graue vansalsbery was te sint quijn [fol. xxxix.r] tens geuoert. Ende die graue van caetsenelleboghe met veel duytsche heren was gheuoert te Doornicke, mer Ferrant was te Parijs waert gheuoert, ende wijlent gheleet te voet, endesomwijlen te peerde of te waghene, ende alle mannen liepen, waer dat sy leden, om Ferrant te siene, ende met hem te spottene ende te begheckene, si ghinghen al fleytende endepijpende voor hem, haer tonghen op hem huytstekende, endededen hem alle den schimp ende cleynicheyt die si mochten. Ende al Vranckerijcke deure was groote blijschap, dat Reynaut ende Ferrant beyde gheuanghen waren, want si hadden dat landt van Poytau Guyenne, enyau, Gascoengnen, tlandt vanHesdijn, van Guysen, van Pyronne, ende tlant van Pycardyen, al verdoruen, tvolc veriaecht, ende doot gheslegen. Desen strijt ende wijch van Pont de bouuynes gheuiel den.xxv.dach van Hoymaent. Anno domini.xijc.ende.xiiij. Binnen deser tijdt dat Ferrant nyeuwelicx gheuanghen was wordt Vlaendren al te seere gheplaecht met brande, by messchieve in vele steden endedorpen, ende ooc met sterften ende ooc met zeevloet, want die zee brack inne te vele steden, ende schuerde die dijcken, so dat ontrent Brugghe vier mijlen varre, oost west, ende suydt, wast al een watre, so datter in diueersche plaetsen vele lieden endebeesten verdroncken. Dese Ferrant bleef.xi.iaer en de een half in die vangenesse, maer ter bede vanden coninc van Castylien, ende den Coninc van Poortingale, so lietene dye coninc Lodewijc gaen te Vlaendren waert, tot Iehanne sinen wijue, des conincx van Vranckerijcke recht sweernede, ende hi bleef te Rijssele bi haer wonende, ontrent.iij.iaren, altijt siec ende quelende, endestarf te Rijssele Int iaer ons heeren.xijc ende.xxxiij.ende sijn wijf dedene begrauen in haer cloostre te Marckette, dat si selue dede stichten. Item men wilt segghen dat desen hooghen outaer in dat cloostere staet, ter plaetsen daer den boom stont daer die Keyser van Constantinoble ende den goeden Boudin van mons aen ghehanghen was, bi schalckernye ende behendighede van Ferrant van Poortegale. Dese Ferrant en hadde gheen kinderen by Iehanne sinen wijue. Aldus soe nam si eenen anderen man naer die doot van Ferrant. Ende dat byden rade vanden coninck sinte Lodewijc, ende dat was Thomaes van Sauoyen. Dese voorghenoemde Ferrant was die.xx.graue van Vlaendren. |
Item, daar bleven meer dan 400 Brabanders en van andere diverse naties meer dan 7 000 personen en ook van het koningsvolk bleven er we 4 000 verslagen, zonder diegene die zeer gekwetst waren, hadden die van Henegouwen en de Keizer niet gevlogen, de Fransen hadden allen geschoffeerd geweest en ze hadden het ook het lelijkste gehad. Deze heren die gevangen waren Reinout van Dammartin, de graaf van Boulogne-sur-Mer, was eenvoudig gevoerd te Pirons waar hij niet al te goed en Willem de graaf van Salisbury was te Saint Quentin [fol. xxxix.r] gevoerd. En de graaf van Catsenelleboge met veel Duitse heren was gevoerd te Doornik, maar Ferrant was te Parijs waart gevoerd en soms geleid te voet en soms te paard of te wagen en alle mannen liepen waar dat ze gingen om Ferrant te zien en met hem te spotten en gekscheren, ze gingen al fluitend en pijpende voor hem, staken hun tong naar hem uit en deden hem alle schimp en kleinheid die ze mochten. En al Frankrijk door was grote blijdschap dat Reinoutt en Ferrant beide gevangen waren, want ze hadden dat land van Poitou, Guienne, Anjou, Gascogne, het land van Hesdin, van Guise, van Peronne en het land van Picardie geheel bedorven, het volk verjaagd en dood geslagen. Deze strijd en gevecht van Pont de Bouvines viel op de 25ste dag van juli anno domini 1214. Binnen deze tijd dat Ferrant net gevangen was werd Vlaanderen al te zeer geplaagd met brand, bij leed in vele steden en dorpen en ook met sterfte en ook met zee vloed, want de zee brak in te vele plaatsen en scheurde de dijken zodat omtrent Brugge vier mijlen ver, oostwest en zuid was het alles water zodat er in diverse plaatsen vele lieden en beesten verdronken. Deze Ferrant bleef 11 jaar en een half in de gevangenis, maar ter bede van de koning van Castili en de koning van Portugal, zo liet koning Lodewijk hem gaan te Vlaanderen waart tot Jehanne zijn wijf en de koning van Frankrijk rechte zwager en hij bleef te Rijsel bij haar wonen, omtrent 3 jaren altijd ziek en kwelend en stierf te Rijsel in het jaar ons heren 1233 en zijn wijf liet hem begraven in haar klooster te Marquette dat ze zelf liet stichten. Item, men wil zeggen dat het hoge altaar dat in dat klooster staat ter plaatse waar de boom stond daar de keizer van Constantinopel en de goede Boudin van Mons aan gehangen was door schalksheid en handigheid van Ferrant van Portugal. Deze Ferrant en had geen kinderen bij Jehanne zijn wijf. Aldus zo nam ze nam een andere man na de dood van Ferrant. En dat bij de raad van de koning Sint Lodewijk en dat was Thomas van Savoie. Deze Ferrant was de 20ste graaf van Vlaanderen. |
Van Thomaes van Sauoyen, den.xxi.Graue, die welcke tgraefschip behuwede aen Iehannen Ferrants weduwe. Dat.xxvij.Capittel. THomaes van Sauoyen behuwede ooc tgraefschip vanvlaenderen aen Iehannen Ferrants weduwe, hi was die.xxi.Graue van Vlaendren, ende was seer goedertieren, ende ghemeyne met elckerlijck, ende hi en hadde oock gheene kijnderen by Iehannen sinen wijue, si waren ontrent.xij.iaren te samen in huwelicke. Iehanne die graefnede worde siec, ende ghecreech een barnende cortse, waer af si starf te Rijssele. Anno domini.xijc ende.xliiij.Ende licht begrauen in tclooster ter Marckette, bi Ferrant haren eersten man. Ende omme dat dye voorseyde Iehanne gheene kijnderen en hadde, by gheen van haren mannen, soe gheuielen die twee Graefschepen endequamen toe, te wetene Vlaendren ende Henegauwe, vp [fol. xxxix.v] Margriete huere sustere, dye die ionckste dochtere was vandenkeyser Boudin, dese Margriete hadde te manne Willem van Dampyere. Item als Iehanne doot was men gaf Thomaes va nSauoyen een somme van penninghen, ende hi voer te sinenlande waerdt te Sauoyen. |
Van Thomas van Savoie, de 21ste graaf die het graafschap behuwde aan Jehanne, de weduwe van Ferrant. Dat 27ste kapittel. Thomas van Savoie behuwde ook het graafschap van Vlaanderen aan Jehanne, de weduwe van Ferrant, hij was de 21ste graaf van Vlaanderen en was zeer goedertieren en algemeen met iedereen en hij had ook geen kinderen bij Jehanne zijn wijf, ze waren omtrent 12 jaren tezamen in huwelijk. Gravin Jehanne werd ziek en kreeg een brandende koorts waarvan ze stierf te Rijsel anno domini 1244 en licht begraven in het klooster ter Marquette bij Ferrant, haar eerste man. En om dat Jehanne geen kinderen had bij geen van haar mannen en vervielen de twee graafschappen en kwamen toe, te weten Vlaanderen en Henegouwen, op [fol. xxxix.v] haar zuster Margriet die de jongste dochter was van keizer Boudin. Deze Margriet had tot man Willem van Dampierre. Item, toen Jehanne dood was gaf men Thomas van Savoie een som van penningen en hij voer tot zijn land waart te Savoie. |
Van Willem van Dampyere, den xxij.Graue, die welcke behude tgraefscip aen Margriete die ioncxste dochtere vanden Keyser Boudin. Dat.xxviij.Capittel. WIllem van dampiere die quam tot tgraefschip van Vlaendrenende van Henegauwe, vansijns wijfs weghe Margriete die hi getraut hadde, dese willem was die.xxij.graue van vlaendren, ende si hadden te gadere drie sonen, Willem, Guy, ende Ian. Maer eer Willem margriete nam so hadde si ghehadt secretelicke twee natuerlicke cnapelicke kijnderen, als Boudin ende Ian van Auennes, den houdtsten bastaert, boudin voorseyde cabbelde ende keef alden dach yeghen den houdtstenghetrauden broedere willem ghenaemt, ende si vochten dicwille onderlinghe. Dese willem die getraude sone seyde dat hi naer sijnder moeder doot, meende graue van Vlaendren te sine, want bastaerden en mochten gheen leenheeren sijn bi versterffenissen, aldus en mochte tgraefschap hem niet toe commen. Item Boudin die bastaert seyde, dat in sommeghe landen niement bastaert en es van sijnder moeder weghe, omme deser cabbelinghe ende kijuinghe wille so dede die graefnede margrieten willem hueren ghetrauden sone huwen aen vrauwe Beatrijce des hertoghen heyndricx van Brabandts dochtere, ende gafser mede dat graefschap van Vlaendren. Ende waert bi aldien dat willem storue voor die voorseyde Beatrice, so soude beatrice hebben thuerer duwarye Cortrijcke metter Casselrye, ende beatrice dede maken dat Clooster te groenijnghen buyten Cortrijcke, ende daer licht si begrauen, ende willem die licht begrauen te selines in Henegauwe. Willem van dampyere dye ionghe Margrieten sone, die si hadde bi willem van dampiere, soude geweest hebben die.xxiij.graue van vlaendren vp condicie, storue hi sonder hoir van beatricen sinen wijue, so soude sijn vrau moeder weder al Vlaendre hebben, sonder Cortrijcke metter casselrye, dat soude sijne wedewe beatrice des hertoghen van Brabants dochter houden voor huere duwarye. Ende Guwy die andere sone soude hebben dat graefschap vanHenegauwe naer vrauwe Margrieten doodt, ende Ian die derde sone die heerscappye van sinen vadere dampiere die twee bastaerden boudin ende Ian hare natuerlicke kijnderen, omme dat si parlementich ende twistich waren, so en wilden si hemlieden niet gheuen. Maer sy seyden waert so dat sy haer vriendelic anthierden ende dienden haer ende haer lieder getraude broeders, si soude in nacommende tijden wel om hemlieden peynsen ende gheuen hem lieden wat in testamente naer haer lieder dyenst ende verdiente naer hare doodt, dit horende dese twee bastaerden Ian ende boudin, trocken bi den coninc sinte Lodewijc van vranckerijcke, ende clagheden hemseere ouer haer vrau moedere, ende ouer haer lieder drie ghetrauwede broeders, hoe die vrau [fol. xl.r] we margriete haer lieder moedere alle die heerscappyen bestelt ende ghegheuen hadde, haer lieder ioncste broeders, ende si lieden dye de oudtste waren en hadden nyet. Ende voordt soe wilde haerlieder vrauwe moedere dat si lieden die dye oudtste waren souden moeten dienen haer ioncxste broeders. Endebaden haren neue sinte Lodewijc den coninck, dat hy haerlieder moeder, ende den ionghen Willem van Dampiere wilde doendaghen te Parijs ter Marberijnen tafele. Dit ghedaen sijnde, endesi lieden commende te Parijs ter Marberijne tafele ten daghe ghespecificiert. Ian die houdtste bastaert proponeirde voor denconinc sinte Lodewijc, hoe dat sijn moeder wech ghegheuenhadde die landen, Vlaenderen, ende Henegauwe, hare ioncxste kinderen, maer Ian ende Boudin die houdtst waren (al wast dat si bastaerden waren) si en hadden niet dan slauernye vandienste van haer lieder moeder, ende huer ionghe broeders soudent al hebben. Die coninc sinte Lodewijck vraechde vrauwe Margriete wat sijer yeghen segghen wilde. Vrauwe Margriete seyde. Edel coninck ende neue wat dat ic van Vlaenderen ghetermyneirt hebbe, ic wil dattet so blijue, toebehoorende Willem van Dampiere mijnen houdsten wettelijcken ghetrauden sone, het en ware dat hy voor my storue, sonder hoir vanBeatricen sinen wijue, so soudic Vlaenderen weder te mywaert nemen, mijnen ioncxsten sone Ian en mach ick niet ontnemensijn vaderlijcke erue, maer Guy gaf ick Tgraefschip van henegauwe, maer midts dat hi ontschaecte des Aduocaets dochtere van Bethune, die hy moeste nemen te wijue, yegens den raet van hu ende van mijnen man Willem, ende van alle onse vrienden. Aldus heer coninck ende neue doet met Henegauwe huwen wille, maer ic wilt behouden mijn leuenlanc. Doen sprac die coninc Lodewijc Ach nichte van Vlaendren in al dat ghy gheseyt hebt, so ben ick wel ghepaeyt, ende wilt doen naer huwen goetdijncken. Doen sprac haestelic die bastaert Boudin die houdtste sone. Och vrau moeder, ic bendoch hu oudtste sone, ende sal ic niet hebben, Vlaendren dat ghi Willem mijnen broeder hebt ghegheuen, het behoort bet mijne dan hem toe, want hi iongher is dan ick, ende ick beloue hu dat hijt nemmermeer met payse van mi besitten en sal. Doen sprac vrauwe Margriete, hi is beterder ende edelder dan ghy sijt, naer alle wetten ciuijle, ende naer die wet gods, ende hy is edele van gheboorte, ende ghetrauwet kijnt, ende ghy sijt onhedele van huwes vaders weghe, ende sijt een bastaert Doen seyde Boudin, god moets iammeren dat ic dan een loddeghe hebbe tot eender moedere. Ende vrauwe Margriete verantwoorde, ach laten gode van hemelrijcke ende hu ende my machs wel iammeren, dat ghi hadt eenen lodder pape tot eenen vadere, sidy nv weltevreden dat elckerlijck moet weten huwe edelhede. Och lieue sone hebdy ons doen daghen om hu seluen ende ons allen voor alle die werelt te scoffierne, sonder twijfele also langhe als ic ende ghi leuen sult, en suldi van mi niet hebben, ende ick ontsegghe hu huwen dienst, ende verbiede hu mijn oghen ende mijn lant vanVlaenderen, also langhe als ic leue. Doen sprac die coninck, och nichte ghi hebt mi Henegauwe ouer ghegheuen, ende dat te mijnen segghene, so segge ic nichte, also lange als ghi leift, so sult ghi henegauwe besitten, ende naer huwe doot, so salt hebben Guy, ende sal sine twee bastaerde broeders voorsien ende houden, Boudin ende Ian, ende Willem van Dampiere sal vlaendren hebben, maer sterft hi sonder hoir voor hu, so suldi vlaenderen weder hebben thuwen lijue, ende naer huwe doot sal Guy Vlaenderen hebben, ende Boudin die houdste bastaert sal sijn graue van Henegauwe, ende hi sal Ian sinen broeder voorsien. Ende doen seyde sinte Lodewijc. Ick meene cortelinghe te treckene in Barbaryen yeghen dye vianden gods die sarasijnen ende ongheloouighe Ende ick begheere dat ons neue Willem van Dampyere, ende alle onse leenhouders, ende hy als prinche yeghen die Sarasijnen met mi trecke. |
Van Willem van Dampierre, de 22ste graaf die behuwde het graafschap aan Margriet de jonste dochter van keizer Boudin. Dat 28ste kapittel. Willem van Dampierre die kwam tot graafschap van Vlaanderen en van Henegouwen vanwege zijn wijf Margriet die hij getrouwd had. Deze Willem was de 22ste graaf van Vlaanderen en ze hadden tezamen drie zonen, Willem, Guy en Jan. Maar eer Willem Margriet nam zo had ze gehad in het geheim twee natuurlijke jongetjes als Boudin en Jan van Avennes, de oudste bastaard, Boudin voorgezegde kibbelde en keef de hele dag tegen de oudste getrouwde broeder, Willem genaamd, en ze vochten vaak onderling. Deze Willem, de getrouwde zoon zei dat hij na de dood van zijn moeder meende graaf van Vlaanderen te zijn, want bastaarden mochten geen leenheren zijn bij versterving en aldus mocht het graafschap hem niet toekomen. Item, Boudin de bastaard zei dat in sommige landen niemand bastaard is van moeders kant en om dit kibbelen en kijven zo liet gravin Margriet Willem, haar getrouwde zoon, huwen aan vrouw Beatrix de dochter van hertog Hendrik van Brabant en gaf er mede dat graafschap van Vlaanderen. En was het bij al dien dat Willem stierf voor die Beatrice zo zou Beatrix hebben haar levensonderhoud Kortrijk met het wetsgebied en Beatrix liet maken dat klooster te Groenige buiten Kortrijk en daar ligt ze begraven en Willem die ligt begraven te Senlis in Henegouwen. Willem van Dampierre, de jonge zoon van Margriet die ze had bij Willem van Dampierre zou geweest zijn de 23ste graaf van Vlaanderen op conditie, stierf hij zonder erfgenaam van Beatrix zijn wijf, zo zou zijn moeder weer al Vlaanderen hebben, zonder Kortrijk met het wetsgebied, dat zou zijn weduwe Beatrix houden voor haar levensonderhoud. En Guy, de andere zoon, zou hebben dat graafschap van Henegouwen na de dood van vrouw Margriet en Jan, de derde zoon, de heerschappij van zijn vader Dampierre. De twee bastaarden, Boudin en Jan haar natuurlijke kinderen omdat ze onhandelbaar en twistend waren zo wilden ze hen nies geven. Maar ze zeiden was het zo dat ze haar vriendelijk hanteerden en haar dienden en hun getrouwde broeders zou ze in toekomende tijden wel om hen peinzen en geven hun wat in testament naar hun verdienste en dienst na haar dood. Dit hoorden deze twee bastaarden Jan en Boudin en trokken naar koning Sint Lodewijk van Frankrijk en klaagden hem zeer over hun moeder en over hun drie getrouwde broeders hoe vrouw [fol. xl.r] Margriet hun moeder alle heerschappijen besteld en gegeven had en hun jongste broeders en zij die de oudste waren hadden niets. En voort zo wilde hun moeder dat zij die de oudste waren zouden moeten dienen hun jongste broeders. En baden hun neef Sint Lodewijk de koning dat hij hun moeder en de jonge Willem van Dampierre wilde laten dagen te Parijs ter Marberijnen tafel. Toen dit gedaan was en ze kwamen te Parijs ter Marberijnen tafel te dage gespecificeerd. Ja, de oudst voor koning Sint Lodewijk, hoe dat zijn moeder weggegeven had de landen Vlaanderen en Henegouwen aan haar jongste kinderen, maar Jan en Boudin die de oudste waren (al was het dat ze bastaarden waren) hadden niets dan slavernij van verdienste van hun moeder en hun jongste broeders zouden alles hebben. De koning Sint Lodewijk vroeg vrouw Margriet wat ze er tegen zeggen wilde. Vrouw Margriet zei; ‘Edele koning en neef, wat dat ik van Vlaanderen besloten heb dat wil ik dat het zo blijft en behoort toe aan Willem van Dampierre, mijn oudste wettig getrouwde zoon, tenzij hij voor me stierf zonder erfgenaam van Beatrix, zijn wijf, dan zou ik Vlaanderen weer tot me nemen. Mijn jongste zoon Jan mag ik zijn vaderlijke erve niet ontnemen, maar Guy gaf ik het graafschap van Henegouwen, maar mits dat hij schaakte de dochter van de advocaat van Bethune die hij moeste nemen tot wijf tegen de raad van u van mijn man Willem en van al onze vrienden. Aldus heer koning en neef doet met Henegouwen uw wil, maar ik wil het behouden mijn leven lang’. Toen sprak koning Lodewijk; ’och nicht van Vlaanderen, in alles dat ge gezegd hebt zo ben ik wel gepaaid en doen naar uw goeddunken’. Toen sprak de bastaard Boudin, de oudste zoon; ‘och moeder, ik ben toch uw oudste zoon en zal ik niets hebben, Vlaanderen dat ge Willem mijn broeder hebt gegeven, het behoort beter mij dan hem toe want hij is jonger dan ik en ik beloof u dat hij het nimmermeer met vrede van mij bezitten zal.’ Toen sprak vrouw Margriet, ‘hij is beter en edeler dan gij bent naar alle civiele wetten en naar Gods wet en hij is edel van geboorte en getrouwd kind en gij bent onedel vanwege uw en bent een bastaard. Toen zei Boudin, God moet het bedroeven dat ik dan een hoer heb tot een moeder’. En vrouw Margriet antwoordde,’ ach laat het God van hemelrijk en u mag wel droevig zijn dat ge een hoer paap tot een vader had, wees nu weltevreden dat elk moet weten uw edelheid. Och lieve zoon, heb je ons laten dagen om u zelf en ons allen voor de hele wereld te schofferen, zonder twijfel alzo lang als ik en gij leven zal zal je van mij niets hebben en ik ontzeg u uw dienst en verbiedt uw mijn ogen en mijn land van Vlaanderen alzo lang als ik leef.’ Toen sprak de koning, ‘och nicht, ge hebt me Henegouwen me over gegeven, en dat tot mijn zeggen, zo zeg ik nicht, alzo lang als ge leeft zo zal ge Henegouwen bezitten en na uw dood zal Guy het hebben en zal zijn twee bastaard broeders voorzien en houden, Boudin en Jan, en Willem van Dampierre zal Vlaanderen hebben, maar sterft hij zonder erfgenaam voor u dan zal je Vlaanderen weer hebben tot u en na uw dood zal Guy Vlaanderen hebben en Boudin, de oudste bastaard, zal graaf zijn van Henegouwen en hij zal Jan, zijn broeder, voorzien. En toen zei Sint Lodewijk; ‘Ik meen gauw te trekken in Barbarijen tegen de vijanden Gods de Saracenen en ongelovigen. En ik begeer dat onze neef Willem van Dampierre en alle onze leenhouders en hij als prins tegen de Saracenen met me trekt.’ |
Hoe die Coninck Lodewijc van Vranckerijcke, met sinen neue Willem van Dampyere, endemet alle sine Leenhouders track in Barbaryen, teghen die vyanden Gods die Sarazijnen. [fol. xl.v] ITem binnen den seluen iare voer sinte Lodewijc in Cartagyenende te Tunes ende versloech daer met sinen gheselschepe int woudt van Bulgheryen, int landt van Barbaryen seere vele Sarasijnen ende Moorianen, ende daer bleuen ooc sommeghe Kerstenen doodt, ende een edel kersten here gheuanghen. EndeWillem van dampyere wordt in dien wijch gequetst endegheuanghen, ende hi wordt gelost, int wederkeeren naer Vranckerijcke, int iaer ons heeren.xijc.ende.lx.dit vernam Guy van dampyere, ende maecte fynanchie ende stelde hem vp endetrac bi sinte Lodewijck in Barbarye ende in Egypten, ende te Massore int lant der Moorianen, ende daer wordt hi rudder ghemaect. Ende vrauwe Margriete regierde binnen deser tijt beede die landen Vlaendren ende Henegauwe. Ende Guy vanDampyere dede daer vele vrome feyten van wapenen vp die Sarasinen, dyt ghedaen sijnde, ende thuys gecomen sijnde, so starf tsaduocaets dochtere van Bethumen sijn wijf, bi wien hy hadde ghehadt Robrecht van Bethunen die Meinfroot doodt slouch ende Coradijn in Appoelgen, ende Willem here van Neuele, Boudin dye goedertiere. Ian bisschop van Ludeke endePhelips graue van Tyette, ende hi hadder ooc by viere dochterenalle grote princessen ende edelicken gehuwet, daer naer nam hy weder in huwelijcke te wijue des grauen dochtere vanLutsenburch, ende hi hadder mede dat Graefschip van Namen, ende si drouch hem drie sonen ende drie dochteren, al dye wijle dat sijn moeder noch leuende vrauwe Margriete, ende si regierde die landen Vlaendren ende Henegauwe, die spacie endetijden van xxxiij.iaren, si hadde oock ghedaen stichten vele cloestren ende gods huysen, ter bede van Iehanne harer sustre. Item so wat van transpoorten van allen rechten ende vander demeynen ouer schieten soude in Vlaendren, ende in Henegauwe, dat si dat legghen soude aen die voorseydecloosters, ende aen diuersche gods huysen. Ende dat si hier mede maken soude dese naer volgende Cloosters. Eerst tcloostere van soetendale, dat Nonnen cloostre van oost eeclo, Doornizeele, ende vele andere tempelen ende gods huysen, dye kercke ten predicaers te Brugge, die Carmers, die freremineurs, die kercke ten wijngaerde, datmen heet tbeghijn hof, der predecaren conuent te Rijssele, [fol. xli.r] ende die beghijnen te Ghendt, te Duway, te Valenchyenes, endete Berghen, ende dat hospitael te Berghen, te Ysendijcke, te Oostburch, die beghijnen Tardenburch, ende dat hospitael vanden Damme, te Thielt, te Torrout, ende in meer ander plaetsen. Ende naer die doot van Margrieten, so wort si begrauen in tcloostre te Flijnez, ende haer deuote dochtere die Abdesse hadde haer daer doen gheuen al huere heylighe Sacramenten, ende daer ouerleedt si, ende wierdt daer begrauen, als voorseyde is. Int iaer ons heren.M.CC.ende lxxviij. Naer die doot van margrieten, so wort Boudin haren houdtsten bastaert sone graue van Henegauwe, ende hy gaf Ian sinen bastaerden broedere die heerschappye van Auennes, ende Guy van Dampyere haren wettelicken sone worde graue van Vlaenderen. |
Hoe koning Lodewijk van Frankrijk trok met zijn neef Willem van Dampierre en met al zijn leenhouders in Barbarijen tegen de vijanden de Saracenen. [fol. xl.v] Item, binnen hetzelfde jaar voer Sint Lodewijk in Carthago te Tunis en versloeg daar met zijn gezelschap in het woud van Bulgarije, in het land van Barbarijen zeer veel Saracenen en Moren en daar bleven ook sommige Christenen dood en een edele christenheer gevangen. En Willem van Dampierre werd in die strijd gekwetst en gevangen en hij werd verlost in het terug keren naar Frankrijk in het jaar ons heren 1260. Dit vernam Guy van Dampierre en maakte financin en stelde zich op en trok bij Sint Lodewijk in Barbarijen en in Egypte en te Massore in het land der Moren en daar werd hij ridder gemaakt. En vrouw Margriet regeerde binnen deze tijd de landen Vlaanderen en Henegouwen. En Guy van Dampierre deed daar vele dappere wapenfeiten op de Saracenen. Toen dit gedaan was en hij thuiskwam zo stierf de dochter van de advocaat van Bethune, zijn wijf, bij wie hij had Robrecht van Bethune die Meinfroot dood sloeg en Conradin in Apuli en Willem heer van Nevele, Boudin de goedertieren, Jan, bisschop van Luik en Filips, graaf van Tyette (?), en hij had er ook vier dochters bij allen grote prinsessen en edel gehuwd. Daarna nam hij weer in huwelijk tot wijf de dochter van de graaf van Luxemburg en had er mee dat graafschap van Namen en ze droeg hem drie zonen en drie dochters al de tijd dat zijn moeder nog leefde, vrouw Margriet, en ze regeerde de landen Vlaanderen en Henegouwen die ruimte en tijd van 33 jaren. Ze had ook laten stichten vele kloosters en godshuizen ter bede van Jehanne, haar zuster. Item, zowat van transporten van alle rechten en van de heerlijke rechten overschieten zou in Vlaanderen en in Henegouwen dat ze dat leggen zou aan die voorgezegde kloosters en aan diverse godshuizen. En dat ze hiermee maken zou zijn deze navolgende kloosters. Eerst het klooster van Zoetendale, dat nonnen klooster van oost Eeklo, Doornzele en vele andere tempels en godshuizen, de kerk der predikers convent te Brugge, de karmelieter, de frere mineurs, de kerk ten Wijngaerde dat het Begijnhof noemt, het prediker convent te Rijsel, [fol. xli.r] en de Begijnen te Gent, te Dowaai, te Valenciennes en te Bergen en dat hospitaal te Bergen, te IJzendijke, te Oostburg, de Begijnen te Aardenburg en dat hospitaal van de Damme, te Tielt, te Torhout en in meer ander plaatsen. En na de dood van Margriet zo werd ze begraven in het klooster de Flines en haar devote dochter die abdis was haar laten geven al haar heilige sacramenten en daar overleed ze en werd daar begraven in het jaar ons heren 1278. Na de dood van Margriet zo werd Boudin, haar oudste bastaardzoon graaf van Henegouwen en hij gaf Jan, zijn bastaardbroeder de heerschappij van Avennes en Guy van Dampierre, haar wettige zoon, werd graaf van Vlaanderen. |
[ Van Guy van Dampyere, den xxiij.graue vanVlaendren] Van Guy van Dampyere, den xxiij.graue van Vlaendren, die welcke maecte van Eeclo eene Stadt van wette, ende stelder eenen Burch meestere, met.ix.schepenen hy stichtede oock Tconuent vanden predicaren Typre. Dat.xxix.Capittel. GVy van Dampyere die sone van den houden Willem vanDampyere, die was die.xxiij.G.van Vlaenderen, die welcke sonder consent van sijnder moedere, of van eenege van sinenvrienden ontschaeckte eens simpel mans dochtere Fogaets van Bethunen, ende was ghedwonghen by iusticien dat hijse moeste nemen ende trauwen teenen wettelijcken wijue, ende hadder by vele vromer kinderen van sijnen princhen, ende grote lantsvrauwen. Eerst Robrecht van Nyuers, die welcke die heleghe kercke vele profijts dede, in eenen wijch in Apoelgen, daer hy doot slouch den fellen viant vander heleger kerckenMeinfroot, die bet dan met hondert duysent sarasijnen quamomme te bederuene ende te destrueirne alle kerstenheyt, voort Willem die heere van Nyvelle. Boudin die deuote Ruddere, die welcke starf ionck, ende licht begrauen te Brugghe te Freren, dye vierde was een vaelyant clerc, seer wel gheleert, ende wiert Proost van sinte Donaes te Brugge, ende van sinte Peeters te Rijssele, daer naer was hi Bisschop te Mets in Lorayne, ende worde daer naer Bisschop te Ludeke. Die vijfste was een groot decretiste, ende een groot meestere, om te sijne een groot man in die helege kercke, als een patriarcke ofte een Cardenael, maer hy sach datmen Vlaenderen te cort boot, ende daer omme dede hy hem Rudder maken, ende sinen name was Phelippus, ende nam te wijue die eeneghe dochtere vanden graue van Tyette. Dese vijue knapelicke kinderen van eenen vader ende van eender moedere commende, binnen haerlieder tijt soe en warender gheen vromer heren, daer men of wiste te sprekene. Ende ooc viere dochteren hooghelicken ghestelt, ende edelicke in huwelicke. Die eene was Graefnede van Hollandt ende Zeelant, ende dandere was Hertoginne van Brabant, die derde Hertoginne van Ghulcke, ende die vierde was graefnede vanBulloys. Die graue Guy was met.s.Lodewijc den coninc van Vranckerijcke in Barbaryen eyghen die sarasijnen, als vanThunes, Cartagen, van Bourghe, te Massoire, daer hi hemvromelic hadde in fayten van wapenen, in diueerschen wijchenyegens die heydenen, ende [fol. xli.v] met sinte Lodewijck thuys commende, soe starf sijn wijf Fogaets dochtere van Bethune, ende bi consente van sijnder vrauwe moedere, ende bi rade van sinte Lodewijc sinen neue, so nam hi te wijue des grauen dochtere van Lutsenburch, ende hi hadder mede dat graefschip van namen, byder welcker hi noch hadde drie sonen, Ian, Guy, ende Heindrick, ende drie dochteren. Deerste wort coninghinne van schotlandt, die andere was vrauwe van Fryueis, ende die ioncxste was toe gheseyt den oudtsten sone vanden coninc van Inghelant den grotenEdewaert, ende haren name was Phelippa, ende die grote schone coninc Phelippus van Vranckerijcke dye hiefse huytencouden watere, ende daer omme was die coninc vanVranckerijcke gram vp den graue Guy, omme dat hi sine dochtere toegheseyt hadde den coninck van Inghelant, omme sinen oudtsten sone sonder sijn consent, midts dat die coninc van Ingelant viant was van der crone van Vranckerijcke, ende hi Phelips le beel hadde selue eene dochtere, die hi toe gheschict hadde den coninck Edewaerts sone, als waerbi dat Vranckerijcke noch hedentsdaechs ghescoffiert es, want die schone Phelips coninc van Vranckerijcke had de drye sonen, ende elc wart coninc, deen naer den anderen, ende si storuen al sonder hoir, ende doen soude dye croone met rechte ghecommen hebben vp sine dochtere, die daer naer coninghinne van Inghelant wart, ende hadde veil kinderen, waer of doutste sone behoorde coninc van vranckerijcke te sijne, want die croone van Vranckerijcke heift wel verstoruen vp vrauwen ten achsten gheslachte, iae dat meer es, vp muenickendye huyten clooster ghehaelt waren, ten derden gheslachte, als die coninc van poortegale een religieux ende gheprofest sijnde, wart huyten clooster ghehaelt, ende men gaf hem een wijf, endesijn oudtste sone Ian was gheweldich coninc van Poortingale, ende sine naercommers besitten noch die croone vanpoortingale. Item omme dat Phelippe des grauen Guys dochtere toegheseyt was des Conincx sone van Inghelant, Anno.xiic.ende.xcvij.die coninck van Vranckerijcke daer omme seer verstoort sijnde vp den Graue Guy, alst voorseyde is. Daer omme die graue Guy meenende den coninc te ghelieuene, ten beuele vanden coninc van vranckerijcke, sandt hy Phelippe sine dochtre eerlicke te Parijs waert met xxx.camerieren, endeRobrecht huer houdtste broeder voer mede, met xxx.houde rudders ende ioncheers, ende Robrecht haer broeder bi auentueren bleef buten parijs, doen sijn sustre Phelippe quam te Parijs omme te gane tot den coninc voorseyde. Ende si tenpallayse commende, die coninghine deidtse vanghen met alle huere cameryeren ende schiltcnapen, ende sommege vandenrudders dye met Robrecht haren broeder ende met haer ghecommen waren, ende Phelippe voorseyde bleef te Parijs in des conincx gheuanghenesse, dit verhoorde Robrecht vanNyueers hoe dat Phelippe sijn sustere ghearresteirt was, ende al huer ghesinde, vander coninghine, ende dat thuwelic wederroupen was van Phelippe sijnder sustere, hy hadts al te groten wypre ende trac te vlaendren waert, ende gaft te kennene sinen vadre Guy. Ende die coninc ontboodt den graue Guy bi hem te commene, maer die Graue bleef in vlaendren, Ende hy ghinc doen mannen alle sine steden, casteelen, endesloten, ende deidtse alle wel voorsien van vytaelien. Die coninc Phelips verhoorende die ouerhooricheyt vanden graue Guy, die welcke hadde ghestelt te duway den graue Willem van Neuele, met vele volcx van wapenen, duchtende dat dye van Duway souden hebben den eersten stoot. Robrecht van Nyueers dye was te Rijssele met den graue van Valckenberge, ende met vele sijnder mannen van wapenen om dat hi duchtede dat die vanRijssele den coninc die poorten opene gedaen souden hebben. Ende oft so ghecommen hadde dat die coninc Vlaenderen hadde willen bestoken aen die west side, mande hi Cassele endeVeurne, ende hi maecte daer of Capiteyn sijns susters dochter sone, Willem van Ghulcke een vroom prinche, ende te Veurne was oock die heere van Gauere wel met.vim.ghelterschen endeduytsche ruyters, vanden Rijne, ende daer quam ooc die graue van Tyette Phelips, ende dye graue van Catsenelleboghe met.vm.sijne ruyters, altijt bereet te gane om die van Cassele ontset te doene, in dien die Coninck van Vranckerijcke te Cassele ghecommen hadde. Item in dit selue iaer was te Parijs so grote [fol. xlij.r] oueruloet van watere in die Cheyne, so dat die twee brugghen, le grant pont et le petit pont, dats dye grote brugge ende die cleene, vloten metten stroome wech, ende dye huysen daer ontrent staende, braken alle ontsticken ende vielen inne. Die coninck van Vranckerijcke vernemende hoe dat die graue Guy alle die steden ende casteelen hadde ghedaen voorsien, ende mannen, omme hem te wederstane, ende dat die graue Guy gheschreuen hadde om bystandicheyt aen den coninc van Inghelant Die coninc van Inghelant die quam wel met xm.Inghelschen endewalloysen, huyten lande van waels te Ghendt byden.G.Guy. Hier omme waren die coninc ende ooc die coninginne so fellickengram, dat si deden des grauen Guys dochter phelippe vergheuenmet venijne, dye welcke den prinche van waels toe gheseyt was Edewaert ghenaemt, teenen wijue. Ende die coninc phelips beual datmen die.xxx.camerieren van Phelippe alle verworghensoude, ende in dye cheyne worpen, ende die.xxx.Rudders dye met haer ghecommen waren, datmense alle aen die galghe hanghen soude. Anno domini.xijc.ende.xcvi.naer.s.Ians dach in midsomer, so quam die coninc phelips te Vlaendren waert wel met.xxm.mannen, ende leedt Duway, ende voer beleggen die stede van Rijssele, bet dan drye maenden lanc ende stormde dicwils vp die stede. Ende ne hadde gheweest Robrecht van Nyueers, dye poorters van Rijssele die meer ghehelt ende gheneghen waren totten coninc, dan totten graue Guy harenprinche, si souden dye stede den coninc ouer ghegeuen hebben, ende den fransoysen die poorten ontdaen hebben, ende daerom beual Robrecht die graue van nyueers, dat so wye veruaert ware, oft beduchte voor den coninc Phelips, dat hi huyte Rijssele voere met sinen goede daer hi wesen wilde, als waer bi datter vele poorters ende inwonende van Rijssele, trocken huyt Rijssele. Willem die heere van Neuele ligghende te Duway quamdicwils bi nachte tot Rijssele, om sinen broeder te helpene, endedede menege sprinc reyse in dat heer vanden coninc, so dat hijer altemet doot slough, als nv drye hondert als nv vierhondert, ende vincker vele edele, die hi hooghe rentsoeneirde. Als die coninc vij.weken voor Rijssele gheleghen hadde, hi sandt den graue van atrecht, om te bestokene Vlaendren aen dye westside, ende quam met alle die van Artois, ende van Guyse, wel xiiijm. mannen sterc, omme Veurne te ghecrijchene. Die baliu van Veurne, die Abten van den Dune, van sinte nyclaes, van sinte Winnocx, van claremarasch, bydenrade vanden bisschop van Theerenburch, vielen alle aen dander side vanden coninck van Vranckerijcke, ende rieden die vanVeurne ende vander nyeupoort, dat si standaerden endewimpelen souden doen maken, metter wapene vanden coninc van Vranckerijcke, vp auentuere of die Coninc stercker ware dan die vlaminghen. Die graue van Atrecht ende van bloys commende voor Veurne met xiiijm.mannen sterc. Die here vangauere, van ghuylicke ende van caetsenelleboghe, met alle den duytschen heren, ghingen den fransoysen te ghemoete, om hemlieden strijt te leuerene. Daer was seer gheuochten, ende daer bleef doot die graue van bloys, ende alle die van ghijsen, die welcke stonden in die eerste battaelgie, vanden fransoysen, aldaer bleuen wel.iiijm.walen. Dit es tverraetschip van die van Veurne. |
[ Van Guy van Dampierre, de 23ste graaf van Vlaanderen] Van Guy van Dampierre, de 23ste graaf van Vlaanderen die maakte van Eeklo een stad van wet en stelde er een burgemeester met 9 schepenen en stichtte ook het convent van predikers te Ieper. Dat 29ste kapittel. Guy van Dampierre, de zoon van de oude Willem van Dampierre, die was w 23ste graaf van Vlaanderen die zonder toestemming van zijn moeder of van enige van zijn vrienden schaakte een dochter van een eenvoudige man, Fogaets van Bethune, en was gedwongen bij justitie dat hij haar moest nemen en trouwen tot een wettig wijf en had er bij vele dappere kinderen van zijn prinsen en grote landsvrouwen. Eerst Robrecht van Nevele die de heilige kerk veel profijt deed in een strijd te Apuli waar hij dood sloeg de felle vijand van de heilige kerk, Meinfroot, die met meer dan 100 000 Saracenen kwam om te bederven en te vernielen al christenheid, voort Willem de heer van Nijvel. Boudin de devote ridder die jong stierf en ligt begraven te Brugge te Freren, de vierde was een wakkere klerk en zeer goed geleerd en werd proost van Sint Donaas te Brugge en van Sint Petrus te Rijsel, daarna was hij bisschop te Metz in Lorraine en werd daarna bisschop te Luik. De vijfde was een grote leraar in kerkrecht en een grote meester om een grote man in de heilige kerk te worden als een patriarch of kardinaal, maar hij zag dat men Vlaanderen te kort bood en daarom liet hij zich ridder maken en zijn naam was Philippus en nam tot wijf de enige dochter van de graaf van Tyette. Deze 7 jongens die van een vader en van een moeder kwamen zo waren er binnen hun tijd geen dapperder heren waarvan men wist te spreken. En ook vier dochters hoog gesteld en edel in huwelijk. De ene was gravin van Holland en Zeeland en de andere was hertogin van Brabant, de derde hertogin van Gulik en de vierde was gravin van Boulois. De graaf Guy was met Sint Lodewijk, de koning van Frankrijk, in Barbarijen tegen de Saracenen als van Tunis, Carthago, van Bourghe, te Massoire, (?) waar hij zich dapper genoeg in wapenfeiten in diverse strijden tegen de heidenen en [fol. xli.v] toen hij met Sint Lodewijk thuis kwam zo stierf zijn wijf, de dochter van Fogaets van Bethune en met toestemming van zijn moeder en bij raad van Sint Lodewijk, zijn neef, zo nam hij tot wijf de dochter van de graaf van Luxemburg en had er mee dat graafschap van Namen. Hierbij kreeg hij nog drie zonen als Jan, Guy en Hendrik en drie dochters. Dee eerste werd koningin van Schotland, de andere was vrouw van Fryveis (?) en de jongste was toegezegd aan de oudste zoon van de koning van Engeland de grote Eduard en haar naam was Filippa en de grote mooie koning Filip hief haar uit het koude water (doopvont) en daarom was de koning van Frankrijk gram op graaf Guy omdat hij zijn dochter toegezegd aan de koning van Engeland om zijn oudste zoon zonder zijn toestemming mits dat de koning van Engeland vijand was van de kroon van Frankrijk en hij Filips de mooie had zelf een dochter die hij toe geschikt had de zoon van koning Eduard als waarbij dat Frankrijk nog hedendaags geschoffeerd is want die mooie Filips, koning van Frankrijk, had drie zonen en elk werd koning, de een na de andere en ze stierven allen zonder erfgenaam n toen zou de kroon met recht gekomen zijn op zijn dochter die daarna koningin van Engeland wen had veel kinderen waarvan de oudste zoon behoorde koning van Frankrijk te zijn, want de kroon van Frankrijk is wel verstorven op vrouwen ten achtste geslacht, ja dat meer is, op monniken die uit het klooster gehaald waren ten derde geslacht als de koning van Portugal en religieus en of professie was werd uit het klooster gehaald en men gaf hem een wijf en zijn oudste zoon Jan was geweldige koning van Portugal en zijn nakomelingen bezitten nog de kroon van Portugal. Item, omdat Filippa, de dochter van graaf Guy toegezegd was aan de koningszoon van Engeland anno 1297 en de koning van Frankrijk daarom zeer verstoord was op graaf Guy daarom meende graaf Guy de koning te gelieven ten bevel van de koning van Frankrijk zond hij Filippa fatsoenlijk te Parijs waart met 30 kameniersters en Robrecht, haar oudste broeder, voer mede 30 oude ridders en jonkheren en Robrecht bleef bij avonturen buiten Parijs toen zijn zuster Filippa te Parijs kwam om naar de koning te gaan. En toen ze te paleis kwam liet de koningin ze vangen met al haar kameniersters en schildknapen en sommige van de ridders die met Robrecht met har gekomen waren en Filippa bleef te Parijs in de koningsgevangenis. Dit hoorde Robrecht van Nevele hoe dat Filippa zijn zuster gearresteerd was en al haar gezin van de koningin en dat het huwelijk herroepen was van Filippa, hij had het al te kwaad en trok te Vlaanderen waart en gaf het zijn vader Guy te kennen. En de koning ontbood graaf Guy bij hem te komen, maar de graaf bleef in Vlaanderen en ging toen manen al zijn steden, kastelen, en burchten en liet ze goed voorzien van voedsel. Koning Filips hoorde de ongehoorzaamheid van graaf Guy die had gesteld te Dowaai graaf Willem van Nevele met veel wapenvolk en vreesde dat die van Dowaai de eerste stoot zouden hebben. Robrecht van Nevele was te Rijsel met de graaf van Valkenburg en met vele van zijn mannen van wapens omdat hij vreesde dat die van Rijsel de koning de poorten opengedaan zouden hebben. En als het zo gekomen was de koning Vlaanderen had willen bestoken aan de westzijde bemande hij Kassel en Veurne en hij maakte daarvan kapitein de zoon van zijn zuster, Willem van Gulik, een dappere prins en te Veurne was ook de heer van Gavere wel met 6000 Gelderse en Duitse ruiters van de Rijn en daar kwam ook de graaf van Tyette, Filips, en de graaf van Catsenelleboge met 5 000 ruiters die altijd bereid waren te gaan om die van Kassel ontzet te doen indien de koning van Frankrijk te Kassel gekomen zou zijn. Item, in hetzelfde jaar was te Parijs zoՠn grote [fol. xlij.r] overvloed van water in de Seine zodat de twee bruggen, le grant pont et le petit pont, dat is de grote brug en de kleine, dreven met de stroom weg en de huizen die daaromtrent stonden braken allen te stukken en stortten in. De koning van Frankrijk vernam hoe dat graaf Guy alle steden en kastelen had laten voorzien en mannen om hem te weerstaan en dat graaf Guy geschreven had om bijstand aan de koning van Engeland. De koning van Engeland die kwam wel met 10 00 Engelsen en Walen uit het land van Wales te Gent bij graaf Guy. Hierom waren de koning en ook de koningin zo fel gram zodat ze de dochter van graaf Guy Filippa vergaven met venijn die de prins van Wales toegezegd was, Eduard genoemd, tot een wijf. En koning Filips beval dat men de 30 kameniersters van Filippa allen wurgen zou en in de Seine werpen en de 30 ridders die met haar gekomen waren dat men ze allen aan de galg zou hangen anno domini 1296 na Sint-Jans dag midzomer. Zo kwam koning Filips te Vlaanderen waart wel met 20 000 mannen en ging naar Dowaai en voer belegeren de stad Rijsel meer dan drie maanden lang en bestormde vaak de stad. En nee, was er niet geweest Robrecht van Nevele, de poorters van Rijsel die meer hielden en genegen waren tot de koning dan tot graaf Guy hun prins, ze zouden de stad de koning overgegeven hebben en de Fransen de poorten geopend hebben en daarom beval Robrecht de graaf van Nijvers dat wie zo bang was of beduchte voor koning Filips dat hij uit Rijsel voer met zijn goed waar hij wezen wilde, als waarbij dat er vele poorters en inwoners van Rijsel uit Rijsel trokken. Willem, heer van Nevele lag te Dowaai en kwam vaak in de nacht tot Rijsel om zijn broeder te helpen en deed menige plundertocht in dat leger van de koning zodat hij er altemet dood sloeg, als nu 300, als nu 400 en ving er vele edele, die hij hoog op losgeld stelde. Toen de koning 7 weken voor Rijsel gelegen had zond hij de graaf van Atrecht om Vlaanderen te bestoken aan de westzijde en kwam met allen van die van Artois en van Guise wel met 14 000 mannen sterk om Veurne te krijgen. De baljuw van Veurne, die abten van den Dune, (?) van Sint-Niklaas, van Sint-Winoksbergen, van Claremarasch, bij de raad van de bisschop van Throuanne vielen aan de andere zijde van de koning van Frankrijk en raden die van Veurne en van Nieuwpoort aan dat ze standaarden en wimpels zouden laten met het wapen van de koning van Frankrijk, op avontuur of de koning sterker was dan de Vlamingen. De graaf van Atrecht en van Blois kwamen voor Veurne met 14 000 mannen sterk. De heer van Gavere, van Gulik en van Catsenelleboge met alle Duitse heren gingen de Fransen tegemoet om hen strijd te leveren. Daar was zeer gevochte, en daar bleef dood de graaf van Blois en allen die van Gijsen die in de eerste slag stonden en van de Franse bleven er wel 4 000 Walen. Dit is het verraad van die van Veurne. |
Item dit vernemende die Baliu van Veurne, quam huyte omme dye oosterlinghen te helpene. Ian van gauere ende sommege wethouders quamen met hem, ende hadden alle in hare boesems des conincx wapene van Vranckerijcke, ende si ontbodent by eenen messagier, aen die graue van Atrecht, dat hi commen soude hem lieden te hulpe, ende si souden bringhenmet hem lieden des Coninx standaert van Vranckerijcke, ende selue helpen dye duytschen alle doot slaen, ende datmen den Graue van Atrecht ontbode, dat hy den cry soude gheuen te kennenne den baliu van Veurne, ende den wethouders bi eenensekeren Messagier. Den messagier commende ende segghende alle dinghen, hoe datmen den Burchgraue, den Baliu, ende dye wethouders, ende alle dye by hem lieden waren, of ooc die hem lieden dienden, niet mesdoen en soude, in dyen sy quamen vp den gheordonneerden ende ghesetten tijt, want die van Veurne soude commen te hulpe met Willem van Ghuylicken, Ian vanNeuele, dye Graue van Caetsenelleboghe, met al huerlieder volcker, hebbende in [fol. xlij.v] huere standaerden die wapene van Vlaendren, maer als si lieden commen souden vp.v.of vi.boochschoten den graue vanAtrecht, dan soude dye baliu van Veurne wech werpen tsgrauenvan Vlaendren wapene, ende stellen vp sine schachten die wapenen vanden coninc van Vranckerijcke, ende het gheschiede so, want daer quam toe die graue van saintpol, der coninginnenoom. Dye voorseyde heren ende grauen van Nyuelle, vancatsenelleboge, ende die ioncheere van Guylicke meenden des anderdaechs den coninc ende zijn volk te beuechtene, maer het en mochte doen soe nyet sijn, want die fransoysen waren te sterck, ende wiessen so lancx so meer, want die capiteyn van comene liet alle die fransoysen ende al des conincx volc passeren, ende ouer dye leye lijden. Dus die graue van Atrecht ende die graue van saintpol commende met hueren volcke voor Veurne. Die van Veurne, burcgraue, balyu, ende wethouders verradelicke commende metten duytschen heren yegen die fransoysen, wierpen duytschen heren yegen die fransoysen wierpen wech hare wapenen van Vlaendren, ende namen huyt haren boesemen dye wapene vanden Coninck, ende stakense vp haerlieder schachten, ende riepen seer luyde a la mort les alemans. Daer was seere gheuochten, ende daer bleef doot die Graue van saintpol, der coninghinnen oom, ende harde veel fransoysen, ende ooc die graue van Neuele. Ende dye fransoysen waren in wille te vlieden, maer die van Veurne bleuen staende, ende toochden huere schachten metten wapenen des conincx, ende maecten teekene den fransoysen die vlyen wilden, enderiepen mon ioye tuez les alemans a la mort. Ende dus waren alle die duytsche heren van die van Veurne iammerlicke verraden ende doot ghesleghen. Ian van gauere, die graue van gulicke, ende die graue van caetsenelleboghe, ende wel naer alle die duytschen, sonder een luttel, die vloden ende ontginghen. Aldus ghecreech die coninc Veurne, Nieupoort, Dixmude, ende Berghen. Binnen deser tijt wart die.xij.weke, dat die coninc voor Rijssele gheleghen hadde. Ende Robrecht verhorende hoe dat al westvlaendren verloren was, ende in Rijssele en was gheene vytaelie, ende hi en hadde aen gheen siden secours, so sant hy aenden coninc om bestant van.viij.daghen om hem te beradene, omme Rijssel ouer te gheuene binnen acht daghen, indenhanden vanden Coninc. Die coninc des blijde sijnde, consenteirdet hem. Ende binnen desen so sandt Robrecht bodente Ghendt, tot ten graue Guy sinen vadere, ende totten lieden vanden coninc van Inghelant, die oock binnen ghendt waren, om secours van vitaelgien, ende ooc van volcke, of hi moeste bi noode Rijssele ouergheuen. Die Graue Guy hadde in sijnen raet dat Robrecht Rijssele soude ouergheuen den coninc, behouden lijf ende goet ende alle die daer inne waren. |
Item, dit vernam de baljuw van Veurne en hij kwam uit om de oosterlingen te helpen. Jan van Gavere en sommige wethouders kwamen met hem en hadden allen in hun boezem het koningswapen van Frankrijk en ze ontboden het bij een boodschapper aan de graaf van Atrecht dat hij komen zou om hen te helpen en zouden met hen brengen de koningsstandaard van Frankrijk, en zelf helpen de Duitsers allen dood te slaan en dat men de graaf van Atrecht ontbood dat hij de roep zou geven te kennen aan de baljuw van Veurne en de wethouders bij een zekere boodschapper. De boodschapper kwam en zei alle dingen hoe dat men de burchtgraaf, de baljuw en de wethouders en allen die bij hem waren of ook die hen dienden niets zou indien ze kwamen op de geordonneerde en gezette tijd, want die van Veurne zouden met Willem van Gulik te hulp komen Jan van Nevele, de graaf van Catsenelleboge met al hun volk en hadden in [fol. xlij.v] hun standaarden de wapen van Vlaanderen, maar toen ze komen zouden op 5 of 6 boogschoten van de graaf van Atrecht dan zou de baljuw van Veurne weg werpen het wapen van de graaf van Vlaanderen en stellen op zijn schachten het wapen van de koning van Frankrijk en het geschiede zo, wat daar kwam toe de graaf van Saint-Pol, de oom van de koningin. Die voorgezegde heren en graven van Nevele, van Catsenelleboge, en die jonkheer van Gulik meenden de volgende dag de koning en zijn volk te bevechten, maar het mocht toen niet zo zijn want de Fransen waren te sterk en groeiden hoe langer hoe meer aan want de kapitein van Komen liet alle Fransen en alle koningsvolk passeren en over de Leie gaan. Dus de graaf van Atrecht en de graaf van Saint-Pol kwamen met hun volk voor Veurne. Die van Veurne, burggraaf, baljuw en wethouders kwamen verraderlijke met de Duitse heren tegen de Fransen en wierpen weg hun wapen van Vlaanderen en namen uit hun boezem het wapen van de koning en staken het op hun schachten en riepen zeer luid; Լ/span> a la mort les alemansծ Daar was zeer gevochten en daar bleef dood de graaf van Saint-Pol, de oom van de koningin en erg veel Fransen en ook de graaf van Nevele. En de Fransen waren in wil te vlieden, maar die van Veurne bleven staan en toonden hun schachten met het wapen van de koning en maakten het teken aan de Fransen die vlieden wilden en riepen; Լ/span> mon ioye tuez les alemans a la mortծ En dus waren alle Duitse heren van die van Veurne droevig verraden en dood geslagen. Jan van Gavere, de graaf van Gulik, en de graaf van Catsenelleboge en bijna alle Duitsers, uitgezonderd een beetje, die vloden en ontginhen. Aldus kreeg de koning Veurne, Nieuwpoort, Diksmuide en Bergen. Binnen deze tijd werd het de 12de week dat de koning voor Rijsel gelegen had. En Robrecht hoorde hoe dat al west Vlaanderen verloren was en in Rijsel was geen voedsel en hij had aan geen zijde bijstand en zo zond hij aan de koning om bestand van 8 dagen om zich beraden om Rijsel over te geven binnen acht dagen in de handen van de koning. De koning was dus blijde en stemde het toe. En ondertussen zo zond Robrecht bode te Gen, tot graaf Guy, zijn vader, en tot de lieden van de koning van Engeland die ook binnen Gent waren om bijstand en voedsel en ook van volk of hij moest vanwege nood Rijsel overgeven. De graaf Guy had in zijn raad dat Robrecht Rijsel zou overgeven aan de koning, behouden lijf en goed en allen die daarin waren. |
Item vp den.viij.dach die graue Robrecht, ende die graue vanValckenberghe met den anderen edelen, voerden haerlieder goet bi consente vanden coninc te ghendt waert, ende quamendaer totten coninc van Inghelant ende tot den graue Guy. Endedie coninc van Vranckerijcke rouede die stede van Rijssele, endealle tlant van Duway, tot Ypre, tot Cortrijcke, ende tot Roeselare. Ende men verbarnde kercken, cloosteren, dorpen, stedekins, ende hospitalen, men vercrachte die vrauwen ghehuwet endeonghehuwet, maechden, nonnen, religieusen, ende diet niet ghedooghen en wilden men slouch se doot, ende men spaerder nyemant. Dit verhorende die van Brugghe, dat dye coninck neder quam, si sonden eerlicke boden yeghen den coninc te Inghelmunstre, ende droughen den coninc die slotelen vanBrugge, sonder consent vanden.G.Guy. Die coninc quam vanInghelmunstre te Roeselare, ende te Brugghe. Ende het begonste vele te rymene, ende het ghenakede den wintre, hi hadde Vlaendren binaer tsinen wille, hi disponeerde hem omme te Parijs waert te keerene, ende daer omme die van ghendt spraken den Coninc om een bestant van twee iaren, om den Graue Guy, ende om hem lieden, ende die coninck consenteirdet, ende voer te Parijs met sijnen heercrachte, onder hem houdende Cortrijcke, Rijssele, ende Brugghe, metter casselrye. Dit ouermerckende die coninc van Inghelandt, dat die graue Guy met sinen kinderen bestandt ghemaeckt hadde van twee iaren, sonder sijn weten, ende seere verstoort sijnde, hi wilde Ghendt gherooft hebben, ende die principaelste van Ghendt dedy vanghen. Dit siende die van Ghendt dat dye Inghelschen soe vele crachts deden, ende [fol. xliij.r] braken der lieder huysen, ende begonsten te roouen sommeghe vanden poorters. Die van Ghendt maecten onderlinge een grote vergaderinge van volcke, ende ghinghen bi nachte van herberge te herberge, en men slouch die Inghelschen alle doot, nauwe en liet men den coninc wech gaen, ende den prinche van waels sijn sone met seer lettel Inghelschen, die welcke voerden te Inghelandt waert met groter vreesen. Binnen desen.ij.iaren die vlaminghen hadden gheerne paeys ghemaeckt, ende dedent aenden coninc versoucken, maer het was al te vergheifs, ende die coninc sandt sinen broeder Kaerle van Valloys, omme Vlaenderen met vulder macht te regierene, ende commende te Brugge, hy veynsde hem tlant seer lief te hebben, ende seyde, hy soude wel eenen soeten paeys maken tusschen den coninc sinenbroeder ende den lande van Vlaendren. Die van Brugge leedene te Ghendt, daer dye Graue Guy was, ende sine kinderen, die hemseer eerlicken ontfingen. Si spraken onderlinge om den paeys te makene, Kaerle van Valois hy beloefde bi sinen rudderscepe dengraue Guy paeys te vercrijghene, vp condicien dat hi wilde gaen te parijs, met.L.van sinen edelen, ende Kaerle van Vallois seyde hi soudet so maken metten genooten van Vranckerijcke, endemet sconincx raet, dat die coninc den graue Guy ende sine kinderen die rebellicheyt vergheuen soude, ende het soude paeys sijn metten graue Guy ende met sinen edelen, si soudenden coninc te voete vallen ende bidden hem om sijn ghenaden, ende Guy beloefdet te doen, ende hi deit, ende was bedroghen, ende verraden, alsoet daer naer wel scheen, want men moet wel weten dan vanden tijt dat die Sijncambryanen in Gallyen, dats in Vranckerijcke eerst quamen, so heifter verraetscip gherengneirt, so die Coronijcken van Vranckerijcke wel mencioen maken, ende verclaersen. |
Item, op de 8ste dag voerden graaf Robrecht en die graaf van Valkenburg met de andere edelen hun goed met toestemming van de koning te Gent waart en kwamen daar tot de koning van Engeland en tot graaf Guy. En di koning van Frankrijk roofde de stad Rijsel en al het land van Dowaai, tot Ieper, tot Kortrijk en tot Roeselare. En men verbrandde kerken, kloosters, dorpen, stadjes en hospitalen, men verkrachtte de vrouwen, gehuwd en ongehuwd, maagden, nonnen, religieuzen en die het niet gedogen wilden sloeg men dood en men spaarde niemand. Dit hoorden die van Brugge dat de koning neder kwam, ze zonden fatsoenlijke boden naar de koning te Ingelmunster en droegen de koning de sleutels van Brugge, zonder toestemming van graaf Guy. Die koning kwam van Ingelmunster te Roeselare en te Brugge. En het begon veel te hagelen en het genaakte de winter en hij had Vlaanderen bijna tot zijn wil en maakte zich klaar om weer naar Parijs te keren en daarom spraken die van Gent de koning om een bestand van twee jaren om graaf Guy en om hen en de koning stemde het toe en voer te Parijs met zijn legermacht en hield, onder hem Kortrijk, Rijsel, en Brugge me het wetsgebied. Dit bemerkte de koning van Engeland dat graaf Guy met zijn kinderen bestand had gemaakt van twee jaren zonder zijn weten en was zeer verstoor en wilde Gent geroofd hebben en die belangrijkste van Gent liet hij vangen. Dit zagen die van Gent dat de Engelse zoveel kracht deden en [fol. xliij.r] braken de huizen van de lieden en begonnen te roven sommige van de poorters. Die van Gent maakten onderlinge een grote verzameling van volk en gingen bij nacht van herberg te herberg en men sloeg de Engelsen allen dood, nauwelijks liet men de koning weg gaan en de prins van Wales, zijn zoon, met zeer weinig Engelsen voerden te Engeland waart met grote vreze. Binnen deze 2 jaren hadden de Vlamingen graag vrede gemaakt en lieten het aan de koning verzoeken, maar het was alles tevergeefs en de koning zond zijn broeder Karel van Valois ome Vlaanderen met volle macht te regeren en toen hij kwam te Brugge en veinsde het land zeer lief te hebben en zei, hij zou wel een lieve vrede maken tussen de koning, zijn broeder, en het land van Vlaanderen. Die van Brugge leidden hem te Gent waar graaf Guy was en zijn kinderen die hem zeer fatsoenlijk ontvingen. Ze spraken onderlinge om vrede te maken, Karel van Valois beloofde bij zijn ridderschap graaf Guy vrede te verkrijgen op conditie dat hij naar Parijs wilde gaan met 50 van zijn edele, en Karel van Valois zei hij zou het zo maken met de gelijken van Frankrijk en met koningsraad dat de koning graaf Guy en zijn kinderen die rebellie vergeven zou en het zou vrede zijn met graaf Guy en met zijnedelen, ze zouden de koning te voet vallen en bidden om zijn genade en Guy beloofde het te doen en hij deed het en was bedrogen en verraden, alzo het daarna wel scheen, want men moet wel weten dan van de tijd dat die Sicambriers in Gallië, dat is in Frankrijk, eerst kwamen zo heeft er verraad geregeerd zo de kronieken van Frankrijk wel melding maken en verklaren. |
Item ten valschen verradelicken instekene van Kaerle vanvallois, so ghinck die graue Guy met die principaelste van sinenedelen, die hi ghecrijgen conde, ende daer vp dat hi hadde betrauwenesse, tot wel vijftich persoonen toe, ende voer so te Parijs, volgende Kaerle des conincx broeder. Ende als die graue met sinen.L.edelen quam te parijs, so waren si terstont allegheuanghen, ende in diueerschen contreyen, ende in diueerschen vangenessen gheleyt. Dyt sijn die namen vandenedelen mannen tot.L.toe, dye met den graue Guy dus verradelic mesleedt waren ende gheuangen. Eerst Guy graue vanVlaenderen, Robrecht.G.van nyueers, willem here van neuele, Ioffroit here van croysieres, wouter heer van maldeghem, Boudin here van knesselare, die here van steenhuyse, dye here van mortaengnen, here willem euerbaert, here van rooden, heer zegher van Cortrijcke, die here van nyeneue, heer wouter vanhoudenaerde, heer Ian van heyne, here wouter van neuele, heer ian van heyle, here Rougaert van ghistele, heer phelips vanacxpoele, heere rijcquaert standaert, heer boudin die ionge here van huytkercke, heer Diederic dye vos, die here van rijueel, heer boudin van passchendale, here van roubais heere rase mulaert, heere van bernaedge, die here van baudonnes, heer guy vandenpoele, here Ian van thorrout, heer Willem van huusen, heer Ian van valenchyenes, heer Ian van vlamerbeke, heer wouter van loueneghem, ende sine.ij.broeders, heere gheraert die moor here van lanbois, here van monteloy, heere Ian Thoudebois, here van belle, heere van Beuckemare, ende Ian van Ghendt, twee poorters van Brugghe, alle dit waren die voorseyde vijftich persoonen. Als die graue Guy, ende sine twee houdtste sonenRobrecht van Nyueers, ende Ian van Neuele, met xl. rudders, ende met vij.heerlicke poorters, te Parijs commende, die Coninck Phelips horrijbelicke met gramschepen ontsteken, hy en wildese sien noch horen, Maer beual datmen den graue Guy soude voeren te Compiengnen inde vangenesse, ende die graue Robrecht inden groten torre te Bourgez in berry. Ende Willem van Neuele wordt gheuoert te Rauwaen in Normandyen, endeelcke vanden voorseyde rudders waren gheuoert elck in eene verscheeden vanghenesse a paert, so dat si deen den anderensien, noch horen, noch vertroosten en mochten. Ende ooc omme der coninghinnen wille, die de vlaminghen seere leedt hadde, omme dat haer grootheere, ende twee van haren ooms in Vlaenderen ghevanghen waren, ende Phelips van elsaten hadde twee van haren bastaerde ooms in Vlaenderen ghe- [fol. xliij.v] daen onthoofden vp den zeecant, ende vp den raden stellen. Dese kaerle van Vallois sach datmen aldus alle dese vlaminghenvinc ende leedede in diueersche vangenessen, hy vertoochde daer sinen broeder den coninc, ende alle die bi hem waren, hoe dat hi in Vlaenderen so eerlicken ende vriendelicken ontfanghen hadde gheweest, ende dat si begeerden paeys met hem, ende waren met hem ghecommen om den coninc vergheffenesse te biddene, ende hem lieden te stellene indenwille vanden coninc, ende eewelicke te stane in sijnen dienste. Soe wat dat Kaerle van vallois sprac totten coninck, het en halp al niet ten confoorte vanden graue Guy, want die coninghinne verwarredet ende verargherdet al, want het was huer leet dat si buyten Parijs gheuangen gheleyt waren, want si hadde lieuer ghehadt dat dye coninc den.G.Guy, ende alle dye met hemghecomen waren te Parijs, hadde ghedaen hanghen aen die galghe. Kaerle van valoys dit siende, dat die graue Guy ende al die sijne moesten blijuen in vanghenessen, het wijperde endedeerde hem dat hijse te Parijs ghebrocht hadde. Ende midts dat hijse niet helpen en mochte omme tot haren paeyse te commene, hi schaemdes hem seere, ende huyt schaemten liet hi die stede van Parijs, ende trac huyt Vranckerijcke, wonende int land van Italyen, ende diende daer den paeus Bonefacius. Dye graue Guy ende die sijne dus in vangenesse blijuende, die coninc phelips occupeirde ende hilt al Vlaendren te sijnen behouue, ende hi in persoone metter coninghinne vysenteirde alle die steden in Vlaendren, te wetene Ghendt, Brugge ende Ypre, met haerlieder casselryen. Ende die coninginne hadts groten spijt, dat die vrauwen te Ghendt, te brugghe ende Typre, die welcke ter weerdicheyt vander coninginne al hadden aen haerlieder beste cleederen, ende waren ten suuerlicksten ghepareirt. Doen seyde die Coninghinne, ick waende alleene coninginne te sine in vranckerijcke, maer mi dunct dat die van vlaenderen die in onse vangenessen sijn in Vranckerijcke, sijn alle princhen, want die wijfs zijn al ghecleet gelijc coninginen ende princerssen Ende die coninc vlaendren gheuisenteirt hebbende, voer met sijnderconinginne naer parijs ende hi stelde der coninginnen oom Iacob van saintpol, gouuerneur generael in vlaenderen, hembeuelende dat hi tlant gouuerneren soude, wel enderechtueerdelic, ende in paeyse houden soude, maer daer naer wordt hi een seer fel gouuerneur, ende ouerlastich denghemeenen volcke, want hy ordonneirde, dat alle dye ambochtslieden moesten gheuen den vierden penninc vanhaerlieder dachueren, ende van allet tghene dat si wonnen, also wel in coopmanschepen als andersins van ghelijcken, ende bi desen die cooplieden worden Vlaendren schuwende, dye ambochtslieden waren neeringloos, ende en constent niet ghemaken dat si den cost ghecreghen. Hi ordonneirde settinghen, pointinghen, gabellen, daer tvolck onredelic mede verlast ende verschat was, ende dit al bi den insteken vansijnder nichte die coninginne, om Vlaendren plats scalck te maken, ende contrarie haren wetten ende preuilegien, dye hemlieden van Keysers, van grauen van Vlaenderen ende ooc vander coninginne van Vranckerijcke ghegeuen waren. Ende die niet en conste betalen sine pointijnghe, hi deidtse steken in die vangenesse, ende dier yegen knoterden of murmureirden, die dede hi hangen ofte onthoofen. Die drie steden van Vlaendrensonden boden ghetijdelic tot den coninc, clagende ouer denvoorseyde iacob van saintpol, ende die coninc ontboot hem dat hy soude die van Vlaendren laten ghebruycken haerlieder wetten, costumen, ende preuilegien, ende als hi aldus ontrent.ij.iaren vlaendren met tyrantscap fellic te cote ghedreuen hadde ende gheregiert, alst voorseyde es Eerst die van Brugge, ende daer naer alle die van Vlaenderenwederstonden sijnder ordonnancien, ende sonderlinge, so wie dagelicx te wercke ghinc, die moeste gheuen eenen wittenpenninc Die van Brugge en wildent nyet gheuen, die van ghendt dit horende, si en wildent ooc nyet betalen, ende also ooc in dier ghelijcke alle die smalle steden. Als waer omme iacob van saintpol quam te Brugghe, ende meende die principaelste vanden vleeschauwers, ende vanden wulleweuers te doenonthoofden, als mesdadege lieden ende rebel den coninc. |
Item, ten valse verraderlijke insteken van Karel van Valois zo ging graaf Guy met de belangrijkste van zijn edelen die hij krijgen kon en waarop hij vertrouwen hand tot wel 50 personen toe en voer zo te Parijs, volgde Karel de koningsbroeder. En toen de graaf met zijn 50 edelen te Parijs kwam zo werden ze terstond allen gevangen en in diverse gebieden en in diverse gevangenissen gelegd. Dit zijn d namen van de edelen mannen tot 50 toe die met graaf Guy dus verraderlijk misleid waren en gevangen. Eerst Guy graaf van Vlaanderen, Robrecht, graaf van Nevele, Willem, heer van Nevele, Ioffroit, heer van Croysieres, Wouter, heer van Maldegem, Boudin, heer van Knesselare, de heer van Steenhuize, de heer van Mortagne, heer Willen Everbaard, heer van Roden, heer Zegher van Kortrijk, de heer van Ninove, heer wouter van Oudenaarde, heer Jan van Heine, heer Wouter van Nevele, heer Jan van Heule, heer Rougaert van Gistel, heer Filips van Axpoele, heer Rijcquaert Standaard, heer Boudin, de jonge heer van Uitkerke, heer Diederik de Vos, de heer van Rijveel (?), heer Boudin van Passendale, Heer van Roubaix, heer Rase Mulaert, heer van Bernaedge (?), de heer van Baudonnes (?), heer Guy van De Poele (?), heer Jan van Turnhout, heer Willem van Huissen, heer Jan van Valenciennes, heer Jan van Vlamerbeke (?), heer Wouter van Lovendegem en zijn 2 broeders, heer Geraert de Moor, heer van Lanbois, heer van Monteloy, heer Jan Thoudebois, heer van Belle, heer van Beuckemare en Jan van Gent, twee poorters van Brugge, dit allen waren de 50 personen. Toen graaf Guy en zijn twee oudste zonen Robrecht van Nevele en Ian van Nevele met 40 ridders en met 7 fatsoenlijke poorters te Parijs kwamen en koning Filips verschrikkelijk en met gramschap ontstoken wilde hij ze zien nog horen, maar beval dat men graaf Guy zou voeren te Compigne in de gevangenis en graaf Robrecht in de grote toren te Bourges in Berry. En Willem van Nevele werd gevoerd te Rouen in Normandië en elke van die ridders waren gevoerd elk in een verschillende gevangenis apart zodat de ene de andere zien nog horen, nog vertroosten mocht. En ook om de wil van de koningin die de Vlamingen zeer leed had, omdat haar grootvader en twee van haren ooms in Vlaanderen gevangen waren en Filips van Elzas had twee van haren bastaard ooms in Vlaanderen laten [fol. xliij.v] onthoofden aan de zeekant en op raden stellen. Deze Karel van Valois zag dat men aldus al deze Vlamingen ving en legde ze in diverse gevangenissen en verhaalde daar zijn broeder den koning, en alle die bi hem waren, hoe dat hi in Vlaanderen zo fatsoenlijk en vriendelijk ontvangen was geweest en dat ze vrede met hem begeerden en waren met hem gekomen om de koning vergiffenis te bidden en hen te stellen in de wil van de koning en eeuwig te staan in zijn dienst. Zowat dat Karel van Valois sprak tot de koning, het hielp geheel niet tot comfort van graaf Guy, want die koningin bewaarde en verergerde alles wat het was haar leed dat ze buiten Parijs gevangen gelegd waren want ze had liever gehad dat de koning graaf Guy en allen die met hem gekomen waren te Parijs had laten hangen aan de galg. Karel van Valois zag dat graaf Guy en al de zijne moesten blijven in gevangenis en speet en deerde hem dat hij ze te Parijs gebracht had. En mits dat hij ze niet helpen mocht om tot hun vrede te komen schaamde hij zich zeer en uit schaamte verliet hij de stad Parijs en trok uit Frankrijk en woonde in Italie en diende daar paus Bonifatius. De graaf Guy en de zijnen moesten dus in de gevangenis blijven en koning Filips occupeerde en held heel Vlaanderen te zijn behoeven en bezocht in persoon alle steden in Vlaanderen, te weten Gent, Brugge en Ieper met hun wetsgebied. En de koningin had grote spijt dat de vrouwen te Gent, te Brugge en te Ieper die ter waardigheid van de koningin al aan hadden hun beste kleren en waren te zuiverste opgemaakt. Toen zei de koningin, ik waande alleen koningin te zijn in Frankrijk, maar me lijkt dat die van Vlaanderen die in onze gevangenissen zijn in Frankrijk allen prinsen zijn want de wijven zijn allen gekleed gelijk koninginnen en prinsessen. En toen de koning Vlaanderen bezocht had voer hij met zijn koningin naar Parijs en stelde de oom van de koningin Jacob van Saint-Pol, gouverneur generaal in Vlaanderen en beval hem dat hij het land regeren zou en rechtvaardig en in vrede zou houden, maar daarna werd hij een zeer felle gouverneur en deed het gewone volk overlast want hij ordonneerde dat alle ambachtslieden moesten geven de vierde penning van hun daguren en van alles dat ze wonnen, alzo wel in koopmanschap als anderszins van dergelijke en hierbij schuwde hij de kooplieden Vlaanderen de ambachtslieden waren zonder nering en konden niet maken dat ze de kost kregen. Hij ordonneerde omslagen, belastingen, tabellen waar het volk onredelijk mee belast en geschat werd en dit alles bij het insteken van zijn nicht de koningin om Vlaanderen plat schalk te maken en contrarie haar wetten en privilegies die hen van keizers, van graven van Vlaanderen en ook van de koningin van Frankrijk gegeven waren. En die niet kon betalen zijn belastingen liet hij in de gevangenis steken en dier ertegen knorden of murmelden die liet hij hangen of onthoofden. De drie steden van Vlaanderen zonden boden tijdig tot de koning en klaagden over Jacob van Saint-Pol en die koning ontbood hem dat hij zou die van Vlaanderen laten gebruiken hun wetten, gebruiken en privilegies en toen hij aldus omtrent 2 jaren Vlaanderen met tirannie fel te te wrevel gedreven had en geregeerd is eerst die van Brugge en daarna allen die van Vlaanderen weerstonden zijn ordonnantie en vooral zo wie dagelijks te werk ging die moest geven een witte penning. Die van Brugge wilden het niet geven, die van Gent die dit hoorden wilden het ook niet betalen en alzo ook diergelijk in alle kleine steden. Als waarom Jacob van Saint-Pol te Brugge kwam en meende de belangrijkste van de vleeshouwers en de wolwevers te laten onthoofden als misdadige lieden en rebels de koning. |
Dit vernemende pieter die coninck een weuere, een harde vroet ende subtijl man, ende wiert daer naer rudder om sijne vroetschepe ende vromicheyt, hi vloodt huut Brugge, ende ghinc tardenburch met een menichte van ambochtslieden wel gewapent ende [fol. xliiij.r] voorsien. Ende ooc dier ghelijcke Ian breydel een vleeschauwere, die ghinck ten Damme, ende bi wijlent ter sluys ende te Ardenburch, ende hi hadde bi hem alle maniere van ambachtslieden, met hilt te Brugge alle dage mesdach, want nyement en wilde wercken, noch temmeren, noch metsen, noch varwen, noch weuen, wullen noch lijnen, ende dye dienaers vanIacob van saintpol men en wilde hem lieden spijse noch dranc vercoopen, ende si quamen int heynde vander weke indenhuysen vanden ambachtslieden omme te hebbene den vierdenpenninc vanden wercke, men vanter gheene mans thuys danvrauwen ende kinderen. Dit verhorende Iacob van saintpol, dye doe te Cortrijcke was, dat die van Brugge deden contrarie sijnder ordonnancien, als van hem den vierden penninc te geuen, ende dat si niet wercken en wilden. hi sant te bruggewaert tonnen met reepen ende coorden, ende meenende alle dye principaelste van alle den ambachten te doen hangene voor heurlieder solder veynsteren, ende eens Inghels schiltknape, dye met iacob van saintpol wel ghemint was, hi ontboot sijnder weerdinne daer hi thuys plach te sijne, dat si ommer dyt soude te kennen gheuen den weuers, endevleeschauwers. Iacob van saintpol commende te Brugghe met sinen vaten ende metten coorden sdonderdaechs voor die Cruysweke, alle dye ambochtslieden waren meestendeel al ghevloden, som te Damme, som ter Sluys, ende Tardenburch, die welcke alle vergaderden bi Pieter die Coninc ende Ian breydel, ende si droughen ouer een dat si des anderen daechs tsmorghens int beghinsel vanden dage voor trijsen vander sonne vergaderen souden bi.s.cruyskercke by Brugge, ende alle wel ghewapent ende voorsien, ende dat si hem souden deelen in.ij.scharen, ende Pieter dye coninc soude commen metter eender schare ter cruyspoorte inne, ende also totter marct, endevan danen ter vrydaechs marct, ende roupen schilt ende vrient, wat walsch es, valsch eest, slaet al doot, ende die dat niet en conste segghen, die soudemen doot slaen sonder verdrach. EndeIan breydel die quam metter ander schare ter speypoorte inne, ende ginc aen die snaggaerts brugge want daer ontrent warenghelogiert Iacob van saintpols lieden van wapenen, ende sine dienlinghen, bet dan tot.iiijm.mannen, ende men hietse die snackers, ende daer omme heetse noch heden te desen dage, die snaggaerts brugge, ende Ian breydel in commende ter speypoorte ontboot by diueersche boden sine vrienden dat si heymelicke souden commen vp dye veste byder speypoorte bi hem, ende als si commen waren, so was hi bi.vim.sterc, ende hi sandterwel iiijc. ghesellen ter Ghendt poorte, sinte Kathelijnenpoorte, ter bouuerye poorte, ende ter sine poorte vp auentuere of die walen vlyeden wilden datmense altemet doodt sloughe Ende Ian breydel ontrent den drien hueren smorgens so quamhi met den sinen inde herberghen vanden walen, roupende schilt en vriendt want wat walsch en valsch eest, slaet al doodt. Eenghe van den walen lagen noch vp huer bedde ende sliepen, andere stonden vppe, ende waren noch in huere wambuysen, ende men slouchse doot ghelijc kyekenen. Ende ian breydel ghinc so totter caermers brugghe, roupende Vlaender dye leeu, alle die goede vlamingen sijn die volghen mi nae, aldat walsch is dats valsch slaet al doot, ende also ghinc hi int ghistelhof, endevan danen ter marct die hi hilt met sinen volcke, ende pieter die coninc ghinc met sinen volcke inde steenstrate ende by sinte saluators, in alle die herberghen daer die walen ghelogiert waren ende men slouchse alle gader doot, mem vincker nyement. Ende ontrent half voor noene Iacob van saintpol nam sijns cappellaens cleederen ende deidtse aen, ende reedt also sijn vierdere achter sinte claren naer die veste, Ende quam also lancx der veste tot byder smede poorte daer hi met sinen peerde vloodt ende swam duer die veste in groter vreesen van verdrencken, want sijn principael lijfcnape bleef daer inde veste ende verdranc, vp dyen vrydach twelc was voor die cruys weke, waren bedt dan.vm.walen binnen brugge verslegen ende des anderdaechs, twelck was tsaterdaghes voor die cruysweke, so waren te gendt ooc bedt dan.ijm.walen doot ghesleghen, dit gheschiede int iaer ons heren.xiijc.ende twee. Iacob van saintpol te Parijs commende totten coninc phelips ende sijnder nichte die coninginne, claechde sine auentuere, ende die rebellicheyt vanden vlamingen te sinen schoonsten. Ende het gheuiel dat in deser tijt die sararasijnen [fol. xliiij.v] hadden in ghenomen ende ghewonnen met groter cracht twee kerstene conincrijcken, te wetene tconincrijcke van Mayoorcke, ende melijden. Ende die voorseyde.ij.coningen warenghecommen te Parijs, aen den coninc om raet en bystandicheyt, ende die helege vader die paeus screef aen den coninc vanVranckerijcke, als die principaelste kersten coninck, dat hy die kerstene princhen vergaderen wilde om dat lant vanMayoorcke, ende van Melyden weder te conquesteirene. Endedie coninck screef aen allen kersten princhen ende heren, Rudders ende knechten dat hem lieden gheliefde te.s.Pieters ende sinte Pauwels dage naer sint Iansdach midsomers te vergaderene te Parijs, ofte daer ontrent, omme te treckene naer Messaelgen, ende also voort vp die sarasijnen om die te verdrijuen huyt den voorseyde twee conincrijcken, ende daer vergaderde te parijs groote menichte van edele mannen, elc met heuren volcke, huyt Almaengnen, huyt Ingelant, scotlant, hollant, zeelant, ghelderlant, brabant, henegauwe, normandye, nauarre, gasscoengnen, poitau, guyenne, bourgoengnen, borbon, berry, allane, spaengyen, langhedoc, toureyne, loreyne, bar, picaerdye. Ende dit grote volc al vergadert sijnde, doen so riedt die coninginne haren oom, ende Robrecht die Graue van Atrecht, ende van artoys, ende sinen broeder iacob van saintpol, dat si informeren souden die verdreuen heren metden nyeuwen vergaderden volcke, dat sy wilden met hem lieden varen in vlaendren ter sluys, ende van daer souden si tscepe gaen, want sy metsgaders dattet somer was, met minder moeynessen reysen souden te scepe dan te lande, ende si beual heuren ooms datmen alle der sueghen van Vlaendren hare borsten of snijdensoude, ende al heure verckenen met sweerden duerspetensoude, dat waren die vrauwen ende kinderen, ende die mans alle doot slaen, sonder eenege ghenade, die welcke mannen si hiet dye honden van Vlaendren. |
Dit vernam Pieter de Koning, een wolwever, een erg verstandige en subtiel man, en werd daarna ridder om zijn wijsheid en dapperheid, hij vloog uit Brugge en ging te Aardenburg met een menigte van ambachtslieden goed gewapend en [fol. xliiij.r] voorzien. En ook diergelijk Jan Breydel, een vleeshouwer, die ging te Damme en soms ter Sluis en te Aardenburg en hij had bij hem aller soorten van ambachtslieden, men hield te Brugge alle dagen kerkelijke feestdag want niemand wilde werken, nog timmeren, nog metselen, nog verven, nog weven, won nog linnen en de dienaars van Jacob van Saint-Pol men wilde hen spijs nog drank verkopen en ze kwamen in het eind van de week in de huizen van de ambachtslieden om te hebben de vierde penning van het werk, men vond er geen mannen thuis dan vrouwen en kinderen. Dit horde Jacob van Saint-Pol die toen te Kortrijk was dat die van Brugge deden contrarie zijn ordonnantie als van hem de vierde penning te geven en dat ze niet werken wilden. Hij zond te Brugge waart tonnen met touwen en koorde, en meende alle belangrijkste van alle ambachten te laten hangen voor hun zoldervensters en een Engelse schildknaap die met Jacob van Saint-Pol wel bemind was ontbood zijn waardin waar hij thuis plag te zijn dat ze immer dit te kennen zou geven de wevers en vleeshouwers. Jacob van Saint-Pol kwam te Brugge met zijn vaten en met de koorden donderdags voor Kruisweek en alle ambachtslieden waren voor het grootste deel gevlogen, soms te Damme, som ter Sluis, en te Aardenburg die alle verzamelden bij Pieter de Koning en Jan Breydel en ze kwamen overeen dat ze de volgende dag ճ morgens in het beginsel van de dag voor het rijzen van de zon verzamelen zouden bij Sint Kruiskerk bij Brugge en allen goed gewapend en voorzien zodat ze zich zouden verdelen in 2 scharen en Pieter de Koning zou met een schaar komen ter Kruispoort in en alzo tot de markt en vandaar naar de vrijdag markt en roepen; ‘schild en vriendլ wat Waals is, vals is het, sla alles dood en die dat niet kon zeggen die zou men dood slaan zonder verdrag. En Jan Breydel die kwam met de schaar ter Speypoort in en ging naar Snaggaardbrug want daar omtrent waren gelogeerd Jacob van Saint-Pol wapen lieden en zijn dienaars meer dan 4 000 en men noemde ze de snakkers en daarom heet het nog heden te dage de Snaggaardbrug en Jan Breydel kwam te Speipoort en ontbood bij zijn vrienden dat ze heimelijk zouden komen op de vesting bij de Speipoort bij hem en als ze gekomen waren zo was hij 6 000 man sterk en hij zond wel 400 gezellen tot de Gent poort , Sint Katelijnepoort, ter Boeverie poort en tot zijn poort of avontuur of de Walen vlieden dat men ze altemet dood sloeg. En Jan Breydel omtrent drie uur ճ morgens kwam hij met de zijnen inde herbergen van de Walen en riep; schild en vriend’ ‘wat Waals en vals is, sla alles dood. Enige van de Walen lagen nog op hun bed en sliepen, anderen stonden op en waren nog in hun wambuizen en men sloeg ze dood gelijk kuikens. En Jan Breydel ging zo tot de kermers van Brugge en riep; ԠVlaanderen de leeuw, allen die goede Vlamingen zijn die volgen me na, al dat Wals is dat is vals, sla alles doodՠen alzo ging hij in de Gistelhof en vandaar naar de markt die hij hield met zijn volk en Pieter de Koning die ging met zijn volk in de Steenstraat en bij Sint Salvator, in alle herbergen daar de Walen gelogeerd waren en men sloeg ze allen dood, men ving er niemand. En omtrent half voor noen nam Jacob van Saint-Pol de kleren van zijn kapelaan en deed ze aan en reed alzo zijn vaart achter Sint Clara naar de vesting en kwam alzo langs de vesting tot bij de Smedenpoort waar hij met zijn paard in vloog en zwom door de vesting in grote vrees van verdrinken want zijn belangrijkste lijfknaap bleef daar in de vesting en verdronk op vrijdag wat was voor de Kruisweek. Daar waren mee dan 5 000 Walen binnen Brugge verslagen en de volgende dag wat het zaterdag voor de Kruisweek zo waren te Gent ook meer dan 2 000 Walen dood geslagen. Dit geschiedde in het jaar ons heren 1302. Jacob van Saint-Pol kwam te Parijs tot koning Filips en zijn nicht de koningin en klaagde zijn avontuur en de rebellie van de Vlamingen tot zijn droefheid. En het gebeurde dat in deze tijd de Saracenen [fol. xliiij.v] hadden ingenomen en gewonnen met grote kracht twee christen koninkrijk, te weten het koninkrijk van Majorca en Meliden (?). En die 2 koningen waren gekomen te Parijs om aan de koning raad en bijstand te vragen en de heilige vader de paus schreef aan de koning van Frankrijk, als die belangrijkste christen koning, dat hij de christen prinsen verzamelen wilde om dat land van Majorca en van Meliden weer te veroveren. En de koning schreef aan allen christen prinsen en heren, ridders en knechten dat het hen geleide te Sint Petrus en Sint Paulus dag naar Sint Jan dag midzomer te verzamelen te Parijs of daar omtrent om te trekken naar Messaelgen (?) en alzo voort op de Saracenen om die te verdrijven uit die twee koninkrijken en daar verzamelde te Parijs een grote menigte van edele mannen, elk met hun volk uit Allemagne, uit Engeland, Schotland, Holland, Zeeland, Brabant, Gelderland, Henegouwen, Normandi, Navarra, Gascogne, Guienne, Bourgondië, Bourbon, Berry, allane (?), Spanje, Languedoc, Touraine, Lotharingen, Bar, Picardië. En toen dit grote volk al verzameld was zo raadde koningin haar oom aan en Robrecht, graaf van Atrecht en van Artois en zijn broeder Jacob van Saint-Pol, dat ze informeren zouden die verdreven heren met het nieuw verzamelden volk dat ze wilden met hen varen in Vlaanderen ter Sluis en vandaar zouden ze te scheep gaan want ze want mitsgaders dat het zomer was met minder moeite te scheep zouden gaan dan te land en ze beval haar ooms dat men alle zeugen van Vlaanderen hun borsten afsnijden zouden en al hun varkens met zwaarden doorspitten zouden, dat waren die vrouwen en kinderen, en de mannen allen dood slaan zonder enige genade en die mannen noemde ze honden van Vlaanderen. |
Ende vp haer lieder temmers van haren capelijnen stelde die.G.Robrecht van atrecht, endeiacob van saintpol sijn broedre, eenen vieregen barnende besem, beteekenende, dat si al Vlaenderen souden suueren endecaluwe maken, ende vagent of metten viere. Die van Vlaendrenbinnen deser tijt baden Ian die.G.van Namen, willem vanguleken den proost van aken, die hem dede rudder maken, endeden ionghen Guy van vlaendren, omme vlaendrenbystandicheyt te doen, si quamen te Brugge ter salegher huere, ende ter goeder tijt omme vlaendren, want vlaendren hadde plats te nyeuten gedaen geweest hadden si niet ghecommen, Die coninc.Phelips beual den graue Robrecht sinen oom ter sluys in vlaendren te gane, ende men soude daer senden alle die galleyen ende baerdgen van Rouwaen ende die scepen vannormandyen, ende van bretaingnen, ende die vlaminghenhadden ooc schepen, die soudemen mede nemen. Ende hi maecte robrecht sinen oom senescael ende leedtsman van al den heyrcrachte ende reysden te Vlaender waert, bedt dan.xxiiijm. peerden, Ende si lieden te rijssele commende, so sprac robrecht tot den.ij.coninghen, van mayoorcke, ende van melijden, ic duchte dat die vlamingen die argher sijn dan sarasijnen want si sijn vernoyeirde kerstenen eest so dat si ons eeneghen vploop doen willen oft onsen wech beletten willen omme ter sluys te commene, dat wijse doen te nyeute, wi sullen der gode also lief mede doen, ende het wordt ons also goede een vaerdt oft wi al barbaryen metten sweerde wonnen, die van brugge verhorende dat die coninghen van mayoorcke ende van melyden ende die graue van Atrecht ende sijn broeder iacob van saintpol waren te rijssele om te brugge te commen, ende vlaendren te scelgieren ende te minerenne. si ontbodent te gendt, ende te ypre, dat si wilden trecken te cortijcke om die fransoysen te weder stane. Ende guy van vlaendren, ende ian die graue van namen sijn broeder die iongen willem van guleke, ende mer ian van renesse souden haer lieder capiteynen zijn, die van ghendt en wildenderniet commen, maer ian barluut de stal hem wt ghendt, ende hy ghecreech bi hem onder vrienden ende magen, ende andere die hem geionstich waren ontrent.vc.fijne gesellen van wapenen. Ende die van Ypre waren aenden cant van.xvc.mannen. Die vanBrugge trocken metten noordtvrye ende oostvrye, endemetsgaders mer Guy van vlaendren, mer Ian sijn broeder, mer Willem van ghulec, ende mer ian van Renesse, so dat si waren.vm.mannen sterc. Dus waren si al te gadere dye vlaminghen ontrent.vijm.mannen, maer lacen wat mochte dat helpen yeghen die menichte te vechten van.xxxvi.princhen endegrote landtheeren die daer waren met xxxiij.duysent edele mannen [fol. xlv.r] van wapenen, alle te peerde wesende, omme die vlaminghen te beuechtene, mer Guy van Vlaenderen, Ian van Namen, endeWillem van Ghuleck, ende Ian van Renesse sijnde commen te Cortrijcke, sie lieten haer peerden in Cortrijcke, endeordonneirden dat dye van Ypre verwaren souden dat dye casteleyn van Lens met sinen volcke, die doe was int casteel vanCortrijcke, dat si niet huyten en quamen. Ende Guy met.vim.mannen, metsgaders Ian Borlunts lieden deden makenveel diepe pitten, tusschen den cloostere van groeninghen, endeCortrijcke, ende men decte alle dye pitten met meyen ende met groenen garse, ende si ghingen al in eenen bilck aen die suytside, ende aen die noortside, wel begracht ende beuest. Guy ende Ian van Renesse seyden, lieue broeders ende vriendenpeynst om huwe wijfs ende om huwe kinderen, ende sijt vrome lieden, ende maect goeden moet, ende vecht, so dat ghy hu lant met eeren houden muecht, die cracht van victorien comt vangode alleenlic den ghenen, die recht hebben, elc sal speere yegenspeere voughen, ende pijnt altijt omme die peerden te quetsene daer ghi muecht, want die peerden faelgierende, dye lieden sijn te wille, ende moeten vallen ter eerden, ende als si vandenpeerde gheuallen sijn datmense alle doot slae, ende niement en vange noch entransoenere, ende dat niement en rooue noch en pilgiere, noch en vliede, want soe wie rooft of vliet, men sallen selue doot slaen, dus hebt alle gader goeden moet. Met dien quamen die walen ende die fransoysen met vele lieden vandiueerschen nacien. Ende dit gheschiede vp den xi.dach van hoymaent, ende was sinte Benedictus dach, ontrent den.vij.heuren voor die noene, ende saghen die vlaminghen in so cleender menichte. |
En op hun timmerwerk van hun kapellen stelde graaf Robrecht van Atrecht en Jacob van Saint-Pol , zijn broeder, een vurige brandende bezem wat betekende dat ze al Vlaanderen zouden zuiveren en kaal maken en het afvegen met vuur. Die van Vlaanderen baden binnen deze tijd Jan, de graaf van Namen, Willem van Gulik, de proost van Aken die hem ridder liet maken en de jonge Guy van Vlaanderen om Vlaanderen bijstand te doen. Ze kwamen te Brugge te zalige uur en te goede tijd om Vlaanderen, want Vlaanderen was geheel te niet gegaan waren ze daar niet gekomen. Koning Filips beval graaf Robrecht, zijn oom, te Sluis in Vlaanderen te gaan en men zou daar zenden de galeien en paardenbekleding en alle galeien van Rouen en de schepen van Normandi en van Bretagne en de Vlamingen hadden ook schepen en die zou men mee nemen. En hij maakte Robrecht , hoofdman en leider van al het leger en reisde te Vlaanderen waart met meer dan 24 000 paarden. En toen ze te Rijsel kwam zo sprak Robrecht tot de 2 koningen van Majorca en van Meliden, ik vrees dat de Vlamingen erger zijn dan Saracenen want ze zijn vernederde christenen en is het zo dat ze ons enige oploop doen willen of onze weg beletten willen om ter Sluis te komen dat we ze allen te niet doen, we zullen er God alzo lief mee doen en het wordt ons alzo goede vaart of we heel Barbarijen met het zwaard wonnen. Die van Brugge hoorden dat de koning van Majorca en Meliden en de graaf van Atrecht en zijn broeder Jacob van Saint-Pol waren te Rijsel om te Brugge te komen en Vlaanderen te bestormen en te ondermijnen ze ontboden het te Gent en te Ieper dat ze wilden trekken naar Kortrijk om die Fransen te weerstaan. En Guy van Vlaanderen en Jan, de graaf van Namen, zijn broeder, de jonge Willem van Gulik en meneer Jan van Renesse zouden hun kapiteins zijn. Die van Gent en wilden er niet komen, maar Jan Barluut de stal zich uit Gent en kreeg bij hem vrienden en verwanten en anderen die hem gunstig waren omtrent 500 fijne gezellen van wapens. En die van Ieper waren aan de kant met 1500 mannen. Die van Brugge trokken met de noord vrij en oost vrij en mitsgaders met Guy van Vlaanderen met Jan, zijn broeder, meneer Willem van Gulik en meneer Jan van Renesse zodat ze waren 5 000 mannen sterk. Dus waren ze allen tezamen de Vlamingen omtrent 7 000 mannen, maar helaas wat mocht dat helpen tegen de menigte te vechten van 36 prinsen en grote landheren die daar waren met 23 000 edele mannen [fol. xlv.r] van wapens die allen te paard waren om de Vlamingen te bevechten, meneer Guy van Vlaanderen, Jan van Namen, en Willem van Gulik en Jan van Renesse zijn gekomen te Kortrijk, ze lieten hun paarden in Kortrijk en ordonneerden dat die van Ieper bewaren zouden dat de kastelein van Lens met zijn volk, die toen was in het kasteel van Kortrijk, dat ze er niet uitkwamen. En Guy met 6000 mannen, mitsgaders de lieden van Jan Barluut lieten vele diepe putten maken tussen het klooster van Groenige en Kortrijk en men bedekte al die putten met meien en met groen gras en ze gingen al in een blok aan de zuidzijde en aan de noordzijde met goede grachten en bevestigd. Guy en Jan van Renesse zeiden, lieve broeders en vrienden peinst om uw wijven en om uw kinderen en wees dappere lieden en maak goede moed en vecht zodat ge uw land met eer behouden mag, de kracht van victorie komt van God alleen diegene die recht hebben, elk zal speer tegen speer voegen en pijnigen altijd om die paarden te kwetsen waar ge mag, want de paarden falen die de lieden zijn te wil en moeten vallen ter aarde en als ze van het paard gevallen zijn dat men ze allen dood slaat en niemand vangen nog losgeld vragen en dat niemand rooft nog plundert want zo wie rooft of vliedt, men zal ze allen dood slaan, dus hebt allemaal goede moed. Met dien kwamen de Walen en de Fransen met vele lieden van diverse naties. En dit geschiedde op de 11de dag in juli en was Sint Benedictus dag omtrent 7 uren voor de noen en zagen de Vlamingen in zo’n kleine menigte. |
Hoe dye Coninck Phelips van Vranckerijcke met vele diueersche nacien, van volcke dye Vlaminghen bespranck, ouermits dat haren hoop van volcke cleyn was. ENde sy ghinghen terstont dye vlamingen bespringen, endecorts daer naer het wort eenen groten mist rijsende, so dat deen den anderen nauwe gesien en conden. Ende Robrecht graue vanAtrecht, metten tween coninghen maecte die eerste schare, endebattaelge van duysent mannen, ende die graue van Henegauwe maeckte die ander schare, met.vi.duysent lieden, die derde schare Iacob van saint- [fol. xlv.v] pol oock met.vi.duysent volcx, soe dat si dus waren onderdeelt tot.xxiiij.duysent, ende iacob van saintpol nopede sijn peert, ende hadde gheerne selue deerste gheweest omme die eere te behalene, metsgaders dat hi die vlaminghen sach in so cleender menichte, ende al te voet, ende hi seyde. Ic duchte datmen dese boeren dese schotters, ende voetganghers al den prijs gheuensal, ende die eere toeleggen, die ic meene te hebbene. Daer omme hi beetede van sinen peerde, ende hy sneet alle die pesen in sticx met sijnder hulpe, ende en wilde niet ghedooghen vp hem lieden te schietene, maer hy meendese alle te deurbeulene ende doot te slane. Ende dit ghedaen sijnde, sadt weder vp sijn peert, twelck nyet voort en wilde, hoe seere dat hijt met sporenstac. Die voorseyde.G.van Atrecht met sijnder schare volghede den peerden, die den vlaminghen begonsten aen te gane, endedie walen ghenakende die plaetse daer die vlamingen waren, midts den miste, si en saghen die pitten nyet, ende die vlamingen trocken wat achterwaerts, al ofsi gheuloden hadden, ende tpeerde volc naeuolgende, hare peerden verwarreden in die meyen, ende vielen also in dye voorseyde pitten, deen op den anderen met hueren peerden, ende versmoordenmalcanderen, wel tot vier duysent edele manmen, ende doe quamen daer sommege vlaminghen die die peerden doorstaken met hueren glauien, so dat hare meesters moesten neder vallen, ende midts den miste het wort so donckere, dat sy nauwe en kenden wie vrient of viant was, ende wierden slaende vp haers selfs volc, als Bortoenen, ende andere nacien Die Inghelschenyegen die Champaenoysen. Daer wasser veel verslegen vanhaers selfs volc onder malcanderen, ende die vlaminghenbleuen ongheschent. Die drie scharen vanden graue van Atrecht, van Iacobs van saintpol, ende die graue van Henegauwe bleuenalle voor Groenighen, bet dan.xvm.edeler vromer lieden, huytghecoren volc, ende alle te peerde. Dyt ouermerckende dye Graue van Atrecht Iacob van saintpol dat die drie heercrachtente nieuten waren ende lagen versmoort, som in die pitten, ende som in die ghedeluen, daerhen die vlaminghen mede bedoluenhadden, ende alle die bannieren waren gheuelt, sonder alleene die banniere ende den standaert van Vlaenderen, hy vloot met.vm.mannen naer Rijssele, ende die vlamingenondergingense noch tusschen Cortrijcke ende Rijssele, soe datter daer noch wel bleef versleghen vanden fransoysen bet dan.ijm. Die casteleyn van Lens in Artois, die welcke hilt tcasteel te cortrijcke, meenende dat die battaelge ghewonnen was, endedatter dye vlaminghen al ghebleven waren, quam huytencasteele wel met.C.mannen, die welcke waren alle versleghenvan die van Ypere die daer gheleyt waren om dat casteel te wachtene, ende van alle diere ontquamen ende ontuloden, mochten sijn ontrent drie duysent mannen van alle der groter menichte dye daer versaemt waren, omme Vlaenderen al gheheel te nyeuten te doene, ende die mochten die nyeumare dragen van haerlieder auentuere, die sober was. Nota, eer desen wijch ende strijt ghebuerde, het gheuiel dat een Conueers vander Doest, gheheeten broeder Willem van Renesse, hoorde hoe dat dye principaelste ende vroomste vanden noordtvrye waren met die van Brugge naer cortrijcke, omme wijch te hebbene yeghen die fransoysen, ende hy hoorde dat mer Ian van Renesse die heere was vanden dorpe, daer hi gheboren was, ende dat hi was een vanden capiteynen van die van Brugghe, hy hadde des voornoens ghehoyt, ende als hy dat verhoort hadde, so ghinc hi ter doest in tstal, ende nam met hem.ij.meryen, deene vercochte hi, ende gafse goeden coop, want hi gafse om een sweert, ende eenen groten stercken staf, ende een lettel ghelts daer toe, ende vp dander merye reet hy haestelicke te Cortrijcke waert, ende hy gherochter al noch te tijde, ende wasser oock wel van noode, want daer en was neyement die so vele griefs dede onder die walen, als hy dede, hi track int heercracht vanden fransoysen, die aldaer laghen neder gheuallen van hueren peerden, bet dan.xvc.edele, dese slouch hy alle selue doot metter hant sonder vphouden, nochtan so velde hijer selue metter hant, bet dan.xl.rudders, die hi alle doot slouch. Item omme dat hy langhe diende te Castijnghen, eer hy Conveers wort ter Doest, so hietmene broeder Willem van Castijnghen. |
Hoe Koning Filips van Frankrijk met vele diverse naties van volk de Vlamingen besprong vanwege dat hun hoop van volk klein was. En ze gingen terstond de Vlamingen bespringen en kort daarna rees een grote mist zodat de ene de ander nauwelijks zien kon. En Robrecht, graaf van Atrecht, met de twee koningen maakte de eerste schaar en bataljon van 1000 mannen en de graaf van Henegouwen maakte de ander schaar met 6 000 lieden, de derde schaar Jacob van Saint-Pol [fol. xlv.v] ook met 6 000 volk zodat ze verdeeld waren tot 24 000 en Jacob van Saint-Pol noopte zijn paard en was graag zelf de eerste geweest om de eer te behalen mitsgaders dat hij de Vlamingen in zoՠn kleine menigte zag en allen te voet en hij zei; ‘Ik vrees dat men deze boeren, deze schotters en voetgangers al de prijs geven zal en de eer toeleggen die ik meen te hebben’. Daarom, steeg hij af van zijn paard en sneed alle pezen stuk met zijn hulp en en wilde niet gedogen op hen te schieten, maar hij meende ze allen te door beulen en dood te slaan. En toen dit gedaan was zat hij weer op zijn paard wat niet vort wilde hoe zeer hij het ook met sporen stak. Die graaf van Atrecht met zijn schaar volgde de paarden die de Vlamingen begonnen aan te gaan en de Walen genaakten de plaats daar de Vlamingen waren, mits de mist zagen ze de putten niet en die Vlamingen trokken wat achteruit als of ze gevlogen waren en het paardenvolk volgde en verwarden hun paarden in de meien en vielen alzo in die putten, de een op de andere met hun paarden en versmoorden elkaar wel tot 4000 edele mannen en toen kwamen daar sommige Vlamingen die de paarden doorstaken met hun lansen zodat hun meesters moesten neervallen en mits de miste werd het zo donker dat ze nauwelijks kenden wie vriend of vijand was en begonnen te slaan op hun eigen volk als Bretoenen, en andere naties. De Engelse tegen die van Champagne. Daar waren er veel verslagen van hun eigen volk onder elkaar en de Vlamingen bleven ongeschonden. De drie scharen van de graaf van Atrecht, van Jacob van Saint-Pol, en die graaf van Henegouwen bleven allen voor Groenige meer dan 15 000 edele dappere lieden, uitgekozen volk en allen te paard. Dit bemerkte de graaf van Atrecht, Jacob van Saint-Pol, dat de drie legermachten te niet waren en lagen versmoort, soms in de putten en soms in het gedolvene waar hen de Vlamingen mee bedolven hadden en alle banieren waren geveld, uitgezonderd allen de banier en standaard van Vlaanderen, hij vloog met 5 000 mannen naar Rijsel en die Vlamingen ondergingen ze nog tussen Kortrijk en Rijsel zodat er daar nog wel bleven verslagen van de Fransen meer dan 2000. De kastelein van Lens in Artois die het kasteel te Kortrijk hield meende dat de slag gewonnen was en dat alle Vlamingen gebleven waren en kwam uit het kasteel wel met 100 mannen, die werden allen verslagen van die van Ieper die daar gelegd waren om dat kasteel te bewaken en van allen die er ontkwamen en weg vlogen zijn omtrent 3000 mannen van de hele grote menigte die daar verzameld waren om Vlaanderen al geheel te niet te doen en die mochten dat nieuws dragen van hun avontuur die sober was. Nota, eer deze slag en strijd gebeurde het dat een convers van de Doest, geheten broeder Willem van Renesse, hoorde hoe dat de belangrijkste en dapperste van de noord vrije waren met die van Brugge naar Kortrijk om strijd te hebben tegen de Fransen en hij hoorde dat meneer Jan van Renesse, die heer was van het dorp daar hij geboren was, en dat hij was een van de kapiteins van die van Brugge, hij had in de voornoen gehooid en toen hij dat gehoord had zo ging hij ter Doest in de stal en nam met hem 2 merries, de ene verkocht hij en gaf ze goedkoop want hij gaf ze voor een zwaard en een grote sterke staf, en een beetje geld daartoe en op de andere merrie reed hij haastig te Kortrijk waart en hij raakte er nog op tijd en was er ook wel nodig want daar was niemand die zoveel ongerief deed onder de Walen zoals hij deed, hij trok in de legermacht van de Fransen die aldaar lagen neer gevallen van hun paarden meer dan 1500 edelen, deze sloeg hij allen zelf dood met de hand zonder ophouden, nochtans velde hij zelf met de hand meer dan 40 ridders die hij allen dood sloeg. Item, omdat hij lang diende te Castijnghen, eer hij convers werd ter Doest zo noemde men hem broeder Willem van Castijnghen. |
Item desen wijch ghebuerde, int iaer ons heren.M.CCC.endetwee vp.s.Benedictus dach, den.xi.dach in hoymaent. Die wapenen, dat ghelt ende [fol. xlvi.r] die vasselmenten die gheuonden waren tusschen groeninghe ende Rijssele ende cortijcke en ware nyet te segghene, want daer bleuen twee coninghen, ende hertogen, grauen endelandtsheren baenraetsen wel xxxiij.ende daer toe wel.vijc.vergulden sporen. Item dit sijn die namen van den edelen die begrauen waren in tclooster te groeninghen. Eerst die coninc van Mayoorcke, die coninc.van melyden, die hertoge van loreynen die hertoge vanbrabant, die bisscop van beauuais, graue robrecht van Atrecht, die prinche van aspermone, Iacob van saintpol, graue lodewijc van cleremondt prinche van thuwaerts, de graue vanchampaengien, graue van nyelle, graue van trappe, graue van linguy, graue van beunen, graue van henegauwe, graue vansoyson, graue vander marcke graue van baren, ende sine gebroeders, here van bentersam, here van wesemale, die castelein van rijssele, die here van Flyueis, dye heere vanclarion, tsconincx zeghins broeder van melyden here Ian vancrichy, here van marle, de graue van linguy en barrois, here vanmarloos here van alue marcke sbisscops broeder van beuuais, here van vertson, de here van rutsefoort here gillis van alengy, here van monfoort, godefroot sgrauen broeder van beunen, ende veel andere, alle dese heeren waren inden cloostre vangroeninghen begrauen, ende men kende elc aen sine wapene, ende menich andere dye nyet bekent en waren, dye waren in groote putten gheworpen. |
Item, deze strijd gebeurde in het jaar ons heren 1302 op Sint Benedictus dag, de 11de dag in juli. De wapens, dat geld en [fol. xlvi.r] de vaatwerken die gevonden waren tussen Groenige en Rijsel en Kortrijk waren niet te zeggen want daar bleven twee koningen en hertogen, graven en landsheren, baanderheren wel 38 en daartoe wel 700 vergulden sporen. Item, dit zijn de namen van de edelen die begraven waren in het klooster te Groenige. Eerst de koning van Majorca, de koning van Meliden, de hertog van Lorraine, de hertog van Brabant, de bisschop van Beauvais, graaf Robrecht van Atrecht, die prins van Aspremont, Jacob van Saint-Pol, graaf Lodewijk van Clermont, prins van Thuwaerts, de graaf van Champagne, graaf van Nijvel, graaf van Trappe, graaf van Linguy, graaf van Boulogne-sur-Mer, graaf van Henegouwen, graaf van Soissons, graaf van de Marcke, graaf van Baren en zijn gebroeders, heer van Bentersam, heer van Wezemaal, de kastelein van Rijsel, de heer van Flyveis, de heer van Clarion, de broeder van koning Zegin van Meliden, heer Jan van Crichy, heer van Marle, de graaf van Lisle en Barrois, heer van Marloos, heer van Alve Marcke, de broeder van de bisschops Beauvais, heer van Vertson, de heer van Rutsefort, heer Gillis van Alengy, heer van Montfoort, Godefroot de broer van de graaf van Boulogne-sur-Mer en veel anderen, al deze heren waren in het klooster van Groenige begraven en men kende elk aan zijn wapen en menige andere die niet bekend waren die werden in grote putten geworpen. |
Item in desen wijch bleuen onder fransoysen, hollanders endezeelanders, duytschen, ende andere van die met hem lieden waren, bet dan.xim.ende bet dan.ix.duysent onedelen, endeghemeene saudeniers van wapenen. Dye vlaminghen saghen dat si victorie hadden ghehadt, si ghinghen metten ionghen Guy vanVlaenderen te Rijssele, te Duway, ende al dat lant deure, endemen brochtehem lieden die slotelen van alle den steden, sloten ende casteelen, ende ooc te Ghendt, och wat iammere, ende doleur was in Vranckerijcke, als die Coninck Phelips van Vranckerijcke hoorde dat alle die edele ende machtege personaegien daer versleghen waren. Ende die coninck van Vranckerijcke Phelips siende dat hy seer lettel edele mannen hadde omme hem te wrekene yeghen sijn vyanden die vlaminghen, hy dede een commandement ende beuel al vranckerijcke deure, dat alle ambachtslieden hem wapenensouden, ende common te parijs, ende een ontallicke menichte van volcke quam te Parijs. Ende die coninc selue in persone quam met alle dat volc tot Vytry, omme Vlaendren te destrueirne, ende commende by Duway, daer slouch hi tenten, ende pauwelyoenen. Die van Vlaendren verhorende dat die coninc neder quam met sulc een menichte van volcke, Ian vanNamen, ende Guy, ende Willem van Ghuleck met alle den volcke dat si consten vulleesten ende ghecrijgen, quamen bi Vitry omden coninc te wederstane. Die coninc siende die vlamingen soe wel gewapent, ende die sine ongewapent, keerde weder te Parijs met al sinen volcke, ende die vlamingen volchdense als sy vp braken, ende namen alle die tenten ende pauwelioenen, endeooc dye vytaelyen van spijse ende van wijne die die fransoysen mede gebracht hadden. Ende tghinc naer den winter, so datmendoe wat rustede, sonder die van Hollant, ende van zeelant dedenVlaenderen vele ouerlasts, om dat haren.G.ghebleuen was indenwijch voor Cortrijcke. Die ionghe Guy dit siende, met eender menichte van volcke ghinc hi in Walcheren, ende verbarnde ende destrueirde sommege dorpen, ende daer quamen ter Vere sommege hollanders, om te bespyene, of Guy van Vlaenderensterc was van volcke, ende ghesien hebbende sijn volc, si gauent ten Bryele te kennene, ende dye hollanders quamen ter Vere, wel.vim.mannen sterck, ende Guy van Vlaendren, met Ian vanRenessen, ende met sinen vlaminghen wonnen eenen wijch yeghen die voorseyde hollanders. Anno domini.M.CCC ende.iij. Ende die coninc van Vranckerijcke sant sine galleyen omme Vlaendren te bestokene ende een grote menichte van hollanders waren vergadert ten Bryele, ende te Syericxzee. Dit verhorende die hollanders die ten Bryele lagen, si quamen te Syericxzee bi malcanderen Ende die ionge Guy dit verhorende, quam met sinen volcke bi Syericxzee, met eene quantiteyt van scepen. Ende daer was seere gheuochten, so datter vanden hollanders, zeelanders ende andere van haren volcke wel bleuen versleghenbet dan acht duysent mannen, ende daer wasser noch vele gheuanghen. Ende Guy dye victorie hebbende, meende met sijnen [fol. xlvi.v] prysoeniers te vlaender waert te commene, maer die galleyen vanden coninc van vranckerijcke quamen hem te ghemoete, ende vingen daer den ionghen Guy, ende voerdene te Parijs, ende wardt gheleyt int chatelet. Die coninc was blijde dat hy Guy in sine vanghenesse hadde. Hi dede weder vergaderen dat commuyn van Vranckerijcke, ende quam weder te Vlaendrenwaert, ende sloughen tenten ende pauwelioenen te mons in pemele. Phelips van Vlaenderen.G.van tyette verhorende dat Guy sijn broeder gheuangen was, quam te Vlaenderen waerts, omme tlant te regierne, ende hy nam met hem eenen groten hoop vlaminghen, ende oock sinen neue Willem van Ghulcke, ende ghinghen te mons in pemele omme den coninc te wederstane, ende men verloos daer dien edelen man vanwapenen Willem van Ghulec, want daer was seer gheuochten, daer bleuen wel doot.iiijm.vlaminghen, ende bet dan.viijm.fransoysen. Die coninc trac te Amyens, ende Phelips van Vlaenderen graue van Tyette ghinc in Artoys roouende, ende alle tlant verbarnende, hi ghinc te Hesdin, taryen, ende te Therenburch al dat lant verderuende. Dit verhorende die coninc ontboot den hertoghe van Bourgoengnen, ende den.G.vansauoyen bi hem te Parijs, die welcke hertoghe vanBourgoengnen den coninc versprac, ende der coninghinne ooc, om dat si gheerne ghesien hadden datmen den.G.Guy, die te compiengen gheuanghen lach, ende sine drie kinderenRobrecht, Willem, ende Guy, ende die xliiij.edele mannen, metten.vij.poorters, die metten.G.Guy te Parijs quamen, ende in diueerschen plaetsen gheuanghen laghen, datmense alle aen die galghe ghehangen hadde. Hier omme seyde dye Hertoge vanBourgoengnen dat bi rechten vonnesse gods gheschiet was denschoffierlicken wijch voor Cortrijcke, ende dat god met allen rechte plaechde Vranckerijcke, omme der wreetheyt ende dye sonden vander coninghinne. Eerst dat si dede vergheuen die edele maecht Phelippe, ende die.xx.camerieren vander seluer maecht verworghen, ende verdrincken, ende dat si dye.xxx.edele ionghelingen die metter seluer maecht quamen, hadde si onnoselic ghedaen hangen, ende dat si dat ouerlast riet van Iacob van saintpol haren oom, dat hi alle die tonnen metten coorden te Brugghe brochte, om alle die goede poorters te doenhangene, aen heurlieder solder veynsteren, ende dat hy dat volc groot ouerlast ghedaen hadde, ende dattet goede stade endegods recht was, dat hy mede inden wijch vanden vlamingenverslegen was. |
Item, in deze strijd bleven onder Fransen, Hollanders en Zeelanders, Duitsers en andere van die met hen waren meer dan 11 000 en meer dan 9000 onedele en gewone soldaten van wapens De Vlamingen zagen dat ze victorie hadden gehad en gingen met de jonge Guy van Vlaanderen te Rijsel, te Dowaai en al dat land door en men bracht hen de sleutels van alle steden, burchten en kastelen en ook te Gent, och wat droevig en pijn was in Frankrijk toen de koning Filips van Frankrijk hoorde dat alle edelen en machtige personen daar verslagen waren. En de koning van Frankrijk Filips zag dat hij zeer weinig edele mannen had om zich te wreken tegen zijn vijanden ie Vlamingen, hij liet een bevel al Frankrijk door dat alle ambachtslieden zich wapenen zouden en te Parijs komen en een ontelbare menigte van volk kwam te Parijs. En de koning zelf in persoon kwam met al dat volk tot Vitry om Vlaanderen te vernielen toen ze bij Dowaai kwamen sloeg hij tenten en paviljoenen. Die van Vlaanderen horden dat di koning neer kwam met zo’n menige van volk en Jan van Namen, Guy en Willem van Gulik met al het volk dat ze konden krijgen kwamen bij Vitry om de koning te weerstaan. De koning zag de Vlamingen zo goed gewapend en de zijn ongewapend en keerde weer te Parijs met al zijn volk en de Vlamingen volgden ze toe ze opbraken en namen alle tenten en paviljoenen en ook het voedsel van spijs en van wijn die de Fransen meegebracht hadden. En het ging naar de winter zodat men toen wat rustte, uitgezonderd die van Holland en Zeeland deden Vlaanderen vele overlast omdat hun graaf gebleven was in de strijd voor Kortrijk. De jonge graaf Guy zag dit en ging met een menigte van volk on Walcheren en verbrandde en vernielde sommige dorpen en daar kwamen te Veere sommige Hollanders om te spieden of Guy van Vlaanderen sterk was van vol en toen ze zijn volk gezien hadden gaven ze het te Den Briel te kennen en de Hollanders kwamen ter Veere, wel 6 000 mannen sterk en Guy van Vlaanderen met Jan van Renesse en met zijn Vlamingen wonnen een strijd tegen die Hollanders anno domini 1303. En de koning van Frankrijk zond zijn galeien om Vlaanderen te bestoken en een grote menigte van Hollanders waren verzameld te Den Briel en te Zierikzee. Dit horden de Hollanders die ten Briel lagen en kwamen naar Zierikzee bij elkaar. En die jonge Guy hoorde dit en kwam met zijn volk bij Zierikzee met een aantal schepen, En daar was zeer gevochten, zodat er van de Hollanders, Zeelanders en anderen van hun volk wel bleven verslagen meer dan 8 000 mannen en daar waren nog vele gevangen. En Guy had de victorie en meende met zijn [fol. xlvi.v] gevangenen te Vlaanderen waart te komen, maar de galeien van de koning van Frankrijk kwamen hem tegemoet en vingen daar de jonge Guy en voerde hem te Parijs en werd gelegd in het kasteeltje. De koning was blijde dat hij Guy in zijn gevangenis had. Hok liet weer verzamelen de gemeente van Frankrijk en kwam weer te Vlaanderen waart en sloegen tenten en paviljoenen te Mons in Pamele. Filips van Vlaanderen hoorde dat Guy zijn broeder gevangen was en kwam te Vlaanderen waard om het land te regeren en nam met een grote hoop Vlamingen en ook zijn neef Willem van Gulik en gingen te Mons in Pamele om de koning te weerstaan en men verloor die edele man van wapens Willem van Gulik want daar was zeer gevochten, daar bleven wel 4 000 Vlamingen dood en meer dan 8 000 Fransen. De koning trok te Amiens en Filips van Vlaanderen, graaf van Tyette, ging in Artois roven en verbrandde het hele land, hij ging naar Hesdin, te Arien en te Throuanne en bedierf al dat land. Dit hoorde de koning en ontbood de hertog van Bourgondie en de graaf Savoie bi hem te Parijse welke hertog van Bourgondie de koning sprak en de koningin ook omdat ze graag gezien hadden dat men graaf Guy die te Compigne gevangen lag en zijn drie kinderen Robrecht, Willem en Guy en de 43 edele mannen met de 7 poorters die met graaf Guy te Parijs kwamen en in diverse plaatsen gevangen lagen dat men ze allen aan de galg gehangen had. Hierom zei de hertog van Bourgondie dat bij recht vonnis Gods de geschoffeerde strijd voor Kortrijk geschied was en dat God met alle recht plaagde Frankrijk om de wreedheid en de zonden van de koningin. Eerst dat ze vergaf de edele maagd Filippa en de 20 kameniersters van die maagd wurgen en verdrinken en dat ze de 30 edele jongelingen die met die maagd kwamen onschuldig had laten hangen en dat ze de overlast aanraadde aan Jacob van Saint-Pol, haar oom, dat hij alle de tonnen met de koorden te Brugge bracht om alle goede poorters te laten hangen en haar soldaten te venster en dat hij dat volk grote overlast gedaan had en dat het goede tijd en Gods recht was dat hij mede en in de strijd van de Vlamingen verslagen was. |
Ende voort soe seyde die hertoge vanBourgoengnen totten coninc ende totter coninginne, ende tot hem die daer bi waren. Och edel heer coninc hadt ghi metten volcke dat te Cortrijc bleef, metsgaders den.G.Guy, ende sine kynderen, ende sine edele die ghi met cleenen occusoene in diueerschen scoffierlicken vangenessen houdt, daer mede ghetrocken inder sarasijnen lant, men hadde cume eenensarasijn gheuonden, ende men hadse wel verwonnen, ende vele landts daer mede verconquesteirt, och heer coninc en heb di gheen ghedincken, hoe Robrecht van Vlaenderen Meynfroot dootslouch, ende wan den wijch in Poelgen, ende beschermde daer der coninginnen broeders, dat si vanden sarasijnen niet verslegen en waren, moet men emmer die duecht met quade loonen. Die coninginne was seer verstoort vp den Hertoghe vanBourgoengnen, om dat hi soe stoutelick den coninck ende haer dorste begrijpen, ende binnen den seluen dage, so quam denconinc nieu mare, hoe dat dye.G.phelips van Tyette, endeIan.G.van Namen bedoruen al Artoys. Die coninc beual al dat wapene draghen mochte, dat si hem volgen souden om vp Vlaenderen weder te varene. Ende met hem so quam dye Hertoge van Bourgoengnen, meer om pays te maken dan om te vechtene, ende ooc die.G.van sauoyen, ende een onghetallic volc van fransoysen. Ende als die coninc quam te Atrecht, ende vant al tlant ghescelgiert ende bedoruen, hi was wonderlicken seer verstoort. Dit verhorende die van vlaendren, baden den graue phelips van Tyette dat hi wilde bewaren die stede van Rijssele, ende Ian van Namen dat hi ghebieden soude al Vlaendren deure, als die coninc sine tenten ghesleghen soude hebben, dat alle die ghene die stoc of wapen dragen mochten, dat si hemsouden ghereet maken om den coninc te wederstane, want die coninc van Vranckerijcke quam voor Rijssele, ende hi begheerde in die stadt te commen. Die.G.phelips seyde, gheduchtich prinche ende heer coninc, ghelieuet hu binnen Rijssele te commene hu thienstere, [fol. xlvij.r] in persoone te voet, men sal hu met alder eerweerdicheyt ontfanghen. Doen ghinc die coninc ende dede tenten endepauwelioenen slaen voor die stede van Rijssele, want hi namt in groter onweerde datmen hem dat verchde te commene in Rijssele te voet, ende met soe cleenen staet. Des conincx tentenghesleghen sijnde, sdaechs daer naer soe quam Ian van Namen met grooter menichte van volcke wel ghewapent, voor Rijssele. Ende dese vlaminghen sloughen hare tenten in contrarie des conincx tenten, ende si waren alle gedect met roodenschaerlaken. Ende die coninc siende den groten hoop vandenvlamingen, hi worde alte seer verwondert, ende seyde, my dunct dat vlaminghen reyndt, ic wil wech ende vertrecken van hier. Doen seyden die heren die vanden rade des conincx waren, ende sonderlinge die twee heren, die Hertoghe van Bourgoengien, ende die graue van Sauoyen, datter goet ware dat men sprake van paeyse, of omme bestandt te makene, endedatmen die vlaminghen soude laten ghebruycken haerlieder preueleidgen, ende datmen den.G.Guy die niet mesdaen en heift, ende alle dye met hem sijn gheuanghen, laten staen vp haerlieder vrye voeten, omme hem te verantwoorden, want dat voor Cortrijcke ghebuerde, dat en is hem, noch alle die met hemonnooselic gheuanghen waren, niet te wijtene noch te verwijtene. Die Hertoghe van Bourgoengien seyde, ic sal ontbieden onsen neue Ian van Namen ende sinen broeder Phelips of si lieden bestant begeeren van eenen iare of vantween, ende daer en tusschen machmen spreken om accoordt te makene, want die vlaminghen sijn moedich ende machtich, ende sy vechten om hare rechten ende haer goet te beschermene, ende haer lant yeghen die grote foortse, die hemlieden ghedaen es, het gheliefde den coninc. Die Hertoge van Bourgoengien ontboodt Phelips van Tyette, die in Rijssele was, ende Ian van Namen, ende die drie steden van Vlaenderen of si paeys begheerden met den coninck. Si seyden, si en haddennoeyt anders begeert, ende wat wi ghedaen hebben, dat hebben wi ghedaen op ons verweeren, omme dat grote ongelijc dat ons in Vlaenderen ghedaen es, onsen prinche ende sine edele gheuanghen te Parijs verradelicke, ende sijne edele dochtere vergheuen, ende hare.xx.camerieren verworcht, twelcke alle edele dochteren waren, ende gheworpen in dye Cheyne, ende.xxx.edele oude rudders ghehangen onnooselijc endesonder schult, ende weit dat wi wel wilden hebben, endebegeeren des conincx vrientscepe ende paeys met hem, endewilden wel onsen prinche hebben Die coninc dit verhorende, hi dede vellen tenten ende pauwelioenen, ende reysde te Doornicke, ende daer wort so ghetracteirt dat den paeys gemaect was, als hier naer volcht Eerst dat die.G.Guy vanVlaendren ende sijne drye sonen, Robrecht, Willem ende Guy, ende die.xliij.rudders, ende die vij.poorters, die alle met dengraue Guy te Parijs ghinghen, ende daer gheuanghen waren, vanden welcken binnen der spacie van.iiij.iaren tijts dat sy daer laghen, noeyt een ghestoruen en was, maer si hadden wel som siec gheweest, dese waren alle ontslegen, vry ende los van allenvangenessen, ende quamen te Vlaendren waert. Ende alle die fransoysen die in Vlaendren gheuangen laghen, waren ooc alle ontsleghen, ende ghingen vry ende los te haren lande waert. Ende die.G.Guy soude inden name van sinen lande bidden denconinc vergheuenesse. Ende ouer alle mesdaet, so soude die coninc hebben binnen eenen iare die somme van.viijc.duysentich ponden paresysen, ende daer naer elcx iaers soude die coninck hebben in eewegher renten vp Vlaenderen.xm.libra paresysen, ende dies so soude dye coninc houden in ostaedgen, Rijssele ende duway metter casselryendaer toe behorende, totter tijt dat hi van deser somme soude vernoucht ende vuldaen sijn, ende datmen ooc bewijsen soude, waer die princhen ende heeren die voor Cortijcke bleuen, begrauen waren, vp datmense mochte te haren laten voeren. Ende in desen paeys soude mede besloten sijn den paeys van die van brabant, hollant, zeelant, henegauwe ende Artoys. Och wat blijschepe was in Vlaendren, ende ooc in Vranckerijcke ende in alle die landen ontrent Vlaendren. Die coninc voer naer Parijs, ende gaf beuel dat men den.G.Guy, ende alle die vlaemsche prysoeniers ontslaen soude, ende latense varen naer vlaendren. Als die.G.guy in vlaendren quam met sinen kinderen, ende sinenedelen, hi was ontfanghen ende ghetracteert, al of god van den hemele neder ghecommen hadde. Ende die.G. [fol. xlvij.v] Guy in Vlaenderen sijnde, om sijne grote houdthede wart siec ende qual, so dat hi daer naer maer en leefde nauwelic een iaer, ende starf vp den.xxij.dach in Maerte. Anno domini xiijc.ende.iiij.ende was begrauen byder graefnede Margriete sijnder moedere in tcloostere te flineis. Dese graue Guy was dye xxiij.graue in Vlaenderen. Die graue guy in sijn eerste iaer vansinen graefscepe so verbrande dat beelfroot te Brugge vander halle, ende daer verbarnden vele brieuen van preuileigien vander stede, ende die graue Guy lach doe te male, ende hi vernieuwede die preuileigien van Brugge. Item int.vij.iaer van sinen graefschepe, hy stichtede tconuent vander predicaren Typre, ende gaf den conuente deene helft vander sale typre. Ende van Eecloo maecte hi eene stede van wetten, ende stelder eenen burchmeestere met.ix.schepenen, ende naer hem so wort graue van Vlaenderen Robrecht sijn oudtste sone. |
En voort zo zei de hertog van Bourgondië tot de koning en tot de koningin en tot hen die daarbij waren. Och edele heer koning, had ge met het volk dat te Kortrijk bleef mitsgaders graaf Guy en zijn kinderen en zijn edelen die ge met kleine gelegenheid in diverse schofferende gevangenis houdt daarmee getrokken in het land van de Saracenen men had nauwelijks een Saraceen gevonden en men had ze wel overwonnen en veel land daarmee veroverd, och heer koning bedenk jet niet hoe Robrecht van Vlaanderen Meynfroot dood sloeg en de strijd won in Apulië en beschermde daar de broeders van de koningin, dat ze van de Saracenen niet verslagen waren, moet men immer de deugd met kwaad belonen. De koningin was zeer verstoord op de hertog van Bourgondië omdat hij zo stout de koning en haar durfde te begaan en binnen dezelfde dag zo kwam de koning nieuws hoe dat graaf Filips van Tyette en Jan, graaf van Namen, al Artois bedierven. De koning beval alles dat wapens dragen mocht dat ze hem volgen zouden om weer naar Vlaanderen te gaan. En met hem zo kwam de hertog van Bourgondië, meer om vrede te maken dan om te vechten en ook de graaf van Savoie en een ontelbaar volk van Fransen. En toen de koning kwam te Atrecht en vond al dat land verwoest en bedorven was hij wonderlijk zeer verstoord. Dit hoorden die van Vlaanderen en baden graaf Filips van Tyette dat hij wilde bewaren de stad Rijsel en Jan van Namen dat hij gebieden zou al Vlaanderen door als de koning zijn tenten geslagen zou hebben dat al diegene die stok of wapen dragen mochten dat ze zich gereed zouden maken om de koning te weerstaan, want die koning van Frankrijk kwam voor Rijsel en begeerde in de stad te komen. Graaf Filips zei, geduchte prins en heer koning, gelieft het u binnen Rijsel te komen uw dienaar, [fol. xlvij.r] in persoon te voet, men zal u met alle eerwaardigheid ontvangen. Toen ging de koning en liet tenten en paviljoenen slaan van de stad Rijsel, want hij nam het in grote onwaarde dat men hem dat vergde te komen in Rijsel te voet en met zoՠn kleine staat. De tenten van de koning waren geslagen en daags daarna zo kwam Jan van Namen met een grote menigte van volk goed gewapend voor Rijsel. En deze Vlamingen sloegen hun tenten in contrarie de tenten van de koning en ze waren allen bedekt me rood scharlaken. En de koning zag de grote hoop van de Vlamingen en werd al te zeer verwonderd en zei, me lijkt dat het Vlamingen regent, ik wil weg en vertrekken van hier. Toen zeiden de heren die van de raad der koning waren en vooral die twee heren, de hertog van Bourgondie en de graaf van Savoie, dat het goed dat men sprake van vrede of om bestand te maken en dat men de Vlamingen zou laten gebruiken hun privilegies en dat men graaf Guy die niets misdaan heeft en allen die met hem zijn op vrije voeten late gaan om zich te verantwoorden, want dat voor Kortrijk gebeurde dat is hem, nog allen die met hem onschuldig gevangen waren niet te verwijten. De hertog van Bourgondie zei; ik zal ontbieden onze neef Jan van Namen en zijn broeder Filips of ze bestand begeren van een jaar of van twee en ondertussen mag men spreken om akkoord te maken want de Vlamingen zijn moedig en machtig en ze vechten om hun rechten en hun goed te beschermen en hun land tegen de grote kracht die hen gedaan is, het geliefde de koning. De hertog van Bourgondie ontbood Filips van Tyette die in Rijsel was en Jan van Namen en de drie steden van Vlaanderen of ze vrede begeerden met de koning. Ze zeiden, ze hadden nooit anders begeert en wat we gedaan hebben dat hebben we gedaan op ons verweren om dat grote ongelijk dat ons in Vlaanderen gedaan is, onze prins en zijn edelen gevangen te Parijs verraderlijk en zijn edele dochter vergeven en haar 20 kameniersters gewurgd, wat allen alle edele dochters waren, en geworpen in de Seine en 30 edele oude ridders onschuldig gehangen en zonder schuld en weet dat we wel wilden hebben en begeren de vriendschap van de koning en vrede met hem, en willen wel onze prins hebben. De koning hoorde dit en liet de vellen tenten en paviljoenen en reisde te Doornik en daar werd zo onderhandeld dat de vrede gemaakt werd zoals hierna volgt. Eerst dat graaf Guy van Vlaanderen en zijn drie zonen, Robrecht, Willem en Guy, en die 43 ridders en de 7 poorters die allen met graaf Guy te Parijs gingen en daar gevangen waren waarvan binnen de tijd dan 4 jaren dat ze daar lagen nooit een gestorven was, maar waren soms wel ziek geweest. Dezen waren allen ontslagen, vrij en los van alle gevangenis en kwamen te Vlaanderen waart. En alle Fransen die in Vlaanderen gevangen lagen waren ook allen ontslagen en gingen vrij en los tot hun land waart. En graaf Guy zou in de naam van zijn land bidden de koning vergiffenis en over alle misdaad, zo zou de koning hebben binnen een jaar de som van 800 000 ponden parijzen en daarna elk jaar zou de koning hebben in eeuwige renten op Vlaanderen 10 000 Libra parijzen en dus zou de koning houden in onderpand Rijsel en Dowaai met de wetsgebieden die daarbij behoorden tot de tijd dat hij van deze som vergenoegd en voldaan was en dat men ook bewijzen zou waar de prinsen en heren die voor Kortrijk bleven begraven waren, opdat men mocht voeren tot die van hen. En in deze vrede zou mede besloten zijn de vrede van die van Brabant, Holland, Zeeland, Henegouwen en Artois. Och wat blijdschap was in Vlaanderen en ook in Frankrijk en in alle landen omtrent Vlaanderen. De koning voer naar Parijs en gaf bevel dat men graaf Guy en alle Vlaamse gevangenen ontslaan zou en laten gaan naar Vlaanderen. Toen graaf Guy in Vlaanderen kwam met zijn kinderen en zijn edelen was hij ontvangen en getrakteerd of God van de hemel neergekomen was. En toen graaf [fol. xlvij.v] Guy in Vlaanderen was vanwege zijn grote ouderdom werd hij ziek en kwelde zodat hij daarna maar nauwelijks een jaar leefde en stierf op de 22ste dag in maart anno domini 1304 en werd bij gravin Margriet, zijn moeder, in het klooster te Flines. Deze graaf Guy was de 23ste graaf in Vlaanderen. Die graaf Guy in zijn eerste jaar van zijn graafschap zo verbrandde dat belfort te Brugge van de hal en daar verbrandde vele brieven van privilegies van de stad, graaf Guy lag toen te Male en hij vernieuwde de privilegies van Brugge. Item, in het 7de jaar van zijn graafschap stichtte hij het convent van de predikers te Ieper en gaf het convent de ene helft van de zaal te Ieper. En van Eeklo maakte hij een stad van wetten en stelde er een burgemeester met 9 schepenen en na hem zo werd graaf van Vlaanderen Robrecht, zijn oudste zoon. |
Van Robrecht van Nyueers dye xxiiij.Graue, die welcke in sine jonge daghen verslouch twee groote vianden der helegher kercken in Truckyen. Dat.xxx.capitel RObrecht van Nyueers des grauen Guyts houdtste sone was dye.xxiiij.graue in Vlaendren, in sine ionge daghen was hi in Apoelgen inden groten wijch, ende verslouch daer.ij.grote vianden vander heleger kercken Meinfroot ende ooc Coradijn, ende om sine vrome faiten van wapenen, die coninc vanCecylien gaf hem te wijue sijne eenege dochtere, daer hi bi hadde eenen sone die hiet Kaerle, die welcke starf ionc, te sinen.vij.iaren, ende corts daer naer so starf sijn wijf, ende daer naer nam hi te wijue, dye graefnede van Nyueers, ende hi hadde bi haer.ij.sonen Lodewijc ende Robrecht, ende drie dochteren, deene was vrauwe van couchy, dander die vrauwe van Anyau, ende Machtilt die Hertoginne was van Loreyne, Lodewijc sijn oudtste sone die hadde te wijue die vrauwe van Rethel, endehadder bi een kint, dat ooc Lodewijc hiet, ende eene dochtere die wijle dat die Graue Robrecht leuede. Item int iaer.M.iijc.ende.vij.so waren die Templiers gheuangen, ende ghedestrueirt om sommege dolinghen endeongeloouicheden die si hilden. Int iaer van.xiijc.was dat schone conincx pallays te parijs vulmaect, ende vp den hele heleghenSinxen dach, doen hilt die coninc eene grote tryumphante feeste int voorseyde pallays, ende daer maeckte die coninc Phelips dye schoone, sine drie sonen rudders, Lodewijc, Phelips, endeKaerle, in dye presencie vanden coninc van Ingelant ende vansinen wijue, die welcke sustere was vanden drie ionhelinghen, ende dochtere vanden voorseyde coninc Phelips, ende dese drie iongelingen waren naer haers vaders doot, alle drie coningenvan Vranckerijcke, deen naer den anderen, want si nyet lange deen naer den anderen en leifden, ende storuen alle sonder hoyr. Item int iaer.xiijc.ende.xiiij.so starf die coninc.phelips die schone, dye men hiet int walsche Phelippe le bel, ende starf haestelicken sonder sine sacramenten, ende corts daer naer so starf die wreede coninghinne sijn wijf. Ende lodewijc sijn oudtste sone, wart te Riemen coninc gheconsacreirt, ende hi hadde Vlaenderen leedt byden instekene van sijnder moedere. |
Van Robrecht van Nevers de 24ste graaf die in zijn jonge dagen twee grote vijanden van de heilige kerk versloeg in Turkije. Dat 30ste kapittel. Robrecht van Nevers, de oudste zoon van graaf Guy was de 24ste graaf in Vlaanderen. In zijn jonge dagen was hij te Apuli in de grote strijd en versloeg daar 2 grote vijanden van de heilige kerk, Meinfroot en ook Coradijn, en om zijn dappere wapenfeiten gaf de koning van Sicilie zijn enige dochter tot wijf waar hij een zoon bij had die Karel heette de jong stierf in zijn 7de jaar en kort daarna zo stierf zijn en daarna nam hij tot wijf de gravin van Nevers en had bij haar 2 zonen, Lodewijk en Robrecht en drie dochters, de ene was vrouw van Coucy, de ander vrouw van Anjou en Machtilt die hertogin was van Lotharingen. Lodewijk, zijn oudste zoon had tot wijf de vrouw van Rethel en had er bij een kind dat ook Lodewijk heette en een dochter de tijd graaf Robrecht leefde. Item, in het jaar 1307 zo waren de tempeliers gevangen en vernield om sommige dolingen en ongeloof die ze hielden. In het jaar 13t00 was dat mooie koningspaleis te Parijs volmaakt en op de heilige Pinksterdag toen hield de koning een groot triomfantelijk feest in dat paleis en daar maakte koning Filips de Schone zijn drie zonen ridders, Lodewijk, Filips en Karel in de presentie van de koning van Engeland en zijn wijf die een zuster was van de drie jongelingen en dochter van koning Filips en deze drie jongelingen waren de dood van hun vader alle drie koningen van Frankrijk, de een na de andere want ze leefden niet lang na elkaar en stierven allen zonder erfgenaam. Item, in het jaar 1314 stierf koning Filips de Schone die men noemt in Waals Philippe le bel en stierf haastig zonder zijn sacramenten en kort daarna zo stierf de wrede koningin, zijn wijf. En Lodewijk, zijn oudste zoon, werd te Reims koning geconsacreerd en hij had Vlaanderen leed door het opstoken van zijn moeder. |
Hoe Coninck Lodewijck, nae dye doot vansijn ouders, trac met groter heyrcracht na Vlaenderen voor Cortijcke. [fol. xlviij.r] ENde int eerste iaer naer sine consecracie. Anno domini.M.CCC.ende.xv.so quam hi vp Vlaenderen met drie heercrachten, hi quam van Suyden, ende slouch sijne tenten bi Cortrijcke, ende die graue van Henegauwe quam van Oostenmetten Hollanders ende zeelanders te schepe, ende verbranden Repelmonde. Ende dat derde heercracht quam in Westvlaenderen omme daer dat lant te roouene ende te scelgierne, maer die Graue Robrecht dede versoucken aendenconinc Lodewijc, wat causen ofte actie dat hi hadde omme vp Vlaenderen te commene. Des conincx seggen was dat Vlaenderen was der croonen tachtere, van dat die paeys ghemaect was, elcx iaers.xm.pont pareseyde stercker munte. Ende die Graue Robrecht seyde daer yegen, hoe dat Rijssele endeDuway metter casselryen waren daer voren ghestelt in ostaedghen, ende dat hi den coninc niet schuldich en was, danalle eere ende weerdichede, ende sijn man te sine, ende hem te doene manschap, twelcke hy vulveerdich was ende begheerde te doene. Maer die Coninc bi sinen fellen rade wilde hebben die achterstellen van.x.iaren, ende ooc die voorseyde.ij.steden, endemen bestokede Vlaendren van allen canten, ende die vlaemsche schiplieden scoffierden dat heercracht vanden graue vanHenegauwe, ende die hollanders dat si by noode vloon, endedie.G.Robrecht scoffierde ende beuacht dat heercracht vandenconinc, so dat die coninc vloot bi nachte te parijs waert ende liet tenten ende pauwelioenen, ende die vytaelgie voor Cortrijcke, ende die in Westvlaenderen laghen, hoorden die nieumare, hoe dat die coninck wech was, ende si voeren ooc te Vranckerijcke waert. Binnen dyen iare wast so groot watere, dat alle die vruchten verdroncken, ende sulcken dieren tijt dat vele liedenvan honger storue. Die coninc te parijs sijnde wart so gram vp Vlaendren, dat hy dede bannen huyter croone van Vranckerijcke alle die vlaminghen, gheleerde ende leecke, clercken ende al dat vlaminghen waren, ende dede in spijte vanden vlaminghen te Parijs verbarnen alle die lakenen die in Vlaenderen ghedrapiert waren. Ende hi starf seere corts daer naer. Anno domini.xiijc.ende.xvi. Ende naer hem soe quam die Coninck phelips coninc lodewijcx broeder om dat hi gheen hoyr achter en liet Dese phelips was graue van Poitau, ende een goedertieren man Dese wilde oock Vlaenderen dwinghen, [fol. xlviij.v] niet met wapenen, maer met letteren vanden paeus, ende sandt den cardenael Gooselijn te Vlaendren waert, omme tlant te bedwinghene om paeys te makene metten coninc, ende dat bi sentencien van verwatenessen. Anno domini.xiijc.ende.xix. Het quam dat dye.G.Robrecht trac te Parijs ende dede den coninc manschip van den graefscepe van Vlaendren, sonder duway ende Rijssele, dese twee steden bleuen in handen vandenconinc, ende in teeken van paeyse, so gaf die coninc phelips sine eenege dochtere, den ionghen Lodewijc dye sonde van Lodewijc van Nyueers, Robrechts sone, vp dese condicie dat hi graue worden soude van Vlaendren, al waert so dat Lodewijc sijn vader storue, eer dat die.G.Robrecht storue, alsoe dat daer naer gheuiel, want die.G.Robrecht badt sinen ioncxsten sone Robrecht dat in nacommende tijden, al soude hem eenich recht commen aen Vlaendren, ende dat omme dye vrientschepe vander croone ende vanden coninc, dat hi dat soude willenrenonchieren, ende hi gaf hem die heerscappye van Cassele, ende maectene graue van Cassele, ende vander heerscappyendyer annex waren, als Belle, Veurne, Burburch, ende Berghenmetter casselryen, maer dese coninc phelips en leifde nyet lange ende starf sonder maerle hoir. Int iaer.M.CCC.ende.xx. Binnendesen iare waren die besiecte lieden vermiedet vanden iodenende sarasijnen dat si fenijn souden worpen in die fonteynen, ende daer omme waren die besiecte menschen al vranckerijcke deure verbarrent. |
Hoe Koning Lodewijk, na de dood van zijn ouders, met grote legermacht trok naar Vlaanderen voor Kortrijk. [fol. xlviij.r] En in het eerste jaar na zijn consecratie anno domini 1315 zo kwam hij op Vlaanderen met drie legermachten, hij kwam van het zuiden en sloeg zijn tenten bi Kortrijk en de graaf van Henegouwen kwam van het Oosten met de Hollanders en Zeelanders te scheep en verbrandden Rupelmonde. En de derde legermacht kwam in West-Vlaanderen om daar dat land te beroven en te scheren, maar Graaf Robrecht liet verzoeken aan koning Lodewijk wat oorzaak of actie dat hij had om op Vlaanderen te komen. Het zeggen van de koning was dat Vlaanderen de kroon te achter was van dat er in de vrede gemaakt was elk jaar 10 000 pond Parijse sterke munt. En graaf Robrecht zei daartegen hoe dat Rijsel en Dowaai met het wetsgebied waren daarvoor gesteld in onderpand en dat hij de koning niet schuldig was dan alle eer en waardigheid en zijn man te zijn en hem manschap te doen, wat hij ook bereid was en begeerde te doen. Maar de koning bij zijn felle raad wilde hebben de achterstand van 10 jaren en ook de 2 steden en men bestookte Vlaanderen van alle kanten en die Vlaamse schiplieden schoffeerden de legermacht van de graaf van Henegouwen en de Hollanders zodat ze uit nood vlogen en graaf Robrecht schoffeerde en bevocht de legermacht van de koning zodat de koning vloog bij nacht te Parijs waart en liet tenten en paviljoenen en het voedsel voor Kortrijk en die in West Vlaanderen lagen hoorden dat nieuws hoe dat die koning weg was en ze voeren ook te Frankrijk waart. Binnen dat jaar was het zoՠn hoog water zodat alle vruchten verdronken en zulke dure tijd dat vele lieden van honger stierven. De koning die te Parijs was werd zo gram op Vlaanderen zodat hij uit zijn kroon liet bannen alle Vlamingen, geleerden e leken, klerken en al dat Vlamingen waren en liet in spijt van de Vlamingen te Parijs verbranden alle lakens die in Vlaanderen gedrapeerd waren. En hij stierf kort daarna anno domini 1316. En na hem kwam koning Filips koning, de broeder van Lodewijk, omdat hij geen erfgenaam achterliet. Deze Filips was graaf van Poitou en een goedertieren man. Deze wilde ook Vlaanderen dwingen, [fol. xlviij.v] niet met wapens, maar met letters van de paus en zond kardinaal Gooselijn te Vlaanderen waart om het land te dwingen vrede maken met de koning en dat hij zedespreuk van de ban anno domini 1319. Het kwam dat graaf Robrecht trok naar Parijs en deed de koning manschap van het graafschap van Vlaanderen, zonder Dowaai en Rijsel, deze twee steden bleven in handen van de koning en als teken van vrede zo gaf koning Filips zijn enige dochter van de jonge Lodewijk de zoon van Lodewijk van Nevers, de zoon van Robrecht op deze conditie dat hij graaf worden zou van Vlaanderen, al was het zo dat Lodewijk, zijn vader, stierf eer dat graaf Robrecht stierf, alzo het daarna gebeurde want graaf Robrecht bad zijn jongste zoon Robrecht dat in nakomende tijden al zou hem enig recht komen aan Vlaanderen en dat om de vriendschap van de kroon en van de koning dat hij dat zou willen afstaan en hij gaf hem de heerschappij van Kassel en maakte hem graaf van Kassel, en van de heerschappijen die annex waren, als Belle, Veurne, Bourbourg en Bergen met de wetsgebieden, maar deze koning Filips leefde niet lang en stierf zonder mannelijke erfgenaam in het jaar 1320. Binnen dit jaar waren de melaatse lieden gehuurd van de Joden en Saracenen dat ze venijn zouden werpen in de fonteinen en daarom waren de melaatse mensen al Frankrijk door verbrand. |
Item binnen desen iare die vloeden vander zee, die braken die dijcken inne aenden zeecant, ende sonderlinge in vier ambachten, so datter veel menschen ende beesten verdroncken. Item binnen desen seluen iare, Robrecht dye here van Cassele, om dat sijn vader bouen die.lxxx.iaren hout was, ende siec was altemet, het was hem leedt dat hi sinen vader toe gheseyt hadde die renonciacie van sijnen rechte, die hem toecommen mocht bi sijns vaders doodt hi was schalc ende malicieux ende hy stal sijns vaders seghele, ende hy dede maken eenen brief, gheseghelt met sijns vaders sgrauen Robrechts seghele, ende het was inden wintre. Dye ionghe Robrecht ontboot Lodewijck sinen broedere, dat hi quame typre tot sinen vadere, ende commende ter sale in sgrauen hof, hi vraechde hoe dat met sijnen heer vadere stondt. Doen sprac die ionghe Robrecht, ons vader die licht nv om wat te rustene, ende heift desen brief gedaen maken, ende hi beueilt hu dat ghi vp sidt al heymelick, ende rijdt te Repelmonde int casteel, ende gheift den Casteleyn desen brief, hem seggende dat hi niet en late hi en vulcomme dat in desen brief staet. Dese goede onnoosele Lodewijc graue van Nyueers commende te Repelmonde by nachte ende inden winter, endehet was seer ghesneeut Lodewijc siende den Casteleyn, gaf hem den brief, seggende. Casteleyn ic comme hier tot hu van sgrauenRobrechts mijns vaders weghe, haestelicke tot hu ghesonden, dat ghi niet en laet ghy en leist desen brief, ende vulcomt dat inden brief ghescreuen staet. Den teneur vanden brief hadde inne, Saluyt ende groete voorscreuen, weit Casteleyn dat om certeyne causen van conspiracien die Lodewijc mijn sone in Vranckerijcke, als hi laetst daer was, yegens ons ende onsen lande daer tracteirde, hier omme sendickene heymelicke tot hu, dat ghi hem heymelic soubijt doet onthoofden, ende en lates niet vp hu lijf, ende goet te verbeurne, ende die bi hem sijn seyndtse Robrechte mijnen sone, nv weist in paeyse, ende hoedt wel ons slot ende sijt ghetrauwe Niet meer als nv, van god si met hu. Dese Casteleyn seere verwondert int lesen van desen brieue, hi en wiste wat doen of laten, hi was verwondert seere, dat sulc een prinche ende graue quam met soe cleynen state, in sulc een vuyl ende coudt weder, ende heymelike by nachte. Die Casteleyn vraghede hem of hem die graue sijn vader selue den brief ghegeuen hadde. Lodewijc antwoorde mijn vader heift mi beuolen hu den brief te bringhen ende te gheuene. Doen sprac die Casteleyn Welcke tijt spraect ghy huwen vader laetst. Lodewijc wort hem bepeysende, ende seyde het was bet dan.x.weken gheleden dat hi sinen vadere selue metten mont nyet ghesproken en hadde. Ende die casteleyn dyt horende, die seyde, het dunckt mi wondere dat ons gheduchtich prinche sulck een Messagier houdt, als ghy sijt, weit ghy niet van sinen rade, en sijt ghi niet ghelooft met hem te sijne ende te sprekene, och lieue heere ende edel prinche, weit ghy niet wat bootschap dat [fol. xlix.r] ghy bringt, ende wat inden brief staet. Lodewijc die edel iongelinc seyde, hy en wister niet of. Doen seyde die casteleyn, tgheene dat inden brief staet dat en sal ick niet doen, noch doen doen, om lijf ende goet te verbuerne, O weerdich prinche en sijt niet versaecht, neimt ende leist selue den brief van uwer bootscepe, ende midts dyen gaf hijne hem, ende seyde ic en gheloue niet dat my gheduchte here die.G.Robrecht hu vader desen brief heift ghedaen seghelen. Ende Lodewijc desen brief ghelesen hebbende, hy was seer verwondert ende versaecht. Doen seyde die casteleyn dat hy hem hilde int Casteel blijdelijcke, tot der tijt dattet soeter weder ware, ende denwinter wat gheleden ware, hi soude den brief Typre dragen, ende met den.G.Robrecht spreken. Ende binnen deser tijt, so starf die coninc phelips daer omme dat vlaendren seer druckich was, want die ionge lodewijc hadde des conincx phelips dochter te wijue, die principaelste ende die houdtste. Ende naer die doot vanden coninc.phelips, die ooc.G.van poitau was, doe so was kaerle sijn broeder, die graue was de la marche coninc.ghemaect. Dese Coninc.kaerle nam altijt den raet vanvranckerijcke bi hem, ende hi en dede anders niet dan bydenrade van hem lieden. Ende hi ontboot also vriendelic als hi mochte den.G.Robrecht van Vlaendren, dat hem ghelieuen soude vp de quinquagesima, te commene te Riemen, te sijnderconsecracie. Die graue Robrecht feestierde des Conincx bodenseer eerlic ende minlijc, ende gafse ghiften, so dat sijs hemgrotelic beloefden voor den coninc.ende voor die edele vanVranckerijcke, ende hi dede sijn excusacie om sine grote oudtheyt, want hy was lxxx.iaren ghepasseirt, maer hi sandt sinen ioncxsten sone Robrecht, here van Cassele in sine stede, want sijn houdtste sone Lodewijc van Nyueers, die lach noch te Repelmonde gheuangen. Maer die graue Robrecht dye waende dat hi te Nyueers gheweest hadde bi sinen wijue. Die ionge Robrecht te parijs commende bi den coninc.dede sijns vaders onschult om sijnder houde wille, ende onuermuegentheyt, endehi dede den nieuwen coninc.manscip van Cassele, ende vandensteden ende casselryen daer onder behorenden, twelcke hemsijn vader ghegeuen hadde. Ende daer naer so voer Robrecht met den coninc.te Riemen. Ende in die consecracie vandenconinc.kaerle, so dede Robrecht daer tofficie van sinen vader, als den coninc.sijn sweertte gordene Item binnen deser voorseyde tijt dat Robrecht was in Vranckerijcke, int beginsel vanden vastene, so comt dencasteleyn van Repelmonde te visenteren den.G.Robrecht, te ypre in sine sale, ende te gader sprekende van dyueerschen saken, doen wort die Casteleyn sprekende vanden brieue die Lodewijc van Nyueers int herte vanden wintre ghebrocht hadde, ende dat hy quam met drie lieden sonder meer, sonder eenege rudders, of volc van state bi hem te hebbene, ende brochte eenen brief inder vorme, als of hy yeghen hu ende yegen tlant grotelic mesdaen hadde ende sijn lijf verbuert hadde. Die.G.Robrecht siende den brief, hi seyde het is mijnen segele, maer vandenbrieue en weet ic groot noch cleene, ende seyde dat hijne noyt ghesonden en hadde. Hi ouerlas den brief, ende dit horende, was seer verwondert, ende seyde dat hy van gheender messuze en wiste die sijn sone Lodewijc yegens hem ofte yegens tlandt mesdaen mochte hebben, ende en wiste anders niet noch en meende, dan dat die ionge lodewijc in sijn graefschip vanNyueers was bi sinen wijue, wandt anders hi soude ghesondenhebben bi den coninc van vranckerijcke huyt sijnder name, daer nv robrecht sijn broeder getrocken was. Ende seere verwondert ende versleghen sijnde in tghene dat hi hoorde, seide och lieue casteleyn secht my hoet met desen sticken geuaren es, ende oft ghijne gedoot hebt wachaermen dat ware my wel een drouue tijdinge, die casteleyn seyde genadich here sijt gherust, ic hebben gehouden secretelic ende wel bewaert, vp auentuere, of ghy vanden brieue niet gheweten en hadt alsoot blijct, ende so my dochte bi ondersoucken van hem, maer omme dat indenbrief stondt van conspiracien, vp auentuere oft huwen raedt hadde gedaen doen, so hebbe ickem wel verwaert, ende altoos ghehouden in tcasteel. Doen gaf die.G.robrecht den casteleyn last dat hijne wel bewaren soude tot paesschen, ende binnendeser tijt so salmen doen scherp ondersouc van desen sticke, ende te paesscen so sal ic aen hu scrijuen, ende weest emmer dan te Repelmonde. |
Item, binnen dit jaar de vloeden van de zee braken de dijken in aan de zeekant en vooral in de vier ambachten zodat er veel mensen en beesten verdronken. Item, binnen hetzelfde jaar, Robrecht de heer van Kassel, omdat zijn vader boven de 80 jaren oud was en ziel was altemet, het was hem leed dat hij zijn vader toegezegd had afstand te doen van zijn recht die hem toekomen mocht bij zijn vaders dood, hij was schalks en kwaadaardig en stal de zegel van zijn vader en liet maken een brief verzegeld met de zegel van zijn vader en het was in de winter. De jonge Robrecht ontbood Lodewijk, zijn broeder, dat hij te Ieper kwam tot zijn vader en toen hij kwam in de zaal van de hof van de graaf vroeg hij hoe dat het met zijn heer vader stond. Toen sprak de jonge Robrecht, onze vader die ligt nu wat om te rusten en heeft deze brief laten maken en hi j beveelt u dat ge opzit al heimelijk en rijdt te Rupelmonde in het kasteel en geef de kastelein deze brief en zeg hem dat hij het niet laat te doen wat in deze brief staat. Deze goede onschuldige Lodewijk, graaf van Nevers, kwam te Rupelmonde bij nacht en in de winter en het had zeer gesneeuwd en Lodewijk zag de kastelein en gaf hem de brief en zei; ‘Kastelein, ik kom hier tot u vanwege graaf Robrecht, mijn vader, haastig tot u gezonden dat ge het niet laat en lees deze brief en doe dat in de brief geschreven staat’. De teneur van de brief bevatte, Saluut en groet, weet kastelein dat om zekere oorzaken van samenzwering die Lodewijk, mijn zoon, in Frankrijk toen hij daar laatst was tegen ons en ons land daar behandelde, hierom zend ik hem heimelijk tot u dat ge hem heimelijk subiet laat onthoofden en laat het niet om uw lijf en goed te verbeuren en die bij hem zijn zendt ze naar Robrecht, mijn zoon, nu wees in vrede en hoedt wel onze burcht wees trouw. Niet meer als nu want God is met uծ Deze kastelein was zeer verwonderd in het lezen van de brief en wist niet wat te doen of laten, hij was zeer verwonderd dat zoՍ n een prins en graaf met zo ծ kleine staat kwam in zulk vuil en koud weer en heimelijk bij nacht. De kastelein vroege hem of hem de graaf zijn vader zelf de brief gegeven had. Lodewijk antwoordde; Ԡmijn vader heeft me bevolen u de brief te brengen en te geven. Toen sprak de kastelein; ԗelke tijd sprak ge uw vader laatstծ Lodewijk begon te peinzen en zei, het was meer dan 10 weken geleden dat hij zijn vader zelf met de mond niet gesproken had. En de kastelein die het hoorde die zei; ;’het lijkt me wonder dat onze duchtige prins zulke boodschapper houdt zoals gij bent, weet ge bent niet van zijn raad en ge bent niet beloofd met hem te zijn en te spreken, och lieve heer en edel4 prins, weet ge niet wat boodschap dat [fol. xlix.r] ge brengt en wat in de brief staat’. Lodewijk, ‘edele jongeling’, zei, ‘hij wist er niets van.’ Toen zei de kastelein ‘hetgeen dat in de brief stond en dat zal ik niet doen, nog laten doen om lijf en goed te verbeuren. O waardige prins wees niet bang, neem en lees de brief zelf van uw boodschap’ en mits die gaf hij het hem en zei; ‘Ik geloof niet dat mij geduchte heer graaf Robrecht uw vader deze brief heeft aten zegelen’. En toen Lodewijk deze brief gelezen had was hij zeer verwonderd en bang. Toen zei de kastelein dat hij hem hield in het kasteel blijde tot de tijd dat het beter weer was en de winter wat geleden, hij zou de brief naar Ieper brengen en met graaf Robrecht spreken. En binnen deze tijd zo stierf koning Filips waarom dat Vlaanderen zeer bedroef was want de jonge Lodewijk had de dochter van koning Filips tot wijf, de belangrijkste en de oudste. En na de dood van koning Filips die ook graaf van Poitou was toen zo was Karel, zijn broeder, die graaf was van de la Marche koning gemaakt. Deze koning Karel nam altijd de raad van Frankrijk bij hem en deed niets anders dan met de raad van hen. En hij ontbood alzo vriendeloos als hik mocht graaf Robrecht van Vlaanderen dat het hem gelieven zou op quinquagesima, (dag voor zondag van Aswoensdag) te komen te Reims tot zijn consecratie. Graaf Robrecht onthaalde de koningsboden zeer fatsoenlijk en minlijk en gaf ze giften zodat ze hem groot beloofden voor de koning en voor de edelen van Frankrijk en hi j deed zijn excuus vanwege zijn grote oudheid, want hij was 80 jaren gepasseerd, maar hij zond zijn jongste zoon Robrecht, heer van Kassel, in zijn plaats want zijn oudste zoon Lodewijk van Nevers die lag nog te Rupelmonde gevangen. Maar graaf Robrecht die waande dat hij te Nevers geweest was bij zijn wijf. Toen de jonge Robrecht te Parijs kwam deed hij zijn vaders excuus vanwege zijn ouderdom en onvermogen en deed de nieuwe koning manschap van Kassel en van de steden en wetsgebieden die daaronder behoorden, wat hem zijn vader gegeven had. En daarna zo voer Robrecht met de koning te Reims. En in de consecratie van de koning Karel zo deed Robrecht daar het officie van zijn vader als de koning zijn zwaard omgorden. Item, binnen deze tijd dat Robrecht in Frankrijk was, in het begin van de vasten zo kwam de kastelein van Rupelmonde bezoeken graaf Robrech, te Ieper in zijn zaal en spraken tezamen van diverse zaken, toen begon de kastelein te spreken van de brief die Lodewijk van Nevers in het hartje van de winter gebracht had en dat hij met drie lieden kwam zonder meer, zonder enige ridders of volk van staat bij zich had en bracht een brief in de vorm of hij tegen u en uw land zeer misdaan had en zijn lijf verbeurd had. Graaf Robrecht zag de brief en zei; ‘het is mijn zegel, maar van de brief weet ik groot nog klein’ en zei dat hij het nooit gezonden had. Hij overlas de brief hoorde het en was zeer verwonderd en zei dat hij van geen muizenissen wist die zijn zoon Lodewijk tegen hem of tegen het land misdaan mocht hebben en wiste niets anders nog meende dan dat de jonge Lodewijk in zijn graafschap van Nevers was bi j zijn wijf, want anders zou hij hem gezonden naar de koning van Frankrijk uit zijn naar daar nu Robrecht, zijn broeder, getrokken was. En was zeer verwonderd en verslagen in hetgeen hij hoorde en zei; 'ach lieve kastelein, zeg me hoe het met dit stuk gegaan is en of ge hem gedood hebt, wacht arme, dat was me wel een droevige tijding; De kastelein zei; ‘genadige heer, wees gerust, ik heb hem geheim gehouden en goed bewaard op avontuur of u van de brief iets wist en alzo het blijkt en zo me bleek bij onderzoek van hem, maar omdat in de brief stond van samenzwering op avontuur of uw raad had laten doen zo heb ik hem goed bewaard en altijd in het kasteel gehouden’. Toen gaf graaf Robrecht de kastelein last dat hij hem goed bewaren zou tot Pasen en binnen deze tijd zo zal men scherp onderzoek laten doen van dit stuk en te Pasen zal ik aan u schrijven en wees dan immer dan te Rupelmonde. |
Item een grote inquisicie ende ondersouc hier of gedaen wel.xiiij.daghen lanc, so wast ten sijne metter waerheyt onderuonden, hoe dat robrecht sijn ioncste sone [fol. xlix.v] stont om graue van Vlaendren te sine naer die doot van sinenvader, ende dat die voorseyde ionge Robrecht desen brief hadde doen maken, ende hadde secretelic sijns vaders segelen ghestolen daer mede dat hijne seghelde, ende Lodewijc vanNyueers was onnoosel vonden van alle tghene dat inden brief stont. Ende die.G.Robrecht ontboot den casteleyn vanRepelmonde, dat hi Lodewijc sinen sone ontslaen soude Ende als hi ontsleghen was, so vulquam hi diueersche pelgrimaegien, die welcke hy beloeft hadde huyt vreesen vander doot indervanghenessen sijnde. Eerst onser vrauwen tshertoghenbossche, te theerenburch, te Beunen, ende sine pelgrimaegie ghedaenhebbende, so trac hi bi sinen vadere Typre, die welcke hemseere versprac om sijnder slichticheyt wille, dat hi in ypre quam, ende ontfinc den brief, al sonder sinen vader eerst te sprekene ofte te groetene, ende so haestelic wech te trecken, in sulc een weder ende maer met.ij.lieden, niet te min, al versprac hi hem, hi was nochtan wonderlic verblijt, als hi hem sach, ende om dat sijns broeders valsch voortstel niet vulcommen en was. Lodewijc verhorende dat sijns kints sweer doot was, die goede phelips die lange die coninc.was gheweest van vranckerijcke, hi nam oerlof aen sinen vader, seggende dat hi wilde naer Parijs trecken bi den coninc.kaerle nieuwelincx gheconsacreirt die sijns wijfs oom was, om hem te doene manschip van sinen graefschepe van Nyueers. Die voorseyde.G.Lodewijc te Parijs commende, ende den coninc.manscip ghedaen hebbende, huyte der schaemte ende schande die hem Robrecht sijn broeder ghedaen hadde, hi schaemde hem so seere dat hi te Vlaendre waerts nyet commen en wilde maer bleef te parijs wonende, ende hi ontboot sijn wijf ende sijn kint, ende sijns wijfs kint, ende als hi ontrent.xi.weken te parijs ghewoont hadde, so wort hi siec ende ontfinc alle sine helege sacramenten vander heleger kercke, ende starf vp die octaue van sinte Pieter ende s. Pauwels, twelc was den.vi.dach van Hoeymaent. Int iaer ons heren.xiiic.ende xxi.ende was begrauen te Parijs, int clooster vanden Freminueren. Ende hi liet achtere.ij.kindren, Lodewijc van nyueers, ende eene dochtere dye hier Margriete, dye naemaels te manne hadde die.G.van Montfoort, wien verstarf die heerschappye van Bretaengien. Als die.G.Robrecht verhoorde die doot van sinen houdtsten sone Lodewijc, hy was seere rauwich ende bedruct, huyten welcken hi dede vergaderen alle die edele van Vlaendren te Cortrijcke, vp den.iij.dach van Oostmaent, ende ooc alle die prelaten, alwaer men dede een deuote huytuaert ouer den seluen Lodewijc. Endevan dier tijt voort, die graue Robrecht wort seere ghequelt vander aertrijcke, ende altemet wordt hi sieckere, so dat hi corts daer naer begheerde ende ontfinc alle sine sacramenten met volcomender charitaten van duechdelicken wercken verchiert, vul ontfaermicheden vp die aerme, vul van rechtueerdichedenende iusticien vp die quade. Ende hy verschiet van deser werelt, vp.s.Lambrechts dach, den.xvij.in september. Anno domini.xiijc.ende.xxij.ende was begrauen typre, te.s.Maertins inden choor, ende naer hem was graue Lodewijck sijns kints kint, ouermits die voorwaerde, ende besprec vanden coninc Phelips die langhe, als hi sijn dochtere gaf te wijue Lodewijcke, den ionghen Robrechts sone. |
Item, een grote inquisitie en onderzoek werd hiervan gedaan wel 14 dagen lang en zo was het te zijn met de waarheid bevonden hoe dat Robrecht, zijn jongste zoon, [fol. xlix.v] stond om graaf van Vlaanderen te zijn na de dood van zijn vader en dat die jonge Robrecht deze brief had laten maken en in het geheim zijn vaders zegels gestolen waarmee hij dat verzegelde en Lodewijk van Nevers was onschuldig gevonden van al hetgeen dat in de brief stond. En graaf Robrecht ontbood de kastelein van Rupelmonde dat hij Lodewijk, zijn zoon, ontslaan zou. En toen hij ontslagen zo voldeed hij diverse pelgrimage die hij beloofd had uit vrees van dood toen hij in de gevangenis was. Eerst onze Vrouwe te Hertogenbos, te Throuanne, te Boulogne-sur-Mer en toen hij zijn pelgrimage gedaan had zo trok hij bij zijn vader te Ieper die hem zeer sprak vanwege zijn oprechtheid dat hik in Ieper kwam en ontving de brief al zonder zijn vader eerst te spreken of te groeten en zo gauw weg te trekken in zulk weer en met maar 2 lieden, niet te min, al versprak hij hem, hij was nochtans wonderlijk blijde toen hij hem zag en omdat zijn broeder valse opzet niet voltooid was. Lodewijk hoorde dat het kind van zijn zwager dood was, di goede Filips die lang koning was geweest van Frankrijk, hij nam verlof aan zijn vader en zei dat hij naar Parijs wilde trekken bij koning Karel die net geconsacreerd en de oom van zijn wijf was om hem te manschap te doen van zijn graafschap van Nevers. Toen graaf Lodewijk te Parijs kwam en de koning manschap had gedaan en uit de schaamte en schande die hem Robrecht, zijn broeder gedaan had, schaamde hij zich zo zeer dat hij te Vlaanderen waart niet komen wilde, maar bleef te Parijs wonen en ontbood zijn wijf en zijn kind en het kind van zijn wijf en toen hij omtrent 11weken te Parijs gewoond werd hij ziek en ontving al zijn heilige sacramenten van de heilige kerk en stierf op de octaaf van Sint Petrus en Paulus, wat was de 6de dag van juli in het jaar ons heren 1421 en werd begraven te Parijs in het klooster van de Freminueren (?). En hij liet achter 2 kinderen, Lodewijk van Nevers, en een dochter die heette Margriet die later tot man had de graaf van Montfoort aan wie verstierf de heerschappij van Bretagne. Toen graaf Robrecht hoorde de dood van zijn oudste zoon Lodewijk was hij zeer rouwig en bedroef waarom hij liet verzamelen alle edelen van Vlaanderen te Kortrijk op de 3de dag van augustus en ook alle prelaten, alwaar men deed een devote uitvaart over die Lodewijk. En van die tijd voort werd graaf Robrecht zeer gekweld van het aardrijk en altemet werd hij zieker zodat hij kort daarna begeerde en ontving al zijn sacramenten met volkomen liefdadigheid van deugdelijke werken versierd en vol ontferming op de armen en vol van rechtvaardige justitie op de kwade. En hij verscheidde van deze wereld op Sint Lambrechts dag de 17de in september, anno domini 1422 en werd begraven te Ieper te Sint-Maarten in het koor en na hem was graaf Lodewijk, zijn kleinkind, vanwege de voorwaarde en bespreken van koning Filips de lange toen hij zijn dochter gaf tot wijf aan Lodewijk, de jonge zoon van Robrecht. |
Van Lodewijck Lodewijcx sone van Nyueers, die.xxv.graue van Vlaendren. Dat.xxxi.capittel. [fol. l.r] LOdewijc.f.Lodewijcx van Nyueers ende van retheers vanBourgoengien palatin ende heere, hi was die.xxv.graue vanVlaendren, corts naer die doot vanden goeden Robrecht sinengroothere, so waren haestelicke tot hem ghesonden te parijs vanden notabelsten persoonen vanden drie steden vanVlaendren, als dat hi quame te sinen lande van Vlaendren, twelcke hem toe behoorde, ende verschenen was byder doot van sinen grootheere, den graue Robrecht. Die voorseyde Lodewijc quam te Vlaender waert metten notabelen vanden.iij.steden, sonder oerlof te nemene aen sinen oom den coninc Kaerle, endesonder manschip te doene vanden graefscepe van Vlaendren. Ende hi in vlaendren commende, was eerlicken ontfanghen, ende blijdelicken, ende in allen steden als lantsheere ghehult, ende die leenhouders deden hem manscip, hi vermaecte die wetten ende die officien. Binnen deser tijt, so ontboodt die coninc Kaerle al sine edele te sijnder brulocht, want hi nam te wijue Marien van Lutcenburch des goets keyser Heyndricx dochtere, die welcke Keyser heyndrick daer naer vergheuenwort met venijne. Ende dese Marie was sustere vanden coninc van Bemen, ende dese brulocht worde ghehouden te prouijns met groter solempniteyt, ende daer quamen hem presenterendir voorseyde Lodewijck van Nyueers, ende Mattheus vanLoraynen here van saint Goubaen, inden name van sinen wijue, des goeden grauen Robrechts dochtere, ende elc seyde van hemtween dat si meest rechts hadden aen tlant van Vlaendren. Lodewijc seyde omme dattet ghesloten was inden paeys tusschen Vranckerijcke ende Vlaendren voor sinen groothere den graue Robrecht, dat die coninc phelips die lange, mi soude gheuen sine dochter te wijue, vp dye condicie dat ic soude sijn graue van vlaenderen, al waert so dat mijn vader storue, voor mijnen groothere Robrecht, also dat nv gheuallen is, ende mijn oom die ionghe Robrecht, ende mijn moeye die vrauwe van couchy, omme te vulcommene den ghestadigen paeys, renonchierden ende ghinghen te buyten ende wederseyden alle rechten die hem lieden van Vlaendren mochten worden ofte toecommen in naercommende tijden. Mattheus van Loreyne seyde al wast dat sijn oom Robrecht ende die vrauwe vanCouchy sine moeye, haer rechten sijn te buten ghegaen, endehebben quijte ghescolden so begheere ic by naerhede, want mijn wijf die haer lieder sustere es, ende ooc dochtere van den Graue Robrecht, sy en heeft haer deel oft recht niet quijte ghescholdennoch te buten gegaen, ende aldus midts dat sijs beede te buten ghegaen sijn, ick begheerdt by naerhede te hebbene, dese Lodewijc ende matheeus elc Vlaendere begheerende so comt Robrecht van Cassele, als een eenich sone van Robrecht den Graue van Vlaendren te Parijs voor den coninc Kaerle, ende hi begheerde hem manscip te doene vanden graefschepe van Vlaendren, ende dier ghelijcke so seyde die Heere van Goubaen, als die ghene die naerdre was, want hi en hadde noeyt sijn recht quijte ghescholden, noch te buten ghegaen. Ende al dese herenghehoort hebbende al haer lieder redenen, dye coninc stelde hemlieden dach te commen, vp sinte Andries dach te Parijs. Bynnen deser tijt, so ghinck die graue Lodewijc weder in Vlaendren, ende hy sadt daer ter audiencie van diuerschen causen, als Graue vanden lande, ende hi slichte die questyen, ende hi haelde dye ballinghen inne, ende dede hem lieden gracie, ende ontslouch alle die gheuanghen vanden steene, die nyet te vele mesdaen en hadden. Die graue van Namen heere vander sluys quam tot Lodewijc sinen neue, ende begheerde eene ghifte te vercrijghene aenden seluen Lodewijc, te wetene dat Baliuschip vanden watre, ende ooc omme dattet soude wesen annex der heerscapye vander sluys, die graue Lodewijc consenteerdet hem, ende gaf hem daer of beseghelichede, omme welc consent was sluys verbarnt ende te nyeuten ghedaen, endeooc was die graue van Namen te Brugge inden steen geleedt ende daer gheuangen, ende corts naer sint martins messe, voer Lodewijc te Parijs waert omme te wesene ter dachuaert vp sinte Andries dach die daer gheleyt was, ende commende voor denconinc, so wart hi ghewroucht dat hi wet ende vonnesse ghedaen hadde, ende remissie ghegeuen den mesdadighen, endedye wetten vermaect hadde, duer al dattet graefscip stont in callaengien. Ende dandere schenen meer rechts te hebbene aen tvoornoem [fol. l.v] de tgraefscip dan hy, ende in teekene der mesdaet, so was die graue Lodewijc gheleyt in chastellet, te Parijs gheuanghen, endedaer naer in louuers. Ende hy was kersauende ghedeliuereirt, ter bede van mer vrauwe van Artoys, ende van sinen wijue. Ende des saterdaechs voor onser vrauwen dach te lichtmisse, so was die questie ghesleten by den ghenooten van Vranckerijcke, dat Lodewijc soude besitten ende hebben dat graefscip vanvlaendren, ende sdaechs naer lichtmesse, soe dede hi den coninc Kaerle sinen oom manscip vanden tween graefscepen, te wetene van Vlaendren, ende van Nyueers, ende hy quam te Vlaenderwaert, ende daer waren alle manschepen endepreuilegien, costumen, ende rechten ghesworen te houden vanallen landen ende steden. Ende omme dat hi de graue vanNamen sinen oom toe gheseyt hadde die baliuwagie vanden watre ter Sluys, ende van te coopene ende te vercoopene coopmanschepen van groten ghewichte binnen der sluys, endehem dat hadde besegelt contrarie den preuilegien vander steden van brugghe, so rees den twist als hier naer volcht. |
Van Lodewijk, de zoon van Lodewijk van Nevers, die 25ste graaf van Vlaanderen. Dat 31ste kapittel. [fol. l.r] Lodewijk, de zoon van Lodewijk van Nevers en van Rethel en van Bourgondie paltsgraaf en heer, hij was de 25ste graaf van Vlaanderen, kort na de dood van de goede Robrecht zijn grootvader zo waren haastige tot hem gezonden te Parijs van de notabelste personen van de drie steden van Vlaanderen als dat hij kwam naar zijn land van Vlaanderen, wat hem toebehoorde en gegeven was bij de dood van zijn grootvader, de graaf Robrecht. Die Lodewijk kwam te Vlaanderen waart met de notabelen van de 3 steden, zonder verlof te nemen aan zijn oom koning Karel en zonder manschap te doen van het graafschap van Vlaanderen. En toen hij in Vlaanderen kwam werd hij fatsoenlijk ontvangen en blijde en in allen steden als landsheer gehuldigd en de leenhouders deden hem manschap, hij vermaakte de wetten en de officies. Binnen deze tijd zo ontbood koning Karel al zijn edelen tot zijn bruiloft want hij nam tot wijf Maria van Luxemburg, de dochter van de goede keizer Hendrik en die keizer Hendrik werd daarna vergeven met venijn. En deze Maria was de zuster van de koning van Bohemen. Deze bruiloft werd gehouden te Provence met met grote plechtigheid en daar kwamen zich presenteren Lodewijk van Nevers en Mattheus van Lorraine, heer van Saint Gobain in de naam van zijn wijf, de dochter van de goede graaf Robrecht en elk zei van hen twee dat ze het meeste recht hadden aean het land van Vlaanderen. Lodewijk zei omdat besloten was in de vrede tussen Frankrijk en Vlaanderendoor zijn grootvader graaf Robrecht dat koning Filips de Lange me zou geven zijn dochter tot wijf op de conditie dat ik graaf zou zijn van Vlaanderen, al was het zodat mijn vader stierf voor mijn grootvader Robrecht, alzo dat nu gebeurd is, en mijn oom de jonge Robrecht, en mijn tante de vrouw van Coucy omme te volkomen de gestadige vrede, deden afstand en gingen te buiten en weerspraken alle rechten die hem van Vlaanderen mochten worden of toekomen in nakomende tijden. Mattheus van Lotharingen zei; al was het dat zijn oom Robrecht en de vrouw van Coucy, zijn tante, hun rechten te buiten zijn gegaan en hebben kwijtgescholden, zo begeer ik vanwege nabijheid, want mijn wijf is hun zuster en ook dochter van graaf Robrecht, ze heeft haar deel of recht niet kwijtgescholden nog te buiten gegaan en aldus mits dat zij het beide te buiten zijn gegaan begeer ik de nabijheid te hebben. Deze Lodewijk en Mattheus begeerden elk Vlaanderen zo kwam Robrecht van Kassel, als een enige zoon van Robrecht, de graaf van Vlaanderen, te Parijs voor koning Karel en hij begeerde hem manschap te doen van het graafschap van Vlaanderen en diergelijke zo zei de heer van Goubaen als diegene die nader was want hi j had nooit zijn recht kwijtgescholden, nog te buiten gegaan. En toen de koning van al deze lieden hun reden gehoord had stelde hij ze een dag te komen op Sint-Andries dag te Parijs. Binnen deze tijd zo ging graaf Lodewijk weer in Vlaanderen, en had daar audintie van diverse oorzaken als graaf van het land en hij slechtte die kwesties en haalde ballingen aan en deed hen gratie en ontsloeg alle gevangen van de steen die niet te veel misdaan hadden. De graaf van Namen, heer van de Sluis, kwam tot Lodewijk, zijn neef, en begeerde een gift te krijgen aan Lodewijk, te weten het baljuwschap van het water en ook omdat het zou wezen annex de heerschappij van de Sluis, graaf Lodewijk stemde het toe en gaf hem daarvan bezegeling en om die toestemming was Sluis verbrand en te niet gedaan en ook was de graaf van Namen te Brugge in de steen gelegd en daar gevangen en kort na Sint Maartens mis voer Lodewijk te Parijs waart om te wezen op de rechtszitting op Sint-Andries dag die daar gelegd was en toen hij voor de koning kwam zo werd hij gewroegd dat hij wet en vonnis gedaan had en remissie gegeven de misdadige en de wetten vermaakt had daar al dat het graafschap stond aanspraak. En de anderen schenen meer recht te hebben aan dat [fol. l.v] graafschap dan hij en als teken van deze misdaad zo was graaf Lodewijk gelegd in een kasteeltje te Parijs gevangen en daarna in Louvres. En hij werd op Kerstavond bevrijd ter bede van mevrouw van Artois en van zijn wijf. En de zaterdag voor onze Vrouwe dag Lichtmis zo was die kwestie besloten bij de gelijken van Frankrijk dat Lodewijk zou bezitten het graafschap van Vlaanderen daags na Lichtmis zo deed hij koning Karel manschap van de twee graafschappen, te weten van Vlaanderen en van Nevers en hij kwam te Vlaanderen waar en daar waren alle manschappen en privilegies, gebruiken en rechten gezworen te houden van alle landen en steden. En omdat hij de graaf van Namen, zijn oom, toegezegd de baljuw van het water ter Sluis en van te kopen en te verkopen koopmanschap van groot gewicht binnen ter Sluis en het hem had bezegeld contrarie de privilegies van de stad Brugge zo rees de twist zoals hierna volgt. |
Dits toccuzoen waer omme dat die Stad vander Sluys was ghedestrueirt van die van Brugghe. DIe graue Ian van namen here vander Sluys, als hi die stede van der sluys lange ghehouden hadde in groten payse, wel die spacie van.xxvij.iaren tijts, so ghinc hy verlaten den baliu vandenwatre, ende stelder inne eenen poortere vander sluys. En dye van Brugge ende die vanden Damme des gheware wordende, si verbodent den graue van Namen, ende steldender in den baliu vanden Damme, dye daer te voren baliu gheweest hadde, want tbaliuschip vanden watre was annex aen tbaliuschip vandenDamme, ende het moest sijn een poorter van Brugge. Die graue van Namen die seyde, het was sine, ende was hem ghegheuenende besegelt, ende hi soudt houden ende bescermen met sinengoede, met sijnder sielen ende met sinen lijue. Ende hi dede maken eene crane om allerhande goet van gewichten vp te doene. Die van Brugge ende die vanden Damme seere verstoort sijnde, begheerden aenden graue Lodewijc, dat hi die ghifte die hi sinen oom ghegheuen hadde wederroupen soude, want dye ghifte was van gheender weerde, want hy dede yeghen sineneedt. Ende yeghen die preuilegien vander stede van Brugghe. Ende ooc grotelic in preuidicien ende verderuenesse vandengheheelen lande van Vlaendren ende redene was dese, het mochte gheuallen dat een heere vander sluys contrarie ware, ende vyandt des landts van vlaendren hy soude moghen beletten dat ne gheene coopmanschepe en quame ten Damme, noch te Brugghe, midts dat Vlaendren staet vp die coopmanschepe. Ende alle grote coopmanschepe vanghewichten hebben bi besegheltheden ende preuilegien tot dye van Brugghe te moeten commene, als tharen rechten stapele Andersins Brugghe warer gheheelic mede verdoruen. Die Graue Lodewijck was ionck, hi en achte des niet seere, ende hi was lyberael, lichtelick in sommeghe saken te gheuene ende te consenterene. Maer die Graue van Namen dit ouermerckende, dat die van Brugghe niet wel ghemoueirt en waren vp hem, hy track binnen der sluys, ende ontboodt lieden van wapenen, rudders, schiltknechten, ruters ende saudeniers, huyt den lande van Ghelre, omme te wederstane dye van Brugghe, vp auentuere of si hem eeneghen vploop gherochten te doene vp sine stede vander sluys. Die van Brugghe ouermerckende dat die Graue een kijndt was ende ne gheene.xx.iaren oudt was, ende was gheregiert van sijnen oom Ian van Namen heere vander sluys, die van Brugge seyden yeghens malcanderen, laten wi die vander Sluys hebben dye heerschappye int watre vanden swijne, twelc swijn ons lieden toebehoort, die crane, ende oock dat goedt van ghewichten vp te doene, Brugghe wordt bedoruen. Ende daer omme laet ons gaen ter sluys omme dat te beweerene, ende onse preuilegien te beschermene met lijue ende met goede, dat ons die niet vermindert en worden, die van Brugghe sijn huyt ghetrocken met een groote menichte van volcke voor der Sluys, ende daer commende, begonsten si tenten ende pauwelioenen te stellene voor die stede vander Sluys. Doe quam die graue van Namen huyt met een grote menichte vanduytschen, [fol. li.r] Ende slougen doot alle die die tenten stellen souden. Die vanBrugge siende hoe men haer lieder volc doot slouch, si ontbodente Brugghe haestelicken al dat wapene of stock draghen mochte, dat si quamen ter Sluys. Die graue Lodewijc dit verhorende, quam met die van Brugge voor der Sluys, niet omme die vanBrugge te behoeue, maer meer om sijnen oom te beschermene, ende hadde hy ende sijn oom stercker gheweest dan die vanbrugghe, si hadden dye van Brugghe te nyeuten ghedaen. Dye graue van Namen siende den graue Lodewijc met dye vanBrugge voor der Sluys, dye hem sine preuilegien vanden watre ghegheuen ende beseghelt hadde, quam met al sijnder macht vp die van Brugghe, die voor der Sluys ghecommen waren, endebegonsten te hauwene ende te keruene vreeselicken vp die vanBrugghe, ende ouermidts tgrote aencommen van die vanBrugge, worden wat deysende omme te verbeydene dye achter waren met den graue. Ende die vander Sluys volghende, so sijn si gheware worden vander groter menichte van volcke, dat altijt aen wies van Brugghe commende, soe dat dye vander Sluys begonsten te deysene ende te vliedene naer der Sluys, ende die van Brugge vaste aenvolgende, hebbender vele van die vander sluys doot gheslegen, ende sommeghe die waenden te vlyen, verdroncken int swijn, ende sommege waenden vlien naer Brugheers, die daer versmoorden in dye grachten. Die Graue van Namen siende hoe dat die van Brugghe hadden sijn heercracht seere ghemindert, quam weder met sinen edelen ende met groten moede vp die van Brugghe. Daer wort horribelike seer gheuochten, ende den graue van Namenworden daer of gheslegen dat meeste deel van alle sine edelen, want daer bleuen doot dese naervolgende personaegien. Eerst Floreins van Borssele, met Symoen van Brugdam dhoude, mer Ian bernaedge, ende bouen dien bet dan xx.rudders huyt Namen ende huyt Ardanen, ende die Graue van Namen was gheuanghen ende in een schip te Brugghe ghebrocht, ende inden steen gheleyt gheuanghen, ende dese slach ghebuerde vp sinte Baselis auent, in Wedemaent. Duer al dat die graue Lodewijc wilde Ian van Namen sinen oom beschermen, het en halp al niet, hi moeste renonchieren ende wederroupen den brief, ende schueren ende die seghelen of trecken vanden preuilegien, die hi den voorseyde Ian van namen ghegheuen hadde. Die graue van Namen seyde, duer al dat hy gheuangen man was, hy soude sinen brief houden ende bewaren voor sine naercommers. Doen ghingen die van Brugghe weder ter sluys, ende sloughender vele doot van dye hem yegens hem lieden ter weere stelden, endedye van Brugge roofden die stede vander Sluys, omme dat sijer vonden goet van ghewichten ende van coopmanschepen, endevonden daer eene crane ghemaeckt omme tgoet vp te doene, die si omme wierpen ende te nyeuten deden, ende staken tvier inder Sluys, ende si verbarndent. Desen wijch ghebuerde vp eenen woensdach, den xiiij.in Wedemaent. Anno domini, xiijC. Ende xxiij.up sinte Baselis auent. Die van Brugghe hilden den graue van Namen in die gheuanghenesse, ende wat heren, grauen of princhen dat voor hem baden, het en halp al niet, of die graue van Namen moeste vergheuen dat die vanBrugge yeghen hem ende sine edele, die versleghen waren mesdaen hadden. Ende dat hi den brief die hi hadde vanTbaliuscip vanden watere soude ouer gheuen ende dat men die te nyeuten doen soude ende schueren, ende dat die graue Lodewijc soude gheuen die van Brugghe eenen brief van reuocacien, dat hi niet en wiste wat hi ghedaen hadde die graue van Namen gheuanghen sijnde, hy bleef daer bi, hy en soude hem lieden nemmermeer vergheuen. Ende den brief so hi seyde van te Namen int casteel, ende die soudy bewaren om sine naercommers. Die graue van Namen was subtijl ende schalc, siende dat dye van Brugghe hem rudelicken gheuanghen hilden, ende by wijlent vp sine edelheyt ende vp sine rudderlicke trauwe niet en was ghelooft te gane tot sinte Donaes, hy peinsde hoe hi best med allen ontgaen soude, onder den steen es een huys, ende het behoorde wijlen eer eenen ruddere toe mer Ian vanden doorne, die welcke sine camere achtere dede vermaken, ende dye Graue van Namen badt dien rudder dat hi inden nieuwen solder, een gat wilde opene laten, als van tween berders ongenagelt, hilden den graue van Namen in die gheuanghenesse, ende wat heren, grauen of princhen dat voor hem baden, het en halp al niet, of die graue van Namen moeste vergheuen dat die vanBrugge yeghen hem ende sine edele, die versleghen waren mesdaen hadden. Ende dat hi den brief die hi hadde vanTbaliuscip vanden watere soude ouer gheuen ende dat men die te nyeuten doen soude ende schueren, ende dat die graue Lodewijc soude gheuen die van Brugghe eenen brief van reuocacien, dat hi niet en wiste wat hi ghedaen hadde die graue van Namen gheuanghen sijnde, hy bleef daer bi, hy en soude hem lieden nemmermeer vergheuen. Ende den brief so hi seyde van te Namen int casteel, ende die soudy bewaren om sine naercommers. Die graue van Namen was subtijl ende schalc, siende dat dye van Brugghe hem rudelicken gheuanghen hilden, ende by wijlent vp sine edelheyt ende vp sine rudderlicke trauwe niet en was ghelooft te gane tot sinte Donaes, hy peinsde hoe hi best med allen ontgaen soude, onder den steen es een huys, ende het behoorde wijlen eer eenen ruddere toe mer Ian vanden doorne, die welcke sine camere achtere dede vermaken, ende dye Graue van Namen badt dien rudder dat hi indennieuwen solder, een gat wilde opene laten, als van tween berders ongenagelt, ende daer toe laten soude een langhe leedre, om also vander heymelicke duer den seluen solder neder te commene, ende dat hi hem soude voorsien van.v.of.vi.peerden, al bereet, tot mer Ians herberghe, ende dat dye selue mer Ians tsnauents ontrent den.x.hueren voor middernacht wilde sijn bereedt, om den graue van Namen huyt te helpene. Wat gheschiede des auents, daer waren vele lieden gheuanghen inden steen, van wie dat huerlieder vrienden quamen visenteren, ende men brochter spijse ende dranck, sy aten, ende si droncken, si songhen endespeilden, dobbelden, ende waren seere blijde totter middernacht. Ende het gheuiel dicwijls datmen sulck caboel hilt vp den steen bi nachte. Die graue van Namen ghinck dicwils ter heymelicheyt, omme te wetene of mer Ian van Doorne noch niet bereedt en was, om hem te helpen, ende vp auentuere oft yement ghemerct hadde, hy seyde dat hi den loop hadde, endebadt datmen die heymelichede niet sluyten en soude. Endeontrent den.xi.hueren, als al tgheschal vanden dronckaerts ghedaen was, ende sy alle in slape waren, doen quam mer Ian voor ghenoemt, ende halp den graue van Namen huyten steene, ende si ghinghen tsamen met hem beeden ter bouuerye poorte, daer saten sy vp hare peerden ende reden in pelgrimaegie, tonser vrauwen te Beunen. Ende die graue van Namen als hi sijn beuaert ghedaen hadde, so track hi naer Parijs totten coninc ende vandaer quam hi te Namen, ende daer bleef hi wonende. |
Dit is de oorzaak waarom dat de stad ter Sluis vernield werd door die van Brugge. De graaf Jan van Namen, heer van ter Sluis, toen hij de stad ter Sluis lang gehouden had in grote vrede wel de tijd van 27 jaren zo verliet hij de baljuw van het water en stelde er in een poorter van ter Sluis. En die van Brugge en die van de Damme werden het gewaar en ze verboden het de graaf van Namen en stelden er in de baljuw van de Damme die daar tevoren baljuw geweest was, want het baljuwschap van het water was annex aan het baljuwschap van de Damme en het moest zijn een poorter van Brugge. De graaf van Namen die zei het was de zijne en was hem gegeven gezegeld en hij zou het houden en beschermen met zijn goed, met zijn ziel en met zijn lijf. En hij liet een kraan maken om allerhande goed van gewicht op te doen. Die van Brugge en die van de Damme waren zeer verstoord en begeerden aan graaf Lodewijk dat hij die gift die hij zijn oom gegeven had weer herroepen zou, want die gift was van geen waarde want hij deed het tegen zijn eed. En tegen de privilegies van de stad Brugge. En ook zeer in previdicie (?) en verderf van het gehele land van Vlaanderen en de reden was deze, het mocht gebeuren dat een heer van ter Sluis contrarie was en vijand van het land van Vlaanderen, hij zou mogen beletten dat er geen koopmanschap kwam te Damme, nog te Brugge, mits dat Vlaanderen staat op het koopmanschap. En alle grote koopmanschap van gewicht hebben bij bezegeling en privilegies tot die van Brugge moeten komen als tot hun rechte stapel. Anderszins Brugge was er geheel mee bedorven. Graaf Lodewijk was jong en achtte het niet zeer en hij was liberaal en ligt in sommige zaken te geven en toe te stemmen. Maar de gaaf van Namen bemerkte dit dat die van Brugge niet goed gemotiveerd waren op hem en trok binnen ter Sluis en ontbood wapenlieden, ridders, schildknechten, ruiters en soldaten uit het land van Gelre om te weerstaan die van Brugge op avontuur of ze hem enige oploop mochten doen op zijn stad van ter Sluis. Die van Brugge bemerkten dat de graaf een kind was van geen 20 jaren oud en geregeerd werd van zijn oom Jan van Namen, heer van ter Sluis, die van Brugge zeiden tegen elkaar, laten we die van ter Sluis hebben de heerschappij in het water van de Zwin, wat het Zwin behoort onze lieden toe om de kraan en ook dat goed van gewichten op te doen, Brugge wordt bedorven. En daarom laat ons gaan ter Sluis om dat te verweren en onze privilegies te beschermen met lijf en met goed dat ons die niet verminderd worden. Die van Brugge zijn uitgetrokken met een grote menigte van volk voor ter Sluis en toen ze daar kwamen begonnen ze tenten en paviljoenen te stellen voor de stad van ter Sluis. Toen kwam de graaf van Namen uit met een grote menigte van Duitsers [fol. li.r] en sloegen allen dood die de tenten stellen zouden. Die van Brugge zagen hoe men hun lieden dood sloeg en ze ontboden te Brugge haastig alles dat wapens of stok dragen mocht dat ze kwamen ter Sluis. De graaf Lodewijk hoorde dit en kwam met die van Brugge voor ter Sluis, niet om die van Brugge te behoeden, maar meer om zijn oom te beschermen en was hij en zijn oom sterker geweest dan die van Brugge, ze hadden die van Brugge te niet gedaan. De graaf van Namen zag graaf Lodewijk met die van Brugge voor ter Sluis die hem zijn privilegies van het water gegeven en bezegeld had en kwam met al zijn macht op die van Brugge die voor ter Sluis gekomen waren en begon vreselijk te hauwen en te kerven op die van Brugge vanwege het grote aankomen van die van Brugge trokken ze wat terug om te wachten die achterwaren met den graaf. En die van ter Sluis volgden en zo werden ze gewaar van de grote menigte van volk dat altijd aangroeide die van Brugge kwamen zodat die van ter Sluis begonnen achteruit te gaan en te vlieden naar ter Sluis en die van Brugge die sterk aankwamen hebben er vele van die van ter Sluis dood geslagen en sommige die waanden te vlieden verdronken in de Zwin en sommige waanden te vlieden naar Brugheers die daar versmoorden in de grachten. De graaf van Namen zag hoe dat die van Brugge zijn legermacht zeer verminderd hadden en kwam weer met zijn edelen en met grote moed op die van Brugge. Daar werd verschrikkelijk zeer gevochten en van de graaf van Namen werd daarvan verslagen het grootste deel van al zijn edelen, want daar bleven dood deze navolgende personen. Eerst Floris van Borssele, met Symoen van Brugdam de oude, meneer Jan Bernaedge en boven die meer dan 2- ridders uit Namen en uit Ardennen en de graaf van Namen was gevangen en in een schip te Brugge gebracht en in de steen gevangen gelegd en deze slag gebeurde op Sint Basilius avond en juni. Door alles dat graaf Lodewijk Jan van Namen, zijn oom, wilde beschermen, het hielp helemaal niet hij moest afstand doen en herroepen de brief en verscheuren de zegel aftrekken van de privilegies die hij Jan van Namen gegeven had. De graaf van Namen zie doordat hij een gevangen man was, hij zou zijn brief houden en bewaren voor zijn nakomelingen. Toen gingen die van Brugge weer ter Sluis en sloegen er velen dood die zich tegen hen te verweer stelden en die van Brugge roofden de stad ter Sluis omdat ze er vonden goed van gewichten en koopmanschap en vonden daar een kraan gemaakt om het goed op te doen die ze omwierpen en te niet deden en staken het vuur in ter Sluis en verbrandden het. Deze s tijd gebeurde op een woensdag de 14de in juni anno domini 1423 op Sint Basilius avond. Die van Brugge hielden de graaf van Namen in de gevangenis en wat heren, graven of prinsen dat voor hem baden, het hielp helemaal niet of de graaf van Namen moest vergeven dat die van Brugge tegen hem en zijn edelen, die verslagen waren, misdaan hadden. En dat hij de brief die hij had van het baljuwschap van het water zou overgeven en dat men die te niet zou doen en verscheuren en dat graaf Lodewijk die van Brugge een brief van afstand zou geven zodat hij niet wist wat hij gedaan had. De graaf van Namen die gevangen was bleef daarbij, hij zou hen nimmermeer vergeven. En de brief, zo hij zei, te Namen in het kasteel en die zou hij bewaren om zijn nakomelingen. De graaf van Namen was subtiel en schalks en zag dat die van Brugge hem redelijk gevangen hielden en soms op zijn edelheid en op zijn ridderlijke trouw niet was geoorloofd te gaan tot Sint Donaas, hij peinsde hoe hij het beste geheel ontgaan zou. Onder de steen is een huis en het behoorde wijlen eer een ridder toe, meneer Jan van de Doorne, die zijn kamer achter liet vermaken en de graaf van Namen bad die ridder dat hij in de nieuwen zolder een gat wilde open laten, als van twee planken zonder nagels en daartoe aten zou een lange ladder om alzo van de heimelijke deur van die zolder neer te komen en dat hij hem zou voorzien van 5 of 6 paarden, allen gereed tot meneer Jans herberg en dat die meneer Jan ‘s avonds omtrent 10 uur voor middernacht wilde zijn gereed om de graaf van Namen uit te helpen. Wat geschiedde ճ avond en daar waren vele lieden gevangen in de steen van wie dat hun vrienden kwamen bezoeken en men bracht er spijs en drank, ze aten en ze dronken, ze zongen en speelden, dobbelden en waren zeer blijde tot middernacht. En het gebeurde vaak dat men zoՠn lawaai hield op de steen bij nacht. De graaf van Namen ging vaak te toilet om te weten of meneer Jan van Doorne nog niet gereed was om hem te helpen en op avontuur of iemand het gemerkt had, hij zei dat hij de loop had en bad dat men het toilet niet sluiten zou. En omtrent het 11de uur toen het geschal van de dronkaards gedaan was en ze allen in slaap waren toen kwam meneer Jan en hielp de graaf van Namen uit de steen en ze gingen tezamen met hen beiden ter Boeverie poort, daar zaten ze op hun paarden en reden in pelgrimage tot onze Vrouwe te Boulogne-sur-Mer. En toen de graaf van Namen zijn bedevaart gedaan hand zo trok hij naar Parijs tot de koning en vandaar kwam hij te Namen en bleef daar wonen. |
Dese graue Lodewijc in sijn eerste iaer, hy hilt alte groten staet, ende verteerde meer dan sijn domeynen of sine rentenbedragenmochten. Ende daer omme begheerde hi aen die drie steden vanVlaendren dat si hem met hueren casselryen iaerlicx soudengheuen eene quantiteyt van penninghen in renten, ende hi gaf oerlof alle sine raetslieden, rudders, ende schiltknechten, clercken van sijnder Cappelle, speillieden, ende herauten, endehi reedt te sinen lande van Nyueers daer hi beter coop hadde van vytaelien, ende met hem so ghinc die abt van verchelay, dye sijn vpperste raet was, ende hi liet in Vlaendren sinen ontfanghere die here van Aspermont, als gouuernuer van Vlaendren. Als die graue wech was die Baliuus, die schepenen, ende die de pointijnghen setteden ordonneirden omme dye ghifte den Graue te gheuen, dye hem belooft was, si pointen ende settenden dat volc die helft meer dan die somme bedrouch, ende si en stelden yegelicken niet naer sinen state Ende daer omme rees daer hute een grote oerloghe ende commocie die in Vlaendren yeghen die voorseyde stelders vander settinghe, twelck was also groote een rommelijnghe onder dat ghemeen volck, als daer te voren ye in Vlaendren gheweest hadde, dat ghemeen volck rees vp yeghen die heeren te Brugghe, ende al tvrye duere, sommeghe dye vloden, ende men destrueirde haer lieder huysen ende goeden, ende men vijnck die heerenschepenen ende kuerheeren te Brugghe, te Dixmude, te Berghen, ende te Vuerne. Dese rommelijnghe en conste mijn heere van Aspermont die gouuernuer van Vlaendren niet beletten, met alder macht vanden drye steden. Ende dese Graue van Aspermont was een Fransoys gheboren, om twelcke hemtvolc gheen grote obediencie noch ionste en toochde. Dit verhorende die Graue Lodewijc quam te Vlaendre waert, endehy hoorde die clachte vanden commuyn, hi maete den paeys, ende hi vergaf den ghemeente dat quaet dat si gedaen hadden, te vangene hare schepenen, ende hare kuerheeren, ende die destructie van haren huysen ende goedijnghen, ende dat si in goeden paeyse souden blijuen, die heeren ende die edele met den ghemeente. Ende men ordonneirde aen beeden sijden die setters vanden pointijnge. Ende dat commuyn beloofde haren prinche dat si niet meer en souden vprijsen yeghen den beleeders vanden pointijnghen die daer van tsprinchen weghe gheordonneirt waren. Die graue lodewijc voer te nyueers wedere, inde octaue van sinte Pietre ende sinte Pauwels Anno.xiijc.ende.xxiiij. Ende die graue Lodewijc liet mijn here van Axele als gouuernuer van Vlaendren, den prinche wedre wech sijnde, sommeghe vanden heeren die te voren hadden gheuanghen gheweest, sy dochten hem lieden te wrekene, endesochten behendeghe listen ende aketten vp hare ondersaten, ende tghemeente dit gheware wordende, si daden vele meer quaets dan si te voren ghedaen hadden, want die vanden [fol. lij.r] noortvrye maecten haren capiteyn Segher f.Ians, ende die vanden oostvrye Lambrecht bouuijn. Dese twee capiteynen rieden ende seyden, het en was nyet goet dat die edele vanden vryen souden hebben casteelen of stercke huysen, vp auentuere of dye edele hem lieden wreken wilden van tghene dat hemlieden in voorledene tijden mesdaen was, ende ooc of si te seere verfoortsen wilden den schamelen lieden, also sy ghenouch begonsten te doene, ende daer omme deden dese twee capiteynen vellen ende ter neder worpen alle die casteelkins ende huysen die eeneghe fortresse hadden vanden edelen endevanden moyaerts, vanden vryen. Die Graue van Vlaendren dit verhorende, quam weder te Vlaendren waert, ende was te cortrijcke in die kerstdaghen, ende dye edele vanden vryen quamen daer bi hem, seer claghende vanden ouerlaste vandenghemeente. Die prinche ontboodt sommege vanden beleeders, vanden brusschen, tvrye, ende van sommege vanden smallensteden te Cortrijcke, by rade vanden edelen, ende men vinckse, ende si waren heymelicke ghedoot. Ende naer den nyendach, so trac die prinche te Ghendt ende die edele rieden datmen Ardenburch ende Ghistele soude mannen huyter name vanden edelen, ende men soude senden te Berghen ommer Iacob vanden Berghe, een goet vroet ende vroom ruddere, dye welcke doe alte wel ghemint was in vlaendren, ende hi stont altijt wel metten prinche, bi wijlen bedectelic, ende bi wijlen openbaerlic, ende hi was ghemaect capiteyn van Ghistele, ende hi quam met den sommegen vander west-vierschare vanden vryen, die aen des Grauen side hieten sijnde. Ende men hilt Ardenburch oost, ende Ghistele west yeghen dat commuyn, ende men vinc altemet eeneghe van den commune, ende men leydese in vangenessen, ende men hincse ende onthoofdese allincxkens een. Dit saghendie van Brugge ende die vanden vryen, ende andere steden, ende wederstonden die edele, die bi wijlen van Ghendt quamendaer die prinche al doe lach, ende oock sinen oom die graue Ian van Namen, dye noch wel gram was vp die van Brugghe, omme dat si sine stede vander Sluys verbarnt hadden, ende hem so lange in vanghenesse ghehouden. Die heren worden ouer al seer ouerlastigh den ghemeenen volcke, ende deden vele ouerdaets, welk commuyn nochtans paeys begeerde, hadden si gheconnen. Ende die heren staken den prinche alle quaet inne, metsgaders dat si disponeirden omme tcommuyn te nieten te doene. Dit verhorende Lamsim boonin hi beleyde Ardenburch, ende Segher Ians sone die beleyde Ghistele. Die edele ende dat ghemeente van Ghistele, metsgaders Iacob vanden berghe haerlieder capiteyn, quamen huyte yegens Seger Ians sone. Daer was seer gheuochten, maer dat commuyn ghinc seer te bouen, ende aldaer worden vele edele gheuangen, ende ghebrocht te brugghe, ende aldaer in vanghenessen gheleyt ende mer Iacob vanden Berghe capiteyn van ghistele was daer so ghequetst, dat hy binnen den iare starf. Die van brugge siende dat ouerlast vanden heren van Vlaendren ende van den iongen prinche, die lieuer hadde te sine huyt vlaendren, dan daer binnen, endehadde valsche raetslieden, dye vreimde aketten sochten, om Vlaendren seruijl ende scalck te maken, al wast dat die sommege van ghendt waren den prinche toe, nochtans die principaelste van ghendt, waren den prinche contrarie, ende die van brugghe coren eenen capiteyn Colaert Sandekin, omme te ghecrijghene Veurne, ende Veurenambocht, Berghen, Borburch, Duynkercke, Belle, ende Cassele, ende hy ghecreech alle die steden met hueren casselryen, ende swoeren alle met den commune. Dit verhoorde die prinche, ende quam te ghendt ende Typre, welcke steden stonden met hem wel. Ende die van brugge siende, dat grote schimp ende quaet, datmen die vanden vryen dede, als van onthoofdene, van hanghene, van bedectelicken bi nachte hem lieden van haren bedde te halen, ende in vangenessen leedende, ende men en wiste niet waer si beuoeren Si coren.vi.eerlicke mannen, die si sonden te Cortrijcke bydenprinche, die doe aldaer was, omme dat si souden staen ouer tcommuyn, ende tghemeen profijt vanden lande van Vlaendren. Dese.vi.personen commende te Cortrijcke, die graue Lodewijck dedese vanghen, ende inden steen legghen. Di verhorende die van Brugghe, dat dye graue te Cortrijcke hadde gedaen vangendie.vi.personen, die si aen hem ghesonden hadden. Dye vanbrugge sonden huyte.vm. [fol. lij.v] vromer mannen van wapenen te Cortrijcke, omme die.vi.poorters te hebbene huyter vangenesse, bi vrientschepenof by crachte. Die graue Lodewijc horende dat dye van Brugge quamen met sulcker macht naer Cortrijcke, hi dede die van Cortrijcke met hem sweeren, ende hi beloefde te blijuene bi die van Cortrijcke, omme te wederstane die van Brugge. |
Deze graaf Lodewijk in zijn eerste jaar hield al te grote staat en verteerde meer dan zijn domeinen of zijn renten bedragen mochten. En daarom begeerde hij van de drie steden van Vlaanderen dat ze hem met hun wetsgebieden jaarlijks een hoeveelheid penningen zouden geven in renten en hij gaf verlof aan al zijn raadslieden, ridders en schildknechten, klerken van zijn kapel, speellieden en herauten en hij reed naar zijn land van Nevers waar hij goedkoper voedsel had en met hem zo ging de abt van Verchelay (?), die zijn opperste raad was, en hij liet in Vlaanderen zijn ontvanger de heer van Aspremont, als gouverneur van Vlaanderen. Toen de graaf weg was zetten en ordineerden de baljuws, de schepenen en die de belastingen zetten om die gift de graaf te geven die hem beloofd was en ze belastten en zette dat volk de helft meer dan de som bedroeg en ze stelden iedereen niet naar zijn staat. En daarom rees daaruit een grote oorlog en commotie die in Vlaanderen tegen die stellers van de omslagen wat was alzo grote een rommeling onder dat gewone volk als daar tevoren ooit in Vlaanderen geweest was, het gewone volk stond op tegen de heren te Brugge en alle uren door en sommigen vlogen en men vernielde hun huizen en goederen en men ving de heren schepenen en keurheren te Brugge, te Diksmuide, te Bergen en te Veurne. Deze rommeling kon mijn heer van Aspremont, de gouverneur van Vlaanderen, niet beletten met alle macht van de drie steden. En deze graaf van Aspremont was een Fransman geboren waarom het volk hem geen grote gehoorzaamheid nog gunst toonde. Dit hoorde graaf Lodewijk en kwam te Vlaanderen waar en hoorde de klachten van het algemeen en maakte vrede en vergaf de gemeente dat kwaad dat ze gedaan hadden te vangen hun schepenen en hun keurheren en de destructie van hun huizen en goederen en dat ze in goede vrede zouden blijven, de heren en de edelen met de gemeente. En men ordonneerde aan beide zijden de omslagen van de belasting. En het algemene beloofde hun prins dat ze niet meer zouden opstaan tegen de bekleders van de belastingen die daar vanwege de prins gesteld waren. De graaf Lodewijk voer weer te Nevers in de octaaf van Sint Petrus en Sint Paulus anno 1424. En graaf Lodewijk liet mijn heer van Axel als gouverneur van Vlaanderen. Toen de prins weer weg was dachten sommige heren die tevoren gevangen waren geweest zich te wreken en zochten handige listen en zaken op hun onderzaten en de gemeente werd dit gewaar en deden veel meer kwaads dan ze tevoren gedaan hadden, want die van de [fol. lij.r] noord vrije maakten hun kapitein Segher Jan, en die van de oost vrije Lambrecht Bouvijn. Deze twee kapiteins raadden aan en zeiden dat het niet goed was dat de edelen van de vrijen zouden hebben kastelen of sterke huizen, op avontuur of de edele lieden zich wreken wilden van hetgeen dat hen in voorleden tijden misdaan was en ook of ze zeer verkrachten wilden de schamele lieden, alzo ze genoeg begonnen te doen, en daaro lieten deze twee kapiteins vellen en ter neer werpen alle die kasteeltjes en huizen die enige forte hadden van de edelen en van de pronkers en van de vrijen. De graaf van Vlaanderen die dit hoorde kwam weer te Vlaanderen waart en was te Kortrijk in de kerstdagen en de edelen van de vrijen kwamen daar bij hem, en klaagden zeer van de overlast van de gemeente. Die prins ontbood sommige van de aanstichters, van het gedruis, de vrije en van sommige van de kleine steden te Kortrijk, bij raad van de edelen ving men ze en ze werden heimelijk gedood. En na nieuwjaarsdag zo trok de prins te Gent en de edelen raden aan dat men Aardenburg en Gistel zou bemannen uit de naam van de edelen en men zou zenden te Bergen om Jacob van de Berghe, een goede verstandige en dappere ridder, die toen goed bemind was in Vlaanderen en hij stond altijd goed met prins, soms bedekt en soms openbaar en werd kapitein van Gistel gemaakt en hij kwam met sommigen van de west-vierschare van de vrijen die aan de kant van de graaf heten te zijn. En men hield Aardenburg oost en Gistel west tegen dat gemeente en men ving altemet enige van de gemeente en men legde ze in gevangenis en men hing ze en onthoofde ze geleidelijk aan. Dit zagen die van Brugge en die van de vrije en andere steden en weerstonden de edelen die en soms kwamen die van Gent daar de prins al toen lag en ook zijn oom graaf Jan van Namen die nog wel gram was op die van Brugge omdat ze zijn stad van ter Sluis verbarand hadden en hem zo lang in gevangenis gehouden. De heren werden overal zeer lastig het gewone volk en deden vele overdaad welke gemeente nochtans vrede begeerde, hadden ze gekund. En de heren staken de prins alle kwaad in mitsgaders dat ze maakten zich klaar om de gemeente te niet te doen. Dit hoorde Lamsim Boonin en belegerde Aardenburg, en Segher Janssone die belegerde Gistel. De edele en de gemeente van Gistel, mitsgaders Jacob van de Berghe, hun kapitein, kwamen uit tegen Seger Janssone. Daar was zeer gevochten, maar de gemeente ging zeer te boven en aldaar werden vele edelen gevangen en te Brugge gebracht en daar in de gevangenissen gelegd en meneer Jacob van de Berghe, kapitein van Gistel, was daar zo gekwetst zodat hij binnen het jaar stierf. Die van Brugge zagen de overlast van de heren van Vlaanderen en van de jonge prins die liever uit Vlaanderen was dan daar binnen en had vele valse raadslieden die vreemde zaken zochten om Vlaanderen dienstbaar en schalk te maken, al was het dat sommige van Gent de prins toe waren, nochtans de belangrijkste van Gent waren de prins contrarie en die van Brugge kozen een kapitein Colaert Sandekin om Veurne en Veurne ambacht te krijgen, Bergen, Bourbourg, Duinkerke, Belle, en Kassel en hij kreeg al die steden met hun wetsgebieden en zwoeren alle met de gemeente. Dit hoorde de prins en kwam te Gent en te Ieper, welke steden stonden goed met hem. En die van Brugge zagen de grote schimp en kwaad dat men die van de vrijen deed als van onthoofden, van hangen, van bedekt bij nacht hen van hun bed te halen en in gevangenissen legden en men wist niet waar ze bleven. Ze kozen 6 fatsoenlijke mannen die ze zonden te Kortrijk bij de prins die toen aldaar was omdat ze staan voor de gemeente en het algemene profijt van het land Vlaanderen. Deze 6 personen kwamen te Kortrijk en graaf Lodewijk liet ze vangen en in de steen leggen. Dit hoorden die van Brugge dat de graaf te Kortrijk had laten vangen doe 6 personen die ze naar hem gezonden hadden. Die van Brugge zonden uit.5000 [fol. lij.v] dappere mannen van wapens te Kortrijk om die 6 poorters te hebben uit de gevangenis met vriendschap of met kracht. De graaf Lodewijk hoorde dat die van Brugge met zoՠn macht naar Kortrijk kwamen en liet die van Kortrijk met hem zweren en hij beloofde te blijven bij die van Kortrijk om te weerstaan die van Brugge. |
Die edele die byden prinche waren si rieden datmen den voorburch vanCortrijcke, noort staende verbarnen soude, omme dat die vanBrugge daer inne niet luysschen, ende schulen en souden, endemen soude te bet ende te vryer mogen die stede houden. Dat vier ghesteken sijnde inden voorburch, so keerde den wint int noorde, ende het woey soe seere dat die spaerken ouer die leye vloghen ende ontstaken dye huysen binnen der stede, so dat alle die stede van Cortrijcke wel naer verbarnde. Dit siende die vanCortrijcke, dat si gheene hulpe en hadden omme tvier te blusschen, si waren seere perplex. Ende die prinche nam dye vi.gheuanghene poorters van Brugghe met hem, ende hi endesijn volck meenden te vluchtene naer rijssele. Dat ghemeente van Cortrijcke, ende ooc die vrauwen dit siende, slougen naer heurlieder peerden, ende crepelden vele van den peerden vansprinchen volcke, so dat die prinche huyt Cortrijcke niet wel en conste gheraken. Die edele dit siende, dat huerlieder peerdenghequetst waren, ende datmense wilde arresteren, si ghingenslaen ende vechten vp die van Cortrijcke. Die van Cortrijcke sloten dye poorten vander stede, ende vergaten tvier ende al haerlieder goet dat verbrande metten groten brande, endeslougen ende vochten yegen sprinchen volc vp huerlieder verweeren, ende namen die.vi.gheuanghenen van Brugge, die die prinche te Rijssele wilde voeren, ende lieten se vry ende los gaen, ende vinghen den graue Lodewijc, ende.vi.vanden principaelsten rudders die bi hem waren, ende leydense int casteel. Dit siende die graue van namen, hi stal hem behendelic huyt sijnder herbergen met sinen peerde, ende reet op die veste in een waeckhusekin seer ghewont sijnde, ende berchde hem daer tot des anderdaechs, ende doen vluchtede hi met sinenpeerde duer die veste ende reedt te Doornicke waert. In dit vechten bleuen doot mer Ian van Vlaendren sgrauen Lodewijcx oom, mer Ian van Nyuele, ende mer Robrecht van saemslachte, mer Ian de verryeres, die casteleyn van Repelmonde, mer boudin van zegherscappelle, ende noch bet dan.ijc.edele lieden. Daer bleuer oock vele ghequetst. Ende binnen deser tijt was Robrecht van Vlaenderen ende here van Cassele te niepen in den busch, in sijn casteel, ende hi en was vp den graue Lodewijc sinen neue niet wel ghepaeyt van herten, noch gherust, omme dat hi bi nachte int vrye die lieden van haren bedde hadde ghedaen halen, byden rade van sinen walschen heeren, endedeidtse onthoofden. Des anderen daechs naer dat Cortrijcke verbarnt was, ende dye graue gheuangen met sinen edelen, so quamen die.vm.Bruggelingen in Cortrijcke. Ende die van Cortrijcke liuereirden den lieden van bugge haerlieder.vi.gheuanghenen, ende si liuereirden hemlieden ooc den graue Lodewijc met sijne.vi.edelen, die met hemgheuanghen waren, ende men stelde den graue vp een cleyn peerdekin, ende was te Brugge ghebrocht, ende men leydene in die cruythalle, in vorme van vangenessen, ende als hi met cleenen gheselschepe was ghebrocht naer Brugghe, ende vp een cleen peerdekin ghestelt was, soe badt hi met tranenden oghen, datmen sine.vi edele, die met hem gheuanghen waren, niet mesdoen en soude, maer des princhen bede en hielp niet, met brochtse huyter vangenessen, ende sy waren alle sessen in stucken ghecapt, Ende dat warense die den raet gauen dat men die vrylaten vanden bedde halen soude ende onthoofden. Dese wreethede dat die edele also versleghen waren, ende dat sine bede met tranende oghen niet en hielp, dat deerde hem meer dan dat sijne edele waren vechtender hant ghebleuen te Cortrijcke. Binnen deser tijt was Clays sonnekin Capyteyn van Brugge te Veurne, ende hadde ghecreghen Westvlaendren, belle, Casselle, duynkercke berghen, veurne, ende nyeupoort, endealle dye woonsten verbrande hi vanden edelen, ende ooc te Duynkercke, ende te Cassele hadde hi ghedaen slichten die casteelen van mer Robrecht van Vlaenderen, omme dat hi te soutcote.vi.notable vanden vryen, die ouer tcommuyn stonden, dede in sine presencie dootslaen. Dese Clays sonnekin quam met een grote menichte vander ghemeente in die stede van [fol. liij.r] Ipre. Die heren ende die wethouders die altoos met den graue gheweest hadden, si en betrauden dye ambochts lieden niet, dye meer ghehuldich waren met den commune, dan metten edelen. Sy vloden wt Vlaendren, ende dese Clays sandekin was in Ipre eerlic ontfanghen, hi dede die poorten vullen vander stede, endedaer naer dede hi maken die huyterste weste. Dit gheschiede al int iaer Anno domini.xiijc.ende.xxv.inden somer, ontrent sinte Pieters ende sinte Pauwels dach. Ende binnen deser tijt so ontboden die van Brugghe met Robrecht van Vlaendren, heere van Cassele, dat hem soude ghelieuen te sine Rewaert vanvlaendren, ende dat hi soude Vlaendren regieren, metsgaders die van Brugge. Die coninc van Vranckerijcke dit verhorende, dat die Graue Lodewijc sijn neue gheuangen lach te Brugge, hi sandt eerlicke boden te Vlaendre waert, van sinen discreten raetsheren, omme datmen tractieren soude van paeyse, ende datmen den graue Lodewijck vry liuereren soude. Dye van Brugge antwoorden dat si dat nyet doen en wilden, sy en moesten eerst hebben sekere beloften vanden graue, ende ooc wilden si hebben den wille van die van Ghendt, endeOudenaerde met den casselryen. Ende daer omme deden die van Brugghe bereeden een groot heercracht, omme te bestokene Oudenaerde ende Ghendt, ende si bleuen ontrent deynse endeghecreghen tcasteel van Peteghem, doe so bleef mer Robrecht van Vlaendren, metsgaders die vanden westvryen, beleggende Oudenaerde. Ende dye van Brugghe met die vanden Oostvrye, ende noortvrye si bleuen liggende te Deynsen, meer volcx verbeydende, omme te gane belegghene die stadt van Ghendt. Dye van Ghendt, eer dat dye van Brugghe van voor der stadt van Oudenaerde schieden, hoorden dat si som laghen deynsen. Des maendaechs naer Sinte Marien Magdalenen dach, snuchtens. Anno domini.xiijc.ende xxv.so quamen die van Ghendt, wel twintich duysent mannen sterc, ende haerlieder capiteyn was een vroom man, als een Gygant, ende hy hiet Willem wenemare. Ende sy quamen te Neuele bi nachte, segghende tot malcanderen, laet ons verbeyden tot inden dagheraet voor der sonnen opganck, dan sullen wy dese brugghelinghen, dye onsen prinche contrarie sijn, ende hem in vanghenesse houdengheuanghen, ende oock contrarie sijn onsen ghenadighen coninc van Vranckerijcke, bestoken, dye wijle dat sy slapen sullen ten besten, ende si en sullen ons niet moghen wederstaen. Ende die wijle dat die van Ghendt hem aldus rusten te neuele, soe comter een wijf ende gheuet die poorters van Brugghe te kennene, hoe dat die van Ghendt wel twintich duysent mannen starck waren te Neuele ghecommen, omme tsanderdaechs metter sonnen vpganck dye van brugghe te bestrijdene, ende te bestokene. Oock so verhoordet mer Robrecht van Vlaenderen, dat die van Ghendt des sondaechs auents al bereedt waren, omme te Deynsen te commene, ende nam dye eene heltscheede van sijnen volcke, ende bleef daer mede ligghende voor dye stadt van oudenaerde, ende dander helt van sijnen volcke sandt hi bi die van Brugghe te Deynsen, omme die macht die van Ghendt quam, te wederstane. |
De edelen die bij de prins waren raadden aan de men de voorburcht van Kortrijk, die noord stond, verbranden zou omdat die van Brugge daarin niet schuilen zouden en met zou te beter en te vrijer de stad mogen houden. Dat vuur werd gestoken in de voorburcht en zo keerde de wind in het noorden en het waaide zo zeer dat de spaander over de Leie vlogen en ontstaken de huizen binnen de stad zodat bijna de hele stad Kortrijk verbrandde. Dit zagen die van Kortrijk ze geen hulp hadden om het vuur te bussen en waren zeer perplex. En de prins nam de 6 gevangen poorters van Brugge met hem en hij en zijn volk meende te vluchten naar Rijsel. De gemeente van Kortrijk en ook de vrouwen die dit zagen sloegen naar hun paarden en maakten vele van de paarden van het volk van de prins kreupel zodat de prins niet goed uit Kortrijk kon raken. De edelen die dit zagen dat hun paarden gekwetst waren en dat men ze wilde arresteren gingen slaan en vechten op die van Kortrijk. Die van Kortrijk sloten de poorten van de stad en het vuur en al hun goed dat verbrandde met de grote brand en sloegen en vochten tegen het volk van de prins en op hun verweer namen ze de 6 gevangenen van Brugge die de prins te Rijsel wilde voeren en lieten ze vrij en losgaan en vingen graaf Lodewijk en 6 van de belangrijkste ridders die bij hem waren en legden ze in het kasteel. Dit zag de graaf van Namen, hij vertrok handig uit zijn herberg met zijn paard en reed op de vesting in een waakhuisje en was zeer gewond en verborg zich daar tot de volgende dag en toen vluchtte hij met zijn paard door de vesting en reedt te Doornik waart. In dit vechten bleven dood meneer Jan van Vlaanderen, de oom van graaf Lodewijk, meneer Jan van Nijvel en meneer Robrecht van Zaamslag, meneer Jan de Verrires, de kastelein van Rupelmonde, maar Boudin van Zegers Kapelle en nog meer dan 200 edele lieden. Daar bleven er ook velen gekwetst. En binnen deze tijd was Robrecht van Vlaanderen en heer van Kassel te Nepine on den Bos in zijn kasteel en was op graaf Lodewijk, zijn neef, niet goed gepaaid van hart nog gerust omdat hij bij nacht de vrije lieden van hun bed had laten halen bij de raad van zijn Waalse heren en liet ze onthoofden. De volgende dan nadat Kortrijk verbrand was en de graaf gevangen met zijn edelen zo kwamen die 5000 Bruggenaars in Kortrijk. En die van Kortrijk leverden de lieden van Brugge hun 6 gevangene, en ze leverden hen ook graaf Lodewijk met zijn 6 edelen die met hem gevangen waren en men stelde de graaf op een klein paardje en was te Brugge gebracht en men legde ze in de Kruithal in vorm van gevangenis en toen hij met een klein gezelschap naar Brugge was gebracht en op een klein paardje gesteld was zo bad hij met tranende ogen dat men zijn 6 edelen, die met hem gevangen waren, niets misdoen zou, maar de bede van de prins hielp niet, met bracht ze uit de gevangenis en ze waren alle zes in stuken gekapt. En dat waren die de raad gaven dat men die vrijen van het bed halen zou en onthoofden. Deze wreedheid dat de edelen alzo verslagen waren en dat zijn bede met tranende ogen niet hielp dat deerde hem meer dan dat zijn edelen vechtende hand waren gebleven te Kortrijk. Binnen deze tijd was Clays Sonnekin kapitein van Brugge te Veurne en had West-Vlaanderen gekregen, Belle, Kassel, Duinkerke, Bergen, Veurne en Nieuwpoort en alle woonsteden verbrandde hij van de edelen en ook te Duinkerke en te Kassel had hij laten slechten de kastelen van meneer Robrecht van Vlaanderen omdat hij te Zoutcote 6 notabelen van de vrijen ving die voor de gemeente stonden en liet ze in zijn presentie dood slaan. Deze Clays Sonnekin kwam met een grote menigte van de gemeente in de stad [fol. liij.r] Ieper. De heren en de wethouders die altijd met de graaf geweest waren vertrouwden de ambacht lieden niet die meer goed waren met de gemeente dan met de edelen. Ze vloden uit Vlaanderen en deze Clays Sandekin (Sonnekin) was in Ieper fatsoenlijk ontvangen en liet de poorten vellen van de stad en daarna liet hij maken de uiterste vesting. Dit geschiedde al in het jaar anno domini 1425 in de zomer omtrent Sint Petrus en Paulus dag. En binnen deze tijd zo ontboden die van Brugge met Robrecht van Vlaanderen, heer van Kassel, dat het hem zou gelieven landvoogd te zijn van Vlaanderen en dat hij Vlaanderen zou regeren, mitsgaders die van Brugge. De koning van Frankrijk die hoorde dat graaf Lodewijk, zijn neef, gevangen lag te Brugge zond fatsoenlijke boden te Vlaanderen waart van zijn discrete raadsheren omdat onderhandelen zou van vrede en dat men graaf Lodewijk vrij leveren zou. Die van Brugge antwoordden dat ze dat niet doen wilden, ze moesten eerst zekere beloften hebben van de graaf en ook wilden ze hebben de wil van die van Gent en Oudenaarde met de wetsgebieden. En daarom lieten die van Brugge bereiden een grote legermacht om te bestoken Oudenaarde en Gent en ze bleven omtrent Deinze en kregen het kasteel van Petegem, toen zo bleef meneer Robrecht van Vlaanderen, mitsgaders die van de west vrijen belegeren Oudenaarde. En die van Brugge met die van de oost vrijen bleven liggen te Deinzen en wachtten op meer volk om de stad Gent te gaan belegeren. Die van Gent eer dat die van Brugge voor de stad Oudenaarde scheiden hoorden dat ze soms lagen te Deinzen. De maandag na Sint Maria Magdalena dag ճ morgens anno domini 1425 zo kwamen die van Gent wel 20 000 mannen sterk en hun kapitein was een dappere man als een gigant en hij heette Willem Wenemare. En ze kwamen te Nevele bij nacht en zeiden tegen elkaar, laat ons wachten tot de dageraad voor de zonopkomst dan zullen we deze Bruggenaars die contrarie onze prins zijn en hem in de gevangenis houden en ook contrarie zijn onze genadige koning van Frankrijk bestoken de tijd dat ze ten beste slapen zullen en ze zullen ons niet mogen weerstaan. En de tijd dat die van Gent zich aldus rusten te Nevele zo kwam er een wijf en geeft het de poorters van Brugge te kennen hoe dat die van Gent wel 20 000 mannen sterk waren te Nevele gekomen om de volgende dag met de zon opkomst die van Brugge te bestrijden en te bestoken. Ook zo hoorde meneer Robrecht van Vlaanderen dat die van Gent zondag avond geheel gereed waren om te Deinzen te komen en nam de ene helft van zijn volk en bleef daarmee liggen voor de stad Oudenaarde en de andere helft van zijn volk zond hij bij die van Brugge te Deinzen om de macht die van Gent kwam te weerstaan. |
Item des maendaechs snuchtens dye van Ghendt commende vp die van Brugghe, si en vondense niet slapende, so si meenden als si te Neuele rustende waren, maer waren vp hare hoede in tijts. Daer was horribelicke seer gheuochten, ende aen beyden siden onnoemelijcken vele volcx versleghen, ende ooc seer vele horribelicke ghewondt. Willem wenemare, die capiteyn was vanGhendt die bleef daer doot. Dit siende die borgers van Ghendt, dat si int leelijcste waren, ende dat si haren capiteyn verloren hadden, ende waren moede van gane ende van vechtene, si stelden hem te vlyene. Het was seere heet wedere, ende vele vanhem lieden versmachteden van dorste, ende bleuen steruende vp tvelt. Binnen der seluer weke, so beleyde mer Robrecht van vlaendren, metsgaders dye van Brugghe, dye stede van Ghendt. Maer die boden vanden coninc van Vranckerijcke, quamen haestelicken te Ghendt, sprekende ten paeyse, ende omme accoort makene, tusschen dye poorters van Ghendt ende mer Robrecht van Vlaendren, metsgaders die poorters van [fol. liij.v] Brugghe. Ende binnen deser tijt, so was dye graue bedectelijc huyt der cruythalle ghegaen daer hi sine vanghenesse hilt vp sinte Lauwereins dach, maer hi was tsanderdaechs daer naer weder gheuonden, ende was weder vp die halle gheleyt gheuangen, ende bi nachte haweet ghehouden vp dye marct met bannieren tot des woensdaechs in die quatertempere, voor midwintere. Des conincx boden deden so vele, dat die vanGhendt ende die van Ardenburch souden sweeren met dye vanBrugghe, ende binnen xiiij.daghen so soudemen den graue Lodewijc ontslaen huyter vanghenessen, ende men soude binnen dier tijt alle dinghen te pointe stellen, ende elc trac thuyswaert met blijschepen ende met paeyse, so si waenden, maer het en was gheenen paeys, omme dat die van Brugghe den graue huyter vanghenessen nyet doen en wilden, ende die vanGhendt wildene vry ende ontsleghen hebben. Binnen deser tijt gheuiel een grote rommelinghe binnen Ghendt, want het was daer een segghen dat dye weuers van Gendt meer toe waren met den commune van Brugghe, dan met den prinche, endedaer omme waren sy veriaecht ende ghebannen huyter stede van ghendt, waer omme dat quam een groote diuisye binnen Ghendt. Ende dese weuers trocken eensdeels te Gheerdtsberghen, ende dye sommege in andere steden. Die graue van Namen siende dat die van Brugghe altoos noch hielden den graue gheuanghen, ende so sterc sijnde, hi peynsde ooc metsgaders dat hijt niet goet en hadde vp die van Brugghe, om hem ende die van Ghendt ooc sterc te makene. Hi ghinc in alle steden tusschen der schelde ende der leye omme die te doen sweerne metten prinche, ende met die van Ghendt, hi quam te cortrijcke in tcasteel, ende te Oudenaerde inder ghelijcke endestelde in elc eenen capiteyn. Ende sijnde by Gheerdtsberghe, soe seynde hi sijn carijn, sine kueckene, ende sijn cappelle ende sijn sommiers, ende oock een goede menichte van sinen volcke, maer by auentueren hy was noch ghebleuen buyten der stede. End die vanden aweette, ende die die poorten verwaerden vanGheerdtsberghe, die waren met Robrecht van Vlaendren toe, ende met die van Brugge, ende si lieten dat schoffet neder vallen als die tweedeel van sgrauen van Namen volc binnen waren, men vinck alle dye princepaelste van sgrauen van Namen volcke, ende dandere slouchmen alle doot. Dit vernemende die graue van Namen, hi track haestelicke te Ghendt, ende hi teecht den weuers die huyt Ghendt veriaecht waren, als waer bi was in Ghendt veriaecht waren, als waer bi was in Ghendt eene grote wapenloopinghe ende seere gheuochten, so datter waren wel.iijm.personen vesleghen vanden ghemeente. Dit verhorende die van Brugghe ende mer Robrecht van Vlaendren, hoe dat dye graue van Namen hadde ghemaect een beroerte dus binnenGhendt, ende hadde verslegen die weuers, ende vele vanden ghemeente, hi vergaderde seer vele volcx, maer het en halp al nyet vele, want Robrecht van Vlaenderen met die vanden westvrye beleyde Oudenaerde, ende die van Brugghe metten oostvrye ende metten noortvrye beleyden Ghendt, metsgaders dye vanden vier ambochten, ende haer lieder Capiteyn wast Willem ratgheer. |
Item, die maandag ‘s morgens kwamen die van Gent op die van Brugge en vonden ze niet slapend, zo ze meenden toen ze te Nevele rustten, maar waren op tijd op hoede. Daar werd verschrikkelijk zeer gevochten en aan beide zijden ontelbaar veel volk verslagen en zeer veel verschrikkelijk gewond. Willem Wenemare, die kapitein was van Gent, die bleef daar dood. Dit zagen de burgers van Gent dat ze in het lelijkste waren en dat ze hun kapitein verloren hadden en waren moede van gaan en van vechten en stelden zich te vlieden. Het was zeer heet weer en vele van hen versmachtten van dorste en bleven stervende op het veld. Binnen dezelfde week zo belegerde meneer Robrecht van Vlaanderen, mitsgaders de van Brugge, de stad Gent. Maar de boden van de koning van Frankrijk kwamen haastig te Gent en spraken van vrede en om akkoord te maken tussen de poorters van Gent en meneer Robrecht van Vlaanderen, mitsgaders de poorters van [fol. liij.v] Brugge. En binnen deze tijd zo was de graaf bedekt uit de Kruithal gegaan waar hij zijn gevangenis hield op Sint Laurentius dag, maar werd de volgende dag daarna weer gevonden en was weer op de hal gelegd gevangen en bij nacht met de nachtwacht gehouden op de markt met banieren tot de woensdag in vasten voor midwinter. De koningsboden deden zoveel dat die van Gent en die van Aardenburg zouden zweren met die van Brugge en binnen 14 dagen zo zou men graaf Lodewijk ontslaan uit de gevangenis en men zou binnen die tijd alle dingen te punt stellen en elk trok naar huis met blijdschap en met vrede, zo ze wanden, maar het was geen vrede omdat die van Brugge de graaf niet uit de gevangenis wilden doen en die van Gent wilden hem vrij en ontslagen hebben. Binnen deze geviel een grote rommeling binnen Gent, want het was daar een zeggen dat de wevers van Gendt meer toe waren met de gemeente van Brugge dan met de prins en daarom werden ze verjaagd en gebannen uit de stad Gent, waarom een grote verdeling kwam binnen Gent. En deze wevers trokken eensdeels te Geraardsbergen en sommigen in andere steden. De graaf van Namen zag dat die van Brugge altijd nog hielden de graaf gevangen en zo sterk waren en peinsde ook mitsgaders dat hij het niet goed had op die van Brugge om hem en die van Gent ook sterk te maken. Hij ging in alle steden tussen de Schelde en de Leie om die te laten zweren met de prins en met die van Gent en kwam te Kortrijk in het kasteel en te Oudenaarde in dergelijke en stelde er elk een kapitein. En toen hij bij Geraardsbergen was zo zond hij zijn transportwagen, zijn keuken en zijn kapel en zijn pakpaarden en ook een goede menigte van zijn volk, maar bij avonturen was hij nog gebleven buiten de stad. En die van de Aweette (?) en die de poorten bewaarden van Geraardsbergen die waren met Robrecht van Vlaanderen toe en met die van Brugge en ze lieten dat luik neder vallen toen het tweede deel van van het volk van Namen binnen waren, men ving alle belangrijkste van het volk van de graaf van Namen volk en de anderen sloeg men allen dood. Dit vernam de graaf van Namen en trok haastig naar Gent en naar de wevers die uit Gent verjaagd waren als waarbij was in Gent een grote wapenloop en zeer gevochten zodat er waren wel 3000 personen verslagen van de gemeente. Dit hoorden die van Brugge en meneer Robrecht van Vlaanderen hoe dat de graaf van Namen had gemaakt een beroerte aldus binnen Gent en had verslagen de wevers en velen van de gemeente, hij verzamelde zeer veel volk, maar het hielp niet veel, want Robrecht van Vlaanderen met die van de west vrijen belegerden Oudenaarde en die van Brugge met de oost vrijen en met de noord vrijen belegerden Gent, mitsgaders die van de vier ambachten en hun kapitein wast Willem Ratgheer. |
Binnen deser tijt so ghinghen Segher.s.Ians, ende Pauwels Bokel, ende Lambrech boonin met een grote menichte van volcke, ende ghecreghen tcasteel van Cortrijcke, ende alle die sloten die die graue van Namen themwaerts ghecreghen hadde tusschen der schelde ende der leye, ende so waer si eenich huytgoet vonden, toebehoorende eeneghenpoorters van Ghendt, si verbarndent of wierpent ter nedre. Die graue van Namen mer Hector vylain, ende mer segher vanCortrijcke dye hadde gheerne huyt Ghendt ghegaen om te schermutsen yeghens die van Brugghe, maer si en betrauden niet dat ghemeente van Ghendt. Aldus bleuen die van Brugghe ligghende voor ghendt, ende laghender tot inden aduent, want het begonste so seere te winterene, dat si storuen som van couden, ende die voor Oudenaerde laghen, si dropen altemet wech Die vanden westvrye dit ouermerckende, mer Robrecht van Vlaendren quam voor Ghendt tot die van Brugghe, ende si schieden al van voor Ghendt, mer Robrecht van Vlaendren met dye van Brugghe, quamen te Brugghe, maer Willem van Ratgheer, Rauwel bokel ende Lamsin boonin met haren volcke die bleuen Teeclo. Die graue van [fol. liiij.r] Namen siende dat tvolc al van voor ghendt vertrocken was, hy verwaerde Ghendt, ende hi sandt mer Hector vylain een vroom rudder, ende mer Segher van Cortrijcke met een menichte vanvolcke int lant van waes, ende in vier ambochten, ende si vercreghen weder dit landt metten sloten, dye si te voren ghehadt hadden, maer met groter pijnen ende auentueren. Dit verhoorende Willem ratgheer metten sijnen, hi ghinc te Assenede, ende hi stac daer tvier in die stede. Dit verhoorende mer Hector vileyn dat Willem ratgheer weder quam in vier ambochten, vergaderde een heercracht, ende quam yeghens dat seluen Willem ratgheer, ende daer wort seere gheuochten, endebleef vele volcx doot aen beede den siden, maer die van Brugghe hadden die meeste schade. Ende daer bleuen doot Willem Ratgheer, ende Rauwel bokel. In desen slach te Assenede, Segher ians sone, ende Lamsin boonin hadden sy nyet gheuloden, sy haddender oock ghebleuen, want die lieden van Ghendt quam lancx so meer volcx toe. Daer waren vele brugghelinghen gheuanghen, ende te Ghendt gheuoert. Dit aensiende die vanden vryen, dat haerlieder twee principaelste capiteynen doot ghebleuen waren, ende dat die van Ghendt te seere bouen quamen, begheerden datmen metten graue paeys maken soude, ende datmen hem sonder causioen huyter vangenesse doen soude. Men gaft den Graue te kennene hoe dat die van Brugghe, ende die vanden vryen begheerden paeys met hem, vp al dien, dat hi wilde al vergheuen dat yeghen hem mesdaen was, ende datmen die vanden vryen niet en verlaste met ontamelijcke settinghen. Die graue Lodewijc beloefde daer ter goeder trauwe dat hijt hem lieden al vergaf, ende hi swoer dat hi hem lieden een goet here sijn soude ende ghetrauwe, vp dat si hem wilden ghetrauwe sijn, ende hy was doe ontsleghen huyter vanghenessen, ende hi voer te Ghendt, ende van danen, so track hi naer Parijs tot den coninc Kaerle sinen swacelinck, die alte blijde was dat die graue lodewijc ontsleghen was vander vanghenesse. Anno domini.xiijc.ende.xxvij.starf die Coninck Kaerle van Vranckerijcke Lodewijcx van Vlaendren swacelijnck. Ende Phelips van Valoys Karels sone was vp den Tryniteys dach te Ryemen gheconsacreirt coninck van Vranckerijcke int selue iaer, ende daer was die Graue Lodewijck toe ghedeputeirt ende vriendelick toe vermaent als een vanden twaelf ghenooten te sine, ende daer naer voer die Graue Lodewijck bi den coninc Phelips, met eenen eerlicken state, te wetene met.lxxxvi.Rudders alle alleens ghecleedt, ende die coninck Phelips maeckte den Graue Lodewijck Ruddere met den sweerde, dat die Graue Lodewijck den Coninc gordede als die eerste Graue vanden twaleuen ghenooten. Ende so waer dat die coninck Phelips reedt hi drouch altijdt tsweerdt voor den coninc Ende hi dede die Coninck manschip vanden viere Graefschepen, te wetene Vlaendren, Artoys, Nyueers, ende Retheers, in dit iaer reedt in Roome Lodewijc van Beyeren, die welcke hem Keyser maeckte, Ende dede grote ontallicke schade der helegher Kercke. Hi persequeirde strenghelick den Coninc Robrecht van Appoelgen, ende sinen sone den Hertoghe van Calabre, Hi maecte eenen Fremyneur Paeus, ende steldene in Roome, ende men noomdene Nycolaus, die vijfste, die welcke maeckte in sine consecracie terstont vijf Cardenalen, ende tsanderdaechs daer naer vyer Cardenalen. Ende hiertoe holpen die Romeynen omme dat die Paeus Ian die.xxij.sine wuenste ghecoren hadde te Auignon, hy en wilde te Roome niet commen. Binnen deser tijt die wijle dat die Graue Lodewijck was te Parijs, doen begonsten weder te rebelleirne Seghere Ians sone, ende Lamsin boonin, endetrocken aen hem lieden alle dat westvrye, ende ooc vele steden. Die graue Lodewijck dit verhoorende, badt den coninck van Vranckerijcke dat hem gheliefde te Vlaenderwaerts te commene, om hem te helpene dwinghen sijn volck. |
Binnen deze tijd zo gingen Segher Jans en Pauwels Bokel en Lambrech Boonin met een grote menigte van volk en kregen het kasteel van Kortrijk en alle burchten die de graaf van Namen gekregen had tussen de Schelde en der Leie en zo waar ze enig goed vonden dat toebehoorde aan enige poorters van Gent, ze verbrandden het of wierpen het te neer. De graaf van Namen, meneer Hector Vylain, en meneer Segher van Kortrijk die waren graag uit Gent gegaan om te schermutselen tegen die van Brugge, maar ze vertrouwden niet de gemeente van Gent. Aldus bleven die van Brugge liggen voor Gent en lagen er tot in de advent, want het begon zo zeer te winteren dat ze soms van de koude stierven en die voor Oudenaarde lagen dropen altemet weg. Die van de west vrijen bemerkten dit en meneer Robrecht van Vlaanderen kwam voor Gent tot die van Brugge en ze scheiden allen van voor Gent, meneer Robrecht van Vlaanderen met die van Brugge kwamen te Brugge, maar Willem van Ratgheer, Rauwel Bokel en Lambrecht Boonin met hun volk die bleven te Eeklo. De graaf van [fol. liiij.r] Namen zag dat al dat volk voor Gent vertrokken was, hij bewaarde Gent, en zond meneer Hector Vylain, een dappere ridder, en meneer Segher van Kortrijk met een menigte van volk in het land van Waas, en in vier ambachten en ze kregen weer dit land met de burchten die ze tevoren gehad hadden, maar met grote pijnen en avonturen. Dit hoorde Willem Ratgheer met zijnen en ging naar Assenede en stak het vuur in de stad. Dit hoorde meneer Hector Vilain dat Willem Ratgheer weer kwam in de vier ambachten en verzamelde een legermacht en kwam tegen Willem Ratgheer en daar werd zeer gevochten en bleef veel volk dood aan beide zijden, maar die van Brugge hadden die meeste schade. En daar bleven dood Willem Ratgheer, en Rauwel Bokel. In deze slag te Assenede, Segher Jans zoon en Lambrecht Boonin waren ze niet gevloden waren ze er ook gebleven want die lieden van Gent kwam hoe langer hoe meer volk toe. Daar waren vele Bruggenaars gevangen en te Gent gevoerd. Dit zagen de vrijen dat hun twee belangrijkste kapiteins dood gebleven waren en dat die van Gent te zeer boven kwamen en begeerden dat men met de graaf vrede zouden maken en dat men hem zonder oorzaak uit de gevangenis zou doen. Men gaf het de graaf te kennen hoe dat die van Brugge en die van de vrijen vrede begeerden met hem indien dat hij alles wilde vergeven dat tegen hem misdaan was en dat men de vrijen niet belastte met onbetamelijke omslagen. De graaf Lodewijk beloofde daar te goede trouw dat hij het hen alles vergaf en zwoer dat hij hen een goede heer zou zijn en trouw opdat ze hem wilden getrouw zijn en toen werd hij ontslagen uit de gevangenis en hij voer te Gent en vandaar zo trok hij naar Parijs tot koning Karel, zijn zwager, die al te blijde was dat graaf Lodewijk ontslagen was van de gevangenis. Anno domini 1427 stierf koning Karel van Frankrijk, de zwager van Lodewijk van Vlaanderen. En Filips van Valois, de zoon van Karel, was op Triniteit dag te Reims geconsacreerd koning van Frankrijk in hetzelfde jaar en daar was graaf Lodewijk toe gedeputeerd en vriendelijk toe vermaand als een van de twaalf gelijken te zijn en daarna voer graaf Lodewijk bij de koning Filip, met een fatsoenlijke staat, te weten met 81 ridders en allen gelijk gekleed en koning Filips maakte graaf Lodewijk ridder met het zwaard zodat graaf Lodewijk de koning omgordde als de eerste graaf van de twaalf gelijken. En zo waar dat koning Filips reedt, hij droeg altijd het zwaard voor de koning. En hij deed de koning manschap van de vier graafschappen, te weten Vlaanderen, Artois, Nevers en Rethel. In dit jaar reedt in Rome Lodewijk van Beieren die hem keizer maakte en deed ontelbare schade de heilige kerk. Hij achtervolgde sterk de koning Robrecht van Apulië en zijn zoon de hertog van Calabrië, hij maakte een minderbroeder paus, en stelden hem in Rome en men noemde hen Nicolaas de 5de die maakte in zijn consecratie terstond vijf kardinalen en de volgende dag vier kardinalen. En hiertoe hielpen de Romeinen omdat paus Johannes de 12de zijn woonplaats gekozen had te Avignon en niet in Rome wilde komen. Binnen deze tijd dat graaf Lodewijk was te Parijs toen begon te rebelleren Segher Janssone en Lamsin Boonin en trokken aan zich alle de west vrijen en ook vele steden. Graaf Lodewijk hoorde dit en bad de koning van Frankrijk dat hem geliefde te Vlaanderen waart te komen om hem te helpen te dwingen zijn volk. |
[ Hoe dye Coninc Phelips van Vranckerijcke] Hoe dye Coninc Phelips van Vranckerijcke, track met eene grote heyrcrachte naer Vlaendren, omme den Graue Lodewijc sijn volck helpen te bedwijnghen, ende omme die paysyuelicken te doen leuene. [fol. liiij.v] DIe coninck quam voor Cassele met sinen volcke, ende die vanvlaendren quamen daer yegens. Daer was eenen groten wijch, ende buten maten seere gheuochten, ende die coninck hadde die victorie, ende daer bleuen bet dan.xim.vlaminghen doot indenwijch voor Cassele, ende Cassele was berooft ende verbarnt. Doe quamen die van Ipre ende die van Ghendt, ende van Brugge, ende vanden anderen steden, ende gauen hem ouere den coninck van Vranckerijcke, ende den graue Lodewijck. Desen wijch was vp sinte Berthelmeeus dach. Anno xiijc.ende.xxviij. Die coninck van Vranckerijcke sach die goetwillicheyt van die van Brugghe, ende die van Ipre, ende vanden vryen hi vergaft hem lieden, dat sy yeghen den graue Lodewijc mesdaen hadden, ende hi nam se in ghenaden, maer hy wilde ghevanghen hebben die vpperste voortstelders vander meuterye. Daer warenghecreghen Lamsin boonen capiteyn vanden vryen, Ian van dudzeele, die hem hiet ontfanghere vanden prinche, endeGoossin van houdeghem, die capiteyn ende Casteleyn was vanDeynsen, ende noch veel andere, die welcke waren al leuende vp raden ghestelt, maer Segher Ians sone ontuloot in Zeelant. Maer ontrent lichtmisse daer naer so quam hi in Vlaenderen, wel met iijc, stercke vrome ghesellen in oostende ende in breedene, ende dede dat volck sweeren met hem, ende die in hem niet consenteren en wilden, men slouchse doot. Ende hi quam daer naer Toudenburch. Dit verhorende die baliu vanBrugge, hi quam te houdenburch, ende voor sinte Aernouts cloostre daer was hy gheuanghen, ende te Brugghe gheleet. Daer was zegher Ians sone met sinen sone, ende met.xx.van sine principaele medepleghers, met gloeyende ysers ghestreken, ende ghesleypt totter galghe, ende daer was elc van hem liedendye aermen ende beenen ghebroken met wielen van waghenen, ende onthooft. Ende dye lichamen waren onder die ocxelen ghebonden, ende also aen die galghe ghehanghen, ende dye hoofden waren ghesteken vp hoghe schachten vp die galghe, maer Segher Ians sone, ende sijn sone waren ghestelt elc vp een radt. Ende hier mede cesseirde dye commocie ende beroerte vander meuterye vanden commune yeghens die heren, die welcke meuterye gheduert hadde wel.vi.iaren lanc. |
[ Hoe koning Filips van Frankrijk] Hoe koning Filips van Frankrijk met een grote legermacht trok naar Vlaanderen het volk van graaf Lodewijk helpen te bedwingen en om vredig te laten leven. [fol. liiij.v] De koning kwam voor Kassel met zijn volk en die van Vlaanderen kwamen daartegen. Daar was een grote strijd en werd buiten mate zeer gevochten en de koning had de victorie en daar bleven meer dan 11 000 Vlamingen dood in de strijd voor Kassel en Kassel werd beroofd en verbrand. Toen kwamen die van Ieper en die van Gent en van Brugge en van de andere steden en gaven zich over aan de koning van Frankrijk en graaf Lodewijk. Deze strijd was op Sint Bartholomeus dag anno 1428. De koning van Frankrijk zag de goedwilligheid van die van Brugge en van Ieper en van de vrijen en vergaf het hen dat ze tegen graaf Lodewijk misdaan hadden en hij nam ze in genade aan, maar hij wilde gevangen hebben de opperste aanstichters van de muiterij. Daar waren gekregen Lamsin Boonen, kapitein van de vrijen, Jan van Dudzele die hem ontvanger van de prins noemde, en Goossin van Oudegem die kapitein en kastelein was van Deinzen en nog veel anderen die waren allen levend op raden gesteld werden, maar Segher Jansssone ontkwam in Zeeland. Maar omtrent Lichtmis daarna zo kwam hij in Vlaanderen wel met 300 sterke dappere gezellen in Oostende en in Bredene en liet dat volk zweren met hem en die in hem niet toestemmen wilden sloeg men dood. En hik kwam daarna te Oudenburg. Dit hoorde de baljuw van Brugge en hij kwam te Oudenburg en voor Sint Arnout klooster waar hij gevangen werd en te Brugge geleid. Daar was Segher Janssone met 20 van zijn belangrijkste medeplegers met gloeiende ijzers bestreken en naar de galg gesleept en daar was van elk de armen en benen gebroken met wagenwielen en onthoofd. En de lichamen waren onder de oksels gebonden en alzo aan de galg gehangen en de hoofden waren gestoken op hoge schachten op de galg, maar Segher Janssone en zijn zoon waren elk op een rad gesteld. En hiermee verminderde de commotie en beroerte van de muiterij van de gemeente tegen de heren, welke muiterij geduurd had wel 6 jaren lang. |
Item int iaer.xiijc.ende xxix.ontrent sinte Bauens dach so quam [fol. lv.r] vrauwe Margriete van Vlaendren, graefnede van Artoys phelips die langhe sconincx van Vranckerijcke dochtere, ende Lodewijcx van Vlaendren, van Nyueers, ende van retheers wijf was. Doe quam sy eerst in Vlaendren, daer si met grooter eeren endetriumphe ontfanghen was vanden edelen, vander clergie, endeooc vanden commune, ende bleef doe voort in vlaendren. Endedes iaers daer naer vp sinte kathelijnen dach. Anno.xiijc.ende.xxx.so ghelach si van haren eersten sone, int casteel te Male bi Brugge, ende wort gheheeten Lodewijc, naer sinen vadere, ende also hietmene voort graue Lodewijc vanMale, want hy daer gheboren was, ende was daer in tvoorseydecasteel kersten ghedaen met groter solempniteyt vanden bisscop van Doornicke, vp sinte Andries dach, in eene nieuwe vonte, die daer toe gheordonneirt was, in die presencie vanden bisscop van Atrecht, ende dye abten hier naer ghenoemt. Eerst mijn heere van sinte Bertins, mijnhere vanden dune, ende van sinte nyclaeus, van Veurne, ende ooc van vele edele princhen. Eerst die Hertoghe van Brabant, die graue van Bloys, ende mer Guy van Vlaendren, ende die graue van Loo, ende oock seer vele edele vrauwen. Eerst die graefnede van Loo, van Namen, van flynees, ende vele andere edele vrauwen. Item anno domini.xiijc.ende.xxxi.soe was die paeus Nycolaus, die vijfste te Roome gheuanghen ende gheuoert te Auignon tot den paeus Ian, die.xxij. Ende hi was aldaer ghecondampneirt ten eeweghen kerckeren, omme sommege heresye, die hy vpstelde ende sustineren wilde. Item binnen desen seluen iare, so starf te Parijs Ian van Namen here vander sluys, ende seer corts daer naer so starf Robrecht van Vlaendren heere van Cassele, sgrauen Lodewijcx vaders broedere. Item int iaer.xiijc.ende.xxxij.doe so worde Mechelen ghecocht yegens tcapittel van Luydeke, om.Cm.ende.lxm.goudene royalen, van welcker somme dye graue van Ghelre hadde teen vierendeel, want teen vierendeel vander stadt van Mechelen behoorde sijne Ende midts dien dat tvoorseyde capittel vanLuydeke ende die graue van Ghelre altijt waren in gheschille, ende en consten tsamen niet ouereen ghedraghen, hier bi, bi ghemeenen consente vanden capittele voorseyde, ende vanden graue van Ghelre, so vercochten si die voorseyde stadt van Mechelen mer Willem van Anxhoue die vpperste ende dye principaelste raetsheere vanden graue Lodewijck, die maectet annex den lande van Vlaendren, van doe voordt teeweghen daghen gheduerende. |
Item, in het jaar 1429 omtrent Sint Baaf dag zo kwam [fol. lv.r] vrouw Margriet van Vlaanderen, gravin van Artois, de dochter van koning Filips de Lange van Frankrijk en Lodewijk van Vlaanderen van Nevers en van Rethel wijf was. Toen kwam ze eerst in Vlaanderen waar ze met grote eer en triomf ontvangen werd van de edelen, van de geestelijkheid en ook van de gemeente en bleef toen voort in Vlaanderen. En het jaar daarna op Sint Catharine dag anno 1430 zo lag ze van haar eerste zoon in het kasteel te Male bij Brugge en werd geheten Lodewijk naar zijn vader en alzo noemde men hem voort graaf Lodewijk van Male, want hij was daar geboren en was in dat kasteel christen gedaan met grote plechtigheid van de bisschop van Doornik op Sint-Andries dag in een nieuwe doopvont die daartoe geordonneerd was in de presentie van de bisschop van Atrecht en de abten hierna genoemd. Eerst mijn heer van Sint Bertins, mijn heer van de Dune, en van Sint-Niklaas, van Veurne en ook van vele edele prinsen. Eerst de hertog van Brabant, de graaf van Blois en meneer Guy van Vlaanderen en de graaf van Loo en ook zeer vele edele vrouwen. Eerst de gravin van Loo, van Namen, van Flines en vele andere edele vrouwen. Item, anno domini 1431 zo was paus Nicolaas de vijfde te Rome gevangen en gevoerd te Avignon tot paus Johannes de 22ste. En hij was aldaar veroordeeld ten eeuwige kerker om sommige ketterij die hij opstelde en aanvoeren wilde. Item, binnen hetzelfde jaar zo stierf te Parijs Jan van Namen, heer van ter Sluis, en zeer kort daarna zo stierf Robrecht van Vlaanderen, heer van Kassel, de broeder van de vader van graaf Lodewijk. Item, in het jaar 1432 zo werd Mechelen gekocht aan het kapittel van Lik om 140 000 gouden realen van welke som de graaf van Gelre had het ene vierendeel, want het ene vierendeel van de stad van Mechelen van hem. En mits dien dat het kapittel van Luik en de graaf van Gelre altijd in geschil waren in en tezamen niet overeen konden komen en hierbij met algemene toestemming van het kapittel en van de graaf van Gelre zo verkochten ze de stad Mechelen, maar Willem van Anxhove de opperste en belangrijkste raadsheer van graaf Lodewijk die maakte het annex het land van Vlaanderen en van toen voort te eeuwige dagen durend. |
Item in tselue iaer so rees vp een grote orloghe tusschen den coninc Edewaert van Inghelant ende den coninc Phelips vanValoys van Vranckerijcke, want des conincx Edewaerts wijf was die houdtste sustere vanden drie broeders dye coninghen van Vranckerijcke waren, deene naer den anderen, ende si storuen alle drye sonder knapelic hoir te hebbene bi haerlieder wijfs die coninghinnen. Dit ouermerckende die van Vranckerijcke, coren Phelips van Valoys coninc van Vranckerijcke te sijne, want die goede Coninck sinte Lodewijck was sijn groothere. Ende die fransoysen merckende, al was die coninghinne van Inghelant commen vanden houtsten sone van sinte Lodewijc, ende Phelips van Valoys vanden ioncxsten sone van sinte Lodewijc. Die croone van Vranckerijcke en mochte niet commen noch versteruen vp eene vrauwe, hier omme soe rees sulcke een orloghe, dat vranckerijcke daer naer bi Edewaerde den prinche van valoys, des conincx Edewaerts houdtste sone in vele stedenende plaetsen ghescelgiert ende verbarnt was. Ende omme dat die Graue Lodewijck van Vlaendren hilt aen des conincx side van Vranckerijcke, daer omme en wilden die Inghelschen dye vlaminghen gheene wulle seynden noch vercoopen, by den welcken datter vele weuers ende vulders al verloren ghinghen, ende moesten gaen om haer broot. Ende die van Ghendt siende haer volck neeringloos, si coren eenen capiteyn Iacob van Eerdtuelde, die welcke makede alianchie met den Inghelschen. Ende aldus rees weder een orloghe vp in Vlaendren yegen den graue Lodewijck, der Vlaminghen natuerlijcke heere, ende den coninc van Vranckerijcke, die welcke orloghe gheduerde seere langhe, omme dat Iacob van Eertuelde, metsgaders dye drie steden Ghendt, Brugghe, ende Ypre waren Fauorabel den Inghelschen coninck, ende riepen in die ballinghen. Dit verne- [fol. lv.v] mende den Graue Lodewijc, nam met hem vrau Margriete sijn wijf, ende sinen sone Lodewijc, ende track te Parijs bydenconinc van Vranckerijcke. Item die van Ghendt sloughen te Brugghe doot vele makelaers, int iaer.xiijc.ende.xxxix.ende dat ghebuerde in die vlamincstrate byder buerse. Item anno domini.xiijc.ende.xl.waren ghesendt twee cardenalen legaten, omme ten paeyse te sprekene tusschen die twee coninghen van Vranckerijcke ende van Inghelant, maer dye coninck van Inghelant die seyde, dat hi Vranckerijcke wilde hebben ende besitten, ende hi hadts een deel metten sweerde ghewonnen, ende also meende hijt al te winnene. Ende hi vercreech te sijnder hulpe den Keyser van Roome, met den duytschen heren, den Hertoghe van Brabant, van ghelre, endevan gheluke, van henegauwe, ende Iacob van eerdtuelde, mettendrien principalen steden van Vlaendren, die welcke Coninc edewaert met sinen volcke hadde ghescelgiert al Artoys, Vermandoys, ende Pycaerdye, ende tlant van Guyse, Buenen, ende al den zeecant tot Normandyen toe. Dit ghedaen, so voer die coninc van Inghelandt te sinen lande waert, ende ooc vele vanden voornoemden princhen, omme dat de winter vp handen quam. Dit merckende die Coninck van Vranckerijcke, dat si vertrocken waren, quam des somers daer naer in Vlaenderen met een grote vlote van schepen huyt Normandyen, ende die Hertoghe Ian van Normandyen was den leedtsman van dien. |
Item, in hetzelfde jaar rees op een grote oorlog tussen koning Eduard van Engeland en koning Filips van Valois van Frankrijk, want de vrouw van koning Eduard was de oudste zuster van de drie broeders die koningen van Frankrijk waren, de ene na de andere en ze stierven alle drie onder mannelijke erfgenamen te hebben bij hun vrouwen, de koningin. Dit bemerkten die van Frankrijk en kozen Filips van Valois koning van Frankrijk te zijn, want de goede koning Sint Lodewijk was zijn grootvader. En de Fransen merkten, al was de koningin van Engeland gekomen van de oudste zoon van Sint Lodewijk en Filips van Valois van de jongste zoon van Sint Lodewijk de kroon van Frankrijk mocht niet komen nog versterven op een vrouw, hierom zo rees zoՠn oorlog dat Frankrijk daar bij Eduard, de prins van Valois, de oudste zoon van koning Eduard, in vele plaatsen geroofd en geplunderd werd. En omdat graaf Lodewijk van Vlaanderen het hield aan de zijde van de koning van Frankrijk, daarom wilden de Engelse die Vlamingen geen wol zenden nog verkopen waarbij dat er vele wevers en volders allen verloren gingen en moesten gaan om hun brood. En die van Gent zagen hun volk zonder nering en kozen een kapitein Jacob van Ertvelde die alliantie makte met de Engelsen. En aldus rees weer een oorlog op in Vlaanderen tegen graaf Lodewijk, de natuurlijke heer der Vlamingen, en de koning van Frankrijk. Die oorlog duurde zeer lang omdat Jacob van Ertvelde, mitsgaders de drie steden Gent, Brugge en Ieper waren gunstig de Engelse koning en riepen in de ballingen. Dit vernam [fol. lv.v] graaf Lodewijk en nam met hem vrouw Margriet, zijn wijf, en zijn zoon Lodewijk en trok te Parijs bij de koning van Frankrijk. Item, die van Gent sloegen te Brugge dood vele makelaars in het jaar 1339 en dat gebeurde in de Vlamingstraat bij de beurs. Item, anno domini 1340 waren twee kardinalen legaten gezonden om de vrede te bespreken tussen de twee koningen van Frankrijk en van Engeland, maar de koning van Engeland die zei dat hij Frankrijk wilde hebben en bezitten en hij had een deel met het zwaard gewonnen en alzo meende hij alles te winnen. En hij kreeg tot zijn hulp de keizer van Rome met de Duitse heren, de hertog van Brabant, van Gelre en van Gulik en van Henegouwen en Jacob van Ertvelde met de drie belangrijkste steden van Vlaanderen. Koning Eduard had met zijn volk beroofd al Artois, Vermandois en Picardie en het land van Guise, Boulogne en al de zeekant tot Normandië toe. Toen dit gedaan was zo voer de koning van Engeland naar zijn land en ook vele van die prinsen omdat de winter op handen was. Dit merkte de koning van Frankrijk dat ze vertrokken waren en kwam de zomer daarna in Vlaanderen met een grote vloot van schepen uit Normandië en hertog Jan van Normandië was de leider ervan. |
Hier volcht den wijch ten Hazegarse, byder Sluys. DIe fransoysen ende dye Normans quamen in Vlaendren, ten azegarse byder Sluys. Dit vernemende die coninck van Inghelandt, quam den Normans vp den steert, ende die Inghelschen midts der hulpe vanden vlaminghen, versloughendaer alle die fransoysen ende die Normans. Dit was int iaer xiijc.ende.xl.vp sint Ians auent midsomers Ende naer denvoorseyde wijch, doe ghinc Iacob van Eertuelde belegghen die stede van Doornicke, die van bethunen, van Rijchele vanschetin, van duway, ende van orchies. Ende die schade die die.coninc.edewaert van Ingelant ghedaen [fol. lvi.r] hadde, ende die moort den voornoemden steden ende harencasselryen, dat en ware niet wel om scriuen. Die coninc vanVranckerijcke Phelips van Valois dit verhoorende, quam met eenen groten heercrachte omme ontset te doene die vanDoornicke, maer int neder commen, siende dat dat lant vanArtoys ende van Vermandoys so deerlic verdestrueirt was, endeal dat volc meest doot gheslegen vanden Inghelschen, voorwaer des Conincx moet van Vranckerijcke besweeck hem, ende hy en lach nieuwers stille dan in stercke sloten ofte in weerachteghe steden, ende dat huyt onsich vander macht vanden coninc van Inghelant, die welcke coninc van Vranckerijcke hadde gheprocureirt dat die twee cardenalen quamen omme te tracteirene van paeyse, want hi en was niet sterc ghenouch, so hem ooc wel dochte, omme te beuechtene den coninc vanInghelant ende die vlaminghen, ende aldus poochde hem die coninck omme paeys te makene met Iacob van eerdtuelde, ende met den.iij.steden van Vlaendren. Ende daer waren gherelaxeirt die sententien van verwatenesse die de coninc daer te voren hadde gheprocureirt aen den Paeus, ende daer of was een bulle, dat soe wanneer die vlaminghen rebel souden sijn yeghens haren graue, so wast ces in Vlaendren, ende dit was omme dat die vlaminghen hadden gherebelleirt yeghen den coninc voornoemt, ende den graue Lodewijc, welcke lettere in dit tractaet van paeyse voor Doornicke ghscuert ende te nyeuten ghedaen was by den twee cardenalen, want in dit ces en mochtmen gheen messe doen in eeneghe kercke binnen Vlaendren, noch yement tsacrament gheuen, noch kindren doopen, noch nyement int ghewijde begrauen. Ende dese voorseyde cardenalen vercreghen een bestandt van sinte Mattheus dage tot sint Ians messe daer naer, twelc was wel.x.maenden, met sekere beloften die hi beloefde den coninc van Inghelandt, ende die paeys wardt ghemaeckt tusschen den Coninc van Vranckerijcke, den graue Lodewijc, ende den ghemeenen lande van Vlaendren vp condicie dat die coninc liuereren soude dye bullen voor doornicke, binnen.xiiij.daghen, ende dat doen becondeghen al Vlaendren duere, dattet niet interdict noch in tverwaet en ware. Ende voordt dat die coninck van Vranckerijcke ende Lodewijc vergheuen souden den vlaminghen al tghene, dies si hem beeden mochten mesdaen hebben, yegens haerlieder hoocheyt ofte heerlicheden, ende vp dese condicie was die bulle gheschuert, alst voren gheseyt es Ende corts daer naer soe trac die coninck van Inghelant te sinenlande, ende die coninck van Vranckerijcke naer Parijs, ende corts soe quam die graue Lodewijc int lant. Ende aldus so was Doornicke ontset ghedaen sonder groot grief vander stede, maer die graue Lodewijc in Vlaendren sijnde, dye drie steden onderwonden hem vanden regemente vanden lande vanVlaendren, ende si hilden die ballinghen binnen den lande. Endeomme dat die graue Lodewijc niet en mochte hebben dat regement vanden ontfanghe te sijnen wille, hi liet Vlaendren ende trac in Vranckerijcke Item int iaer.xiijc.ende.xliiij.in tbeghinsel vanden iare, omme dat die van poperinghe maecten lakenen ghelijc dye van yperen, ende conterfayten hare lakenen, so ghingen die van ypre ghewapender hant, ende maecten eenen Ian van houtkercke hueren capyteyn, ende ghinghen vp die van Poperinghe, endedie van poperinghe maecten Iacob bets haren capiteyn, endeghinghen te ghemoete die van Ipere. Daer was seere gheuochten, maer die van Poperinghe bleuen tonder, ende Iacob bes haren Capiteyn was daer doot ghesleghen van die van ypre, ende vele van Poperinghe warer gheuanghen, ende typre gheleet. |
Hier volgt de strijd te Hazegarse (Zwin ?) bij ter Sluis. De Fransen en de Normandirs kwamen in Vlaanderen, te azegarse bij Sluis. Dit vernam de koning van Engeland en kwam de Normandirs op de staart en de Engelsen mits de hulp van de Vlamingen versloegen alle Fransen en Normandirs. Dit was in het jaar 1340 op Sint-Jans avond midzomer. En na die strijd toen ging Jacob van Ertvelde belegeren de stad Doornik, die van Bethune, van Rijsel, van Schetin (?), van Dowaai en van Orchies. En die schade die koning Eduard van Engeland gedaan [fol. lvi.r] had en de moord op die steden en hun wetsgebieden dat was niet goed te beschrijven. De koning van Frankrijk Filips van Valois hoorde dit en kwam met een groten legermacht om ontzet te doen die van Doornik, maar in het aankomen zag dat het land van Artois en van Vermandois zo deerlijk vernield was en al dat volk meest dood geslagen van de Engelsen, voorwaar de moed van de koning van Frankrijk bezweek hem en hij lag nergens stil dan in sterke burchten of verweerbare steden en dat uit ontzien van de macht van de koning van Engeland, de koning van Frankrijk had geprocedeerd dat de twee kardinalen kwamen om over vrede te onderhandelen, want hij was niet sterk genoeg, zo hij dacht, om de koning van Engeland en de Vlamingen te bevechten, en aldus probeer de koning om vrede te maken met Jacob van Ertvelde en met de 3 steden van Vlaanderen. En daar waren uitgesproken de oordelen van verwijten die de koning daar tevoren had geprocedeerd aan de paus en waarvan een bulle was dat zo wanneer de Vlamingen rebels zouden zijn tegen hun graaf dan was het ces (ban?) in Vlaanderen en dit was omdat de Vlamingen hadden gerebelleerd tegen de koning en graaf Lodewijk, welke letter in dit traktaat van vrede voor Doornik gescheurd en te niet gedaan was bij de twee kardinalen, want in deze ban mocht men geen mis doen in enige kerk binnen Vlaanderen, nog iemand sacrament geven, nog kinderen dopen, nog iemand in het gewijde begraven. En deze kardinalen kregen een bestand van Sint Mattheus dag tot Sint-Jans mis daarna, wat wel 10 manden was met zekere beloften die hij beloofde de koning van Engeland en de vrede werd gemaakt tussen de koning van Frankrijk, graaf Lodewijk en het algemene land van Vlaanderen op conditie dat de koning leveren zou de bullen voor Doornik binnen 14 dagen en dat laten verkondingen al Vlaanderen door zodat het niet in het verbod nog in de ban was. En voort dat de koning van Frankrijk en Lodewijk vergeven zouden de Vlamingen al hetgeen dat ze hen beiden mochten misdaan hebben tegen hun hoogheid of heerlijkheid, en op deze conditie was de bulle gescheurd. En kort daarna zo trok de koning van Engeland naar zijn land en de koning van Frankrijk naar Parijs en gauw zo kwam graaf Lodewijk in het land. En aldus zo was Doornik ontzet gedaan zonder groot ongerief van de stad, maar toen graaf Lodewijk in Vlaanderen was onderwonden de drie steden zich van het regiment van het land van Vlaanderen en ze hielden de ballingen binnen het land. En omdat graaf Lodewijk niet mocht hebben dat regiment van te ontvangen tot zijn wil verliet hij Vlaanderen en trok in Frankrijk. Item, in het jaar 1343 in het begin van het jaar om dat die van Poperinge laken maakten gelijk die van Ieper en beschilderden hun lakens zo gingen die van Ieper gewapende had en maakten een Jan van Uitkerke hun kapitein en gingen op die van Poperinge en die van Poperinge maakten Jacob Bets hun kapitein en gingen tegemoet die van Ieper. Daar werd zeer gevochten, maar die van Poperinge bleven ten onder en Jacob Bets, hun kapitein was daar dood geslagen van die van Ieper en velen van Poperinge waren er gevangen en te Ieper geleid. |
[Den tweeden dach van Meye en vijfsten dach van Hoymaent] Item int iaer va.xiijc.ende xlv.vp den tweeden dach van Meye, diemen doe hiet den quaden maendach, so vochten binnen der stede van ghent die weuers teghen die vulders vp die groote marct, ende dye weuers ghinghen te bouen, ende dat quam omme dat die vulders wilden hebben vier groote meer vaneenen lakene dan die weuers wilden gheuen. Ende Gheeraert denijs Dekene vanden weuers, ghinc met sinen volcke vp dye marct, ende Iacob van eertuelde dye volchdese. Dit verhoorde Ian baken dekene vander cleender neeringhe, hi quam met een grote menichte van vulders ende vanden anderen ambachten. Daer word Ian bake ende sijne kinderen doot [fol. lvi.v] ghesleghen, ende een deel van vulders ende vander cleender neeringe, die weuers ghinghen te bouen. Ende omme dese vechtinghe rees in ghendt een grote diuisie, ende een groot gheschil. Ende binnen den seluen iare vp den vijfsten dach vanHoymaent, so quam die coninck van Inghelant ter sluys, met C.ende.xxx.schepen, ende ontboodt Iacob van Eerdtuelde, die totten coninck ter Sluys ghinc, ende hi begheerde dat die graue Lodewijck hem manschip doen soude vanden graefschepe vanVlaendren, of hi soude den prinche van Waels sinen sone maken graue van Vlaendren. Hier inne so consenteirde Iacob van Eerduelde. Ende daer omme als Iacob van Eertuelde dit proponeirde den lieden van Ghendt, die weuers sloughen Iacob van Eertuelde doot, ende daer toe noch thien mannen vanden eerlijcksten van sijnder familie. Ende dit gheschiede des sondaechs naer Marien magdalenen. Ende Iacobs van Eertuelde huys, ende die huysen vanden.x.persoonen, die van sinen rade waren, worden alle in sticken ghebroken, omme dieswille dat si gheerne ghesien hadden dat des Conincx sone van Inghelant graue van Vlaendren gheweest hadde. Alst dyt verhoorde die coninc van Inghelant, dat Iacob van Eertuelde doot gheslegenwas, hi keerde weder in Inghelant. Ende binnen den seluen iare bleef in Vrieslant die graue van Henegauwe versleghen, endealle die met hem waren te melchuse, tusschen Staure endewolkelsteyn. Anno domini.xiijc.ende.xlvi.cortsnaer sint Ians dach midsomers, so quam die coninc van Inghelant weder ouere met groter macht, ende destrueirde al Normandyen, ende vinc alle die edele ende die rijcke, ende hi wan die stede van Caen, ende verbrandese ende selgierde al Normandyen tot Poisy toe, ende hy stacker tvier inne. Ende voort quam hi tot parijs toe, ende daelde neder tot Beeuuays, ende tot Abbeuijle, in Poitieu, ende die Coninck met eenen groten heercracht quam te Kerssy, met den keyser, ende met den coninc van Bemen. |
[De tweede dag van mei en vijfde dag van juli] Item, in het jaar 1345 op de tweede dag van mei die men toen noemde kwade maandag zo vochten binnen de stad Gent de wevers tegen die volders op de grote markt en de wevers gingen te boven en dat kwam omdat de volders wilden hebben vier grote meer van een laken dan de wevers wilden geven. En Gheeraert Denijs, deken van de wevers, ging met zijn volk op de markt en Jacob van Ertvelde die volgde ze. Dit hoorde Jan Baken, de deken van de kleine nering en kwam met een grote menigte van volders en van de andere ambachten. Daar werd Jan Baken en zijn kinderen dood [fol. lvi.v] geslagen en een deel van volders en van de kleine nering, de wevers gingen te boven. En om dit vechten rees in Gent een grote verdeeldheid en een groot geschil. En binnen hetzelfde jaar op de 5de dag van juli zo kwam de koning van Engeland ter Sluis met 130 schepen en ontbood Jacob van Ertvelde die naar de koning ter Sluis ging en hij begeerde dat graaf Lodewijk hem manschap doen zou van het graafschap van Vlaanderen of hij zou de prins van Wales, zijn zoon, graaf van Vlaanderen maken. Hierin zo stemde toe Jacob van Ertvelde. En daarom toen Jacob van Ertvelde dit voorstelde de lieden van Gent sloegen de wevers Jacob van Ertvelde dood en daartoe nog tien mannen van de fatsoenlijkste van zijn familie. En dit geschiedde de zondag na Maria Magdalena. En het huis van Jacob van Ertvelde en de huizen die de 10 personen die van zijn raad waren werden allen in stukken gebroken omdat ze graag gezien hadden dat de koningszoon Engeland graaf van Vlaanderen geweest was. Toen dit de koning van Engeland hoorde dat Jacob van Ertvelde dood geslagen was keerde hij weer in Engeland. En binnen hetzelfde jaar bleef in Friesland de graaf van Henegouwen verslagen en allen die met hem waren te Molkwerum, tussen Stavoren en Wolkelsteyn (?) anno domini 1346 kort na Sint-Jans dag midzomer en zo kwam de koning van Engeland weer over met grote macht en vernielde al Normandi en ving alle edelen en de rijken en won de stad Caen, en verbrandde het en bestormde al Normandie tot Poisy toe en hij stak er het vuur in. En voort kwam hij tot Parijs toe en daalde neer tot Beauvais en tot Abbeville, in Poitou en de koning met een grote legermacht kwam te Crcy met de keizer en met de koning van Bohemen |
Den wijch van Kerssy. [fol. lvij.r] LOdewijc die graue van Vlaendren, die graue van Alenchon, vanErricourt, ende vele edele princhen vochten yeghen die Inghelschen. Die fransoysen waren bet dan.Lm.sterc, nochtan die coninck van Inghelant hadde dye victorie, duer al dat hy nauwe hadde.xvi.duysent mannen, twelcke dede tverraet schip vanden graue van Alenchon. Maer dient genoteirt, hoe hier die coninc van Ingelandt eer hi ouer quam, screef schimpege letteren aen den Coninck van Vranckerijcke aldus luydende. Nous signifions a vous Phelippe de valois marchant de feil en franche que vous venez a sens en ponthieu nous vous attenderons. etc. Ende dye coninc.van Vranckerijcke screef hemweder omme aldus, als hier naer volcht. Nous phelippe Roy de franche a toy rescript, qui es marchant angloys des laynes, et pour ce que tu nas point grandement gaingne a tes laynes, mays as assez perdu, et pour ce que tu nas cure daller en engleterre, et es deuenu robeur et pilleur des poures gens de Franche et murdrier, mes nous te viendrons visiter en brief escript a Parijs la vigile de lassumpcion de la glorieuse mere de dieu. etc. Die coninc Phelips van Vranckerijcke quam met.lxm.mannen sterc, ende hy duchtede dat hem die.coninc.van Ingelant ontgaen soude. Ende dese.ij.coninghen vergadereden bi Abbeuyle in Pontieu, inden bosch van kersy. Die.coninc.van Ingelant hadde lieuer eerlicken te steruene voor sijn recht, ende dat te beschermene met ten sweerde, dan schandelicke den Coninck van Vranckerijcke te ontvliedene, niet yeghenstaende dat hy daer maer bi hem en hadde ontrent.xi.duysent mannen, ende hi sach dye fransoysen in so groter menichte yegens hem commen, als voorseyt es. Ende daer omme maecte hi drie scharen vansinen volcke, ende stelde sinen sone den prinche van Waels in die eerste, met.v.duysent mannen van sinen vroomste lieden van wapenen, ende hi ordonneirde metten anderen.vi.duysent mannen twee andere scharen, die sinen sone den prinche van Waels, in dient noot ware ten onderstande commen souden vantwee siden aen, so si deden, hoe wel dat sy lettel ende in cleender menichte waren. Die coninc Phelips van Vranckerijcke ordonneirde oock sijn volc in drie scharen ofte battaelgien, waer of waren in die eerste schare alle dye machtichste ende meeste princhen, te wetene al voren die Keyser, die coninc van Bemen, dye graue Lodewijc van Vlaendren, die graue van Alenchon, tsconincx broeder van Vranckerijcke, ende die graue vanAricourt, so dat si waren in die voorseyde eerste schare, bet dan.xx.duysent starck, wel ghewapent, ende alle te peerde, nochtan ghecreghen die Inghelschen dye victorie, maer dat quam toe by eenen verraetschepe vanden graue van Alenchon, dye welcke verradelick doot slouch inden wijch den graue Lodewijc van vlaendren Dit siende die here van ghistele, wrack sinen here ende graue, ende slouch doot den graue vanAlenchon daer soubijt ter seluer stont, dye welcke heer vanGhistele worde daer seere ghequetst vanden here Gautier Le gryse. Ende die vlaminghen worden vechtende yeghen die noormantsche heren, omme te wrekene hueren natuerlijcken here ende prinche. Ende die fransoysen ende die noormans worden vlyende, ende hiermede worde den wijch verloren, midts dat die coninc phelips van Valoys coninck vanVranckerijcke vloodt tot Amyens toe, ende Lodewijc van male sgrauen Lodewijcx sone en was doe maer oudt.xvi.iaren, nochtan was hi daer mede in dien strijt, daer hi ooc seere ghequetst was, maer hi volchde den coninc phelips van vranckerijcke Tamiens binnen, daer dedene die coninck meesteren ende ghenesen. Item desen wijch gheuiel vp Sinte Berthelmeeus auent, den.xxiij.dach in Oostmaent. Anno domini.M.CCC.endexlvi.Ende naer dat die coninc van Inghelandt met sinen volcke van danen vertrocken was, die ionghe Graue Lodewijc van Male dede den lichame van sinen vadere soucken onder die versleghene doode lichamen, ende dedene eerlicke begrauen te sinte Rijkiers te Pontieu int cloostere. Maer ouer.vi.iaren daer naer, so was hi ontgrauen, ende die graue Lodewijc van malen dedene voeren te Brugghe, ende met grooter solempniteyt wedere begrauen tsinte Donaes, inden choor voor den hoghenoutaer. Anno domini.xiijc.ende.lij. [fol. lvij.v] |
De strijd van Crcy. [fol. lvij.r] Lodewijk, graaf van Vlaanderen, de graaf van Alenon, van Verricourt en vele edele prinsen vochten tegen de Engelsen. De Fransen waren meer dan 50 000 sterk, nochtans de koning van Engeland had de victorie door al dat hij nauwelijks 16 000 mannen had wat het verraad deed van de graaf van Alenon. Maar dient genoteerd hoe hier de koning van Engeland eer hij over kwam schimpende brieven schreef aan de koning van Frankrijk die aldus luiden; Nous signifions a vous Phelippe de valois marchant de feil en franche que vous venez a sens en ponthieu nous vous attenderons. etc. En de koning van Frankrijk schreef hem wederom aldus, als hierna volgt. Nous phelippe Roy de franche a toy rescript, qui es marchant angloys des laynes, et pour ce que tu nas point grandement gaingne a tes laynes, mays as assez perdu, et pour ce que tu nas cure daller en engleterre, et es deuenu robeur et pilleur des poures gens de Franche et murdrier, mes nous te viendrons visiter en brief escript a Parijs la vigile de lassumpcion de la glorieuse mere de dieu. etc. De koning Filips van Frankrijk kwam met 40 000 mannen sterk en hij vreesde dat de koning van Engeland hem ontgaan zou. En deze 2 koningen verzamelden bij Abbeville in Ponthieu in het bos van Crcy. Die koning van stierf liever fatsoenlijk voor zijn recht en dat met het zwaard te beschermen dan schandelijk de koning van Frankrijk te ontvlieden, niet tegenstaande dat hij daar maar bij hem had omtrent 11 000 mannen en hij zag de Fransen in zoՠn grote menigte tegen hem komen. En daarom maakte hij drie scharen van zijn volk en stelde zijn zoon, de prins van Wales, in de eerste met 5000 mannen van zijn dapperste lieden van wapens en hij ordonneerde met de andere 6000 mannen twee andere scharen die zijn zoon, de prins van Wales, indien het nood was tot onderstand komen zou van twee zijden aan, zo ze deden, hoewel dat ze weinig en in kleine menigte waren. De koning Filips van Frankrijk ordonneerde ook zijn volk in drie scharen of battalies waarvan waren in de eerste schaar alle machtigste en grootste prinsen, te weten al voor de keizer de koning van Bohemen, graaf Lodewijk van Vlaanderen, de graaf van Alenon, de broeder van de koning Frankrijk, en de graaf van Verricourt zodat ze waren in die eerste schaar meer dan 20 000 sterk en goed gewapend en allen te paard, nochtans kregen de Engelsen de victorie, maar dat kwam toe door verraad van de graaf van Alenon die verraderlijk dood sloeg in de strijd graaf Lodewijk van Vlaanderen Dit zag de heer van Gistel en wraakte zijn heer en graaf en sloeg de graaf van Alenon daar subiet terzelfder tijd dood. De heer heer van Gistel werd daar zeer gekwetst van de heer Gautier Le Gryse. En de Vlamingen begonnen te vechten tegen de heren van Normandië heren om hun natuurlijke heer en prins te wreken. En de Fransen en de Normandiërs begonnen te vlieden en hiermee werd de strijd verloren, mits dat koning Filips van Valois, koning van Frankrijk, vloog tot Amiens toe en Lodewijk van Malen de zoon van Lodewijk, was toen maar 16 jaren oud, nochtans was hij daarbij in die strijd waar hij ook zeer gekwetst werd, maar hij volgde koning Filips van Frankrijk te Amiens binnen en daar deden de dokters van de koning hem genezen. Item, deze strijd viel op Sint Bartholomeus avond, de 23ste dag in augustus anno 1346. En nadat de koning van Engeland met zijn volk vandaar getrokken was liet de jonge graaf Lodewijk van Male het lichaam van zijn vader zoeken onder de verslagen dode lichamen en liet hem fatsoenlijk begraven te Sint Riquier te Ponthieu in het klooster. Maar een 6 jaren daarna zo was hij ontgraven en graaf Lodewijk van Male liet hem voeren te Brugge en met grote plechtigheid weer begraven te Sint Donaas in het koor voor het hoge altaar anno domini 1352. [fol. lvij.v] |
Hier dient ghenoteirt, twelcke ghebuerde een deel tijts hier te voren, mer was hier in vergheten te scriuene vanden goeden keyser heyndrick. ANno domini.xiijc.ende.viij.Heyndric van Vlaendren graue vanLutcenburch wordt byden ghemeenen cooruorsters vanden rijne ghecoren ouer eenen coninc ende keysere van Roomen te sine, ende hi badt sine ooms dat si wilden taken commen bi hem, omme hem te eruene, want hi moeste daer sine crone ontfangen. Daer quamen tot hem sine ooms, als die ghebroeders van sinen vadere. Eerst Ian die bisscop van Luydeke, Phelips van Namen, Guy van Vlaendren, Robrecht graue van Vlaendren met sine twee sonen, Lodewijc ende Robrecht, Mattheus here van Loraynen, die here van sinte Goubaen, dye here van couchy. Dese heren waren sgrauen Robrechts dochteren mans, die welcke heren quamen daer seer notabelicke, ende met grooter cierhede binnen der stede van Aken, ende alle dese heren waren ghecommen vanden graue Guy van Vlaendren Ende die vanAken deden den voorseyde keyser Heindric hare poorten opene, ende ontfinghen hem met groter eeren ende weerdicheden, ende wordt aldaer ghecroont metter stalen croone, ende hadde daer sijn gheploghene recht. Item van Aken so trac hy voort te vranckeuoort, ende die voornoemde heren, die kinderen vanden graue Guy, ende ooc huerlieder kinderen trocken metten keyser te Vranckeuoort, daer hi ende si lieden eerlicken ontfanghen waren, ende hi ontfinc aldaer die ander croone. ende hi bleef daer alle dienwinter duere. Sijn ooms ende sine rechtsweers, ende alle die heren namen oerlof aenden Keyser Heyndrick, ende elc voer te sine landewaerts. Het was daer een segghen in duytsche lant, dat binnen corten iaren, die vlaminghen, metsgaders die hulpe vanden keyser Heindric souden den Coninc van Vranckerijcke, ende al sijn lant tondere bringhen, ende also ouerheer wordenvan der croone, ende van alle den walschen lande. Dese nyeumare quam te Parijs, ende voor den coninck Phelips huyten welcken hi wordede gram, ende vergaderde al tghemeente van Vranckerijcke, ende badt den Graue van Sauoyen, van Foys, ende van Ermengac, ende gaf hem lieden saudye, ende quamente vlaendren waert, omme dat te nyeuten te doene, endequamen tot Aryen. Ende die coninck hoorde segghen dat die vlaminghen hem vp sijn comste voorsien hadden, ende dat si vromer waren dan hi, ende dat haerlieder volc bet was ghewapent, dan tsijne, so dat hi niet en dede dat hi meende te doene, maer vloodt, ende track weder omme met sijnen volcke te Parijs waert. Ende van dier tijt voort so sochte hy middel endemaniere hoe datmen den keyser Heindric soude moghen ter doot brenghen, ende doen steruen bi venijne. Die Coninc Phelips van Vranckerijcke ende die Coninc van Nauaren, dese namen in hueren raet dat een meester van groter namen, gheboren vanMylanen, ende was gheheeten meester Bernardus de monte pesano, al datmen dien gheuen soude een eerlic Bisschopdom ende hy soude hebben een beuel oock vanden paeus, om te wesene een cappellaen, ende biechtuadere vanden Keysere Heyndrick. Ende ouermits dat die keyser was meester in aerten, ende ghelicentiert in Loyen, hy was seere deuoot, ende plach dicwille vp hoghe feesten dat heleghe sacrament tontfane Aldus byden beuele vanden paeus ende ter bede vanden voorseydetwee coningen, die voorseyde meester Bernardus nam tlast den keyser te vergheuene, ende hi track van Parijs te sijnen lande waert, te Mylanen. Ende ontbeydende den keyser, corts naer paesschen soe track die keyser van Vranckeuoort te Mylanen, om sine derde croone, ende die van Mylanen ontfinghen hemmet groter weerdicheden, ende hi ontfinck daer sine derde croone. Ende dese meester Bernardus was wel bekent mettenkeyser, want als die Keyser te Parijs ter scholen lach, endestudeirde in decreten, si woonden deen byden anderen, ende die Keyser ontfinckene als een confessuer tsinen rade, ouermidts dattet ooc tspaeus wille was ende begeerte. Ontrent.s.Luycxdach voer die Keysere te Pysen, ende vp den alre heleghen dach daer naer smorghens, so nutte die voorseyde goede keyser Heyndric met grooter deuocien dat heleghe Sacrament, ende als hijt ghenut hadde, men schanc [fol. lviij.r] huyt een der Ampulle wijn, met venijne gheminghet inden kelct, daer die selue meester Bernardus dye misse mede ghedaen hadde, ende men gaft den keyser heyndrick also te drincken. Die keyser worts gheware binnen den derden daghe dat hi yet quaets ghenut hadde, ende wardt hertelicken sieck. Terstont dye medecijns ontboden sijnde, seyden dat hi fenijn in hadde, endedat hem datte ter herten ghesleghen was, ende sijns en was gheenen anderen raet, dat dat hi hem soude voughen te gode waert, ende al sijn dinghen vp tcortste soude doen ordonneren, want hi soude cortelinge van deser weerelt scheeden. Aldus ouerleedt hy te Pysen, vp den vij.dach in Nouembre. Anno domini.xiijc.ende.xiij. |
Hier dient genoteerd wat een tijdje daarvoor gebeurde, maar was hierin vergeten de schrijven van de goede keizer Hendrik. Anno domini 1308, Hendrik van Vlaanderen, graaf van Luxemburg, werd bij de gewone keurvorsten van de Rijn voor een koning en keizer van Romen gekozen keizer te zijn en hij bad zijn ooms dat ze wilden te Aken komen bij om hem te eren, want hij moest daar zijn kroon ontvangen. Daar kwamen tot hem sine ooms als de broeders van zijn vader. Eerst Jan, de bisschop van Luik, Filips van Namen, Guy van Vlaanderen, Robrecht, graaf van Vlaanderen met zijn twee zonen, Lodewijk en Robrecht, Mattheus, heer van Lorraine, de heer van Saint-Gobain, de heer van Coucy. Deze heren waren de mannen van de dochters van graaf Robrecht en die kwamen daar zeer notabel en met grote sierlijkheid binnen de stad Aken en al deze heren waren gekomen van graaf Guy van Vlaanderen En die van Aken deden keizer Hendrik hun poorten open en ontvingen hem met groter eer en waardigheid en werd aldaar gekroond met de stalen kroon en had daar zijn gepleegde recht. Item, van Aken zo trok hij voort naar Frankfort en die heren, de kinderen van de graaf Guy, en ook hun kinderen trokken met de keizer naar Frankfort waar hij en zijn lieden fatsoenlijk ontvangen waren en hij ontving aldaar een andere kroon en bleef daar de hele winter door. Zijn ooms en zijn neven en alle heren namen verlof aan keizer Hendrik en elk voer te zijn land waart. Het was daar een zeggen in Duitsland, dat binnen korte jaren de Vlamingen, mitsgaders de hulp van keizer Hendrik, de koning van Frankrijk en al zijn land zou ten onder brengen en alzo overste heer worden van de kroon en van het hele Waalse land. Dit nieuws kwam te Parijs en voor koning Filips waarom hij gram werd en verzamelde de hele gemeente van Frankrijk en bad de graaf van Savoie, van Foys (?), en van Armagnac en gaf hun soldij en ze kwamen te Vlaanderen waart om dat te niet te doen en kwamen tot Arin. En de koning hoorde zeggen dat de Vlamingen zich op zijn komst voorzien hadden en dat ze dapperder waren dan hij en dat hun volk beter was gewapend dan de zijne zodat hik niet deed dat hij meende te doen, maar vloog en trok weder om met zijn volk te Parijs waart. En van die tijd voort zo zocht hij middel en manier hoe dat men keizer Hendrik ter dood zou mogen brengen en laten sterven door venijn. Koning Filips van Frankrijk en de koning van Navarra namen in hun raad een meester van grote naam en geboren te Milaan en was geheten meester Bernardus de Monte Pesano, als dat men die geven zou een fatsoenlijk bisschopdom en hij zou ook hebben een bevel van de paus om een kapelaan te wezen en biechtvader van keizer Hendrik. En omdat de keizer was meester in kunsten en toegestemd te Lyon, hij was zeer devoot en plag vaak op hoge feesten dat heilige sacrament te ontvangen. Aldus op bevel van de paus en ter bede van de twee koningen nam die meester Bernardus de last aan van de keizer te vergeven en trok van Parijs naar zijn land, naar Milaan. En wachtte op de keizer en kort na Pasen zo trok de keizer van Frankfort naar Milaan om zijn derde kroon en die van Milaan ontvingen met grote waardigheid en hij ontving daar zijn derde kroon. En deze meester Bernardus was goed bekend met de keizer want toen de keizer te Parijs ter school lag en studeerde in decreten woonde de ene bij de andere en de keizer ontving hem als een biechtvader tot zijn raad vanwege dat het ook de wil en begeerte van de paus. Omtrent Sint Lucas dag voer de keizer te Pisa en op Allerheiligen dag daarna ճ morgens zo nuttigde de goede keizer Hendrik met grote devotie dat heilige sacrament, en toen hij het genuttigd had schonk men uit [fol. lviij.r] een ampul wijn met venijn gemengd in de kelk waar die meester Bernardus de mis mee gedaan had en men gaf het keizer Hendrik alzo te drinken. De keizer werd het gewaar en binnen de derde dag dat hij iets kwaads genuttigd had werd hij haastig ziek. Terstond werden de dokters ontboden die zeiden dat hij venijn in had en dat het hem ter harte geslagen was en sinds was er geen andere raad dan dat hij zich zou voegen ter God waart en al zijn dingen op het kortst zou ordonneren want hij zou gauw van deze wereld scheiden. Aldus overleed hij te Pisa op de 7de dag in november anno domini 1313. |
Hier commen wi weder tonser materie, sprekende vanden Graue Lodewijck van Male, die welcke was die.xxvi.Graue in Vlaendren. Dat.xxxij.capittel. LOdewijc van Male, Lodewijcx sone van Nyueers een ionghelinc van.xvi.iaren, hi was mede inden wijch, te Kerssy met den coninc Phelips van Valoys, daer hy seere ghequetst was, ende hy voer metten coninc sinen neue te Amyens, die hem rudder maecte. Ende hie dede hem manschip vanden graefschepe vanVlaendren, ende van Nyueers. Dese Graue Lodewijck hadde vele heerschepyen in naercommenden tijden, als Vlaendren, Artoys, Niueers, Retheers, Bourgoengnien, here palatijn, van Salynes, here van Mechelen, ende van Antwerpen, ende hi conquesteirde Brabandt metten sweerde, ende want vechtender hant, ende hi liet inden handen van sijnder zwaessenede Iehannen sijns wijfs houdtste sustere te haren lijue, maer naer hare doot, so nam hijt weder te hemwaert. Item den wijch te Kerssy ghedaen sijnde, die coninc vanIngelandt die daer die victorie hadde, trac in Normandyen al dat lant destruerende, rouende, ende verbarnende. Binnen deser tijt, so sandt die paeus.ij.cardenalen nederwaerts, omme dese twee coninghen te accoordeirne, ende si quamen te Lizieux in Normandyen, daer waren si qualic vanden Inghelschen endevanden waloysen ghehanteirt, want si quamen daer te vergheefs, ende waren selue berooft, ende en mochten niet vulcommen noch ghedoen, daer omme dat si ghesonden warenvanden paeus. Ende naer dien dat die coninc van Inghelandt al tlant van Normandyen verdoruen hadde, hi keerde weder te Pontieu, te Beunen, te ghuyse, te Marcke, te Calis, ende daer vandt hy vele schepen in die hauene met Artylgerie, met vitaelie, die hem huyt Inghelandt ghesonden waren, om Calis te belegghene. |
Hier komen we weer tot onze materie en spreken van graaf Lodewijk van Male, de 26ste graaf in Vlaanderen. Dat 32ste kapittel. Lodewijk van Male, de zoon van Lodewijk van Nevers, een jongeling van 16 jaren die mede in de strijd was te Crocy met de koning Filips van Valois waar hij zeer gekwetst was en hij voer met de koning, zijn neef, te Amiens die hem ridder maakte. En hij deed hem manschap van de graafschappen van Vlaanderen, en van Nevers. Deze graaf Lodewijk had vele heerschappijnen in nakomende tijden, als Vlaanderen, Artois, Nijvers, Rethel, Bourgondië, paltsgraaf van Salines, heer van Mechelen en van Antwerpen en hij veroverde Brabant met het zwaard en won het vechtenderhand en hij liet het in de handen van zijn schoonzuster Jehanne, de oudste zuster van zijn wijf, in haar leven maar na haar dood zo nam hij het weer terug. Item, toen de strijd te Crcoy gedaan was en de koning van Engeland daar victorie had trok hij in Normandië en vernielde al dat land, rovend en brandend. Binnen deze tijd zo zond de paus 2 kardinalen nederwaarts om deze 2 koningen overeen te laten komen en ze kwamen te Lisieux in Normandië, daar werden ze slecht van de Engelsen en Walen gehanteerd, want ze kwamen tevergeefs en werden zelf beroofd en mochten niets volkomen nog doen waarom dat ze gezonden waren van de paus. En nadat de koning van Engeland al het land Normandie verdorven had keerde hij weer te Ponthieu, te Boulogne-sur-Mer, te Guise, te Arques, te Calais, en daar vond hij vele schepen in de haven met artillerie en met voedsel die hem uit Engeland gezonden waren om Calais te belegeren. |
Hier commen wi weder tonser materie, sprekende vanden Graue Lodewijck van Male, die welcke was die.xxvi.Graue in Vlaendren. Dat.xxxij.capittel. LOdewijc van Male, Lodewijcx sone van Nyueers een ionghelinc van.xvi.iaren, hi was mede inden wijch, te Kerssy met den coninc Phelips van Valoys, daer hy seere ghequetst was, ende hy voer metten coninc sinen neue te Amyens, die hem rudder maecte. Ende hie dede hem manschip vanden graefschepe vanVlaendren, ende van Nyueers. Dese Graue Lodewijck hadde vele heerschepyen in naercommenden tijden, als Vlaendren, Artoys, Niueers, Retheers, Bourgoengnien, here palatijn, van Salynes, here van Mechelen, ende van Antwerpen, ende hi conquesteirde Brabandt metten sweerde, ende want vechtender hant, ende hi liet inden handen van sijnder zwaessenede Iehannen sijns wijfs houdtste sustere te haren lijue, maer naer hare doot, so nam hijt weder te hemwaert. Item den wijch te Kerssy ghedaen sijnde, die coninc vanIngelandt die daer die victorie hadde, trac in Normandyen al dat lant destruerende, rouende, ende verbarnende. Binnen deser tijt, so sandt die paeus.ij.cardenalen nederwaerts, omme dese twee coninghen te accoordeirne, ende si quamen te Lizieux in Normandyen, daer waren si qualic vanden Inghelschen endevanden waloysen ghehanteirt, want si quamen daer te vergheefs, ende waren selue berooft, ende en mochten niet vulcommen noch ghedoen, daer omme dat si ghesonden warenvanden paeus. Ende naer dien dat die coninc van Inghelandt al tlant van Normandyen verdoruen hadde, hi keerde weder te Pontieu, te Beunen, te ghuyse, te Marcke, te Calis, ende daer vandt hy vele schepen in die hauene met Artylgerie, met vitaelie, die hem huyt Inghelandt ghesonden waren, om Calis te belegghene. |
Hier komen we weer tot onze materie en spreken van graaf Lodewijk van Male, de 26ste graaf in Vlaanderen. Dat 32ste kapittel. Lodewijk van Male, de zoon van Lodewijk van Nevers, een jongeling van 16 jaren die mede in de strijd was te Crocy met de koning Filips van Valois waar hij zeer gekwetst was en hij voer met de koning, zijn neef, te Amiens die hem ridder maakte. En hij deed hem manschap van de graafschappen van Vlaanderen, en van Nevers. Deze graaf Lodewijk had vele heerschappijnen in nakomende tijden, als Vlaanderen, Artois, Nijvers, Rethel, Bourgondië, paltsgraaf van Salines, heer van Mechelen en van Antwerpen en hij veroverde Brabant met het zwaard en won het vechtenderhand en hij liet het in de handen van zijn schoonzuster Jehanne, de oudste zuster van zijn wijf, in haar leven maar na haar dood zo nam hij het weer terug. Item, toen de strijd te Crocy gedaan was en de koning van Engeland daar victorie had trok hij in Normandië en vernielde al dat land, rovend en brandend. Binnen deze tijd zo zond de paus 2 kardinalen nederwaarts om deze 2 koningen overeen te laten komen en ze kwamen te Lisieux in Normandië, daar werden ze slecht van de Engelsen en Walen gehanteerd, want ze kwamen tevergeefs en werden zelf beroofd en mochten niets volkomen nog doen waarom dat ze gezonden waren van de paus. En nadat de koning van Engeland al het land Normandie verdorven had keerde hij weer te Ponthieu, te Boulogne-sur-Mer, te Guise, te Arques, te Calais, en daar vond hij vele schepen in de haven met artillerie en met voedsel die hem uit Engeland gezonden waren om Calais te belegeren. |
[Den vierden dach in Pietmaent en den vijfsten dach van Nouembre] Item vp den vierden dach in Pietmaent naer den wijch vanKerssy, so was die stede van calis beleyt vanden coninc edewaert, ende die vlamingen souden den coninc van Ingelant gheholpenhebben, maer hi seyde dat hi starc ghenouch was. Ende hi badt dat si gaen wilden te Ruhout, te Hesdijn, te Bethune. Ende dye vlaminghen ghinghen al Pycaerdien duere, roouende ende al tlant destruerende. Ende sommeghe Inghelschen waren metten vlaminghen, ende si wierpen ter nedere dat casteel van Ruhout, ende bedoruent, daer naer verdoruen sy Aercke, Bethune, ende Theerenburch. Item een Inghelsch man schoot naer den wederhane vander kercke van onser vrauwe van Theerenburch, [fol. lviij.v] welcken wederhane was een beilde van marye met eender croone vp thooft, ende dye voorseyde Inghelschman schoot naer die croone die tvoorseyde beylde vp thooft hadde omme die of te schietene. Ende terstont brack sinen boghe, ende sinen pijl brack in vele sticken welke sticken quetseden vele Inghelschen vandenghenen dier ontrent waren. Ende by dyen bleec wel dat onsen heere wrack daer soubijtelic die cleenicheyt dyemen sijnder moeder dede ofte doen wilde. Ende daer omme spaerden die Inghelschen die cathedreale kercke van Theerenburch vanbrande, ende baden deuotelic onser vrauwe ghenade. Endeofferden onser vrauwe groote ghiften van haren rooue. ontrent sinte Bauen dach, het regende een gheheele weke lanc, ende het was seer coudt ende die coninc Edewaert waren toe ghecommennoch vele Ingelschen huyten welcken hy gaf oorlof alle die vlaminghen, ende elck ghinc thuyswaerdt, want dye coninc Edewaert hadde doe volcx ghenouch, om den coninc vanVranckerijcke te wederstane, hadde hy willen commen te Calis want die coninc Edewaert en begheerde anders niet dan yeghenden coninck van vranckerijcke te vechtene, om sijn recht dat hy aen Vranckerijcke hadde metten sweerde te vercrijghene. |
[De vierde dag in oktober en de vijfde dag van november] Item, op de vierde dag in oktober na de strijd van Crocy zo was de stad Calais belegerd van koning Eduard en de Vlamingen zouden de koning van Engeland geholpen hebben, maar hij zei dat hij sterk genoeg was. En hij bad dat ze gaan wilden te Rihoult, te Hesdin en te Bethune. En de Vlamingen gingen al Picardië door, rovend en vernielden het hele land. En sommige Engelsen waren met de Vlamingen en ze wierpen te neer dat kasteel van Rihoult en bedierven het en daarna bedierven ze Aercke (?), Bethune, en Throuanne. Item, een Engelsman schoot naar de weerhaan van de kerk van onze Vrouw van Throuanne [fol. lviij.v] en die weerhaan was een beeld van Maria met een kroon op het hoofd en die Engelsman schoot naar de kroon om het eraf te schieten. En terstond brak zijn boog en zijn pijl brak in vele stukken en kwetste vele Engelsen van diegene die er omtrent waren. En daarbij bleek het wel dat onze Heer wraakte die kleinheid die men zijn moeder deed of doen wilde. En daarom spaarden de Engelse de kathedrale kerk van Throuanne van brand en baden devoot onze Vrouwe genade. En offerden onze Vrouwe grote giften van hun roof. Omtrent de dag van Sint Baaf regende het een hele week lang en het was zeer koud en koning Eduard was nog vele Engelsen toegekomen waardoor hij alle Vlamingen gaf en elk ging naar huis want koning Eduard had toen volk genoeg om den koning van Frankrijk te weerstaan, had hij te Calais willen komen want koning Eduard begeerde niets anders dan tegen de koning van Frankrijk te vechten om zijn recht dat hij aan Frankrijk had met het zwaard te krijgen. |
Item vp den vijfsten dach van Nouembre, so quam Lodewijc van Male als een nyeu graue in sijn landt van Vlaendren, endedat ter bede vanden drie steden, ende wordt al omme binnensinen lande eerlicken ontfanghen. Ende byden consente vanden coninc van Inghelandt, so was hi van stede te steden gheleedt, ende hi swoer al omme die preuilegien, rechten, ende statuten, tonder houdene in elcke stede binnen vlaendren, dat si die souden onderhouen ende ghebruycken so si van voren ghedaen hadden, ende die leenhouders deden hem manschip van harenleenen. Ende hi maecte nyeuwe wetten, ende statuten diemenqualicken hilt, want dye vlaminghen en achtens net seere. Ontrent onser vrauwenlichtmisse dach, die vlaminghen endesonderlinghe die van Ghendt wilden den Graue dwinghen denconinc.Edewaert manscip te doene vanden graefschepe vanVlaendren, dwelcke die graue Lodewijc wederseyde, endesprack Als die coninc van Inghelant te Riemen ghecroont wort coninc van Vranckerijcke, dan sal ic hem als een goet ghetrauwe leenhouder manscap doen. Daer naer in die maent van Maerte, die van Ghendt dwonghen den graue Lodewijc dat hi nemen soude vrauwe ysabeele des conincx Edewaerts dochtere te wijue, welcke hi niet gheerne en dede, om dattet sijn naer nichte was, ende om dat men hem daer toe dwanc. Ende dese brulocht was beloeft ende begonnen in dye Abdye te sinte Winnocxberghe, in die presencie vanden coninc Edewaert, endeden hertoghe van Lancaestre, ende die brudegom Lodewijc, ende vele notabele, ende wethouders vanden steden vanVlaendren. Ende daer was ghesloten dat men te paesschen daer naer te Ghendt brulocht soude houden. Ende als alle dinghenvulcommen waren, ende beschict die tot sulcker brulocht behoren, ende omme die te vulcommene, die graue Lodewijc stal hem heymelic wech, ende trac huyt Vlaendren vp den.xxviij.dach in dye Maerte, dwelcke was voor dye paesschen weke, ende hi trac byden coninc van Vranckerijcke, die hi manscip ghedaen hadde, ende hi dede alle sijn dingen bi des conincx van vranckerijcke rade. Dat ghemeente van Vlaendrenwas seere verstoort omme dat die brulocht niet voort en ghinc, si teghent den abten ende den prelaten en den edelen vanVlaendren dier mede ghemoeyt hadden gheweest. Ende daer omme ordonneirden si nyeuwe officiers, dat ballingen enderoouers waren, ende verswoorne lieden, die littel of nyet en hadden, ende maecten settinghen ende pointinghen vp die cloosters, ende vp die clergie, ende vp die rijcke lieden dye denInghelschen contraire waren, of die voor den graue Lodewijc spraken, ende die gherochten te seggene, wel moet ons prinche varen, dat hi Ysabeele sijnder nichte niet te wijue nemen en wilde, alle sulcke lieden die sulcke of gelijcke woorden spraken, of den Inghelschen contrarie waren, worden gebannen of doot gheslegen, of haerlieder goet verbuert. Ende alle ketijuenofficiers dye bedeghen rijcke, met haerlieder exactie endeouerdaet, ende si hilden hem aen die side vanden coninc edewaert, ende onder den tijtel van sijnder moghentheit. Om dat die abt vanden dune was van des princhens raet, ende was met hem ghetrocken in Vranckerijcke, daer by so waren die vandendune swaerlick ghetaxeirt, ende waren ghe [fol. lix.r] stelt te gheuene.ijc.ponden groten stercker munten, elckenstooter Edewaerts moesten si gheuen voor eenen groten. Endeom dieswille dat die muenicken hem excuseirden dat te vele was, ende si en warens niet ghestaet te gheuen, daer om quamen huyt ghendt.vm.sulc daneghe ballinghen, roouers, endevertasserers, ende roofden die.iij.principale Huythouen, die die voorseyde abdye hadde, te wetene te Sande, ter Leepe, ende ten noordthoue, ende staken tvier daer inne, ende verbarndense, ende daer toe soe wierpen si omme die muelen te Heyndxdijck, vp den eersten dach van Wemaent. Anno domini.xiijc.ende.xlvij. |
Item, op de vijfde dag van november zo kwam Lodewijk van Male als een nieuwe graaf in zijn land van Vlaanderen en dat ter bede van de drie steden en werd alom binnen zijn land fatsoenlijk ontvangen. En met de toestemming van de koning van Engeland zo werd hij van stad tot stad geleid en hij zwoer al om de privilegies, rechten en statuten te onderhouden in elke stad binnen Vlaanderen dat ze die zouden onderhouden en gebruiken zo ze tevoren gedaan hadden en de leenhouders deden hem manschap van hun leen. En hij maakte nieuwe wetten en statuten die men slecht hield want de Vlamingen achtten het niet zeer. Omtrent onze Vrouwe Lichtmis dag wilden de Vlamingen en vooral die van Gent de graaf dwingen de koning Eduard manschap te doen van de graafschappen van Vlaanderen, wat graaf Lodewijk weersprak. Als de koning van Engeland te Reims gekroond werd tot koning van Frankrijk dan zal ik hem als een goede getrouwe leenhouder manschap doen. Daarna in de mand maart dwongen die van Gent graaf Lodewijk dat hij nemen zou de dochter van koning Eduard, vrouw Isabelle, tot wijf, wat hij niet graag deed omdat het zijn achternicht was en omdat men hem daartoe dwong. En deze bruiloft was beloofd en begonnen in de abdij te Sint-Winoksbergen in de presentie van de koning Eduard en de hertog van Lancaster en de bruidegom Lodewijk en vele notabelen en wethouders van de steden van Vlaanderen. En daar was besloten dat men te Pasen daarna te Gent bruiloft zou houden. En toen alle dingen bereid waren en beschikt die tot zoՠn bruiloft behoren en om die te volkomen trok graaf Lodewijk heimelijk weg en ging uit Vlaanderen op de 28ste dag van maart, wat voor de Paasweek was en ging naar de koning van Frankrijk die hij manschap gedaan had en hij deed al zijn dingen bij de raad van de koning van Frankrijk. De gemeente van Vlaanderen was zeer verstoord omdat die bruiloft niet voortging, ze tegen het aan de den abten en de prelaten en de edelen van Vlaanderen die er mee gemoeid waren geweest. En daarom ordonneerden ze nieuwe officiers dat ballingen en rovers waren, en verzworen lieden die weinig of niets hadden en maakten omslagen en belastingen op de kloosters en op de geestelijkheid en op de rijke lieden die de Engelsen contrarie waren of die voor graaf Lodewijk spraken en die raakten te zeggen, goed met het onze prins gaan dat hij Isabelle, zijn nicht, niet te wijf nemen wilde, alle zulke lieden die zulke of gelijke woorden spraken of de Engelsen contrarie waren werden gebannen of dood geslagen of hun goed verbeurd. En alle ellendige officiers die bedreigden de rijken met hun belasting en overdaad en ze hielden zich aan de zijde van koning Eduard en onder de titel van zijn mogendheid. Omdat die abt van de Dune (?) was van de raad van de prins en met hem was getrokken in Frankrijk, daarom zo waren die van de Dune zwaar getaxeerd en waren gesteld [fol. lix.r] te geven 200 pond grote sterke munten, elke stoter Eduard moesten ze geven voor een groten. En omdat de monniken zich excuseerden dat het te veel was en ze waren niet in staat het te geven daarom kwamen uit Gent 5000 van zulke ballingen, rovers en afzetters en beroofden de 3 belangrijkste uithoven die de abdij had, te weten te Zande, ter Leepe, en te Noordhove en staken het vuur daarin en verbrandden het en daartoe wierpen ze de molen om te Hengstdijk op de eerste dag van van juni anno domini 1447. |
Hoe dye Graue Lodewijck van Vlaendrennam te wijue die schoone Margriete, Hertoge Ians van brabant dochter BInnen der seluer maent, byder procuratie vanden coninc van Vranckerijcke, so nam die graue Lodewijck van Male te wijue die schoone Margriete, des Hertoghen Ians dochter van Brabant, ende die brulocht was ghehouden te Viluoorden in Brabandt, binnen der seluer maent voor sint Ians dach, midsomers, daer omme dat dye Inghelsche seere gram waren, ende die schone ysabeele van Inghelant seer beschaemt, huyten welcken si seyde, dat si die trauwe die si den ionghelinc Lodewijck vanMale ghegeuen hadde ende beloeft, ghetrauwelic houden soude, ende nemmermeer gheenen anderen man ouer gheuen, twelck si oock wel hielt, want si bleef maghet, ende en wilde daer naer noeyt huwen. Ende vp alle hooghe ende feestelicke daghen, also langhe als si leefde so drouchse vp hare een mauwe den leeu van Vlaenderen, in teekene dat haer dochte dat si warachtege graefnede vanden lande van Vlaendren was. Ontrent desen tijt, dye Coninck van Vranckerijcke [fol. lix.v] compassie hebbende vp die van Calis, die hem lieden seer langhe yeghen den Inghelschen coninc wel ende vromelic ghehouden hadden, hy sandt nederwaert sinen oudtsten sone Ian den Dolphijn, ende den hertoge van normandyen met eenenheercrachte, wel van lxm. mannen, om sine stede van Calis ontsedt te doene, ende om den coninc edewaert te verdrijuene. Ende Ian den Dolphijn commende te sint Omaers, endeverhorende hoe dat die vlaminghen tcasteel van Ruhout gherooft hadden, ende ter neder gheworpen, ende al dat lant tusschen Arcke ende Bethune gherooft hadden, ende wilden dwinghen den graue Lodewijck omme manschip te doene den Coninck van Inghelandt. Daer omme vandt Ian dye Dolphijn in sijnen raet, metsgaders den Senescael van Vranckerijcke, dattet goet ware dat Ian den Dolphijn, ende Hertoghe van Normandyen, soude blijuen te sinte Omaers. |
Hoe graaf Lodewijk van Vlaanderen nam te wijf de mooie Margriet, de dochter van hertog Jan van Brabant. Binnen dezelfde maan bij procuratie van de koning van Frankrijk zo nam graaf Lodewijk van Male tot wijf de mooie Margriet, de dochter van hertog Jan van Brabant, en de bruiloft was gehouden te Vilvoorden in Brabant binnen dezelfde maand voor Sint-Jans dag midzomer. Daarom waren de Engelsen zeer gram en de mooie Isabelle van Engeland zeer beschaamd was waarom dat ze zei dat ze de trouw die ze de jongeling Lodewijk van Male gegeven had en beloofd getrouw houden zou en nimmermeer geen andere man overgeven, wat ze ook wel hield want ze bleef maagd en wilde daarna nooit huwen. En op alle hoge en feestelijke dagen alzo lang als ze leefde zo droeg ze op haar mouw de leeuw van Vlaanderen als teken dat ze dacht dat zij de ware gravin van het land van Vlaanderen was. Omtrent deze tijd en de koning van Frankrijk [fol. lix.v] had medelijden met die van Calais die zich zeer lang tegen de Engelse koning goed en dapper gehouden hadden zond hij derwaarts zijn oudste zoon Jan de dauphin en de hertog van Normandi met een legermacht wel van 60 000 mannen, om zijn stad Calais te ontzetten en om koning Eduard te verdrijven. En de dauphin Jan kwam te Sint-Omaars en hoorde hoe dat de Vlamingen het kasteel van Rihoult geroofd hadden en te neer geworpen en al dat land tussen Aercke en Bethune geroofd hadden en wilden graaf Lodewijk dwingen om manschap te doen de koning van Engeland. Daarom vond de dauphin Jan in zijn raad, mitsgaders de legeroverste van Frankrijk dat het goed was dat de dauphin Jan en hertog van Normandië zouden blijven te Sint Omaars. |
Hier beghint den groten wijch voor Cassele. DIe Senescael van Vranckerijcke koos eenen capiteyn, ende was mer Oudaert van Renthy, ende met.xl.duysent mannen, so trocken si te Cassele waert, ende si vonden in haren raet, ende seyden dat sy Cassele wel met cleender moeyte ghecrijghensouden, ende vandanen souden si Typre gaen, ende slaent al doot vp eenen corten spronc. Ende also voort al Vlaendren duere, want sy meenden dat si vanden vlaminghen gheenenweder standt ghehadt en souden hebben. Ende als die coninc Edewaert dat horen soude, dat dye vlaminghen alle tonder waren, ende gheen macht hebben en souden den Inghelschen coninck te sercoursene, so souden die Inghelschen veruaert sijn, ende trecken te Inghelandt waert, ende aldus soe soude Calis ontset ghedaen sijn, ende vry sijn vanden Inghelschen, maer dien raet en quam also niet effen huyt, also sijt gheschict hadden. Daer omme mochten si wel segghen een ghemeen spreecwoort, datmen secht in walsche. Tel cuyde quil fault. Dats te segghene, sulck [fol. lx.r] waent, hi mist. Want die vlamingen verhorende die toekomst vanden fransoysen met so groter macht, ende dat si warencommen tsint Omaers, omme vlaendren te bespringhene, terstont die van Ghendt coren eenen capiteyn omme te gane te cassele, ende die fransoysen te wederstane, twelc was mer Segher cortrosijn, ende noch.ij.hulpers, Ian bernaege, ende die heere vander woestijne. Dese quamen te Cassele met vele werclieden, metsenaers, temmerlieden, spitters ende deluers, ende si wrochten aen die vesten, ende maecten barbacanen, ende wijchuysen, ende hinghen langhe balcken met coordenaenden barbacanen. Ende in corter tijt was die stede van Cassele seere ghefortifieert, ende wonderlicke sterc ghemaect. Die Senescael van Vranckerijcke ontrent sint Ians dach, dede groot assault vp die stede van Cassele, wel met.xlm. mannen, maer dye vlamingen die in Cassele waren, wederstonden dat vromelic, ende weerden hem clouckelic, so dat si meneghen fransoys ter doot brochten, ende vele quetseden met hueren gheschutte. Ende als sy langhe vp Cassele ghestormt hadden, doen vraechde die Senescael, of si hemlieden wilden vpgheuen, inden handenvan Ianne des conincx sone van Vranckerijcke. Mer Segher cortrosijn sprac toe den Senescael, ende vraechde hem, hoe commet by dat ghi ons meer vploops doet, wi die huwe vriendensijn, dan huwen viant den coninc edewaert, die welcke vele vanhuwen lande van Vranckerijcke gherooft ende verbrant heift, ende tvolc doot gheslegen, ende varinc wel naer een iaer voor huwe stede van Calis gheleghen heift. Dye here van Renthy antwoorde voor den senescael ende seyde. Ghi vermaledyde ketyueghe vlaminghen, altijt sijt ghi huwen coninc, die u ouerhooft es, contrarie ende rebel, huwen prinche endenatuerlicke here, wien ghi hebt veriaecht huyt sinen lande, endeghi maect alianchie metten vianden vander vranscher croone, ende ghy wilt huwen prinche bedwinghen manschip te doene den Coninc van Ingelant. Doe soe verwoorde mer Segher cortrosijn, wi vlaminghen wi en sijn ketyven noch vermalendijt, maer ghi fransoysen, die niet en cont hulieden lant beschermenyeghen den Ingelschen huwe vianden, maer ghedoocht dat si dat beroouen, vier ende brant stichten, ende tvolck dootslaen, maer wi staen ouer onsen prinche den ionghen Lodewijck van Male, ende omme te beschermene sijn landt, dat ghi ketyueghe walenons lant niet en rooft, noch en scelgiert ende verbarnt, alsoe ghi deit, int iaer.xiijc.ende.xxviij.wi bidden hu dat ghi ons in paeyse laet, of andersins wi moeten ons thuwer schade ende thuwer schande yegens hu lieden verweeren. Dye fransoysen seere verstoort ende ontsteken met groter gramschepen clommen denberch vp, om Cassele te bestormene, ende cropen met handenende met voeten omme in die vesten te sijne, dye drooghe waren omme also te beclemmene die barbacanen. Die vanbinnen sneden die coorden in sticken daer die balcken aen hinghen, ende die grote boomen, ende roldense in die vesten, ende elcke balcke dede wel vallen, bet dan.lx.of lxx.mannen, die alle achterwaerts neder vielen, die hersenen in die kele, endebraken den hals of die beenen, so verre dat die fransoysen huyt vreesen moesten achterwaert deynsen, omme tgroote volc dat si saghen, dat si in dat assault verloren, ende nochtan suldi weten, dat dyt Assault gheduerde van des eens daechs ter vespertijt tot des andren daechs naer die noene. Die Senescael ouermerckende dat sine edele ende cloucste mannen seere ghemindert waren, int ghetal, hi was seer verstoort, ende dede een commandement, dat elc man hem volghen soude, ende hi quam in Cassele ter Ghendtscher poorte, daer Cassele ten crancsten es, ende meende met eenen groten druyst van volcke also die poorte of gheloopen te hebben, ende hadde bi nae also binnen Cassele gherocht, maer die vanden vryen wordens gheware, ende dedent die van Ghendt te wetene, ende si quamen met groten moede vp die fransoysen. Ende daer was seere gheuochten, ende die van Ghendt dwonghen die fransoysen, dat si huyt Cassele vloden, ende volchden die fransoysen van achtere, tot vp die leye, ende daer was weder seere gheuochten huyter maten, ende dit gheduerde van des woensdaechs voor noene, tot des donderdaechs naer dye noene, soe datter wel bleuen.xvi.duysent fransoysen doot, ende dye Senescael, ende die here van Renthy bleuer beede doot, want dye vlaminghen en spaerden nyemant, daer sy meester of [fol. lx.v]consten ghewesen, daer bleuen meest alle die edele vanVranckerijcke, die met den senescael daer ghecommen waren, ende aldus bleef den vlaminghen die victorie ende die seghe. Een capiteyn vanden weuers van Ghendt gheheeten Gillis rijpegheerste, om dat dit fransoysen gheen hooft en souden maken, hi volchde hem lieden altoos vp die hiele, ende hi schuerde haerlieder heer, metten rabaudekins, ende die fransoysen vloden al meest.s.Omaers waert. Ende die fransoysen voerden met hemlieden wel.ijc.waghenen vul doode edele lieden, ende wel.lx.waghenen ooc met lieden dye totter doot toe ghequetst waren. |
Hier begint de grote strijd voor Kassel. De legeraanvoerder van Frankrijk koos een kapitein en was meneer Oudaert van Renthy en met 40 000 mannen zo trokken ze naar Kassel en ze vonden in hun raad en zeiden dat ze Kassel wel met kleine moeite krijgen konden en vandaar zouden ze naar Ieper gaan en alles dood slaan in korte tijd. En alzo voort al Vlaanderen door want ze meenden dat ze van de Vlamingen geen weerstand gehad zouden hebben. En toen de koning Eduard horen zou dat de Vlamingen allen te onder waren en geen macht hebben zouden de Engelse koning bij te staan dan zouden de Engelsen bang zijn en naar Engeland trekken en aldus zou Calais ontzet gedaan zijn en vrij zijn van de Engelsen, maar die raad kwam alzo niet effen uit alzo zij het geschikt hadden. Daarom mochten ze wel zeggen een algemeen spreekwoord dat men in Waals zegt. Tel cuyde quil fault. Dat betekent, zulke [fol. lx.r] waant, hij mist. Want de Vlamingen hoorden de aankomst van de Fransen met zoՠn grote macht en dat ze waren gekomen te Sint-Omaars om Vlaanderen te bespringen, terstond kozen die van Gent een kapitein om te gaan te Kassel en de Fransen te weerstaan, wat was meneer Segher Cortrosijn en nog 2 helpers, Ian Bernaege en de heer van de Woestijn. Dezen kwamen te Kassel met vele werklieden, metselaars, timmerlieden, spitters en delvers en ze wrochten aan de vesting en maakten barricaden en strijdhuizen en hingen lange balken met koorden aan de barricaden. En in korte tijd was de stad Kassel zeer gefortificeerd en wonderlijk sterk gemaakt. De legeraanvoerder van Frankrijk deed Sint-Jans dag een grote aanval op de stad Kassel, wel met 40 000 mannen, maar de Vlamingen die in Kassel waren weerstonden dat dapper en verweerden zich kloek zodat ze menige Fransman ter dood brachten en velen kwetsten met hun geschut. En toen ze lang op Kassel gestormd hadden toen vroeg de legeraanvoerder of ze zich wilden overgeven in de handen van Jan, de koningszoon van Frankrijk. Maar Segher Cortrosijn sprak de legeraanvoerder toe en vroeg hem, hoe komt het dat ge ons meer oploop doet, wij die uw vrienden bent dan uw vijand koning Eduard die veel van uw land van Frankrijk geroofd en verbrand heeft en het volk dood geslagen heeft en wel bijna een jaar voor uw stad Calais gelegen heeft. De heer van Renthy antwoordde voor de legeraanvoerder en ze; ԠGij vermaledijde ellendige Vlamingen, altijd bent ge uw koning die uw overste hoofd is contrarie en rebels, uw prins en natuurlijke heer die ge verjaagd hebt uit zijn land en ge maakte alliantie met de vijand van de Franse kroon en ge wil uw prins dwingen manschap te doen de koning van Engelandծ Toen zo antwoordde meneer Segher Cortrosijn; Ԡwij Vlamingen, we zijn ellendige nog vermaledijt, maar gij Fransen die niet uw land kon beschermen tegen de Engelsen, uw vijand, maar gedoogd dat ze dat beroven, vuur en brand stichten en het volk dood slaan, maar wij staan voor onze prins de jonge Lodewijk van Male en om te beschermen zijn land dat gij ellendige Walen ons land niet beroofd, nog beroofd en verbrand, alzo ge deed in het jaar 1328 en we bidden u dat ge ons in vrede laat of anderszins moeten we ons tot uw schade en tot uw schande ten u verwerenծ De Fransen zeer verstoord en ontstoken met grote gramschap klommen de berg op om Kassel te bestormen en kropen met handen en met voeten om in de vesting te komen die droog was om alzo te beklimmende de barricade. Die van binnen sneden de koorden in stukken waar de balken aanhingen en de grote bomen en rolden ze in de vesting en elke liet vallen meer dan 60 of 70 mannen die allen achterover neer vielen, de hersenen in de keel en braken dn hals of de benen, in zo ver dat de Fransen uit vrees achteruit moesten gaan deinzen, vanwege het grote volk dat ze zagen die ze in die aanval verloren en nochtans zal je weten dat deze aanval duurde van de ene dag te verspertijd tot de andere dag na de noen. De legeraanvoerder merkte dat zijn edelen en kloekste mannen zeer verminderd waren in getal en hij was zeer verstoord en deed een bevel dat elke man hem volgen zou en hij kwam in Kassel ter Gentse poort waar Kassel de zwakte was en meende met een groot gedruis van volk alzo de poort afgelopen te hebben en was bijna alzo binnen Kassel geraakt, maar die van de vrijen werden het gewaar en lieten het die van Gent weten en ze kwamen met grote moed op ie Fransen. En daar werd zeer gevochten en die van Gent dwongen de Fransen dat ze uit Kassel vloden en volgden dne Fransen van achteren tot op die Leie en daar werd weer zeer uitermate gevochten en dit duurde van de woensdag voor noen tot de donderdag na de noen zodat er wel bleven 16 000 Fransen dood en de legeraanvoerder en de heer van Renthy bleven er dood, want de Vlamingen spaarden niemand waar ze meester van fol. lx.v] konden wezen en daar bleven meest alle edelen van Frankrijk die met de legeraanvoerder daar gekomen waren en aldus bleef de Vlamingen de victorie en de zege. Een kapitein van de wevers van Gent, geheten Gillis Rijpegheerste, omdat de Fransen geen hoofd zouden maken volgde hij hem altijd op de hielen en scheurde hun leger met de landlopers en de Fransen vloden al meest naar Sint Omaars waart. En de Fransen voerden met hen we 200 wagens vol dode edele lieden en wel 60 wagens ook met lieden die tot de dood toe gekwetst waren. |
Ian dye Dolphijn sach hoe dat sijne edele vanden vlaminghen versleghen waren, ende was dies seere drouue ende seer ghestoort in hem seluen, ende ontboot al dat volc dat hy ghecrijghen conde, wel tot.lxx.duysent vrome mannen van wapenen, ende hi bestokede Vlaendren bi der alhuwe, ende bi sinte Venants, ende al dat lant roofde hi endeverbrandet, ende sloughen al dat volc doot, ende en hilden nyement vp. Ende die van ypre wardens gheware, ende quamenterstont met den drie prochien Outkercke, Nyeukercke, endesteenwercke. Die walen quamen ter steenbrugghe in die langhestrate, ende dat merckede mer Ian van Outkercke capiteyn van ypre, ende drie broeders vrome lieden ende stout in wapenen Ian van hamme, Passcharis, ende Pieter, dye welcke waren capiteynen vanden drie prochyen voorseyde, endespraken den ghesellen toe, ende gauen hemlieden moet dat si vromelick staen souden, ende hem clouckelic hebben, of si een muer waren, want si hopeden dat die peerden haerlieder selfs volc grieuen soude, soot ooc ghebuerde, want aen beeden siden vander strate waren grote wijde grachten, ende die walen waren al te peerde, ende si meenden wel theer vanden vlaminghen te schueren met haren peerden, maer die vlaminghen bleuen staende ghelijc eenen muer, ende si wederstonden vromelicke dye walen, ende si sloughen die peerden omtrent die beenen, ende hare meesters vielen, ende die peerden sloughen achterwaerts metten voeten, so dat sijer vele van hueren selfs volcke quetsten, ende sommege walen diet saghen waendenouer die grachten te rijden, maer si vielen daer inne endeversmoorden. Eyndelicke die vlaminghen ghinghen denfransoysen so scherp inne, dat si bedwonghen worden te eerselene ende te vliedene, maer si en consten niet gheulieden om die menichte van haren volcke te peerde, dat altijt achter aen quam. Ende aldus die van ypre sonden teenen Damme hare schutters ouere, dye welcke vele iammers daden in theer vanden fransoysen, sy pijnden hem altemet omme ouer die grachten te rijdene, darer vele of inne vielen ende verdroncken, want daer bleven onder versleghen ende verdroncken, bet dan.vim.edele mannen, so dat die voorseyde fransoysen vlodenonder die steenbrugghe. Dit aensiende die van ypre, dat dye walen alle vloden ouer die steenbrugghe, si ghinghen roouenende pilgieren die versleghenen fransoysen van haren wapenenende van haren ghelde. Dit worden sommeghe vandenfransoysen gheware die dit van verren saghen, ende maecten weder een hooft, wel van.iijm.mannen te peerde, ende quamen tot eender sprietstrate, ende reden altijt vp een pleyn, tot dat si quamen daer die van ypre waren, dye welcke met haren rooue gheladen waren, seer mat ende moede. Daer quamen hem dye fransoysen vppe, so dat daer alle die van ypre met haer lieder roof doot ghesleghen worden, ende lettel te lijue bleuen, dan eeneghe, die welcke vloden ende hem in grachten ofte in haghen berchden. Ende die fransoysen reden te Steenuoorde, ende wat si in haren wech vonden, dat sloughen si al doot, ende stakentvier in die huysen, ende quamen ghereden tot voor Cassele, maer die van Ghendt ende vanden vryen, die noch te Cassele ghebleuen waren, omme te wederstane Ian den Dolphijn, die quamen huyt Cassele ende schoffierden seere die menichte vanden fransoysen die daer waren, ende volchdense vp die hiele tot steenuoorde toe. Die peerden vanden walen waren moede ende mat, want si bin langhe niet ghepeystert en hadden, ende en mochten niet ghelopen omme dat dalen vanden weghe van Cassele tot Steenuoorde, so dat dye van Ghendt ende vandenvryen stijuer ghinghen te voet, dan dander consten gherijden, ende sloughen hem lieden so inden steert, so dat daer noch vele vanden voorseyde fransoysen versleghen waren. Ende dye vlaminghen seyden totten walen dattet [fol. lxi.r] hem lieden grote schande was aldus te bestoken die vlamingen, die vrienden waren vander croone, ende te latene met paeyse die Ingelschen, die al noch voor Calis laghen, ende hadden verdoruen vele landts dat der croone toe behoorde. Als die fransoysen aldus gheschoffiert waren, ende Ian die dolphijn sach dat hi niet ghedaen en hadde, dan datter sine edele endealle die macht van sinen volcke ghebleuen was, hy track weder omme naer Parijs. Die coninc Phelips van vranckerijcke siende dat Ian sijn sone den Dolphijn niet ghedaen en hadde, ende dat die Inghelschen eenpaerlic voor Calis bleuen liggende mettenconinc Edewaert. Hi vergaderde een groot heercracht, endequam weder nederwaert, omme dye stede van Calis ontset te doene. Dit vernam die coninc van Inghelant dat die fransoysen quamen Tatrecht, ende ontboot die van Ghendt, ende die vlaminghen, die met groter menichte quamen te Calis, omme te sercoursene den Coninck Edewaert yeghens den Coninc phelips van Vranckerijcke. Binnen deser tijt so qaumer twee cardenalen, ghesonden vanden Paeus omme te tracteirne van paeyse, tusschen dese twee coningen, ofte ommer om een bestant te makene tusschen hem beeden. Die coninc Edewaert seyde, hi wilde eerst Calis hebben, eer hi die cardenalen wilde horen spreken, want hi wiste wel dat die van Calis ghebrec hadden vanvytaelien, ende si moesten eten van noode, muysen, ratten, endecatten, ende honden. Dit vernemende die Coninc vanVranckerijcke dat die coninc edewaert niet en achtede die cardenalen, ende dat hijse niet en wilde horen spreken, ende dat dye vlaminghen ghecommen waren met grooter menichte, in hulpen vanden coninc edewaert Die coninc phelips vanvranckerijcke quam tot Arcke, vp eene mijle naer Calis. Ende ouersiende die grote menichte vanden Inghelschen ende vandenvlaminghen, hi keerde weder met alle sijnen volcke te Parijs waert. Die van Calis worden gheware dat die coninc phelips weder omme ghetrocken was, sonder hemlieden te sercoursene, si gauen hem ouer in handen van die van Ghendt ende denvlaminghen ende ooc ter ghenaden van den coninck Edewaert, die welcke ghenadicheit verander in tyrantschap, want al die in Calis hadden gheweest, die moesten haer huysen ende goet verliesen, ende waren naect ende bloot buyter steden gheiaecht, warent gheestelicke oft weerlicke, caermers ende andere. Endedie coninc Edewaert stelde daer inne Inghelschen endevlaminghen, ende die selue stede worde vp ghegeuen den vierden dach in Ougst. |
De dauphin Jan zag hoe dat zijn edelen van de Vlamingen verslagen waren en was dus zeer droevig en zeer verstoord in zichzelf en ontbood al dat volk dat hij krijgen kon wel tot 70 000 dappere mannen van wapens en hij bestookte Vlaanderen bij de Alhuwe (?) en bij Sint Venant en al dat land roofde hij en verbrandde het en sloeg al dat volk dood en hield niemand op. En die van Ieper werden het gewaar en kwamen terstond met de drie parochies Ouderkerk, Nieuwerkerk en Steenwerck. De Walen kwamen te Steenbrugge in de Langestraat en dat merkte meneer Jan van Ouderkerk, kapitein van Ieper, en drie broeders dappere lieden en stout in wapens Jan van Hamme, Passcharis, en Pieter die kapiteins waren van de drie parochies en spraken de gezellen toe en gaven hen moed dat ze dapper staan zouden en zich kloek gedragen alsof ze een muur waren, want ze hoopten dat de paarden van hun volk van hun volk hen gerieven zouden, zo het ook gebeurde want aan beide zijden van de straat waren grote wijde grachten en de Walen waren allen te paard en ze meenden wel het leger van de Vlamingen te scheuren met hun paarden, maar de Vlamingen bleven staan gelijk een muur en ze weerstonden dapper de Walen en ze sloegen de paarden omtrent de benen en hun meesters vielen en de paarden sloegen achteruit met de voeten zodat ze er veel van hun eigen volk kwetsten en sommige Walen die het zagen wanden over de grachten te rijden, maar ze vielen daarin en versmoorden. Eindelijk gingen de Vlamingen de Fransen zo scherp aan zodat ze gedwongen werden tot Eersel en te vlieden, maar ze konden niet vlieden vanwege de menigte van hun volk te paard dat altijd achteraankwam. En aldus die van Ieper zonden een van te Damme hun schutters over die veel droefheid deed in het leger van de Fransen, ze pijnigden zich altemet om over de grachten te rijden waarin velen vielen en verdronken, want daar bleven onder verslagen en verdronken meer dan 6 000 edele mannen zodat de Fransen vloden onder Steenbrug. Dit zagen die van Ieper dat de Walen allen vloden over de Steenbrug en ze gingen roven en plunderen de verslagen Fransen van hun wapens en hun geld. Dit werden sommige van de Fransen gewaar die dit van verre zagen en maakten weer een hoofd, wel van 3 000 mannen te paard en kwamen tot een Sprietstraat en reden altijd op plein totdat ze kwamen waar die van Ieper waren die met hun roof geladen waren en zeer mat en moe. Daar kwamen hen de Fransen op zodat daar allen die van Ieper met hun roof dood geslagen werden en weinig leven bleven dan enige die vloden en zich in grachten of in hagen verborgen. En de Fransen reden te Steenvoorde en wat ze op hun weg vonden dat sloegen ze alles dood en staken het vuur in de huizen en kwamen gereden tot voor Kassel, maar die van Gent en van de vrijen die nog te Kassel gebleven ware, om te weerstaan Jan de dauphin die kwamen uit Kassel en schoffeerden zeer de menigte van de Fransen die daar waren en volgden ze op de hielen tot Steenvoorde toe. Die paarden van de Walen waren moe en mat want ze waren lang niet gevoerd en konden niet lopen vanwege het dalen van de weg van Kassel tot Steenvoorde zodat die van Gent en van de vrijen stijver te voet gingen dan de anderen konden rijden en sloegen hen zo in de staart zodat daar nog vele van de Fransen verslagen waren. En de Vlamingen zeiden tot de Walen dat het [fol. lxi.r] hen grote schande was aldus te bestoken de Vlamingen die vrienden waren van de kroon en de Engelsen met vrede te laten die al nog voor Calais lagen en hadden bedorven veel land dat aan de kroon toebehoorde. Toen de Fransen aldus geschoffeerd waren en Jan de dauphin zag dat hij niets gedaan had en dat er zijn edelen en alle macht van zijn volk gebleven was trok hij weer naar Parijs. Koning Filips van Frankrijk zag dat Jan zijn zoon de dauphin niets gedaan had en dat de Engelsen eenparig voor Calais bleven liggen met koning Eduard. Hij verzamelde een grote legermacht en kwam weer neer om de stad Calais ontzet te doen. Dit vernam de koning van Engeland dat de Fransen te Atrecht kwamen en ontbood die van Gent en de Vlamingen die met grote menigte te Calais kwamen om koning Eduard bij staan tegen koning Filips van Frankrijk. Binnen deze tijd zo kwamen er twee kardinalen gezonden van de paus om te onderhandelen van vrede tussen deze twee koningen of om een bestand te maken tussen hen beiden. Koning Eduard zei, hij wilde eerst Calais hebben eer hij de kardinalen wilde horen spreken, want hij wist wel dat die van Calais gebrek hadden van voedsel en ze moesten van nood eten muizen, ratten, katten en honden. Dit vernam de koning van Frankrijk dat de koning Eduard niet achtte die kardinalen en dat hij ze niet wilde horen spreken en dat de Vlamingen gekomen waren met grote menigte, in hulp van koning Eduard. Koning Filips van Frankrijk kwam tot Arques op een mijl van Calais. En overzag de grote menigte van de Engelsen en van de Vlamingen, hik keerde terug met al zijn volk te Parijs waart. Die van Calais werden het gewaar dat koning Filips teruggetrokken was zonder hen bij te staan en gaven zich over in de handen van die van Gent en de Vlamingen en ook ter genade van koning Eduard en die genadigheid veranderde in tirannie want allen die in Calais waren geweest die moesten hun huizen en goed verliezen en waren naakt en bloot buiten de stad gejaagd, waren het geestelijken of fatsoenlijke, karmelieten en andere. En koning Eduard stelde daarin Engelsen en Vlamingen en die stad werd opgegeven de vierde dag in augustus. |
Anno domini.xiijc.ende.xlvij.int eynde vander seluer maent van Ougst, die cardenalen quamen byden coninc Edewaert, tracterende om een bestant, ofte om paeys te makene. Ende een maent lanc daer mede besich sijnde, met groter pijnen soe wordet vp den.xxviij.dach in Pietmaent bestant ghemaeckt tusschen dye twee voornoemde coninghen tot sint Ians dage midsomers, ende.xiiij.daghen daer naer. Ende onder dit bestant waren mede besloten dye vlaminghen. Ende die graue Lodewijc en soude in vlaendren niet commen, ende elc vanden.ij.coninghen souden voor onser vrauwen dach te lichtmisse, seynden te Auengioen totten paeus, hare procuruers, om te betooghene haerlieder causen, waer omme dat si orloechden. Dit bestant huyt gheroupen sijnde, ende beseghelt, dye coninc Edewaert vp sinte denijs dach seylde naer Ingelant. Ende als hy in die zee was, so reesser een tempeest vp vanwinde, ende van groten storme, so datter vele van sinen schepenverdoruen, ende vele lieden verdroncken, ende met groter pijnen wast dat hi tlijf behilt Ende al den tijt dat tvoorseyde bestant gheduerde, soe bleef die.G.Lodewijc huyt den lande vanVlaendren. Ende binnen dese iare soe vinghen die Inghelschenden coninc Dauid van schotlant, ende hi was te Londen inde gheuanghenisse gheleyt, met sommeghe van sijnen edelen, maer dandere die mede waren, dye waren alle doot ghesleghen. Item binnen deser tijt so wordet eene grote sterfste, endequam van Indea neder vanden Oosten, tot Iherusalem, ende alsoe voort vp den zeecant tot Spaengnien, Naerboene, Prouencen, bougoengien. Ende dese sterfte begonste Anno domini.xiijcende.xlviij.ende gheduerde bet dan drie iaren lanck, ende was soe groot dat die tweedeel vanden volcke starf ouer al eert rijcke. Inden seluen iare ons heren van xiijc.ende.xlviij.twee weken naer sint Ians [fol. lxi.v] dach midsomers. Nyement vanden twee coningen en vouchde hem te vechtene, maer omme dat si hem bet beraden souden, namen noch.vi.weken voort, beginende sinte Matheus daghe, ende alder heleghen auont huyte gaende. Die coninc Phelips vanVranckerijcke sandt eerlicke boden te Beunen. Ende die coninc van Inghelant sandt eerlicke ende notable boden te Calis, endedit was in tbeghinsle vander maent van Octobre, ende so worde het tractaet verlanct tot.s.Maertens dach inden voorwintere. Ende binnen deser tijt, soe worter een bestant ghemaeckt tot sinte Ians baptisten daghe midsomers. Int iaer.xiijc.endevichtich, ende het was so huyt gheroupen al Vranckerijcke, endeal Inghelant duere. Binnen den eersten bestande vandeniare.xiijc.ende.xlviij.die fugytiuen ende die ballinghen vanVlaendren roofden tlant ontrent cassele ende berghambocht. Dit verhoorende dye van Brugghe, si vercoursden die van Cassele ende van Berghen, ende sloughen dye ballinghen doot, of sy veriaechdense. Item binnen der seluer tijt, die van ghendt deden vele ouerdaets te Aelst ende te Denremonde, tvolck vertasserende ende roouende, ende die vrauwen nemende, ende die rijcke dochteren ontschakende, ende daeromme sonden die van Aelst te Bruessele aenden graue Lodewijc omme sercours endebystant, want die van Ghendt quamen aelst belegghen omme dat si hem lieden beclaechden vander ouerdaet van die van Ghendt. Die graue Lodewijc van Vlaendren sandt vele volcx huyt Brabant omme die van Aelst te sercoursene. ende doe vloden die van Ghendt van daer, ende die van Brugge, ende dye vandenvryen quamen te Denremonde, biddende den Graue Lodewijc dat hi wilde commen in sijn landt van Vlaendren. |
Anno domini 1347 in het einde van die maand augustus kwamen de kardinalen bij koning Eduard en handelden om een bestand of een vrede te maken. En toen ze een maand lang daarmee bezig waren met grote moeite zo werd op de 28ste dag van september een bestand gemaakt tussen de twee koningen tot Sint-Jans dag midzomer en 14 dagen daarna. En onder dit bestand was mede besloten de Vlamingen. En graaf Lodewijk zou niet in Vlaanderen koen en elk van de 2 koningen zou voor onze Vrouwe dag te Lichtmisse zenden te Avignon tot de paus hun procureurs om te betogen hun zaken waarom dat ze oorloogden. Toen dit bestand uitgeroepen werd en bezegeld zeilde koning Eduard op Sint Denis dag naar Engeland. En toen hij in de zee was zo rees er een tempeest op van wind en van grote storm zodat er vele van zijn schepen bedierven en vele lieden verdronken en het was met grote moeite dat hij het lijf behield. En al de tijd dat het bestand duurde zo bleef graaf Lodewijk uit het land van Vlaanderen. En binnen dit jaar zo vingen de Engelsen koning David van Schotland en hij werd te Londen in de gevangenis gelegd met sommige van zijn edelen, maar de anderen die mee waren die waren allen dood geslagen. Item, binnen deze tijd zo was er een grote sterfte en kwam van India neer van het Oosten tot Jeruzalem en alzo voort op de zeekant tot Spanje, Narbonne, Provence en Bourgondie. En deze sterfte begon anno domini 1348 en duurde meer dan drie jaren lang en was zo groot dat het tweede deel van het volk stief over heel aardrijk. In hetzelfde jaar ons heren 1348, twee weken na Sint-Jans [fol. lxi.v] dag midzomer voegde niemand van de twee koningen zich om te vechten, maar omdat ze zich beter beraden zouden namen ze nog 6 weken voort, te beginnen van Sint Mattheus dag en ging uit met Allerheiligen avond. De koning Filips van Frankrijk zond fatsoenlijke boden te Boulogne-sur-Mer. En de koning van Engeland zond fatsoenlijke en notabele boden te Calais en dit was het begin van de maand oktober en zo werd het traktaat verlengd tot Sint-Maarten dag in de voorwinter. En binnen deze tijd zo werd er een bestand gemaakt tot Sint Jan de Doper dag midzomers in het jaar 1350 en werd uitgeroepen al Frankrijk en al Engeland door. Binnen het eerste bestand van het jaar 1348 roofden de vluchtelingen en ballingen van Vlaanderen het land omtrent Kassel en Bergambacht. Dit hoorden die van Brugge en hielpen die van Kassel en van Bergen en sloegen de ballingen dood of verjoegen ze. Item, binnen dezelfde tijd deden die van Gent vele overdaad te Aalst en te Dendermonde, zette en beroofde het volk af en namen de vrouwen en schaakten van de rijken de dochters en daarom zonden die van Aalst te Brussel aan graaf Lodewijk om hulp en bijstand, want die van Gent kwamen Aalst belegeren omdat die zich beklaagden van de overdaad van die van Gent. De graaf Lodewijk van Vlaanderen zond veel volk uit Brabant om die van Aalst te helpen en toen vloden die van Gent vandaar en die van Brugge en die van de vrijen kwamen te Dendermonde en baden graaf Lodewijk dat hij wilde komen in zijn land Vlaanderen. |
Hoe die Graue Lodewijck huyt Brabant quam in Vlaendren, ende al omme wel ende eerlijck ontfanghen was. [fol. lxij.r] ENde hi quam van Bruessele in Vladren, ende reedt van stede te steden, ende was al omme wel ende eerlick ontfanghen, sonder te Ghendt ende typre, ende vernieuwede die wetten balyuus, ende schepenen, ende dye ballinghen, ende dye hem huytenlande ghehouden hadden, waren gheiusticiert, ende die ghene die hem rebel waren, dede hi te nieten, ende dat warensonderlinghe knapen ende knechten vander weuerye vanGhendt ende van Ypre. Ende die graue Lodewijck hilt hem al te Brugghe, oft int casteel van Male, daer hi gheboren was, ende hi gaf die van Ghendt ende van Ipre respijt om hem lieden te beradene, of si wilden yeghens hem orloghen, of hem lieden voughen haren prinche onderdanich te sine, ghelijc als goede ondersaten behoorden. Ende midts dat men tracteirde tusschenden twee coninghen omme paeys te makene, of bestant, soe quam die Hertoghe van Lancaestre te Duunkercke, ende die vanGhendt baden hem, dat hem ghelieuen wilde voor hem lieden ten besten te sprekene, ende dyer ghelijcke ouer die van Ipre dat si mochten commen ten paeyse vanden graue Lodewijc. Die graue Lodewijck quam te Duynkercke, vp sinte Kathelijnen dach, ende daer was dye paeys ghemaect. Ende van groter blijschepen was daer gheroupen, Vlaendre de leeu. Ende die graue lodewijck quam corts daer naer in Ghendt, ende was daer eerlicken ontfanghen, in tbeghinsel van den aduent. Item sdijcendaechs den.xiij.dach daer naer, bet dan.vijc.weuers, quamen te Ghendt vp dye vrydach marct, endehaerlieder capiteyn was Ian vanden velde, ende sy riepen, so wye dat tghemeente liefhebben, ende metten commune blijuenwillen, die volgen ons. Die vulders, vleesschauwers, endevischcoopers, ende dye wet, quamen ooc ter marct, wel voorsien. Ende die weuers begonsten te slane vp die vulders. Terstont die wet, ende dye vulders, vleeschauwers, ende meer andere ambachten, spienen te gadere, ende sloughen alle dye weuers doot, waer datmense vandt. Men ghincse soucken in haerlieder huysen, ende in kercken, in godshuysen, waer si waren, si en waren nyeuwers vry, men slouchse alle doot. Endecorts daer naer, alle dye ballinghen, ende quade respeelen dye in Ghendt of in ypre waren, of gheweest hadden, waren allegadere onthooft of doot ghesleghen, of sy vloden huytenlande. |
Hoe graaf Lodewijk uit Brabant kwam in Vlaanderen en alom goed en fatsoenlijk ontvangen was. [fol. lxij.r] En hij kwam van Brussel in Vlaanderen en reed van stad tot stad en was alom goed en fatsoenlijk ontvangen, uitgezonderd te Gent en te Ieper en vernieuwde de wetten van de baljuws en schepenen en de ballingen en die hem uit land gehouden hadden waren berecht en diegene die hem rebels waren deed hij te niet en dat waren vooral knapen en knechten van de weverij van Gent en van Ieper. En graaf Lodewijk hield zich al te Brugge of in het kasteel van Male waar hij geboren was en gaf die van Gent en van Ieper respijt om zich te beraden of ze wilden tegen hem oorlogen of zich voegen om hun prins onderdanig te zijn, gelijk als goede onderzaten behoorden. En mits dat men onderhandelde tussen de twee koningen om vrede te maken of bestand zo kwam de hertog van Lancaster te Duinkerke en die van Gent baden hem dat het hem gelieven wilde voor hem ten beste te spreken en diergelijke voor die van Ieper dat ze tot vrede mochten komen van graaf Lodewijk. Graaf Lodewijk kwam te Duinkerke op Sint Catharina dag en daar werd vrede gemaakt. En van grote blijdschap werd daar geroepen; ‘Vlaanderen de leeuw.’ En graaf Lodewijk kwam kort daarna in Gent en was daar fatsoenlijk ontvangen, in het begin van de advent. Item, de dinsdag daarna kwamen meer dan 700 wevers te Gent op de vrijdag markt en hun kapitein was Jan van de Velde en ze riepen, zo wie de gemeente lief heeft en met de gemeente blijven wil die volgen ons. De volders, vleeshouwers en viskopers kwamen ook ter markt, goed voorzien. En de wevers begonnen te slaan op de volders. Terstond die weet en de volders, vleeshouwers en meer andere ambachten spoeden tezamen en sloegen alle wevers dood waar dat men ze vond. Men ging ze zoeken in hun huizen en in kerken, in godshuizen waar ze waren, ze waren nergens vrij, men sleg ze allen dood. En kort daarna alle ballingen en kwaad samenraapsel die in Gent of in Ieper waren of geweest hadden waren allemaal onthoofd of dood geslagen of ze vlogen uit het land. |
Item int iaer ons heren.xiijc.ende.xlix.doe so reesser vp, int beghintsel van Wedemaent eene secte van volcke, gheheetencruycebroeders, ende droughen een cruyce voren, ende een achtere, ende dese secte van volcke quam huyt Almaengien, ende huyt Brabant. Dese broeders ontcleeden hem vp die straten al naect, ende ghesselden hem lieden seluen vp hare schouderen, met gheesselen totten blode toe Ende hem liedenvolchden putiers, lodders, ende vraukins vanden wilden leuene, maer si hilden vele pointen van ongheloouicheden, si en knielden niet voor dat heylich sacrament als dye priester dat vp hief inder messen, noch si en staken haren capproen niet of, noch ter Ewangelie en daden si gheene reuerencie, ende si hilden, so wat mensche die.xxx.dagen dese penitencie dade, dat hi verdiende perdoen a pena culpa. Ende daer omme volchdenhem lieden vele quade respeelen naer. Maer eyndelicke die paeus dede dese crucebroeders te nieten, ende worden alle ghedestrueirt, ende alle dat hem lieden volchde, endeaencleefde. Sommege meesters van Astronomyen, die voorseydent, int iaer van.xiijc.ende.xlv.dat binnen.vi.iaren souden gheschien vele orloghen, vele wijghen, ende vele beroerten tusschen dye princhen, ende den ghemeente, ende vele bloetsturtinghen, ende souden vprijsen sommeghe secten van volcke. Doe begonsten ooc sommeghe broeders, ende susterkins vansommege oerdenen, ende dye broederkins vander celle, ende oock die crucebroeders. Int iaer van xiijc.ende.L.doe was den groten aflaet te Roome, ende grote menichte van volcke trac daer om te hebbene aflaet a pena et culpa, want het was wel seere van nooden, want menich mensche was verwaten ende in spaeus ban, omme die orloghen, omme die wijghen, omme die mueteryen, ende omme die heresye vanden crucebroeders, ende vanden lollaerts, ende vanalle die hem lieden volchden, ende diese voeden, endesustineirden, ende met hem lieden conuerseirden. Item int selue iaer vp sinte berthelmeeus auent inden Oost, soe starf die coninck van Vranckerijcke Phelips van Valoys. Endeontrent die seluen tijt, die coninck van In- [fol. lxij.v] ghelant vocht vp die zee, ontrent douuere yeghens die spaensche ende Vlaemsche vlote. Ende ouer beeden siden bleuender vele doot ende ghequetst, ende die spaengiaerdenende die vlaminghen behilden emmere haer goet, ende die Inghelschen hadden die meeste schoffiericheyt, schande ende schade. Int selue iaer vp den.xvi.dach in pietmaent, so wort Ian den Dolphijn te Ryemen gheconsacreirt coninck van vranckerijcke. Ende daer toe was gheroupen die graue Lodewijck van Male, die welcke hem excuseirde, omme datmen hem met onrechte onthilt Bethunen, Rijssele, Duway, Orchyes, met harenCasselryen, maer hy track noch ter feeste, naer dat die coninc was ghecroont, te Parijs. Ende daer hadde hi ten prijs ende die eere bouen vele andere edele die daer staken, ende ioosteerden, ende ooc grooten ghiften, midts der vromicheyt ende faeyten van wapenen die hi daer dede, bouen allen anderen, dye daer waren. Int naeruolgende iaer alsmen screef.xiijc.ende.li.so ghinc hi weder te Parijs, omme te doene den coninc manschip vanden heerschepyen, die hy van hem hilt, ende die notabele vandendrie steden van Vlaendren die waren met hem. Ende die coninc wilde dat die graue Lodewijck, metsgaders den schepenen ende wethouders vanden drie steden van Vlaendren met hem soudenblijuen etende, ende het was als doe inden couden wintere. |
Item, in het jaar ons heren 1349 zo rees erop in het begin van de maand juli een sekte van volk, geheten kruisbroeders en droegen een kruis van voren en een van achteren en deze sekte van volk kwam uit Allemagne en uit Brabant. Deze broeders ontkleedde zich op de straten al naakt en geselden zichzelf op de schouders met gesels tot bloedens toe. En hen volgden hoeren, wellustige en vrouwtjes van het wilde leven, maar ze hielden vele punten van ongeloof, ze knielden niet voor dat heilige sacrament als de priester dat ophief in de mis, nog ze staken hun hoofddeksel niet af, nog ter evangelie deden ze geen referentie en ze hielden, zo welke mens die 30 dagen deze penitentie deed dat hij verdiende pardon, a pena culpa (znder verwijten). En daarom volgden hen vele lieden en vel kwaad samenraapsel na. Maar eindelijk deed de paus deze kruisbroeders te niet en werden alle verwoest en alles dat hen volgde en aankleefde. Sommige meesters van astronomie die voorspelden in het jaar 1355 dat binnen 6 jaren vele oorlogen zouden geschieden, veel strijd en vele beroerten tussen de prinsen en de gemeente en vele bloedstortingen en zouden opstaan sommige sekten van volk. Toen begonnen ook sommige broeders en zusters van sommige orden en de broeders van de cellen en ook de kruisbroeders. In het jaar 1350 toen was de grote aflaat te Rome en grote menigte van volk trok daarom te hebben aflaat a pena et culpa, want het was wel zeer nodig want een menigte van mensen was verweten en in de ban van de paus ome de oorlogen, om de strijden en om muiterij en om de ketterij van de kruisbroeders en van de Lollarden (cel broeders), en van alle die hem volgden en die ze voeden en ondersteunden en met hen converseerden. Item, in hetzelfde jaar op Sint Bartholomeus avond in augustus zo stierf de koning van Frankrijk Filips van Valois. En omtrent diezelfden tijd vocht de koning van [fol. lxij.v] Engeland op zee, omtrent Dover tegen die Spaanse en Vlaamse vloot. En aan beide zijden bleven er vele dood en gekwetst en de Spanjaarden en Vlamingen behielden immer hun goed en de Engelse waren het meest geschoffeerd en hadden schande en schade. In hetzelfde jaar op de 16de dag in september zo werd dauphin Jan te Reims geconsacreerd koning van Frankrijk. En daartoe was geroepen graaf Lodewijk van Male die zich excuseerde omdat men te onterecht onthield Bethune, Rijsel, Dowaai, Orchies, met hun wetsgebieden, maar gij trok nog ter feest nadat de koning was gekroond te Parijs. En daar had hij de prijs en de eer boven vele andere edelen die daar staken en kampten en ook grote giften mits de dapperheid en wapenfeiten die hij daar deed boven alle anderen die daar waren. In het volgende jaar toen men schreef 1351 zo ging hij weer naar Parijs om de koning manschap te doen van de heerschappijen die hij van hem hield en de notabelen van de drie steden van Vlaanderen die waren met hem. En de koning wilde dat graaf Lodewijk, mitsgaders den schepenen en wethouders van de drie steden van Vlaanderen met hem zouden blijven eten en het was toen in de koude winter. |
Hoe die graue Lodewijc metsgaders die schepenen ende wethouders vanden drye steden van Vlaendren metten coninck van Vranckerijcke aten, also hi van hem begheert hadde. [fol. lxiij.r] ENde daer dye schepenen saten, daer en waren gheene cussens voor hemlieden gheleyt, daer bi leyden si of hare mantels, ende leyden die onder hemlieden, ende saten daer vppe Die van Brugghe hadden seer costelijcke mantels met bordueringhe, ende ooc met costelicke voeringhen. Ende als dye maeltijt in des Conincx pallaeys vulcommen was, ende si vpstaen souden, heer Symoen van eertrijcke, dye doe Burchmeester van Brugge was, beual al sine medeghesellen dat elck sinen mantele soude latenligghen daer vp dat si gheseten hadden. In dat scheeden vanden coninc, ende oerlof ghenomen hebbende, ende wech gaende, ende men riep luyde, messeigneurs de Bruges vous auez laissiez vous manteaulx fourez. Ende heer Symoen van eerdtrijcke, Burchmeester van Brugghe antwoorde, seggende aldus. Nous de flandres nous ne sommes point acoustumez ou nous disnons de emporter auecquez nous les coussins. Ende die graue Lodewijc soude trecken te Vlaendren waert, maer die coninc seyde, hi wilde metten graue commen eten, eer hi vertrocke. Ende die coninck dede beuelen en verbieden al Parijs duere, dat men dengraue Lodewijc, noch nyemende van sinen volcke eenich hout en soude vercoopen. Die graue Lodewijc dit vernemende beual datmen alle die dueren ende die veynsteren vanden huyse of doen soude, ende datmen daer mede die spijse soude bereeden, ende hi dede coopen ende ontleeenen vele pladen, endemarberijnen nappen. Ende als die coninc soude commen ter maeltijt, omme te gaen sittene, daer ne was gheen vier ghemaeckt in die sale. Doe so sprac die coninck, o mon beau cousin de flandres, hoe commet dat ghy gheene turuen mede en brocht huyt Vlaendren om hu te Parijs te waermene, ende vier daer of te makene in desen couden wintere. Dye graue Lodewijc antwoorde den Coninck, ende seyde. Och edel coninck men sal hu terstont een beter ende een costelicker vier maken, dan men in v pallaeys ghewuenlic es te makene. Ende die Graue Lodewijc beual datmen die marberijnen, die pladen, ende nappen niet sparen en soude, maer datmen den coninck een vier daer afmaken soude Anno.xiijc.ende.Li.so was eenen grooten wijch te schepe vp dye zee byder mase, ten swarten wale, tusschenWillem Lodewijcx van Beyeren sone, nyeu graue van Hollant, ende tusschen der Keyserinne sijnder moeder, wedewe vanLodewijc van Beyeren, die welcke wilde selue besitten dat graefschip van Hollant, na der doot van haren man den Keysere Lodewijc. Sy nam mede te harer helpe, die van zeelant, sonder middelburch ende Walcheren, ende si dede commen huyt Inghelant vele artchiers, ende nam mede met haer sommeghe ballinghen, die heer van Pollaene, die heere vanden Lecke, endemer Willem van Duueuoorde. Si dede vele schaden int lant vanWalcheren si dedet al berouen, ende tvolc doot slaen, ende alle dye dorpen verbranden ende in gloede stellen, ende commende naer Holland met eene groote vlote van schepen, daer die here van Engien amyrael of was. Die graue Willem huer sone, metsgaders die van Hollandt, quamen huer te ghemoete, endehueren voorseyde gheselschepe, ten swarten wale, ende daer so wort sy ende al huer gheselschap gheschoffiert, die Ingelschen, ende die heeren, ende alle die zeelanders die met haer daer waren, worden daer alle versleghen, ende Willem haer sone behilt tgraefschip van Hollandt, ende van zeelant, ende die heerschappye vanden Vryesen. |
Hoe graaf Lodewijk mitsgaders die schepenen en wethouders van de drie steden van Vlaanderen met de koning van Frankrijk aten, alzo hij van hem begeerd had. [fol. lxiij.r] En daar de schepenen zaten daar waren geen kussens voor hen gelegd en daarom legden ze hun mantels af en legden die onder hen en zaten daarop. Die van Brugge hadden zeer kostbare mantels met borduursel en ook met kostbare voeringen. En toen de maaltijd in het paleis van de koning geëindigd was en ze zouden opstaan, heer Symoen van Aartrijke, die toen burgemeester van Brugge was, beval al zijn metgezellen dat elk zijn mantel zou laten liggen waar ze opgezeten hadden. In dat scheiden van de koning en toen ze verlof namen en weggingen riep men luid; ’Messeigneurs de Bruges vous auez laissiez vous manteaulx fourez.’ En heer Symoen van Aartrijke, burgemeester van Brugge antwoorde en zei aldus; Ԏous de flandres nous ne sommes point acoustumez ou nous disnons de emporter auecquez nous les coussinճ. En graaf Lodewijk zou naar Vlaanderen trekken, maar de koning zei hij met de graaf wilde komen eten eer hij vertrok. En de koning liet bevelen en verbieden al Parijs door dat men graaf Lodewijk, nog niemand van zijn volk enig hout zou verkopen. Graaf Lodewijk vernam dit en beval dat men alle deuren en vensters van het huis af zou doen en dat men daarvan de spijs zou bereiden en hij liet kopen en lenen vele schotels en marmeren nappen. En toen de koning ter maaltijd zou komen om te gaan zitten was er geen vuur gemaakt in de zaal. Toen zo sprak de koning, o mon beau cousin de flandres, hoe komt het dat ge geen turven bracht uit Vlaanderen om u te Parijs te warmen en vuur daarvan te maken in deze koude winter. Graaf Lodewijk antwoordde de koning en zei; ‘Och edele koning, men zal u terstond een beter en een kostbaarder vuur maken dan men in uw paleis gewoonlijk maakt’. En graaf Lodewijk beval dat men de vazen, de schotels, en nappen niet sparen zou, maar dat men de koning een vuur daarvan zou maken. Anno 1351 zo was er een grote strijd van schepen op de zee bij de Maas, met de zwarte Waal tussen Willem, de zoon van Lodewijk van Beieren, de neef van de graaf van Holland, en tussen zijn moeder, de keizerin, weduwe van Lodewijk van Beieren, die zelf dat graafschap van Holland wilde bezitten na de dood van haar man keizer Lodewijk. Ze nam mede te haar hulp die van Zeeland, zonder Middelburg en Walcheren, en ze liet komen uit Engeland vele boogschutters en nam met haar mee sommige ballingen en de heer van Polanen, de heer van de Lek en meneer Willem van Duivenvoorde. Ze deed veel schade het land van Walcheren en liet alles beroven en het volk dood slaan en alle dorpen verbranden en in gloed stellen en kwam naar Holland met een grote vloot van schepen waar de heer van Engien admiraal van was. De graaf Willem, haar zoon, mitsgaders die van Holland kwamen haar tegemoet en haar gezelschap met de zwarte Waal en daar werd ze en al haar gezelschap geschoffeerd en de heren en alle Zeelanders die met haar daar waren werden allen verslagen en Willem behield het graafschap van Holland en van Zeeland en de heerschappij van de Friezen. |
Int selue iaer wast eenen horribel somere van hitten, dat al tcoorne bedarf, ende een hoedt corens galt ses gouden schilden, ende in Vranckerijcke.ix.gouden royalen. Item int selue iaer was te Cortijcke, inden aduent een ondersouck ghedaen van grooten clachten ende foortsen die daer ghebuerden, ende die here van halewijn, die heere van spyere omme haer lieder ouerdaet waren daer onthooft. Anno domini.xiijc.ende.lij.dye Graue Lodewijc dede sinen vadere Lodewijc van Nyueers, die inden wijch te Kerssy versleghen was, ende begrauen int cloostere van sinte Rijchiers in Pontieu, hi dedene ontgrauen, ende voeren te Brugge, daer hi met groter solemniteyt begrauen was te sinte Donaes, indenchoor voor den hooghen outaer. Anno domini.xiijc.ende.liij.vp.s.Gregorius dach, inden Maerte wast een horribel [fol. lxiij.v] wint, die vele schaden dede ter zee ende ooc te lande. Binnen deser tijt, die graue Lodewijc was een blijde ende ghenouchlic heere, ende hy hadde groote ghenouchte in musychienen endeghesellen van ghenouchten. Ende het gheuiel dat een ionghe dochtere byden graue sliep ende wort beurucht van twee knapelicke kinderen. Ende als si gheligghen soude, die graue was in Vranckerijcke, ende daer omme wast gheseyt der graefnede Margriete, dat si helpen soude die kinderen tot harenkerstendomme, in die stede van den graue Lodewijc haren man. Die graefnede beual datmen tvraukin te Male bringhen soude, omme daer te gheligghene, ende daer niet langhe gheweest hebbende, ghelach van twee knapelicke kinderen, welcke niet lange en leifden. Maer die graefnede Margriete, als dat vraukin daer ghecommen was, eer si noch ghelach, dede haer den nuese of snijden, ende binnen twee daghen daer naer ghelach si als voorseyde es Ende binnen.vi.daghen daer naer dat tvoorseydevraukin die nuese of gesneden was, so starf si ook, ende menseyde dat sijer ghenouch toe geholpen was Dit ghedaen sijnde, als die graue in Vlaendren commen was, ende verstont ghenouch dat dye Graefnede Margriete, hadde tvoorseydevraukin doen dooden, bi rade vanden Hertoghe Ian van Brabant hueren vadere, ende by sinen consente dedese die graue metsen in eenen muer, daer sy bleef, tot dat sy starf. Anno.xiijc.ende.lv.midts dat die graue Lodewijc hadde ghehadt in huwelicke, bi den acht jaren die schone Margriete tshertoghen Ians van Brabants dochtere. Die voorseyde Hertoghe Ian van Brabant en wilde den graue Lodewijc niet gheuen tghene, dat hi hem met sijnder dochter Margriete belooft hadde. Ende aldus lange ghetardeirt hebbende vanden vuldoene vander belofte, die graue Lodewijc wort gram, ende ontseyde den Hertoghe Ian van Brabant. |
In hetzelfde jaar was een verschrikkelijke zomer van hitte zodat al het koren bedierf en een hoed koren gold zes gouden schilden en in Frankrijk 9 gouden realen. Item, in hetzelfde jaar was te Kortrijk in de advent onderzoek gedaan van grote klachten en verkrachtingen die daar gebeurden en de heer van Halewijn, de heer van Speyer om de overdaad van zijn lieden werden daar onthoofd. Anno domini 1352 liet graaf Lodewijk zijn vader Lodewijk van Nevers die in de strijd te Crocy verslagen was en begraven in het klooster van Sint Riquier in Ponthieu ontgraven en voeren te Brugge waar hij met grote plechtigheid begraven werd te Sint Donaas in het koor voor het hoge altaar. Anno domini 1353 op Sint Gregorius dag in maart was er een verschrikkelijke [fol. lxiij.v] wind die veel schade deed ter zee en ook te land. Binnen deze tijd was graaf Lodewijk een blijde en genoeglijke heer en had groot genoegen in muziek en gezellen van genoegens. En het gebeurde dat een jonge dochter bij de graaf sliep en werd bevrucht van twee jongens. En toen ze ging baren zou was de graaf was in Frankrijk en daarom werd er gezegd van gravin Margriet dat ze helpen zou die kinderen tot hun christendom in plaats van graaf Lodewijk, haar man. De gravin beval dat men het vrouwtje te Male brengen zou om daar te baren en toen ze daar niet lang geweest was baarde ze 2 jongens die niet lang leefden. Maar de gravin Margriet, toen dar vrouwtjes daar gekomen voor ze baarde liet haar neus afsnijden en binnen twee dagen daarna baarde ze. En binnen 6 dagen nadat het vrouwtje de neus afgesneden was zo stierf ze ook en men zei dat zij er genoeg toe geholpen had. Toen dit gedaan was en de graaf in Vlaanderen kwam en genoeg verstond dat de gravin Margriet dat vrouwtje had laten doden en met raad van hertog Jan van Brabant, aar vader, en met zijn toestemming liet de graaf haar in een muur metselen waar ze bleef totdat ze stierf. Anno 1355 mits dat graaf Lodewijk in huwelijk had gehad de mooie Margriet, de dochter van hertog Jans van Brabant. Die hertog Jan van Brabant wilde graaf Lodewijk niet geven hetgeen dat hij hem met zijn dochter Margriet beloofd had. En aldus had hij lang getalmd om die belofte te voldoen werd graaf Lodewijk gram en ontzei hertog Jan van Brabant. |
Hoe dye Graue Lodewijck van Vlaendren voer in Brabant, bi Bruesele, ende daer veel van tshertoghen van brabant volcke verslouch. [fol. lxiiij.r] ENde voer met eenen grooten heercrachte in Brabant. Ende bi Bruesele was eenen groten wijch gheuochten, daer die hertoghe Ian van Brabant ghescoffiert was, ende vele Brabanders versleghen, in die octaue van sinte Laureins. Ende daer naer ghinc die graue Lodewijck noch diepere in Brabant, endeghecreech noch eenen strijt te sandtvliet, daer ooc vele brabanders versleghen waren, ende int vlyen verdronckerder ooc vele Ende dat incarnatioen, dat dye vlaminghen hadden die victorie in Brabant, ende die brabanders verwonnen, staet in dyt woordt beteekent (Clijccum) Anno domini.xiijc.ende lvij.doe quam die prinche van Waels, des conincx Edewaerts sone van Inghelandt, met eenen groten heercrachte van Inghelschen int lant van Poitau bi poitiers. Ende Ian die coninc van Vranckerijcke quam yeghen Edewaert met eender menichte vanedelen rudders ende schiltknapen, ende versaemden ontrent.ij.mijlen buyten poitiers, au champ alexandre. Endedaer was eenen groten wijch gheuochten, daer vele edele van vranckerijcke doot bleuen, ende Ian die coninc vanVranckerijcke gheuanghen, ende phelips sijn ioncxste sone, die welcke waren den prinche van Waels gheuoert in Ingelant totten coninc edewaert sinen vadere. Desen wijch ghesciede in die maent van Octobre. Int selue iaer vp den kersnacht, gheschiede in Vlaendren groot iammere vanden watere, ende sonderlinge in dye vier ambachten, so datter vele menschen ende beesten verdroncken, ende kinderen in die wiege liggende, ende vele huysen dreuen wech. Int selue iaer vp den kersnacht, gheschiede in Vlaendren groot iammere vanden watere, ende sonderlinge in dye vier ambachten, so datter vele menschen ende beesten verdroncken, ende kinderen in die wiege liggende, ende vele huysen dreuenwech. Lux luxit in signis tunc turris cum ruit ignis. In dat selue iaer rees dat ghemeente in vranckerijcke yeghen die heren, ende daer worden vele heren doot ghesleghen in Wedemaent, ende men hiet die vpstelders van dien, de iacquets Anno domini.xiijc.ende.lx.wast eene groote sterfte vander haestegher doot, dye lieden waren smorghens fray, snoens siec, ende des auents doot. In dyt selue iaer waren te Brugge vele edele mannen huyt Vranckerijcke, als die hertoge van angiau, van bretaengnien, van bourbon, ende noch vele andere, die prinche van Waels sconincx sone van Ingelant, ende die.ij.cardenalen. Ende daer was die paeys ghemaect tusschen dye.ij.coninghen, ontrent half Meye. Ende die coninc van vranckerijcke wordt ghedeliuereirt, int iaer als voren huyt Ingelant, maer den paeys en gheduerde niet lange. Anno domini.xiijc.ende.lxi.was eenen vreeselicken brant in aelst, dat die spaercken tot bi Ghendt vloghen metten winde. Ende dit ghesciede vp den.ix.dach in maerte, ende die asschenenvloghen tot in dye stede van Ghendt. Anno domini.xiijc.ende.lxij.so verbarnde te Ghendt den gans driesch, byder byloke tot by sinte Pieters dorp. Dit vier begonste des anderen daechs in Meye. Ende int selue iaer binnen der seluer maent was eenenvreeselicken brant binnen Brugghe, so dat in Groeninghen nauwe een huys en bleef staende, ende van daer tot sinte Kathelijnen poorte, ende het vier vlooch tot byder Ghendt poorte, ende desen brandt gheduerde byden vier daghen lanck. Ende in Oostmaent was in ypre eene groote verkeeringhe, daer omme dat vele lieden te voet ende te peerde ghinghen tot Oudenaerde, ende ontrent den.xiij.dach van der seluer maent, wast sulc eenen wint, dat vele torren, huysen, endemuelenen omme woeyen, ende boomen sonder ghetal, endecorts daer naer wasser eenen groten brant in die stede vander sluys. Item int iaer xiijc.ende.lxiij.in Hoeymaent, so quam die Coninc van cypers in vlaendren, omme secours, want die sarasijne nhadden al sijn lant gedestrueirt. Item int iaer.xiijc.ende.lxiiij.rees een orloghe tusschen den graue van Vlaendren, ende den hertoge Aelbrecht, om dat die hertoge Aelbrecht dede te kennoot doot slaen des grauen Lodewijcx neue, die here van Eynghen. |
Hoe graaf Lodewijk van Vlaanderen voer in Brabant bij Brussel en daar veel volk van de hertog van Brabant versloeg. [fol. lxiiij.r] En voer met een grote legermacht in Brabant. En bij Brussel was een grote strijd gevochten waar hertog Ian van Brabant geschoffeerd werd en vele Brabanders verslagen in de octaaf van Sint Laurentius. En daarna ging graaf Lodewijk nog dieper in Brabant en kreeg nog een strijd te Zandvliet waar ook vele Brabanders verslagen waren en in het vlieden verdronken er ook veel. En dat rijm dat de Vlamingen hadden de victorie in Brabant en die Brabanders overwonnen staat dit woord in getekend. (Clijccum) Anno domini 1357 doen kwam de prins van Wales, de zoon van koning Eduard van Engeland met een grote legermacht van Engelsen in het land van Poitou bij Poitiers. En Jan, ie koning van Frankrijk kwam tegen Eduard met een menigte van vele edele ridders en schildknapen en verzamelden omtrent 2 mijlen buiten Poitiers, au champ alexandre. En daar werd een grote strijd gevochten waar vele edelen van Frankrijk dood bleven en Jan, de koning van Frankrijk gevangen en Filips, zijn jongste zoon werden door de prins van Wales gevoerd te Engeland naar zijn vader koning Eduard. Deze strijd geschiedde in de maand oktober. In hetzelfde jaar op de Kerstnacht geschiedde in Vlaanderen grote droefheid van water en vooral in de vier ambachten zodat er vele mensen en beesten verdronken en kinderen die in de wieg lagen en vele huizen dreven weg. In het jaar 1358 op verzworen maandag na Pasen zouden de loodgieters de voegen van Sint Salvator kerk solderen en vermaken en ze gingen ter taverne waart en daar in de stoof. Daar bleven 2 pannen met gloeiende kolen in de voegen van de kerk en het waaide zeer en de kolen waaiden achter en voor langs de voegen van de kerk zodat de kerk ontstak en verbrandde en het mooie koor, en de rijm hiervan staat hierin bewezen. Lux luxit in signis tunc turris cum ruit ignis. In hetzelfde jaar rees de gemeente in Frankrijk tegen de heren en daar werden vele heren dood geslagen in juni en men noemde de aanstichters daarvan de iacquets Anno domini 1360 was er een grote sterfte van de haastige dood, de lieden waren ճ morgens fraai, met de noen ziek en ճ avonds dood. In hetzelfde jaar waren te Brugge vele edele mannen uit Frankrijk als de hertog van Anjou, van Bretagne, van Bourbon, en nog vele andere, de prins van Wales de koningszoon van Engeland en de 2 kardinalen. En daar werd vrede gemaakt tussen de 2 koningen omtrent half mei. En de koning van Frankrijk werd bevrijd uit Engeland, maar de vrede duurde niet lang. Anno domini 1361 was een vreselijke brand in Aalst zodat de spaanders tot bij Gent vlogen met de wind. En dit geschiedde op de 9de dag in maart en de as vloog tot in de stad Gent. Anno domini 1362 zo verbrandde te Gent de ganse dries (braakliggend land) , bij Bijloke tot bij Sint Pieters dorp. Dit vuur begon de tweede dag in mei. En in hetzelfde jaar in dezelfde maand was een vreselijke brand binnen Brugge zodat in Groeninge nauwelijks een huis bleef staan en vandaar tot Sint Katelijnepoort en deze brand duurde bij de vier dagen lang. En in augustus was in Ieper een grote verkeer, daarom dat vele lieden te voet en te paard gingen tot Oudenaarde en omtrent de 13de dag van die maand was er zo'n wind zodat vele torens, huizen en molens omwaaiden en bomen zonder getal en kort erna was er een grote brand in de stad Sluis. Item, in het jaar 1363 in juli zo kwam de koning van Cyprus in Vlaanderen om bijstand was de Saracenen hadden al zijn land verwoest. Item, in het jaar 1364 rees een oorlog tussen de graaf van Vlaanderen en hertog Albrecht omdat hertog Albrecht Kennoot liet dood slaan, de neef van graaf Lodewijk, de heer van Edingen. |
Hoe die hertoge van Bourgoengien nam te wijue tsgraven Lodewijcx van male dochter fol. lxiiij.v] ITem int selue iaer in die Oostmaent nam te wijue Phelips hertoghe van Bourgoengien, graue van Artoys, pallatijn des grauen Lodewijcx van Malen dochtere, ende si traudenToudenaerde in sinte Wouburghen kercke. Ende ontrent der tijt datmen dese brulocht hilt, so wort in Ipre eene grote wapeninghe, ende si schoten haren baliu ter veynsteren huyt, die men hiet die pryzenare, ende sloughen ooc doot heer Ioris belle, waer omme die graue Lodewijs sandt sinen bastaerdenbroedere here Rufulaert met vele volcx van wapenen, te peerde ende te voet, ende quamen te Poperinghe, ende te vlamerdinghe, omme Ipre te berijdene, waer omme dat tcommuyn in groter vreesen was, ende ghinghen in dye wapene, ende Maes zeemale dekene vander weuerye metten weuers, ende met die ghene die van sijnder soorte waren, trocken huyter stede van Ipre. Ende het was den heren die buyten waren te wetene ghedaen, dat sy buyten waren die den heren contrarie waren, ende si reden achter te peerde, ende achterhaeldense ende sloughense doot. Ende Maes zeemale was gheuanghenende sijn broeders, ende worden onthooft, ende vp wielenghestelt, ende binnen Ipre was grote Iusticie ghedaen, want daer wasser vele onthooft ende ghedoot, heymelic ende openbaer, bet dan.xvc. Ende al dat weuen of vullen conste, die wordenverdreuen ende ghebannen huyter stede van Ipre. In dit iaer was te Veurne eenen vreeselicken brant, die welcke wel half dye stede verbrande, ende het quam bi mer Ians vanRijssele knape, die sijn peerden bi nachte teten gaf, ende liet een [fol. lxv.r] keersse staen barnen int peertstal, ende sy viel int hoy. Desen brandt ghebuerde vp sinte nycolaeus nacht. Int iaer.xiijc.ende.lxv.te half Sporcle was eenen groten brandt te ghendt, bi sinte Baefs clooster. Int iaer xiijc.ende.lxvi.vp den.xxvi.dach in April, doe verbarnde te Ghendt aldat dorp van sinte Baefs. Int. iaer.xiijc.ende.lxvij.corts naer s.Bauen dach, doe quam dye paeus Vrbaen te Roome, ende dede te Roome messe, in Sinte Pieters abijt. Ende binnen menich iaer te voren en hadde te Roome gheenen Paeus geweest In tselue iaer wast grote sterfte in Holland, in Brabant, ende in Vlaendren. Int iaer.xiijc.ende.lxviij.was in Vlaendren alte grote iammer vander pestilencie. Int iaer.M.CCC.ende.lxix.Phelips Hertoghe van Bourgoengien sconincx Ian van Vranckerijcke ioncxste sone die nam te wijue die wedewe margriete, sgrauen Lodewijcx vanvlaendren dochtere, die daer te voren hadde te manne ghehadt phelips hertoghe van Bourgoengien graue van artois vp den xviij.dach in Wedemaent. Item te Bruchele in dit selue iaer vp den Sacraments dach, die Ioden ghecreghen eene gheconsacreirde hostie, die in eene kercke huyter seborye ghestolen was, ende die Ioden spuwedendaer vppe, ende duerstakent met messen, ter cleenicheyt vanonsen here, ende bi myraculen so quammer vele bloets huyt desen heleghen sacramente, ende dit sacrament was met groter weerdicheyt ter kercke ghedreghen, ende den volcke die bloedighe steken ghetoocht. Int iaer.xiijc.ende.lxx.dye paeus Vrbaen die.v.die quam vanRoome Tauengnoen, ende corts daer naer voer hi te Marcelienin sijn cloostre te.s.Victoors, daer hi monic ende abt gheweest hadde, ende daer so starft hi, ende wordt daer begrauen. Endealle die siecke menschen die met deuocien quamen te sinengraue, die ghenasen van alle siecten. Ende die cardenalen die doe Tauengnoen waren, die coren eenen anderen paeus, endedat was Gregorius die.xvi. Item vp den.xxij.dach van Meye anno.xiijc.ende.lxx.vrauwe margriete Hertoghinne van Bourgoengien des grauen Lodewijcx dochtere, ghelach te digioen in Borgoengien van haren eerstensone, Ian van Dygioen, die naer die doot van sinen vader phelips, was hertoghe van Borgoengien, ende graue van Vlaendren, ende van artois. Item anno domini.xiijc.ende.lxxi.vp den eersten dach vanOugst, die cooplieden van Vlaendren met wijne gheladen ter baye, ende meenden daer te coopene sout, om te ladene in hare schepen, waren daer vanden Inghelschen versleghen, ende vele gheuanghen, ende in Inghelant gheuoert. In dye selue maent wasser svrydaechs naer sinte Berthelmeeus dach eenen groten wijch tusschen der mase endeden Rijn. Wenselijn die hertoghe van Brabant quam met alle die edele van Brabant te Nymmeghen in Ghelrelant yeghens den hertoghe van Gheldre. Daer was wonderlicke seer gheuochten, ende alle die principale edele van Brabant bleuen meest versleghen in dien wijch, ende die hertoge Wenselijn was daer gheuanghen, ende binnen Nymmeghen gheleet. Ende in teekene dat die gheldersche victorie hadden yeghen die brabanders, so staken si alle die bannieren ende standaerden van den brabantschen heren die daer versleghen waren, hooghe in onser vrauwen kercke te Nymmeghen. |
Hoe de hertog van Bourgondië nam tot wijf de dochter van graaf Lodewijk van Male fol. lxiiij.v] Item, in hetzelfde jaar in augustus nam tot wijf Filips hertog van Bourgondië, graaf van Artois, paltsgraaf de dochter van graaf Lodewijk van Malen en ze trouwden te Odenaarde in Sint Walburga kerk. En omtrent de tijd dat men deze bruiloft hield zo werd in Ieper een grote bewapening en ze schoten hun baljuw ter venster uit die men de Pryzenare noemde en sloegen ook dood heer Joris Belle waarom graaf Lodewijk zond zijn bastaardbroeder heer Rufulaert met vele wapenvolk te paard en te voer en kwamen te Poperinge en te Vlamertinge om naar Ieper te gaan waarom de gemeente in grote vrees was en gingen in de wapens en Maes Zeemale, deken van de weverij, met de wevers en met diegene die van zijn soort waren trokken uit Ieper. En het was de heren die buiten waren te weten gedaan dat ze buiten waren die de heren contrarie waren en ze reden achter te paard en haalden ze in en sloegen ze dood. En Maes Zeemale was gevangen en zijn broeders en werden onthoofd en op wielen gesteld en binnen Ieper was grote justitie gedaan want daar werden er veel onthoofd en gedood, heimelijk en openbaar, meer dan 1500. En al dat weven of volder kon die werden verdreven en gebannen uit Ieper. In dit jaar was te Veurne een vreselijke brand die wel half de stad verbrandde en het kwam door de knaap van meneer Jans van Rijsel die zijn paarden bij nacht te eten gaf en liet een [fol. lxv.r] kaars staan branden in de paardenstal en het viel in het hooi. Deze brand gebeurde opt Sint-Nicolaas nacht. In het jaar 1365 te half februari was een grote brand te Gent bij Sint Baaf klooster. In het jaar 1366 op de 26ste dag van april, toen verbrandde te Gent al dat dorp van Sint Baaf. In het jaar 1367 kort van Sint Baaf dag toen kwam paus Urbanus te Rome en deed te Rome mis in Sint Petrus habijt. En binnen menig jaar tevoren was er te Rome geen paus geweest. In hetzelfde jaar was het grote sterfte in Holland, in Brabant en in Vlaanderen. In het jaar 1368 was in Vlaanderen al te grote droefheid van de pest. In het jaar 1360 nam hertog Filips van Bourgondië, de jongste zoon van koning Jan van Frankrijk, weduwe Margriet tot wijf, de dochter van graaf Lodewijk die daar tevoren tot man gehad had hertog Filips van Bourgondië, graaf van Artois, op de 18de dag in juni. Item, te Bruchele (?) on hetzelfde jaar op Sacrament dag kregen de Joden een geconsacreerde hostie die in een kerk uit een ciborie gestolen was en de Joden spuwden daarop en door staken het met messen ter kleinheid van onze heer en bij mirakels zo kwam er veel bloed uit dit heilige sacrament en dit sacrament was met grote waardigheid ter kerke gedragen en het volk die bloedige steken getoond. In het jaar 1370 kwam paus Urbanus van Rome te Avignon en kort daarna voer hij te Marseille in zijn klooster te Sint Victor waar hij monnik en abt geweest was en daar zo stierf hij en werd daar begraven. En alle zieke mensen die met devotie tot zijn graf kwamen die genazen van alle ziekten. En de kardinalen die toen te Avignon waren die kozen een andere paus en dat was Gregorius de 16de. Item, op de 22ste dag van mei anno 1370 lag hertogin Margriet van Bourgondië, de dochter van graaf Lodewijk, te Dijon in Bourgondië van haar eerste zoon, Jan van Dijon, die na de dood van zijn vader Filips hertog van Bourdon hertog was en graaf van Vlaanderen en van Artois. Item, anno domini 1371 op de eerste dag van augustus en de kooplieden van Vlaanderen met wijn geladen ter baai te Bourgneuf, en meenden daar zout te kopen om in hun schepen te laden werden daar door de Engelsen verslagen verslagen en vele gevangen en in Engeland gevoerd. In dezelfde maand was er te vrijdag na Sint Bartholomeus dag een grote strijd tussen de Maas en de Rijn. Wenselijn, de hertog van Brabant, kwam met alle edelen van Brabant te Nijmegen in Gelderland tegen hertog van Gelre. Daar was wonderlijk zeer gevochten en alle de belangrijkste edelen van Brabant bleven meest verslagen in di strijd en hertog Wenselijn was daar gevangen en binnen Nijmegen geleid. En in teken dat de Gelderse victorie hadden tegen de Brabanders zo staken ze alle banieren en standaarden van de Brabantse heren die daar verslagen waren hoog in onze Vrouwe kerk te Nijmegen. |
[Int iaer.xiijc.ende.lxxiiij] Int iaer.xiijc.ende.lxxiiij.soe quamen vanden Rijne ende huyt Brabant in vlaendren dye danssers met groter menichte al danssende ende springhende, sommeghe van hondert teenentroppe, sommeghe van vijftich, som van.lx.som meer, som min, singende ende roupende oft verwoede lieden gheweest hadden. Item int iaer.xiijc.ende.lxxv.vp den vierden dach van Meye was in Mechelen eenen groten schadelicken brant Ende int iaer xiijc.ende.lxxvi.so dede die graue Lodewijc te Brugghe inden burch breken dat houde schepen huys, ende die graue Lodewijc leyde den eersten steen. Ende int selue iaer van.xiijc.ende.lxxvi.doe quamen huyt Vranckerijcke te Brugge die hertoge van Angiau, die hertoghe van Bretaengien, ende huyt Ingelant die prinche van Waels, ende die hertoghe van Lancaestere, omme te tracteirene vanpaeyse tusschen die twee coninghen, of ten alder minsten om een bestant, ende die hertoghinne van Lancaestere quam mede, ende was beurucht, ende claechde sieck, ende huer was gheraden om huere ghesonde dat sy [fol. lxv.v] soude reysen vander eender stede ter andere. Ende sy trac te sinte Adriaens waert, te Gheertsberghe, ende haer pelgrimaedgie ghedaen hebbende, so track si te Ghendt, endedaer wort si soe sick, dat si daer moeste blijuen ligghende, endeghelach daer van eenen ionghen sone, die daer naer Hertoghe van Lancaestre was, ende men hiet hem Ian de Ghandt. Int selue iaer dye zee dede vele quaets int oostvrye, ende in viere ambachten Item int iaer.xiijc.ende.lxxvij.des maendaechs naer sint Maertins dach, so brac in tgat van Bieruliet, ende daer verdroncken wel.xvij.prochien. Bouchoute, die pyete, die Guiliemijnen, nieueue, Roeselare, die ghewilleghe, ysendijcke, die ellemare, sint Ians in dye woestijne, Ooymanskercke, sinte Kathelijnen ten hamere, schoonendijcke, gaternesse, sinter Nyclaeus, bieruliet, ende andere prochien. Item vp onser vrauwendach in Maerte, was te Ghendt eenenschadelicken brant, alte seere langhe gheduerende, endebegonste in tstaelhof, ende daer verbarnden bet dan.v.duysent huysen, ende vele cappellen, ende kercken, ende binnen eender maent daer naer, so begonste dat gheschil in die heleghe kercke, ende oock die orloghe van Vlaendren, omme dat ghedelf vander leye. Item dit gheschil in dye heleghe kercke was tusschen dye twee paeusen, die Paeus Vrbaen van Roome, ende den paeus Clement van Auengioen, welc gheschil in die helege kercke gheduerde bet dan.xxx.iaer. Ende tgheschil tusschen die van Ghendt endedie van Brugghe om tghedelf vander leye, gheduerde wel.vi.iaer. Anno domini.xiijc.ende.lxxviij.corts naer paesschen, so starf die paeus Gregorius, die.xic.hi starft te Roome. Ende die cardenalen souden eenen anderen paeus kiesen, ende waren ghegaen int conclaue, maer die van Roome liepen in die wapene, ende si riepen dat si willen hebben eenen Romeyn teenen paeuse, ofte eenen ytaliaen. Die cardenalen en consten niet haestelic accoorderen, ende daer omme die Romeynen deden fourtse den cardenalen, ende si quetseden den cardenael van Poirtiers. Endehuyt dien, omme die vreese vanden Romeynen, soe riep een cardenael huyte. Och ghi edele Remeynen, weit dat Bartholomeus, die eerdtsbisschop van baier, es ons heleghe vader, ende men ghinc hem consacreren, ende wort gheheetenVrbanus, dye vic. ende alle die cardenalen bleuen bi hem, tot sint Ians daghe midsomers. Ende dye cardenalen merckende dye wreethede, ende felheyt vanden paeus, dat hy versmade dye fransoysen, die spaengaerden, ende die van beneden den gheberchte waren. Daeromme den meesten deel vandencardenalen, schieden ende vertrocken huyt Roome, endetrocken te Fondes, in Anagnia. Ende midts dat dye elexie niet vry en was, ende dye Romeynen foortse ghedaen hadden den kiesers vanden paeus, daer omme hilden si langhe raet, omme te makene eenen anderen paeus. Die paeus Vrbaen siende dat die cardenalen alle wech bleuen, ende eenen cardenael die bi hembleuen was die seydehem. Siet heylich vadere, wy en houden hu niet ouer paeus, want ghi by foortsten ghecoren waert. Dye paeus Vrbaen beual datmen dyen cardenael soude vinden sine handen vp sinen rugghe, ende datmen hem so soude met eender coorde sine armen recken ouer eenen balcke. Ontrent sinte Michiels dach, die cardenalen, die te Fondes waren, corenagointelicken tot eenen paeuse Robrecht tsgrauen sone vanGeneuen, cardenael vanden.xij.apostelen, die welcke eerst gheweest hadde bisscop van theerenburch, ende daer naer bisschop van Camerijcke, ende men gaf hem den name in sine consecracie Clemens die.vij. Item vp alder heleghen dach was hi gheconsacreirt, ende corts daer naer quam hi nederwaerts, ende hilt sine siedge, endesinen pauselicken stoel in die stede van Auengioen. Ende hemdede obediencie, als Paeus dese naeruolghende landen, Vranckerijcke spaengien, nauarre, arragon, ende schotlant Endeonder den paeus Vrbaen stonden dese naeruolgende landen, Roome, cecilien, Hongheryen, Bemen, Andernac, Noorweghen, Zweden, Inghelant, Poortingale, yerlant, ende al den Rijn, duytschelant, Beyeren, oosterlinghen, Zwauen, Elsaten, Zassen, Brandenburch, Lunenburch, Dueringhen, Cracomy, Prusen, Polen, Westualen, Vrieslant, Zeelandt, Ardenne, Ghelderlandt, Brabant, ende Vlaendren. [fol. lxvi.r] |
[In het jaar 1374] In het jaar 1374 zo kwamen van de Rijn en uit Brabant in Vlaanderen die dansers met groter menigte al dansend en springend, sommige van honderd in een troep, sommige van vijftig en soms van 60 en soms meer of minder zingend en roepend alsof het verwoede lieden geweest waren. Item, in het jaar 1375 op de vierde dag van mei was in Mechelen een grote schadelijke brand. En in het jaar 1376 zo liet graaf Lodewijk te Brugge in de burcht breken dat oude schepen huis en graaf Lodewijk legde de eerste steen. En in hetzelfde jaar 1376 toen kwamen uit Frankrijk te Brugge de hertog van Anjou, de hertog van Bretagne en uit Engeland de prins van Wales en de hertog van Lancaster om de handelen van de vrede tussen die twee koningen of ten allerminste om een bestand en de hertogin van Lancaster kwam mede en was bevrucht en klaagde ziek te zijn en haar was aangeraden vanwege haar gezondheid dat ze [fol. lxv.v] zou reizen van de ene stad ter andere. En ze trok te Sint Adriaan waart, te Geraardsbergen en toen ze haar pelgrimage gedaan had trok ze te Gent en daar werd ze zo ziek zodat ze daar moest blijven liggen en lag daar van een jonge zoon die daarna hertog van Lancaster was en men noemde hem Jan de Ghandt. (Gent) In hetzelfde jaar deed de zee veel kwaads in het oost vrije en in de vier ambachten Item, in het jaar 1377 de maandag na Sint Maarten dag zo brak het gat in te Biervliet en daar verdronken wel 17 parochies. Boekhoute, de Pyete, de Guiliemijnen, nieuwe Roeselare, de Ghewilleghe, Ysendijcke, (Uzendijke), die Ellemare, (Elmare) Sint Jan inde woestijn, Ooymanskerk, Sint Kathelijnen ten Hamere, Schoonendijcke, Gaternesse, Sinter Nyclaeus, Biervliet en andere parochies. Item, op onze Vrouwe dag in maart was te Gent een schadelijke brand die al te zeer lang duurde en begon in de zaalhof en daar verbrandden meer dan 5 000 huizen en vele kapellen en kerken en binnen een maand daarna zo begon dat geschil in de heilige kerk en ook de oorlog van Vlaanderen om dat delven van de Leie. Item, dit geschil in de heilige kerk was tussen de twee pausen, paus Urbanus van Rome en paus Clement van Avignon, welk geschil in de heilige kerk meer dan 30 jaar duurde. En het geschil tussen die van Gent en die van Brugge om het delven van de Leie duurde wel 6 jaar. Anno domini 1378 stierf kort na Pasen paus Gregorius de 11de te Rome. En de kardinalen zouden een andere paus kiezen en waren in conclaaf gegaan, maar die van Rome liepen in die wapens en ze riepen dat ze wilden hebben een Romein tot een paus of een Italiaan. De kardinalen konden niet snel overeenkomen en daarom deden de Romeinen kracht aan de kardinalen en ze kwetsten de kardinaal van Poitiers. En daarom vanwege vrees van de Romeinen zo riep een kardinaal uit; ‘Och gij edele Romeinen, weet dat Bartholomeus, de aartsbisschop van Bari, onze heilige vader is en men ging hem consacreren en werd Urbanus de 6de genoemd en alle kardinalen bleven bij hem tot Sint-Jans dag midzomer. En de kardinalen merkten de wreedheid en felheid van de paus en dat hij versmaadde de Fransen, de Spanjaarden en die van beneden het gebergte waren. Daarom scheidde het grootste deel van de kardinalen en vertrokken uit Rome naar te Fondes in Anagnia. En mits dat de electie niet vrij was en de Romeinen kracht gedaan hadden om een paus te kiezen daarom hielden ze niet lang raad om een andere paus te maken. Paus Urbanus zag dat de alle kardinalen weg bleven en een kardinaal die bij hem gebleven was die zei tegen hem; Ԛiet heiige vader, we houden u niet voor paus want ge bent met geweld gekozen. Paus Urbanus beval dat men die kardinaal de handen op de rug zou binden en dat men hem met een koord zijn armen over een balk zou trekken. Omtrent Sint Michiels dag, de kardinalen te Fondes waren, kozen gezamenlijk tot een paus Robrecht, de zoon van de graaf van Genua, kardinaal van de 12 apostels die eerst geweest was bisschop van Throuanne en daarna bisschop van Kamerijk en men gaf hem de naam in zijn consecratie Clemens de 7de. Item, op Allerheiligen dag werd hij geconsacreerd en kort daarna kwam hij nederwaarts en hield zijn zitting en pauselijke stoel in de stad Avignon. En hem deden onderdanigheid als paus deze navolgende landen, Frankrijk Spanje, Navarra, Aragon en Schotland En onder paus Urbanus stonden deze navolgende landen, Rome, Sicilië, Hongarije, Bohemen, Andernach, Noorwegen, Zweden, Engeland, Portugal, Ierland en al de Rijn, Duitsland, Beieren, Oosterlingen, Zwaben, Elzas, Saksen, Brandenburg, Lunenburg, Thüringen, Cracomy, (?) Pruisen, Polen, Westfalen, Friesland, Zeeland, Ardenne, Gelderland, Brabant en Vlaanderen. [fol. lxvi.r] |
Hier beghint die oerloghe ende discoort tusschen die van ghendt ende die van Brugghe, twelc gheduerde wel vi.iaer lanck. INt Iaer.xiijc.ende.lxxix.dat occusoen vander oerloghe, tusschenBrugge ende ghendt, was omme dat die graue Lodewijc vele te Brugghe was, ende te male, daer hi gheboren was, ende dat hi seer selden te ghendt was Ende omdat hi hem niet en liet regieren van edelen noch van wijsen mannen, maer nam te sinen rade ende maecte sine ghenouchte met ionghers die songhen ende speelden in musijcken, ende andere diueersche ghenouchten, die der sinlicheyt bequame waren. Ende ooc eestwel te bemoedene dat der menschen sonden ende ouerdaet, waren cause vanden verdriete ende oerloge diere vp rees. Want sinte Gregorius seyt. Nulla nocebit aduersitas si nulla dominetur iniquitas. Dats te verstane den menschen of den landen en sal gheene aduersiteyt ofte teghenspoet commen, vp datter gheene sonde of aerchede eerst en regneirt, maer in Vlaendren regneirden als doe vele ende grote sonden, iae in allen statenvanden lieden. Als van die edele heeren, ende van harenouerspele willen wi swijghen. Alder eerst soe regeneirder endedomineirde die coninginne van allen sonden, als houeerdicheyt, inden ghewaden alder eerst, want dye pompuesheyt vandenvolcke was sonder ghetal, ofte mate, alsoe wel te landewaerts, als in die steden, was tvolck so rijckelicken ghecleet, iae het ghemeene volc ghinc costelijcker dan Rudders of grote heren deden, in Vranckerijcke, ende in meer andere landen, want die slichte lieden droughen ondersneden coussen, ende die schoens huyt ghehauwen met langhen pollanen, riemen van seluere, wegende drie of.iiij.marcken, mantelen costelic gheuoedert met fijnen lakene totter hielen toe, caproenen ende rocx met bordueren gewrocht beneden, hoeden oft al princhen of edele lieden gheweest hadden. Dye vrauwen te lande waerts, hadden.iij.of.iiij.frocx, seer costelicke faelgien voren gheuoert met rooden sindale of met groende semyte. Ende als sy ter brulocht ghinghen, si droughen surcoten gheuoedert met langhen steerten. Inden somere vp feestelicke daghen, so droughen si frocx, diemen hiet quenen, voren ghecnopt met amauzen totter eerden, oft som met peerlen knopen, endebeneden gheuoert met costelicke voeringhen, ende scaerlakenencapproenen met gheamalgierde knopen van seluere, ende van amauzen Aldus was grote houeerdye ende huytwendicheyt inden ghewaden ende inden abijten. Ende inwendelic in blasphemien te gode waert, sweerende, ende versweerende denname gods, in ouerspele, in roof, diefte, dobbelen, tuysschen, moordaet, ende manslacht, want alsmen voor yement seyde, hier of daer es een versleghen of vermoort, nauw een seyder yement god hebbe die siele, neyement of lettel yement wasser beroert tot compassien, ende sonderlinghe so regneirden grote sonden in ghendt, ende in die casselrye van ghendt, want int iaer van.xiijc.ende.lxxix.vanden midwinter tot des anders iaers, te.s.Maertens messe, waren binnen Ghendt, so in bordeelen, in dobbelscholen, ende in taueernen versleghen ende doot ghesteken, bet dan.xiiijc.menschen. Ende die clergye wort so ouerdadich van abytuacien, van spraken, ende in haerlieder affeere, costelic, lecker, ende excessijf, in etene ende in drinckene, ghierich ende vul symoenyen, in vindinghe vanongheordonneirde practijcken, beuelende den volcke te gheuene bouen den biechtpenninc. Als messault, dwaleghelt, aultepaesghelt, pardoen ghelt, busse ghelt. Item in oncuysheden met concubijnen, ende in allen statenwas grote ouerdadicheyt, ende ongeregeltheyt. Ende aldus was Vlaendren om der sonden wille in diueerschen plaetsen gheplaecht metten viere grotelic, als ghi hier voren wel hebt ghehoort, ende ooc met groter zeevloet Item oock met dieren tijde, ende met groter oerloghe. |
Hier begint de oorlog en onenigheid tussen die van Gent en die van Brugge wat wel 6 jaar lang duurde. In het jaar 1379 was de oorzaak van de oorzaak tussen Brugge en Gent omdat graaf Lodewijk veel te Brugge was en te Male waar hij geboren was en dat hij zeer zelden te Gent was En omdat hij zich niet liet regeren van edelen nog van wijze mannen, maar nam tot zijn raad en maakte zijn genoegen met jongeren die zongen en speelden in muziek en andere diverse genoegend die ze zinnelijkheid bekwaam waren. En ook is het wel te vermoeden dat de mensen zonden en overdaad oorzaak was van verdriet en oorlog die er opstond. Want Sint Gregorius zegt; ‘Nulla nocebit aduersitas si nulla dominetur iniquitas.’ Dat betekent dat mensen of landen zal geen aversie of tegenspoed komen opdat er geen zonde ergheid eerst regeert, ‘maar in Vlaanderen regeerden toen vele en grote zonden, ja in allen staten van de lieden. Als van de edele heren en van hun overspel willen we zwijgen. Allereerst zo regeerde en domineerde de koningin van alle zonden als hovaardigheid en in de gewaden allereerst want de pomperij van het volk was zonder getal of maal, alzo wel te land waart als in de steden was het volk zo rijk gekleed, ja het gewone volk ging kostbaarder dan ridders of grote heren deden in Frankrijk en in meer andere landen, want de eenvoudige lieden droegen kousen van meer kleuren en de schoenen uitgehouwen met lange krullen, riemen van zilver die 3 of 4 marken kostten, mantels kostbaar gevoerd met fijn laken tot de hielen toe, kappen en rokken gewrocht beneden, hoeden of het al prinsen of edele lieden geweest waren. De vrouwen te lande waar hadden 3 of 4 overkleden, zeer kostbare mantels voor gevoerd met rood sandaal of met groene satijn. En als ze ter bruiloft gingen droegen ze wijde overkleden gevoerd met lange staarten. In de zomer op feestelijke dagen zo droegen ze overkleden die men quenen noemde en voor geknoopt met emaillen tot de aarde of soms met parels knopen en beneden gevoerde met kostbare voeringen en scharlaken hoofddeksels met geëmailleerde knopen van zilver en van emaillen. Aldus was grote hovaardigheid en uitwendig in gewaden en in de habijten. En inwendig in blasfemie tot God waart en zweerden en verzweren de naam God in overspel, in roof, diefstal, dobbelen, hazardspelen, moorddaad en manslacht, want als men tegen iemand zei, hier of daar is een verslagen of vermoord, nauwelijks zei er iemand; God heeft de ziel; niemand of weinig waren tot medelijden bewogen en vooral zo regeerden grote zonden in Gent, en in die wetsgebied van Gent, want in het jaar 1379 van de midwinter tot de het andere jaar Sint -aarten mis waren binnen Gent zo in bordelen, in dobbelscholen en in tavernen verslagen en dood gestoken meer dan 1400 mensen. En de geestelijkheid werd zo overdadig in kleding, van spraken en in hun zaken, kostbaar, lekker en exclusief in eten en in drinken, gierig en vol simonie, in vinden van ongeordende praktijken en bevalen het volk te geven boven de biechtpenning. Als heilige offers, doekengeld, oud Paas geld, pardon geld bussengeld. Item, in onkuisheid met concubines en in allen staten was grote overdaad en ongeregeldheid. En aldus was Vlaanderen vanwege de zonden in diverse plaatsen geplaagd zeer met het vuur zoals ge hiervoor wel hebt gehoord en ook met grote zeevloed. Item, ook met dure tijden en met grote oorlog. |
Hier rees die oerloghe omme tghedelf vander leye. DIe grave Lodewijc metsgaders dat hi seer eerlic ende costelic was in tonderhouden van sinen state, hy dede ordonneren diueersche settinghen, maer het verdroot die van ghendt, [fol. lxvi.v] sy gauense twee of drye reysen. Maer int iaer.M.iijc.ende.lxxix.doen seyden si goet ront dat sijse niet meer betalen en wouden, maer die van Brugge gauent hem gheerne, als die voorseyde graue Lodewijc yet aen hem lieden begeerde, si gauent hem, ende si sercoursdene, huyt den welcken hi wordt die stede van Brugghe beminnende, belouende ooc die vanBrugghe, in dien dat si yet begeerden aen hem, hi soudt hem lieden doen ende consenteren. Ende daer omme so begheerden si aen hem, ende versochten omme te doen makene een ghedelf, van Brugge tot deinsen, maer sine edele ende sinen raet, endedye van Ghendt en wildent niet consenteren. Die graue Lodewijc quam naer den Sinxene te Ghendt, ende beriep daer een ioustement vp den cooruaert, het welcke costede seere veel goets, ende die meeste edele van alle den lande, ontrent Ghendt gheleghen, dye waren alle daer, ende vele edele huyt Brabant, Holland, ende Henegauwe. Ende die graue begheerde weder eene grote settinghe ende sekeren tacx, vp elc ghemet lants al Vlaendren duere. Ende een poorter van Ghendt gheheetenGoosin mulaert dye wederseydet, als tghebodt ghedaen was, ende seyde. In ghendt noch in al thgendtsche, men weinschede den prinche niet een mijte te gheuen, om sine wellustigheit endeghenouchte mede te voedene, ende om den cost die hi doet int ioustementen, in danssene, ende in reyene met vrauwen, met pijpers met sangers, ende met alle manieren van ionghe endewulpschen ionghen volcke, die welcke hi rijcke maecte, endeseere aen hem profiteirden. Hi claechde sinen noot die vanbrugghe, die welcke hem gauen een groote somme vanpenninghen, vp dat si deluen mochten, van Brugghe tot Deinsen, want si hadde al dat lant ende den gront ghecocht, tot Deinsen toe. Ende elc mochte wel deluen ende stichten vp sinen gront, ende die graue Lodewijc seyde dat si stoutelic deluen souden die vaert, so wijdt ende so diepe datter al tiaer duere die pleyten varen ende keeren mochten, ende ontboot alle baliuwen ende officiers, dat so wie die van Brugghe eenich belet dade int deluen vander seluer vaert, datmen die in vanghenesse legghen soude yegen den prinche. Doe deden die van Brugghe ghebieden dat alle die ghene die metter spade wercken consten, dat si ten ghedelue souden gaen, men soudtse wel betalen. Ende als si ghedoluen hadden tot sint Ioris in Distele, ende si in ghendtsche deluen souden, dye van Ghendt ordineirden.C.ende.xx.witte capproenen stercke vrome mannen, ende si maecten twee capiteynen, Aernout die clerc, ende Symoen colpaert, diese gheleeden souden ende verbieden dat deluen. Ende waert bi also datter yement dolue naer tverbodt, datmen hem sine spade, ende andere alaem nemen soude, ende daer naer in dien sijt niet en lieten, dat mense doot slaen soude. Dese voornoemde witte capproenen quamen daer, ende verboden den deluers dat si niet langer deluen en souden, ende si lieten twerc staen, endeseydent dye van Brugghe, twelck die prinche vernam, die welcke weder omme gheboodt dat si deluen souden, ende sandt daer sine officiers mede, omme die beletters vanden deluene te vanghene. Maer als si daer quamen, so vonden sy doot ghesleghen dat meeste deel vanden deluers. Dit vernam wouter van hauterijne, die hooch baliu van Ghendt was, ende hy beual een sheeren knape, wiemen hiet Pieter coene, so waer datmen vonde eeneghe witte capproenen binnen Ghendt, dat mense vanghen soude ende leeden in sgrauen steen, die welcke voorseyde pieter vinc een wit capproen, dye welcke so seere riep dat vele lieden quamen huut haren huysen ghelopen, om den witte capproen te helpen dat hi ontghinge, maer die voornoemde pieter de coene bi sijnder vromicheyt dede so vele dat hi den witten caproen leede in die vangheness Des anderen daechs snuchtens, die capiteynen van den witte capproenen gauent te kennene den deken vanden weuers, dye welcke beual den ambochten dat si net wercken en souden voor dat die witte capproenen huyter vanghenesse ghedaen souden sijn, endePieter die sheeren knape ghepuniert. Ende hier omme warenalle die van Ghendt beroert, ende liepen alle ghewapent tot coutre, ende riepen dat si wilden blijuen bi hare vryheit, ende so wie dat beweeren wilde, hi soudt becoopen. Ende daer quamenvele ambachten met vele bannieren. Wouter van hauterijne die hoochste Baliu, metsgaders dye [fol. lxvij.r] vander wet nam sgrauen banniere van vlaendren ende seyde, so wie den prinche helpen wilde ende met hem wesen, dat si hem volghen souden ende den standaert vanden prinche. Ende daer waren.iij.ambachten metsgaders den vleeschauwers dye des princhen banniere volchden, ende dit was vp den eersten maendach naer sint gillis dach. Ende die weuers metsgaders dat ghemeente sloughen doot den hooch baliu, ende al tghemeente bleef in die wapene staende. Ende dye weuers ende die witte capproenen te samen coren eenen capiteyn gheheeten Ian Lyoens, ende die ghinc met twee duysent mannen te Deinse, ende ooc in alle smalle steden, als Taelst, te Denremonde, te Nyneue, ende int wechgaen, si verbarnden tcasteel van wondreghem, ende alle die huysen die daer ontrent stonden, dat vier was soe groot datment sach ouer vijf mijlen. Ende dit was vp onser vrauwen dach in pietmaent als Ian Lyoens hadde een maent huyt gheweest van stede te stede binnen der casselrye van Ghendt, ende hadde tvolc ghedaen sweeren goet te blijuene met der stede van Ghendt. Ende commende ouer Eeclo daer sterf hy, dyes was in ghendt groten rauwe. Ende daer naer vp den xvi.dach in Octobre, omme dat die van Oudenaerde niet sweren en wilden met dye van Ghendt, daer omme beleyden die van ghendt die stede van Oudenaerde, ende bleuen daer ligghende tot vp sinte Barbelen auent in den aduent, ontrent.vij.weken tijts. Ende midts der groter coude diet begonste te sijne, so schieden si van daer ende trockenthuysewaert. Ende ooc die heren die in Oudenaerde waren met haren volcke, hadden meneghe sprincreyse ghedaen vp dye vanghendt voor Oudenaerde ligghende, so dat haer lieder ghetal van haren volcke seer ghemindert was. |
Hier rees de oorlog om het delven van de Leie. Graaf Lodewijk mitsgaders dat hij zeer fatsoenlijk en kostbaar was in het onderhouden van zijn staat ordonneerde diverse omslagen, maar het verdroot die van Gent, [fol. lxvi.v] en gaven het twee of driemaal. Maar in het jaar 1379 toen zeiden de duidelijk dat ze niet meer betalen wilden maar die van Brugge gaven het hem graag en als graaf Lodewijk iets van hen begeerde, ze gaven het hem en stonden hem bij waarom hij de stad Brugge beminde en die Brugge ook beloofde indien dat ze iets van hem begeerden zou hij het hen doen en toestaan. En daarom zo begeerden ze van hem en verzochten om te laten maken een gracht van Brugge tot Deinze, mar zijn edelen en zijn raad en die van Gent wilden het niet toestaan, Graaf Lodewijk kwam na Pinkster te Gent en beriep daar een steekspel op de koorvaart wat zeer veel goeds kostte en het grootste deel van al het land omtrent Gent gelegen, die waren allen daar en vele edelen uit Brabant, Holland en Henegouwen. En de graaf begeerde weer een grote omslag en taks op elk gemeten land heel Vlaanderen door. En een poorter van Gent geheten Goosin Mulaert die weersprak het toen het gebod gedaan was en zei; ԉn Gent nog in al Get Gentse wenste men de prins niet een mijt te geven om zijn wellustigheid en genoegen mee te voeden en vanwege de kosten in het steekspel, in dansen en in reien met vrouwen, met pijpers met zangers en met alle manieren jong en wulps jong volk die hij rijk maakte en zeer van hem profiteerden. Hij klaagde zijn nood die van Brugge die hem gaven een grote som van penningen opdat ze delven mochten van Brugge tot Deinsen, want ze hadden al dat land en de grond gekocht tot Deinsen toe. En elk mocht wel delven en stichten op zijn grond en graaf Lodewijk zei dat ze dapper de vaart zouden graven en zo wijd en diep dat er het hele jaar door de vletten varen en keren mochten en ontbood alle baljuws en officier, dat zo wie die van Brugge enig belet deed in het delven van die vaart dat men die in de gevangenis leggen zouden tegen de prins. Toen lieten die van Brugge gebieden dat al diegene die met de spade werken konden dat ze ten delven zouden gaan, men zou ze goed betalen. En toen ze gedolven tot Sint-Joris ten Distel en ze in het Gentse delven zouden ordineerden die van Gent 120 witte kaproenen (hoofddeksels?) sterke dappere mannen en ze maakten twee kapiteins, Aernout de Clerc en en Symoen Colpaert die ze leiden zouden en dat delven verbieden. En was het alzo dat er iemand delfde na het verbod dat men hem zijn spade en ander gereedschap nemen zou en daarna indien zij het niet lieten dat men ze dood zou slaan. Deze witte kaproenen kwamen daar en verboden de delvers dat ze niet langer delven zouden en ze lieten het werk staan en zeiden het die van Brugge, wat de prins vernam die wederom gebood dat ze delven zouden en zond daar zijn officiers mede omme de beletters van het delven te vangen. Maar toen ze daar kwamen zo vonden dood geslagen het grootste deel van de delvers. Dit vernam Wouter van Hauterijne, die hoge baljuw van Gent was en beval een knaap van een heer die Pieter de Coene heette, zo waar dat men enige witte capproenen binnen Gent vond, dat men ze vangen zou en leggen in de graven steen, die Pieter ving een witte capproen die zo zeer riep zodat vele lieden uit hun huizen kwamen gelopen om de witte capproen te helpen dat hij ontging, maar die Pieter de Coene biji zijn dapperheid deed zoveel dat hij de witte capproen in de gevangenis legde. De volgende dag ճ morgens gaven de kapiteins van de witte capproenen het te kennen de deken van de wevers die beval de ambachten dat ze niet werken zouden voor die witte capproen uit de gevangenis was gedaan en Pieter gepijnigd. En hierom waren allen van die van Gent bewogen en liepen allen gewapend tot Coutre, en riepen dat ze blijven bij hun vrijheid en zo wie dat tegenhouden die zou dat bekopen. En daar kwamen vele ambachten met vele banieren. Wouter van Hauterijne, de hoogste baljuw, mitsgaders die [fol. lxvij.r] van de wet nam de banier van de graaf van Vlaanderen en zeiden zo wie den prins helpen wilde en met hem wezen dat ze hem volgen zouden en de standaard van de prins. En daar waren 3 ambachten mitsgaders de vleeshouwers di de banier van de prins volgden en dit was op de eerste maandag na Sint Gillis dag. En de wevers mitsgaders de gemeente sloegen dood de hoge baljuw de hele gemeente bleef in de wapens staan. En de wevers en de witte capproenen kozen tezamen een kapitein geheten Jan Lyoens en die ging met 2000 mannen te Deinse en ook in alle kleine steden als te Aalst, te Dendermonde, te Ninove en in het weggaan verbrandden ze het kasteel van Wondergem en alle huizen die daar omtrent stonden, dat vuur was zo groot dat men het vijf mijlen ver zag. En dit was op onze Vrouwe dag in september toen Jan Lyoens een maand uit was geweest van stad tot stad binnen het wetsgebied van Gent en had het volk laten zweren goed te blijven met de stad Gent. En toen hij kwam bij Eeklo stierf hij, dus was in Gent groten rouw. En daarna op de 16de dag in oktober, omdat die van Oudenaarde niet zweren wilden met die van Gent, daarom belegerden die van Gent de stad Oudenaarde en bleven daar liggen tot Sint Barbara avond in de advent, omtrent 7 weken tijd. En mits de grot koude die het begon te worden zo scheiden ze vandaar en trokken naar huis. En ook de heren die in Oudenaarde waren met hun volk hadden menige plundertocht gemaakt op die van Gent die voor Oudenaarde lagen zodat hun getal volk zeer verminderd was. |
Hoe dye van Ghendt met subtijlicheden wonnen dye stede van Oudenaerde. [Sinte Pieters dach in Sporcle en den vierden dach in Meye] [fol. lxvij.v] ITem daer naer vp Sinte Pieters dach in Sporcle, dye van Ghendt quamen ende gherochten subtijlicken in Oudenaerde byder onvoorsienicheyt vanden ghenen dye dat awet ter poorten hilden, ende si quamen ter marct ende wonnen die stede, endesloughen vele edele van sprinchen volcke doot, die binnenOudenaerde laghen. Dit was al binnen tselue iaer van.xiijc.ende.lxxix.dye van Ghendt trocken huyt Ghendt den vierden dach in Meye. Anno.xiijc.ende.lxxx.ende ghinghen te Tielt, te deinsen, te Aeltre, ende van daer weder te Aelst, ende te Denremonde, ende also keerden si weder te ghendt. Ende vp den.xiij.dach van Meye, so quamen die van ghendt in brugge, ende gherochten tot vp die vrydachs marckt. Daer was seer gheuochten, ende daer bleuen vele van dye van Ghendt versleghen, ende ooc sommeghe van Brugghe, ende daer warer ooc vele vanden ghentenaers ghevanghen. Ende die van Ghendt hadden die meeste schade. Ende die van Ghendt treckende buyten der bouuerye poorte om te gane naer Dixmude, als si quamen ontrent sinte Michiels, siende dat si vele vromer liedenghemisten, omme die te wrekene, soe keerden si weder omme in Brugghe tot vp die vrydachs marct. Nv es te wetene dat als doe dye van Ghendt hadden voor haerlieder parruere vp dye mauwen Liebaerts claeuwen, ende die paruere van die van Brugghe waren lelyen, ende vp die vrydachs marct vergaderden meest alle die van Brugge. Daer was seer gheuochten, ende daer waren meest alle die van Ghendt versleghen, die wederomme in Brugghe ghekeert waren. Ende omme dat die van Brugghen die victorie hadden, men sanckere een liedeken in deser manieren. Claeuwaert claeuwaert Hoet hu vanden lelyaert ☩ Gaet ghi niet thuysewaert Ghi laetter huwen tabbaert Al waerdy noch so seere ghebaert Sullen hu maken veruaert. |
Hoe die van Gent subtiel de stad Oudenaarde wonnen. [Sint Petrus dag in februari en de vierde dag in mei] [fol. lxvij.v] Item, daarna op Sint Petrus dag in februari kwamen die van Gent en raakten er subtiel in Oudenaarde door onvoorzichtigheid van diegene die luik van de poort hielden en ze kwamen ter markt en wonnen de stad en sloegen vele edelen van het volk van de prins dood die binnen Oudenaarde lagen. Dit was al binnen hetzelfde jaar 1379. Die van Gent trokken uit Gent de vierde dag in mei en anno 1380 gingen ze Tielt, te Deinsen, te Aalter en vandaar weer te Aalst en te Dendermonde en alzo keerden ze weer te Gent. En op de 13de dag van mei zo kwamen die van Gent in Brugge en raakten op de vrijdag markt. Daar was zeer gevochten en daar bleven vele van die van Gent verslagen en ook sommige van Brugge en daar waren ook vele van die van Gent gevangen. En die van Gent hadden de meeste schade. En die van Gent trokken buiten de Boeveriepoort om naar Diksmuide te gaan en toen ze kwamen omtrent Sint-Michiels en zagen dat ze vele dappere lieden misten en om die te wreken zo keerden ze terug in Brugge tot op de vrijdag markt. Nu is te weten dat als doen hadden die van Gent voor hun sieraad op de mauwen de leeuwen klauwen en het sieraad van die van Brugge waren lelies en op de vrijdag markt verzamelden meest alle die van Brugge. Daar werd zeer gevochten en daar waren meest alle van die Gent verslagen die wederom in Brugge gekeerd waren. En omdat die van Bruggen de victorie hadden zong men er liedjes in deze manier. Klauwaard, klauwaard Hoed u van de lelies ☩ Gaat ge niet naar huis Ge laat er uw tabbaard Al was je nog zo zeer gebaard Zullen u bang maken. |
[Den eersten dach in Wedemaent, den achsten dach in Ougstmaent en den xxvi.dach in Ougst] Item daer naer vp den eersten dach in Wedemaent was Denremonde ghewonnen ende verbarnt. Vp den anderen dach in Wedemaent waren vele lieden van Brugghe ende vanden vryen ghevanghen, ende binnen Ghendt ghebrocht in sgrauen steen, ende waren som ghewisselt voor dye van ghendt, die te Brugghe daer te voren gheuanghen laghen. Voort die vanGhendt trocken huyte met tenten ende met pauwelioenen ter waelpoorte, ende meenden te commen naer Brugge. Dit verhorende die graue Lodewijc, hi versochte aen die van ghendt dat si met paeyse weder thuys keeren wilden. Ende daer was eenen paeys ghemaect, ende die graue Lodewijc quam binnenghendt, ende men ghinc yeghens hem met processien, ende men ontfinckene met grooter weerdichede. Maer dien paeys en gheduerde niet langhe, maer spleet weder huyte, vp den achsten dach in Ougstmaent, omme dat die weuers tonder ghedaen waren, ouermits dat si den heeren van sprinchen weghe ghestelt, veronweerdt hadden, ende doot ghesleghen den hooch baliu van Ghendt. Hier omme die van Ghendt bereedden weder een groot heercracht van volcke, ende quamen te Dixmude, ende deden daer eenen grooten roof van beesten ende vanandere goeden. Dit vernemende die van Brugge ende vandenvryen, quamen hemlieden bespringhen. Ende dit was vp denxxvi.dach in Ougst vp eenen maendach. Daer wort seere gheuochten, ende dye van ghendt worden daer meest al versleghen, ende die van Brugghe, metsgaders dye vanden vryen voornoemt namen al dien roof die die van ghendt te dixmude gherooft hadden, ende si brochtense te Brugge ter marct, men gaf eenen goeden wedre om.v.groten. Item een osse om.ij.schellingen. groten, ende een coe oft een veerse om.x.of xij.groten. Ende die capiteynen van Ghendt die desen roof hadden ghehaelt, waren voor desen strijt inden laetsten paeys rudders ghesleghen, omme dat sy vrome mannen van wapenen waren, als Boudin die vos, ende Mattheus van schathille, ende meer andere. Item vp den anderen dach in Septembre doe ghinc die graue Lodewijc met die van brugghe ende vanden vryen, ende meestal vlaendren volchde hem lieden, ende beleyden die stede vanGhendt.x.weken lanc. Ende nochtans duer al dat Ghendt beleyt was, die van ghendt sonden huyt soe vele volcx van wapenen dat sy beleyden Aelst ende Denremonde. [fol. lxviij.r] |
[De eerste dag in juni, de achtste dag in augustus en de 26ste dag in augustus] Item, daarna op de eerste dag van juni was Dendermonde gewonnen en verbrand. Op de 2de dag in juni waren vele lieden van Brugge en van de vrijen gevangen en binnen Gent gebracht in de graven steen en waren soms gewisseld voor die van Gent die te Brugge daar tevoren gevangen lagen. Voorttrokken die van Gent uit met tenten en met paviljoenen ter waalpoort en meenden te komen naar Brugge. Dit hoorde graaf Lodewijk en verzocht aan die van Gent dat ze met vrede weer naar huis wilden gaan. En daar werd een vrede gemaakt en graaf Lodewijk kwam binnen Gent en men ging hem tegemoet met processie en men ontving hem met grote waardigheid. Maar die vrede duurde niet lang, maar spleet weer uit op de 8ste dag in augustus omdat de wevers te onder gedaan waren die vanwege de heren van de prins gesteld ze verontwaardigd had en dood geslagen de hoge baljuw van Gent. Hierom bereidden die van Gent weer een grote legermacht van volk en kwamen te Diksmuide en deden daar een grote roof van beesten en van andere goederen. Dit vernamen die van Brugge en van de vrijen en kwamen hen bespringen. En dit was op de 26ste dag in augustus op een maandag. Daar werd zeer gevochten en die van Gent werden daar meest al leverslagen en die van Brugge, mitsgaders die van de vrijen namen alle roof die die van Gent te Diksmuide geroofd hadden en brachten het te Brugge ter markt, men gaf een goeden weer om 5 groten. Item, een os om 2 schellingen groten en een koe of een vaars om 10 of 12 groten. En die kapiteins van Gent die deze roof hadden gehaald waren voor deze strijd in de laatste vrede ridders geslagen omdat ze dappere wapenmannen waren als Boudin de Vos en Mattheus van Schathille en meer anderen. Item, op de 2de dag van september toen ging graaf Lodewijk met die van Brugge en van de vrijen en meest al Vlaanderen volgde hem en belegerden de stad Gent 10 weken lang. En nochtans door alles dat Gent belegerd was, die van Gent zonden uit zoveel wapenvolk dat ze belegerden Aalst en Dendermonde. [fol. lxviij.r] |
[In Octobre den.xxi.dach, in Nouembre den v.dach, de.xxviij.dach van Sporcle] Item in Octobre den.xxi.dach lachmen te swalmen, ende daer was een groot gheuecht ter langher brugghe, ende vp alder heleghen auent weder ter seluer brugge was seere gheuochten, daer vele brugghelinghen versleghen bleuen. Item vp alder sielen dach ende sdaechs daer naer, soe waren dye van Ghendt voor Gheerdtsberghe, twelcke si ghecreghen. Item in Nouembre den v.dach soe bleuen vele vanden vryen, ende ooc van die van Brugghe versleghen voor euerghem, ende die van Ghendt vinghen die sommeghe met haren standaerden, ende die voerden si binnen Ghendt, ende staken se daer ter veynsteren huyte, ter cleenichede van die van Brugghe, endevanden vryen Ende vp sinte Maertins auent daer naer so wort den paeys ghemaect, ende die graue Lodewijck, ende alle die met hem voor Ghendt gheleghen hadden, trocken elck thuysewaert. Ende die paeys gheduerde ontrent.xv.weken, endedat quam om tgheroofde goet dat te Ghendt stont te coope. Die van Brugghe ende van anderen steden ende dorpen, daer dat gherooft was, sy dedent arresteren met den here vp den.xxviij.dach van Sporcle, ende daer omme daden die van Ghendt eene nyeuwe wapenloopinghe, ende trocken weder huyte met eenen grooten heercrachte in vier ambachten, vp den.viij.dach in Meye. Item anno domini.xiijc.ende.lxxxi.vp den.xij.dach in Meye, quamen die van Ghendt voor Cortrijcke, ende verbarnden die baelien, ende alle die huysen vanden voorboughen. |
[In oktober de 21ste dag, in november de 5de dag en de 28ste dag van februari] Item, in oktober de 21ste dag lag men te Swalmen en daar was een groot gevecht ter lange brug en op Allerheiligen avond weer op dezelfde brug werd zeer gevochten waar vele Bruggenaars verslagen bleven. Item, op Allerzielen dag, de dag daarna, zo waren die van Gent voor Geraardsbergen, wat ze kregen. Item, in november de 5de dag zo bleven velen van de vrijen en ook die van Brugge verslagen voor Evergem en die van Gent vingen sommige met hun standaarden en die voerden ze binnen Gent en staken ze daar te venster uit om die van Brugge te kleineren en de vrijen. En op Sint-Maarten avond daarna zo werd de vrede gemaakt en graaf Lodewijk en allen die met hem voor Gent gelegen hadden trokken naar huis. En die vrede duurde omtrent 15 weken en dat kwam om het geroofde goed dat te Gent te koop stond. Die van Brugge en van andere steden en dorpen, daar dat geroofd was, lieten het arresteren met het leger op de 28ste dag in februari en daarom deden die van Gent een nieuwe wapenloop en trokken weer uit met een grote legermacht in de vier ambachten op de 8ste dag in mei. Item, anno domini 1381 op de 12de dag in mei kwamen die van Gent voor Kortrijk en verbrandden de voormuren en alle huizen van de buitenwijken. |
[Vp sinte Seruaes dach en vp den.xxij.dach in Wedemaen,] Item vp sinte Seruaes dach trocken die van Ghendt huyt met.v.heercrachten, dat een voer na Gheertsberghe, dat andere te denremonde, dat derde te cortijcke, dat vierde in vierambachten, dat vijfste te Deynsen ende te Neuele. Ende dit ordonneeirde haerlieder capiteyn Phelips van eerdtuelde, die welcke nyeuwelincx ghecoren was. Ende dye in die vier ambachten waren, die roofden al dat coorne dat syere vonden, ende si brochtent te Ghendt waert, ende die te Deynsen, ende te Neuele waren, die keerden weder omme te Neuele, daer si gheschoffiert waren vanden heeren, dye gheleghen hadden te Oudenaerde. Ende daer wort doot ghesleghen Raesse van Lyekercke. Ende daer omme die van ghendt in wederwrake, verbarndent al waer dat si quamen, Deynsen, neuele, Tielt, Aeltre, Vrsele, Eeclo, ende Maldeghem tot Brugghe toe. Ende in haerlieder wederkeeren, soe wordt Malen oock verbrandt, ende sy vinghen in haerlieder wech.xxvi.eerlijcke lieden, ende brochtense in Ghendt gheleet vp die marckt, ende daer waren sy met hamers ende met stocken doot ghesleghen vp den.xxij.dach in Wedemaent, twelck was een onredelick feyt sulcke verwonnen lieden, also doot te slane. |
[Op Sint Servaas dag en op de 22ste dag in juni,] Item, op Sint Servaas dag trokken die van Gent uit met 5 legermachten, de ene voer naar Geraardsbergen, de andere te Dendermonde, de derde te Kortrijk, de vierde in de vierambachten, de vijfde te Deinse en te Nevele. En dit ordonneerde hun kapitein Filips van Ertvelde die net gekozen was. En die in de vier ambachten waren die roofden al dat koren dat ze er vonden ze brachten het te Gent waart en die te Deinse en te Nevele ware, die keerden weder om te Nevele waar ze geschoffeerd werden van de heren die gelegen hadden te Oudenaarde. En daar werd dood geslagen Raesse van Liedekerke. En daarom verbrandden die van Gent in weerwraak alles waar ze kwamen, Deinse, Nevele, Tielt, Aalter, Ursel, Eeklo, en Maldegem tot Brugge toe. En in hun terug keren zo werd Malen ook verbrand en ze vingen op hun weg 26 fatsoenlijke lieden en brachten ze in Gent geleid op de markt en daar werden ze met hamers en met stokken dood geslagen op de 22ste dag in juni, wat een onredelijk feit was van zulke overwonnen lieden alzo dood te slaan. |
[Vp den.xxv.dach vander seluer maent en Vp den.xiij.dach van Ougst ] Item vp den.xxv.dach vander seluer maent doe was dat edel kijnt ende dat soete ionghelinck, dat commen was vanden bloede vanden coninck van Vranckerijcke, ende vanden graue van Vlaendren, dwelcke men hiet tkint van Adeghem, oock te Ghendt doot gheslegen. Vp den.xiij.dach van Ougst quamen vele vanden heren van Ghendt buyten der keyser poorte met sint Ioris banniere, ende riepen luyde Vlaendren ende den leeu, ende si bleuen aldaer ligghende.iiij.daghen lanc. |
[Op de 25ste dag van dezelfde maand en op de 13de dag van augustus ] Item, op de 25ste dag van dezelfde maand toen was dat edele kind en die lieve jongeling dat gekomen was van het bloed van de koning van Frankrijk en van de graaf van Vlaanderen, die men noemde het kind van Adegem, ook te Gent dood geslagen. Op de 13de dag van augustus kwamen velen van de heren van Gent buiten de keizerpoort met Sint Joris banier en riepen luid; ‘Vlaanderen en de leeuw’ en ze bleven aldaar liggen 4 dagen lang. |
[Vp den xviij.dach van Ougstmaent en vp den.xvi.dach van Nouembre] Item vp den xviij.dach van Ougstmaent vp eenen sondach, so sachmen tsheren banniere ter marct, ende corts daer naer die van Ghendt trocken in vier ambachten om coorne, ende brochtens meneghen waghen wel gheladen, ende elck die brochte noch vele te halve ghedreghen. Ende hier naer vp den.xvi.dach van Nouembre quamen die van Ghendt Taxele, ende daer haelden sy oock veil corens, ende brochtent te Ghendt waert. |
[Op de 18de dag van augustus en op de 16de dag van november] Item, op de 18de dag van augustus op een zondag zo zag men de banier van de keren op de markt en kort daarna trokken die van Gent in de vier ambachten om koren en brachten het in menige wagen goed geladen en elk die bracht nog veel ten halve gedragen. En hierna op de 16de dag van november kwamen die van Gent te Axel en daar haalden ze ook veel koren en brachten het te Gent waart. |
[Sdaechs voor sinte Andries auent] Item sdaechs voor sinte Andries auent was te Ghendt weder een groote wapeninghe, ende si ghinghen in vier ambochten, ende brochten vele wijns in Ghendt, dye si daer vonden, endemen riep den wijn met beckenen te Ghendt om twee groot den stoop, want diene brochten en haddender gheen quaet ghelt voren ghegheuen. [Vp den.xix.dach in Decembre en Pauwels dach voor lichtmisse] Item vp den.xix.dach in Decembre, soe verloren theerschip ardenburch. Ende naer dat die van Ghendt die stede hadden gherooft, soe staken si tvier in die stede tallen houcken, endeverbarndense. Vp den anderen dach van Laumaent, soe was Gillis die vuldere, dye vpperste capiteyn van Ghendt doot ghesleghen. Ende vp sinte [fol. lxviij.v] Pauwels dach voor lichtmisse, doe was phelips van eerdtuelde die onder capiteyn gheweist hadde gemaect vpper capiteyn, ende rewaert van Vlaendren. Ende des vrydaechs daer naer doe swoeren die.iij.hooftmannen die met hem ghecoren waren. Ende tsondaechs daer naer ten elf hueren was die voorschepene vanden kuere heer Symoen bette doot ghesleghen, ende des dysendaechs daer naer so was Ghijsebrecht die gruutere doot ghesleghen vp dye collatie camere Vp den.xxix.dach van sporcle] Item vp den.xxix.dach van sporcle, twelck was doe den asschewoensdach, doe was dat pas vanden.vij.eecken verloren |
[Daags voor Sint Andries avond] Item, daags voor Sint-Andries avond was te Gent weder een grote wapening en ze gingen in de vier ambachten en brachten veel wijn in Gent die ze daar vonden en men riep de wijn met bekkens te Gent om twee groot de stoop, want die het brachten hadden er geen kwaad geld voor gegeven. [Op de 19de dag in december en Paulus dag voor Lichtmis] Item, op de 19de dag in december zo verloor het heerschap Aardenburg. En nadat die van Gent de stad hadden beroofd zo staken ze het vuur in de stad te alle hoeken en verbrandden het. Op de 2de dag van januari zo was Gillis de Volden, de opperste kapitein van Gent, dood geslagen. En op Sint [fol. lxviij.v] Paulus dag voor Lichtmis toen was Filips van Ertvelde die onder kapitein geweest was opperkapitein gemaakt en landvoogd van Vlaanderen. En de vrijdag daarna zo zwoeren de 3 hoofdmannen die met hem gekozen waren. En zondag daarna te elf uur werd hij van de keurheer heer Symoen Bette dood geslagen en de dinsdag daarna zo was Ghijsebrecht de Gruutere dood geslagen op de collatie kamer. Op de 29ste dag van februari] Item, op de 29ste dag van februari, toen het Aswoensdag was, toen werd de pas van de 7 eecken (eiken) verloren. |
Hier volcht den wijch te Beuerhout op tvelt. INt iaer ons heren.xiijc.ende.lxxxij.omtrent Paesschen, dye van Ghendt en hadden gheen coorne, ende bi gebreke van vitaelgien si hadden gheerne aenden prinche ootmoedelijcken paeys begheert. Ende daer omme Phelips van eerdtuelde die vpper rewaert beual dat sy hem volgen wilden, om te Brugghe te treckene by den graue Lodewijc, ende stelden vp huerlieder mauwe, helpt God ende al sijn ghesinde, ende quamen vp den derden dach in Meye seere vrouch vp tvoorseyde velt. Ende naer der noene dye van Brugghe gauent te kennene den Graue Lodewijck van Vlaendren. Ende si wilden haestelicken huyte gaen hemlieden te ghemoete, ende omme te beuechtene. Maer mer Huelaert van poucke, ende meer andere van Sprinchen rade ontriedent, metsgaders dat tvolc seer vermoeyt was metter processie vanden heleghen bloede, ende midts datter vele vreimts volcx was binnen der [fol. lxix.r] stede, ende dat si oock som wel ghedroncken hadden, endeseyden datmen beyden soude tot des anderen daechs daer naer, ende dan soude die graue Lodewijc selue met die van Brugghe die van Ghendt bestrijden, want hi soude dan te velde commen, met alle die ghene die hem wel wilden. Desen raet en ghenouchde die van Brugghe nyet, maer sonder aduijs, endesonder eenege hoofden, dye hemlieden bestieren mochten, liepen si sonder eeneghe ordonnancie ter Ghendt poorte huyt (by tropkins van.xij.of.xvi.oft.xx.te gadere, som meer som min als onbestierde dronckaerts, so si meughelic som waren, endeworden also altemet vanden ghentenaers doot ghesleghen, ghelijck kiekenen sonder eenege vroeschepe ofte weere, want die van Ghendt omringdense altemet met sulcken hoopkins als si te gader huyt liepen. Ende die van Ghendt quamen endegenaecten altemet lancx so naerder Brugghe. Ontrent denclooster vespertijt, so trac huyte mer Heulaert van poucke met sgrauen banniere tot Assebrouc. Ende daer wort gheuochtenmetdallen seere, ende heyndelic wort daer die heere van poucke versleghen, ende meest alle die hem volchden, so dat in die donckerhede vanden auende die van Ghendt in Brugge quamenter ghendt poorten inne, dye slopene vonden, ende so ghinghensi totter marct, nyement hem lieden wederstaende. Ende aldaer deelden si hem in twee deelen, deene helft bleef die marct verwarende, ende dandere helft trac van straten te straten, maer Phelips van eertuelde hilt hem vp die marckt voor tbeelfroot, dandere ghinghen ter buerse, in die graeuwerckers strate, in sinte Iacobs strate, ende inden houden sack, endealdaer slougen si al doot dat si in haren weghe vonden, als die makelaers, dye graeuwerckers, metten vleeschhauwers, die welcke meenden den ghentenaers te wederstane, maer sy vielen te cranck, omme dat si vanden anderen Brugghelinghen niet ghesercourst en waren. Dit ouermerckende die weuers ende die smeden, met heer Symoen cokermoes, dye welcke quamen ter marct bi die van Ghendt, ende si hilden hem met hem lieden. Ende die contrarie den ghentenaers waren, ofte in voorleden tijden eenich quaet van hemlieden ghesproken hadden, men slouchse doot Die graue Lodewijck hadde wel naer selue ooc doot ghesleghen gheweest, in sinte Amants strate van heer Symoens cokermoes knapen, haddent eeneghe nyet belet. Ende daer omme die Graue Lodewijc vloot huyt Brugghe, ende hy was met een cleen bootkin bi die minne water brugge ouer ghestelt tot buyten der veste, ende daer sadt hy vp een merye, ende reedt daer mede tot Roeselare, ende also voort tot Rijssele. Vp den sondach naer der processie, ende ooc des maendaechs, die van Ghendt roofden die stede van Brugghe, ende alle dye wethouders die si vonden, of die in die wet, of in sheeren dienst gheweest hadden, edele of onedele, die sloughense doot. Ende si ghinghen in sprinchen hof, ende nament al dat sy daer vonden, ende voerdent al te Ghendt waert, sonder die wijnen dye in sprinchen kelder waren, bet dan veertich vaten roots wijns, die sloughen si den boom huyte. Vp den vierden dach nader processie, twelcke was vp eenen dysendach, doe quamen dye ambochten van Ghendt met haren standaerden, staende ter marct, ende sy maecten doe eenen Pieter dye winter capiteyn van Brugghe. Ende tswoensdaechs so deden die van Ghendt vellen ende breken die drie poorten, dye welcke staen te Ghendt waert, te wetene die cruyspoorte, die Ghendtpoorte, ende sinte Kathelijnen poorte, ende men dede die vesten vullen metten steenen, so dat men vry commen mochte by daghe ende bi nachte in Brugghe, ende huyt gaen soemen wilde. Ende die van Ghendt namen te Brugghe in ghijsele vanden eerlijcsten vander stede, wel twee hondert persoonen, ende die hilden haer te Ghendt gheselschip. |
Hier volgt de strijd te Beverhoutsveld. In het jaar ons keren 1382 omtrent Pasen hadden die van Gent geen koren en bij gebrek van voedsel hadden ze ootmoedig aan de prins vrede begeerd. En daarom beval Filips van Ertvelde, de opper landvoogd, dat ze hem volgen wilden om naar Brugge te trekken bij graaf Lodewijk en stelden hun mouw; helpt God en al zijn gezin, en kwamen op den derden dag van mei vroeg op dat veld. En na noen gaven die van Brugge te kennen graaf Lodewijk van Vlaanderen. En ze wilden haastig uit gaan gen tegemoet om te bevechten. Maar meneer Huelaert van Poeke en meer andere van de raad van de prins ontraadden het mitsgaders dat het volk zeer vermoeid was met de processie van het heilige bloed en mits dat er veel vreemd volk was binnen de [fol. lxix.r] stad en dat ze soms wel gedronken hadden en zeiden dat men wachten zou tot de volgende dag daarna en dan zou graaf Lodewijk zelf met die van Brugge die van Gent bestrijden, want hij zou dan te velde komen met al diegene die hem wel wilden. Deze raad vergenoegde die van Brugge niet, maar zonder advies en zonder enige hoofden die hen besturen mochten en liepen ze zonder enige ordonnantie ter Gent de poort uit (met groepjes van 12 of 16 of 20 tezamen, soms meer en soms minder, als ongestuurde dronkaards zo mogelijk sommigen waren en werden alzo altemet van de Gentenaars dood geslagen gelijk kuikens zonder enige wetenschap of verweer, want die van Gent omringden ze altemet met zulke groepjes zoals ze tezamen uit liepen. En die van Gent kwamen en genaakten hoe langer hoe meer Brugge. Omtrent het klooster te vespertijd zo trok uit meneer Heulaert van Poeke met de banier van de graaf naar Asbroek. En dar werd zeer gevochten en eindelijk werd daar de heer van Poeke verslagen en meest allen die hem volgden zodat in de donkerheid van de avond die van Gent in Brugge kwamen ter Gentse poort binnen die ze open vonden en zo gingen ze naar de markt en niemand weerstond hen. En aldaar verdeelden ze zich in twee delen, de ene helft bleef de markt bewaren en de andere helft trok van straat tot straat, maar Filips van Ertvelde hield zich op de markt voor Belfort en de anderen gingen naar de beurs in de Grauwwerkersstraat, in Sint Jakobijnessenstraat en in de Oude Zak en aldaar sloegen ze alles dood dat ze op hun weg vonden als de makelaars, de grauwwerkers met de vleeshouwers die meenden de Gentenaars te weerstaan, maar ze waren te zwak omdat ze van de Bruggenaars geen steun kregen. Dit bemerkten de wevers en de smeden met heer Symoen Cokermoes die ter markt kwam bij die van Gent en ze hielden met hem. En die contrarie de Gentenaars waren of in voorleden tijden enig kwaad van hen gesproken hadden, men sloeg ze dood. Graaf Lodewijk was ook bijna dood geslagen geweest in Sint Amant straat van de knapen van heer Symoen Cokermoes hadden het enige niet belet. En daarom vloog graaf Lodewijk vloot uit Brugge en hing met een klein botje bij de Minnewaterbrug over tot buiten de vesting en daar zat hij op een merrie en en reed daarmee tot Roeselare en alzo voort tot Rijsel. Op de zondag na de processie en ook de maandag roofden die van Gent de stad Brugge en alle wethouders die ze vonden of die in de wet of in de dienst van de heren geweest waren, edele of onedele, die sloegen ze dood. En ze gingen in de hof van de prins en namen alles dat ze daar vonden en voerden alles naar te Gent zonder de wijnen die in de kelder van de prins waren, meer dan 40 vaten rode wijn, die sloegen ze de boom uit. Op de vierde dag na de processie, wat was op een dinsdag, toen kwamen de ambachten van Gent met hun standaarden staan ter markt en ze maakten toen een Pieter de Winter kapitein van Brugge. En woensdag zo lieten die van Gent vellen en breken de drie poorten die te Gent waart stonden, te weten de kruispoort, de Gentse poort en Sint Katelijnepoort en men liet de vesting vullen met stenen zodat men vrij komen mocht bij dag en nacht in Brugge en uitgaan zo men wilde. En die van Gent namen te Brugge in gijzeling de fatsoenlijkste van de stad, wel tweehonderd personen, en die hielden ze in Gent als gijzelaars. |
[Binnen der seluer maent van Meye vp assencioens auende] Binnen der seluer maent van Meye vp assencioens auende rechts vp dye noene, so wast een grote eertbeuinghe. Ende oock dyer ghelijcke, vp den.xx.dach in Meye, twelcke was den Sincxenauent, doen wast eene generale eertbeuinge al Vranckerijcke ende al Vlaenderen duere, soe dat vele edeficien braken, ende vielen ter eerden nedere. Item binnen deser maent ghecreghen die van Ghendt alle die steden van Vlaendren, sonder die stede van Oudenaerde ende [fol. lxix.v] Denremonde, daer sprinchen edelinghen ende dienaers in waren, ende daer omme die van Ghendt vergaderden een groote heercracht van Ghendt, van Brugghe, vander Stede van Ipre, ende vanden vryen, ende beleyden die stede van Oudenaerde Ende dit was al in die Meymaent, int iaer ons heeren.xiijc.ende.lxxxij. |
[Binnen dezelfde maand op Hemelvaartsavond] Binnen dezelfde maan mei op Hemelvaartsavond recht op de noem zo was er een aardbeving. En ook diergelijke op de 20ste dag in mei wart Pinksteravond was toen was het een algemene aardbeving al Frankrijk en al Vlaanderen door zodat vele gebouwen braken en vielen ter aarde neer. Item, binnen deze maand kregen die van Gent alle steden van Vlaanderen, zonder de stad Oudenaarde en [fol. lxix.v] Dendermonde, waar de edelen en dienaars van de prins in waren, daarom verzamelden die van Gent een grote legermacht van Gent, van Brugge, van de stad Ieper en van de vrijen en belegerden de stad Oudenaarde. En dit was alles in de meimaand in het jaar ons heren 1382. |
Hier beghint den wijch te Roosebeke. ITem in dit iaer wast eene grote sterfte. Ende binnen den selueniare ontrent alre heleghemesse, so quam die Coninck kaerle van Vranckerijcke vp den.xxvij.dach van Nouembre te Passchendale, vp den goudt berch met eenen groten heercrachte, ende Phelips van eerdtuelde quam te Roozebeke, ende daer naer quam hi yeghen den coninck ten goutberghe. Daer was eenen grooten wijch ende seere gheuochten. Ende Phelips van eertuelde wan die eerste bataelie, ende met den coninc van Vranckerijcke waren daer ghecommen sijne ooms, die hertoghe Ian van Berry, ende Phelips van Bourgoengien, ende sijn neue die Hertoghe van Bretaengien, ende noch vele andere princhen ende landtsheren. Ende in dese voorleden battaelie bleuen groote menichte van fransoysen. maer die graue Lodewijck quam in dye andere battaelie, ende daer was horribelijcke seere gheuochten, ende daer was Phelips van eerdtuelde seer ghequetst ende ter eerden gheworpen, ende gheuanghen, ende ghebrocht voor den coninck. Ende die coninc metsgaders sinen neue den graue Lodewijc waren ghenouch in dye nederlaghe, huyt den welcken dye [fol. lxx.r] Coninck kaerle dede ontwinden dye olyflamme, midts denwelcken dat hi daer naer die victorie behilt omme dat dye daer openbaerlicken ghetoocht was. Die van ghendt die voor Oudenaerde laghen horende dat Phelips van eerdtuelde doot was ghebleuen te Roosebeke, sy lichteden dat siege, endetrocken te Ghendtwaert. Ende daer naer coren si enen rewaert, wiemen hiet fransoys ackerman, die welcke metsgaders die van Ghendt screef aen den coninck van Inghelandt omme bystandicheyt. Vp dien seluen dach dat dye coninc den wijch wan te Roosebeke. Die van Brugghe dat verhorende vp denseluen auent, ontrent der schelletijt, Christoffel van schote nam te Brugghe sgrauen banniere, ende hy ghincker mede ter marckt, ende ooc die clergie van Brugghe metten cruyce endemet toortsen volchden hem haestelicken, ende bi eender corter tijt versaemder een groot volck vp die marckt, ende si riepen van blijschepen Vlaender die leeu, om dat haerlieder prinche commen was binnen den lande. |
Hier begint de strijd te Rozebeke. Item, in dit jaar was er een grote sterfte. En binnen hetzelfde jaar omtrent Allerheiligen mis zo kwam koning Karel van Frankrijk op de 27ste dag van november te Passendale op de Goudberg met een grote legermacht en Filips van Ertvelde kwam te Rozebeke en daarna kwam hij tegen de koning ten Goudberg. Daar was een grote strijd en zeer gevochten. En Filips van Ertvelde won de eerste slag en met de koning van Frankrijk waren daar gekomen zijn ooms, hertog Jan van Berry en Filips van Bourgondië en zijn neef de hertog van Bretagne en nog vele andere prinsen en landheren. En in deze slag bleef een grote menigte van Fransen, maar graaf Lodewijk kwam in de andere slag en daar was verschrikkelijk zeer gevochten en daar werd Filips van Ertvelde zeer gekwetst en ter aarde geworpen en gevangen en gebracht voor de koning. En de koning mitsgaders zijn neef graaf Lodewijk waren genoeg in de nederlaag waarom [fol. lxx.r] koning Karel liet ontwinden de oriflamme en mits die dat hij daarna de victorie behield omdat die daar openbaar getoond werd. Die van Gent die voor Oudenaarde lagen hoorden dat Filips van Ertvelde dood was gebleven te Rozebeke, ze verlieten die plaats en trokken naar Gent. En daarna kozen een landvoogd die Fransoys Ackerman heette die mitsgaders die van Gent schreef aan de koning van Engeland om bijstand op dezelfde dag dat de koning de strijd won te Rozebeke. Die van Brugge hoorden dat op dezelfde avond omtrent der scheltijd, Christoffel van Schote nam te Brugge de banier van de graaf en ging ermee ter markt en ook de geestelijkheid van Brugge met het kruid en met toortsen volgden hem haastig en in een korte tijd verzamelde een groot volk op de markt en de riepen van blijdschap; ‘Vlaanderen de leeuw,’ omdat hun prins binnen het land gekomen was. |
[Vp den.xxvi dach in Lauw] Item ontrent sint Andries dach quamen in brugghe vele bortoenen lieden van wapenen, ende begonsten in Brugghe te rouene inder lieder huysen, maer byden beuele vanden Coninc van Vranckerijcke ende den graue Lodewijc, so was huyt gheroupen te brugghe, so wie dat yet meer roouede of name binnen Brugghe datmen dye sonder eenich verlaten hanghensoude. Dat nochtan niet yeghenstaende, dye bortoenen en lietens nyet sy en roofden, huyt den welcken dat si des anderen daechs bi.vi.of.bi.vij.te gader ghehangen waren vp die marct aen theynde vander nieuwer halle. Vp den.xxvi dach in Lauw quamen dye van Ghendt met Fronsoys ackermen, ende beleyden Artenburch, ende ten.v.daghe so ghecreghen sijt endeberoofdent, ende stakender wier inne, ende wierpen die poorten ter neder. |
[Op de 26ste dag van januari] Item, omtrent Sint-Andries dag kwamen in Brugge vele wapenlieden van Bretagne en begonnen in Brugge te roven in de huizen van de lieden, maar op bevel van de koning van Frankrijk en graaf Lodewijk zo werd uitgeroepen te Brugge zo wie er iets meer roofde of nam binnen Brugge dat men die zonder enig uitstel hangen zou. Dat nochtans niet tegenstaande lieten die van Bretagne het niet en ze roofden waarom dat ze de volgende dag bij 6 of bij 7 tezamen gehangen werden op de markt ten einde van de nieuwe hal. Op de 26ste dag van februari kwamen die van Gent met Fronsoys Ackerman en belegerden Aardenburg en op de 5de dag zo kregen ze het en beroofden het en staken er het vuur in en wierpen de poorten ter neder. |
[Vp den assencioens auent] Item anno domini.xiijc.ende.lxxxiij.vp den assencioens auent, dye welcke quam doe vp den.xxix.dach in April, dye van Ghendt quamen met eenen grooten heercrachte voor Brugghe, endeschoten met blyen ende met sprinchalen, ende met donderbussen in Brugghe, ende laghen byden drie coninghen, ende verbarnden alle die schoone herberghen dye stondentusschen der poorte ende sinte cruys kercke, ende menich schoon huys in.s.cruys prochie, ende si staken tvier in sinte cruys kercke, soe dat den torre verbrande. Daer naer so keerden si weder te Ghendt waert. Ende binnen iij.weken daer naer so sandt die coninc van Inghelant ter begeerte van die van ghendt, in Vlaendren den bisschop van Noortwijck met eenen grotenheercrachte. Maer eer desen bisschop ouer quam, die vanghendt int thusewaert reysen tusschen schelde ende der leye daer si waenden vycaelie te halen, ende ooc deden, mer wederkeerende te Deinsen, waren si bespronghen in die riergaerde van den heeren ende vanden volcke, dat als doe Toudenaerde lach, ende si weerden hem vromelicken, endeschoten vele heren doot, maer si lieten daer meneghen vromenman. Ende binnen deser tijt Willem van huytkercke dede sommeghe poorters van Brugghe aresteren ende legghen in den steen, als contrarie sijnde den graue van Vlaendren harenprinche, omme die te doen doodene, ende dat om haerlieder rijcdom ende goet te ghecrijghene. Ende hi dede iacob vander colue onthoofden, ende nam hem alsoo sijn goet, ende hi maecte sijn woonste in des selfs Iacobs huys, in dye ezelstrate. Nota de male conquestis: non gaudebit tertius heres. Endedese voorseyde Willem van huytkercke meende noch wel sommeghe andere poorters te doen onthoofdene, als Iacob vander heict, Reynier vanden stichele, ende andere, maer dye graue Lodewijc belette dat. Item desen bisschop van Noorwijck daer wi te voren of roerden, ghesonden vanden Coninck van Inghelandt, quam in Vlaendren, ende commende bi Duynkercke, die van West vlaendren worden dat gheware, ende quamen deen voren, ende dander naer, so dat si eene groote quantiteyt versaemden, ende by Duynkercke was eenen groten slach ghesleghen ende seer vreeselicken gheuochten, Maer die Inghelschen hilden die victorie. Ende ghecreghen Borburch, duynkercke, Berghen, Veurne, ende Nyeupoorte. Ende dit ghecreghen si bi rade vanden poorters ende inghesetene ander stede van Ghendt, ende oock van Fransoys acker- [fol. lxx.v] man, die welcke dede den bisscop van noorwijc met sijnen Inghelschen die stede van Ipre belegghen. Ende dit verhorende die Coninck van Vranckerijcke Kaerle, die welcke groot vrient was vanden graue Lodewijc, hi quam met eenen grotenheercrachte te vlaendre waert. Ende als dye Coninck Atrecht leden was, die bisschop van Noorwijc die voor Ipre neghen weken gheleghen hadde, ende oock Fransoys ackerman, met die van Ghendt, si vertrocken van voor Ipre, ende voeren in Westvlaendren. Die coninc kaerle verhoorende dat die Inghelschen waren in Barburch, hy quam in Westvlaendren, ende ghecreech Berghen, ende daer naer duynkercke. Dit siende die bisschop van Noorwijck met sinen Inghelschen, hi keerde weder omme naer Inghelandt. |
[Op Hemelvaartsavond] Item, anno domini 1383 op Hemelvaartsavond wat toen was de 29ste dag in april kwamen die van Gent met een grote legermacht voor Brugge en schoten met blijden en met werpmachines en met donderbussen in Brugge en lagen bij de Drie Koningen en verbrandde alle mooie herbergen die stonden tussen de poort en Sint Kruis kerk en menig mooi huis in de parochie van Sint Kruis en ze staken het vuur in Sint Kruis kerk zodat de toren verbrandde. Daarna zo keerden e weer naar Gent. En binnen 3 weken daarna zo zond de koning van Engeland, ter begeerte van die van Gent, in Vlaanderen de bisschop van Norwich met een grote legermacht. Maar eer deze bisschop over kwam en die van Gent in het naar huis gaan tussen de Schelde en de Leie waar ze voedsel wanden te halen en ook deden maar toen ze terugkeerden te Deinse werden ze besprongen in de voorhoede van de heren en van het volk dat als toen te Oudenaarde lag en ze verweerden zich dapper en schoten vele heren dood, maar ze lieten daar menige dappere mannen. En binnen deze tijd liet Willem van Uitkerke sommige poorters van Brugge arresteren en in de steen leggen, als contrarie te wezen de graaf van Vlaanderen hun prins om die te laten doden en dat om hun rijkdom en goed te krijgen. En hij liet Jacob van de Colve onthoofden en nam hem alzo zijn goed en hij maakte zijn woonstee in dat huis van Jacob in de Ezelstraat. Nota de male conquestis: non gaudebit tertius heres. En deze Willem van Uitkerke meende nog wel sommige andere poorters te laten onthoofden, als Jacob van de Heict, Reynier van de Stichele en anderen, maar graaf Lodewijk belette dat. Item, deze bisschop van Norwich, gezonden van de koning van Engeland, kwam in Vlaanderen en toen hij kwam bij Duinkerke werden die van West-Vlaanderen het gewaar en kwamen de ene voor en de andere na zodat ze een grote hoeveelheid verzamelden en bij Duinkerke was een groten slag geslagen en zeer vreselijk gevochten, Maar de Engelsen behaalden de victorie en kregen Bourbourg, Duinkerke, Bergen, Veurne, en Nieuwpoort. En dit kregen ze door raad van de poorters en ingezetene van de stad Gent en ook van Fransoys Ackerman [fol. lxx.v], die liet de bisschop van Norwich met zijn Engelsen de stad Ieper belegeren. En dit horde de koning van Frankrijk Karel die een grote vriend was van graaf Lodewijk, hij kwam met een grote legermacht te Vlaanderen waart. En toen de koning Atrecht voorbij en de bisschop van Norwich voor Ieper negen weken gelegen had en ook Fransoys Ackerman met die van Gent vertrokken ze van voor Ieper en voeren in West-Vlaanderen. Koning Karel hoorde dat de Engelsen waren in Bourbourg en kwam in West-Vlaanderen en kreeg Bergen en daarna Duinkerke. Dit zag de bisschop van Norwich met zijn Engelsen en keerde terug naar Engeland. |
[Van sinte Bauen daghe tot den vijfthiensten dach van Meye en vp den neghensten dach van Laumaent] Item vp desen tijt vp Sinte Lambrechts dach, Fransoys ackerman met die van Ghendt ghecreghen, ende namen inne met groter behendighede die stede van Oudenaerde, ende si verdreuen alle die rijcste poorters, ende ooc alle dye edele huyter stede. Vp sinte Morissis dach commende binnen der seluer maent, quamen te Lilleghem bi Calis die boden ende ambassaduers vanden twee Coninghen, als vanden coninc kaerle van Vranckerijcke ende vanden coninck van Inghelant, ende daer was ghemaect een bestant, gheduerende van sinte Bauen daghe tot den vijfthiensten dach van Meye. Ende in dit bestant waren mede besloten die van Ghendt, ende die van Vlaendren. Ende al desen tijt duere so bleef die graue Lodewijck in sinte Bertins cloostere te Sinte Omaers. Die Hertoghe Ian van Berry, dye welcke te wijue hadde tsgrauen dochtere van Buenen, metter welcker hem tgraefschip van Buenen aencommen was, die was schuldich manschap te doene den graue Lodewijck van malen, dye welcke was Graue van Artoys, alsoe wel als van Vlaendren. Ende omme dat dye graue Lodewijc wilde, dat hi hem manschip doen soude vanden graefschepe van Buenen, eer datmen den voorseyde Hertoghe van Berry eeneghe demaynenbetalen soude of eenich recht vanden graefschepe van Buenen. Daeromme die Hertoghe van Berry dede den graue Lodewijc in een camere daer si versaemt waren droomen tusschen een bedsponde ende eenen weech, soe dat hy binnen den derden daghe daer naer starf, ende word aldaer begrauen int voorseydecloostere van sinte Bertins, vp den neghensten dach vanLaumaent. Anno domini xiijc.ende lxxxiij.ende daer naer was hi begrauen tsinte Pieters te Rijssele ter traelie. Hi was graue.xxxvi.iaer, ende ouermidts dat Phelips le hardy Hertoghe van Borgoengien, des conincx van Vranckerijcke sone hadde te wijue die eeneghe ghetrauwede dochtere vanden voorseydegraue Lodewijck van Malen, hier by so quam hem toe dat Graefschip van Vlaendren, van Artoys, van Nyueers, van Retheers, metten anderen singroien ende heerlicheden diere aen clauen ende toebehoorden, die die voornoemde graue Lodewijck beseten hadde. |
[Van de dag van Sint Baaf tot de 15de van mei en de 9de dag van juni] Item, op deze tijd op Sint Lambrechts dag kreeg Fransoys Ackerman met die van Gent en namen in met grote handigheid de stad Oudenaarde en ze er verdreven alle rijkste poorters en ook alle edelen uit de stad. Op Sint Mauritius da in dezelfde maand kwamen te Lilleghem (?) bij Calais de boden en ambassadeur van de twee koningen als van koning Karel van Frankrijk en van de koning van Engeland, en daar werd een bestand gemaakt dat duurde vanaf de dag van Sint Baaf tot de 15de dag van mei. En in dit bestand waren mede besloten die van Gent en die van Vlaanderen. En al deze tijd door zo bleef graaf Lodewijk in Sint Bertins klooster te Sint Omaars. De hertog Jan van Berry die tot wijf had de dochter van de graaf van Boulogne-sur-Mer waarmee hem het graafschap van Boulogne-sur-Mer aangekomen was en was schuldig manschap te doen graaf Lodewijk van Male die graaf was van Artois alzo wel als van Vlaanderen. En omdat graaf Lodewijk wilde dat hij hem manschap doen zou van het graafschap Boulogne-sur-Mer eer dat men de hertog van Berry enige domein betalen zou of enig recht van de graafschap Boulogne-sur-Mer. Waarom de hertog van Berry graaf Lodewijk in een kamer deed waar ze verzameld gedrongen waren tussen een bedsponde en een wieg zodat hij binnen de derde dag daarna stierf en werd aldaar begraven in het klooster van Sint Bertins op de negende gag van januari anno domini 1383 en daarna werd hij begraven te Sint Pieters te Rijsel ter de la treille Hij was 36 jaar graaf vanwege dat Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, de koningszoon van Frankrijk tot wijf had de enige getrouwde dochter van graaf Lodewijk van Male en hierdoor zo kwam hem toe dat graafschap van Vlaanderen, van Artois, van Nevers, van Rethel met de andere wetsgebieden en heerlijkheden die eraan kleefden en toebehoorden die graaf Lodewijk bezeten had. |
[Vp den.xiij.dach in Sporcle en vp den derden dach vanMeye] Item vp den.xiij.dach in Sporcle, so was huyt gheroupen een nyeu bestant tusschen den twee Coninghen, ende den hertoghe van Borgoengien, ende die van ghendt. Item het es te wetene dat vp den derden dach van Meye als die van Ghendt Brugghe ghecreghen ende in namen, datter vp beuerhouts velt, daer mer Huelaert van poucke dye capiteyn van Brugghe doot bleef, wel bleuen versleghen.vi.duysent mannen, ende mer Huelaert van poucke worde begrauen ten Iacopijnen inden choor. Ende binnen der stede van Brugghe waren doot ghesleghen, wel byden drye duysent persoonen. Maer ghy sult weten dat dese princepale moort deden die knapen van den poorters, die welcke waren alle vreimde ende huytlandtsche lieden, als Hollanders, ghelderschen ende brabanders, ende Westualinghen. Dese siende datter so toe ghinck, sy sloughen selue hare meesters doot, ende namen haer lieder goet, also wel als die van Ghendt deden. Item te Brugghe waren vele carnieren ghemaect, daer men die doode lichamen in begrouf, als ten Iacopijnen, bi tspoortiers huys was eene, daer inne dat gheworpen waren wel hondert ende.xvi.mannen, ende een byder braenberch poorte, darer in gheworpen waren wel.lxv.twelcke som waren vanden eerlicksten poorters vander stede, som in sijden [fol. lxxi.r] wambaysen, som int hemde, ende waren mannen die som in die wet gheweest hadden, als Schepenen ende Raden, ende ooc dye naers vander wet, ende sommeghe dekens van ambochten. Endespecialijcken was in desen pit gheworpen heere Ian Boonin, burchmeester, ende Wouter Boonin sijn broeder, ende noch vele andere die in Sprinchen dienst gheweest hadden. Ende bydenhouden kerchoue was oock een camere darer bet dan hondert in gheworpen waren, ende vp dat velt van beuerhout worder wel begrauen.iij.duysent, bi.x.of bi.xij.tsamen in eenen pit. Requiescant in pace. |
[Op de 13de dag in februari en op de derde dag van mei] Item, op de 13de dag in februari zo was een nieuw bestand uitgeroepen tussen de twee koningen en de hertog van Bourgondië en die van Gent. Item, het is te weten dat op de derde dag van mei toen die van Gent Brugge kregen en innamen dat er op Beverhoutsveld waar meneer Heulaert van Poeke de kapitein van Brugge dood bleef wel verslagen bleven 6 000 mannen en meneer Heuelaert van Poeke werd begraven ten Jakobijnen in het koor. En binnen de stad Brugge waren dood geslagen wel bij de 3 000 personen. Maar ge zal weten dat deze belangrijkste moord deden de knapen van de poorter, die allen vreemde en buitenlandse lieden waren als Hollanders, Geldersen en Brabanders en Westfalen. Deze zagen dat het er zo toe ging en sloegen zelf hun eigen meesters doodden namen hun goed, alzo wel als die van Gent deden. Item, te Brugge waren vele kuilengemaakt waarin men de dode lichamen begroef als te Jakobijnen bij het poorters huis was er een waarin geworpen werden wel 116 mannen de bij de braamberg poort waarin geworpen werden wel 65 waarvan sommige waren van de fatsoenlijkste poorters van de stad, sommige in zijden [fol. lxxi.r] wambuizen, sommigen in het hemd en waren mannen die soms in de wet geweest waren als schepenen en raden en ook dienaars van de wet en sommige dekens van ambachten. En speciaal was in deze put geworpen heer Jan Boonin, burgemeester, en Wouter Boonin, zijn broeder, en nog vele andere die in de dienst van de prins waren geweest. En bij het oude kerkhof was ook een kamer waar meer dan honderd in geworpen waren en op dat veld van Beverhout werden er wel begraven bij de 3000 met 10 of 12 tezamen in een put. Requiescant in pace. |
Van Phelips le Hardy, des Conincx Ians sone van Vranckerijcke, dye xxvij.Graue van Vlaendren. Dat.xxxiij.capittel. PHelips le hardy des Conincx Ians sone van Vranckerijcke, vansijns wijfs weghe des grauen Lodewijcx dochtere Margriete, die hi ghetraut hadde, wort graue van Vlaendren, van Artoys, vanBourgoengien, van Retheers, van Nyueers, here van Salines, Pallatijn, here van Mechelen, ende van Antwerpen, endeverbeydere van Brabant, inder manieren hier naer volgende. etc. Phelips le hardy des Conincx Ians sone van Vranckerijcke, Hertoghe van Borgoengien, Graue van Vlaendren. etc. Ende wi Margriete Hertoghinne ende Graefnede, vrauwe vanden landenende steden voornoemt, huyte dyen dat naer dye doot van onsen gheduchten here ende vadere Lodewijck Graue van Vlaendren, wiens siele god ghedencke, Tgraefschap van Vlaendren metten anderen landen ende heerlicheden daer tot behorende, toecommen ende verschenen sijn ons Phelips voorseyde by causen van onser voorseyde hertoghinne onse gheselnede. Ende ons Margriete voornoemt als dochtere ende erfachtich hoir vanonsen voorseyde heere. Ende wy vp den dach van hedent, als vp den.xxvi.dach van deser yeghenwoordegher maent van April commen sijn in onse eyghenwoordeghe stede van Brugghe, waer in dat onse poorters ende dye ghemeene subgijten van onser voorseyde stede van Brugghe ons den behoorlicken [fol. lxxi.v] eedt ghedaen hebben als goede ghetrauwe, ende onderdaneghe subgijten schuldich sijn van doene hueren here, ende vrauwe schuldich sijn van doene, so eest dat wi doen te wetene allen lieden, die nv sijn ende hier naer wesen sullen, dat wi vp den yeghenwoordeghen dach van heden gheloeft hebben endeghesworen in trauwen ende waer heden te houden, ende te doen houdene huer lieder preuilegien, vryheden, goede costumen, ende vsancien, beede houde ende nyeuwe, ende inder manieren datter ghecostumeirt es, die welcke preuilegien die waren inden handen van onsen voorseyde here ende vadere, ten tijden dat hy leuede, die wy vp den dach van heden weder ghegheuen hebben den voorseyde poorters habitanten ende denghemeente van onser voorseyde stede, bi speciale gracie ende te haerlieder suplicatie, die welckeհreuilegien, vryheden, endegoede costumen, ende vsagien. Wi phelips ende Margriete voornoemt, al noch belouen deser onser letteren, loyalijcke endeter goeder trauwen, te houdene ende te doen houdene goet vast ende van weerden, van pointe te pointe, als oft hier gheschreuen ende verclaert ware. Ende niet daer yeghen te commene of te doen commene, in eenegher manieren, behouden twee pointen. Te wetene dat al tghemeente van Brugge vander seluer stede ghegouuerneirt ende gheregiert si bi sesse connestablen, endehoofmannen vanden.vi.sesten deelen vander seluer stede. Tandere, dat al tgoet vanden misdoenders, die bi wetten ende bi vanghenessen vander voorseyde stede ende bi schepenenverwonnen sullen worden van huerlieder meuten endemesgrijpen by hem lieder ghedaen, yeghen den here endeheerschappye van ons, Phelips ende Margriete voorseyde, endevan onsen naercommers, grauen ende graefneden vanVlaendren, dat ons dit ghelieft ende ghelieuen sal den ghenen, die sake van ons hebben sullen, ende van onsen naercommende grauen ende graefneden toe behoren sal, ende gheconfisquiert sijn tonsen behouue, ende tonser tafelen gheleyt worden, sonder eenege dissumulacie ofte verdrach, ende nyet andersins. Vant welcke ons die voorseyde stede van Brugghe, ende dinghesetene van diere ghegheuen hebben hare letteren. Ende omme dat dit blijuen sal goet, vast ende ghestade, ten eeweghen daghen, so hebben wy dese letteren ghedaen seghelen, behouden in allen anderen saken onse rechten. Dit was ghedaen binnen onser stede van Brugghe, den xxvi.dach in April. Int iaer ons heren.xiijc.ende.lxxxiiij. |
Van Filips de Stoute, de zoon van koning Jan van Frankrijk, de 27ste graaf van Vlaanderen. Dat 33ste kapittel. Filips de Stoute, de zoon van koning Jan van Frankrijk, vanwege zijn wijf de dochter van graaf Lodewijk Margriet die hij getrouwd had werd graaf van Vlaanderen, van Artois, van Bourgondië, van Rethel, van Nevers, heer van Salines, paltsgraaf, heer van Mechelen en van Antwerpen en gebieder van Brabant in de manier die hierna volgt. etc. Filips de Stoute, de zoon van koning Jan van Frankrijk, hertog van Bourgondië, graaf van Vlaanderen. etc. En wij, Margriet, hertogin en gravin, vrouw van de landen en steden voornoemd, uitdoen dat na de dood van onze geduchte heer en vader Lodewijk, graaf van Vlaanderen, wiens ziel God gedenkt, het graafschap van Vlaanderen met de andere landen en heerlijkheden die daartoe behoren, toekomen en verschenen zijn ons Filips door oorzaak van de hertogin onze gezellin. En onze Margriet als dochter en erfelijke erfgenaam van onze heer. En wij op de dag van heden als op de 26ste dag van deze tegenwoordige maand april gekomen zij in onze eigen stad Brugge waarin dat onze poorters en de gewone onderhorigen van onze stad Brugge ons de behoorlijke [fol. lxxi.v] eed gedaan hebben als goede getrouwe en onderdanige onderhorigen schuldig zijn te doen hun heer en vrouw schuldig zijn te doen, zo is het dat we laten weten alle lieden die nu zijn en hierna wezen zullen dat we op de tegenwoordige dag van heden beloofd en gezworen in trouw en waarheid te houden en te laten houden hun privilegies, vrijheden, goede gebruiken en gewoontes, beide oude en nieuwe in de manier zoals et gebruikelijk is dat die privilegies die waren in de handen van onze heer en vader ten tijde dat hij leefde die we op de dag van heden terug gegeven hebben de poorters, inwoners en de gemeente van onze stad bij speciale gratie en te hun supplicatie de privilegies, vrijheden en goede gebruiken en gewoontes. Wij, Filips en Margriet, al nog beloven deze onze brieven loyaal en de te goeder trouw te houden en te laten houden goed vast en van waarde, van punt tot punt zoals het hier geschreven en verklaard is. En niet daartegen te komen of te laten komen in enige manieren, behalve twee punten. Te weten, dat al de gemeente van Brugge van die stad geregeerd is bij zes legerhoofden en hoofdmannen van de 6de delen van dezelfde stad. Ten andere dat al het goed van de misdoende die bij wetten en bij gevangenis van die stad en bij schepenen overwonnen zullen worden van hun muiterij en misgrijpen door hen gedaan tegen de heer en heerschappij van ons, Filips en Margriet, en van onze nakomelingen, graven en gravinnen van Vlaanderen, dat ons dit geliefd en gelieven zal diegene die de zaak van ons hebben zullen en van onze nakomende graven en gravinnen toebehoren zal en geconfisqueerd zijn tot ons behoeven en tot onze tafel gelegd zal worden zonder enige ontveinzen of verdrag en niet anderszins. Waarvan ons die stad Brugge en de ingezetene van die gegeven hebben hun brieven. En om dat dit goed blijven zal, vast en gestadig ten eeuwigen dage zo hebben we deze brieven laten bezegelen en behouden in allenanderen zaken onze rechten. Dit was gedaan binnen onze stad Brugge de 26ste dag in april in het jaar ons heren 1384. |
Dit sijn die preuilegien dye wy ooc besweeren den lieden van Brugghe, aengaende tstick vander coopmanschepe ende vanden zwijne. ITem aldat goet commende binnen den zwine, hoedanich dattet si, eerment vercoopt of coopt, sal moeten commen te Brugghe tot sinen rechten stapel, ende nyeuwers el. Ten ware goet datmen vp doen mach ten Damme, ende bi also si, dat die cooplieden daer lieuer vp hebben te doene dan te Brugghe. Dats te wetene wijnen, nyeuwe pene waerden, als assche, vleesch in tonnen, harinck in tonnen, ende in meezen commende, peerden, ossen, vetteware, dats te weten, botre, roet, ende noten in tonnen, ende al dat comt in houten banden, huyte ghesteken eeneghe olye ofte syropen ende azijn, dat sal al moeten te Brugghe commen. Ende ghelijckerwijs salmen vp moghen doen binnen den schependomme vanden Damme, ten Houcke ooc, ende te Munickereede van drooghen visschen, peck, tarre, masten crom hout, van schepen, ende al dat toe behoort ter ghereetschepe van schepen, ende boorden van schepen, ende alle maniere van zee visschen, ende coorne, ende sout mach sijne vente hebben te scheips boorde. Item datmen ter sluys gheene stapel houden en mach vanlakene noch van snede, noch ghetauwe, noch commen, noch ramen stellen en sal, noch varwen gheenderhande varwe. Item dat men ter Sluys gheen ghewichten houden en sal bouen den.lx.ponden, sonder eenich malengien. Item datmen ter Sluys gheene wissel houden en sal, noch smelinghe van seluere. Item dat elc ambacht ter sluys sal worden ghedaen naer den kueren ende ordonnancien vanden ambachten van Brugghe. Item datmen gheenderhande am [fol. lxxij.r] bachten binnen der Sluys vpstellen noch ghebruycken en sal, dan dyemen daer plach te doene voor die date van deser preuilegien. Item dat gheen vreimt man noch poorter binen der sluys gheen hout vp setten en mach te Sluys om stapel te houden, maer al thout moet commen, te Brugge te sinen rechten stapele. Item datmen gheen mate ter sluys useren en sal noch oock in watere, dan van gheproufder mate vanden Damme. Item datter nyement meten en sal, dan die ghesworen meters vanden Damme, van Muenickereede, ende van den Houcke. Item dat die vander Sluys gheene poorten oprechten en sullen, noch doen maken eenege weerachteghe huysen, ende dade yement ter contrarie vanden voorseyde articulen, dye es dye Graue van Vlaendren schuldich tachteruolchene, ende te punierene by vanghenessen ende andersins, naer dye qualiteyt vanden sticke, als transgressuers, ende ouerterders van sijnder ordonancien ende beuele Item waert dat die graue van Vlaendren sinen stedehoudere of sijn ontfanghere daden of deden eenich onghelijc contrarie denvoorseyde preuilegien, ende daer of mijn here van Vlaendren, of sine stedehouder, of ontfanghere vermaent wierde omme dat te beteren, ende dye cause hem ghetoocht ware, hy es dat schuldich te beteren binnen.x.daghen naer dat hy die kennesse van dien ontfanghen heift. Ende in dien dat hi dat niet en dade, so mach die wet cesseren binnen der stede van al den saken daer des heren profijt aen hangt. Dit was ghegheuen inden iare ons heren.xiijc.ende.xxiij.smaendaechs naer Palmesondach. |
Dit zijn de privilegies die we ook zweren de lieden van Brugge aangaande het stuk van koopmanschap en van de Zwin. Item, al dat goed dat komt binnen het Zwin, hoedanig dat het is, eer men het verkoopt of koopt zal moeten komen te Brugge tot zijn rechte stapel en nergens anders. Het was goed dat men het opdoen mag ten Damme en dat alzo is omdat de kooplieden daar liever op hebben te doen dan te Brugge. Dat is te weten wijnen, nieuwe penning waarden als as, vlees in tonnen, haring in tonnen en in Meezen (?) komen, paarden, ossen, vetwaren, dat is te weten, boter, roet en noten in tonnen en alles dat komt in houten banden, uitgezonderd enige olies of siropen en azijn, dat alle zal te te Bruggemoeten komen. En gelijkerwijs zal men op mogen doen binnen het schependom van de Damme, ten Hoek ook en te Monnikerede van droge vissen, pek, teer, masten, krom hout van schepen en alles dat toebehoort ter gereedschap van schepen en boorden van schepen en alle soorten van zeevissen en koren en zout mag zijn verkoop hebben te scheepsboord. Item, dat men ter Sluis geen stapel houden mach van laken nog van snede, nog touw, nog kommen, nog ramen stellen zal, nog verven geen soort verf. Item, dat men ter Sluis geen gewichten houden zal boven de 60 ponden, zonder enig kwade trouw. Item, da men ter Sluis geen wissel houden zal, nog smelten van zilver. Item, dat elk ambacht ter Sluis zal worden gedaan naar de keuren en ordonnantiën van de ambachten van Brugge. Item, dat men geen [fol. lxxij.r]ambachten binnen ter Sluis opstellen nog gebruiken zal dan die men daar plag te doen voor de datum van deze privilegies. Item, dat geen vreemde man nog poorter binnen ter Sluis geen hout opzetten mag te Sluis om stapel te houden, maar al het hout moet komen te Brugge tot zijn rechte stapel. Item, dat men geen maat ter Sluis gebruiken zal nog ook in water dan van beproefde maat van de Damme. Item, dat er niemand meten zal dan de gezworen meters van de Damme, van Monnikerede en van de Hoek. Item, dat die van de Sluis geen poorten oprichten zullen, nog laten maken enige weerbare huizen en deed iemand contrarie van die artikels die is de graaf van Vlaanderen schuldig te achtervolgen en te straffen met gevangenis en anderszins naar de kwaliteit van het stuk als overtreders van zijn ordonnantie en bevel. Item, was het dat de graaf van Vlaanderen zijn stadhouder of zijn ontvanger deden enig ongelijk contrarie die privilegies en waarvan mijn heer van Vlaanderen of zijn stadhouder of ontvanger vermand werden om dat te verbeteren en de oorzaak aan hem getoond was, dan is hij schuldig dat te verbeteren binnen 10 dagen nadat hij er kennis van ontvangen heeft. En indien dat hij dat niet deed zo mag de wet binnen de stad ophouden alle zaken daar het profijt van de heer aanhangt. Dit was gegeven in het jaar ons heren 1323 de maandag na Palmzondag. |
Item datmen nyet meer usere marct of dachmarct te houdene van lakene, noch snede van lakene, of van eenghe draperye int vrye, vp eene boete van vijftich ponden parezysen, ende tgoet verbuert also dicwils alsment beuonde. Ende dit salmen den baliu ende den bereyders by haren eede stellen te besouckene, alsoe dicwils als sijs versocht sullen worden vanden Burchmeester vander stede van Brugghe, ofte yement huyt sijnen name. Ende waer sijs in faulte waren, ende clachte quame voor mijnen here van Vlaendren, of sijnen stedehoudere, dat hy dat schuldich es te beteren binnen den derden daghen ende, en waert dan nyet ghebetert, dat een vanden tween burchmeesters machtich sal sijn dit te besoucken, ende macht hebben al daer te doene, dat mijn here van Vlaendren of sijn baliu daer in soude moghen doen, behouden altoos die boere tot mijns heeren behouf. Voort om dat dye vanden vryen gheuoucht souden sijn, soe mach in elcke prochye daer thenden dat dit huyter Preuilegien ghegheuen was een ghetauwe, eenen com, ende een rame blijuen staende, omme daer mede te reedene van haerliederwulle van haren schapen, lakene met eender lijste, ende dat te harer selfs orbore te dragene ende huysghesinne behouf, sonder vente daer mede te houdene, of te vercoopene sonder fraude ofte malengien daer in te doene. Ende waert dat yement vanden vryen eeneghe nootsaken toe quamen, als si dit laken tsy lanc of cort stick ghemaect souden hebben also voorseyde es, so soudent si moghen vercopen sonder malengien, bi al dien dat si bi twee van hueren ghebueren ende gheloouelicke personen dorsten veruanghen by eede, dat sijt meenden te orborene ende selue te slijtene, vp den tijt dat sijt bereedden, ende dattet hem lieden grooten noot doet dat sijt vercoopen moeten van armoede, ende behouden dyes dat sy gheen en marcktstal, noch openbaer vente daer mede houden en sullen, maer simpelijcke vercoopen haren ghebueren. Endedat midts desen alle hare ghetauwen commen enderamen die yewers binnen den vryen sijn, meeer dan voorseyt es, of endete nyeuten sullen worden ghedaen, ende nemmermeer gheene te vserene meer dant voorseyt es, ende daer toe gheene verwerye in tvrye te stellen noch oock te userene, behouden ende huytghesteken dye sayen van Ghistele, ende andere vryhedenghegheuen ende ooc mede gheuseirt voor desen tijt, by consente ende ottroye van onsen goeden lieden vander stede van Brugghe, daermen kueren of draperye houdt. Voort dat nyement vander stede van Brugghe, noch oock nyement vanden vryen, tot gheender ghewijder [fol. lxxij.v] stede, noch vp andere steden, ende roupen Brugghe Brugghe, of vrye vrye, ende soe wiet dade ende daer mede beuonden ware, ende daer twist of quame, sulc datter yement door of bleue, so soudemen hem sijn hooft of doen slaen waer hy poorter of vrylaet, vp dat hy gheuangen ware. Ende worde hy niet gheuanghen, soe soudemen bannen hondert iaer huyten lande vp sijn hooft. Ende gheuieler ooc twist sonder yement doot te blijuene, so soudemen hem diet gheroupen hadde die vuyst of slaen, vp dat hi gheuanghen ware, ende worde hi niet gheuanghen, so soudemen hem bannen.x.iaer huyten lande vp sijn vuyst. Voort dat nyement clocke noch schelle en slae intvrye vp die van brugghe. Ende so wiet dade ende daer of beuonden worde, men soudene bannen huyten lande.x.iaren vp sijn vuyst. Voordt quamer noot, ende men waghenen aresteren moeste om ter orloghe te beseghene, so sal die wet van Brugge, ordonnerenlieden die die waghenen aresteren sullen, ende dat met sekere licteekenen, ende nyement el, ende die sullen dye peerden prijsen, ende stellen int pampier vander stede die namenvanden ghenen diese orboren, ende ooc van diese doe behooren, ende waert dat si storuen ofte qualic voeren, datmen hem liedenbetalen soude naer die weerde, also dat behooren soude, endevoort hem lieden hare vracht betalen, alsoomen voren endenaer gheploghen heift. etc. |
Item, dat men niet meer gebruikt markt of dagmarkt te houden van laken, nog snede van laken of van enige draperie in het vrije op een boete van 50 ponden parijzen en het goed verbeurd alzo vaak als men het bevond. En dit zal men de baljuw en de bereiders bij hun eed stellen te bezoeken alzo vaal als ze verzocht zullen worden van de burgemeester van de stad Brugge of iemand uit zijn naam. En waar ze in gebrek waren klachten kwamen voor mijn heer van Vlaanderen of zijn stadhouder dat hij dat schuldig is te verbeteren binnen de derde dag en was het dan niet verbeterd dat een van de twee burgemeesters machtig zal zijn dit te onderzoeken en macht hebben aldaar te doen dat mijn heer van Vlaanderen of zijn baljuw daarin zou mogen doen, behouden altijd het verbeurde tot behoefte van mijn heer. Voort omdat die van de vrijen gevoegd zouden zijn zo mag in elke parochie waar ten einden dat dit uit de privilegies gegeven was een touw, een kom en een raam blijven staan om daarmee te bereiden hun wol van hun schapen, laken met een lijst en dat tot hun eigen gebruik te dragen tot behoefte van het huisgezin, zonder verkoop daarmee te houden of te verkopen zonder fraude of kwaadheid daarin te doen. En was het dat iemand van de vrijen enige noodzaken toekwamen als ze dit laken, hetzij te lang of kort, stuk gemaakt zouden hebben zouden ze het mogen verkopen zonder kwade trouw, bij al dien dat ze bij twee van hun buren en geloofwaardige personen dorsten vervangen bij eed dat ze het meenden te gebruiken en zelf te slijten op de tijd dat ze het bereidden en dat het hen grote nood doet dat zij het verkopen moeten van armoede en behouden dus dat ze geen marktstal, nog openbare verkoop daarmee houden zullen, maar eenvoudig verkopen aan hun buren. En dat mits deze al hun touwen, komen en ramen die ergens binnen de vrijen zijn, meer dan voorzegt is of te niet zullen worden gedaan en nimmermeer geen te gebruiken meer dan gezegd is en daartoe ook geen ververij in het vrije te stellen nog ook te gebruiken, behalve en uitgezonder de stof van Gistel en andere vrijheden gegeven en ook mede gebruikt voor deze tijd met toestemming en octrooi van onze goede lieden van de stad Brugge waar men keuren of draperie houdt. Voort dat niemand van de stad Brugge, nog ook niemand van de vrijen tot geen verdere [fol. lxxij.v] stad nog op andere plaatsen roept; Brugge, Brugge, of vrije, vrije en zo wie het deed en daarmee bevonden was en daar twist van kwam zodat er iemand dood bleef dan zou men hem zijn hoofd af laten slaan was hij poorter of vrij opdat hij gevangen was. En werd hij niet gevangen, zo zou men hem dan honderd jaar verbannen uit het land op zijn hoofd. En gebeurde er ook twist zonder iemand dood te blijven dan zou men hem die het geroepen had de vuist afslaan, opdat hij gevangen was, en woerd hij niet gevangen dan zou men hem 10 jaar uit het land verbannen op zijn vuist. Voort dat niemand klokken nog schellen zou slaan in het vrije op die van Brugge. En zo wie het deed en daarvan bevonden werd, men zou hem verbannen uit het land 10 jaren op zijn vuist. Voort kwam er nood en men wagens arresteren moest om ter oorlog te gebruiken dan zal de wet van Brugge ordonneren lieden die de wagens arresteren zullen en dat met zekere tekens en niemand anders en die zullen de paarden prijzen en stellen in het papier van de stad de namen van diegene die ze gebruikten en ook van die ze toebehoorden en was het dat ze stierven of kwalijk voeren dat men hen betalen zou naar de waarde, alzo dat behoren zou en voort hen hun vracht betalen, alzo men voor en na gedaan had, etc. |
Item Phelips voorseyde int beghinsele van sijnen graefschepe, hi dede alle neerstichede omme dye twee conincrijcken Vranckerijcke ende Inghelant in vreden te houdene ende sonder orloghe. Hi was een prinche van grooter discretie endeweerdichede, wijs, ende van goeden rade, alle saken van varren ouermerckende, ende dat eynde van dien. Ende huyt sijnder wijsheyt ende voorsienicheyt was vranckerijcke lange tijt wel gheregiert. als dan tbestant ende die vrede van Bamesse tot Meye ghemaect huyt was, die van ghendt die in Oudenaerde waren, verwaerden qualicken hare poorten, want mijn here vanscoors ordonneirde viere waghenen met hoye, ende het scheen of si vul hoys gheweest hadden, maer in elcken waghene waren.vij.of.viij.mannen wel voorsien, ende met elckenwaghene soe quamen drie of vier lieden oft lantslieden gheweest hadden. Die poortier dede die poorte opene, ende liet die waghenen in commen. Ende als den laetsten waghene in die poorte was, die waghenare nam den marteel ende wierpene in die veste, ende die lieden spronghen huyten hoye, endesloughen den poortier doot, ende dye ghene dye dat awet ter poorten hilden, ende hilden also die poorte opene. Ende mijn heere van scoors quam haestelic ghereden metten heyre vanheyne in Oudenaerde. Ende si die int hoy gheleghen hadden, liepen haestelicken ter marct waert al roupende Vlaendre die leeu. Ende dye heere van scoors ende van heyne brochten met hem lieden twee standaerden van Vlaendren, ende vanden nieuwen prinche, metter wapene van Borgoengien. Ende alle dye hem ter weere stelden yeghens die voornoemde heeren, dye slouchmen doot, ende dandere hietmen te Ghendt waert gaen. Die goede poorters ende inghesetene van Oudenaerde die veriaecht hadden gheweest van den ghentenaers, die quamenweder in haer wuensten ende huysen also si die vonden. Dit ghebuerde int iaer ons heeren M.CCC.ende.lxxxiiij.in die maent van Meye vp sinte Vrbaens dach. |
Item, Filips in het begin van zijn graafschappen deed alle vlijt om de twee koninkrijken Frankrijk en Engeland in vrede te houden en zonder oorlog. Hij was een prins van grote discretie en waardigheid, wijs, en van goede raad die alle zaken van verre bemerkte en het einde ervan. En uit zijn wijsheid en voorzienigheid was Frankrijk lange tijd goed geregeerd. Toen dan bestand en de vrede van Baaf mis te mei gemaakt uit was en die van Gent die in Oudenaarde waren slecht hun poorten bewaarden want mijn heer van Scoors ordonneerde vier wagens met hooi en het scheen of ze vol hooi geweest waren, maar in elke wagen waren 7 of 8 mannen goed voorzien en met elke wagen zo kwamen drie of vier lieden of het landslieden geweest waren. De portier deed de poort open en liet de wagens binnen komen. En toen de laatste wagen in de poort was nam de wagenaar nam de disselhamer en wierp ze in de vesting en de lieden sprongen uit het hooi en sloegen de portier dood en diegene die dat luikje ter poort hielden en hielden alzo de poort open. En mijn heer van Scoors kwam haastig gereden met het leger van Heine in Oudenaarde. En zij die in het hooi gelegen hadden liepen haastig ter markt wart en al roepende; ‘Vlaanderen de leeuw.’ En de heer van Scoors en van Heine brachten met hen twee standaarden van Vlaanderen en van de nieuwe prins met het wapen van Bourgondië. En allen die zich te verweer stelden tegen die heren die sloeg men dood en de anderen zei men te Gent waart gaan. De goede poorters en ingezetene van Oudenaarde die verjaagd waren geweest van de Gentenaars die kwamen weer in hun woonstee en huizen alzo ze die vonden. Dit gebeurde in het jaar ons heren 1384 in de maand mei op Sint Urbanus dag. |
Item in Hoymaent daer naer was eene grote wapenlopinghe binnen der stede van Ghendt, vp den.viij.dach van der voorseyde maent, ende al tvolc quam ter marct, ende steldendaer den standaert van Inghelant. Ende mijn here van Eerzele hadt gheerne beledt, ende hi quam ter marct segghende dat die coninck van Vranckerijcke ouerheere was vanden lande vanVlaendren, ende daer omme was hi gheuanghen ende gheleet int chastelet, ende corts daer naer weder huyt ghebrocht, ende hi moestet metter doot becoopen. Item vp den.xiiij.dach van Hoymaent, die capiteyn van ghendt Fransoys ackerman dede al Ghendt duere dat trompet slaen, ende dede ghebieden alle dye ghene die te peerde rijden mochten, dat si hem volghen souden. Ende ter marct commende hi dede die artsiers van Inghelant bi hem commen, wel tot een duyst toe, die die coninc van Inghelant hem lieden ghesonden hadde, ende ooc een menichte van ghentoysen te peerde, ende te voete, ende Fransoys ackerman reedt [fol. lxxiij.r] altijt voren den pas, ende alle dandere die volchden hem, endesi quamen bi nachte voor den Damme, ende si reden ouer dye veste, ende quamen totter marckt, ende nyement en wederstont hem lieden. Ende also ghecreech Fransoys ackerman den Dam, ende hy beroofde die stede. Die coninck kaerle van Vranckerijcke ter bede van sinen oom Phelips hertoge vanBorgoengien, ende graue van Vlaendren, hi quam met eenengroten heyrcrachte in Vlaendren, ende sijn broedere dye Hertoghe Lodewijc van Orlyens ende van Valoys, ende dese beleyden den Dam ontrent half Ougst. Ende die van Ghendt dalter principaelste, ende die Inghelschen stalen hem huyte, ende vloden huyt den Damme bi nachte. Ende die selue ghentoysen ende Inghelschen die inden Dam bleuen ontrent sinte Barthemeeus dach, hem lieden ghebrac broot, ende ander vitaelgie Si deden opene die poorten, ende dye meesten hoop van den ghetoysen ende vanden Inghelschen vloden huyt den Dam, ende des anderen daechs quamen si in Ghendt onghequetst. Ende des anderen daechs naer Sinte Berthelmeeus dach, doe wartmen gheware dat Fransoys ackerman, ende dat meeste deel van sinen gheselschepe den Dam gheruymt hadden. Ende die coninc Kaerle quam inden Dam sonder eenich vechtenof eeneghen wederstoot, want daer en was nyement die hem wederstont. Ende inden Dam mochten blijuen ontrent.CC.endelx.ghentenaers ende Inghelschen, die welcke nyet en wisten dat Fransoys ackerman metten notabelsten gheuloden was huyt den Damme. Dese waren handen en voeten ghebonden, ende met schepen te brugghe gheuoert, bi.xx.of bi.xxv.te gadere, ende waren te Brugghe in dye vanghenesse gheleydt. Item heer Ian Waukier die capiteyn was van brugghe, ondersochte dye gheuanghene ghentenaers of si ballinghenwaren oft dat si in sommege strijden of wijghen gheweest hadden, ende eeneghe steden hadden gheholpen winnen, als Oudenaerde of Ardenburch, want sulcke dede hy alle onthoofden inden Burch, voor den steen. Ende die lichamen dede hi voeren by waghenen vul, tot achter der Magdaleene, daer waren si begrauen int sant. Item voor desen tijt, als vp den.xij.dach van Ougst, die van ghendt verhoorden dat Fransoys ackerman, ende dye met heminden Dam waren, dat sy ghebrec hadden van vitaelgien endevan broode. Ende si coren eenen capiteyn Boudin die rijcke, een vroom man van wapenen, dye welcke den heeren seer leedt hadde, het was in sijnen tijden seer vreeselicken te sine te ghendt, want een groote menichte van dye binnen Ghendt waren wilden hem vp gheuen, in die ghenadichede vandenconinc van Vranckerijcke, ende vanden nyeuwen prinche denHertoghe Phelips van Borgoengien. Ende daer omme die capiteyn Boudin die rijcke deder vele vanghen ende onthoofden. Des anderen daechs naer sinte Lodewijcx dach, die Coninc kaerle track in vier ambochten, ende hy ghinc dat lant beroouen, ende al tvolc te nieuten doen, die niet in tijts en vloden, ende si verbarnden dye huysen. Ende vp den.x.dach van Septembre, doe vertrac die coninc.K.huyt vier ambochten tot onder ghendt, ende verbarndet al dat hi vant, kercken huysen, want si en lieten niet staen, ende sloughen al tvolck doot tot voor Ghendt aen die poorte. |
Item, in juli daarna was er een grote wapenloop binnen de stad Gent op de 8ste dag van die maand en al het volk kwam naar de markt en stelden daar de standaard van Engeland. En mijn heer van Eersel had het graag belet en kwam ter markt en zei dat de koning van Frankrijk overste heer was van het land Vlaanderen en daarom was hij gevangen en gelegd in het Chastelet en kort daarna weer uitgebracht en hij moest het met de dood bekopen. Item, op de 14de dag van juli liet de kapitein van Gent, Fransoys Ackerman, al Gent door de trompet slaan en liet gebieden al diegene die te paard rijden mochten dat ze hem volgen zouden. En toen hij ter markt kwam liet hij de boogschutters van Engeland bij hem komen, wel tot een 1000 toe, die de koning van Engeland hem gezonden had en ook een menigte van Gentenaren te paard en te voert en Fransoys Ackerman reed [fol. lxxiij.r] altijd voor de pas en alle anderen die volgden hem en ze kwamen bij nacht voor den Damme en ze reden over de vesting en kwamen tot de markt en niemand weerstond hen. En alzo kreeg Fransoys Ackerman den Dam en hij beroofde die stad. Koning Karel van Frankrijk ter bede van zijn oom Filips, hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen, kwam met een grote legermacht in Vlaanderen en zijn broeder hertog Lodewijk van Orleans en van Valois, en die belegerden den Damme omtrent half augustus. En die van Gent deden het belangrijkste en de Engelsen vertrokken uit den Damme bij nacht. En diezelfde Gentenaren en Engelsen die in den Damme bleven omtrent Sint Bartholomeus dag die ontbrak brood en ander voedsel. Ze deden de poorten open en de grootste hoop van de Gentenaren en Engelsen vlogen uit den Damme en de volgende dag kwam ze zonder kwetsing in Gent. En de dag na Sint Bartholomeus dag toen werd gewaar dat Fransoys Ackerman en het grootste van zijn gezelschap ten Damme geruimd hadden. En koning Karel kwam in de Damme zonder enig vechten of enige weerstand want er was niemand die hem weerstond. En in de Dam me mochten blijven omtrent 260 Gentenaars en Engelse die niet wisten dat Fransoys Ackerman met de notabelste gevlogen was uit den Damme. Deze werden handen en voeten gebonden en met schepen te Brugge gevoerd met 20 of 25 tezamen en te Brugge in de gevangenis gelegd. Item, heer Jan Waukier die kapitein was van Brugge onderzocht de gevangen Gentenaars of ze ballingen waren of dat ze in sommige strijden of gevechten geweest waren en enige steden hadden helpen winnen als Oudenaarde of Aardenburg, want zulke liet hij alle onthoofden in de burcht voor de steen. En de lichamen liet hij met wagens voeren tot achter de Magdalena waar ze in het zand begraven werden. Item, voor deze tijd als op de 12de dag van augustus hoorden die van Gent dat Fransoys Ackerman en die met hem in Damme waren dat ze gebrek hadden van voedsel en brood. En ze kozen een kapitein Boudin de Rijke, een dappere man van wapens die de heren zeer leed had en het was in zijn tijd zeer vreselijke te zijn te Gent, want een grote menigte van die binnen Gent waren wilden zich overgeven in de genade van de koning van Frankrijk en van de nieuwe prins de hertog Filips van Bourgondië. En daaro liet kapitein Boudin van de rijken veel vangen en onthoofden. De volgende dag na Sint Lodewijk dag trok koning Karel in de vier ambachten en ging dat land beroven en al het volk te niet doen n die niet op tijd vlogen en ze verbrandden de huizen. En op de 10de dag van september vertrok koning Karel uit de vier ambachten tot onder Gent en verbrandde alles dat hij vond, kerken huizen want ze lieten niets staan en sloegen al het volk dood tot voor Gent aan de poort. |
Van een wonderlicke planete inder lucht. [fol. lxxiij.v] ITem int selue iaer vp den.xxvij.dach in Septembre, was ghesien een wonderlijcke planete in die lucht vlieghende van diueersche varwen, ghelu, root, groen, ende swart. ITem te wijle dat die coninc voor Ghendt lach, die van Ghendt quamen dicwils huyte omme te schermutsene, ende somwijlen so bleuen sy doot, ende somtijt slougen si ooc hare vianden, Ende binnen deser tijt die coninc van Vranckerijcke ende die graue phelips van vlaendren sonden heymelicke brieuen aen eeneghe binnen Ghendt, maer sommeghe andere sloughent omme. Ende die coninc vernam dat die stede ghenouch gheuitaelgiert was voor een half iaer, ende so langhe en stont hem niet aen daer te blijuene, ende hy liet die steden endecasteelen wel ghemant ende besedt, omme tander iaer weder te commene. Ende als hi ontrent.xiiij.daghen gheleghen hadde voor Ghendt, so brac hi vp, ende voer naer vranckerijcke. Endedie coninc liet sine brieuen te Ghendt vanden vrede, als behouden lijf ende goet sonder arghelist, omme te besiene of si hem bedencken souden, want die graue Lodewijc vergaft hem lieden in sijne doot, ende hi badter voren sinen sone denhertoghe van Borgoengien, ende sijnder gheselnede. Dit was ontrent sinte Maertins messe. Int iaer.xiijc.ende.lxxxv. Ende dese voorseyde brieuen waren in Ghendt onder sommeghe, maer men dorstes niet openbaren, want dye sommighe waren mettenconinc van Vranckerijcke, ende sommeghe andere warenmetten coninc van Inghelant. Ende dye coninc kaerle endePhelips die hertoghe van Borgoengien, ende die hertoghinne, graefnede van Vlaendren, si belasten eenen rudder daer mede, om dat haer lieder brieuen te Ghendt voor tcommuyn gelesen souden worden, ende die hiet Ian van Heyle. Ende hi seynde aen hem een sheren knape van ghendt, dat hi yeghen hem soude commen spreken, ende hi hiet Iacob van Eerdtbuer. Maer die knape ghinck tot meester Martin vander galeyde, ende hi riet dat si souden gaen totten Rewaert. Ende byden Rewaert commende, hi consenteirde dat die knape ghinck tot den Ruddere. Ende die Ruddere sandt den knape weder totten Rewaert, ende vraechde hem of hi hem wilde bescriuen ende beseghelen Nyneue ende Roesselare, ende duysent francken ghewichtich van goude, hy soude hem daer voren eens maken die.iij.steden van Vlaendren, ende voort al tghemeene landt. Die meester Martin vander galeyde, ende Pieter van adijnghen ghinghen met den knape voor den Rewaert, ende spraken so metten Rewaert in secrete onder hem lieden, soe dat hy den Rudder consenteirde al sine begheerte, in dien dat hi sine belofte vuldade. Ende swoeren te gadere die Ruddere ende dye Rewaert vander stede van Ghendt, ende meester Martin vander galeyde, ende Pieter van adijnghen, dat sijt in secrete houdensouden, tghene dat sy onder handen hadden. Ende si belasten eenen priester, ende dye Rewaert gaf hem eenen brief van saufconduyt eenen termijn gheduerende weder binnen der stede te sine, omme te treckene byden ruddere. Ende dese ruddere midts den priester reysden naer Oudenaerde, ende vandaer naer Rijssele, ende van daer te Parijs. Ende desen voornoemden ruddere liet den priestere in sijne herberghe. Ende hi track byden coninck ende byden hertoghe vanBorgoengien, ende hi gaf al daer sijne saken te kennene. Endedie priester was ghehaelt in des conincx hof daer in dat hi seere beschaemt was. Ende byden coninck van Vranckerijcke waren als doe grote personaegien, als den machteghen coninc van Hongheryen, ende menich ander edel baroen. Ende die coninck van Vranckerijcke ende die Hertoghe Phelips siende die diligentie van desen Ruddere, ende hoorende den sin vandenRewaert vander stede van Ghendt ende van sinen medepleghers, sy screuen brieuen ende beseghelden daer inne, daer by dat si wilden blijuen. Die Rudder metten priester beloefden daer dat si souden doen soe vele dat dye brieuen souden ghelesen worden voor tcommuyn vander stede vanGhendt. Ende dye brieuen ghelesen sijnde, dat was naer den dach van Sinte Symoen ende Sinte Iude, Iacob van Eerdtbuer dye Rewaert van ghendt dede tvolck vergaderen in dye wapene met dye van der wet, ende met meester Maertin van [fol. lxxiiij.r] der galeyde voornoemt. Des hilden den vrede ghewapender hant, ofter yement aldaer den paeys hadde willen beletten. Daer waren lieden ghecoren om Toudenaerde te treckene, omme saufconduyt metten voorseyde priestere, ende meester Maertin voer mede. Ende sy brochten van daer een saufconduyt vandenedelen vanden rade, die als doe Toudenaerde laghen, twelck gheduerde totten nyeuwen iare. Ende daer was eenen dach gheleyt te Doornicke, daer alle die steden van Vlaendren vergaderen souden, inder welcker men tracteren soude van paeyse. Ende dit was sdaechs naer sinte Andries dach, ende in dese selue tijt vp sinte Kathelijnen dach ontboden die van Ghendt bi hem lieden, om rekeninghe ende bewijs te doene. Ende hi brochte brieuen van Inghelant maer si en wildender niet naer horen, maer emmere sy accordeirden metten Rewaert, ende met sijnder rekeninghe. Ende als Pieter vanden bussche vernam dat dye dachuaert ouer gaen soude, hi vloot huyter stede van ghendt, want hi hadde een vanden vpsetters gheweest. Ende dye van Ghendt sonden haer ghedeputeirde te Doornicke ter voorseyde dachuaert. |
Van een wonderlijke planeet in de lucht. [fol. lxxiij.v] Item, in hetzelfde jaar op de 27ste dag in september werd een wonderlijke planeet gezien die in de lucht vloog van diverse kleuren, geel, rood, groen en zwart. Item, terwijl dat de koning voor Gent lag kwamen die van Gent vaak uit om te schermutselen en soms zo bleven ze dood en soms sloegen ze ook hun vijanden. En binnen deze tijd zonden de koning van Frankrijk en graaf Filips van Vlaanderen heimelijk brieven aan enigen binnen Gent, maar sommige anderen sloegen het om. En die koning vernam dat de stad goed van voedsel voorzien was voor een half jaar en zo lang stond het hem niet te blijven en liet de kastelen goed bemand en bezet om het volgende jaar weer te komen. En toen hij omtrent 14 dagen voor Gent gelegen had zo brak hij op en voer naar Frankrijk. En de koning liet zijn brieven te Gent van de vrede, als behouden lijf en goed zonder arglist om te bezien of ze zich bedenken zouden, want graaf Lodewijk verga het hen in zijn dood en hij bad voor zijn zoon de hertog van Bourgondië en zijn gezellin. Dit was omtrent Sint-Maarten mis in het jaar 1385. En deze brieven waren in Gent onder sommigen, maar men durfde het niet te openbaren want sommigen waren met de koning van Frankrijk en sommige anderen waren met de koning van Engeland. En koning Karel en Filips, de hertog van Bourgondië, en de hertogin, gravin van Vlaanderen, belastten een ridder daarmee zodat hun brieven te Gent voor de gemeente gelezen zou worden en die heette Jan van Heyle. En hij zond aan hem een van de knapen van de heer van Gent dat hij bij hem zou komen spreken en die heette Jacob van Eerdtbuer. Maar die knaap ging tot meester Martin van de Galeyde en hij raadde aan dat ze zouden gaan tot de landvoogd. En toen ze bij de landvoogd kwamen stemde hij toe dat de knaap naar de ridder ging. En de ridder zond de knaap weer tot de landvoogd en vroeg hem of hij hem wilde beschrijven en verzegelen Ninove en Roeselare en 1000 franken gewicht van goud, hij zou hem daarvoor eens maken die 3 steden van Vlaanderen en voort al het gewone land. De meester Martin van de Galeyde en Pieter van Audinghen gingen met de knaap voor de landvoogd en spraken zo met de landvoogd in het geheim onder elkaar zodat hij de ridder al zijn begeerte toestemde indien dat hij zijn belofte volbracht. En zwoeren tezamen die ridder en de landvoogd van de stad Gent en meester Martin van de Galeyde en Pieter van Audinghen dat ze het geheim zouden houden hetgeen dat ze onder handen hadden. En ze belastten er een priester mee en de landvoogd gaf hem een brief van vrijgeleide die een termijn duurde weer binnen de stad te zijn om naar de ridder te trekken. En deze ridder mits de priester reisden naar Oudenaarde en vandaar naar Rijsel en vandaar te Parijs. En dezen ridder liet de priester in zijn herberg. En hij trok naar de koning en bij de hertog van Bourgondië en gaf aldaar zijn zaken te kennen. En de priester was gehaald in koningshof hof waarin dat hij zeer beschaamd was. En toen bij de koning van Frankrijk waren als de grote personages als de machtige koning van Hongarije en menige edele baron. En de koning van Frankrijk en de hertog Filips zagen die vlijt van deze ridder en horden de zin van de landvoogd van de stad Gent en van zijn medeplegers schreven ze brieven en bezegelden die waarbij dat ze wilden blijven. De ridder met de priester behoefden daar dat ze zoveel zouden doen dat de brieven voor de gemeente van de stad Gent gelezen zouden worden. En toen de brieven gelezen waren, dat was na de dag van Sint Simon en Sint Jude, liet Jabob van Ertvelde, de landvoogd van Gent, het volk in de wapens verzamelen met die van de wet en met meester Maertin van [fol. lxxiiij.r] der Galeyde. Deze hielden de vrede gewapenderhand als er iemand aldaar de vrede had willen beletten. Daar waren lieden gekozen om te Oudenaarde te trekken voor vrijgeleide met de die priester en meester Maertin voer mede. En ze brachten vandaar een vrijgeleide van de edelen van de raad die als toen te Oudenaarde lagen, wat duurde tot het nieuwe jaar. En daar was een dag gelegd te Doornik waar alle steden van Vlaanderen verzamelen zouden waarin men onderhandelen zou van de vrede. En dit was daags na Sint-Andries dag en in dezelfde tijd op Sint Catharina dag ontboden die van Gent bij zich om rekening en bewijs te doen. En hij bracht brieven van Engeland, maar ze wilden er niet naar horen, maar immer kwamen ze overeen met de landvoogd en met zijn rekening. En toen Pieter van de Bussche vernam dat de rechtszitting over zou gaan en vloog uit de stad Gent, want hij was een van de aanstichters geweest. En die van Gent zonden hun gedeputeerde naar Doornik tot die rechtszitting. |
Dit naer volghende, es tinhouden vanden paeyse tusschen den Prinche ende die van Ghendt. PHelips des conincx Ians sone van Vranckerijcke, Hertoghe van Borgoengien, graue van Vlaendren, van Artoys, van Borgoengien, Palatijn, Graue van Nyueers, van Retheers, heere van Salynes, ende van Mechelen. Ende wi Margriete Hertoghinne ende Graefnede vanden landen ende steden voornoemt, alle den ghenen die dese letteren sullen sien ofte horen lesen saluyt Wi doen te wetene dat onse wel gheminde subgijten, Schepenen, Dekenen, raet, ende al tghemeente van onser stede van ghendt, hebben ootmoedelic ghesupplieert, onsen here den coninck, ende ons dat wy van hem lieden wilden hebben, ontfarmenesse ende ghenade. Ende dat onse voorseyde here, ende wi hem lieden alle offensien ende mesdaden bi hem lieden, ende haren medepleghers ghedaen ende gheperpetreirt, yeghen onsen voorseyde heere ende ons vergheven wilden, ende van dyen in gracien ende in submissien ontfanghen. Ende onse voorseyde heere ende wi hebbende ontfarmenesse endecompassie van onsen voorseyde subgijten, byden anderenletteren ons voorseyde sheren ende die onse, ende die causen ende articulen daer inne begrepen, hebben vergheuen onsen voorseyde subgijten van Ghendt, ende haren medepleghers die voorseyde offensien ende mesdaden. Ende oock hem lieden gheconfirmeirt hare preuilegien, vryheden, goede oude costumen, ende vsaegien in tstick daer sy vulcommelick souden commen ter onderdanicheyt van onsen voorseyde heere ende ons, die welcke gracie die van Ghendt ende hare medepleghers ootmoedelick ontfanghen van onsen voorseyde heere ende van ons, ende bi haren letteren ende boden eerlicken ende in groten nombre die si ghesonden hebben bi onsen voorseyde heere ende ons, binnen der stede van Doornicke, hebben ghedanckt onsen voorseyde heere ende ons, vander gracie ende vergheuenesse voorseyt. Ende sijn weder ghekeert ter rechter onderdanichede van onsen voorseyde heere ende ons, belouende ons dat sy vannv voort aen sijn sullen goede ende onderdanighe subgijten ons voorseyde heren sconincx, als haren souuerain heere ende ons hertoghe, als haer lieder natuerlicke here ende prinche, bi causen van Margriete onser gheselnede, als haerlieder natuerlicke ende warachteghe erfachteghe vrauwe. Waer omme wi coninck ende Hertoghe voorseyde, onse voorseyde subgijten van Ghendt, ende hare medepleghers, hebben ontfaen in onse gracie, vergheuenesse ende verlatenesse, puerlic endegheheelicken, ende huyterlicke metsgaders die restitucie van haren preuilegien, costumen, vsaegien, ghelijc dat dese dinghenbet ende claerlicker blijcken byden inhoudene vanden letteren, die onsen voorseyde subgijten van Ghendt naer alle verlatenesse ons ouer ghegheuen hebben, in sekere supplicatie, die welcke wi hebben ontfaen, ende ghedaen ouersien, endeneerstelicke visenteren bi onsen raetslieden, bi groter ende rijper deliberacie, dye welcke [fol. lxxiiij.v] ouersien, omme tghemeene profijt vanden lande, ende om te schuwene alle gheschillen die daer huyte voort mochten spruyten van onser gracie, ende om die minne endecomplacentie van onsen voorseyde subgijten, hebben gherordonneirt vp die voorseyde supplicatie, inder manieren als hier naer volcht. Eerst vp tghene dat si ons ghesupplieert hebben, dat wi wilden confirmeren die preuilegien vander stede van Cortrijcke, van Oudenaerde, ende van Gheertsberghe, Denremonde, Repelmonde, Aelst, Hulst, Bieruliet, Deynse, ende generalic alle casselrye, ende tplatte landt vander seluer stede gheordonneirt, dat die habitanten vander voorseyde stede commen sullen ende bringhen hare preuilegien, die welcke wi sullen doen visenteren ende ouersien bi die van onsen rade. Ende dye ouersien sijnde, wy sullen daer nae daer soe in doen, dat onse voorseyde goede subgijten van ghendt daer inne met goeden redenen wel sullen ghepaeyt sijn. Ende warender eeneghe vanden voorseyde preuilegien verloren bi quader auentueren of andersins, wy sullen daer of doen goede informacie. Ende die gesien, wi sullen daer inne voorsien alst voorseyde es. |
Dit navolgende is de inhoud van de vrede tussen de prins en die van Gent. Filips, de zoon van koning Jan van Frankrijk, hertog van Bourgondië, graaf van Vlaanderen, van Artois, van Bourgondië, paltsgraaf, graaf van Nevers, van Retie, heer van Salines en van Mechelen. En wij Margriet, hertogin en gravin van de landen en steden voornoemd, al diegene die deze brieven zullen zien of horen lezen, saluut. We laten weten dat onze goed beminde onderhorigen, schepenen, dekens, raad en de hele gemeente van onze stad Gent hebben ootmoedig gesmeekt onze heer de koning en ons dat wij van hen wilden hebben ontferming en genade. En dat onze heer en wij hen alle aanvallen en misdaden door hen en hun medeplegers gedaan en bedreven tegen onze heer en ons vergeven wilden en daarvan in gratie en in onderdanigheid ontvangen. En onze heer en wij hebben ontferming en compassie van onze onderhorigen bij de andere brieven van onze heer en de onze en de oorzaken en artikels daarin begrepen en hebben vergeven onze onderhorigen van Gent en hun medeplegers die aanvallen en misdaden. En ook hen toegestemd hun privilegies, vrijheden, goede oude gebruiken en gewoonten in het stuk waar ze volkomen zouden ter onderdanigheid van onze heer en ons dat de gratie die van Gent en haar medeplegers ootmoedig ontvangen van onze heer en van ons en bij hun brieven en boden fatsoenlijk en in groot aantal die ze gezonden hebben naar onze her en ons binnen de stad Doornik en hebben bedankt onze heer en ons van de gratie en vergiffenis. En zijn weer gekeerd ten rechte onderdanigheid van onze heer en ons en beloven ons dat ze van nu voortaan zullen zijn goede en onderdanige onderhorigen onze her koning als hun soevereine heer en ons, hertog, als hun natuurlijke heer en prins, door oorzaak van Margriet, onze gezellin als hun natuurlijke en ware erfelijke vrouw. Waarom we de koning en hertog onze onderhorigen van Gent en hun medeplegers hebben ontvangen in onze gratie, vergiffenis en verlaten puur en geheel en uiterlijk mitsgaders de restitutie van hun privilegies, gebruiken en gewoontes, gelijk dat deze dingen beter en duidelijker blijken uit de inhoud van de brieven die onze onderhorigen van Gent naar allen verlaten ons overgegeven hebben in zekere verzoekschriften die we hebben ontvangen en laten overzien en vlijtig onderzocht door onze raadslieden met grote en rijpe overwegingen die [fol. lxxiiij.v] overzien om het algemene profijt van de landen en om te schuwen alle geschillen die daaruit voort mochten spruiten van onze gratie en om de minne en inschikkelijkheid van onze onderhorigen en hebben opnieuw afgekondigd op die verzoekschriften in de manieren als hierna volgt. Eerst op hetgeen dat ze ons verzocht hebben dat we wilden bevestigen de privilegies van de steden van Kortrijk, van Oudenaarde en van Geraardsbergen, Dendermonde, Rupelmonde, Aalst, Hulst, Biervliet, Deinze en in het algemeen alle wetsgebieden, het platteland van die steden geordonneerd dat de inwoners van die steden komen en zullen brengen hun privilegies die we zullen onderzoeken en overzien door die van onze raad. En als die overzien zijn zullen we daarna er zo mee doen dat onze goede onderhorigen van Gent daarin met goede redenen goed gepaaid zullen zijn. En waren er enige van die privilegies verloren bij kwade avonturen of anderszins, we zullen daarvan doen goede informatie. En als die gezien zijn zullen we daarin voorzien, zoals het voorgezegd is. |
Item vp tghene dat si ons ghesupplieert hebben, aengaende tfaeyt vander coopmanschepe. Wi hebben gheconsenteirt endewillen dat die coopmanscepe loop ende cours heift vrylic ende al omme binnen onsen lande ende graefscip van Vlaendren, iae betalende die rechte costumen vanden voorseyde lande Item vp tghene dat si supplieren waert dat eenich van onsen habitanten van onsen voorseyde stede van Ghendt of van harenmedeplegers in toecommende tijden worden ghelet ofte ghemolesteirt in eenich landtschip, buyten onsen landen vanVlaendren om eenich occusoen vanden gheschille voorseyde, wi hebben hemlieden ghewillecuert, dat waert so dat yement ghearresteirt worde ter causen als bouen, dat wy die daer of souden beschudden, helpen ende conforteren naer onser machte, yeghen alle den ghenen die wi bi eeneghen weghen of faeiten hemlieden eenich grief of belet wilden doen, also een goet here schuldich es te doene sijne goede ende ghetrauwe ondersaten. Item vp tghene dat si ons supplieren, dat alle die gheuanghene die ghehouden hebben haerlieder sijde, die welcke bi ons of onsen ondersaten ghehouden sijn, dat wi die souden doen reliuereren. Wi ordonneren daer vp dat die gheuanghenen, vp dat si hem ghestelt hebben te rentsoene, betalende die rentsoenen ende redelicke costen sullen ghedeliuereirt worden. Ende waert dat eenege gheuanghene of vrienden of maghen vanharen wege eenich huystaen hilden of secreit, dat sy dat keeren sullen in onsen handen. Ende des ghelijcx sullen sijn ghedeliuereirt die gheuanghenen ghehouden by onse voorseyde ondersaten van Ghendt oft van haren medepleghers. Item vermeersende ende verbreedende onse gracie, hebbengheordonneirt ende ordonneren dat alle dieghene die omme toccusoen ende ter causen vanden gheschille die laestwarf hebben gheweest in onsen lande van Vlaendren ghebannen sijn van onser goeter stede van Brugghe, van Ipre, of van anderen steden, of yeghenoden van onsen voorseyde lande van Vlaendren, sijn weder ghestelt ende gherestitueirt in die vryheden ende ghebruyc vanden steden ende plaetsen, daer si huyt ghebannen ende huytgheseyt waren. Ende ooc alle die ghene die ghebannen hebben gheweest by iusticien ende wettenvan onser voorseyde stede van ghendt, of wetteloos ghewijst, ofte die hemlieden gheabsenteirt hebben, worden gherestitueirt ende sullen weder moghen commen, ende blijuen in onse voorseyde van Ghendt, behouden dies, dat die ghene die ghehouden hebben die sijde vander stede van Ghendt en de yeghenoode vanden lande, alst voorseyde es, sullen in onse voorseyde stede van ghendt doen eedt inden handen van onsen officiers, als hier naer volcht. Also saen als si binnen der stede commen sullen. Dats dat si sullen verwaren ende onderhoudenden paeys ende sekerhede vander voorseyde steden, endevanden habitanten van diere, ende niet en sullen prochathierenby eenegen weghen direct of indirectelic eenege scade der voorseyde stede ofte haren habitanten te doene. Ende des ghelijcx sullen sweeren alle die ghene die weder commen sullenbinnen onser stede van ghendt, die ghebruycken endeobedieren sullen dye gracie van onsen voorseyde heren endeder onsere, ende yeghenwoordelicke commen tonser onderdanichede, of vanden ghenen die absent sijn, binnen der tijt die hier naer wort gheordonneirt, [fol. lxxv.r] sullen sijn gherestitueirt thaerlieder leenhuysen, ende renten, ende eruen, in so wat steden dat si sijn, niet yegenstaende alle ofwinninghen of verbuerten toeghecommen byden occusoene vanden gheschille voorseyde, ghelijc ende inder manieren dat sise hilden voor die date vanden voorseyde gheschille. |
Item, op hetgeen dat ze ons verzocht hebben aangaande het feit van koopmanschap. We stemmen toe en willen dat het koopmanschap loopt en gang heeft vrij en alom binnen ons land en graafschap, ja betalen de rechte gebruiken van dat land. Item, op hetgeen dat ze verzoeken was het dat enige van onze inwoners van de stad van Gent of van zijn medeplegers in toekomende tijden wordt belet of gemolesteerd en enig landschap buiten ons land Vlaanderen om enige gelegenheid van die voorzegde geschillen, we hebben hen verklaard dat was het dat iemand gearresteerd we ter oorzaak als boven dat we die daarvan zouden behoeden, helpen en versterken naar onze macht tegen al diegene die we bij enige wegen of feiten hen enig ongerief of belet wilden doen, alzo een goede heer schuldig is te doen zijn goede en getrouwe onderzaten. Item, op hetgeen dat ze ons verzoeken, dat alle gevangenen die gehouden hebben van hun zijde die bij ons of onze onderzaten gehouden zijn dat wee die zouden bevrijden. We ordonneren daarop dat die gevangenen, opdat ze zich tot losgeld gesteld hebben en betalen dat losgeld en redelijke kosten die zullen bevrijd worden. En was het dat enige gevangene of vrienden of verwanten vanwege hen een huis staan hielden of geheim dan ze dat uitkeren zullen in onze handen. En dergelijke zullen bevrijd worden die gevangenen gehouden bij onze onderzaten van Gent of van hun medeplegers. Item, vermeerderen en verbreden onze gratie hebben geordonneerd en ordonneren dat al diegene die om de gelegenheid en ter oorzaak van de geschillen laatst zijn geweest in ons lande van Vlaanderen gebannen zijn van onze goede stad Brugge, van Ieper of van andere steden of omstreken van ons land van Vlaanderen, zijn weer gesteld en gerestitueerd in de vrijheden en gebruik van de steden en plaatsen waar ze uit gebannen of uitgezet waren. En ook al diegene die gebannen zijn geweest bij justitie en wetten van onze stad Gent of wetteloos geweest of die hen weg getrokken waren die worden gerestitueerd en zullen terug mogen komen en blijven in onze stad Gent, behouden dus dat diegene die gehouden hebben de zijde van de stad Gent en de omstreken van het land zullen in onze stad Gent eed doen in de handen van onze officiers zoals hierna volgt. Alzo gauw als ze binnen de stad komen zullen. Dat is dat ze zullen bewaren en onderhouden de vrede en zekerheid van de steden en van de inwoners ervan en niet zullen provoceren op enige manier direct of indirect enige schade die stad of zijn inwoners te doen. En dergelijks zullen zweren al diegene die terug komen zullen binnen onze stad Gent, de gebruiken en gehoorzamen en zullen de gratie van onze heer en ons krijgen en tegenwoordig komen tot onze onderdanigheid of van diegene die absent zijn binnen de tijd die hierna wordt geordonneerd, [fol. lxxv.r] zullen gerestitueerd worden tot hun leenhuizen, en renten en erven in zo wat steden dat ze zijn, niet tegenstaande alle afwinnen of verbeuring die toegekomen zijn door oorzaak van de geschillen, gelijk en in de manier die ze hielden voor de datum van dat geschil. |
Item eest dat eeneghe van die van Ghendt of haerlieder medeplegers sijn huyt der voorseyde stede huyten lande van Brabant, van Hollant, Zeelant, Henegauwe, van camersijs, endevanden bisschopdomme van luydeke, ende si commen ter onderdanicheyt van onsen heere, ende van ons, ende doen den eedt dye hier naer verclaerst sal sijn, ons oft den ghenen dye wy daer toe committeren sullen binnen twee maenden naer thuytroupen vanden voorseyde paeyse, si sullen ghebruyckenvanden seluer, gracie, ende vergheuenesse voorseyde Ende die ghene die sijn in Ingelant, in Vrieslant, in Almaengien, ende in andere landen aen dese sijde der groter zee, ende commen sullen ter onderdanichede binen.iiij.maenden naer tvoorseydehuytroupen sonder fraude, ende sweeren als voren gheseyt es, si sullen ghebruycken die gracie ende vergheuenesse voorseyde. Ende oock die ghene die hebben ghebannen gheweest, wetteloos, of absent omme toccusoen vanden gheschille buyten onser stede van Ghendt, dye sullen wesen gherestitueirt te haerlieder leenen, renten, huysen, ende eruen, so wanneer dattet hem lieden ghelieuen sal. Item dan vanden catteylen diemen draghen mach, dye ghenomen hebben gheweest, aen deen side noch aen dander side en sal gedaen worden gheene restitucie, maer sullen daer of quijte blijuen alle dye ghene diese ghenomen hebben, ende ooc vander obligacie ghemaect huyten occusoene van sulckencattheylen, het en ware dat eeneghe om haerlieder conscientie te quijtene, dat wilden weder gheuen. Item dat die besittere of onthoudere van sulcken huysen of eruen die gherestitueirt sullen sijn also wel vander eender partye als vander andere, niet en sullen moghen of doen noch verminderen eeneghe materien vanden voorseyde huysen, als loot of ysere, of yet dat nageluast es. Maer die voorseydebesitters der voornoemder huysen sullen moeten ruymenbinnen eender maent naer den huytroupene van deser presente letteren. Item al thgene dat ontfanghen es gheweest van huyshueren, vruchten, renten, eruen, ende van sulcken reuenuen sal blijuen sonder restitucie, ende tghene datmer of schuldich es. Ende ooc die renten, vruchten, reuenuen sullen ghegheuen sijn endeontfanghen paeysiuelicke by den ghenen die si toebehooren, ende schuldigh sijn tontfanghene Item al eest dat eeneghe van onsen ondersaten van Ghendt, ofte hare medeplegers hebben manschip ghedaen vanden leenen die si hilden, aen andere heren dan diese toebehoorde, ende bi dien huere leenen hebben verbuert. Dit niet yeghenstaende wi willen van onser gracie, dat die leenen hem by blijuen, ouermidts ons manschip doende, ende van ons ghehouden worde sonder middel, ende van onsen vassalen inder ghelijcke, van wien men die schuldich es van houdene Ende wi ooc auctoriseren bi speciaelder gracien die onteruenessen ende eruenessen, ende kennessen ghedaen by wetten, tusschen partyen yeghenwoordich. |
Item, is het dat enige van die van Gent of hun medeplegers uit die stad zijn en uit het land van Brabant, van Holland, Zeeland, Henegouwen, van Camersijs (?) en van het bisschopdom Luik en ze komen ter onderdanigheid van onze heer en van ons en doen de eed die hierna verklaard zal worden of diegene die we daartoe committeren zullen binnen twee maanden na het uitroepen van de vrede zullen ze gebruiken dezelfde, gratie, en vergeven voorgezegd. En diegene die in Engeland zijn, in Friesland, in Allemagne en in andere landen aan deze zijde van de grote zee en komen zullen ter onderdanigheid binnen 4 maande na het uitroepen zonder fraude en zweren als gezegd is ze zullen gebruiken de gratie en vergiffenis voorgezegd. En ook diegene die gebannen zijn geweest, wetteloos of absent om gelegenheid van een geschil buiten onze stad Gent die zullen hersteld wezen in hun lenen, renten, huizen en erven zo wanneer dat het hem gelieven zal. Item, dan van het jonge vee die men dragen mag die genomen zijn geweest zal aan de ene nog aan de andere zijde geen restitutie gedaan worden, maar zullen daarvan kwijt blijven en al diegene die het genomen hebben en ook van de verplichting gemaakt uit de oorzaak van zulke jonge dieren, tenzij dat enige om hun geweten de kwijten dat terug wilde geven. Item, dat die bezitter of onthouder van zulke huizen of erven de gerestitueerd zullen zijn alzo wel van de ene partij als van de andere niet zullen mogen afdoen nog verminderen enige materin van die huizen als lood of ijzer of iets dat nagelvast is. Maar die bezitters van die huizen zullen moeten ruimen binnen een maand na het uitroepen van deze presente brieven. Item, al hetgeen dat ontvangen is geweest van huishuur, vruchten, renten, erven en van zulke revenuen zal blijven zonder restitutie en hetgeen dat men ervan schuldig is. En ook de renten, vruchten, revenuen zullen vredig gegeven ontvangen zijn van diegene die ze toebehoren en schuldig zijn te ontvangen. Item, al is het dat enige van onze onderzaten van Gent of hun medeplegers manschap hebben gedaan van de lenen die ze hielden aan andere heren dan die ze toebehoord, en bij dien hun lenen hebben verbeurd. Dit niet tegenstaande willen we van onze gratie dat die lenen hem bij blijven vanwege dat ze ons manschap doen en van ons gehouden worden zonder middel en van onze vazallen dergelijk van wie men schuldig is te houden. En we autoriseren ook bij speciale gratie die het onterven en erfenissen en kennissen gedaan bij wetten tussen partijen tegenwoordig. |
Item dat onse voorseyde ondersaten van Ghent, Schepenen, Dekenen, raet, ende tghemeente van onser voorseyde stede van Ghendt ende hare medepleghers, bi onser onderdanichede endeharen goeden wille, hebben wederroupen ende wederroupen alle alyancien, eeden verbanden, trauwen, ende manschepen, die si of eenich van hem lieden hadden ghedaen den coninck van Inghelant ofte eeneghe van sinen ghecommitteirden huyt sijnder name, ende alle andere die niet en souden sijn welwillende onsen voorseyde heeren ende die onse. Ende ons ghedaen hebben eedt te wesene voort aen eewelicke goede, ghetrauwe, ende warachteghe ondersaten, ende onderhooreghe subgijten ons voorseyde sheeren, ende haren souuerain here den coninck van Vranckerijcke, ende sinen naercommers, endeons als haerlieder gherechte heere ende vrauwe, ende onsen naercommers grauen ende graefneden van vlaendren, ende ons te doene alsulcken dienst, ende onsen naercommers, als goede ondersaten schuldich sijn te doene haren goeden heere endevrauwe, ende te verwaren onsen lichame, eere, erue, renten, ende rechten te betalene. Alle dye ghene die contrarie soudenwillen toebringhen, dat [fol. lxxv.v] die te wetten voor ons ende onse officiers commen sullen, behoudende haerlieder preuilegien ende vryheden. Item te dien heynde dat onse voorseyde goede ondersaten van onser stede van Ghendt tallen daghen blijuen in goeden paeyse, ende in warachtegher onderdanichede van onsen voorseydeheere den coninck, ende van ons, ende van onsen hoyrs, ende naercommers grauen van Vlaendren, omme te schuwene alle debaten ende gheschillen, dye gheuallen souden moghen. Wi willen ende ordonneren dat die pointen ende artijclen voorseyde ghehouden ende ghewacht sullen worden sonder breken. Ende verbieden al onsen ondersaten vp al dat si mesdoen moghen yeghen ons, dat si om toccusoen vandengheschille datter gheweest heeft deen den anderen niet en mesdoen, noch en doen misdoen, bi eeneghen weghe direct of indirect, in daden, noch in woorden, noch dye van Ghendt of haren medepleghers te seggene eenich lachtere, of verwijt, of onrechten. |
Item, dat onze onderzaten van Gent, schepenen, dekens, raad en de gemeente van onze stad Gent en zijn medeplegers bij onze onderdanigheid en hun goede wil hebben herroepen alle allianties, eden, verbonden, trouwen en manschappen die ze of enige van hen gedaan hebben de koning van Engeland of enige van zijn gecommitteerden uit zijn naam en alle andere die niet welwillend zouden zijn onze heren en ons. En ons gedaan hebben eed en te wezen voortaan eeuwig goede, getrouwe en ware onderzaten en onderhorige onze heer en hun soeverein heer de koning van Frankrijk en zijn nakomelingen en ons als hun gerechte heer en vrouw en onze nakomelingen graven en gravinnen van Vlaanderen en ons te doen al zulke dienst en onze nakomelingen als goede onderzaten schuldig zijn te doen hun goede heer en vrouw en te bewaren ons lichaam, eer, erve, renten en rechten te betalen. Al diegene die contrarie zouden willen toebrengen dat [fol. lxxv.v] die te wet voor ons en onze officiers komen zullen, behouden hun privilegies en vrijheden. Item, te dat einde dat onze goede onderzaten van onze stad Gent te alle dagen blijven in goede vrede en in ware onderdanigheid van onze heer de koning en van ons en van onze erfgenamen en nakomelingen graven van Vlaanderen om te schuwen alle debatten en geschillen die zouden mogen vallen. Wij willen en ordonneren dat die punten en artikels gehouden en bewaakt zullen worden zonder breken. En verbieden al onze onderzaten op alles dat ze misdoen mogen tegen ons dat ze om de oorzaak van het geschil dat er geweest is de ene de andere niets misdoen door enige manier direct of indirect, in daden, nog in woorden, nog die van Gent of hun medeplegers te zeggen enig uitlachen of verwijt of onrecht. |
Item waert dat yement der contrarie dade, ende yement veronrechte of schade dede ter cause vanden occusoene vandengheschillen voorseyde, dat wi ofte onse officiers huyt onser name ouer alsulcke persoonen iusticie ende correctie doen sullen, naer tfaeyt gheleghen, tsy cryminael ofte anders, als ouer soendijnbrekers, in haren lijue ende goede naer den stijlen ende wetten vanden plaetsen daert ghebueren soude. Ende redelicke beteringhe ghedaen sijnde de partye ghequetst, vanden goede vanden quaetdoenders dat het remenant gheappliquiert worde tot ons, ofte ten heeren daert behoren sal, behouden den preuilegien vander stede ende yeghenoode. Ende waert dat eeneghe vanden poorters van onser voorseyde stede van Ghendt waren ghemaect wetteloos of ghebannen om brekinghe vandenseluen paeyse, al eest dat byden preuilegien vander voorseyder stede, voor die pointen van desen niet en souden verliesen haerlieder goet. Nyet yeghenstaende datte, omme desen paeys te bet tonderhoudene, sullen dat nochtan verliesen, ende van dien goede sal beteringhe ghedaen worden der ghequetstere partye, alsoot voorseyt es, ende dat remenant sal commen ten gherechten hoyre daert behoort van hem lieden, ghelijck of si verstoruen waren, behouden in allen anderen saken dye preuilegien vander voorseyde stede. Ende waert sulcke quaetdoenders niet en mochten worden gheuanghen, men soudse bannen ende maken wetteloos, ende van haren goede soude sijn gheordonneirt alst bouen verclaerst es. Ende voort so ordonneren wi dat in die absentie vanden officiers of dienaers van iusticien, elc sal moghen vanghen alsulcke mesdoenders, ende die bringhen inden handen vanden wethouders ende iusticiers daer dat behooren sal. Item waert dat yement bi woorden of anders mesdade yeghenonse voorseyde ordonnancie, ende dat quame ter kennesse vanonsen iusticiers of wethouders van eeneghen steden of plaetsen, wy willen dat die ghepunieert worde arbitralijck, soe, ende in sulcker manieren, dattet allen anderen een exempel sy, naer rechten ende wetten van sulcken steden als dat behoort, behouden elcx preuilegien ende vryheden. Item waert dat eenich gheestelijck persoon quame, of dade yeghen den voorseyde paeys, hi soude sijn ghedeliuereit sinen ordinaris, ende die soude daer of punicie doen als vandensoendijnchbrake naer ghelegentheyt der saken. Item dat desen goeden ende warachteghen paeys tusschen ons ende onsen goeden ondersaten, ghepublieert, endehuytgheroupen sal sijn binnen onser voorseyder stede van Ghendt, ende in allen anderen van onsen goeden steden van onsen lande van Vlaendren. |
Item, was het dat iemand contrarie deed en iemand onrecht of schade deed ter oorzaak van de oorzaak en geschil dat we of onze officiers uit onze naam zulke persoon justitie en correctie doen zullen naar het feit gelegen, het is crimineel of anders als over verbreker van de verzoening in hun lijf en goed naar de stijlen en wetten van de plaatsen daar het gebeurd is. En redelijke verbetering de gekwetste partijen doen van het goed van de kwaaddoeners zodat het overschot naar ons gebracht wordt of te heer daar het behoren zal, behouden de privilegies van de stad en omgeving. En was het dat enige van de poorters van onze stad Gent wetteloos was gemaakt of gebannen vanwege verbreking van die vrede en al is het bij privilegies van die stad, voor de punten hiervan niet zou verliezen zijn goed. Niet tegenstaande dat, om deze vrede beter te onderhouden zullen dat nochtans verliezen en van dat goed zal verbetering gedaan worden de gekwetste partij alzo het voorgezegd is en dat overschot zal komen te gerechte erfgenaam daar het behoort van hen gelijk of ze gestorven waren, behouden in alle anderen zaken de privilegies van die stad. En was het dat zulke kwaaddoener niet gevangen mochten worden dan zou men ze bannen en wetteloos maken, en van hun goed zou geordineerd zijn zoals het boven verklaard is. En voort zo ordonneren we dat in de absentie van de officiers of dienaars van justitie elk zulke misdoeners zal mogen vangen en die in de handen van de wethouders en justitie brengen waar dat behoren zal. Item, was het dat iemand met woorden of anders misdeed tegen onze voorgezegde ordonnantie en dat kwam ter kennis van onze justitie of wethouders van enige steden of plaatsen, we willen dat die arbitraal gestraft zal worden zo en in zulke manieren dat het alle anderen een voorbeeld is naar rechten en wetten van zulke steden als dat behoort, behouden elke zijn privilegies en vrijheden. Item, was het dat enige geestelijke persoon kwam of deed tegen die vrede zou hij geleverd worden aan zijn ordinarius en die zou daarvan straf doen als van verzoening breker naar gelegenheid der zaken. Item, dat deze goede en ware vrede tussen ons en onze goede onderzaten gepubliceerd en uitgeroepen zal zijn binnen onze stad Gent en in allen anderen onze goeden steden van ons land Vlaanderen. |
Item waert dat eeneghe donckerhede of twijfele toe quame in toecommenden tijden vp die articulen, poenten, circumstancien, of appendanten daer toe behoorende, wy souden die verclaersen ende doen verclaersen, ende interpreteren in onsen raet redelick, ende in sulcker manieren, soe dat alle dye ghene diet aengaen mochte sullen sijn ghepaeyt. Ende wy Schepenen, Dekenen, ende Raedt, ende ghemeente vander stede van ghendt ouer ons ende ouer onse medepleghers, wie si sijn, hebbenontfaen ende ontfanghen ootmoedelicke die gracie, vergheuenessen ende goedertierenheyt, ons ghedaen byden coninc Kaerle onsen souuerain here, ende byden voorseydeHertoghe ende Herto [fol. lxxvi.r] ghinne, Graue, ende Graefnede van Vlaendren onse gherechte natuerlijcke heere ende vrauwe. Ende vander voorseyde gracie ende vergheuenesse bedancken hemlieden met goeder hertenalso vele als wy moghen. Ende belouen den coninck onsen souuereyn here, onsen here ende vrauwe, loyalijcken ouer ons ende onse medepleghers vp die peynen bouen verclaerst te houdene, te vulcommene, ende te vuldoene ghestadelic endesonder verbreken, alle die articulen ende pointen indenvoorseyde paeys ghenarreirt, die welcke wy alle ende elc sonderlinghe, danckelic, bequamelick, ende ooc moedelick ontfaen hebben. Ende indien daer yement yeghens of ter contrarie dade, so belouen wi te helpene ende te veruolghene naer onser macht, dat die ghepuniert sullen worden so dat behoren sal, ende ghestelt in warachteghe onderdanichede vanden coninc ende van onsen gherechten here ende vrauwe alst voorseyde es. Ende als van allen alyancien, eeden trauwen, verbonden, of manschepen, die wi of eenich van ons liedenghedaen hadden, of hebben ghedaen den coninc van Ingelant, sine ghecommitteirde of ghedeputeirde lieden of officiers, endeallen anderen die niet en souden sijn met onsen voorseydesouuereynen here, ende met onsen natuerlicken here endevrauwe, die renuncieren wy ende gaen te buyten. Ende hebbenghesworen ende sweeren in onser loyaelhede, dat van nv voort aen eewelicken ende tallen daghen wi sijn, ende sullen sijn goede ende ghetrauwe ondersaten des conincx onsen souuerain here, ende sinen naercommers, coninghen van Vranckerijcke, ende onsen gherechten natuerlijcken here ende vrauwe, endehaerlieder naercommers, grauen ende graefneden vanVlaendren, ende sullen doen die diensten die goede ende ghetrauwe ondersaten schuldich sijn te doene haren gherechten heere ende vrauwe, ende bewaren haerlieder lichame, eere, eruen, ende rechten, ende beweeren alle die ghene dye ter contrarie souden willen doen of veruolghen. Ende dit doen wi te wetene onsen natuerlicken heere ende vrauwe, ende haerlieder naercommers, ende allen haren officiers, inder manieren bouen verclaert, behouden allen onse preuilegien, vryheden, goede costumen, ende oude vsaegien. In orcondtschepen ende van welcken saken, wy Hertoghe ende Hertoghinne voorseyde, hebben onse seghelen ghedaen, hanghen aen dese letteren, ende wi Schepenen, Dekenen, ende raet, ende tghemeente vander stede van ghendt. Ende voor wi Hertoge ende Hertoghinne voorseyde hebben ghebeden ende versocht, bidden ende versoucken onser lieuer gheminde moye, der Hertoghinne van Lutcenburch ende van Brabandt, ende onsen gheminden broedere den Hertoghe Aelbrecht in Beyeren. Ende wi schepenen ende raet der stede van Ghendt, supplierender hoogher ende moghender princerssen der Hertoghinne van Lutcenburch ende van Brabant, ende hooghe ende moghende Prinche den Hertoge Aelbrecht van Beyeren bouen ghenoemt. Voort wi Hertoge ende Hertoghinne van Borgoengien, ende wi Schepenen, Dekenen, raet, ende alle tghemeene vander stede van Ghendt, versoucken ende bidden alle den Baroenen ende edelen vanden lande van Vlaenderen hier naer ghenoemt, ende der goeder stede van Brugghe, van Ipre, ende tlant vandenvryen, ende der stede van Mechelen, ende van Antwerpen, dat si omme dye duecht vanden paeyse, ende versekerthede, ende in oorconden der waerheyt van alle den dinghen voorseydesouden willen haerlieder seghelen hanghen aen dese letteren. Ende wi Iehanne byder gracien van gode, Hertoghinne vanLutcenburch ende van Brabant ende van Lymburch, wy Hertoghe Aelbrecht in Beyeren, Baliu ende gouuernuerende erfachtich vanden lande van Henegauwe, van Hollandt, van zeelant, ende vander heerschepye van Vrieslant, wi Willem oudtste sone Tsgrauen van Namen, heere vander Sluys, Hughe heere van Aurijnchburch, Graue van Ghendt, Ian heere van Ghistele ende van Arnes, Heyndrick van Beuere, heere van Dixmude ende van Auredam, Ian heere van Gheerdtsberghe ende vanden Gruythuse, Aernout van Gauere here van Scoresse, Phelips heere van Axele, Lodewijc gheseyt die hase bastaert van Vlaendren, Gheeraert van raseghem here van Baesseroode, Wouter heere van halewijn, Phelips heere van massemine, here van eecke, ian vileyn here [fol. lxxvi.v] van sint Ians te steene, Ian van outreburch graue van Ipre, Lodewijc here van boulaer, Rudders, wi burchmeesters, voocht, schepenen, ende raet vander stede van Brugghe, ende van Ipre, wi Phelips monfrant van eessene, ende Phelips van bueckemare vanden vryen ouer ende huyter name vanden seluen lande, twelc gheenen ghemeenen seghel en heift. Ende wy commuyn meestere, schepenen, ende raet der stede van Mechelen, endevan Antwerpen hebben ter bede ende begeerde voorseyde, omme tgoede vanden paeyse, ende meerder versekerhede endeoerconde der waerheyt van alle den saken voorseyde, ende vanelcken besonderlinghe hebben ghehanghen ende ghedaenhanghen onse seghelen, ende die seghelen vanden steden voornoemt aen dese yeghewoordeghe letteren, ghemaect endeghegheuen te Doornicke, den.xxviij.dach van Decembre. Int iaer ons heeren alsmen screef.M.iijc.ende.lxxxv. Ende corts daer naer so quam dye Hertoghe Phelips van Borgoengien, ende Margriete sijn wijf des grauen Lodewijcx van Malen dochtere binnen der stede van Ghendt, dat si met groter eeren ende weerdicheden ontfanghen waren, ontrent den Derthiendach. Ende die Graue swoer met die van Ghendt, ende die van Ghendt met hem, denprinchen hemlieden een goet ghetrauwe here te sijne, ende si lieden hem te sijne goede ende ghetrauwe ondersaten, behouden hare rechten, vryheden, ende preuilegien. |
Item, was het dat er enige onduidelijkheid of twijfel kwam in toekomende tijden op die artikels, punten, omstandigheden of aanhangsels die daartoe behoren, we zouden die verklaren en laten verklaren en redelijk in onze raad interpreteren en in zoՠn manier zodat al diegene die het aangaat tevreden gesteld mochten worden. En wij schepenen, dekens en raad en de gemeente van de stad Gent over ons en over onze medeplegers, wie ze zijn, hebben ontvangen en ontvangen ootmoedig de gratie, vergiffenis en goedertierenheid ons gedaan bij koning Karel onze soeverein heer en bij de hertog en hertogin, [fol. lxxvi.r] graaf en gravin van Vlaanderen onze gerechte natuurlijke heer en vrouw. En van die gratie en vergiffenis bedanken hen met goed hart alzo veel als we mogen. En beloven de koning onze soeverein heer, onze heer en vrouw loyaal over ons en onze medeplegers op de straffen boven verklaard te houden, te volkomen en te voldoen gestadig en zonder verbreken alle artikels in die vrede verhaald die wij en elk apart bedanken en ook ootmoedig ontvangen hebben. En indien daar iemand tegen of ter contrarie deed zo beloven we te helpen en te vervolgen naar onze macht dat die gestraft zullen worden zodat behoren zal en gesteld in ware onderdanigheid van de koning en van onze gerechte heer en vrouw. En als van allen allianties, eden, trouw, verbonden of manschappen die wij of enige van onze lieden gedaan hadden of hebben gedaan de koning van Engeland, zijn gecommitteerde of gedeputeerde lieden of officiers en alle anderen die niet zouden zijn met onze soeverein heer en met onze natuurlijke heer vrouw, daar doen we afstand van en gaan te buiten. En hebben gezworen en zweren onze loyaalheid dat we van nu voortaan eeuwig en te allen dagen we zijn en zullen zijn goede en getrouwe onderzaten der koning onze soeverein heer en zijn nakomelingen, koningen van Frankrijk, en onze gerechten natuurlijke heer en vrouw en hun nakomelingen, graven en gravinnen van Vlaanderen en zullen doen die diensten die goede en getrouwe onderzaten schuldig zijn te doen hun gerechte heer en vrouw en bewaren hun lichaam, eer, erven en beweren al diegene die ter contrarie zouden willen doen of vervolgen. En dit laten we weten onze natuurlijke heer en vrouw en hun nakomelinge, en al hun officiers in de manieren boven verklaard, behouden al onze privilegies, vrijheden, goede gebruiken en oude gewoontes. In verkondiging van die zaken, wij hertog en hertogin, hebben onze zegels gedaan en hangen die aan deze brieven en wij schepenen, dekens en raad en de gemeente van de stad Gent. En voor wie we hertog en hertogin hebben gebeden en verzocht, bidden en verzoeken onze lieve geminde tante, de hertogin van Luxemburg en van Brabant en onze geminde broeder hertog Albrecht in Beieren. En wij, schepenen en raad van de stad Gent, verzoeken de hoge en vermogende prinses de hertogin van Luxemburg en van Brabant en hoge en vermogende prins hertog Albrecht van Beieren. Voort wij hertog en hertogin van Bourgondie en wij schepenen, dekens, raad en de hele gemeente van de stad Gent verzoeken en bidden alle baronnen en edelen van het land van Vlaanderen, hierna genoemd, en de goede stad Brugge, van Ieper, en het land en de vrijen en de stad Mechelen en van Antwerpen dat ze om de deugd van de vrede en verzekeringen en in oorkonden de waarheid van alle dingen voorgezegd zouden willen hun zegels hangen aan deze brieven. En wij, Jehanne, bij de gratie God, hertogin van Luxemburg en van Brabant en van Limburg, wij hertog Albrecht in Beieren, baljuw en erfelijke regeerder van het land Henegouwen, van Holland, van Zeeland en van de heerschappij van Friesland, wij Willem, oudste zoon van de graaf van Namen, heer van de Sluis, Hugo, heer van Aurijnchburch (?), graaf van Gent, Jan, heer van Gistel en van Arnes (?), Hendrik van Beveren, heer van Diksmuide en van Auredam (?), Jan, heer van Geraardsbergen en van de Gruijthuijsen, Aernout van Gavere, heer van Scoresse (?), Filips, heer van Axel, Lodewijk genoemde de hase bastaard van Vlaanderen, Gheeraert van Rassegem, heer van Baasrode, Wouter, heer van Halewijn, Filips, heer van Massemine, (Bij Wetteren) heer van Eeke, Jan Vileyn, heer [fol. lxxvi.v] van Sint Jansteen, Jan van Outreburch, graaf van Ieper, Lodewijk, heer van Boulaar, ridders, wij burgemeesters, voogd, schepenen en raad van de stad Brugge en van Ieper, wij Filips, Monfrant van Essene en Filips van Bueckemare van de vrijen over en uit de naam van hetzelfde land wat geen algemene zegel heeft. En wij algemene meesters, schepenen en raad van de stad Mechelen en van Antwerpen hebben ter bede en begeerte om het goede van de vrede en meer zekerheid en verkondigen de waarheid van alle voorgezegde zaken en van elk apart hebben gehangen en laten hangen onze zegels en de zegels van de steden voornoemd aan deze tegenwoordige brieven, gemaakt en gegeven te Doornik, de 28ste dag in december in het jaar ons heren toen men schreef 1385. En kort daarna zo kwam hertog Filips van Bourgondie, zijn wijf Margriet binnen de stad Gent waar ze met grote eer en waardigheid ontvangen waren omtrent de Dertiendag. En de graaf zwoer met die van Gent en die van Gent met hem den prins hen een goede getrouwe heer te zijn en zij hem zijn goede en getrouwe onderzaten, behouden hun rechten, vrijheden en privilegies. |
[Int iaer xiijc.ende.lxxxvi] Item dese paeys ghemaect sijnde, die coninck vanVranckerijcke dede versamen groote menichte van vitaelgien ende van aertilgerye, sulc als men ter oerloghe behoeft, ende quam ter Sluys daer hy vele schepen dede ghereet maken endevitaelgieren om te treckene in Inghelandt. Ende daer warenschutters ghecoren in Vlaendren, ende hemlieden was ghegheuen ghelt ende laken. Binnen deser tijt dede die coninc van Vranckerijcke ter Sluys een basseye vp rechten, daer Tcasteel ter sluys vp wiert ghemaect vanden coninck ende daer souden walen vp woonen, omme dat te houdene yeghen die Inghelschen ende vianden vander croone. Dit was int iaer xiijc.ende.lxxxvi. Die coninc van Inghelandt was yegens desen comste wel voorsien, ende vp sijn hoede, so dat die coninc in sinen raet vandt dat hi naer Inghelant niet en reysde. Hier omme waren vele edelen van sinen volcke seere verstoort, dye haer goet ende lant gestelt hadden omme met hem te commene Ende des conincx volc begonste veil quaets te doene binnen den lande, ende beroofden die landtslieden die wat vergadert hadden, so dat si niet en behilden, maer moesten vlien te Ghendt, ende in andere steden, want sconincx volc en hil vanniemende niet, maer begonsten ooc te rouene ter Sluys, ende te Brugghe in die herberghen, daer si ghelogiert waren. Ende te Brugghe worden al bedectelijcke vele fransoysen, bortoenendoot ghesleghen, metsgaders den ouerlaste dat si den volcke daden. Ende ooc die Hertoghe van Berry, des conincx van Vranckerijcke oom, die ooc broeder was van Phelips vanBorgoengien die Graue van Vlaendren was, dese was vp dye carmers Brugghe so ghesleghen, dat hi moeste dalen van sijnen peerde, dat hijt wel een maent besief, want hi seere ghewont was. Dit was ontrent sinte Maertins messe. M.CCC.ende lxxxvi. |
[In het jaar 1386] Item, deze vrede die gemaakt was liet de koning van Frankrijk verzamelen een grote menigte van voedsel en artillerie, zulks als men te oorlog behoeft, en kwam ter Sluis waar hij vele schepen gereed liet maken en bevoorraden om in Engeland te trekken. En daar waren schutters gekozen in Vlaanderen en hen was geld gegeven en laken. Binnen deze tijd liet de koning van Frankrijk ter Sluis een geschut oprichten waarop het kasteel ter Sluis werd gemaakt van de koning en daar zouden Walen op wonen om dat de houden tegen de Engelsen en vijanden van de kroon. Dit was in het jaar 1386. De koning van Engeland was tegen deze komst goed voorzien en op zijn hoede, zodat ie koning in zijn raad vond dat hij niet naar Engeland zou gaan. Hierom waren vele edelen van zijn volk zeer verstoord die hun goed en land gesteld hadden om met hem te komen. En het volk van de koning begon veel kwaads te doen binnen de landen en beroofden de landslieden die wat verzameld hadden zodat ze niets behielden maar moesten vlieden naar Gent en in andere steden, want het koningsvolk hield van niemand en begonnen ook te roven ter Sluis en te Brugge in de herbergen waar ze gelogeerd waren. En te Brugge werden al bedekt vele Fransen en van Bretagne dood geslagen, mitsgaders de overlast dat ze het volk deden. En ook de hertog van Berry, de oom van de koning van Frankrijk die ook broeder was van Filips van Bourgondie die graaf van Vlaanderen was, deze was op kamers van Brugge zo geslagen dat hij van zijn paard moest afkomen en het wel een maand bestierf, want hij was een zeer gekwetst. Dit was omtrent Sint Maarten mis 1386. |
[Vp den.xxvij.dach in April] Int iaer ons heren.M.CCC.ende lxxxvij.soe waren te Ghendt ghesleghen die Roosebekers guldenen, ende ooc seluerenpenninghen, die welcke was die munte van twee landen, van Vlaendren ende van Brabant. Ende vp den.xxvij.dach in April, twelc was den saterdach voor die brugge marct, wast ghebodendatmen gheene andere munte bieden noch gheuen en soude in die Brugghe marct. Ende twas beuolen al Vlaendren duere datmen tsgrauen Lodewijcx munten yet bieden noch ontfanghen en soude, vp tghelt te verbuerene, ende ooc noch eenderhande boete daer toe, ende datmen dat ghelt soude bringhen ter wissele, als bilioen. [Int iaer.xiijc.ende.lxxxviij] Item int iaer.xiijc.ende.lxxxviij.die Hertoge van Ghulick endesinen sone dye Hertoghe van Ghelre deden vele schaden in Brabant, si roofden, si branden, ende vinghen die lieden. Die Hertoge van Borgoengien die claechdet den coninc van Vranckerijcke, hoe dat men sijnder moeye sulcke schade endeouerlast dede. Die Coninck haddet gheerne of gheleydt, maer hi en conste, ende wort vanden Hertoge Willem van Ghelre ontseyt. Ende die coninc vergaderede sijn volck, ende [fol. lxxvij.r] track darwaert met groter macht. Ende dye Hertoghe van Ghelre wasser wel vp voorsien, ende hadde groot herte den Coninc te beuechtene. Ende die coninck kaerle quam int lant van Ghulick, ende wan een stede dye den Hertoghe van Ghulick toe behoorde. Ende dye Hertoghe quam in des Conincx handen, ende die heeren ende die prelaten mede, ende daer was ghemaect een bestant tusschen der Hertoghinne van Brabandt ende den hertoghe van Ghulicke, ende sinen sone den hertoghe van Ghelre. |
[Op de 27ste dag in april] In het jaar ons heren 1387 zo waren te Gent geslagen de Roosebekers guldens en ook zilveren penningen die de munt was van twee landen, van Vlaanderen en van Brabant. En op de 27ste dag in april wat de zaterdag was voor de markt te Brugge werd er geboden dat men geen andere munt bieden nog geven zou in de markt van Brugge. En het was het was heel Vlaanderen door geboden dat men de munten van graaf Lodewijk niet bieden nog ontvangen zou op verbeuren van het geld en ook nog een boete daartoe en dat men het geld zou brengen te inwisselen, als biljoen (biljet?). [In het jaar 1388] Item, in het jaar 13488 deden de hertog van Gulik en zijn zoon de hertog van Gelre vele schaden in Brabant, ze roofden, ze branden, en vingen de lieden. De hertog van Bourgondië klaagde het de koning van Frankrijk hoe dat men zijn tante zulke schade en overlast deed. De koning had het graag afgelegd, maar hij kon niet en werd van hertog Willem van Gelre ontzegd. En de koning verzamelde zijn volk en [fol. lxxvij.r] trok derwaarts met grote macht. En de hertog van Gelre was er goed op voorzien en had groot hart om de koning te bevechten. En koning Karel kwam in het land van Gulik en won een stad die de hertog van Gulik toebehoorde. En de hertog kwam in de handen van de koning en de heren en prelaten mede en daar was gemaakt een bestand tussen de hertogin van Brabant en de hertog van Gulik en zijn zoon de hertog van Gelre. |
[Int iaer.xiijc.ende.xcij] Item int iaer.xiijc.ende.xcij.die hertoghe Phelips dede so vele, ende dwanc so die van Vlaendren, dat si lieten dye obediencie vanden paeus Vrbaen van Roome, ende moesten commen ter obediencie vanden paeus van Auengioen, diemen hiet den paeus Clement. Ende vele priesters, canonicken, prochiepapen, cappellanen, beghijnen, ende vele leecke lieden, lieten te Brugghe haerlieder benefictien, huysen ende goeden, ende si voeren wonen te Kuelen, te Luydeke, ende in anderen steden, ende dat byder predicatie van eenen meester Ian van Waes, prochipape van sinte Ouburghen, die welcke liet sijn beneficie te Brugge, ende voer wonen te Ludeke, so dede oock eenen meester Iacob van Oostburch. Ende si preicten ende seyden dat alle die Clementijnen verwaten waren, ende vermalendijt, daer omme dat dye van Brugghe van meneghen menschen gheschuwet waren. Ende in brugghe quam een groote beroerte omme die.ij.paeusen bi sommeghe poorters. Ende daeromme die hertoghe Phelips dede een vanden principaelsten vanghenPieter van Roesselare, ende was te Rijssele gheuoert, ende daer onthooft. Die van Ghendt bleuen altoos onder dobedientie vanden paeus Vrbaen, ende daer omme vele lieden van Brugge ghinghen int eynde vander vastene haerlieder biecht spreken te Ghendt, ende ontfinghen daer dat heylich sacrament. Dye kercken van Brugghe waren des sondaechs ende des heleghen daechs al ydele, want die lieden schuweden die kercken, om dat die priesters alle Clementijnen waren. |
[In het jaar 1392] Item, in het jaar 1392 deed hertog Filips zoveel en dwong zo die van Vlaanderen dat ze lieten de gehoorzaamheid van paus Urbanus van Rome en moesten komen ter gehoorzaamheid van de paus van Avignon die men noemde paus Clement. En vele priesters, kanunniken parochiepriesters, kapelaans, begijnen en vele leken lieden lieten te Brugge hun beneficin, huizen en goederen en ze voeren wonen te Keulen, te Luik en in anderen steden en dat bij de predicatie van een meester Jan van Waas, parochie priester van Sint Ouburg, die liet zijn beneficie te Brugge en voer wonen te Luik, zo deed ook een meester Jacob van Oostburg. En ze preekten en zeiden dat alle van Clemens verweten waren en vermaledijdt, daarom dat die van Brugge van menige mensen geschuwd waren. En in Brugge kwam een grote beroerte om die 2 pausen bij sommige poorters. En daarom liet hertog Filips een van de belangrijkste vangen Pieter van Roeselare en werd te Rijsel gevoerd en daar onthoofd. Die van Gent bleven altijd onder de gehoorzaamheid van paus Urbanus en daarom gingen vele lieden van Brugge in het einde van de vasten hun biecht spreken te Gent en ontvingen daar dat heilige sacrament. De kerken van Brugge waren de zondag en de heilige dag geheel leeg, want die lieden schuwden de kerken omdat de priesters allen voor Clemens waren. |
[Int iaer ons heren.xiijc.ende.xciij.] Int iaer ons heren.xiijc.ende.xciij.die eerweerde vader in gode heer Lodewijck van Latrimoelge, Bisschop van Doornicke ghemaeckt, te Auengioen vanden Paeus Clement, dye quamontrent Sinxen te Brugghe, in meeninghe die heleghe oordene te celebrerene in sine kercke te sinte Saluators te Brugghe, endedat vp der Triniteyts auent, maer omme datter nyement vp den Sinxen dach tsinte Saluators ter kercken en quam, daer omme reedt hi des vrydaechs in die Sinxen weke ter Sluys waert, meenende sdaechs daer naer oordene te gheuene in onser lieuer vrouwen kercke ter Sluys. Maer wat gheuiel vp sinte Triniteyts auent, eer hy ter kercken quam om hem te bereedene, omme die oordene te celebrerene, tusschen den vij.ende.viij.hueren smorghens, soe rees eenen grooten brandt in onser Vrauwen prochye ter Sluys, als waer omme dat die bisschop moeste latendie oordene te celebrerene, ende tvolc ende dede den bisschop gheen eere noch weerdicheyt, omme dat hy clementijn was. Ende si seyden dat si te wers voeren ende dat si die schade vanden brande hadden, omme dat hi inder sluys was. In dit veers staet dat incarnacion. Arsit sublare sluys cum colitur trinus et vnus. [Int iaer ons heeren.xiijc.xciiij] Item int iaer ons heeren.xiijc.xciiij.Peter van der belle ende sijn gheselschap, hadden vp ghestelt datmen sdaechs naer sinte Gillis dach, alsmen te Brugghe die wet vermaken soude, datmen alle die heeren vander wet soude doot ghesleghen hebben. Maer Wouter vanden scake, ende een cupere gheheeten Pieter van sietseele, die gauent vp sinte Augustijns dach te kennen. EndePieter vander belle wordt gheuanghen, ende sommeghe van sinen medeghesellen dye volden huyter stede van Brugghe. Ende sdaechs naer sint Ians dach huytgaende Ougst, soe was Pieter van Belle vp dye marckt, voor tbeelfroot sijn achstere onthooft. [Int iaer ons heeren.xiijc.ende xcvi] Item int iaer ons heeren.xiijc.ende xcvi.dye graue van Oosteruanck was in Vrieslandt, ende verbarnde dye stadt van Stauere, ende sinte Benedictus clooster, ende beroofdet. [Vp den vierden dach in Nouembre] Int selue iaer vp den vierden dach in Nouembre. Die Coninck van Inghelandt ghenaemt Ridsaert, nam te wijue ende trauwede des machteghen conincx Karels dochtere van Vranckerijcke. |
[In het jaar ons heren 1393.] In het jaar ons heren 1393 werd de eerwaardige vader in God, heer Lodewijk van Latrimoelge, bisschop van Doornik gemaakt te Avignon van Clemens en kwam omtrent Pinkster te Brugg, in mening de heilige orde te celebreren in zijn kerk Sint Salvator te Brugge en dat op Triniteit avond, maar omdat niemand op Pinksterdag te Sint Salvator ter kerke kwam daarom reed hij de vrijdag in de Pinkster week ter Sluis waart en meende daarna de orde te geven in onze Lieve Vrouwe kerk ter Sluis. Maat wart gebeurde op Sint Triniteit avond eer hij ter kerke kwam om zich te bereiden om die orde te celebreren tussen 7 en 8 uur ճ morgens zo rees een grote brand in onze Vrouwe parochie ter Sluis als waarom de bisschop moeste laten die orden te celebreren en het volk deed de bisschop geen eer nog waardigheid om dat hij van Clemens was. En ze zeiden dat ze te Wers voeren en dat ze de schade van de brand hadden omdat hij in ter Sluis was. In dit vers staat die rijm. Arsit sublare Sluis cum colitur trinus et unus. [In het jaar ons heren 1394] Item, in het jaar ons heren 1394 had Peter van der Belle en zijn gezelschap opgesteld dat men daags na Sint Gillis dag, als men te Brugge de wet vermaken zou, dat men alle heren van de wet zou dood geslagen hebben. Maar Wouter van de Scake en een kuiper geheten Pieter van Sietseele die gaven het op Sint Augustinus dag te kennen. En Pieter van de Belle werd gevangen en sommige van zijn metgezellen en de volder uit de stad Brugge. En daags na Sint-Jans dag uitgaande augustus zo was Pieter van Belle op de markt voor de belfort zijn achterste onthoofd. [In het jaar ons heren 1396] Item, in het jaar ons heren 1396 was de graaf van Oostervant in Friesland en verbrandde de stad Stavoren en het klooster van Sint Benedictus en beroofde het. [Op de vierde dag van november] In hetzelfde jaar op de vierde dag van november nam de koning van Engeland genaamd Richard tot wijf en trouwde de dochter van de machtige koning Karel van Frankrijk. |
[Anno domini.M.CCC.ende.xcvij.] Anno domini.M.CCC.ende.xcvij. [fol. lxxvij.v] die Sarasijnen ende die turcken deden vele iammers ende groote schade onder dye kerstenen, bi Hongheryen, ende byder stede Nycopolis, ende daer bleef menich kersten doot. Ende dye Sarasijnen vinghen Ian van Dygioen, des Hertoghen Phelips van Borgoengien oudtste sone, ende in thende vanden iare wart hi ghelost, yeghen den Amyrael Bakin. [Int iaer ons heeren alsmen screef.xiijc.ende.xcix] Item int iaer ons heeren alsmen screef.xiijc.ende.xcix.die Inghelschen versloughen ende dooden den coninck Ridtsaert, ende sy sonden wedere die coninghinne van Inghelandt des Conincx Ridtsaerts wedewe in Vranckerijcke, totten Coninck Kaerle haren vadere. [Int iaer van.xiiijc] Item int iaer van.xiiijc.soe was te Roome grooten aflaet, ende dat iaer van gracien, ende al die weerelt liep te Roome om te hebbene dat aflaet a pena et al culpa. Ende int selue iaer wast grote sterfte vander Epedimye ofte bootse. [Anno domini.iiijc.ende.iij en int iaer daer naer xiiijcende.iiij] Anno domini.iiijc.ende.iij.soe quamen vp sinte Brictius nacht te Ooostende acht groote waluisschen, dye daer bleuen ligghende op tsandt. Ende elck van desen visschen was bet dan lxx.mans voeten lanck, die nuese gaten waren alsoe groot datmer in stack eens groots mans vuyst, die muyle was gheschepen als eenen Inghelschen wulle sack. Ende elc van desen visschen hadden inne wel.xxiiij.harinc tonnen smouts. Ende alsmen die visschen hauwen ende slijten soude, men moestere met leederen inne clemmen, van bouen inden buyck. Ende inden buyck van elcken vissche, so mochten staen.xiiij.of.xv.mannen, elc met eender schuetele omme tsmout ende bloet te vergaderene, ende sommeghe hadden haecxkens ende bijlen, omme die visschen in sticken te hauwene, ende dese lieden stonden inden buyck van dien visschen, of sy ghestaen hadden in eenen vloer. Dit es tincarnacion in latijne, nemende die ghetal letteren. Octo capit lete pre grandia flandria cete, elck d dye doet vc. Dit es tincarnacion in vlaemsche. Ende hier so maken.ij.dd oock een duyst. Oosthende weet dat Brictius nachten, gheuanghen waren waluisschen achte. Item int iaer daer naer xiiijc ende.iiij.vp den goeden vrydach, binnen der voornoene, binnen der tijt datmen te Duynkercke dye Passie preecte, tvolck liep al huyter kercken ter zee waert. Ende daer quam eenen grooten waluisch, dye daer met grooter pijne ende arbeyt gheuanghen wort, ende subtijlick ghecreghen ende hy was wel.lxxx.ghemeten voeten lanck. |
[Anno domini 1397] Anno domini 1387 [fol. lxxvij.v] deden de Saracenen en de Turken veel droefheid en grote schade onder de christenen bij Hongarije en bij de stad Nicopolis en daar bleef menige christen dood. En de Saracenen vingen Jan van Dijon, de oudste zoon van hertog Filips van Bourgondie en op het einde van het jaar werd hij verlost tegen admiraal Bakin. [I het jaar ons heren toen men schreef 1399] Item, in het jaar ons heren toen men schreef 1399 versloegen de Engelsen en doodden koning Richard en ze zonder weer de koningin van Engeland, de weduwe van koning Richard, naar in Frankrijk tot koning Karel, haar vader. [In het jaar1400] Item, in het jaar 1400 zo was te Rome grote aflaat het jaar van gratie en de hele wereld liep te Rome om die aflaat, a pena et al culpa. En in hetzelfde jaar was er grote sterfte van de epidemie of bootse. (pest?) [Anno domini 1403 en in het jaar daarna 1404] Anno domini 1403 zo kwam op Sint Brictius nacht te Oostende acht grote walvissen die daar bleven liggen op het zand. En elk van deze vissen was meer dan 70 mannen voeten lang, de neusgaten gaten waren alzo groot dat men erin stak een vuist van een grote man, de muil was geschapen als een Engelse wollen zak. En elk van deze vissen had in wel 24 haringtonnen smout. En toen men de vissen hauwen en kerven zou moest men er met ladders inklimmen van boven in de buik. En in de buik van elke vis zo konden staan 14 of 15 , elk met een schotel om het smout en het bloed te verzamelen en sommigen hadden haken en bijlen om die vissen in stukken te hauwen en deze lieden stonden in de buik van die vossen alsof ze op een vloer stonden. Dit is de rijm in het Latijn en neemt het getal van de letters. Octo capit lete pre grandia flandria cete, elk diedoet 500. Dit is de rijm in Vlaams. En hierzo maken 2 ook een in Diets. Oostende weet dat Brictius nachten gevangen waren acht walvissen. Item, in het jaar daarna 1404 op Goede Vrijdag binnen de voornoen, binnen de tijd dat men te Duinkerke de Passie preekte liep al het volk de kerk uit naar de zee. En daar kwam een grote walvis die daar met grote moeite en arbeid gevangen werd en subtiel gekregen en die was wel 80 gemeten voeten lang. |
[Xxvi.dach van April] Anno domini.xiiijc.en.iiij.so starf die hertoghe Phelips van Borgoengien Graue van Vlaendren vp den.xxvi.dach van April, in Brabandt tonser vrauwen te Halle, ende was van daer gheuoert ende begrauen in tcloostere vanden Saertrucsen, buyten Dygioen in Borgoengien, welc cloostere hi hadde selue ghedaen stichten. Dese Hertoge Phelips voorseyde hadde bi Margrieten sijnen wijue, des Grauen Lodewijcx van Male dochtere.vi.kinderen.iij.sonen ende drie dochteren. Die outste sone hiet Ian, ende was hertoghe van Borgoengien, Graue van Vlaendren, Graue van Artoys, van Borgoengien, here van Salynes, ende vander stede van Mechelen. Dandere hiet Anthonis, Hertoghe van Brabant ende van Lymburch, Marcgraue des helichs rijcx. Die derde sone hiet Phelips, Graue van Nyueers, ende van Retheers. Doudtste dochtere hadde te manne, den hertoghe Lupold van Oostenrijcke, ende si starf sonder hoyr. Dander dochtere hadde te manne den Graue Willem van henegauwe, van Hollandt ende van Zeelandt, ende heere van Vrieslant, ende si hadder by eene dochtere, die hiet Iaquemijne, dye Graefnede van Henegauwe bleef naer dye doot van hueren vadere ende moedere, van Holland, van Zeelant, ende vrauwe van Vrieslandt. Ende si hadde.iij.mannen, eerst Sconincx sone van Vranckerijcke Ian Hertoghe van Tourayne, Dolphijn van Vyanen. Daer naer hadde si te manne Hertoghe Ian van Brabant. Die derde was, here Vrancke van Borssele graue van Oosteruanck, ende sy starf sonder hoyr van haren mans. Die derde dochtere vanden hertoge phelips le hardy voorseyde, die hadde te manne den Hertoghe van Sauoyen, ende si hadde by haren man. iij.sonen. Doudtste was here van Geneuren, dander Prinche van Beemont, dese twee storuen beede sonder hoyr. Die derde had- [fol. lxxviij.r] de te wijue tsconincx dochtere van Cips, hi hadde.ij.susteren, doudtste was coninghinne van Cecilien, dandere hadde te manne Galyast den Hertoghe van Mylanen, ende storuen beyde sonder hoyr. Item desen voornoemden hertoghe Phelips le Hardy huwede al sijne kinderen binnen sinen leuende lijue, ende bewees elck sijn goet, eer hi starf. Ende hi sprack met vrau Iannen sijns wijfs moeye Hertoghinne van Brabandt, ende met den lande van Brabandt soe, dat Anthonis sijn tweeste sone wardt ghemaeckt rewaert van Brabant, ende naer hare doot hare heerschapye te besittene, ende dat by consente van sijnen oudsten broedere. Ende Margriete sgrauen Lodewijcx van Male dochtere Hertoghinne van Borgoengien, graefnede van Vlaendren, van Artoys, van Borgoengien, Palatijne, vrauwe van Retheers, vanSalines, ende van Antwerpen, ende van Mechlen die regneirde naer haren man. [Int selue iaer vp sinte Lijsbetten dach] Item int selue iaer vp sinte Lijsbetten dach was sulc een tempeest in die zee, so dat dye zeedijcken in braken, in vlaendren, in die vier ambochten, ontrent der Sluys, Ardenburch, Oostburch, ende ontrent Bouchoute, ende Biervliet, ende Hughensvliet, so datter vele beesten, ende ooc lieden verdroncken, ende vele schoons lants bedoruen wordt, alsmen noch hedent te dage sien mach. [Vp den.xxi.dach in maerte] Int selue iaer vp den.xxi.dach in maerte, doe starf vrauwe Margriete van Borgoengien des grauen Lodewijcx van Male dochtere, ende was begrauen te Rijssele, dye welcke wedewe was vanden Hertoghe Phelips le hardy voornoemt. Ende haer oudtste sone Ian van Dygioen hertoghe van Borgoengien die verstarf dat graefschap van Vlaendren, van Artoys, van Borgoengien, die heerlichede Palatijn, van Salines, van Antwerpen ende van Mechelen. etc. |
[26ste dag van april] Anno domini 1404 zo stierf hertog Filips van Bourgondië, graaf van Vlaanderen op de 26ste dag van april, in Brabant te onze Vrouwe te Halle en was vandaar gevoerd en begraven in het klooster van de Chartreuse buiten Dijon in Bourgondië welk klooster hij zelf had laten stichten. Deze hertog Filips had bij Margriet, zijn wijf en dochter van graaf Lodewijk van Male 6 kinderen, 3 zonen en 3 dochters. De oudste zoon heette Jan en was hertog van Bourgondie, graaf van Vlaanderen, graaf van Artois, heer van Salines en van de stad Mechelen. De andere heette Anthonis, hertog van Brabant en van Limburg, markgraaf van het heilige rijk. De derde zoon heette Filips, graaf van Nevers, en van Rethel. De oudste dochter had tot man hertog Lupold van Oostenrijk en ze stierf zonder erfgenaam. De andere dochter had tot man graaf Willem van Henegouwen, van Holland en van Zeeland en heer van Friesland en ze had er een dochter bij die Jaquemijne (Jacoba) heette die gravin van Henegouwen bleef na de dood van haar vader en moeder, van Holland, van Zeeland en vrouw van Friesland. En ze had 3 mannen, eerst de koningszoon van Frankrijk, Jan, hertog van Touraine, dauphin van Viane. Daarna had ze tot man hertog Jan van Brabant. De derde was heer Vrancke van Borssele, graaf van Oostervant en ze stierf zonder erfgenaam van haar mannen. De derde dochter van hertog Filips de Stoute had tot man de hertog van Savoie en ze had bij haar man 3 zonen. De oudste was heer van Geneve, de ander prins van Piemont, deze twee stierven beide zonder erfgenaam. Die derde had [fol. lxxviij.r] tot wijf de koningsdochter van Cyprus en had 2 zusters, de oudste was koningin van Sicilie, de andere had tot man Galyast, de hertog van Milaan en stierven beide zonder erfgenaam. Item, deze hertog Filips de Stoute behuwde al zijn kinderen binnen zijn leven en bewees elk zijn goed eer hij stierf. En hij sprak met vrouw Jannen, de tante van zijn wijf, hertogin van Brabant en met het land van Brabant zo dat Anthonis zijn tweede zon, gemaakt werd landvoogd van Brabant en n haar dood haar heerschappij te bezitten en dat met toestemming van zijn oudste broeder. En Margriet, de dochter van graaf Lodewijk van Male, hertogin van Bourgondië, gravin van Vlaanderen, van Artois, paltsgraaf, vrouw van Rethel, van Salines en van Antwerpen en van Mechelen die regeerde na haar man. [In hetzelfde jaar op de dag van Sint Elisabeth] Item, in hetzelfde jaar op de dag van Sint Elisabeth was er zo Ԡn tempeest in de zee zodat de zeedijken inbraken in Vlaanderen, in de vier ambachten, omtrent ter Sluis, Aardenburg, Oostburg en omtrent Boekhout en Biervliet en Hugonsvliet (?) zodat er vele beesten en ook lieden verdrocken en vele mooi land bedorven werd zoals men het heden ten dage zien mag. [Op de 21ste dag in maart] I hetzelfde jaar op de 21ste dag van maar toen stierf vrouw Margriet van Bourgondie, de dochter van graaf Lodewijk van Male en werd begraven te Rijsel die weduwe was van hertog Filips de Stoute. En aan haar oudste zoon Jan van Dijon, hertog van Bourgondie, verstierf dat graafschap van Vlaanderen, van Artois, van Bourgondie, die heerlijkheid paltsgraaf, van Salines, van Antwerpen en van Mechelen. etc. |
Van Ian van Dygioen die.xxviij.graue van Vlaendren, die welcke in Vranckerijcke iammerlijck vermoort wardt van des Dolphijns volcke. Dat.xxxiiij.capittel. IAn van Dygioen oudtste sone van Phelips le hardy, die welcke was sone van Ian des Conincx van Vranckerijcke ioncxste sone, ende sone van vrau Margriete sgrauen Lodewijcx van Male dochtere, die welcke was die.xxviij.G.van Vlaendren, hi quam in alle die heerlicheden van sijnder moedere, ende hi quam naer paesschen in alle die steden van Vlaendren, daer hi seer eerlicken ontfanghen was. Ende hy swoer in allen steden die rechten, vryheden, ende preuilegien te onderhoudene naer costumen vanden lande, ende hi nam te wijue hertoge Aelbrechts dochtere in beyeren, verbeydere van henegauwe, van hollant ende zeelant, ende van Vrieslant. Ende hy hadde bi sinen wijue die hertoge phelips van borgoengien, ende.v.dochteren. Doudtste dochtere hadde te manne denDolpijn van vyane, des.coninc.K.sone van Vranckerijcke. Daer naer hadde si te manne den graue Artur van Richemont des hertogen broeder van Bretaengien, ende si starf sonder hoyr. Dandere hadde te manne den hertoghe Adolf van Cleue. Die derde hadde te manne den.G.van penitencen. Die.iiij.hadde te manne Ian den hertoge van Betuoort, sconincx sone vanInghelandt, ende sy storuen [fol. lxxviij.v] beyde sonder hoyr. Die vijfste hadde te manne den hertoge Kaerle van Borbon. [Vp den.xxij.dach in Meye] Item int iaer.xiiijc.ende vijue, vp den.xxij.dach in Meye, so quam voor die Sluys met eene groote vlote van schepen vul Inghelschen, die hertoghe Thomaes van Clarensen tsconincx Heyndricx sone van Inghelandt, dye graue van pennebrouc, ende si quamen in carsant ende sint Annen ter Mude, daer si roofden ende verbranden vele huysen ontrent der Sluys, endededen daer vele schaden. Ende sint Annen ter Mude beroofden si die kercke, ende namen mede die tafele van sint Annenoutaer. Ende si stormden vp dye stede vander Sluys, maer dye vander Sluys schoten doot haerlieder principalen capiteyn, twelc was die graue van Pennebrouc. Die hertoghe Ian van Borgoengien met dye van Ghendt, ende met meer andere vlaminghen trac naer der Sluys, omme die Inghelschen te beuechtene. maer die Inghelschen vloden, ende trocken met haren rooue te Ingelant waert. Ende eer si gheleden der Nyeupoort, worden hem lieden.ij.schepen ghenomen, waer inne dat was die tafele van sint Annen ter Mude, ende meer andere yuweelen die si meenden in Inghelant te voerene. |
Van Jan van Dijon, de 28ste graaf van Vlaanderen die in Frankrijk droevig vermoord werd van het volk van de dauphin. Dat 34ste kapittel. Jan van Dijon, de oudste zoon van Filips de Stoute die de zoon was van de jongste zoon van koning Jan van Frankrijk en zoon van vrouw Margriet, de dochter van graaf Lodewijk van Male die de 28ste graaf was van Vlaanderen. Hij kwam in al die heerlijkheden van zijn moeder en kwam na Pasen in alle steden van Vlaanderen waar hij zeer fatsoenlijk ontvangen was. En hij zwoer in alle steden de rechten, vrijheden, en privilegies te onderhouden naar de gebruiken van het land en nam tot wijf de dochter van hertog Albrecht van Beieren, gebieder van Henegouwen, van Holland en Zeeland en van Friesland. En hij had bij zijn wijf hertog Filips van Bourgondië en 5 dochters. De oudste dochter had tot man de dauphin van Viane, de zoon van koning Karel van Frankrijk. Daarna had ze tot man graaf Artur van Richmond, de broeder van de hertog van Bretagne en ze stierf zonder erfgenaam. De andere had tot man hertog Adolf van Kleef. De derde had tot man de graaf van Penitencen (?). De 4de had tot man Jan, de hertog van Bedford, de koningszoon van Engeland en ze stierven [fol. lxxviij.v] beide zonder erfgenamen. De vijfde had tot man hertog Karel van Bourbon. [Op de 22ste dag van mei] Item, in het jaar 1405 op de 22ste dag van mei zo kwam voor Sluis met een grote vloot van schepen vol Engelsen, hertog Thomaes van Clarense, de zoon van koning Hendrik van Engeland, de graaf van Pembroke en ze kwamen in Cadzand en Sint Anna ter Muiden waar ze roofden en verbrandden vele huizen omtrent ter Sluis en deden daar vele schaden. En Sint Anna ter Muiden beroofden ze de kerk en namen mede de tafel van Sint Anna altaar. En ze bestormden de stad ter Sluis, maar die van de Sluis schoten hun belangrijkste kapitein dood wat de graaf van Pembroke was. Hertog Jan van Bourgondie met die van Gent en met meer andere Vlamingen trok naar ter Sluis om de Engelsen te bevechten, maar de Engelsen vloden en trokken met hun roof naar Engeland. Een eer ze Nieuwpoort voorbijgingen werden van hen 2 schepen genomen waarin de tafel was van Sint Anna ter Muiden en meer andere juwelen die ze meenden in Engeland te voeren. |
[Vp den derden dach in Nouembre] Item vp den derden dach in Nouembre. Int iaer.xiiijc.ende.vij.doe quam die hertoghe Ian in sint Omaers met eenen grote heyrcrachte van baenraetsen, rudders, ende vele edele mannen, huyt diueerschen landen, als Borgoengien, Berry, Langhedoc, Auerne, Borbon, Bar, lorayne, Sauoyen, Champaengien, Normandyen, Pycardyen, Henegauwe, endeVlaendren. Alle dese voornoemde waren bereet omme te treckene voor Calis, ende dat te winnene. Vp den vi.dach in Nouembre wort van desen monstere ghedaen vanden lieden van wapenen, buyten sint Omaers, te Colijns muelene Endebinnen der stede van sint Omaers waren vele groter engienen, als blyen, bombaerden, ende cortauwen, ende groote prouanche van vitaelgien, om te voeren int voorseyde belech. Binnen deser tijt so quamen brieuen aen den hertoghe Ian van Borgoengien van des conincx van Vranckerijcke weghe, die welcke brieuen waren gheordonneirt byden Hertoghe van Berry, endeLodewijck van Orlyens. Dat nyement en soude varen te Calis noch int lant van Guyse, vp die peyne vander galghe, ende oock mede al sijn goet gheconfisquiert te sijne, ter tafele vanden Coninck van Vranckerijcke. Ach wat rauwen ende spijt haddens die edele, die van varren ghecommen waren, ende grote moeyenessen ghedaen hadden te vergheifs, ende huere heerlicheden ende goedinghen daer omme belast, ende al om niet. Vp sinte Maertins auent snuchtens, elc vertrac huyter stede van sinte Omaers te sinen lande waert. Ende Sinte Maertins daghe des nachts quamen die.vi.capiteynen van Calis met menichte van Inghelschen, tot voor sint Omaers aen die stede, ende roofden die Bosselaer strate, ende vinghen al die rijcste lieden die in dye voorseyde strate woonden. ende si quamen int conuent vanden predicaren, ende meenden dat ooc gherooft te hebbene, maer die broeders gauen hem lieden te drinckene vanden besten wijne, die hem lieden ghegheuen hadde die Hertoge Ian, ende si daden hem lieden goede chiere, so dat sy bi dien tconuent lieten onghetrauelgiert, maer sonden daer naer noch selue den conuente aelmoesene, ende alle die strate lietensy ter cause van dien ongherooft, dye si van te voren in wille waren te roouene ende te verbrandene. Des anderen daechs smorgens trocken si tijlicken wech met haren rooue ende met haren gheuanghenen te Calis, te Hoye ende te Marcke. [Binnen der seluer maent vp sinte Clements auent] Binnen der seluer maent vp sinte Clements auent, was die Hertoghe van Orlyens Lodewijck te Parijs doot ghesleghen vanRaulijn doctonijle,, dye welcke hertoghe was des Conincx Kaerle van Vranckerijcke broedere. Dat incarnation van dien achteruolcht in dese naeruolghende woorden, nemende die ghetal letteren. Contere brachium peccatoris [Vp sinte Barbelen dach in Decembre] Item vp sinte Barbelen dach in Decembre was binnen Brugghe, so groot watere wel.xi.daghen lanc gheduerende, so dat dye lieden som moesten met groten leersen achter stratengaen ten freminueren, ten wijngaerde, sinte Claren, het scheen al oft een zee gheweest hadde, ende in vele plaetsen binnen der stede moesten die lieden haerlieder spijse reeden vp solders. |
[Op de derde dag in november] Item, op de derde dag in november in het jaar 1414 toen kwam hertog Jan in Sint-Omaars met een grote legermacht van baanderheren, ridders en vele edele mannen uit diverse landen als Bourgondië, Berry, Languedoc, Auvergne, Bourbon, Barre, Lorraine, Savoie, Champagne, Normandië, Picardië, Henegouwen en Vlaanderen. Al dezen waren bereid om te trekken voor Calais en dat te winnen. Op de 6de dag in november werd hiervan een monster gedaan van de wapenlieden buiten Sint-Omaars, te Colijns molen. En binnen de stad Sint-Omaars waren vele grote machines als blijen, bombaarden en kartouwen en grote proviand van voedsel om te voeren in het beleg. Binnen deze tijd zo kwamen brieven aan hertog Jan van Bourgondie vanwege de koning van Frankrijk die brieven waren geordonneerd bij de hertog van Berry en Lodewijk van Orleans dat niemand zou gaan naar Calais nog in het land van Guise op de boeten van de galg en ook mede al zijn goed geconfisqueerd te zijn ter tafel van de koning van Frankrijk. Ach wat rouw en spijt hadden de edelen die van verre gekomen waren en grote moeite tevergeefs gedaan hadden en hun heerlijkheden en goederen daarom belast en alles om niet. Op Sint -Maarten avond ‘s morgens vertrok elk uit de stad Sint Omaars nar zijn land waart. En Sint Maarten ‘s nachts kwamen de 6 kapiteins van Calais men een menigte van Engelsen tot voor Sint-Omaars aan de stad en en roofden de Bosselaar straat en vingen al de rijkste lieden die in die straat woonden en ze kwamen in het convent van de predikers en meenden dat ook geroofd te hebben, maar die broeders gaven hem te drinken van de beste wijn die hem hertog Jan gegeven had en ze deden goede sier zodat ze daardoor het convent onbeschadigd, maar zonden daarna nog hetzelfde convent aalmoezen en alle straten ze daardoor zonder te beroven die ze van tevoren in de wil waren te beroven en de verbranden. De volgende dag 's morgens trokken ze tijdig weg met hun roof en met hun gevangenen te Calais, te Hoie en te Marke. [Binnen dezelfde maand op Sint Clements auvond] Binnen dezelfde maand op Sint Clements avond was de hertog van Orleans Lodewijk te Parijs dood geslagen van Raulijn Doctonijle, die broeder was van koning Karel van Frankrijk. De rijm van die komt hierna in deze navolgende woorden en neemt het getal van de letters. Contere brachium peccatoris. [Op Sint Barbara dag in december] Item, op Sint Barbara dag in december was binnen Brugge zo'n root water dat wel 11 dagen lang duurde zodat de lieden soms moesten met grote laarzen achter straten gaan ten minderbroeders ten wijngaard van Sint Clara scheen het of het geheel zee geweest was en in vele plaatsen binnen de stad moesten de lieden hun spijs bereiden op zolders. |
[Int iaer xiiijc.ende.viij en vp den.xxiij.dach in April] Item int iaer [fol. lxxix.r] xiiijc.ende.viij.so waren sommeghe poorters in Brugghe dye douerhant ende dominancie sochten te hebbene binnen Brugghe, ende dese waren Ian byese, Claeys dye soutre, Ian bortoen, ende Lieuin Sceutelare, sy beloefden den Hertoghe Ian van Borgoengien den.vij.penninc van al den incommen den goedinghen vander stede van Brugghe. Ende vp den.xxiij.dach in April daden bannen ten beelfroot huyte.vi.vanden eerlicsten poorters die doe te Brugghe waren, ende al dat regement in Brugghe hadden ghehadt binnen des Hertoghen phelips tijden. Ende dese waren Ian camfijn, Ian hoonin, Claeys barbazaen, Zegher vanden walle, ende noch twee andere. Ende si waren ghebannen in die presentie vanden Hertoghe Ian, als contrarie den prinche ende den lande van Vlaendren sijnde, ende al haerlieder goet was gheconfisquiert ende gheleyt tot princhens tafele. Dander twee die hier voren niet ghenoemt en sijn, warenGheeraert van sint Omaers, ende Victor van Lisseweghe. Dit ghebuerde vp sint Ioris dacht. Int selue iaer was Ian van Beyeren die ghecoren bisschop van Luydeke veriaecht huyt Luydeke, ende corts daer naer so waren oock sommeghe poorters huyt gheiaecht vanden commuyne, ende die van Luydeke maeckten des heeren van Parewijs sone bisschop van Luydeke. Daer omme so badt Ian van Beyeren sijnen neue den Hertoghe van Borgoengien dat hi wilde met lieden van wapenen by hem commen te Maestricht, want Maestricht hilt hem met Ian van Beyeren yeghen den heere van Parewijs, ende yeghen die van Luydeke. Dye hertoghe Ian van Borgoengien in Septembre vp sinte Teclas dach, quam by Luydeke met.vim.mannen, ende dye van Luydeke quamen yegens hemwel met.xxx.duysent vromer mannen. Daer was eenen grotenwijch gheuochten. Ende in dyen wijch waren versleghen die heere van Parewijs ende die bisschop sijnen sone, ende al sine macht, met die edele van Ardanen. Ende daer bleuen daer toe versleghen wel.xx.duysent Luyckenaers. Ende die hertoghe Ian van Borgoengien behielt dat velt met victorien, ende die vanLuydeke brochten den hertoghe Ian die slotelen van harer stede. Dat incarnacioen is in dit veers. Tecla bonos cernit felt legio quam leo sternic. |
[In het jaar 1408 en op de 23ste dag van april] Item, in het jaar [fol. lxxix.r] 1408 zo waren sommige poorters in Brugge die overhand en dominantie zochten te hebben binnen Brugge en dit waren Jan Byese, Claeys de Soutre, Jan Bortoen en Lievin Sceutelare, ze beloofden hertog Jan van Bourgondie de 7de penning van al het inkomen der goederen van de stad Brugge. En op de 13de dag van april deden bannen te belfort uit 6 van de fatsoenlijkste poorters die toen te Brugge waren en dat hele regiment in Brugge hadden gehad binnen hertog Filips tijden. En dezen waren Jan Camfijn, Jan Hoonin, Claeys Barbazaen, Zegher van de Walle en nog twee andere. En ze waren gebannen in ie presentie van hertog Jan als contrarie de prins en het land van Vlaanderen zijnde en al hun goed was geconfisqueerd en gelegd ter tafel van de prins. De andere twee die hiervoor niet genoemd zijn waren Gheeraert van Sint-Omaars en Victor van Lissewege. Dit gebeurde op Sint Joris dag. In hetzelfde jaar was Jan van Beieren, de gekozen bisschop van Luik, uit Luik verjaagd en kort daarna zo waren ook sommige poorters van de gemeente eruit gejaagd en die van Luik maakten de zoon van de heer van Parewijs bisschop van Luik. Daarom zo bas Jan van beieren zijn neef de hertog van Bourgondie dat hi wilde met gewapende lieden bij hem komen in Maastricht, want Maastricht hield het met Jan van Beieren tegen de heer van Parewijs en tegen die van Luik. De hertog Jan van Bourgondie kwam in september op de dag van Sint Tecla en kwam bij Luik met 6 0000 mannen en die van Luik kwamen tegen hem wel met 30 000 dappere mannen. Daar werd een grote strijd gevochten. En in die strijd waren verslagen de heer van Parewijs en de bisschop, zijn zoon, en al zijn macht met de edelen van Ardennen. En daar bleven toen verslagen we 20 000 Luikenaars. En hertog Jan van Bourgondië behield het veld met victorie en die van Luik brachten hertog Jan de sleutels van hun stad. De rijm is in deze vers. Tecla bonos cernit felt legio quam leo sternic. |
[Int iaer.xiiijc.ende.xi] Item int iaer.xiiijc.ende.xi.Ian Hertoge van Borgoengien endegraue van Vlaendren vergaderde een groot heyrcracht vanVlaminghen, ende gaf den ambochten van Brugghe weder hare bannieren, die welcke die hertoge phelips hemlieden ghenomenhadde, omme dat die ambochten niet rijsen en souden, deen ambocht yeghen tandere, ghelijck dat die weuers vochten yegendye vleeschauwers. Ende daer omme deelde die Hertoge Phelips die stede van Brugghe in ses sestendeelen. Die hertoge Ian leedde al theyr van Vlaendren in Vermandoys te Mondydier ende te haen, omme te beuechtene den hertoge van Orliens die in Haen was. Ende als die hertoghe van Orliens sach dye macht vanden hertoge Ian van Borgoengien, hi vloot huyt Haen met sinen edelen, ende die vlamingen wonnen Haen, endeberoofdent, ende staken tvier daer inne, ende keerden weder naer Vlaendren. Ende dye van Brugge bleuen voor brugge liggende, totter tijt dat dye caliote inden Braemberch staende ghebroken was ende te nyeuten ghedaen, want men moeste gheuen van elcken hoede corens.ij.groten. Desen vondt haddengheuonden Ian biese ende Claeys die soutre. Item dat scalcke calfs vel bi foortsen gesegelt van alle denDekens vanden ambochten in brugghe, ende si en wisten niet wat inden chaerter gheschreuen stont. Desen brief begheerdensy ghecasseirt te hebben, eer si in brugge quamen, ende lagenbuyten te sinte Baefs, wel.xiiij.daghen met tenten endepauwelioenen. Ende eer si in die stede quamen, si vercreghenhaer.iij.begeerten. Deerste was die keliote, die wilden si of hebben vanden coorne, ende te nyeuten ghedaen. Ende dat calfs vel was gheschuert, maer den conter brief bleef te Rijssele. Ten derden so hadden die ambochten haerlieder maentghelt, endedoe velden si tenten ende paulioenen. Dit was ontrent sinte Denijs dach, ende quamen met paeyse binnen Brugge. En ontrent den Auent daer naer waren Ian biese ende sine medeghesellen dye den schalcken vont vonden vander caliote ende vanden calfs uelle te Brugge ghebannen. |
[In het jaar 1411] Item, in het jaar 1411 verzamelden Jan, de hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen een grote legermacht van Vlamingen en gaf de ambachten van Brugge weder hun banier die hertog Filips hen genomen had omdat de ambachten niet opstaan zouden, het ene ambacht tegen de andere, gelijk dat de wevers vochten tegen de vleeshouwers. En daarom deelde hertog Filips de stad Brugge in zes zesde delen. De hertog Jan leidde het hele leger van Vlaanderen in Vermandois te Montdidier en te Haen (?), om te bevechten de hertog van Orleans die in Haen was. En toen de hertog van Orleans de macht zag van hertog Jan van Bourgondië vloog hij uit Haen met zijn edelen en de Vlamingen wonnen Haen en beroofden het en staken het vuur erin en keerden weer naar Vlaanderen. En die van Brugge bleven voor Brugge liggen tot de tijd dat de inzameling die in de Braamberg stond gebroken was en te niet gedaan, want men moest geven van elke hoed koren 2 groten. Deze vondst had gevonden Jan Biese en Claeys de Soutre. Item, dat schalkse kalfsvel bij kracht gezegeld van alle dekens van de ambachten in Brugge en ze wisten niet wat in het charter geschreven stond. Deze brief begeerden ze gecasseerd te hebben eer ze in Brugge kwamen en lagen buiten te Sint Baaf wel 14 dagen met tenten en paviljoenen. En ze in de stad kwamen kregen 3 hun begeerte. De eerste was die inzameling, die wilden ze afhebben van het koren en te niet gedaan. En dat kalfsvel was gescheurd, maar de authentieke brief bleef te Rijsel. Ten derden zo hadden de ambachten hun maandgeld en toen velden ze tenten en paviljoenen. Dit was omtrent Sint Denis dag en kwamen met vrede binnen Brugge. En omtrent de avond daarna waren Jan Biese en zijn metgezellen die de schalkse vondst vonden van de inzameling en kalfsvel te Brugge gebannen. |
[Int iaer xiiijc.ende.xi] Item int iaer xiiijc.ende.xi.die coninc Heyndric van Inghelant [fol. lxxix.v] bereedde een grote vlote van schepen met volcke vanoerloghen, ende ariueirden in Normandyen, ende wonnen dye stede van Eerfluer int eynde van Ougstmaent. Ende daer naer quam hi te monstruellier, te diepen, te camp, te abbeuijle, in Pontieu. Ende in octobre den.xxv.dach was die coninc Heyndric te Blangy, ende alle die principaelste heeren ende edele vanVranckerijcke quamen te Blangy om den coninc Heyndric te beuechtene, ende huyter croone van Vranckerijcke te verdrijuene. Daer wort eenen groten wijch gheuochten, maer die coninc Heyndrick van Inghelant behilt die victorie, daer waren grote menichte van fransoysen versleghen, ende ooc vele edele princhen ende heeren, als Anthonis hertoge van Lottrijcke, van Brabant ende van Lymburch, ende phelips sijn broeder.G.van Nyueers ende van Retheers, die hertoge van Bar, die Hertoghe van Alenchon ende van Persen, Lodewijc die here van Ghistele, ende vele ander heren ende edele vanNormandyen, van Artoys, van Henegauwe van Brabant, endevan Vlaendren, ende daer waren oock vele edele gheuanghen ende in Inghelandt gheuoert, als die hertoghe van Orliens, endedie graue Angoulesme sijn broedere, die graue van Vendomme, die hertoge van Borbon, ende vele andere heren ende edele mannen. Den dach ende date van dien wijghe staet Tincarnacioen in dit veers. Francos crispini mactat rex anglie blangy. |
[In het jaar 1411] Item, in het jaar 1411 bereidde koning Hendrik van Engeland [fol. lxxix.v] een grote vloot van schepen met oorlogsvolk en arriveerde in Normandi en won de stad Barfleur in het einde van augustus. En daarna kwam hij te Montreux, te Dieppe, te Camp (?), te Abbeville, in Ponthieu. En in oktober de 25ste dag was koning Hendrik te Blangy en alle belangrijkste heren en edelen van Frankrijk kwamen te Blangy om koning Hendrik te bevechten en uit de kroon van Frankrijk te verdrijven. Daar werd een grote strijd gevochten, maar koning Hendrik van Engeland behield de victorie, daar was een grote menigte van Fransen verslagen en ook vele edele prinsen en heren als Anthonis, hertog van Lotharingen, van Brabant en van Limburg en zijn broeder Filips, graaf Nevers en van Rethel, de hertog van Bar, de hertog van Alenon en van Persen (?), Lodewijk, de heer van Gistel en vele ander heren en edele van Normandi, van Artois, van Henegouwen, van Brabant en van Vlaanderen en daar waren ook vele edelen gevangen en in Engeland gevoerd als de hertog van Orleans en de broeder van graaf Angouleme, de graaf van Vendome, de hertog van Bourbon en vele andere heren en edele mannen. De dag en datum van die strijd staat in de rijm in dit vers. Francos crispini mactat rex anglie blangy. |
Hoe die Hertoghe Ian van Borgoengien verradelick vermoort wart van des Dolphijns volcke. KAerle die dolphijn van Vyenne sconincx Karels sone vanVranckerijcke, ende Ian die Hertoghe van Borgoengien graue van Vlaendren vergaderden in Vranckerijcke te Montreu vp dye cheyne om te tracterene hoemen die Inghelschen huyter croone van Vranckerijcke soude moghen verdrijuen. Maer si die den Dolphijn hadden te regierene, dye sloughen den Hertoghe Ian verradelic doot in die presencie vanden Dolphijn, ende wierpen hem gheleerst ende ghespoort in eenen gracht in dye maent vanSeptembre den thienden dach. Tincarnacioen van dien staet in dit veers. Impie dolphine cur occubuit leo per te. Noch een ander Incarnacioen. Fit leo mactatus fictiua pace ligatus. [Anno.M.CCCC.ende xix.int selue iaer, ende ooc tsiaers te voren] Anno.M.CCCC.ende xix.int selue iaer, ende ooc tsiaers te vorendoe quamen brantstichters huyt Inghelant, die ter bede ende ten versoucke vanden hertoghe van Orliens huerden lieden in Vlaendren omme dat vier te stekene in diueerschen plaetsen van Vlaendren. Ende midts dat die Hertoghe van Orliens daer gheuanghen lach te Lonnen, so wilde hy hem aldus wreken vp den hertoghe van Borgoengien. Ende sy staken tvier in Poperinge, in Weruijcke, in Dixmude, in Eeclo, in Oudenburch, in Brugghe, in Roesselare, ende in meer andere plaetsen, ende si maeckten meneghen armen mensche bi dien brande. Daer worden vele vanden voorseyde brantstichters gheuanghen, ende si waren al naect vp eenen waghene ghebonden, ende vp haerlieder lijf ghestreken met gloeyende ysers, ende daer theynden onthooft, ende ghestelt vp wielen, ende eenen vierpot daer aen ghehanghen. [Int selue iaer van.xiiijc.ende xix] Item int selue iaer van.xiiijc.ende xix.in die stadt van Bruessele quam een grote menichte van Rudders, ende van knechten van oorloghen, omme dat commyn vander stede te nyeuten te doene. Ende dat ghemeen te wardes gheware, ende si sloughen een deel vanden edelen doot, ende vinghen bet dan.xxx.edelen, die heere van Heynsberge, heer Eueraert boot, ende meer andere, van den welcken mer Eueraet boot sijn achtienstere was onthooft, maer dye heere van Heynsberghe ontghinckt schalckelick. [fol. lxxx.r] |
Hoe hertog Jan van Bourgondië verraderlijk vermoord werd van het volk van de dauphin. Karel, de dauphin van Vienne, de zoon van koning Karels van Frankrijk en Jan, de hertog van Bourgondie, graaf van Vlaanderen vergaderden in Frankrijk te Montreux op de Seine om te onderhandelen hoe men de Engelsen uit de kroon van Frankrijk zou mogen verdrijven. Maar zij die de Dauphin hadden te regeren die sloegen hertog Jan verraderlijk dood in de presentie van de dauphin en wierpen hem gelaarsd en gespoord in een gracht in de maand september de tiende dag. De rijm ervan staat in dit vers. Impie dolphine cur occubuit leo per te. Nog een andere rijm. Fit leo mactatus fictiua pace ligatus. [Anno 1419 in hetzelfde jaar en ook het jaar tevoren] Anno 1419 in hetzelfde jaar en ook het jaar tevoren toen kwamen brandstichters uit Engeland die ter bede en te verzoek van de hertog van Orleans huurden lieden in Vlaanderen om dat vuur te steken in diverse plaatsen van Vlaanderen. En mits dat de hertog van Orleans daar gevangen lag te Londen zo wilde hij zich aldus wreken op de hertog van Bourgondië. En ze staken het vuur in Poperinge, in Wervik, in Diksmuide, in Eeklo, in Oudenburg, in Brugge, in Roeselare en in meer andere plaatsen en maakten menig mens arm met die brand. Daar werden vele van de brandstichters gevangen en ze werden geheel naakt op een wagen gebonden en op hun lijf gestreken met gloeiend ijzer en daar ten einde onthoofd en gesteld op wielen en een vuurpot daaraan gehangen. [In hetzelfde jaar 1419] Item, in hetzelfde jaar 1410 kwam in de stad Brussel een grote menigte van ridders en knechten van oorlog om de gemeente van de stad te niet te doen. En de gemeente werd het gewaar en ze sloegen een deel van de edelen dood en vingen meer dan 30 edelen, de heer van Heynsberge, heer Everaert Boot en meer andere waarvan meneer Everaert Boot zijn achterste was onthoofd, maar de heer van Heynsberge ontging schalks. [fol. lxxx.r] |
[ Item sygismundus die coninc vanhongeryen was ghecoren coninck van Roome ende keyser van Almaengien] Item sygismundus die coninc van hongeryen was ghecoren coninck van Roome ende keyser van Almaengien, ende sandt al kerstenheyt duere eerlicke Ambassaduers aen allen kerstenconinghen ende princhen, ende tot alle grote gheestelicke prelaten datse commen wilden, ofte eerlicke boden seyndenbinnen der stede van pysen, om te maken een eendrachticheyt in dye helege kercke, ende dat Scisma te nyeuten te doene vanden ij.Paeusen, twelc wel.xxx.iaer hadde gheduert. Alle die heren van kerstenrijcke vanden ij.staten gheestelic ende weerlic van allen conincrijcken, ende andere landtschepen versaemden daer in groter menichte. Ende daer wort ghetracteirt dat die.ij.paeusen of gaen souden, ende men verlietse van hare prelatuere. Int iaer.xiiijc.ende.xx.Ende die cardenalen die daer te pysen waren coren voor eenen paeus eenen meester Pieter vanCandien van.s.Franciscus oerdene, ende was een groot doctuer ende een meester in Theologien vander vniuersiteyt van Parijs. Ende in sijne consecratie was hi geheeten Alexander dye.v. Anno domini.xiiijc.ende.xxi.als Alexander een iaer paeus gheweest hadde of daer ontrent, so wart hi vergheuen, ende starf te bolloengien. Corts naer den Asscencioens dach. Ende vp denSinxen dach daer naer, die cardenalen dye daer te Bolloengienwaren in conclaue besloten, coren den cardenael vanBolloengien voor eeenen paeus, ende hiet balthasar de la chansse, gheboren van Napels, ende in sine consecracie wort hi gheheeten Iohannes dye.xxiij. Anno domini xiiijc.ende.xxiiij.Sygismundus die keysere clachte horende vanden paeus Ian, hi dede vergaderen die prelaten van allenlanden, ende hy dede houden een generael consilie te Constans vp den Rijn, ende daer was vele ghetracteirt van des paeus Ians leuene, ende van sinen quaden gouuernemente, ende hi wart verlaten ende of ghestelt van sinen paeuschepe, ende was te staffenhuyse int casteel in vangenesse gheleyt Ende die cardenalen die in tvoorseyde consilie waren, die coren eenen Romeyn dye cardenael was, ende hiet Odo de calumpna. ende in sine consecracie wort hi gheheeten Martinus die.v.hi was ghecoren int iaer.xiiijc.ende.xxvij. |
[ Item, Sigismund, de koning van Hongarije werd gekozen koning van Rome en keizer van Allemagne] Item, Sigismund, koning van Hongarije werd gekozen koning van Rome en keizer van Allemagne en zond heel christenheid door fatsoenlijke ambassadeurs aan alle christen koningen en prinsen en tot alle grote geestelijke prelaten dat ze komen wilden of fatsoenlijke boden zenden binnen de stad Pisa om eendracht te maken een in de heilige kerk en dat schisma te niet te doen van de 2 pausen, wat wel 30 jaar had geduurd. Alle heren van christenrijk van de 2 staten geestelijke en fatsoenlijke van allen koninkrijken en andere landschappen verzamelden daar in grote menigte. En daar werd behandeld dat de 2 pausen afgaan zouden en met verliet ze van hun prelaturen in het jaar 1420. En de kardinalen die daar te Pisa waren kozen voor een paus een meester Pieter van Kreta van Sint Franciscus orde en was een groot doctor en een meester in theologie van de universiteit van Parijs. En in zijn consecratie werd hij geheten Alexander de 5de anno 1421. Toen Alexander een jaar paus was geweest of daar omtrent zo werd hij vergeven en stierf te Bologna kort na Hemelvaartsdag. En op de Pinkster dag daarna en de kardinalen besloten die daar te Bologna waren in conclaaf en kozen de kardinaal van Bologna als paus en hij heette Balthasar de la Chansse, geboren van Napels en in zijn consecratie werd hij genoemd Johannes de 13de anno domini 1424. Keizer Sigismund hoorde de klacht van paus Johannes en liet de prelaten van alle landen verzamelen en liet een generaal concilie houden te Konstanz op de Rijn end daar werd veel gehandeld van het leven van paus Johannes en van zijn slechte regering en hij werd dan afgezet van zijn pausschap en was te Steffeshausen in het kasteel in gevangenis gelegd. En de kardinalen die in dat concilie waren kozen een Romein die kardinaal was en heette Odo de Colonna en in zijn consecratie werd hij geheten Martinus de 5de, hij was gekozen in het jaar 1427. |
Van Phelips van Chaerlois des hertoghen Ians sone, die.xxix.Graue van Vlaendren. Dat.xxxv.capittel. PHelips van Chaerlois des hertoghen Ians sone, hi hadde alle dye signorien ende heerlicheden van sinen vadere, te weten. Eerst dat theroochdom van Borgoengien, tgraefschip van Vlaendren, Borgoengien, Artoys, here van Mechelen ende van Antwerpen, hi hadde te wijue des conincx karels van gonnesse dochtere coninck van Vranckerijcke gheheeten vrauwe michiele. Dese phelips quam in Vraendren vp den.xx.dach in Septembre Endehi swoer te ypre, daer naer te ghendt, ende doen quam hy te Brugge waert, maer als hi in Brugghe commen soude, hi wilde den Burchmeestere vanden vryen Robrechts.f.Boudins. Ende.vi.schepenen vanden sietseelschen die te Brugghe met rechte ghebannen waren in die stede bringhen, ende badt seere daer voren, ende bleef lange te Male verbeydende antwoorde van die van die van Brugge, maer hi en conste dat niet vercrijghen, ende men stont buyten der cruyspoorte bouenden.iij.coninghen [fol. lxxx.v] met alle die collegien vander stede bet dan.iiij.hueren lanc ende een halue. Ende hi quam van Male te Brugghe, daer hi eerlicken ontfanghen was, maer dye ballinghen vanden vryen bleuen buyten. Ende hi swoer te brugghe haere rechten, wetten, preuilegien te houdene ende te doen houdene, ende oock te beschermene. |
Van Filips van Charlois, de zoon van hertog Jan, de 29ste graaf van Vlaanderen. Dat 35ste kapittel. Filips van Charlois, de zoon van hertog Jan, had alle heerschappijen en heerlijkheden van zijn vader, te weten. Eerst dat hertogdom van Bourgondie, het graafschap van Vlaanderen, Artois, heer van Mechelen en van Antwerpen. Hij had tot wijf de dochter van koning Karel van Gonesse van Frankrijk, geheten vrouw Michiele. Deze Filips kwam in Vlaanderen op de 20ste dag in september. En hij zwoer te Ieper, daarna te Gent en toen kwam hij te Brugge, maar toen hij in Brugge zou komen wilde hij de burgemeester van de vrijen, Robrechts .f. Boudins en 6 schepenen van de sietseelschen die te Brugge met recht gebannen waren in de stad brengen en bad zeer daarvoor en bleef lange te Male en wachtte op het antwoord van die van Brugge, maar hij kon het niet verkrijgen en men stond buiten de Kruispoort boven de 3 koningen [fol. lxxx.v] met alle collegia van de stad meer dan 4 en een half uur lang. En hij kwam van Male te Brugge waar hij fatsoenlijk ontvangen was, maar de ballingen van de vrijen bleven buiten. En hij zwoer te Brugge hun rechten, wetten, privilegies te houden en te laten houden en ook te beschermen. |
Hoe die Hertoghe Phelips track met eender grooter heyrcrachte te Muylijn vp die Cheyne, ende wan die stede. ITem int iaer.xiiijc.ende.xx.Dye hertoghe Phelips voer met eenen grooten heyrcrachte te Muylijn vp die Cheyne, ende wan die stede. Ende hi vandt daer inne vele edele die te sijns vaders doot gheweest hadden, die welcke som daer versleghen waren, ende sommeghe vloden. Ende daer was heer Robrecht vanMassemijne Rudder ghemaect. [Vp den.xxx.dach in Ougstmaent] Int iaer M.CCCC.ende xxi.vp den.xxx.dach in Ougstmaent, soe was eenen groten strijt bi sinte Rykiers in Pontieu, ende daer was die Hertoghe Phelips een wijle tijts gheuanghen vanden Hermaniacx, maer haestelic so was hi vanden Vlaminghen weder omme verlost ende ghecregen. Daer bleuen bouen matenvele hermaniacx doot, ende vele vlamingen waren daer Rudders ghemaect van mer Ian van Lutcenborch. Eerst ende al te voren ons prinche Phelips van chaerloys hertoghe van Borgoengien Graue van Vlaendren, Ian here van steenhuyse, Adriaen vanVylain, ende veel meer andere. Ende daer behilt onse prinche die victorie ende dat velt byden groten bystand vanden heere van Comeneenn vanden vlaminghen. Daer vloon doe vele walen te Pykengy. In dit selue iaer al kerstenhede was in roere, omme die van Praghen wille, die welcke hilden ende sustineerden vele quade ende valsche opinien die contrarie waren onse kerstenen ghelooue, ende menich mensche track dar waert ghewapent, ende wel voorsien omme hem lieden te beuechtene ende te nyeuten te doene, maer het was alte vergheifs, want dye keyser sygismundus belettet al. Dir veers vanden Soutere, dat maect tincarnacioen vander pragheuaert. Nouacula acuta fecit dolum. [Vp den achtsten dach van Hoymaent] Int iaer.M.CCCC.ende.xxij.vp den achtsten dach van Hoymaent, soe starf die vrauwe Michiele van Vranckerijcke dye Hertoghinne van Borgoengien, [fol. lxxxi.r] ende graefnede van Vlaendren des conincx Karels dochtere vanVranckerijcke binnen der stede van Ghendt ter posterne, ende si was begrauen in sinte Baefs cloostere. In tselue iaer starf haer vader die coninc Kaerle van Vranckerijcke, die welcke coninc van Vranckerijcke gheweest hadde.xlij.iaer, hi was drieweruenin Vlaendren ghewapender hant, ende hi was die ghene die den strijt wan te Roozebeke vp die vlaminghen. Anno domini.xiijc.ende.lxxxij.vp den.xvij.dach in Nouembre. [Int iaer.xiijc.lxxxiiij] Item hi ghecreech den Dam int iaer.xiijc.lxxxiiij. Hy was ter sluys om te varene in Inghelant, ende doe deden dye walen veil quaets in Brugge, maer daer wasser vele in haerlieder herbergen al heymelijc doot ghesleghen. in die maent van Octobre Int iaer.xiiijc ende xxiij.in die maent van Octobre wasser groot water in Vlaendren, ende dede grote schade, want men en mochte in vele plaetsen nyet saeyen, ende daer verdroncken vele beesten. Dit es tincarnacioen van dien. Schoonen dike dranck den wijn coel, doe twater had de meneghen poel.M.CCCC.ende.xxiij. |
Hoe hertog Filips met een grote legermacht trok te Muylijn op de Seine en won die stad. Item, in het jaar 1420 voer hertog Filips met een grote legermacht te Muylijn op de Seine en won die stad. En hij vond daarin vele edelen die bij zijn vaders dood geweest waren die soms daar verslagen waren en sommige vloden. En daar was heer Robrecht van Massemijne ridder gemaakt. [Op de 30 dag van augustus] In het jaar 1421 op de 30ste dag van augustus zo was er een grote strijd bij Saint Riquier in Ponthieu en daar was hertog Filips een tijdje gevangen van de Hermaniacx, maar haastig zo was hij van de Vlamingen wederom verlost en gekregen. Daar bleven boven maten vele van Hermaniacx dood en vele Vlamingen waren daar ridders gemaakt van meneer Jan van Luxemburg. Eerst en al te voren onze prins Filips van Charlois hertog van Bourgondie, graaf van Vlaanderen, Jan, heer van Steenhuizen, Adriaen van Vylain en veel meer anderen. En daar behield onze prins de victorie en dat veld door grote bijstand van de heer van Komen en van de Vlamingen. Daar vlogen toen vele Walen te Pikegny. In hetzelfde jaar was heel christenheid in oproer vanwege die van Praag die vele kwade en valse opinies beweerden die contrarie waren ons christen geloof en menig mens trok gewapend en goed voorzien derwaarts om hen te bevechten en te niet te doen, maar het was alles tevergeefs want keizer Sigismund belet het al. Dit vers van de psalm maakt de rijm van de vaart naar Praag. Nouacula acuta fecit dolum. [Op de 8ste dag van juli] In het jaar 1422 op de 8ste dag van juli zo stierf vrouw Michiele van Frankrijk, hertogin van Bourgondie, [fol. lxxxi.r] en gravin van Vlaanderen, de dochter van koning Karel van Frankrijk binnen de stad Gent ter Posteern, en ze werd begraven in Sint Baaf klooster. In hetzelfde jaar stierf haar vader koning Karel van Frankrijk die 24 jaar koning van Frankrijk geweest was een was driemaal in Vlaanderen gewapenderhand en hij was diegene die de strijd won te Roosbeek op de Vlamingen anno domini 1382 op de 17de dag in november. [In het jaar 1384] Item, hij kreeg de Damme in het jaar 1384. Hij was ter Sluis om te varen in Engeland en toen deden de Walen veel kwaads in Brugge, maar daar waren velen in hun herbergen al heimelijk dood geslagen. On de maand oktober. In het jaar 1423 in de maand oktober was er groot water in Vlaanderen en deed grote schade want men mocht in vele plaatsen niet zaaien en daar verdronken vele beesten. Dit is de rijm ervan. Schone dikke drank de wijn koel, toen het water had menige poel 1423. |
Hoe die Hertoghe Phelips vergaderde een grote vlote van schepen ter Sluys met vele volcx van wapenen, omme te varene in Hollant. ITem in die maent van Septembre hier te voren die Hertoghe Phelips vergaderde eene grote vlote van schepen ter Sluys met vele volcx van wapenen huyt Borgoengien, huyt Vlaendren, huyt Artoys, ende huyt Pycaerdyen, om daer mede te varene in Hollant, omme te besittene sine orye, die hem verstoruen was vanden Hertoghe Ian van Beyeren, die oom was vanden Hertoge Phelips voorseyde, die welcke Ian hertoghe van Beyeren heere was van Hollant, Zeelant, van Vrieslant, ende van Henegauwe, die welcke cortelinghe ghestoruen was in Sgrauenhaghe, in Hollandt, ende daer begrauen was, ten predicaren. Ende daer omme die van Holland, ende sonderlinghe die van Dordrecht begheerden den Hertoghe phelips Hertoghe van Borgoengien graue van Vlaendren te ontfanghene ende te huldene als recht hoyr vanden lande, ende als haren rechten landshere. Andere steden warender, ende vele edele lieden die den Hertoghe Phelips contrarie vielen, ende wilden [fol. lxxxi.v] ontfanghen ende hulden vrau Iacoba sgrauen Willems dochter die Hertoghinne van Brabant was, die welcke sadt in ouerspele in Inghelant byden hertoge Heynfroet van Glocestere des conincx van Ingelandts ioncste broedere. Ende die Hertoghe Phelips commende in Hollant ende in zeelant, hi was al omme heerlicken ontfanghen, sonder ter Gauwe, te Oudewatere, Vyane, ende te Schoonhoue, dese viere steden wildens hemhouden met vrau Iacoba die hertoghinne van Brabant. Item in dit selue iaer warender vele ende machtighe liedenghebannen huyt Holland, die den Hertoghe Ian van Beyeren contrarie gheweest hadden. Ende dese ballinghen pijnden seere ende daden grote diligencie om vrau Iacoba te ghecrijghen huyt Inghelandt, ende dat sy soude willen commen in Henegauwe, ende van daer in Brabant, ende also in zeelandt. Int iaer.M.CCCC.ende.xxiiij.so quam die hertoghe Heynfroot van Glocestre huyt Inghelant te Calis ende te Aercke met vrau Iacoba, ende altoos rijdende buyten Vlaendren, so quam hi in henegauwe, ende was daer in sommege steden als heere ontfanghen huyten name van vrau Iacoba. Als dit vernamen die ballinghen van Hollant ende van zeelant, si quamen tot vrau Iacoba in Henegauwe, ende si gaf hem lieden haerlieder lant, ende si swoeren met haer, ende daden haer manschip van harenleenen ende goedinghen die si in Hollant ende in zeelant hadden ligghende, ende in Henegauwe. Ende die Hertoghe van Glocestre ende vrau Iacoba meenden wel van daer ghetrocken te hebbene in Holland, maer die hertoghe Ian van Brabant der vrauwen Iacoba wettelic man, metsgaders sijn rechtsweer dye hertoghe Phelips van Borgoengien wederstonden hem lieden dat voyaegie, so dat si weder keeren moesten in Henegauwe. Die hertoghe van glocestre siende dat hi niet wel van daer en conste ghecommen sonder grotelic in dangier te commen, ofte hi en moest met schalcken liste van daer gheraeken. Hy vant eenen schalcken vondt ende raet, als dat hi den hertoghe Phelips van Borgoengien boot den hantschoe, ende liet hem weten dat hijne wilde beuechten alleene ende te campe hebben, man yeghenman, omme te schuwene grote bloetstortinghe van huerenvolcke. Ende die Hertoghe Phelips ontfaen hebbende den hantschoe vanden voorseyde hertoge van Glocestre, endemeenende te vulcommene tvoortstel ende den camp yeghensinen aduersaris. Ende die tijt ende plaetse gheordonneirt sijne, so liet hi hem paeysiuelic vertrecken. Ende binnen deser tijt dat men hier mede besich was, vrau Iacoba met haren ballingenende welwillende, quam met grooter macht in zeelandt, ende daer was si in sommeghe steden ontfanghen ende ghehult als een lantsvrauwe. |
Hoe hertog Filips een grote vloot van schepen verzamelde ter Sluis met veel wapenvolk om te varen in Holland. Item, in de maand september verzamelde hertog Filips een grote vloot van schepen ter Sluis met veel wapenvolk uit Bourgondië, uit Vlaanderen, uit Artois en uit Picardië om daarmee te varen in Holland om zijn erfgoed te bezitten die hem verstorven was van hertog Jan van Beieren die oom was van hertog Filips en die Jan was heer van Holland, Zeeland, van Friesland en van Henegouwen die net gestorven was te ‘s Gravenhage in Holland en daar begraven was ten predikanten. En daarom die van Holland en vooral die van Dordrecht begeerden hertog Filips, hertog van Bourgondië, graaf van Vlaanderen te ontvangen en te huldigen als rechte erfgenaam van het land en als hun rechte landsheer. Andere steden waren er en vele edele lieden die hertog Filips contrarie vielen en wilden [fol. lxxxi.v] ontvangen en huldigen vrouw Jacoba, de dochter van graaf Willems die hertogin van Brabant was die in overspel zat in Engeland bij hertog Humphrey van Gloucester, de jongste broeder van de koning van Engeland. En hertog Filips kwam in Holland en in Zeeland en werd alom fatsoenlijk ontvangen, uitgezonderd te Gouda, te Oudewater, Vianen en te Schoonhoven, deze vier steden wilde zich houden met vrouw Jacoba de hertogin van Brabant. Item, in hetzelfde jaar waren er vele en machtige lieden gebannen uit Holland die hertog Jan van Beieren contrarie geweest waren. En deze ballingen pijnigden zeer en deden grote moeite om vrouw Jacoba uit Engeland te krijgen en dat ze zou willen komen in Henegouwen en vandaar Brabant en alzo in Zeeland. In het jaar 1424 zo kwam hertog Humphrey van Gloucester uit Engeland te Calais en te Aercke (?) met vrouw Jacoba en reed altijd buiten Vlaanderen en kwam zo in Henegouwen en was in sommige steden als heer ontvangen uit de naam van vrouw Jacoba. Toen dit vernamen de ballingen van Holland en van Zeeland kwamen ze naar vrouw Jacoba in Henegouwen en ze gaf hen hun land en ze zwoeren met haar en deden haar manschap van haar lenen en goederen die ze in Holland en in Zeeland had liggen en in Henegouwen. En de hertog van Gloucester en vrouw Jacoba meenden wel vandaar getrokken te zijn in Holland, maar hertog Jan van Brabant, de wettige man van vrouw Jacoba mitsgaders zijn neef hertog Filips van Bourgondië weerstonden hen de reis zodat ze terug keren moesten in Henegouwen. De hertog van Gloucester zag dat hij niet goed vandaar kon komen zonder in groot gevaar te komen of hij moest er met schalkse listen vandaar geraken. Hij vond een schalkse vondst en rood als dat hij hertog Filips van Bourgondië de handschoen bood en liet hem weten dat hij hem wilde bevechten alleen en te kamp hebben, man tegen man, om te schuwen grote bloedstorting van hun volk. En hertog Filips ontving de handschoen van de hertog van Gloucester en meende te doen het voorstel en de kamp tegen zijn tegenstander. En toen de tijd en plaats geordonneerd waren zo liet hij hem vredig vertrekken. En binnen deze tijd dat men hiermee bezig was en vrouw Jacoba met haar ballingen welwillend en kwam met grote macht in Zeeland en daar werd ze in sommige steden ontvangen en gehuldigd als landsvrouw. |
[Vp den.xvi dach van Laumaent en van.s.Nicolaus voor midwintere tot vp.s.Aechten dach den.v.dach in Sporcle] Item int iaer xiiijc.ende.xxv.als den tijt ende dach ghecommen was dat dye.ij.hertoghen den camp souden doen eyghenmalcanderen, Heynfroot die hertoghe van Glocestre die bleef in Inghelant, ende en quam ter voorseyde dachuaert niet om den camp te doene, niet yegenstaende dat hijt beloeft ende geseghelt hadde, den tijt vanden campe gheleden sijnde, die hertoghe Phelips van Borgoengien horende hoe dat sijn nichte vrau Iacoba begonste te regneirene in Hollant ende in zeelant, endegrotelic te dominerene. Dye van Dordrecht ontboden den hertoghe Phelips metsgaders dat si met hem ghehult waren. Ende die hertoghe Phelips track met eene menichte vanPycaerden ende van vlaminghen in zeelant, ende hi ghecreech dye steden te hemwaert die met vrau Iacoba ghesworen hadden. Ende daer naer quam hy te Rotterdamme, ende te Dordrecht, ende vrau Iacoba die hilt haer altijt in die stede vander Gauwe. Ende in alle die stede van hollant ende van zeelant daer die hertoghe phelips ontfanghen was daer vermaecte hy die wetten, ende deidtse alle van sinent weghe vernyeuwen, ende hi stelde al omme in die steden ende sloten walsche of vlaemsche capiteynen. Ende dat ghedaen sijnde, soe quam hi weder te Vlaendren. Ende in Vlaendren onlancx commen sijnde, brochtmen hem die nyeumare, dat die vander Gauwe, vandenOudewatre, Vyane, ende dye van Schoonhoue, warengheallegiert metter stadt van Vtrecht, ende metten bisschop Rodulf van Diephout. Ende vrau Iacoba ghecreech te haerwaert Camerlant ende Alkemare, ende hy screef aenden hertoghe vanClocestre om hulpe ende bystant te hebben, ende dat hi haer soude seyn [fol. lxxxij.r] den.ij.duysent aertchiers, die welcke hertoghe van Glocestre, sandt.xvc.Inghelschen aertchiers. Ende die hertoghe Phelips ghereede hem om in Hollant te treckene. Ende commende bi brauwers hauene, soe quamen daer die.xvc.Inghelschen omme te treckene bi vrau Iacoba, maer die van Hollandt, endesonderlinge die van Dordrecht, die van borssele, ende vander Vere wederstondense. Ende die hertoghe van Borgoengien quamte quade mayen bi Brauwers hauene vp den.xvi dach vanLaumaent, ende daer was seere gheuochten, ende die voornoemde Inghelschen waren daer ghescoffiert endemeestendeel versleghen, ende die sommege vloot, maer si waren seere ghequetst, ende nauwe en bleefer iijc. te lijue vanden voorseyde Inghelschen, die weder omme in Inghelant gherochten, die welcke ontrochten noch met groter auentueren. In desen strijt waren vele rudders ghemaect om die vaeliandyse die si daer ghedaen hadden, eerst mijn here vander Vere, mij here van praet, mer Ian witten, Ian van hooghemont ende meer andere. Het was doe eenen harden couden wintere, want het hadde gheurosen van.s.Nicolaus voor midwintere tot vp.s.Aechten dach den.v.dach in Sporcle. Ende doe quam die hertoghe Phelips weder te vlaender waert. |
[Op de 16de dag van januari en van Sint-Nicolaas voor midwinter tot op Sint Aagten dag de 5de dag in februari] Item, in het jaar 1425 toen de tijd en dag gekomen was dat de 2 hertogen de kamp zouden doen tegen elkaar bleef Humphrey, de hertog van Gloucester in Engeland en en kwam niet tot die rechtszitting om de kamp te doen niet tegenstaande dat hij het beloofd had en gezegeld had. Toen de tijd van de kamp voorbij was en hertog Filips van Bourgondië hoorde hoe dat zijn nicht vrouw Jacoba begon te regeren in Holland en Zeeland en zeer te domineren. Die van Dordrecht ontboden hertog Filips mitsgaders dat ze met hem gehuldigd waren. En hertog Filips trok met een menigte van Picardie en Vlamingen in Zeeland en kreeg de steden tot zich die met vrouw Jacoba gezworen hadden. En daarna kwam hij te Rotterdam en te Dordrecht en vrouw Jacoba die hield haar altijd in de stad Gouda. En in alle stede van Holland en van Zeeland waar hertog Filips ontvangen was daar vermaakte hij de wetten en liet ze allemaal vanwege hem vernieuwen en stelde alom in die steden en burchten Waalse of Vlaamse kapiteins. En toen dat gedaan was zo kwam hij weer te Vlaanderen. En toen hij net in Vlaanderen kwam bracht men hem het nieuws dat die van Gouda, van Oudewater, Vianen en die van Schoonhoven geallieerd waren met de stad Utrecht en met bisschop Rodulf van Diephout. En vrouw Jacoba kreeg tot haar Kennemerland en Alkmaar en schreef aan de hertog van Gloucester om hulp en bijstand te hebben en dat hij haar zou zenden [fol. lxxxij.r] 2 000 boogschutters. De hertog van Gloucester, zond 1500 Engelse boogschutters. En hertog Filips bereidde zich om in Holland te trekken. En toen hij kwam te Brouwershaven zo kwamen daar die 1500 Engelse om naar vrouw Jacoba te trekken, maar die van Holland en vooral die van Dordrecht, die van Borssele, en van Veere weerstonden ze. En de hertog van Bourgondië kwam te kwade tijden bij Brouwershaven op de 16de dag van januari en daar werd zeer gevochten en de Engelsen werden daar geschoffeerd en voor het grootste deel verslagen en sommige vlogen, maar ze waren zeer gekwetst en nauwelijks bleven er 300 levend van die Engelsen die wederom in Engeland raakten die met grote avonturen ontkwamen. In deze strijd waren vele ridders gemaakt vanwege de dapperheid die ze daar gedaan hadden, eerst mijn heer van de Veere, mijn heer van de Praet, meneer Jan Witten, Jan van Hooghemont en meer andere. Het was toen een erg kouden winter want het had gevroren van Sint-Nicolaas voor midwinter tot op Sint Aagten dag de 5de dag in februari. En toen kwam hertog Filips weer te Vlaanderen waart. |
[Int iaer.xiiijc.ende.xxvi] Int iaer.xiiijc.ende.xxvi.midts dat vrau Iacoba vele iammers ende quaets dede ontrent Delft, dye dijcken in stekende, endedie huysen verbarnende, ende hadde ooc vele iammers ghedaen ontrent Harlem, als waer omme die hertoge Phelips reedde weder toe eene quantiteyt van schepen ter sluys, met volcke vanoerloghen, ende trac weder in Hollant, ende ghecreech alle die steden in camerlant, ende in Westvrieslant. Ende te Delft waren vele lieden onthooft die metter sijde van vrau Iacoba waren, ende haerlieder hoofden waren ghestelt vp die poorten van der stede, als die yeghen hueren gherechten here waren. [Vp den.xi.dach van April] Item te Rotterdam vp die vesten warender vele ghehanghen ter waterpoorten byder barbacaninghen, die van vrau Iacoba side waren, ende te Dordrecht warender sommeghe ghequaertiert Ende midts dat dye stede van Seuenberghe vele quaets dede ter stede van Dordrecht, quam die hertoghe Phelips belegghen die stede van Seuenberghe, ende si gauen hem vp den.xi.dach van April, metsgaders dat die Hertoghe phelips daer vp ghestormt hadde. Dyt was int iaer.xiiijc.ende xxvij. Dat Incarnacioen van dien, weetmen bi desen veerse. Als leo quamte Aprille, haddi van Seuenberch sinen wille. [In die selue maent vp den.xvi.dach ] Item in dat selue iaer in die selue maent vp den.xvi.dach so starf die Hertoghe Ian van Brabandt vrau Iacoba ghetraude man. Ende die hertoghe van Glocestere dede doe groote neerstichede omme vrau Iacoba te hebbene te wijue, om heere te sijne van Hollant, zeelandt, ende van Henegauwe ende van Vrieslant. [Int selue iaer voor sinte Marien magdalenen dach] Item int selue iaer voor sinte Marien magdalenen dach, des sondaechs te voren was Kaerle van Valoys den Dolphijn te Riemen, ende hi was daer gheconsacreirt coninck van Vranckerijcke. [Int iaer.M.iiijc.ende.xxviij] Int iaer.M.iiijc.ende.xxviij.Phelips die graue van Saintpol wart Hertoghe van Brabandt, naer dye doot vanden hertoghe Ian van Brabant sijnen broedere. [Int selue iaer vp den achtsten dach in Wedemaent] Item int selue iaer vp den achtsten dach in Wedemaent, was den paeys ghemaect in Holland, tusschen den hertoghe Phelips van Borgoengien ende vrauwe Iacoba sine recht sweernede, in deser manieren, dat elc hebben ende besitten soude, tghene dat sijne was eer die oerloghe begonste. Ende dye Hertoghe Phelips van Borgoengien soude heere sijn van Holland, zeelandt, endeHenegauwe, ende heere van Vryeslandt. Ende vrau Iacoba soude vrauwe sijn van Suyd beuerlant, vanden Briele, ende vanden lande van vooren. [Sdijsendaechs naer sinte Bauen dach] Item sdijsendaechs naer sinte Bauen dach souden te Brugghe vp die marct hebben ghecampt die bastaert van Bulloys, endeeen ionchere huyt Ghelre lant, gheheeten Ian van hecke, maer daer en quam niet of byder faulte vanden seluen Ian van hecke, die daer niet en quam, ende dander bleef sijns verbeydende alle den dach int parck daer toe gheordonneirt. |
[In het jaar 1426] In het jaar 1426 mits dat vrouw Jacoba vele droefheid en kwaad deed omtrent Delft, stak de dijken in en verbrandde de huizen en had ook veel droefheid gedaan omtrent Haarlem, als waarom hertog Filips bereidde weer een hoeveelheid schepen ter Sluis met volk oorlogsvolk en trok weer in Holland en kreeg alle steden van Kennemerland en in West-Friesland. En te Delft waren vele lieden onthoofd die aan de zijde van vrouw Jacoba waren en hun hoofden waren gesteld op de poorten van de stad als die tegen hun rechte heer waren. [Op de 11de dag van april] Item, te Rotterdam op de vesting waren er vele gehangen ter waterpoort en bij de versterkte buitenposten die van de zijde van vrouw Jacoba waren en te Dordrecht waren er sommige gevierendeeld. En mits dat de stad Zevenbergen veel kwaads deed de stad Dordrecht kwam hertog Filips belegeren de stad Zevenbergen en ze gaven zich over op de 11de dag van april, mitsgaders dat de hertog Filips daarop gestormd had. Dit was in het jaar 1427. De rijm ervan weet men bij dit vers. Als de leeuw kwam in april had hij die van Zevenbergen tot zijn wil. [In diezelfde maand op de 16de dag ] Item, in datzelfde jaar in diezelfde maand op[de 16de dag zo stierf hertog Jan van Brabant, de getrouwde man van vrouw Jacoba. En de hertog van Gloucester deed grote vlijt om vrouw Jacoba tot wijf te hebben om heer te zijn van Holland, Zeeland en van Henegouwen en van Friesland. [Int hetzelfde jaar voor Sint Maria Magdalena dag] Item, in hetzelfde jaar voor Sint Maria Magdalena dag, de zondag tevoren was Karel van Valois, de dauphin, te Reims, en hij werd daar geconsacreerd koning van Frankrijk. [In het jaar 1428] In het jaar 1428 werd graaf Filips van Saint-Pol hertog van Brabant na de dood van hertog Jan van Brabant, zijn broeder. [In hetzelfde jaar in juni] Item, in hetzelfde jaar op de 8ste dag van juni werd de vrede gemaakt in Holland tussen hertog Filips van Bourgondië en vrouw Jacoba, zijn rechte nicht, in deze manier dat elk hebben en bezitten zou hetgeen dat de zijne was voor de oorlog begon. En hertog Filips van Bourgondië zou heer zijn van Holland, Zeeland en Henegouwen en heer van Friesland. En vrouw Jacoba zou vrouw zijn van Zuid-Beverland, van Den Briel en van het land van Voorne. [De dinsdag na de dag van Sint Baaf] Item, de dinsdag na de dag van Sint Baaf zouden te Brugge op de markt gekampt hebben de bastaard van Bulloys, en een jonker uit Gelderland geheten Jan van Hecke, maar daar kwam niets van door gemis van die Jan van Hecke die daar niet kwam en de ander bleef op hem wachten de hele dag in het perk dat daartoe geordonneerd was. |
Int iaer.xiiijc.ende.xxix Int iaer.xiiijc.ende.xxix.was te cassele ende in die Casselrye van Cassele grote romoerte onder tghemeente yeghen den baliu van Cassele, want tghemeente rees yeghen den Baliu vp, endeyegen die wet, want de Baliu wilde meerder boeten hebbenvanden ghenen die vochten of twisteden yeghen malcanderen dan haerlieder preuilegien, wetten, ende costumen in hilden. Ende om dat heer Colaert vanden Clyte den baliu hemlieden te hardt was ende onghelijc verchde, daer omme stichten si ende wierpen ter nedere sijn casteel ter Ruwerschuere in Casselambocht Ende ooc om dese groote rebellichede dye [fol. lxxxiij.r] die Casselaers deden, hem lieden stellende in die wapene, endestonden te velde om des princhen lieden te beuechtene, so quam dye prinche daer selue in persone, int iaer daer naer vp sinte Anthonis dach met menichte van lieden van wapenen, endebrochtse te sijnder ghenaden, ende hi dede aldaer onthoofden die hoofden ende vpstelders vanden twiste, Aernoudt kyekin ende Iaecx lootin, ende meer andere te Cassele binnen der stede. Ende vp dien dach was gheboren sprinchen eerste sone Anthonis. Int iaer.xiiijc.ende.xxix.doe starf Phelips van saintpol hertoghe van Brabandt, van Lotrijcke, van Lymburch, marcgraue des heilichs rijcx, alle welcke heerschepyen quamentoe ende verstoruen den Hertoghe Phelips van Borgoengien sijnen rechtsweere, als sijn naeste hoyr. Item int selue iaer doen conquesteirde die hertoge Phelips dat graefschap van Namen. Ende aldoe roerden eene oorloghe die van Luydeke yeghen tlandt van Namen, omme den hooghentorren van Bouuyns, staende vp die mase binnen den lande vanNamen, welcken torre so hoghe staet datmen van dien torre die lieden sach gaen vp die straten in de stede van Luydeke. Endedie luyckenaers begheerden dien torre ghenedert te hebbene, of si souden den selue commen nederen met crachte, enderaserene ende doen te nyeute. Ende om dat die van Namen dat nyet doen en wilden in gheender manieren, soe quamen die van Luydeke ghewapender hant int landt van Namen roouen, brant stichten, ende die lieden vanghende ende dootslaende, endededent so vele te meer, omme dat si noch spijt hadden dat die Hertoghe Ian van Borgoengien des Hertoghen hadde voor Luydeke van hueren volcke bet dan.xx.duysent mannen, ende dat sijn sone Hertoghe Phelips hemlieden so naer quam, endemeenden alsoe onder tdecsele van deser oorloghe altemet te wreken haerlieder toorne, ende bedecten nijt die si hadden vp den hertoghe Phelips, want het speet hem lieden seere dat hi graue van Namen was. Dye Hertoghe Phelips verhoorende die schade die dye luyckenaers ghedaen hadden in tgraefschip vanNamen, twelc sijn lant was, hi versaemde veil volcx vanwapenen, pycaerden, ende vlaminghen, ende sandtse in tlant van Luydeke daer si vele quaets deden, ende vele lants bedoruen ende destrueirden. |
In het jaar 1429. In het jaar 1429 was te Kassel en in het wetsgebied van Kassel grote rumoer onder de gemeente tegen de baljuw van Kassel want de gemeente rees tegen den baljuw op en tegen de wet, want de baljuw wilde meer boetes hebben van diegene die vochten of twistten tegen elkaar dan hun privilegies, wetten en gebruiken inhielden. En omdat heer Colaert van de Clyte, de baljuw, hun te hard was en ongelijk vergde daarom stichten ze en wierpen ter neder zijn kasteel ter Ruwerschuere in Kasselambacht. En ook om deze grote rebellie die de [fol. lxxxiij.r] Kasselaars deden en zich in de wapens stelden en te veld stonden om de lieden van de prins te bevechten zo kwam de prins daar zelf in persoon in het jaar daarna op Sint Antonius dag met menigte van wapenlieden en bracht ze tot zijn genade en liet aldaar onthoofden de hoofden en aanstichters van de twist, Aernoudt Kyekin en Jaecx Lootin en meer andere te Kassel binnen de stad. En op die dag was geboren de eerste zoon van de prins Anthonis. In het jaar 1429 toen stierf Filips van Saint-Pol, hertog van Brabant, van Lotharingen, van Limburg, markgraaf van het heilige rijk en die heerschappijen kwamen toe en verstorven aan hertog Filips van Bourgondie, zijn neef als zijn naaste erfgenaam. Item, in hetzelfde jaar toen veroverde hertog Filips dat graafschap van Namen. En toen roerde een oorlog van die van Luik tegen het land Namen om de hoge toren van Bouvin die stond op de Maas binnen het land van Namen en die toren stond zo hoog zodat men van die toren de lieden op de straten zag gaan in de stad Luik. En die van Luik begeerden de toren omlaag te hebben en ze zouden die zelf omlaaghalen met kracht en vernielen en te niet doen. En omdat die van Namen dat niet doen wilden op geen manier zo kwamen die van Luik gewapenderhand in het land van Namen roven, brand stichten en de lieden vangen en dood slaan en deden zoveel meer omdat ze nog spijt hadden dat hertog Jan van Bourgondië voor Luik van hun volk meer had dan 20 000 mannen en dat zijn zoon hertog Filips hen zo na kwam en meende alzo onder het deksel van deze oorlog altemet te wreken hun toorn en bedekte nijd die ze hadden op hertog Filips, want het speet hen zeer dat hij graaf van Namen was. Hertog Filips hoorde de schade die de Luikenaard gedaan hadden in het graafschap Namen, wat zijn land was, en verzamelde veel wapenvolk uit Picardië en Vlamingen zond ze in het land van Luik waar ze veel kwaads deden en veel land bedierven en vernielden. |
[Int iaer.xiiijc.ende.xxx] Ende ontrent sint Ians dach midtsomers, int iaer.xiiijc.ende.xxx.soe daden onse lieden een sprincreyse yeghen die luyckenaers, ende daer bleef versleghen heer Ian van Ghistele, here van dudtzeele. Item binnen dien seluen iare was die maechtդie mettendolphijn Kaerle plach te rijdene ghewapent, buyten Parijs gheuanghen, ende gheuoert te Rouwaen in Normandyen, endewas daer verbarnt aen eenen stake. [Int selue iaer van.xiiijc.ende.xxx] In die maent van Meye vp den Sacraments auent int selue iaer van.xiiijc.ende.xxx.Die coninck Heyndric van Inghelant een ionc kint van.vij.iaren, commende duer Normandyen tot Parijs, was vp den derden sondach inden Aduent te parijs in onser vrauwenkercke ghecroont coninck van Vranckerijcke. Aldus waren doe in Vranckerijcke twee Coninghen, Kaerle die gheconsacreirt was te Ryemen, ende Heyndrick die te Parijs was ghecroont. In dit selue iaer was eene grote beroerte binnen der stede van Gheertsberghe, omme dat die wet vercocht hadden lijfrente vp die stede, tghemeente wasser yeghen, ende si en wilden nyet ghedooghen datmen die brieuen beseghelen soude. Ende si wilden der stede seghele van verbonde hebben met crachte, ende dien te nyeuten doen, ende casseren. Die wet van Gheerdtsberghe lietent weten die heeren vanden rade te Ghendt. Dye heeren vander stede van ghendt ontboden die Baliu die punyeren soude naer dye gheleghentheyt vander mesdaet. Mer Ghelein van halewijn, die doe baliu was deder vele onthoofden, ende daer mede cesseirdet, ende dye hoofden dede hy stellen vp die poorten vander stede. [Int iaer ons heren.xiiijc.ende.xxxij] Int iaer ons heren.xiiijc.ende.xxxij.in landt van Vlaendren was eene grote beroerte, omme die nyeuwe munte. Die heren steldenvoort, in vlaendren, ende wilden heyndelijcken, dat men aen tgout verliesen soude den derden penninc, ende datmen aen tselueren ghelt verliesen soude den vierden penninc, ende [fol. lxxxiij.v] hier was tghemeente yegen, want si en wilden soe vele niet verliesen, maer si consenteirden wel te verliesene den.vi.penninc, maer anders niet. Ende hier omme so liep volc te ghendt in die wapene, ende die weuers lieten haer werc staen. Ende aldus in die wapen staende, so seyden si dat si wilden gaen soucken die vpstelders van desen. Ende daer sloughen sy doot den voorschepene van Ghendt Daniel van zeuerne, denouerdekene van boele, ende Ioos hazebijt, ende doe ghinghen si soucken meester Heyndrick huyten houe, den thoonre vanGendt, ende Ian die graue, die welcke si niet thuys en vonden, maer waren ghevloden huyt ghendt. Doen ghinghen sy brekenhaerlieder huysen, ende namen haerlieder goet. Dit gheuiel in Ougst vp Sinte Claren dach, Dit es tincarnatioen van dyen In Ougst vp sinte claren dach, te Ghendt men vele rauwen sach. [Int iaer.xiiijc.ende xxxiiij] Int iaer.xiiijc.ende xxxiiij.te ghendt waren sommege vulders die beroerte ghemaect hadden onder tvolc yeghen die wethouders, ende waren in wille om brandt te stichtene in die vier houcken vander stede van ghendt. Men warts gheware, ende si waren ghecreghen, ende voor paesschen vp den schortel woensdach waren si onthooft. |
[In het jaar 1430] En omtrent Sint Jans dag midzomer in het jaar 1430 zo deden onze lieden een plundertocht tegen de Luikenaars en daar bleef verslagen heer Jan van Gistel, heer van Dudzele. Item, binnen hetzelfde jaar was de maagd (Jeanne dՠArc) die gewapend met de dauphin Karel plag te rijden buiten Parijs gevangen en gevoerd te Rouen in Normandi, en was daar verbrand aan een staak. [In hetzelfde jaar 1430] In de maand mei op Sacrament avond in hetzelfde jaar 1430. Koning Hendrik van Engeland, een jong kind van 7 jaren, kwam door Normandië tot Parijs, dat was op de derde zondag in de advent, te Parijs in onze Vrouwenkerk gekroond koning van Frankrijk. Aldus waren toen in Frankrijk twee koningen, Karel, die geconsacreerd was te Reims, en Hendrik die te Parijs was gekroond. In hetzelfde jaar was een grote beroerte binnen de stad Geraardsbergen omdat de wet verkocht had lijfrente op die stad, de gemeente was er tegen en ze wilden niet gedogen dat men die brieven bezegelen zou. En ze wilden het stadszegel van met kracht verboden hebben en die te niet doen en delgen. De wet van Geraardsbergen lieten het weten de heren van de raad te Gent. De heren van de stad Gent ontboden de baljuw die straffen zou naar de gelegenheid van de misdaad. Maar Ghelein van Halewijn, die toen baljuw was, liet er vele onthoofden en daarmee verminderde ende hoofden liet hij stellen op de poorten van de stad. [In het jaar ons heren 1432] In het jaar ons heren 1432 was er in het land van Vlaanderen een grote beroerte om de nieuwe munt. De heren stelden het voor in Vlaanderen en wilden eindelijk dat men aan het goud verliezen zou de derde penning en dat men aan het zilveren geld verliezen zou de vierde penning en [fol. lxxxiij.v] hier was de gemeente tegen, want ze wilden zoveel niet verliezen, maar ze stonden wel toe te verliezen de 6de penning, maar anders niet. En hierom zo liep het volk te Gent in de wapens en die wevers lieten hun werk staan. En toen ze aldus in de wapens stonden zo zeiden ze dat ze wilden gaan zoeken de opstellers hiervan. En daar sloegen ze dood de voorschepen van Gent, Daniel van Zeverne, de overste deken van Boele, en Joos Hazebijt en toen gingen ze zoeken meester Hendrik uit de Hove, de advocaat van Gent, en Jan de Graaf, die ze niet thuis en vonden, maar waren gevloden uit Gent. Toen gingen ze hun huizen breken en namen hun goed. Dit gebeurde in augustus op de dag van Sint Clara. Dit is de rijm ervan. In augustus op Sint Clara dag te Gent men vele rouw zag. [In het jaar 1434] I het jaar 1434 waren te Gent sommige volders die beroerte gemaakt hadden onder het volk tegen de wethouders en waren in wil om brand te stichten in de vier hoeken van de stad Gent. Men werd het gewaar en ze werden gekregen en voor Pasen op schortelwoensdag waren ze onthoofd. |
[ Hoe twee Cardenalen ghesonden waren van den Paeus Tatrecht, om den paeys te maken] Hoe twee Cardenalen ghesonden waren van den Paeus Tatrecht, om den paeys te maken tusschen den coninck van Vranckerijcke ende van Inghelant, ende den Dolphijn endeHertoghe Phelips, om die doot van Hertoghe Ian. [Int iaer.xiiijc.ende.xxxv en van sint Iacobs dach in Hoeymaent tot den eersten dach in Laumaent] Int iaer.xiiijc.ende.xxxv.ontrent sinte Marien magdalenen dach waren ghesonden.ij.Cardenalen vanden paeus Eugenius, endeooc van den consilie generale datmen hilt te Basele, deen cardenael was den cardenael van cypers sconincx broedere vanCypers, dandere was een chaertrues, ende was gheheeten den cardenael van sinte Cruys. Dese quamen Tatrecht in Artois, endewaren ghesonden om den paeys te makene tusschendie.ij.coninghen, te wetene vanden coninc van vranckerijcke ende den coninc van Inghelant, ende tusschen den Dolphijn ende den hertoghe phelips om die doot vanden hertoghe Ian die die Dolphijn dede doot slaen verradelijck te Montrien vp die cheyne. Daer quamen vele notable Ambassaduers vanden [fol. lxxxiiij.r] Coninc van Vranckerijcke, ende vanden coninc van Ingelant. Item die hertoghe Phelips was daer selue in proberen persone, daer was lange ghetracteirt, ende dat segghen van den cardenalenwas huyten monde vanden paeus, ende huyten sluyten vandengeneralen consilie te Basele, dat die.ij.conincrijcken Vranckerijcke ende Inghelant, elc lant moeste eenen.coninc.hebben alsoot plach te sine. Die Inghelschen dat horende si en wildens niet ontfaen ouer danckelic, ende si seyden dat dye.coninc.Heyndric van Inghelant warachtich.coninc.van Vranckerijcke was, midts dat hi te Parijs ghecroont was. Voort dat Seggheschip gheseyt ende gheeynt sijnde, soe tracteirden die voornoemde cardenalen tusschenden.Coninc.van Vranckerijcke ende den hertoge phelips vanborgoengien, van dat die.coninc.hadde ghedaen verradelickendoot slaen den Hertoge Ian int iaer xiiijc.ende.xix.Ende Chaerle die.coninc.van Vranckerijcke ende die hertoge Phelips vanBorgoengien gauent beede ouere ter eeren van gode haer lieder questie ende gheschil inden handen vanden.ij.cardenalenhuyten name vander heleger kercken, ende inden ghenen dye si daer toe te rade nemen souden met hemlieden. Ende dat seggenwas dat ouer dye emende vander mesdaet vander doot vandenhertoge Ian, dat die.coninc.soude gheuen den hertoge phelips Amiens, vermandoys, ende dat oude Westvlaendren, te wetene Aryen, aerden metten sloten ende casteelen daer toe behoorende, ende dye regentsye van Parijs. Ende aldus ende vp dese condicien so was die paeys ghemaect tusschenden.coninc.K.van Vranckerijcke ende den hertoghe Phelips vanBorgoengien. Ende als vanden sticke vanden.ij.coningen, so en was tseggherscip vanden cardenalen, midtsgaders dat si haer segghescip niet al voleynt en hadden, dat in dien den coninc vanInghelant den paeys aenghinghe, ende daer inne consenteirde, hy soude hebben ende behouden tgraefschip van guyenne, endeal Normandyen, ende tgraefschip van Guyse, ende dese landen soude hi houden in manscepe ende te leene vanden coninc van vranckerijcke, ende hi soude ghehouden sijn den coninc vanVranckerijcke daer of manschip te doene naar den oudencostumen ende rechten. Ende sy gauen den ambassaduers vanden coninck van Ingelant respijt om hemlieden daer vp te beradene, van sint Iacobs dach in Hoeymaent tot den eerstendach in Laumaent. Ende als den nyendach commen was, endedat si antwoorde van dien souden gheuen, so vonden die Inghelschen eenen omme slach vanden paeyse, omme die tontgane segghende, dat die hertoghe van Borgoengien ne gheen paeys schuldich en was te makene metten Dolphijn van Vranckerijcke sonder tconsent vanden Inghelschen, want hy haddet beloeft ende ghesworen den coninc van Ingelant, endemidts dat hi sijne belofte nyet en hilt, soe was hy ontseyt vandenconinc van Inghelant. Ende die hertoge van Clocestre ende vanIoorc sonden brieuen aen den Hertoghe van Ghelre, aen die vanHollant, aen den bisschop van kuelen, ende van Luydeke, endeaenden keyser om bystandicheyt, ende dat om te cranckene denhertoghe van Borgoengien, als een meyneedich ende versworen man (also si seyden) Ende die Hertoge van Borgoengien ghecreech die Messagiers met haren brieuen dye si droughen. Ende aldus waren si ghescheeden die daer vergadert waren om den paeys te maken. etc. |
[ Hoe twee kardinalen gezonden waren van de paus te Atrecht om vrede te maken] Hoe twee kardinalen gezonden waren van de paus te Atrecht om vrede te maken tussen de koning van Frankrijk en van Engeland en de dauphin en hertog Filips om de dood van hertog Jan. [In het jaar 1435 en van Sint Jacobs dag in juni tot de eersten dag in januari] In het jaar 1435 omtrent Sint Maria Magdalena dag waren gezonden 2 kardinalen van paus Eugenius en ook van het concilie generale dat men hield te Bazel, de ene kardinaal was de kardinaal van Cyprus, de broeder van de koning van Cyprus, en de andere was een Chartreus en was geheten de kardinaal van Sint Kruis. Dezen kwamen te Atrecht in Artois en waren gezonden om vrede te maken tussen de 2 koningen, te weten van de koning van Frankrijk en de koning van Engeland en tussen de dauphin en hertog Filips om de dood van hertog Jan die de dauphin verraderlijk liet doodslaan te Montrien (?) op de Seine. Daar kwamen vele notabele ambassadeurs van de [fol. lxxxiiij.r] koning van Frankrijk en van de koning van Engeland. Item, hertog Filips was daar zelf in eigen persoon en daar werd lang onderhandeld en dat zeggen van den kardinalen was uit de mond van de paus en sloot uit het generale concilie te Bazel dat de 2 koninkrijken, Frankrijk en Engeland, elk land moest 1 koning hebben, alzo het plag te zijn. De Engelsen die dat hoorden wilden het niet voor dank ontvangen en zeiden dat koning Hendrik van Engeland de ware koning van Frankrijk was, mits dat hij te Parijs gekroond was. Voort toen die vergadering gezegd en geindigd was zo onderhandelden die kardinalen tussen de koning van Frankrijk en hertog Filips van Bourgondië van dat de koning verraderlijk had laten doodslaan hertog Jan in het jaar 1419. En Karel, de koning van Frankrijk en hertog Filips van Bourgondië gaven het beide over ter ere van God hun kwestie en geschil in de handen van de 2 kardinalen uit naam van de heilige kerk en diegene die ze daartoe tot raad nemen zouden met hen. En dat zeggen was dat voor boete van de misdaad van de dood van hertog Jan dat de koning hertog zou geven Filips Amiens, Vermandois en dat oude West-Vlaanderen, te weten Arin, aarde met de burchten en kastelen die daartoe behoorden in de omgeving van Parijs. En aldus en op deze conditie werd de vrede gemaakt tussen koning Karel van Frankrijk en hertog Filips van Bourgondie. En als van de stukken van de 2 koningen, zo was het zeggen van de kardinalen, mitsgaders dat ze hun zeggen niet geheel voldaan hadden, dat indien de koning van Engeland de vrede aanging en waarin hij toestemde zou hij hebben en behouden het graafschap van Guienne en al Normandi en het graafschap van Guise en deze landen zou hij houden in manschap en te leen van de koning van Frankrijk en hij zou gehouden zijn de koning van Frankrijk daarvan manschap te doen naar de ouden gebruiken en rechten. En ze gaven de ambassadeurs van de koning van Engeland respijt om zich daarop te beraden van Sint Jacobs dag in juni tot de eerste dag in januari. En toen die dag gekomen was en dat ze er antwoorde van zouden geven zo vonden de Engelsen een omslag van de vrede om die te ontgaan en zeiden dat de hertog van Bourgondië nee geen vrede schuldig was te maken met de dauphin van Frankrijk zonder toestemming van de Engelsen, want hij had het beloofd en gezworen de koning van Engeland en mits dat hij zijn belofte niet hield zo was hij ontzegd van de koning van Engeland. En de hertog van Gloucester en van York zonden brieven aan de hertog van Gelre, aan die van Holland en aan de bisschop van Keulen en van Luik en aan de keizer om bijstand en dat om te krenken de hertog van Bourgondie als een meinedige en verzworen man. (alzo ze zeden) En de hertog van Bourgondië kreeg de boodschappers met hun brieven die ze droegen. En aldus waren ze gescheiden die daar verzameld waren om de vrede te maken, etc. |
[Int selue iaer] Item die Inghelschen roofden inden vasten daer naer int selue iaer die vlote metten wijne commende te Vlaendren waert, die welcke vlote die castilianen weder namen den Inghelschen. Dat ghedaen sijnde, metsgaders dat dye Hertoghe Phelips dese boden metten brieuen ghecreghen hadde, so waren die Inghelschen ghescoffiert, ende en vernamen gheen sercours, noch antwoorde van dien. Item ontrent dye vastenauent quamen binnen der stede vanVtrecht vele ruters lieden van wapenen al in pelgryms abijten, ende si waren onder wel ghewapent ende voorsien, ende warenvan sgrauen van Nyueers lieden, ende sy meenden den heere Walraue van Nyueers den bisschop van Vutrecht ghemaect byden concilie vander stadt van Vtrecht, ouer te gheuene, endeden postulaet Rodulf van diephout doot te slane. Die van Vtrecht wordens gheware vp den Vastenauent, maer dye ruters vlodenmeest huyter stadt maer daer wasser een deel ghecreghenbinnen Vtrecht, ende die waren des maendaechs inden vastenauent alle onthooft. |
[In hetzelfde jaar] Item, de Engelsen roofden in de vasten daarna in hetzelfde jaar de vloot met wijn die te Vlaanderen waart kwam en welke vloot de die van Castilië weer namen van de Engelse. Toen dat gedaan was mitsgaders dat hertog Filips deze boden me de brieven gekregen had zo waren de Engelsen geschoffeerd en vernamen geen vervolg nog antwoorde van die. Item, omtrent de Vastenavond kwamen binnen de stad Utrecht vele ruiters, wapenlieden, geheel in pelgrim habijten en ze waren eronder goed gewapend en voorzien en waren lieden van graaf van Nevers en ze meenden de heer Walrave van Nevers, die bisschop van Utrecht gemaakt was bij het concilie van de stad Utrecht, over te geven en de postulaat Rodulf van Diephout dood te slaan. Die van Utrecht werden het gewaar op de Vastenavond, maar de ruiters vlogen meest uit de stad, maar er was een deel gekregen binnen Utrecht en de werden maandags in de Vastenavond allen onthoofd. |
Hoe int iaer.xiiijc.ende.xxxv.grote haghel steenen vielen die tcoren al bedoruen. [fol. lxxxiiij.v] ITem int selue iaer van.xiiijc.ende xxxv.vp sinte dominicus dach so vielen ontrent Brugghe afgrijselicke grote haghelsteenen te oudelem, ende te sietseele. Sommege waren also groot als duuen eyeren, ende bedoruen in vele plaetsen die vruchten, dye noch vp tvelt stonden. Item vp dyen seluen dach die coninghinne van Arragoen ende van Nauarre, ende die groote meester van sinte Iacobs in Spaengien, ende die broeder vanden coninck van Nauarre voeren te Napels waert, met eene grote vlote van schepen, vul volcx van oorloghen, om dat landt van Napels metten sweerde te ghecrijghene, ende commende voor dye stede van Gayette, daer waren si ghescoffiert, ende verwonnen vanden Geneuoysen, ende seer vele gheuanghen. Dat Incarnacioen staet in desen veersen. Dominicus blasio dat reges equeore votos. Noch een andere. Aragon atqe nauar ianua leta capit. Noch tselue incarnacioen. Dominici festa gente colente sacra. |
Hoe in het jaar 1435 grote hagelstenen vielen die het koren geheel bedierf. [fol. lxxxiiij.v] Item, in hetzelfde jaar 1435 op Sint Dominicus dag zo vielen omtrent Brugge afgrijselijke grote hagelstenen te Oedelem, en te Sietseele (?). Sommige waren alzo groot als duiveneieren en bedierven op vele plaatsen de vruchten die nog op het veld stonden. Item, op deze dag voeren de koningin van Aragon en van Navarra en de grootmeester van Sint Jacob in Spanje en de broeder van de koning van Navarra te Napels waart met een grote vloot van schepen vol oorlogsvolk om dat land van Napels met het zwaard te verkrijgen en toen ze voor de stad Gayette kwamen werden ze geschoffeerd en overwonnen van die van Genua en zeer vele gevangen. De rijm hiervan staat in deze verzen. Dominicus blasio dat reges equeore votos. Nog een andere. Aragon atqe nauar ianua leta capit. Nog dezelfde rijm. Dominici festa gente colente sacra. |
[Int selue iaer in tbeghinsele vander vastene] Int selue iaer in tbeghinsele vander vastene die hertoghe van Borgoengien gaf te kennene die van Ghendt den schimp die ghedaen was vanden Inghelschen, ende ooc den lande van Vlaendren. Ende hi meendet te wrekene vp die Inghelschen met Calis te belegghene, ende tlant van Guysen dat die Inghelschen wel.lxxxix.iaren beseten hadden onrechtuaerdelic. Ende dye vanGhendt consenteirden den Hertoge bystandicheyt met lijue ende met goede, om Calis te bestokene sonder raet, oft aduijs te nemen met die van Brugghe, of van Ipre, of met dye vanden vryen. Ende daer naer so quam dye hertoge phelips te brugghe ontrent half vastene, omme oock secours te hebben van die vanbrugghe, ende soe voort Typre, ende aen die vanden vryen. Si consenteirdent alle met den prinche te auentuerene, lijf ende goet, ende men stac in allen steden binnen vlaendren des Princhen standaert huyte, ende men coos al omme volc om te Calis te varene. Int iaer.xiiijc.ende.xxxvi.smaendaechs in die cruys weke quamen bet dan duysent Inghelschen in Westvlaendren in Borburch, Ambocht, ende in Cassel ambocht. ende si roofden vele beesten ende brochtense bi Loo in Borburch ambocht. Ende doe ghinghen si seere stormen vp dye kercke van Loo, omme tgoet te hebben dat vp die kercke van Loo gheulucht was. Die vlaminghen dye vp den torre waren wierpen met groten steenen van bouen neder, ende wierpen eenen Inghelsman een baenraets here doot. Als die van Cassel ambocht, van Borburch ambocht, ende van Duynkercke gheware worden vanden rooue die die Inghelschen ghedaen hadden, sy sloughen in alle kercken die clocken aen een boort, ende tvolc vergaderde van allen canten ende quamen met groter menichte van volcke daer si die ynghelschen meenden te vindene. Die Inghelschen dat wetende, si staken tvier in die kercke van Loo, ende versmoorden ende verbarnden daer inne veil vrauwen ende kinderen, maer die mannen die vp den torre waren die behilden haer lijf. Ende die ynghelschen met haren rooue ghinghen ouer die riuiere. Dye vlaminghen bet dan.iij.duyst sterc sijnde, achterhaeldense ende beuochten se. Ende den Inghelschen quamen te hulpe noch wel.ij.duysent mannen Dat ouermerckende die capiteynen vanden vlaminghenWalraue van Huchijn, Ioris ghewedde, Phelips van Longpre, ende meer ander die [fol. lxxxv.r] met hemlieden waren te peerde, metsgaders Dieric vanhazebrouc, die rieden hemlieden dat sy vlien souden endeachterwaert trecken. Dinghelschen quamen hem lieden stranghelicken aen, ende schuerden die batalie vandenvlaminghen, ende redense omme ter eerden. Ende bet dan vc. vrome mannen van casselambocht die en wilden nyet vlyen, maer bleuen vechtende vromelic yeghen dye Inghelschen, maer si waren vermenicht, want die Inghelschen waren wel.iijm.sterc, ende in dien strijt bleuen ontrent.iijc.vlaminghen versleghen, ende.lxx.Inghelschen. Ende een Inghelschman een groot edel man van gheboorten die reedt sijn derdere te greuelinghe binnender stede, meenende dat hem dye Inghelschen gheuolcht souden hebben om die stede te winnene, ende hi wort daer gheuangen, ende hi gaf hem vp, maer een vlaminc quam daer ouere die hem doot slouch, haddy te lijue ghehouden gheweest, hi hadde gheerne duysent nobelen ghegeuen voor sijn rentsoen, want hi wasser wel toe ghegoet. Int selue iaer voor sinxen quam een Inghelschip met goede gheladen voor walcheren omme te varene Tantwerpen ter marct, die baliu van Middelburch die arresteirdet vansprinchen weghe, ende alle tvolc dat int schip was leede hi te Middelburch in die vanghenesse. Tcommuyn van Middelburch dat vernemende braken die vanghenessen, ende lieden dye Inghelschen vry ende los wech gaen, ende deden hem liedenhaer schip weder gheuen, ende maecten groot parlement endeberoerte yeghen den abt van Middelburch ende yeghen den baliu, ende yeghen Ian Rijn den Rentmeester van Zeelant, endeooc yeghen die heeren vander wet, maer die heer van Oosteruanc ende die here vander Vere dedense swichten, maer niet te min, die abt, dye baliu, ende sommeghe heeren vanWalcheren vloden huyt zeelant van vreesen van doot gheslaghen te sijne vanden commune. |
[In hetzelfde jaar in het begin van de vasten] In hetzelfde jaar in het begin van de vasten gaf de hertog van Bourgondië te kennen die van Gent de schimp die gedaan was van de Engelsen en ook het land van Vlaanderen. En hij mende het te wreken op de Engelsen door Calais te belegeren en het land van Guise dat de Engelsen we 89 jaar onrechtvaardig bezeten handden. En die van Gent stemden de toe de hertog bijstand met lijf en met goed om Calais te bestoken zonder raad of advies te nemen met die van Brugge of van Ieper of met de vrijen. En daarna zo kwam hertog Filips te Brugge omtrent halfvasten om bijstand te hebben van die van Brugge en zo voort te Ieper en aan de vrijen. Ze stemden allen toe het met de prins te avonturen lijf en goed en men stak in alle steden binnen Vlaanderen de standaard van de prins uit en koos alom volk om naar Calais te gaan. In het jaar 1436 de maandag in de kruisweek kwamen meer dan 1000 Engelsen in West-Vlaanderen in Bourbourg, ambacht en in Kassel ambacht en ze roofden vele beesten en brachten ze bij Loo in Bourbourg ambacht. En toen gingen ze zeer stormen op de kerk van Loo om het goed te hebben dat in de kerk van Loo gevlucht was. De Vlamingen die op de toren warren wierpen met grote stenen van boven neer en wierpen en Engelsman en baanderheer dood. Toen die van Kassel ambacht, van Bourbourg ambacht en van Duinkerke gewaarwerden de roof die de Engelsen gedaan hadden sloegen ze in alle kerken de klokken aan de rand en het volk verzamelde van alle kanten en kwamen met grote menigte van volk waar ze de Engelsen meenden te vinden. De Engelsen die dat wisten staken het vuur in de kerk van Loo en versmoorden en verbrandden daarin veel vrouwen en kinderen, maar de mannen die op de toren waren behielden hun lijf. En de Engelsen gingen met hun roof over de rivier. De Vlamingen meer dan 3 000 sterk achterhaalden en bevochten ze. En de Engelsen kwamen te hulp nog wel 2 000 mannen Dat bemerkte de kapiteins van de Vlamingen, Walrave van Huchijn, Joris Ghewedde, Filips van Longpre en meer anderen die [fol. lxxxv.r] met hen waren te paard, mitsgaders Dieric van Hazebrouc, die raadden hen aan dat ze vlieden zouden en achteruittrekken. De Engelsen kwamen hen sterk aan en scheurden het bataljon van de Vlamingen en reden ze om ter aarde, en meer dan 500 dappere mannen van Kasselambacht die wilden niet vlieden, maar blijven dapper vechten tegen de Engelsen, maar ze waren vermenigvuldigd want de Engelsen waren wel 3000 sterk en in die strijd bleven omtrent 300 Vlamingen verslagen 70 Engelsen. En een Engelsman en grote edelman van geboorte die reed met twee anderen te Grevelingen binnen de stad en meende dat hem de Engelsen gevolgd zouden hebben om de stad te winnen en hij werd daar gevangen en gaf zich over, maar en Vlaming kwam daar over die hem dood sloeg, had hij hem levend gehouden hij had hem graag 1000 nobels gegeven als losprijs want hij had goed genoeg. In hetzelfde jaar voor Pinksteren kwam een Engels schip met goed geladen Walcheren om te varen naar Antwerpen ter markt, de baljuw van Middelburg die arresteerde hem vanwege de prins e al het volk dat in het schip was legde hij te Middelburg in de gevangenis. De gemeente van Middelburg vernam dar en braken de gevangenis en lieten die Engelsen vrij en los weggaan en lieten hun schip teruggeven en maakten een groot gepraat en beroerte tegen de abt van Middelburg en tegen de baljuw en tegen Jan Rijn, de rentmeester van Zeeland, en ook tegen de heren van de wet, maar de heer van Oostervant en de heer van Veere liet ze zwichten, maar niettemin de abt, de baljuw en sommige heren van Walcheren vloden uit zeeland van vrees van dood geslagen te worden van de gemeente. |
[Vp den dach vander Tryniteyt] Int selue iaer vp den dach vander Tryniteyt, soe saten sommege Oosterlinghen ende droncken in een maleueseye taueerne, ontrent.vij.hueren inden aduent, ende daer quam een vlaminc bi hem lieden sitten, die welcke gheckende endeborderende was metten oosterlingen, ende si worden twistende ende gheschil crijgende. Die vlaminc alleene sijnde, ghinc van daer, ende haelde viere of.v.ghesellen te sijnder helpe, endequam inder nacht tusschen den.x.ende xi.hueren met sine andere ghesellen voor die duere daer die princepale vandenoosterlinghen, die deerste gheschil yeghen hem hadde ghenomen, was gaen slapen bi sijn boel, daer ooc meer oosterlinghen binnen den huyse waren. Dese vlaminc cloppende vp die duere, ende dachuaerdende den oosterlinc huyte, endegroot remoer makende, die sommeghe van den oosterlinghen staken thooft ter veynsteren huyt, ende riepen slaet den crodenvlaminck doot. Eens poorters clerc quam daer toe gheloopenende wort daer doot ghesleghen. Ende tvolc vander stede midts dat si hooren roupen, slaet den vlaminc doot, si verstonden dat men riep, slaet al die vlaminghen doot, ende wordens hemmoeyende, ende riepen, slaet alle die oosterlinghen doot. Daer wort seer gheuochten, ende men liep in alle dye herberghen daer oosterlinghen ghelogiert waren in dye hoochstrate endeelders, ende men slouchse alle doot die niet en vloden of nyet ghewaerschuwet en waren. Ende men seyde datter wel xl. oosterlinghen bleuen onder doot ende andere die totter doot ghewont waren. Die vander wet wordens terstont gheware, ende quamen daer met groter haeste int ghescheet maer qualic consten sy tghemeene volck te vreden ghestellen, maer ommere si beualen dat elck tuysewaert soude gaen in sijn ruste. Des anderen daechs die vander wet deden inquisicie wie dye ghene waren dye dese beroerte ghemaeckt hadden, ende si worden gheuanghen, ende des dysendaechs daer naer so wasser.iiij.onthooft, Gillis moens, meeus die keysere, Coppin pilse, ende Loy ioordaens die soudemen ooc onthooft hebben, sijn oghen waren verbonden, ende hi was gheknielt voor denhangman, ende hi aenriep theylich bloet van Wilsenaken endebeloefdet te versouckene mocht hi die doot ontgaen, wat ghebuerde. Daer quam een soe afgrijselic een gheruysch vanwinde ende dondere, in vormen van eender eertbeuinge, so dat die here, die wet ende die hangman metten sweerde in die hant al wech trocken, ende al tvolck liep wech, so dat hem dye selue Loy iordaens alleene vant, ende stad sijn scrode vppe, ende ghinc duer al tvolc dat daer was, tot in onser vrauwen [fol. lxxxv.v] kercke daer hi sijn ghebet sprac, daer naer woede hy duer dye veste vander sluys ende reysde sonder letten ten heleghenbloede waert te Wilsenaken. Die vander wet ende die hangman alle te samen waren seere verwondert, want niement en wiste waer die voornoemde Ioy ioordaens beuaren was. Ende eeneghe personen hildent ouer myracule. |
[Op de Triniteit dag (Drie-eenheid)] In hetzelfde jaar op de dag van de Triniteit zo zaten sommige Oosterlingen en dronken in een taverne malvezij omtrent 7 uur in de advent en daar kwam een Vlaming bij hen zitten, die gekte en schertste met de oosterlingen en ze begonnen te twisten en geschil te krijgen. De Vlaming die alleen was ging vandaar en haalde 4 of 5 gezellen tot zijn hulp en kwam in de nacht tussen 10 en 11 uur met zijn gezellen voor de deur waar de belangrijkste van de oosterlingen die het eerste geschil tegen hem had genomen was gaan slapen bij zijn boel, daar ook meer oosterlingen binnen het huis waren. Deze Vlaming klopte op de deur en daagde de oosterling uit en maakte groot rumoer dat sommige van de oosterlingen staken het hoofd uit het venster en riepen; sla die hinderlijke Vlaming dood. Een poorter klerk kwam daartoe gelopen en werd daar dood geslagen. En het volk van de stad mits dat ze hoorden roepen; sla de Vlaming dood, verstonden dat men riep, sla alle Vlamingen dood en begonnen zich te bemoeien en riepen, sla alle oosterlingen dood. Daar werd zeer gevochten en men liep in alle herbergen daar oosterlingen gelogeerd waren in de Hoogstraat en elders en men sloeg ze allen dood die niet vloden of niet gewaarschuwd waren. En men zei dat er wel 40 oosterlingen bleven onder de doden en anderen die tot de dood toe gekwetst waren. Die van de wet werden het terstond gewaar en kwamen daar met grote haast in het geschil, maar moeilijk konden ze het gewone volk tevredenstellen, maar immer bevalen ze dat elk naar huis zou gaan in zijn rust. Des volgende dag deden die van de wet onderzoek wie diegene waren die deze beroerte gemaakt hadden en ze werden gevangen en de dinsdag daarna zo werden er 4 onthoofd, Gillis Moens, Meeus de Keizer, Coppin Pilse, en Loy Joordaens die zou men ook onthoofd hebben, zijn ogen waren verbonden en hij knielde voor de hangman en riep aan het heilige bloed van Wilsenaken (Wilsnack) en beloofde het te bezoeken mocht hij van de dood ontgaan, wat gebeurde. Daar kwam zoՠn afgrijselijk geruis van wind en donder in de vorm van een aardbeving zodat de heer, de wet en de hangman met het zwaard in de hand allen weg trokken en al het volk liep weg zodat die Loy Jordaens zich alleen vond, en trok zijn kleren op en ging door al dat volk dat daar was tot in onze Vrouwe [fol. lxxxv.v] kerk waar hij zijn gebed sprak en daarna waadde hij door de vesting van ter Sluis en reisde zonder letten ten heilige bloed waart te Wilsenaken. Die van de wet en de hangman allen tezamen waren zeer verwonderd, want niemand wiste waar die Loy Joordaens gevaren was. En enige personen helden het voor een mirakel. |
[Des saterdaechs naer sacraments dach] Item des saterdaechs naer sacraments dach daer naer so trocken dye van Ghendt met harer casselrye met een schoon heyrcracht te calis waert wel.ixm. mannen sterc, ende namenharen wech altijts lancks die leye. Ende commende te Hasebrouc, so wierpen si omme thuys van Diederic vanhaesbrouc, ende sijne muelene neder ter eerden, omme dat hy in die cruysweke daer te voren daer hi capiteyn was vandencasselaers, ende men die Inghelschen wederstaen soude scalckelicken vloot huyt den heyre, ende liet vechten.vc. casselaers totter doot toe yeghen.iijm.Inghelschen. [Vp sinte Barnabas dach] Item die van Brugge trocken vp sinte Barnabas dach huyt Brugge te Calis met eenen schonen gheselschepe, endehemlieden volchden dese naeruolgende steden, Damme, oostburch, ardenburch, thorout, Oostende, muenicreede, houcke, mude, blanckeberghe, ghistele Dixmude, met eene menichte van volcke Ende commende buyten brugge, si bleuenliggende by.s.Baefs tot svrydaechs, verbeydende die vandersluys, die die bruggelinghen nyet volgen en wilden. Maer emmer duer die bede vanden prinche si vertrocken svrydaechs te Calis waert. Nota, die vanden oostvryen quamen in Brugge met schonenstate van volcke ende quamen liggen aen die noort side van die van Brugghe by.s.Baefs. Ende sdonderdaechs daer naer so trocken si te Calis waert. [Vp sinte Loys dach] Item vp sinte Loys dach quamen die van Mechelen in Brugge wel met.vc.vromer mannen [Vp sinte Ians baptisten] Item vp sinte Ians baptisten auent was die monstre van alle den vlaminghen ghedaen tusschen groeninghe ende Loon, in dye presencie vanden hertoghe Phelips. [Item vp.s.Pieters ende.s.Pauwels] Item vp.s.Pieters ende.s.Pauwels auent doe was Hoeye vandenvlaminghen beleit, ende vp s. Pieters dach wast van hemghewonnen, ende die capiteyn was hem derder ghehouden te lijue ENde des ander daechs vp den saterdach daer naer waren in Hoeye ghecreghen ende gheuanghen.liiij.persoonen die alle tsamen aen eene galghe ghehanghen waren. Ende vp den sondach daer naer, so was tcasteel omme gheworpen, ende al heel gheraseirt vanden vlaminghen. Ende vp den maendach daer naer, twelck was die feeste van onser vrauwen visitacie, doe trocken die van vlaendren voor tcasteel van Maercke, twelc was drie daghen lanc bestormt, ende vp den donderdach doe wast ghewonnen, ende.C.ende.iiij.mannen Inghelschen die in maercke gheleghen hadden waren te Ghendt gheuoert gheuanghen als prysoeniers. Ende in Maercke waren gheuonden ballinghen van Hollant, van Brabant, ende van Vlaendrenontrent.xij.dye waren alle onthooft, omme dat si waren of ghegaen haren prinche. [Vp den.ix.dach van Hoymaent] Item vp den.ix.dach van Hoymaent was Ian Rijn die Rentmeestere van Zeelant Termuyen in Zeelant doot ghesleghen vanden schiplieden, vp eenen maendach tsauonts. Item ontrent sinte Margrieten dach, so ghecreghen die pycaerden tcasteel van santgate, ende ooc tcasteel van balegheem |
[De zaterdag na sacrament dag] Item, de zaterdag na sacrament dag daarna zo trokken die van Gent met hun wetsgebied met een mooie legermacht naar Calais en wel 9 000 mannen sterk en namen hun weg altijd langs de Leie. En toen ze kwamen te Hazebroek zo wierpen ze om het huis van Diederic van Hazebroek en zijn molen ter aarde omdat hij in de kruisweek daar tevoren waar hij kapitein was van die van Kassel, en men de Engelsen weerstaan zou schalks bloog uit het leger en liet vechten 500 van die van Kassel tot de dood toe tegen 3 000 Engelsen. [Op Sint Barnabas dag] Item, die van Brugge trokken op Sint Barnabas dag uit Brugge te Calais met een mooi gezelschap en volgden deze navolgende steden, Damme, Oostburg, Aardenburg, Torhout, Oosten, Munnekrede, Hoek, Sint Anna ter Muiden, Blankenberge, Gistel, Diksmuide met een menigte van volk. En toen ze kwamen buiten Brugge bleven ze liggen bij Sint Baaf tot vrijdag en wachtte op die van ter Sluis die de Bruggenaars niet volgen wilden. Maar immer door de bede van de prins si vertrokken ze de vrijdag naar Calais. Nota, die van de oost vrijen kwamen in Brugge met mooie staat van volk en kwamen liggen aan de noordzijde van die van Brugge bij Sint Baaf. En de donderdag daarna zo trokken ze naar Calais. [Op Sint Elooi dag] Item, op Sint Elooi dag kwamen die van Mechelen in Brugge wel met 500 dappere mannen [Op Sint Johan de Doper] Item, Op Sint Johan de Doper avond was de monstre (aanmonstering?) van alle Vlamingen gedaan tussen Groeninge en Loon in de presentie van hertog Filips. [Item, op Sint Petrus en Paulus] Item, op Sint Perrus en Paulus avond toen was Hoei van de Vlamingen belegerd en op Sint Petrus dag was het van hen gewonnen en die kapitein was hem daar levend gehouden, En de volgende dag op de zaterdag daarna waren in Hoei gekregen en gevangen 54 personen die allen tezamen aan een galg werden gehangen. En op de zondag daarna zo was het kasteel om geworpen en al geheel geveld van de Vlamingen. En op de maandag daarna, wat was het feest van onze Vrouwe visitatie, toen trokken die van Vlaanderen voor het kasteel van Marchin, wat drie dagen lang bestormd werden op donderdag toen was het gewonnen en 104 Engelse mannen die in de Maercke gelegen hadden waren te Gent gevangen gevoerd als gevangenen. En in Marchin waren gevonden ballingen van Holland, van Brabant en van Vlaanderen omtrent 12, die werden alle onthoofd omdat ze van hun prins afgegaan waren. [Op de 9de dag van juli] Item, op de 9de dag van juli was Jan Rijn, de rentmeester van Zeeland te ter Muiden in Zeeland dood geslagen van de schiplieden op een maandag avond. Item, omtrent de dag van Sint Margriet zo kregen die van Picardië het kasteel van Zandgat, (Sangatte) en ook het kasteel van Balegem. |
[Item vp den.is. dach van Hoymaent en vp sinte Alexis dach Vp den donderdach naer sinte Marien magdalenen dach in Hoymaent] Item vp den.is. dach van Hoymaent trackmen voort met den heyre om Calis te belegghene. Item vp sinte Alexis dach waren die Inghelschen in eene sprincreyse seere gheschoffiert vanden brugghelinghen endevanden pycaerts. Item vp den donder- [fol. lxxxvi.r] dach sinte Margrieten auent, soe waren die van Brugghe ghescoffiert vanden Inghelschen, ende verloren wel.xxxvi.mannen, onder doot ghesleghen ende gheuanghen. Vp den donderdach naer sinte Marien magdalenen dach in Hoymaent, soe ghinc die Hertoghe van Borgoengien in sijn wambaeys spelen vp die dunen vander zee, onghewapent, endedaer hadde hy byna gheuanghen gheweist vanden Inghelschen, maer here Ian van platteels dye waerschuwede hem endesalueirdene dat hi ontghinc, maer in die schermutsinghe, so wort heyndelic die selue heere van platteels gheuanghenvanden Inghelschen ende in Calis gheuoert. [Den.xxviij.dach in Hoymaent en vp sinte Claren dach in Ougst, den.xij.dach.] Item tsaterdaechs naer.s.Marien magdalenen dach, welck was den.xxviij.dach in Hoymaent vp den noene quamen dinghelschen met een grote menichte van volcke ten bollewercke dat die van ghendt ghemaect hadden. Ende dye Inghelschen sloughen bet dan.C.ende.xx.mannen doot vandenghendtschen heyre. Als waer omme dat dye van ghendt al heymelic des nachts daer naer velden hare tenten endepauwelioenen, ende vertrocken van voor Calis naer Ghendt, ende si lieten achtere hare prouanchie van spijse ende vandrancke. Ende die van Brugge, van ypre ende vanden vryen dit vernemende dat die van Ghendt vertrocken waren, elck track thuysewaert. Ende die prinche belouede die vanden vryen te gheuene sonderlinge preuilegien, ende dat si souden sijn dat vierde let van vlaendren, ende si souden hebben eenen seghele, ende dat sommeghe steden die onder Brugge sijn endeambochten sijn vanden vryen, souden wesen apendantenvanden vryen, ende niet onder Brugghe behoorende. Die vanBrugghe commende van voor Calis, si bleuen liggende met tenten ende met pauwelioenen, tusschen sinte Andries ende sinte Baefs. Ende si en wilden in brugghe niet commen, sy en souden sommeghe pointen vanden prinche beseghelt hebben, die si begheerden, ende si bleuen voor Brugghe ligghende tot vp sinte Claren dach in Ougst, den.xij.dach. |
[Item, op de 1ste dag van juli op Sint Alexis dag op de donderdag na Sint Maria Magdalena dag in juli] Item, op de 1ste dag van juli trok men voort met het leger om Calais te belegeren. Item, op Sint Alexis dag waren de Engelsen in een plundertocht zeer geschoffeerd van de Bruggenaars en van die van Picardië. Item, op de donderdag [fol. lxxxvi.r] en avond van Sint Margriet zo waren die van Brugge geschoffeerd van de Engelsen en verloren wel 46 mannen, onder dood geslagen en gevangen. Op de donderdag na Sint Maria Magdalena dag in juli zo ging de hertog van Bourgondie in zijn wambuis spelen op de duinen bij de zee, ongewapend, en daar was hij bijna gevangen geweest van de Engelsen, maar heer Jan van Platteels die waarschuwde en redde hem zodat hij ontging, maar in die schermutseling zo werd eindelijk die heer van Platteels gevangen van de Engelsen en in Calais gevoerd. [De 28ste dag in juli en op de dag van Sint Clara in augustus de 12de dag.] Item, zaterdags na Sint Maria Magdalena dag, wat was de 28ste dag in juli op de noen kwamen de Engelsen met een grote menigte van volk te bolwerk dat die van Gent gemaakt hadden. En de Engelsen sloegen meer dan 120 mannen dood van het leger van Gent. Als waarom dat die van Gent al heimelijk ‘s nachts daarna velden hun tenten en paviljoenen en vertrokken van voor Calais naar Gent en ze lieten achter hun proviand van spijs en van drank. En die van Brugge, van Ieper en van de vrijen vernamen dat die van Gent vertrokken waren elk naar huis. En die prins beloofde die van de vrijen te geven bijzondere privilegies en dat zou dat vierde lid van Vlaanderen zijn en ze zouden een zegel hebben en dat sommige steden die onder Brugge zijn ambachten hadden zijn en niet onder Brugge behoren. Die van Brugge kwamen voor Calais en ze bleven liggen met tenten en met paviljoenen tussen Sint Andries en Sint Baaf. En ze wilden niet in Brugge komen ze zouden sommige punten van de prins bezegeld hebben die ze begeerden en bleven voor Brugge liggen tot op de dag van Sint Clara in augustus de 12de dag. |
Hoe een grote vlote van schepen vol volcx van oorloghen wt Inghelant quam in Vlaendren. BInnen deser tijt dat die van brugghe voor Brugghe laghen, quam een grote vlote van Inghelsche schepen wel tot.iijc.ende.lx.al vul volcx van oorloghen, daer of dat die capiteynen ende leedtsmannen waren, die hertoge vanGlocestre, ende die Hertoge van Iorc, ende daer waren noch.xvi.princhen met hemlieden, ende si warenwel.xxiiijm.mannen sterc, ende si deelden hem lieden in drie partyen. Die sommege ver- [fol. lxxxvi.v] waerden Calis ende tlant van Guysen. Dye Hertoghe van Iorc was wel met.xijm.mannen, ende voer te Burburch, ende vandanen te Duynkercke, te quaet ypre, te Bambeke, te Aringhe, ende also voort tot poperinghe, al omme tvolck roouende endedootslaende, die hele of stekende, ende die huysen verbarnende, ooc kercken ende gods huysen. Ende in Poperinghe hilt die hertoghe van Glocestere hof ende een grote feeste, ende een ballinc van Poperinghe dye langhe saudenier hadde gheweist int lant van Guyse, die slouch hy Ruddere, ende gaf hem lant endeerue int lant van Guyse, ende oock in Inghelant. Ende als si Poperinghe te nyeuten ghedaen hadden, trocken si te Belle, ende in die drie prochien daer ontrent, ende si hadden vele leedtslieden, ballinghen ende fugityuen van Vlaendren, die hemlieden die weghen wijsden, ende wrouchden waer die rijcxste ende die notabelste lieden woonden van dier maertsen endelanden. Ende dye Inghelschen ghecreghen huyt Poperinghe endedie prochien daer ontrent gheleghen, wel xiic waghenen die si gheladen hadden met lakenen, ende ooc met anderen goeden. Ende als si Belle verbarnt ende berooft hadden, ende tlant daer ontrent, so trocken si met haren rooue suytwestwaert tot Aercken by.s.Omaers, ende si staken tvier al omme daer si passeirden Die Casselaers dit vernemende, si waren versaemt wel.vm.vromer mannen of meer, ende si meenden den roof vanden Ingelschen weder te nemene, ende den Inghelschen te wederstane, maer mer Colaert vanden Clyte die verboot hemlieden, ende also voeren si voort duere te Calis. Ende dye Inghelschen leeden met hem lieden wel vc.kinderen gheuanghen, die sy met haren rooue te calis voerden. |
Hoe een grote vloot van schepen vol oorlogsvolk uit Engeland in Vlaanderen kwam. Binnen deze tijd dat die van Brugge voor Brugge lagen kwam een grote vloot van Engelse schepen wel tot 340 en alle vol oorlogsvolk waarvan dat de kapiteins en leiders van waren de hertog van Gloucester en de hertog van York en er waren nog 16 prinsen met hen en ze waren wel 23 000 mannen sterk en ze verdeelden zich in drie partijen. Sommigen [fol. lxxxvi.v] bewaarden Calais en het land van Guise. De hertog van York was wel met 12 000 mannen en voer te Bourbourg en vandaar te Duinkerke te kwaad Ieper, te Bambeke, te Aringe en alzo voort tot Poperinge en sloegen alom het volk dood en roofden en staken de gele hof af en verbrandden de huizen en ook kerken en godshuizen. En in Poperinge hield de hertog van Gloucester hof en een groot feest en een balling van Poperinge die lang soldaat was geweest in het land Guise die sloeg hij ridder en gaf hem land en erve in het land Guise en ook in Engeland. En toen ze Poperinge te niet gedaan hadden trokken ze naar Belle en in die drie parochies daar omtrent en ze hadden vele landslieden, ballingen en vluchtelingen van Vlaanderen die hen de wegen aanwezen en verhaalden waar de rijkste en die notabelste lieden woonden van die grenzen en landen. En de Engelsen kregen uit Poperinge en de parochies daar omtrent gelegen 1200 wagens die ze geladen hadden met laken en ook met anderen goederen. En toen ze Belle verbrand en beroofd hadden en het land daar omtrent zo trokken ze met hun roof zuidwest tot tot Arques bij Sint Omaars en ze staken alom het vuur in waar ze passeerden. Die van Kassel vernamen dit en 5000 dappere verzamelden daar en ze meenden de roof van de Engelsen weer te nemen en de Engelsen te weerstaan, maar meneer Colaert van de Clyte die verbood het hun en alzo voeren ze voort naar Calais. En de Engelsen leien met hen wel 500 kinderen gevangen die ze met hun roof naar Calais voerden. |
[Den.vij.dach van Ougst] Item die derde schare vanden Inghelschen wel et.iiic.ende.lx.schepen, dese bleuen in die zee met cleene menichte van volcke, ende si waren vp eenen dijsendach, den.vij.dach van Ougstvoor Ostende, ende men slouch tallen kercken die clocken te storme, al tnoortvrye duere. Ende ontrent Ostende aen den zeecant vergaderden wel.iiij.duysent mannen. Het gheuiel dat die Amyrael vander zee heer Ian van huerne met.iij.of iiij.knapen vloot al heymelick huyt der sluys, endequam om te vertroostene ende te sercoursene die van Veurne, ende vander Nyeupoort, ende andere daer vp die frontierengheseten, midts dat hi hooft ende generael capiteyn was vanden westlande, ende om dat hy nyet bekent en wilde wesen, endemidts dat hi met so cleenen state huyt ghecommen was, so reedt hi al vermonselt ende onbekent. Ende commende bi Ostende, hi wart gheaenueert, ende hi en wilde niet segghen wie dat hi was, ende heyndelicke hi wart bekent van sommege van die vandenvryen, ende wort daer so ghesleghen ende ghequetst, so dat hi binnen.xiiij.daghen daer naer daer of starf. Ende een van sinenknapen die hem beschudden wilde, wort daer ooc so ghewont dat hi des anderen daechs daer naer starf. Ende die knape leedt eer hy starf, dat heer Ian van huerne here van hontscote sijn meester fauorabel was den Ingelschen, ende van hem lieden hadde ghiften ontfangen Item vp sinte Laureys auent doe quam dye vlote vandenInghelschen int oostvrye, tusschen der groude ende der noort, ende si beroofden al tlant, Gaternesse, Scoondijcke, der groude, Steenkercke, ende staken tvier in die huysen [Vp sinte Laureys dach] Item vp sinte Laureys dach so quamen bet dan.iiij.duysent mannen darwaert huyt den Oostvrye, van Eeclo, Ardenburch, sinte Laureys te Heyle, sinte cruys, Cocsye, Oostburch, heynkewerue, ende si quamen in Britskins poldre, meenende dye Inghelschen te wederstane die in tvoorseyde Oostvrye roofden ende brant stichten, eer si tot haren schepen weder gheraken souden. Ende vander sluys quamen huyte met eene menichte van volcke om hem lieden te sercoursene. Ende als si saghen so vele ghewapender lieden, die haers verbeyden, si worden vliende, ende lieten haerlieder bannieren vallen van vare, meenende dat alle Inghelschen gheweist hadden, endevloden alsoe weder ter Sluys waert. Ende Guy die visch capiteyn van cocsyde vloot ooc wech met sinen peerde, ende al dat volc vanden Oostvrye wart oock vliende, hadden si te gadere ghebleuen si hadden den Inghelschen alle ghescoffiert, die aent lant waren, want si in cleender menichte waren. Ende vp dien seluen sinte Laureys dach, so warender sommege vandenInghelschen met haren scepen in Wulpen ende in Casant, twelc si berooft ende verbrant hadden, ende bleuender heymelijcke ligghende, wel.xiij. [fol. lxxxvij.r] daghen lanc omme dat hem lieden den wint al tijt contrarie was, ende daer nae vertrocken si vrylic met haren rooue. |
[De 7de dag van augustus] Item, die derde schaar van de Engelsen wel met 340 schepen bleven in de zee met kleine menigte van volk en ze waren op een dinsdag, de 7de dag van augustus, voor Oostende en men sloeg te alle kerken de stormklok heel het noord vrije door. En omtrent Oostende aan de zeekant verzamelden wel 4 000 mannen. Het gebeurde dat de admiraal van de zee, heer Jan van Huerne, met 3 of 4 knapen vloog al heimelijk uit ter Sluis en kwam om te vertroosten en bij te staan die van Veurne en van Nieuwpoort en anderen daar op de grenzen gezeten mits dat hij hoofd en generaal kapitein was van het westland en omdat hij niet herkend wilde wezen en mits dat hij met zoՠn kleine staat uitgekomen was zo reed hij al vermomd en onbekend. En toen hij kwam bij Oostende werd hij aangesproken en hij wilde niet zeggen wie dat hij was en eindelijk werd hij herkend van sommigen van de vrijen en werd daar zo geslagen en gekwetst zodat hij binnen 14 dagen daarna van stierf. En een van zijn knapen die hem behoeden wilde werd daar ook zo gewond zodat hij de volgende dag daarna stierf. En die knap beleed eer hij stierf dat heer Jan van Huerne heer van Hondschote zijn meester gunstig was de Engelsen en van hen giften had ontvangen. Item, op Sint Laurentius avond toen kwam de vloot van de Engelsen in het oost vrije tussen de Groede en de Noord en ze beroofden al het land, Gaternesse, Schoondijke, Groede, Steenkerk en staken het vuur in de huizen. [Op Sint Laurentius dag] Item, op Sint Laurentius dag zo kwamen meer dan 4 000 mannen derwaarts uit de oost vrijen van Eeklo, Aardenburg, Sint Laureins te Heille, Sint Kruis, Koksijde, Oostburg, Hannekenswerve en ze kwamen in Britskins (?) polder en meenden de Engelsen te weerstaan die in het oost vrije roofden en brand stichtten eer ze weer tot hun schepen zouden komen. En van ter Sluis kwamen uit met een menigte van volk om hem te helpen. En toe ze zoveel gewapende lieden zagen die op hen wachtten ze begonnen ze te vlieden en lieten hun banieren vallen van gevaar en meenden dat het allen Engelsen geweest waren en vlogen alzo weer naar Sluis. En Guy de Visch, kapitein van Koksijde, vloog ook weg met zijn paard en al dat volk van de oost vrije begon ook te vlieden, waren ze tezamen gebleven hadden ze de Engelsen allen geschoffeerd die op het land waren want die waren in een kleine menigte. En op diezelfde Sint Laurentius dag zo waren er sommigen van de Engelsen met hun schepen in Wulpen en in Cadzand, wat ze beroofd en verbrand hadden, en bleven er heimelijk liggen wel 13 [fol. lxxxvij.r] dagen lang omdat hen de wind altijd contrarie was en daarna vertrokken ze vrij met hun roof. |
[Vp den.xij.dach van Ougst] Item vp den.xij.dach van Ougst, twelck was den sondach voor onser vrauwen dach, ter bede vander edelder vrauwe Hertoginne van Borgoengien ende graefnede van Vlaendren. Dat heyrcracht van Brugghe dat langhe tijt buyten Brugghe gheleghen hadde int weder commen van Calis, brac vp, endevelden huer tenten ende pauwelioenen, ende voeren met hueren carijnen ende volcke te Oostburch waert, omme den Inghelschen te wederstane, omme dat si Oostburch, Eerdenburch, ende ander prochyen daer ontrent gheleghen nyet beroouen noch verbarnen en souden. Vp onser vrauwen dach, so waren die van Brugge dye te Oostburch laghen versocht, omme eene quantiteyt van haren volcke te seyndene ter sluys, omme van daer te schepene ende den Inghelschen te schepe te beuechtene. Die van Brugghe sonden huyt elcke tente den.vi.man. Ende si lieden commende ter sluys voor die poorte, mijn heere van Steenhuyse capiteyn van den heyre vanBrugghe, Claeys die calckere, ende meer ander Brugghelinghentot ontrent.xl. persoonen waren inne ghelaten, ende alle dandere moesten blijuen voor die poorte buyten staende, duer aldat si ontboden waren daer te commene, ende stonden daer totten auent inden reghen, ende waren cout ende nat. als dennacht quam, so moesten si gaen logieren vp den oostdijc, endesom te Brugheers. Des onderen daechs quamen si weder, endemeenden wel datmense doe inne ghelaten soude hebben. Maer mer Roelant van huytkercke verboot datmen die poorten nyet open doen en soude, ende men seyde hem lieden dat si thuyswaert gaen souden. Daer en waren gheene schepen ghereet, omme yeghen den Inghelschen te varene. Die bruggelinghen dye binnen der Sluys waren, baden den poortwaerders, datmen huerlieder mede ghesellen in laten soude. Maer mer Roelant voorseyde nam dye slotelen selue vander poorte, ende en wildes niet ghedoogen, waer omme die brugghelingen die binnen der sluys waren, poochden omme tslot vander poorte of te brekene met crachte. Die ter poorten tawet deden gauent te kennene die vander wet, ende men slouch dye clocken, ende mer Roelant quam weder ter poorten met veel volcx, ende wort schietende ende slaende vp die vanbrugghe. Ende mer Roelant hietse verraders ende meutmakers, ende beual in wat huyse datmen brugghelinghen vonde, datmense ter solder veynster huytworpen soude. Ende die Dekene vanden sceppers van Brugge brac emmer met crachte dat slot vander poorte, ende ghecreech die poorte opene, ende dye van Brugge dye ghinghen weder Toostburch waert. Endebinnen den derden dach daer naer, so dede mer Roelant een ghebot doen binnen der stede vander sluys, dat so wat brugghelinc of inhabitant vander stede van brugghe, dat ware binnen der stede vander sluys, dat hi die stede ruymen soude binnen den derden daghe vp sijn hooft. Vp sinte Berthelmeeus auent ende vp sinen dach, so track die vlote vanden Inghelschenscepen dye.xiij.daghen lanc gheleghen hadde vp den noort tusschen Walcheren ende Gaternesse wech, ende voeren naer Calis. Ende tsondaechs vp die maeltijt, twelc was den.xxvi.dach in ougst, doe quamen die van Brugge die toostburch gheleghenhadden in die stede van Brugghe, ende quamen staen ter marct met haren standaerden die si binnen den auende stelden in die eerde, ende seyden ouerluyt dat si vander marct niet scheeden en souden noch huyt haerlieder wapene gaen, voor dat mer Roelandt van huytkercke capiteyn vander Sluys, openbaerlickensoude ghepuniert sijn, van dat hy hemlieden hadde gheheetenverraders ende meutmakers, ende van dat hi vp hem lieden hadde ghedaen schieten ende slaen schoffierlicken, ende dat alle die brugghelinghen bi sinen beuele, gheseyt waren der Sluys te ruymene binnen drie daghen, vp haer hooft te verliesene. Voort so begheerden si te siene drie preuilegien die si hadden vp die vander Sluys. Voort so begheerden si ghepuniert te hebbene alle die wethouders vander sluys omme datse rebel ende ouerhoorich gheweest hadden hem lieden in vele manieren van saken. Voort so beheerden si te wetene wie die wethouders waren in Brugge, in wiens rijden men ghedoochde dye stede vander Sluys so starc te makene yeghens brugghe contrarie den preuilegien ende vryheden [fol. lxxxvij.v] vander seluer stede. Voort so wilden si hebben ende begheerden in hueren handen dye slotelen vander stede, ende die slotelen vanden preuilegien vander stede, ende begheerden te siene, ende veel meer andere saken dye groot ende lastich waren. Doe quamen eeneghe van hem lieden tot den Schouteeten van Brugghe Tassaert bricx, die die slotelen van der stede hadde in sinen handen huyter name vanden prinche, ende begheerden van hem te hebbene die slotels. Ende hi sprac hem liedenschimpelijcken toe, segghende ghi meutmakers, waent ghi bi foortsen dye slotels van mi te ghecrijghene, hoe comdy aldus, waent ghi lieden die heren vander stede te sijne. Ende doe leeden si hem met foortsen vp die marct, ende tsauonts ontrent den.viij.hueren, sonder hem te hooren sprekene, was hi daer doot ghesleghen. Ende men seyde ooc dattet een occusoen van sijnder doot was, dat hi eer men te Calis trac, sommege ambochts lieden dye ghecoren waren om saudeniers te sijne, haerlieder wapenen wilde nemen, omme dat si ghewapent achter straten ghinghen, ende wildese daer omme doen leeden inden steen. |
[Op de 12de dag van augustus] Item, op de 12de dag van augustus wat was de zondag voor onze Vrouwe dag, ter bede van de edele vrouw hertogin van Bourgondie en gravin van Vlaanderen. De legermacht van Brugge dat lange tijd buiten Brugge gelegen had in het terugkomen van Calais brak op en velden hun tenten en paviljoenen en voeren met hun transportwagens en volk te Oostburg waart om de Engelsen te weerstaan omdat ze Oostburg, Aardenburg en andere parochies daar omtrent gelegen niet beroven nog verbranden zouden. Op onze Vrouwe dag zo waren die van Brugge die te Oostburg lagen verzocht om een hoeveelheid van hun volk te zenden ter Sluis om vandaar te schepen en de Engelsen per schip te bevechten. Die van Brugge zonden uit elke tent de 6de man. En toen ze kwamen ter Sluis voor de poort werden mijn heer van Steenhuyse, kapitein van het leger van Brugge, Claeys de Calckere en meer ander Bruggenaars omtrent 40 personen, binnengelaten en alle anderen moesten voor de poort buiten blijven staan door dat ze ontboden waren daar te komen en stonden daar tot de avond in de regen en waren koud en nat. Toen de nacht kwam moesten ze gaan logeren op de Oostdijk en sommige te te Brugheers (buiten de Westpoort). De volgende dag kwamen ze weer en meenden dat men ze wel ingelaten zou hebben. Maar meneer Roelant van Uitkerke verbood dat men de poorten niet opendoen zou en men zei hen dat ze naar huis gaan zouden. Daar waren geen schepen gereed om tegen de Engelsen te varen. De Bruggenaars die binnen ter Sluis waren baden de portiers dat men hun metgezellen in zouden laten. Maar meneer Roelant nam zelf de sleutels van de poorten en wilde het niet gedogen, waarom die Bruggenaars die binnen ter Sluis waren probeerden om het slot van de poort te breken met kracht. Die ter poorten warengaven het te kennen die van de wet en men sloeg de klokken en meneer Roelant kwam weer ter poorten met veel volk en begon te schieten en te slaan op die van Brugge. En meneer Roelant noemde ze verraders en muitmakers en beval in wat huis dat men Bruggenaars vond dat men ze ter zolder het venster zou uitwerpen. En de deken van de schippers van Brugge brak immer met kracht het slot van de poort en kreeg de poort open en die van Brugge gingen weer te Oostburg waart. En binnen de derde dag daarna zo liet meneer Roelant een gebod doen binnen de stad ter Sluis dat zowat Bruggenaars of bewoners van Brugge waren binnen de stad ter Sluis dat hij die stad ruimen zou binnen de derde dag op zijn hoofd. Op Sint Bartholomeus avond en op zijn dag zo trok de vloot van de Engelsen schepen die 13 dagen lang gelegen hadden op de noord tussen Walcheren en Gaternesse weg en voeren naar Calais. En zondags met de maaltijd, wat was de 26ste dag in augustus, toen kwamen die van Brugge die te Oostburg gelegen hadden in de stad Brugge kwamen staan ter markt met hun standaarden die ze binnen de avond in de aarde stelden en zeiden overluid dat ze van de markt niet scheiden zouden nog uit hun wapens gaan voordat meneer Roelant van Uitkerke, kapitein van ter Sluis, openbaar gestraft zou zijn van dat hij hen verraders had genoemd en muitmakers en dat hij op hen had laten schieten en schofferend had geslagen en dat alle Bruggenaars op zijn bevel gezegd waren Sluis te ruimen binnen drie dagen op hun hoofd te verliezen. Voort zo begeerden ze zien de drie privilegies die ze hadden op die van ter Sluis. Voort zo beheerden gestraft te hebben alle wethouders van ter Sluis omdat ze rebels en ongehoorzaam geweest waren in vele manieren van zaken. Voort zo beheerden ze te weten wie die wethouders waren in Brugge in wiens zeggen men gedoogde de stad ter Sluis zo sterk te maken tegen Brugge contrarie de privilegies en vrijheden [fol. lxxxvij.v] van die stad. Voort zo wilden ze hebben en beheerden in hun handen de sleutels van de stad en de sleutels van de privilegies van de stad en begeerden ze te zien en veel meer andere zaken die groot en lastig waren. Toen kwamen enige van hen tot de schouten van Brugge, Tassaert Bricx, die de sleutels van de stad in zijn handen had uit de naam van de prins en begeerden van hem te hebben de sleutels. En hij sprak hen schimpend toe en zei; gij muitmakers waant ge met kracht de sleutels van mij te krijgen, hoe komt het aldus, waant gij lieden de heren van de stad te zijn. En toen leidden ze hem met kracht op de markt ‘s avonds omtrent 8 uur zonder hem te horen spreken werd hij daar dood geslagen. En men zei ook dat het een oorzaak van zijn dood was dat hij eer men te Calais trok sommige ambachtslieden die gekozen waren om soldaten te zijn hun wapens wilde nemen omdat ze gewapend achter straten gingen en wilde daarom laten leiden in de steen. |
Item des maendaechs daer naer was een ghebot ghedaen dat alle die wethouders waren, of gheweist hadden, als Burchmeesters, schepenen, hooftmannen, tresoriers, ofte der stede clercken binnen.xxx.iaren, dat si sachternoens souden commen ter marct. Als dat Gheeraert ruebs ende Dolin van Tielt hoorden, sie absenteirden hem ende vloden huyt Brugghe. Doen ghinc mense soucken in haerlieder huysen, ende als si hem lieden daer niet en vonden, so scelgierden si die voorseydehuysen, ende braken die glaesveinsteren, ende deden grote schade in dier tweer persoonen huysen. Ende den huyse vanGheraert ruebs sloughen si die vaten den bodem inne, so dat die wijnen vloeyden achter den kelnare. Voort so ghinghen si ten Iacopijnen int conuent, ende daer sochten si Gheeraert ruebs in alle die cameren ende cellen vanden conuente, ende indencarkere ende in allen plaetsen, maer si en vonden hem niet, noch ook Dolin van Tyelt, so dat si daden in thuys vandenvoorseyde Gheeraert inden wijn ende int verderuen van sinenhuyse, ouer de.lxxx.libra grooten schade. Item sdysendaechs, swoendaechs, sdonderdaechs, ende svrydaechs, so las men alle dage in die houde halle ende vp die marct voor alle die weerelt die preuilegien van Brugghe |
Item, de maandag daarna was een gebod gedaan dat allen die wethouders waren of geweest waren als burgemeesters, schepenen, hoofdmannen, penningmeesters of stadsklerken binnen 30 jaren dat ze ‘s middags zouden komen ter markt. Toen dat Gheeraert Ruebs en Dolin van Tielt hoorden, ze absenteerden zich en vloden uit Brugge. Toen ging men ze zoeken hun hun huizen en toen ze hen daar niet vonden zo vielen ze aan die huizen en braken de glazen vensters in en deden grote schade in die twee personen huizen. En het huis van Gheraert Ruebs sloegen ze vaten de bodem in zodat de wijnen vloeiden achter de kelder. Voort zo gingen ze te Jakobijnen in het convent en daar zochten ze Gheeraert Ruebs in alle kamers cellen van het convent en de keker en in allen plaatsen, maar ze vonden hem niet, nog ook Dolin van Tielt zodat ze deden in het huis van Gheeraert in de wijn en in het bederven van zijn huis over de 80 libra grote schade. Item, de dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag zo las men alle dagen in de oude hal en op de markt voor de hele wereld de privilegies van Brugge. |
[Vp sint Gillis dach] Item vp sint Gillis dach die doe quam vp den saterdach so sonden die van Brugghe diueersche brieuen te Ghendt aenden Hertoghe van Borgoengien, maer si en quamen niet te sijnder hant, ende dus en hadden si gheen antwoorde van dien, het welcke hem lieden seer verwonderder. Ende daer omme die.lij.Dekens vanden ambachten van Brugghe screuen brieuen aen alle dye Dekens van Ghendt, elck aenden sinen vanghelijcker neeringhe, ende baden hem lieden vriendelicke om hulpe ende bystandigheyt aen hem lieden te hebbene, omme haerlieder preuilegien ende rechten te helpen beschermene, ende te helpen corrigieren ende punyeren die vander Sluys, dye haerlieder medeghesellen sulcken schimp ghedaen hadden binnen der Sluys. Die van Ghendt die brieuen ghelesen endeverstaen hebbende, si ghinghen byden prinche, ende gauen hemalle dinghen te kennene hoe die ghebuert waren, ende badenhem ouer die van Brugge, ende dat hijse soude willen te vredenstellen. Als die prinche dit ghehoort hadde, hy gheliet hem al of hijs niet gheacht en hadde, maer seyde wel dat hi eens meende te doene correctie ouer den ghenen die sinen schouteeten Stasin bricx doot ghesleghen hadden. Ende dye van Ghendt dit horende, smaendaechs den derden dach in Pietmaent, so ghinghen alle die ambochten van ghendt met huerenstandaerden ter vrydaechs marckt in die wapene. Daer bleuen st staende tot tsvrydaechs, twelck was onser vrauwen auent. Endedie Hertoghe doe daer sijnde binnen der stede van ghendt, si hilden hem ghearresteirt, totter tijt dat hi tlant van Vlaendren in paeyse ende in vreden ghestelt soude hebben, behoudende altijts die preuilegien ende rechten vander stede van Brugghe, ende die correctie ghedaen vp die vander sluys, die die vanBrugge schimp ende cleynicheyt ghedaen hadden binnen der stede vander sluys. Ende die prinche seyde hemlieden dat hi altoos wel doen soude. Nota Vp den anderen dach naer sint Gillis dach mer Roelants van huytkercke wijf, dye capiteyn was vander Sluys, meende haer [fol. lxxxviij.r] met eender faelgie gaende te stellen huyt Brugghe. Ende commende in die smede poorte, so wort si bekent, ende wort ghearresteirt ende weder omme in dye stede gheleedt. [Smaendaechs naer sint Gillis dach ] Item smaendaechs naer sint Gillis dach was te Brugghe een ghebodt ghedaen, dat alle die ghene die burchmeesters, tresoriers hooftmannen, clercken vander stede gheweist hadden, ofte eeneghe officien der stede aengaende gehadt hadden binnen.xxx.iaren, dat si souden commen ter marct sachternoens ten ij.hueren. Ende daer commen sijnde, mendeidse alle gaen vp die houde halle, ende daer bleuen si gheuanghen wel.vij.weken lanc, ende daer naer waren si vp denghijstelsteen gheleyt in thuys vanden vryen. |
[Op Sint Gillis dag] Item, op Sint Gillis dag die toen kwam op een zaterdag zo zonden die van Brugge diverse brieven te Gent aan de hertog van Bourgondie, maar ze kwamen niet tot zijn hand en dus hadden ze er geen antwoord van wat hen zeer verwonderder. En daarom schreven de 52 dekens van de ambachten van Brugge brieven aan alle dekens van Gent en aan elke van zijn nering en baden hen vriendelijk om hulp en bijstand van hen te hebben om hun privilegies en rechten te helpen beschermen en te helpen corrigeren en straffen die van ter Sluis die hun metgezellen zo ՠn schimp gedaan hadden binnen ter Sluis. Die van Gent die de brieven gelezen en verstaan hadden gingen naar de prins en gaven hem alle dingen te kennen hoe die gebeurd waren en baden hem voor die van Brugge en dat hij ze tevreden zou willen stellen. Toen de prins dit gehoord had gedroeg hij zich of hij het niet achtte, maar zei wel dat hij eens meende te doen correctie over diegene die zijn schout Stasin Bricx dood geslagen hadden. En die van Gent hoorden dit en de maandag en derde dag in september zo gingen alle ambachten van Gent met hun standaarden ter vrijdag markt in de wapens. Daar bleven ze staan tot vrijdag, wat onze Vrouwe avond was. En de hertog die ten in de stad Gent was hielden ze gearresteerd tot de tijd dat hij het land van Vlaanderen in rust en vrede gesteld zou hebben, behouden altijd de privilegies en rechten van de stad Brugge en de correctie gedaan op die van ter Sluis die diegene van Brugge schimp en gekleineerd hadden binnen de stad ter Sluis. En de prins zei hen dat hij het altijd wel doen zou. Nota. Op de dag na Sint Gillis meende de wijf van meneer Roelant van Uitkerke, die kapitein was van ter Sluis, [fol. lxxxviij.r] met een mantel te gaan te stellen uit Brugge. En toen ze in de smidspoort kwam zo werd ze herkend en werd gearresteerd en wederom in de stad geleidt. [Maandag na Sint Gillis dag ] Item, maandag na Sint Gillis dag was te Brugge een gebod gedaan dat al diegene die burgemeesters, penningmeesters, hoofdmannen of klerken van de stad geweest waren of enige officie de stad aangaande gehad hadden binnen 30 jaren dat ze zouden komen ter markt in de namiddag te 2 uur. En toen ze daar kwamen leidde men ze allen in de oude hal en daar bleven ze gevangen wel 7 weken lang en daarna waren ze op de gijzelsteen geleid in het huis van de vrijen. |
[Item sdijsendaechs vp den.iiij.dach van Septembre] Item sdijsendaechs vp den.iiij.dach van Septembre was te brugghe ter hallen huyt een ghebot ghedaen, dat alle die haghepoorters van brugghe commen souden binnen Brugghe binnen den derden daghe, vp die verbuerte van harenpoorterschepe. Voort dat alle die steden van wetten onder Brugge gheleghen commen souden met haren standaerdenghewapent te Brugge, binnen den derden dage. Voort dat alle die vanden vryen die wilden wesen habitanten vander stede vanBrugghe, dat si ooc commen souden te brugge vp die marct svrydaechs op onser vrauwen auende, met hueren bannieren in die wapene, ende met den standaerden van hueren ambochten, daer si onder behooren. Ende dit waren alle die steden endedorpen die te Brugghe quamen in die wapene bi die vanBrugghe, svrydaechs vp onser vrauwen auent Eerst Damme, Muenicreede, Houcke, mude, Oorscamp. Ende vp desen dach quamen die ghedeputeirde vanden.lij.ambochten, die gheweist hadden bi die van Ghendt, ende dese brochten dye nyeumare dat dye van Ghendt den lieden van Brugghe goede bystandicheyt doen souden, als ghetrauwe broeders, om hare vryheit ende preuilegien te helpene beschermen. |
[Item, dinsdag op de 4de dag in september] Item, dinsdag op de 4de dag van september was te Brugge ter hal uit een gebod gedaan dat alle buitenpoorters van Brugge komen zouden binnen Brugge binnen de derde dag op verbeuren van hun poorterschap. Voort dat alle steden van wetten onder Brugge gelegen komen zouden met hun standaarden gewapend te Brugge binnen de derde dag. Voort dat allen van de vrijen die inwoners wilden wezen van de stad Brugge dat ze ook komen zouden te Brugge op de markt op onze Vrouw avond met hun banieren in de wapens en met de standaarden van hun ambachten waar ze onder behoorden. En dit waren alle steden en dorpen die te Brugge kwamen in de wapens bij die van Brugge de vrijdag op onze Vrouwe avond. Eerst Damme, Monikerede, Hoek, Sint Anna ter Muiden, Oostkamp. En op deze dag kwamen de gedeputeerden van de 52 ambachten die er geweest waren bij die van Gent en die brachten het nieuws dat die van Gent die van Brugge goede bijstand doen zouden als getrouwe broeders om hun vrijheid en privilegies te helpen beschermen. |
[Vp den.x.dach van Septembre] Item smaendaechs vp den.x.dach van Septembre, quamen te Brugghe met haren standaerden, Oostburch, Ardenburch, Blanckeberghe, Torout, ende vanden vryen, Lisseweghe, endeDudzeele, ende sy begheerden te sijne habitanten vander stede van Brugghe. Item vp dyen maendach waren ghebannen te Ghendt heer Colaert van rouene, heer Roelant van huytkercke, Ingelram hauweel, meester Gillis vander woestijne, ende Ian vanden Damme elc.C.iaer. Ende soe wie een van desen v.dootsloughe, of te Ghendt gheuanghen brochte, men soude dyen persoon gheuen iii.libra. parezysen. Item alder cruycen auent waren te Brugghe ghecoren serganten, ontrent iiic.ende haerlieder capiteynen waren Vincent die schuetelare, ende Iacob boonin Ende dese warenghesonden Westwaert, beuelende den smallen steden die onder Brugge behooren, dat si met haren standaerden souden commen in die wapene te Brugghe vp die marct. Die sommege quamen te Brugghe, ende sommeghe bleuen thuys, si ghinghen int vrye ende clopten dye clocken aen een boort, ende vraechden of si wilden wesen habitanten onder brugghe of niet. Sommege prochyen quamen te Brugghe ter marckt om te sijne habitanten onder brugghe, ende waer die van Brugghe quamen vander nieu poort of van Ghistele westwaert, die van den Vryen hadden daer al van te voren gheweist, ende beualen den volcke van shertoghen weghe, dat nyement so coene en ware dat hi te Brugge trocke, nochtane quamen heyndelic te Brugghe, Oostende, ghistele, Lombaertschye, Oudenburch, ende Loo. Maer dye andere steden, als Nyeupoort, Dixmude, Veurne, Berghen, duynkercke, Burburch, Greuelinghe, dye sloten hare poorten yeghens die van Brugge, ende en wilden te Brugghe niet commen. Item onder desen tijt, sdijsendaechs naer onser vrauwen dach, so trocken mer Colaert van comene, Souuerein baliu vanvlaendren, ende met Roelant van Huytkercke te schepe huyter sluys, ende voeren te Seuenberghe waert met groter menichte vangheselscepe. Item daer quamen ooc sommege prochien, omme te wesene habitanten onder Brugghe, als Iabeke, Vassenare, Straten. [Vp sinte Berthelmeeus dach] Item int Oostvrye waren oock ghesonden ontrent vi.warf.xx.mannen vanden Serganten, omme te vraghene sommeghe prochyen of sy wilden habitanten sijn van Brugghe, [fol. lxxxviij.v] ende commen met hueren standaerden ter marct ofte niet. Endevp sinte Berthelmeeus dach so quamen Ysendijcambocht, Oostburchambocht, Moerkercke, Ranscappelle, coolkercke, oostkercke, Heys, vijncambocht, ende ooc vele vandenproosschen, als Weyndune, Cleymskercke, nieumusire, meetkercke, Houtaenuwe, zuwenkercke, ende noch meer andere prochyen. Omme dat die van Brugge grotelijc mesdadich warenyeghen die hoocheit vanden prinche, als vooren ghenoopt endegheroert staet. Eerst dat si stasin bricx sinen schouteeten doot ghesleghen hadden, ende om die poorte vander Sluys die sy open braken, ende bouen dien dat si mer vrauwe die Hertoghinne van Borgoengien met haren ionghen sone den graue van Chaerloys in die Cruyspoorte areessteirden, endenamen me vrauwe mer Roelants van huytkercke wijf huytenwaghene vander princersse, die inden reghen thuyswaert gaen moeste |
[Op de 10de dag van september] Item, maandags op de 10de dag van september kwamen te Brugge met hun standaarden, Oostburg, Aardenburg, Blankenberge, Torhout, en van de vrijen Lissewege, en Dudzele en ze begeerden inwoners van de stad Brugge te zijn. Item, op die mandag waren gebannen te Gent heer Colaert van Rouen, heer Roelant van Uitkerke, Ingelram Hauweel, meester Gillis van de Woestije en Jan van de Damme elk 100 jaar. En zo wie hiervan een doodsloeg of te Gent gevangen bracht, men zou die persoon geven 3 libra parijzen. Item, op de kruisavond waren te Brugge gekozen sergeanten omtrent 300 en hun kapiteins waren Vincent de Schuetelare en Jacob Booni.n En deze waren gezonden westwaarts en bevalen de kleine steden die onder Brugge behoorde, dat ze met hun standaarden te wapen zoude komen te Brugge op de markt. Sommigen kwamen te Brugge en sommige bleven thuis en gingen in het vrije en klopten de klokken aan boord en vroegen of ze inwoners wilden wezen onder Brugge of niet. Sommige parochies kwamen te Brugge ter markt om inwoners te zijn onder Brugge en waar die van Brugge kwamen van de nieuwe poort of van Gistel westwaarts, die van de vrijen waren daar al tevoren geweest en bevalen het volk vanwege de hertog dat niemand zo koen was dat hij te Brugge trok, nochtans kwamen eindelijk te Brugge, Oostende, Gistel, Lombardische Oudenburg en Loo. Maar de andere steden als Nieuwpoort, Diksmuide, Veurne, Bergen, Duinkerke, Bourbourg, Grevelingen die sloten hun poorten tegen die van Brugge en en wilden niet te Brugge komen. Item, in deze tijd de dinsdag na onze Vrouwe dag zo trokken meneer Colaert van Komen, soeverein baljuw van Vlaanderen, met Roelant van Uitkerke te scheep uit ter Sluis en voeren te Zevenbergen waart met grote menigte van gezelschap. Item, daar kwamen ook sommige parochies om inwoners van Brugge te wezen als Jabbeke, Vassenare, Straten. [Op Sint Bartholomeus dag] Item, in het oost vrije waren ook gezonden omtrent 6 maal 20 mannen van de sergeanten o sommige parochies te vragen of ze inwoners wilden zijn van Brugge, [fol. lxxxviij.v] en met hun standaard komen wilden ter markt of niet. En op Sint Bartholomeus dag zo kwamen IJzendijke ambacht, Oostburg ambacht, Moerkerk, (Meerkerk) Ramskapelle, Koolkerke, Oostkerk, Heys, Vinc ambacht en ook velen van de proosten als Weyndune, (bij Oostende) Kleinskerke, Nieuwege, Meetkerke, Houtave, Zuuienkerke en nog meer andere parochies. Omdat die van Brugge zeer misdadig warentegen de hoogheid van de prins. Eerst dat ze Stasin Bricx, zijn schout, dood geslagen hadden en om de poort van ter Sluis die ze open braken en boven dien dat ze mevrouw de hertogin van Bourgondie met haar jongste zoon de graaf van Charlois in de Kruispoort arresteerden en namen mevrouw Roelant van Uitkerke uit de wagen van de prinses die in de regen naar huis moest gaan. |
[Vp eenen sondach den laetsten dach van Septembre en vp den vierden dach van Octobre Item die van Ghendt, van Ipre, ende vanden vryen, te weetene, dye.iij.leden slants baden daghelicx voor die van Brugge aendenprinche om remissie ende vergheuenesse van alle tghene des si yeghen sijnder hoocheyt mesdaen hadden als voorseyde es. Ende voort dat hem belieuen soude hem lieden te beseghelen ende te confirmerene haerlieder vryheden ende preuilegien, also si hadden vp dye vander Sluys, ende vp tlant vanden vryen. Ende sprinchen antwoorde was, so wanneer dat die vanBrugghe vander maerct ghescheeden waren, ende huyter wapene, dan soude hi doen al dat si begheerden. By wijlen die van brugge sonden te diueerscher tijt byden prinche te Ghendt oft elders daer hi was, eenen Burchmeester, ende.v.of.vi.vandennotabelsten wethouders, ende met sommeghe van den principaelsten vanden.ix.swaer Dekens, omme die remissie ende beseghelthede van haren preuilegien te vercrijghene, maer wat si deden, si en consten ter sprake vanden prinche niet gheraken, sy deden grote cost ende grote moeytenesse, maer ten halp al niet, so dat tsegghen was te Brugghe telcken als die ghedeputeirde quamen, want sy gheen bescheet en brochten, so datmen seyde. Thuenis ghinc thuenis quam. Heyndelic vp sint Mattheus dach, so waren eeneghe notable dye metten Prinche bekent waren, als heer Ian vanden Gruythuyse Capiteyn vander stede van Brugghe, die burchmeester Lodewijck vanden Walle, met sommeghe wethouders, ende met eeneghe vanden eerlicsten ende principaelsten Dekenen ghedeputeirt, om een eynde te hebbene vander remissie, ende ooc van haren preuilegien vander Sluys ende vanden vryen, omme te treckene byden prinche, als si daden. Ende die van sprinchen raet ende die vanden vryen belettent wel.vi.of vij.daghen, so dat die vanBrugghe noch toeganck, noch audientie en consten ghecrijghenbyden prinche te compareirene. Heyndelic die here Ian vanGruythuyse dede so vele dat die van brugghe ghecreghentoeganck ende audientie by den Prinche. Die vanden vryen stonden ende bordeirden met die van Brugghe, ende stonden ghedroomt in die alleye, so dat die van Brugghe in sprinchen camere nyet gaen en mochten. Ende daer omme so was beuolendie vanden vryen dat si souden die alleye ruymen, ende van voor sprinchen camere gaen, ende dat si souden harer vaerde gaen. Ende daer was so ghetracteirt, ende so ghesloten, als dat die Hertoghe Phelips soude commen ten Damme, ende daer soudemen alle dye pointen ende articulen vanden gheschille handelen. Ende heer Ian vanden Gruythuyse bleef.v.daghenbyden prinche te ghendt, ende bi hem waren.v.notable vanBrugge, van hem lieden die te Brugge vp die halle hadden ghearresteirt gheweest. Ende vp eenen sondach den laetsten dach van Septembre, doe quam die Prinche inden Dam met alle die ghedeputeirde van Brugghe, ende daer wast ghesloten vp den vierden dach van Octobre, dat die prinche soude beseghelendie preuilegien, ende alle dinghen te pointe, maer die vanBrugghe moesten gaen huyter wapene, ende haer bannieren vander marct doen, ende elk thuysewaert trecken, ende doen sijn ambocht, also hy van te voren gheseyt hadde, endeheyndelic die marct ruymen. Hier vp hilden die van Brugghe raet met malcanderen, ende den raet hielt inne dat sijt vp dyen tijt niet doen en wilden, maer beloefden malcanderen bi te stane totter doot, ende daer vp gauen sy malcanderen beseghelde brieuen [fol. lxxxix.r] met der ambochten seghelen, ende met den seghele vander stede. Item twas bi hemlieden gheordonneirt, dat elck ambocht soude hebben een rabaudekin ende eenen voghelare. Endeomme den prinche te paeyene, so soude elck ambocht draghen sine banniere vp die houde halle, ende al sghelijcx souden doen alle die smalle steden ende prochien, die te Brugghe met hemlieden ter marct stonden, ende bi elcken standaert souden twee lieden blijuen wakende bi daghe ende bi nachte, ten coste vander stede van Brugghe. Ende alle die doe van buyten quamen, men ontfincse als poorters, of als habitanten vander stede van Brugghe. |
[Op een zondag, de laatste dag van September en op de vierde dag van oktober. Item, die van Gent, van Ieper en van de vrijen, te weten de 3 leden van het land baden dagelijks voor die van Brugge aan de prins om remissie en vergiffenis van al hetgeen dat ze tegen zijn hoogheid misdaan hadden. En voort dat het hem believen zou hen te bezegel en te bevestigen hun vrijheden en privilegies alzo ze hadden op die van ter Sluis en op het land van de vrijen. En het antwoorde van de prins was, zo wanneer dat die van Brugge van de makt gescheiden waren en uit de wapens dan zou hij alles doen dat ze begeerden. Bij wijlen die van Brugge zonden te diverse tijd bij de prins te Gent of elders waar hij was een burgemeester en 5 of 6 van de notabelste wethouders en met sommige van de belangrijkste van de 9 ware dekens om de remissie bezegeld te hebben van hun privilegies en te krijgen, maar wat ze deden, ze konden niet ter sprake van de prins komen en deden grote kosten en grote moeite, maar het hielp alles niet zodat het zeggen was te Brugge elke keer als de gedeputeerde kwamen want ze brachten geen bescheid zodat men zei. Thuenis ging thuenis kwam. Eindelijk op Sint Mattheus dag zo waren enige notabelen die met de prins bekend waren als heer Jan van de Gruijthuijsen, kapitein van de stad Brugge, burgemeester Lodewijk van de Walle met sommige wethouders en met enige van de fatsoenlijkste en belangrijkste dekens gezoden om een einde te hebben van de remissie en ook van hun privilegies van ter Sluis en van de vrijen om bij de prins te trekken, zoals ze deden. En die van de raad van de prins en die van de vrijen beletten het wel 6 of 7 dagen zodat die van Brugge nog toegang nog audintie konden krijgen om bij de prins te komen. Eindelijk deed heer Jan van Gruijthuijsen zoveel dat die van Brugge kregen toegang en audintie bij de prins. Die van de vrijen stonden en bezwaarden die van Brugge en stonden gedromd in de omloop zodat die van Brugge in niet in de kamer van de prins gaan mochten en daarom zo was bevolen van de vrijen dat ze zouden die omloop ruimen en van de kamer van de prins gaan en zouden weggaan. En daar werd zo onderhandeld en zo besloten als dat hertog Filips ten Damme zou komen en daar zou men alle punten en artikels van het geschil behandelen. En heer Jan van de Gruijthuijsen bleef 5 dagen bij de prins te Gent en bij hem waren 5 notabelen van Brugge van diegene die te Brugge op de Hal gearresteerd waren geweest. En op een zondag de laatste dag van september kwam de prins in den Damme met alle gedeputeerden van Brugge en daar werd er besloten op de vierde dag van oktober dat de prins zou bezegelen die privilegies en alle dingen te punter, maar die van Brugge moesten uit de wapens gaan en hun banieren van de markt doen en elk naar huis trekken en zijn ambacht doen, alzo hij van tevoren gezegd had en eindelijk de markt ruimen. Hierop hielden die van Brugge raad met elkaar en de raad hield in dat zij het op die tijd niet doen wilden, maar beloofden elkaar bij te staan tot de dood en daarop gaven ze elkaar bezegelde brieven [fol. lxxxix.r] met de zegels van de ambachten en de zegel van de stad. Item, het was bij hen geordonneerd, dat elk ambacht zou hebben een klein geschut en een vogelaar. En om de prins te paaien zo zou elk ambacht zijn banier dragen op de oude hal en al dergelijks zouden doen alle kleine steden en parochies die te Brugge met hen te markt stonden en bij elke standaard zouden twee lieden blijven waken bij dag en nacht ten koste van de stad Brugge. En allen die toen van buiten kwamen ontving men als poorters of als inwoners van de stad Brugge. |
[Smaendaechs naer sinte Denijsdach] Item smaendaechs naer sinte Denijsdach waren alle dye bannieren ghebrocht vp die houde halle. Eerste die banniere vanden prinche, vander poorterye, vanden ambochten, endevanden.xiij.smalle steden, ende ooc vanden dorpen vandenvryen, ende daer souden sijse waken ende bewaren, als voorseyde es, tot dat sy vanden prinche hebben souden remissie van haerlieder mesdaet, ende haerlieder preuilegien beseghelt, ende vanden conterbrieue vanden groten calfs velle, die te Rijssele was, dye soudemen wederroupen ende casseren. Endedit beloefde die Prinche al te beseghelene, ende binnen den derden daghe so soudemen die brieuen ten Damme halen. Item des dysendaechs, swoensdaechs, ende donderdaechs die wijle datmen tracteirde vander sake, ende dat die bannieren vander marct waren, soe dede die prinche den Dam mannenmet sinen edelen, ende daer waren ghedaen commen fransoysen ende pycarden, ende hollanders. Ende die here vanLyledam was ghemaect capiteyn vanden Damme, ende sine hulpers waren die here van praet, die here van lichteruelde, ende die here vander Vere quam met vele hollanders endezeelanders om brugghe te schepe te beuechtene, ende sy deden tusschen Brugghe ende den Damme stakitsen, om dat te Brugghe huyten swijne ende huyter zee gheen goet commen en soude. Ende die van Brugghe dat merckende, sdonderdaechs naer der clooster vespertijt, ende ooc om datmen dye beseghelthede vanden preuilegien vanden prinche niet ghecrijgen en conste, die.iiij.neeringhen namen hare bannieren weder vp dye halle, ende quamen staen weder ter marct in oordene also si hier onder ghescreuen sijn. Ende vp dien seluen donderdach auent, so sonden si wel.C.mannen in die huysen vanden vrylaten die binnen der stede woonden, en waren som schepenen vandenvryen, te Heyndricx van meetkercke, te Iacob Boudins sone, te Ians alyzen, te gheereaerts van meetkercke, ende si slougen die dueren open, ende namen die boghen ende andere wapenen, diemen dat vant, ende waren alle ghedreghen in tghyselhuys. Ende omdat die goede altoos met paeyse souden wesen, so was als doe gheordonneirt dat twee notabelicke gheestelicke persoonen huyt elcker collegie trecken soude ten Damme bydenprinche, om den prinche ootmoedelic te biddene vander stede weghe van Brugghe, dat hi hem lieden wilde gheuen remissie van haerlieder mesdaet, ende beseghelthede van harenpreuilegien, ende als hi hem dat vergheuen hadde so souden si terstont vander marct gaen. Tsvrydaechs ten.ij.hueren naer der noene, vergaderden huyt elcke collegie.ij.of iij.notable heren, ende ooc vanden.iiij.oordenen also vele. Daer was gheslotendatment also doen soude, ende die vreimde cooplieden dye wilden ooc den prinche bidden om sijn gracie. Ende meester Ian vijndegoet, prioor vanden Iacoppijnen in brugge, dese was ghelast vander clergye weghe twoort te doen voor den Prinche ouer alle tghemeente van Brugge. Ende als dese notabele gheestelicke heren quamen ten Damme byden prinche, si vonden daer die nobele vanden vreimden nacien, die welcke den prinche vriendelicke ghebeden hadden ouer die vanBrugghe, dat hi hem lieden wilde nemen in gracie, endevergheuen haerlieder mesdaet ende mesusen. Doe soe viel dye clergye te voet voor den prinche, ende meester Ian voornoemt die sprac twoort, biddende ootmoedelicke dat hi wilde vergheuen dye van Brugghe haerlieder mesdaet, die si yeghensijne hoocheyt mesdaen hadden, ende daer of hem lieden gheuen remisse, ende ooc te hebbene beseghelt haerliederpreuilegien, ende vryheden, die welcke saken waren huyt ghestelt tot tsanderdaechs, saterdach sijnde. |
[Maandag na Sint Dionysius dag] Item, maandag na Sint Dionysius dag waren alle banieren gebracht op de oude hal. Eerste de banier van de prins, van de poorters, van de ambachten en van de 13 kleine steden en ook van de dorpen van de vrijen en daar zouden ze het bewaken en bewaren, als voorgezegd is, totdat ze van de prins hebben zouden remissie van hun misdaad en hun privilegies bezegeld en van de nagebootste brief van het grote kalfsvel die te Rijsel was, die zou men herroepen en verminderen. En dit beloofde prins alle te bezegelen en binnen de derde dag zo zou men die brieven ten Damme halen. Item, de dinsdag, woensdag en donderdag die tijd dat men handelde van die zaken en dat de banieren van de markt zo liet de prins ten Damme bemannen met zijn edelen en daar waren laten gekomen Fransen en Picardiers en Hollanders. En de heer van Liledam was kapitein gemaakt van de Damme en zijn helpers waren de heer van Praet, de heer van Lichtervelde en de heer van de Veere kwam met vele Hollanders en Zeelanders om Brugge te scheep te bevechten en ze deden tussen Brugge en den Damme staketten omdat te Brugge uit het Zwin en uit de zee geen goed komen zou. En die van Brugge merkten dat donderdags na klooster vespertijd en ook omdat men de zegels van de privilegies van de prins niet krijgen kon, de 4 neringen namen hun banieren weer op de hal en kwamen weer staan ter markt in orde alzo hieronder geschreven is. En op diezelfde donderdag avond zo zonden ze wel 100 mannen in de huizen van de vrijen die binnen de stad woonden en waren soms schepenen van de vrijen, te Heyndricx van Meetkerke, tot Jacob, Boudin zoon, tot Jans Alyzen, tot Gheereaerts van Meetkerke en ze sloegen de deuren open en namen de bogen en andere wapens die men daar vond en waren allen gedagen in het gijzelhuis. En omdat de goede altoos met vrede zouden wezen zo was toen geordonneerd dat twee notabele geestelijke personen uit elk college trekken zou naar ten Damme bij de prins om den prins ootmoedig te bidden vanwege de stad Brugge dat hij hun wilde geven remissie van hun misdaad en bezegelen hun privilegie, en als hij hen dat vergeven had zo zouden ze terstond van de markt gaan. Vrijdag 2 uren na de noen verzamelden uit elk college 2 of 3 notabele heren en ook van de 4 orden alzo veel. Daar was besloten dat men het zo doen zou en de vreemde kooplieden die wilden ook de prins bidden om zijn gratie. En meester Jan Vijndegoet, prior van de Jakobijnen in Brugge, deze was belast vanwege de geestelijkheid het woord te doen voor de prins voor de hele gemeente van Brugge. En toen deze notabele geestelijke heren ten Damme bij de prins kwamen en vonden daar de edelen van vreemde naties die de prins vriendelijk gebeden hadden voor die van Brugge dat hi j hen wilde nemen in gratie en vergeven hun misdaad en misbruiken. Toen zo viel de geestelijkheid te voet voor den prins en meester Jan die sprak het woord en bad ootmoedig dat hij die van Brugge wilde vergeven hun misdaad die ze tegen zijn hoogheid misdaan had en waarvan hen geen remissie gekregen en ook hebben bezegeld hun privilegies en vrijheden, welke zaken waren uitgeteld tot de volgende dag, de zaterdag. |
Item in deser naeruolghender manieren stonden dye bannieren in oordene ter marckt. Alder eerst voor tbeelfroot stont [fol. lxxxix.v] des Grauen van Vlaendren banniere met den swarten leeu, aen die Westside van sgrauen banniere stont die poortrye die.vi.sesten deelen, ende die.iiij.neeringhen, streckende also naer groeneuoorde. Item aen die oostside van des grauen standaert voor tbeelfroot tot den.iij.staken, stonden die wijntappers die.xvij.neeringhen.ij.bannieren, die temmerlieden, metsenaers, tegheldeckers, saghers, schilders, sadelaers, cupers, draeyers, boghemakers, wielmakers, scrijnewerckers, coordemakers, stroodeckers, plaesteraers, ende eerden pottemakers, lootghieters. etc. Vanden.iij.staken Noordtwaert tot der vlamincstrate streckende lancx die nyeuwe halle, daer stonden.Eerst dye smeden.ij.standaerden, die seluer smeden, die wapenmakers, dye tynnen stoopmakers, die backers, die muelenaers, die hoemakers, dye lijzecleeweuers, dye tijckweuers, die riemmakers, spellemakers, nastelinckmakers, die cattoen slaghers, dye cokermakers, barbiers, fruteniers, keersghieters, schiplieden. Dye makelaers.ij.bannieren, vangroenvoorde Noortwaert Eerst beginnende tambocht vanden vleeschhauwers, ende vischcoopers, met datter onder behoort. Daer naer voor dye catte den cordewanier met.ij.standaerden, den swarten leirtauwere, dye huydevettere, die dobbeirders, die buersemakers, ende die hantschoewerckers. Voor dye mane dye scheppers met.ij.bannieren, die cousscheppers met een pinioen, die oude cleercopers, die pourpointstickers, die wiltwerckers, die oude graeuwerckers. Item noch stont daer by sint Ioris banniere, die scotters vanden ouden boghe. Item vander vlamincstrate streckende naer die vischmarct, stonden die.xiij.smalle steden hier naer ghenoemt, maer die.viij.steden en warender niet ghecommen, te wetene, Sluys, Nyeupoort, dixmuyde, Veurne, Berghen, Duynkercke, Borborch, Greuelinghe. Dit waren dandere dier stonden, Damme, Muenicreede, houcke, Oostburch, Ardenburch, Demude, Blanckeberghe, Thorout, Oudenburch, Oostende, Ghistele, Lombaerdchye, ende Loo. Vander vischmarct tot sint Ioris steeghere stonden die standaerden vanden vryen, Ysendijcambocht, Ooostburchambocht, Moerkercambocht, Oostkercambocht, Ramscappelle, Westcappelle, Dudzeele, Lisseweghe, Coolkercke, Heys, huytkercke, Zuwenkercke, Meetkercke, Outaeuwe, Weyndune, Nyeumuestre, vlisseghen, Clemskercke Vijnckambocht, Camerlincxambocht, Tproossche, Ghistelambocht, Iabbekeamboch, Varssenare, Straten, coukelare ambocht, Leke, vlaerdsloo, snelleghem, Lophem, Ziedzeele, Oorscampambocht, Ruddervoorde, Waerdamme, Beernem, sint Ioris in distele. |
Item, in deze navolgende manieren stonden de banieren in orde ter markt. Allereerst voor belfort stond [fol. lxxxix.v] de banier van de graaf van Vlaanderen met den zwarte leeuw, aan de westzijde van die banier stond de poorters de 6de delen en de 4 neringen die strekte alo naar Groenevoorde. Item, aan de oostzijde van de standaard van de graaf voor het belfort tot de 3 staken stonden de wijntappers, de 17 neringen, 2 banieren, de timmerlieden, metselaars tegeldekkers, zagers, schilders, zadelmakers, kuipers, boogmakers, wielmakers, schrijnwerkers, koordenmakers, strodekkers, pleisteraars en aarden pottenmakers, loodgieters etc. Van de 3 staken noordwaarts die strekte tot der Vlamingstraat langs de nieuwe hal daar stonden. Eerst de smeden 2 standaarden, diezelfde smeden, de wapenmakers, de tinnen stoopmakers, de bakkers, de molenaars de hoedenmakers, de linnenkleedwevers, de tijkwevers, (stof om een matras) die riemmakers, spellenmakers, nastelingmakers, (vetermakers van broeken) de katoenslagers, de kokermakers, barbiers, fruiteniers, kaarsengieters, schiplieden. De makelaars 2 banieren van Groenvoorde noordwaarts. Eerst begon het ambacht van de vleeshouwers en viskopers met dat er onder behoort. Daarna voor de voor de katte de cordewanier (touwslagers) met 2 standaarden, de zwarte leertouwers, de huidvetters, de dobbeirders (neteldoek makers?), die beurzenmakers en de handschoenwerkers. Voor de maan de scheppers met 2 banieren, de kousenmakers met een wimpel, de oude klerenkopers, de klerenstikkers, de oude grauwwerkers. Item, nog stond daarbij Sint Joris banier de schutters van de oude boog. Item, van de Vlamingstraat strekkende tot de vismarkt stonden de 13 kleine steden hierna genoemd, maar 8 waren er niet gekomen, te weten, Sluis, Nieuwpoort, Diksmuide, Veurne, Bergen, Duinkerke, Bourbourg, Grevelingen. Dit waren de anderen die er stonden, Damme, Monnikere, Hoek, Oostburg, Aardenburg, Demude, (?) Blankenberge, Torhout, Oudenburg, Oostende, Gistel, Lombaerdchye (?) en Loo. Van de vismarkt tot Sint-Joris steeg stonden de standaarden van de vrijen, IJzendijke ambacht, Oostburgambacht, Moerkerke ambacht, Oostkerk ambacht, Ramskapelle, Westkapelle, Dudzele, Lissewege, Koolkerke, Heys, Uitkerke, Zuidenkerke, Meetkerke, Outaeuwe, (?) Weindune (?), Nyeumuestre, (Nieuw munster?) Vlisseghen, (Vlissingen?) Klemskerke Vijnckambacht, (Vink ambacht?) Kamerlingsambacht, het Proosse, Gistelambacht, Jabbeke ambacht, Vrasene, Straten, Koekelare ambacht, Leke, Vlaardsloo, Sellegem, Lophem, Ziedzeele, (?) Oostkamp ambacht, Ruddervoorde, Waardamme, Beernem, Sint Joris ( in de Distel.) |
[Int iaer.xiiijc.ende.vij.] Item tvoor noemde collegie ende die ghedeputeirde van dien, commende weder byden prinche vp den saterdach, twelc was sinte Donaes auent, alsoot hem lieden gheseyt was, so was hemlieden daer vertoocht, hoe dat meester Anthonis kyen, endemeester Niclaes lancbaert te Brugghe commen souden vansprinchen weghe, metter copye vander remissie ende van der confirmacie vanden preuilegien, ende van den conterbrieue vanden calfs velle dye te Rijssele lach, die Ian byese met sijnen medepleghers gaf den Hertoghe Ian van Borgoengien. Int iaer.xiiijc.ende.vij.ende dat men die openbaerlic lesen soude in platten vlaemsche ghescreuen, voor die wet, die.vi.hooftmannenende die.lij.Dekens ende voor alle tghemeente, eermen die seghelen soude, omme te wetene oft hem lieden alsoe goet dochte, dat mense dan seghelen soude met sprinchen seghel, behouden dies, dat si alle vander marct gaen souden met haren bannieren ende standaerden, ende huyter wapene eermen denvoorseyde brief seghelen soude. Ende dit hadden gheprocureirt aenden prinche ende vriendelick ghetracteirt.v.edele persoonenvan des princhen rade, die welcke ghehoort ende verstaenhadden die causen ende redenen waeromme dat die vanBrugghe vp die marckt stonden ghewapent met huerenbannieren. Ende dit waren die v.personen. Eerst die Archedyaken van Rouwaen, die Proost van sint Omaers, die here van Robays, dye welcke ghehoort ende verstaen hebbende alle die condicien ende causen van dye van Brugghe, beloefden den ghedeputeirden van Brugghe dat sy goede middelaers daer inne sijn souden tusschen den [fol. xc.r] prinche ende hem lieden, so si waren, als hier naer blijct. Endedies als desen brief hemlieden vertoocht soude sijn, so soude die prinche vanden Damme vertrecken te Ghendt, want dye prinche wilde raet ende aduijs nemen met die van Ghendt, ende met sekere ghedeputeirde van Ipre die hi beuolen hadde te ghendt bi hem te sijne. Ende dye van Brugghe, te wetene den buchtmeester met sommege wethouders, endedie.vi.hooftmannen met den.lij.Dekens souden commen te Ghendt byden prinche, ende hem daer te voet vallen, hem biddende ootmoedelicke vergheuenesse van alle der mesdaet die si yeghen sine hoocheit mochten mesdaen hebben. Endedesen brief onghesegelt ghelesen sijnde voor alle tghemeente van Brugghe in die presencie vanden voornoemden.v.heeren van sprinchen rade, doen spraken die van Brugghe dat elc Deken soude te rade gaen met sijnen ambachte, ende elc hooftman met die van sijnen sestendeele, want si duchtede als si te ghendt commen souden inden wal, datmense letten mochte ende vanghen, ende ooc tlijf nemen alsoe die felle graefnede Rychilt, die dye wet van Oudenaerde dede onthoofden, ende.lxii notabele van Ipre dede dootslaen te meessene, int iaer ons heren.M.ende.lxxij. Ende dye van Brugghe hier vp raet ghenomen hebbende, si en dorsten nyet bestaen te Ghendt te gane, het en ware dat dese voorseyde.v.heren wilden blijuen te Brugge in ostaegien voor die ghene die van Brugghe te Ghendt trecken souden. Ende dese voorseyde heeren ghinghen ten Damme, ende informeirden den prinche van den quaden regemente van dat die vanden vryen vp die halle hilden vaneeneghe personen die si daer gheuanghen ende ghearresteirt hilden, ende vanden foortsen ende exactien die si deden, daer si nochtans gheen let van Vlaendren en behoorden te sine, maer appendanten vander stede van Brugge, ende dier ghelijcke vander sluys, ende meer andere causen. etc. Ende met deser antwoorde ten Damme, ende dit int langhe vertoocht sijnde, dye voornoemde heren makeden eenen brief huyt hanghende besegelt met haerlieder seghelen, ende die.ij.gheestelicke prelaten beloefden vp haerlieder priesterschap, ende die weerlicke heeren bi haren Rudderschepe ende vp haer lieder trauwe, ende si stelden haer lijf ende goet ten wille van die van Brugghe, als dat si te Ghendt vry gaen ende keeren souden, endein sprinchen hof in sijn sale, welc hof datmen heet ten Walle, ende datmen hem lieden niet mesverghen noch mesdoen en soude. Ende als sy haren voetual ghedaen souden hebben te Ghendt voor den prinche, dat si dan souden hebben gracie enderemissie vander mesdaet die si mesdaen hadden, yeghen den prinche ende sinen wijue, ende van dat si oock mesdaen hadden yeghen den ionghen Kaerle sinen sone die si lieten staen voor die cruyspoorte inden reghen vp den woensdach voor onser vrauwen dach in Pietmaent. |
[In het jaar 1407] Item, het voor noemde college en ie gedeputeerde van die kwamen weer bij de prins op zaterdag, wat was Sint Donaas avond, alzo tot hen gezegd was zo was daar verhaald hoe dat meester Anthonis Kye, en meester Niclaes Lancbaert te Brugge omen zouden vanwege de prins met de kopie van de remissie en van de bevestiging van de privilegies en van de namaak brief van het kalfsvel die te Rijsel lag die Jan Byese met zijn medeplegers gaf de hertog Jan van Bourgondie in het jaar 1407 en dat men die openbaar lezen zou in plat Vlaams geschreven voor de wet, de 6 hoofdmannen en de 52 dekens en voor de hele gemeente eer men die zegelen zou omme te weten of het hen goed dacht en dat men ze zegelen zou met de zegel van de prins, behalve dus dat ze allen van de markt gaan zouden met hun banieren en standaarden en uit de wapens eer men die brief zegelen zou. En dit hadden geprocedeerd aan de prins en vriendelijk onderhandeld 5 edele personen van de raad van de prins, die nadat ze gehoord en verstaan hadden de oorzaak en redenen waarom dat die van Brugge op de markt stonden gewapend met hun banieren. En dit waren die 5 personen. Eerst de aartsdiaken van Rouen, de proost van Sint-Omaars, de heer van Roubaix die gehoord en verstaan hadden alle condities en oorzaken van die van Brugge en beloofden de gedeputeerden van Brugge dat ze goede bemiddelaars daarin zouden zijn tussen de [fol. xc.r] prins en hen zo ze waren als hierna blijkt. En dus als deze brief hen getoond zou zijn zo zou de prins van de Damme vertrekken naar Gent, want de prins wilde raad en advies nemen met die van Gent en met zekere gedeputeerde van Ieper die hij bevolen had te Gent bij hem te zijn. En die van Brugge, te weten de burgemeester met sommige wethouders en de 6 hoofdmannen met de 52 dekens zouden te Gent bij de prins komen en hem daar te voet vallen en hem ootmoedig vergiffenis bidden van alle misdaad die ze tegen zijn hoogheid misdaan mochten hebben. En toen deze brief ongezegeld gelezen was voor de gemeente van Brugge in de presentie van die 5 heren van de raad van de prins, toen spraken die van Brugge dat elke deken te rade zou gaan met zijn ambacht en elke hoofdman met die van zijn zesde deel want ze vreesden als ze Gent komen zouden in de Wwal dat men ze beletten mocht en vangen en ook het lijf nemen alzo die felle gravin Richilt die de wet van Oudenaarde liet onthoofden, en de 62 notabele van Ieper liet doodslaan te Mesen in het jaar ons heren 1072. En toen die van Brugge hierop raad genomen hadden durfden ze niet te bestaan om naar Gent te gaan, tenzij dat deze 5 heren wilden blijven te Brugge in gijzeling voor diegene die van Brugge te Gent trekken zouden. En deze heren gingen ten Damme en informeerden de prins van het kwade regiment van dat die van de vrijen op de hal hielden van enige personen die ze daar gevangen en gearresteerd hielde, en van de kracht en belastingen die ze deden, waar ze nochtans geen lid van Vlaanderen behoorden te zijn, maar behoorden tot de stad Brugge en diergelijk van ter Sluis en meer andere oorzaken. En met dit antwoord antwoorde te Damme en dit in het lang verhaald maakten die heren een brief die behagen en bezegeld was met hun zegels en die 2 geestelijke prelaten beloofden op hun priesterschap en die fatsoenlijke heren bij hun ridderschap en op hun trouw en ze stelden hun lijf en goed ter wille van die van Brugge als dat ze te Gent vrij gaan en keren zouden en in de hof van de prins in zijn zaal, welk hof dat men ten Wal noemde en dat men hen niet misdoen en mis vergen zou. En toen ze hun voetval gedaan zouden hebben te Gent voor de prins dat ze dan zouden hebben gratie en remissie van de misdaad die ze misdaan hadden tegen de prins en zijn wijf en van dat ze ook misdaan hadden tegen de jongen Karel, zijn zoon, die ze lieten staan voor de Kruispoort in de regen op de woensdag voor onze Vrouwe dag in september. |
Item si souden ooc hebben die vernyeuwinghe van haren preuilegien, ende oock dye cassacie vanden conterbrieue vanRijssele. Ende desen certificatie brief was ghetoocht ten Damme vp sinte Donaes dach. Ende het was doe beuolen datmen tsanderdaechs naer sinte Donaes dach wercken soude in allenambochten, want van sinte Berthelmeeus daghe inden Ougst, so en hadden gheene ambochten in Brugghe ghewrocht tot sinte Donaes dach toe, anders dan backers, ende brauwers, vleeschauwers, vischcoopers, ende barbiers, ende muelenaers. Ende desen seluen certificatie brief vanden voorseyde v.heeren met haren seghelen gheseghelt, was te Brugge ghetoocht ende ghelesen tsmaendaechs naer Sinte Donaes dach. Ende ontrent den.iij.heuren naer der noenen waren alle die bannieren vander marckt ghedreghen vp die houde halle, alsoe wel die bannierenvanden vryen ende vanden anderen smallen steden, als die bannieren van Brugghe, ende bi elcker banniere bleuen.ij.mannen wakende bi daghe ende bi nachte, ende hadden elc.xij.groten sdaechs, ten coste vander stede van Brugghe. |
Item, ze zouden ook de vernieuwing hebben van hun privilegies en ook de vernietiging van de kopie brief van Rijsel. En deze certificatie brief was getoond ten Damme op Sint Donaas dag. En het was toen bevolen dat men de volgende dag na Sint Donaas werken zou in alle ambachten want van Sint Bartholomeus dag in augustus zo hadden geen ambachten in Brugge gewrocht tot Sint Donaas dag toe, anders dan bakkers, en brouwers, vleeshouwers, viskopers, barbiers en molenaars. En deze certificatie brief met de zegels van de 5 heren was te Brugge getoond en gelezen maandag na Sint Donaas dag. En omtrent het 3de uur na de noen waren alle banieren van de markt gedragen op de oude hal alzo wel de banieren van de vrijen en van de anderen kleine steden als die banieren van Brugge en bij elke banier bleven 2 mannen waken bij dag en bij nacht en hadden elk 12 groten per dag ten koste van de stad Brugge. |
[Den.xvi.dach in Octobre] Item sdysendaechs, twelc was den.xvi.dach in Octobre, doen reedt die Burchmeester van Brugghe met sommeghe wethouders, hoofmannen, ende Dekenen ende andere persoonen daer toe gheordonneirt te Ghendt waert met eene menichte van.ijc.ende.l.mannen vanden eerlicsten vander stede. Ende des anderen daechs als die van Brugghe gaen soudeninden Wal byden eerweerdighen prinche, so [fol. xc.v] laghen daer eeneghe vanden vryen vp die alleye, ende sy cokermuylden ende grenen als of si wilden ghecken met dye vanBrugge, huyt den welcken hem lieden beuolen was vansprinchen weghe van daer te vertreckene ende die plaetse te ruymene, vp dat die van brugghe toeganck hebben mochten om te commene byden prinche. Item dye van Brugghe commende voor den prinche, si vielenhem ootmoedelic te voete, biddende hem om gracie endevergheuenesse van al dies sie yeghen sijnder hoocheyt mesdaen hadden, ende hare preuilegien te hebbene beseghelt, ende den conterbrief van Rijssele te hebben gheschuert ende te nyeutenghedaen als voorseyde es. Die prinche ter gods eere, ende omme tbehout van sinen lande, hy vergaf hem lieden haerlieder mesdaet, ende hy vulquam alle tandere ter bede van sinen neue den ionchere Ian van Cleue, ter bede van sinen edelen rade, vanden gheestelicken persoonen, ende ooc ter bede vanden cooplieden van Almaengien, vanden.iij.conincrijcken vanSpaengien, van Arragoen, ende schotlant, ende ooc die nacie vanden Lombaerden, geneuoysen, venesianen luyccoysen, melanoysen, placentijnen, florentijnen, ende ooc ter bede vandie van Ghendt, ende ghedeputeirde van Ipre, die als doe bydenbeuele vanden prinche by hem te Ghendt waren. Ende denvoetual aldus ghedaen sijnde voor den prinche, hi was ghepaeyt van dye van Brugghe ter bede vanden voornoemden heren endesteden. Ende des anderen daechs soe wast sinte Luycx dach, doe gaf die prinche die van Brugghe haere beseghelde brieuen, endesi quamen te Brugghe ende brochten met hem lieden eenen Schouteeten, ghenaemt Berthelmeeus dye voocht. Ende tsvrydaechs naer.s.Luycx dach, twelck was den.xix.dach in Octobre, doe quam dye Schouteeten in die schepen camere, ende ontfinc die roede als Schouteeten, ende dede daer sijnen eedt. Ende ontrent den twee hueren naer dye noene, soe slouchmen dye clocke vp die halle, ende daer was gheboden. Eerst soe wye ghebannen was van penninck boeten yeghen den here, dat hi hadde vry gheleede.xl. daghen omme binnen diere tijt te makene paeys metten Schoutheeten. Item so wie dat ghepant was van huys hueren ende renten dat hy betalen mochte ofte composicie maken binnen.xl.daghen. Item dat elck vrylaet woonende int vrye, die begheerde poorter te sine, dat hi quame binnen.xiiij.daghen men soude hem ontfanghen ende poorter maken. Tghebodt ghedaen, men las daer.ij.brieuen, deen was den brief vander remissie, dye welcke verclaersde hoe die prinche die van Brugghe al vergaf van dies si yeghens hem mesdaen hadden ter bede van sijnen neue van Cleuen, ende den heren, ende nacien, ende steden bouenghenoemt. Ende voort gaf hy hem lieden hare preuilegien endevryheden, omme recht, et, ende vonnesse te doene, also sy ghecostumeirt waren te doene, ende desen brief was ooc gheseghelt in groenen wasse met sydene coorden, met den minsten seghele vanden Hertoghe van Borgoengien, metsgaders, datte dier seluer tijt, sijnen meesten seghele was in Borgoengien, ghelijc den brief vander remissie. Ende daer naer was ghelesen den conterbrief van Rijssele, die welcke al te nieuten ghedaen was, ende ghecasseirt, den welcken brief Claeys die soutre, Ian byeze, Lieuin schuetelare, ende Ian bortoen deden maken te half Meye. |
[De 16de dag van oktober] Item, dinsdag wat de 16de dag in oktober was toen reed de burgemeesters van Brugge met sommige wethouders, hoofdmannen en dekens en andere personen daartoe geordonneerd te Gent wart met een menigte van 250 mannen van de fatsoenlijkste van de stad. En de volgende dag toen die van Brugge gaan zouden in de Wal bij de eerwaardige prins zo [fol. xc.v] lagen daar enige van de vrijen op de weg en ze trokken gekke bekken en gromden alsof ze wilden gekken met die van Brugge waarom hen vanwege de prins ze bevolen waren te vertrekken en die plaats te ruimen opdat die van Brugge toegang hebben mochten om te bij de prins te komen. Item, die van Brugge kwamen voor de prins en vielen hem ootmoedig te voet en baden hem om gratie en vergiffenis van alles dat ze tegen zijn hoogheid misdaan hadden en hun privilegies te hebbe bezegeld en de kopie brief van Rijsel te hebben gescheurd en te niet gedaan. De prins ter Gods eer en om het behoudt van zijn land vergaf hen hun misdaad en voldeed al het andere ter bede van zijn neef de jonkheer Jan van Kleef, ter bede van zijn edele raad, van de geestelijke personen en ook ter bede van de kooplieden van Allemagne, van de 2 koninkrijken van Spanje, van Aragon en Schotland en ook de natie van Lombardije, Genua, Veneti, Lucca, Milaan, Piacenza, Florence en ook ter bede van die van Gent en gedeputeerde van Ieper die toen op bevel van de prins bij hem te Gent waren. En toen de voetval gedaan was voor de prins was hij gepaaid door die van Brugge ter bede van de voornoemde heren en steden. En de volgende dag zo was het Sint Lucas dag en toen gaf de prins die van Brugge hune bezegelde brieven en ze kwamen te Brugge en brachten met hen een schout, genaamd Berthelmeeus de Voocht. En vrijdag na Sint Lucas dag de 19de dag ik oktober toen kwam die schout in de schepenkamer en ontving de roede als schout en deed daar zijn eed. En omtrent 2 uur na noen zo sloeg men de klok op de hal en daar was geboden. Eerst zo wie gebannen was van penning boeten tegen de heer dat hij vrijgeleide had 30 dagen om binnen die tijd vrede te maken met de schout. Item, zo wie gepand was van huishuur en renten dat hij betalen mocht of compositie maken binnen 40 dagen. Item, dat elke vrije die woonde in het vrije en begeerde poorter te zijn dat hij binnen 14 dagen kwamen men zou hem ontvangen en poorter maken. Toen het gebod gedaan was, de ene was de brief van de remissie die verklaarde hoe de prins die van Brugge alles vergaf van dat ze tegen hem misdaan hadden ter bede van zijn neef van Kleed en de heren en naties en steden boven genoemd. En voort gaf hij hun privilegies en vrijheden om recht en vonnis te doen alzo ze gewend waren te doen en deze brief was ook gezegeld in groene was met zijden koorden en de kleinste zegel van de hertog van Bourgondië, mitsgaders dat te die tijd zijn grootste zegel was in Bourgondië, gelijk de brief van de remissie. En daarna was de kopie brief gelezen van Rijsel die geheel te niet was gedaan en al te niet gedaan en vernietigd, welke brief brief Claeys de Soutre, Jan Byeze, Lievins Schuetelare en Jan Bortoen half mei lieten maken. |
[Int iaer.M.CCCC.ende.vij] Int iaer.M.CCCC.ende.vij.naer dat si Ian Camphin, Ian hoonin, Claeys barbazaen ende Zegher vanden Walle hadden ghedaen bannen. Ende als dese brieuen ghelesen waren, so was beuolendat elck sijnen standaert huyter halle draghen soude, huytghenomen den standaert vanden prinche, dye was ghedreghen ten huyse vanden Scoutheetene in die looue Item den standaert vander stede was besteyt in tbeelfroot, den standaert van sint Ioris vanden cruysboghe was ghedreghen in sinte Pieters cappelle inden Choor, ende elc standaert vanden.vi.sestendeelen, waren ghedreghen elc in sijn hooftmans huys, ende die standaerden vanden ambochten waren ghedreghen elc in sijns Dekens huys, die bannieren vandensmalle steden drouch elc hooftman in sine herberghe, ende die standaerden vanden vryen waren ghedreghen vp tschepen huys, ende daer besteit, die welcke waren in ghetale tot.xxxiij.toe. [Vp den dach vanden.xi.duysent maechden] Item des sondaechs voor dye noene, twelc was vp den dach vanden.xi.duysent maechden, [fol. xci.r] so drouchmen te Brugghe een schoon processie generael, metten fierter van sinte Donaes om god te louene ende te danckene, dat tvolck vander marckt ende huyter wapene was, ende dat si paeys hadden met haren natuerlicken here ende prinche. Endemen drouch die processie ouer die marct, ouer die plaetse maelberch, ende also weder te sinte Donaes. |
[In het jaar 1407] In het jaar 1407 nadat ze Jan Camphin, Jan Hoonin, Claeys Barbazaen en Zegher van de Walle hadden laten bannen. En toen deze brieven gelezen was zo was bevolen dat elk zijn standaard uit de hal dragen zou, uitgezonderd de standaard van de prins, die was gedragen naar het huis van de schout in de bedekking. Item, de standaard van de stad was besteed in het belfort, de standaard van Sint Joris van de kruisboog was gedragen in Sint Pieters kapel in het koor en elke standaard van de 6 zesde delen waren gedragen elk in het huis van hun hoofdman en de standaarden van de ambachten waren gedragen in het huis van elke zijn deken en de banieren van de kleine steden droeg elke hoofdman in zijn herberg en de standaarden van de vrijen waren gedragen op het huis van de schepenen en daar besteed die in getal waren tot 33 toe. [Op de dag van de 11 000 maagden] Item, de zondag voor de noem, wat was op de dag van de 11 000 maagden [fol. xci.r] zo droeg men te Brugge een mooie processie generaal met het relikwienkastje van Sint Donaas om God te loven en te danken dat het volk van de markt uit de wapens was en dat ze vrede gemaakt hadden met hun natuurlijke heer en prins. En men droeg die processie over de markt over de plaats Malleberg en alzo weer te Sint Donaas. |
Item vp den seluen dach tsachternoens, so warenghedachuaert die heren om smaendaechs te Brugghe te rechte ende te wette te stane voor burchmeesters ende schepenen ter vierschare van Brugghe, ende omme dat sy ne gheene van hemlieden en compareirden voor iusticie, so waren si ghebannenelc.l. iaren huyten lande van Vlaendren vp haerlieder hooft. Ende dit waren die persoonen, so si hier naer ghenoemt staen. Eerst. Mer Roelant van Huytkercke Mer Colaert vanden Clyte Ian de baenst Lodewijck buyc Laureys vanden moere Ian van sevencote paridaen wouters sone Willem carre Guy de baenst Iacob van roesselare Pieter Ermy Pieter van penaghen Ioris leutack Ian vanden slotele Wouter die grote Ian reylof de temmerman Rogier Dauids Ioos tsherenknape Somme.xviij.persoonen. Item vp den seluen achternoene dat die voornoemde persoonen ghebannen waren, die notabele ende goede mannen, die wethouders, Tresoriers, ende secretarisen gheweist haddenbinnen.xxx.iaren binnen Brugge, ende in die houde halle gheuanghen hadden gheleghen van smaendaechs naer sint Gillis dach tot smaendaechs nae die.xim. maechden dach, twelc was wel.vij.weken, si ghinghen vander halle ende moesten gaen vp den steen in tghyselhuys, ende in die vangenisse van die vandenvryen, ende moesten daer blijuen tot tsanderdaechs, ende doe waren si verborcht ende ghinghen thuyswaert in haer lieder huysen elck daer hi wuende. Item tsdonderdaechs so quamen weder die.iiij.neeringhenghewapent in den burch, ende versochten ende begheerden in alder manieren dat die notabele poorters dye gheuanghen gheweist hadden, souden weder gaen in vanghessen vp den ghysel steen, ende noch.v.ander daer toe, duer al dat si goede sekere ende souffisan te borghen ghestelt hadden. Dit warendie.v.andere notabele die si ooc gheuanghen begheerden te hebben, te wetene Iacob byese Iacob Reubs, Iacob haghelsteen, Cornelis van meerendre, ende Pieter dye cuer, ende omme dat si alle poorters waren, ende waren gheuanghen sonder wet of vonnesse vp hem lieden ghewesen te sijne, twelcke was contrarie den preuilegien vander stede, so versochten si ontsleghen te sijne, ende dattet so behoorde te sijne, so waren si heyndelicken ontsleghen, ende elck ghinc in sijn huys. Item omme dat die van Brugghe ghebannen hadden die voornoemde heren vander sluys, soe vergramde hem huyter maten seere die prinche vp dye van Brugghe, ende hier omme rees eene meerder rommelinghe ende discoort tusschen die vander Sluys ende die van Brugge. Ende die vander Sluys claechdent den prinche ende sijnen rade, ende hem lieden was gheraden dat die ghebannen personen binnen der Sluys blijuensouden, midts dat si som wethouders waren ende in sprinchen dienst, vp den welcken dat si gheen kennesse en behoorden te nemene. Ende met deser beroerte soe ghinghen die vander sluys ten schimpe van die van brugge het swijn doen stakijtsen, so nauwe datter nauwe.ij.schepen duere varen en mochten. Item die vander Sluys spraken schimpelijc toe den visschers van Muenicreede, ende beletten dat si niet visschen en mochten. Doen quamen si ten houcke, ende te Muenickereede, ende verioughen tvolc, ende quamen ooc bi Ardenburch, ende by Keyle, ende namen sommeghe lantslieden haer vytaelie, maer si vreesden sommege haghepoorters die te Brugghe nyeuwelincx poorters gheworden waren, ende sy quetseden eenen van dien buter maten seere. Dit verhorende die van Brugghe vp auentuere of den prinche in sijnder gramschap inghenomen mochte hebben die stede van den Damme, ende dat bi dien gheene coopmanschap en soude moghen commen te Brugghe, oock mede vp auentuere of die vander Sluys ghenomen mochte hebben die stede van Ardenburch, so coren dye van Brugghe.vc.serganten, ende sonden dye ten Damme endeTardenburch omme die te houde [fol. xci.v] ne ende te bewarene, ten behouue vander stede van Brugghe. Item vp den seluen maendach naer sinte Symoen ende sint Iuden dach, als dese serganten trocken naer Ardenburch endenaer den Damme, so quam te Brugghe die nyeumare, dat mer Ian van Huytkercke capiteyn vander Nyeupoort gheuanghenende ghenomen hadde een schip met groter coopmanschepe commende huyt Castijlgen, ende datter int schip sommeghe vlaminghen waren, ende hi soude een vanden castilyanenhebben ghedaen onthoofden binnen der Nyeupoort, daer omme dat die nacie vanden spaengiaerden quamen claghen in dye camere van Brugghe. Ende als doe was by auentueren te Brugghe die vrauwe van Ghistele, die welcke ghearresteirt was ende versproken van die van Brugghe omme dieswille dat si denvlaemschen stroom niet vry en hilt vanden roouers, want si hadde den tol van brugghe, daer voren dat sy behoorde tswijn ende den vlaemschen stroom veyl ende suyver te houdene vanden roouers ende quaetdoenders, ende die van Brugghe begheerden aen haer dat sijt doen soude, of si soudender selue in voorsien tot haren coste. Item vp dien seluen maendach namen die vander sluys vier vaten wijns huyt eenen schepe dat ter sluys lach ende wilden wesen te Brugghe. Item des dysendaechs voor alder heleghen dach, die notable poorters die inden ghyselsteen gheleghenhadden waren ghetauxeirt te gheuene elc een somme vanpenninghen, ende si stelden som daer voren borghe, ende doe ghinghen sy thuysewaert, sonder twee, Iacob van buerse endeIacob remgoot, die bleuen daer liggende, ende en wilden niet ghetauxeirt sijn, ende seyden dat si nyet en meenden te gheuene, want si meynteneirden dat si net mesdaen en hadden. Item die serganten die Tardenburch laghen, die sommeghe die ghinghen byder sluys ten huyse van Guy de baenst, endesloughen die glaesveynsteren ende vele andere dinghen in sticken, ende daden daer grote schade. Ende als dese.vic.serganten.xiiij.daghen huyt gheweist hadden, men moeste hem lieden gheuen xij.groten sdaechs. Het coste der stede van brugghe bijden.iij.duysent rijders. Dese serganten quamen te Brugghe waert van Ardenburch, ende commende bi moerkercke brugghe, Coppin edelijnc, bernaert mahieu, ende Daneel reyniers, si roofden den bastaerde van Moerkercke van.xij.schilden. Item als si den Dam gheleden waren vp sinte Maertins dach, ende alle die serganten van Ardenburch ende vanden Damme tsamen gaende te brugge waert, ende commende bi sint Adriaens cappelle, doen riepen dese.iij.Coppin edelinc endesijn.ij.ghesellen. Alle die ghene die die stede van Brugge liefhebben die volghen ons. Ende sy ghinghen int huys vanLieuin reubs, dat hem vader ende moeder hadden ghegheuen in huwelicke, te wetene Gheeraerts reubs, ende clommen bouen vp thuys, ende ghinghent al ontdecken van bouen nederwaert, ende braken dueren ende veynsteren, ende wiepen die bedden, coetsen, tafelen, scraghen, ende anderen huysraet in die gracht, ende braken al datter wel stont. |
Item, op dezelfde dag ճ middags zo waren gedagvaard die heren om maandag te Brugge te recht en te wet te staan voor burgemeesters en schepenen ter vierschare van Brugge en omdat geen van hen voor justitie verschenen zo waren ze gebannen elk 50 jaar uit het land van Vlaanderen op hun hoofd. En dit waren de personen zo ze hierna genoemd staan. Eerst. Meneer Roelant van Uitkerke Meneer Colaert van de Clyte Ian de Baenst Lodewijck Buyc Laureys van de Moere Ian van Sevencote Paridaen wouters zoon Willem Carre Guy de baenst Iacob van Roeselare Pieter Ermy Pieter van Penaghen Joris leutack Ian van de Slotele Wouter de Grote Ian reylof de Timmerman Rogier Davids Joos tsherenknape Sommige 18 personen. Item, op dezelfde nanoen dat die personen gebannen waren die notabele en goede mannen, wethouders, penningmeesters en secretarissen geweest waren binnen 30 jaren in Brugge en in de oude hal gevangen hadden gelegen van maandag na Sint Gillis dag tot maandags na de 11 000 maagden dag, wat wel 7 weken was, gingen ze van de hal en moesten gaan op de steen in het gijzelhuis en in die gevangenis van de vrijen en moesten daar blijven tot de volgende dag en toen waren ze geborgd en gingen naar huis in hun huis waar ze woonden. Item, donderdag zo kwamen weer de 4 neringen gewapend in de burcht en verzochten en begeerden in alle manieren dat de notabele poorters die gevangen geweest waren weer in de gevangenis zouden gaan op de gijzelsteen en nog 5 anderen daartoe doordat ze goede en zekere onderpand te borgen gesteld hadden. Dit waren de 5 andere notabelen die ze ook gevangen begeerden te hebben, te weten Jacob Byese, Jacob Reubs, Jacob Haghelsteen, Cornelis van Meerendre en Pieter de Cuer en omdat ze allen poorters waren en gevangen waren zonder wet of vonnis op hen geweest was, wat contrarie de privilegies van de stad was, zo verzochten ze ontslagen te worden en dat het zo behoorde te zijn, zo waren ze eindelijk ontslagen en elk ging in zijn huis. Item, omdat die van Brugge gebannen hadden die voornoemde heren van ter Sluis, zo vergramde zich uitermate zeer de prins op die van Brugge en hierom rees een meerder rommeling en onenigheid tussen die van ter Sluis en die van Brugge. En die van ter Sluis klaagden het de prins en zijn raad en hen was aangeraden dat de gebannen personen binnen ter Sluis blijven zouden, mits dat ze soms wethouders waren en in de dienst van de prins waarop ze geen kennis behoorden te nemen. En met deze beroerte zo gingen die van ter Sluis ten schimp van die van Brugge het Zwin laten slaan met staketten zodat er nauwelijks 2 schepen door varen mochten. Item, die van ter Sluis spraken schimpend toe de vissers van Monnikerede en beletten dat ze niet vissen mochten. Toen kwamen ze te Hoek en te Monnikerede en verjoegen het volk en kwamen ook bij Aardenburg en bij Keyle (?) en namen sommige landslieden hun voedsel, maar ze vreesden sommige buitenpoorters die te Brugge net poorters geworden waren en ze kwetsten een ervan uitermate zeer. Dit hoorden die van Brugge op avontuur of den prins in zijn gramschap ingenomen mocht hebben de stad van den Damme en dat daardoor geen koopmanschap zou mogen komen te Brugge, ook mede op avonturen of die van ter Sluis genomen mocht hebben de stad Aardenburg, zo kozen die van Brugge 500 sergeanten en zonden die ten Damme en te Aardenburg om die te houden [fol. xci.v] en te bewaren ten behoeve van de stad Brugge. Item, op dezelfde maandag van Sint Simon en Sint Jude dag, toen deze sergeanten trokken naar Aardenburg en naar den Damme zo kwam te Brugge het nieuws dat meneer Jan van Uitkerke, kapitein van de Nieuwpoort, gevangenen genomen had een schip met grote koopmanschap die kwam uit Castili en dat er in het schip sommige Vlamingen waren en hij zou een van die van Castili hebben laten onthoofden onthoofden binnen de Nieuwpoort, daarom dat de natie van de Spanjaarden kwamen klagen in de kamer van Brugge. En toen was bij toeval te Brugge de vrouw van Gistel die gearresteerd was en versproken van die van Brugge omdat ze de Vlaamse stroom niet vrijhield van rovers, want ze had de tol van Brugge daarvoor dat ze behoorde het Zwin en de Vlaamse stroom veilig en zuiver te houden van de rovers en kwaaddoeners en die van Brugge begeerden van haar dat zij het zou doen of ze zouden er zelf in voorzien op haar kosten. Item, op diezelfde maandag namen die van ter Sluis vier vaten wijn uit een schip dat ter Sluis lag en wilden wezen te Brugge. Item, de dinsdag voor Allerheilige dag dat de notabele poorters die in de gijzelsteen gelegen hadden waren getaxeerd te geven elk een som van penningen en soms stelden ze daar een borg voor en toen gingen ze naar huis, uitgezonderd twee, Jacob van Buerse en Jacob Remgoot, die bleven daar liggen en wilden niet getaxeerd te worden en zeiden dat ze niets meenden te geven want ze meenden dat ze niets misdaan hadden. Item, de sergeanten die te Aardenburg lagen en sommigen gingen bij ter Sluis ten huize van Guy de Baenst en sloegen de glazen vensters in en vele andere dingen in stukken en deden daar grote schade. En toen deze 6 sergeanten 14 dagen weggeweest waren moest men hen geven 12 groten per dag. Het kostte de stad Brugge bij 3000 rijders. Deze sergeanten kwamen naar Brugge van Aardenburg en kwamen bij Moerkerke, Brugge, Coppin Edelinc, Bernaert Mahieu en Daneel Reyniers en roofden de bastaard van Moerkerke van 12 schilden. Item, als toen ze ten Damme voorbij waren op Sint-Maarten dag en alle sergeanten van Aardenburg en van de Damme tezamen gingen naar Brugge toe en toen ze kwamen bij Sint Adriaan kapel toen riep deze 3, Coppin Edelinc en zijn 2 gezellen. Al diegene die de stad Brugge liefhebben die volgen ons. En ze gingen in het huis van Lievin Reubs, dat zijn vader en moeder hadden gegeven in huwelijk, te weten Gheeraerts Reubs, en klommen boven op het huis en gooiden alles van boven naar beneden en braken deuren en vensters en wiepen die bedden, legerstede, tafels, schragen en andere huisraad in de gracht en braken alles dat er wel stond. |
[Swoensdaechs naer sinte Maertins dach] Item swoensdaechs naer sinte Maertins dach, quam Coppin edelijnc inden burch byder schole van sinte Donaes, om sijn ouermoedighe woorden die quaet, aerch ende schimpelic waren, ende omme dat hi drie reysen of meer den raet van Burchmeesters, schepenen, ende hoofmannen verstorbeirt hadde in dye schapen camere van Brugghe, daer omme wordt hy daer ghesleghen ende seere ghequetst. Hi ontliept endevloodt in die kercke van sinte Donaes, ende barch hem achter den choor, men volchdene scharpelijc, ende men souden daer doot ghesleghen hebben, en hadden hem die canonicken niet beschudt, die welcke hem deden vpnemen ende legghen in haerlieder vangenesse. Ende niet yegenstaende dat hi daer beschudt was van doot ghesleghen te sijne, ende noch gheuanghen was, beroemde hi hem van soe vele quaets ghedaenhebbende, ende noch vermat te doene, dattet een wonder was, met vele mede ghesellen die hi wel wiste. Dit wetende dye vander wet, hoofmannen ende Dekenen, sy ordonneirden datmen Morissis van varsenare, die Burchmeester doe was vanbrugghe, tallen tijden dat hy int schepen huys quame, of vandaer thuys ghinghen, datmen hem gheleeden soude met.xxx.vromer mannen ofte meer. Voort was gheordonneirt dat elck ambocht soude hebben alle nachte [fol. xcij.r] x.of xij.persoonen wakende in haerlieder ambochts huys, of int huys van haren Dekene. [Svrydaechs naer sinte Maertins dach] Item svrydaechs naer sinte Maertins dach waren te Brugge vergadert die iij.staten van Vlaendren, die prelaten, die edele, ende die heren vander wet van Ghendt ende van Ipre, ende denschout ende burchmeester van Brugghe. Ende dese versaemde staten ouersaghen wat preuilegien ende vryheden dat dye vanBrugge hadden vp die vander sluys. Ende dese voorseydevanden.iij.staten ouersaghen ooc die preuilegien vander sluys, omme te makene eenen goeden gheduerighen paeys tusschen die.ij.steden, ende ooc den prinche. [Vp den ij.maendach inden aduent] Item vp den ij.maendach inden aduent, begheerde die Schouteeten vierscare te vergaderen ende te dinghene vanCoppin edelijnc die doe gheuanghen was ende vp sine medeghesellen, maer die Dekens en wildent niet ghedooghen, omme dieswille dat laetste vonnesse, dat die schepenen vanBrugge wijsden vp die vander Sluys, die welcke ghebannenwaren bi haren vonnesse huyten lande van Vlaendren niet vulcommen en was, want si noyt sindert huyt den lande vanVlaendren en quamen. Ende waert so dat si van nieus ghinghendinghen eer dat die ballinghen tvonnesse obedierden, si soudenverliesen haerlieder preuilegien. Die Schoutheeten sprac ouermoedelic hem lieden alle toe ende seyde. Ick sal die vierschare openen ende dinghen wien dat lief of leet van hu lieden, ende omme dier woorden wille was hi in vreesen vandoot ghesleghen te sijn, maer emmere met vriendelickenwoorden was verstelt. |
[Woensdag na Sint Maarten dag] Item, woensdag na Sint-Maarten dag kwam Coppin Edelinc in de burcht bij de school van Sint Donaas om zijn overmoedige woorden die kwaad, erg en schimpend waren en omdat hij driemaal of meer de raad van burgemeesters, schepenen en hoofdmannen verstoord had in de schepenkamer van Brugge, daarom werd hij daar geslagen en zeer gekwetst. Hij ontkwam en vloog in de kerk van Sint Donaas en verborg zich achter het koor, men volgde hem scherp en men zou hem daar dood geslagen hebben hadden hem de kanunniken niet behoed die hem lieten opnemen en leggen in hun gevangenis. En niet tegenstaande dat hij daar behoed was van doodgeslagen te zijn en nog gevangen was, beroemde hij zich van zoveel kwaads gedaan te hebben en nog vermat te doen zodat het een wonder was, met vele metgezellen die hij wel wist. Dit wisten die van de wet, hoofdmannen en dekens en ze ordonneerden dat men Mauritius van Varsenare, de toen burgemeesters was van Brugge, te alle tijden dat hij in het schepenhuis kwam of vandaar naar huis ging dat men hem begeleiden zou met 30 dappere mannen of meer. Voort was geordonneerd dat elk ambacht zou hebben alle nachten [fol. xcij.r] 10 of 13 personen waken in hun ambacht huis of in het huis van hun deken. [Vrijdag na Sint Maarten dag] Item, vrijdag na Sint Marten dag waren te Brugge vergaderd de 3 staten van Vlaanderen, de prelaten, de edelen en de heren van de wet van Gent en van Ieper en de schout en burgemeester van Brugge. En deze verzamelde staten overzagen wat privilegies en vrijheden dat die van Brugge hadden op die van ter Sluis. En deze 3 staten overzagen ook de privilegies van ter Sluis om te maken een goede gedurige vrede tissen de 2 steden en ook de prins. [Op de 2de maandag in de advent] Item, op de 2de maandag in de advent begeerde de schout vierschaar te verzamelen en te dingen van Coppin Edelinc die toen gevangen was en op zijn metgezellen, maar de dekens wilden het niet gedogen omdat het laatste vonnis dat de schepenen van Brugge wezen op die van ter Sluis, die gebannen waren bij hun vonnis uit het land van Vlaanderen, niet volkomen was want ze kwamen sinds nooit uit het land van Vlaanderen. En was het zo dat ze opnieuw gingen dingen eer dat de ballingen het vonnis gehoorzaamden dan zouden ze verliezen al hun privilegies. De schout sprak overmoedig hen allen toe en zei; ԩk zal de vierschaar openen en dingen wie dat lief of leed van u lieden is en vanwege die woorden was hij in vrees van dood geslagen te worden, maar immer was het vriendelijke versteld. |
[Des donderdaechs daer naer vp sinte Lucyen dach] Item des donderdaechs daer naer vp sinte Lucyen dach quam die prinche in dye stede van Brugghe met.vijc.pycaerden, endeelc hadde aen een iacke, ende eenen hantboghe met gheschotte, alle die collegien van Brugghe ghinghen yegen hem met processien, buyten der smede poorte, ende die wethouders stonden binnen der smedepoorte, die hoofmannen ende die dekenen stonden bi sinte loys huys. Ende als die prinche was binnen der poorte, dye capiteyn van brugge Vincent die schuetelare, die schoutheeten ende die wet ghemeenlic, vielenhem te voet, ende wellecomden hem met groter reuerencienende weerdicheden. Ende doen sprac meester Ian die mil, bi laste vanden capiteyn, Scouteeten, ende der wet, ende denghemeenten vander stede aldus. Ghenadighe here ende prinche, gode moet ghi wellecomme sijn ende al huwen subdijten vander stede van Brugge, mijn heren mijn meesters die ghi hier yegenwoordich siet, bidden huwer princhelicker weerdicheyt ootmoedelic, dat ghi hem lieden paeysiuelic wilt latenghebruycken dye preuilegien, rechten, ende vryheden die hemlieden hier voortijts verleent ende ghegheuen sijn bi huwenvoorders, ende bi hu edele heere beseghelt, sonderlinge yeghens dye vander sluys, die welcke ons ouerlastich ende moeyelic sijn, brekende onse preuilegien, ende ons recht onthoudende. Dye Prinche dit ghehoort hebbende, antwoorde met bedructen sinne seere swaermoedichlic. Ick ben daer omme hier ghecommen te Brugghe, om hu lieden in paeyse ende in vreden te stellene. Item des vrydaechs in dye quatertempre voor kersdach, ontrent den.x.heuren inden aduent, men brochte den prinche die nyeumare, dat die vier neeringhen stonden in die wapene vp die marct, ende daer omme die prinche ontboot in allen herberghen om sijn volc dat si ghewapent ende wel voorsien by hem souden commen, so datter terstont waren bi hem wel.vc. mannen welvoorsien ende ghewapent. Ende die prinche ontboot bi hem Vincent die scuetelare den capiteyn van Brugge, endevraechde hem waer omme dat die van Brugge in die wapene waren, ende Vincent was seere verwondert want hi nyeuwers of en wiste, ende hi nam met hem van sprinchens huysghesinne sommeghe personen, ende si ghinghen ter marct besien oft so was, ende si en vondender nyement. Ende omme dat die prinche qualic gheinformeirt was, daer omme quamen des anderendaechs die hoofmannen ende die lij.Dekenen hem lieden voor den prinche excuserende, ende deden hem vriendelicke biddendat si mochten weten wie hem lieden also beloghen hadde, sy soudense doen punieren. Nota, hier naer volghen die pointen ende articulen waer of dat hem dye Prinche beclaechde ouer die van Brugghe Eerst dat si ghemaect hadden een bedecte alianchie die poorters yegen die ambochtslieden. Ten.tweden dat si sijne edele lieden van sinenvppersten rade, sine wethouders ende officieren binnen sijnder stede vander Sluys [fol. xcij.v] ghebannen hadden huyt ten lande van vlaendren. Ten.iij.dat si maeckten diueersche wapenloopinghe sonder consent van hem als prinche. Ten.iiij.omme dat si dye vandenvryen hadden ghenomen haerlieder vrylaten ende hadden die poorters ghemaect, ende vele meer andere pointen daer si hem inne mesgaen hadden yeghen sine hoocheyt. Ende om hem lieden dese saken te kennen te gheuene, so lastede ende beual hi eenen meester Ian vijndegoet dat hijt hem lieden segghen soude. Ende ten beueilene vanden prinche, so verhaelde hi hem liedenalle die voorseyde pointen int langhe, ende begeerde alle die te nyeuten ghedaen te hebbene, ende die brieuen die daer of ghemaect waren te hebbene ghecasseirt in sijn presencie. Voort so begheerde hy drye steden te hebben te hem waert, te wetene Oudenaerde, Sluys ende Nieupoort. Ende dat si noch eeneghe andere steden noch amboch- bochten vp dye ambochten endeneeringhen die men in eeneghe vanden.iij.steden doen soude, eenich besouck souden hebben. Vp die voorseyde clachten endebegheerten was lange ende veil tijts ghetracteirt, ende vp sinte steuens dach soe wast gheapointeirt aldus. Eerst dat die vnye ende eendrachticheit vanden poorters ende vanden ambochtenblijuen sal Item den ban ghedaen vp die vander sluys, dye wort vanweerden, maer ter bede vanden prinche mogen si blijuen in Vlaendren, maer te Brugghe nyet commen. Item van desen soude hemlieden die prinche gheuen letteren dat dit appointement nyet preiudicieren noch quetsen en soude in toecommenden tijden den preuilegien, rechten, endevryheden vander stede van Brugghe. Item vanden haghepoorters die daer in ghecommen waren, souden betalen haerlieder yssue ter plaetsen daer si gheseten waren. Voort datmen die stakijtsen ter sluys huyten swijne doen soude. Item dat die van Brugghe haerlieder preuilegien die si hebben vp die stede vander Sluys, dat si dye ghebruycken endebehouden sullen, maer poorten, vesten, mueren diere ghemaect sijn die sullen blijuen in wesene so si sijn. Ende daer warennotabele heren toe gheordonneirt die van sprinchen weghe ouersien ende visenteren souden die preuilegien, rechten, endevryheden, beede vander stede van Brugghe ende vander sluys, ende elc soude tsijne gebruycken. Ende als vanden sticke van die vanden vryen dat si wilden sijn tvierde let van vlaendren, endedat si begheerden te hebbene eenen seghele ende een banniere met meer andere pointen, dat soude blijuen staende tot dat taccoort ghemaect soude zijn tusschen die van brugghe ende die vander sluys. Ende dit gedaen sijnde die Prinche trac te Rijssele, ende hi liet die van Brugge beseghelde brieuen met sinenseghele vanden voorseyde apointemente. Item vp.s.Ians dach in die kersdaghen waren te brugghe ghebannen Coppin edelinc, Bernaert mathieu, ende Daniel reyniers elc.l. iaer huyt den lande van Vlaendren vp sijn hooft, |
[De donderdag na Sint Lucia dag] Item, de donderdag daarna op Sint Lucia dag kwam de prins in de stad Brugge met 700 Picardiërs en elk had een jak aan en een handboog met geschut en het hele college van Brugge gingen hem tegemoet met processie buiten de Smedenpoort en de wethouders tonden binnen de Smedenpoort, de hoofdmannen en de dekens stonden bij het huis van Sint Elooi. En toen de prins binnen de poort was vielen de kapitein van Brugge. Vincent de Schuetelare, de schout en de wet hem algemeen te voet en verwelkomden hem met grote referentie en waardigheid. En doen sprak meester Ian de Mil, op last van de kapitein, schout en der wet en de gemeente van de stad aldus. Genadige heer en prins, goed met ge welkom zijn en al uw onderhorigen van de stad van Brugge, mijn heren, mijn meesters die ge hier tegenwoordig ziet bidden uw prinselijke waardigheid ootmoedig dat gij hen vredig wil laten gebruiken de privilegies, rechten en vrijheden die hen hier voortijds verleend en gegeven zijn door uw voorouders en door u edele heer bezegeld en vooral tegen die van ter Sluis die ons zeer lastig en moeilijk zijn en breken onze privilegies en onthouden ons recht. Toen de prins dit gehoord had antwoordde hij met bedrukte zin zeer zwaarmoedig; ԉk ben daarom hier gekomen te Brugge om u lieden in rust en vrede te stellenծ Item, de vrijdag in e quatertemper voor Kerstdag omtrent 10 uur in de advent bracht men de prins het nieuws dat de vier neringen stonden in de wapens op de markt en daarom ontbood de prins in alle herbergen om zijn volk dat ze gewapend en goed voorzien bij hem zouden komen, zodat er terstond wel bij hem waren 500 mannen goed voorzien en gewapend. En de prins ontbood bij hem Vincent de Scuetelare, de kapitein van Brugge, en vroeg hem waarom dat die van Brugge in die wapens waren en Vincent was zeer verwonderd want hij wist nergens van en nam met hem van het huisgezin van de prins sommige personen en ze gingen ter markt bezien of het zo was en ze vonden er niemand. En omdat de prins slecht geïnformeerd was, daarom kwamen de volgende dag de hoofdmannen en de 52 dekens die zich voor de prins excuseerden en baden hem vriendelijk dat ze mochten weten wie hen alzo belogen had, ze zouden hen laten straffen. Nota, hierna volgen de punten en artikels waarvan dat zich de prins beklaagde over die van Brugge. Eerst dat ze gemaakt hadden een bedekte alliantie de poorters tegen die ambachtslieden. Ten tweede dat ze zijn edele lieden van zijn opperste raad, zijn wethouders en officieren binnen zijn stad ter Sluis [fol. xcij.v] gebannen hadden uit het land Vlaanderen. Ten 3de dat ze maakten diverse wapenlopen zonder toestemming van hem als prins. Ten 4de omdat ze die van de vrijen hadden genomen hun vrijheden en hadden ze poorters gemaakt en veel meer andere punten waar ze hem in misdaan hadden tegen zijn hoogheid. En om hem deze zaken te kennen te gegeven zo belastte en beval hij een meester, Ian Vijndegoet, dat hij het hem zeggen zou. En ten bevel van de prins zo verhaalde hij hem alle die voorgezegde punten in het lang en begeerde alle die te niet gedaan te hebben en de brieven die daarvan gemaakt waren te hebben ontvangen in zijn presentie. Voorts zo begeerde hij drie steden te hebben tot hem waart, te weten, Oudenaarde, Sluis en Nieuwpoort. En dat ze nog enige andere steden nog ambachten en neringen die men in enige van de 3 steden doen zou enig verzoek zouden hebben. Op die voorgezegde klachten en begeerten was lang en veel tijd onderhandeld en op Sint Steven dag toen zo was het aldus vastgesteld. Eerst dat de unie en eendracht van de poorters en van de ambachten blijven zal. Item, de ban gedaan op die van ter Sluis, die werd van waarde, maar ter bede van de prins mogen ze blijven in Vlaanderen, maar niet te Brugge komen. Item, hiervan zou hen de prins geven brieven dat deze vaststelling niet veroordelen nog kwetsen zou in toekomende tijden de privilegies, rechten en vrijheden van de stad Brugge. Item, van de buitenpoorters die daarin gekomen waren zouden betalen hun kwestie ter plaatse daar ze gezeten waren. Voort dat men die staketsels ter Sluis uit het Zwin zou doen. Item, dat die van Brugge hun privilegies die ze hebben op de stad ter Sluis dat ze die gebruiken en behouden zullen, maar poorten, vestingen, muren die er gemaakt zijn die zullen in wezen blijven zo ze zijn. En daar waren notabele heren toe geordonneerd die vanwege de prins overzien en onderzoeken zouden die privilegies, rechten en vrijheden, beide van de stad Brugge en van ter Sluis en elk zou het zijne gebruiken. En als van de stukken van die van de vrijen dat ze wilden zij het vierde lid van Vlaanderen en dat ze begeerden te hebben een zegel en een banier met meer andere punten, dat zou blijven staan totdat het akkoord gemaakt zou zijn tussen die van Brugge en die van ter Sluis. En toen dit gedaan was trok de prins naar Rijsel en hij liet die van Brugge bezegelde brieven met zijn zegel van de voorgezegde afspraken. Item, op Sint Jans dag in de Kerstdagen waren te Brugge gebannen Coppin Edelinc, Bernaert Mathieu en Daniel Reyniers elk 50 jaar uit het land van Vlaanderen op zijn hoofd. |
[Up.s.Vincents auent in Laumaent Item up.s.Vincents auent in Laumaent, mer Ioos van haelwijn om dye grote foortse ende exactie die hi dede doen, ende menich iaer ghedoochde dat sijn muelenare thuytkercke nam dat seste deel vanden multre, daer hi maer het.xiij.en behoorde te hebbene by gracien. Ende dat hi bedwanc die van Blanckeberge dat si te brugge niet een witte broot en mochten coopen omhaerlieder kinderen pap medete makene. Hier omme was hi ghecondempneirt by der wet van Brugghe die vanblanckeberghe te gheuene in restoireten profijte vander stede, die somme van.iijc.libra parezysen. Ende dat die vanBlanckeberghe ende van huytkercke souden moghen broot coopen waer si wilden, ende van dier tijt voort souden gheuenvan malene van haerlieder coorne het twaelfste vat ende nyet meer. Item was voort ghecondempneirt te Brugge te doen makene aen die veste.v.roeden muers, tsijnen coste. [Tsaterdaechs naer.s.Pauwels dach in Lauwe] Item tsaterdaechs naer.s.Pauwels dach in Lauwe, die ambachten vergaderden te vespertijde al ghewapent vp dye marct, ende si begheerden te wetene wie si waren die ten hertoge gheinformeirt hadden svrydaechs voor kersdach vandat die vier neeringhen ter marct ghewapent stonden, twelc soe niet en was, waer omme die prinche seer tonvreden was vp dye.iiij.neeringhen, ende dede sijn volc vergaderen endewapenen. Eenege vander stede hadden suspicie vp Vincent die scuetelare die capiteyn van brugge ende Ian parlant, si waren beede ghehaelt ende gebrocht vp die halle, ende men soudse gheworpen hebben ter hallen huyt vp die marct, maer Ian parlant dye [fol. xciij.r] excuseirde hem so wel ende so bescheedelic, dat tvolc in hemghepaeyt was, maer dexcusacie van Vincent die schuetelare en was soe claer niet, hi en bleef gheuangen, ende in handen vander ghemeente. Tusschen onser vrauwen dach lichtmisse ende paesschen, Morissis van Varsenare burchmeester vanBrugge, omme dat hy duchte ende vreese hadde dat hem die prinche weder vergrammen mochte vp die stede van Brugge ter cause van deser laetster wapenlopinge, so reedt hi ghetijdelicke bi den prinche, als nv tatrecht, als nv te Rijssele. Ende om dat tcommuyn sine meeninghe niet en wiste, si hadden vp hemquade suspicie als dat hy pijnde datmen tcommuyn tonder houden soude. Item swoensdaechs in die quatertempere in die vasten, eenenRobrecht de greyl des grauen van Antholien dochter sone in Schotlant, omme sijnder quaetheyt ende ouerdaets wille was ghebannen huyt schotlant. Dese Robrecht de greyl nam met hemsesthiene vrome ghesellen, ende hem was ghelaten weten vaneenen camerlinc vanden coninc Iacob van Schotlant, als dat die coninc tmeeste deel vander vastene soude wesen te parc in tconuent vanden predicaren. Dese voornoemde ballinc met sinen vromen ghesellen quam in tvoorseyde tconuent vp den seluen woensdach bi nachte ontrent.iij.hueren voor der middernacht. Die.coninc.was in sijn wambeys onghenastelt meenende te gaen slapene, ende ter middernacht weder vp te stane om te gane ter mattene. Wesende aldus maer sijn derdere in sine camere, so es ghecommen dese voorseyde Robrecht vp toeuerlaet vanden camerlinc voorseyde in die camere vandenconinc.ende heift hem daer met sinen ghesellen ghebrocht vanden lijue ter doot ende deerlijcken vermoort. Dese robrecht met sinen gesellen dese moort ghedaen hebbende, meenden wel te vliene eewelic huyt den lande, maer si waren soe scherp gheuolcht dat si emmer gheuanghen ende al ghecregen waren. Dese voorseyde robrecht was gheexamineirt of yement van deser moort wiste meer dan sijn ghesellen. Ende hi bekende hoe die Graue van Acholien daer of wiste, die oom was vanden seluen.coninc.ende die naeste om.coninc.van schotlant te sine, hadde die selue.coninc.gheen hoyr ghelaten van sinen lijue commende, ende dat die voorseyde Graue van Acholien dat versweech, die wel meende by sinen heilene noch selue coninc van Schotlant te sijne, huyten welcken hi oock gheuanghen wort ende ghesleipt te peerts steerte, ende daer naer onthooft endeghequaertiert, ende dlichame vp een wiel ghesedt, ende thooft was bouen trat ghesteken vp eender glauie schacht, ende ondertrat was ghescreuen in een bardekin met groten letteren. Hic est rex traditorum scocie, ende vp thooft was ghestelt een croone vul dagghen. Robrecht sijnder dochter sone was ooc ghequaertiert, ende alle sijn ghesellen waren onthooft tot.xvi.toe, ende dye lichamen vp raden ghestelt. Item vp onser vrauwen dach annunciacie in die Maerte, so was des conincx oudtste sone ghecroont coninc van Schotlant, een kint van.viij.iaren. Item svrydaechs voor palmen sondach waren te Parijs gheuanghen meester Pieter maugherry Canonick van onser vrauwen kercke van Parijs, ende met hem drie andere poorters van Parijs. Ende dese viere waren gheaccuseirt dat si soudenhebben ghelaten in commen heymelicken die Inghelschen met machte van volcke binnen der stede van Parijs, vp den palme sondach in dye hoochmesse. Ende swoensdaechs daer naer in dye passie weke, waren die drie parizienen onthooft, endemeester Pieter maugherry dye wordt ghecarckert. |
[Op Sint Vincent avond in januari] Item, op Sint Vincent avond in januari nam meneer Joos van Haelwijn, vanwege de grote kracht en belasting die hij liet doen en menig jaar gedoogde dat zijn molenaar te Uitkerke dat zesde deel van het gemalen waar hij maar het 13de behoorde te hebben bij gratie. En dat hij dwong die van Blankenberge dat ze te Brugge niet een wittebrood mochten kopen om hun kinderen pap mee te maken. Hierom was hij gedoemd bij de wet van Brugge die van Blankenberge te geven tot herstelling van profijt van de stad de som van 300 libra parijzen. En dat die van Blankenberge en van Uitkerke brood zouden mogen kopen waar ze wilden en van die tijd voort zouden geven van het malen van hun koren het twaalfde vat en niet meer. Item, was voort gedoemd te Brugge te laten maken aan de vesting 5 roeden muur op zijn kosten. [Zaterdag na Sint Paulus dag in januari] Item, zaterdag na Sint Paulus dag in januari vergaderden de ambachten te vespertijd geheel gewapend op de markt en ze begeerden te weten wie ze waren die de hertog genformeerd hadden de vrijdag voor Kerstdag van dat de vier neringen ter markt gewapend stonden, wat zo niet was, waarom de prins zeer ontevreden was op de 4 neringen en liet zijn volk verzamelen en wapenen. Enige van de stad verdachten Vincent de Scuetelare, de kapitein van Brugge, en Ian Parlant, ze werden beide gehaald en op de hal gebracht en men zou ze ter hal uitgeworpen hebben op de markt, maar Ian Parlant die [fol. xciij.r] excuseerde hem zo goed en bescheiden dat het volk met hem in vrede was, maar het excuus van Vincent de Scuetelare was niet zo helder en hij bleef gevangen en in handen van de gemeente. Tussen onze Vrouwe dag Lichtmis en Pasen, Mauritius van Varsenare, burgemeester van Brugge, omdat hij duchtte en vrees had dat de prins zich weer vergrammen mocht op de stad Brugge ter oorzaak van deze laatste wapenloop zo reed hij tijdig naar de prins, als ne te Atrecht, als nu te Rijsel. En omdat de gemeente zijn bedoeling niet wist hadden ze op hem kwade verdenking als dat hij bezig was dat men de gemeente ten onder houden zou. Item, woensdag in de quatertemper in de vasten, was een Robrecht de Greyl, de zoon van de dochter van de graaf Antholien (?) in Schotland vanwege zijn kwaadheid en overdaad gebannen uit Schotland. Deze Robrecht de Greyl nam met hem 16 dappere gezellen en hem was laten weten van een kamerling van koning Jacob van Schotland als dat de koning het grootste deel van de vasten zou wezen te perk in het convent van de predikers. Deze balling met zijn dappere gezellen kwam in dat convent op die woensdag bij nacht omtrent 3 uur voor middernacht. De koning was in zijn wambuis ongewapend en meende te gaan slapen en ter middernacht weer op te staan om naar de metten te gaan en was aldus maar een derde in zijn kamer en zo is het gekomen dat deze Robrecht op toeverlaat van de kamerling kwam in de kamer van de koning en heeft hem daar met zijn gezellen gebracht van het lijf ter dood en deerlijk vermoord. Toen deze Robrecht met zijn gezellen de moord gedaan hadden en meenden eeuwig te vlieden uit het land, maar ze werden zo scherp gevolgd zodat ze immer allen gevangen en allen gekregen waren. Deze Robrecht was gexamineerd of iemand van deze moord wist meer dan zijn gezellen. En hij bekende hoe de graaf van Acholien daarvan wist, die oom was van die koning en de naaste om koning van Schotland te zijn, had die koning geen erfgenaam gelaten die van zijn lijn kwam en dat die graaf van Acholien dat verzweeg die wel meende bij zijn leven nog zelf koning van Schotland te zijn, waarom hij ook gevangen woerd en gesleept aan een paardenstaart en daarna onthoofd en gevierendeeld en het lichaam op een wiel gezet en het hoofd was boven het rad gestoken op een lansschacht en onder het ras was geschreven in een bordje met grote letters. ‘Hic est rex traditorum scoci’, en op het hoofd was gesteld een kroon vol korte degens. Robrecht, de zoon van zijn dochter, was ook gevierendeeld en al zijn gezellen werden onthoofd, tot 16 toe, en de lichamen op raden gesteld. Item, Op onze Vrouwe dag boodschap in maart zo was de oudste zoon van de koning gekroond koning van Schotland, een kind van 8 jaren. Item, vrijdag voor Palmzondag waren te Parijs gevangen meester Pieter Maugherry, kanunnik van onze Vrouwe kerk van Parijs, en met hem drie andere poorters van Parijs. En deze vier waren beschuldigd dat ze heimelijk zouden hebben laten inkomen de Engelsen met macht van volk binnen de stad Parijs op Palmzondag in de hoogmis. En woensdag daarna in de passie week waren de drie Parijzenaren onthoofd en meester Pieter Maugherry de werd gekerkerd. |
[Des maendaechs in die paessche daghen enden.xv.dach van April] Int.iaer.M.iiijc.ende xxxvij.des maendaechs in die paessche daghen, twelc was den eersten dach van April, so warenvergadert te Brugghe die wet, hooftmannen ende Dekens omdye stede te houdene in paeyse ende in vreden. Daer was een scepper die hoorde dat den hooftman van tskaermers sestendeel altijt sprac ten paeyse, ende hadde ghedaen tbeschut van andere hi soudene daer omme ghesleghen hebben. Des maendaechs naer den anderen sondach naer paesschen, twelck was den.xv.dach van April, was te Ghendt een grote wapenloopinge van tghemeente yeghen den heren, ende dat om tgrote verwijt dat tghemeente dagelicx hoorde van den heren, twelck was, hadden dye van ghendt niet deerste gheweist dye vloden endevp braken van voor Calis, die Prinche soude wel Calis eerlanc ghecregen hebben. Sy quamen voor tschepen huys, endesloughen dueren ende veinsteren in sticken, ende si brakensommege scrij [fol. xciij.v] nen ende andere sloten, ende sochten sommeghe schepenen, ende den Deken vander groter neeringhen. Voor tscepenhuys was seere gheuochten, ende daer waren vele lieden seere ghequetst, ende daer bleuender.iij.of.iiij.doot in tgheuecht. Endeheyndelicken so wort ghewroucht Ghyselbrecht patteyt die Dekene vander groter neeringhe, die daer bi in een huysekin gheuloden was. Si liepen darwaerts ende sloughene daer doot, omme dieswille dat hy een was vanden principaelsten die den roup ende beuel gaf by nachte dat theyr vp breken soude van voor Calis, ende dat si thuysewaert trecken souden. Item in die selue weke des donderdaechs voor die brugghemarct, so quam tambacht vanden smeden tsauonts te Brugghe vp die marckt al in die wapene, ende alle dandere ambochten die volchden hemlieden. Ende tsauonts tusschen den viij.ende den.ix.hueren inden auent quam den Burchmeester van brugge bi Morissis van varsenare bi hemlieden, ende men vraechde hem waer omme dat hi so dicwijle ende so simpelic by den prinche trac, ende sonder tweten vanden ghemeenen rade vander stede, ende sonder hem te horene verantwoorden, sy wildene ghesleghen hebben, maer Iacob van varsenare die doe vpper hooftman was van Brugghe, die beschuddene, ende halp den Burchmeester dat hi ontghinc, ende vloodt in Groeneuoorde. Ende Iacob van varsenare die versprac tcommuyn, omme dat si den Burchmeester so rudelic toe spraken, ende daer omme was hi vp die stede daer doot ghesleghen, ende Iacob adoorne, hooftman in skaermers sestendeel slouch naer den ghenen die iacob van varsenare doot slouch. hi wart van sommege vrienden huyt ghedroomt, ende hi ontquam onghequetst van danen. Die burchmeester wort gewroucht dat hi was in Groenuoorde, ende wort daer ghesocht ende ghecreghen, ende wort gheleet voor die halle, ende wort daer doot gheslegen bi sinen broeder Iacob. Tvrydaechs endetsaterdaechs daer naer vele poorters ruymden huyt Brugge met lijue ende met goede also verre als si consten, want si saghenwel datter wonderlic begonste te gane, daer en bleef niement vander wet weghe dan den burchmeestere vanden courpse. Die capiteyn, Scoutheeten, baliu, ende die.v.hooftmannen vandenv.sestendeelen waren alle wech. |
[De maandag in de Pasen en de 15de dag van april] In het jaar 1437 de maandag in de Pasen dagen wat was de eersten dag van april zo waren verzameld te Brugge de wet, hoofdmannen en deken om de stad in vrede en rust te houden. Daar was een schepper die hoorde dat de hoofdman van de kamer het zesde deel altijd tot vrede sprak en had het gedaan mar door beschutting van de anderen, hij zou hem daarom geslagen hebben. De maandag na de volgende zondag na Pasen wat was de 15de dag in april was te Gent een grote wapenloop van de gemeente tegen de heren en dat om het grote verwijt dat de gemeente dagelijks hoorde van de heren, wat was, waren die van Gent niet de eerste geweest die vloden en opbraken van voor Calais, de prins zou Calis eerlang gekregen hebben. Ze kwamen voor het huis van de schepen en sloegen de deuren en vensters in stukken en ze braken sommige schrijnen [fol. xciij.v] en andere sloten en zochten sommige schepenen en de deken van de grote neringen. Voor het schepenhuis werd zeer gevochten en daar waren vele lieden zeer gekwetst en daar bleven er dood 3 of 4 in het gevecht. En eindelijk zo werd gewrocht Ghyselbrecht Patteyt, de deken van de grote neringen, die daarbij in een huisje gevlogen was. Ze liepen derwaarts en sloegen hem daar dood omdat hij een was van de belangrijkste die de roep en bevel gaf bij nacht dat het leger opbreken zou voor Calais en dat ze naar huis trekken zouden. Item, in diezelfde week de donderdag voor de markt te Brugge zo kwam het ambacht van de smeden ‘s avonds te Brugge op de markt geheel in de wapens en alle andere ambachten die volgden hen. En ճ avonds tussen 8 en 9 uur in de avond kwam de burgemeester van Brugge en Mauritius van Varsenare bij hen en men vroeg hem waarom dat hij zo vaak en zo eenvoudig naar de prins trok en zonder het weten van de algemene raad van de stad en zonder hen te horen verantwoorden, ze wilden hem geslagen hebben, maar Jacob van Varsenare die toen opper hoofdman was van Brugge, die behoedde hem en hielp de burgemeester zodat hij ontkwam en vloog in Groenvoorde. En Jacob van Varsenare die versprak de gemeente omdat ze de burgemeester zo ruw toe spraken en daarom werd hij op die plaats doodgeslagen en Jacob Adoorne, hoofdman in het zesde deel sloeg naar diegene die Jacob van Varsenare dood sloeg, hij werd van sommige vrienden uitgehaald en kwam zonder kwetsing daar vandaan. De burgemeester werd verhaald dat hij was in Groenvoorde en werd daar gezocht en verkregen en werd geleid voor de hal en werd daar dood geslagen bij zijn broeder Jacob. De vrijdag en zaterdag daarna ruimden vele poorters uit Brugge met het lijf en met goederen alzo ver als ze konden want ze zagen wel dat het er wonderlijk begon toe te gaan en daar bleef niemand van de wet dan de burgemeester van de Courpse, de kapitein, schout, baljuw en de 5 hoofdmannen en die van de zesde delen waren allen weg. |
Hoe die Hertoghe Phelips quam te Brugghe met een grote quantiteyt van volcke, endemeende die Stadt in te nemene. [fol. xciiij.r] ITem int iaer.xiiijc.ende.xxxvij. Des woensdaechs in die sinxenweke quam die prinche te Brugghewaert wel met.iij.duysent lieden van wapenen, onder pycaerden ende andere, omme met sinen lieden (ommer den meesten hoop) te trecken van buyten der stede omme naer der sluys, soe die mare ghinc, ende vandaer soudy varen in Hollant metten voorseyde walen, maer hi soude met sinen raet, ende met sinen huysghesinne commen in Brugghe, vp den voorseyde woensdach ende blijuen in Brugghe.iij.of.iiij.daghen om recht ende vonnesse te wijsene, ouer den ghenen dye Morissis van Varsenare den Burchmeester, ende Iacob sinen broeder doot ghesleghen hadden. EndeLodewijc vanden walle die Burchmeestere (die als doe gheweist hadde byden prinche te Rijssel) die quam voren, ende toochde der wet ende den Dekens eenen brief gheteekent met des princhen signet, dat hi gheene walen in Brugghe bringhen en soude, maer soudtse buyten omme doen passeren als voorseyt es, huyt den welcken die van Brugghe ter eerbaerheyt vandenprinche, sonden te male om tvolc te spijsen een kuewe wijns.vij.tonnen biers.x.hoet broots, ende eene cuype bueters, ende meer andere prouande. Nota ontrent den.iij.hueren naer der noenen soe quam die Hertoghe van Borgoengien in die bouuerye poorte. Ende alle die collegien van der stede die ghinghen yeghens hem met processien, ende hem volchden sine.iij.duysent lieden, ende brochten met hem lieden wel.vi.of.vij.standaerden ende bannieren. Die prinche sandt.vi.of.vij.van sinen edele lieden bouen vp die bouuerye poorte, omme tscofher vp te houdene tot dat sijn volck binnen ware. Die wet ende dye Dekens ghinghen yeghen hem ter poorte, ende baden hem dat hi incommen wilde met also vele volcx als hy beloeft hadde, ende hem lieden beseghelt. Ende si ghinghen hem yeghen met groter weerdicheyt, onghewapent ende bloots hoofts. Dye Prinche bleef in dye bouuerye poorte staende, seggende hi en wilde in dye stede niet commen voor al sijn volck binnen ware, hi wilde selue dye laetste sijn. Die wet ende die Dekens seere beschaemt sijnde, si consenteirden datmen iij.of.iiij.hondert lieden in laten soude. Ende si sonden bouen die poorte sommeghe ambochtslieden dat si alser ontrent drye hondert in waren ende die prinche, dat si schofhec neder souden laten vallen. Men liet die walen ende pycaerden in commen. Tsprinchen lieden die bouen vp die poorte waren, hadden tscofhec so onderstelt, soe datment niet neder laten en mochte, ende in die stede warender wel ghecommen.xi.hondert, ende doe quam die prinche, ende vandesen waren den meestendeel walen. Die dekens ende die wet waren alle onghewapent, ende al tcommyn van Brugghe. Die Dekens deden met groter pijnen ommer die poorte sluyten, metsgaders dat scofhec nyet neder en mochte. Ende die bouen vp die poorte waren seyden hoe dat die edele mannen die vp dye poorte oock waren tscofhec onderstelt hadden, ende dat sy hem lieden dreechden in dye veste te worpene omme dat si tscofhec wilden neder laten vallen. Die prinche rijdende naer die vrydaechs marckt, die walen hadden elck eenen hantboghe ghespannen ende schoten naer volck in die bouuerye strate, ende sommeghe saghen ter veynsteren huyten omme den prinche te siene ende hem te wellecommene. Die walen schoten daer, ende quetsten vele lieden. Die hertoghe van Borgoengienter vrydaechs marct commende met sijnen edelen, dye heere van Lyledam, die bastaert van Saintpol, dye heere vanlichteruelde, ende vele andere edele heren ghinghen maken bataelgie byder beeste marct. Ende die Prinche hadde een naect sweert in sijn hant, het gheuiel dat een hout patroon een backere stont byden prinche, ende dede sinen capproen of, ende nijchdene toe segghende. Willecomme ghenadighe here endeprinche, ende dye prinche nam sijn sweert ende slouch dyen houden patroon doot. Voort quammer bi auentueren noch een man byden prinche ende was een cupere, die hi ooc doot slouch. Tcommuyn dit siende, elck liep thuysewaert ende si ghinghen hem wapenen, ende quamen met rabaudekins ende met voghelaers. Die here van lichteruelde was vanden prinche ter marct ghesonden, omme te besiene of tcommuyn ter marckt was, ende hy en vandt daer [fol. xciiij.v] gheen volc ter marct. Hi sprac tot een van sinen knechten, wy willen den prinche ter marct doen commen, want hier en es gheen volc ghewapent. Doen seyde een bruggelinc die dat hoorde. Here behouwen huwer weerde, ghi en weit niet wat in dese twee hallen es, daer mach wel veil volcx in wesen. Die heere van lichteruelde dat horende ende wat veruaert sijnde, ghinc weder ter vrydaechs marct tot den Prinche, dye welcke met sinen walen naer tvolc so gheschoten hadden, dat dye huysen ront omme die vrydaechs maerct steken vul schichten vanden gheschotte, ende hadden meneghen mensche ghequetst, ende.xi.persoonen van Brugghe ghedoot. Ende si riepen met luyder stemme, la vyle gaingnie, tue tout tue tout, ende sy riepen dit met soe luyden voyse dattet dye walen ende andere dye buyten der bouuerye poorte waren wel horen mochte. Dye van Brugghe quamen ter vrydaechs marct met haren voghelaers nae die walen. ende die prinche met sinen walen vloden alle naer die bouuerye poorte, metsgaders dat si saghen het volc vander stede van diueerschen houcken ende straten vp hem lieden commende, hauwende ende keruende, ende schietende met haren rabauden ende voghelaers. Ende die bouuerye poorte was ghesloten, soe dat hem lieden nyement meer van buyten ten sercourse en quam. Daer was in die bouuerye strate schoffierlicken seere gheuochten die van Brugghe sloughender bet dan.lxx.personen doot van Tsprinchen volcke bi Sinte Iuliaens cappelle, daer bleef ooc verslegen die edele vrome Ruddere die heere van Lyledam. Ende die Prinche ende sijn volck dat bi hem was hadden gheerne huyt gheweist, maer die poorte was ghesloten. Die prinche seer beducht sijnde, sandt ten huyse van eenen smet om hamers, beetels ende trectanghen, om tslot vander poorte met crachte of te brekene. Ende al die wijle dat hy in die poorte stont, die van Brugghe quetsten noch vele vanden walen, so datter sommeghe vloden in die veste omme ouer te swemmen, daer of datter vele verdroncken. Heyndelick so quam die hooftman vanden schadebeletters Iacob van hardoye, ende hadde ghehaelt sulcke instrumenten in eens smeets huys daer mede datmen die sloten vander bouuerye poorte in sticken slouch Men dede die poorte open, ende die prinche met den ghenen die bi hem waren, sijn walen die in cleender menichte waren, ende met mer Colaert vanden Clyte, heer Roelant van huytkercke, ende sommege poorters dye huyt Brugghe gheuloden waren, ende eeneghe vanden vryen, ende Lodewijc van den walle, sy vloden alle te Rijssele waert seere gheschoffiert. |
Hoe hertog Filips kwam te Brugge met een grote hoeveelheid van volk en meende de stad in te nemen. [fol. xciiij.r] Item, in het jaar 1337 de woensdag na Pinkster week kwam de prins te Brugge waart wel met 3 000 lieden van wapen, waaronder Picardiërs en anderen om met zijn lieden (immer de grootste hoop) te trekken van buiten de stad om nar ter Sluis, zo het verhaal ging, en vandaar zou hij varen in Holland met die Walen, maar hij zou met zijn raad en met zijn huisgezin komen in Brugge op die woensdag en blijven in Brugge 3 of 4 dagen en vonnis te wijzen over diegene die Mauritius van Varsenare, de burgemeester, en Jacob, zijn broeder dood geslagen hadden. En Lodewijk van de Walle, de burgemeester (die toen bij de prins geweest was te Rijsel) die kwam voren en toonde de wet en de dekens een brief getekend met het signet van de prins dat hij geen Walen in Brugge brengen zou, maar zou ze buitenom laten passeren, waarom die van Brugge ter eerbaarheid van de prins zonden te Male om het volk te spijzigen van koele wijn, 7 tonnen bier, 10 hoed brood en een kuip boter en meer andere proviand. Nota omtrent 3 uur na de noen zo kwam de hertog van Bourgondie in de Boeveriepoort. En alle colleges van de stad die gingen hem tegemoet met processie en hem volgden zijn 3000 lieden en brachten met hen wel 6 of 7 standaarden en banieren. De prins zond 6 of 7 van zijn edele lieden boven op de Boeveriepoort om het schuifhek op te houden totdat zijn volk binnen was. Die wet en de dekens gingen hem tegemoet ter poort en baden hem dat hij inkomen wilde met alzo vele volk zoals hij beloofd had en hen bezegeld. En ze gingen hem tegemoet met grote waardigheid, ongewapend en blootshoofds. De prins bleef in de Boeveriepoort staan en zei dat hij niet in de stad wilde komen vooral zijn volk binnen was, hij wilde zelf de laatste zijn. De wet en de dekens waren zeer beschaamd en stonden toe dat men 3 of 400 lieden in laten zou. En ze zonden boven de poort sommige ambachtslieden dat als er omtrent 300 in waren en de prins dat ze het schuifhek neer zouden laten vallen. Men liet de Walen en Picardiers inkomen. De lieden van de prins die boven op de poort waren hadden het schuifhek zo gesteld zodat men het niet neer laten mocht en in de stad waren we 600 gekomen en toen kwam de prins en hiervan was het grootste deel Walen. De dekens en die wet waren allen ongewapend en de hele gemeente van Brugge. De dekens deden met grote moeite om de poort te sluiten, mitsgaders dat schuifhek neer mocht. En die boven op de poort waren zeiden hoe dat die edele mannen die ook op de poort waren en schuifhek vermaakt hadden en dat ze hen dreigden in de vesting te werpen omdat ze het schuifhek neer wilden laten vallen. Die prins reed naar de vrijdag markt, de Walen hadden elk een handboog gespannen en schoten naar volk in de Boeverie staat en sommige zagen uit om de prins te zien en hem te verwelkomen. De Walen schoten daar en kwetsten vele lieden. De hertog van Bourgondie ter vrijdag markt kwam met zijn edelen, de heer van Lyledam, de bastaard van Saint-Pol, de heer van Lichtervelde en vele andere edele heren gingen een bataljon maken bij de beestenmarkt. En de prins had een bloot zwaard in zijn hand en het gebeurde dat een hout patroon een baker bij de prins stond en deed zijn hoofddeksel of en neeg hem toe en zei. Welkom genadige heer en prins, en de prins nam zijn zwaard en sloeg de oude patroon dood. Voort kwam er bij toeval nog een man bi de prins en was en kuiper die hij ook dood sloeg. De gemeente die dit zag liep elk naar huis en gingen zich wapenen en kwamen met rabauwen en vogelaars. De heer van Lichtervelde was van de prins ter markt gezonden om te bezie of de gemeente ter markt was en hij vond daar [fol. xciiij.v] geen volk ter markt. Hij sprak tot een van zijn knechten, we willen de prins ter markt laten komen want hier is geen gewapend volk. Toen zei een Bruggenaar die dat hoorde. Heer, behouw uw waarde, ge weet niet wat in deze twee hallen is, daar mag wel volk in wezen. De heer van Lichtervelde die dot hoorde en wat bang was ging weer naar de vrijdag markt tot de Prins die met zijn Walen zo naar het volk geschoten had zodat de huizen rondom de vrijdag markt vol schichten staken van het schieten en hadden menige mensen gekwetst en 11 personen van Brugge gedood. En ze riepen met luide stem; ‘Ha vyle gaingnie, tue tout tue tout, en ze riepen dit met zo’n luide stem zodat de Walen en de anderen die buiten de poort stonden het wel horen mochten. Die van Brugge kwamen ter vrijdag markt met hun vogelaars naar de Walen en de prins met zijn alen vlogen naar de Boeveriepoort, mitsgaders dat ze zagen het volk vam de stad van diverse hoeken en straten op hen komen houwende en kervende en schietende met hun rabauwen en vogelaars. En de Boeveriepoort was gesloten, zodat ze geen lieden van buiten te hulp kwam. Daar was in de Boeverie straat schofferend zeer gevochten, die van Brugge sloegen er meer dan 70 personen dood van het volk van de prins bij Sint Juliaans kapel en daar bleef ook verslagen die edele dappere ridder de heer van Lyledam. En de prins en zijn volk dat bij hem was waren graag thuis gewest, maar de poort was gesloten. De prins was zeer en zond ten huize van een smid om hamers, beitels en trektangen om het slot van de poort met kracht af te breken. En al de tijd dat hij in de poort stond kwetsten die van Brugge nog velen van de Walen zodat er sommige vloden in de vesting om over te zwemmen, waarvan dat er vele verdronken. Eindelijk zo kwam de hoofdman van de schade beletters Jacob van Hardoye, en had gehaald zulke instrumenten in een huis van een smid waarmee men de sloten van de Boeveriepoort in stukken sloeg. Men deed de poort open en de prins met diegene die bij hem waren, zijn Walen die in kleine menigte waren, en met meneer Colaert van de Clyte, heer Roelant van Uitkerke, en sommige poorters die uit Brugge gevlogen waren en enige van de vrijen en Lodewijk van de Walle vlogen allen te Rijsel waar zeer geschoffeerd. |
Nota, dat vander fonteyne in die bouuerye strate tot dentolhuyse aen die bouuerye poorte die grippen aen beeden sijden vander straten laghen noch tsanderdaechs, twelck was sdonderdaechs in die Sinxen weke noch al vol bloets, ende die straten waren al root gheuerwet vanden bloede van sprinchen lieden. Item vp dien dach warender.lxx.of bet in sint Ianshuys begrauen van diere versleghen waren. Daer wasser ooc vele seere ghequetst die te lijue bleuen, ende waren soetelic ghehantiert. Item vp den donderdach waren wel.lxxx.walen gheuanghen, die sommeghe waren van sprinchen huysgesinne, die confessuer van mevrauwe die princersse ende sanghers vansprinchen cappelle. Dese waren wel.xl. persoonen dye van Sprinchen huysghesinne waren, ende ter weerdicheyt vanden prinche liet men alle dese gaen, ende daer bleuen gheuanghenwel C.walen of bet, dye in diueersche herbergen gheuanghen waren, vanden welcken datter svrydaechs in die Sinxen weke vp die marct te Brugge vp een schauot.xxij.onthooft waren. Item om dat Iacob van hardoye hooftman vandenschabeletters hadde gheweist, ter bede vanden burchmeester teens smets huys halen instrumenten omme dye slotelen vander bouuerye poorte of te brekene, ende die poorte opene te doene, daer omme wordt hi swoensdaechs voor die octaue van Sacraments dach onthooft, ende ghequaertiert. Dat incarnacioen dat brugghe vanden pycaerden niet verdoruen en was es dit. Brugge die picaerden in Meye velde, doe Schoonedijke die twee en twintich telden. Tusschen sinxen ende sinte Barnabas dach die vander Sluys deden tswijn [fol. xcv.r] stakijtsen, soe datter gheen goet noch ten Damme noch te Brugghe commen en mochte Item des donderdaechs naer sinte Barnabas dach, soe deden dye vander Sluys een ghebodt van sprinchen weghe, dat elc coopman van wat steden oft lande dat hy ware, dat hi sijn goet mochte bringhen in der Sluys, ende vp doen, coopen, ende vercoopen, sonder van dien begrepen te sijne van dye van Brugghe. Item van sinte Triniteyts daghe tot sint Ians baptisten vigilie, waren die drie staten vanden lande vergadert te Ghendt, omme metter hulpe van die heeren vanden rade die manieren te vindene hoe dat si tlant in payse ende in vrede mochten stellen. Ende alle die nacien vanden cooplieden waren drie warmen te ghendt, biddende voor die stede van brugghe dat si daer haerlieder coopmanschepen vredelic mochten bringhen, coopen ende vercoopen, soe si ghecostumeirt waren, ende haerlieder goet int swijn bringhen mochten, ende huyt voeren sonder belet, of si souden Vlaendren moeten laten ende van noode eldere trecken. maer wat men den prinche badt ten mochte al niet baten, omme die groote schoffierichede die si hem ghedaen hadden als voren verhaelt staet, so en was sijne meeninghe anders niet dan die stede te verderuene ende te verhongherene. Ende in teekene van dien, so dede hi beuelen ter Nieupoort, te Dixmude, ende al westlant duere, datmen te Brugghe gheen vitaelgie noch andere prouande bringhen en soude, vp die peyne van te commene in sijne indignacie. Die van Brugghe dit vernemende, omme dat si lettel corens hadden, ende datter seere diere was, daer laghen voor tswijn vele oostersche schepen gheladen met coorne, die gheerne daer mede te Brugge ghecommen hadden, maer sy en mochten nyet duere omme dye staken dye in tswijn stonden. Ende daer omme die van Brugghe vp den eersten dach van Hoymaent sonden ter Sluys waert wel.v.duysent mannen seer wel ghewapent, omme Sluys te belegghene ende tselue coorne te ghecrijghene, want dye van Ghendt hadden ontboden die vander Sluys die staken huyt den swijne te doene, maer si seyden si en souden dat om nyements wille doen, ter ware dat sy expres beuel hadden vanden prinche. Des anderdaechs was den lieden van Brugghe die voorder sluys laghen gheseyt dat tcoorne ontladen was, ende was ter ware buyten ardenburch vp waghenen gheleyt, wel tot vi.duysent hoeden ende gheuoert te Brugghe. Ende si laghen voor die Sluys.xviij.daghen, si schoten met groten engienen dye westpoorte in sticken, ende dadender grote schade, binnen der tijt dat si daer laghen. Die heeren ende sommeghe Dekens van Ghendt quamen te Brugghe, omme met hemlieden te sprekene, ende een goet middel te helpen vinden om den Prinche te paeyene, ende om den coopman te houdene binnen den lande, dye heyndelicken vertrecken wilde, ende sy begheerden die preuilegien te siene die si hadden vp die vander sluys, ende ooc vp die vanden vryen, ende den brief vanden paeyse van Vlaendren die te Doornicke ghemaeckt was, in iaer ons heeren M.CCC.ende.lxxxvi.in die maent van December. Ende als si alle dinghen ouerghesien ende wel verstaen hadden, sy gauen hem lieden ghelijc, ende die vanden vryen ende vander Sluys groot onghelijc. Dye van Ghendt die hem seluen seer pijnden ende moeyden omme tlandt te helpen stellene in paeyse, ende in vreden, ende den coopman te houdene binnen den lande, alsoe dat hi al omme vry varen ende keeren mochte, daer hy te doene hadde, si trocken metsgaders andere notabele huyt den lande van Vlaendren byden prinche haren wettelicken here, endebaden hem ootmoedelick dat hi ontfaermenis hebben wilde vp sijne goede stede van Brugghe, ende dat hi inden lande vanVlaendren gheene pycaerden meer seynden en woude. Die Prinche en gaf hem lieden gheen antwoorde. Item svrydaechs op sinte Margrieten auent, so brac theyr van Brugghe vp, dat.xviij.daghen voor der stede vander Sluys gheleghen hadde, ende tsanderdaechs quamen sy inder stede van Brugghe. Item int beghintsele van Ougstmaent die drie staten quamen te Cortrijcke, omme te tracteirene met den Prinche haren heere ouer dye van Brugghe, als dat si mochten commen thueren [fol. xcv.v] paeyse ende te sijnder ghenaden. Maer dye prinche en quamselue daer doe niet, hi dede beuelen al Vlaendren duere, datmente brugghe gheenderhande vItaliee bringhen en soude. Die vander Sluys trocken ghetijdelijc huyt om vItaliee ende andere prouande, te Heyle, te Maldeghem, te Moerkercke te Ramscappelle, Toostkercke, ende in meer andere plaetsen, endevinghen al omme die haghepoorters van Brugghe, ende leedense ter Sluys, ende namen haer lieder prouande. Ende mer Ian vanhuytkercke capiteyn van der nyeupoort dede der ghelijcke ontrent Ghistele. Ende Pieter die bul ende Trijstram dye crane, ende sommeghe andere poorters van Brugghe die huyt Brugghe gheuloden waren die wachteden den suuel coopers van Brugghe die te Dixmude, te Veurne, ende elders gheweist hadden om suuel te coopene ten behouue vander stede van Brugge, endevinghense, ende namen tselue dat si hadden, ende brochtense ter Nyeupoorte gheuanghen. Ontrent sint Ians messe deden dye van Brugghe vellen alle die hooghe bomen dye binnen den palen van Brugghe stonden, ende sonderlinghe vanden poorters goedinghen dye huyt Brugghe gheulucht waren, ende men maecte daer mede die bollewercken die buyten der poorten ende vp die vesten stonden. Item in die Ougstmaent, so was of ghehauwen den busch vanTilleghem, ende tcasteel of ghebroken omme dat die heerenvanden vryen daer inne niet en souden logieren. Ende in die selue maent ende in septembre daer naer waren by wijlen bestanden ghemaeckt, ende binnen dien so hadden die van Brugghe saufconduyt vanden prinche te cortrijcke te commene, om te tracteirene vanden paeyse. Ende als dye van Brugghe daer waren, die prinche en quammer niet. Daer naer so waren andere diueersche dachuaerden gheordineirt te houdene vp tselue te Denremonde, daer naer Taelst, ende in meer andere plaetsen, maer alsmen den prinche daer of ghewaechde, hy en wilder in gheender manieren naer horen, ende in dyen staet so bleeft een wijle tijts staende. |
Nota, dat van de fontein in de Boeveriestraat tot het tolhuis aan de Boeveriepoort lagen de greppels aan beidde zijden van de straat lagen nog de volgende dag, wat was de donderdag in de Pinksterweek, nog vol bloed en de straten waren rood gekleurd van het bloed van de lieden van de prins. Item, op die dag waren er 70 of meer in Sint Janshuis begraven van dier er verslagen waren. Daar waren er ook zeer veel gekwetst die levend bleven en werden lieflijk gehanteerd. Item, op de donderdag waren wel 80 W gevangen en sommigen waren van het huisgezin van de prins, de biechtvader van mevrouw de prinses en zangers van de kapel van de prins. Dit waren wel 40 personen die van het huisgezin van de prins waren en ter waardigheid van de prins liet men al dezen gaan en daar bleven wel gevangen 100 Walen of meer die in diverse herbergen gevangen waren, waarvan dat er de vrijdag in de Pinkster op de markt te Brugge op een schavot 22 onthoofd werden. Item, omdat Jacob van Hardoye hoofdman van de schade beletters was gewest ter bede van de burgemeester tot een smidshuis te haten instrumenten om de sleutels van de Boeveriepoort af te breken en de poort open te doen, daarom werd hij woensdag voor de octaaf van Sacrament dag onthoofd en gevierendeeld. De rijm dat Brugge van de Picardiërs niet bedorven was is dit. Brugge de Picardiërs in mei velde, toen Schoondijke de tweeëntwintig telden. Tussen Pinksteren en Sint Barnabas dag deden die van de Sluis in het Zwin [fol. xcv.r] staketsels zodat er geen goed nog ten Damme nog te Brugge komen kon. Item, de donderdag na Sint Barnabas dag zo dezen die van ter de Sluis een gebod vanwege de prins dat elke koopman van wat steden of land dat hij was dat hij zijn goed mocht brengen in etr Sluis en op doen, kopen en verkopen, zonder van die begrepen te zijn van die van Brugge. Item, van Sint Triniteit dag tot Sint Johannes de Doper vigilie waren de drie staten van het land verzameld te Gent om met de hulp van de heren van de raad de manieren te vinden hoe ze dat land in rust en in vrede mochten stellen. En alle naties van kooplieden waren driemaal te Gent en baden voor de stad Brugge dat ze daar hun koopmanschap vredig mochten brengen, kopen en verkopen zo ze gewend waren en hun goed in het Zwin brengen mochten en uitvoeren zonder belet of ze zouden Vlaanderen moeten verlaten en van nood elders trekken. Maar wat men de prins bad, het mocht al niet baten vanwege de grote schoffering die ze hem gedaan hadden en zo was zijn mening niet anders dan de stad te verderven en te verhongeren. En als teken daarvan zo liet hij bevelen te Nieuwpoort, te Diksmuide, en al Westland door dat men te Brugge geen voedsel nog andere proviand zou brengen en de straf van te komen in zijn ongenade. Die van Brugge die dit vernamen en omdat ze weinig koren hadden en dat het zeer duur was en daar lagen voor het Zwin vele oosterse schepen geladen met koren die daar graag mee te Brugge gekomen waren, maar ze mochten er niet door omdat de staken in het Zwin stonden. En daarom zonden die van Brugge op de eersten dag van juli ter Sluis waart wel 5 000 manen zeer goed gewapend om Sluis te belegeren en zelf het koren te krijgen, want die van Gent hadden ontboden die van ter Sluis de staken uit het Zwin te doen, maar ze zeiden ze zouden het om niemands wil doen, tenzij dat ze uitdrukkelijk bevel hadden van de prins. De volgende dag was de lieden van Brugge die voor ter Sluis lagen gezegd dat het koren ontladen was en was buiten Aardenburg op wagens gelegd, wel tot 6 000 hoeden en gevoerd te Brugge. En ze lagen voor ter Sluis 18 dagen en ze schoten met grote machines de Westpoort in stukken en deden er grote schade binnen de tijd dat ze daar lagen. De heren en sommige dekens van Gent kwamen te Brugge om met hen te spreken en een goed middel te helpen vinden om de prins te paaien en om de kooplui te houden binnen het land die heimelijk vertrekken wilden en ze begeerden de privilegies te zien die ze hadden op die van ter Sluis en ook op die van de vrijen en de brief van vrede van Vlaanderen die te Doornik gemaakt was in het jaar ons heren 1386 in de maand december. En toen ze alle dingen overzien en goed verstaan hadden gaven ze hun gelijk en die van de vrijen en van ter Sluis groot ongelijk. Die van Gent die zich zeer pijnigden en bemoeiden on het land in rust en vrede te stellen en om de kooplui te houden binnen het land, alzo dat ze alom vrij varen en keren mochten waar ze te doen hadden, ze trokken mitsgaders andere notabelen uit het land Vlaanderen bij de prins, hun wettige heer, en baden hem ootmoedig dat hij ontferming wilde hebben op zijn goede stad Brugge en dat hij in het land van Vlaanderen geen Picardiers meer zenden zou. De prins gaf hen geen antwoord. Item, vrijdag op Sint Margriet avond zo brak het leger van Brugge op dat er 18 dagen voor de stad ter Sluis gelegen had en de volgende dag kwamen ze in Brugge. Item, in het begin van augustus kwamen de drie staten te Kortrijk omme te onderhandelen met de prins, hun heer, over die van Brugge al dat ze mochten te komen tot hun [fol. xcv.v] vrede en tot zijn genade. Maar de prins kwam daar toen zelf niet, hij liet bevelen heel Vlaanderen oor dat men te Brugge generhande voedsel brengen zou. Die van ter Sluis trokken tijdig uit om voedsel en andere proviand te Heule, te Maldegem, te Moerkerke te Ramskappelle, te Oostkerk en in meer andere plaatsen en vingen alom de buitenpoorters van Brugge en leidden ze naar ter Sluis en namen hun proviand. En meneer Jan van Uitkerke, kapitein van de Nieuwpoort, deed dergelijk omtrent Gistel. En Pieter de Bul en Trijstram de Crane en sommige andere poorters van Brugge die uit Brugge gevlogen waren die bewaakten de zuivel koppers van Brugge die te Diksmuide, te Veurne en elders geweest waren om zuivel de kopen ten behoeve van de stad Brugge en vingen ze en namen het wat ze hadden en brachten ze ter Nieuwpoort gevangen. Omtrent Sint Jans mis lieten die van Brugge vellen alle hoge bomen die binnen de palen van Brugge stonden en vooral van de poorters goed die uit Brugge gevlucht waren en men maakte daarmee de bolwerken die buiten de poorten en op de vesting stonden. Item, in augustus zo werd er afgehouwen het bos Tillegem en het kasteel afgebroken omdat de heren van de vrijen daarin niet zouden logeren. En in diezelfde maand en in september daarna waren soms wijlen bestanden gemaakt en binnen die zo hadden die van Brugge vrijgeleide van de prins te Kortrijk te komen om te onderhandelen van vrede. En toen die van Brugge daar waren kwam de prins niet. Daarna zo waren andere diverse rechtszittingen geordineerd op hetzelfde te te Dendermonde, daarna te Aalst en in meer andere plaatsen, maar als men den prins daarvan gewaagde wilde hij er op geen manier naar horen en in die staat bleef het zo een tijdje staan. |
[Den.v.dach van Octobre] Item vp den saterdach naer sinte Bauen dach, twelc was den.v.dach van Octobre, doe quam mer Ian van Huytkercke, ben dan met.C.ende.xxx.peerden smorghens met den daghe tsinte Baefs buyten Brugghe, ende hy met sinen gheselschepe hadden ghenomen den lieden dye te Brugghe waert dreuen, coeyen, schapen, calueren om te vercoopene, ende andere vitaelien, al haerlieder goet dat si daerwaert brochten. Ende die van brugghe wordens gheware, ende trocken terstont huyt wel xijc. sterck, ende volchden mer Ian voorseyde met sijnen gheselschepe, ende als si quamen voor tcasteelkin te couckelare daer Pieter van belle plach te wonene, daer waren inne heer Heyndrick vanReingheertsvliete prochiepape van Couckelare ende Deken van kerstenhede, van Oudenburch, die bastaert van belle, endenoch.x.ghesellen tot hem lieden, die welcke hem liedenschoffierlic toe spraken, ende schoten naer hem lieden so dat die van Brugghe hem lieden vergramden, ende bestormden tcasteelkin, ende vulden die grachten met rijsen, ende wonnent, ende roofdent al datter inne was, ende stakender tvier inne, ende si vinghen den dekene ende den bastaert ende alle dandere, ende brochtense te Brugghe inden steen, ende si ghecreghen ende achterhaelden vele vanden rooue die mer Ian, mer Ioos die brune, Phelips van longpre den lieden die te Brugghe waert quamen ghenomen hadden [Vp den.x.dach van Octobre] Item vp den.x.dach van Octobre so hadden die van Brugghe weder sauueconduyt vanden Prinche.xiiij.daghen lanc, om met hem te sprekene, ende si trocken te Rijssele daer hy als doe ghecommen soude hebben, mer he en quammer niet, ende bleef altijts Tatrecht, dus keerden si weder sonder met hem te sprekene, in eenich traytiet van paeyse. [Vp den.xx.dach vander seluer maent] Item vp den.xx.dach vander seluer maent, so trocken die vanGendt huyte met eenen groten heyrcrachte, endemet.lxxij.banieren, ende ooc met sprinchen banniere, endesloughen tenten ende pauwelioenen buyten Gendt by sinte Marien kercke, ende si hadden ontboden al haer ondersaten dat si daer bi hemlieden commen souden ghewapent, ende met hueren bannieren. Daer quammer vele by hem lieden, ende sy waren doe sterck.vi.duysent mannen of meer. [Vp sinte Symon ende sint Iuden dach] Item vp sinte Symon ende sint Iuden dach, die vander Sluys ghinghen roouen in sinte Laureys prochie by [fol. xcvi.r] Benthille. Ende die van dier prochie dye vinghender.viij.vandensluysenaers, ende voerdense int ghendtsche heyr, daer waren si alle onthooft. Item binnen der seluer tijt, so quam die here vander Vere ter sluys, ende hi trac met den volcke vander sluys te Oostkercke, en daer ontrent, ende sloughen die lieden doot, ende roofden haerlieder goet ende brochtent inder Sluys. [Des dysendaechs naer sinte Symoen ende sint Iuden dach] Item des dysendaechs naer sinte Symoen ende sint Iuden dach trocken die van Brugge te Lisseweghe, ende deden dier ghelijcke. Daer was seer gheuochten, ende daer bleuen.xviij.mannen van dye van Brugghe doot ghesleghen. [Vp alder sielen dach ] Item vp alder sielen dach snuchtens trocken die van der Sluys te Heyst, ende te Blanckeberghe, ende beroofden tvolc, endededen daer grote schade. Als die van Brugghe dat verhoorden, sy deden een ghebodt dat alle dye ghene dye Brugghe lief hadden, dat si souden trecken by hueren capiteyn. Ende dese capiteyn track met sinen brugghelinghen daer die sluysenaers haren roof van haren beesten hadden ter weede gaende, ende si namen weder alle dien roof ende brochtense te Brugghe waert. [Tsondaechs naer alder sielen dach] Item tsondaechs naer alder sielen dach, die vanden Damme metsgaders den serganten van Brugghe dye inden Dam laghen, trocken bi nachte te laepschuere, te hannekin werue, te meerkercke, ende eldere daer si wisten dat yemant woonde die den lieden vander sluys ghewone waren te sustenteirene vaneeneghen vitaelien, daer beroofden sijt ende [maectenter] al schone van beesten ende alderhande prouanchie, endebrochtent inden Dam. [Ssdysendaechs naer alder sielen dach] Item sdysendaechs naer alder sielen dach, vertrac theyr [van] Ghendt dat.xv.daghen ghelegen hadde buyten ghendt, verbeydende huere ondersaten, ende quamen sdonderdaechs logieren Teeclo. Die van Brugghe dat wetend[e, si quamen met] sommeghe Dekenen tot hem [lieden te Eeclo]. Ende die vanghendt ende die [ghedeputeirde] van brugge ghinghen tsamen te rade teeclo [in] die kercke. Daer was gheoordonneirt [dat].xvi.notabele van dye van Brugghe die [daer] ghecommenwaren, dat die daer blijuen [souden] int heyr van Ghendt, in ostaegien, ende [men] soude seynden.xvi.notabele personen van[dye] van Ghendt te brugghe, die welcke souden [te] kennengheuen den ghemeenen volcke van brugghe, die begheerte endedie meeninghe van die van ghendt. Ende die van Ghendt te brugghe commende, ende haerlieder last ontdect hebbende, die van Brugge en wildender in gheender manieren in consenteren. Doe trocken dye van ghendt weder Teeclo, ende gauent daer te kennene, daer omme dat sy die.xvi.notable dye daer in oestaegien laghen hilden gheuanghen, ende dedense seere nauwe wachten ende bewaren. |
[De 5de dag van oktober.] Item, op de zaterdag na Sint Baaf dag wat was de 5de dag van oktober toen kwam meneer Jan van Uitkerke met meer dan 130 paarden ‘s morgens met de dag te Sint Baaf buiten Brugge en hij met zijn gezelschap hadden genomen de lieden die te Brugge waart dreven koeien, schapen, kalveren om te verkopen en ander voedsel al hun goed dat ze derwaarts brachten. En die van Brugge werden het gewaar en trokken terstond uit wel 1200 sterk en volgden meneer Jan met zijn gezelschap en toen ze kwamen voor het kasteeltje te Koekelare waar Pieter van Belle plag te wonen en daar waren in heer Hendrik van Reingaardsvliet, parochiepriester van Koekelare en deken van christenheid, van Oudenburg, de bastaard van Belle en nog 10 gezellen bij hem die hen schofferend toesprak en naar hen schoten zodat die van Brugge zich vergramden en bestormden het kasteeltje en vulden de grachten met twijgen en wonnen het en beroofde alles dat er in was en staken er het vuur in en ze vingen de deken en de bastaard en alle anderen en brachten ze naar Brugge in de steen en ze kregen en achterhaalden veel van de rood die meneer Jan, meneer Joos de Brune, Filips van Longpre de lieden die te Brugge waart kwamen genomen hadden. [Op de 10de dag van oktober] Item, op de 10de dag van oktober zo hadden die van Brugge weer vrijgeleide van de prins 14 dagen lang om met hem te spreken en ze trokken naar Rijsel waar hij toen gekomen zou hebben, maar hij kwam er niet en bleef altijd te Atrecht, dus keerden ze terug zonder met hem te spreken in enig traktaat van vrede. [Op de 20ste dag van dezelfde maand] Item, op de 20ste dag van dezelfde maand zo trokken die van Gent uit met een grote legermacht en met 72 banieren en ook met de banier van de prins en sloegen tenten en paviljoenen buiten Gent bij Sint Maria kerk en ze hadden ontboden al hun onderzaten dat ze daar bij hen gewapend zouden komen en met hun banieren. Daar kwamen bij hen vele lieden en ze waren toen sterk 6 000 mannen of meer. [Op Sint Simon en Sint Jude dag] Item, op Sint Simon en Sint Jude dag gingen die van ter Sluis roven in Sint Laureis parochie bij [fol. xcvi.r] Bentille. En die van die parochie die vingen 8 van die van ter Sluis en voerden ze in het leger van Gent, daar werden ze allen onthoofd. Item, binnen dezelfde tijd zo kwam de heer van Veere ter Sluis en hij trok met volk van ter Sluis te Oostkerk en daar omtrent, en sloegen de lieden dood en roofden hun goed en brachten het in ter Sluis. [De dinsdag na Sint Simon en Sint Jude dag] Item, de dinsdag na Sint Simon en Sint Jude dag trokken die van Brugge te Lissewege en deden diergelijk. Daar werd zeer gevochten en daar werden 18 mannen van die van Brugge dood geslagen. [Op Allerzielen dag ] Item, op Allerzielen dag ճ morgens zo trokken die van ter Sluis te Heist en te Blankenberge en beroofden het volk en deden daar grote schade. Toen die van Brugge dat hoorden deden ze een gebod dat al diegene die Brugge lief hadden dat ze zouden trekken bij hun kapitein. En deze kapitein trok met zijn Bruggenaars daar waar die van ter Sluis hun roof van hun beesten hadden ter weide gedaan en ze namen weer al die roof en brachten het te Brugge waart. [Zondags na Allerzielen dag] Item, zondags na Allerzielen dag trokken die van de Damme mitsgaders dn sergeanten van Brugge die in de Damme lagen bij nacht te Lapeschuren, te Hannekin Werve, te Meerkerk, en elders daar ze wisten dat iemand woonde die de lieden van ter Sluis gewoon waren te beroepen op enig voedsel en daar beroofden zij het en maakten het al schoon van beesten en allerhande proviand en brachten het in de Damme. [Dinsdag na Allerzielen dag] Item, de dinsdag na Allerzielen dag vertrok het leger [van] Gent dat 15 dagen gelegen had buiten Gent en wachtte op hun onderzaten en kwamen donderdag logeren te Eeklo. Die van Brugge die dat wisten kwamen met sommige deken tot hen te te Eeklo. En die van Gent en de gedeputeerde van Brugge gingen tezamen te raad te Eeklo in de kerk. Daar was geordonneerd dat 16 notabelen van die van Brugge die daar gekomen waren dat die dar blijven zouden in het leger van Gent in onderpand en men zou zenden 16 notabele personen van die van Gent te Brugge die te kennen zouden geven het gewone volk van Brugge de begeerte en de bedoeling van die van Gent. En die van Gent die te Brugge kwamen en hun last gezegd hadden wilden die van Brugge op geen manier in toestemmen. Toen trokken die van Gent weer te Eeklo en gaven het daar te kennen waarom dat ze die 16 notabelen die in onderpand lagen gevangen hielden en liet ze zeer nauw bewaken en bewaren. |
[Swoensdaechs naer.s.Maertins dach] Item swoensdaechs naer.s.Maertins dach vertrack theyr vanghendt, ende quamen Tardenburch, ende brochten daer met hem lieden die.xvi.poorters van brugghe, als gheuanghen lieden, te wetene een wethoudere van brugge.vij.dekens, ende.viij.andere notable mannen vander poorterye. Ende die van ghendt bleuen daer met hueren standaerden.xiiij.dagenlanc. Ende binnen dier tijt so braken si thuys van Pieter bladelin gheseyt leestmakere, dat bi soetendale staet, ende thuys vanClays vanden velde bi Ardenburch, ende ghinghen voor te Malleghem, ende te heyle, te moerkercke, ende in andere plaetsen, ende waer dat si vonden eenege hagepoorters vanbrugge ofte haerlieder goet, dat namen si ende drougent met hem lieden. Item Race onredene haerlieder capiteyn dede doen een gebodt dat nyement die van brugge eenge prouanchie of vitaelgie voeren noch bringhen en soude, vp die verbuerte van lijue endevan goede. Ende doe dede hi met die van ghendt onthoofdendrie poorters van brugge. [Swoensdaechs naer s. Kathelijnen dach] Item swoensdaechs naer s. Kathelijnen dach, schieden dye vanghendt huyt Ardenburch, ende quamen snoenens te Eeclo, endesi leedden dye voorseyde.xvi.poorters van Brugge gheuangenmet hem lieden, ende het was vp dien tijt een harde cout wedere, daer omme sommege vander weuerye van ghendt braken in sticken die glenden ende die tuynen die dye liedenhadden ghemaect ontrent haerlieder houen, ende verbrandense, ende die ghene diere gram om waren of daer toe seyden, die slougense noch toe. Item die vander Casselrye van ghendt, ende sonderlinge die van Cortrijcke ende die van oudenaerde begrepen die vanghendt daer omme, ende seyden met vromen sinne aldus. Wi zijn bi hu heden ghecommen thuwen beueilene om hu liedenbystant te doene, om dat tlant mocht ghestelt worden in paeyse ende in [fol. xcvi.v] vreden, ende wi waenden dat ghy daer omme huyt ghetrocken waert, maer ons lieden dunckt al die contrarie. Ende dat ghi ghewapent aldus huyt ghecommen sijt, es yeghen den wille vanonsen gheduchten here ende prinche, ende en doet anders niet dan dat ghi lieden pijnt te roouene, te moorden, te steilene, endetvolck vanden lande te veriaghene ende bystier te makene. Endehier omme wierden si gram ende trocken Teeclo vp dye marct, ende maecten battaelie. Die van Cortrijcke ende vanOudenaerde quamer vrolicke yegens hem lieden. Daer was seere gheuochten, so datter van die van Ghendt.iij.doot bleuen, ende vele seere ghequetst. [Vp den.xviij.dach van Nouembre] Item die.xvi.gheuanghen poorters van Brugghe, siende dat die van Ghendt ter marckt liepen, si pijnen hem van achter huyt te commene, ende liepen duer busschen ende duer haghen, endedoolden ij.daghen lanc eer sy thuys commen consten, ende vp den.xviij.dach van Nouembre quamen si te Brugge. [Vp den.xij.dach van Nouembre] Nota, van sommege dinghen die gheuielen in die selue maent van Nouembre. Eerst vp den.xij.dach van Nouembre so waren die van Brugghe in dye wapene omme.xx.sacken Inghelscher wulle, toebehorende Anthonis fransoys, die die brugghelinghen die te Weyndune laghen gheaenueert hadden, ende seyden dat sy toe behoorden Parent fauen, ende vp dat soe vercochten sijse, ende gauen den sack om iiij.libra groten. Ende midts dat claerlicken beuonden was dat si onrecht hadden, so en was den coop van gheender weerden, ende Anthonis fransoys behilt sijn wulle. [Vp den.xiij.dach vander seluer maent] Item vp den.xiij.dach vander seluer maent, beseghelden die sommeghe van Brugghe, dat tlandt vanden vryen een let blijuensoude alsoot gheweist hadde van houden tijden, ende vp dat beloefden die van Ghendt hem lieden bystadicheyt te doene ende te helpene te haren rechten, ende si souden haerlieder beste doen dat tlandt soude moghen ghestelt worden in paeyse, ende in vreden, maer dye ghemeene poorterye en wilde niet gedooghen datmen die voorseyde beseghelden brief seghelensoude met der stede seghelen. Item vp den seluen dach was ghemaect een bestant van.viij.daghen tusschen die van brugghe ende die vander sluys, by den toe doene van die van Gendt, maer die principaelste van Brugghe dedent seere noode, daer omme dat dye van Ghendt seere mespaeyt ende tonvreden waren. |
[Woensdag na Sint-Maarten dag] Item, woensdag na Sint Maarten dag vertrok het leger van Gent en kwam te Aardenburg en brachten daar met hen die 16 poorters van Brugge als gevangen lieden, te weten een wethouder van Brugge, 7 dekens en 8 andere notabele mannen van de Poorterij. En die van Gent bleven daar met hun standaarden 14 dagen lang. En binnen die tijd zo braken ze het huis van Pieter Bladelin, genoemd leestmaker, dat bij Soetendaal staat en het huis van Clays van de Velde bij Aardenburg en gingen voor te Maldegem en te Heylen, te Moerkerke en in andere plaatsen en waar ze enige buitenpoorters van Brugge of hun goed vonden dat namen ze en droegen het met hen. Item, Race Onredene, hun kapitein, liet toen een gebod doen dat niemand die van Brugge enige proviand of voedsel voeren nog brengen zou op het verbeuren van lijf en van goed. En toen liet hij met die van Gent onthoofden drie poorters van Brugge. [Woensdag na Sint Catharina dag] Item, woensdag na Sint Catharina dag scheiden die van Gent uit Aardenburg en kwamen met de noen te Eeklo en ze leidden de 16 van Brugge gevangen met hen en het was op die tijd een erg koud weer waarom sommige van de weverij van Gent in stukken braken de afsluitingen en hekken die de mensen hadden gemaakt omtrent hun hoven en verbrandden ze en diegene die er gram om waren of daartoe zeiden die sloegen ze nog toe. Item, die van het wetsgebied van Gent en vooral die van Kortrijk en van Oudenaarde begrepen die van Gent daarom en zeiden met dappere zin aldus. Wij zijn heden bij ut gekomen tot uw bevel en om u bijstand te doen omdat het land gesteld mocht worden in rust en in [fol. xcvi.v] vrede en wij waanden dat ge daarom uitgetrokken was, maar wij denken nu geheel contrarie. En dat ge gewapend aldus uitgekomen bent is tegen de wil van onze geduchte heer en prins en en doet niets anders dan dat ge pijnt te roven, te moorden, te stelen en het volk van het land te verjagen en bijster te maken. En hierom werden ze gram en trokken naar Eeklo op de markt en maakten een slag. Die van Kortrijk en van Oudenaarde kwamen vrolijk tegen hen daar werd zeer gevochten zodat van die van Gent 3 dood bleven en zeer veel gekwetst. [Op de 18de dag van november] Item, de 16 gevangen poorters van Brugge, zagen dat die van Gent ter markt liepen en pijnigden zich van achteruit te komen en liepen door bossen en hagen en doolden 2 dagen lang eer ze thuis konden komen en op de 18de dag van november kwamen ze te Brugge. [Op de 12de dag van november] Nota, van sommige dingen die gebeurden in diezelfde maand november. Eerst op de 13de dag van november zo waren die van Brugge in de wapens om 20 zakken Engelse wol die toebehoorden aan Anthonis Fransoys die de Bruggenaars die te Weyndune lagen genomen hadden en zeiden dat ze toe behoorden aan Parent Fauen en opdat zo verkochten ze het en gaven de zak om 4 libra groten. En mits dat duidelijk bevonden was dat ze onrecht hadden zo was de kop van geen waarde en Anthonis Fransoys behield zijn wol. [Op de 13de dag van dezelfde maand] Item, op de 13de dag van dezelfde maand bezegelden sommige van Brugge dat het land van de vrijen blijven zou alzo het geweest was van ouden tijden en opdat beloofden die van Gent hun bijstand te doen en te helpen tot hun rechten en ze zouden hun best doen dat het land gesteld zou mogen worden in vrede en rust, maar de gewone poorterij wilde niet gedogen dat men die bezegelde brief verzegelen zou met het stadszegel. Item, op dezelfde dag was een bestand gemaakt van 8 dagen tussen die van Brugge en die van ter Sluis door toedoen van die van Gent, maar de belangrijkste van Brugge deden het zeer node waarom van Gent zeer misnoegd en ontevreden waren. |
[Vp den.xvi.dach vander seluer maent] Item vp den.xvi.dach vander seluer maent, die van Ghendt ontboden die van Brugghe dat si wel wilden met hem spreken vp dye materie van dat sommeghe poorters ende Dekens van Brugge die Teeclo gheweist hadden, ende hem liedenbesegheltheden ghegeuen hadden, twelc si sonder consent vanden ghemeenen volcke vander stede ghedaen hadden, want sy en waren nyet ghelast vander ghemeender poorterye eenege beseghelthede te consenteirene, ende si dedens hem lieden gheheelicken of, ende en wilden met hem lieden niet spreken noch eenich traytiet houden. Dese saken commende ter kennisse vanden prinche, so ontboot hi die van Brugghe dat si gheen traytiet houden en souden, noch eeneghe aliancie maken met die van Ghent, want dat si also ghewapent ende met bannieren huyt ghetrocken waren, ende was hem niet danckelick. Als die van Brugghe dat hoorden, so deden si terstont vanghen die ghene die Teeclo tsaterdaechs voor.s.Maertins auent, dye van Ghendt gheconsentiert ende beseghelt hadden haerlieder voortstellen te helpen vulcommene, als die vanden vryen een let te makene, ende oock sommeghe andere pointen, aengaende den sticke tusschen dye van Brugghe ende die vander Sluys. Ende alder eerst so waren gheuanghen Ian die payere Die Deken vanden varwers Die Deken vanden temmerlieden Die Deken vanden smeden Marck van haricourt Die Deken vanden backers Die Deken [vanden cordewaniers] Die Deken [vanden schiplieden] Die Deken vanden [keersghieters] Die Deken vanden leirtauwers Ian die swarte scheerere Coppin die mesmakere. Ende vp den seluen dach eer si ghevanghen waren, soe quamen inden burch Coppin die mesmakere, Ian dye swarte, ende Ian bryelman, ende maecten een groote roupinghe, ende wilden heymelicken dat dye van [fol. xcvij.r] Brugghe wtghetrocken hadden ghewapender hant tot die vanGhendt, ende die smeden ende dye vulders waren al ghereet, ende hadden haer carijnen gheladen, maer hadden die vanBrugge doe huyt ghetrocken, si hadden alte seere bedroghengheweest. Ende dye princersse die Brugghe seer lief hadde, die hadde noch eenen brief ghesonden aen dye van Brugghe, als dat si in gheender manieren traytiet noch alianchie maken en souden met dye van Ghendt, si hoepte dat si te bet soudencommen ten paeyse ende ter ghenade van haren prinche harenheere. Ende vp den troost vander princersse, so sonden die vanBrugge bi saufconduyte vanden prinche vier notable persoonenvan haren poorters byden prinche te Atrecht. Te wetene Willemgheerolf, Pieter dye burchgraue, Iacob die sweertvaghere, ende Boudin vanden leene, omme met hem te tracteirene van paeyse ouer dye stede van Brugghe, daer bleuen si een wijle tijts liggende. |
[Op de 16de dag van dezelfde maand] Item, op de 16de dag van dezelfde maand ontboden die van Gent die van Brugge dat zee wel met hen wilden spreken op de materie van dat sommige poorters en dekens van Brugge die te Eeklo geweest waren, en he het bezegeld gegeven hadden wat ze zonder toestemming van het gewone volk van de stad gedaan hadden, want ze waren niet belast van de gewone poorterij enige bezegeling te voldoen en ze gingen hen geheel af en wilden met hen niet spreken nog enig dagvaarding houden. Deze zaken kwam ter kennis van de prins en zo ontbood hij die van Brugge dat ze gen dagvaarding houden zouden, nog enige alliantie maken met die van Gent, want dat ze alzo gewapend en met banieren uitgetrokken waren was hem niet genoeglijk. Toen die van Brugge dat hoorden zo lieten ze terstond vangen diegene die te Eeklo de zaterdag voor Sint-Maarten avond die van Gent toegestemd en bezegeld hadden hun voorstellen te helpen voldoen als die van de vrijen een lid te maken en ook sommige andere punten aangaande het stuk tussen die van Brugge en die van ter Sluis. En allereerst zo waren gevangen Ian de Payere De deken van de ververs De deken van de timmerlieden De deken van de smeden Marck van Haricourt De deken van de bakkers De deken van de cordewaniers (maker van geitenleren schoenen) De deken van de schiplieden De deken van de kaarsengieters De deken van de leertouwers Ian de Zwarte Scheerder Coppin de Mesmakere. En op dezelfde dag er ze gevangen waren zo kwamen in de burcht Coppin de Mesmakere, Ian de Swarte en Ian Bryelman en maakte veel lawaai en wilden heimelijk dat die van [fol. xcvij.r] Brugge uitgetrokken waren gewapenderhand tot die van Gent en die smeden en de volders waren allen gereed en hadden hun transportwagens geladen, maar waren die van Brugge toen uitgetrokken waren ze al te zeer bedrogen geweest. En de prinses die Brugge zeer lief had die had nog een brief gezonden aan die van Brugge als dat ze op geen manier dagvaart nog alliantie maken zouden met die van Gent, ze hoopte dat ze beter tot vrede zouden komen en te genade van de prins, haar heer. En op de troost van de prinses zo zonden die van Brugge bij vrijgeleide van de prins vier notabele personen van hun poorters naar de prins te Atrecht. Te weten Willem Gheerolf, Pieter de Burchgraaf, Jacob de Sweertvaghere en Boudin van de Leene om met hem te onderhandelen van vrede voor de stad Brugge en daar bleven ze een tijdje liggen. |
Sdonderdaechs den xxix.dach van Nouembre Item sdonderdaechs den xxix.dach van Nouembre, doe schieden die casselryen van Ghendt huyt Eeclo ende loeden huer carijnen, ende elc trac thuyswaert. Ende tsanderdaechs trocken die van Ghendt ooc thuyswaert met cleender eeren, want si en hadden nyet dan quaet ghedaen, ende den aermenlieden thare ghenomen, ende te Eeclo der lieden glenden endethuynen verbarnt. [Vp den tweeden dach van Decembre Item vp den tweeden dach van Decembre waren te Brugghe ouergheleet ende ghepijnt die Dekene vanden varwers, Ian die payere poortere, die Deken vanden smeden die Deken vanden temmerlieden, Ian dye swarte scheerere, Coppin die mesmakere ende Ian Brielman, omme dat si Teeclo traytiet ende alianchie ghemaect hadden met die van Ghendt, ende gheconsenteirt hadden dat tvrye een let sijn soude, ende meer andere diueersche pointen, ende van dien hem lieden ghegheuen huere besegelthede, sonder consent ende wille vanden ghemeenenvolcke vander stede van Brugghe, om die welcke mesdaet si vp den seuensten dach vander seluer maent te Brugghe inden burch onthooft waren tsachternoens naer die maeltijt, te wetene Ian wel ghereet Deken vanden smeden, ende Adriaen vanZechbrouc Deken vanden varwers. Ende vp den seluen achternoene, soe waren daer onthooft Ian dye swarte scheerer ende coppin dye mesmakere, omme die roupinghe endeberoerte dye sy ghemaect hadden inden burch vp den dach dat si gheuanghen waren, als dat si heyndelick wilden dat die vanBrugghe huytghetrocken souden hebben tot die van Ghendt. [Vp den.viij.dach van December] Item vp den.viij.dach van December so waren gheuanghen bi Oorscamp Alyor die bastaert van Halewijn, ende die baliu vanDeynsen, ende noch vier ghesellen met hem lieden. Daer warer veel meer die wech liepen, als Alyor haerlieder meester gheuanghen was. Ende die cause was omme dat si gherooft hadden eenen waghene met groten goede gheladen, toebehorende eenen coopman huyt Lombaerdyen, ende si waren gheleet te Brugghe inden steen. Item vp den seluen dach so quamen in Brugghe die iiij.notabele persoonen die by laste vanden ghemeenen volcke vander stede van Brugghe hadden gheweist te Atrecht bydenprinche, omme met hem te tracteirene van paeyse Ende sy toochden daer.xiij.pointen die dye prinche begheerde, souden si paeys met hem hebben, ende.xl. persoonen te hebbene, die buyten den paeyse blijuen souden, dye souden staen te sijnder wille. Maer als vanden xl. persoonen die die Prinche te hemwaert hebben soude, die en waren niet ghenoemt int openbare, huyt vreesen van groter beroeringhe voor vp den.xij.dach van Lauwe alsoot hier naer blijcken sal. [Vp den.xij.dach van deser maent van Decembre] Item vp den.xij.dach van deser maent van Decembre, so waren te Brugghe huyt den steen ghedaen. vij.persoonen dye langhe gheuanghen gheleghen hadden bi sekere condicien, dat si elc stelden twee notabele borghen omme ouer hem lieden te betalene, vp dat in hem lieden eenich ghebreck ware van tghene diesmen ouer hem lieden wijsen soude, vp dat si mesdadich beuonden waren. Ende waren dese persoonen Marc van Haricourt, die Deken vanden backers, die Deken vanden cordewaniers, die Deken vanden kersghieters, die Deken vanden schiplieden, ende den Deken vanden ledertauwers. Item des ander daechs so was Alyor die bastaert van Halewijn ghepijnt, ende twee van sijnen ghesellen. Ende vp den.xix.dach van De- [fol. xcvij.v] cembre waren die.ij.ghesellen, ende noch een ander roouere achter der Magdalenen onthooft, ende begrauen int sandt. [Vp den xxiiij.sten dach vander seluer maent] Item vp den xxiiij.sten dach vander seluer maent quam een schip gheuaren vander Nieupoort geladen met haringe ende met suuele ende ander vp taelgie, ende wilder mede sijn ter sluys, ende daer waren inne.xiiij.sluysenaers, Ian vanden weilde capiteyn van.lvi.bruggelinghen, vinc tschip ende al datter in was, ende voerdet al te Brugge, vanden welcken sluysenaers Ianvan stillebeke ontfanger vander sluys een was, dye welcke alleene gherentsoeneirt was.C.ende.xvi.libra groten, ende alle dandere naer haren state waren hoghe ghenouch gherensoeneirt. [Den.xiij.dach in Lauwe] Item die.xvi.persoonen die dye van Ghendt Teeclo hadden in ostaegien, ende hemlieden ontghinghen als die van ghendt vochten Teeclo vp dye marct yeghen huer ondersaten, dye moesten vp sinte Steuens dach alle inden steen gaen of vanghenesse houden in haerlieder huysen, ende daer bleuen sy tot den.xiij.dach in Lauwe, ende doen waren si ontboden, ende ouer haerlieder mesdaet moesten si gheuen der stede sekere somme van penninghen. |
Donderdag de 29de dag van november. Item, donderdag de 29ste dag van november toen scheiden de wetsgebieden van Gent uit Eeklo en laadden hun transportwagens en elk trok naar huis. En de volgende dag trokken die van Gent ook naar huis met weinig eer want ze hadden niets dan kwaads gedaan en van de arme lieden het hare genomen en te Eeklo de lieden hekken en afsluitingen verbrand. [Op de tweede dag van december] Item, op de tweede dag van december waren te Brugge opgelegd en gepijnigd de deken van de ververs, Ian de Payere poorter, de deken van de smeden, de deken van de timmerlieden, Ian de Zwarte Scheerder, Coppin de Mesmakere en Ian Brielman omdat ze te Eeklo dagvaart en alliantie gemaakt hadden met die van Gent en toegestemd dat de vrijen lid zouden zijn en meer andere diverse punten en van hen gegeven hadden hun zegels zonder toestemming en wil van het gewone volk van de stad Brugge en om die misdaad werden ze de zevende dag van dezelfde maand te Brugge in de burcht onthoofd werden te namiddag na de maaltijd, te weten Ian wel Ghereet, deken van de smeden, en Adriaen van Zechbrouc, deken van de ververs. En op deze namiddag zo waren daar onthoofd Ian de Zwarte Scheerder en Coppin de Mesmakere om het geroep en beroerte die ze gemaakt hadden in de burcht op de dag dat ze gevangen waren toen dat ze eindelijk wilden dat die van Brugge uitgetrokken zouden hebben tot die van Gent. [Op de 8ste dag van december] Item, op de 8ste dag van december zo waren gevangen bij Oostkamp Alyor de bastaard van Halewijn en de baljuw van Deinze en nog vier gezellen met hem. Daar waren er veel meer die weg liepen toen Alyor hun meester gevangen was. En de oorzaak was omdat ze geroofd hadden een wagen met groot goed geladen dat toebehoorde aan een koopman uit Lombardije en ze waren geleid te Brugge in de steen. Item, op dezelfde dag zo kwamen in Brugge de 4 notabele personen die op last van het gewone volk van de stad Brugge geweest waren te Atrecht bij de prins om met hem te onderhandelen van vrede. En ze toonden dar 13 punten die de prins begeerde zouden ze vrede met hem hebben en 40 personen te hebben die buiten de vrede blijven zouden en staan tot zijn wil. Maar die 40 personen die de prins tot hem wilde hebben die waren niet genoemd in het openbaar uit vrees van grote beroering voor de 12de dag van januari alzo het hierna blijken zal. [Op de 12de dag van deze maand december] Item, op de 12de dag van deze maand december zo waren te Brugge uit de steen gedaan 7 personen die lang gevangen gelegen hadden op zekere condities dat ze elk stelden twee notabele burgers om voor hen te betalen opdat in he enig gebrek was van hetgeen dat men over hen wijzen zou opdat ze misdadig bevonden waren. En waren deze personen; Marc van Haricourt, de deken van de bakkers, de deken van de cordewaniers, de deken van de kaarsengieters, de deken van de schiplieden en de deken van de leertouwers. Item, de volgende dag zo was Alyor de bastaard van Halewijn gepijnigd en twee van zijn gezellen. En op de 19de dag van december [fol. xcvij.v] waren die 2 gezellen en nog een andere rover achter Magdalena onthoofd en begraven in het zand. [Op de 24ste dag van dezelfde maand] Item, op de 24ste dag van dezelfde maand kwam een schip gevaren van Nieuwpoort geladen met haring en met zuivel en andere voorraad en wilden eer mede zijn ter Sluis en daar waren in 14 van Sluis, Ian van de Weilde, kapitein van 56 Bruggenaars, ving het schip en alles dat erin was waarvan Ian van Stillebeke, ontvanger van ter Sluis een was, die alleen op losgeld gesteld van 116 libra groten en alle de anderen naar hun staat waren hoog genoeg op losgeld gesteld. [De 13 dag van januari] Item, die 16 personen die die van Gent te Eeklo hadden in gijzeling en hen ontgingen als die van Gent vochten te Eeklo op de markt tegen hun onderzaten, die moesten op Sint Stevens dag allen in de steen gaan of gevangen houden in hun huizen en toen waren ze ontboden en voor hun misdaad moesten ze geven de stad een zekere som penningen. |
[Op den.vij.dach van Lauwe] Item op den.vij.dach van Lauwe doe was meester Ian vanBorgoengien Proost ghemaect van sinte Donaes in Brugge. Item omme dieswille in dien seluen tijt dattet den Dekens vander neeringhen in Brugghe te lastelijc viel ende te moeyelijck was alle daghe te rade te gane vp tschepenhuys, ende dat si bi dien verletteden hare ambochten ende neeringhen te doene, ende haerlieder broot te winnene. So waren gheordonneirt.xiij.notabele personen die in die stede vandenwethouders sijn souden, die huyter stede gheuloden waren. Ende dat waren dese. Iacob blandereel Jan baue Ghuyde brune Stafin vander brugge Alaert van sinte Maertins. Ian die brune huydenetter Ian baeruoet Ian die deckere Ian die muntere Ian de baenst Ioris gremme Marten de naghelmakere Jan die Heict. Somme.xiij. Ende bouen dese voorseyde.xiij.wethouders waren noch gheordonneirt.xxiiij.notable persoonen dye hem lieden raet gheuen souden, ende bystandicheyt doen als sijs van noode souden hebben. ende staen hier naer ghenoemt. Eerst huyter poorterye huyter poorterye huyter poorterye huyter poorterye Heyndric die lange Huyten vischcoopers Iacob vander hecke Ian volkaert Boudin van Heertsberghe. Ioos die muntere Huyten.xvij.neeringen Ionis vanden berghe Rijcquaert heyns Huyten smeden. Ian daghele Anthonis coen Huyten makelaers Aernout standaert Lieuin pultin Huyten ledere. Ian smeeckaert Ioos die teldere Huyt den schiplieden. Huyt den schiplieden. Daneel de coots. Huyter naelde. Huyter cleender neeringen Ioris cornuwaelge Iacob vanden peerboom Pieter miman Daneel die muelenaer Daneel die muelenaer Somme.xxiiij.personen. [Vp den x.dach van Lauwe Item vp den x.dach van Lauwe waren ghecoren.xiiij.notable personen die trecken souden Tatrecht byden prinche, endebyder princersse, omme te tracteirene van paeyse. Ende dit waren die personen, Iacob die sweert vaghere, Iacob vanbasseuelde, Iacob blandereel, Loy reynaert, gillis lauwereins, Ianvolkaert, Ian baeruoet, michiel van theymsekin, Iacob dye wilde, Ioseph reysin, Rijcquaert heins, Ian van steenburch, Anthonis coen, ende Boudin vanden leene. |
[Op de 7de dag van januari] Item, op de 7de dag van januari toen was meester Ian van Bourgondië proost gemaakt van Sint Donaas in Brugge. Item, om dieswille in diezelfde tijd de dekens van de neringen in Brugge te lastig viel en te moeilijk was alle dagen te raad te gaan op het schepenhuis en dat ze daardoor hun ambacht verlieten en nering te doen en hun brood te winnen zo waren geordonneerd 13 notabele personen die in de plaats van de wethouders zouden zijn die uit de stad gevlogen waren. En dat waren deze. Iacob Blandereel Jan Bave Ghuyde Brune Stafin van de Brugge Alaert van Sint Maertins. Ian de Brune huidenvetter Ian Barvoet Ian de Deckere Ian de Muntere Ian de Baenst Ioris Gremme Marten de Naghelmakere Jan de Heict. Sommige 13. En boven deze 13 wethouders waren nog geordonneerd 24 notabele personen die he raad geven zouden en bijstand doen als zij het nodig zouden hebben staan hierna genoemd. Eerst Uit de poorterij Uit de vleeshouwers Loy Reynaert Joos de Ruwe Heyndric de Lange Uit de viskopers Jacob van de Hecke Ian Volkaert Boudin van Heertsberghe. Ioos de Muntere Uit de 17 neringen Ionis van de Berghe Rijcquaert Heyns Uit de smeden. Ian Daghele Anthonis coen Uit de makelaars Aernout Standaert Lieuin Pultin Uit het leer. Ian Smeeckaert Joos de Teldere Uit de schiplieden. Cornelis van Meerendre Daneel de Coots. Uit de naalden. Uit de kleine neringen JorisCornuwaelge Jacob van de Peerboom Pieter Miman Daneel de Muelenaer En Jan Hardegaerne Sommige 24 personen. [Op de 10de dag van januari] Item, op de 10de dag van januari waren gekozen 14 notabele personen die trekken zouden naar Atrecht bij de prins en bij de prinses om van vrede te onderhandelen. En dit waren die personen, Jacob de Sweert Vaghere, Jacob van Bassevelde, Jacob Blandereel, Loy Reynaert, Gillis Lauwereins, Ian Volkaert, Ian Barvoet, Michiel van Theymsekin, Jacob de Wilde, Joseph Reysin, Rijcquaert Hins, Ian van Steenburch, Anthonis Coen en Boudin van de Leene. |
[Vp den.xij.dach vander maent van Lauwe] Item vp den.xij.dach vander maent van Lauwe, so was open ghedaen ende ghelesen den beslotenen brief die ghesonden was vanden prinche, daer inne dat stont ghescreuen die.xl.personen bi namen ende bi toe namen dye buyten paeyse waren, ende die die prinche hebben wilde te sinen wille. Dit sijn die namen vanden voorseyde personen. Victor wouters Vincent die scuetelare. Ian wel ghereet Ioos vanden walle Ioris minne Coppin de mesmaker Adriaen van zegbrouc. Ioris muyl. Pieter wouters Ian taerwijn Cornelis wouters Pieter tente Willem moerman Een freminuer Lansin metten ghelde Cornelis van sarren meester Ian die scaerslijper. Ian monfloen Iacob Noyts Pieter christiaens Victor die wale Coppin van lakin Loy vander creke Thoen cordey Loy vander creke boudin gaderpenninc Heer ian vander matte. Gillis euerdey Ian van thyelt Ian brielman Lodewijc vanden walle. Lodewijc hughe Gheertruyd sijn wijf. Iooris vander baede Iacob van rooden Jooris wouters. Denijs de vos Pieter christiaens Somme.xxxviij.persoonen. [Vp den.xxiiij.sten dach van Lauwe ITem vp den.xxiiij.sten dach van Lauwe waren onthooft voor den Steen te Brugghe vijf ghesellen, deen was die Capiteyn vanden Roode capproenen, die hadde een cleyn meyskin vercracht, dander vyere hadden vele gherooft in Brugghe ende der buyten. [Vp den derden dach in Sporcle] Item vp den derden dach in Sporcle was ten Damme een zeelandere onthooft omme dat hi in vele plaetsen gherooft hadde met die vander sluys. [Vp de sesten dach van Sporcle] Item vp den sesten dach van Sporcle quamendie.xiiij.ghedeputeirde in Brugghe, die Tatrecht biden Prinche ende byder Princesse hadden gheweist, omme den paeys te tracterene ende te makene. Ende si brochten ouere in ghescriften vele diuersche pointen ende articulen die de prinche begheerde, dat gheschien souden, soude hi consenteren den paeys. Ende niet yeghenstaende datter vele pointen waren die de stede van Brugghe grootelicke contrarieerden, sy begheerden nochtans paeys, ende si consenteirden daer inne, vp hopen dat in toecommende tijden dye Prinche wat gracien doen soude. Ende al tghemeene vander stede, begheerde dat die ghedeputeirde weder trecken souden byden prinche, endetracteren met hem ten vriendelicsten dat sy mochten, vp dat sy sine gracie ende vrientschap mochten vercrijghen. Ende dat den coopman mochte varen ende keeren binnen den lande met vreden al Vlaendren duere. [Vp den xij.sten dach van Sporcle] Item vp den xij.sten dach van Sporcle, so waren ontslegenende huyter vanghenesse ghedaen.xxxvij.Pycaerden, die van des woensdaechs inde Sincxen weke daer ghelegen hadden, twelc was ontrent.xxxviij.weken, die stede van Brugghe gaf elcken een doncker groen habijt van vier ellen lakens, een ryeme, ende eenen graeuwen hoet, die costen.xx.groten tstick, voort so gaf die stede eenen Ian rantsaert een.libra groten. ouer dat hijse leeden soude Tatrecht, ende.iij.libra groten. hadde hy voor hare teercosten tot daer. Ende eer si huyt Brugghe ghinghen si ghinghen tot der vrauwe van den gruythuyse haer bedanckende van harer aelmoesene, want si hadde ghegeuen alle woensdage elcken.ij.groten. alle die tijt die si gheuanghen gheleghenhadden, het welcke bedrouch wel.xxxviij.nobelen, ende si bleuen daer haer maeltijt doende, ende als si vertrocken, si gaf elcken een paer nyeuwe lijnen cleedren, als si Tatrecht quamen, si trocken byden prinche, ende bijder princesse, ende bedanctenhem grotelic vander stede van Brugghe, ende vander vrauwe vanden gruythuyse, ende vertrocken hoe si ghehantiert haddengheweist van hem lieden, twelcke die prinche ende die princesse seere wel namen, ende danckelic. Item die voorseyde ghedeputeirde trocken weder bi saufconduyte te Atrecht byden prinche, ende baden.vi.prelaten ende.vi.rudders met hem lieden te gane voor den prinche omme te biddene ouer de stede van Brugghe, daer quamen vyere prelaten, dander twee en wilden niet commen [Vp den.xiij.dach van Sporcle] Item vp den.xiij.dach van Sporcle, liepen huyt Brugghe ontrent.C.ende x.ghesellen, tot byder Sluys, ende si waren beleyt van die vander Sluys, ten drien plaetsen, ende si vergaderden, daer was seere gheuochten, ende daer waren.xi. Sluysenaers doot ghesleghen, ende xxij.gheuanghen onder sluysenaers endelandtslieden, die met hemlieden toe vielen ende si brochtense alle te Brugghewaert, ende leydense inden Steen. |
[Op de 12de dag van januari] Item, op de 12de dag van januari zo was opengedaan en gelezen de besloten brief die gezonden was van de prins waarin dat stond geschreven de 40 personen bij namen en met toenamen die buiten de vrede waren en die de prins hebben wilde tot zijn wil. Dit zijn de namen van die personen. Victor Wouters Vincent die Scuetelare. Ian wel Ghereet Joos van de Walle Joris Minne Coppin de Mesmaker Adriaen van Zegbrouc. Joris Muyl. Pieter Wouters Ian Terwijn Cornelis Wouters Pieter Tente Willem Moerman Een minderbroeder Lansin metten Ghelde Cornelis van sarren meester Ian de Scaerslijper. Ian Monfloen Jacob Noyts Pieter Christiaens Victor de Wale Coppin van Lakin Loy van de Creke Thoen Cordey Loy van de Creke Boudin Gaderpenninc Heer Ian van de Matte. Gillis Everdey Ian van Thyelt Ian Brielman Lodewijk van de Walle. Lodewijk Hugo Gheertruyd, zijn wijf. Jooris van de Baede Jacob van Rooden Jooris Wouters. Denijs de Vos Pieter Christiaens Sommige 38 personen. [op de 24ste dag van januari] Item, op de 24ste dag van januari waren onthoofd voor de Steen te Brugge vijf gezellen, de ene was de kapitein van de rode hoofddeksels, die had een klein meisje verkracht, de andere vier hadden veel geroofd in Brugge en daarbuiten. [Op de derde dag in februari] Item, op de derde dag in februari was ten Damme een Zeelander onthoofd omdat hij in vele plaatsen geroofd had met die van ter Sluis. [Op de 6de dag van februari] Item, op de 6de dag van februari kwamen de 14 gedeputeerden in Brugge die te Atrecht bij de prins en prinses geweest waren om van vrede te onderhandelen en te maken. En ze brachten over in geschrifte vele diverse punten en artikels die de prins begeerde en dat geschieden zou dan zou hij voldoen de vrede. En niet tegenstaande dat er veel punten waren die de stad Brugge zeer tegenstond begeerden ze nochtans vrede en stonden het toe op hoop dat in toekomende tijden de prins wat gratie zou doen . En de hele gemeenten van de stad begeerde dat de gedeputeerden weer trekken zouden naar de prins met hem onderhandelen met hem zo vriendelijk mogelijk opdat ze zijn gratie en vriendschap mochten verkrijgen. En dat de koopman mocht varen en keren binnen het land met vrede al Vlaanderen door. [Op de 12de dag in februari] Item, op de 12de dag van februari zo waren uit de gevangenis ontslagen en gedaan 37 Picardiers die van woensdag in de Pinkster week daar gelegen hadden, wat was omtrent 38 weken, die stad Brugge gaf elk een donkergroen habijt van vier ellen laken, een riem en een hrauwe hoed die kostten 20 groten het stuk en voort zo gaf de stad een Ian Rantsaert een libra groten voor dat hij ze naar Atrecht leiden zou en 3 libra groten ha hij voor hun verteringskosten tot daar. En eer ze uit Brugge gingen gingen ze tot de vrouw van het gruithuis en bedankten haar van haar aalmoezen want ze had alle woensdagen elk 2 groten gegeven al die tijd dat ze gevangen gelegen hadden, wat bedroeg we; 38 nobelen en ze bleven bij haar de maaltijd doen en toen ze vertrokken gaf ze elk een paar nieuwe linnen kleren en toen ze te Atrecht kwamen trokken ze bij de prins en bij de prinses en bedankten hen zeer van de stad Brugge en van de vrouw van het gruithuis en vertelden hoe ze gehanteerd waren geweest van hen, wat de prins en de prinses zeer goed opnamen en dankbaar. Item, die gedeputeerden trokken weer met vrijgeleide te Atrecht bij de prins en baden 6 prelaten en 6 ridders met hen te gaan voor de prins om te bidden voor de stad Brugge, daar kwamen vier prelaten, de andere twee wilden niet komen. [Op de 13de dag van februari] Item, op de 13de dag van februari liepen uit Brugge omtrent 110 gezellen tot bij ter Sluis en ze waren belegerd van die van ter Sluis te drie plaatsen en ze verzamelden en daar werd zeer gevochten en daar werden 11 van ter Sluis dood geslagen en 22 gevangen van ter Sluis en landslieden die met hen toe vielen en ze brachten ze allen te Brugge waart en legden ze in de Steen. |
Den voetual die Tatrecht gedaen was. VP den.xvij.sten dach van Sporcle deden.xxxviij.persoonen van Brugghe Tatrecht den voetual voor den Prinche, te wetene.iiij.prelaten, den Abdt van oudenburch, den Abdt vansinte Andries, den Abdt vanden doest, ende den Abdt vanden eechoute. Ende voordt die xiiij.ghedeputeirde van Brugghe die omme tselue daer ghecommen waren, ende.xx.personennotabele mannen vanden ghenen die huyt Brugghe gheulodenwaren. Ende die Prinche die vergaeft vp tghene dat daer naer gheschien soude, ende van daer vertrocken die selue persoonen, ende deden alle sghelijcx voor die Princesse, ende voor den Ionghen Prinche [fol. xcviij.v] Kaerle ende die Ioncheere van Cleuen, ende si vergauent oock. Ende als dat ghedaen was doe ghinghen die Princesse, den ionghen Prinche, ende den ioncheere van Cleuen alle drye te samen, ende vyelen ouer hare knyen voor den Hertoghe Phelips, ende baden hem ouer sine goede stede van Brugghe, dat hijse wilde ontfaen in sine gracie, ende ghenadichede. Ende hi steldet int segghen vander Princesse, ende van dye van sinen Rade. Vp den seluen dach naer dye noene, so quamen noch voor den Prinche dye Clergye vander stede van Atrecht, ende die notabele vander poorterye vander seluer stede, ende diuersche cooplieden ende vyelen ouer haer knyen biddende hemootmoedelick ouer sine goede stede van Brugghe dat hijse wilde ontfanghen in sijnder gracie ende ghenade, ende hy vergaft hemlieden, midts twee hondert duysent Rijders, dye si hem gheuensouden in emenden. Ende vele van haren preuilegien endecostumen souden si moeten verliesen endete buyten gaen. Endedie stede vander Sluys soude voordt aen een stede blijuen vp haer seluen. Ende dye.xl. persoonen die in tbrieuekin staen, die souden buyten den paeyse blijuen. Ende men soudese alomme vanghen ende arresteren, al so varre als si crijghelic waren, om sinen wille daer mede te doene. Ende die voorseydexiiij.ghedeputeirde van Brugghe consenteirden voor hem allen die pointen, want si hadden last dat te doene vander Wet van Brugghe vanden.xxiiij.notabele, ende vanden ghemeenen volcke vander stede. Ende die Prinche gaf dye van Brugghe Iacob scaeck te haren Schouteetene te sine. Ende de voorseyde Iacob scaeck trac metten ghedeputeirden te Brugghewaert. |
De voetval die te Atrecht gedaan was. Op de 17de dag van februari deden 38 personen van Brugge te Atrecht de voetval voor de prins, te weten 4 prelaten, de abt van Oudenburg, de abt van Sint-Andries, de abt van ter Doest en de abt van de Eekhout. En voorts de 14 gedeputeerden van Brugge die daarom gekomen waren en 20 notabele personen van diegene die uit Brugge gevlogen waren. En de prins die vergaf het op hetgeen dat daarna geschieden zou en vandaar vertrokken diezelfde personen en deden al dergelijks voor die prinses en voor de jonge prins [fol. xcviij.v] Karel en de jonkheer van Kleef en zij vergaven het ook. En toen dat gedaan was toen gingen de prinses, de jonge prins en de jonkheer van Kleef alle drie tezamen en vielen op hun knien voor hertog Filips en baden hem voor zijn goede stad Brugge dat hij ze wilde ontvangen in zijn gratie en genade. En hij stelde het in het zeggen van de prinses en die van zijn raad. Op dezelfde dag na de noen zo kwamen nog voor de prins de geestelijkheid van de stad Atrecht en de notabele van de poorterij van dezelfde stad en diverse kooplieden en vielen op hun knien en baden hem ootmoedig voor zijn goede stad Brugge dat hij ze wilde ontvangen in zijn gratie en genade en hij vergaf het hen, mits 200 000 rijders die ze hem geven zouden in geldstraf. En vele van hun privilegies en gebruiken zouden ze moete verliezen en wegdoen, En de stad ter Sluis zou voortaan een stad op zichzelf blijven. En de 40 personen die in het briefje stonden zouden buiten de vrede blijven. En men zou ze alom vangen en arresteren, al zo ver als ze te krijgen waren, om zijn wil daarmee te doen. En die 14 gedeputeerden van Brugge stemden hem toe alle punten, want ze hadden last dat te doen van de wet van Brugge van de 24 notabelen en van het gewone volk van de stad. En de prins gaf die van Brugge Jacob Scaeck tot hun schout te zijn. En die Jacob Scaeck trok met de gedeputeerden naar Brugge. |
[Vp den derden dach van Maerte en vp den xx.sten dach in Sporcle] Item vp den derden dach van Maerte, so soude den paeys in commen. Ende het soude sijn eenen generalen paeys al Vlaendren duere. Vp den xx.sten dach in Sporcle quamen sommeghe Spaengiaerden in Brugghe, die Tatrecht gheweist hadden ten voetvalle, die welcke seyden ouerwaer dat die vanBrugghe sekeren paeys hadden, ende dat den drayboom ter Sluys opene gaen soude, ende dat den coopman vry varen endekeeren soude, also hi hadde gheploghen te doen, daer omme dat hem menich mensche seere verblijde. Ende vp dien seluen dach waren te Brugghe drie vrome ghesellen onthooft van rooue. Tsanderdaechs quamen die.xiiij.ghedeputeirde in Brugghe, die welcke te kennene gauen, hoe dat die voetual ghedaen was, ende dattet al paeys was, ende dat den paeys incommen soude vp den derden dach in Maerte so voorseyde is, aldoe was gheordonneirt bider wet, ende bi den.xxiiij.notabele vanBrugghe, datmen den visch, ende twaermoes, ende tfruyt, endealle sulcke dinghen vercoopen souden vp die Maerckt, ende tcoorne inden braemberch. alsomen plach te doene. [Vp den saterdach den.xxij.sten in Sporcle] Item vp den saterdach den.xxij.sten in Sporcle was huyt gheroupen dye voorseyde ordonnanchye ende die beuolen tonderhoudene. Ende men gaf daer doe openbaerlic te kennene, hoe dat die Prinche hadde ghenomen die stede van Brugghe vanalle haren mesdaden in gracien ende in ghenaden. Altijdt huyt ghenomen die.xl.persoonen die int brieuekijn staen. ende als dat ghebodt ghedaen was, so ghinghen die hooftmannen in, endeontrent Brugghe omme die voorghenomde.xl. personen te pooghen te vanghene. Ende si vijnghender tot.xv.van diere ghevloon waren, ende daer te voren in den aduent, so warer.iiij.onthooft te brugghe. [Vp den xxiiij.sten dach in Sporcle] Item Iacob scaeck dede sinen eedt, als Schoutheeten van Brugghe, vp den xxiiij.sten dach in Sporcle voor die vander wet, ende die.xxiiij.notable des auents, ten vi.hueren. Ende des anderen daechs dede hy een ghebodt doen ter hallen huyt, dat alle mannyere van schiplieden vry varen ende keeren mochtentusschen Brugghe ende den swijne vander Sluys. Ende hy beual van Sprinchen weghe dat neyement eeneghe schimpege woorden gheuen en soude, noch eenich verwijt doen in gheender manyeren, ter cause vanden gheschille datter gheweist hadde Item vp den seluen dach, track dye voorseyde Scoutheetene ten Damme met meester Anthonis michiels sectretaris vandenPrinche, ende van daer voordt ter Sluys, ende dede daer tselue gebodt. Ende tsauens quamen in brugghe vele poorters en poorterssen, die huyt Brugghe geuloon waren. Ende elck trac weder in sijn huys ende woonste. [fol. xcix.r] |
[Op de derde dag van maart en op de 20ste dag in februari] Item, op de derde dag van maart zo zou men in vrede komen en het zou een algemene vrede zijn heel Vlaanderen door. Op de 29ste dag van februari kwamen sommige Spanjaarden in Brugge die te Atrecht geweest waren te voetval en die zeiden voor waar dat die van Brugge zekere vrede hadden en dat de draaiboom ter Sluis opengaan zou en dat de koopman vrij varen en keren zou, alzo hij had gepleegd te doen en daarom dat zich menig mens verblijdde. En op diezelfde dag waren te Brugge drie dapper gezellen onthoofd vanwege roof. De volgende dag kwamen de 14 gedeputeerden in Brugge die te kennen gaven hoe dat die voetval gedaan was en dat het heel vrede was en dat de vrede zou beginnen op de derde dag van maart en toen was geordonneerd bij de wet en bij de 24 notabelen van Brugge dat men de vis en warmoes en het fruit en al zulke dingen verkopen zouden op de markt en het koren in de braamberg, alzo men plag te doen. [Op zaterdag de 22ste in februari] Item, op zaterdag de 22ste in februari was uitgeroepen die ordinantie en bevolen die te onderhouden. En men gaf daartoe openbaar te kennen hoe dat de prins had genomen van de stad Brugge al hun misdaden in gratie en in genade. Altijd uitgezonderd die 40 personen die in het briefje stonden en toen het gebod gedaan was gingen de hoofdmannen in en omtrent Brugge ome die 40 personen te pogen te vangen. En ze vingen er tot 14 van die er gevlogen waren en zo daar tevoren in de advent werden er 4 onthoofd te Brugge. [Op de 24ste dag in februari] Item, Jacob Scaeck deed zijn eed als schout van Brugge op de 24ste dag in februari voor die van de wet en de 23 notabelen ճ avonds te 6 uur. En de volgende dag liet hij een gebod gaan ter hal uit dat alle soorten van schiplieden vrij varen en keren mochten tussen Brugge en de Zwin van ter Sluis. En hij beval vanwege de prins dat niemand enige schimpende woorden geven zou, nog enig verwijt doen op geen manier ter oorzaak van het geschil dat er geweest was. Item, op dezelfde dag trok die schout ten Damme met meester Anthonis Michiels, secretaris van de prins, en vandaar voort ter Sluis en deed daar hetzelfde gebod. En ճ avonds kwamen in Brugge vele poorters en poorteressen die uit Brugge gevlogen waren. En elk trok weer in zijn huis en woonstee. [fol. xcix.r] |
Dyt sijn sommeghe pointen den paeys aengaende. [VP den elfsten dach in Maerte] VP den elfsten dach in Maerte, quamen die.xiiij.ghedeputeirde binnen Brugghe. Ende brochten tseggheschip vanden paeyse in ghescrifte. Eerst dat alle die ghene die wt Brugghe gheuloden waren endeweder thuys quamen dat si haer lieder huysen ende woonsten aenveerden souden in sulcker maniere als si die vonden. Item die ghene dye de.C.Rijders betaelt hadden die souden betaelt blijuen. Ende diese noch niet betaelt en hadde dye en soudense nyet gheuen. Item die Prinche soude hebben inemen den twee hondert duysent Rijders, dyes so soude hy betalen dye schade, dye si mer Roelant van huytkercke ende meer andere ghedaen hadden. Item dat die van Brugghe gheene heerlicke dijnghedaghenmeer houden en souden, vp die vander Sluys, noch met duergaende waryde, ten ware dat sy mesdaen hadden binnender stede van Brugghe. Item die vander Sluys sullen hebben, den vpslach van houte, van picke van tarre, van stockvissche, van asschen, van byere, ende van meer andere dinghen, behouden dat so es dat den coopman eeneghe vanden voorseyde coopmanschepen ter Sluys nyet vpslaen en wille, maer wil daer mede wesen ten Damme, of te Brugghe, het moet hem wel gheschien, sonder die vander Sluys yet daer yeghen te moghen segghene. [Vp den twalefsten dach van Maerte] Item vp den twalefsten dach van Maerte, was te Brugghe gheordonneirt, datmen ter poorten vander stede niet meer waken en soude, noch inden burch, noch int ghijselhuys, daer plaghen alle nachte te wakene.C.mannen, sichtent dat die van Ghendt ghewapent wt trocken, maer men soude blijuen wakende in groenevoorde ter maerct, ende doen drooghe aweyt in allen straten met twee lieden ende nyet meer. [Vp den.xiij.sten dach van Maerte] Item vp den.xiij.sten dach van Maerte was den Paeys te Brugghe ter Hallen huyt gheroupen, om twelcke daer groote blijschap was binnen der stede. Tsanderdaechs waren ontsleghen ende huyter vanghenesse gedaen Laureins van belle, heer Heyndric van Reyngheersvliete Deken van Oudenburch ende haer lieder ghesellen die met hemlieden te couckelare gheuanghen waren. Item tsaterdaechs voor den sondach alsmen singhet Letare Iherusalem bet dan hondert Pycaerden trocken te Ghijsen. Ende vier van haren ghesellen beclommen by nachte met leederen den torre byden casteele van Guysen. Ende in dien torre warentwee Inghelschen om den torre te wachtene, ende si vondense beede slapende, hadden die pycaerden dauentuere ghehadt, dat si die twee Inghelschen doodt ghesleghen hadden, si hadden lichtelic ende sonder grote pijn tcasteel van Ghijsen wel ghecreghen, maer inden torre waren twee honden ede die worden bassende, so dat met dien de twee Inghelschenontwyeken. Ende si maeckten so groot ghescal ende ryepen so luyde dat ment in Tcasteel gheware werdt, ende si quamen haestelicke gheloopen ten torre ter hulpe den twee Inghelschen, so dat dye pycaerden moesten nemen die vluchte. [Vp onser Vrauwen auent inden Maerte] Item vp onser Vrauwen auent inden Maerte svoornoens, so waren huyten steen gheleedt inde looue, Lamsin metten ghelde Willem moerman, Ioris wouters, ende Ian brielman. Endeouermidts dat dese.iiij.persoonen stonden in sprinchen brieuekin, so en wasser den Burchmeester niet bi dat mense examyneirde ende pijnde, maer sy waren ghepijndt ter presencie van Sprinchen Raedtslieden. Te wetene die heere vanRoubays, die heere vanden gruuthuyse, die heer van steenhuyse, heer Gheerart van Ghistele, die Baliu van Lens in Artois, meester Willem die zadelare, meester Anthonis michiels, den Schout vanbrugghe Iacob scaeck, ende Modaert dael procureur generael van Vlaendren. Item tsachternoens waren ooc ouergeleet Iacob noyts een smet, die hooftman was vanden scabeletters, ende Denijs die Vos een kethelare, die welcke ooc gheexamyneirt waren bidenvoorseyden heren. |
Dit zijn sommige punten de vrede aangaande. [Op de 11de dag in maart] Op de 11de dag in maart kwamen de 14 gedeputeerden binnen Brugge. En brachten het zeggen van de vrede in geschrifte. Eerst dat al diegene die uit Brugge gevlogen waren en weer thuiskwamen dat ze hun huizen en woonsteden aanvaarden zouden in zoՠn manier als ze die vonden. Item, diegene die 100 rijders betaald hadden die zouden betaald blijven. En die het nog niet betaald had die zouden het niet geven. Item, de prins zou hebben geldboete 200 000 rijders, dus zo zou hij betalen de schade die ze meneer Roelant van Uitkerke en meer andere gedaan hadden. Item, dat die van Brugge geen fatsoenlijke rechtsdagen meer houden zouden op die van ter Sluis, nog met zekere waarheid, tenzij dat ze misdaan hadden binnen de stad Brugge. Item, die van ter Sluis zullen hebben de opslag van jout, van pek, van teer, van stokvissen, van as, van bier en van meer andere dingen, behouden dat het zo is dat de koopman enige van die dingen ter Sluis niet wil opslaan, maar daarmee wezen wil ten Damme of te Brugge, het moet hem goed geschieden zonder dat die van ter Sluis iets daartegen mogen zeggen. [Op de 12de dag van maart] Item, op de 12de dag van maart was te Brugge geordonneerd dat men ter poorten van de stad niet meer waken zou, nog in de burcht, nog in het gijzelhuis waar allen nachten plachten te waken 100 mannen sinds dat die van Gent gewapend uittrokken, maar men zou blijven waken in Groenevoorde ter markt en doen lichte lauwheid in alle straten met twee lieden en niet meer. [Op de 13de dag van maart] Item, op de 13de dag van maart was de vrede te Brugge ter hal uitgeroepen waarom daar grote blijdschap was binnen de stad. De volgende dag waren ontslagen en uit de gevangenis gedaan Laureins van Belle, heer Hendrik van Reingaardsvliet, deken van Oudenburg, en hun gezellen die met hen te Koekelare gevangen waren. Item, zaterdags voor de zondag als men zingt Laetare Jeruzalem trokken meer dan 100 Picardiers naar Guysen. En vier van hun gezellen beklommen bij nacht met ladders de toen bij het kasteel van Guysen. En in die toren waren twee Engelsen om de toren te bewaken en ze vonden ze beide slapend, hadden de Picardiers het avontuur gehad dat ze die twee Engelsen dood geslagen hadden, ze hadden licht en zonder grote pijn het kasteel van Gijsen wel gekregen, maar in die toren waren twee honden en die begonnen te bassen zodat met die de twee Engelsen ontkwamen. En ze maakten zoՠn groot geschal en riepen zo luid zodat men het in het kasteel gewaar werd en ze kwamen haastig aangelopen ter toren om te helpen de twee Engelsen zodat de Picardiers de vlucht moesten nemen. [Op onze Vrouwe avond in maart] Item, op onze Vrouwe avond in maart voor de noen zo waren uit de steen geleid in de loove, Lamsin met het Ghelde, Willem Moerman, Joris Wouters en Ian Brielman. En omdat deze 4 personen in het briefje van de prins stonden zo was de burgemeester er niet bij dat men ze onderzocht en pijnigde, maar ze waren gepijnigd ter presentie van de raadslieden van de prins. Te weten de heer van Roubaix, de heer van Gruijthuijsen, de heer van Steenhuize heer Gheerart van Gistel, de baljuw van Lens in Artois, meester Willem de Zadelare, meester Anthonis Michiels, de schout van Brugge Jacob Scaeck en Modaert de procureur-generaal van Vlaanderen. Item, namiddag waren ook voor geleid Jacob Noyt, een smid die hoofdman was van de schade beletters, en Denijs de Vos, een ketelaar, die ook onderzocht was van die heren. |
[Vp den.vij.sten dach van April, int iaer.xxxvij.die warent wedere, ende soudent blijuen tot sint Gillis dage int iaer xxxviij] Vp den.vij.sten dach van April twelc was doe Palme maendach die here van Roubays, die heere vanden gruythuyse, endedander heeren bouen ghenoomt, commissaresen gheordonneirt van Sprinchen weghen die Wet ende die.xxiiij.notabele svoornoens vergadert sijnde int schepen huys, bedancten hemlieden van Sprinchen weghen vanden dienste die si hemghedaen hadden, ende si verlieten die wet Ende maeckten daer terstondt Gillis vander vlamijnck poorte Burchmeester, vanschepenen, ende Gillis Lauwereins burchmeester vandenCourpse, ende si maecten twee nyeuwe Schepenen ouer dese twee die schepenen gheweist hadden ouer Gillis vander vlamijnck poorte so wordt voor schepene Ian van eertrijcke, ende ouer Ioos vanden walle, so wordt schepen Iacob Blandereel, ende alle dandere die schepenen ende Radengheweist hadden int iaer.xxxvij.die warent wedere, ende soudent blijuen tot sint Gillis dage int iaer xxxviij.ende dan soudemen die Wet vernieuwen [Int iaer.M.iiijc. ene xxxviij] Item int iaer.M.iiijc. ende xxxviij.sdijsendages inde paessche dagen, so trac die scouteten van Brugghe Iacob scaec ter Sluys beuelende die vander sluys van Sprinchen wegen dat si die staken huyt den swijne doen souden, si seyden dat sijn niet doenen souden, want si en haddenser niet in gedaen, mer die prinche hadser selue in gedaen stellen, doen dat die scouteeten hoorde, hi deidser vp den versworen maendach huyte doen, daer omme dat die van der sluys seere toornich ende spijtich waren. Nota dat doe de taerwe te brugge galt.xx schellingen.groten.thoet, ende tsaterdaechs voor den helegen bloet dach, so galtse.xxvi.schellingen. groten.de beste, ende den rugge.xxij.schellingen. [Vp onser Vrauwen dach Annunciatie] Item vp onser Vrauwen dach Annunciatie voor die noene, soe ghinghen alle die collegien van Brugghe met processyen ter bouuerye poorte yeghen den nyeuwen Bisschop van Doornicke, die welc [fol. xcix.v] ke quam met groten state van vele edele lieden. Ende hy beetede van sinen peerde, ende ghinc te voet vander Bouuerye poorte, tot in sinte Donaes kercke, ende hy bleef al dye weke duere te Brugghe, den kijnderen vermende ende crune gheuende, endehi celebreirde dye heleghe oordene in sinte saluators kercke. Item vp den seluen onser Vrauwen dach die Graue vanestampes, messyre Anthoine de Croy, met alle den vaeliantsten ende vroomsten edelen ende mannen van wapenen van Aertoys ende van Boulonoys wel vijf duysent mannen sterck quamen bi Calis int landt van ghijsen ende braken ende wierpen ter neder Tcasteel van Zantgate, van daer trocken si bi Calis, endezaegheden de pylaren insticx vander grooter brugghe, ende si braken se meer dan half of, so dat dye sticx metter hebbe vloten ter zeewaert in, met.iiic. waghenen en hadmen thout niet gheuoerdt dat vander brugghe ghebroken was. Ende doe staken si tvier in alle die huysen, die sy vonden tusschen Ghijsen endeCalis, ende ten drie plaetsen staken si den groten dijck in, om dat nyement trecken en soude tusschen Ghijsen ende Calis. [Vp den.xxvij.dach van Maerte] Item vp den.xxvij.dach van Maerte, waren te Brugghe ouergheleedt, om texaminerene biden voorseyde Sprincen, commissaresen ende Raedtslieden, meester Ian de schaerslijpere, Ian tarwijn, Ioos vanden walle, ende Ian vandenRyede, dese vier persoonen waren svoornoens gheexamyneirt Ende tsachternoens waren ouergeleedt heer Ian vander matte priester, ende gheertruydt twijf Lodewijcx vanden walle, endeweder die voorseyde vier die tsvoornoens gheexamineirt waren, ende snauens so brochtmense weder vp den steen. |
[Op de 7de dag van april in het jaar 1437 waren die het weer en zouden het blijven tot Sint Gillis dag in het jaar 1438] Op de 7de dag van april, wat was toen Palmmaandag, de heer van Roubaix, de heer van Gruijthuijsen en de andere heren boven genoemd commisarissen geordonneer vanwege de prins de wet en de 24 notabelen voor de noem waren verzameld in het schepenhuis en bedankten hen vanwege de prins de dienst die ze hem gedaan hadden en ze verlieten de wet en maakten daar terstond Gillis van de Vlaming poort burgemeester van schepenen en Gillis Lauwereins burgemeester van de Courpse en ze maakten twee nieuwe schepenen boven deze twee die schepenen geweest waren voor Gillis van de Vlaming poort en zo werd voor schepen Ian van Eertrijcke en voor Joos van de Walle zo werd schepen Jacob Blandereel en alle andere die schepenen en raden geweest waren in het jaar 1437 die waren het weer en zouden het blijven tot Sint Gillis dag in het jaar 1438 en dan zou men de wet vernieuwen [In het jaar 1438] Item, in het jaar 1438 de dinsdag in de Pasen zo trok de schout van Brugge, Jacob Scaec, ter Sluis en beval die van ter Sluis vanwege de prins dat ze de staken uit het Zwin zouden doen, ze zeiden dat ze het niet doen zouden want ze hadden ze er niet in gedaan, maar de prins had ze er zelf in laten stellen, toen dat de schout hoorde liet hij ze op verzworen maandag uit doen waarom die van ter Sluis zeer vertoornd en spijtig waren. Nota, dat toen de tarwe te Brugge gold 20 schellingen grote de hoed en zaterdags voor de Heilige Bloed dag zo gold het 25 groten de beste en de rogge 22 schellingen. [Op onze Vrouwe dag Boodschap] Item, op onze Vrouwe dag Boodschap voor de noen zo ging het hele college van Brugge met processie ter Boeveriepoort naar de nieuwe bisschop van Doornik, die [fol. xcix.v] met grote stat kwam van vele edele lieden. En hij steeg af van zijn paard en ging te voet van de Boeveriepoort, tot in Sint Donaas kerk en hij bleef de hele week door te Brugge, vermaande de kinderen een gaf ze tonsuur en hij celebreerde de heilige orde in Sint Salvator kerk. Item, op dezelfde onzer Vrouw dag kwamen de graaf van Estampes, meneer Anthoine de Croy, met de de kloekste en dapperste edelen en mannen van wapen van Artois en van Boulonois wel 5 000 mannen sterk kwamen bij Calais in het land van Guyse en braken en wierpen te neer kasteel van Zandgat (Sangatte), vandaar trokken ze naar Calais en zaagden de pilaren stuk van de grote brug en ze braken het meer dan half af zodat de stukken met eb vloeiden ter zeer waart met 300 wagens en had men het hout niet naar Brugge gevoerd dat van de Brugge gebroken was. En toen staken ze het vuur in alle huizen die ze vonden tussen Ghijsen en Calais en te drie plaatsen staken ze de groten dijk in zodat niemand trekken zou tussen Ghijsen en Calais. [Op de 27ste dag van maart] Item, op de 27ste dag van maart waren te Brugge over gelegd om te onderzoeken door die commissaris en raadslieden van de prins meester Ian de Schaerslijpere, Ian Tarwijn, Joos van de Walle, en Ian van de Ryede, deze vier personen waren voor de noen onderzocht. En in de namiddag waren over gelegd heer Ian van de Matte, priester, en Gheertruydt, het wijf Lodewijcx van de Walle, en weer die vier die voor de noen onderzocht waren en ճ avonds bracht men ze weer op de steen. |
[Int voorseyde iaer, twelc was doe den laetsten dach van April Tswoensdaechs voor die Brugghe maerct int voorseyde iaer, twelc was doe den laetsten dach van April, so was te Brugghe vp de marckt ghemaect een schauot wel.xij.voeten hooge, endewel.xvi.voeten lanc ende also wijt. Ende vp dien seluen dach snuchtens ontrent den.ix.hueren, waren huyt den steene gebrocht by twee te gadere vp tvoorseyde scauot.xij.personen, daer of dat die.xi.onthooft waren, ter presencie vandenIoncheere Ian van Cleuen, ende vanden heren vanden Rade, diese gheexamyneirt hadden. Eerst Ioos vanden Walle, Willem moerman, Ioris van den ryede Denijs de vos, Cornelis vanzarren, Lamsin mettengelde, meester Ian die scaerslijppere Ian tarwin, Pieter tente, Ian brielman, ende Ian wouters, somme.xi.onthooft. Ende die xij ste was Iacob noyts hooftman vanden scabeletters, sijn oghen waren verbonden, cleederenhuyt gedaen, ende hi was geknyelt ende die hangman soude sijn officie ghedaen hebben, doe was gheuraecht oft dat was Iacob noyts, men seyde iaet, doen seyde die ionckheere van cleuen, men doe hem vpstaen, ic gheue hem sijn lijf, doe dedene die Souuerein Baliu van Vlaendren vpstaen, ende hi wierp sinenfrock ouer sine scou- [fol. C.r] deren, twelc den lieden groot wonder dochte. Doen seyde die ionchere van Cleuen so lude, dat elc hoorde Ilya Ichy bon pleyge pour luy. ende Iacob was doen weder inden steen gheleedt. Nota als Ioos vanden walle onthooft was, die Augustijnen droughen bi consente den lichame ende thooft in haer lieder cloostere, ende wordt daer begrauen. Ende vanden andere thienen waren die lichamen al vp raden gheleyt, ende die hoofden ter poorten vander steden huyt ghesteken vp hooghe schachten. [Den tweesten dach van meye] Item svrydaechs daer naer, twelcke was den tweesten dach van meye, doen was gheleedt vp tselue schauot Vincent die schuetelare, capiteyn van Brugghe, int iaer daer te voren, ende daer was hi snuchtens onthooft, ende den lichame ende thooft was bi consente ooc ten Augustijnen ghedreghen ende daer begrauen. Item tsachternoens ghinghen alle dye collegien van Brugghe met processien ter sinede poorte yeghen die Princersse, die doe eerst in Brugghe quam naer den Paeys metharen grooten state. [Vp den vierden dach van Meye en vp den donderdach daer] Item vp den vierden dach van Meye, dede die Souuerayn baliu van Vlaendren onthoofden tersteenbrugghe, tusschen Brugghe ende Oorscamp, Wouter bets, ende hi dede den lichame stellen vp een Radt, ende thooft vp een schacht, ende hi dede vp thooft stellen eenen roosen hoet, diemen bant met nastelingen aen die hooren. Ende dat was omme dat hy deerste te Brugghe, vp die marct inde wapene, ende hi brochte den standaert vanoorscamp ambocht Ende doe stelden si hem den roosen hoet vpt hooft [fol. C.v] Item vp den donderdach daer naer soe quam inne ende dede sine incomste Meester Ian van Bourgoengien, den nyeuwen proost van sinte Donaes kercke ter presencie vander eerweerdigher Princesse, ende vanden groten heeren die als doe te Brugghe met haer waren. Nota, dat tsaterdaechs daer naer, de taerwe ghalt te brugghe thoedt.xxxij.schellingen groten. ende dye beste wel.xxxiiij.schellingen. oft meer. Item vp den sondach naer die Brugghemaerct, ghinghentsachternoens alle die collegien van Brugghe met processyen in sinte Ians huys, daer was dat lichame vanden eerweerden here van Lyledam ontgrauen, ende ghebrocht tsinte Donaes, endewas daer met grooter weerdicheyt begrauen. Endetsanderdaechs was daer die huytuaert ghedaen inde presencie vander Princhesse, ende van vele edele. Item tsondaechs naer den assencioens dach, doe waren die Wet ende die Dekenen van alle den Ambochten endeneerijnghen vergadert sachternoens te sinte Donaes inden choor. Ende daer was ghesonghen vygelye ouer tiaerghetijde van alle den Pycaerden, die des iaers te voren te brugghe versleghen waren, verdroncken ende ooc onthooft. Ende des maendaechs daer naer so wasser ghesonghen een messe vanRequiem ouer die sielen van allen den voorseyde dooden Ende daer offerte die wet, die hooftmannen, ende alle die Dekenenende notable vander stede Ende die stede betaelde alle die costen vander huytuaert vanden voorseyde here van Lyledam Ende vanden pycaerden voornomt. |
[In het voorgezegde jaar wat toen was de laatste dag van april] Woensdag voor de Brugge markt in het voorgezegde jaar wat toen was de laatste dag van april zo was op de markt een schavot gemaakt van wel 22 voeten hoog en wel 16 voeten lang en alzo breed. En op diezelfde dag ‘s morgens omtrent 9 uur waren uit de steen gebracht met twee tezamen op dat schavot 12 personen, waarvan dat er 11 onthoofd werden ter presentie van de jonkheer Jan van Kleef en van de heren van de raad die ze onderzocht hadden. Eerst Joos van de Walle, Willem Moerman, Joris van de Ryede, Denijs de Vos, Cornelis van Zarren, Lamsin met het Ghelde, meester Ian de scharenslijper, Ian Tarwin, Pieter Tente, Ian Brielman en IanWwouters, sommige 11 onthoofd. En de 12de was Jacob Noyts, hoofdman van de schade beletters, zijn ogen waren verbonden, kleren uitgedaan en hij knielde en de hangman zou zijn officie gedaan hebben, toen werd gevraagd of dit was Jacob Noyts, men zei, ja het is, toen zei de jonkheer van Kleef, laat men hem opstaan, ik geef hem zijn leven, toen liet hem de soevereine baljuw van Vlaanderen opstaan en hij wierp zijn frok over zijn schouders [fol. C.r], wat de lieden groot wonder dacht. Toen zei de jonkheer van Kleef zo luid zodat iedereen het hoorde; Ilya Ichy bon pleyge pour luy. en Jacob was toen weer in de steen geleid. Nota, toen Joos van de Walle onthoofd was droegen de Augustijnen met toestemming het lichaam en het hoofd in hun klooster en werd daar begraven. En van de andere tien waren de lichamen al op raden gelegd en de hoofden ter poorten van de stad uitgestoken op hoge schachten. [De 2de dag van mei] Item, de vrijdag daarna wat de 2de dag van mei was toen was geleid op hetzelfde schavot Vincent de Schuetelare, kapitein van Brugge in het jaar daar tevoren, en daar was hij ‘s morgens onthoofd en het lichaam en het hoofd was ook met toestemming ten Augustijnen gedragen en daar begraven. Item, in de namiddag gingen alle colleges van Brugge met processies ter Sinede (?) poort naar de prinses die toen eerst in Brugge kwam na de vrede met haar grote staat. [Op de vierde dag van mei en op de donderdag daarna] Item, op de vierde dag van mei liet de soeverein baljuw van Vlaanderen onthoofden ter Steenbruge en Oostkamp, Wouter Bets en liet het lichaam op een rad stellen en het hoofd op een schacht en liet op het hoofd stellen een rozen hoed die men bons met snoeren aan de oren. En dat was omdat hij de eerste te Brugge op de markt in de wapens was en bracht de standaard van Oostkamp ambacht en toen stelden ze hem de rozen hoed op het hoofd. [fol. C.v] Item, op de donderdag daarna zo kwam binnen en deed zijn inkomst meester Jan van Bourgondie, de nieuwe proost van Sint Donaas kerk ter presentie van de eerwaardige prinses en van de grote heren die toen te Brugge met haar waren. Nota, de zaterdag daarna gold de tarwe te Brugge het hoed 32 .schellingen groten en de beste wel 34 schellingen of meer. Item, op de zondag na de Brugge markt gingen in de namiddag alle colleges van Brugge met processie in Sint Jans huis en daar was het lichaam van de eerwaardige heer van Lyledam ontgraven en gebracht te Sint Donaas en werd daar met grote waardigheid begraven. En de volgende dag was daar de uitvaart gedaan in de presentie van de prinses en van vele edelen. Item, zondag na Hemelvaartsdag toen waren de wet en de deken van alle ambachten en neringen vergaderd namiddag te Sint Donaas in het koor. En daar was vigilie gezongen over het jaargetijde van alle Picardiers die het jaar tevoren te Brugge verslagen waren, verdronken en ook onthoofd. En de maandag daarna zo werd er gezongen een requiem mis voor de zielen van alle voorgezegde doden. En daar offerde de wet, de hoofdmannen en alle deken en notabelen van de stad. En de stad betaalde alle kosten van de uitvaart van de heer van Lyledam en van de Picardiërs. |
Int iaer.M.CCCC.ende xxxvi en int iaer.xiiijc.ende.xxxviij Nota, dat doe dye taerwe ghalt.xxiiij.schellingen thoedt. Ende swoensdaechs voor die Cruce weke ghalt die taerwe thoedt vier rijders maer die wet nammer prouysye vp so datse binnencorter tijt seere ghenedert wardt ende gheslaect. Ende doe was in Brugghe, ende in meer andere plaetsen groote sterfte vander Epidymye, vander bootse ende van brandege cortsen, die lieden waren des eens daechs ghesondt, ende des anderen daechs doot. Ende dese sterfte gheduerde van Sijnxen tot sinte Maertinsmesse toe, omme dies wille dat die oosterlinghen qualic ende scoffierlic ghehantiert waren ter Sluys, vp den Tryniteyts dach des auents, Int iaer.M.CCCC.ende xxxvi.ende van huerenlieden bet dan.lx.doodt ghesleghen waren. Ende om dat in tselue iaer het swijn ghestakijtst was so trocken si met haren coopmanschepen in andere landen, ende schuweden tlandt vanVlaendren, die van Vlaendren beseffende dattet hemliedengrootelic contrarieerde, si trocken int iaer.xiiijc.ende.xxxviij.ende tracteirden so byden Prinche so dat bi middel van hem ende die vier leden slandts van Vlaendren, ende die oosterlinghen so dat si wierden van accoorde ende eens van haren gheschille, ende die Prinche beseghelde den paeys. Ende doe quamen si wedere met haren coopmanschepen in Vlaendren, so si gheploghen hadden te doene. Item die heeren vanden vryen deden ontrent alder heleghen dach allomme arresteren ende vanghen die vrijlaten die hem te Brugghe hadden doen bescrijuen omme poorters te sijne sonder consent van hemlieden als haer lieder wetten. Ende si warendaer omme ghecondempneirt ende ghewesen den Prinche te gheuen hondert duysent Rijders, daer of sy die hem hadden ghedaen bescrijuen poorters moesten gheuen wel naer tvyerendeel van haren goeden, Deene gaf.xl.libra. groten. Dandere.lx.libra.groten. Die derde, hondert, Die alder minste die gaf.xxx.libra groten. Ende daer waren.xxi.persoonen vrylaten, die die prinche hadde in een brieuekin ghescreuen, die welcke hi hendelicken begheerde te hebbene themwaert om sinen wille daer mede te doene. Ende aldus moesten die vrylaten also wel om huere mesdaet ghepuniert sijn als die van Brugghe waren. Die Princesse quam te Brugghe svrydaechs voor sinte Kathellijnen dach, ende si begheerde te hebbene die twee hondert duysent Rijders, dye sy den Prinche schuldich waren, ter Cause vanden Paeyse, maer omme dye groote sterfte die gheweist hadde, ende omme die poorters die huyt Brugghe gheuloden waren, ende omme die beroerte dye onder die poorterye gheweist hadde, ende om den dieren tijt, daer omme so was den dach vander betalinghe verlanghet, endehuytghestelt eenen sekeren tijt. Ende daer was byden consente vanden Prinche gheordonneirt ende ghestelt eene calioote binnen der stede van brugghe, omme die penninghen daer of te ghecrijchene, ende den [fol. C.i.r] Prinche daer mede te betalen die voornomde penninghen, te weten sine twee hondert duysent Rijders. Ende dese calioote soude beghinnen inden Aduent, Eerst datmen gheuen soude vier iaer lanc gheduerende dobbel wijn assyze, ende datmenmeersen soude dassyze vanden byere ter ordonnanchye van die vander wet. Item datmen stellen soude inden braemberch eencalioothuysekin omme daer tontfanghene vier iaer lanck, die calioote vanden graue, van allen manieren te wetene, van een hoedt tarwen.viij.groten.van een hoedt aerweten.viij.groten.vaneen hoedt souts viij.groten.van een hoedt rugghe.vi.groten.van een hoedt gheersten.iiij.groten.van een hoedt euenen.ij.groten.van een hoedt vitsen.iiij.groten.van een hoedt boonen.iiij.groten.van een hoedt lijnsaets.iiij.groten.van een hoedt Raepsaets iiij.groten.van een hoedt mostaerdt saet.iiij.groten. Item van coeyen, van calueren, schapen swijnen, van houte, van turuen, van vissche, van haringhe, ende van alle maniere van coopmanschepe moestmen gheuen van elcken schilde xij.miten. [Tsaterdaechs naer derthien dach] Item tsaterdaechs naer derthien dach ghaldt dye tarwe te Brugghe, xix.schellingen.groten.thoedt, ende van diere tijdt voordt, so lichtese tot paesschen toe. Ende van Paesschen tot sint Ians messe bleefse geldene ontrent den xii.schellingen.groten. |
In het jaar 1436 en in het jaar 1438. Nota, dat toen de tarwe gold 24 schellingen de hoed. En woensdag voor de Kruisweek gold de tarwe de hoed vier rijders, maar de wet nam er provisie op zodat het binnen korte tijd zeer verlaagd werd en verminderd. En toen was in Brugge en in meer andere plaatsen grote sterfte van de epidemie, van de pestbuilen en van brandende koortsen, de lieden waren de ene dag gezond en de volgende dag dood. En deze sterfte duurde van Pinkstere tot Sint-Maarten mis toen en daarom omdat de oosterlingen kwalijk en schofferend behandeld waren ter Sluis op Triniteit dag in de avond in het jaar 1436 en van hun lieden meer dan 60 dood geslagen waren. En omdat in hetzelfde jaar het Zwin met steken bezet was en zo vertrokken ze met hun koopmanschappen van Vlaanderen en die van Vlaanderen beseften dat het hen zeer tegen was en trokken in het jaar 1438 en onderhandelden zo bij de prins zodat door middel van hem en die vier leden van het land Vlaanderen en de oosterlingen zodat ze akkoord en eens werden van hun geschil en de prins bezegelde de vrede. En toen kwamen ze weer met hun koopmanschap Vlaanderen zo ze pleegden te doen. Item, dee heren van de vrijen lieten omtrent Allerheilige dag alom arresteren en vangen de vrijlaten die zich te Brugge hadden laten inschrijven om poorters te zijn zonder toestemming van hen als hun wetten. En ze waren daarom veroordeeld en gewezen de prins te geven 100 00 rijders waarvan ze die hem laten beschrijven dat de poorters moesten geven bijna het vierendeel van hun goederen, de ene gaf 40 groten, de andere 60 libra groten, de derde, honderd, de allerminste die gaf 30 libra groten. En daar waren 21 personen vrijlaten die de prins in een briefje had geschreven waarvan hij eindelijk tot hem begeerde te hebben om zijn wil daarmee te doen. En aldus moesten die vrijlaten alzo wel om hun misdaad gestraft worden zoals die van Brugge waren. De prinses kwam vrijdag naar Brugge voor Sint Catharina dag en ze begeerde te hebben die 200 000 rijders die ze de prins schuldig waren ter oorzaak van de vrede, maar vanwege de grote sterfte die er geweest was en omdat de poorters die uit Brugge gevlogen waren en om de beroerte die onder de poorterij gewest was en de dure tijd daarom zo was de dag van betaling verleng en uitgesteld tot een zekere tijd. En daar was met toestemming van de prins geordonneerd en gesteld een belastingontvanger binnen de stad Brugge om de penningen daarvan te krijgen en de [fol. C.i.r] prins daarmee te betalen die penningen, te weten zijn 200 000 Rijders. En deze ontvanger zou beginnen in de advent. Eerst dat men geven zou vier jaar lang durend dubbele wijn accijns en dat men vermeerderen zou die accijns van het bier ter ordonnantie van die van de wet. Item, dat men stellen zou in de braamberg een kantoorhuisje om daarin te ontvangen vier jaar lang de ontvanger van de graaf van alle soorten, te weten, van een hoed tarwe 8 groten, van een hoed erwten 8 groten, van een hoed zout 8 groten, van een hoed rogge 6 groten, van een hoed gerst 4 groten, van een hoed haver 2 groten, van een hoedt vitsen 4 groten, van een hoed bonen 4 groten, van een hoed lijnzaad 4 groten, van een hoed raapzaad 4 groten, van een hoedt mosterdzaad 4 groten. Item, van koeien, van kalveren, schapen, zwijnen, van hout, van turven, van vissen, van haring en van alle soorten koopmanschap moest men geven van elk schild 12 mijten. [Zaterdag na dertiendag] Item, zaterdag na dertiendag (Driekoningen) gold de tarwe te Brugge 19 schellingen groten de hoed en van die tijd voort zo verlichtte het tot Pasen toen. En van Pasen tot Sint Jans mis bleef het gelden omtrent de 12 schellingen groten. |
[Int iaer.M.CCCC.ende.xxxix] Int iaer.M.CCCC.ende.xxxix.ontrendt sint Ians daghe midzomers quam te Calis die Cardenael van Inghelandt, hi dede maken tusschen Greuenijnghe ende Calis een huys vantriumphen, daermen dat traytiet ghehouden soude hebben, omme den paeys te maken tusschen die twee coninghen, te weten van Vranckerijcke, ende van Inghelant, ende ooc tusschen den lande van Inghelandt, ende van Vlaendren. Ende vrauwe Ysabeele van Vlaendren, dede ooc maken een huys, daer de ghedeputeirde van Vlaendren, haer lieder traytiet met den Cardenael in houden souden Als die cardenael te Calis quam, hi quammer met.xxix.schepen. Ende met hem so quamen die Eerdtsbisscop van Iorc, die Bisscop van noorwijck, ende vansinte Dauid, ende vier Princhen, te wetene, die Hertoghe van Orlyens, die xxiiij.iaer in Inghelandt gheuanghen hadde gheweist, die Hertoghe van noordtvolc, die Graue vanstafuoorde, ende die Graue van oxeuoorde. [Vp sinte Alexius dach] Item vp sinte Alexius dach, ende alle dye weke daer naer, het Reghende so seere in Vlaendren, ende sonderlinghe int Noortvrye, dat gheen mensche doe houdt sijnde.lxxx.of.xc.iaer inde merschen so grote water binnen haren leuene niet ghesien en hadden, met en mochte vanden groten water noch te waghene varen, noch te voet gaen, tusschen Brugghe ende oudenburch. Item ontrent sint Ians daghe voorseyde, die Cardenael vanaerle, ende al dat consilie van Basele, die verweten den Paeus Eugenius, dat hi was een destrueirdere der helegher kerckenende daer toe als een symoenyaec onprofijtelic endeongheloouich. Ende si daechden hem ter consilie te commene, vp dye peyne van te sine ghepriueirt, ende ofgeset van sinen Paeusscepe Item vp dien tijt so quamen vele eerlicke boden ende Prelaten, ende vele edele lieden ende andere notabele huyt Grieckenlande, inde stede van Florenchen, bi den paeus Eugenius die doe daer was. Ende vp sinte Pieter ende sinte Pauwels dach, vyelen si hem te voete, ende te ghenaden, ende begheerden absolucie van hem van dat sy bet dan vijf hondert iaer hadden gheweest heretijcken, ende ghedoolt in dat helich kersten ghelooue. Ende die Paeus namse in ghenaden, ende si beloofden voordt aen den Paeus van Roome onderdanich te sine, ende te houdene die pointen ende die Articulen vandenheleghen kersten ghelooue, Ende van groter blijscap, so drouchmen vp der voorseyder Apostelen dach processyen generael inde stede van Florencen, ende die Paeus ghinc mede inde processye met den Patriarcke van Gryecken ende vanConstantinobele, Ende binnen.xiiij.daghen daer naer, so starf die patryarcke binnen der stede van Florencen, Ontrent dese selue tijdt so starf die nyeuwe Keyser by Noorenberghe. Ende in dat selue iaer, so starf ooc dye Heere vander Vere Amirael vanHollant, ende van Zeelandt, hy hadde eene groote vlote van schepen vul ballijnghen, roouers ende manslachteghe bouuen huyt diueerschen lande ende steden, dye welcke roofden by der zee die cooplieden, van allen nacyen, ende sonderlinghe die Oosterlinghen, ende die Spaengiaerden, Dese Roouers quamenbyder Sluys, te Blanckeberghe, [fol. C.i.v] te Heys, Toostende, ende in meer andere plaetsen, endeberoofden die zeelieden, ende namen hare schepen, endetghewant van haren schepen, daer naer ontrent sint Matheus dach quamen die Zeelanders in Casant ende roofden daer bet dan drie hondert scapen, ende braken der lieder huysen, endesloughen hare schrijnen vp, ende nament aldat sy daer inne vonden en voerdent mede in zeelandt. Binnen desen seluen iare tsvrijdaechs voor alder heleghen dach, tconsylie van Basele stelde den Paeus Eugenius of van sinen Paeusschepe als onprofijtelick ende onbequam omme paeus of om eenich prelaet te sine, want hi was een symoenyaeck, eene woukenare, endeeen ongheloouich hereticke, ende verlieten hem. Ende vp dyen seluen dach die Cardenael van Aerlelyblanc president vandenconsilie generaele in Basele, nam met hem.xxxij.prelaten onder Bisscoppen, Abdten, ende Proosten, ende ghinghen onder hemlieden in een Conclaue besloten.vij.daghen lanck, daer deden si den Paeus Eugenius alte male of van sinen Paeusscepe Ende si vermalendijdene daer, ende condempneirden hem in eeuwelicker verderuenesse. Ende si coren den heere Amedeus, die welcke vij.iaer lanck Heremijte gheweist hadde, ende te voren hadde hy gheweist Hertoghe van Sauoyen, dese voorseydeAmedeus was eendrachtelic vanden Cardenalen, ende van den.xxxij.Prelaten voor eenen Paeus ghecoren, ende si gauen hem den name Felix. Dit gheschiede vp den donderdach naer alle heleghen dach, twelc was een sake seer onghesien, ende was een disposicie omme te makene Scisma inde heleghe kercke, ende dolijnghe. Item tsaterdaechs naer sinte Nyclaeus dach quamen.xv.Spaensche schepen gheladen met fruyte, met olyen, met ysere, ende met anderen goeden, omme te comen in Vlaendren. Ende als sy quamen voor Blanckeberghe, die Roouers van zeelandt quamen hem lieden te ghemoete omme hem lieden te beroouene, sy stelden hem lieden daer yeghen vromelic ter weere, ende vochten medallen seer, daer warer vele versleghen aen beeden syden, maer die Zeelanders bleuen te bouen, ende namen den Castyliaenen.vi.scepen, ende al tgoedt datter in was ende si stelden die leuende castylianen aen tlant die welcke alle den wijnter duer ghinghen te Brugghe endeeldere voor der lieder dueren om haer broodt. Item die Princesse die quam te Brugghe vp den vastenauent, omme te hebbene die reste vanden twee hondert duysent rijders, die vp die calioote gheset waren, Maer omme die groote sterfte diet gheweist hadde, ende omme dat vele lieden huyt Brugghe gheuloden waren van aermoeden, ende dat si neerijngloos waren, soe en constemen die pennijnghen dyemenhaer noch tachter was vp die calioote niet ghecrijghen. Endedaer omme so was gheordonneirt dat elck huys soude gheuen weickghelt elc persoon naer teere, naer neere, ende naer state van goede totter tijdt dat die reste betaelt soude wesen. |
[In het jaar 1439] In het jaar 1439 omtrent Sint Jans dag midzomer kwam te Calais de kardinaal van Engeland en hij liet maken tussen Grevelingen (?) en Calais een huis van triomf waar men de onderhandeling gemaakt zou hebben om vrede te maken tussen de twee koningen, te weten van Frankrijk en van Engeland en ook tussen het lande Engeland en van Vlaanderen. En vrouw Isabelle van Vlaanderen liet ook een huis maken waar de gedeputeerde van Vlaanderen hun onderhandeling met de kardinaal in houden zouden. Toen de kardinaal te Calais kwam, kwam hij er met 29 schepen. En met hem zo kwamen de aartsbisschop van York, de bisschop van Norwich en van Sint David en vier prinsen, te weten, de hertog van Orleans die 24 jaar in Engeland gevangen was geweest, de hertog van Norfolk, de graaf van Stafford en de graaf van Oxford. [Op Sint Alexius dag] Item, op Sint Alexius dag en de hele week door daarna regende het zo zeer in Vlaanderen vooral in het noord vrije dat geen mens die toen oud waren 80 of 90 jaar binnen zijn leven nooit zoveel water gezien had, men kon van het hoge water nog met een wagen nog te voet gaan tussen Brugge en Oudenburg. Item, omtrent Sint-Jans dag verweet de kardinaal van Arles en dat hele concilie van Bazel paus Eugenius dat hij was een vernieler der heilige kerk en deed daartoe en niet profijtelijk en ongelovig. En ze daagden hem hem ter concilie te komen op de boete van te zijn beroofd en afgezet van zijn pausschap. Item, op die tijd zo kwamen vele fatsoenlijke boden en prelaten en vele edele lieden en andere notabelen uit Griekenland in de stad Florence bij paus Eugenius die daar toen was. En op Sint Petrus en Paulus dag vielen ze hem te voet en te genade en begeerden absolutie van hem van dat ze meer dan 500 jaren ketters waren geweest en gedoold in het heilige christen geloof. En de paus nam ze in genaden aan en ze beloofden voortaan de paus van Rome onderdanig te zijn en te houden de punten en de artikels van het heilige christen geloof. En van grote blijdschap zo droeg men op de Apostelen das processie generaal in de stad Florence en de paus ging mede in de processie met de patriarch van Griekeland en van Constantinopel. En binnen 18 dagend daarna zo stierf die patriarch binnen de stad Florence. Omtrent dezelfde tijd zo stierf de nieuwe keizer bij Noorenberghe (?). En in datzelfde jaar zo stierf ook de heer van de Veere, admiraal van Holland en Zeeland, hij had een grote vloot van schepen vol ballingen, rovers en doodslagers boeven uit diverse landen en steden welke ze roofden bij de zee de kooplieden van alle naties en vooral de Oosterlingen en Spanjaarden. Deze rovers kwamen bij ter Sluis, te Blankenberge, [fol. C.i.v] te Heys, te Oostende en in meer andere plaatsen en beroofden de zeelieden en namen hun schepen en het gewand van hun schepen en daarna kwamen de Zeelanders op Sint Mattheus dag in Cadzand en roofden daar meer dan 300 schapen en braken de huizen van de lieden en sloegen hun schrijnen open en namen alles dat ze daarin vonden en voerden het mee in Zeeland. Binnen ditzelfde jaar de vrijdag voor Allerheiligen dag stelde het concilie te Bazel paus af van zijn pausschap als niet profijtelijk en onbekwaam om paus of om enig prelaat te zijn want hij was een van simonie, een woekeraar en een ongelovige ketter en verlieten hem. En op dezelfde dag nam de kardinaal van Arleblanc, president van het concilie generaal in Bazel, met hem 22 prelaten waaronder bisschoppen, abten en proosten en gingen in een besloten conclaaf 7 dagen lang en daar deze ze paus Eugenius helemaal af van zijn pausschap. En ze vermaledijden hem daar en verdoemde hem in eeuwige verderf. En ze kozen de heer Amedeus die 7 jaar lang heremiet was gewest en tevoren was hij geweest hertog van Savoie, deze Amedeus werd eendrachtig van de kardinalen en de 22 prelaten voor een paus gekozen en ze gaven hem de naam Felix. Dit geschiedde op de donderdag na Allerheiligen dag, wat een nooit gezien zaak was en was een aanleg om een schisma te maken in de heilige kerk en doling. Item, zaterdag na Sint Nicolaas dag kwamen 15 Spaanse schepen geladen met fruit, met olie, met ijzer en met andere goederen om in Vlaanderen te komen en toen ze kwamen voor Blankenberge kwamen de rovers van Zeeland hen tegemoet om ze te beroven, ze stelden zich dapper te verweer en vochten zeer zodat er veel waren verslagen aan beide zijden, maar de Zeelanders bleven te boven en namen de 6 schepen van Castili en al het goed dat er in was en ze stelden de levende van Castili aan land die de hele winter doorgingen te Brugge en elders voor de deur van de lieden om hun brood. Item, de prinses kwam te Brugge op de Vastenavond om de rest te hebben van de 200 000 rijders die op de inzameling gezet waren. Maar vanwege de grote sterfte die er geweest was en omdat vele lieden uit Brugge gevlogen waren van armoede en dat ze zonder nering zaten zo kon men de penningen die men haar nog te achter was niet op dar belastingkantoor krijgen. En daarom zo was geordonneerd dat elk huis zou geven elk persoon weekgeld naar vertering, naar nering en naar staat van goed tot de tijd dat de rest betaald zou wezen. |
[Int iaer.M.CCCC.ende.xl.vp sint Ians dach midzomers] Item int iaer.M.CCCC.ende.xl.vp sint Ians dach midzomers, so quam Felix dye nyeuwe Paeus, met grooten state van Prelaten, van Princhen, ende van vele notabele lieden in groten ghetale, in de stadt van Basele, ende voor hem quam een wit corssier, twelck hadde vp hem theleghe sacrament, ende hy sanck selue dye hooghmesse in Paeusschen habijte. Item vp sinte Pieter ende sinte Pauwels dach daer naer dheer Nycole pisselijn, een quaet tyrant, vander helegher kercke, die welcke der heleghe kercke, vele Landen, Steden, ende Casteelen bi foortsen ende bi crachte of ghewonnen hadde, Endespecialicke dye Stadt van Boulloengien, dese heer Nicole pisselijn was vpper Capiteyn vanden Hertoghe Phelips vanmylanen. Ende hi meende te winnene die stadt van Florenchendaer die Paeus Eugenius in was, ende hy was wel sterck van vijf duysent vromer mannen wel gewapent, onder te peerde ende te voet, die van Florencen wordent gheware, si baden den Venecianen om hulpe ende secours dese partyen vergaderden vp sinte Pieter ende sinte Pauwels dach, si vochten bet dan thien hueren lanck. Ende die Florentijnen met den Venecyanen behielden tvelt, ende hadden die victorie. Ende si ghecreghen wel drie duysent peerden, ende onder diere versleghen endegheuanghen waren, daer wasser wel vier duysent. Ende die Florentijnen ghecreghen weder sommeghe Steden en fortressen die [fol. C.ij.r] dese here Nicole pisselijn ghewonnen hadde [Op den.xij.sten dach van hoymaent] Item op den.xij.sten dach van hoymaent daer naer, doe begonste Taken tgrote aflaet, daer was een ontallic volck ghecommen totten voorseyden aflaten huyt dyueerschenplecken ende landen. Ende vp den dach datmen die Relijcquien tooghde, die pelgrimmen clommen vp die huysen omme die Relijcquien te siene. Daer was een groot huys dat so beclommen was vanden lieden so dat ter neder sanck en viel ter eerden, ende daer bleuen xix.lieden doot, ende bed dan.lxxx.ghequetst, die sommeghe hadden die beenen ghebroken, sommeghe die armen, andere die handen, ende voeten, te borsten gheuallen. [Vp den xix.sten dach vander seluer maent] Item vp den xix.sten dach vander seluer maent, yeghen den auent so was in Werueke eenen groten schadeliken ende afgrijselicken brandt, in welcken brandt verbarnden meer dan.M.huysen. Item sdaechs daer naer quam in die stede van Brugghe naer die noene, die aerdtsbisschop van Ryemen, ende al die stede ghinck yeghens hem in processye. |
[In het jaar 1440 op Sint Jans dag midzomers] Item, in het jaar 1440 op Sint Jans dag midzomer zo kwam Felix de nieuwe paus, met grote staat van prelaten, van prinsen en van vele notabele lieden in groot getal in de stad Bazel en voor hem kwamen een witte harddraver wat op hem had het heilige sacrament en hij zong zelf de hoogmis in het habijt van een paus. Item, Op Sint Petrus en Paulus dag daarna de heer Nicole Pisselijn, een kwade tiran van de heilige kerk die de heilige kerk vele lande, steden en kastelen met kracht afgewonnen had en speciaal de stad Boulogne. Deze heer Nicole Pisselijn was opper kapitein van hertog Filips van Milaan. En hij meende te winnen de stad Florence waar paus Eugenius in was en hij was wel sterk 5000 goed gewapende dappere mannen waaronder te paard en voet. Die van Florence werden het gewaar en ze baden de Venetianen om hulp en bijstand. Deze partijen verzamelden op Sint Petrus en Paulus dag en ze vochten meer dan 10 uren lang. En die van Florence met de Venetianen behielden het veld en hadden de victorie. En ze kregen wel 3000 paarden en onder die er verslagen en gevangen waren er wel 4000. En die van Florence kregen weer sommige steden en forten die [fol. C.ij.r] deze heer Nicole Pisselijn gewonnen had. [Op de 12de dag van juli] Item, op de 12de dag van juli daarna toen begon te Aken de grote aflaat en daar was ontelbaar volk gekomen tot die aflaten uit diverse plekken en landen. En op de dag dat men de relikwien toonde klommen de pelgrims op de huizen om die relikwien te zien. Daar was een groot huis dat zo beklommen was van de lieden zodat het neerzonk en ter arde viel en daar bleven 19 lieden dood en meer dan 80 gekwetst, sommigen hadden de benen gebroken, sommige de armen, anderen de handen en voeten te barsten gevallen. [Op de 19de dag van dezelfde maand] Item, op de 19de dag van dezelfde maand tegen de avond zo was in Wervik een grote schadelijke en afgrijselijke brand waarin verbrandden meer dan 1000 huizen. Item, daags daarna kwam in de stad Brugge na de noen de aartsbisschop van Reims en de hele stad ging hem tegemoet in processie. |
Hoe dye Coninck Kaerle van Vranckerijcke sandt Vrau Kathelijne sine dochtere, by den Hertoghe Phelips van Bourgoengien, om te vulcommen thuwelic van huer, ende van Kaerle sinen sone, heere van Charloys. [Inde maent van Wedemaent] ITem int iaer.xxxviij.hier te voren so es te weten, hoe die Coninc Kaerle van Vranckerijcke sandt Vrau Kathelijne sine dochtere naer sine belofte, bi den Hertoghe Phelips van Bourgoengien, omme te vulcommene thuwelic van huer ende van Kaerle sinensone here van charloys, ende dit gheschiede inde maent van Wedemaent. Ende die Coninc voorseyde sandt sine dochtere Vrau Kathelijne met seer hooghe mogende ende edele gheselscepe gheacompaingiert, Te wetene dye eerdtsbisscop vanRyemen, die graue van vendomme ende die ionghelinck vanden hertoghe van Borbon, ende meer andere groote edele heren die huer conuoyeerden, ende met mer vrauwe van Rutsefoort, endevele meer andere vrauwen ende ionckfrauwen, ende quamenbinnen der stede van Camerijcke daer si eerlicke ghefesteirt ende ontfanghen waren van den notable vander seluer stede. Ende es te wetene dat ghesonden waren van den Hertoghe van Borgoengien om haer tontfane sekere menichte van grotenperso- [fol. C.ij.v] naegien, te wetene die graue van Niueers ende van stampes, ende die Cancellier van Borgoengien, ende meer andere groote heeren ende vrauwen, dye graue van Namen, me vrauwe vanCryeuecuer, me vrauwe van Hauboudijn, ende meer andere edele vrauwen. Ende dese twee gheselschepen van edelen endeioncfrauwen deden malcanderen grote touf ende groote eere int ontfanghen van deen den anderen. Ende principalicken omme vrauwe Kathelijnen wille sconincx dochtere van Vranckerijcke, daer omme dattet al was ghedaen, die welcke als doe out was ontrent.x.iaren, ende was ghebrocht in eenen osbare seere rijckelic verchiert ende vercleet, als sulck eens Conincx dochtere ooc wel betaemde. Ende in wat steden datse quam, soe beetteden.x.of.xij.edele mannen altoos in tincommen vander poorte, van huer lieder peerden, ende hilden huerlieder handen aen den osbare daer si in sadt, ende alsoe daer aen gaende tot dat si of ghebeet was voor huer logijs. |
Hoe koning Karel van Frankrijk zijn dochter, vrouw Kathelijne, zond naar hertog Filips van Bourgondië om te voldoen haar huwelijk en van de zoon van Karel, heer van Charlois. [In de maand juni] Item, in het jaar 1438 hier tevoren zo is te weten hoe koning Karel van Frankrijk zond zijn dochter, vrouw Kathelijne, naar zijn belofte bij hertog Filips van Bourgondië om te voldoen het huwelijk van haar en van zijn zoon Karel, heer van Charlois en dit geschiedde in de mand juni. En de koning zond zijn dochter vrouw Kathelijne met zeer hoog vermogende en edel gezelschap begeleid, Te weten, de aartsbisschop van Reims, de graaf van Vendome en die jongeling van de hertog van Bourbon en meer andere grote edele heren die haar begeleidden en met mevrouw van Rochefort en veel meer andere vrouwen en jonkvrouwen en kwamen binnen de stad Kamerijk waar ze fatsoenlijk en feestelijk ontvangen waren van de notabelen van die stad. En het is te weten dat gezonden waren van de hertog van Bourgondie om haar te ontvangen zekere menigte van grote personen [fol. C.ij.v], te weten de graaf van Nevers en van Stampus en de kanselier van Bourgondië en meer andere grote heren en vrouwen, de graaf van Namen, mevrouw van Creveceur mevrouw van Haubourdin en meer andere edele vrouwen. En deze twee gezelschappen van edelen en jonkvrouwen deden elkaar grote vertroeteling en grote eer in het ontvangen van de een de andere. En voornamelijk vanwege vrouw Kathelijne, de koningsdochter van Frankrijk waarom dat alles was gedaan die toen ze oud was omtrent 10 jaar was gebracht in een draagstoel zeer rijk versierd en gekleed zoals zulks een koningsdochter ook wel betaamde. En in wat steden dat ze kwam zo haalden er altijd 10 of 12 edele mannen in het inkomen van de poort van hun paarden en hielden hun handen aan de draagstoel waar ze in zat en gingen daaraan totdat ze uitgestegen was voor haar logies. |
Hier beghint hoe die Hertoghe Phelips ontfinck Vrau Kathelijne, Sconincx dochtere van Vranckerijcke, omme te hebbene in huwelijcke den Graue Kaerle van Charloys sine sone. Ende hoe hi een steecspel dede beroepen. ITem die hertoghe phelips van Borgoengien hilt sinen staet als doe binnen der stede van Sint Omaers, ende trac met grotenstate van edelen heren ende rudders buyten der voorseyde stede van sint Omaers, ende ontfincse met groter eeren, huer also conuoyerende tot binnen der voorseyde stede tot huerenlogijste, in welcke thuwelic fynabelijc ghesloten was van denhere van Chaerloys sinen sone ende van mer vrauwe kathelijne svoorseyde conincx van Vranckerijcke dochtere. Ende daer was gro- [fol. C.iij.r] te ghenouchte ende triumphe bedreuen ter causen vandanssinghen ende ooc van steicspelen, ten coste vandenHertoghe Phelips. Ende waren beroupers vanden voorseydesteicspele huyter name vanden Hertoghe Phelips, die here vancrichy yeghen alle dandere dye commen wilden ten voorseydesteicspele. Ende daer was me vrauwe Kathelijne mede present byden vrauwen ende ioncfrauwen dye den danc gauen. Item in dese selue tijt so sandt die coninc van Nauarre eerlicke ambassadeurs aen den Hertoghe Phelips vanBorgoengien omme te hebbene in huwelicke die ioncfrauwe vanCleuen, vander welcker dat Hertoghe Phelips oom was, endequamen vp den seluen tijt byden Hertoghe van Borgoengien in sine stede van Douway met schonen state, te wetene met wel.xxx.peerden heerlicke personaegien omme te tracteirene vanden voorseyde huwelicke van mijns heren nichte, ende den erfachteghen sone van Auernen welck tractiet was beleet, ende gheduerde een wijle tijts, ende wort int eynde gheexpedieert, ende quam teenen goeden effecte, want het huwelic wordt gheconsenteirt van den voorseyde Hertoghe Phelips. Ende corts daer naer was die ioncfrauwe van Cleuen ghesonden met schoonen staste ende eerlicken gheselschepe onder die bewaernesse van hueren broedere, daer si seer eerlicken ontfanghen was vanden voorseyde Coninck van Nauarre. |
Hier begint hoe hertog Filips ontving vrouw Kathelijne, de koningsdochter van Frankrijk om in huwelijk te hebben met zijn zoon graaf Karel van Charlois. En hoe hij een steekspel liet beroepen. Item, hertog Filips van Bourgondië hield zijn staat toen binnen de stad Sint-Omaars en trok met grote staat van edele heren en ridders buiten de stad Sint-Omaars en ontving haar met grote eer en begeleide haar alzo tot binnen de stad tot haar logies en welk huwelijk finaal besloten was de heer van Charlois, zijn zoon, en mevrouw Kathelijne de koningsdochter Frankrijk. En daar was groot [fol. C.iij.r] genoegen en triomf bedreven ter oorzaak van dansen en ook van steekspelen ten koste van de hertog Filips. En waren beroepers van het steekspel uit de naam van hertog Filips die heer van Crichy tegen alle anderen die komen wilden naar het steekspel. En daar was mevrouw Kathelijne mede present bij de vrouwen en jonkvrouwen die de dank gaven. Item, in dezelfde tijd zo zond de koning van Navarra fatsoenlijke ambassadeurs aan hertog Filips van Bourgondië om te hebben in huwelijk de jonkvrouw van Kleef, waarvan hertog Filips oom was, en kwamen op dezelfde tijd bij de hertog van Bourgondie in zijn stad Duway met mooie staat, te weten met wel 30 paarden en fatsoenlijke personages om te onderhandelen van dat huwelijk van de nicht van mijnheer en de de erfelijke zoon van Auvergne, welke onderhandeling was gelegd en duurde en tijdje en werd op het eind uitgevierd en kwam tot een goed effect want het hoewel werd toegestemd van hertog Filips. En kort daarna was de jonkvrouw van Kleef gezonden met een mooie staat en fatsoenlijk gezelschap onder bewaring van haar broeders waar ze zeer fatsoenlijn ontvangen was van de koning van Navarra. |
Hier naer volcht hoe dye Hertoghe van Orliens wart ontsleghen, ende ghedeliuereirt huyten handen vanden Coninc van Inghelant. ITem ontrent den seluen tijt hadden diueersche Ambassaduers also wel vanden Coninck van vranckerijcke, als van des hertoghen van Borgoengien weghe ten diueerschen stondenghesonden geweest byden lieden vanden coninc van Inghelant, vp meeninghe van te tracteirene van paeyse tusschen den tween conincrijcken, ende oock mede om die ontslaynge van Kaerle den Hertoghe van Orliens, die welcke Ambassaduers seer luttel hadden ghebesongiert, want men van [fol. C.iij.v] dien niet en conste ghecrijghen eenege antwoorde, vander welcker men mochte hebben eeneghe hope, omme te commene teenen tractiete van paeyse ofte ontslaynghe vanden voornoemden Hertoghe van Orliens, ten hadde gheweest grotelic ter preiudicie vanden coninck van Vranckerijcke endesijnder heerlicheden. Ende die Inghelschen en wilden niet commen noch verstaen te gheenen apointemente, ten ware dat alle die questien die si hadden ghehadt in Vranckerijcke, endesonderlinghe in thertochdom van guyenne ende van Normandyen hem lieden bleue vry ende vranck, sonder die te houdene van den coninc van Vranckerijcke. Ende hier of was die coninc van Vranckerijcke wel beraden, ende sinen raet ooc daer of gheinformeirt, of andersins en souden si nyet hebben gheaccoordeirt. Ende als aengaende het stic vanden Hertoghe van Orliens, so en waren die Inghelschen nyet seere gheneghenomme dat te expedierene, ende dat omme die grote profijten die si hadden voor sijn costen, want sy seer wel betaelt waren, ende dat was eens deels die cause dat si hem so langhe hilden prysoenier, also wel eeneghe Inghelschen openbaerden dye wel wat vanden secrete wisten. Ende voorwaer die coninc vanVranckerijcke ende oock die ghene die tgouuernement haddenvander heerlichede van Orliens si hadden ghedacht van langhe tijt hier te voren den Hertoghe van Orlyens niet te seyndene die voornoemde penninghen, want het es wel te bemoedene, haddet soe ghebuert dat hi vele te eer ontslegen soude hebben gheweist dan hi was, want die Ingelschen sijn van dier maniere, dat wanneer si moeten sijn in een groot verlech van daer ducht of vreese in sy, dat weder te vercrijghene, si doen dat seer noode, of niet. Maer niet te min ic ghelooue al twelcke datmen dede, het was al tot eender goeder meeninghe, omme te onderhoudene die heeren aen beeden siden. Item gheduerende dit tractiet, ende inden seluen tijt die Hertoghe van Borgoengien altijt hebbende grote begheerte omme te helpen verlossen den Hertoge van Orliens, also vele om die maechschip vanden bloede dat si malcanderen bestonden, als tot dier causen, want bi also dat hi weder quame in Vranckerijcke, dat si souden moghen blijuen goede ende getrauwe warachteghe vrienden deene metten anderen. Endedat alle die oorloghe ende die wreethede die gheweist hadde in voorledenen tijden, ter cause van huerlieder beeder vaders begrauen sijnde, soude blijuen tondere en vergheten, sonder daer teenegher tijt meer of te vermanene. |
Hierna volgt hoe de hertog van Orleans werd ontslagen en bevrijd uit de handen van de koning van Engeland. Item, omtrent dezelfde tijd hadden diverse ambassadeurs alzo wel van de koning van Frankrijk als van de hertog van Bourgondie ten diverse stonden gezonden geweest bij den lieden van de koning van Engeland met de bedoeling te onderhandelen van vrede tussen de twee koninkrijken en ook mede om het ontslaan van Karel, de hertog van Orleans. Die ambassadeurs hadden weinig bezorgd want men kon van [fol. C.iij.v] die niet enig antwoord krijgen waarvan men toch enige hoop mocht hebben om te komen tot een traktaat van vrede of ontslag van de hertog van Orleans was er niet geweest groot vooroordeel van de koning van Frankrijk en zijn heerlijkheden. En de Engelsen wilden niet komen nog verstaan tot geen beschikking, tenzij dat alle kwesties die ze in in Frankrijk hadden gehad en vooral in het hertogdom van Guienne en van Normandië ze bleven vrij en frank zonder die te houden van de koning van Frankrijk. En hiervan was de koning van Frankrijk wel beraden en ook zijn raad daarvan geïnformeerd of anderszins zouden ze niet overeenkomt. En aangaande het stuk van de hertog van Orleans zo waren de Engelsen niet zeer genegen dat uit te voeren en dat ome ie grote profijten die ze hadden voor zijn losten want ze waren zeer goed betaald en dat was eensdeels de oorzaak dat ze hem zo lang hielden gevangen, alzo wel enige Engelsen openbaarden die wel wat van het geheim wisten. En voorwaar de koning van Frankrijk en ook diegene die het gouvernement hadden van de heerlijkheid van Orleans ze hadden gedacht van lange tijd hier tevoren de hertog van Orleans niet te zenden die penningen want het was wel te vermoeden had het zo gebeurt dat hij veel eerder ontslagen zou zijn geweest dan hij was want de Engelsen zijn van die manier dat wanneer ze moeten zijn in een grote uitvlucht waar ducht of vrees in is dat weer te krijgen doen ze dat zeer node of niet. Maar niettemin ik geloof al wat men deed was al tot een goede bedoeling om de onderhouden de heren aan beide zijden. Item, gedurende dit traktaat en in dezelfde tijd had de hertog van Bourgondië altijd grote begeerte om te helpen verlossen de hertog van Orleans, alzo veel vanwege verwantschap van bloed dat ze elkaar bestonden als tot die oorzaak want alzo dat hij weer kwam in Frankrijk dat ze zouden mogen blijven goede en getrouwe ware vrienden de ene met de andere. En dat alle oorlog en de wreedheid die in voorleden tijden geweest was ter oorzaak van hun beider vaders begraven zou zijn en te onder blijven en vergeten zonder daar te eniger tijd van te vermanen. |
Item dit dede die Hertoge van Borgoengien ten vele stonden blijcken, ende dese materie voor oghen legghen sommeghe heren van Orliens, ende ooc sommeghe andere personen, die welcke wel moghende waren den voorseyde hertoghe van Orlyens te helpene omme te commene huyter vanghenesse daer hi inne was biden coninck van Inghelant. Item die Hertoghe Phelips van Borgoengien dede vernemen aen sommeghe personen die den voorseyde hertoghe hadden te bewarene, dat hy mochte weten hoe ende in was manieren dat dese saken souden moghen commen tot eenen goeden eynde. Ende dede ooc vertooghen voor den Hertoghe van Orlyens oft hi soude willen nemen te huwelicke, een sijn nichte, dochtere van sijnder sustere die Hertoghinne van Cleuen, die welcke hy hadde binnen sijnen huyse. Ende ooc oft soe ware datmen conste tracteren van sijnder ontslaynghe vander vanghenesse ende dat hi ontquame, of hi dan soude willen content ende te vreden sijn hem te accoordeirene ende te alligeirene van als metttenvoorseyde Hertoghe Phelips van Borgoengien, sonder te eeneger stont te maken of te doen makene eenich verhael tegens den Hertoghe Phelips van Borgoengien of den sijnen in eenegher manieren, omme die questien bouen verhaelt, van tijden voor leden, bewarende in al die eere vanden coninck van Vranckerijcke, ende sinen sone den Dolphijn. Item die eersame Hertoghe van Orlyens ouermerckende ende ouerpeysende dye groote seruitude daer in dat hy so langhe tijt gheweest hadde, ende oock dat groote dangier dat hi hadde ghehadt, ende oock noch wel mochte hebben, so wort hi ghe- [fol. C.iiij.r] neghen daer toe, ende daer beloefde hi terstont bi sprake vanden prinche, in dien dat so gheschiede, ende dat hem die Hertoghe Phelips mochte ende wilde helpen dat hi ghedeliuereirt ware huyt dier seruitude ende vanghenisse daer hi in was, dat hi te wijue nemen ende trauwen soude teenenwijue die voornoemde nichte vanden hertoghe Phelips voorseyde, ende vanden anderen questien also te doene met denhertoghe phelips dat in als te vreden soude sijn. |
Item, dit liet de hertog van Bourgondië te vele stonden blijken en lag deze materie voor de ogen van sommige heren van Orleans en ook sommige andere personen die wel mogelijk waren de hertog van Orleans te helpen om uit de gevangenis te komen waar hij in was bij de koning van Engeland. Item, de hertog Filips van Bourgondië liet vernemen aan sommige personen die de hertog hadden te beware dat hij mocht weten hoe en in wat manieren dat deze zaak tot een goed einde zou mogen komen. En liet ook voor de hertog van Orleans tonen of hij ten huwelijk zou willen nemen een van zijn nichten, de dochter van zijn zusters de hertogin van Kleef die hij binnen zijn huis had. En ook of het zo was dat men kon onderhandelen van zijn ontslag uit de gevangenis en dat hij ontkwam of hij dan content en tevreden zou willen zijn en overeen te komen en alliantie te maken met hertog Filips van Bourgondië zonder te enig stonde of te laten maken enig verhaal tegen hertog Filips van Bourgondie of de zijne op enige manieren vanwege de kwesties boven verhaald van tijden voorleden en bewaren alle eer van de koning van Frankrijk en zijn zoon de dauphin. Item, de eerzame hertog van Orleans bemerkte en overdacht de grote dienstbaarheid waarin hij zo’n lange tijd geweest was en ook het grote gevaar dat hij gehad had en ook nog wel mocht hebben zo werd hij genegen [fol. C.iiij.r] daartoe en daar beloofde hij terstond bij het spreken van de prins indien dat het zo geschiedde en dat hem hertog Filips mocht en wilde helpen dat hij bevrijd was uit die dienstbaarheid en gevangenis waar hij in was dat hij tot wijf nemen en trouwen zij tot wijf de nicht van hertog Filips en van de ander kwesties alzo te doen met hertog Filips dat alles tevreden zou zijn. |
Item naer dese voorseyde belofte so begonstemen weder vannyeus te tracteirene neerstelijcke metten coninck van Inghelant ende met eeneghe van sinen rade, so dat si doe al ghesaemder hant te vreden waren aen beeden siden, ende accoordeerden bi middele ende in deser manieren, dat die Hertoghe Phelips vanBorgoengien gaf sinen seghele den coninc van Inghelant voor de somme van Ende die traytieten ghemaect endegheaccoordeirt inder manieren als bouen int lange verhaelt. Ende die hertoge van Orlyens was ghestelt in sine lyberteyt endevp sine vrye voeten ontsleghen van alle vangenessen. Ende daer naer midts dat hi hem hadde hooghelicken beloeft te voughene in also vele als hi vermochte inden paeys fynael, tusschen beede die coninghen ende haerlieder conincrijcke. Ende also aen den coninc oorlof nemende vertrac vander stadt van Lonnen totter stede van Calis, wel voorsien van goeden ende sekerensaufconduyte. Ende van daer was hy gheconuoyeert tot Greuelinghen. Ende daer waren omme hem te gheleedene die Hertoghe van cornewaelge, ende mijn heer Robert du Ros, endemeer andere edelen huyt Inghelant. Ende onder weghe Greuelinghe soe quam yeghens hem die hertoge Phelips vanBorgoengien met seer schonen state. Daer maecten si grote blijschap ende toochden malcanderen grote minne endevrientscap als si daer versaemt waren, ende die hertoghe vanOrlyens was seer blijde dat hy verlost was huyter vanghenesse, ende die hertoghinne van Borgoengien was ooc seer verblijt van sijnder comste, ende toochde hem ooc blijde chiere. Ende daer was so seere ghewillecomt van vrauwen ende ioncfrauwen ende van alle den edelen, so dat si som van blijschepen nauwe ghespreken en consten binnen een langhe wijle. Svrydaechs voor alder heleghen dach Anno.M.CCCC.ende.xv.tot in die maent van Nouembre Anno.M.CCCC ende.xl.] Item corts daer naer die hertoghe van Orlyens seyde te menegher stont, schoon broeder, schoon neue ick behoore hu te beminnen bouen alle ander princhen van desen Conincrijcke, ende mijnder schoonder nichte huwe gheselnede, want ten ware ghi ende si, ic ware ghebleuen tallen daghen in die vanghenesse ende in die seruitude van mijne vyanden ende wederpartyen, ende aldus ick en hebbe gheen meedere vrienden in dye weerelt dan hu beeden. Vp twelcke die hertoghe van Borgoengien antwoorde dattet hem seere leet was dat hi hem niet eer en hadde connen ghehelpen, want hy ouer langhe tijt grote begheerte ghehadt hadde omme hem te verlossene, sulcke ende vele ghelijcke redenen waren dicwijle verhaelt vanden voorseyde princhen, waer omme tvolck seer blijde was, endespecialic om die comste vanden Hertoghe van Orlyens die so langhe tijt prysoenier gheweest hadde vanden Inghelschen. Ende es te wetene dat die voorseydede Hertoghe van Orlyens prysoenier gheweist hadde van svrydaechs voor alder heleghendach Anno.M.CCCC.ende.xv.tot in die maent van Nouembre Anno.M.CCCC ende.xl. Ende aldaer so waren voor oghen dye ambassaduers vanden coninck van Vranckerijcke. Ende wareneerst dye eertsbisscop van Ryemen groot Cancellier vanVranckerijcke, die eerdtsbisschop van Verbone, die graue van Dunoys, ende meer andere edelen, die welcke personaegien elc naer sijnder hoocheit ende bi ghebuerte den voorseydeHertoghe daer vijndende ghekeert van sijnder vanghenesse, daden hem alle daer seer blijden ontfanck, ende sonderlinghe die bastaert van Orlyens sijnen broedere Ende van danen quamen sy sint Omaers te watere, ende waren ghelogiert in die Abdye van sinte Bertins. Dye Hertoghe van Orlyens ende die Inghelsche heeren dye met hem quamen, elck nae sinen staet seer eerlicken. Ende naer dien was hi noch van den Hertoghe van Borgoengien ende van sijnen lieden in dye voorseyde stede weder eerlick ontfaen, ende hem waren ghedaen van die vander stede vele schoone presentacien Ende alle daghe soe quamen daer vele di [fol. C.iiij.v] ueersche persoonen, also wel huyt Vranckerijcke als huyt den lande van Pycaerdyen, omme hem te siene, ende oock vele lieden van sijnder heerschepye, die welcke seer verblijt waren van sijnder comste ende wederkeerene. |
Item, na deze belofte zo begon men weer opnieuw vlijtig te onderhandelen met de koning van Engeland en met enige van zijn raad zodat ze toen gezamenlijk tevreden waren aan beide zijden en overeenkwamen door middel van deze manier dat hertog Filips van Bourgondie gaf zijn zegel de koning van Engeland voor de som van.... En de onderhandeling gemaakt en overeengekomen zoals boven verhaald staat. En de hertog van Orleans was in vrijheid gesteld en op zijn vrije voeten ontslagen van alle gevangenis. En daarna mits dat hij hem zeer had beloofd te voegen alzo veel als hij vermocht in de uiteindelijke vrede tussen beide koningen en hun koninkrijken. En alzo nam hij aan de koning verlof en vertrok van Londen naar de stad Calais, goed voorzien van goede en zekere vrijgeleide. En vandaar was hij gevoerd naar Grevelingen. En daar waren om hem te begeleiden de hertog van Cornwall en mijn heer Robert du Ros en meer andere edelen uit Engeland. En onderweg van zo kwam hem tegemoet hertog Filips van Bourgondie met zeer mooie staat. Daar maakten ze grote blijdschap en toonden elkaar grote minne en vriendschap toen ze daar verzameld waren en de hertog van Orleans was zeer blijde dat hij verlost was uit de gevangenis en de hertogin van Bourgondie was ook zeer verblijd van zijn komst en toonde hem ook blijde sier. En daar was zo zeer verwelkomd van vrouwen en jonkvrouwen en van alle edelen zodat ze soms van blijdschap nauwelijks spreken konden in een lange tijd. Vrijdag voor Allerheiligen dag anno 1415 tot in de maand november anno 1440] Item, kort daarna zei de hertog van Orleans te menige tijd, mooie broeder, mooie neef ik behoor u te beminnen boven alle andere prinsen van dit koninkrijk en mijn mooie nicht, uw gezellin, want waren gij en zijn en ik waren gebleven te alle dagen in de gevangenis en in de dienstbaarheid van mijn vijanden en tegen partij en aldus heb ik geen grotere vriend in de wereld dat u beiden. Waarop de hertog van Bourgondie antwoordde dat het hem zeer leed was dat hij hem niet eerder had kunnen helpen want hij had voor lange tijd grote begeerte gehad om hem te verlossen, zulke en vele gelijke redenen waren vaak verhaald van de prins, waarom het volk zeer blijde was en speciaal om de komst van de hertog van Orleans die zoՠn lange tijd gevangene was geweest van de Engelsen. En het is te weten dat de hertog van Orleans gevangen was geweest van vrijdag voor Allerheiligen dag anno 1415 tot in de maand november anno 1440. En aldaar zo waren voor ogen de ambassadeurs van de koning van Frankrijk. En waren eerst de aartsbisschop van Reims, groot kanselier van Frankrijk, de aartsbisschop van Vernon, de graaf van Dunois en meer andere edelen welke personen elk naar zijn hoogheid en om beurten die hertog daar vonden gekeerd van zijn gevangenis en deden hem daar zeer blijde ontvangen en vooral de bastaard van Orleans, zijn broeder. En vandaar kwamen ze te Sint-Omaars te water en waren gelogeerd in de abdij van Sint Bertins. De hertog van Orleans en de Engelse heren die met hem kwamen en elk naar zijn staat zeer fatsoenlijk. En na die was hij nog van de hertog van Bourgondie en van zijn lieden in die stad weer fatsoenlijk ontvangen en hem waren gedaan van die van de stad vele mooie presentaties. En alle dagen zo kwamen daar vele [fol. C.iiij.v] diverse personen alzo wel uit Frankrijk als uit het land Picardië om hem te zien en ook vele lieden van zijn heerschappij die zeer verblijd waren van zijn komst en wederkeren. |
Hier naer volcht hoe die Hertoghe van Orliens was versocht vanden Hertoghe Phelips van Borgoengien, omme dat hem soude ghelieuen te besweerene den paeys van Atrecht. [Int iaer.M.CCCC.ende xl] ITem int iaer.M.CCCC.ende xl.so versochte die hertoghe vanOrliens aen den Hertoghe Phelips van Borgoengien, metsgaders dattet die hertoge Phelips hem ghebeden hadde omme te nemene in huwelicke die ioncfrauwe van Cleuen, nichte vandenvoorseyde Hertoghe Phelips, also ende inder manieren alst was ghetracteirt by huerlieden rade, waer vp die Hertoghe van Orlyens antwoorde ende seyde. Alle tghene datter gheseyt endegheaccoordeirt was inden tijden dat ic prysoenier was, dat wil ic onderhouden. Ende als dese saken alsdus gheconcludeirt endeghesloten waren, so ghinghen die voorseyde.ij.Hertoghen met haerlieder volc in den choor vander kercke van sinte Bertins, in welcke kercke was ghebrocht het voorseyde tractiet in ghescrifte, in fransoyse ende oock in vlaemsche, ende eerst in latijne, ende was daer ghelesen ouerluyt. Eerst in latijne, endedaer naer in fransoyse by eenen meester Ian tronchon eerdtschdyaken van Bruessel in Brabant present beede die Hertoghen, ende ooc eerdtssche bisschoppen ende ioncheren, ende heerlicke persoonen van poorters, ende andere officiers. Ende alle dinck ghelesen sijnde, die Hertoghe van Orlyens beloefde aldaer, ende swoer seer hooghelijck vp eenen bouck, daer in dat stont een cruycifix, twelcke hilt in sijne handen den eertsbisscop van Reymen van alle saken voorleden wel endeghetrauwelicke te houdene het voorseyde tractiet, in alle sijne pointen, gheweert het articule, het welcke sprac vanden doot vander Hertoghe Ian van Borgoengien, want hy seyde dat hy daer inne behoorde gheexcuseirt te sijne van dier doot, endeswoer by sijnder siele dat hi daer inne noyt gheconsenteirt en hadde, maer twas hem seer leedt alst hem ter kennesse quam, aensiende ende merckende dat Tconinckrijcke van Vranckerijcke worde in [fol. C.v.r] meerdere dangiere dant was van te voren Ende die Hertoghe van Orlyens dit aldus gheseyt hebbende, so was gheroupen die graue van Dunoys bastaert van Orliens om te doene den eedt voorscreuen, die welcke delaeyeerde een lettel tijts. Maer terstont byden beuele van sijnen broeder die Hertoghe van Orliens hy dede oock den eedt. Ende dat ghedaen sijne, die voorseyde hertoghe van Orliens beloofde aldaer te trauwene die ioncfrauwe van Cleuen voorseyt Ende terstont daden sy daer ondertrauwe, deene met den anderen inden handen vanden eerdtsbisschop van Verbone. |
Hierna volgt hoe de hertog van Orleans was verzocht van hertog Filips van Bourgondië dat het hem zou gelieven de vrede te zweren van Atrecht. [In het jaar 1440] Item, in het jaar 1440 zo verzocht de hertog van Orleans aan hertog Filips van Bourgondie, mitsgaders dat de hertog Filips hem gebeden had om te nemen in huwelijk de jonkvrouw van Kleef, nicht van hertog Filips, alzo en in de manier zoals het onderhandeld was door hun raad waarop de hertog van Orleans antwoordde en zei; ‘Al hetgeen dat er gezegd en overeen gekomen was in de tijden dat ik gevangene was dat wil ik onderhouden. En toen deze zaken aldus geconcludeerd en besloten waren zo gingen die 2 hertogen met hun volk in het koor van de kerk van Sint Bertins, waarin het traktaat was gebracht in geschrifte, in Frans en ook in Vlaams en eerst in Latijn en daar was het overluid gelezen. Eerst in Latijn en daarna in Frans door een meester Jan Tronchon, aartsdiaken van Brusel in Brabant present bij de hertogen en ook aartsbisschoppen en jonkers en fatsoenlijke personen van poorters en andere officiers. En toen alle dingen gelezen waren beloofde de hertog van Orleans aldaar en zwoer zeer sterk op een boek waarin stond een kruis wat in zijn handen hield de aartsbisschop van Reims van alle zaken voorleden goed en getrouw te houden het traktaat in alle zijn punten wat het artikel gewaagde wat sprak van de dood van hertog Ian van Bourgondië, want hij zei dat hij daarin behoorde gexcuseerd te zijn van zijn dood en zwoer bij zijn ziel dat hij daarin nooit toegestemd had, maar het was hem zeer leed toen het hem ter kennis kwam en aanzag en merkte dat het koninkrijk van Frankrijk in [fol. C.v.r] groter gevaar kwam dan het was van tevoren. En toen de hertog van Orleans dit aldus gezegd had zo werd er geroepen de graaf van Dunois, bastaard van Orleans om te doen die eed die een tijdje draalde. Maar terstond op bevel van zijn broeder de hertog van Orleans deed hij ook de eed. Toen dat gedaan was beloofde de hertog van Orleans aldaar te trouwen de jonkvrouw van Kleef. En terstond deden ze ondertrouw, de ene met de andere in de handen van de aartsbisschop van Vernon. |
Hier naer volcht die feeste vanden Hertoghe van Orliens, ende vander ioncfrauwen van Cleue. DIe Hertoghe Phelips van Borgoengien sandt bi sinen lieden alle maniere van prouisie om te fornierene dye feeste vanderbrulocht. Ende dye prinche voorseyde betaelde alle dye costen vanden heere van Orlyens ende van sinen lieden. Ende daer naer tsaterdaechs voor sinte Andries dach, soe trauwede dye Hertoghe van Orliens die voorseyde ioncfrauwe van Cleuen. Ende des ander daechs, twelcke was sondach, soe was ghehouden dye feeste, ende dye weerdicheyt vander kercke, seer solempnelijc ende chierlic, twelcke was seer schoone om sien. Ende die Hertoghe phelips selue in persone leede die bruyt, huer houdende aenden slinckeren arme. Ende aen dye rechter syde, soe leedese mijn heer Ian die bastaert van Simpol here vanhaubourdijn, die welcke hilt die mauwe vander bruyt, ende een groote vrauwe drouch den steert vanden tabbaert vander bruyt van achtere. Ende daer naer quam die Hertoghe van Orliens, die welcke leede die hertoghinne van Borgoengien. Ende daer naer so volchden vele edele heren ende vrauwen, ende daer was seer grote triumphe ghemaect wel. viij.daghen lanck van houeringhe, ende van danssen, ende steicspelen, ende alderhande ghenouchten, soe in sulcke feeste betaemt. [fol. C.v.v] Men moet weten dat als doe een ghetal van notabele persoonen ghedeputeerde van der Stede van Brugghe quamen te sinte Omaers binnen der stede, Ende versochten aen den Hertoghe haer lieder Prinche, mitds dat sy noch nyet wel in gracien met hem en waren, hem ootmoedelicke biddende dat hem soude ghelieuen te commene in sine stede van Brugghe, niet yeghenstaende, dat si waren gheaccordeert met hem, nochtan had hi gheseyt dat hi nemmermeer inde voorseydestede commen en soude, ten ware dat een meerdere heere dan hi, hem daer in soude leeden. Ende dit aensiende dat die notable van Brugghe versochten aen den hooghen ende moghende Prinche den Hertoghe van Orliens, dat hem soude ghelieuen te doene dese begheerte aen die hertoghe Phelips, dat hi te Brugghe in sine stede soude willen commen, so was hy te vredeninde voorseyde begheerte ter bede vanden voornomden Hertoghe van Orlyens, vanden welcken die van Brugghe hemgrotelic bedancten van sijnder diligencie, die hy voor hemlieden ghedaen hadde aenden hertoghe Phelips voorseyde, Endeghinghen corts daer naer ordonneren haer lieder staet, endequamen binnen corten daghen te Brugghe, daer sy blijdelic ontfanghen waren. Ende die van brugghe die toochden grote eere ende reuerencie den Hertoghe van orlyens ende sijnder Hertoghinne met alle hueren geselschepe, ende sulcke chierheyt dat noeyt nyet vele Prinche sulcke chierheyt gedaen en was noch ghetoocht, also men hyer naer noch int lange verclaren sal, aengaende den schoonen personagien, ende spelen, endehystorien, die elck ambocht ende neeringhe dede ter blijder incomste vanden hertoghe Phelips met den Hertoghe vanOrlyens, binnen der stede van Brugghe. |
Hierna volgt het feest van de hertog van Orleans en van de jonkvrouw van Kleef. Hertog Filips van Bourgondië zond met zijn lieden alle soorten van proviand om te het feest van de bruiloft te vormen. En de prins betaalde alle kosten van de heer van Orleans en van zijn lieden. En daarna zaterdag voor Sint-Andries dag zo trouwde de hertog van Orleans de jonkvrouw van Kleef. En de volgende dag wat toen zondag was werd het feest gehouden en de waardigheid van de kerk zeer plechtig en sierlijk wat zeer mooi was om te zien. En hertog Filips zelf in persoon leidde de bruid en hield haar aan de linkerarm. En aan de rechterzijde zo leidde haar mijn heer Ian de bastaard van Saint-Pol, heer van Haubourdin die de mouw van de bruid hield en een hoge vrouw droeg de staart van de tabbaard van de bruid van achteren. En daarna kwam de hertog van Orleans die de hertogin van Bourgondië leidde. En daarna zo volgden vele edele heren en vrouwen en daar zeer grote triomf gemaakt dat wel 8 dagen lang duurde van feestmaal en van dansen en steekspelen en allerhande genoegens zo in zulk feest betaamt. [fol. C.v.v] Men moet weten dat toen een getal van notabele personen gedeputeerden van de stad Brugge kwamen te Sint Omaars binnen de stad en verzochten aan de hertog, hun prins, mits dat ze nog niet goed in gratie met hem waren, en baden hem ootmoedig dat het hem zou gelieven te komen in zijn stad Brugge, niet tegenstaande dat ze met hem waren overeengekomen nochtans had hij gezegd dat hij nimmermeer in die stad komen zou, tenzij dat er en grotere heer was dan hij die hem zou leiden. En dit zagen de notabelen van Brugge aan en verzochten aan de hoge en vermogende prins, de hertog van Orleans, dat het hem zou gelieven deze begeerte te doen aan hertog Filips dat hij te Brugge in zijn stad zou komen dan was hij tevreden in zijn begeerte ter bede van de hertog van Orleans, waarvan die van Brugge hem zeer bedankten van zijn inspanning die hij voor hen gedaan had aan hertog Filips. En ze gingen kort daarna ordonneren hun staat en kwamen binnen korte dagen te Brugge war ze blijde ontvangen werden. En die van Brugge die toonden grote eer en referentie aan de hertog van Orleans en zijn hertogin met al hun gezelschap en zulke sier dat nooit vele prinsen zoՠn sierlijkheid gedaan was nog getoond alzo men hierna nog in het lang verklaren zal aangaande de mooie personen en spelen, en histories die elk ambacht en nering deed ter blijde inkomst van hertog Filips met de hertog van Orleans binnen de stad Brugge. |
[ Die maniere hoe onse edele Heere ende Prinche ontfanghen was] Die maniere hoe onse edele Heere ende Prinche ontfanghenwas, binnen der stede van Brugghe tsijnder incomste, denxi.dach in Decembre. anno.M.CCCC.ende.xl. [fol. C.vi.r] EErst so trocken yegens hem buten der stede van brugghe die wet van brugge, als burchmeesters Schepenen, ende Raden, ende tresoriers met alle den dienaers vander stede, als pensyoenaresen, clercken, serganten, scadebeletters, met hueren knapen. Item voort dye vi.hooftmannen vander poorterye, ende die dekenen, ende ghesworene van allen ambochten endeneeringhen. Ende elc hooftman ende Deken waren ghestelt met.x.personen, die welcke daer toe ghecoren waren, dye notabelste van elcken hooftmanschepe ende vanden ambochten, ende trocken vp een velt buyten der pale van brugghe bydendrie coninghen, ende waren vergadert alte samen tot.xiiijc. mannen, of meer verbeydende daer die comste van onsen geduchten here Item yegens die comste vanden prinche stelden si hemlieden al in schoonder ordonancien, alle baruoets ende bloots hoofts, sonder capproen ende onghegort. Ende in dien staet sijnde, als si vernamen dat die prinche hem lieden begonste te nakene, soe vielen si vp huerlieder knyen ende leyden haer handen te gadere. Ende dit was aldaer ghedaen voor my gheduchte here, ter presencie vanden hertoge van Orliens ende der hertoghinne van Orlyens, ende vele andere grote heeren, te wetene, Eerst die graue van niueers Mijnheer de cancelier De.G.van stampes. die bisscop van doornicke Die ioncheer van cleue. Die.G.van Linguy Die.G.van simpol, ende meer andere edelen. Ende ter presencie van alle dese voornoemde was hem daer vergheuenesse ghebeden van alle voorleden saken, naer den inhoudene van den paeyse ende woorden daer in begrepen bi den voorseyde onsen gheduchten here verleent der voorseyde stede. Item dit ghedaen sijnde, so presenteirden hem die vander wet dye slotelen vander stede. Ende onse gheduchte here vergheuenhebbende alle saken met soeten ende vriendelicken sinne endemanieren, so stonden die vander stede vppe ende vertrockenaen deen side, om hemlieden te schoeyene, ende weder te ghereedene omme naer hem in dye stede te commene. Ende dit gheschiet sijnde, so stonden aen deene side alle die processien van Brugge die yegens hem huyt ghecommen waren. Eerst die beghijnen vanden wijngaerde, die religieusen vanden eechoute, die vier oordenen, ende al die collegien van alle die prochiekercken, met al haerlieder beste habijten ende cappenaen, ende met den reliquien ende helichdommen in die handen. In welcker processien waren.iij.prelaten mede, te wetene dye Abt vander Doest, die Abt vanden eechoute, ende die Abt vansoetendale. Ende terstont die vergeuenesse ghedaen sijnde, so songhen die voorseyde collegien met luyden voyse. Te deumlaudamus, weder keerende voor onsen prinche tot der poorten toe. Item daer reden ooc huyt der stede van brugghe yeghen denprinche die Baliu van Brugghe, ende die Scoutheeten, elc met haren state, ende vele diueersche heren ende Rudders ooc met haren state, ende daer naer vele diueersche nacien vancooplieden met schonen state. Eerst die cooplieden vander duytscher hanse, alle ghecleet in rooden habijten ende swarte capproenen ghehackelt ende ghecapt, ende swarte veltenhoeden, ende die al nyeuwe daer toe ghemaect tot den ghetale van.C.ende.xvi.peerden. Ende voor hemlieden reet meester Herman ooc ghecleet met rooden lakene, ende sijn peert verdect totter eerden metter wapene vanden keyser, tusschen.ij.messagiers vercleet metter voorseyde wapenen, endeachter den voorseyde meester Herman reden.iiij.paegekins ghecleet al int roode, ghelijck die andere voorseyde. Item die cooplieden van spaengien waren alle ghecleet met ondersneden cleederen root ende groene al nyeu ghemaect totten ghetale van.xlviij.peerden, ende achter hemlieden.viij.cleene paegien, dye welcke waren ghecleet met sijden cleederen vander ghelijcke root, ende groen al ondersneden als dandere. Item dye cooplieden van Mylanen waren alle ghecleet met nieuwen cleederen van Roseyden ghegreinden laken, ende haer knapen met peerschen laken, ende voor hem hebbende eenen heraut metter wapen vanden hertoge van Mylanen. Item dye cooplieden van Venegien waren alle ghecleet met sijden cleederen, lakenen van Damast peersch coluer, ende huerlider knapen waren ghecleet met nieuwen peerschen lakene, tot den ghetale van.xl.peerden. Item die cooplieden van Luyc dyemen heet Luycoysen ghinghen te voet yeghen onsen gheduchten here al met nieuwe cleederen van graeuwen laken van Damast tot den ghetale van.xij.personen, ende haerlieder knapen hadden al [fol. C.vi.v] keerels van nieuwen graeuwen lakene, ende nieuwe hoeden, die welcke cooplieden weder in commende achter onsen prinche, quaemen doe te peerde, ende haerlieder knapen bi hem lieden te voet, ende hadden voor hem lieden haer lieder loodgier, ghecleet al met graeuwen lakene, ende eenen capproen bouen wit ende beneden root naer die wapene van Luyck. Item die cooplieden van geneueren die ghinghen te voet yeghen onsen gheduchten heere ende Prinche alle ghecleet met graeuwen lakene van Damast, al nieuwe hier toe ghemaeckt totten ghetale van.xxxvi.personen, ende haerlieder knapen met nieuwen grauwen lakene. Item die cooplieden van florencen, ghinghen ooc te voet yeghen onse gheduchten here, al ghecleet met nieuwenblaeuwen sijden lakene totten ghetale van.xxij.ende huerlieder knapen ghecleet al met blaeuwen lakene, ende graeu capproenen met nieuwe velten hoeden Item die cooplieden van catheloene waren alle ghecleet met roseyde, cramozijnen, wullen cleederen, ende huerlieder knapen met nieuwen peersschen lakenen cleederen, ende eenenmoriaen gaende voor hem lieden ghelijc een heraut, gecleet met een nyeu sijden habijt ondersneden graeu ende peersch endeblaeu, ende drouch voor hemlieden die wapene van Aragoen, ende ghinghen also wandelen achter straten totter comsten vanonsen gheduchten here. Ende doe ghinghen si in een huys vp die marckt, daer dye wapene van aragoen chierlic ghemaect in een root laken voren hinck in drie parcken. Item die cooplieden van Poortingale waren neffens den catheloenen in een ander huys, daer voren dat stont die wapene van poortegale seer chierlick ghemaeckt van schoonder schilderye, ende waren int incommen deerste byder muelen brugghe, daer si noch een huys vercleet hadden, al becleet met rooden lakene, ende daer aen ghestelt dye voorseyde wapen vanpoortegale in drie parcken. |
[ De manier hoe onze edele heer en prins ontvangen was] Die manier hoe onze edele heer en prins ontvangen was binnen de stad Brugge met zijn inkomst de 16de dag in december anno 1440. [fol. C.vi.r] Eerst zo gingen naar hem buiten de stad Brugge de wet van Brugge als burgemeesters, schepenen en raden en penningmeesters met alle dienaars van de stad als pensionarissen, klerken, sergeanten, schade beletters met hun knapen. Item, voort de 6 hoofdmannen van de poorterij en de dekens en gezworen van alle ambachten en alle neringen. En elke hoofdman en deken waren gesteld met 10 personen die daartoe gekozen waren, de notabelste van elk hoofdmanschap en van de ambachten en trokken op een veld buiten de palen van Brugge bij de drie koningen en waren verzameld allen tezamen tot 1400 mannen of meer en wachtten daar op de komst van onze geduchte heer. Item, tegen de komst van de prins stelden ze zich in mooier ordonnantie, allen barrevoets en blootshoofds, zonder hoofddeksel en zonder gordel. En toen ze in die staat waren en ze vernamen dat de prins hen begon te te genaken zo vielen ze op hun knien en legden de handen tezamen. En dit was aldaar gedaan voor de geduchte heer ter presentie van de hertog van Orleans en de hertogin van Orleans en vele andere grote heren te weten; Eerst de graaf van Nijvers, mijnheer de kanselier, de graaf van Estampes, de bisschop van Doornik, de jonkheer van Kleef, de graaf van Linguy, de graaf van Saint-Pol en meer andere edelen. En ter presentie van al dezen was hen daar vergiffenis gebeden van alle voorleden zaken naar de inhoud van de vrede en woorden daarin begrepen die door onze geduchte heer verleend waren aan de stad. Item, toen dit gedaan was zo presenteerden die van de wet de sleutels van de stad. En onze geducht heer vergaf hen alle zaken lief en vriendelijk op zijn manier en zo stonden die van de stad op en vertrokken aan de ene zijde om schoenen aan te doen en weer te bereiden om na hem in de stad te komen. En toen dit geschied was zo stonden aan de ene zijde de hele processie van Brugge die tegen hem uitgekomen waren. Eerst de begijnen van de wijngaard, de religieuzen van Eekhout, de voer orden en alle colleges van alle parochiekerken met al hun beste habijten en kappen aan en met den relikwien en heiligdommen in de handen. In die processie waren 3 prelaten mee, te weten; de abt van ter Doest, de abt van de Eekhout en de abt van Zoetendaal. En terstond toen de vergiffenis gedaan was zo zongen die colleges met luid geluid; Te deum laudanum en keerden terug voor onze prins tot de poort toe. Item, daar reden ook uit de stad Brugge naar de prins de baljuw van Brugge en de schout en elk met zijn staat en vele diverse heren en ridders ook met hun staat en daarna vele diverse naties van kooplieden met mooie staat. Eerst de kooplieden van de Duitse Hanze, allen gekleed in rood habijt en zwarte hoofddeksels gehakkeld en gekapt en zwarte vilten hoeden die al nieuw daartoe gemaakt waren tot het getal van 116 paarden. En voor hen reed meester Herman ook gekleed met rood laken en zijn paard bedekt ter aarde met het wapen van de keizer tussen 2 boodschappers met het voorgezegde wapenen en achter meester Herman reden 4 pages allen gekleed in rood gelijk de anderen. Item, de kooplieden van Spanje waren allen gekleed met verschillend gekleurde kleren, rood en groene, al nieuw gemaakt tot het getal van 48 paarden en achter hen 8 kleine pages die met zijden kleren gekleed waren van gelijk rood en groen al gekleurd als de anderen. Item, de kooplieden van Milaan waren alle gekleed met nieuwe kleren van licht rood laken en hun knapen met paars laken en hadden voor hen een heraut met het wapen van de hertog van Milaan. Item, de kooplieden van Venetië waren allen gekleed met zijden kleren, laken van Damast van paarse kleur en hun knapen waren gekleed met nieuw paars laken tot het getal van 40 paarden. Item, de kooplieden van Luik die men Luikenaars noemt gingen te voet tegen onze geduchte heer allen met nieuwe klederen van bont laken van Damast tot het getal van 7 personen en hun knapen hadden alle [fol. C.vi.v] dorpelingen van nieuw bontlaken en nieuwe hoeden die kooplieden weer in het inkomen achter onze prins toen te paard kwamen en hun knapen bij hen te voet en hadden voor hen hun loodgieter geheel gekleed met bont laken en een hoofddeksel boven wit en beneden rood naar het wapen van Luik. Item, de kooplieden van Genua die gingen te voet tegen onze geduchte heer en prins allen gekleed met bont laken van Damast, al nieuwe hiertoe gemaakt tot het getal van 36 personen en hun knapen met nieuw bont laken. Item, de kooplieden van Florence gingen ook te voet tegen onze geduchte heer en allen gekleed met nieuw blauwzijden laken tot het getal van 22 en hun knapen gekleed allen met blauw laken en bont hoofddeksels met nieuwe vilten hoeden Item, de kooplieden van Catalonie waren allen gekleed met licht rood, karmozijn en wollen kleren en hun knapen met nieuw paarse laken kleren en een Moor ging voor hen gelijk en gekleed met een nieuwe zijden habijt in verschillende kleuren als grijs, paars en blauw en droeg voor hen de wapens van Aragon en gingen alzo wandelen achter straten tot de komst van onze geduchte heer. En toen gingen ze in een huis op de markt daar ze het wapen van Aragon sierlijk gemaakt in een rood laken voor hingen in drie perken. |
Item die cooplieden van Poortingale waren neffens den catheloenen in een ander huys, daer voren dat stont die wapene van poortegale seer chierlick ghemaeckt van schoonder schilderye, ende waren int incommen deerste byder muelen brugghe, daer si noch een huys vercleet hadden, al becleet met rooden lakene, ende daer aen ghestelt dye voorseyde wapen van poortegale in drie parcken. Item cooplieden van Geneueren daden insghelijc verchierenhet huys bouen, daer die poortegaloysen haerlieder staet beneden hilden, ende hadden voor hem een cleet voor twelcke dat hinc sint Ioris van schilderye, seer rijckelic verchiert ende gentelick ghestoffeirt. Item die cooplieden vander duytscher hanse, ende die spaengiaerden int wedercommen als si waren ter marct, bleuenstaende met haren peerden in schoonder ordonnancien aenbeeden sijden vander marct, te wetene die Oosterlinghen aen die noortsijde vander marct yeghen die huysen. Ende dye spaengiaerden aen die suytsijde ter ouder halle waert, beghinnende vanden houcke vander vlamincstrate naer tsprinchen hof, ende bleuen daer also staende tot dat onse gheduchte heere met alle sinen state ghepasseirt was. Item alle die huysen vander cruyspoorte tot mijns heren houe toe, waren behanghen met rooden lakene oft met tapijtserye. Ende die nieuwe ende houde halle waren beede behanghen met gheheelen lakenen, root, blaeu ende wit. Item alle dye clocken vander stede luyden ende beyaerdenhoghelijc ende chierlic, van dat ons gheduchte here began der poorten te ghenakene, tot dat hi in sijn hof was, ende heerlicken daer ontfanghen was. Item bouen vp die cruyspoorte waren wel lxxx.trompers al met selueren trompetten ende claroenen, die welcke van dat si onsen geduchten here sien mochten, begonsten dye trompettenende claroenen te slae, met groten chierlicken gheluyde, tot dat hy die poorte lange gheleden was, ende van daer quamensi door die sijt straten, so dat si als die prinche ter marckt quam, warenweder daer voor hem, ende waren bouen vp die nyeuwe halle, daer si weder als ons geduchte heere ter marct leet, bliesen haer lieder trompetten ende claroenen ghelijc als si ter cruyspoorte int incommen ghedaen hadden, ende bleuen daer also trompende tot onse geduchte here met al sijn gheselscap gheleden was Item vander cruyspoorte tot den houe toe waren ghestelt ende ghetoocht tot allen houcken vander straten seer chierlicke ende schoone personaegien aen beeden siden van der straten indermanieren hier naer volgende Item alder eerst was gheordonneirt ter cruyspoorte een foreest, staende ghetemmert [fol. C.vij.r] vp.iiij.wielen ghelijc een busch al groene daer inne dat stont een personaegie van sint Ian baptiste, ghecleeet met eenen rudenvelle, den aerme bloot, ende ghegort als daer toe diende. Endedit wort voor die processie gheuoert tot den houe toe vanden prinche, ende voor den busch so stont ghescreuen. Ego vox clamantis in deserto, parate viam domini. Ende was een bediet dat onse gheduchte heere quam, ende dat hem elck bereet soude maken om hem te ontfanghene. Item voor die poorte was die hystorie van Iob in leuende personen, sittende vp eenen messinck al naeckt in sijn keytijuichede, ende by hem drie van sijnen vrienden aen deen side, ende sijn wijf aen dander side hem begrijpende. Ende Iob altoos themwaert hebbende paciencie, ende loefde gode van al, ende voor die staegie daer stont ghescreuen. Dominus dedit dominus abstulit sicut domino placuit ita factum est. Ende was een beteekenesse dat die stede van Brugghe was in grooter keytiuicheyt, ende en hadde vp nyement huer betrauwen dan in die gracie van haren Prinche. Item daer naer ten heynde vander peper strate waren vp eene staegie vier propheten elc hebbende in sijn hant een rolle, daer inne dat in die eerste stont ghescreuen. Plebs tua letabitur in te. Ende in dandere rolle stont Princeps dei est apud nos. In die derde rolle stont. Oia que locutus ende dominus faciemus Endein die vierde rolle stont. Uenite et reuertemur ad dominum. Ende dese propheten waren vreimdelick ghecleet ende toe ghemaect van habijten, ende hoeden vp thooft so als prophetenbetaemt, die welcke propheten altemet alsser eenege grote heren leden, songhen seer soetelicken, ende voor huerlieder staegie stont ghescreuen. Hec est dies quam fecit dominus exultemus et letemur in ea. |
Item, de kooplieden van Portugal waren neffens de van Cataloni in een ander huis waarvoor stond het wapen van Portugal zeer sierlijk gemaakt van mooie tekening en waren in het inkomen de eerste bij de molen van Brugge waar ze nog een huis bekleed hadden geheel bekleed met rood laken en daaraan gesteld het wapen van Portugal in drie perken. Item, kooplieden van Genua daden dergelijk en versierden het huis boven waar die van Portugal hun staat beneden hielden en hadden voor hen een kleed waarvoor hing Sint-Joris van het schilderij en zeer rijk versierd en bevallig gestoffeerd. Item, de kooplieden van de Duitse Hanze en de Spanjaarden in het terug komen en toen ze ter markt waren bleven met hun paarden staan in mooie ordonnantie aan beide zijden van de markt, te weten de Oosterlingen aan de noordzijde van de markt tegen de huizen. En de Spanjaarden aan de zuidzijde ter oude hal waart beginnende van de hoek van de Vlamingstraat naar de prinsenhof en bleven daar alzo staan totdat onze geduchte heer met al zijn staat gepasseerd was. Item, alle huizen van de kruispoort tot de hof van mijn heer toe waren behangen met rood laken of met tapijten. En de nieuwe en oude hal waren beide behangen met geel laken, rood, blauw en wit. Item, alle klokken van de stad luidden en beiaarden hoog en sierlijk van dat ons geduchte heer begon de poort te genaken totdat hij in zijn hof was en fatsoenlijk daar ontvangen was. Item, boven op de Kruispoort waren wel 80 trompetters allen met zilveren trompetten en klaroenen die van dat ze onze geduchte heer zien mochten begonnen te trompetten en klaroenen te slaan met groot sierlijk geluid totdat hij de poort langs gereden was en vandaar kwamen ze dood de zijstraten zodat ze toen de prins ter markt waren weer daar voor hem en waren boven op de nieuwe hal waar ze weer toen onze geduchte heer voorbij de markt ging bliezen hun trompetten en klaroenen gelijk als ze ter Kruispoort met het inkomen gedaan hadden en bleven daar alzo trompetteren tot onze geduchte heer met al zijn gezelschap voorbij was. Item, van de Kruispoort tot het hof waren gesteld en getoond tot allen hoeken van de straten zeer sierlijke en mooie personages aan beide zijden van der straten in de manier die hierna volgt. Item, allereerstwas geordonneerd ter Kruispoort een bis die getimmerd stond [fol. C.vij.r] op 4 wielen gelijk een geheel groen bos waarin stond een persoon van Sint Johannes de Doper gekleed met een ruig vel, de armen bloot en gegord als daartoe diende. En dit werd voor die processie gevoerd te hof toe van de prins en voor het bos zo stond geschreven; ԅgo vox clamantis in deserto, parate viam dominiծ En was een teken dat onze geduchte heer kwam en dat elk zich bereiden zou om hem te ontvangen. Item, voor de poort was de historie van Job in levende persoon en zat op een stellage geheel naakt in zijn ellende en bij hem drie van zijn vrienden aan de ene zijde en zijn wijf aan de andere zijde die hem greep. En Job die altijd tot zich geduld had en God loofde van alles en voor die stellage stond geschreven; ‘Dominus dedit dominus abstulit sicut domino placuit ita factum est. En was een betekening dat de stad Brugge in grote ellende was en had in niemand vertrouwen dan in de gratie van hun prins. Item, daarna ten einde van de Peperstraat waren op een stellage vier profeten die elk in zijn hand een rol had waarin de eerste stond geschreven; ‘Plebs tua letabitur in te.’ En in de andere rol stond; ‘Princeps dei est apud nos.’ In de derde rol stond; ‘Oia que locutus en dominus faciemus.’ En in de vierde rol stond; ‘Uenite et reuertemur ad dominum.’ En deze profeten waren vreemd gekleed en toe gemaakt van habijten en hoeden op het hoofd zoals het profeten betaamt en die profeten altemet als er enige grote heren voorbij gingen zeer lieflijk zongen en voor hun stellage stond geschreven; ‘Hec est dies quam fecit dominus exultemus et letemur in ea.’ |
Item daer naer voor tgodshuys van sint Obrechts was die historie van Abraham, hoe dat hi byden beuele van gode offeren soude sinen sone ysaac, ende soude hem met eenen sweerde thooft of ghesleghen hebben. Ende een Inghel achter hemstaende houdende het sweert, ende segghende die woorden die voor die staegie ghescreuen stonden, ende waren dese. Nunc cognouimus quer times dominum. Beteekende dat die stede vanBrugge ghewillich was, ende gheobediert hadde hueren here ende prinche. Ende vp die staegie waren.iij.speillieden, een harpe, een luyte, ende een doucheyne. Item daer naer theynden der roosstrate waren vp eene staegie vier propheten, elck hebbende een rolle in dye hant. Ende in die eerste rolle stont ghescreuen tnaeruolghende. Miserationes eius super omnia opera eius. In dander stont. Iratus est dominus et misericors. In die derde stont ghescreuen. Qui pronus est misericordiam benedicetur. Ende in die vierde rolle stont ghescreuen. Miserationum recordabor Ende dese waren vreimdelic ghecleet ghelijck dander propheten, ende voor die staegie stont tselue woort dat voor teerste staegie stont, endewas dit naeruolghende. Hec est dies quam fecit dominus, exultemus et letemur in ea. Item daer naer theynden sheer zeghers strate so was den boom van yesse. Te wetene een persoon liggende te bedde, endehuyt hem spruytende eenen groten boom vp elcken tack sittende een cleen kindekin in witte ghecleet ende met een crone vp thooft, ende Maria inden middel, soe elck dat wel verstaet, ende daer voren stont. Dits dye roede van yesse. Item daer naer theynden vander vulderstrate waren ooc vp een staegie vier propheten, elc met eender rolle, ende in deerste stont. Diligite iusticiam qui iudicatis terram. In dander rolle stont. Eacta est leticia magna in populo. In die derde rolle stont. Letus moriam quia vidi faciem tuam. In dye vierde rolle stont. Comuerte faciem eius semper Ende waren alle vreimdelic ghecleet als dandere, ende voor die staegie stont tselue als voren Hec est dies quam fecit dominus. Exultemus et letemur in ea. Ende songhen als voren, ende dese propheten waren alle die beste sanghers ghenomen huyt alle die kercken van brugge. Item daer naer theynden vanden kersseboom straetkin was een staegie rijckelijc gheordonneirt, ende daer vp was die hystorie van Hester, hoe dat Hester ghecoren was bouen allen anderen maechden. Ende daer was ghescreuen voor die staegie. Amauit eam plusquibus omnes mulieres. Ende was een beteekenesse dat onse gheduchte here vercoren hadde onse gheuchtege vrauwe bouen alle andere vrauwen, ende vp die staegie waren drie speellieden, een orghele, een harpe, een luyte. [fol. C.vij.v] Item daer naer theynden vanden beilke was noch een staegie, daer was getoocht hoe dye coninghinne Hester haer verstoute te commene voor den coninc Assuerus, ende verbadt al tvolc vanIudea, twelck in grooter vreesen was. Ende midts der minne die hy tot haer hadde vraechde haer. Que est peticio tua hester vt detur tibi. Dit stont daer voor die staegie ghescreuen. Ende Hester badt voor die verlossinghe vanden volcke van Iudea, sprekende dese woorden. Da mihi populum meum pro quo obsecro Ende dit was al ghedaen met leuende persoonen staende in goeder ordonancie oft beilden gheweist hadden. Ende was die beteekenesse hoe onse gheduchteghe vrauwe dye stede van Brugghe ende al tvolck verbeden hadde yeghen onsen gheduchtegen here endeprinche. Ende vp die staegie waren oock drie speellieden, een harpe, een luyte, ende een doucheyne. Item daer naer theynde vander gansstrate was vp eene staegie die hystorie van Magdaleene, hoe dat si in Symoens huys viel tenvoeten van onsen here, om dat hi al hare mesdaden vergheuenhadde, ende daer stont gescreuen. Dimittuntur ei peccata multa quam dilexit multum. Endewas een beteekenenesse dat onse gheduchte heere die stede van Brugghe al hare mesdaet vergheuen hadde. Ende vp die staegie waren ooc.iij.speellieden, een harpe, een luyte, ende een doucheyne. Item daer naer byder fonteyne vanden Iacopijnen soe was vp eene staegie ghemaect die hystorie vander gheboorte ons herenIhesu christi, in ghelijcke personen als beilden. Te wetene eerst Maria ende Ioseph, ende daer by eenen Inghel die denherderkins die bootschap dede vander gheboorte ons heren, ende die herderkins hadden een rolle in die hant daer in ghescreuen stont. Annuncio vobis gaudium magnum quia hodie scietis quia venit dominus. ende bouen in die voye vanden Iacopijnen torre was ghemaect eenen croon hemel wijs, daer groot licht inne was ende claerheyt huyt gaf als blixem, ende daer waren kinderkins inne die songhen als Inghelkins. Gloria in excelsis deo. Ende die herderkins van beneden maecten eene contenanchie, die aerdich was, beteekenende die blijscepe vander comste vanonsen gheduchteghen here ende prinche, ende vp dye staegie waren ooc drie speellieden, een harpe, een luyte, ende een doucheyne. Item daer naer vp den muer vanden Iacopijnen was gheordonneirt een hystorie van onser vrauwe ende sinte Dominicus hoe sy eens verbaden aen onsen here die de weerelt plagen wilde, ende daer waren ooc.iij.speellieden. Item vp den seluen muer was noch gheordonneirt dye hystorie van Zacheus, hoe dat onse heere eens quam met sine Apostelen naer Ierico, daer Zacheus clam vp eenen boom, endeals ons here hem sach seyde hi. Zachee festinams descende quia hodie in domo tua oportet me manere. Ende Zacheus neder commende, nam hem in sinen aerme, ende ghinghen also te samen in een huys daer toe gheordonneirt, ende daer stont ghescreuen. Hodie huic domui salus facta es. Ende beteekende dat die comste van onsen gheduchten here grotelic was ter blijschap ende weluaert van onser stede van Brugghe. Item ter muelenbrugghe was ghemaect een stede vanschilderye, die welcke beteekende die stede van Brugge. Endedaer in sadt die coninck Dauid spelende vp een harpe, ende daer stont ghescreuen bouen sijnen hoofde. Misericordias domini in eternum cantabo Ende huyter stede quamen vele maechdekens chierlick toe ghemaect, roupende yeghen onsen gheduchtegenhere ende prinche. Noel, noel noel, ende bouen der stede stont ghescreuen. Letetur cor querentium dominum. Ende binnen der stede waren speellieden vp diueersche instrumenten seer excellentelic spelende. Item voort theynden der bogaertstrate, Rudderstrate, endenoch.ij.straten bet voort, waren ghemaect vier staegien. Deerste hadde.iij.paercken, waer in dat ghetoocht waren die.iij.wercken van ontfaermherticheden. Eerst een rijc man die spijsde den aermen honghereghen menschen, ende daer stont bouen ghescreuen. Esuriui et dedisti mihi manducare. Ten anderen een rijck man die te drincken gaf den dorsteghen, ende daer stont ghescreuen. Sitiui et dedisti mihi bibere. Ten derden dat een rijc man den aermen naecten cleede, ende daer bouen stont ghescreuen Nudus eram et cooperuisti me. |
Item, daarna voor het Godshuis van Sint Obrechts was de historie van Abraham hoe dat hij op bevel van God offeren zou zijn zoon Isaac en zou hem met een zwaard het hoofd afgeslagen hebben. En een engel die achter hem stond hield het zwaard en zei de woorden die voor de stellage geschreven stonden en dat waren deze; ‘Nunc cognouimus quer times dominum.’ Betekent dat de stad Brugge gewillig was en onderdanig hun heer en prins. En op de stellage waren 3 speellieden, een harp, een luit en een blaasinstrument. Item, daarna op het einde van de Rozenstraat waren op een stellig vier profeten een elk had een rol in de hand. En in de eerste rol stond het navolgende geschreven; ’Miserationes eius super omnia opera eius.’ In de ander stond; ‘Iratus est dominus et misericors.’ In de derde stond geschreven; ‘Oui pronus est misericordiam benedicetur.’ En in de vierde rol stond geschreven; ‘Miserationum recordabor.’ En deze waren vreemd gekleed gelijk de andere profeten en voor de stellage stond hetzelfde woord dat voor de eerste stellage stond en was dit navolgende; ‘Hec est dies quam fecit dominus, exultemus et letemur in ea,’ Item, daarna ten einde van heer Zegers straat zo was de boom van Jesse. Te weten een persoon die in bed lag en uit hem sproot een grote boom en op elke tak zat een klein kindje in wit gekleed en met een kroon op het hoofd en Maria in het midden zo elk dat wel begrijp en daarvoor stond; ‘Dit is de roede van Jesse.’ Item, daarna ten einde van de Vulderstraat waren ok op een stellage vier profeten en elk met een rol en in de eerste stond; Diligite iusticiam qui iudicatis terram.’ In de andere rol stond; Facta est leticia magna in populo’. ‘In de derde rol stond; ‘Letus moriam quia vidi faciem tuam. In de vierde rol stond; ‘Comuerte faciem eius semper.’ En waren allen vreemd gekleed zoals de anderen en voor de stellage stond hetzelfde als tevoren; ‘Hec est dies quam fecit dominus. Exultemus et letemur in ea.’En zongen als voren en deze profeten waren die beste zangers genomen uit alle kerken van Brugge. Item, daarna ten einde van de Kersenboomstraatje was een stellage rijk geordonneerd en daarop was die historie van Hester hoe dat Hester gekozen was boven alle andere maagden. En daar was geschreven voor die stellage; ‘Amauit eam plusquibus omnes mulieres.’ En was een betekenis dat onze geduchte heer gekozen had onze geduchte vrouw boven alle andere vrouwen en op de stellage waren drie speellieden, een orgel, een harp en een luit. [fol. C.vij.v] Item, daarna ten einde van de Bilske was nog een stellage en daar werd getoond hoe koningin Hester zich verstoute te komen voor koning Assuerus en verbood daar het volk van Judea, wat in grote vrees was. En mits de minne die hij tot haar had vroeg haar; ‘Que est peticio tua hester vt detur tibi.’Dit stond daar voor de stellage geschreven. En Hester bad voor die verlossing van het volk van Judea en sprak deze woorden; ‘Da mihi populum meum pro quo obsecro.’ En dit was alles gedaan met levende personen die in goede ordonnantie stonde alsof het beelden waren geweest. En was die betekenis hoe onze geduchte vrouw de stad Brugge en al het volk gebeden had tegen onze geduchte heer en prins. En op de stellage waren ook drie speellieden, een harp, een luit en een blaasinstrument. Item, daarna ten einde van de Ganzenstraat was op een stellage de historie van Magdalena hoe dat ze in Simons huis ten voete viel van onze heer omdat hij haar al haar misdaden vergeven had en daar stond geschreven; ‘Fimittuntur ei peccata multa quam dilexit multum.’ En was een betekenis dat onze geduchte heer de stad Brugge al haar misdaad vergeven had. En op de stellage waren ook 3 speellieden, een harp, een luit en blaasinstrument. Item, daarna bij de fontein van de Jakobijnen zo was op een stellage gemaakt die historie van de geboorte van onze heer jezus Christus, in gelijk personen als beelden. Te weten; eerst Maria en Jozef en daarbij een engel die de herdertjes de boodschap deed van de geboorte van onze heer en de herdertjes hadden een rol in de hand waarin geschreven stond; ‘Anuncio vobis gaudium magnum quia hodie scietis quia venit dominus,’ en boven in de uitkijk van de Jakobijnen torren was een kroon gemaakt hemel wijs waar groot licht in was en helderheid uitgaf als bliksem en daar ‘Haren kindertjes in die zonden als engeltjes; ‘Gloria in excelsis deo.’ En de herdertjes van beneden maakten een houding die aardig was en betekende de blijdschap van de komst van onze geduchte heer en prins en op de stellage waren ook drie speellieden, een harp, een luit en blaasinstrument. Item, daarna op de muur van de Jakobijnen was geordonneerd een historie van onze Vrouwe en Sint Dominicus hoe ze eens baden aan onze heer die de wereld plagen wilde en daar waren ook 3 speellieden. Item, op dezelfde muur was nog geordonneerd de historie van Zaches , hoe dat onze heer eens kwam met zijn apostelen naar Jericho waar Zacheüs op een boom klom en toen onze heer hem zag zei hij; Ԛachee festinams descende quia hodie in domo tua oportet me manereծ En Zaches kwam neer en nam hem in zijn armen en gingen alzo tezamen in een huis daartoe geordonneerd en daar stond geschreven; ‘Hodie huic domui salus facta es.’En betekende dat de komst van onze geduchte heer zeer was ter blijdschap en welvaart van onze stad Brugge. Item, ter molenbrug was gemaakt een stad van schilderij wat betekende de stad Brugge. En daarin zat koning David spelende op een harp en daar stond geschreven boven zijn hoofd; ’Msericordias domini in eternum cantabo.’ En uit de stad kwamen veel maagdjes sierlijk opgemaakt en riepen tegen onze geduchte heer en prins; ‘Npel, noel noel’ en boven de stad stond geschreven; Ԍetetur cor querentium dominum; En binnen de stad waren speellieden op diverse instrumenten die zeer excellent speelden. Item, voort ten einde van Boomgaardstraat, Ridderstraat en nog 2 straten meer voort waren gemaakt vier verhogingen. De eerste had 3 perken waarin getoond werden de 3 werken van ontferming. Eerst een rijke man die spijsde de arme hongerige mensen en daar stond boven geschreven; Esuriui et dedisti mihi manducareծ.’De volgende een rijke man die te drinken gaf de dorstige en daar stond geschreven; Sitiui et dedisti mihi bibere.’ Ten derde dat een rijke man de armen naakten kleedde en daarboven stond geschreven; Nudus eram et cooperuisti me.’ |
Item in dander staegie waren ooc drye [fol. C.viij.r] parcken daer in dat ooc ghetoocht waren drie wercken vanontfermherticheden. Eerst dat een rijc man eenen aermen man ontfinc te gaste, ende daer stont ghescreuen. Hospes eram et collegisti me. Ten tweeden hoe dat een rijc man verloste denaermen gheuanghene, ende daer bouen so stont ghescreuen. Incarcere eram et visitastis me. Ten derden dat een rijc man visiteirde den aermen siecken, ende daer stont gescreuen. Infirmus sum et visitasti me. Item die derde staegie hadde een parck daer inne dat getoocht was in schoonder ordonancie het seuenste werc vanontfermherticheden, hoe dat een rijc man dede den aermendooden begrauen, ende ter aerden doen, ende daer stont ghescreuen. Dum orabas et sepeliebas obtuli orationem tuamcoram domino. Item die vierde staegie hadde oock een parc daer dat vanghelijcke personen stonden als dye de.vij.wercken der ontfermherticheden ghedaen hadden, voor hem knielende. Endeeen vrauwe presenteirde een rolle daer in dat stont ghescreuen. Uenite benedicti patris mei, quibus diu hec vni ex hijs fratribusmeis minimis fecistis mihi fecistis. Het welcke beteekende die ontfermhertichede die onse hertoghe der stede van Brugghe ghedaen hadde. Ende daer waren diueersche speellieden met schoone instrumenten. Item daer naer byder Burchpoorte was een staegie ghemaect, waer vp ghetoocht was hoe Ioachim vanden tempele verstekenwas, ende een Inghel quam Ioachim bootschepen dese woorden. Noli timere ioachim Anna vxor tua concepit et pariet tibi filiam. Et hoc tibi signo cum veneris ad portam auream eam habebis tibi obuiam. Ende die burchpoorte was vergout van bouen tot beneden ende dat was die gulden poorte daer ioachim endeAnna malcanderen ghemoeteden. Ende bouender poorte waren vele kinderen dye chierlic ende seer wel songhen, ende oock spelende met harpen, orghelen ende luyten, welcke hystorie beteekende die conceptie van onser vrauwe, midts dat hi dien dach in ghecommen soude hebben, ende was oock ten propooste dat die stede van Brugghe die versteken ende huyter gracie gheweest hadde van onsen gheduchten here ende prinche weder ghecommen was in sijnder ghenade ende gracie. Item in dye selue burch stont eenen pylaer ghemaeckt vansteene, ende daer vp stont een proper casteelkin, ende voor dat casteelkin stont een naect kindekin seer chierlick ghemaect. Ende dat kindekin piste meestal dien dach ende dien auent ypocras. Item voor die vanghenesse was ooc ghemaect een staegie, in dye maniere van eenen karckere, presenterende dye vanghenesse van sinte Pieter, ende daer voren waren ruyters den seluen karcker wachtende ende bewarende, ende eenenInghele die leede sinte Pieter daer huyte. Ende hy daer huyt sijnde, soe spronghen hem sine ketenen of, ende hy sanc met luyder stemme, ende daer bouen stont ghescreuen. Nunc scio vere quia misit deus angelum suum et eripuit me. Twelck ghedaen was ter eeren vanden Hertoghe van Orliens die langhe tijt in Inghelandt gheuanghen gheweist hadde, ende als doe verlost was. Ende was oock wel ten propooste vander stede vanBrugghe die oock langhe in verdriete gheweest hadde, ende nv byder comste van hueren gheduchten here daer of verlost was Item vp die marct voor die halle was ghemaect eene chierlicke fonteyne met eenen driecanten pylaer daer inne staende, daer vp stont een vraukin seer frisch in hare keurs, die welcke huyt huer borstkins melc was gheuende. Ende aenden anderen cant vanden pylaer stont een sotkin, twelck huyt sijn pijpkin gaf rooden wijn. Ende aenden derden cant van den voorseydepylaer so stont eenen wilden man. Ende huyt sijnder codde liep witten wijn, daer alle die lieden of droncken, te wetene, elc diet gheliefde, of daer of drincken wilde, ende dit gheduerde al den dach, ende meesten deel al den nacht Item int watere vander seluer fonteyne waren vlietende drie zeerudders, ende.iij.Mareminnen, ende in die voorseydefonteyne stonden.vi cleen staegekens bouen bedect met barderen ende dese waren vul gaten gheboort, ende daer inne waren cleene kinderkins die seere wel songhen, al die wijle dat onse gheduchte here ouer die marct passeirde. Dese voorseyde fonteyne was achtcantich, ende vp elcken cant stont eenen leeu metter wapene van vlaenderen aenden hals hanghende, ende elck in sinen claeu eenen standaert metter wapene vander stede van Brugghe. Ende bouen vp [fol. C.viij.v] den pylaer die inden middel stont vander fonteyne daer vp stont ghemaect een schoon vreimt mannekin met een sweert in sijn een hant, ende in die ander hant eenen buekelare, staende altoos schermende. |
Item, in de volgende stellage waren ook 3 [fol. C.viij.r] perken waarin dat ook getoond waren drie werken van ontferming. Eerst dat een rijke man een arme man ontving te gast en daar stond geschreven; Hospes eram et collegisti me.’ Ten tweeden hoe dat een rijke man verloste de arme gevangene en daarboven stond geschreven; ‘Incarcere eram et visitastis me.’ Ten derden dat een rijke man bezocht de arme zieken en daar stond geschreven; ԉnfirmus sum et visitasti meծ Item, de derde stellage had een perk waarin getoond werd in mooie ordonnantie het zevende werk van ontferming, hoe dat een rijke man de arme doden liet begraven en ter aarde doen en daar stond geschreven; ‘Dum orabas et sepeliebas obtuli orationem tuamcoram domino.’ Item, de vierde stellage had ook een perk waar ontvankelijke personen stonden als die de 7 werken der ontferming gedaan hadden en voor hem knielden. Een vrouw presenteerde een rol waarin stond geschreven; “Uenite benedicti patris mei, quibus diu hec vni ex hijs fratribusmeis minimis fecistis mihi fecistisծ Wat betekende de ontferming die onze hertog de stad Brugge gedaan had. En daar waren diverse speellieden met mooie instrumenten. Item, daarna bij de Burchtpoort was een stellage gemaakt waarop getoond werd hoe Joachim van de tempel verstoken was en een engel kwam Joachim boodschappen deze woorden; ‘Noli timere ioachim Anna vxor tua concepit et pariet tibi filiam. Et hoc tibi signo cum veneris ad portam auream eam habebis tibi obuiam’. En de Burchtpoort was verguld van boven tot beneden en dat was ie gulden poort waar Joachim en Anna elkaar ontmoetten. En boven de poort waren vele kinderen die sierlijk en goed zonden en ook speelden met harpen, orgels en luiten, welke historie betekende de conceptie van onze Vrouwe, mits dat hij die dag gekomen zou hebben en was ook ten onderwerp dat de stad Brugge die versteken en uit de gratie geweest was van onze geduchte heer en prins weer gekomen was in zijn genade en gratie. Item, in dezelfde burcht stond en pilaar gemaakt van steen en daarop stond een goed kasteeltjes en voor dat kasteeltje stond een naakt kindje zeer sierlijk opgemaakt. En dat kindje piste meestal die dag en avond hipocras. Item, voor de gevangenis was ook gemaakt een stellage in de manier van een kerker en presenteerde de gevangenis van Sint Petrus en daarvoor waren ruiters die de kerker bewaakten en bewaarden en een engel die leidde Sint Petrus daaruit. En toen hij eruit was spongen met zijn kettingen af en hij zong met luide stem en daarboven stond geschreven; ‘Tunc scio vere quia misit deus angelum suum et eripuit me.’ Wat gedaan was ter ere van de hertog van Orleans die lange tijd in Engeland gevangen geweest was en als toen verlost was. En was ook wel te voorwerp van de stad Brugge die ook lang in verdriet geweest was en nu met de komst van hun geduchte deer daarvan verlost was. Item, op de markt voor de hal was gemaakt een sierlijke fontein met een driekantige pilaar die daarin stond en daarop stond een vrouwtje zeer fris in haar hare keurs die uit har borstjes melk uitgaf. En aan de andere kant van de pilaar stond een zotje die uit zijn pijpje rode wijn gaf. En aan de derde kant van die pilaar zo stond een wilde man. En uit zijn knots liep witte wijn daar alle lieden van dronken, te weten, elk die het geliefde of daarvan drinken wild, en dit duurde de hele dag en het meeste deel van de nacht. Item, in het water van die fontein dreven drie zeeridders en 3 meerminnen en in die fontein stonden 6 kleine stellages boven bedekt met dukers en dezen waren vol gaten geboord en daarin waren kleine kindertjes die zeer goed zongen al de tijd dat onze geduchte heer over de markt passeerde. Deze fontein was achtkantig en op elke kant stond een leeuw met het wapen van Vlaanderen aan de hals gehangen en elk had in zijn klauw een standaard met het wapen van de stad Brugge. En boven op [fol. C.viij.v] de pilaar die in het midden stond van de fontein daarop stond gemaakt een mooi vreemde mannetjes met een zwaard in zijn hand en in de andere hand een beukelaar en stond altijd schermende. |
Item voor tcaeshuys was een staegie, daer vp dat ghetoocht was die resurrectie van onsen here in leuende personen, aerdich toe ghemaect, ende daer stont ghescreuen. Ecco ego vobiscum sum vsquis ad consummationem seculi. Twelcke beteekende dat onse ghenadighe here, midts sijnder ghenade ende ontfermherticheyt metter stede van Brugghe wesen wilde ende blijuen teeweghen daghen. Item daer naer voor een lootghieters huys stont een proper springende fonteyne, gheuende huyt goeden wijn, ende altemet met.ij.conduyten springhende tot inden middele vander strate. Item daer theynde vanden muer van ons gheduchts heerenhof daer was ghemaect een schoone poorte, casteelwijs van houte al ghestoffeirt met schilderyen bouen ghecroont, ende vp die houcken bouen ende vp dye appelen al met bannierkins metter wapene van Brugghe. Ende aen dese poorte warenxiiij.carteelen, ende vp elc van dien carteelen in dye vpperste staegie stont een banniere rijckelic verchiert metten wapenenvanden landen van onsen gheduchten here ende prinche, endeooc sine tijttele. Te wetene aen elck carteel die wapene van eenen lande. Item aen teerste die wapene van Thertochdom van Borgoengien. Aen tweeste die wapene van Lotrijcke. Aen tderde die wapene van Brabant. Aen tvierde die wapene van Lymburch. Aen tvijfste die wapene van Vlaendren. Aen tseste die wapene van Arthoys. Aen tseuenste die wapene vanden Graefschepe van Borgoengien. Ende aen die ander.vij.carteelen aen dander side stonden Aen teerste die wapene van Henegauwe Aen tandere die wapene van Hollant. Aen tderde die wapene van Zeelant Aen tvierde die wapene van Namen Aen tvijfste die wapene van Vrieslant. Aen tseste die wapen van Salijnes. Aen tseuenste die wapene van Mechelen. Ende vp die nederste staegie bouen der poorte aen beede die siden stonden.ij.grote leeuwen. Deene hadde in sinen claeu een banniere metter vulder wapene soose onsen gheduchten heere voerde aen beeden siden. Ende den leeu aan dander side hadde in sijn banniere die wapene van onse gheduchteghe vrauwe ende princersse. Ende vp dese poorte waren ten incommene van onsen Prinche voorseyde vele diueersche speellieden, als pijpers trompers, ende hooch gheluyt, ende andere instrumenten, die welcke altijt speelde by ghebuerten, als nv deene, als nv dandere, soe dat si niet vp en hilden van dat den staet in began te conmene, tot ons gheduchte heere in sijn hof was, twelcke gheduerde van die clocke.ij.naer der doene tot den.v.hueren vanden auende eer dat al tgheselscap ghepasseirt ende gheleden was. Item voor die poorte van sprinchen hof was ghemaect eenen groten kemele, ende daer vp sittende een vreimt mannekin ghecleet vp sijn sarazijnsche, ende hadde in die handt een flasschelkin, daer huyt dat liep meest alle dyen dach goedensoeten wijn vanden welcken drincken mochten alle diet gheliefde Item daer by was noch ghetoocht vp eene staegie die transfiguracie van onsen here, hoe dat hi was vp den berch vanThabor, daer Moyses ende Elyas hem vertooghende waren drie waeruen den apostelen. Te wetene.s.Pieter.s.Ian.s.Iacob. Endedaer voren stont gheschruen die woorden die sinte pieter seide, te wetene. Domine bonum est nos hic esse. Ende was een memorie ende een vermaen dat onse gheduchte here hier ghelieuen wilde te wonen ende sijn hof te houdene hier in sine stede van Brugghe. Ende vp dese staegie waren diueersche speillieden van musijcken, ende dese personagien waren so yentelick ghetoocht, ende soe goet in contenanchien dat syer alle seer grote ghenouchte in namen diet saghen. Item die wet van Brugghe met allen hueren dienaers endeofficiers die volchden onsen gheduchten here tot in sijn hof in schoonder ordonanchien, omme hem te wellecommene. Ende onse gheduchte here ghemoette die [fol. C.ix.r] voornoemde vander wet in die grote sale, dye hem yegens hemlieden seer vriendelic toochde Ende die vander wet hemghewillecomt hebbende, soot wel betaemde, so dede ons gheduchte here byden souuerain baliu van vlaendren terstont weder gheuen den burchmeester van Brugghe dye slotelenvander seluer stede, die si hem buyten der poorte ghepresenteirt hadden, seggende dat hy goet betrauwen in hem lieden hadde, ende was wel vrolick ende blijde. Ende doe was gheroupen al die sale duere met blijden voyse. Noel, noel, noel. Item sauents so waren achter die straten van Brugghe vele endeschone vieren ghemaect, ende eeneghe waren ghemaect casteelwijs in den middele ende vp die.iiij.houcken, endehadden staende bouen een prieel al groene. Andere maectenvieren vp wielen, ende in andere manieren. Ende dye huysen waren behanghen met laken ende met tappijserye, ende met wapenen daer voren van schilderyen vanden Prinche endevander princesse, ende voor elc huys waren toortsen of wassen keerssen met pypers ende met trompers. Ende in allen ghebuerschepen dansten en houeirden ioncfrauwen ende vrauwen |
Item, voor het kaashuis was een stellage waarop getoond was die resurrectie van onze heer in levende, aardig opgemaakt en daar stond geschreven; ‘Ecco ego vobiscum sum vsquis ad consummationem seculi.’ Wat betekende dat onze genadige heer, mits zijn genade en ontferming met de stad Brugge wezen wilde en blijven te eeuwige dagen. Item, daarna voor het loodgietershuis stond een proper springende fontein die goede wijn uitgaf en altemet met 2 buizen uitspringend tot in het midden van de straat. Item, daar ten einde van de muur van onze geduchte herenhof daar was een mooie poort gemaakt, kasteelwijs van hout en geheel gestoffeerd met schilderijen en boven gekroond en op de hoeken boven op de appelen al met baniertjes met het wapen van Brugge. En aan deze poort waren 14 kartelen en op elk van de kartelen in de opperste stellage stond een rijkversierde banier met het wapen van de landen van onze geduchte heer en prins en ook zijn titel. Te weten aan elk kartel het wapen van een land. Item, aan de eerste het wapen van het hertogdom van Bourgondie. Aan de tweede het wapen van Lotharingen. Aan de derde het wapen van Brabant. Aan de vierde het wapen van Limburg. Aan de vijfde het wapen van Vlaanderen. Aan de zesde het wapen van Artois. Aan de zevende het wapen van degGraafschappen van Bourgondie. En aan de andere 7 kartelen aan de andere zijde stonden Aan de eerste het wapen van Henegouwen Aan de tweede het wapen van Holland. Aan de derde het wapen van Zeeland Aan de vierde het wapen van Namen Aan de vijfde het wapen van Friesland. Aan de zesde het wapen van Salines. Aan de zevende het wapen van Mechelen. En op de laagste stellage boven de poort aan beide zijden stonden 2 grote leeuwen. De ene had in zijn klauw een banier met het volder wapen zo het onze geduchte heer voerde aan beide zijden. En de leeuw aan de andere zijde had in zijn banier het wapen van onze geduchte vrouw en prinses. En op deze poort waren te inkomen van onze prins vele diverse speellieden als pijpers, trompetters en hoog geluid en andere instrumenten die altijd speelde om beurten als nu de ene als nu de andere zodat ze niet ophielden van dat in de straat begon te komen tot onze geduchte heer in zijn hof was, wat duurde van 2 uur na de noem tot 5 uur van de avond eer dat al het gezelschap gepasseerd was. Item, voor de poort van de hof van de prins was een grote kameel gemaakt en daarop zat een vreemd mannetje gekleed op zijn Saraceens en had in de hand een flesje waaruit liep meest de hele dag goede zoete wijn waaran drinken mochten allen die het geliefde. Item, daarbij was nog getoond op een stellage de transfiguratie van onze heer hoe dat hij op de berg Thabor was waar Mozes en Elias zich driemaal toonden aan de apostels. Te weten Sint Petrus, Sint Johannes en Sint Jacob. En daarvoor stond geschuren de woorden die Sint Petrus zei, te weten; Ԅomine bonum est nos hic esseծ En was een memorie en een vermaning dat onze geduchte heer hier gelieven wilde te wonen en zijn hof te houden hier in zijn stad van Brugge. En op deze stellage waren diverse speellieden van muziek en deze personen zo verdienstig getoond en zo goed in houding dat ze er allen zeer groot genoegen in namen die het zagen. Item, de wet van Brugge met al zijn dienaars en officiers die volgden onze geduchte heer tot in zijn hof in mooie ordonnantie om hem te verwelkomen. En onze geduchte heer ontmoette die [fol. C.ix.r] van de wet in de grote zaal die zich tegen hen zeer vriendelijk toonde. En toen die van de wet hem verwelkomd hadden, zo het betaamde, zo liet onze geduchte heer bij de soeverein baljuw van Vlaanderen terstond teruggeven de burgemeester van Brugge de sleutels van de stad die ze hem buiten de poort gepresenteerd hadden en zei dat hij vertrouwen in hem had en was vrolijk en blijde. En toen was de hele zaal door geroepen met blij geluid; ‘Noel, noel, noel.’ Item, ճ avonds zo waren achter de straten van Brugge vele en mooie vuren gemaakt en enige waren kasteelwijs gemaakt en in het midden en op de 4 hoeken en hadden staan boven een prieel geheel groen. Anderen maakten vuren op wielen en in andere manieren. En de huizen waren behangen met laken en met tapijten en met wapens waarvoor de schilderijen van de prins en van de prinses en voor elk huis waren toortsen of wassen kaarsen met fluiters en met trompetters. En in allen buurtschappen woonden jonkvrouwen en vrouwen. |
Item so wasser noch in diueersche plaetsen ende voor anderhuysen chierlic ende eerlic gheuiert met vele toortsen, ende andersins, als vp die buerse, aen sconincx brugge, vp die marct, inden burch, inden braemberch, in doude burch, in die huydeuetters plaetse, ende te hooye, twelc ghenouchlic was omsien. Item ons gheduchte heere ende vrauwe, ende die hertoghe van Orliens reden tsavents achter strate, ouersiende die blijschepe ende dye heerlicheden vanden vierene, endeesbatementen. Ende daer waren vander stede weghe ghestelt.ij.prysen voor die straten ende gheselschepen die schoonst ende eerlicxt vieren souden, ende blijdtste chiere maken, daer of dat deerste prijs was een selueren scale van een Vlaemsch marc, die welcke hadden die van sconincx brugge. Ende dander prijs was een scale van een troys marc, ende die hadden die vander buersse Item bouen desen, so waren bouen vp die torrens, te wetene van onser vrauwen kercke, van.s.Saluators, van sint Iacob, van.s.Wouburghen, van.s.Christoffels, van.s.Gillis, ende vanderhalle alle die wederhanen ende die vaenkins of ghedaen, ende in elcke plaetse van dien waren ghestelt grote lanteernen daer vppe, met groote keersen daer inne, dye welcke barnden byna al den nacht ouere, twelck seer vreimt ende eerlijck was om te siene. Item smaendaechs daer naer, soe was te Brugghe vp die marct een eerlijc steicspel ghehouden in hoghen sadelen van vele diueersche heren, ende ioncheren, ende poorters van brugghe. Ende hadde den danc van buten die here van wauerijn, endevan binnen die ionchere van cleue, die welcke onse gheduchte here altoos ghedient hadde vander speere. Ende een grote triumphe van danssene ende van houeirene was tsauens ghehouden in mijns heeren hof, daer vele maechden endeioncfrauwen van Brugge toe ontboden waren huyt diueersche huysen. Item sdysendaechs so wasser noch gehouden vp die marct een eerlic steicspel in sadelen van orloghen van diueersche herenende ioncheren, ende poorters van brugge. Ende hadde dendanc van buyten Percheuael mijns heren sone van halewijn. Ende van binnen een schiltknape Ardenoys, wiens roup was Bertezoon. Ende tsauens was een rijckelic hof ghehouden int ghyselhuys, daer onse gheduchte here ende vrauwe, ende die hertoge van orliens metter hertoghinne waren, ende meer andere heren ende vrauwen, dye daer triumpheirden al den nacht. Item swoensdaechs daer naer wasser noch een eerlic steicspel gehouden in platte sadelen van heren ende ioncheren, endepoorters van brugge Ende hadde den danc van buyten ende vanbinnen Guillame doutines, sone vanden cancellier. Item sdonderdaechs daer naer, so reet die here van Orlyens, ende vele andere heren ende ioncheren, metsgaders die wet vanBrugghe, elc met sinen state yegens den graue van chaerloys, ons gheduchts heren sone, ende mer vrauwen sijn gheselnede, sconincx dochtere van Vranckerijcke, die welcke doe van bruessel quamen. Ende daer waren weder ghetoocht, alle die selue spelen als voren verhaelt es, vander cruyspoorte tot tsprinchen hof toe. Item tsondaechs daer naer was noch vp die marct ghehoudeneen steicspel in hoghen sadelen. Ende alle die lanteernen, als voorseyde es bleuen staende vp alle dye torrens, ende warenweder alle ontsteken met nieuwen keersen, sonder die vp onser vrauwen torre stont, die welcke ghebroken was metten groten winde, [fol. C.ix.v] diet gheweist hadde. Item smaendaechs daer naer so vertrac die hertoge vanOrliens met der hertoghinne sijn gheselnede, dochtere vandenhertoge van Cleue, van brugge, die onlancx daer te voren huyt ghecommen was als gheuanghen gheweist hebbende vanden.coninc.van Inghelant, ende sichtent getrauwet hebbende die ioncfrauwe van cleue binnen der stede van sint Omaers als voren blijct. Die welcke Ioncfrauwe ende princersse van Orlyens onse gheduchte vrauwe brochte gheleet van bouen der grote sale van haren houe byder hant tot beneden, ende sie hielpse in haren waghene setten, ende waren malcanderen vriendelic cussende, ende namen also oorlof aen malcanderen met weenenden oghen, twelcke seer deerlicke was omme te siene, in welc scheeden menegen traen ghelaten was van vele vrauwenende ioncfrauwen, ende van vele andere diet saghen. Ende onse gheduchte here conuoyeerdese tot binnen sijnder stede vanGhendt, daer si eerlicken ende minnelicken ontfanghen waren. Ende wat tijts daer gheweest hebbende, so vertrocken si naer die stede van Doornicke, ende onse geduchte here conuoyeerdese buyten sijnder stede van ghendt, ontrent een mijle weechs, ende daer namen si oorlof aen malcanderen. Endeonder hembeeden namen daer aen te doene van nu voort aen al dat mogelic ware van doen deen voor den anderen Item van daer so vertrac die Hertoge van Orlyens met sinenstate tot der stede van Doornicke, daer hy eerlicke ontfanghenwas van vele edele mannen ende vrauwen, ende oock wel vij.paegekins edele lieder kinderen waren daer ontfanghen te sijnen dienste, ende deden hem grote bede dat si in sijnen dienst ontfanghen mochten sijn. Item voort waren hem ghepresenteirt.xxiiij.mannen vanbollonois wel gheacoutreirt ende wel te peerde, die welcke souden sijn sijne artchiers ende bewaerders van sinen lichame. Dese ende al dandere die bouen ghenoemt sijn, waren alle ontfaen om te sijne van sinen huyse. Ende aldus so multiplieerden sijn dienaers, soe dat hi als hi van Doornicke schiet dat hy wel hadde te houdene.iijc.peerden. Ende vele edele begheerden sijn oordene te draghene, specialicke in Pycaerdyen, ende vele begheerden hem te dienene, ende dat vp hope, dat als hy commen soude byden coninck van vranckerijcke dat si hebben souden groot regement in sconincx lant vanVranckerijcke, byden welcken si meende te sijne versien endegheuordert in vele diueersche manieren Ende die hertoge vanOrliens liet hem seluen al so dincken, ende twas ooc wel sijn meeninge, nochtan hier waren vele wijse mannen int lant, die wel bemoedden dat so niet commen en soude, also sijt schicten, alst ooc en dede. Daer omme comt dickwijle die prouerbie te passe diemen secht in walsche. Tel cuyde qui fault. Weit ooc datter eeneghe waren die welcke den hertoge vanOrliens rieden, dat hi vele eer ghetrocken soude hebben byden coninck van Vranckerijcke dan hi dede. Maer anderwarf so dochten wel eenege dat die ghene die den coninc.regierden, ende lange gheregiert hadden te voren, gheduerende den tijt van sijnder oorloghe, dat si niet ghedooghen en souden, in also verre als si vermochten, datter yement anders soude hebben het regement, dan sy lieden, maer souden maniere vinden om hemlieden te onderhoudene in hueren eersten staet, endegouuernement, so si van te voren gheweist hadden. Ende al wast so dat die hertoge van Orlyens hem was naerder maechscap danalle dandere, ende dat hi vele gheleden hadde om der croone wille, nyet te min, het heift ouer lanck ghesien gheweist dat in sulcke grote heren seer haer ende nijt regneert, endesonderlinge als si deen omme danders wille ghestelt wordenhuyt regemente, ende gheuen dicwijls deen den anderen vantraueers (dats te verstane) malcanderen tooghende dat si niet en meenen. |
Item, zo was nog in diverse plaatsen en voor andere huizen sierlijk en fatsoenlijk gevierd met vele toortsen en anderszins zoals op de beurs, aan koningsbrug, op de markt, in de burcht, in de braamberg, in de oude burcht, in de huidvetters plaats en te hooi wat genoeglijk om te zien was. Item, onze geduchte heer en vrouw en de hertog van Orleans reden ‘s avonds achter straten en overzagen de blijdschap en de heerlijkheden van de vuren toneeluitvoeringen. En daar waren van stadswege 2 prijzen gesteld voor die straten en gezelschappen die het mooiste n fatsoenlijkste vieren zouden en blijdste sier maakten, waarvan dat de eerste prijs was een zilveren schaal van een Vlaamse mark, die hadden die van koningsbrug. En de andere prijs was een schaal van een Troies mark en die hadden die van de beurs. Item, hierboven zo waren op de torens, te weten van onze Vrouwe kerk, van Sint Salvator, van Sint Jacob, van Sint Walburga, van Sint Christoffel, van Sint Gillis en van de hal alle weerhanen en de vaantjes afgedaan en in elke plaats ervan waren gesteld grote lantarens daarop met grote kaarsen daarin die brandden bijna de hele nacht door wat zeer vreemd en fatsoenlijk om te zien was. Item, maandag daarna zo was te Brugge op de markt een fatsoenlijk steekspel gehouden in hoge zadels van vele diverse heren en jonkers en poorters van Brugge. En had dank van buiten de heer van Waverijn en van binnen de jonker van Kleef die onze geduchte heer altijd gediend hadden met de speer. En een grote triomf van dansen en van hovaardij was ճ avonds gehouden in de hof van mijn heer waar vele maagden en jonkvrouwen van Brugge toe ontboden waren uit diverse huizen. Item, de dinsdag zo was er nog gehouden op de markt een fatsoenlijk steekspel in zadels van oorlog van diverse heren en jonkers en poorters van Brugge. En had de dank van buiten Percheval, de zoon van mijn heer Halewijn. En van binnen een schildknaap Ardenoys wiens roep was Bertezoon. En ճ avonds was een rijke hof gehouden in het gijzelhuis waar onze geduchte heer en vrouw en de hertog van Orleans met de hertogin waren en meer andere heren en vrouwen die daar triomfeerde de hele nacht. Item, woensdag daarna was er nog een fatsoenlijk steekspel gehouden in platte zadels van heren en jonkers en poorters van Brugge. En had de dank van buiten en vanbinnen Guillame Doutines, zoon van de kanselier. Item, donderdag daarna zo reed de heer van Orleans en vele andere heren en jonkers, mitsgaders de wet van Brugge, elk met zijn staat tegen de graaf van Charlois, de zoon van onze geduchte heer, en mevrouw zijn gezellin, de koningsdochter van Frankrijk die toen van Brussel kwamen. En daar waren weer getoond al diezelfde spelen als voren verhaald is van de Kruispoort tot de hof van de prins toe. Item, zondags daarna was nog op de markt gehouden een steekspel in hoge zadels. En alle lantarens bleven staan op de torens en waren weer alle ontstoken met nieuwen kaarsen, uitgezonderd die op onze Vrouwe torren stond die gebroken was met grote wind [fol. C.ix.v] die er geweest was. Item, maandags daarna zo vertrok de hertog van Orleans met de hertogin, zijn gezellin, dochter van de hertog van Kleef, van Brugge die kort daarvoor uitgekomen was als gevangen geweest te zijn van de koning van Engeland en sinds getrouwd met de jonkvrouw van Kleef binnen de stad Sint-Omaars. Die bracht de jonkvrouw en prinses van Orleans, onze geduchte vrouw, geleid van boven de grote zaal van haar hof bij de hand tot beneden ze hielp haar in de wagen te zetten en kusten elkaar vriendelijk en namen alzo verlof aan elkaar met wenende ogen, wat zeer fatsoenlijk was om te zijn, in welk scheiden menige traan gelaten was van vele vrouwen en jonkvrouwen en van vele anderen die het zagen. En onze geduchte heer begeleidde haar tot binnen zijn stad Gent waar ze fatsoenlijk en minnelijk ontvangen waren. En toen ze een tijdje daar geweest waren zo vertrokken ze naar de stad Doornik en onze geduchte heer begeleidde haar buiten zijn stad Gent, omtrent een mijl ver, en daar namen ze verlof aan elkaar. En onder hen beiden namen daarna te doen van nu voortaan al wat mogelijk was te doen de ene voor de andere. Item, vandaar zo vertrok de hertog van Orleans met zijn staat naar de stad Doornik waar hij fatsoenlijk ontvangen werd van vele edele mannen en vrouwen en ook wel 7 pages die edele lieden kinderen waren daar ontvangen tot zijn dienst en deden hem grote bede dat ze in zijn dienst ontvangen mochten worden. Item, voort waren hem gepresenteerd 24 mannen van Boulonois goed voorzien en te paard die zijn boogschutters zouden zijn en bewaarders van zijn lichaam. Deze en alle anderen die boven genoemd zijn waren allen ontvangen om van zijn huis te zijn. En aldus ze multiplieerden zijn dienaars zodat toen hij van Doornik scheidde dat hij wel had te houden 300 paarden. En vele edele begeerden zijn orde te dragen, speciaal in Picardie en velen begeerden hem te dienen en dat op hoop dat als hij bij de koning van Frankrijk zou komen dat ze hebben zouden groot regiment in het land van de koning van Frankrijk waardoor ze meenden te zijn voorzien en bevorderd in vele diverse maniere.n En de hertog van Orleans liet zichzelf alzo denken en was ook wel zijn bedoeling, nochtans hier waren vele wijze mannen in het land die wel vermoedden dat het zo niet komen zou alzo zij het schikten zoals het ook deed. Daarom komt vaak de spreuk te pas die men zegt in Waals; ‘Tel cuyde qui fault.’ Weer ook dat er enige waren die de hertog van Orleans aanraadden dat hij veel eerder vertrokken zou hebben naar de koning van Frankrijk dan hij deed. Maar andermaal zo dachten wel enige dat diegene die de koning regeerden en lang geregeerd hadden tevoren gedurende de tijd van zijn oorlog dat ze het niet gedogen zouden, in alzo ver als ze konden, dat er iemand anders het regiment zou hebben dan zij, maar zouden manieren vinden om zich te onderhouden in hun eerste staat en gouvernement zo ze tevoren geweest waren. En al was het zo dat de hertog van Orleans hem was naarder verwant dan alle anderen en dat hij veel geleden had vanwege de kroon, niettemin het is al lang geweest dat in zulke grote heren zeer haat en nijd regeert en vooral als de ene vanwege de andere gesteld worden uit het regiment en geven vaak de ene de andere wantrouwen (dat is te verstaan) en tonen elkaar dat ze het niet menen. |
[Int voorseyde iaer van.xl] Item die hertoghe van Orlyens treckende int voorseyde iaer van.xl.naer Valenchiene, ende van daer te Kennoit, daer ghinck hy besien sijn schoon nichte Margriete duwagiereghe vanhenegauwe, die welcke hem seer blijdelicke feestierde, ende gaf hem een schoone ghifte. Daer naer trac hi van daer naer Camerijcke, ende daer was hi ooc eerlic ontfanghen, endebeghift met vele schoone ghiften. Ende bouen dien dye stede schanc hem in ghifte.v.hondert gouden croonen. Ende van daer soude hy ghetrocken hebben Tsinte Quintens, maer eeneghe van sijnen lieden deden hem te verstane ende te wetene datter vreese in stad daer te trecken, wantet onderweghen al veroorloocht was, ende [fol. C.x.r] ooc mede dat sy souden moeten passeren byden fortressen vanmijn heer van Lutcenburch graue van Linguy, die welcke noch niet en hadde ghedaen den eedt, als te besweerene den paeys van Atrecht. Ende ook omme die cause dat hy te bet versekert soude sijn, ontboot hi een ghedeel edel mannen vander maertse van camersijs, omme te helpen conuoyeren den hertoghe vanOrliens, ende en was nochtan niet van noode te duchtene voor den here van Lutcenburch, ende dat omme.ij.redenen. Deerste was dat hi wel te vullen van desen beraden was met denHertoghe van Borgoengien. Ende die here van Lutcenburch hadde te brugghe geweist byden hertoge phelips, binnen der tijt dat dye Hertoghe van Orlyens daer gheweist hadde, endehadden te gadere vele minnelijcker conuersacien ghehadt. Aldus so en hadde hem die here van Lutcenburch in gheender manieren eenich belet of schade of schande willen doen. Dye tweede redene was, dat binnen der tijt dat die Hertoge vanOrlyens was te Camerijcke, soe lach dye voorseyde heer Ian vanLutcenburch in sijn casteel van Guyse seere cranck van groter siecte, van welcker siecte hi ouerleet ende schiet van deser weerelt. Ende den hertoghe van Orlyens was ghebrocht die mare van sijnder doot in die stede van camerijcke, omme twelcke hy daer noch bleef twee daghen langere dan hijer meende te blijuene, ende dede den gouverneurs vander stede bidden dat si hem wouden kiesen tot eenen verweerere vanhuerlieder stede, in die stede van mijn heere van Lutcenburch, die welcke diet daer te voren hadde gheweest, ende hi soude hem doen confirmeren van den coninc van Vranckerijcke, alsomen es gheconstumeirt van doene. Van al welckenversoucke sy hemlieden excuseirden ten besten dat si mochten, segghende dat sijt niet en souden durren doen, het en ware by oorloue van haerlieder bisschop. |
[In het voorgezegde jaar 1440] Item, de hertog van Orleans trok in het jaar 1440 naar Valenciennes en vandaar te Quesnoit en daar ging hij bezien zijn mooie nicht Margriet, douarie (met weduwgoed) van Henegouwen, die hem zeer blijde ontving en gaf hem een mooie gift. Daarna vertrok hij vandaar naar Kamerijk en daar was hi j ook fatsoenlijk ontvangen en begiftigd met vele mooie giften. En bovendien schonk de stad hem in gift 500t gouden kronen. En vandaar zou hij getrokken hebben naar Sint Quentin, maar enige van zijne lieden lieten hem verstaan en weten dar er vrees was in stad daar te trekken want onderweg was alles oorlog en [fol. C.x.r] ook mede dat ze zouden moeten passeren bij de forten van mijn heer van Luxemburg, graaf van Linguy die nog niet de eed had gedaan als te bezweren de vrede van Atrecht. En ook om de oorzaak dat hij te beter verzekerd zou zijn ontbood hij een deel edele mannen van de grens van Kamerijk om te helpen begeleiden de hertog van Orleans en het was nochtans niet nodig te duchten voor de heer van Luxemburg en dat om 2 redenen. De eerste was dat hij wel te vollen hiervan beraden was met de hertog van Bourgondië. En de heer van Luxemburg was te Brugge geweest bij hertog Filip, binnen de tijd dat de hertog van Orleans daar geweest was enden tezamen vele minlijk conversatie gehad. Aldus zo had hem de heer van Luxemburg op geen manier enig belet of schade of schande willen doen. De tweede reden was dat binnen de tijd dat de hertog van Orleans te Kamerijk was zo lag die heer Jan van Luxemburg in zijn kasteel van Guise zeer zwak van grote ziekte waarvan hij overleed en scheidde van deze wereld. En de hertog van Orleans was het nieuws gebracht van zijn dood in de stad Kamerijk waarom hij daar nog twee dagen langer bleef dan hij er meende te blijven en liet de gouverneurs van de stad bidden dat ze hem wilden kiezen tot een verweerder van hun stad in plaats van mijn heer van Luxemburg die het daar tevoren was geweest en hij zou hem laten bevestigen van de koning van Frankrijk, alzo men gebruikelijk is te doen. Van al welk verzoek ze zich excuseerden ten beste dat ze mochten en zeiden dat ze het niet zouden durven te doen, tenzij met verlof van hun bisschop. |
Item corts hier nae so vertrac die voorseyde hertoghe vanOrliens van Camerijcke te sinte Quintins waert, ende also te noyon, te Compyengien, ende alsoe te Senlijs. Ende van daer so trac hi te Parijs, daer hi een wijle bleef, ende waer hy quam mendede hem al omme eere, al oft die.coninc.van Vranckerijcke gheweist hadde, of sijn sone den Dolphijn, want het volck hadde hem langhe begheert te siene verlost ende ontslegen te sijne vansijnder vanghenesse, also si nv daden. Ende sijn meeninghe was te treckene byden coninck van Vranckerijcke, so hy eerst mochte. maer hi hoorde sulcke nieu mare, omme twelcke dat hi delayeerde langhe tijt, wel een iaer ofte meer. Ende die cause was dese, omme dat die coninc hadde vernomen alle die manieren die hy ghehouden hadde, binnen der tijt dat hi ghekeert hadde gheweist huyt Inghelant, ende vander alyanchie ende den eedt die welcke hi hadde ghedaen metten Hertoghe van Borgoengien, ende ooc mede van sijnder oordene die hi ontfaen hadde. Ende ooc mede omme dat die hertoghe vanOrliens hadde ghenomen in sinen dienst ende ghemaect vansinen huysghesinne eeneghe quantiteyt van volcke vandenlanden vanden hertoge van Borgoengien, metten welcken hi in tijden voorleden grote oorloghe gehouden hadde vp die landenvander croone van vranckerijcke, ende yegens den voorseydeconinc.Voort so was den.coninc.gheseyt dat alle die alyanchie diere ghemaect was, soude sijn grotelicke contrarierende hemende sinen landen, ende oock ter cleenicheyt van hem allen die te sinen rade waren Item voort es te wetene dat met den.ij.hertoghen, te wetene den Hertoghe van Orliens ende den Hertoghe van Borgoengien ghealligiert waren diueersche grote heren, ghelijck die Hertoghe van Bretaengien, die hertoge van Alenchon, ende meer andere. Die welcke hadden gheproponeirt als doe den coninc te stellene al nieuwe gouuernuers, ende dat van nv voort aen sijn Conincrijcke soude ghegouuerneirt worden by hemlieden, endeandere diet hemlieden soude ghelieuen te stellene, ende hy en soude gheenen anderen staet moghen houden noch doen, dan byden consente ende rade vanden voorseyde heeren. Item dye voorseyde.coninc.horende dagelijcx vele diueersche maren ende nieumaren, langhen tijt gheduerende van sijnder regnacie, so men hem dicwille dede te verstane, ende hy gheloofde lichtelic al datmen hem seyde van die saken vorenverhaelt. Ende sonderlinghe als hi verstont dat die hertoghe vanBretaengien, ende die Hertoghe van Alenchon hadden ontfaen die oordene vanden Hertoge van Borgoengien, doen so worde hi in meerder ducht dan hi was te [fol. C.x.v] voren, want die ghene die bi hem waren brochten hem alle daghen nyeuwe maren vant ghene dat bouen verhaelt es, endewas seere qualicke te vreden. Nochans niet yegenstaende hadde hi gheordonneirt datmen yegens den hertoghe van Orliens met state ghereden soude hebben, maer wiert van anderen sinne midts tinsteken vanden ghenen die by hem waren, hoe wel hi nochtans grote begheerte hadde om hem te siene, ende wort so gheinformeirt van sinen heren voornoemt, so dat hi niet en wilde datter yement yeghen den hertoghe van Orlyens rijdensoude. Maer waert dat hi byden coninc commen wilde, dat hi quame met sijnen daghelicschen huysghesinne, sonder yement met hem te bringhene die waren vanden landen vanden hertoge van borgoengien |
Item, kort hierna zo vertrok de hertog van Orleans van Kamerijk naar Sint Quentin en alzo te Noyon, te Compigne en alzo te Senlis. En vandaar zo trok hij naar Parijs waar hij een tijdje bleef en waar hij kwam, men deed hem alom eer alsof het de koning van Frankrijk geweest was of zijn zoon de dauphin, want het volk had hem lang begeerd te zien verlost en ontslagen te zijn van zijn gevangenis, alzo ze nu deden. En zijn bedoeling was om te trekken naar de koning van Frankrijk zo gauw hij kon, maar hij hoorde zulk nieuws waarom hij lange tijd draalde, wel een jaar of meer. En de oorzaak was deze, omdat de koning had vernomen alle manieren die hij gehouden had binnen der tijd dat hij gekeerd was geweest uit Engeland en van de alliantie en de eed die hij gedaan had met de hertog van Bourgondie en ook mede van zijn orde die hij ontvangen had. En ook mede om dat de hertog van Orleans had genomen in zijn dienst en gemaakt van zijn huisgezin enige hoeveelheid van volk van de landen van de hertog van Bourgondië waarmee hij in voorleden tijden grote oorlog gehouden had op de landen van de kroon van Frankrijk en tegen die koning. Voort zo was de koning gezegd dat alle alliantie die er gemaakt was zou zeer contrarie hem en zijn land zijn en ook te kleineren van allen die tot zijn raad waren Item, voort is te weten dat met de 2 hertogen, te weten de hertog van Orleans en de hertog van Bourgondie geallieerd waren diverse grote heren als de hertog van Bretagne, de hertog van Alenon en meer anderen. Die hadden voorgesteld als toen de koning te stellen alle nieuwe gouverneurs en dat nu voortaan zijn koninkrijk zou geregeerd worden bij hen en anderen die het gelieven te stellen en hij zou geen andere staat mogen houden nog doen dan bij toestemming en daad van die heren. Item, de koning hoorde dagelijks vele diverse berichten en nieuws in de lange tijd van zijn regering en zo men hem vaak liet verstaan en hij geloofde licht alles dat men hem zei van die zaken voren verhaald. En vooral toen hij verstond dat de hertog van Bretagne en de hertog van Alenon hadden ontvangen de orde van de hertog van Bourgondie, toen zo werd hij in grotere vrees dan hij tevoren was, [fol. C.x.v] want diegene die bij hem waren brachten hem alle dagen nieuw s van hetgeen dat boven verhaald is en was zeer slecht tevreden. Nochtans niet tegenstaande had hij geordonneerd dat men tegen de hertog van Orleans met staat gereden zou hebben, maar werd van de zijne mits het insteken van diegene die bij hem waren, hoewel hij nochtans grote begeerte had om hem te zien, en werd zo geinformeerd van zijn heren zodat hij niet wilde dat er iemand naar de hertog van Orleans gaan zou. Maar was het dat hij bij de koning komen wilde dat hij kwam, met zijn dagelijkse huisgezin, zonder iemand met hem te brengen die van de landen van de hertog van Bourgondië waren. |
[Int iaer.xiiijc.ende.xl.] Item die Hertoghe van Orliens dit wetende, ende dattet vp dese maniere moeste toegaen, hi trac van Parijs te Orlyens, endevan daer te Bloys, ende vp sine andere heerlicheden daer hy met veil meerder eeren ende triumphe ontfanghen was dan hi noch yewers gheweest hadde van sijnen vassalen ende ondersaten. Ende hem waren gheschoncken te sijnder wellecomme vele schoone ende rijckelicke ghiften ende yeweelen, int welcke si wel betoochden dat si seere verblijt waren van sijnder verlossinghe huyter vanghenesse, ende dat sy hem lyber endevry sagen, wiens presencie si so lange iaren met groten doluere hadden moeten deruen. Ende dit gebuerde int iaer.xiiijc.ende.xl. [Anno.M.iiijc.ende.xl.] Item nv behouft ons voort noch een lettel te sprekene van mijn heer Ian van Lutcenburch graue van Linguy, die welcke alsoot gheseyt es hier voren, starf in sijn casteel te Guysen. Ende vandaer was sijn lichaem wech gheuoert vp eenen waghene, ende beweecht bi sinen volcke in onser vrauwenkercke te Camerijcke, ende aldaer ghestelt inden choor. Ende binnen den auende sanc men die vigelien ende commendacien, ende daer was tlijcghewaect alle den nacht, ende tsanderdaechs begroufmenhem daer solempnelic buyten den choor, by een van sinenvoorsaten ghenaemt monsuer Walraue de Lutcenburch heere van Linguy ende van Kennoit, ende es in anderen plaetsen hier voren breeder gheseyt, hoe dat hi van leuenden lijue ter doot quam sonder den coninc van Vranckerijcke of sine ghedeputeirde ghedaen te hebbene den eet vanden paeys van Atrecht, hoe wel dat hy te vele stonden daer toe vermaent hadde gheweist Ende stichten tiaer van.xxxv.dat die selue paeys gheconfirmeirt was tot ontrent Derthien auent. Anno.M.iiijc.ende.xl.dat hy ouerleet, alst voren blijct, hadde onderhouden ende bewaert sine steden ende fortressen, ende al sijn lant, sonder dat gheen van desen drie landen, Vranckerijcke, Inghelant, noch Borgoengien hem hadden ghedaen eenich roof of grief of seer lettele. Ende als vanden Inghelschen, si waren altoos huyt om hem te ghelieuene, ende vrientscap te doene omme dat hy noch niet en was van hemlieden verureimt. endedat hi noch niet ghedaen en hadde sinen eedt vanden paeys vanAtrecht, ende hadden te hemwaert groot betrauwen om te hebbene sijn bystandichede ende hulpe, vp dat hemlieden vannoode ware. Ende in sghelijcx so hilt hi dat vast te hebben huerlieder hulpe yegens alle die ghene die hem souden willen deeren of te cort doen. Ende lettel wasser ooc vander Borgoenscher side die hem anders dan lief hadden willen doen, niet yeghen staende dat die Hertoghe van Borgoengien een langhe tijt vp hem was vergramt omme die ouerdraghinghe diemen hem dicwils dede, noch oock den pronc en barste doe noch niet huyte tusschen hem beeden, noch dat oock so varre ghecommen hadde dat bi faeyte gheopenbaert hadde gheweist, maer het verghinc so, dat hi ghecreech die gracie ende die goetwillichede themwaert vanden Hertoghe Phelips. Item als vanden fransoyser sijde, ende specialicke vandencapiteynen, die welcke onderhilden die lieden van wapenen die duchteden, omme dat hy was so ouer vaeliant ende vroom vanpersoone, ende omme dat hy talder tijt wel was voorsien vanvromen lieden van wapenen, omme hemlieden te wederstane, indien si hem eeneghe schade daden. Ende si wisten wel hadde hijse gheuonden vp sine heerlichede te sijnder auantaegie, hi hadse verdoruen sonder eeneghe ontfermicheit Ende als si moesten commen vp sine heerlichede te sijnder auantaegie, si gauen hem beseghelthede, ende beloofden sijne ondersaten niet te mesdoene, het welcke si dicwils da- [fol. C.xi.r] den, Ende ooc mede, hy was te vreden hemlieden te latene in payse vp die condicie, nochtan die coninc van Vranckerijcke hadde ghesloten een lettel tijts eer hy starf met sinen rade, dat hi hem gheen respijt langer gheuen en soude vanden eedt te doene. Ende die coninc was al bereedt omme vp hem te commene, omme hem den eedt te doen met al sijnder macht, maer god die here bouen al die beletten, want hi ouerleedt eert daer toe quam van deser werelt. Aldus ende in deser mannieren hende Monseigneur Ian van Lutcenburch die welcke van sineneenighen persoone hadde gheweist wel Rudderlijc ende hooghe van state, ende seere ontsien in alle plecken daermen hemkende, ende was oudt ontrent.L.iaer. Ende seer corts naer sijn ouerlijden, een persoon gheheeten Luereyn de mouchy, die welcke hi te bewarene hadde ghegeuen het Casteel van Couchy, die leuerdet inden handen vanden Hertoghe van Orlyens bouenghenoemt.by middele van een groote somme van penningen, die hi daer voor ontfinc, ende hi wildet nyet leueren inden handenvanden Graue van simpol, die nochtan was maech endeaeldijngh vanden voornoemden here van Lutcenburch, Endeooc die van Nelles, ende die van barenken, ende vanVermandois, die verstaken Lyon van Vendomme, die welcke was haer lieder gouuerneur, ende alle andere dye welcke waren in alle die voorseyde plecken, als van mijns heren Ians vanLutcenburchs weghe. Ende stelden daer inne die lieden vanmijn Heere van montegheur, haer lieder natuerlic heere, Endealle andere steden ende fortressen waren gheleuert endeghestelt, in die clare obediencie vanden Graue van simpol, vanden ghenen diese hadden te bewarene. |
[In het jaar 1440] Item, de hertog van Orleans wist dit en dat het op deze manier moest gaan trok hij van Parijs te Orleans en vandaar te Blois en op zijn andere heerlijkheden waar hij met veel meer eer en triomf ontvangen werd dan hij ergens geweest was van zijn vazallen en onderzaten. En hem waren geschonken bij zijn welkomst vele mooie en rijke giften en juwelen waarin ze wel aantoonden dat ze zeer verblijd waren van zijn verlossing uit de gevangenis en dat ze hem liever vrij zagen wiens presentie ze in zo lange jaren met grote pijn hadden moeten derven. En dit gebeurde in het jaar 1440. [Anno 1440] Item, nu behoeft ons voort nog wat te spreken van mijn heer Ian van Luxemburg, graaf van Linguy, die stierf in zijn kasteel te Guise. En vandaar was zijn lichaam weggevoerd op een wagen en gebracht bij zijn volk in onze Vrouwenkerk te Kamerijk en aldaar gesteld in het koor. En binnen de avond zong men de vigilie en aanbeveling en daar was het lijk gewassen de hele nacht en zaterdag begroef men hem daar plechtig buiten het koor bij een van zijn voorzaten genaamd monsieur Walrave van Luxemburg, heer van Linguy en van Benoit en is op andere plaatsen uitvoeriger gezegd hoe dat hij van levende lijf ter dood kwam zonder de koning van Frankrijk of zijn gedeputeerde gedaan te hebben de eed van de vrede van Atrecht, hoewel dat hij te vele stonden daartoe vermaand was geweest. En stichten het jaar 1435 dat de vrede bevestigd was omtrent Driekoningen anno 1440 dat hij overleed had onderhouden en bewaard zijn steden en forten en al zijn land zonder dat geen van deze drie landen, Frankrijk, Engeland, nog Bourgondie hem hadden gedaan enige roof of grief of zeer weinig. En van de Engelsen, ze waren er altijd op uit om hem te gelieven en vriendschap te doen omdat hij van hen nog niet was vervreemd en dat hij nog niet zijn eed had gedaan van de vrede van Atrecht en hadden tot hem groot vertrouwen om te hebben zijn bijstand en hulp opdat het hen nodig was. En insgelijks zo hield hij dat vast te hebben hun hulp tegen al diegene die hem zouden willen deren of te kort doen. En weinig was er ook van de Bourgondiesche zijde die hem anders dan lief hadden willen doen, niet tegenstaande dat de hertog van Bourgondie een lange tijd op hem was vergramd om het overdragen die men hem vaak deed, nog ook de sprong en barstte uit tussen hen beiden, nog dat ook ze ver gekomen was dat hij bij feiten geopenbaard was geweest, maar het verging zo dat hij kreeg de gratie en de goedwilligheid tot hem van hertog Filips. Item, als van de Franse zijde en speciaal van de kapiteins die onderhielden de wapenlieden de deugden omdat hij was zo kloek en dapper van persoon en omdat hij te alle tijd voorzien was van dappere wapenlieden om hen te weerstaan, indien ze hem enige schade deden. En ze wisten wel, had hij ze gevonden op zijn heerlijkheid tot zijn nadeel, hij had ze verdorven zonder enige ontferming. En als ze komen op zijn heerlijkheid te zijn voordeel, ze gaven hem zekerheid en beloofden zijn onderzaten niet te misdoen, wat ze vaak deden. [fol. C.xi.r] En ook mede, hij was tevreden hen te laten in vrede op die conditie, nochtans de koning van Frankrijk had besloten een tijdje voordat hij stierf met zijn raad dat ze hem geen respijt langer geven zouden van de eed te doen. En de koning was geheel bereid om op hem te komen om hem de eed te laten doen met macht, maar God de heer boven wilde dat beletten want hij overleed eer het daartoe kwam van deze wereld. Aldus en in deze eindigde monseigneur Ian van Luxemburg die van zijn enige persoon ridderlijk was geweest en hoog van staat en zeer ontzien in alle plekken daar men hem kende en was oud omtrent 50 jaar. En zeer kort na zijn overlijden leverde een persoon, geheten Luereyn de Mouchy, die hij te bewaren had gegeven het kasteel van Coucy, het in de handen van de hertog van Orleans door middel van een grote som penningen die hij daarvoor ontving en wilde het niet leveren in de handen van de graaf van Saint-Pol, die nochtans was verwant van de heer van Luxemburg. En ook die van Nelles en die van Barenken (??) en van Vermandois, die verstaken Lyon van Vendome, die hun gouverneur was en alle andere die in die plekken waren als vanwege mijn heer Jan van Luxemburg. En stelden daarin de lieden van mijn heer van Montegheur, hun natuurlijke heer. En alle andere steden en forten waren geleverd en gesteld in de duidelijke gehoorzaamheid van de graaf van Saint-Pol van diegene die het had te bewaren. |
Hier naer volcht hoe dye Hertoghinne van Bourgoengien, gheselnede van den Hertoghe Phelips track te Aloen, by den Coninc Kaerle van Vranckerijcke. Dat.xxxvi.Capittel. [fol. C.xi.v] IN dien tijden dye Hertoghinne voorseyde Ysabeele dochter vanden Coninc van Poortingale track te Aloen, met schoonenstate, ende groten gheselschepe van Rudders ende vanioncheren also wel als vanden Raedtslieden, ende oock ghestoffiert van Vrauwen ende Ioncvrauwen. Ende omme dat si ten besten niet en was ghesondt, so was si gheuoert in eenenosbare, Ende daer quamen yeghens huer ghereden huyter stede van Aloen wel een mijle weichs, Te weten Arthus de Bretaengne, Graue van Ritsemont, Conincxstable van Vranckerijcke, die welcke hadde ghetraut die sustere vanden Hertoghe van Bourgoengien, die welcke Graue beweichde haer tot inde Stede, Ende ooc mede tot by den coninck, diese minlick ontfinck ende wellecomdese seere hueschelicken. Ende so dede oock sijn sone die Daulphijn, ende vele andere edele heeren. Ende naer dese ontfanghinghe, so was sy beweicht inde Abdye van sinte Bertins, daer si inne was ghelogiert. Ende si was te meneghen stonden bi den coninck, omme hem te biddene eeneghe pointen, daer mede dat si was ghelast van den Hertoghe Phelips haren heere ende man, Also wel vp den pays generale vanden twee Conincrijcken, Te wetene Vranckerijcke ende Inghelandt, Ende ooc vanden sticke vanden Hertoghe van Orlyens. Ende oock omme die fortresse van Montagoul, toe behoorende mijn Heere van Camersijs, twelcke noch in handen hilt Guyliame de Hynau, ende ook andere lieden vanden volcke van mijn Heere van Lutcenburch ende seyden, si en wildent niet leueren dat ghenendyet aen hem lieden hadden versocht van Sconincx weghe, het en ware by orloue vanden Hertoghe van Bourgoengien, omme welck wedersegghen so waren vergadert een groot gheselschap van Sconincx lieden voorseyde omme vp dye conditie, daer vooren te legghene siedge, also was den Raedt vp hope datmen soude vercrijghen, datmen by dien mochte tractieren van drye questyen voor tvertrecken vander voorseyde Hertoghine van Bourgoengien. Item in sghelijcx so ghinck by den coninc te Aloen Iehanne vanBethune Graefnede van Lijngy, ende Vycontesse van meaulx, die welcke Coninck was weltevreden van harer comste, ende ontfijnckse seer danckelick ende blijdelic. Ende dese Graefnede verliefuede aen den Coninck, al haer heerlichede dye si was houdende vanden coninc.Ende maecte tractyet met den Coninc, ende sine commissaresen van also vele alst haer aengaen mochte van haer goedt meubel sijnde, twelc haer ghebleuen was van haren man, Het welcke men seyde dat gheconfijskiert was, omme dat hi was verscheeden van leuenden lijue ter doot, als contrarie sijnde den Coninck van Vranckerijcke, omme twelcke sy betaelde een grote somme van penninghen. Ende midts dien so bleef sy in payse, ende daer of hadde si goede brieuen vanden Coninck, ende dit vulcommen sijnde, so vertrac si in huere heerlicheden. [Int iaer.xiiijc.ende.xli] Item totten coninck quamen vele lieden omme te doene omaedge, ende hem te dienene, dye welcke hy onthilt, endebeloefde hemlieden te doene grote duecht, want hi hadde in wille den naestcommende somere eene groote armeye te bereedene yegens die Inghelschen Ende dit gheschiede int iaer.xiiijc.ende.xli. |
Hierna volgt hoe de hertogin van Bourgondie, gezellin van hertog Filips, trok naar Aloen (?) bij koning Karel van Frankrijk. Dat 36ste kapittel. [fol. C.xi.v] In die tijd dat de hertogin Isabelle, de dochter van de koning van Portugal, naar Aloen trok met een mooie staat en groot gezelschap van ridders en van jonkers alzo wel als van raadslieden en ook voorzien van vrouwen en jonkvrouwen. En omdat ze niet ten beste gezond was zo werd ze gevoerd in een draagstoel. En daar kwamen naar haar gereden uit de stad Aloen wel een mijl ver. Te weten Arthus de Bretagne, graaf van Richmond, koningsaanvoerder van Frankrijk, die had getrouwd de zuster van de hertog van Bourgondië en die graaf voer haar tot in de stad en ook mede tot bij de koning die haar minlijk ontving en zeer hoffelijk verwelkomde. En zo deed ook zijn zoon de dauphin en vele andere edele heren. En na deze ontvangst zo werd ze gebracht in de abdij van Sint Bertin waar ze in logeerde. En ze was te menige tijden bij de koning om hem enige punten te bidden waarmee ze was belast van hertog Filips, haar heer en man. Alzo wel op de vrede generaal van de twee koninkrijken. Te weten, Frankrijk en Engeland. En ook van de stukken van de hertog van Orleans. En ook om het fort van Montagoul die toebehoorde aan mijn heer van Camersijs, wat nog in handen hield Guyliame de Hynau en ook andere lieden van het volk van mijn heer van Luxemburg en zeiden, ze wilden het niet leveren dan dat het hen verzocht was vanwege de koning, tenzij het was bij verlof van de hertog van Bourgondie, om welk weerspreken ze waren verzameld een groot gezelschap van de lieden van de koning om op die conditie daarvoor te liggen op zetels alzo was de raad op hoop dat men het zou krijgen en dat men daardoor mocht onderhandelen van de drie kwesties voor het vetrekken van de hertogin van Bourgondië. Item, insgelijks zo ging de koning te Aloen Jehanne van Bethune, gravin van Lyngi en hertogin van Meaux, de koning was goed tevreden van haar komst en ontving haar hij zeer dankbaar en blijde. En deze gravin verliefde aan de koning en hield al haar heerlijkheid die ze hield van de koning. En makte traktaat met de koning en zijn commissarissen van alzo veel het haar aangaan mocht van haar goed die roerend waren wat haar gebleven was van haar man. Wat men zei dat het geconfisqueerd was omdat hij was gescheiden van leven ter dood als contrarie zijnde de koning van Frankrijk waarom ze betaalde en grote som van penningen. En mits dien zo bleef ze in vrede en waarvan ze goede brieven had en doen dit voldaan was zo trok ze in haar heerlijkheden. [In het jaar 1441] Item, tot de koning kwamen vele lieden om te doen hulde en hem te dienen die hij onthield en beloofden hen grote deugd, want hij had de wil de naast komende zomer een groot leger te bereiden tegen de Engelsen En dit geschiedde in het jaar 1441. |
Hoe de Hertoginne van Bourgoengien orlof nam, aen den coninck van Vranckerijcke, sijnde te Aloen, binnen der Stede. KAerle coninc van Vranckerijcke int beghintsel vanden iare sijnde te Aloen, daer hi hadde gehouden sinen paesschen int hof ende hospitael vanden seluen bisschop vander stede van Aloen. Ende tes te wetene dat hy houdende was grooten rijpen raet, vp beede die begheerten, die welcke die hertoghinne van Borgoengien aen hem ghedaen hadde, ende dye van haren rade waren. Ende ten eynde van haren rade finalicke, huer was lettel of niet gheconsenteirt van huere begheerte, omme twelcke si onpacientich ende qualijc te vreden was, en de vernam wel, soe dede ooc mede hueren raet, dat dye Gouuernuers vanden Coninck niet wel in gracien en hadden den voorseyde Hertoghe van Bourgoengien haren man, noch sijne ghewercken. Ende [fol. C.xij.r] omme dat si sach, al hadde si daer lange ghebleuen, ten hadde haer niet vele gheprofiteirt. Aldus soe nam si oorlof aen den Coninc corts daer naer, ende bedancte hem seer van sijnder minlicker ontfanghinghe, dye hy huer ghedaen hadde. Ende daer naer soe seyde si. Mijn heere van alle die beden ende gheerten die ic aen hu ghedaen hebbe, ne gheen van al en hebdi mi gheconsenteirt, naer mijn aduijs, die welck waren nochtans redelick. Vp twelcke die Coninck verantwoorde segghende, schoon sustere dat es ons leedt want andersins en macht nyet wesen, want wijt also vinden in onsen raet, vp twelcke wi hebben sprake ghehadt te diueerschen stonden, want huwe begheerte soude ons commen tot alte groten grieue, daer inne te consenteirene. Ende naer dese woorden so nam si orlof als voren verhaelt es, aen den coninc, ende ooc aen sinen sone den Dolphijn, ende schiet van danen, ende quam van daer logieren te Sinte Quintens met al hueren state. Ende in sghelijcx als te voren so gheleeddese dye edele Graue van Rijtsemont conincstable vanden coninc van Vranckerijcke wel een grote mijle varre met noch vele andere grote heren. Ende sy ghinck haer maeltijt houden in tcasteel van camersijs Ende vp die huere ende tijt so waren eenege van sconincx volcke ghegaen roouen ende pilgieren in tlant van Henegauwe, ende in die maertse daer ontrent, ende si leedden mede een groote menichte van peerden, coeyen, ende andere beesten, endevytalie ende ander goet. Ende si waren lichtlic achterhaelt vanden lieden vander Hertoghinne, die welcke van dien versloughen.v.of.vi.persoonen. Ende eeneghe salueirden hem bi foortsen van wech te lopene, huyt ghesteken twee, die achterhaelt waren, ende gheuanghen ghebrocht te Kennoyt, daer die hertoghinne van Borgoengien quam logieren. Endedaer van si den hertoghe Phelips haren man, ende daer was si hem verhalende al tghene dat sy hadde gheuonden aen den Coninck, ende aen sinen raet. Ende voorwaer al dye meeste menichte vanden edelen dye met haer hadden gheweist int voorseyde voyaedge en waren niet alsoe goet fransch in haerlieder wederkeeren, als sy waren int daerwaerts trecken, omme eeneghe woorden ende manieren dye si saghen endehoorden in haerlieder scheeden. Item mijn gheduchte Hertoghe van Bourgoengien peynsende omme die voorseyde ouerbringhen, ende aensiende met eeneghe van sijnen naesten rade, dat hem wel van noode was hem ende sine landen te hoedene, versekert, ende wel bewaert van lieden van wapenen, ouerghemerct dat met cleenen occusoene die fransoysen souden gheringhe gheneghen sijn, omme hem te doene grief ende schade. Nyet te min, daer warenaltijt tusschen dese twee partyen vaeliante ende wijse eerbare mannen, dye altoos begheerden ende middele sochten omme dese twee heeren te houdene in paeyse ende in eendrachticheden, ende specialicken van sconincx sijde. Ende die bisschop van Ryemen was seere gheneghen altoos omme ten besten te sprekene. Ende als die Hertoghinne, als bouen verhaelt es van danen was vertrocken, soe waren altoos van daghe te daghe eeneghe vanden heeren gaende ende keerende vander eender partye of vander ander, tusschen beeden, die altoos huyt waren omme accoort tonderhoudene, ende daden al dat wel ghedaen mochte sijn tusschen hem beeden, omme paeys, minne ende eendrachticheyt te houdene. |
Hoe de hertogin van Bourgondië verlof nam aan de koning van Frankrijk en was te te Aloen binnen de stad. Karel, koning van Frankrijk, in het begin van het jaar was te Aloen waar hij Passen had gehouden in het hof en hospitaal van de bisschop van de stad Aloen. En het is te weten dat hij hield groot en rijp beraad op bede en begeerte die de hertogin van Bourgondië aan hem gedaan had en die van haar raad waren. En ten einde van haar raas finaal was haar weinig of niets toegestemd van haar begeerte waarom ze ongeduldig en slecht tevreden was en vernam wel zo deed ook mede haar raad dat de gouverneurs van de koning niet goed in gratie hadden de hertog van Bourgondië, haar man, nog zijn werken. En [fol. C.xij.r] omdat ze zag was ze daar lang gebleven het had haar niet veel geprofiteerd. Aldus zo nam ze verlof aan de koning kort daarna en bedankte hem zeer van zijn minnelijke ontvangst die hij haar gedaan had. En daarna zo zei ze; ԍijn heer, van alle beden en begeerten die ik aan u gedaan heb, nee geen van alle heb je me toegestemd, naar mijn advies die nochtans redelijk waren. Waarop de koning antwoordde en zei, lieve zuster, dat is ons leed want anderszins mach het niet wezen, want wij het alzo vinden in onze raad waarop we gesproken hebben te diverse stonden, want uwe begeerte zou ons komen tot al te groot ongerief daarin toe te stemmen. En na deze woorden zo nam ze verlof aan de koning en ook aan zijn zoon Jan, de dauphin en scheidde vandaan kwam vandaar logeren te Sint Quentin met al haar staat. En insgelijks als tevoren ze geleidde haar de edele graaf van Richmond, legeraanvoerder van de koning van Frankrijk, wel een grote mijl ver met nog vele andere grote heren. En ze ging haar maaltijdt houden in het kasteel van Camersijs. En op het uur en tijd zo waren enige van het volk van de koning gaan roven en plunderen in het land Henegouwen en in die grenzen daar omtrent en ze leidden mede een grote menigte van paarden, koeien en andere beesten en voedsel en ander goed. En ze werden licht achterhaald van de lieden van de hertogin die van hen versloegen 5 of 6 personen. En enige redden zich met kracht van weg te lopen, uitgezonder twee die achterhaalt waren en gevangen gebracht te Kennoyt, waar de hertogin van Bourgondië kwam logeren. En daar vond ze hertog Filips, haar man, en daar verhaalde ze hem al hetgeen dat ze bevonden hand bij de koning en aan zijn raad. En voorwaar, de grootste menigte van de edelen die met haar waren geweest in die reiswaren niet alzo goed Frans in hun terugkomst als ze waren int derwaarts trekken om enige woorden en manieren die ze zagen en hoorden in hun scheiden. Item, mijn geduchte hertog van Bourgondie peinsde om die verhalen zag het aan met enige van zijn naaste raad dat het hem wel nodig was hem en zijn landen te behoeden, verzekeren en goed bewaard van wapenlieden van, gemerkt dat met een kleine oorzaak de Fransen gauw genegen zijn om hem te doen ongerief en schade. Niettemin, daar waren altijd tussen deze twee partijen kloeke en wijze eerbare mannen die altijd begeerden en middelen zochten om deze twee heren te houden in vrede en eendracht en speciaal van de koning zijde. En de bisschop van Reims was zeer genegen altijd om ten beste te spreken. En toen de hertogin vandaan was getrokken zo gingen altijd van dag tot dag enige van de heren en keerden van de ene partij of van de andere tussen beiden die er altijd op uit waren om het akkoord te onderhouden en deden alles dat gedaan mocht worden tussen hen beiden om vrede, minne en eendracht te houden. |
Hoe Kaerle dye Hertoge van Orlyens weder keerde huyt Vranckerijcke, byden Hertoghe Phelips van Borgoengien, die als doe was binnen der stede van Hesdijn. Dat.xxxvij.Capittel [Den iare van.M.iiijc.ende.xlij] ITem als die Hertoghe van Orlyens was wederkeerende huyt Vranckerijcke byden Hertoghe Phelips van Bourgoengien. Endeals die Hertoghe vernam sijnder comste, hi track yegens hem, ende si toochden malcanderen groot ionste ende vrientschap, ende trocken binnen der stede van Hesdijn, daer die voornoemde Hertoghe was.viij.daghen lanck. Ende dye machtighe Hertoghe van Orlyens hilt daer die feeste van [fol. C.xij.v] allen heleghen. Ende binnen deser tijt soe hilden dese twee Hertoghen groten raet, vp tghene dat si voor handen hadden, ende sloten te gadere dat si cortelinghe weder souden vergaderen te samen, in die stede van Nyueers, met meer andere grote princhen ende heren van die croone van Vranckerijcke. Ende die dachuaert ghepasseirt sijnde, die Hertoghe track van daer duer Simpol, ende quam in die stede van Atrecht, daer hi eerlick ende chierlic was ontfanghen endeghefeesteirt van den heeren vander stede, ende was daer beschoncken met schoonen rijckelicken ghiften. Ende als die Hertoghe van Orliens van danen schiet, so track hi naer die stede van Parijs. Dyt gheschiede binnen den iare van.M.iiijc.ende.xlij. Item in tbeghintsel vanden seluen iare die Keysere van Oostrijcke quam te Besanchen met schoonen gheselschepe vangroten edelen princhen ende heren, tot welcker plecke so trac tot hem die hertoghe van Borgoengien, met vele edelen, endemet schoonen state omme die Keyser te visenteirene. |
Hoe Karel, de hertog van Orleans, terugkeerde uit Frankrijk bij hertog Filips van Bourgondië die toen was binnen de stad Hesdin. Dat 37ste kapittel [Het jaar 1442] Item, toen de hertog van Orleans terugkeerde uit Frankrijk bij hertog Filips van Bourgondië. En toen de hertog vernam zijn komt trok hij naar hem en ze toonden elkaar grote gunst en vriendschap en trokken binnen de stad Hesdin waar die hertog was 8 dagen lang. En de machtige hertog van Orleans hield daar het feest van [fol. C.xij.v] Allerheiligen. En binnen deze tijd zo hielden deze twee hertogen grote raad op hetgeen dat ze voor handen hadden en besloten tezamen dat ze gauw weer zouden verzamelen tezamen in de stad Nevers met meer andere grote prinsen en heren van de kroon van Frankrijk. En toen de rechtszitting gepasseerd was trok de hertog vandaar door Saint-Pol en kwam in de stad Atrecht waar hij fatsoenlijk en sierlijk was ontvangen en onthaald van de heren van de stad en was daar beschonken met mooie rijke giften. En toen de hertog van Orleans vandaan scheidde zo trok hij naar de stad Parijs. Dit geschiedde binnen het jaar 1442. Item, in het begin van hetzelfde jaar kwam de keizer van Oostenrijk te Besançon met mooie gezelschap van grote edele prinsen en heren en tot die plek trok de hertog van Bourgondië met vele edelen en met mooie staat om de keizer te bezoeken. |
Hoe doe eenen Pieter reynault was seer vertasserende die landen vanden Hertoghe van Borgoengien, ende vanden Graue van Stampes, ende meer andere. Dat.xxx.viij.Capittel. ITem dese Pieter reynault hilt sijn woonste ende vertrec vp tcasteel te Nulluy, het welcke es vp.ij.mijlen naer die stede van beauuays, die welcke plecke hi hadde ghedaen repareren endeverstercken. Ende hi hadde wel bi hem.ijc.vechtender mannenalle stercke zackemans seere vygoreus, ende vroom, met den welcken hi liep dicwils in diueersche plecken, ende al tghene dat si consten ghecrijghen binnen den casteele ofte palen van dien, also wel vp sconincx lant als elders, dat voerden si endebrochtent binnen haerlieder casteel ende fortresse. Endespecialicken soe haddy ghelopen, ende liep van daghe te daghe vppe tlant ende heerlichede vanden Hertoghe van Borgoengien, ende die graue van Stampes, ende van meer andere van deser partyen. Ende oock mede so passeirde hi het watere het welcke heet die riuiere vander somme, streckende tot in dye maertse van Artoys, twelck was wel.xij.of.xvi.mijlen van huerlieder stercte ende fortresse. Ende si quamen ooc in die Casselrye vanPerone, mondydier, ende Roye, daer sy ghecreghen goede prisoenies, dye welcke si stelden vp groot rensoen, inder ghelijcke ende maniere, al oft hadde gheweest binnen der tijt dat oorloghe was, vanden welcken mijns heren volc was seere verlast. Item dit was den Hertoghe van Borgoengien daghelicx gheclaecht, omme twelcke hi seere tonureden was. Ende omme dese cause, so sandt die voorseyde Hertoghe tot den coninck, ende ooc omme meer andere questien die hem van noode waren. Ende die ghedeputeirde vanden Hertoghe van Borgoengien verhaelden den coninc dye destructie die tlant hadde, ende baden den coninck dat hem gheliefde daer inne te doene prouisye, vp twelcke die coninc antwoorde alsoe hy tanderen tijden ghedaen hadde, vp ghelijcke questie, dattet hem seer leedt was, ende dat hijer nyet wel in te vreden was. Ende hy seyde dat die Hertoghe van Borgoengien of worpen soude haerlieder stercten ende fortressen, ende waer dat hijse vonde in sijne heerlichede, dat hijse te nieuten dade by sinen volcke. Ende die coninc seyde hy soude ghebieden sijne capiteynen vander maertsen daer ontrent, dat si hem gheene bystandichede noch ook sercours en souden doen in eenegher manieren, vp alle tghene dat si van hem hilden. Vp twelcke antwoorde die Hertoghe van Borgoengien dat hy weltevreden was, ende dochte dat hi also gheringhe als hi mochte soude pijnen te makene tractiet metten capiteynen vanden Inghelschen vp dye maertse van Normandyen, dat si hem souden versekeren van gheen orloghe te doene vp sijn volc, ter cause dat sijne lieden mochten gaen ende te nyeute doen ende verdrijuen den voorseyde Pieter Reynault ende die sijne. Ende als die Hertoghe van Bourgoengien ghenouch was versekert van beede den sijden, dat si hem noch sijnen volcke gheen belet doen en souden in dye sake voren verhaelt, dye welcke Hertoge als doe was in sijn lant van Borgoengien. Es te wetene dat die Graue [fol. C.xiij.r] van Sympol ende van Stampes hadden tgouuernement vansinen lande, ende Martche van Pycaerdyen dat dese Grauen souden vergaderen also vele volcx als si consten ende mochten, dat ontboodt hi hemlieden. Ende dat syse souden leeden voor tcasteel van Nuylluy. In welcke saken deden die voorseydeGrauen sulcke neersticheyt, dat si in corte stont vergadert hadden, wel.xijc.vechtende mannen, Als Rudders, Ioncheeren, ende ander vrome mannen van wapenen, Te wetene, Eerst Walrane de moreul. Ian de appelecourt Guy de Roye Charles de rutsefoort Ian de angiers Monseyde colaert de maelgij De here van sauences. De here van neufvyle Symon de la lain Hughe de Nulluy |
Hoe toen een Pieter Reynault zeer afperste de landen van de hertog van Bourgondië en van de graaf van Estampes en meer andere. Dat 38ste kapittel. Item, deze Pieter Reynault hield zijn woonstee en vertrek op het kasteel te Nulluy, wat was op 2 mijlen van de stad Beauvais, welke plek hij had laten repareren en versterken. En hij had wel bij hem 200 vechtende manen, allen sterke zakkendragers die zeer krachtig en dapper waarmee hij liep in diverse plekken en al hetgeen dat ze konden krijgen binnen het kasteel of palen van die, alzo wel op het land van de koning als elders, dat voerden en brachten ze binnen hun kasteel en fort. En speciaal hadden ze gelopen en liepen van dag tot dag op het land en heerlijkheid van de hertog van Bourgondië en de graaf van Estampes en van meer andere van deze partijen. En ook mede zo passeerde hij het water wat heet de rivier de Somme en strekt van de grenzen van Artois wat wel was 12 of 16 mijlen van hun sterkte en fort. En ze kwamen ook in het wetsgebied van Peronne, Montdidier en Roye waar ze goede gevangenen kregen die ze stelden op hoog losgeld in de gelijke manier zoals het was in de tijd van oorlog waarvan het volk van mijn heer zo overlast was. Item, dit was de hertog van Bourgondië dagelijks geklaagd waarom hij zeer ontevreden was. En om deze oorzaak zo zonde hij de hertog tot de koning en ook om meer andere kwestie die hem van node waren. En de gedeputeerde van de hertog van Bourgondie verhaalde de koning de destructie die het land had en bad de koning dat hem geliefde daarin te laten voorzien waarop de koning antwoordde alzo hij te andere tijden gedaan op gelijke kwestie dat het hem zeer leed was en dat hij er niet goed tevreden over was. En hij zei dat de hertog van Bourgondië afwerpen zou hun sterkten en forten en waar hij ze vond in zijn heerlijkheid dat hijs ze te niet deed bij zijn volk. En de koning zei hij zou gebieden zijn kapiteins van de grenzen daaromtrent dat zei hem geen bijstand nog hulp zouden doen op enige manieren op al hetgeen dat ze van hem hielden. Op welk antwoorde de hertog van Bourgondie wel tevreden was en dacht dat hij alzo gauw als hij kon pijnigen zou om een traktaat met de kapiteins van de Engelsen te maken op de grenzen van Normandië dat ze hem zouden verzekeren van geen oorlog te doen op zijn volk, ter oorzaak dat zijn lieden mochten gaan en te niet doen en verdrijven die Pieter Reynault en de zijne. En toen de hertog van Bourgondie genoeg was verzekerd van beide zijden dat ze hem nog zijn volk geen belet zouden doen in die zaken toen was de hertog in zijn land Bourgondie. Het is te weten dat de graaf [fol. C.xiij.r] van Saint-Pol en van Estampes hadden het gouvernement van zijn land en Martche van Picardie dat hij zou verzamelen alzo veel volk als ze konden en mochten, dat ontbood hij hen. En dat ze hen zouden leiden voor het kasteel van Nulluy. In die zakendeed de graaf zulke vlijt zodat ze in korte tijd verzameld hadden wel 700 vechtende mannen als ridders, jonkheren en ander dappere wapenmannen. Te weten, eerst Walrane de Moreul, Ian de Appelecourt, Guy de Roye, Charles de Rutsefoort, Ian de Angers, monsieur Colaert de Maelgij, de heer van Savences. De heer van Neufvilles Simon de la Lain, Hugo de Nulluy. |
Ende dye vergaderinghe van desen edelen mannen endeheeren, was ghedaen binnen der stede van Amyens, tot welcker plaetse was gheladen vp waghene groote menichte van artijlerye ende ghereeschepe van oorloghe. Ende si vertrockenvan daer in schoonder ordonanchie te Bauuays, daer si seer eerlicke ende blijdelick ontfaen waren. Ende het ghemeene volc van wapenen dat ghinc logieren inde Dorpen daer omtrent. Ende van daer so track die voorseyde graue voor tcasteel van Nulluy, Ende dede logieren tot voor die poorte vandenvoorseyde casteele, die si ontwee braken, ende was nochtan seere sterck ende tprincipale beschut van haren fortresse. Endespecialic vanden nederhoue, twelck sy daer te voren seere vermaect ende versterckt hadden, met groten eeckenboomen, ende andere houten. Ende die van binnen begonsten hem seere te weerene, ende vromelic met bussen ende met alderhande gheweere. Ende in die scharmutsinghe bleef daer doot mijn here Mahieu van humeres. Ende die lieden vanden Graue van Stampes hadden ghelaten den meestendeel van hueren peerden inde stede van Beauuays, welcke stede van beauuays ende ooc Amyens sonden alle daghe alderhande vytaelie in de voorseydesiedge. Ende gheduerde die selue siedge naer dat die voorseydeengienen daer waren gheleydt een langhe tijdt. Ende si daden grote schade vp die fortresse vanden voorseyde nederhoue voren verhaelt. [Int iaer.xiiijc.ende.xliij.] Item daer naer so wasser vanden ghenen die de siedge hilden een seer groot ende hardt assault ghedaen vp tvoorseyde casteel, in welc assault waren gedaen van beede den sijden seere vaeliante stucken, in welcken assault die here van Sauences behaelde grote eere ende prijs Niet te min die van binnenweerden hem seere crachtelicke ende vromelicke, Ende want die belegghers, siende dat si dat casteel niet ghecrijghen en mochten sonder grote schade ende verlies van haren volcke, daer omme so deysden si want daer bleuer doot, vanden ghenendye tcasteel bestoormden in dat assault wel.viii.of.x.mannenende eeneghe ghequetst vanden verweerers. Ende daer naer de verweerers siende dat si tvoorseyde casteel niet lange en soudenmoghen houden, ende dat si gheen hope en hadden, sercours te verwachten, so maecten si tractiet metten ghecommitteirdenvanden graue van stampes. By deser condicie, dat si soudenmoghen vertrecken ende dragen al haer lieder goet met hemlieden, ende midts dien, so souden si leueren ouer tvoorseyde casteel ende fortresse, waer in datmen tvier stac, ende dedet al gheheel te nieute. Ende die graue van stampes ende sijn volc vertrocken in die goede weke van danen dat si ghecommen waren. Ende dese.G.hadder mede gheweist int voorseyde siedge. Ende om dat tvoorseyde casteel gheraseert was, die scamele lantlieden daer ontrent gheseten waren seer verblijt, want si alle den dach gerooft ende ghepilgiert haddengheweist vanden ghenen die in tvoorseyde casteel laghen, endenyet dan grote foortse ende quaet en daden. Dit gheschiede int iaer.xiiijc.ende.xliij. |
En de verzameling van deze edele mannen en heren was gedaan binnen de stad Amiens tot welke plaats was geladen op wagens een grote menigte artillerie en oorlogsgereedschap. En ze vertrokken daarvan in mooie ordonnantie naar Beauvais waar ze fatsoenlijk en blijde ontvangen werden. En het gewone wapenvolk ging logeren in de dorpen daaromtrent. En vandaar zo trok de graaf voor het kasteel van Nulluy en liet logeren tot voor de poort van het kasteel die ze in twee braken en was nochtans zeer sterk vooral beschut door zijn forten. En speciaal van het neerhof die ze daar tevoren zeer vermaakt en versterk hadden met grote eikenbomen en andere houten. En die van binnen begonnen zich zeer te verweren en dapper met bussen en met allerhande geweer. En in die schermutseling bleef daar dood mijn heer Mahieu van Humeres. En de lieden van de graaf van Estampes hadden gelaten het grootste deel van hun paarden in de stad Beauvais welke stad en ook Amiens alle dagen voedsel zonden in dat beleg. En dat beleg duurde nadat die machines daar waren gelegd lange tijd. En ze deden grote schade op de forten van het neerhof. [In het jaar 1443] Item, daarna zo was van diegene die het beleg hielden een zeer grote en harde aanval gedaan op dat kasteel, en in die aanval waren aan beide zijden zeer kloeke stukken gedaan en in die aanval behaalde de heer Savences grote eer en prijs. Niettemin die van binnen verweerden zich zeer krachtig en dapper. En de belegeraars zagen dat ze het kasteel niet krijgen konden zonder grote schade en verlies van hun daarom trokken ze water terug want er bleven er dood van diegene die het kasteel bestormden in de aanval wel 8 of 10 mannen en enige kwetst van de verweerders. En daarna zagen de verweerders dat ze dat kasteel niet lang zouden mogen houden en dat ze geen hoop hadden bijstand te verwachten, zo maakten en een traktaat met de gecommitteerden van de graaf van Estampes. Op deze conditie dat ze zouden mogen vertrekken en al hun goed met hen dragen en mits die zouden overleven het kasteel en forten en daarin stak men het vuur en deed het geheel te niet. En de graaf van Estampes en zijn volk vertrokken in de goede week er vanwaar ze gekomen waren. En deze graaf was mee geweest in die grens. En omdat het kasteel vernield was waren en de schamele landlieden zeer verblijd want ze werden alle dagen beroofd en geplunderd van diegenen die in het kasteel lagen en deden niets dan grote kracht en kwaad. Dit geschiedde in het jaar 1443. |
Hoe dye Graue van Stampes, track in Bourgoengien bi den Hertoghe Phelips, omme hem te vermanene te trecken int Thertoochdom van Lutcenburch. Dat.xxxix.Capittel. ITem in tvoorseyde iaer die Hertoghinne van Lutcenburch, die tanderen tijden hadde ghetraut Anthonis van Brabant, ende den hertoghe Ian van Beyeren, beede ouerleden ende doot, ende die ooc ooms waren, deene vander vaderlicke side, ende dander vander moederlicke side, vanden Hertoghe Phelips van Bourgoengien dede seere groote clachte, aen den seluen hertoghe van haren lieden ende ondersaten vanden seluen Hertoochdom van Lutcenburch, omme dat si niet obedieren en [fol. C.xiij.v] wilden ende huer betalen van hueren Renten, ende demeynen, ende specialijc die van lutcenburch, ende die van Tyonvyle endevan andere plaetsen daer omtrent, die welcke hem liedenhadden gemaect Rebel ende desobedient haer lieder Hertoghinne. Ende si versochte ende badt seere ootmoedelicke, ende omme die eere van sinen ooms, die si ghehadt hadde in huwelicke, daer sy haer mede ghedreghen hadde seere eerbaerlicke, dat hy haer wilde helpen ende bijstaen, soe datse wierde gheobedieert ende ghestelt in huere heerschepye, of andersins si soude moeten bedwonghen leuen in groter armoede ende keytiuichede. Ende die hertoghinne was verandtwordt vanden Hertoghe phelips vriendelic endeminnelicke. Ende hi beloofde sijnder moeye die hertoghinne met goeder herten te helpen yeghens die van Lutcenburch, bi allenweghen ende middelen van redene, also varre als hi goelicx mochte, van den welcken hem dye Hertoghine seere bedanckede. |
Hoe de graaf van Estampes trok in Bourgondië bij hertog Filips om hem te vermanen te trekken in het hertogdom Luxemburg. Dat 39ste kapittel. Item, in jet jaar dat de hertogin van Luxemburg, die te anderen tijden had getrouwd Anthonis van Brabant en de hertog Ian van Beieren en beide overleden en dood die ook ooms waren en de ne van de vaderlijke zijde en de andere van moederlijke zijde van hertog Filips van Bourgondië, deed zeer grote klacht aan die hertog van haar lieden en onderzaten van dat hertogdom van Luxemburg omdat ze niet gehoorzamen [fol. C.xiij.v] wilden en haar betalen van haar renten en heerlijke rechten en speciaal die van Luxemburg en die van Thionville en van andere plaatsen daaromtrent die hen rebels hadden gemaakt en ongehoorzaam hun hertogin. En ze verzocht en bad zeer ootmoedig en om de eer van zijn ooms die ze in huwelijk gehad had waarbij ze zich zeer eerbaar gedragen had dat hij haar wilde helpen en bijstaan zodat ze onderdanig werden en gesteld in hun heerschappij of anderszins zou ze gedwongen worden te leven in grote armoede en ellende. En de hertogin van hertog Filips vriendelijk en minlijk geantwoord en hij beloofde zijn tante de hertogin met en goed hart te helpen tegen die van Luxemburg allerwege en middelen van rede, alzo ver als goelijk mocht waarvan de hertogin hem zeer bedankte. |
Hoe die hertoghe Phelips Raedt hielt met sinen heeren. [fol. C.xiiij.r] ITem die hertoghe Phelips dede vergaderen sinen Raedt omme aduijs ende maniere hier vp te hebbene, in welcken raedt was ghesloten ende gheconcludeirt, dat die hertoghe vanBourgoengien soude seynden aen die van Lutcenburch sinen messagiers, hem lieden beuelende dat si souden doen der hertoghinne, alle die obediencie die si haer schuldich waren vandoene. Ende waert dat sy dat niet en daden, dat haer die Hertoghe van Bourgoengien soude helpen met al sijnder macht, dat si haer obedieren souden, van welcken beuele die vanLutcenburch niet en wilden houden, noch obedieren in gheender manieren, hoe wel dat sy nochtan dicwille daer toe vermaent waren, ende dat dicwil aen hem lieden begheert hadde gheweist, maer omme hem lieden te onderhoudene so versaghen sy hem van volcke van wapenen, binnen harer stede, te wetene den hertoghe van Zassen, die hem seide endeouerdrouch alle dinc vanden hertoghe van Lutcenburch. Endehi sandt daer een van sinen maechschepe van Lutcenburch, die Graue van Lijngy, met.vij.of.viijc.lieden van wapenen huyt den duytschen landen ende die leyden si in garnisoene, in de Stede van Lutcenburch, ende in die stede van Tronvyle, ende andere steden ende fortressen daer omtrent gheleghen, die hem lieden waren gheionstich. Ende dit volck van orloghen daer ghecommen sijnde, sy begonsten te loopene ende te doene groote orloghe vp die steden die ghebleuen waren, in die obediencie van mer Vrauwe die Hertoghinne, ende bi dyen so wort dat Landt in groten gheschille ende diuisye, by den welcken sy quamen in grooter tribulacien. Ende die Hertoghe van Bourgoengien hoorende ende vernemende alle daghe haer lieder quaet propoost, wille, ende voortstel, sloet in sinen raedt vp hem lieden sulcke een orloghe te doene dat sijs gheware souden worden. Ende screef om dese sake ende cause letteren aenden Graue van Valkenburch, Aen den Ioncheere van Salmarye, Aen Heyndrick van tour, ende aen vele andere Edele vanden lande van Lutcenburch, ende andere Maertsen daer omtrent gheleghen, van welcken die meeste menichte hielt dye partye vander voorseyde Hertoghinne, ende wilde hem lieden voughen ter hulpe ende ionste van huer omme te makene ende te houdene oorloghe vp alle die ghene, die haer contrarie warenende inobedient. Ende seyde dat hi daer cortelinghe endesonder nyet seere lanc te toeuen soude daer seynden van sinen lieden van orloghen. Ende daer naer dat hi selue commen soude in properen persoone, omme te vercrijghene dat voornomde Heertoochschip, Ende dat hy soude verdrijuen dat ander volck van wapenen, dat binnen der stadt van Lutcenburch was. Ende in anderen plaetsen daer omtrent gheleghen, in welcke begheerte vanden seluen Hertoghe van Bourgoengien sy waren seere wel ghepaeyt, ende oock te vreden daer toe te verstane ende te obedierenne. Ende naer dat si hadden ontseyt die van Lutcenburch, ende begonsten te loopene ende oorloghe vp hem lieden te doene, soe sandt binnen deser tijt die Hertoghe van Borgoengien aen den Graue van Stampes in pycaerdyen, endeontboot hem dat hi terstont soude doen vergaderen eene groote quantiteyt van volcke van wapenen, ende dat te bringhen bi hem int lant van Borgoengien, twelck hi oock also dede. Ende als alle sijne wapeninghe was ghereedt hi dede hem lieden trecken te sinte Quintens in Vermandoys, ende hy track ooc selue met den lijue daer mede in eyghen persoone. Ende met hem warendese naeruolghende persoonen. Eerst, Walram te moereul. De heer Symondelalain Guy de royen De heere van neusvyle De here van humerees Galbaen quareyt De here van sauences De heere Anthonius wissoen Ian de applaincourt. Ende veel meer andere Rudders ende ioncheeren, ende waren al te samen omtrent. twalef hondert mannen wel voorsien van wapenen. Ende hy track van sinte Quitins te Lahon, omme te passerene seer by den Graefschepe van Rethiers, maer als hy nv ghecommen was met allen sinen volcke omtrent Montagoeul, ende Sysonne [fol. C.xiiij.v], so was hem geseyt dat eeneghe capyteynen vandenconinc van Vranckerijcke waren ghelogiert te Montagoeul, endeinde plecke van sysonne, die welcke cortelinge geweist haddenint landt van Retheirs, daer si grote schade ghedaen hadden, omme het welcke de graue van Stampes was seere gram vp hemlieden ende qualic ghepayt, want een lettel tijts hier te voren die selue capiteynen hadden gheroeft in Bourgoengien. Ende si hadden belooft dat si niet meer en souden commen logieren in eenich landt toe behoorende den Hertoghe van Bourgoengien in eeneger manieren |
Hoe hertog Filips raad hield met zijn heren. [fol. C.xiiij.r] Item, hertog Filips liet zijn raad verzamelen om advies en manier hierop te hebben en in die raad was besloten en geconcludeerd dat de hertog van Bourgondië zou zenden aan die van Luxemburg zijn boodschapper en hen bevelen dat ze de hertogin doen de onderdanigheid die ze schuldig waren te doen. En was het dat ze het niet deden dat haar de hertog van Bourgondië zou helpen met al zijn macht dat ze haar gehoorzamen zouden. Van welk bevel die van Luxemburg niet wilden houden, nog gehoorzamen op geen manier, hoewel dat ze nochtans vaak daartoe vermaand waren en dat vaak aan hen begeerd was geweest, maar om zich te onderhouden zo voorzagen ze zich van wapenvolk binnen hun stad, te weten de hertog van Saksen die hem ze en overdroeg alle dingen van de hertog van Luxemburg. En hij zond een van zijn manschappen van Luxemburg, de graaf van Lingy met 7 of 800 wapenlieden uit Duitsland en die legden ze in garnizoen in de stad Luxemburg en in de stad Thionville en andere steden en forten daaromtrent gelegen die hen gunstig waren. En toen dit oorlogsvolk daar gekomen was begonnen ze te lopen en deden grote oorlog op de steden die gebleven waren onder de onderdanigheid van mevrouw de hertogin en daardoor zo kwam in het land in groot geschil en verdeling waardoor het in grote beroerte kwam. En de hertog van Bourgondië hoorde en vernam alle dagen het kwade voornemen, wil en opzet van de lieden ende en vernemende en besloot in zijn raad hen zoՠn oorlog aan te doen dat ze het gewaar zouden worden. En schreef om deze zaak en oorzaak brieven aan de graaf van Valkenburg, aan de jonkheer van Salmarye, aan Hendrik van Tours en aan vele andere edelen van het land Luxemburg en andere grenzen daaromtrent gelegen. Daarvan hielde de grootste menigte het met de partij van de hertogin en wilden zich voegen te hulp en gunst van haar om te maken en te houden oorlog op al diegene die haar contrarie waren in onderdanigheid. En zei dat hij daar gauw zou komen en zonder niet zeer lang te toeven daar zenden zijn oorlogslieden. En daarna dat hij zelf zou komen in eigen persoon om te krijgen dat hertogdom. En dat hij zou verdrijven dat andere wapenvolk dat binnen de stad Luxemburg was. En in anderen plaatsen daaromtrent gelegen, in welke begeerte van de hertog van Bourgondië ze zeer goed gepaaid waren en ook tevreden daartoe te staan en te gehoorzamen. En nadat ze ontzegd hadden die van Luxemburg begonnen ze te lopen en oorlog op hen te doen en toen zond binnen deze tijd de hertog van Bourgondie aan de graaf van Estampes in Picardie en ontbood hem dat hij terstond zou laten verzamelen een grote hoeveelheid van wapenvolk en dat te brengen bij hem in het land van Bourgondië, wat hij ook alzo deed. En toen al zijn bewapening gereed was liet hij hem trekken te Sint Quentin in Vermandois en vertrok ook zelf in eigen persoon. En met hem waren deze navolgende personen. Eerst, Walram te Moereul. De heer Symon dela Lain Guy de Royen De heer van Neuville De heer van Humerees Galbaen Quareyt De heer van Savences De heer Anthonius Wissoen Ian de Applaincourt. En veel meer andere ridders en jonkheren en waren alle tezamen omtrent 1200 honderd mannen goed voorzien van wapens. En hij trok van Sint Quentin te Lahon om te passeren zeer bij de graafschappen van Retiers, maar toen hij met al zijn volk gekomen was omtrent Montaigu en Sissonne [fol. C.xiiij.v], zo was hem gezegd dat enige kapiteins van de koning van Frankrijk waren gelogeerd te Montaigu en in de plek Sissonne die net geweest waren in het land Retiers waar ze grote schade gedaan hadden, waarom de graaf van Estampes zeer gram op hen was en slecht gepaaid want een tijdje hiervoor hadden diezelfde kapiteins geroofd in Bourgondië. En ze hadden beloofd dat ze niet meer zouden komen logeren in enig land dat toebehoorde aan de hertog van Bourgondie in enige manieren. |
Item die graue van Stampes ontboodt hem lieden ende beual dat si souden trecken buten sine weghen, ende dat hi selue wilde commen logieren te Montagoul, twelcke si niet en wilden doen, omme twelcke tusschen hem lieden rees een groot gheschil. Ende was gheordonneirt bi den graue van Stampes ende bi die van sinen Rade dat men vp hem lieden loopen soude, ende het was also gedaen. Ende die capiteynen vanden coninc warenseere berooft van haren goede, als van peerden ende ander goeden, iuweelen, ende lettel so warer daer versleghen of ghequetst, maer daer waren vele van sconincx liedengheuanghen, ende daer naer waren si weder laten gaen. Endehem lieden was weder ghegheuen som van haren goede, ende by speciale so was daer weder ghegheuen het goedt vandenvppersten capiteyn, ende sy vertrocken also haestelic alssi consten, omme het welcke dye coninc ende sinen sone die Daulphijn en waren niet weltevreden, om datmen vp hemliedenaldus verstoort gheweist hadde, ende ofghesedt in sijn landt. Ende omme dat de Daulphijn hadde gedaen doen te Digioen eeneghe saken van grieue, omme die van Diepen te sercoursene, ende te helpene daer of dat hier naer sal sijn verclaerst, niet te min die saken bleuen also gedaen. Ende die graue van stampes vertrac tot vp dye maertse van Bourgoengien, ende traken vpdie maertse van Langheers, ende montsonghen. Ende binnen deser tijdt die Graue van Stampes, ende die meeste deel van die met hem waren trocken bi den hertoghe Phelips te dygion in Bourgoengien, daer si wel waren ontfaen, Ende si waren daer so lange, dat hem die Hertoghe van Bourgoengien hem ghereede, omme te treckene met machte van volcke vp het Hertoochschip van Lutcenburch. |
Item, de graaf van Estampes ontbood hen en beval dat ze buiten zijn weg zouden trekken en dat hij zelf wilde komen logeren in Montaignu, wat ze niet wilden doen, waarom tussen hen rees een groot geschil. En was geordonneerd bij de graaf van Estampes en bij die van zijn raad dat men op hen zou lopen en het was alzo gedaan. En de kapiteins van de koning waren zeer beroofd van hun goed als van paarden en ander goederen, juwelen en weinig zo waren er verslagen of gekwetsts, maar er waren veel van koningslieden gevangen en daarna waren ze laten gaan. En hen was teruggegeven van hun goed en speciaal zo was daar terug gegeven het goed van de opperstn kapitein en ze vertrokken alzo haastig als ze konden waarom de koning en zijn zoon de dauphin niet goed tevreden waren omdat men op hen aldus verstoord was geweest en afgezet in zijn land. En om dat de dauphin had laten doen te Dijon enige zaken van grief had gedaan om die van Diepen bij te staan er te helpen waarvan dat hierna verklaard zal worden, niettemin de zaken bleven alzo gedaan. En de graaf van Estampes vertrok tot op de grenzen van Bourgondië en trok op de grenzen van Luxemburg en Langers, en Montaigu en binnen deze tijd trok de graaf van Estampes en het grootste deel van die met hem waren bij hertog Filips te Dijon in Bourgondie waar ze goed werden ontvangen. En ze waren daar zo lang zodat de hertog van Bourgondië zich bereidde om met macht van volk te trekken op het hertogdom Luxemburg. |
Hoe die Hertoghe Phelips van Borgoengien track te Lutcenburch, omme Thertoochschip te stellene in dobedientie vander Hertoghinne sijnder moeye. Anno.xiiijc.ende.xliij. Dat.xl.Capittel. [fol. C.xv.r] ITem tes nv te verstane hoe die Hertoghe van Bourgoengienmaecte grote ghereedtschepe, omme te trecken in tlandt vanLutcenburch. Ende men sochte daghelicx vele middelen ende manieren om te wetene oft men mochte tractieren van paeyse tusschen der Hertoghinne van Lutcenburch, ende dye ghene die haer Rebel ende ouerhoorich waren, tot welcken middele mennyet ghecommen en conste. Ende omme dese cause dye hertoghe van Bourgoengien ghereede hem toe met groter machtdom te oorloghen, vp die ghene die desobeysant warender voornomder hertoghinne. Ende die Hertoghe vanBourgoengien sandt metten eersten vp die van Lutcenburch, te weten mijn here Symoen de la lain, met viere of vijf hondert vechtender mannen, die welcke hemlieden versaemden mettenGraue van Valkenburch, ende meer andere edele mannen van dier maertse ende lande daer ontrent gheleghen, die welcke ghealygiert waren metten Hertoghe van Bourgoengien, ende si worden ghelogiert te Lahon, ende in andere steden die de party hilden metter Hertoghinne. Ende daer ghecommen sijnde, si hoopten ende meenden bi goeden middele te bringhene ter obediencie vander Hertoghinne die stede van Tyonvyle in twelcke dat si misten omme dat die Graue van Clijt ende die vansijnder partye waren hadden volc van wapenen, omme die stede te houden ghetrocken die stede themwaerts. Ende si steldender inne volc van wapene, omme die stede te houdene ende te helpene. Ende corts daer naer, so quam die voorseyde Graue van clijt, ghestoffeirt met groter menichte van carrekens met alderhande manniere van artijlgerye ter oorloghe dienende, ende ghinc logieren seere bi der stede van Dorloen, daer hy meende siedge te legghene. Ende daer worde tusschen beede partyen seere geuochten, so datter eeneghe doot bleuen, endeandere seer ghequetst Ende daer naer die selue graue duchtede voor de macht vanden hertoge phelips van Bourgoengien waer omme hy vertrac binnen Lutcenburch. Ende binnen dien tijden, so waren tusschen hem lieden vele coursen ghedaen deen yeghens dandere. Ende die pycaerden liepen die wille tot voor die stede van Lutcenburch. Item die Hertoghe van Bourgoengien, track corts daer naer te Dygion in Bourgoengien seere wel gestoffeirt van rudders endevan ioncheeren. Ende hi quam ter stede van Ywijs, twelcke es een deel vanden lande van Lutcenburch. Ende hi worde daer ghelogiert daer hi in hem seluen sloot, ende voor hem nam te beleggen siedge voor een casteel genaemt villy, Twelcke was ghestoffeirt met vele sackemans, die daer ouer langhe tijdt gheweist hadden. Ende daden grote exactie daer ontrent den scamelen landtsvolcke van dyen lande. Ende haer lieder capytein was ghenaemt Iakemijn de Beaumont, ende omme dat casteel eerst te besprijnghene, so hadde tlast Guy de Roye heere van Sauences, Hughe van assemerch die welcke capiteynen ghinghen belegghen tvoornomde casteel met.vc. mannen vanwapenen. Ende daer waren voren ghebrocht diuersche grote sticken van engienen, die welcke vele fortsen ende grote scade daden vp tvoorseyde casteel. Ende si seyden dat si toebehoordenden ioncheere van camersijs welcke ioncheere van camersijs als hier voren gheseyt es, hadde gheweist in tgheselschap vandenDaulphijn, ende hadde gheholpen nemen die bastijlge vanDiepen. Ende in dat siedge daden si te verstane, dat sy warenwel duysentich vechtender mannen, onder welcke waren dese drye capiteynen, Roufijn Pietere, ende Robeert, ende vele andere ruters van oorloghe, ende si trocken bi diuersche dachuaerdentot dat si ghenaecten voor die siedge, ende also slougen si vp eenen morghen stont vp tvoorseyde casteel. Ende metten eersten so staken si hem daer inne, sonder te vindene eenich yeghenspoet, of seer lettele. Maer dye ghene die tlast hadden vander voornoemde siedge, hoorende tgheruchte, stelden hem ter stont in goeder ordonnancie, ende begonsten hem te stellene yeghens haer lieder weder partye, so dat si seer cortelic huyt iaechden ende verstaken dye wederpartye huyten casteele vp een pleyn velt, ende daer wort grieuelicke seer gheuochten, in welcke bataelgie hem seere vromelicke hadden, dye here van quareyt, Hughe de longheuael met den.iij.Capyteynen hier voren ghenoemt, die welcke heere Galbaen was commen eenen dach voor dandere, ende hadde [fol. C.xv.v] hem lieden gheaduerteirt dat dye here van Camersijs commen soude. Ende heyndelicke die heere van Camersijs ende sijn gheselschap, siende dat si lettel profijts souden moghen doen aen daer langhe te ligghene, si vertrocken seer haestelicke endekeerden weder te Camersijs waert. Ende daer warer van sijnder sijde wel doot ghebleuen.viij.of x.persoonen, ende vele ghequetst. Ende vanden ghenen die die siedge leyden, so bleeffer doot een edelman, ghenaemt Gautier de pamant. Endemet dien vertrack Iakemijn de Beaumont. Ende die vanden casteele binnen der tijt dat dye vechtinghe gheduerde, sy abandonneirdent ende gauent ouer, ende ghinghen van achtere huyt, vp dye condicie dat si mochten vertrecken met al haerlieder goeden ende Catheylen. Item die Hertoghe van Borgoengien die mande doe tvoorseyde casteel met sinen volcke, ende leyder al omme vp die frontieren vanden Hertoochdom van Lutcenburch volc. Ende doen trac die Graue van Stampes met vele capiteynen ende lieden vanoorloghen te Hays, twelc eene grote stede es, ende tanderen tijden gheweist een besloten stede, ende daer was hi een stic tijts. Ende tvolc van wapenen deden groote loopinghe vp huere vianden, die welcke vianden hem lieden lettel achten, want die duytschen die hem hilden te Lutcenburch, ende in meer andere steden, als si quamen te velde yeghens die pycaerden, si en wilden hem lieden niet setten te voet, hoe lettel of hoe vele dat si waren, want si en vochten niet dan te peerde met harencranekyniers Ende also gheringe als si saghen ende ghenaecten die pycaerden, si keerden ende vloon, ende sommeghe waren altemet den hals of ghesteken, ende vele bleeffer versleghen sonder remedie twelck den duytschen seere verwonderde, wanttet haerlieder costume niet en was also te oorloghene. |
Hoe hertog Filips van Bourgondië trok naar Luxemburg om het hertogdom te stellen in de gehoorzaamheid van de hertogin, zijn tante. Anno 1443. Dat 40ste kapittel. [fol. C.xv.r] Item, het is nu te verstaan hoe de hertog van Bourgondie groot gereedschap maakte om te trekken in het land Luxemburg. En men zocht dagelijks vele middelen en manieren om te weten of men mocht onderhandelen van vrede tussen de hertogin van Luxemburg en diegene die haar rebels en ongehoorzaam waren, tot welk middel men niet komen kon. En om deze oorzaak bereidde de hertog van Bourgondie zich toe met groter macht om te oorlogen op diegene die ongehoorzaam waren de hertogin. En de hertog van Bourgondië zond als eerste op die van Luxemburg, te weten mijn heer Symoen de la Lain, met 4 of 500 vechtende mannen die zich verzamelden met de graaf van Valkenburg en meer andere edele mannen van die grenzen en landen daar omtrent gelegen die geallieerd waren met de hertog van Bourgondië en ze werden gelogeerd te Lahon en in andere steden die de partij hielden met de hertogin. En toen ze daar gekomen waren hoopten ze en meenden ze met goeden middelen te brengen onder de onderdanigheid van de hertogin de stad Thionville waarin ze misten omme dat die Graaf van Klijte en die van zijn partij waren hadden wapenvolk om de stad te houden tot hem getrokken. En ze stelden daarin wapenvolk om de stad te houden en te helpen. En kort daarna zo kwam die graaf van Klijte gestoffeerd met een grote menigte van karretjes die voor allerlei soorten van artillerie dienden en ging logeren bij de stad Dorloen waar hij meende zijn beleg te leggen. En daar werd tussen beide partijen zeer gevochten zodat er enige dood bleven en anderen zeer gekwetst. En daarna vreesde die graaf voor de macht van hertog Filips van Bourgondie waarom hij binnen Luxemburg trok. En binnen die tijde zo waren tussen hen vele oplopen gedaan de ene tegen de anderen. En die van Picardie liepen die tijd tot de stad Luxemburg. Item, de hertog van Bourgondië trok kort daarna naar Dijon in Bourgondië zeer goed voorzien van ridders en van jonkheren. En hij kwam voor de stad Ywijs, wat een deel is van het land Luxemburg. En hij ging daar logeren waar hij zichzelf in besloot en voor hem nam te belegeren beleg voor een kasteel genaamd Villy. Wat was voorzien met vele rechts lieden die er lange tijd geweest waren. En deden grote belasting daar omtrent het schamele landvolk van hun land. En hun kapitein was genaamd Iakemijn de Beaumont en om dat kasteel eerst te bespringen zo had belast Guy de Roye heer van Savences, Hugo van Assemerch en die ging het kasteel belegeren met 500 wapenmannen. En daar waren voor gebracht diverse grote stukken van machines die veel kracht en grote schade daden op het kasteel. En ze zeiden dat het toebehoorde de jonkheer van Camersijs en die jonkheer van Camersijs was geweest in het gezelschap van de dauphin en had meegeholpen de nemen die vesting van Diepen. En in dat beleg lieten ze verstaan dat ze waren wel duizend vechtende mannen waaronder waren deze drie kapitein, Roufijn Pietere en Robeert en vele andere oorlog ruiters en ze trokken diverse dagen totdat ze raakten voor het beleg en alzo sloegen ze op een morgenstond op dat kasteel. En met het eerste zo staken ze zich daarin zonder enige tegenspoed te vinden of zeer weinig. Maar diegene de last hadden van dat beleg horden het gerucht en stelden zich terstond in goede ordonnantie n begonnen zich te stellen tegen hun tegenpartij zodat ze hen er zeer gauw uitgooiden en staken de tegenpartij weer uit het kasteel op een vlakt veld en daar werd gruwelijk zeer gevochten en in die slag gedroegen zich zeer dapper de heer van Quareyt, Hugo de Longhevael met de 3 kapiteins welke heer Galbaen gekomen was een dag voor de anderen en had hen [fol. C.xv.v] gezegd dat de heer van Camersijs komen zou. En eindelijk zag de heer van Camersijs en zijn gezelschap dat ze weinig profijt zouden mogen doen om daar lang te liggen en vertrokken zeer haastig en keerden weer te Camersijs waart. En daar waren er van zijde wel 6 0f 10 personen dood gebleven en velen gekwetst. En van diegene die het beleg leidden zo bleef dood een edelman, genaamd Gautier de Pamant. En met dien vertrok Iakemijn de Beaumont. En die van het kasteel binnen de tijd dat het vechten duurde verlieten het en gaven het over en gingen van achteruit op de conditie dat ze mochten vertrekken met al hun goederen en huisraad. Item, die hertog van Bourgondie die bemande toen dat kasteel met zijn volk en legde er alom volk op de grenzen van het hertogdom Luxemburg. En toen trok de graaf van Estampes met vele kapiteins en oorlogslieden te Hays, wat een grote stad was en te andere tijden een besloten stad en daar was hij een tijdje. En het wapenvolk deed grote oploop op hun vijanden die hen weinig achtten want de Duitsers hielden zich te Luxemburg en in meer andere steden toen ze te velde kwam tegen de Picardiërs wilden ze zich niet te voet zetten, hoe weinig of veel dat ze waren, want ze vochten niet dan te paard met hun schutters. En alzo gauw als ze zagen en genaakten de Picardiers keerden ze en vlogen en sommigen waren altemet den hals afgestoken en velen bleven er verslagen zonder remedie wat de Duitsers zeer verwonderde want het was hun gewoonte niet alzo te oorlogen. |
Item dye Hertoghe van Borgoengien hadde bi hem vele wijse ende subtijle mannen, ende hilt dicwils met hem lieden raet, hoemen soude moghen ghecommen ten heynde van deser oorloghe. Ende hem wort gheseyt datmen vp eenen nacht belegghen soude die stede van Lutcenburch, daer hi seere naer hoorde ende wasser wel mede te vreden, datmen dat besoengieren soude alsoe men best mochte. Ende om dit te doene waren gheordonneirt twee edele mannen omme te gaen visenteirene dye plecke waer men die siedge best soude moghen legghen ende waren, deene huyten lande van Borgoengien ghenaemt Willem reynault, ende dandere Robeert de Myralemont, gheboren huyt Pycaerdyen, ende met hem lieden eeneghe ander notable mannen, die welcke dicwijle ghinghen bespien ende besien hoe sy hem daer toe best voughen souden naer die maniere vander oorloghe. Ende dye vander stede van Lutcenburch hilden cleen aweet, ende doe warender eeneghe met groten leederen ende souden vp clemmen ende besien te hueren ghemake den staet vander stede van Lutcenburch. Ende daer naer soe vertrocken si secretelick, ende gauent te kennene den Hertoghe Phelips van Borgoengien, die welcke sloot als doe datmen die stede van Lutcenburch belegghen soude vp datmen mochte. Ende dit liet hi weten ende gaft te kennene den graue van Stampes, ende andere capiteynen dattet wel sijnen wille was, datment also dade, ende dat hy selue metten lijue in eyghen persoone daer oock mede soude trecken, in dien dat noot ware. Ende die Hertoghe Phelips van Borgoengien was als doe te Erlon, ende die Graue van Stampes was doe ter tijt te Hays. Ende als die Graue van Stampes nu wiste dye wille vanden Hertoghe Phelips van Bourgoengien, so vergaderde hy al sijn volc vanwapenen, ende gaft hem lieden te kennene, alsoot dye Hertoghe van Borgoengien hem ontboden hadde, dat wel sijne wille was te treckene voor die stede van Lutcenburch, ende vraechde hem lieden ofsi dat raden souden also te doene. Ende doe warer tusschen hem lieden vele arguacien, want eeneghe vreesdent te bestane, omme vele redenen wille, maer te sijne sloten sijt alle ghemeenlicke also te doene, ghemerct dattet den wille was vanden Hertoghe Phelips van Borgoengien, ende dattet hem oock alsoe gheliefde te gheschiene ende ghedaen te sijne. [fol. C.xvi.r] |
Item, de hertog van Bourgondie had bij hem veel wijze en subtiele mannen en hield vaak met hen raadt hoe men zou mogen komen tot een einde van deze oorlog. En hem werd gezegd dat men op een nacht belegeren zou de stad Luxemburg waar hij zeer naar hoorde en mee tevreden was dat men dat doen zou alzo goed men kon. En om dit te doen waren geordonneerd twee edele mannen om te plek te gaan bezoeken waar men het beleg het beste zou mogen leggen en de ene was uit het land van Bourgondie genaamd Willem Reynault en de andere Robeert de Myralemont, geboren uit Picardië en met he enige ander notabele mannen die vaak gingen bespieden en bezien hoe ze zich het beste daartoe voegen zouden naar de manier van oorlog. En die van de stad Luxemburg hielden weinig wacht en toen waren er enige met grote ladders en zouden erop klimmen en op hun gemak bezien de staat van de stad Luxemburg. En daarna zo vertrokken ze in het geheim en gaven het te kennen hertog Filips van Bourgondië en die besloot dat men de stad Luxemburg belegeren zou opdat men mocht. En dit liet hij weten en gaf het te kennen de graaf van Estampes en andere kapiteins dat het wel zijn wil was dat men het alzo deed en dat hij zelf in eigen persoon daar ook mee zou trekken indien het nood was. En de hertog Filips van Bourgondië was als toen te Erlon en de graaf van Estampes was toentertijd te Hays. En toen de graaf van Estampes nu de wil wist van hertog Filips van Bourgondië zo verzamelde hij al zijn wapenvolk en gaf het hen te kennen alzo het de hertog van Bourgondie hem ontboden had dat het wel zijn wil was te trekken voor de stad Luxemburg en vroeg hen of ze het aanraden zouden zo te doen. En toen waren er tussen he vele argumentaties want enigen vreesden het te doen om vele, maar alzo besloten ze algemeen het zo te doen, gemerkt dat het de wil was van hertog Filips van Bourgondië en da het hen ook alzo geliefde te geschieden en te doen. [fol. C.xvi.r] |
ITem voort so berieden si hem lieden met malcanderen, omme te wetene wie men den last soude gheuen om ditte te doene. Ende daer toe waren ghestelt ende gheordonneirt dese naervolghende heeren, te wetene mijn heere Galbaen quireyt. Willem die greuant. Robert de myramondt, ende met hem lieden noch.lxxx.vromer mannen van wapenen. Ende daer so quammet hem lieden die here van Sauences in huer lieder gheselschip, die nochtan als doe seere sieck was. Ende sy quamen also heymelic als si mochten, tot vp een half mijle naer Lutcenburch, daer si hem stelden te voet, ende ghinghen ter plecke die daer gheordonneirt was. Ende daer commende hadden gheordonneirt wye eerst die stede beclemmen soude, Ende sy namen deen den anderen byder handt in goeder ordonnancie. Ende als alle dinc wel ghereedt was, men began te rechte die leederen, omme te beghinnen clemmende, ende die ghene die daer toe gheordonneirt waren en spaerden hem seluen niet, maer waren al euen ghewillich om bestiert te sine van hem die daer tlast of hadde. Item mijn Heere Galbaen quireyt, ende Robert de myramondt, waren selue metten lijue daer mede, ende meer andere edele mannen, ende dese voornomde gherocht sijnde binnen der stede, so namen si eeneghe van die Tauwet dedenende dreechdense te dooden in dien sy eenich gheruchte maecten, ende corts daer naer soe braken sy eene poorte [fol. C.xvi.v] open, ende hilden die opene, om den here van Sauences inne te latene met.ijc.mannen die hem volchden, ende quamen also in die voorseyde stede, ende begonsten te roupene. Vylle gaengnye, vanden welcken roup die vander stede seer verstorbeirt waren, ende riepen in vele plecken alaerm Ende die heren hier voren ghenoemt quamen vp die marct ende wonnen die marct, niet yeghenstaende datter awet was die die marct bewaerden, maer cleene weerre daden. Ende in dese rommelinghe wort ghequetst mijn here Sabbaen quyreyt. Ende van diere hem ter weere stelden so en warender maer doot ghesleghen.ij.persoonen, ende alle dandere die vloden ten casteele waert, ende elders binnen der stede, omme hem lieden te salueirene. Item corts daer naer die graue van Stampes, die welcke men soubijt hadde laten weten dat die stede ghewonnen was, die haestede hem seer omme daer te commene. ende daer commen sijnde, was gheordonneirt datmen soude seyndenlieden van wapenen voort tcasteel, ende hoe datment bespringhen soude ende ghecrijghen dye ghene diere binnenwaren, maer si hadden ghesteken tvier in alle die huysen vander strate dye voor het Casteel stont. Ende daer warenverbarnt vele schone huysen ende vele peerden vanden liedenvan wapenen die daer ghelogiert waren, die welcke hembetrocken int casteel, ende vele andere hadden hem liedenbetrocken in die nederstede. Ende als si vernamen dat huerlieder stede verloren was vertrocken si vele te Tyonuille, ende abandoneirden haer goet ende al dat sijs hadden. Ende vp dyen dach die Hertoghe van Borgoengien quam te Lutcenburch, ende daer naer so begonsten die lieden te logieren bi ordonnancie binnen der seluer stede, in welcke stede warengheuonden grote rijckdommen, twelcke al was gebutyneirt vanden ghenen die die stede in ghenomen hadden. Ende twas gheordonneirt datmen dat soude butijneren ende deylen elc naer sinen staet, ende elck soude hebben naer sijnen persoon sonder fraude, dye welcke ordonnancie men qualicke onderhilt, want vele vanden ghesellen van cleenen state hadden lettel profijts Ende dye gheordonneirt waren omme dat te deelene, deelden alle hem seluen best, omme welcke fraude ende bedroch vele claechden deen yeghens den anderen, seggende datmen hem lieden toochde quaet exempele, omme hemlieden meer, ende tanderen tijden te doene auentueren haerlieder lijf, maer wat si claechden si en hadden anders niet, ende waren noch bedwonghen bi eede, ouer te bringhene ende te leuerene alle tghene dat si binnen der seluer stede gheuonden of vercouuereirt hadden. |
Item, voort ze beraden ze zich met elkaar om te weten wie men de last zou geven dit te doen. En daartoe waren gesteld en geordonneerd deze navolgende heren, te weten mijn heer Galbaen Guireyt. Willem de Grevant, Robert de Myramondt en met hen nog 80 dappere wapenmannen. En daar zo kwamen met hen de heer van Savences in hun gezelschap die nochtans toen zeer ziek was. En ze kwamen alzo heimelijk als ze mochten tot op een halve mijl bij Luxemburg waar ze zich te voet stelden en gingen ter plekke die daar geordend was. En toen ze daar kwamen hadden ze geordonneerd wie eerst die stad beklimmen zou. En ze namen de ene bij de andere bij de hand in goede ordonnantie. Toen alle dingen goed gereed waren begon men de ladders op te richten om te beginnen met klimmen en diegene die daartoe geordonneerd waren spaarden zichzelf niet maar waren allen even gewillig om bestuurd te worden van die daar de last van had. Item, mijn heer Galbaen Guireyt en Robert de Myramondt waren zelf met het lijf daarmee en meer andere edele mannen en toen ze binnen de stad kwamen zo namen ze enige van die wachters en dreigden ze te doden indien ze enig gerucht maakten en kort daarna zo braken ze een poort [fol. C.xvi.v] open en hielden die open om de heer van Savences in te laten met 200 mannen die hem volgden en kwamen zo in die stad en begonnen te roepen; Ԗille gaengnye, van welke roep die van de stad zeer verstoord waren en riepen in vele plekken alarm. En de heren kwamen op de markt en wonnen de markt, niet tegenstaande dat er wachters waren die de markt bewaarden, maar klein verweer deden. En in deze rommeling werd gekwetst mijn heer Galbaen Guyreyt. En van die er zich te verweer stelden zo waren er maar 2 personen dood geslagen en alle anderen die vloden te kasteel waart en elders binnen de stad om zich te redden. Item, kort daarna haastte zich de graaf van Estampes die men subiet had laten weten dat de stad gewonnen was zeer om daar te komen en toen hij daar gekomen was ordonneerde hij dat men zou zenden wapenlieden voor het kasteel en hoe dat men het bespringen zou en krijgen diegene die erbinnen waren, maar ze hadden het vuur in de huizen gestoken in de straat die voor het kasteel stond. En daar waren verbrand vele mooie huizen en vele paarden van wapenlieden die daar gelogeerd waren die zich trokken in het kasteel en vele andere hadden zich getrokken in de lage stad. En toen ze vernamen dat hun stad verloren was vertrokken er veel te Thionville en gaven prijs hun goed en alles dat ze hadden. En op die dag kwam de hertog van Bourgondie te Luxemburg en daarna begonnen de lieden te logeren bij ordonnantie binnen die stad waarin gevonden werd grote rijkdom wat alles werd verdeeld genomen van diegene die de stad ingenomen hadden. En het was geordonneerd dat men dat zou verdelen en delen elk naar zijn staat en elk zou hebben naar zijn persoon zonder fraude, welke ordonnantie men slecht onderhield want vele van de gezellen van lage staat hadden weinig profijt. En die geordonneerd waren om dat te verdelen deelden zichzelf het beste, om welke fraude en bedrog velen klaagden de ene tegen de andere en zeiden dat men hen toonden slecht voorbeeld om hen hen meer en te andere tijden te laten avonturen hun lijf, maar wat ze klaagden ze hadden niets anders en waren nog gedwongen bij eed over te brengen en te leveren al hetgeen dat ze in die stad gevonden of veroverd hadden. |
Item hier of hadde die commissie ende was daer toe ghecommitteirt die heere van Humerees. Ende als die graue vanClijt track in tvoorseyde Casteel van Lutcenburch bi nachte, soe track hy secretelic huyten casteele te voet van Tyonuille, twelcke Casteel was ghewonnen drye weken daer naer. Ende binnen desen tijt was ghedoot by die van binnen mijn here Ian die bastaert van Dampiere van een gheschot dat hem gheschoten was in sijn hooft. Ende dye heere van sauences die bespronghenhadde het voorseyde casteel, was seere ghequetst van eender colueuere in sijn borst, vanden welcken hy was in vreese van steruene, maer byder naersticheyt vanden goeden Sirurgienen, hy wordt ommer ghenesen, ende quam weder int garnysoen. Ende in thende vanden drie weken, dye Graue van Clijt tracteirde met den ghecommitteirde vanden hertoghe Phelips van Bourgoengien soe, dat hi vertrecken soude met sinen lieden huyten voorseyde Casteele van Lutcenburch, behoudende haerlieder lijf, sonder yet mede te draghene van haren goede. Ende midts desen soude hy oock ouergheuen dye stede van Tyonuille, ende aldus track hi in sijn lant met grooter schaemte ende blaemte, ende in groter confusie van hem, ende van al sinen volcke. Ende by desen dye Hertoghe van Bourgoengien hadde vulcommelicke obediencie vanden Hertoghe vanLutcenburch met sijnen toebehoorten binnen corter tijt, ende met cleenen verliese van volcke. Item in welcke stede was als doe die Hertoghinne vanBorgoengien gheselnede van den Hertoghe Phelips, ende met huer die Hertoghinne van Lutcenburch, die welcke daer te voren hadde ghemaect tractiet met den Hertoghe vanBorgoengien, dat hi soude sijn leuen lanc hebben ende ghebruyc- [fol. C.xvij.r] ken alle trecht datse hadde aen tlandt van Lutcenburch. Ende hi soude haer gheuen alle iare, die somme van.xij.duysent vrancken vranscher munte. In dye welcke tijden die hertoghe Phelips van Borgoengien dede publieren, dat nyement van wat state dat hi ware, soude doen moeyte ofte eenege foortse den heren van dien lande, noch haerlieder volc die daer waren in sijn gheselschap van der maertsen vanden duytschen landen, ende vanden voornoemden Hertochschepe van Lutcenburch, dye welcke publicatie was ghebroken van een van sinen Aertchiers, ghenaemt le petijt escote, dye welcke nam twist met mijn here Bernaert die borse, ende hi quetste hem huyter maten seere om twelck faeyt dedene die Hertoghe Phelips vanghen. Ende niet yeghenstaende dat vele heren voor desen voorseydeaertchier baden, ende oock mijn heere Bernaert selue, dye ghequetst was, dat hi hem niet mesdoen en wilde, nochtans hi deden hanghen, hoe wel dat hy hem seer beminde, om den goeden dienst die hi hem tanderen tijden ghedaen hadde, maer deit principalic om andere exempelen te gheuene, omme dat si sijne gheboden niet breken en souden. Int iaer.xiiijc.ende.xliiij Item als die hertoghe van Borgoengien hadde gheweest eenen sekeren tijt in Lutcenburch, hi stelder omme te regierene, ende te gouuerneirene die voorseyde stede ende thertochschip, een sijn sone, die bastaert ghenaemt Cornelis, ende met hem Filgebeert de wauwere, ende andere edele mannen. Ende vele vander stede van Lutcenburch die gheulucht waren quamen weder bi gracien in die stede, ende hem lieden was weder ghegheuen haerlieder goet, ende bi speciale eeneghe huysen die hem lieden toebehoorden. Ende aldus soe track dye Hertoge vanBorgoengien in sijn lant van Brabant, ende elck trac te sinenlande waert. Dit ghebuerde int iaer.xiiijc.ende.xliiij. |
Item, hiervan had de commissie en was daartoe gecommitteerd de heer van Humerees. En toen de graaf van Klijte in het kasteel van Luxemburg trok bij nacht zo vertrok hij heimelijk uit het kasteel te voet van Thionville, wat kasteel was gewonnen drie weken daarna. En binnen deze tijd werd hij gedood door die van binnen mijn heer Ian de bastaard van Dampierre van een schot dat hem geschoten was in zijn hoofd En de heer van Savences die besprongen had het kasteel was zeer gekwetst van een kolver in zijn borst waarvan hij in vrees was te sterven maar dor vlijt van de goede chirurgen werd hij wederom genezen en kwam weer in het garnizoen. En ten einde van de drie weken onderhandelde de graaf van Klijte met de gecommitteerde van hertog Filips van Bourgondië zodat hij vertrekken zou met zijn lieden uit het kasteel van Luxemburg en behouden hun lijf, zonder iets mee te dragen van hun goed. En mits deze zou hij ook overgeven de stad Thionville en aldus trok hij zijn land met grote schaamte en blameren en in groter confusie van hem en van al zijn volk. En bij deze had de hertog van Bourgondie volkomen onderdanigheid van de hertog van Luxemburg met zijn toebehoren binnen korte tijd en met klein verlies van volk. Item, in die stad was toen de hertogin van Bourgondie, gezellin van hertog Filips, en met haar de hertogin van Luxemburg die daar tevoren traktaat gemakt had met de hertog van Bourgondie dat hij zou zijn leven land hebben en gebruiken [fol. C.xvij.r] alle recht dat ze had aan het land Luxemburg. En hij zou haar alle jaren geven de som van 12 000 franken Franse munt. In die tijd liet hertog Filips van Bourgondië publiceren dat niemand van welke staat hij was zou doen moeite of enige kracht de heren van dat land, nog hun volk die daar waren in zijn gezelschap van de grenzen van de Duitse landen en van het hertogdom van Luxemburg, welke publicatie was gebroken vaneen van zijn boogschutters, genaamd Le petit Escote, die nam twist met mijn heer Bernaert de Borse en hij kwetste hem uitermate zeer, en om dat feit liet hertog Filips hem vangen. En niet tegenstaande dat vele heren voor deze boogschutter baden en ook mijn heer Bernaert zelf die gekwetst was dat hij hem niets misdoen wilde, nochtans liet hij hem hangen, hoewel dat hij hem zeer beminde om de goede dienst die hij hem te anderen tijden gedaan had, maar deed het principaal om anderen een voorbeeld te geven zodat ze zijn geboden niet breken zouden. In het jaar 1444. Item, toen de hertog van Bourgondie een zekere tijd te Luxemburg was geweest stelde hij er om te regeren en te gouverneren die stad en hertogdom een van zijn zoons, de bastaard genaamd Cornelis, en met hem Filgebeert de Wauwere en andere edele mannen. En vele van de stad Luxemburg die gevlucht waren kwamen weer met gratie in de stad en hen was weer hun goed gegeven en speciaal enige huizen die hen toebehoorden. En aldus zo trok de hertog van Bourgondie in zijn land van Brabant en elk trok naar zijn land. Dit gebeurde in het jaar 1444. |
[Het.vi.Toyson ghehouden te Ghendt] Het.vi.Toyson ghehouden te Ghendt, ende dit waren die here dye doordene hilden met groter eeren int selue iaer. Ten eersten. Die hertoge Phelips van Borgoengien. etc. Ian die here van Robais ende van Arsele Hughe de lannoy heere van Santes Kaerle Hertoghe van Orlyens. Ian de latremoelge heere van Iuuelis Anthonis van Croy Graue van Porsieu Iacob van Bremeulx here van Reghu Pieter van Beffermont here van Carny Ian van Croy heere van Tours Frederick Graue van Muers Anthonis van meluin here van Antoinge. Ian van Vergy heere van Forrettes Boudin van Noyere heere van Casteel Kaerle van Bourgoengien. G. van chaerlois David van Bremeulx heere van Camplice. Guylibert de lannoy here van wilkeuael Lodewijck Hertoghe van Alenchon Boudin de lannoy here van Mouleubays Phelips heere van Ternant. Iacob heere van Crichy, ende van Ranaples Symon de la lain here van Houte Thibault heere de Neufcasteel Ian bastaert van simpol, here van houbordijn Mattheus van Foys Graue van Couegis. Dit gheschiede int iaer.xiiijc.ende.xlv. Item in dit selue iaer die Keyser Frederick die derde vandiere name, hadde eenen Cancellier die welcke ghenaemt was Iaspar, ende hi hadde den Hertoghe phelips van Borgoengien in groter weerde, so dede hem die Hertoghe ooc van ghelijcken, ende ghemeenlicke screuen si aen malcanderen grote groetenesse. Ende die cause was dat die Hertoge vanBorgoengien gheerne conuersacie ghehadt hadde met den voornoemden keyser so varre dat die Cancelier screef aen denhertoghe phelips, dat hi den Keyser soude commen volghen, alsomen noch hier naer horen sal, hy soude hem ghehulpich wesen om hem den Keyser te doen spreken. Ende by dusdanighe woorden so maeckte dye Hertoghe Phelips sijne ghereedtschepe, ende hi liet sijn wijf Ysabeele met sinen kinderen sijn landen regieren ende bewaren, ende hi trac naer dat duytsche landt ontrent met.xl.peerden, om byden Keyser te commene. |
[Het 6 de Gulden Vlies gehouden te Gent] Het 6de Gulden Vlies gehouden te Gent en dit waren de heren die de orde hielden met grote eer in hetzelfde jaar. Ten eerste. De hertog Filips van Bourgondië. etc. Ian, de heer van Roubaix en van Arsele Hugo de Lannoy, heer van Santes Karel, hertog van Orleans. Ian de Latremoelge, heer van Juvelis Anthonis van Croy Graaf van Porsieu Iacob van Bremeulx, heer van Reghu Pieter van Beffermont, heer van Carny Ian van Croy, heer van Tours Frederick, graaf van Muers Anthonis van Meluin, heer van Antoinge. Ian van Vergy, heer van Forrettes Boudin van Noyere, heer van Kasteel Karel van Bourgondie, Ggraaf van Charlois David van Bremeulx, heer van Camplice. Guylibert de Lannoy, heer van Wilkeval Lodewijk, hertog van Alenon Boudin de lannoy here van Mouleubays Filips, heer van Ternant. Jacob, heer van Crichy en van Ranaples Symon de la Lain, heer van Houtte Thibault, heer de Neufkasteel Ian bastaard van Saint-Pol, heer van Houbordijn Mattheus van Foys, graaf van Covegis. Dit geschiede in het jaar 1445. Item, in hetzelfde jaar had keizer Frederik de 3de een kanselier die genaamd was Jaspar en hij had hertog Filips van Bourgondië in grote waarde en zo deed de hertog hem en gewoonlijk schreven ze naar elkaar grote groeten. En de oorzaak was dat de hertog van Bourgondië graag conversatie gehad had met de keizer in zo ver dat de kanselier schreef aan hertog Filips dat hij de keizer zou komen volgen alzo men hierna horen zal en zou hem behulpzaam wezen om hem met de keizer te laten spreken. En bij dusdanige woorden zo maakte hertog Filips zijn gereedschap en liet zijn wijf Isabelle met zijn kinderen zijn landen regeren en bewaren en hij trok naar Duitsland met omtrent 40 paarden om bij de keizer te komen. |
[Int iaer.xiiijc.ende.xlvi] Item hier laet ic den hertoghe rijden ende sijn vooyaegie doen secretelic, ende ick wil voort scrijuen wat gheschiede der tijt dat hi wech was, ende eer dat hi vertrac. Dit gheschiede int iaer.xiiijc.ende.xlvi. Item int voorseyde iaer dye voorseyde Hertoge [fol. C.xvij.v] Phelips en besoengierde binnen dyer iaer schare niet, aengaende der oorloghe of andere sware saken ofte materien, als voren blijct, maer hi triumpheerde met sinen edelen eerlic in allen genouchten, ende vrolijcke chiere makende ende vele ghenouchten hantierende. [Den.xxij.dach van Sporcle int selue iaer] Item voort omme te sprekene vanden keyser Fredricus, es te wetene dat die paeus Eugenius verschiet vander werelt den.xxij.dach van Sporcle int selue iaer, die welcke.xv.iaren gheseten hadde, ende van Tconsilium van Basele seere verulucht was. Ende doe wart die voorseyde Nycolaus binnen der stadt van Roomen paeus ghemaect in sine stede, ende dese paeus Nycolaus was gheboren van Geneueren, ende hi sadt.viij.iaer paeus, ende hy dede cesseren den twist vanEugenius, ende Tcisma der helegher kercke, twelc lange gheduert hadde, als voren gheroert es, eens deels. Dese Nycolaus ghecreech groote ghehoorsaemheyt ouer al, dattet alle manverwonderde dat alsulc een simpel man van gheborten, also mochte die ouerhant hebben, ende houden yeghens den Hertoghe van Sauoyen, die wel naer maech was of swaghere met allen Princhen ende heren van kerstenrijck in dien tijden. [Vp den.vi.dach in Maerte, vp den.xxi.dach in Maerte en int iaer.xiiijc.ende.xlviij] Item corts daer naer van Nycolaus es eendrachticheyt ghecommen want Felix heift gheweken, ende sijn recht ouer ghegeuen, want het heeft gode van hemelrijcke alsoe ghelieft. Dese Nycolaus was doctuer inder godheyt, ende in allen dinghen gheleert, gheestelick ende weerlic, en seer subtijl. Dese paeus Nicolaus was binnen eenen iare ghemaect bisschop vanBonemen, cardenael ende paeus des maendaechs vp den.vi.dach in Maerte. Ende vp den.xxi.dach in Maerte wort hi ghecroont, ende hi dede maken eene nyeuwe munte, ende hy slouch goet payment, ende swaer van ghewichte, hy dede vermaken vele vervallen edeficien, ende dede maken eenen groten muer ront omme tpallaeys, ende hy dede seer verbeteren die muerenvander stede van Roome, omme die vreese vanden turcken. Ende hi verschiet vander werelt int iaer van.lv.alsomen hier naer noch wel hooren sal, ende in wat plecke ende stede. Dit gheschiede int iaer.xiiijc.ende.xlviij. [Int iaer.xiiijc.ende.xlix] Binnen desen iare en besoengierde dye Hertoghe Phelips niet vele, mer bleef ende hilt hem lange tijt in die duytsche landen, also ghi hier naer wel verstaen sult, by diueerschen redenen. Dyt was int iaer.xiiijc.ende.xlix. [Vp den.xxiij.dach van April en int iaer.M.iiijc.ende.l] Vp den.xxiij.dach van April int voorseyde iaer vp sint Ioris dach smorghens tusschen.iij.ende.iiij.hueren, so wast een grote eertbeuinghe in Vlaendren, ende meest ontrent Brugghe, ten.iij.reysen, dat die huysen seer schudden ende roerden. Endedie schepen die int water lagen die spronghen vp ende nedere, omme twelcke menich mensche wonderlicken seer veruaert was, alst wel redene was. Dit gheschiede int iaer.M.iiijc.ende.l. Item in dit selue iaer was gheordonneirt dat gulden iaer, twelc men heet tiaer van gracien, ende wort met groter deuocie ghehouden ouer al kerstenheyt. Item dese paeus Nycolaus hadde een Roose die hi ghebenedide vp den sondach voor halfvastene, dye men den Roosdach heet. Ende dit gulden iaer was int vierde iaer vanden paeus Nycolaus bouen ghenoemt. Item corts daer naer ontrent den.iiij.hueren naer die noene, so was te Brugge, ende daer ontrent een groot onghetempert wedere, so datter vielen haghelsteenen also groot als hokernoten, die welcke grote schade daden ende waren vandiueerschen faetsoenen, som met aensichten ende som met lange eynden, ende tuyte wijs, twelc een groot wonder was om te siene, die welcke haghelsteenen braken vele glaesveynsterenin sticken, ende bedoruen vele vruchten. Ende dit weir gheduerde wel.ij.hueren lanc sonder vphouden. |
[In het jaar 1446] Item, hier laat ik de hertog rijden en zijn reis geheim doen en ik wil voortschrijven van de tijd dat hij weg was en eer dat hij vertrok. Dit geschiedde in het jaar 1446. Item, in dat jaar bezigde hertog [fol. C.xvij.v] Filips binnen dat jaar niets aangaande de oorlog of andere zware zaken of materies zoals voor blijkt, maar hij triomfeerde met zijn edelen fatsoenlijk in allen genoegens en maakte vrolijke sier en hanteerde vele genoegens. [De 2de dag van februari in hetzelfde jaar] Item, voort om te spreken van de keizer Fredrik is te weten dat paus Eugenius scheidde van deze wereld de 22ste dag van februari in hetzelfde jaar die 15 jaar gezeten had en van het concilie van Bazel zeer vervolgd was. En toen werd Nicolaas binnen de stad Rome paus gemaakt in zijn plaats en deze paus Nicolaas was geboren van Geneve en hij zat 8 jaar als paus en hij liet verminderen de twist van Eugenius, en het schisma van de heilige kerk wat lang geduurd had. Deze Nicolaas kreeg overal grote gehoorzaamheid zodat het alle man verwonderde dat al zulke eenvoudige man van geboorte alzo mocht de overhand hebben en houden tegen de hertog van Savoie die wel na verwant was of zwager met alle prinsen en heren van christenrijk in die tijden. [Op de 6de dag in maart, op de 21ste dag in maart en in het jaar 1448] Item, kort daarna is van Nicolaas eendracht gekomen want Felix is geweken en zijn recht overgegeven want het heeft God van hemelrijk alzo geliefd. Deze Nicolaas was doctor in de Godheid en in alle dingen geleerd, geestelijk en fatsoenlijk en zeer subtiel. Deze paus Nicolaas was binnen een jaar gemaakt bisschop van Bonn (?), kardinaal en paus de maandag op de 6de dag in maart. En op de 21ste dag van maar werd hij gekroond en hij liet maken een nieuwe munt en hij sloeg goede gangbare en zwaar van gewicht en liet vermaken vele vervallen bouwwerken en liet maken een grote muur rondom het paleis en liet zeer verbeteren de muren van de stad Rome vanwege de vrees van de Turken. En hij scheidde van deze wereld in het jaar 1450 alzo men hierna nog wel horen zal in wat plek en plaats. Dit geschiedde in het jaar 1448. [In het jaar 1449] Binnen dit jaar bezorgde hertog Filips niet veel, maar bleef en held zich op in Duitsland alzo ghe hierna wel verstaan zal door diverse redenen. Dit was in het jaar 1449 [Op de 23ste dag van april in het jaar 1450] Op de 23ste dag van van April in het voorgezegde jaar op Sint Joris dag ‘s morgens tussen 3 en 4 uur zo was er een grote aardbeving in Vlaanderen en meest omtrent Brugge te 3 maal zodat de huizen zeer schudden en bewogen. En de schepen die in het water lagen die sprongen op en neer waarom menig mens wonderlijk zeer bang was, zoals het wel reden was. Dit geschiedde in het jaar 1450. Item, in hetzelfde haar was geordonneerd dat gulden jaar wat men noemt het jaar van gratie en werd met grote devotie gehouden over al christenheid. Item, deze paus Nicolaas had een Roos die hij zegende op de zondag voor halfvasten die men de Rozendag noemt. En dit gulden jaar was in het vierde jaar van paus Nicolaas. Item, kort daarna omtrent 4 uur na de noen zo was te Brugge en daar omtrent een groot ongetemperd weer zodat er vielen hagelstenen alzo groot als walnoten die grote schade deden en waren van diverse vormen, sommigen met aanzichten en sommige met lange einden en tuitvormig, wat een groot wonder was om te zien welke hagelstenen braken vele glazen vensters in stukken en bedierven vele vruchten. En dit weer duurde wel 2 uur lang zonder ophouden. |
Hier naer volcht vij.Toyson ghehouden te Berghen in Henegauwe. Dit waren die heeren die die oordene doe hilden. Eerst. Phelips Hertoghe van Borgoengien. etc. Alfonce coninc van aragon ende van Cecilien. Guyliebeert de lannoy here van wijkeuael. Hughe de lannoy, heere van Santes Kaerle Hertoghe van Orliens. Anthonis heere van Croy Pieter van Betfremont, here van Charin. Ian van Croy, heere van Torres. Anthonis van Mylon, here van Antoingne [fol. C.xviij.r] Ian van Vergy heere van Foys Boudin de Noyere heere van Casteel Kaerle van Borgoengien. G. van Chaerlois Andrieu, heere van Humeres Boudin de Lannoy, here van Molenbays Phelips heere van ternant Iacob heere van cricquy Symoen de la lain heere van houte Tibault heere van neuf casteel Ian bastaerdt van simpol. h. van houbordim. Mattheeus van foys, heere van comines. Fransoys van borsele, heere van oosteruant Reynauldt, heere van breederoode. Hendric van borsele, heer vander vere Ian heere van anchij. Dit gheschiede int iaer.xiiijc.li. Int tvoorseyde iaer so stelde die Paeus Nicolaus sine gracien ende aflaten, binnen der stede van Mechelen, ghelijc als ofmen te Roome ghegaen hadde, ende daer trac veel volcx huyt Vlaendren, ende huyt andere landen daer ontrent gheleghen, twelcke seere deuoot was om sien. In dit selue iaer waren vele grote boomen huyter eerde ghewayt. Ende in Vlaendren gheschiede als doe grote scade vanden wijnde, ende vanden haghelsteenen voornomt [Vp den Sacramentsdach] Item in die selue iaer so quam sint Ians dach midtsomers, vp den Sacramentsdach, twelcke noyt niet vele gesien en was Vp den seluen tijdt, so hadde dye Hertoghe Phelips van Bourgoengien langhe in duytsche landen gheweist, volghende altijdt den Keyser Frederic, om hem te sprekene als voren gheseyt is, Ende was hem dickwijle wel vp een mijle naer of twee, twelck die Keyser wel wiste, maer die Keyser trac altijt so lanc so hooghere, het welcke hem die Cancelier seer schaemde, omme twelcke die voorseyde Cancelier quam totten Hertoghe Phelips, hem biddende, dat hi hem niet belghen en wilde, want hi en conste die fortune niet beletten. Ende hi badt den Hertoghe, dat hy niet meer volghen en soude, want hi hadde verstaen, dat hem die Keyser vanghen soude, ende houden als hi hem hadde daer hi hem hebben wilde. Die hertoge dit verstaende, bedancte hertelic den voorseyde Cancelier, endecorts daer naer met vele soete ende vriendelicke worden namensi oorlof deen aen den anderen, ende elck trac sijns sins, Aldus vertrac dye Prinche also heymelic als hi conste ende mochte, ende quam naer sine landen als hier naer blijcken sal, want men wiste niet wie hi was. Item die hertoge Phelips aldus weder keerende, ne gaf te gheender stede te kennen wie hi was, maer ghelogiert hebbende, hy dede al omme wel betalen, ende track voort, so varre dat hy meneghe duytsche stede wel besien hadde. Ende hi quam te kuelene, ende van daer reedt hi naer Bourgoengien, also dat hi wel.vi.iaer.lanck huyt Vlaendren was, waer inne dat die hertoghe Phelips doot was, ende van dier opynie warentmeeste deel van die van Ghendt, ende seyden noch andere woorden den prinche aengaende, Ende dit nam die prinche grotelick te sijnder cleenicheyt, ende hi claechdet secretelic eeneghe van sinen heren die welcke hem rieden dat hi een Kelioote vp stellen soude in tlant van vlaendren. Ende hi sandt aen sine vier leden van Vlaendren sine opene letteren vanmandemente, aengaende den soute, datmen daer vp eene kelioote stellen soude vp het welcke dye viere leden versaemdente Ghendt, Ende die van gendt seyden dat si noch om leuen noch om steruen, en wilden datte consenteren te gheenen fijne. Endeseyden waert dat yement vanden anderen drie leden daer inne consenteirden, si soudense houden voor haer lieder vyanden, ende aldus so verschiet die versaminghe vp dien tijdt. |
Hierna volgt het 7de Gulden Vlies gehouden te Bergen in Henegouwen. Dit waren de heren die de orde toen hielden. Eerst. Filips, hertog van Bourgondië. etc. Alfons, koning van Aragon en van Sicilië. Guyliebeert de Lannoy, heer van Wijkevael. Hugo de Lannoy, heer van Santes Karel, hertog van Orleans. Anthonis, heer van Croy Pieter van Betfremont, heer van Charin. Ian van Croy, heer van Torres. Anthonis van Mylon, heer van Antoingne [fol. C.xviij.r] Ian van Vergy, heer van Foys Boudin de Noyere, heer van Kasteel Karel van Bourgondië, graaf van Charlois Andrieu, heer van Humeres Boudin de Lannoy, heer van Molenbays Filips, heer van Ternant Iacob, heer van Cricquy Symoen de la Lain, heer van Houte Tibault, heer van Neufchateau Ian, bastaard van Saint-Pol, heer van Houbordim. Mattheeus van Foys, heer van Comines. Fransoys van Borsele, heer van Oostervant Reynauldt, heer van Brederode. Hendrik van Borsele, heer van de Veere Ian, heer van Anchij. Dit geschiede in het jaar 1451. In dat jaar zo stelde paus Nicolaas zijn gratie en aflaten binnen de stad Mechelen, gelijk alsof men te Tome gegaan was en daar trok veel volk uit Vlaanderen en uit andere landen daar omtrent gelegen, wat devoot om te zien was In hetzelfde jaar waren vele grote bomen uit de aarde gewaaid. En in Vlaanderen geschiedde toen grote schade van wind en van die hagelstenen. [Op de Sacramentsdag] Item, in hetzelfde jaar zo kwam Sint Jans dag midzomer op Sacramentsdag wat nooit veel gezien was. Op dezelfde tijd zo was hertog Filips van Bourgondie lang in Duitsland geweest en volgde altijd keizer Frederik om hem te spreken. En was hem vaal wel op een mijl nabij of twee, wat de keizer wel wist, maar de keizer trok altijd hoe langer hoe verder waardoor de kanselier zich zeer schaamde waarom die kwam tot hertog Filips en bad hem die hij zich niet belegen wilde want hij kon het fortuin niet beletten. En hij bad de hertog dat hij niet meer volgen zou want hij had verstaan dat de keizer hem vangen zou en houden als hij hem had daar hij hem hebben wilde. De hertog die dit verstond bedankte hem hartelijk en kort daarna met vele lieve en vriendelijke namen ze verlof aan elkaar en elk trok zijn zin, Aldus vertrok de prins alzo heimelijk als hij kon en mocht en kwam naar zijn landen zoals hierna blijken zal, want men wist niet wie hij was. Item, hertog Filips die aldus terug keerde, nee gaf te geen plaats tee kennen wie hij was, maar logeerde alom en liet alom goed betalen en trok zo voort en zo ver zodat hij menige Duitse stad goed bezien had. En hij kwam te Keulen en vandaar reed hij naar Bourgondie alzo dat hij wel 6 jaar lang uit Vlaanderen was die waanden dat hertog Filips dood was en van die opinie was het grootste deel van Gent en zeiden nog andere woorden de prins aangaande, En dit nam de prins zeer tot zijn kleinheid en klaagde het in het geheim aan een van zijn heren die hem aanraadden dat hij een heffing opstellen zou in het land Vlaanderen. En hij zond aan zijn vier leden van Vlaanderen zijn open brieven van mandement aangaande het zout dat men daarop een heffing stellen zou, waarop de vier leden verzamelden te Gent. En die van Gent zeiden dat ze nog om leven nog om sterven dat wilden toestaan tot geen tijd. En zeiden, was het dat iemand van de anderen drie leden daarin toestemden die zouden ze houden voor hun vijand en aldus zo scheidde die verzameling op die tijd. |
Hier beghint die Oorloghe van Ghendt, int iaer ons heeren.M.CCCC.ende.Li. Dat.xli.Capittel. ITem corts daer naer, die Prinche quam seluen te Rijssele, endehi ontboodt die van Ghendt bi hem, dye welcke daer trocken ende yeghens hem spraken. Ende die prinche bleef altijt sprekende vander calioote vanden soute als voren, ende die vanghendt seyden dat si daer of gheen last en hadden. Doen seyde die prinche hy en soude nemmermeer in ghendt commen die kalioote vanden soute en soude hem gheconsenteirt sijn, ende also schieden si. Ende die van ghendt thuys commende gauent te [fol. C.xviij.v] kennen hoe dat sy vanden Prinche verstaen hadden dat hy ommer eene kelioote wylde stellen vp tsout. Die van Ghendt dit horende, si verstonden wel dat hem die prinche ouer den hals wilde, ende al bi quaden rade. Ende si droughen ouer een dat si eene wapeninghe maken wilden, also si ooc deden. Ende sy coren vier capiteynen. Te wetene meester Lieuen boone, Ian willay, Iacob meeus, ende een mesmaker gheseyt brillekin, ende si dysenierden hare stede van Ghendt contrarie hueren prinche. Ende sy sloughen te velde vp den Coutre binnen Ghendt, ende si vinghen mer Boudin die vos, ende deden hem grote scoffierichede, ende si wildene onthoofden vp een scauot, maer hi was verbeden ende gheleyt langhen tijt in die vanghenesse. Ende si ontboden alle haerlieder Casselryen ende vinghen dien goeden here van Praet, ende besaten selue sijn huys ter woestijne. Ende si dede een ghebodt dat nyement binnen Ghendt Ambochten doen en soude, ende maecten alsoe eene grote beroerte binnen der stede. Dit ghebuerde int iaer.M.iiijc.ende.lij. Corts daer naer so trocken si huyte met groter menichte vanvolcke, ende quamen ter moerbrugghe, tot vp eene mijle naer brugghe. Ende si sonden hare ghedeputeirde te Brugghe waerts, omme troost, bystandt ende sercours te hebbene van die vanBrugghe. Ende dit vernemende die here vanden Gruuthuyse, ende die hofmeester Pietere bladelijn gheseyt leestmakere, si deden terstont alle die poorten van Brugghe toe sluyten, so datter niement huyt noch in en mochte, want menich quaet mensche wasser in brugghe hadden si huyt ghemoghen sy souden metten ghentenaers ghealigiert hebben. Aenghesien dat aen alle Dekenen brieuen ghesonden waren van die van ghendt, het welke groot quaet in soude gebrocht hebben, maer ons heere gaf die gracie, dat alle die poorten van der stede in tijdts ghesloten waren. Ende die vander wet ghinghen selue ter poorte vraghende, ghi heren van ghendt, wat es hu lieder gheliefte. Ende sy gauen andtwoorde dat sy gheerne binnen brugghe commen wilden, etende, drinckende, ende wel betalende, daer vp dat die heren vander stede antwoorde gauen in deser manieren, gheminde vrienden, weit dat wi niement in onse stede van brugge laten en willen, ende specialijc volc vanwapenen maer wi willen hu gheerne broot ende bier senden, in die plecke daer ghi neder ghesleghen sijt. Ende dat ontfanghenhebbende, wi raden hu te vertreckene, of ghi sult sien, dat men hu lieden van daer helpen sal. Item die van Ghendt dit hoorende, dat si gheen sercours vandie van Brugghe ghecrijghen en consten, si braken vppe endetrocken seer verstoort weder te Ghendtwaert. Ende als si vertrocken waren, so deden die van brugghe eerst haer lieder poorten opene, ende dit ghebuerde vp eenen Sincxen auendt Item die edele ende de notable mannen van Brugghe, badenden ghemeente dat si gheen alyanchie met die van ghendt maken en souden. Ende sghelijcx die van Ypre, ende vanden Vryen, maer dat elck stille sitten soude, ende hem nyeuwers mede moeyen, catrarye des Princhens eere, ende weerdichede. Ende die hadden dye van Ghendt wel verdient yeghen die vanBrugghe, want in dien tijden dat die van Brugghe in tribulacien waren, naer die Calis reyse so hier vooren wel verhaelt es doe lieten dye van ghendt die van brugghe ongheholpen, ende dit was noch in goeden onthoude ende memorie. Item die van Ghendt ghinghen hem fortifieren ende sterc maken, omme oorloghe te houdene, ende doluen eene grote nyeuwe gracht ontrent marykercke, ende sy maecten allomme draeyboomen ende bollewercken, daer si alle passaegien mede besloten, daermen naer Ghendt soude moghen commen. Item die van Ghendt trocken huyte ende si ghecreghen tcasteel van Gauere. Ende tcasteel van Scendebeke, ende tcasteel vanpoucke ende meer andere vaste huysen, daer si capiteynen endevolc vp stelden, omme hem lieden te verweerene yeghen den Prinche. |
Hier begint de oorlog van Gent in het jaar 1451. Dat 41ste kapittel. Item, kort daarna kwam de prins zelf te Rijsel en ontbood die van Gent bij hem die naar hem trokken en tegen hem spraken. En de prins bleef altijd spreken van de heffing van het zout, als voren, en die van Gent zeiden dat ze daarvan geen last hadden. Toen zei de prins, hij zou nimmermeer in Gent komen, de heffing van het zout zou hem toegestemd zijn en alzo scheiden ze. En toen die van Gent thuis kwamen gaven het te [fol. C.xviij.v] kennen hoe dat ze van de prins verstaan hadden dat hij immer een heffing wilde stellen op het zout. Die van Gent die dit hoorden verstonden wel dat hen de prins over de hals wilde trekken en alles bij kwade raad. En ze kwamen overeen dat ze een wapening maken wilden, alzo ze ook deden. En zo kozen vier kapiteins. Te weten, meester Lieven Boone, Ian Willay, Jacob Meeus en een messenmaker genoemd Brillekin en ze bestemden hun stad Gent contrarie hun prins. En ze sloegen te velde op de kouter binnen Gent en ze vingen meneer Boudin de Vos en deden hem grote schoffering en ze wilden hem onthoofden op een schavot, maar hij was verbeden en lange tijd gelegd in gevangenis. En zeo ntboden alle hun wetsgebieden en vingen de heer van Praet en bezetten zelf zijn huis ter Woestijn. En ze deden een gebod dat niemand binnen Gent Ambachten doen zou en maakten alzo een grote beroerte binnen de stad. Dit gebeurde in het jaar 1452. Kort daarna zo trokken ze uit met een grote menigte van volk en kwamen ten Moerbrugge op een mijl van Brugge. En ze zonden hun gedeputeerde naar Brugge om troost, bijstand en hulp te hebben van die van Brugge. En dit vernam de heer van Gruijthuijsen en hofmeester Pietere Bladelijn, leestmaker genoemd, ze lieten terstond alle poorten van Brugge toe sluiten zodat er niemand uit nog in en mocht, want er waren menige kwade mensen in Brugge en hadden ze eruit gemogen hadden ze zich met die van Gent verbonden. Aangezien dat aan alle dekens brieven gezonden waren van die van Gent, wat groot kwaad ingebracht zou hebben, maar onze heer gaf gratie dat alle poorten van de stad op tijd gesloten waren. En die van de wet gingen zelf ter poort vragen, gij heren van Gent, wat is uw believen. En ze gaven ten antwoord dat ze graag binnen Brugge komen wilden, eten en drinken en wel betalen, waarop de heren van de stad antwoord gaven op deze manier, geminde vrienden, weet dat we niemand in onze stad Brugge laten willen en speciaal wapenvolk, maar we willen u graag brood en bier zenden in de plek waar ge neer geslagen bent. En als u dat ontvangen hebt raden we u aan te vertrekken of ge zal zien dat men u vandaar helpen zal. Item, die van Gent die dit hoorden dat ze geen hulp van die van Brugge krijgen konden braken op en trokken zeer verstoord weer naar Gent. En toen ze vertrokken waren zo deden die van Brugge eerst hun poorten open, en dit gebeurde op een Pinksteravond. Item, de edele en notabele mannen van Brugge badende de gemeente dat z geen alliantie met die van Gent maken zouden. En dergelijks die van Ieper en van de vrijen, maar dat elk stil zou zitten en zich nergens mee bemoeien contrarie de eer van de prins en waardigheid. En dat hadden die van Gent wel verdiend tegen die van Brugge, want in de tijden dat die van Brugge in moeilijkheden waren en naar Calais trokken toen hielpen die van Gent die van Brugge niet en dit was nog in goede onthouding en memorie. Item, die van Gent gingen zich fortificeren en sterk maken om oorlog te houden en dolven een grote nieuwe gracht omtrent de Maria kerk en ze maakten alom draaibomen en bolwerken waar ze alle passages mee besloten, waar men naar Gent zou mogen komen. Item, die van Gent trokken uit en kregen het kasteel van Gavere. En het kasteel van Schendelbeke en het kasteel van Poeke en meer andere vaste huizen waar ze kapiteins en volk op stelden om zich te verweren tegen de prins. |
Item doe ten tijden soe rees daer vp een gheselschap van vele quade bouuen, datmen hiet die groen Tente, ende huer lieder capiteyn was de bastaert Blanstroem, de vele quaets in Vlaendren dede. Ende aldus soe wordet een rijdende oorloghe binnen vlaendren, want die van Ghendt roofden endepijlgierden al dat buten den sloten was, ende si roofden [fol. C.xix.r] die stede van Gheertsberghe, ende dye stede van Ardenburch, ende sy staken.xij.waeruen tvier daer inne, ende si roofdenOostburch, ende der Groe, ende die prochien daer omtrent, al so wel in huer lieder selfs casselrye als inde casselrye van brugghe, ende alle die ghene die si wisten die metten Prinche toe waren, die daden si persecutie ende verdriet. Item dit volc gheheeten dye groen tente quamen tot Brugghe voor die poorte, ende si verbarnde Zeuecote, ende die drie coninghen ende den drie brauwers, Ende si roofden die coeyen, schapen, peerden, ende alle tcatteylic goet, dat si ghecrijghen consten, ende liepender mede te Ghendtwaert. Item ten hende so stelden hem die edele ende dat vansprinchen wege vp ende ter weere, metsgaders die vandenvryen, ende hadden meneghe schermutsinghe yeghens die vanGhendt, ende vele van dien quaden rapaelgien die worden altemet gheuangen, ende aen boomen gehangen Item die van Ghendt hadden groot ghebrec van soute endevan wijne, want men cochter een wijle tijts eenen stoop rijnsch wijns.xxxvi.groten. ende die vraukens van Ghendt quamenscamelic te Brugghewaert, ende cochten soudt bi halue viertallen, som min, som meer, ende droughen dat te Ghendt, twelcke hem die heren dicwille deden nemen. Ende al het landsvolc vloodt met al sinen goeden binnen Brugghe, ende in andere besloten steden, ende dese oorloghe aldus langhe gheduerende, het verdroet seere den hertoghe Phelips. Ende hoe wel dat hijt noode dede, hi track in thende te velde met grotenvolcke, ende hy slouch neder bi tcasteel van Gauere. Ende die capiteyn van gauere was een maetsenaer van Ghendt ende hi hiet Arnoudt van speeten, hi wordt so secretelic toe gesprokendat hi vanden casteel ghinc, ende track binnen Ghendt, daer dede hy binnen Ghendt ghebieden met trompetten dat al dat stock draghen mochte, gaen soude te gauerewaert, seggende dye Prinche en es niet voorsien van volcke, het is nv tijdt hem te beuechtene, daer maecte hem alle manne ghereedt omme derwaerts te trecken met onsprekelicken volcke, ia de wijfs vangendt dye dwonghen haer lieder mans huyt te treckene, hoe oudt dat si waren ende quamen also te velde. |
Item, toen ter tijden zo rees daarop een gezelschap van vele kwade boeven die men noemde de groene Tent en hun kapitein was de bastaard Blanstroem die veel kwaads deed in Vlaanderen. En aldus zo werd het een rijdende oorlog binnen Vlaanderen want die van Gent roofden en plunderden alles dat buiten de burchten was en ze roofden [fol. C.xix.r] de stad Geraardsbergen en de stad Aardenburg en ze staken 12 maal het vuur daarin en ze roofden Oostburg en de Groede en die parochies daaromtrent alzo wel in hun eigen wetsgebied als in het wetsgebied van Brugge en al diegene die ze wisten die met de prins toe waren die deden ze kwelling en verdriet. Item, dit volk geheten de groene Tent kwamen tot Brugge voor de poort en ze verbrandden Zevekote en de drie koningen en de drie brouwers, En ze roofden de koeien, schapen, paarden en al het vee dat ze krijgen konden en liepen er mee naar Gent. Item, ten einde zo stelden zich de edelen en dat vanwege de prins zich op te verweer, mitsgaders die van de vrijen en hadden menige schermutseling tegen die van Gent en velen van het kwade rapaille die werden altemet gevangen en aan bomen gehangen. Item, die van Gent hadden groot gebrek van zout en van wijn, want men kocht er een tijdje een stoop Rijnse wijn voor 26 groten en de schamele vrouwtjes van Gent kwamen naar Brugge kochten zout met halve viertallen, som minder, soms meer en droegen dat te Gent, wat hen de heren vaak lieten benemen. En al het landvolk vloog met al hun goed binnen Brugge en in andere besloten steden en deze oorlog die aldus lang duurde verdroot zeer hertog Filips. En hoe wel dat hij het node deed trok hij ten einde te velde met groot volk en sloeg zich neer bij het kasteel van Gavere. En de kapitein van Gavere was een metselaar van Gent en heette Arnoudt van Speeten en werd zo geheim toegesproken zodat hij van het kasteel ging en trok binnen Gent waar hij die binnen Gent liet gebieden met trompetten dat al dat stok dragen mocht gaan zou naar Gavere waart en zeggen de prins is niet voorzien van volk, het is nu tijd hem te bevechten en daar maakte alle man zich gereed om derwaarts te trekken met onuitsprekelijk volk, ja, de wijven vingen en dwongen hun mannen uit te trekken, hoe oud dat ze waren en kwamen alzo te veld. |
Hoe dye van Gendt te velde quamen, yeghen den Hertoghe Phelips. [fol. C.xix.v] Item die prinche met sinen volcke die quam daer yeghens, welc volc seere wel toe ghemaect was ende ghereet ter oorloghen. Daer rees eenen grooten strijt die vreeselick toe ghinc, want den Prinche wel voor ooghen stont hoe dat die vanGhendt doot sloughen sinen lieuen sone Cornelis die bastaert van Repelmonde, ende meer andere edele. Ditte al ouerdinckende, beual sijnen heyrcrachte vromelick vp die van ghendt te slane, het welcke so schoffierlicke ghedaen wort, soe datter nauwelijcke nyement en ontghinc vanden Ghentenaers, maer worden doot ghesleghen sonder ontfermen, ende menich hondert sprancker in die schelde, die verdroncken, ende vele wasser gheuanghen ende gherentsoeneirt, maer dat ghetal vanden doden was sonder ghetal, wyens sielen dalmoghende god ghenadich sy Amen. Ach wat rauwen was doe binnen ghendt alst wel redene was. Ende riepen alle die capiteyn van Gauere heift ons verraden, want hi dede ons te verstane dat die prinche gheen volck bi hemen hadde, daer hi valschelic aen gheloghen heift, alst daer wel bleeck. Item die van Ghendt siende dat si aldus gheuaren hadden, ende puer verwonnen ende tonder waren, hem lieden dochte goet dat si yeghens den prinche ootmoedelic gaen souden, endehem die slotelen vander stede draghen. Maer eeneghe ontrieden datte, vreesende die hitte van sprinchens gramschap, maer voorwaer hadde die Prinche binnen ghendt ghetrocken, hi hadde die stede ghewonnen sonder eeneghe belettinge. Maer dese edele Prinche dye ghecreech alsulcke compassie int herte, vp al sijn doode volck dat hi daer sach versleghen, dat hem die tranen huyt den oghen braken van grooten iammere, want het was emmer al sijn volc, ende men seyde dat hy met claghelicke woorden seyde, ommer wie datter windt ick verliese. Ende desen bloedeghen strijt gheuiel int iaer ons heren.M.CCCC.ende.liij.vp eenen maendach, den.xxiij.in Hoymaent, waer of dit naeruolghende latijn het Incaernacioen maeckt. Consilia lathomi deflent ghendt de corde perfecto. Dit es ghetranslateirt huyten walschen in Vlaemsche, den brief dye mijn gheduchte here sandt aen die van Ghendt, tsanderdaechs naer dat hy die victorie vp hem lieden ghehadt hadde. |
Hoe die van Gent te velde kwamen tegen hertog Filips. [fol. C.xix.v] Item, de prins met zijn volk die kwam daartegen, welk volk zeer goed klaar gemaakt was en gereed ten oorlog. Daar rees een grote strijd die vreselijk toe ging want de prins stond wel voor ogen hoe dat die van Gent dood sloegen zijn lieve zoon Cornelis de bastaard van Rupelmonde en meer andere edelen. Dit overdacht hij alles en beval zijn legermacht dapper op die van Gent te slaan wat zo schofferend gedaan werd zodat er nauwelijks iemand ontging van de Gentenaars, maar werden zonder ontferming dood geslagen en menige honderd sprongen er in de Schelde die verdronken en velen waren er gevangen en op losgeld gesteld, maar dat getal van de doden was zonder getal, wiens zielen de almogende God genadig is. Amen. Ach wat rauw was er toen binnen Gent zoals het wel reden was. En riepen allen de kapitein van Gavere heeft ons verraden want hij liet ons verstaan dat de prins geen volk bij hem had waar hij vals aan gelogen heeft zoals het daar wel bleek. Item, die van Gent zagen dat ze aldus gevaren hadden en puur overwonnen en te onder waren en ze dachten dat het goed was dat ze ootmoedig naar de prins zouden gaan en hem de sleutels van de stad dragen. Maar enigen ontrieden dat en vreesden de hitte van de gramschap van de prins, maar voorwaar had de prins binnen Gent getrokken, hij had de stad gewonnen zonder enig belet. Maar deze dele prins kreeg al zulke medelijden in het hart op al zijn dode volk dat hij daar zag verslagen dat hem di tranen uit de ogen braken van grote droefheid, want het was immer al zijn volk en men ze dat hij met klagende woorden zei, immer wie dat er wint, ik verlies. En deze bloedige strijd gebeurde in het jaar ons heren 1453 op een maandag de 23ste in juli waarvan dit navolgende Latijn de rijm maakt. Consilia lathomi deflent Gent de corde perfecto. Dit is vertaald uit het Waals in Vlaams de brief die mijn geduchte heer zond aan die van Gent de volgende dag nadat hij de victorie op hen gehad had. |
Dat.xlij.Capittel. AEn hu onse ondersaten, inwonende binnen onser stede van Ghendt, die hu ghewillichlijc ghemaeckt hebt onse vianden, rebel ende onghehoorich, doende opene oorloghe yeghen ons ende onse ondersaten, ende ghemeenen lande, sonder te hebbende redene of cause omme dat te doene, aenghesien endeouerghemerckt dat vander tijt dat wy ghecommen sijn aen dye heerlichede van Vlaendren, wi ghehadt hebben onse stede in sonderlinghe recommandacien bouen alle andere steden, van wat lande of heerlicheden dat si sijn, gheuende mildelicken onse stede van Ghendt vele vryheden ende rechten. Ende voort bouen dyen hu onderhoudende in huwe preuilegien, hu ghegheuen by ons ende onse voorsaten, Grauen endegraefneden van Vlaendren, ende hu bewijsende goede redenen ende iusticien. Wy beteekenen hu al eest so dat byder hulpe van onsen ghebenedyden schepper, die bi sijnder gracien ons victorieus ghemaect heift yeghens hu lieden, in schade ende in dachuaerde begrepen ende bestaen van huwer sijde, ende die wi ghehadt hebben yeghens hu lieden. Ende namelijcke ter dachuaert van ghisteren voor Gauere, also elckerlic weet, daer of wi onsen voorseyde scheppere gheuen ende segghen lof, gracie, ende danc. Niet te min wi die schuwen willen dye menschelicke bloetsturtinghe, begheeren hu onse ondersatendie ontweicht sijn, qaulic beleet ende bedroghen, weder te bringhene ten weghe van onderdanicheden van ons hu Prinche ende natuerlicke heere, in dien dat wi commen moghen tot eenen goeden paeyse ende eendrachtichede, also ghi ghedaenhebt, als wi sijn ghecommen aen die voorseyde heerlichede vanVlaendren. Ende sonder aensien te hebbene vp huwe voortstellinghe, ende in tghene daer ghy punicie in verdient hebt van lijue ende van goede, wi hebben ons gheuoucht ende gheneghen geweist tot alle [fol. C.xx.r] dachuaerden die ghehouden gheweist hebben ter handelinghe van paeyse. Ende sijn altoos ghewillig hu gracie te doene, endehu ontfaermichede te bewijsen voor righuer van iusticien. Endeomme te commene teenen goeden accoorde van deser oorloghe bi hu lieden ghestelt ende begonnen. Ende specialicken ter laetster dachuaerdt ghehouden te Rijssele, ter presencie van onsen lieue ende gheminden gheselschepe, ende gheselnede der Hertoghinne. Ende onsen lieuen ende al der gheminsten sone Kaerle de Graue van Charloys, ende onsen lieuen endegheminden neue die Graue van Stampes, ende eeneghe andere van onsen rade, Ter welcker dachuaert, metsgaders huwe ghedeputeirde, hebben gheaduyseirt gheweist sekere artijculen, omme te commene ter perfectie van deser yeghenwoordigher oorloghe, by den welcken artijculen hu ghedeelt waren onse gracien sonder yet te nopene aen huwe voorseyde preuilegienhu ghegeuen alsoot voorseyde es. Maer was gheauyseirt, dat de wet van onser Stede van Ghendt voordtaen vermaect soude wesen binnen der seluer onser stede, naer tinhouden van huwen preuilegien voorseyde. Ende te dien hende dat iusticie ghetoocht sy, also wel den aermen als den rijcken, sonder te aensiene dye persoonen. ende also was gheordineirt endeghesloten dat die statuten ende ordonnancien ende bannen voordtaen ooc ghedaen souden sijn, ter presencie van onsen Baliu, ende daer consenteiren naer der voorme vanden voorseyde preuilegien. Ende aengaende van huwen poorters, ende van den ghenen die yeghen hem mochten mesdoen, soude oock al sghelijcx ghedaen worden als voorseyde is, ende voren verclaert in die selue artijculen achteruolghende tinhouden vanden seluen preuilegien. Ende alleenlick aengaende den haghe poorters, also wel omme te vercrijghene al sghelijcx voorseyde es in sekere preuilegien van salegher ghedachten, die Graue Guy van Vlaendren. Ende voort al eest soo dat wy by den seluen artijculen daer ghi in meent ende bemoet sekere Stede wesende van huwer casselrye, dye welcke nochtan naer reden ende rechts weghen of ghetrocken behoren te sine, huwe mesdaet aensiende ten eeweghen daghen van huwer Casselrye, Doe heeft gheseyt geweist, dat sonder yet anders te ordineirne die questie van dyen soude blijuen in state staende, een half iaer gheduerende, ende dat ten hende vanden seluen termyne, daer of gheapointiert soude worden by vriendelicken weghe, of bi weghen van iusticien, bi consente van hu ende van ons. Ende al eest dat bouen dien by den seluen artijculen niet gheaduyseirt en heeft gheweist, niet dan eeneghe pointen dienende endeaengaende huwer weluaert ende regemente, ende ghemeenen oorboore van onser voorseyde stede van Ghendt. Ende ooc eens deels aengaende die eerlicke ende profijtelicke beteringhe omme der remissie ende verbuerte van huwen lijue ende goede, die hu vergheuen sijn souden. Niet te min also wi ooc wel verstaen hebben dat onder tdecsel als ghi vertroct van onser stede van Rijssele, datmen hu hadde ghedaen te verstane dat byden voorseyde articulen wi huyt waren om huwe preuilegien te weerene ende te nyeuten te doene, ende ghi hebt ter cause van dien onse gracie wederseyt, daer wi ons grootelick in verwonderen. Dit al niet yeghenstaende, wy omme die eere van onsen ghebenediden sceppere, die die werckere es van paeyse, begheerende te tracteirene, ende alle onsen ondersaten seynde vriendelicken bi hu desen yeghenwoordeghen officier vanwapenen, bringhere van deser yeghenwoordigher lettere, byden welcken wi hu sommeren ende manen dat ghi yeghenwoordilic comt, ende hu bekeert tot onser ghenadicheyt, ende ons doet als goede ghetrauwe ondersaten schuldich sijn van doene haren Prinche, ende natuerlicken heere, wy sijn bereet om hu te ontfanghene in gracie ende in ghenade, ende hu te vergheuene huwe ghebreken, mesdaden ende groote verbuerten tonswaert ghedaen, ende yeghen onse hoocheyt ende heerlichede. Behoudelic ende midts dien dat van huwen weghe vulcommen sy tinhouden vanden pointen ende articulen begrepen ende ghesloten ter voorseyder dachuaert ghehouden in onse voorseyde stede van Rijssele, van al welcken articulen dye copye heift ghegheuen gheweist huwe voorseyde ghecommitteerde ende [fol. C.xx.v] ghedeputeirde. Ende noch bouen dien wi presenteren hu dat ghy die copye daer of sien wilt omme te bewijsene tinhouden vanden articulen, ende andere saken den paeyse aengaende, daer in willen wi so doen dattet god ende alle die werelt gheware worden sal, ende dattet aen ons niet houden en sal, ten sal goeden paeys ende een goet eynde hier of ghemaeckt endeghestelt sijn van deser yegenwoordegher oorloghe, die welcke ons verdriet omme die saken ende redenen voorseyde. In teekene van dien wi hebben doen drucken onsen seghele vansecrete aen dese yegenwoordeghe ende ander ghelijcke letteren ghehanghen te velde in ons heyr, vp den dysendach.xxiij.in Iulet, in tvoorseyde iaer van.liij. |
Dat 42ste kapittel. Aan u onze onderzaten, inwoners binnen onze stad Gent die u gewillig gemaakt hebt onze vijanden, rebels en ongehoorzaam, en deden open oorlog tegen ons en onze onderzaten en gewone land zonder te hebben reden of oorzaak om dat te doen, aangezien en bemerkt dat van de tijd dat wij gekomen zijn aan de heerlijkheid van Vlaanderen we gehad hebben onze stad in bijzonder aanbeveling boven alle andere steden, van wat land of heerlijkheden dat ze zijn en gaven milddadig onze stad van Gent vele vrijheden en rechten. En voort bovendien u onderhouden in uw privilegies, u gegeven door ons en onze voorzaten, graven en gravinnen van Vlaanderen en bewezen u goede redenen en justitie. Wij betekenen u al is het dat met de hulp van onze gezegende schepper die bij zijn gratie ons victorieus gemaakt heeft tegen u in schade en in rechtszitting begrepen en bestaan van uw zijde en dat we gehad hebben tegen u. En namelijk te rechtszitting van gisteren voor Gavere, alzo elk weet, waarvan we onze schepper geven zeggen lof, gratie en dank. Niettemin wij die schuwen willen de menselijke bloedstorting begeren u, onze onderzaten die verdwaald zijn, slecht geleid en bedrogen, weer te brengen op de weg van onderdanigheid van ons uw prins en natuurlijke heer, indien dat we komen mogen tot een goede vrede en eendracht, alzo gij gedaan hebt toen we zijn gekomen tot die heerlijkheid van Vlaanderen. En zonder aanzien te hebben op uw voorstelling en in hetgeen daar ge straf in verdiend hebt van lijf en van goed, we hebben ons gevoegd en zijn genegen geweest tot alle [fol. C.xx.r] rechtszittingen die gehouden geweest zijn ter behandeling van de vrede. En zijn altijd gewillig u gratie te doen en u ontferming te bewijzen voor strengheid van justitie. En om tot een goed akkoord te komen van deze oorlog door u gesteld en begonnen en speciaal de laatste rechtszitting gehouden te Rijsel ter presentie van ons lieve en geminde gezelschap en gezellin de hertogin. En onze liever aller geminde zoon Karel , graaf van Charlois, en onze lieve en geminde neef de graaf van Estampes en enige andere van onze raad. Ter welke rechtszitting, mitsgaders uw gedeputeerd zijn geadviseerd zekere artikels om te komen ter perfectie van deze tegenwoordige oorlog waarbij die artikelen u meegedeeld waren onze gratie zonder iets te nopen aan uw privilegies u gegeven alzo het gezegd is. Maar was geadviseerd dat de wet van onze stad Gent voortaan vermaakt zou wezen binnen deze stad naar het inhouden van uw privilegies. En te dien einde dat justitie getoond is alzo wel de armen als de rijken zonder aanzien van personen en alzo was geordineerd en besloten dat de statuten en ordonnantin en bannen voortaan ook gedaan zouden zijn ter presentie van onze baljuw en daar bevestigen naar de vorm van die privilegies. En aangaande van uw poorters en van diegene die tegen hen mochten misdoen zou ook al dergelijks gedaan worden als voorgezegd is en voor verklaard is in diezelfde artikels naar de inhoud van die privilegies. En alleen aangaande de buitenpoorters poorters alzo wel om te verkrijgen al dergelijke voorgezegde is in zekere privilegies van zalige gedachte graaf Guy van Vlaanderen. En voort al is het zo dat we bij dezelfde artikels waar gij in meent en vermoedt zekere stad te wezen van uw wetsgebied, die is het zo dat nochtans naar reden en rechtswegen afgetrokken behoren te zijn, aanziende uw misdaad ten eeuwigen dage van uw wetsgebied. Toen is er gezegd dat zonder iets anders te ordineren de kwestie van die zou blijven in de staat en een half jaar duurt en ten einde van die termijn zal waarvan geschikt zal worden op vriendelijke wegen of via justitie met toestemming van u en van ons. En al is het dat men bovendien bij die artikels niet geadviseerd is geweest, niet dan enige punten die dienen tot uw welvaart en regiment en gewoon gebruik van onze stad Gent. En ook eensdeels aangaande de fatsoenlijke en profijtelijke verbetering om de remissie en verbeuren van uw lijf en goed die u vergeven zou zijn. Niettemin alzo we ook wel verstaan hebben dat onder het deksel toen ge vertrok van onze stad Rijsel dat men u had laten verstaan dat bij die artikels we er op uit waren om uw privilegies te weren en te niet te doen en ge hebt ter oorzaak van die onze gratie weersproken waar we ons grotelijks in verwonderen. Dit al niet tegenstaande, wij om de eer van onze gezegende schepper die de bewerker is van vrede begeren te onderhandelen en al onze onderzaten vriendelijk zenden bij u deze tegenwoordige officier van wapens, brenger van deze tegenwoordige brieven waarbij we u sommeren en manen dat ge tegenwoordig komt en u bekeert tot onze genade en ons doet als goede getrouwe onderzaten schuldig zijn te doen hun prins en natuurlijke eer, wij zijn bereid om u te ontvangen in gratie en in genade en u te vergeven uw gebreken, misdaden en grote verbeurte tot ons gedaan en tegen onze hoogheid en heerlijkheid. Behouden en mitsdien dat van u uit volkomen wordt de inhoud van de punten en artikels begrepen en besloten ter voorgezegde rechtszitting gehouden in de stad Rijsel van welke artikels de kopie is gegeven geweest uw gecommitteerde en [fol. C.xx.v] gedeputeerde. En nog boven dien presenteren we u dat ge de kopie daarvan zien wil om de inhoud van de artikels te bewijzen en andere zaken aangaande de vrede en daarin willen we zo doen dat het God en de hele wereld gewaar zal worden en dat het aan liggen zal, het zal een goede vrede en goed einde hiervan gemaakt worden en gesteld zijn van deze tegenwoordige oorlog die ons verdriet om de zaken en redenen voorgezegd. Als teken ervan dat we die hebben laten drukken onze geheime zegels aan deze tegenwoordige en andere brieven gehangen te velde in ons leger op de dinsdag 23 juli in het jaar 1453. |
Hier naer volcht tinhouden vanden paeys van Ghendt, ghetranslateirt huyt den walschen in Vlaemsche. Dat xliij.Capittel. PHelips byder gracien gods hertoghe van Bourgoengien. etc. Aen alle yeghenwoordeghe ende naercommende, also naer die victorie die wy byder gracien gods ghehadt hebben inden strijt te Gauere, yeghens die van onser stede van Ghendt, ende haren medepleghers laetstleden.xxiij.in deser maent. Die selue vanonser stede van Ghendt sonden in ons heyr voor gauere hare ghedeputeirde in groten ghetale, den.xxvi.dach vander seluer maent, ons ootmoedelic biddende ende begheerende dat wi compassie ende deernesse wilden vp hem lieden ende vp dat aerme volc, ende omme te schuwene die grote bloetsturtinghe vanden menschen, ende die verderuenesse van onser voorseydestede van Ghendt, ons ghelieuen wilden hem lieden te deelene van onser gracie ende ontfermichede, ende hem lieden te willen vergheuen hare ghebreken ende mesdaden, ende grote verbuerten, ende mesgrijpen die si ghehadt hadden yeghen ons ende onser eerlycker hoocheyt, segghende ende bekennende dat si gheene macht noch vromichede en hadden ons daer of alsulcke moghelijcke beteringhe te doene, noch weerdich wesen omme te beterene hare groote mesdaden, den ware dat bi onser gracie hem lieden mildelic ende lyberalic vergheuen ware. Endeooc te vulcommene sekere pointen, byden welcken dese oorloghe begonnen heift gheweest, waer vp wi beroert met compassien ende deernesse, ende sonder te willen letten vp huerlieder ghebreken ende groote mesdaden, ende sonderlinghe dat in maendaghe nu laetstleden, alle die raetslieden, schepenen, ende andere van onser voorseyde stede van ghendt met alle haer lieder medepleghers trocken huys onser voorseydestede ghewapent, ende quamen in battaelgien yeghen ons, hebben ontfanghen haerlieder presentacie, alsomen hier naer hooren sal in diueerschen stonden. |
Hierna volgt de inhoud van de vrede van Gent vertaald uit het Waals in Vlaams. Dat 43ste kapittel. Filips bij de gratie God hertog van Bourgondië etc. Aan alle tegenwoordige en nakomende alzo na de victorie die we bij de gratie God gehad hebben in de strijd te Gaver, tegen die van onze stad Gent en haar medeplegers laatstleden 23ste van deze maand. Diezelfde van onze stad Gent zonden in ons leger voor Gavere hun gedeputeerden in groot getal op de 26ste dag van dezelfde maand en baden ons ootmoedig en begeerden dat we medelijden en deernis wilden op hen en op dat arme volk en om te schuwen die grote bloedstorting van de mensen en het verderf van onze stad Gent ons gelieven wilden hen te delen van onze gratie en ontferming en hen te willen vergeven hun gebreken en misdaden en grote verbeuren en misgrijpen die ze gehad hadden tegen ons en onze fatsoenlijke hoogheid en zeiden en bekenden dat ze geen macht nog dapperheid hadden ons daarvan al zulke mogelijke verbetering te doen, nog waard waren om te verbeteren hun grote misdaden, tenzij dat bij onze gratie hen liberaal en mild vergeven was. En ook te voldoen zekere punten waarbij deze oorlog is begonnen waarop we bewogen werden met medelijden en deernis en zonder te willen letten op hun gebreken en grote misdaden en vooral dat in maandag laatsleden alle raadslieden, schepenen, en anderen van onze stad Gent met al hun medeplegers trokken van huis uit onze stad gewapend en kwamen in gevecht tegen ons en hebben ontvangen hun presentatie alzo men hierna horen zal in diverse tijden. |
Dit sijn die presentacien die dye van Ghendt presenteerden hueren Prinche den Hertoghe Phelips, omme te commene tot eenen goede paeyse, ende in sijnde gracie. Dat.xliiij.Capittel. EErst aengaende dye vernyeuwinghe vander wet van ghendt presenteren ende sijn te vreden, dat die selue vernyeuwinghe ghedaen sy, naer der vorme ende manieren van den coninc Phelips. Int iaer.M.CCCC.ende een ende sonder dat die vpper Deken vanden neeringhen, ende die Deken vander weuerye hem lieden yet moeyen sullen of onderwinden in die selue vernieuwinghe, noch vander kiesinghen ende elexien vanKeysers, alst verclaert staet in die voorseyde preuilegie, noch dat si niet meer moghen nomen noch doen nomen die Keysers, omeenege te kiesene om schepenen of raden ghecoren te sijne. Ende oock so en sullen si hem niet moeyen noch onderwinden in die hantieringhe ende iurisdictie vander wet, noch in vonnessen die bi schepenen of raden ghewesen sullen sijn, noch present wesen in die camere van schepenen, als si hem lieden beraden sullen om vonnessen te makene vp die ghedinghen voor hem lieden hangende, noch en sullen ooc niet voor ooghen noch daer bi sijn, alsmen dye Keysers kiesen sal, maer sullenhemlieden alleenlijc moeyen ende onderwinden [fol. C.xxi.r] in tghene dat noopt ende aengaet haerlieder officien. Endewaert dat bi ondercruypinge of bi eeneghe beloften si hemverstercketen of veruoorderden hem te doen procedeirene, of te apointeirene eeneghe saken metten voorschepen, of dat si daer bi wesen wilden omme te nommene dye voorseyde Keysers vander stede of belet doen den seluen vander wet, in huer lieder officie in dat souden die voorseyde dekenen ofghestelt endeverlaten wesen van huerlieder officien ende dekenschepe, endegherekent voor onbequame omme in wetten of in eeden te sijne, ende voort ghepuniert te sijne naer die ghelegentheyt vander sake, ende men sal voortaen voortgaen in dese voorseydevermakinge vander wet, naer tinhouden vanden voorseydepreuilegien, nemende ende kiesende.xxvi.notabele persoonenvanden vroomsten vander voorseyde stede, sonder die inwoonders te aen siene. Ende sonder dat die.iiij.keysers voorseyde sullen moghen tghetal vanden.xxvi.personen nemenhuyt den drie leden vander voorseyde stede, maer sal wesen in die moghenthede van den voornoemde Keysers te nemene endete kiesene naer huerlieder aduijs tghetal van den voorseyde.xxvi.persoonen vanden alder vroomsten endenotabelsten vander stede, ende sal voort blijuen in die macht vanden houden schepenen te kiesene vier goede redelicke mannen, vander stede weghe, sulck als hem lieden in huerlieder conscientie goet duncken sal omme dye electie te doene vandennyeuwen schepenen ende Raden, sonder dat die voorseyde Dekenen, noch ooc andere hem lieden daer of onderwindensullen. Niet yeghenstaende alle andere costumen ter contrarien. Ende als nv so moeten ghedooghen die voorseyde van ghendt, dat sonder te verbeydene half ougst men die voorseyde wet vermaken sal naer tinhouden vanden seluen preuilegien also voorseyde es, ende dat die voorseyde wet alsoe vermaeckt blijue, totten voorseyde half Ougst, in tiaer naestcommende, te wetene int iaer van.Liiij. |
Dit zijn de presentaties die die van Gent presenteerden hun prins, hertog Filips, om tot een goede vrede te komen en in zijn gratie. Dat 44ste kapittel. Eerst aangaande de vernieuwing van de wet van Gent presenteren en zijn tevreden dat diezelfde vernieuwing gedaan is naar de vorm en manieren van koning Filips in het jaar 1401 en zonder dat de opper deken van de neringen en de deken van de weverij zich iets bemoeien zullen of onderwinden in die vernieuwing, nog van de kiezen en electie van keizers zoals het verklaard staat in dat voorgezegde privilegie, nog dat ze niet meer mogen noemen nog doen noemen de keizers om enige te kiezen om schepenen of raden gekozen te zijn. En ook zo zullen ze zich niet bemoeien nog onderwinden in het hanteren en jurisdictie van de wet, nog in vonnissen die bij schepenen of raden gewezen zullen zijn, nog present wezen in de kamer van schepenen als ze zich beraden zullen om vonnissen te maken op de gedingen die voor hen hangen en zullen ook niet voor ogen nog daarbij zijn als men de keizers kiezen zal, maar zullen zich alleen bemoeien en onderwinden van [fol. C.xxi.r] hetgeen dat noopt en aangaat hun officies. En was het door onderkruipen of bij enige belofte ze zich versterkten en bevorderen zich te laten procederen en te agenderen enige zaken met de voorschepen of dat ze daarbij wezen wilden om te benoemen die keizers van de stad belet doen van de wet in hun officie dan zouden die dekens afgezet en verlaten wezen van hun officies en dekenschap en gerekend voor onbekwaam omme in wetten of in eden te zijn en voort gestraft te worden naar gelegenheid van de zaak en men zal voortaan voortgaan in deze vermaking van de wet naar de inhoud van die voorgezegde privilegies nemen en kiezen 26 notabele personen van de dappersten van deze stad zonder aanzien van de persoon. En zonder dat de 4 keizers het getal van die 26 personen mogen nemen uit de drie leden van die stad, maar het zal wezen in de mogendheid van die keizers te nemen en te kiezen naar hun advies het getal van die 26 personen van de aller dapperste en notabelste van de stad en zal voort blijven in di macht van de oude schepenen te kiezen vier goede redelijke manen vanwege de stad zulks als hen geweten goed lijken zal om de electie te doen van de nieuwe schepenen en raden, zonder dat die dekens, nog ook andere hem lieden daarvan onderwinden zullen. Niet tegenetende alle andere gebruiken ter contrarie. En als nu zo moeten gedogen die van Gent dat zonder te wachten half augustus men die wet vermaken zal naar de inhoud van die privilegies alzo voorgezegd is en dat die wet alzo vermaakt blijft tot half augustus en het naaste toekomende jaar, te weten in het jaar 1454. |
Item aengaende der poorterye vander voorseyde stede vanGhendt, die van ghendt also wel om de poorterye te vercrijghene in die veruolghinghe, ende in dye onderhoudinghe van harenpoorters ende poorterssen sullen die ghebruycken ende vseren naer tinhouden van haren preuilegien ende anders niet. Niet yegenstaende alle andere costumen der contrarie. Item aengaende den ban diemen te ghendt doen sal, die schepenen en sullen nyet moghen noch schuldich sijn voort aen dye te doene sonder consent of ottroy van mijnengheduchteghen here of van sinen baliu van ghendt. Ende waert datter die baliu niet wesen en wilde noch metten voorschepenenniet voor oghen en quame om de voorseyde ban te doene als hijt versocht soude wesen, dye voorseyde voorschepenen vanGhendt moghen hem dies beclaghen voor mijnen gheduchtenheere, wesende binnen den lande. Ende in sijne absencie voor die lieden van sinen Rade, omme daer inne te voorsiene so dat behoren sal. Ende vp dat beede die partyen ghehoort sijnde, beuonden wort dat die selue Baliu in ghebreke gheweist heeft, sal verlaten sijn van sijnder officie, ende een andere in sijne stede ghestelt worden, ende daer bouen ghepuniert sijn nae der gheleghentheyt vander sake so dat behooren sal. Item aengaende dye ordonnancien ende statuten, die voorseyde schepenen van ghendt en sullen voortaen niet moghen noch schuldich sijn te makene eeneghe ordonnancien of statuten sonder oorlof ende consent van onsen gheduchten heere, of sinen Baliu van Ghendt verclaersende van onweerden ende te nieten die ordonnancien ende statuten die byden voorseyde schepenen ghemaect sijn sonder consent of ottroy van onsen gheduchten heere ofte van sinen Baliu van Ghendt. Item aengaende die kennessen vanden officiers dye welcke kennessen mijn gheduchte heere hem secht toebehoorende. Dye voorseyde van Ghendt hebben gheaccoordeirt dat die voorseydekennessen in alle criminale ende ciuile saken aengaende den voorseyde officiers, ter cause van huerlieder officie nemen endeaenueerden eeneghe kennesse, ende aller tghene datter aen hanct of aengaen mach sal sijn ende toebehooren mijnengheduchten heere alleene, of een ghebuerde dat eenege vanden seluen officiers, onder tdecsel van huer lieder officie nemen of aenueerden eenege kennesse vp warachteghe poorters vander stede van Ghendt, andersins of in andere sticken dan in die saken verclaerst in die voorseyde [fol. C.xxi.v] preuilegien vanden Graue Guy die voorseyde Baliu van Ghendt sal daer toe ghestelt sijn ende die macht hebben van mijns gheduchs heeren weghe, vp die clachte van die voorseyde vanGhendt te ordonneirene ende te bedwingene den voorseydeofficiers te wederstellene, ende te latene die voorseydepreuilegien van Ghendt naer tvoorseyde preuilegie. Ende so hi beuijnden sal ghedaen te sine, met redenen ende partyen ghehoort. Ende worde dye selue Baliu daer of in ghebreke vonden, dye selue Schepenen sullen hem moghen beclaghenvoor onsen gheduchten heere ende Prinche, vp dat hi binnenden landen sy, ende in sine absencie voor sinen Raedt, ende mijn geduchte here of sinen raedt die sullen daerinne voorsien, also met redenen die daer toe behoren sal. Ende worden die voorseyde officiers gebreckelic daer in bevonden, si sullen verlaten sijn van huer lieder officien, ende andere in hare stede ghestelt, ende bouen dien ghepunieert sijn, naer die gheleghentheyt vander sake. Item aengaende die kennessen van fayten ende mesdadenghedaen bi eenege poorters van Ghendt, die voorseyde vanGhendt accorderen bi also dat eeneghe warachteghe poorters van ghendt daden eenich fayt of mesdaet, huytghesteken die vrye stede van Ghendt van wetten, dat die voorseyde mesdadeghe warachteghe poorters of poortersse sijnde sullen moghen kiesen te wetten betrocken te sine van huer lieder mesdaet, oft fayt voor die Scepenen van Ghendt, of in die iurisdictie ende heerlichede daer tfayt gheschiet es sonder dat die voorseyde van Ghendt moghen trecken te hem lieden waerts, die kennesse vanden voorseyden fayte oft mesdaet, noch vanden fayten vanden welcke eeneghe van huer lieder warachteghe poorters souden bedreghen moghen sijn, al waert ooc dat dye principale vanden fayte haer lieder poorter ware. Ende en sullen maer kennesse hebben, dan vp haer lieder poorters alleenlic, die de voorseyde fayten of mesdaden ghedaen sullen hebben huyt ghenomen die vrye steden van wetten als voorseyde es. |
Item, aangaande de poorterij van de stad Gent, die van Gent alzo wel om de poorterij te verkrijgen in het vervolg en het onderhouden van hun poorters en poorteressen zullen die gebruiken naar de inhoud van hun van hun privilegies en anders niet. Niet tegenstaande alle andere gebruiken ter contrarie. Item, aangaande de ban die men te Gent doen zal, de schepenen zullen niet mogen nog schuldig zijn voortaan te doen zonder toestemming of octrooi van mijn geduchte heer of zijn baljuw van Gent. En was het dat de baljuw er niet wezen wilde of nog me de voorschepen niet voor ogen kwam om die ban te doe, als hij verzocht zou zijn, die voorschepenen van Gent mogen zich dus beklagen voor mijn geduchte heer als hij in het land is. En in zijn absentie voor de lieden van zijn raad om daarin te voorzien zoals dat behoren zal. En opdat beide de partijen gehoord zijn en bevonden wordt dat die baljuw en gebreke geweest is zal hij verlaten zijn van zijn officie en een andere in zijn plaats gesteld worde, en daarboven gestraft worden naar de gelegenheid van de zaak zoals het behoren zal. Item, aangaande de ordonnantin en statuten, de schepenen van Gent zullen voortaan niet mogen nog schuldig zijn te maken enige ordonnantie of statuten zonder verlof en toestemming van onze geduchte heer of zijn baljuw van Gent verklaart ze van onwaarde en te niet die ordonnantin en statuten die door de schepenen gemaakt zijn zonder toestemming of octrooi van onze geduchte heer of van zijn baljuw van Gent. Item, aangaande de kennis van de officiers die kennis mijn geduchte heer hem zegt toe te behoren. Die van Gent hebben toegestemd die kennissen in alle criminele en civiele zaken aangaande de officiers, ter oorzaak van hun officie nemen en aanvaarden enige kennis en al hetgeen er aanhangt of mag aangaan zal zijn en toebehoren een mijn geduchte her alleen of een gebeurde dat enige van die officiers, onder het deksel van hun officie, nemen of aanaarden enige kennis op ware poorters van de stad Gent, anderszins of in andere stukken dan in die zaken verklaard is in die [fol. C.xxi.v] privilegies van graaf Guy, die baljuw van Gent zal daar toe gesteld zijn en de macht hebben vanwege mijn geduchte heer op de klacht van die van Gent te ordonneren en te bedwingen de officiers te weerstellen en te laten die privilegies van Gent naad dat voorgezegde privilegie. En zo hij bevinden zal dat het gedaan is, met redenen en partijen gehoord. En werd deze baljuw daarvan in gebreke gevonden, die schepenen zullen zich mogen beklagen voor onze geduchte heer en prins, opdat hik binnen de landen is, en in zijn absentie voor zijn raad en mijn geduchte heer of zijn raad die zullen daarin voorzien, alzo met reden die daartoe behoren zal. En worden die officiers gebrekkelijk daarin bevonden, ze zullen verlaten zijn van hun officies en anderen in hun plaats gesteld en bovendien gestraft naar de gelegenheid van de zaak. Item, aangaande de kennis van feiten en misdaden gedaan bij enige poorters van Gent, die van Gent accorderen hierbij alzo dat enige ware poorters van Gent deden enig feit of misdaad, uitgezonderd de vrije wetten van Gent, dat die misdadige of ware poorters of poorteressen zijn mogen kiezen ter wet betrokken te zijn van hun misdaad of feit voor de schepenen van Gent of in die jurisdictie en heerlijkheid daar het feit geschied is zonder dat die van Gent mogen trekken naar hen met de kennis van het feit of misdaad, nog van de feiten waarvan enige van hun ware poorters zouden bedrogen mogen zijn al was het ook die de belangrijkste van het feit poorter was. En zullen maar kennis hebben dan op hun poorters alleen die de feiten of misdaden gedaan zullen hebbe, uitgezonderd de vrije plaatsen van wetten als voorgezegd is. |
Item aengaende die placcaten ende dye beslotene brieuen van die van Ghendt, dye si scrijuen aenden officiers van mijnengheduchten heere ende aen andere, si sullen hem voordtaen scrijuen ende onderschrijuen beneden, sonder bouen of in thooft vanden brieue te scrijuene, ende sullen hem daer inne beleeden, ende voordtaen reghelen also dander drie leden van Vlaendren ende anders niet. Item voort presenteren, dat bi haer lieder hooftmans Schepenen ende Dekenen metten ghenen die commen sullen voor mijnen voorseyde gheduchten heere, of mijn heere vanChaerloys sinen sone, omme te roupene ghenade, sy sullen doen bringhen haer lieder bannieren ende die presenteren mijn gheduchte heere ende Prinche, ende hem die leueren, om sinen wille daer mede te doene, in teekene ende maniere vanbeteringhe van haer lieder mesdaet, dat si die yegens hem vp gheheuen ende ghedreghen hebben. Item als aengaende die witte caproenen van Ghendt, si en sullen niet meer huseren te maken noch te hebbene eeneghe witte caproenen, noch van eeneghe andere lieden van sulcker condicie, ghelijcke als groene tenten, of derghelijcke, of van wat manieren dat si ghenomt souden moghen worden, ende hebben hier voortijts dat bi quader costume voordt ghestelt yeghens redene, ende dat ghehuseirt onder tdecsele van te doen execucie van haerlieder vonnessen ende beuelen, dye welcke costume es ende wesen sal te nyeten ende of gheleyt. Maer omme dese vonnessen en executyen die men doen sal, en schuldich sijn daer in, ende bi sulcken middele ende manieren als dat behooren sal te doene, sal mijnen gheduchten heere daer toe stellen sinen Baliu van Ghendt. Item als van beroupen van saken ende van processen inghebrocht ende hanghende voor die wetten, of ander officien vander stede ende casselryen van Oudenaerde, van Cortrijcke, vanden Graefschepe van Aelst, vanden lande van Waes, ende van vier ambochten, van Bieruliet, ende van Denremonde, ende andere binnen den lande van Vlaendren, die voorseyde van Ghendt en sullen nyet meer vseren noch moghen doen. Item aengaende dye voorseyde steden ende Casselryen, vanCortrijcke, Oudenaerde, van Bieruliet, van Denremonde, vanAelst, ende vanden lande van Waes, ende vier Ambochten, die welcke steden casselryen, ende landen [fol. C.xxij.r] mijn gheduchte heere wille dat si blijnen eewelick ende tallen daghen vry ende exempt vander macht ende auctoriteyt endeCasselrye van Ghendt, omme der redenen wille vooren verhaelt van mijns gheduchs heren weghen. Dye voorseyde van Ghendt sijn ghepaeyt dat die voorseydeSteden, Casselryen, ende Landen, blijuen in sulcken state als sy nu ten tijden sijn, sonder daer inne yet vernyeut oft gedaen te sine, aen deenside, noch aen dandere, gheduerende den tijdt van eenen haluen iare, ingaende ende gherekent vanden daghe, dat die voorseyde heere omme die heerlicke beterijnghe, den welcken tijt hangende ende metten eersten datment sal moghen doen, in deser mannieren sal gheapointiert worden ende gheordonneirt by vriendelicken weghen, of by iusticien, also hier naer gheaccordeirt sal worden. Ende daer inne dat mijn gheduchte here ende die van ghendt ghepaeyt sullen sijn sonder emmer dat dye van Ghendt in desen saken hem lieden sullen willen helpen vander gracie ende vergheuenesse die mijn gheduchte heere hem lieden doen sal van huer lieder mesdaden ende verbuerten, noch dat die voorseyde gracie preiudiceren mach, of mijn gheduchte here aengaende die saken vandenvoorseyde steden ende casselryen van Cortrijcke, Oudenaerde, Aelst, Denremonde, Bieruliet, ende den lande van Waes, ende vier Ambachten, daer of dat vooren mencioen ghemaect es Endesullen bouen dien die voorseyde van Ghendt also varre als dat aen gaet, blijuen in sulcke recht als si daer inne moghen hebben, ende schuldich sijn van hebbene, ter tijdt van nv. Item als aengaende dye eerlijcke beteringhe, si presenteren ende bieden, ende haer lieder hooftmannen, ende Raedtslieden vanden seluen hooftmannen, metten Schepenen vander wet ende nyeuwer wet, ende met alle haren Dekenen ende inwonende poorters van ghendt, totten ghetale van twee duysent lieden, ten minsten sullen commen voor onsen gheduchten heere, of mijn heere van Charloys sinen sone, een halue mijle buten der Stede, ten sulcken daghe als mijnengheduchten here ghelieuen sal te ordonneirene ende te verclaerene, dats te wetene vanden voorseyde hoofmans endeRaedtslieden in huer lieder lijnen cleederen bloots hoofts, ende baeruoets, ende alle andere onghescoeyt, ende bloofts hoofts, ende baeruoets, Ende si sullen alle gaedere vallen vp haer lieder knyen voor mijnen voorseyde gheduchten here, of voor sinensone Kaerle van Charloys, Ende in sulcke stede wesende alst voorseyde es sullen segghen ende doen segghen huyde byden mondt van eeneghen van hem lieden in Fransoyse, dat sy valschelicke ende aerghelick als rebelle ende ouerhooreghe ende grotelic begrijpende yeghens mijnen voorscreuen gheduchten here, ende sijnder hoochheyt ende eerlicheyt grootelic mesdaen hebben, ende hebben hem lieden ghestelt inde wapene, ende ghemaect hooftmannen om mijnen gheduchten here vploop te doene ende sine lieden. Ende hebben hem ghedaen vele ende onbehoorlicke saken, ende weghen van fayte, daer of dat si berau ende leedtscap hebben, ende begheeren in alder ootmoedichede gracie ende ghenade, ende ontfaermichede aen mijnen voorscreuen gheduchten heere, ende aen mijn heere van Chaerloys sinen sone. |
Item, aangaande die plakkaten en de besloten brieven van die van Gent die ze schrijven aan de officiers van mijn geduchte heer en aan anderen, ze zullen hem voortaan schrijven en onderschrijven beneden, zonder boven of in het hoofd van de brieven te schrijven en zullen zich daarin belijden en voortaan regelen alzo de andere drie leden van Vlaanderen en anders niet. Item, voort presenteren dat bij hun hoofdmannen, schepenen en dekens, met diegene die komen zullen voor mijn geduchte heer, of mijn heer van Charlois, zijn zoon, om genade te roepen, zij zullen laten brengen hun banieren en die presenteren mijn geduchte heer en prins en hem die leveren om er zijn wil mee te doen als teken en manier van verbetering van hun misdaad dat ze die tegen hem opgegeven en gedragen hebben. Item, als aangaande die witte mutsen van Gent, ze zullen niet meer gebruiken te maken nog te hebben enige witte mutsen, nog van enige andere lieden van zoՠn conditie, gelijk als de groene Tenten, of dergelijk of van wat manieren dat ze genoemd zouden mogen worden en hebben hier voortijds dat met slechte gewoonte voort gesteld tegen reden en dat versierd onder het deksel van te doen executie van hun vonnissen en bevelen, wat gebruik is en wezen zal te niet of afgelegd. Maar om deze vonnissen en executies die men doen zal en schuldig zijn daarin en met zulk middel en manier als dat behoren zal te doen zal mijnen geduchte heer daartoe stellen zijn baljuw van Gent. Item, als van beroepen van zaken en van processen ingebracht en hangen voor de wetten of ander officies van de stad en wetsgebieden van Oudenaarde, van Kortrijk, van de graafschappen van Aalst, van het land van Waas en van vier ambachten, van Biervliet en van Dendermonde en anderen binnen het land van Vlaanderen, die van Gent en zullen het niet meer gebruiken nog mogen doen. Item, aangaande de steden en wetsgebieden van Kortrijk, Oudenaarde, van Biervliet, van Dendermonde, van Aalst en van het land van Waas en vier ambachten die steden wetsgebieden en landen [fol. C.xxij.r] wil mijn geduchte heer dat ze blijven te alle dagen en eeuwig vrij en voorbeeld van de macht en autoriteit en wetsgebied van Gent vanwege de rede voor verhaald van mijn geduchte heer. Die van Gent zijn gepaaid dat die steden, wetsgebieden en landen blijven zullen in zoՠn staat zoals ze nu ten tijden zijn, zonder daarin iets vernieuwd of gedaan is aan de ene nog aan de andere zijde gedurende de tijd van een half jaar ingaande en gerekend van de dag dat die heer om de fatsoenlijke verbetering en die tijd hangt en zo gauw men het zal mogen doen zal het in deze manier berecht worden en geordonneerd op een vriendelijke manier of bij justitie, alzo hierna geaccordeerd zal worden. En waarin dat mijn geduchte heer en die van Gent gepaaid zullen zijn donder immer dat die van Gent in deze zaken zich zullen willen helpen van de gratie en vergiffenis die mijn geduchte heer hen doen zal van hun misdaden en verbeuren, nog dat die voorgezegde gratie prejudiciren mag of mijn geduchte heer aangaande de zaken van de steden en wetsgebieden van Kortrijk, Oudenaarde, Aalst, Dendermonde, Biervliet en het land van Waas en vier ambachten. En zullen bovendien die van Gent alzo ver als dat aangaat blijven in zulke recht als ze daarin mogen hebben en schuldig zijn van hebben ter tijd van nu. Item, als aangaande de fatsoenlijke verbetering, ze presenteren en bieden en hun hoofdmannen en raadslieden van die hoofdmannen met de schepenen van de wet en nieuwe wet en met al hun deken en inwonende poorters van Gent, tot het getal van 2000 lieden ten minsten zullen komen voor onze geduchte heer of mijn heer van Charlois, zijn zoon, een halve mijl buiten de stad te zulke dag als mijn geduchte heer gelieven zal te ordonneren en te verklaren, dat is te weten van de hoofdmannen en raadsleden in hun linnen kleren blootshoofds en alle andere ongeschoeid en blootshoofds en barrevoets. En ze zullen allen tezamen op hun knien vallen voor mijn geduchte heer of voor zijn zoon Karel van Charlois, En als ze in die plaats zijn zullen zeggen en laten zeggen uit de mond van enige van hen in Frans dat ze vals en ergerlijk als rebellen en verzet en zeer misdeden tegen mijn geduchte heer en zijn hoogheid en zeer misdaan hebben en hebben zich in de wapens gesteld en hoofdmannen gemaakt om mijn geduchte heer oploop te doen in zijn lieden. En hebben hem vele en onbehoorlijke zaken gedaan en feiten waarvan dat ze berouw en spijt hebben en begeren in alle ootmoed gratie en genade en ontferming aan mijn geduchte heer en aan mijn heer van Charlois, zijn zoon. |
Item aengaende den.iij.poorten, te wetene die twee poorten vander seluer stede, deene gheheeten die perscelle poorte, ende dandere die hoochpoorte, duer die welcke twee poorten dye voorseyde van ghendt huyt trocken, ende schieden van ghendt vander Riuiere vander schelde, omme te belegghene Oudenaerde, ende dader poorte gheheeten die hospitael poorte, dye staet ter sijden van den lande van Waes, duer welcke poorte die van Ghendt trocken omme te gane te Repelmonde, ende vploop te doene mijnen voorseyde gheduchte heere en sine wapeninghe. Dye voorseyde van Ghendt consenteren ende sijn te vreden dat dese voorseyde twee poorten duer die welcke die van Ghendt huyt trocken om te belegghen Oudenaerde, ende dat was vp eenen donderdach naer Paesschen, int iaer.M.CCCC.ende.lij.sullen sijn en blijuen ghesloten nv ende teeuweghen daghen, telcken donderdaghe in elcke weke, so datter nyement huyte noch in en sal moghen gaen vander voorseyde stede. Ende bouen dien sijn ooc te vreden, dat die hospitael [fol. C.xxij.v] poorte in eeuwegher memorie ende ghedenckenesse sal ghesloten ende toeghemaecst sijn, ende ghecondempneirt sijn nemmermeer die te moghen opene doen, noch ooc bi der seluer poorte te moghene maken eeneghe huytganck ofte inganck binnen der stede, Ten si byden consente ende goeder gheliefte van onsen voorseyden gheduchten heere, ofte sine naercommers Grauen oft Graefneden in Vlaendren sijnde, in toecommende tijden. Item aengaende die Restitutie vanden schaden ende achterdeelen, dye ghecommen sijn mijnen voorseydegheduchten heere van der quetsinghe ende verminderinghe vansinen demeynen in sinen lande van Vlaendren, ende van Henegauwe, ter cause van der oorloghe, dye voorseyde vanGhendt metsgaders den anderen drye leden sullen vergaderen te dier cause, ende te samen spreken omme te auiseirene eeneghe weghen ende middelen, dat ghenouch sy, so dat hemmijn gheduchte heere daer mede ghepayt houden sal, als ouer die mesdaet vanden voorscreuen van Ghendt. Item omme die profijtelicke beterijnghe, presenteren die voorseyde van Ghent by also, dat die voorseyde leden accoorderen ende auiseren metten voorseyde van Ghendt eeneghe redelicke saken, vanden welcken mijn gheduchte heere hem ghepaeyt houdt, omme die restitucie van sinen schaden ende achterdeelen daer oft dat in tvoorseyde aertijcule vermaen ghedaen es. Ende die voorseyde profijtelicke beteringhe sal wesen twee hondert duysent Rijders. ende bi also dat die voorseyde restitucien in der mannieren, so dat mijn gheduchte here ghepaeyt si, so sal die voorseyde beteringhe wesen drie hondert duysent Rijders. Item omme dye reparacie noch breedere, ende omme te weder stichtene, dyueersche kercken in Vlaendren gheschendt ende verdoruen sonderlinghe die kercke van Repelmonde omme te makene vp gheheuene cruycen ende boghen, ende ooc fundacien van messen te Repelmonde voorseyde, ende elders daerdat mijn gheduchte heere ghelieuen en noodtsakelic dijncken sal. Daer voren dat dye voorseyde van Ghendt presenteren, mijnen gheduchten heere, die somme van vijftich duysent gouden Leeuwen. Item aengaende die pointen ende artijculen die ghepasseirt waren te Ghendt bi den ghedeputeirde vander stede van Ghendt, met mijnen heere den Bisschop van Doornicke, ende andere Raedtslieden van onsen gheduchten here, aengaende diueersche dolinghen als doe ghedaen huyter name van mij gheduchten heere, die welcke artijculen sijn gheteekent mettenhandteekenen van Meester Ian Rijn, Meester Gillis pappel, ende Meester Pieter goetghebuere, dye voorseyde van Ghendt sijn gheaccoordeirt, dat eeneghe vanden voorseyde artijculen die nyet begrepen noch gheapointiert en sijn hier voren, die welcke mijn gheduchte here huyt nemen wille, sullen bi die voorseydevan Ghendt al danckelic wesen ende gheconsenteirt, also si ghepasseirt sijn, ende gheteekent by die voorseyde clercken vander stede van Ghendt. |
Item, aangaande de 3 poorten, te weten de twee poorten van de stad, de ene geheten de Petercellepoort en de andere de Hooipooortin welke twee poorten die van Gent uittrokken en scheiden Gent van de rivier de Schelde om Oudenaarde te belegeren en de andere poort geheten Hospitaal poort die terzijde staat van het land van Waas, waardoor die van Gent trokken om naar Rupelmonde, te gaan en oploop te doen tegen mijn geduchte heer en zijn bewapening. Die van Gent stemmen toe dat deze twee poorten waardoor die van Gent uittrokken om Oudenaarde te legeren en dat was op een donderdag na Pasen in het jaar 1452 zullen zijn en blijven gesloten nu en ten eeuwigen dage te elke donderdag in elke weer zodat er niemand uit nog in zal mogen gaan van die stad. En bovendien zijn ook tevreden dat de Hospitaal poort ter eeuwige memorie en gedenkenis gesloten zal blijven en dicht gemaakt en verdoemd nimmermeer open te mogen doen nog ook bij die poort te mogen maken enige uitgang of ingang binnen de stad, tenzij met toestemming en goed gelieven van onze geduchte heer of zijn nakomelingen graven of gravinnen in toekomende tijden. Item, aangaande de restitutie van de schaden en nadelen die gekomen zijn mijn geduchte heer van de kwetsing en vermindering va zijn heerlijke rechten in zijn land van Vlaanderen en van Henegouwen ter oorzaak van de oorlog, die van Gent mitsgaders de anderen drie leden zullen verzamelen te die oorzaak en tezamen spreken om te adviseren ene wegen en middelen dat het genoeg is zodat mijn geduchte heer daarmee gepaaid zal worden als over de misdaad van die van Gent. Item, om de profijtelijk verbetering te presenteren die van Gent alzo dat die leden overeenkomen en adviseren met die van Gent enige redelijke zaken waarvan mijn geduchte heer zich gepaaid houdt om de restitutie van zijn schaden en nadelen waarvan in het voorgezegde artikel vermaand is. En die profijtelijke verbetering zal wezen 200 000 rijders en alzo dat die restitutie in die manieren zodat mijn geduchte heer gepaaid is zo zal die verbetering wezen 300 000 rijders. Item, om de reparatie nog breder en om te weer stichten diverse kerken die in Vlaanderen geschonden en verdorven en vooral de kerk van Rupelmonde om te maken opgeheven kruisen en bogen en ook fundatie van missen te Rupelmonde en elders waar het mijn geduchte heer gelieven en noodzakelijk denken zal. Waarvoor dat die van Gent presenteren mijn geduchte heer de som geven van 50 000 gouden leeuwen. Item, aangaande de punten en artikels die gepasseerd waren te Gent bij de gedeputeerde van de stad Gent met mijn heer de bisschop van Doornik en andere raadsleden van onze geduchte heer aangaande diverse dolingen als toen gedaan uit de naam van mijn geduchte heer welke artikels getekend zijn met de handtekening van meester Ian Rijn, meester Gillis Pappel en meester Pieter Goetghebuere hebben die van Gent toegestemd dat enige van die artikels die niet begrepen nog vastgesteld zijn hiervoor die mijn geduchte heer uitnemen wil zullen bij die van Gent al dankbaar wezen en toegestemd als ze gepasseerd zijn en getekend bij de klerken van de stad Gent. |
Dyt es den voetual van die van Ghendt, alsoot hier naer volcht. MAer der handt die voorseyde van onser Stede van Ghendt hebben ons ghebeden, ende aen ons versocht, dat wi ons willen vinden by der Stede van Ghendt vp eene halue mijle naer ter sulcker plaetse als ons goet duncken soude, omme te ontfanghene vander stede obediencie ende onderdanichede, ende daer toe heerlicke beterijnghe, alsoot begrepen ende verclaert staet in een vanden voorseyde artijculen vander seluer presentacie, twelcke wi hemlieden accoordeirden te doene, ordinerende den voorseyde ghedeputeirden, dat die van onser Stede, die voor ons commen souden, om dat te doene vp dendach van heden den.xx.sten dach van deser maent vp die none vanden seluen daghe, twelcke sy ghedaen hebben aen ons roupende ende begheerende ghenade, ende ons ouerbringhende hare bannieren, alsoot verclaert es in dye voorseyde articulen. Ende dit ghedaen sijnde, wy hebben hem lieden gheseyt ende ghedaen segghen bi onsen lieuen gheminde ende onsen ghetrauwen Cancellier ende Ruddere mer Nyclaeus Roelin heere van [fol. C.xxiij.r] Antoengnen, behouden dat si vulcommen tinhouden vanden voorseyde articulen, wy hem lieden gheuen onse brieuen van gracien, ende van remissien, ende dat wi sullen doen openbaren ouer al in onsen lande van Vlaendren ende elders, goeden endevasten paeys, ende alle versekerthede van onse inwonende van Ghendt. Ende omme die ghene dye hem lieden in wapenenghedient hebben, ende oorloghen ghedaen, houdende ter tijt van nv huwe partye. Ende achteruolghende den vulcommene vanden inhoudene vanden voorseyde articulen alle die ghene dye hem droughen, als schepenen ende hooftmannen, die groote Dekenen, ende die cleene, ende andere in groter menichte presenterende haer lichame Ende al die ghemeente van onser stede van ghendt van weerden houdende ende louende al tghene dat by huerlieder ghedeputeirde ghedaen endeghepresenteirt hadde gheweest, hebben beloeft dat te vulcommene, van pointe te pointe, ende ons daer of opene letteren ghegheuen in goeden vorme, gheseghelt met den seghele van onser stede van Ghendt. Wi doen te wetene dat wi alle dese saken ouer ghemerct hebben, ende omme redenen voren verhaelt, ende principalic omme die eere ende reuerencie van onsen ghebenedijden heere ende scheppere den almoghende god, hebbende ooc compassie ende deernesse vp onse voorseyde stede van Ghendt, ende ons volck daer inne verkeerende van onser seker wijshede, auctoriteyt, endevulcommen moghentheyt, den voorseyde inwonende van onser stede van Ghendt, also wel den hooftmannen, Raetslieden als andere, van wat condicien of state dat si sijn die hemlieden in wapeninghe ghedient hebben, ende oorloghe met hem lieden gheleet, ende hare partye ghesustineirt hebben ter tijt van nv, alsoot voorseyde es yeghen ons ende onse onderdaneghe ondersaten hebben vergheuen ende quijt ghescholden, ende of ghedweghen. Ende bi deser yegenwoordegher lettere vergheuen, quijte schelden, of dwaen, nv ende teeweghen dagenalle die mesdaden, faeyten, ende ouerhooricheden die si of eeneghe van hem lieden hebben of moghen ghedaen hebben ter cause van oorloghe, gheschillen ende rebellicheden bi hem lieden ghedaen yeghens ons ende onse landen, ende ondersaten, in wat manieren dattet sy, sonder datter cause van dien hemlieden nemmermeer eeneghen heesch of vermaen ghedaen worde, cryminele ofte ciuile. Ende te dien eynden dattet goeden vasten paeys sy in onsen lande van Vlaendren, ende dat omme het faeyt vander oorloghe hier naermaels nyeten rijse of gheschiede eenich ghekijf, ghedinghe, of gheschil tusschen denvoorseyde van onser stede van Ghendt, ende andere van onsen ondersaten. Van onser wijsheyt, auctoriteyt ende mach hebbende, hebben gheordineirt ende ordineren, dat elckerlijc, also wel vander eender sijde als vander andere, sal wederkeeren met vulcommen rechten in sine huysen, renten, pachten, ende leenen, erue, ende onroerende goeden, also sijse yeghenwoordelijc vinden sullen, sonder die andersins te moghen calengieren te begheerene te hebbene of te heessche. Ende worden eeneghe catheylen gheuonden in die voorseydehuysen, die daer in waren voor die vooorseyde orloghe, endetoebehoorende den voorseyde huysen, dye voorseyde cattheylen die sullen hem blijuen. Ende als van andere cattheylen gheuonden in die voorseyde huysen die daer inne waren voor die voorseyde oorloghe, schulden, achterstellen, huyshueren, ende vruchten ontfanghen, ghenomen, ende vergadert voor die date van deser yeghenwoordegher lettere, daer en sal men nemmermeer of moghen maken eeneghen heesch of veruolch, nyet te meer aen deen side dan aen dander side. Ende dyer ghelijcke willen wy ende belieft ons also ghelijcke willen wy ende belieft ons also ghedaen te sijne. |
Dit is de voetval van die van Gent alzo het hierna volgt. Naderhand die van onze stad Gent hebben ons gebeden en aan ons verzocht dat we ons willen vinden bij de stad Gent op een halve mijl maar ter zoՠn plaats als ons goed denken zou om te ontvangen onderdanigheid van de stad en gehoorzaamheid en daartoe fatsoenlijke verbetering alzo het verklaard staat in een van die artikels van die presentatie die we toestemden te doen en ordineren die gedeputeerde dat die van onze stad die voor ons komen zouden om dat te doen de 20ste dag van deze maand op de noem van dezelfde dag wat ze aan ons gedaan hebben en roepen en begeren genade en ons brengen hun banieren alzo het verklaard is in die artikels. En als dit gedaan is hebben we hen gedaan en laten zeggen bij onze lieve en geminde en getrouwe kanselier en ridder meneer Nyclaeus Roelin, heer van [fol. C.xxiij.r] Antoing, dat ze volkomen doen de inhoud van die artikels, geven we hen onze brieven van gratie en van remissie en dat we zullen laten openbaren overal in ons land van Vlaanderen en elders goede en vaste vrede en alle verzekeringen van onze inwoners van Gent. En om diegene die in wapens gediend hebben en oorlog gedaan en hielden ter tijd van uw partij. En na te volgen en te voldoen de inhoud van de artikelen al diegene die zich gedroegen als schepenen en hoofdmannen, de grote dekens en de kleine en andere die in grote menigte hun lichaam presenteerden. En de hele gemeente van onze stad Gent die hielden van waarde en loofden al hetgeen dat bij hun gedeputeerde gedaan en gepresenteerd was geweest hebben beloofd dat te voldoen van punt tot punt en ons daarvan open brieven gegeven in goede vorm verzegeld met de zegel van de stad Gent. We laten weten dat we al deze zaken nagekeken hebben om redenen voren verhaald en principaal om de eer en referentie van onze gezegende heer en schepper de almogende God en hebben ook medelijden en deernis op onze stad Gent en ons volk daarin verblijvend van onze zekere wijsheid , autoriteit en volkomen mogendheid de inwoners van onze stad Gent alzo wel de hoofdmannen, raadsleden als andere van wat conditie of staat dat ze zijn die hen in wapens gediend hebben en oorlog met hen gehad en hun partij gehad hebben ter tijd van nu, alzo het voor gezegde is tegen ons en onze onderdanige onderzaten hebben vergeven en kwijt gescholden en afgedaan. En bij deze tegenwoordige brieven kwijtschelden afdoen en te eeuwige dagen alle misdaden, feiten en ongehoorzaamheid die ze of enige van hen hebben of mogen gedaan hebben ter oorzaak van oorlog, geschillen en rebellie bij hen gedaan tegen ons en onze landen en onderzaten, in wat manieren dat het is, zonder dat de oorzaak van die hen nimmermeer enige eis of vermaning gedaan wordt, crimineel of civiel. En tot dat doel goede vaste vrede in ons land van Vlaanderen en dat om het feit van oorlog hierna niet oprijst of geschieden zal enig gekijf, geding of geschil tussen die van onze stad Gent en andere van onze onderzaten. Van onze wijsheid, autoriteit en macht hebben, hebben geordineerd en ordineren dat elk, alzo wel van de ene zijde als van de andere, zal terug keren met volkomen recht in zij huizen, renten, pachten en lenen, erven en onroerende goederen, alzo ze het tegenwoordig vinden zullen, zonder die anderszins te mogen aanklagen, te begeren te hebben of te eisen. En worden enige eisers gevonden in die huizen die daarin waren voor die oorlog en toebehoorden die huizen die eisers zullen hen blijven. En als van andere eisers gevonden in die huizen die daarin waren voor die oorlog, schulden, achterstellen, huishuren en vruchten ontvangen, genomen en verzameld voor de datum van deze tegenwoordige brieven, daar zal men nimmermeer van mogen maken enige eis of vervolg, niet meer aan de ene zijde dan aan de andere zijde. En diergelijke willen wij en belieft ons alzo gelijk willen wij en belieft ons alzo gedaan te zijn. |
Aengaende die vruchten ende profijten vanden beneficien vanden persoonen vander kercken, ghegheuen ende vercreghen binnen der seluer oorloghe ende rebellichede gheduerende, van welcken vruchten ende profijten ontfaen vanden beneficien, ne sal oock gheen veruolch ghedaen sijn aen deen side noch aen dandere siede. Ende voort so hebben wy gheordonneirt ende ordonneren van onser voorseyde wijsheden, auctoriteyt, ende vulcommen macht dat alle die bannen, verclaersinghe van allen ordonnancienende statuten ghemaect binnen onser stede van Ghendt, den tijt vander voorseyder oorloghe gheduerende, en sullen omme dye voorseyde rebellichede van gheender [fol. C.xxiij.v] weerden sijn. Ende die welcke wi wederroupen als niet sijnde, ende maken die van nyeten ende van gheender weerde met deser seluer yegenwoordegher lettere. Ende te dien eynde dat dit si eene sake vast ende ghestadeghe teeweghen daghen, hebben ghedaen hanghen onsen seghele aen dese yeghenwoordeghe lettere, ende ghelijcke letteren ghegeuen van ons, voor onse stede van Ghendt den laetsten dach van Iulet, int iaer van gracien.M.iiijc.ende.liij. Ende gheteekent al dus mijnen here den Hertoghe Ian de Mabeuge. Ende desen paeys aldus gheschiet sijnde, so rees binnen Vlaendren eene groote blijschepe, alsoot wel redene was. Ende corts daer naer, soe stelden dye van Ghendt vp een seer schoon schietspel van den cruysboghe. Item die Hertoghe Phelips vul van wijsheden ende discretien, ende seer victorieux, hi en was niet verghetende sinen dode groot here, den Hertoghe Phelips le Hardy, die welcke begrauen was buyten Dygioen in Borgoengien, in tclooster vandenSaertruesen, welck clooster hi selue maken dede, maer ouer hem en was gheene chierlike tombe naer sijn princhelijcke weerdichede, dies dede nv die Hertoghe Phelips voorseyde een rijckelicke tombe maken van metale, ende was ghemaeckt te Bruessele by eenen meester gheheeten Iacob die coperslagher, ende wort ghestelt te Sartruesen buyten Dygioen seer weerdelick vp tgraf vanden Hertoghe Phelips sijnen groothere. |
Aangaande die vruchten en profijten van de gunsten van de personen van de kerken, gegeven en verkregen binnen die oorlog, van die vruchten en profijten ontvangen van de gunsten nee zal ook geen vervolg gedaan worden aan de ene nog aan de andere zijde. En voort zo hebben we geordonneerd en ordonneren van onze wijsheden, autoriteit en volkomen macht dat alle bannen, verklaringen van allen ordonnantin en statuten gemaakt binnen onze stad Gent de tijd van die oorlog en zullen om die rebellie van geen [fol. C.xxiij.v] waarde zijn. En die we terugroepen als er niet zijn en maken die te niet en van geen waarde met deze tegenwoordige brief. En te dat doel dat het een zaak vast en gestadig is ten eeuwigen dage en hebben laten hangen onze zegels aan deze tegenwoordige brief en gelijke brieven gegeven van ons voor onze stad Gent de laatste dag van juli in het jaar 1453. En getekend aldus mijn heer hertog Ian de Maubeuge. En toen deze vrede aldus geschied was zo rees binnen Vlaanderen een grote blijdschap, alzo het wel reden was. En kort daarna zo stelden die van Gent een zeer mooi schietspel op van kruisbogen. Item, hertog Filips, vol van wijsheden en discretie en zeer victorieus was niet vergeten zijn dode grootvader, hertog Filips de Stoute, die begraven was buiten Dijon in Bourgondie het klooster van de Chartreuse, welk klooster hij zelf liet maken, maar over hem was geen sierlijke tombe gemaakt naar zijn prinselijke waardigheid, dus deed nu hertog Filips een rijke tombe maken van metaal en was gemaakt te Brussel bij een meester geheten Jacob de Coperslagher en werd gesteld te Chartreuse buiten Dijon zeer waardig op het graf van hertog Filips, zijn grootvader. |
[Int iaer.M.iiijc.ende.lv] Item int iaer.M.iiijc.ende.lv.so starf die paeus Nycolaus ende in tselue iaer so starf die bisschop Roelof van Hutrecht. Ende doe wart vanden ghemeenen capittele ende rade vander stede endevanden sticht van Vtrecht ghecoren heere Ghyselbrecht van Breederoode Domproost ende proost van houde monstre Tutrecht, ende hy hadde ghesonden te Roome omme die confirmacie. Ende binnen diere tijt so sijn ghecommen diueersche heeren huyt Hollandt byden Hertoghe Phelips voorseyde, ende si seyden ghenadich here, eest dat ghi Ghyselbrecht van Breederoode bisschop maeckt, soe es te duchtene dat ghi verliesen sult hu lant van Hollant, ende datment hu huyterhandt sal willen nemen, bi naerheden. Die Hertoghe phelips dese informacie horende, hi sandt rechteuoort om het bisschopdom van Vtrecht te Roomen waert by onsen alder helichsten vadere den Paeus van Roome, omme die confirmacie voor sinen bastaerden sone Dauid, die welcke als doe was bisscop van Theerenburch, die welcke confirmacie hi vercreech. Ende die Hertoghe Phelips die voorseyde confirmacie vercreghen hebbende, track vp alle der heleghen auent in Hollandt met sine sone dye Graue van Chaerloys, ende veel meer andere heeren, ende met sijnen sone den bisschop Dauid, ende met een groot ghedeel volcx van wapenen [Int iaer.M.iiijc.ende.lvi.ontrent xiiij.daghen naer paesschen] Item int iaer.M.iiijc.ende.lvi.ontrent xiiij.daghen naer paesschen soe quam die Hertoghe Ian van Cleuen inden haghe omme een goet middel te makene tusschen den Hertoghe Phelips sinen oom ende den Elect ende der sticht van Vtrecht. Ende binnen deser tijt soe sijn ghecommen sommeghe van Amelfoort ende van Renen inden Haghe in Holland byden bisschop Dauid, ende si brochtent so varre dat die bisschop Dauid sandt mijn heere Adriaen van Borsele met meer andere tot Renen omme datte bewarene, ende die Casteleyn vander Horst compareirde met mer A a a a voorseyde, waert datmen die somme van.vij.duysent Rijnsche guldenen hem weder gheuen wilde, daer mede dat hy tvoorseyde Casteel beleent hadde, hi soude den bisschop Dauid dat slot ouer gheuen. Ende die voorseyde somme wordt hem betaelt, ende dye bisschop Dauid sandt sine Saudenieren in tvoorseyde slot, diet huyt sijnder name hilden ende bewaerden. ende niet langhe daer naer, so track dye bisschop Dauid met veel volcx van wapenen omme die stede van Ameluoorde in te nemene. |
[In het jaar 1455] Item, in het jaar 1455 zo stierf paus Nicolaas en in hetzelfde jaar stierf bisschop Roelof van Utrecht. En toen werd van het algemene kapittel en raad van de stad en van het sticht Utrecht gekozen heer Ghyselbrecht van Brederode, domproost en proost van oude munster van Utrecht en hij had gezonden te Rome omme de bevestiging. En binnen die tijd zo zijn gekomen diverse heren uit Holland bij hertog Filips en ze zeiden; genadige heer, is het dat ge Ghyselbrecht van Brederode bisschop maakt dan is het te duchten dat ge verliezen zal uw land van Holland en dat men het u uit de hand zal willen nemen met naarheid. Hertog Filips die deze informatie hoorde zond direct om het bisschopdom van Utrecht te Rome waart bij onze allerheiligste van de paus van Rome om de bevestiging van zijn bastaardzoon David die toen bisschop was van Throuanne welke bevestiging hij kreeg. En toen hertog Filips die bevestiging gekregen had trok hij op Allerheiligen avond in Holland met zijn zoon de graaf van Charlois en veel meer andere heren en met zijn zoon bisschop David en met een groot deel wapenvolk. [In het jaar 1456 omtrent 14 dagen na Pasen] Item, in het jaar 1456 omtrent 14 dagen na Pasen zo kwam hertog Jan van Kleef in den Haag om een goede bemiddeling te maken tussen hertog Filips, zijn oom, en de elect en het sticht van Utrecht. En binnen deze tijd zo zijn gekomen sommige van Amersfoort en van Renen in Den Haag in Holland bij bisschop David en ze brachten het zo ver dat bisschop David zond mijn heer Adriaen van Borsele met meer andere tot Renen om dat te bewaren en de kastelein van de Horst compareerde met meneer Adriaen, was het dat men de som van 7 000 Rijnse gulden hem teruggeven wilde waarmee hij dat kasteel beleend had, dan zou hij bisschop David het slot overgeven. En die som werd hem betaald en bisschop David zond zijn soldaten naar dat kasteel die het uit zijn naam hielden en bewaarden en niet lang daarna zo trok bisschop David met veel wapenvolk om de stad Amersfoort in te nemen. |
[ Hoe dye Hertoghe Phelips van Bourgoengien track met allen sinen heren] Hoe dye Hertoghe Phelips van Bourgoengien track met allen sinen heren, wt den Haghe int vulle harnasch, nae die stadt van Vtrecht, om sinen sone Dauid daer Bisschop te maken, met ghewalt maer si ontfinghen hem met vrientschepe, ende weerdichede. [fol. C.xxiiij.r] [Vp sinte marien magdaleenen dach] ITem int selue iaer vp sinte marien magdaleenen dach doen reedt dye Hertoghe van Borgoengien huyten Haghe, int vulle harnasch met vele volcx van wapenen omme voor Vtrecht te treckene, ende daer met machte in te commene. Ende het was een ghemeen heyruaert al Hollandt duere huyte gheroupen, ende hi bleef.viij.daghen of meer binnen der stede van Leye, ende daer was die Hertoghe van Cleuen, ende die ioncheere vanMontfoort, Ian van Renesse die Dom dekene, ende Iacob pruys sijn broedere omme een goet middel te makene tusschen denhertoghe Phelips ende mijn here van Breederoode, daer so vele toe ghedaen was dattet vp een goede mate ghebrocht was. Endevan daer so track die Hertoghe van Borgoengien met eenen grooten heyrcachte te Woerden, ende van Worden te Ysselsteyn ende daer quam die Graue van Stampes, ende Anthonius die bastaert van Borgoengien met vele pycaerden, vlaminghen, ende brabanders. Ende daer was een tractiet ghemaeckt als dat die van Vtrecht den Hertoghe van Borgoengien ende die bisscop Dauid sinen sone met minnen ende met vrientschepen ontfanghen souden, het welcke also gheschiede. Ende die Hertoghe van Borgoengien met alle sijnen edelen quamen so costelic metten bisschop Dauid te Vtrecht binnen datter een wonder was om te siene Ende die wet van Vtrecht ende alle die Collegien deden den Hertoghe ende den bisscop groote weerdichede ende reuerencie. Ende here Ghyselbrecht van Breederoode soude [fol. C.xxiiij.v] weder wesen domproost, ende proost te Oudemonstere Tutrecht, ende ooc soude hi wesen Proost van sinte Donaes in Brugghe, voort so soude hi wesen Raet van Hollant, ende hebbendobbel wedden sonder wedersegghen tot sinen lijue. Ende daer en bouen soudemen hem gheuen voor die costen die hi ghedaen hadde duysentich gouden leeuwen, ende aldus so was den paeys ghemaect. Ende daer voren so bleef borghe dye Hertoghe van Cleuen. Hier naer volcht die Deuenscher reyse. Item die Hertoghe Phelips van Borgoengien track van daer met al sinen volcke duer ghelderlant, ende ghinc ligghen voor Deuenter metten Bisschop Dauid, omme daer met machte in te commene. Ende hi lach daer voren wel.viij.weken, daer men niet vele en bedreef, want die van Deuenter staken eenen dijck inne omme sprinchens volc te verdrincken, maer daer wort eenen vriendelijcken paeys ghemaect, als dat bisschop Dauid soude hebben alsulcke macht ouer die stede van Deuenter als sijn voorsaten ghehadt hadden, behoudelic al dien dat die stede van Deuenter soude blijuen bi al hare rechten ende preuilegien. |
[ Hoe hertog Filips van Bourgondië trok met al zijn heren] Hoe hertog Filips van Bourgondie trok met al zijn heren uit Den Haag in volle harnas naar de stad Utrecht om zijn zoon David daar bisschop te maken met geweld, maar ze ontvingen hem met vriendschap en waardigheid. [fol. C.xxiiij.r] [Op Sint Maria Magdalena dag] Item, in hetzelfde jaar op Sint Maria Magdalena dag toen reed de hertog van Bourgondië uit Den Haag in vol harnas met veel wapenvolk om voor Utrecht te trekken en daar met macht in te komen. En er was een algemene legertocht al Holland door uitgeroepen en hij bleef 8 dagen of of meer binnen de stad leiden en daar was de hertog van Klef en de jonkheer van Montfoort, Ian van Renesse, de dom deken en Jacob Pruys, zijn broeder om een goede bemiddeling te maken tussen hertog Filips en mijn heer van Brederode, daar werd zoveel toegedaan zodat het op een goede maat werd gebracht. En vandaar zo trok de hertog van Bourgondië met een grote legermacht te Woerden en van Woerden te IJsselstein en daar kwam de graaf van Estampes en Anthonius die bastaard van Bourgondie met vele Picardiers, Vlamingen en Brabanders. En daar was een traktaat gemaakt als dat die van Utrecht de hertog van Bourgondie en bisschop David, zijn zoon, met minnen en met vriendschap zouden ontvangen, wat alzo geschiedde. En de hertog van Bourgondie met al zijn edelen kwamen zo kostbaar men bisschop David te Utrecht binnen dat het een wonder was om te zien. En de wet van Utrecht en alle colleges deden de hertog en den bisschop grote waardigheid en reverence. En heer Ghyselbrecht van Brederode zou [fol. C.xxiiij.v] weer wezen domproost en proost te oude munster te Utrecht en ook zou hij proost wezen van Sint Donaas in Brugge, voort zo zou hij raad wezen van Holland, dubbele wedde hebben zinder tegenspreken voor zijn lijf. En daarboven zou men hem gevende voor de kosten die hij gedaan had duizend gouden leeuwen en aldus zo werd de vrede gemaakt. En daarvoor zo bleef borg de hertog van Kleef. Hierna volgt de reis naar Deventer. Item, hertog Filips van Bourgondie trok vandaar met al zijn volk door Gelderland en ging liggen voor Deventer met bisschop David om daar met macht in te komen. En hij lag daarvoor wel 8 weken, waar men niet veel bedreef, want die van Deventer staken een dijk in om het volk van de prins te verdrinken, maar er werd een vriendelijke vrede gemaakt als dat bisschop David zou hebben al zulke macht over de stad Deventer als zijn voorzaten gehad hadden, behalve dat de stad Deventer zou blijven bij al zijn rechten en privilegies. |
Hoe die ionghe Princhersse van Chaerloys Kathelijne sconincx dochter van Vranckerijcke ghelach van eene ionghe dochtere, ghenaemt Marie. [Den xi.dach van Sporcle] ITem in tselue iaer van.lvi.den xi.dach van Sporcle, so ghelach die ionghe princhersse die gheselnede vanden graue vanchaerloys van eene ionghe dochtere. Ende Lodewijc die Dolphijn van Vranckerijcke dye hiefse met meer andere heren endevrauwen. Ende dese dochtere was ghenaemt Marie. Item in desen tijt was te Napels eene grote eertbeuinge datter wel.xl.duysent ITem in tselue iaer van.lvi.den xi.dach van Sporcle, so ghelach die ionghe princhersse die gheselnede vanden graue vanchaerloys van eene ionghe dochtere. Ende Lodewijc die Dolphijn van Vranckerijcke dye hiefse met meer andere heren endevrauwen. Ende dese dochtere was ghenaemt Marie. Item in desen tijt was te Napels eene grote eertbeuinge datter wel.xl.duysent doruen, ende vele beesten verdroncken, ende die huysen endeboomen vielen omme, ende daer was groot iammer endeberoerte int landt, ende gheduerde seere langhe. Item Dauid van Borgoengien was eerst bisschop van Theerenburch, ende daer naer bisschop van Vtrecht. Int iaer van.lvi.ende regneirde eerlicke ende paeysiuelicke. |
Hoe de jonge prinses van Charlois, Kathelijne, de koningsdochter van Frankrijk, lag van een jonge dochter genaamd Marie. [De 11de dag van februari] Item, in hetzelfde jaar 1456 de 11de dag van februari zo lag de jonge prinses, de gezellin van de graaf van Charlois, van een jonge dochter. En Lodewijk, de dauphin van Frankrijk, die hief haar uit de doopvont met meer andere heren en vrouwen. En deze dochter was genaamd Marie. Item, in deze tijd was te Napels een grote aardbeving zodat er wel 40 00 bedierven en vele beesten verdronken en de huizen en de bomen vielen om en daar was grote droefheid en beroerte in het land en dat duurde zeer lang. Item, David van Bourgondië was eerst bisschop van Throuanne en daarna bisschop van Utrecht in het jaar 1456 en regeerde fatsoenlijk en vredig. |
Hoe die dolphijn van Vranckerijcke quam hier in Vlaendren. Dat.xlv.Capittel. ITem in tselue iaer van.lvi.als die Hertoge Phelips voor Deuenter lach, vp dien seluen tijt soe vloot dye Dolphijn huyt Vranckerijcke, ende quam in Vlaendren om hem te berghene onder den hertoghe Phelips van sijns vaders aensichte. Ende dye Hertoghe Phelips noch ligghende voor Deuenter endevernemende die comste van sconincx sone van Vranckerijcke, hy vouchde hem seluen omme pays te makene ende te vertreckene van voor Deuenter, ende hy quam te Vlaender waert omme den voorseyde Dolphijn eerlicken te ontfanghene, alsoe hi dede. Ende hi brochte den seluen Dolphijn gheheeten Lodewijck de Valois binnen der stede van Brugghe, daer hy weerdelicken ontfanghen was met groter triumphe, daer die wet van Brugghe die poorterye, ende alle die ambochten stondenmet schonen state vander bouuerye poorte tot mijns heren houe, ende ghestoffeirt met schonen barnende toortsen, elck in tsijne daer oock onder weghe schoone tooghen ghedaen waren, seere rijckelic ende vele. Item dese voorseyde Dolphijn hadde te wijue des Hertoghen dochter van Sauoyen, die welcke vrauwe corts daer naer ghelach te Geneppe van een ionghen sone, ende was ghenaemt Ioachim, maer hi starf ionck. Item die hertoghe Phelips van Borgoengien die onderhilt desen voorseyde Dolphijn ende al dat hem aencleefde wel.v.iaren lanck, grotelic te sinen coste. Ende hi dede hem groot reuerencie, want altijt reedt hi beneden hem, ende bloots hoofts, ende dese voorseyde Dolphijn was binnen Brugge vp den heleghen bloet dach, ende om sijnen wille was gheordonneirt eene seer schone ende excellente processie van spelen, ende vanalle chierlichede, meer danse binnen vele iaren daer te vorengheweest hadde. Ende alle die costelicke iuweelen vanden selueren cruycen ende trompetten, ende andere, als coppenende cannen den ambochten ende neeringhen toegehorende, waren alle mede ghedreghen ter verchiertheyt vander seluer processie, in twelcke die Dolphijn seere verwonderde, hoe dat sulcke rijcdom binnen der stede van Brugghe wesen mochte. Ende desen voorseyde helich bloetdach was int iaer.M.iiijc.ende.lvij. Ende binnen deser tijt so reedt dye Dolphijn allomme tlandt van Vlaendren wel besiende, daer ons achter naer lettel duechden of quam. Item als dese voorseyde Dolphijn.v.iaer lanc gheschuylt hadde onder den Hertoghe Phelips, doe starf coninck Kaerle vanVranckerijcke sinen vader, diemen hiet Kaerle die goedertiere. Ende als hertoge Phelips dat verhoorde, so vergaderde hi groote macht van heren ende princhen, ende andere edelen, ende hy trac metten Dolphijn in Vranckerijcke, ende dede hem daer crooneren geweldich.coninc.van vranckerijcke, waer of hier volcht tincarnacioen. Menschen pijnt gode dancbaer te sijne Commen es ons so soete een tijt Couuere van coorne en vulte van wijne Clare somer en drooghe om ons profijt Coninck ghecroont net sonder strijt Leift nv lodewijck in Vranckerijcke Xpristus moets wesen ghebenedijt In vele iaren en was dies ghelijcke. Anno.M.CCC.ende.lxi. Item binnen den iare.lxi.lxij.lxiij.so was die Hertoghe Phelips besoengierende metten voorseyde saken, ende en was gheene oorloghe hanthierende, maer bleef hier int landt. |
Hoe de dauphin van Frankrijk hier in Vlaanderen kwam. Dat 45ste kapittel. Item, in hetzelfde jaar 1456 toen hertog Filips voor Deventer lag, op diezelfde tijd zo vloog de dauphin uit Frankrijk en kwam in Vlaanderen om zich te bergen onder hertog Filips van zijn vaders aanzicht. En hertog Filips lag nog voor Deventer en vernam de komst van de koningszoon van Frankrijk en voegde zich om vrede te maken en te vertrekken van voor Deventer en kwam te Vlaanderen waart om den dauphin fatsoenlijk te ontvangen, alzo hij deed. En hij bracht die dauphin, geheten Lodewijk de Valois, binnen de stad Brugge waar hij waardig ontvangen werd met grote triomf waar de wet van Brugge, die poorterij en alle ambachten stonden met mooie staat van de Boeveriepoort tot de hof van mijn heer en gestoffeerd met mooie brandende toortsen, elk in het zijne en ook onderweg mooie vertoningen gedaan werden, zeer rijk en veel. Item, deze dauphin had tot wijf de dochter van de hertog van Savoie en die vrouw lag kort daarna te te Genappe van een jonge zoon en was genaamd Joachim, maar hij stierf jong. Item, hertog Filips van Bourgondie onderhield deze dauphin en alles dat hem aankleefde wel 5 jaren lang zeer op zijn kosten. En hij deed hem grote referentie en altijd reed hij beneden hem en blootshoofds en deze dauphin was binnen Brugge op de dag van het heilige bloed en vanwege hem was geordonneerd een zeer mooie en excellente processie van spelen en van alle sierlijkheid, meer dan het binnen vele jaren daar tevoren geweest was. En alle kostbare juwelen van zilveren kruisen en trompetten en anderen als koppen en kannen die de ambachten en neringen toebehoorden waren allen meegedragen ter versiering van die processie, waarin de dauphin zich zeer verwonderde hoe dat zulke rijkdom binnen de stad Brugge wezen mocht. En deze heilige bloeddag was in het jaar 1457. En binnen deze tijd zo reed de dauphin alom het land van Vlaanderen door en bezag het goed waar ons daarna maar weinig deugden van kwamen. Item, toen deze dauphin 5 jaar lang geschuild had onder hertog Filips toen stierf koning Karel van Frankrijk, zijn vader, die Karel de goedertieren noemde. En toen hertog Filips dat hoorde zo verzamelde hij grote macht van heren en prinsen en andere edelen en trok met de dauphin in Frankrijk, en liet hem daar kronen geweldige koning van Frankrijk, waarvan hier volgt de rijm. Mensen pijnigt om God dankbaar te zijn Gekomen is ons zo ծ lieve tijd Bedekt van wijn en gevuld van wijn Heldere zomer en droog om ons profijt Koning gekroond niet zonder strijd Leeft nu Lodewijk in Frankrijk Christus moet wezen gebenedijd In vele jaren was niet diergelijk. Anno 1461. Item, binnen het jaar 61, 63 en 63 zo was hertog Filips bezorgd met de voorgezegde zaken en hanteerde geen oorlog, maar bleef hier in het land. |
Die Turcsche reyse ITem int iaer.M.iiijc.ende.lxiiij.doe was byden paeus van Roome Pius gheordonneirt eene cruysvaert omme te treckene vp die turcken daer menich duysent kerstenen hem toe ghereet maecten, ende ons helege vader die paeus trac selue mede om te Venegien te commene, maer aengesien die outhede vanden [fol. C.xxv.v] hertoghe Phelips, ende dat hi oock sieck ende cranc was, so sandt hi in sine stede den vromen capiteyn Anthonis die bastaert van Borgoengien. Ende als dye voorseyde bastaert ghecommen was te Maerselgen in Prouencen, so seyde hem die Hertoghe van Calaberen Vercoren neue dese cruysuaert en sal nyet voort gaen, want die venetianen sijn metten turcken, ende niet metten kerstenen. Item als dye paeus ghecommen was te Antona, so wort hi daer sieck ende starf, ende daer mede ghinc dye voorseyde reyse te nieten. Ende als dye voorseyde Anthonis die bastaert dye reyse verloren sach, so quam hi weder bi sinen vader den Hertoghe Phelips, verclaersende hem alle saken so si ghebuert waren. Ende in desen tijt so was die graue van Chaerlois Kaerle lettel ghelooft bi sinen vader, want hy vermaect was van eenege heren, hi hadde als doe ghetrauwet eene dochtere van Borbon, ende hiet Elizabeth, byder welcker hy hadde eene dochtere ghenaemt Marie, ende was gheboren te bruessele in Brabant met groter blijscepen Item die graue van Chaerlois wel wetende wie dat sijn viandenwaren, hi dede so vele met subtijlheden als dat hi ghecreech sinen viant, die welcke hi dede voeren te Repelmonde, ende daer onthoofden. [Int iaer van.lviij.in Wedemaent en vp den.xiiij.dach inden Ougst] Item om te commene ten propooste als voren als vanden paeus Calixtus, so es te wetene dat hi was als hi ghecoren was, een man van.lxxx.iaren als voren blijct. Ende hi starft int iaer van.lviij.in Wedemaent vp sinte Sixtus dach, vp welcken dach hy instelde dye hoocheyt vander transfiguracie ons heren des iaers daer te voren. Ende daer naer was Paeus ghecoren in sijne stede Pius huyt Toussein vander Cheyne, die tweeste van dier name, ende sadt.vi.iaer Paeus, ende hiet daer te voren Eneas, ende was een seer wel sprekende man, een groot oratuer, ende een groot poete, ende hi was ooc een van tskeysers ambassaden, ende in tconsilium van Basele ordonneirde hi eene Turcvaert als voren blijct, ende als hi quam te Anthiocien, ende hi niet en vernamdie princhen die hem beloeft hadden bystant te doene, so wort hi daer inne bedruct ende reysde weder omme te Roome. Endeby hem quam vele volcx huyt almaengien om hem sijn vpset te helpen vulbringhene, maer hy gaf hemlieden die benedictie, ende sandtse weder omme thuysewaert, want daer en was nyeuwerna volcx genouch. Ende corts daer naer soe starf hy vp den.xiiij.dach inden Ougst, int iaer voorseyde. [Vp den laetsten dach van Ougst] Item vp den laetsten dach van Ougst dese nieu ghecroonde coninck van Vranckerijcke, quam van Riemen te Parijs, ende eer hi in die stede van Prijs trac, so bleef hi te sinte Denijs buytenParijs.iij.daghen, ende doen quam binnen Parijs die Hertoghe Phelips van Borgoengien Graue van Vlaendren, ende ooc sijn sone die graue van Chaerlois, ende mijn here Anthonis die bastaert van Borgoengien, die graue van Stampes, ende vele meer ander grote heren huyt sinen lande. Ende die Hertoge Phelips was ghelogiert te Parijs in sijn huys datmen heet thuys van Arthois. Ende daer waren ghesleghen van den gulden vliese seer costelijcke tenten ende pauwelioenen van side ende vanfluweele, van diueersche colueren, ende ander manieren van schoonen tapijtseryen. |
De Turkse reis. Item, in het jaar 1464 toen was bij de paus van Rome Pius geordonneerd een kruistocht om op de Turken te trekken waar menige duizendenchristenen zich toe gereed maakten en onze heilige vader de paus trok zelf mee om te Venetie te komen, maar aangezien de ouderdom van [fol. C.xxv.v] hertog Filips en dat hij ook ziek en zwak was zo zond hij in zijn plaats de bastaard van Bourgondie, dappere kapitein Anthonis van. En toen die bastaard gekomen te Marseille in Provence zo zei hem de hertog van Calabri; Uitverkoren neef, deze kruistocht zal niet voortgaan, want de Venetianen zijn met de Turken en niet met de christenen. Item, toen de paus gekomen was te Ancona zo werd hij daar ziek en stierf en daarmee ging die reis te niet. En toen Anthonis de bastaard de reis verloren zag zo kwam hij weer bij zijn vader hertog Filips en verklaarde hem alle zaken zo ze gebeurd waren. En in deze tijd zo had de graaf van Charlois Karel weinig lof bij zijn vader, want hij was vermaakt door enige heren, hij was toen getrouwd met een dochter van Bourbon en heette Elizabeth, waarbij hij een dochter had geheten Marie en was geboren te Brussel in Brabant met grote blijdschap. Item, de graaf van Charlois die wel wist wie zijn vijanden waren deed zoveel en subtiel zodat hij zijn vijand kreeg die hij liet voeren te Rupelmonde en daar onthoofden. [In het jaar 1458 in juni en op de 14de dag van augustus] Item, om te komen tot onze opzet als voren als van paus Calixtus zo is te weten dat toen hij gekozen was een man van 80 jaren en stierf in het jaar 1458 in juni op Sint Sixtus dag op welke dag hij instelde de hoogheid van de transfiguratie onze heer het jaar tevoren. En daarna was paus gekozen in zijn plaats Pius de 2de uit Toussaint van de Seine en zat 6 jaar paus en heette daar tevoren Eneas en was een zeer goed sprekende man, een grote orator en een grote poet en hij was ook een van de keizers ambassadeurs en in het concilie van Bazel ordonneerde hij een Turkse vaart, als voren blijkt, en toen hij te Antiochië kwam en niet vernam de prinsen die hem beloofd hadden bijstand te doen zo werd hij daarin zeer bedrukt en trok weer naar Rome. En bij hem kwam veel volk uit Allemagne om hem zijn opzet te helpen volbrengen, maar hij haf hen de zegening en zond ze terug naar huis want daar was bijna volk genoeg. En kort daarna zo stierf hij op de 14de dag van augustus in jet jaar voorgezegd. [Op de laatste dag van augustus] Item, op de laatste dag van augustus kwam deze nieuw gekroonde koning van Frankrijk van Reims te Parijs en eer hij in de stad Prijs trok zo bleef hij de Sint Dionysius buiten Parijs 3 dagen en toen kwam binnen Parijs hertog Filips van Bourgondie, graaf van Vlaanderen, en ook zijn zoon de graaf van Charlois en mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondie, de graaf van Estampes en veel meer ander grote heren uit zijn land. En hertog Filips was gelogeerd te Parijs in zijn huis dat men noemt het huis van Artois. En daar waren geslagen van het gulden vlies zeer kostbare tenten en paviljoenen van zijde en van fluweel van diverse kleuren en andere soorten van mooie tapijten. |
[Vp den seluen laetsten dach van Ougst] Item vp den seluen laetsten dach van Ougst naer die noene die Dolphijn onlancx ghecrooneirt coninc van Vranckerijcke, eer hy dede sijn intreye te Parijs, so trac huyt parijs yeghen hem met sinen state dye Hertoghe phelips van Borgoengien, die welcke hadde iijc.aertchiers van eender leuereye, ende oock met.xxvij.cleene paedgekins, elc out sijnde ontrent.xij.iaren, alle ghecleet met siden cleederen bewrocht met costelicker borduer wercken, ende die peerden vanden voornoemde paedgekins waren alle verdect met gulden laken totter eerden toe. Ende die hertoge phelips hadde vp sijn hooft eenen hoet ghemaeckt vanfluweelen lakene, ende gheuoert met sabels, ende dat peert daer hi vp sadt hadde van den hoofde tot ouer die nuese een costelick yuweel met eender struijsvere, weerdich sijnde also men seyde metten peerlen ende ghesteenten die de Hertoghe Phelips hadde aen sijn iorneye wel hondertduysentich libra. Item daer naer so trac huyte Kaerle die graue van Chaerlois, ende mijn heere Anthonis die bastaert van Borgoengien seer costelic ende chierlic, ende die graue van Stampes ooc vanghelijcke met seere schoonen state costelic gheabilgiert ende ghecleet. [fol. C.xxvi.r] Item alle die huysen binnen Parijs al daer die coninc lijden soude waren seer chierlick behanghen met schoone tappijtserye, ende men ghinc yegens den coninc met schonen processien van gheestelicke persoonen. Ende die bisschop vanParijs met alle tcollegie van sijnder kercke waren seer costelijc van ornamenten ende habijten, ende ooc alle die religieusen met haerlieder beste habijten. Item die prelaten vanden Parlemente, ende ooc Daduocatenende Procuruers, reden met groter menichte yeghens denconinck. Ende ooc so redender yeghens die poorters vander stede van Parijs in groter menichte. Item als die coninc in Parijs quam doe was hy ghecleet met eenen rooden fluweelen keerle, ende hy hadde vp sijn hooft een cleen swart capproenken, naer die duytsche ghyse, daer inne dat dye lieden van Parijs seere verwonderden dat hi so simpelic int habijt was, ende hi sadt vp een cleen peerdekin, endehadde.xiij.paedgekins wel gent ghecleet maer niet so costelic, als die waren van sommeghe andere heeren. Item als die coninc was binnen Parijs, so track hy metten heren ter kercke van onser vrauwen, ende daer sprac hi sijn bedinghe, ende sijn bedinghe ghesproken hebbende doe trac hi logieren in sijn pallaeys. Ende in die voorsale vanden pallaeyse vp eene tafele van Marbre, was een auentmael ghereet om te gaen etene, also si daden. Ende ontrent den middel vander tafele so ghinc die coninck sitten, ende neffens hem vp die rechter side so sadt die hertoghe van Orliens, ende aen die luchter side sadt die hertoghe van Borgoengien, ende daer naer die here vanBorbon, ende daer naer die graue van Chaerlois. Ende als dat auentmael ghedaen was, soe ghinckmen daer houeren endedanssen in die grote sale, ende die sale was so vul volcx datmer qualic conste huyt oft in gheraken. Item dye voorseyde coninc bleef te Parijs ligghende mettenvoorseyde heren.vij.weken lanck, ofte daer ontrent. Ende die hertoge phelips van Borgoengien, ende dye here van chaerlois sijn sone reden of ghinghen alle daghe te houe, met huerenaertchiers, daer inne dat die lieden van Parijs verwonderden dat die hertoghe van Orliens ende die Hertoghe van Borbon gheene aertchiers en hadden. [Den.v.dach van Sporcle] Item den.v.dach van Sporcle doe quam te Doornicke die coninc van Vranckerijcke ende was te Doornicke.xiiij.daghen, ende van Doornicke so trac die coninc te Rijssele, ende daer was die hertoghe Phelips ten steicspele datmen heet spinette, endemaecten daer grote chiere. Ende ontrent den seluen tijt so trac die coninc metten Hertoge Phelips te Hesdijn, ende van Hesdijn trac die Coninck te Orliens waert, ende quam altemet visenteren den Hertoghe Phelips. Item in dien seluen tijt so was die here van Chaerlois niet wel staende met sinen vadere, ende dat duer tvermaken vansommege heren. ter cause van dien so hilt hy hem in Hollandt, te Gorckem, ende hem daer houdende, so quam daer gheseylt een schip, daer inne dat was die bastaert van Rupenbrouck, dye welcke bastaert meende te vanghen in dien tijden den here vanChaerloys, ende hem te voerene in Vranckerijcke. Ende dat vernam die hertoge Phelips sijn vadere, om twelcke hi haestelic trac van hesdijn, ende quam te Rijssele, want hi die fransoysen ten besten niet en betraude. Item corts daer naer in tselue iaer die Coninc vanvranckerijcke sandt eenen ambassaet aen den hertoge Phelips van Borgoengien, die welcke seyde dat die coninc seer verwonderde, waeromme hi so haestich was om te vertreckene van Hesdijn, sonder te sprekene metten coninc, of den coninck te laten weten dat hi vertrecken wilde. Item die Ambassaet begeerde aenden Hertoghe Phelips vansconincx weghe dat hy verbieden soude sinen sone Kaerle vancharlois dat hy gheene alianchie en soude maken metten hertoghe van Bertaengien. Ende die graue van Chaerlois daer bi sijnde, midts dat den paeys ghemaect was van sinen vader Endehorende die begheerde vanden voorseyde.coninc.hy antwoorde terstont dat hijt nyet laten en soude alianchie te maken met denHertoghe van Bertaengien omme sconincx wille. Ende seyde bouen dien, waert bi also dat hy god bouen al te vriende hadde ende sinen vadere, dat hi niet verschieten en soude, hi en soude wel duruen den coninck beuechten. |
[Op dezelfde laatste dag van augustus] Item, op dezelfde laatste dag van augustus na de noen, de dauphin die net gekroond was koning van Frankrijk en eer hij zijn intrede deed te Parijs, zo trok uit Parijs naar hem met zijn staat hertog Filips van Bourgondië, die 300 boogschutters had van een leverkleur en ook wel met 27 kleine pages die elk oud waren omtrent 12 jaren en allen gekleed met zijden kleren gewrocht met kostbare geborduurde werken en de paarden van die pages waren allen bedekt met gulden laken tot de aarde toe. En hertog Filips had op zijn hoofd een hoed gemaakt van fluwelen laken en gevoerd met sabelbont en dat paard waar hij op zat had van het hoofd tot over de neus een kostbaar juweel met een struisveer die waard was, alzo men zei, met het parels en gesteenten die hertog Filips had aan zijn wapenrok, wel honderdduizend libra. Item, daarna zo trok uit Karel, de graaf van Charlois, en mijn heer Anthonis die bastaard van Bourgondie zeer kostbaar en sierlijk en de graaf van Estampes ook geschikt met een zeer mooie staat van kostbaar uitgerust en gekleed. [fol. C.xxvi.r] Item, alle huizen binnen Parijs aldaar die koning voorbij zou gaan waren zeer sierlijk behangen met mooie tapijten en men ging tegen de koning met mooie processie van geestelijke personen. En die bisschop van Parijs met alle het college van zijn kerk waren zeer kostbaar van ornamenten en habijten en ook alle religieuzen met hun beste habijten. Item, de prelaten van het parlement en ook de advocaten en procureurs reden met grote menigte naar de koning. En ook ze reden er naar de poorters van de stad Parijs in grote menigte. Item, toen de koning in Parijs kwam toen was hij gekleed met een rood fluwelen overkleed en had op zijn hoofd en klein zwarte hoofdekseltje naar de Duitse wijze waarin de lieden van Parijs zich zeer verwonderden dat hij zo eenvoudig in het habijt was, en hij zat op een klein zwart paardje en de had 13 pages wel sierlijk gekleed, maar niet zo kostbaar als die waren van sommige andere heren. Item, toen de koning binnen Parijs was zo trok hij met de heren ter kerke van onze Vrouwen en daar sprak hij zijn bidden en toen hij zijn bidden gedaan had toen trok hij logeren in zijn paleis. En in de voorzaal van het paleis op een marmeren tafel was een avondmaal gereed om te gaan eten, alzo ze deden. En omtrent het midden van de tafel zo ging de koning zitten en neffens hem aan de rechterzijde zo zat de hertog van Orleans en aan de linkerzijde dat ze hertog van Bourgondie en daarna de heer van Bourbon en daarna de graaf van Charlois. En toen het avondmaal gedaan was zo hield men daar hof en dansen in de grote zaal en die zaal was zo vol van volk zodat men er kwalijk in of uit kon raken. Item, de koning bleef te Parijs liggen met die heren 7 weken lang of daar omtrent. En hertog Filips van Bourgondië en de heer van Charlois, zin zoon, reden of gingen alle dagen te hof met hun boogschutters waarvan de lieden van Parijs zich verwonderden dat de hertog van Orleans en de hertog van Bourbon geen boogschutters hadden. [De 5de dag van februari] Item, de 5de dag van februari toen kwam te Doornik de koning van Frankrijk en was te Doornik 14 dagen en van Doornik zo trok de koning te Rijsel en daar was hertog Filips te steekspel dat me spinette noemt en maakten daar grote sier. En omtrent dezelfde tijd zo trok de koning met hertog Filips te Hesdin en van Hesdin trok de koning te Orleans waart en kwam altemet bezoeken hertog Filips. Item, in dezelfde tijd zo stond de heer van Charlois niet goed met zijn vader en dat door het vermaken van sommige heren en ter oorzaak van die zo hield hij zich in Holland te Gorkom en toen hij zich daar ophield zo kwam daar een schip gezeild waarin de bastaard was van Rupenbrouck (?), welke bastaard meende te vangen in die tijd de heer ab Charlois en hem te voeren in Frankrijk. En dat vernam hertog Filips, zijn vader, waarom hij haastig trok van Hesdin en kwam te Rijsel want hij vertrouwde de Fransen niet ten volle. Item, kort daarna in hetzelfde jaar zond de koning van Frankrijk een ambassadeur naar hertog Filips van Bourgondië die zei dat het de koning zeer verwonderde waarom hij zo haastig was vertrokken van Hesdin zonder te spreken met de koning of de koning te laten weten dat hij vertrekken wilde. Item, de ambassadeur begeerde van hertog Filips vanwege de koning dat hij verbieden zou zoon Karel van Charlois dat hij geen alliantie zou maken met de hertog van Bretagne. En de graaf van Charlois was daarbij mits dat de vrede gemaakt was van zijn vader en hoorde de begeerte van de koning en antwoordde terstond dat hij het niet laten zou alliantie te maken met de hertog van Bretagne vanwege de koning. En zei bovendien was het alzo dat hij God bovenal te vriend had en zijn vader dat hij niet verschieten zou, hij zou de koning wel durven bevechten. |
Dit es die reyse van Montherry. [fol. C.xxvi.v] [In dit selue iaer en den.xvi.dach van Hoymaent Anno.lxv] ITem in dit selue iaer die coninc Lodewijc van Vranckerijcke vergheten hebbende die grote vrientschap ende eere die hemdye Hertoghe Phelips ghedaen hadde hi sochte warringhe yeghen den voorseyde Hertoghe Phelips. Ende hi ontboodt hem als ghenoot van der croone bi hem te commene, maer midts der outheyt ende siechede die hi hadde, soe sandt hi daer Kaerle vanValoys sinen sone, den welcken hi wel voorsien dede van vrome capiteynen ende veil volcx van wapenen. Die Graue vanCharloys aldus commende in Vranckerijcke met sinen edelen ende groot volc van wapenen, daer dat dye graue van saintpol was capiteyn generael. Si slou- [fol. C.xxvij.r] ghen nedere in een schoon velt byden berch van Montherry, ende hebben hem lieden daer besloten met haren carrijnen yegens den vploop vanden coninck van Vranckerijcke. Ende es te wetene dat die meeste heren van der croone beloeft hadden bystant te doene, te wetene die Hertoghe van Berry des conincx broedere, die Hertoghe van Bertaengien, ende dye hertoge vanCalaberen, ende die Hertoge van Borbon. Maer eer dat dese voorseyde heren quamen byden graue van chaerloys te velde, so quam die.coninc.van vranckerijcke met groter macht, te wetene drye mannen yegens een, ende quam ouer den berch vanMontherry, ende hi ouerviel onuerhoets den voorseyde graue van chaerlois, also dat daer eenen groten ende swaren strijt gheuiel. Ende dye graue van Chaerlois was een stick tijts in groter vreese, want voor sijne oghen sach hy doot slaen sijn lieue Rudders ende dienaren, als mijn here Phelips de la lain, ende mijn here Phelips dongijs, ende noch meer andere edele mannen, alsoe datter quam een fransoys ende hi greep den.G.van Chaerlois seggende Rende vous, rende vous, ende hy quetste hem ontrent sijn kele, maer doe quam van besiden in ghesleghen met sinen volcke die graue van simpol, ende daer worden so vele fransoysen versleghen, als dat die.coninc.met een cleene menichte vloot in een stedekin, ghenaemt Corbeaux, staende.vij.mijlen van Parijs, ende daer was die coninc.iij.daghen, ende van daer quam hi te parijs. Ende aldus so hadde die G.van chaerlois die victorie, ende behilt het velt met sinen edelen. Ende dit waren die princepaelste heren die metten graue van chaerlois die battaelgie wonnen. Te wetene die graue van simpol met sinen drie sonen, mijn here vanRauesteyn, mijn heere Anthonis dye bastaert, ende si laghen daer noch.iij.daghen int velt voorseyde, om te verantwoordene haerlieder partye. Ende dese strijt gheuiel den. xvi.dach vanHoymaent Anno.lxv.alst blijct in dit Carnacion. [...]Chaerles verdreef den coninck net [...]Te mont le herrij sestiene iulet. [...]tem corts daer naer dat desen strijt ghe[...]t was, so bleuen die voorseyde hertoghen ende [...] met groter macht byden here van [...] Ende als die.coninc.dat vernam, so liet hi een bestant maken, midts der bede van sinen heren tusschen hemende den.G.van chaerlois. Ende alsoe quam die voorseyde.G.vanchaerlois. weder bi sinen vader den Hertoghe Phelips vanBorgoengien met groter eeren ende victorie Ende aldus weder omme commende tot in Brabant, so vant hi ouerleden sijnde Elizabeth van Borbon sijn ghetraude gheselnede, ende was begrauen Tantwerpen in sinte Michiels clooster, van welcker doot hi seer bedroeft was, maer byder gracie gods hy behilt vanhaer eene dochtere ghenaemt Marie, die welcke was vp ghehouden binnen der stede van ghendt. Item naer dat die.G.van chaerlois hadde ghehouden het velt.iij.daghen, als voren gheseyt es, so trac hi te stampes, endehi daer sijnde so quamen bi hem die hertoge van berry broedere vanden.coninc.van Vranckerijcke, die hertoge van Bertaengien, die hertoghe van Borbon, die hertoge van callabre, die graue ermeniac, die.G.van soys, die.G.van duverijn, die G. vanDammartijn, ende noch vele meer ander heren ende princhen, die welcke voornoemde heren hadden beloeft ende beseghelt te gadere met malcanderen, bystant te doen den.G.van Chaerlois yeghens den. coninc.van Vranckerijcke, maer si en quamenden.G.van chaerlois niet te hulpe, maer seyden dat si niet commen en mochten om die grote weere die des conincx volc gestelt hadden vp den wech daer dye voorseyde Hertoghen endegrauen met haer liedermacht passeren moesten. Nota. Item doe die Coninc commen was te parijs, so ontboot hy van allen plaetsen sijn volc van wapenen datse commen soudenende vergaderen met hem te Parijs. Ende te parijs sijnde, hy visenteirde alle die kercken, ende gaf vele offerhanden, biddende om victorie, ende hi dede tot allen poorten huyt stekensijn bannieren, om datmen weten soude dat hi ware te Parijs, dat si hem goed ende ghetrauwe wesen souden. Ende dat ghedaen sijnde, die.coninc.trac te Normandyen waert, ende daer was hy drie weken met vele volcx van wapenen dat hi daer vergadert hadde |
Dit is de reis van Monterrey. [fol. C.xxvi.v] [In hetzelfde jaar en de 16de dag van juli anno 1465] Item, in hetzelfde jaar dat koning Lodewijk van Frankrijk vergeten had de grote vriendschap en eer die hem hertog Filips gedaan had zocht hij verwarring tegen hertog Filips. En hij ontbood hem als gelijke van de kroon bij hem te komen, maar vanwege de ouderdom en ziekte die hij had zo zond hij daar Karel van Charlois, zijn zoon, die hij goed voorzien had van dappere kapiteins en veel wapenvolk. De graaf van Charlois die aldus kwam in Frankrijk met zijnedelen en groot wapenvolk waarvan de graaf van Saint-Pol was kapitein-generaal. Ze sloegen [fol. C.xxvij.r] neer in een mooi veld bij de berg van Monterrey en hebben zich daar besloten met hun transportwagens tegen de oploop van de koning van Frankrijk. En het is te weten dat de grootse heren van de kroon beloofd hadden bijstand te doen, te weten de hertog van Berry, de koningsbroeder, ie hertog van Bretagne en de hertog van Calabri en de hertog van Bourbon. Maar eer dat deze heren bij de graaf van Charlois kwamen te velde zo kwam de koning van Frankrijk met grote macht, te weten drie mannen tegen een, en kwam over de berg Monterrey en overviel onverhoeds de graaf van Charlois, alzo dat daar een grote en zware strijd viel. En de graaf van Charlois was een tijdje in grote vrees want hij zag zijn voor ogen dood slaan zijn lieve ridders en dienaren als mijn heer Filips de la Lai, en mijn heer Filips Dongis en nog meer andere edele mannen, alzo dat er een Fransman kwam en die greep de graaf van Charlois en zei; Ԓende vous, rende vousլ en hij kwetste hem omtrent zijn keel, maar toen kwam van terzijde ingeslagen met zijn volk de graaf van Saint-Pol en daar werden zoveel Fransen verslagen als dat de koning met een kleine menigte vloog in een stadje genaamd Corbeaux, dat stond 7 mijlen van Parijs, en daar was de koning 3 dagen en vandaar kwam hij te Parijs. En aldus zo had de graaf van Charlois de victorie en behield het veld met zijn edelen. En dit waren de belangrijkste heren die me de graaf van Charlois die slag wonnen. Te weten, de graaf van Saint-Pol met zijn drie zonen, mijn heer van Ravestein, mijn heer Anthonis de bastaard en ze lagen daar nog 3 dagen in dat veld om te verantwoorden hun partij. En deze strijd gebeurde de 16de dag van juli anno 1455 als blijkt in deze rijm. [...]Karel verdreef de koning net [...]Te Monterry 16 juli [...Item, kort daarna dat deze strijd geviel zo bleven die hertogen en [...] met grote macht bij de heer van [...] En toen de koning dat vernam zo liet hij een bestand maken, mits de bede van zijn heren tussen hem en de graaf van Charlois. En alzo kwam de graaf van Charlois weer bij zijn vader hertog Filips van Bourgondie met grote eer en victorie. En toen hij aldus terug kwam tot in Brabant zo vond hij overleden Elizabeth van Bourbon, zijn getrouwde gezellin en was begraven te Antwerpen in Sint Michiels klooster van wiens dood hij zeer bedroefd was, maar bij de gratie van God hield hij van haar een dochter, genaamd Marie, die opgehougen werd binnen de stad Gent. Item, nadat de graaf van Charlois het veld 3 dagen had gehouden, als gezegd is, zo trok hij naar Estampes en toen hij daar was zo kwamen bij hem de hertog van Berry, broeder van de koning van Frankrijk, de hertog van Bretagne, de hertog van Bourbon, de hertog van Calabri, de graaf Armanjac, de graaf van Soissons, de graaf van Duverijn, de graaf van Dammartin en nog vele meer ander heren en prinsen welke heren hadden beloofd en tezamen bezegeld met elkaar bijstand te doen de graaf van Charlois tegen de koning van Frankrijk, maar ze kwamen de graaf van Charlois niet te hulp, maar zeiden dat ze niet komen konden vanwege het grot verweer dat het koningsvolk gesteld had op de weg waar die hertogen en graven met hun macht passeren moesten. Nota. Item, doe de koning gekomen was te Parijs zo ontbood hij van alle plaatsenzijn wapenvolk dat ze komen zouden verzamelen met hem te Parijs. En toen hij te Parijs was bezocht hij alle kerken en gaf vele offerhanden en bad om victorie en liet te allen poorten zijn banier uitsteken zodat men weten zou dat hij te Parijs was en dat ze hem goed en getrouw zouden wezen. En toen dat gedaan was trok de koning naar Normandi en daar was hij drie weken met veel wapenvolk dat hij daar verzameld had. |
Dit was deerste reyse dat theylich bloet ghedreghen was te Brugghe in processie generale. Dat.xlvi.Capittel. [fol. C.xxvij.v] ITem binnen der tijt ende wijle dat die graue van Chaerloys was in dye reyse van Vranckerijcke, ende omme dat die stede niet en wiste noch en conste vernemen, hoe dat met hem was, so ordonneirden dye vander wet vander stede van Brugghe ter eeren van gode, ende om die prosperiteyt ende weluaert vandenheere van Chaerlois, eene seer deuote ende solempnele processye generale, in die welcke datmen drouch dat weerdeghe helege bloet, ende men drouch die processie ten wijngaerde, omme deuotelic te biddene voor den graue van Chaerloys voorseyde. Ende vele lieden seyden dat dat die eerste reyse was datmen thelich bloet drouch in processye generale, vp dat hemgod gaue gracie, ende beschermen wilde van allen dangiere, alst wel blijct in dit dicht hier naer. Urient thuwer weerdichheyt ic dyt scrijue Om dat menschen qualic tonthouden pleghen Int iaer.M.iiijc. tsestich ende vijue. Was thelich bloet ten wijngaerde ghedreghen Om dat.K. van chaerloys was gheleghen Ontrent montherry ghewapent te velde Tbloet christi wil hem altijt beweghen In Ougst men.xxij.telde. Dit was oock teerste dat thelich Sacrament ghedreghen was in processie generale. [Vp den.iiij.dach van Septembre Anno.lxv] ITem vp den.iiij.dach van Septembre Anno.lxv.so quam nyeu mare, vanden graue van Chaerlois, dat hi in goeder ghesonde ende state was gode lof. Ende omme den almoghenden god te danckene van sijnder gracie so was gheordonneirt eene deuote processie generale, in die welcke men drouch dat heleghe sacrament, ende deis processie drouchmen in tcloostere van sinte Clare, om hem te danckene vander goeder mare. [Int eynde vander maent van Octobre] Item binnen der tijt dat die Coninc was in Normandyen, so keerde die graue van chaerloys metten hertoghen ende herendie met hem gheseghelt hadden weder te Parijs waert, ende hi quam weder ligghen voor parijs in sijn huys, ghenaemt Conflans, besloten met waghenen ende met vele volcx vanwapenen. Ende die Hertoghe van Berry was met sinen volcke van wapenen te sinte Moors, ende die graue van Simpol was met sinen volcke te pont flancon, ende die Hertoghe van Bertaengien die lach te sinte Denijs twee mijlen van Parijs, met den Hertoghe van Calaberen, ende die Hertoghe van Borbon lach in een cleen stedekin daer by. Ende si laghen aldus ontrent Parijs.x.weken, ende binnen desen tijt so sprac men van paeyse. Dit nyet yeghenstaende, deden nochtans daghelicx sprincreysen yeghens malcanderen, te wetene tvolck vanden Graue van Chaerloys. Ende den paeys was ghemaect tusschen den coninck ende den graue van chaerlois, midts den anderen heeren die vander oordene waren, int eynde vander maent van Octobre. Anno.lxv. Item daer naer als den paeys ghemaect was so quam die coninc buyten parijs, in die kercke van sinte Anthonis, ende daer quam ooc die coninck ende dye heere van chaerloys, ende groetteden malcanderen seere minlic, ende spraken seere vriendelicken met malcanderen, in teekene van eenen vriendelicken paeyse. [Den.xv.dach van Nouembre] Item tes te wetene dat als alle dinghen gheappointiert was tusschen den coninc ende den graue van chaerlois aengaende die reyse van Montherry. Ende vp dyen tijt, den.xv.dach vanNouembre, in tvoorseyde iaer, soe schieden alle die Hertoghen [ende] andere heren, dye waren vander aliancie van den Graue van chaerloys, ende elck track tot sijnen lande waert ende die Graue van Simpol bleef byden Coninck van Vranckerijcke, omme dat hi was byden voorseyde paeyse ghemaect conincstabele van Vranckerijcke. Nota. |
Dit was de eerste keer dat het heilig bloed gedragen was te Brugge in processie generaal. Dat 46ste kapittel. [fol. C.xxvij.v] Item, binnen de tijd en wijle dat de graaf van Charlois op reis was in Frankrijk en omdat de stad wist nog kon vernemen hoe dat het met hem was, zo ordonneerden die van de wet van de stad Brugge ter ere van God en om die voorspoed en welvaart van de heer van Charlois een zeer devote en plechtige processie generaal waarin men droeg dat waardige heilige bloed en men droeg die processie ten wijngaard om devoot te bidden voor de graaf van Charlois. En vele lieden zeiden dat het de eerste keer was dat men het heilige bloed in processie generaal opdat God hem gratie gaf en beschermen wilde van alle gevaar zoals wel blijkt in dit gedicht hierna. Vriend, tot uw waardigheid ik dit schrijf Om dat mensen slecht te onthouden plegen In het jaar 1465. Was het heilig bloed ter wijngaard gedragen Omdat Karel van Charlois was gelegen Omtrent Monterrey gewapend te velde Het bloed Christi wil hem altijd bewegen In augustus men 22ste telde. Dit was ook ten eerste dat het heilig Sacrament gedragen was in processie generaal. [Op de 4de dag van september anno 1465] Item, op de 4de dag van september anno 1465 zo kwam nieuw bericht van de graaf van Charlois dat hij in goede gezondheid en staat was, God lof. En om de almogende God te danken zo was geordonneerd een devote processie generaal waarin men droeg dat heilige en deze processie droeg men in het klooster van Sint Clara om hem (haar) te danken van het goede bericht. [In het einde van de maand oktober] Item, binnen de tijd dat de koning was in Normandië zo keerde de graaf van Charlois met de hertog en heren die met hem gezegeld hadden weer te Parijs waart en hij kwam weer liggen voor Parijs in zijn huis, genaamd Conflans, besloten met wagens en met veel wapenvolk. En de hertog van Berry was met zijn wapenvolk te Sint Moors en de graaf van Sant-Pol was met volk te Pont Flancon en de hertog van Bretagne die lag te Sint Dionysius twee mijlen van Parijs met de hertog van Calabrië en de hertog van Bourbon lag in een klein stadje daarbij. En ze lagen aldus omtrent Parijs 10 weken en binnen deze tijd zo sprak men van vrede. Dit niettegenstaande deden nochtans dagelijks plundertochten tegen elkaar, te weten het volk van de graaf van Charlois. En de vrede werd gemaakt tussen de koning en de graaf van Charlois, mits den andere heren die van de orde waren in het einde van de maand oktober anno 1465. Item, daarna toen de vrede gemaakt was zo kwam de koning buiten Parijs in de kerk van Sint Anthonis en daar kwam ook de koning en de heer van Charlois en ze grotten elkaar zeer minlijk en spraken zeer vriendelijk met elkaar in teken van een vriendelijke vrede. [De 15de dag van november] Item, het is te weten dat toen alle dingen gereld waren tussen de koning en de graaf van Charlois aangaande de reis van Monterrey. En op die tijd, de 15de dag in november van het voorgezegde jaar, zo scheidden alle hertogen en andere heren die waren van de alliantie van de graaf van Charlois en elk trok naar zijn land en de graaf van Saint-Pol bleef bij de koning van Frankrijk om dat hij bij de vrede legeraanvoerder van Frankrijk was gemaakt. Nota. |
[Hier beghint doorloghe van die van Luycke] Hier beghint doorloghe van die van Luycke, contrarie denHertoghe Phelips van Borgoengien, ende den graue vanChaerloys, ende den Bisschop van Luycke, haer lieder here, ghenaemt [Lodewijck] van Borbon, sone vanden [Hertoghe] van Borbon, ghedescendeirt vanden [bloede] van sinte Lodewijck, coninck van [Vranckerijcke]. Dat.xlvij.Capittel. [fol. C.xxviij.r] [Vp den.xxvi.dach in Wedemaent] HEt is waer dat int iaer.M.iiijc.ende.lxv.vp den.xxvi.dach in Wedemaent dat vp resen in die stede van Luydeke die Burchmeesters, ende ander ghesworen vander stede vanLuydeke aen hem lieden treckende al tghemeene volc vander stede, ende swoeren hulde ende trauwe eenen here, diemen hiet mart van Baden, omme hem te houden ouer haren mombre, ende Regent te blijuene vanden Hertochschepe van Balion, endevanden lande van Loon, ende van Espergauwen, ende dit al yeghens den hertoghe Phelips, ende contrarie den graue vanChaerlois, ende den here Lodewijc van Borbon ghecoren bisscop ende gheconfirmeirt van onsen heleghen vader den paeus vanRoome. Ende dyt aldus onder hem lieden verbonden sijnde, accoordeirden bouen dien met grooter cracht te treckene in dye landen vanden voorscreuen hertoghe phelips van Borgoengien, als in Brabant, ende int lant van Namen, omme haerlieder quaetheyt te openbarene, twelc si doe haestelijc begonsten, want si trocken int lant van Lymburch, barnende ende roouende al dat si ghecrijghen consten, niet yeghenstaende dat dye voorseyde edele Hertoghe Phelips hem lieden noeyt nyet mesdaen en hadde, noch oock den lande. Item dye Hertoghe Phelips aenmerckende haerlieder quaetheyt ende afgrijselijc propoost, hy sandt terstont sijne ghetrauwe capiteynen in diueersche steden vp die frontierenvan sijnen landen, omme die te bewarene. Eerst te wetene mijn here den hertoghe van Cleuen lach binnen der stede vanThienen, mijn here die Drossaet van Brabant lach binnen der stede van Leeuwen, mijn here van Gasebeke die lach te Namen, ende de markijs van Farret die lach int landt van sint Truden. Ende het ghebuerde dat om sekere nootsake die hertoghe van Cleuen vertrack [fol. C.xxviij.v] vander stede van Thienen, ende doe quam daer die edele capiteyn mijn here vanden gruythuyse, ende hi trac selue daer ligghen om die stadt van Thienen te bewarene met sinen edelen. Ende in desen tijt sonden die van Luycke huyt elcken amboacht.x.mannen te peerde, ende sommeghe te voet omme te sercoursene een sterck dorp, gheheeten Montenac. Ende alle die luyckenaers binnen Montenac wesende, si vernamen dat mijnhere Lodewijc vanden Gruythuyse daer ontrent rijdende was, maer hi van hemlieden niet wetende, si meenden den voorseydehere te belegghene ende te scoffierene, maer alsootէod gheliefde, een vanden trompetten vp thooghelant rijdende, hi sach die luyckenaers beneden in die strate commen met grooter menichte, het welcke hy soubijt den here vanden Gruythuyse te kennen gaf. Ende met groter voorsienicheyt trocken si den luyckenaers teghen. Te wetene mijn here vanden gruythuyse, die Drossaet van Brabant, ende mijn here van Gasebeke, ende si beuochten die luyckenaers afgrijselicken seere, ende waren hemso naer inne ghegaen, so dat dye engienen vanden luyckenaers lettel yement quaets daden, maer si bi.ij.of.iij.hondert te gadere vloden in merschen ende andere plaetsen, ende cropen alle aen malcandere, ende boden gheen weere dat yette segghene was, maer lieten hem lieden dootslaen ghelijcke beesten, datter bleuen vp dat pas versleghen wel.xxc.luyckenaers. Ende dyt was vp den dach vanden.xi.duysent maechden Anno lxv. Hier volcht Tincarnacioen van dien. Vrsula was gruythuys here vul seeghen Montenac verbrant, groot volc versleghen |
[Hier begint de oorlog van die van Luik] Hier begint de oorlog van die van Luik, contrarie hertog Filips van Bourgondie en de graaf van Charlois en de bisschop van Luik, hun heer, genaamd Lodewijk van Bourbon, zoon van de hertog van Bourbon en stamde af van het bloed van Sint Lodewijk, koning van Frankrijk. Dat 47ste kapittel. [fol. C.xxviij.r] [Op de 26ste dag in juni] Het is waar dat in het jaar 1465 op de 26ste dag in juni opstonden in de stad Luik de burgemeesters en andere gezworenen van de stad Luik en aan zich trokken al het gewone volk van de stad en zwoeren hulde en trouw een heer die men noemde Mart van Baden om hem te houden voor hun voogd en regent te blijven van het hertogdom van Balion, en van het land van Loon en van Haspengouw en dit alles tegen hertog Filips en contrarie de graaf van Charlois en de heer Lodewijk van Bourbon, gekozen bisschop en bevestigd van onze heilige vader de paus van Rome. En toen dit aldus onder hen verbonden was stemden ze overeen bovendien met grote kracht te trekken in de landen van hertog Filips van Bourgondië, als in Brabant en in het land van Namen om hun kwaadheid te openbaren wat ze haastig begonnen want ze trokken in het land Limburg en verbrandden en roofden alles dat ze krijgen konden, niet tegenstaande dat de edele hertog Filips hen nooit iets had misdaan, nog ook het land. Item, hertog Filips bemerkte hun kwaadheid en afgrijselijke opzet en zond terstond zijn getrouwe kapiteins in diverse steden o de grenzen van zijn landen om die te bewaren. Eerst te weten, mijn heer de hertog van Kleef die lag binnen de stad Tienen, mijn heer de drost van Brabant lag binnen de stad Leeuwen, mijn heer van Gaasbeek die lag te Namen en de markies van Farret die lag in het land van Sint-Truiden. En het gebeurde dat om zekere noodzaak de hertog van Kleef vertrok [fol. C.xxviij.v] van de stad Tienen en toen kwam daar de edele kapitein mijn heer van Gruijthuijsen en hij trok zelf daar te liggen om de stad Tienen te bewaren met zijn edelen. En in deze tijd zonden die van Luik uit elk ambacht 10 mannen te paard en sommigen te voet om te helpen een sterk dorp, geheten Montenac. (Montenach?) En alle Luikenaars die binnen Montenac waren vernamen dat mijn heer Lodewijk van Gruijthuijsen daar omtrent reed, maar hij wist niet van hen, ze meenden de heer te belegeren en te schofferen, maar alzo God het geliefde, een van de trompetters die op het hoge land reed zag de Luikenaars beneden in de straat komen met grote menigte wat hij subiet de heer Gruijthuijsen te kennen gaf. En met grote voorzienigheid trokken ze tegen de Luikenaars. Te weten, mijn heer van Gruijthuijsen, de drost was van Brabant en mijn heer van Gaasbeek en ze bevochten de Luikenaars zeer afgrijselijk en waren hen zo nagegaan zodat de machines van de Luikenaars weinig mensen kwaad deden, maar ze vlogen met 2 of 300 tezamen in moerassen en andere plaatsen en kropen allen aan elkaar en boden geen verweer dat er iets van te zeggen was, maar lieten zich doodslaan gelijk beesten zodat er op die pas wel verslagen bleven 2000 Luikenaars. En dit was de dag van de 11 00 maagden anno 1465. Hier volgt het gedicht van die. Ursula was Gruijthuijsen heer van zegen Montenac verbrand, groot volk verslagen. |
Dit es teerste dat Kaerle here van Chaerloys aen nam om te treckene int lant van Luycke. Dat.xlviij.Capittel. ITem tes de wetene also gheringhe als die Graue van Chaerloys quam huyt Vranckerijcke, ende den paeys ghemaeckt was tusschen den coninck ende hem, ende ooc die voorseydeheren ghescheeden waren elc int sijne, so track die Graue van Chaerloys met al sijnder armeye int landt van Luycke, omme die luyckenaers te beuechtene. Ende in dye selue tijt vp den.xix.sten dach in Decembre, soe quam die heere van Chaerloys voor die stede van sint Truden, ende si lieten hem binnen commen sonder eeneghe moeyte, ende hi bleef daer wel.iij.weken lanc, ende mijn heere van Rauesteyn die trac binnen Burchloon sonder slach of stoot. Ende doe trac mijn here van Chaerloys voor tcasteel van heepe, toe behoorende mer Rache van Huerne, twelcke hi wan ende te nieten dede met sinen volcke. Item binnen deser tijt, so laghen in een dorp, twelcke hiet Welle, wel.v.duysent groene tenten van Luycke, die altoos beletten dat gheenen wijn noch ander vytaelie te Brabandt waert commen en mochte. Ende si waren eens huyte ghetrockenomme te verraden des princhens sone van Oraengien, ende den Marscalc van Loreyne, die welcke heren langhen met cleender menichte van volcke in een dorpkin, tusschen Burchloon ende sint Truden, maer die voornoemde capiteynen vernament, ende si trocker vromelicke yeghens, ende mijn here van Rauesteyn quam huyt Burchloon, ende hielp beuechten dye voorseydegroene tenten, so datter vanden gheselschepe vander groene tente wel.viijc.versleghen waren, ende dander vloden in eenenbusch daermense niet begaen en mocht. Item daer naer track mijn heere van Rauesteyn onder Tongheren, ende mijn here vanden Gruythuyse lach in een schoon groot cloostere, ende mijn heere van Chaerloys lach bet voort aen dander side, so varre dat dye van Tongheren huyt quamen tot haren huyterste bollewercken. Ende die heeren wordens gheware, ende specialick mijn heere Adolf van Cleuen, die slouch hem lieden of ontrent.lx.mannen eer si in die stede gherochten, ende dander vloden binnen der stede, maer lieten achtere alle hare badaedgen. Item vp dien seluen tijt so sandt mijn here vanden Gruythuyse sijn trompet aen mijn heere van Rauesteyn claerlijck segghende dattet paeys was tusschen onsen gheduchten heere ende die vanLuycke. Ende binnen den seluen auende so ontboodt mijn gheduchtich heere alle sijne Capiteynen [fol. C.xxix.r] by hem te commene vp eenen berch tusschen Burchloo endeLudeke, omme den voetual van die van Ludeke te ontfanghen, daer dat die Lukenaers beloofden een groot somme van penninghen die sy alte met betaelden, ende si gauen goede mannen van huer stede in ostaedgen. Ende mijn voorseydegheduchte heere beloofde alle sine gaernisoenen huyten lande te leedene, daer hi groote eere aen beghinc want si waren des anderen daechs snoens al huyt, den voorseyde lande van Ludeke. [Den.xxvi.sten dach van Sporcle] Vp den groten Vastenauent, twelck was den.xxvi.sten dach vanSporcle Anno.lxv.so quam die Graue van Chaerlois te Brugghe, huyter reyse van Vranckerijcke, ende van Ludeke. Ende hemwas grote eere ende tryumphe ghedaen, als van die huysen te behangene, ende waslicht daer voren te stellene vander Cruyspoorte tot sinen houe toe. Ende vppe de nyeuwe Halle, so was een man met eenen peerdekin inde voeye, ende reedt metten seluen peerdekin vp ende of, ende corts hier naer so rees eenen twist, daer omme dat Dynant ghedestrueert was. Item niet yeghenstaende, dat die van Ludeke gracie ontfanghen hadde van onsen gheduchten heere ende Prinche, die hertoghe Phelips van Bourgoengien, nochtan so resen sy bouen dien in grooter quaethede, principalic tvolc van der stede van Dynant. Ende wonderlicke iniurie aenseggende mijn heere van Chaerlois, als dat hi wesen soude een bastaerdt vanHeynsberghe, ende si hijnghen een schu verwapent metter wapene van mijn heere den Graue van Chaerloys bouen haer lieder poorte aen een galghe, te sinen groten lachtere endescoffierichede, den voorseyde heren ontseggende, ende al sijn mogenthede, vp twelcke die heere van Chaerloys raedt nam, ende voorsienichede met den Hertoghe Phelips sinen vadere dye welcke hem seyde, dat van ghebraden eyeren quamen gheerne kyekenen ghebroet met quaden becken. |
Dit is het eerste dat Karel, heer van Charlois, aannam om te trekken in het land van Luik. Dat 48ste kapittel. Item, het is te weten dat alzo gauw als de graaf van Charlois uit Frankrijk kwam en de vrede gemaakt was tussen de koning en hem en ook de heren en elk gescheiden was in het zijne zo trok de graaf van Charlois met al zijn leger in het land van Luik om de Luikenaars te bevechten. En in dezelfde tijd op de 19de dag van december zo kwam de heer van Charlois voor de stad Sint-Truiden en ze lieten hem binnenkomen zonder enige moeite en hij bleef daar wel 3 weken lang en mijn heer van Ravenstein die trok binnen Borgloon zonder slag of stoot. En toen trok mijn heer van Charlois voor het kasteel van Heepen dat toebehoorde aan meneer Rache van Huerne, wat hij won en te niet deed met zijn volk. Item, binnen deze tijd zo lagen in een dorp, wat heette Welle, wel. 5000 groene tenten van Luik die altijd beletten dat geen wijn nog ander voedsel naar Brabant komen zou. En ze waren eens uitgetrokken om te verraden de prinsen zoon van Oranje en de maarschalk van Lotharingen, welke heren lang met kleine menigte van volk in een dorpje tussen Borgloon en Sint Truiden, maar die kapiteins vernamen het en ze trokken ze dapper tegen en mijn heer van Ravestein kwam uit Borgloon en hielp bevechten die groene tenten zodat er van het gezelschap van de groene tenten wel 800 verslagen waren en de ander en vloden in een bos waar men ze niet begaan mocht. Item, daarna trok mijn heer van Ravestein onder Tongeren en mijn heer van de Gruijthuijsen lag in een mooi groot klooster en mijn heer van Charlois lag meer voort aan de andere zijde en zo ver dat die van Tongeren uitkwamen tot hun uiterst bolwerken. En de heren werden het gewaar en speciaal mijn heer Adolf van Kleef en sloegen hen omtrent 40 mannen af eer ze in de stad raakten en de andere vloden binnen der stad maar lieten al hun pakpaarden. Item, op dezelfde tijd zo zond mijn heer van de Gruijthuijsen zijn trompetter aan mijn heer van Ravestein en zei hem duidelijk dat het vrede was tussen onze geduchte heer en die van Luik. En binnen dezelfde avond zo ontbood mijn geduchte heer al zijn kapiteins [fol. C.xxix.r] bij hem te komen op een berg Borgloon en Luik om de voetval van die van Luik te ontvangen, waar de Luikenaars beloofden een grote som van penningen die ze altemet betaalden en ze gaven goede mannen van hun stad in gijzeling. En mijn geduchte heer beloofde alle zijn garnizoenen uit het land te leiden waar hij met grote eer aan begon want ze waren de volgende dag met de noen al uit het land van Luik. [De 26ste dag van februari] Op de grote Vastenavond wat was de 26ste dag van februari anno 1465 zo kwam de graaf van Charlois te Brugge van de reis van Frankrijk en van Luik. En hem was grote eer en triomf gedaan als van de huizen te behangen en was licht daarvoor gesteld van de kruispoort tot zijn hof toe. En op de nieuwe hal zo was een man met een paardje in hoek en reed met het paardje op en af en kort hierna zo rees een twist waarom Dinant vernield werd. Item, niet tegenstaande dat die van Luik gratie ontvangen hadden van onze geduchte heer en prins hertog Filips van Bourgondie, nochtans zo rozen bovendien op grote kwaadheid en speciaal het volk van de stad Dinant. En wonderlijke beschuldigingen zeiden ze van mijn heer van Charlois als dat hij wezen zou een bastaard van Heinsberg en ze hingen een schoen gewapend met het wapen van mijn heer de graaf van Charlois boven hun poort aan de galg tot zijn uitlachten en schoffering en ontzeiden die heer en al zijn mogendheid, waarop de heer van Charlois raad nam en voorzienigheid met hertog Filips, zijn vader, die hem zei dat van gebraden eieren geen kuikens kwamen gebroed met kwade bekken. |
Hoe die Hertoghe van Chaerlois track met sinen Edelen, ende met al sijnder macht, voor die stede van Dynant. [fol. C.xxix.v] [Den.xxv.sten dach in Ougst] ITem die Graue van Chaerlois dit verstaende hy trac met sinenedelen, ende met al sijnder macht voor die stede van Dynant. Ende hi deidse bestormen met sulcker vromichede dat hy hare groote stercheyt, ende onsprekelicke vasticheyt verwan binnen.viij.daghen Ende hy destrueerde die stede, ende deidse verbarnen te puluere. Ende dit gheschiede int iaer.M.CCCC.ende.lxvi.den.xxv.sten dach in Ougst, niet yeghenstaende dat die Prinche ghenadicheyt den vrauwen, endeooc eeneghe goede mannen dede, maer hi dede scherpe iusticie doen ouer dye ghene, die de vpstelders van desen waren. Endehi dede alder hooghst hanghen eenen busschietere, een fel tyrant, alsoot blijct in dit incarnacioen.M CCCC.Lxvi. Den.xxvsten ougst bleef dynant versmacht Want doe verwan dedel borgoenge cracht. Als die van Luycke, ende al tlant van Luycke aensaghen dat die stercke ende machtege stadt van Dynant die noyt wijcken en wilde, aldus iammerlijcke ghedestrueert was, ende geheel gheschent, so quamen si anderwaruen den Hertoghe te ghenaden, ende sy versterckten haer lieder varbandt, belouende ende gheuende noch een grote somme van pennijnghen. Endehier mede vertrack die Graue Kaerle te Vlaendre waert, want corts daer naer so worde die edel Hertoghe Phelips seer onlustich ende sieck, inde stede van Brugghe. [In dit selue iaer] Item in dit selue iaer begonste men te werckene inde Reye te Brugghe, Eerst beghinnende tusschen sinte Gillis brugghe, endehet torrebruchskin te suuerene, ende huyt te draghene mettenbutten, ende met beryen alle dye vuyllichede, ende die was wech gheuoert met schepen, ende alsoe wast ghedaen, al die stede van Brugghe duere. |
Hoe de hertog van Charlois trok met zijn edelen en met al zijn macht voor die stad Dinant. [fol. C.xxix.v] [De 25ste van augustus] Item, toen de graaf van Charlois dit verstond trok hij met zijn edelen en met al zijn macht voor de stad Dinant. En hij liet het bestormen met zoՠn dapperheid dat hij hun grote sterkte en onuitsprekelijke vastheid overwon binnen 8 dagen. En hij vernielde de stad en liet het verbranden tot poeder. En dit geschiedde in het jaar 1466 de 25ste dag in augustus, niet tegenstaande dat de prins genade de vrouwen en ook enige goede mannen deed, maar hij liet scherpe justitie doen over diegenen die de aanstichters hiervan waren. En hij liet de allerhoogste hangen, een busschieer en felle tiran alzo het blijkt uit dit gedicht 1466. De 25ste augustus bleef Dinant versmacht Want toen overwon de edele Bourgondiesche kracht. Toen die van Luik en al het land van Luik zagen dat de sterke en machtige stad Dinant, die nooit wijken wilde, aldus droevig vernield was en geheel geschonden zo kwamen ze andermaal de hertog te genade en ze versterkten hun verbond en beloofden en gaven nog een grote som van penningen. En hiermee vertrok graaf Karel te Vlaanderen waart want kort daarna zo werd de edele hertog Filips zeer ongesteld en ziek in de stad Brugge. [In hetzelfde jaar] Item, in hetzelfde jaar begon men te werken in de Reie te Brugge en eerst begon met tussen Sint Gillis brug en het torenbrugje te zuiveren en uit te dragen met korven en berries alle vuilheid wat weggevoerd werd met schepen en alzo was het gedaan de hele stad Brugge door. |
Hoe die edele Hertoghe Phelips sieck lach te Brugghe, ende hoe hi daer sterf. Dat.xlix.Capittel. [fol. C.xxx.r] ITem vp den.xv.dach van Wedemaent. Anno.lxvij.doe ouerleet die hertoge Phelips in die stede van Brugge, ende hi lach.iij.daghen lanc metten blooten aensichte, dattene alle die werelt sien mochte die wilde. Ene tsanderdaechs daer naer so drouchmen processie generael te sinte Donaes, omme te biddene ouer die siele vanden Hertoghe Phelips voorseyde, waer of dat dese twee naeruolghende reghelen bewijsen Tincarnacioen. Juni sesthiene men bitterlijck noot sach Doe hertoge phelips te brugge doot lach. Vp den.xxij.dach in Wedemaent Vp den.xxij.dach in Wedemaent. Anno lxvij.so drouchmen denlichame vanden Hertoghe Phelips tsinte Donaes in die kercke. Ende alle die collegien, ende vele grote prelaten ghinghen voren in schoonder ordonnancien. Ende daer ghinghen vele mannen al gheslooft elc met een barnende tortse in die hant, endehadden aen elcke toortse, ende ooc voor haerlieder borst eene wapene van schilderye vanden prinche, ende van dien wassere eene groote menichte, ende tlijck was ghedreghenvan.iiij.notabele heren, ende daer ghinghen vele herauten voor tlijck, ende bouen tlijck so drouchmen een gulden cleet ghespannen, ende vp tlijck lach een gulden laken met een gulden sweert daer vp liggende. Ende daer naer so quam die graue van Chaerlois gheslooft inden rauwe, ende noch.vij.herennaer hem, deen naer den anderen alle verslooft. Ende daer naer volchden noch vele heren ende ioncheren vanden houe al in nieuwe swarte keerels, ende met caproenen vp die schoudere, die welcke waren in groten ghetale. Ende van mijns heren hof tot der kercke van sinte Donaes stonden in ordonnancie die poorterye ende di ambochten al met barnende tortsen in dye hant aen beeden siden vander strate. Ende die toortsen waren al verwapent metten wapenen vanden voorseyde ambochten endeneeringhen. Ende tlijc in die kercke sijnde, so wast begrauen voor den hooghen outaer te sinte Donaes in Brugghe. Ende daer was grote droufheyt bedreuen, als wel redene was, want hy een vroom ende eerlic prinche gheweist hadde, ende langhe gheregneirt hadde. [Vp den.xxiiij.sten dach van Wedemaent Item vp den.xxiiij.sten dach van Wedemaent, dat was des anderen daechs, soe was die huytuaert ghedaen, ende dit was vp eenensaterdach. Ende dus was den staet, als dye ionghe Prinche was inden choor, soe stonden alle die toortsen vander poorterye ende vanden ambochten lancx die kercke van sint Donaes totter westduere toe, elc met sijn wapene voorseyde, ende ware alle int swarte ghecleet, ende stonden daer tot die hoochmesse ghedaen was, ende inden choor stont ghemaect een huyseken, daer vp dat vele barnende keersen stonden, ende den choor was al behanghen met swarten lakene, ende dye voorkercke met bocrane. Ende daer waren al die kercke duere recken ghemaect daer toortsen vp stonden al barnende, ende bouen vele keersen, ende aen elc die wapene vanden Prinche. Ende men dede binnen dier weke in alle kercken ende cloosters binnen Brugge vele schoone huytuaerden ouer dye siele voorseyde, ende vp sijn Tombe was gheleyt een gulden laken gheduerende tot dat die hertoghe Kaerle tlichaem dede verroeren van Brugghe te Dygioen in Borgoengien. |
Hoe de edele hertog Filips ziek lag te Brugge en hoe hij daar stierf. Dat 49ste kapittel. [fol. C.xxx.r] Item, op de 15de dag van juni anno 1467 toen overleed hertog Filips in de stad Brugge en hij lag 3 dagen lang met het bloot aanzicht zodat de hele wereld hem zien mocht die het wilde. En de volgende dag daarna zo droeg men processie generaal te Sint Donaas om te bidden oor de ziel van hertog Filips, waarvan dat deze twee navolgende regels bewijzen de rijm. Juni zestien bittere nood men zag Toen hertog Filips te Brugge dood lag. Op de 22ste dag van juni. Op de 22ste dag van juni anno 1467 zo droeg men het lichaam van hertog Filips te Sint Donaas in de kerk. En alle colleges en vele grote prelaten gingen voor in mooie ordonnantie. En daar gingen vele mannen al men met een overslag voorzien en elk met een brandende toorts in de hand en hadden aan elke toorts en ook voor hun borst een wapen geschilderd van de prins en van die was er een grote menigte en het lijk was gedragen door 4 notabele heren en daar gingen vele herauten voor het lijk en boven het lijk droeg men een gulden kleed gespannen en op het lijk lag een gulden laken met een gulden zwaard daarop. En daarna zo kwam de graaf van Charlois met een overkleed van rouw en nog 7 heren na hem, de ene na de andere en allen van een overslag voorzien. En daarna volgden nog vele heren en jonkers van het hof allen in nieuwe zwarte laken en met hoofddeksel op de schouder en die waren in groot getal. En van de hof van mijn heer tot der kerk van Sint Donaas stonden in ordonnantie de poorterij en de ambachten allen met brandende toortsen in de hand aan beide zijden van de straat. En die toortsen waren al gewapend met het wapen van de ambachten en neringen. En toen het lijk in de kerk was zo werd het begraven voor het hoge altaar te Sint Donaas in Brugge. En daar werd grote droefheid bedreven, zoals wel reden was, want hij was een dappere en fatsoenlijke prins geweest en had lang geregeerd. [Op de 23ste dag van juni] Item op de 23ste dag van juni, dat was de volgende dag, zo was de uitvaart gedaan en dit was op een zaterdag. En dus was de staat toen de jonge prins in het koor was zo stonden alle toortsen van de poorterij en van de ambachten langs de kerk van Sint Donaas tot de west deur toe elk met zijn wapen en waren allen in het zwart gekleed en stonden daar tot de hoogmis gedaan was en in het koor stond een huisje gemaakt waarop vele brandende kaarsen stonden en het koor was geheel behangen met zwart laken en de voorkerk met brokaat. En daar waren de gehele kerk door rekken gemaakt waarop brandende toortsen stonden en boven vele kaarsen en aan elke het wapen van de prins. En men deed die week in alle kerken en kloosters vele mooie uitvaarten over zijn ziel en op zijn tombe was een gulden laken gelegd dat duurde tot de tijd dat hertog Karel het lichaam liet vervoeren van Brugge naar Dijon in Bourgondie. |
Een recommendacie vanden Hertoghe Phelips van Borgoengien naer sijn ouerlijden ter weerdicheden van hem Dat.L.Capittel. PHelips van Valoys here van Chaerloys Hertoghe Ian vanDygioens sone, was dye.xxx.graue van Vlaendren, hi was hertoghe van Borgoengien, van Brabant, van Lotrijcke, vanLymburch, ende van Lutcenborch, Graue van Vlaendren van Artois van Borgoengien van Hollant, van Zeelandt, Graue van Namen, ende van Henegauwe, heere van Vryeslant, Palatijn Marcgraue des helich rijcx, heere van Salijnes, ende heere van Mechelen. Hi was oock die moghenste Prinche vander weerelt in sijnen tijden, die vermaerste, die ontsientste, die ghemintste, ende die rijcste, die amorueste, die wijste, dye mildtste, die eerbaerste, die alder vriendelijcste, ende dye ontfaermichste, ende die schoonste prinche die men in kerstenheyt vindenmocht. Ende hi [fol. C.xxx.v] dwanc met vromicheden ende met wijsheden al sine viandenhoe sterck dat si waren, ende hoe rebel, als Dordrecht, Ghendt, Brugghe, Deuenter, Vtrecht, ende alle tlant van Lutcenburch, ende meer andere. Ende noyt Prinche en hilt soe langhe sijne landen in paeyse ende rusten, als hi dede. Hy was out als hy starf ontrent.lxxi.iaer, hy regierde tlant vanVlaendren.xlviij.iaer.xi.weken min. Met goede moet hy rusten in vreden Amen. |
Een recommandatie van hertog Filips van Bourgondie na zijn overlijden ter waardigheid van hem. Dat 50ste kapittel. Filips van Valois, heer van Charlois, de zoon van hertog Ian van Dijon, was de 30ste graaf van Vlaanderen, hij was hertog van Bourgondië, van Brabant, van Lotharingen, van Limburg en van Luxemburg, graaf van Vlaanderen, van Artois, van Bourgondië, van Holland, van Zeeland, graaf van Namen en van Henegouwen, heer van Friesland, paltsgraaf van het heilige rijk, heer van Salins en heer van Mechelen. Hij was ook de vermogendste prins van de wereld in zijn tijd, de vermaardste, de meest ontziende, bemindste en de rijkste, de liefste, de wijste, de mildste, de eerbaarste, de allervriendelijkste en de meest ontfermende en de mooiste prins die men in christenheid vinden mocht. En hij [fol. C.xxx.v] dwong met dapperheid en wijsheid al zijn vijanden, hoe sterk dat ze waren en hoe rebels als Dordrecht, Gent, Brugge, Deventer, Utrecht en al het land van Luxemburg en meer andere. En nooit hield een prins zo lang zijn landen in vrede en rust zoals hij deed. Hij was oud toen hij stierf omtrent 71 jaar en regeerde het land Vlaanderen 48 jaar min 11 weken. Met God moet hij rusten in vrede Amen. |
Dit es Tincarnacioen vanden ouerlijdene vanden edelen Hertoghe Phelips.
Anno.M.CCCC.ende.lxvij.ghestelt vanden eerweerdeghen Rethourisijn Anthonis die roouere, salegher ghedachten Want nyemant en mach die doot ontulyen
Dit is de rijm van het overlijden van de edele hertog Filips Anno 1467 en gesteld van de eerwaardige retoriek Anthonis de Roovere, zalige gedachtenis. Want niemand mag de dood ontlopen.
Hier naer volcht die Coronijcke vanden edelen Hertoghe Kaerle van Borgoengien. Dat.li.Capittel. [fol. C.xxxi.r] KAerle van Valoys Graue van Chaerlois Hertoghe Phelips sone, hi was de.xxxi.ste Graue van Vlaendren, hi was Hertoghe van Borgoengien, van Lotterijcke, van Brabant, van Limburch, endevan Lutcenburch Graue van Vlaendren, ende van Artoys, Pallatin, van Hollandt, ende van Zeelandt, ende van Namen, Marck Graue des heylichs Rijcx, Heere van Vrieslandt, van Salijnes, ende van Mechelen, Hi trauwede in sine ionc heyt een dochtere van Borbon, Waer of dat hem bleef eene dochtere ghenaemt Marye, Aldus naer tbegrauen vanden edelen Hertoghe Phelips als voorseyde es, soe track dye Hertoghe Kaerle binnen sijnder stede van Ghendt, omme al daer sinen Eedt te doene, als Graue van Vlaendren, het welcke hi vulquamvp den.xxviij.dach in wedemaent Anno.lxvij. Ende vp dien tijdt ghinghen die van Ghendt inde wapene, ende sy wierpen omme een kelioote huys, ende bedreuen sommeghe stucken onder dat decsel van haren sinte Lieuen omme te draghene naer costumen. Item dye Hertoghe Kaerle siende haer lieder Rudicheyt worde gram, ende met eenen verstoorden sinne trac hi van daer, als waer bi dat die Baliu, ende die Wet van Ghendt daden onthoofden drie vanden principaelsten vpsetters vander voorseyde beroerte. Tvolck scoot int harnasch tbedreef remoer In ghendt, als Karel daer tlandt beswoer Item van daer so trac die Hertoghe Kaerle te Mechelen, daer hi seer blijdelick was ontfanghen met grooter weerdicheyt. Endedie van Mechelen schoncken hem eenen schoonen selueren vergulden cop, die rijckelick ende chierlick was van fatsoene, weghende.xxij.maerck. Ende van daer track hi te Lueuene, te Brussele, ende Tantwerpen daer hi in elcke stede weerdelic ontfanghen was, ende hoogelijc beschoncken. Maer eeneghe vanMechelen resen vppe. Ende ghinghen inde wapene in die absencie vanden Graue Kaerle, ende si braken drie schoone huysen, ende wierpense ter nedere, Die Prinche dit horende wordt seere vergramt, Ende hi wilde drie Ambachten haer lieder vrijhede nemen, ende te nyeten doen, maer die wijse endenotabele mannen vander stede van Mechelen, die pijnden den paeys te maken, ende stellen den Prinche te vreden, ende sy gauen wel dertich duysent Rijnsche guldenen, binnen vier iaren betaelt, in beterijnghe van harer mesdaet Ende daer wasser vele ghebannen huyt alle mijns heeren Landen. Item vp desen tijdt was eenen grooten brandt by Hontschote. |
Hierna volgt de kroniek van de edele hertog Karel van Bourgondië. Dat 51ste kapittel. [fol. C.xxxi.r] Karel van Valois, graaf van Charlois, de zoon van hertog Filips, was de 31ste graaf van Vlaanderen, hij was hertog van Bourgondië, van Lotharingen, van Brabant, van Limburg en van Luxemburg, graaf van Vlaanderen en van Artois, paltsgraaf van Holland en van Zeeland en van Namen, markgraaf van het heilige rijk, heer van Friesland, van Salins en van Mechelen. Hij trouwde in zijn jeugd een dochter van Bourbon waarvan dat hem bleef een dochter genaamd Marie. Aldus na het begraven van de edele hertog Filips zo trok hertog Karel binnen zijn stad Gent om aldaar zijn eed te doen als graaf van Vlaanderen wat hij deed op de 28ste dag van juni anno 1467. En op die tijd gingen die van Gent in de wapens en ze wierpen om een belastinghuis en bedreven sommige stukken onder het deksel van hun Sint Lieven om te dragen naar gewoontes. Item, hertog Karel zag hun ruigheid en werd gram en met een verstoorde zin trok hij vandaar als waarbij dat de baljuw en de wet van Gent lieten onthoofden drie van de belangrijkste aanstichters van die; Het volk schoot in het harnas en bedreef rumoer. In Gent toen Karel daar het land bezwoer. Item, vandaar zo trok hertog Karel te Mechelen waar hij zeer blijde was ontvangen met grote waardigheid. En die van Mechelen schonken hem een mooi zilveren vergulden kop die rijk en sierlijk was van vorm en woog 22 mark. En vandaar trok hij naar Leuven, te Brussel en te Antwerpen waar hij in elke stad waardig ontvangen was en zeer beschonken. Maar enige van Mechelen stonden op en gingen in de wapens in absentie van graaf Karel en ze braken drie mooie huizen en wierpen ze neer. De prins hoorde dit en werd zeer vergramd en wilde van de drie ambachten hun vrijheid nemen en te niet doen, maar de wijze en notabele mannen van de stad Mechelen die pijnigden om vrede te maken en stelden de prins tevreden, en ze gaven wel 30 000 Rijnse guldens, binnen vier jaren te betalen, als verbetering van hun misdaad. En daar werden er veel gebannen uit alle landen van mijn heer. Item, op deze tijd was een grote brandt bij Hondschote. |
Dyt naervolgende es dye derde vaerdt, in Tlandt van Luycke. [In tselue iaer.M.iiijc.ende.lxvij] ITem tes te wetene dat in tselue iaer.M.iiijc.ende.lxvij.die van Luycke weder begonsten te rebelleirene yeghens den hertoge Kaerle, ende en hilden hem trauwe noch belofte, maer lietenhaer goede mannen huyten lande wesen die si selue ghegheuenhadden als borghen van warachteghen paeyse in groter tribulacie ende in vreesen van haren lijue. Ende sy trocken doe met eenen groten heyrcrachte huyter stede van Luycke, ende quamen binnen der stede van Hoye, [fol. C.xxxi.v] Ende verdreuen den Bisschop van Ludeke Lodewijck vanBorbon, ende ooc Hertoghe Karels volck van ghelijcken, maer si en sloughen nyement doot. Ende dit ghedaen sijnde trocken noch die Lukenaers in Hertoghe Karels landen, ende stichtedenRoof ende brant, in tlant van Lutcenburch, ende van Lymburch ende in meer andere plecken, grote confusye ende vyleyneghe woorden ontbiedende den Hertoghe Kaerle, omme twelcke dye voorseyde Hertoghe weder vergramde, ende versaemde een groot heyrcracht van volcke, specialicke van edele mannen, ende track also weder naer tlandt van Luycke. Ende ter begheerde vanden Prinche so waren hem huyt Vlaendren ghesonden een ghedeel voetganghers Te wetene huyt der stede van Ghendt twee hondert, huyter stede van Brugghe twee hondert, ende huyter stede van Ypre een hondert, ende huyt tlandt vanden vryen, hondert ende vijftich. Ende huyt vier Ambochten Cassele, Cortrijcke, en meer ander plaetsen sonden daer ooc voetghanghers, van ghelijcken, waer of die voetganghers van Brugghe hadden elck een pijcke, ende hadden elck een nyeuwe Iorneye, wit, Roodt, ende blaeu ende voren ende achtere gheborduert een ghecroonde.B. Ende haer lieder Capiteyn was Pieter metten eye.f.Pieters, ende doe waren Burchmeesters te Brugge Phelips metten eye, ende Martin lem. |
Dit navolgende is de derde vaart in het land Luik. [In hetzelfde jaar 1467] Item, het is te weten dat in hetzelfde jaar 1467 die van Luik weer begonnen te rebelleren tegen hertog Karel en en hielden hem trouw nog belofte, maar lieten hun goede mannen uit het land gaan die ze zelf geven hadden als borgen van ware vrede in grote ellende en in vrees van hun lijven. En ze trokken toe met een grote legermacht uit de stad Luik en kwamen binnen de stad Hoei [fol. C.xxxi.v] en verdreven de bisschop van Luik, Lodewijk van Bourbon en ook hertog Karels volc dergelijk, maar ze sloegen niemand dood. En toen dit gedaan was trokken nog de Luikenaars in hertog Karels landen en stichtten roof en brand in het land Luxemburg en Limburg en in meer andere plekken met grote verwarring en ellendige woorden ontboden ze hertog Karel, waarom die hertog weer vergramde en verzamelde een grote legermacht van volk en speciaal van edele mannen en trok alzo weer naar het land Luik. En ter begeerte van de prins zo waren hem uit Vlaanderen gezonden een deel voetgangers. Te weten, uit de stad Gent tweehonderd, uit de stad Brugge tweehonderd en uit de stad Ieper een honderd en uit het land van de vrijen honderd vijftig. En uit de vier ambachten, Kassel, Kortrijk en meer ander plaatsen zonden daar ook voetgangers van gelijke waarvan de voetgangers van Brugge hadden elk een piek en hadden elk een nieuwe wapenrok, wit, rood en blauw en voor en achter geborduurd een gekroonde B. En hun kapitein was Pieter met het Eye Pieters en toen waren burgemeesters te Brugge Filips met het Ey en Martin Lem. |
Hoe dye Hertoghe Kaerle ghinc siedge legghen, voor dye Stadt van sint Truden, met allen sijnder macht van sinen edelen heeren Ionck ende Houdt. [Vp den.xxvij.sten dach van Octobre] ITem inden eersten als hertoghe Kaerle al sijn volck vergadert hadde, so ghinck hy siedge legghen voor die stadt van sint Truden. Ende daer quamen die van Luycke met groter macht omme die stede van sint Truden ontset te doene, daer dat sprinchen volc stoutelic yeghen ghinc, gruwelicken dootslaende ende veriaghende, also dat die van Luycke daer moesten dye vlucht nemen, ende lieten der al haerlieder artijlgerye, endehare waghens met hueren vitaelien. Ende desen slach gheschiede vp den.xxvij.sten dach van Octobre. Anno.M.iiijc.ende.lxvij. Item die van Ludeke lieten in dien slach bedt dan duysent mannen. Ende daer bleef versleghen heer Enstaes van strael, haer lieder standaert draghere, ende die here Barrado [fol. C.xxxij.r] Rudders, ende al dander liepen daer wech inde schermutsinghe vanden auende. Item daer waren van onsen Prinche ghemaect vele nyeuwe Rudders huyt diuerschen landen, omme dat sy hem lieden daer so vromelic ghehadt hadden in de battaelgie, Ende eerst, Ian van Crunijnghen Aelbrecht van Schauen Wilem van Schauen Broeders Floreyns van Zaemslachte Zweer Monfoort Ian Roycroocs kijnderen Kaerle van Huytkercke Ioos van ghistele Item daer naer ghinc die Hertoghe Kaerle vromelick stormen vp dye stede van sint Truden, dye welcke hem vp gauen, hem lieden kennende verwonnen, ende dit was vp alder sielen dach. Ende die Hertoghe Kaerle bedwanck die lieden vansint Truyden, dat sy selue haer poorten ende mueren moestenvellen, ende raseren, ende nemmermeer Anecx te sine den lande van Luycke. [Vp sinte Maertins dach] Item vele vanden Capiteynen trocken voor Burchloon, dat si wonnen, ende ooc wonnen si tcasteel van Hoyre, ende dadent verbarnen, ende was ghepijlgiert, voordt wonnen si ooc die stede van Hasselt, hooftstede vanden Lande van Loon. Endenoch wel.x.of.xij.schoone dorpen waren alle ghepilgiert endeverbarrent. Ende ooc wonnen si Hiercke, ende Bilsen, Bree, Masel, Barijnghen, Heyentongheren, Halen, Hooyen, endeTuwijn, alle dese steden waren bedwonghen dat si selue hare poorten ende mueren vellen moesten. Ende dit aldus ghedaen sijnde, so track die Prinche met eenen groten heyrcrachte voor die stede van Luydic en sloucher siedge vooren. Ende hi dede der stede grote foortse met assaulte, so dat si hem vp gauen inde ghenadicheyt vanden Prinche Ende dit gheschiede den.xi.sten dach van Nouembre. anno.M.CCCC.ende.lxvij.vp sinte Maertins dach. dits tincarnacioen van dien Elue in nouember creech Kaerle ludic. |
Hoe hertog Karel ging beleg leggen voor de stad Sint-Truiden met al zijn macht van zijn edele heren, jong en oud. [Op de 27ste dag van oktober] Item, zo gauw als hertog Karel al zijn volk verzameld had zo ging hij beleg leggen voor de stad Sint-Truiden. En daar kwamen die van Luik met grote macht om de stad Sint-Truiden ontzet te doen, waar het volk van de prins dapper tegen ging en gruwelijk doodslagen en verjagen alzo dat die van Luik daar de vlucht moesten nemen en lieten al hun artillerie en wagens met hun voedsel. En deze slag geschiedde op de 27ste dag van oktober anno 1467. Item, die van Luik lieten in die slag meer dan 1000 mannen. En daar bleef verslagen heer Enstaes van Strael, hun standaard drager en de heer Barrado [fol. C.xxxij.r] ridder, en alle anderen liepen daar weg in de schermutseling van de avond. Item, daar waren van onze prins vele nieuwe ridders gemaakt uit diverse landen omdat ze zich daar zo dapper gedragen hadden in die slag, En eerst, Ian van Kruiningen Aelbrecht van Schaven Wilem van Schauen, broeders Floreyns van Zaamslacht Zweer Montfoort Ian Roycroocs kinderen Karel van Uitkerke Ioos van Gistel Item, daarna ging hertog Karel dapper stormen op de stad Sint-Truiden die zich opgaven en hen kenden overwonnen en dit was op Allerzielen dag. En hertog Karel dwong de lieden van Sint-Truiden dat ze zelf hun poorten en muren moesten vellen en neerhalen en nimmermeer annex te zijn het land van Luik. [Op Sint Maarten dag] Item, vele van de kapiteins trokken voor Borgloon dat ze wonnen en ook wonnen ze het kasteel van Hoyre en lieten het verbranden en was geplunderd en voort wonnen ze ook de stad Hasselt, hoofdstad van het land van Loon. En nog wel 10 of 12 mooie dorpen werden allen geplunderd en verbrand. En ook wonnen ze Hiercke, en Bilzen, Bree, Masel, Barijnghen, Heyen, Tongeren, Halen, Hooyen, en Tuwijn,(??) al deze steden waren bedwongen zodat ze zelf hun poorten en muren vellen moesten. En toen dit aldus gedaan was zo trok de prins met een grote legermacht voor de stad Luik en sloeg er beleg voor. En hij deed de stad groot geweld met aanvallen zodat ze zich overgaven in de genaden van de prins. En dit geschiedde op de 11de dag van november anno 1467 op Sint Maartens dag. Dit is het gedicht ervan, Elf in november kreeg Karel Luik. |
Dit es den voetual, die die van Luycke dadenden Hertoghe Kaerle van Bourgoengien. [fol. C.xxxij.v] ITem eerst so quamen huyter stede van Luycke seere ootmoedelicke.iijc.ende.xxij.persoonen vp tvelt, daerbye Prinche ghelogiert was, in haer lijnen cleederen, ende bloots hoofs, endebaeruoets, ende vyelen vp hare knyen voor den Prinche, wel een half huere tijdts gheduerende, biddende duer die bitter passie Christi, ende sijnder glorieuser moeder Maria, ende om mijn here sinte Lambrechts wille, dat hi wilde laten dalen sineneuelen moet, ende hem lieden vergheuen die mesdaet, schade, ende achterdeel, dat si yeghens sine hoocheyt, ende den ghemeenen landen mesdaen mochten hebben, bi quaden rade, ende met quader cause, stellende midts dien in sinen handen al haer lijf ende goedt, metsgaders den anderen inwonende, endedit was den deder voetual van die van Luycke. Item die Prinche dit hoorende, hi namse in gracien by condicien, sonder te laten verbarnene ofte pijlgierene, dye goede haer lijf latende, dye quade te punierene alsoot behoort, endemet haer liederen goet te doene haer lieder beste. Ende met dese so dede dye Prinche viere poorten mannen met sinen volcke, ende daer sine bannieren huyt steken. Ende hi dede van sinen volcke logieren inde voorbouchen vander stede. Ende die vanLuycke consenteirden, al dat die prinche begheerde. ende die Prinche ordonneirde sine ghedeputeirde omme tontfanghene, dat si belouen souden voor haer lieder mesdaden. Item svrydaechs.xiij.in Nouembre brachtmen alle die artijlgerye ende de engienen in die handen vanden ghedeputeirden, daer die vander stede wat swaricheden in maecten. Maer contra oportet non est remedium Endetsaterdaechs brochtmen al haer lieder wapene ende gheweere, ooc inden handen van den ghedeputeirden, het welcke dye Prinche al dede wech voeren, in schepen, ten lande van Namen waert, ende daer was alle maniere van gheweere te wetenhamers, sweerden, valckebecx, ghijsaerne, glauyen, hantboghen, aerm borsten, colueueren, serpentijnen, Ende al dese artijlgerye, ende engienen moesten si brijnghen buten der stede die welcke die Prinche al wech sandt alsoot voorseyde es. Ende oock brochten sy die voorseyde slotelen vander stede den Prinche. Item tsondaechs daer naer, so baden die voorseyde.iijc.ende.xxij.persoonen al sulcke reuerencie denBisschop van Luycke, also sijt ghedaen hadden den Hertoghe Kaerle, ende dit gheschiede inde voorboughen vander stede. Item binnen der tijdt dat die Hertoghe Kaerle met deser saken besich was, so quam een Capiteyn huyt Vranckerijcke ghenaemt Morissis de neufchateau met een groot deel van Fransoysen. Ende hertoghe Kaerle dat vernemende, hi en wilde hem niet mesdoen nochtans wel wetende, dat hi quam om dye vanLuycke in staden te stane, maer hi sandt den seluencapyteyn.iijc.rijnsche guldenen in drijnckghelde, beuelende dat hi wech trocke ende niet weder en quame in sulcke dolinghe, of het soude hem berauwen. Desen Capiteyn beloofde hem hooghelic vanden Prinche, endehi track weder omme te Vranckerijcke waert, met sinen volcke wel blijde ende vrooylick. Item vp den seluen tijdt, so quam een rijckelic Ambassade huyt Vranckerijcke, aen den Hertoghe Kaerle, die welcke gheerne haer lieder last ontdect hadden, maer bi groter voorsienicheyt, so sprac tot hem lieden die Hertoghe Kaerle, seggende ghi heren ghi siet wel, dat ic nv seere onledich benmetten lasten die ic voor handen hebbe.aldus ghi sult verbeyden.iiij.of.v.daghen dan sal ick hooren ende met hu lieden spreken. Dese Ambassaduers bedancten den prinche van sijn vriendelijcke antwoorde. Ende si trocken logieren binnen Luycke, in eene schoone herberghe. |
Dit is de voetval die die van Luik deden hertog Karel van Bourgondië. [fol. C.xxxij.v] Item, eerst zo kwamen uit de stad Luik zeer ootmoedig 322 personen op het veld waar de prins logeerde in hun linnen kleren en blootshoofds en barrevoets en vielen op hun knien voor de prins wat een half uur duurden en baden door het bittere lijden van Christus en zijn glorieuze moeder Maria en vanwege heer Sint Lambrecht dat hij wilde laten dalen zijn euvele gemoed en hen vergeven de misdaad, schade en nadeel dat ze tegen zijne hoogheid misdaan en de gewone landen misdaan mochten hebben bij kwade raad en met kwade oorzaak en stelden mits dien in zijn in zijn handen al hun lijf en goed, mitsgaders de andere inwoners en dit was de derde voetval van die van Luik. Item, de prins die dit hoorde nam ze in gratie op conditie zonder te laten verbranden of plunderen en het goed en lijf liet, de kwade te straffen alzo het behoort en met hun goed te doen het beste voor hen. En hiermee zo liet de prins de vier poorten bemannen met zijn volk en daar zijn banieren uitsteken. En hij liet zijn volk logeren in de voorburcht van de stad. En die van Luik stemden het toe alles dat de prins begeerde en de prins ordonneerde zijn gedeputeerde om te ontvangen dat ze beloofden zouden voor hun misdaad. Item, vrijdag de 13de in november bracht men alle artillerie en machines in de handen van de gedeputeerde, waar die van de stad wat zwarigheden in maakten. Maar; ԣontra oportet non est remediumծ En op zaterdag bracht men al hun wapens en geweer ook de handen van de gedeputeerde, wat de prins geheel liet wegvoeren per schip naar het land van Namen en daar waren alle soorten van geweren, te weten; hamers, zwaarden, valkenbekken, tweesnijdend strijdbijl, lansen, handbogen, harnassen, kolven en serpentijnen, En al deze artillerie en machines moesten ze brengen buiten de stad die de prins allen weg zond. En ook brachten ze de sleutels van de staan naar de prins. Item, zondag daarna zo baden die 322 personen al zulke reverence de bisschop van Luik alzo zij het gedaan hadden hertog Karel, en dit geschiedde in de voorburcht van de stad. Item, binnen de tijd dat hertog Karel met deze zaken bezig was zo kwam een kapitein uit Frankrijk genaamd Mauritius de Neufchteau met een groot deel van Fransen. En hertog Karel vernam dat en wilde hem niets misdoen en wist nochtans wel dat hij kwam om die van Luik bij te staan, maar hij zond die kapitein 300 Rijnse guldens in drinkgeld en beval dat hij weer weg trok en niet weer kwam in zulke dolingen of het zou hem berouwen. Deze kapitein beloofde hem hoog van de prins en hij trok wederom in Frankrijk met zijn volk wel blijde en vrolijk. Item, op dezelfde tijd zo kwam een rijke ambassade uit Frankrijk bij hertog Karel die graag hun last verteld hadden, maar met grote voorzichtigheid zo sprak tot hen hertog Karel en zei; Ԡgij heren, ge ziet wel dat ik nu zeer druk ben met de lasten die ik voor handen heb, aldus zal ge wachten 4 of 5 dagen dan zal ik horen en met u spreken. Deze ambassadeurs bedankten de prins van zijn vriendelijke antwoord. En ze gingen logeren binnen Luik in een mooie herberg. |
[Den.xvij.sten dach van Nouembre] Item twee dagen daer naer, dwelcke was den.xvij.sten dach van Nouembre, so ordonneirde Hertoghe Kaerle dat hi trecken wilde binnen der stede van Luycke also hi ooc dede. Ende daer stonden die luyckenaers lancx der strate aen beede den siden gheordonneirt elck met eender barnende keerse in die hant vanwasse, bloots hoofts ende elck hadde een sint Andries cruyce voor sijn borst ghenaeyt, ende men sach dat die moeders oock haer ionghe kinderen een cruyce naeyden vp die borst, als dandere, in teeken van onderdanicheden. [fol. C.xxxiij.r] Item tincommen en passeren vanden volcke vanden hertoghe Kaerle gheduerde van smorghens te clocke neghene tot den.iiij.hueren naer der noene, daer alle dye edele mannenreden al int harnasch, ende saladen vp thooft. Item dye hertoghe Kaerle was ooc der ghelijcke, ende hadde aen een harnasch dat so costelic was, dat hem elck verwonderde die sach, want het was voren ende achtere al verchiert met costelicken ghesteente. Ende hi hadde hangende voor sijn borst eenen alte costelicken dierbaren steen, die onsprekelicken schat weerdich was, ende hi reedt met eenen blooten sweerde in dye hant, in een teekene dat hy die stede ghewonnen hadde metten sweerde, ende achter den Hertoghe quamen ghereden.v.paegien, so rijckelic dat een wonder was, ende elc hadde een salade vp thooft onghelijck den anderen, ende elc om tcostelicxt, Ende dese hooghe ende vrome incomste saghen die voornoemde Ambassaduers van Vranckerijcke. Ende die hertoge Kaerle dede tpyroen of breken ende bringhen te Brugghe te schepe, ende was daer ghestelt vp die buerse daert menich iaer daer naer stont, ende dat in een ghedinckenesse, omme dat daer dagelicx die cooplieden van diueersche nacien wandelen ende verkeeren. Item voort dede die hertoghe Kaerle alle die pyroenen die in alle dye steden vanden Luycschen lande al of breken ende te nyeten doen. Ende men sal weten dat al tlant van Luycke, binnen der tijt van.vi.weken aldus bedwonghen was vandenHertoghe kaerle. Ende hie was doe out.xxxiiij.iaer. Iuyste April den achsten dach Tpyroen te brugge gherecht men sach. Ende ontrent den voorseyde pyroen stont ghegraueirt in eenen steen een verskin in latijne ghemaect, het welcke luydede in vlaemsche aldus. Hout vp v preudsce oghen bouen den winden Kent mijn val, inde goden machmen gheen vasticheyt vinden. Ic was te ludic der edelheit teeken eersame Ende der lieder glorie van onuerwinlicker name Nv ben ic tuysien tspottelicx volcxken medallen My tuygende byden handen van kaerle geuallen Item in dit selue iaer.M.iiijc.ende.lxvij paulus die paeus van Roome sandt eenen Legaet aenden hertoghe Kaerle met eender bulle van groten aflaten, ende was aflaet van allen sonden endepijnen der sonden, twelck aflaet eerst gheleydt was in sint Ians kercke te ghendt, beghinnende den eersten dach vanden Aduent voor midwintere, ende gheduerende tot den derthien dach al den dach duere. Ende alle die poorten ende die kercken ende die kerctorren van Ghendt die waren alle verchiert metter wapene vanden paeus van Roome. Ende vele biechtuaders vandiueersche plaetsen saten daer in sint Ians kercke, ende aldus so was Roome vp dien tijt te Ghendt. Item men seyde als doe, dat die coninc van Hongheryen endeIan blanc trecken wilden vp die turcken, ende daer omme gaf die paeus dese aflaten. Ende hi sandt in allen prouincien van kerstenrijcke eene bulle van ghelijcker moghentheyt, omme tvolck van wapenen daer mede te betalene. Ende in desen seluen tijt waren die reyen van Brugghe al verdoluen tot vp den ouden boom, gheduerende tot den iare.lxx.ende langhere. Item in desen tijt reyndet so seere in vlaendren dattet een wonder was, wel.vi.of vij.weken lanc, ende ten wintere was van cleenen vorste, maer men hadde in vele plaetsen int lant grote schade vanden groten ende hogen water [Vp den.xxiiij.dach van Lauwe] Item in dit selue iaer quam meester Anthonis aeuroen, endedede sijn intreye als proost, van sinte Donaes, ende tcollegie vansinte Donaes ghinc yeghens hem met processyen totter oostbrugghe, ende was vp den.xxiiij.dach van Lauwe. Anno.M.iiijc.ende.lxvij. Item in dit iaer voorseyde, so begheerde hertoghe kaerle aen tlant van Vlaendren eene subuencie van thien hondert duysent rijders te sijnen behouf, ende hondert duyst rijders ten behouue van mer vrauwe sijnder moeder, ende noch hondert duyst Rijders te sijnder dochter behouf, bedraghende tsamen.xijc.duysent Rijders, te wetene elcken Rijden voor.iiij.schellingen groten, die welcke voornoemde somme hemwas vanden ghemeenen lande gheconsenteirt te betalene binnen.xv.iaren, te wetene elc let gheuende sijn transpoort totter tijt dat die voorseyde somme vulcommen ware. Item inden seluen tijt was die myne vanden [fol. C.xxxiij.v] alluyne gheuonden inder kercken landt van Roome. Ende die Paeus ordonneirde doe dat men gheen alluyn wt Turckyen coopen en soude, Ende hi gaf sijn alluyn.xij.iaer lanck gheduerende seere goeden coop. Ende waren doe ten tijden vele lieden, die hem metter coopmanschepen vanden alluyne moeyden, omme dattet so goeden coop was. |
[De 17de dag van november] Item, twee dagen daarna wat de 17de dag was van november zo ordonneerde hertog Karel dat hij trekken wilde binnen de stad van Luik alzo hi j ook deed. En daar stonden de Luikenaars langs de straat aan beide zijden geordonneerd elk met een brandende kaars van was in de hand, blootshoofds en elk had een Sint-Andries kruis voor op zijn borst genaaid en men zag dat de moeders ook hun jonge kinderen een kruis op de borst naaiden zoals de anderen als teken van onderdanigheid. [fol. C.xxxiij.r] Item, het inkomen en passeren van het volk van de hertog Karel duurde van ճ morgens te klok negen tot 4 uren na de noen waar alle edele mannen reden al in het harnas en helm op het hoofd. Item, hertog Karel was ook diergelijk en had een harnas aan dat zo kostbaar was dat elk zich verwonderde die het zag want het was voor en achter geheel versierd met kostbare gesteenten. En hij had hangen voor zijn borst een al te kostbare dure steen die onuitsprekelijke schat waard was en hij reed met een bloot zwaar in de hand als teken dat hij de stad gewonnen had met het zwaard en achter de hertog kwamen 5 pages gereden en zo rijk dat het een wonder was, en elk had een helm op zijn hoofd ongelijk de anderen en elk om het kostbaarste. En deze hoge en dappere inkomst zagen die ambassadeurs van Frankrijk. En hertog Karel liet de gedenkzuil afbreken en brengen te Brugge te scheep en was daar gesteld op de beurs waar het menig jaar daarna stond en dat tot gedachtenis omdat daar dagelijks kooplieden van diverse naties wandelen en verkeren. Item, voort liet hertog Karel alle gedenkzuilen in alle steden van het Luikse land afbreken en te niet doen. En men zal weten dat al het land van Luik binnen de tijd van 6 weken aldus bedwongen was van hertog Karel. En hij was toen oud 34 jaar. Juist april de achtste dag De gedenkzuil te Brugge men opgericht zag. En omtrent de gedenkzuil stond gegraveerde in een steen een versje in Latijn gemaakt wat luidt in Vlaamse aldus. Hou op uw trotse ogen boven de wind Kent mijn val, in de goden mag meen vastigheid vinden. Ik was te Luik de edelheid teken eerzaam En de lieden glorie van onoverwinnelijke naam Nu ben ik te bespotten gezien van het volk geheel Mij getuigen bij de handen van Karel gevallen Item, in ditzelfde jaar 1467 zond Paulus, de paus van Rome, een legaat aan hertog Karel met een bul van grote aflaten en was aflaat van alle zonden en pijnen der zonden, welke aflaat eerst gelegd was in Sint Jans kerk te Gent en begon de eerste dag van de advent voor midwinter en duurde tot de dag van Driekoning de hele dag door. En alle poorten en de kerken en die kerktoren van Gent die waren alle , versierd met het wapen van de paus van Rome. En vele biechtvaders van diverse plaatsen zaten daar in Sint Jans kerk en aldus zo was Rome op die tijd te Gent. Item, men zei toen dat de koning van Hongarije en Jan Blanc trekken wilden op de Turken en daarom gaf de paus deze aflaten. En hij zond in alle provincies van christenrijk een bul van gelijke mogendheid om het wapenvolk daarmee te betalen. En in dezelfde tijd zot waren de waterlopen van Brugge allen gedolven tot op de oude boom gedurende tot het jaar 1470 en langere. Item, in deze tijd regende het zo zeer in Vlaanderen dat het een wonder was wel 6 of 7 weken lang en ten winter was van kleine vorst, maar men had in vele plaatsen van het land grote schade van het grote en hoge water. [Op de 24de dag van januari] Item, in ditzelfde jaar kwam meester Anthonis Averoen en deed zijn intrede als proost van Sint Donaas en het college van Sint Donaas ging hem tegemoet met processie tot de oost brug en dit was in het jaar de 24ste van januari anno 1467. Item, in dit jaar voorgezegde zo begeerde hertog Karel van het land Vlaanderen een heffing van 1 00 000 rijders tot zijn behoefte en 100 00 rijders ten behoeve van mevrouw zijn moeder en nog 100 00 rijders tot behoefte van zijn dochter wat tezamen bedroeg 1 200 000 rijders, te weten elke rijder voor 4 schellingen groten, die som was hem van het algemene land toegestemd te betalen binnen 15 jaren, te weten, elk lid gaf zijn omslag tot de tijd dat die som voldaan was. Item, in dezelfde tijd was de mijn van [fol. C.xxxiij.v] aluin gevonden in het kerken land van Rome. En de paus ordonneerde toen dat men geen aluin uit het land Turkije kopen zou. En hij gaf zijn aluin 12 jaar lang zeer goedkoop. En waren toentertijd vele lieden die zich met het koopmanschap van aluin bemoeiden omdat het zo goedkoop was. |
[Hoe dye Hertoghe Kaerle van Charlois] Hoe dye Hertoghe Kaerle van Charlois, Graue van Vlaendren Reedt naer sijn stede van Brugghe, om sinen behoorlicken eedt te doene, daer hem groote Eere ende triumphe bewesen wardt. [INt selue iaer van.lxvij.den.ix.sten dach in April] INt selue iaer van.lxvij.den.ix.sten dach in April, dwelcke was vp den Palm auent, doe quam Hertoghe Kaerle te Brugghe, daer hem grote eere ende weerdicheyt gedaen was van te tooghene schoone personaedgien, vander cruyspoorte, tot sinen houe toe, dwelc hem seere bequame was, ende alle die trempetten endeclaeroenen van seluere stonden vp die cruyspoorte, ende vp tschepen huys. Item als hi quam tusschen der calommen ende sint Obrechts cappelle, daer quam dye Bisschop van Doornicke eyghens hem, ende noch een bisschop huyt Inghelant een predecaer seer rijckelic, yeghens welcke twee prelaten hi beetede van sinenpeerde, ende knyelde ter eerden, ende cussende dat heylich euangelie, ende wijwater ontfaen hebbende, sadt weder vp sijn peert, ende reedt ter stede waert inne. Item als hy quam aen dye Oostburch poorte, daer beete hi weder van sinen peerde, tot welcker plaetse lach een gulden laken, ende een cussen daer vp ooc van gouden lakene. Endedaer quamen yeghens hem meester Anthonis aeuroen, als proost van sinte Donaes, ende meester Roelant die scrijuere [fol. C.xxxiiij.r] als dekene van.s.Donaes, ende ontfinghen hem seer weerdelicken, daer hem die voorseyde proost brochte een cruyce dat hi cussede, ende die Dekene gaf hem speerswatere, ende also leedden si den Prinche met processyen tot inden choor van sinte Donaes kercke. Ende daer sijn bedinghe ghesproken hebbende, stont vp ende ghinc tot den hooghen outaer, daer hem ghelesen was trecht vander helegher kercke, twelcke recht hi beswoer. Want alsmen hem vraechde, so gaf hi antwoorde in latijne segghende. Ita iuro. Ende van daer so ghinc hy vp tschepenhuys daer hem meester Ian van Huerne sijnen eedt staefde ter veynsteren huyte, ende in teeken vanootmoedicheden soe ontdeckte dye Hertoghe sijn hooft, endecuste tcruyce. Ende dit ghedaen sijnde, meester Ian van Huerne pensionaris vander stede van Brugghe, sprack nederwaert totten volcke daer een viercant parc ghemaeckt was van houten baelgien, in welcke parc nyement en stont, dan die hooftmannen ende die Dekenen met haren eeden, sonder meer. Ende dye voorseyde Pensionaris dede den hooftmannen ende Dekens hueren eedt doen in deser maniere. Graue van Vlaenderen ghetrauwich te sijne, ende gheene anderen here te kiesene, endesijn palen van Vlaendren te helpen houdene, sijn onrecht te helpen wrekene met lijue ende met goede, ende al te doene dat goede ondersaten schuldich sijn van doene. Daer dat dye voorseyde hooftmannen ende Dekenen riepen met luyder stemme ende met blijden voyse. Iae wy, iae wy. Ende die Hertoghe Kaerle dat horende riep selue. Noweil noweil. ende dit gheschiede vp den seluen dach ontrent den.vi.hueren van den auende met groter blijschepe. Item die halle van Brugghe was voren behangen met wit, root, ende blaeu, van schonen wulle lakene. Ende alle die nacien waren eerlic ende rijckelic ghecleet, ende alle die huysen warenbehangen lancx der straten, ende ghestoffeirt met meer andere costelicheden Item die prinche byden blenden ezele duer dye hudeuetters plaetse ouer die groote eeckhoutbrugge duer die wulle strate ouer die marct voor bi sinte Christoffels kercke, tot in sijn hof, want vp den steen waren ghestoruen eenghe lieden vander pestelencie, daer omme en reedt die prinche duer die breyelstrate niet. Ende es te wetene dat die.ix.leden elc te sijnder plaetse gheordonneirt, deden tooghen schoone figueren vanstommen personaedgien, seere rijckelic, dienende ten propooste vanden ontfanck vanden prinche, die met victorien in quam als doe. Item die stede van Brugge presenteirde den Hertoge Kaerle.ij.schone selueren beilden vergult, seer costelic toeghemaect, elc beilde weghende.xl.marc troys gewichte, waer of teene was tbeilde van sint Ioris, ende tandere van sinte Barbele. Dyt gheschiede int iaer van.lxviij. [Den.xix.dach in April] Item sdysendaechs in die paesschedaghen, dwelcke was den.xix.dach in April. Anno lxviij.dede die prinche sinen eedt in slandtshuys vanden vryen, ende sy presenteirden den prinche.xl.marc seluers vlaems, raeu ende onghewrocht, daer mochty of doen maken dat hem gheliefde. [Den.xxi.dach in April] Item den.xxi.dach in April. Anno.lxviij.dede hertoghe Kaerle sinen eedt ten Damme ende daer dede hi sijn noenmael. Endevan daer track hi metten ghetijde ter sluys, daer hi sghelijcx ooc sinen eedt dede, ende twas beede vp eenen dach. Ende buytenBrugghe laghen vele ballinghen, die welcke den prinche baden neerstelicke om sine gracie. Ende die prinche gaf die meeste menichte haer stede, also wel die ghebannen waren metter duergaende waerhede al metten eerlicken dijnghedaghen, maer die ghebannen waren van tweedracht ende twist te makene, dye en hadden gheene gracie. [Vp den.xxij.sten dach vander seluer maent] Item vp den.xxij.sten dach vander seluer maent trac die prinche te Zeelant waert, daer dat mijn here Lodewijc vandengruythuyse voren ghesonden was, met een deel ghewapender mannen, ende die Prinche track corts daer naer achtere. |
[Hoe hertog Karel van Charlois] Hoe hertog Karel van Charlois, graaf van Vlaanderen, reed naar zijn stad Brugge om zijn behoorlijke eed te doen waar hem grote eer en triomf bewezen werd. [In hetzelfde jaar 1467 de 9de dag van april] Inn hetzelfde jaar 1467 de 9de dag van april, wat was op Palmavond, toen kwam hertog Karel te Brugge, waar hem grote eer en waardigheid gedaan was van te tonen mooie personages van de Kruispoort tot zijn hof toe wat hem zeer bekwaam was en alle trompetten en klaroenen van zilver stonden op de Kruispoort en op het schepenhuis. Item, toen hij kwamtussen de zuilen en Sint Obrechts kaper daar kwam de bisschop van Doornik tegen hem en nog een bisschop uit Engeland een prediker zeer rijk waartegen die twee prelaten hij afsteeg van zijn paard en knielde ter aarde en kuste dat heilige evangelie en nadat hij wijwater ontvangen had zat hij weer op zijn paard en reed de stad binnen. Item, toen hij kwam aan de Oostburg poort steg hij weer af van zijn paard en op die plaats lag een gulden laken en een kussen daarop ook van goud laken. En daar kwamen tegen hem meester Anthonis Averoen, als proost van Sint Donaas, en meester Roelant de Schrijver [fol. C.xxxiiij.r] als deken van Sint Donaas en ontvingen hem zeer waardig waar die proost hem een kruis bracht die hij kuste en de deken gaf hem wijwater en alzo leidden ze de prins met processie tot in het koor van Sint Donaas kerk. En toen hij daar zijn bidden gesproken had stond hij op en ging naar het hoge altaar waar hem gelezen werd het recht van de heilige kerk, welke recht hij bezwoer. Want toen men hem vroeg zo gaf hij antwoord in Latijn en zei; ԉta iuroծ En vandaar zo ging hij naar het schepenhuis waar hem meester Ian van Huerne zijn eed staafde ter venster uit en als teken van ootmoed zo ontblootte de hertog zijn hoofd en kuste het kruis. En toen dit gedaan was sprak, meester Ian van Huerne, pensionaris van de stad Brugge, nederwaarts tot het volk waar een vierkantig perk gemaakt was van houten verschansing en in dat perk stond niemand dan de hoofdmannen en de dekens met hun eden, zonder meer. En de pensionaris liet de hoofdmannen en dekens hun eed doen op deze manier. Graaf van Vlaanderen getrouw te zijn en geen andere heer te kiezen en zijn palen van Vlaanderen te helpen houden, zijn onrecht te helpen wreken met lijf en met goed en alles te doen dat goede onderzaten schuldig zijn te doen. Waarop de hoofdmannen en dekens met luide stem en met blij geluid riepen; Ԋa wij, ja wij. En hertog Karel die dat hoorde riep zelf; ԍ Noweil, noweil, en dit geschiedde op dezelfde dag omtrent het 6de uur van de avond met grote blijdschap. Item, de hal van Brugge was voren behangen met wit, rood en blauw van mooi wollen laken. En alle naties waren fatsoenlijk en rijk gekleed en alle huizen waren behangen langs de straten en gestoffeerd met meer andere kostbaarheden. Item, de prins bij de blinde ezel door de huidvetters plaats over de grote Eeckhoutbrug (Nepomucensbrug) door de Wollestraat over de markt voorbij Sint Christoffels kerk tot in zijn hof want op den steen waren gestorven enige lieden van de pest, daarom reed de prins niet daar de Breidelstraat. En het is te weten dat de 9 leden elk op zijn plaats geordonneerd mooie figuren lieten tonen van stomme personen zeer rijk en dienden ter voorstel van het ontvangen van de prins die met victorie toen binnenkwam. Item, de stad Brugge presenteerde hertog Karel 2 mooie zilveren vergulden beelden, zeer kostbaar toegemaakt en elk beeld woog wal 4o mark troys gewicht waarvan de ene het beeld was van Sint Joris en de andere van Sint Barbara. Dit geschiedde in het jaar 1468. [De 19de dag van april] Item, dinsdag in de Paasdagen wat was de 19de dag van april anno 1468 deed de prins zijn eed in het landhuis van de vrijen en ze presenteerden de prins 40 mark zilver Vlaams rauw en onbewerkt waar hij van mocht maken wat hem geliefde. [De 21ste dag van april] Item, de 21ste dag van april anno 1468 deed hertog Karel zijn eed ten Damme en daar deed hij zijn noen maal. En vandaar trok hij met het getijde ter Sluis waar hij dergelijks ook zijn eed deed en het was beide op een dag. En buiten Brugge lagen vele ballingen die vlijtig de prins baden om zijn gratie. En de prins gaf de grootste menigte hun stad, alzo wel die gebannen waren met de doorgaande waarheid als met de fatsoenlijke gedingen, maar die gebannen waren van tweedracht en twist te maken die en hadden geen gratie. [Op de 22ste dag van dezelfde mand] Item, op de 22ste dag van dezelfde maand trok de prins naar Zeeland waar dat mijn heer Lodewijk van Gruijthuijsen voren gezonden was met een deel gewapende mannen en de prins track kort daarna er achteraan. |
Hiernaer soe volcht thuwelic vanden Hertoghe Kaerle, ende van Margriete van Ioorck, Tsconincx Edewaerts sustere van Inghelant. Dat.lij.Capittel. [fol. C.xxxiiij.v] ALs nv ouerleden was Elizabeth van Borbon hertoghe Karels wijf, ende die mare van dien quam in Inghelant aen den coninck Edewaert, doe seyde die coninc tot sijnder sustere Margriete. O mijn sustere ende mijn liefste yuweel, naer dat die Hertoghe van Borgoengien wewaer es, so wildick wel dat hi hu ghebuerenmochte tot eenen man, waer vp dat die schone maecht Margriete antwoorde gaf. Dat god aen mi ghehouden heift dat sal mi wel gheworden. Doe sprac die coninck, o mijn yuweel het ware goet visch diene wel ghevanghen conste. Ende van dyer tijt voorwaert, worde dye maecht voorsede ontsteken met liefden totten voorseyde hertoge Kaerle, ende hem wort ontdect vanhuerer duecht, huyten welcken hi haer al temet seyndende was ghiften van vriendelicheden, waer bi si noch veel meer liefden them waerts ghecreech. Item vp eenen saterdach auent, soe quam die voorseydeMargriete byden coninc haren broeder, die welcke si vant alleene staende met eenen Ruddere aen een Tresoor. Ende die Coninck willecommende sijn sustere, vraechde wat haer begheerte ware. Ende si sprack, here ic vaste alle saterdaghen, ende so doet ghi ooc, daer omme comme ick tauent met v collacie houden. Ende in tbeste vander collacie so stont dye voorseyde maecht Margrieten vp, ende viel voor den coninc hueren broeder vp huere knyen, ende seyde. Mijn alder liefste here, ghi seyt eens tot mi vanden hertoghe kaerle van Borgoengien dat hy een goed visch ware, diene wel gheuanghenconste. Weit weerde heere dat ick byder gracien gods dien visch wel vanghen soude, in dien ghi mi daer inne ghehulpich wesen wilt, want hi mi hopick in goeder weerden heift. Ende daer vp so gaf antwoorde die voorseyde coninc aldus. Mijn sustere aen my en sal van dien nemmermeer ghebrec sijn, want ic ben gode lof gemmen tot mijnder vaderlicker erue, ende ick sal nu ooc helpen met lijue ende met goede. Aldus so rees die liefde tusschen hem beeden, ende heymelijck waren hier tusschen vrienden wandelende. Ende ooc mede die coninck sandt den bisschop van salsbry byden Hertoghe Kaerle, die in tvoorseydehuwelick neerstich laboreirde, so dat thuwelick ghenouch secretelick ghesloten was, alsomen hier naer wel hooren sal. Item huyt Vranckerijcke quam een groot Ambassade aen denconinc van Ingelant, doende een groot relaes ende makende dye maniere, al of si niet en wisten datter eeneghe handelinghe was tusschen den hertoghe van Borgoengien, ende der maecht voorseyde. Ende versochten of die coninck Edewaert soude willen gheuen sijn sustere in huwelicke den Hertoghe van Berry, die coninc van Vranckerijcke soude met hem gheuen in huwelicke, het Hertochschip van Guyenne, ende het hertochschip van Gasscoungien. Ende waert dat die voorseydeconinc dat niet en geliefde, ende hi dan sijne suster wilde gheuen in huwelicke den hertoghe van Calaberen, die coninck van Vranckerijcke soude selue also vele gheuen metten voorseyde hertoghe in huwelicke, als die Coninck Edewaert vanInghelant soude gheuen met sijnder sustere. Item die coninc van Inghelant dit horende ende wel verstaende dat die fransoysen huyt waren omme te belettene het huwelijc tusschen den hertoghe Kaerle ende der voorseydeMargriete, hi gaf antwoorde die ambassaden van Vranckerijcke, als dat hy noch niet beraden en was sijn sustere te huwene. Item die voorseyde ambassaduers hadden altoos gheerne ghesproken noch breedere metten Coninck van hueren saken, maer die coninck Edewaert absenteirde hem altoos van hem lieden daer hy mochte. Ende als si dat ouermercten, so trockensi te Vranckerijcke waert met eenen drouuen sinne. Ende het voorseyde huwelick vanden Hertoghe Kaerle ghinc vaste voort, metsgaders dat mer tusschen beeden neerstelic laboreirde. Endetes te wetene dat Hertoghe kaerle maecte grote ghereetschepe yeghens dye bruylocht, want vp dien seluen tijt so verwrochten die goutsmeden te Brugghe.ij.duysentich marc seluers om platteelen te makene, ende om te dienen in die brulocht vanden Hertoghe Kaerle van Borgoengien. Ende vp dien seluen tijt so verwrochten die tinnepotghieters te Brugge.xxiiij duysent pont tins, om oock te orborene in die voorseyde brulocht. [fol. C.xxxv.r] Item in die selue tijt was te Brugge in sprinchen hof ghemaect ende ghetemmert een seere groote sale, ende dat bi werclieden van Bruessele, welcke sale wel.C.voeten lanck was, ende wel tachtentich voeten wijt, huyt ghedaen dye vertrec cameren aenbeede den sijden, die welcke sale van binnen al behanghen was met wullen laken, blaeu ende wit, ende die verhemelthede also wel als die eynden, ende die sijden. Ende in die selue sale, so hinc beneden den lakene costelicke tapijtserye vander hystorie van Gedeon seere ghenouchlic. Item aen die noort sijde vander sale stont een costelic tresoor ghetemmert, ende vp thooft eynde hinc een gulden laken, endedaer stont een hooghe tafele daer die voorseyde Prinche met sinen edelen vander oordene sine maeltijt aen doende was. Ende in die voorseyde sale stonden groote veynsteren vul vanwitten glasen, ende ooc eeneghe veynsteren sonder glasen, omme te meerder lucht te ontfane. Ende den oostgheuel endeden westgheuele waren al vul glasen veynsteren, ende den vloer beneden was al verplanct van houte. Men moet weten dat die vrauwe Ysabeele van Poortegale des Hertoghe Karels moedere in dyt werck seere neerstich was omme alle dinghen ten chierlicsten te helpen beschickene. |
Hierna zo volgt het huwelijk van hertog Karel en van Margriet van York, de zuster van koning Eduard van Engeland. Dat 52ste kapittel. [fol. C.xxxiiij.v] Toen nu overleden was Elizabeth van Bourbon, het wijf van hertog Karel, en het bericht ervan kwam in Engeland bij koning Eduard toen zei die koning tot zijn zuster Margriet; ‘O mijn zuster en mijn liefste juweel, nadat de hertog van Bourgondië weduwnaar is zo wilde ik wel dat het gebeuren mocht tot een man,’ waarop dat de mooie maagd Margriet antwoord gaf; ‘Dat God aan mij gehouden heeft dat zal me wel geworden.’ Toen sprak de koning; ‘o mijn juweel, het was een goede vis die zich wel vangen lietծ.’En van die tijd voort werd de maagd ontstoken met liefde tot hertog Karel en hem werd verteld van haar deugd waarom hij haar al temet vriendelijke giften zond waarbij ze nog veel meer liefde tot hem kreeg. Item, op een zaterdag avond zo kwam Margriet bij de koning, haar broeder, die ze alleen staan vond met en ridder aan een kast en de koning verwelkomde zijn zuster en vroeg wat ze begeerde. En ze sprak; Ԡheer ik vast alle zaterdagen en zo doet gij ook, daarom kom ik vanavond met u collatie houden. En in het beste van de collatie zo stond de maagd Margriet op en viel voor de koning haar broeder op haar knieën en zei; ‘mijn allerliefste heer, ge zei eens tot mij van de hertog Karel van Bourgondië dat hij een goede vis was die hem wel vangen kon. Weet waarde heer, dat ik bij de gratie Gods die vis wel vangen zou indien ge me daarin behulpzaam zou wezen want hij heeft mij hoop ik in goede waarde.’ En daarop zei de koning aldus; ‘mijn zuster, van mij zal van u nimmermeer gebrek zijn want ik ben God lof gekomen tot mijn vaderlijke erve en ik zal u ook helpen met lijf en met goed.’ Aldus zo rees de liefde tussen hen beiden en heimelijk wandelden hiertussen vrienden. En ook mede dat de koning zond de bisschop van Salisbury naar hertog Karel die in dat huwelijk zeer werkte zodat het huwelijk geheim genoeg gesloten was alzo men hierna wel zal horen. Item, uit Frankrijk kwam een grote ambassade bij de koning van Engeland en deed een groot relaas en maakten het op die manier alsof ze niet wisten dat er enige onderhandelingen waren tussen de hertog van Bourgondië en de maagd. En verzochten of koning Eduard zijn zuster in huwelijk zou willen geven aan hertog van Berry dan zou de koning van Frankrijk met hem geven in huwelijk het hertogdom van van Guienne en het hertogdom van Gascogne. En was het dat de koning dat niet geliefde en hij dan zijn zuster wilde geven in huwelijke de hertog van Calabrië dan zou de koning van Frankrijk zelf alzo veel geven met die hertog in huwelijk als de koning Eduard van Engeland zijn zuster zou geven. Item, de koning van Engeland die het hoorde en goed verstond dat de Fransen erop uit waren om te beletten het huwelijk tussen hertog Karel en Margriet, hij gaf de ambassadeurs van Frankrijk antwoord als dat hij nog niet beraden was zijn zuster te huwen. Item, die ambassadeurs hadden altijd graag en uitvoeriger met de koning gesproken van hun zaken, maar koning Eduard absenteerde zich altijd van hem waar hij kon. En toen ze dat bemerkten zo trokken ze naar Frankrijk met een droevige zin. En het huwelijk van hertog Karel ging vast voort, mitsgaders dat men ertussen vlijtig werkte. En het is te weten dat hertog Karel maakte groot gereedschap voor de bruiloft want op dezelfde tijd zo wrochten de goudsmeden te Brugge 2000 mark zilver om om schotels te maken en om te dienen in de bruiloft van hertog Karel van Bourgondie. En op dezelfde tijd zo wrochten de tinnenpotgieters te Brugge 24000 pond tin om ook te gebruiken in die bruiloft. [fol. C.xxxv.r] Item, in diezelfde tijd was te Brugge in de hof van de prins gemaakt en getimmerd een zeer grote zaal en door werklieden uit Brussel, welke zaal wel 100 voeten lang was en wel 80 voeten breed, uitgezonder de vertrek kamers aan beide zijden, die zaal was van binnen geheel behangen met wollen laken, blauw en wit en het gehemelte alzo wel als de einden en de zijden. En in diezelfde zaal zo hing beneden de lakens kostbare tapijten van de historie van Gideon zeer genoeglijk. Item, aan de noordzijde van de zaal stond een kostbaar buffet getimmerd en op het hoofdeinde hing een gulden laken en daar stond een hoge tafel waar de prins met zijnedelen van de orde zijn maaltijd aan deed. En in die zaal stonden grote vensters vol van wit glas en ook enige vensters zonder glas om meer lucht te ontvangene. En de oostgevel en westgevel waren al vol glazen vensters en de vloer beneden was al beplankt met hout. Men moet weten dat vrouw Isabelle van Portugal, de moeder van hertog Karel, in dit werk zeer vlijtig was om alle dingen te sierlijkste te helpen beschikken. |
Hoe dye Hertoghe Kaerle begonste te houdene sijn oordene vanden gulden Vlyeze. Dat.liij.Capittel. ITem int iaer.M.iiijc.ende.lxviij.den.vij.sten dach van Meye doe begonste die Hertoghe Kaerle sijn oordene te houdene vandengulden Vlyeze, ende was vp eenen saterdach versamende in deser naeruolghender manier alle sijn edelen. Eerst so ghinghensijn edelen processye wijs, twee ende twee te samen totter kercken van onser vrauwen. Item daer naer quamen.xxij.Heraulten ooc te voet, verwapent met diueersche wapenrocken huyt diueersche landen. Te wetene, huyt Cecilyen huyt Bertaengien, huyt Normandyen, huyten lande van Cleue, ende huyten lande van Gheldre. Item daer naer so quam te peerde ghereden den Secretaris vanden Toysoene, ghecleet met eenen rooden langhen keerle, ende met een roode mutse vp sijn hooft ende eenen rooden capproen vanden seluen, die welcke hiet meester Martin vansteenburch Item ter luchter hant vanden voorseyde Secretaris, so reedt die Heraut vanden Toysoene hebbende eenen rooden keerle aen, ende een roode mutse vp sijn hooft, aen sijnen hals een costelicke coliere van goude, daer alle die wapenen vanden heeren vanden Toysoene in gheamaelgiert stonden. Item daer naer quam mijn here die bisschop van Doornicke te peerde, als Cancelier vanden Toysoene. Ende ter luchter sijde reedt die Hofmeester mer Pieter bladekin, als Tresorier vanden Toysoene, ende was ooc ghecleet met eenen rooden keerle, ende eenen rooden capproen vp sijn hooft. Item daer naer so quamen dese naeruolghende heren vander oordene vanden Toysoene, ende die hadden aen roode clocken, die gheuoert waren ende costelick gheborduert met gouden metten vierslaghe, ende ooc gheuoert met witten fineirde, endeelck hadde vp sijn hooft eenen rooden sijden capproen, endereden processye wijs in deser manieren, ende eerst alleene. Mijn Heere vanden Gruuthuyse Philippe Pot Thybault Neufcasteel Anthonis de Bastaerdt Adolf van Cleuen Ian Heere van Auxsy Ryenoudt van Breeroode Ian du Neufcasteel Hendrick van Borsele Iacob Heere van Cricky Symoen de la Lain Pieter van Beffremont Begghe de Lannoy Kaerle Hertoghe van Bourgoengien. etc. Item in deser rijckelicker manieren soe reden dese voorseyde.xiiij.heren tsanderdaechs te Vespere, ende tsondaechs ter hoochmesse Ende es te wetene dat dese voorscreuen heerenvp den seluen sondach sauonts reden ten.vij.hueren vanden auende ter Vigelie, al met swarte clocken ende swarte capproenen. Ende des maendaechs ter sielmesse van ghelijcken [fol. C.xxxv.v] elck metter ordene Item ontrent den seluen tijt, mijn heere Anthonis van Croy, Graue van Persen, ende van Remy, ende mijn Heere Ian vanCroy, ende Ian heere van Lannoy souden gheweist hebben te deser feeste, maer si vertrocken alle drye, Ende en quamen in Brugghe nyet sdaechs te vooren. Item vp den sondach so was die wapene verdeckt met swartenLakene, vanden Graue van nyueers, ende daer was gheuest een papier, daer in gheschreuen stont, dese naer uolghende sin, Die Graue van Nyueers ghedachuaert by sekere bekende letteren vanden seer hooghen ende excellenten Prince den Hertoghe vanBourgoengien, beseghelt metten seghele vander oordene van den gulden Tooysoene, omme te compareirene int capijtele, ende te antwoordene vp die confusie diemen hem aenseggende was, ende hi en heeft niet ghecompareert noch gheantwoordt, omme tproces te schuwen, heeft weder ghesonden sijn coliere vander ordene, ende wt dier causen, en is hi niet gheroupen gheweist ter offerhande. |
Hoe hertog Karel begon te houden zijn orde van het gulden vlies. Dat 53ste kapittel. Item, in het jaar 1468 de 7de dag van mei toen begon hertog Karel zijn orde te houden van het gulden vlies en op een zaterdag verzamelde in deze navolgende manier al zijn edelen. Eerst zijn gingen zijn edelen processiegewijs, twee en twee tezamen tot kerken van onze Vrouwe. Item, daarna kwamen 22 herauten ook te voet en gewapend met diverse wapenrokken uit diverse landen. Te weten, uit Sicilie, uit Bretagne, uit Normandi, uit het land van Kleef en uit het land van Gelre. Item, daarna zo kwam te paard gereden de secretaris van het gulden vlies gekleed met een rood lang overkleed en met een rode muts op zijn hoofd en een rood hoofddeksel van hetzelfde die heette meester Martin van Steenburch. Item, ter linker kant van die secretaris zo reed de heraut van het gulden vlies en had aan een rood overkleed en een rode muts op zijn hoofd en aan zijn hals een kostbare collier van goud waar alle wapens van de heren van het gulden vlies en gemulgeerd stonden. Item, daarna kwam mijn heer de bisschop van Doornik te paard als kanselier van het gulden vlies. En ter linkerzijde reed de hofmeester meneer Pieter Bladekin als penningmeester van het gulden vlies en was ook gekleed met een rood overkleed en een rood hoofddeksel op zijn hoofd. Item, daarna zo kwamen deze navolgende heren van de orde van het gulden vlies en die hadden aan rode mantels die gevoerd waren en kostbaar geborduurd met goud en vuurslag en ook gevoerd met wit fijn bont en elk had op zijn hoofd een rood zijden hoofddeksel en reden processiegewijs in deze manier en en eerst alleen. Mijn heer van de Gruijthuijsen Philippe Pot Thybault Neufchteau Anthonis de Bastaard Adolf van Kleef Ian, heer van Auxsy Ryenoudt van Brederode Ian du Neufchteau Hendrik van Borsele Jacob Heere van Cricky Symoen de la Lain Pieter van Beffremont Begghe de Lannoy Karel, hertog van Bourgondie, etc. Item, op deze rijke manier zo reden deze 14 heren de volgende dag te vesper en op zondag naar de hoogmis. En het is te weten dat deze heren op diezelfde zondag ճ avonds reden te 7 uur van de avond te vigilie allen met zwarte mantels en zwarte hoofddeksels. En d maandag ter zielenmis dergelijk en [fol. C.xxxv.v] elke met de orde. Item, omtrent dezelfde tijd zouden mijn heer Anthonis van Croy, graaf van Persen en van Remy, en mijn heer Ian van Croy en Ian, heer van Lannoy geweest hebben tot dit feest, maar ze vertrokken alle drie en kwamen niet in Brugge daags tevoren. Item, op de zondag was het wapen bedekt met zwart laken van de graaf van Nevers en daarop was gevestigd een papier waarin geschreven stond deze navolgende zin; Ԅe graaf van Nevers gedagvaard bij zekere bekende brieven van de zeer hoge en excellente prins de hertog van Bourgondie bezegeld met de zegels van de orde van het gulden vlies om te verschijnen in het kapittel en te antwoorden op de smaad die men hem aanzei en hij is niet verschenen nog geantwoord om het proces te schuwen en heeft terug gezonden zijn coliee van de orde en vanwege die oorzaak is hij niet geroepen geweest ter offerande. |
[Hoe heer Iacob van Bourbon (die welcke rechtsweere was van Hertoghe Kaerle) van deser weerelt verschiet] [In selue iaer van.lxviij.den xxij.sten dach van Meye en vp den.xxiij.dach van Meye] Hoe heer Iacob van Bourbon (die welcke rechtsweere was vanHertoghe Kaerle) van deser weerelt verschiet, ende seer eerlick begrauen wardt.met allen sinen heeren vander oordene.etc. ITem in selue iaer van.lxviij.den xxij.sten dach van Meye, so verschiet van deser werelt een edel iongelinc ghenaemt mer iacob van Borbon, die welcke was rechtzweere vanden Hertoghe Kaerle, ende hi was een van den Heeren die nyeuwelinghe die ordene vanden Tooysoene ghegeuen was die welcke Heere met groter eeren ende met groten Rauwe ter eerde gedaen was, te sinte Donaes vp den.xxiij.dach van Meye, daer alle die collegien, ende die vier oordenen, ende die monicken vanden Eechoute in processyen ghinghen, ende sachternoens die Vygilie, daer alle die Houelijnghen in swarten habijten waren. Ende vier Heerenvander Oordene ghijnghen neffens den lijcke verslooft elcke met eenen groten capproene. Ende die hertoghe Kaerle ghinc indenrauwe alder naest den lijcke, met eenen rau capproen gheslooft ende naer hem quamen noch andere heren die oock gheslooft ghinghen in den rauwe. Te wetene Ian van Lutcenburch, mer Iacob van simpol, mijn heere van Rauesteyn, mijn heere van Argue, ende mijn heere Anthonis die Bastaert van Bourgoengien. Item die wet van Brugghe Burchmeesters, Schepenen, endeRaden, ghinghen alle mede inden Rauwe, ende alle die schadebeletters ende knapen die droughen elck een barnende tortse inde handt. Item van Hertoghe Karels weghe waren hondert arme liedenin swarte ghecleet al nyeuwe, die elck droughen een barnende tortse, metter wapene daer aen van den voorscreuen dooden. Ende vele Heraulden ghijnghen voor tlijck met harenwapenrocx, ende alle die Dekenen metten notabelsten van alle den Ambochten, stonden in swarten habyten in ordene lancx der strate, Ende hadden barnende toortsen voor hem liedenstaende in grooter menichte, ende inden rauwe, so ghinghen noch den bisschop van Doornicke, ende die Bisschop van Camerijcke. [Vp den.xx.sten dach van Meye] Item vp den.xx.sten dach van Meye was dese voorseyde here begrauen inden choor van sinte Donaes, aen dye Noortsijde vander sepulture vanden hoghe ende mogende prinche, den Hertoghe Phelips voorseyde, vader vanden Hertoghe Kaerle. Item in desen tijt so waren vele diueersche Ambassaden te brugghe byden Hertoghe Kaerle, te wetene vanden Hertoghe van Calabren, vanden Hertoghe van Bretaengien, vanden drie staten van Vranckerijcke, dat dye bisschop van Langhers een of was, met vele ander groote personaedgien huyt vranckerijcke. Vp den seluen tijt quam ooc met schoonen state te Brugghe dye Graue van Simpol Conincstable van vranckerijcke, wel met.ijc. peerden, met luydende trompetten. Ende men voerde sconincx sweert voor hem, ende ij.maetsuwen, metter wapene van Vranckerijcke, voor hem draghende. Item in desen seluen tijt wat te voren, so sanc Lodewijc vanborbon bisschop van Luycke die hoochmesse te Luycke, ende absolueirde al [fol. C.xxxvi.r] tvolc van Luycke van Spaeus weghe, vanden verwate ende ban daer si in waren, in die presencie van eenen Legaet van Roome, welcke absolutie vele goets coste. Ende dye luyckenaers hebben in penitencie, nemmermeer binnen den schependomme van Luycke, Swoensdaechs te moghene vleesch eten. [Vp den.xv.dach van Wedemaent] Item int selue iaer vp den.xv.dach van Wedemaent, so was ghedaen een rijckelic iaer ghetijde, sauonts te voren die Vigelie ende tsanderdaechs met eender eerlijcker messe vanden hooghen ende moghenden prinche den Hertoghe Phelips van Borgoengien, daer hertoge Kaerle present was, van wien een iaer lanc een sielmesse was ghedaen singhen metten vullen choore in sinte Donaes kercke, daer alle daghe waren ter messe omme die te hoorene twee wethouders van brugge tvoorseydeiaer gheduerende. Item in dyen tijt was oock te Brugghe die Lantgraue van Hessen, ende was ghelogiert in die Bornecamare. [Vp den.xv.dach van Wedemaent] Ende des wel te merckene dat die hertoge Kaerle was een scherp man van iusticien, want hi dede int voorseyde iaer van.lxviij.een man aen eenen boom hanghen, ende daer naer dedy onthoofden eenen bastaert van Condeyt, ende hy dedene vp een rat stellen bi sinte Baefs buyten Brugghe, om sekere quade feyten die hi ghedaen hadde. Ende dit en was denvoorseyde prinche niet te verbiddene, nochtan baden voor hemvele grote heren, hi was gherecht byden prouoost marisael, gheseyt die roode Roede. [Den.xxvi.dach in Hoymaent] Int selue iaer den.xxvi.dach in Hoymaent soe wast een groot ongheweirte in Brabant tusschen Diest ende Leeuwe, ende daer vielen haghelsteenen also groot als eyeren of caetsballen, grote schade doende in die vruchten ende ander saken, ende daer was bi dien ongheweirte eene prochyekercke al gheheel verdoruen ende gheschendt. |
Hoe heer Jacob van Bourbon (die neef was van hertog Karel) van deze wereld scheidde] [In hetzelfde jaar 1468 de 22ste dag van mei en op de 23ste dag van mei] Hoe heer Jacob van Bourbon (die neef was van hertog Karel) van deze wereld scheidde en zeer fatsoenlijk begraven werd met al zijn heren van de orde, etc. Item, in hetzelfde jaar 1468 de 22ste dag van mei zo scheidde van deze wereld een edel e jongeling genaamd meneer Jacob van Bourbon, die was rechte zwager van hertog Karel, en hij was een van den heren die net de orde van het gulden vlies gegeven was welke heer met grote eer en met grote rauw ter aarde was gedaan te Sint Donaas op de 23ste dag van mei waar alle colleges en de vier orden en de monniken van Eekhout in processie gingen en namiddag de vigilie waar alle hovelingen in zwarte habijten waren. En vier heren van de orde gingen neffens het lijk en elk met een afgesloofd groot hoofddeksel. En hertog Karel ging in de rouw naast het lijk met een ruw afgesloofd hoofddeksel en na hem kwamen nog andere heren die ook gesloofd gingen in de rouw. Te weten, Ian van Luxemburg, meneer Jacob van Saint-Pol, mijn heer van Ravestein, mijn heer van Argue, en mijn heer Anthonis de Bastaard van Bourgondie. Item, die wet van Brugge, burgemeesters schepenen en raden gingen alle mede in de rouw en alle schadebeletters en knapen die droegen elk een brandende toorts in de hand. Item, vanwege hertog Karels waren honderd arme lieden in het zwart gekleed geheel nieuw die elk een brandende toorts droegen met het wapen daaraan van de doden. En vele herauten gingen voor het lijk met hun wapenrok en alle dekens met de notabelste van alle ambachten stonden in zwarte habijten in orde langs de straat. En hadden brandende toortsen voor hen staan in grote menigte en in de rouw zo gingen nog de bisschop van Doornik en de bisschop van Kamerijk. [Op de 20ste dag van mei] Item, op de 20ste dag van mei was deze heer begraven in het koor van Sint Donaas aan de noordzijde van het graf van de hoge en vermogende prins, hertog Filips, vader van hertog Karel. Item, in deze tijd zo waren vele diverse ambassadeurs te Brugge bij hertog Karel, te weten, de hertog van Calabri, de hertog van Bretagne, van de drie staten van Frankrijk waar de bisschop van Langres een van was met vele ander grote personages uit Frankrijk. Op dezelfde tijd kwam ook met een mooie staat te Brugge de graaf van Saint-Pol, koningslegeraanvoerder van Frankrijk wel met 200 paarden en met luide trompetten. En men voerde het zwaard van de koning voor hem en 2 knotsdragers die het wapen van Frankrijk voor hem droegen. Item, in dezelfde tijd wat tevoren zo zong Lodewijk van Bourbon, bisschop van Luik, de hoogmis te Luik en absolveerden het al [fol. C.xxxvi.r] het volk van Luik vanwege de paus van het verwijten en de ban waar ze in waren in de presentie van een legaat van Rome, welke absolutie vele goed kostte. En de Luikenaars hebben tot penitentie dat ze nimmermeer binnen het schependom van Luik woensdag vlees mogen eten. [Op de 15de dag van juni] Item, in hetzelfde jaar op de 15de dag van juni zo was een rijk jaargetijde gedaan ԡ avonds tevoren de vigilie en de volgende dag met een fatsoenlijke mis van de hoge en vermogende prins, de hertog Filips van Bourgondie, waar hertog Karel present was van wie een jaar lang een zielenmis was laten zingen met het volle koor in Sint Donaas kerk, waar alle dagen waren te mis om die te horen twee wethouders van Brugge dat jaar door. Item, in die tijd was ook te Brugge de landgraaf van Hessen en logeerde in de Bornekamer. [Op de 15de dag van juni] En er is goed te merken dat hertog Karel was een scherpe man van justitie want hij liet in het voorgezegde jaar 1468 een man aan een boom hangen en daarna liet hij onthoofden een bastaard Condeit en hij liet hem op een rad stellen bij Sint Baaf buiten Brugge om zekere kwade feiten die hij gedaan had. En dit was de prins niet te verbidden, nochtans baden voor hem vele grote heren en hij was berecht door de provoost Marisael, genoemde de rode Roede. [De 26ste dag in juli] In hetzelfde jaar de 26ste dag in juli zo was er groot onweer in Brabant tussen Diest en Leeuwe en daar vielen hagelstenen alzo groot als eieren of kaatsballen die grote schade deden in de vruchten en andere zaken en daar bij dit onweer een parochiekerk geheel bedorven en geschonden. |
In desen tijt so ghebuerde in Vlaendren wonderlijcke saken van Reeuwers ende Vodoysen. DEse reeuwers sochten maniere omme tvolck te vergheuene onder tdecsel van pestilencien, van den welcken Typere een Reeuwer gherecht was, ghenaemt meester Willem matthijs, gheseyt schuercapproen van Dixmuyde waert, omme dat hy nam twee maechdekins te ghenesene vander pestelencie, maer hi gaf hem lieden regael te drinckene, daer of dat si storuen, ende was daerom ghedoot, den.xi.sten dach van Ougst. Anno M.iiijc.ende.lxviij. Item corts daer naer was Typre noch gheuanghen eenenHeyne, gheboren van Herentals, ende noch een met hem, die ooc vele lieden vergheuen hadde, ende dese waren gheuoert vp eenen waghene Typre lancx der straten, naect vandengorderieme vpwaerts, ende waren so ten vier houcken vander stede ghestreken met gloeyende ysers vp huerlider bloote lijf, ende voor die besant weder commende, daer wierden si onthooft. [Vp den.xxiiij.dach van Septembre] Item inden seluen tijt waren te Werveke ooc lieden gherecht, die een kint dat ghestoruen was vander pestelencie, hadden al te nyeuten ghesoden in eenen ketele, ende dat sop goten si in drincpitten ende in fonteynen, omme tvolck te corrumperene, ende ter doot te bringhene, ende si goten dat sop ooc in speerswater vaten, als waer by men te Brugge die speerswater vaten al vulde met sande ende met greyse. Ende men dorste in gheene kercken noch in cloosters enich speerwatere laten staen, lange tijt gheduerende. Ende te brugghe waren van sulcke faeyte quade wijfs gheuanghen, van den welcken datter eene gebarnt was vp een schauot, vp die grote marckt te Brugghe, vp den.xxiiij.dach van Septembre. Anno lxviij.ooc waren te Veurne lieden verbarrent vanden seluen faeyte. Dits tincarnacioen. Gheestelick, leeck sijn gheplaecht met Reeuwers. [Den.xxv.dach in Wedemaen] MEn sal weten also hier voren verhaelt es, daer wi sprakenvanden bisscop van Langhers, dat hy te brugghe quam, het was openbaer ghenouch dat dat was omme dyt selue huwelic te belettene, nyet yeghenstaende het voorseyde huwelic ginc voort. Ende dese edele bruyt Margriete van Ioorck quam in tswijn ter Sluys, den.xxv.dach in Wedemaent, ten.vi.hueren vandenauende. Int iaer.lxviij.daer si met grooter blijschap ontfanghen was, ende met diueersche costelicheden van personaedgien ende van schoonen vieren. [fol. C.xxxvi.v] [Hoe dye Hertoghe Kaerle van Chaerlois, Graue van Vlaendren Trauwede (binnen den Damme) sijn bruydt] Hoe dye Hertoghe Kaerle van Chaerlois, Graue van VlaendrenTrauwede (binnen den Damme) sijn bruydt, die weerdege Princersse Vrau Margriete Shertoghen dochter van Iorck. etc. ITem daer naer vp den derden dach van Hooymaent, quamdie Bruydt binnen der stede vanden Damme, ende daer so traudese Kaerle van Chaerlois, den Graue van vlaendren, ten.vij.hueren vanden morghenstondt Ende dye Bisschop vanSalsbry trauwedese beede. Ende hi dede die messe in Sbaliuus huys vanden Damme, inde eetcamere, die daer toe weerdelick bereedt was, inde yeghenwoordicheyt van eenen legaet vanRoome, ende vanden Bisschop van Doornicke alst blijct bi tincarnacioen dat hier naer volcht. CraChtICh CarLe MargrIeten traVWede Die capitael letteren segghen tiaer vander brulocht. Dye cleyne letteren segghen dye houde vander bruyt. Die menichte van alle die letteren int ghemeene seggen die houde vanden brudegom. |
In deze tijd zo gebeurde in Vlaanderen wonderlijke zaken van Reeuwers en Vodoysen. Deze reeuwers zochten manier ome het volk te vergeven onder het deksel van pest waarvan te Ieper een Reeuwer berecht was, genaamd meester Willem Matthijs, genoemd schuurhoofddeksel van Diksmuide, omdat hij twee maagdjes nam om te genezen van de pest, maar hij gaf hen arsenicum te drinken waarvan dat ze stierven en was daarom gedood de 11de dag van augustus anno 1468. Item, kort daarna was te Ieper nog gevangen een Heine, geboren van Herentals, en nog een met hem die ook vele lieden vergeven hadden en dezen waren gevoerd op een wagen te Ieper langs de straten, naakt van de gordelriem opwaarts en waren zo te vier hoeken van de stad bestreken met gloeiende ijzers op hun blote en toen ze weer voor de ambtenaar kwamen werden ze onthoofd. [Op de 24ste dag van september] Item, in dezelfde tijd waren te Wervik ook lieden berecht die een kind dat gestorven was van de pest hadden het geheel te niet gedaan gekookt in een ketel en dat sop goten ze in drinkputten en bronnen om het volk te verderven en ter dood te brengen en ze goten dat sop ook in wijwater al vol met zand en grind. En men durfde in geen kerken nog in kloosters enig wijwater laten staan wat lange tijd duurde. En te Brugge waren van zulke feiten kwade wijven gevangen waarvan dat er een verbrand was op een schavot op de grote markt te Brugge op de 24ste dag van september anno 1468. Ook waren te Veurne lieden verbrand van hetzelfde feit. Dit is de rijm. Geestelijk en leek zijn geplaagd met Reeuwers. [De 25ste dag in juni] Men zal weten alzo hier voren verhaald is, waar we spraken van de bisschop van Langres dat hij te Brugge kwam was het openbaar genoeg dat dit was om ditzelfde huwelijk te beletten, niet tegenstaande het huwelijk voort ging. En deze edele bruid Margriet van York kwam in het Zwin ter Sluis de 25ste dag van juni te 6 uur van de avond in het jaar 1468 waar ze met grote blijdschap ontvangen werd en met diverse kostbaarheden van personages en van mooie vuren. [fol. C.xxxvi.v] Hoe hertog Karel van Charlois, graaf van Vlaanderen, trouwde (binnen den Damme) zijn bruid] Hoe hertog Karel van Charlois, graaf van Vlaanderen trouwde (binnen den Damme) zijn bruid de waardige prinses, vrouw Margriet, de dochter van de hertog van York, etc. Item, daarna op de derde dag van juli kwam de bruid binnen de stad van de Damme en daar zo trouwde ze Karel van Charlois, de graaf van Vlaanderen, te 7 uur in de morgenstond. En de bisschop van Salisbury trouwde ze beide. En hij deed de mis in het huis van de baljuw van de Damme in eetkamer die daartoe waardig bereid was in de tegenwoordigheid van een legaat van Rome en van de bisschop van Doornik zoals het blijkt in het gedicht dat hierna volgt. KraCHtiGEe KaRel MargIiet trouWDde De hoofdletters zeggen het jaar van de bruiloft. De kleine letters zeggen de ouderdom van de bruid. Die menigte van alle letters in het algemeen zeggen de ouderdom van de bruidegom. |
Dit naervolgende es den ontfanck, die te Brugghe ghedaen was, die hooghe endemoghende Princersse Vrau Margriete, Shertoghen dochtere van Iorck, des conincx Edewaerts suster van Inghelandt. [fol. C.xxxvij.r] Die moghende Prinche Kaerle dye hadde sijnder gheminder bruydt ghesonden drie nyeuwe hanghende waghens, seer rijckelic ende costelic, Ende eenen osbare seere rijckelic gestoffeirt al van sijnen goude, met eender C ende met een M besaeyt, ende ooc met bloemkins van margrieten, ooc hadde hi huer ghesonden vele witte tellenieren, bouen den ghetale vandie si huyt Inghelant brochte, want sy quam seer rijckelic ouer, wel met.xvi.sware schepen, met vele edele ioncheeren endevrauwen ende grote menichte van familie, ende si quam vanden Damme naer die stede van Brugghe vp den derden dach vanHoymaent, ende was eenen sondach ende ooc sint Thomaes den Apostel dach met groter heerlichede, als ghy hier naer hooren sult. |
Dit navolgende is de ontvangst die te Brugge gedaan was de hoge en vermogende prinses vrouw Margriet, de dochter van York, zuster van koning Eduard van Engeland. [fol. C.xxxvij.r] Die vermogen prins Karel had zijn geminde bruid gezonden drie nieuwe hangende wagens, zeer rijk en kostbaar, En een draagbaar zeer rijk gestoffeerd van zijn goud met een C en met een M bezaaid en ook met margriet bloempjes, ook had hij haar gezonden vele witte schotels boven het getal van die ze uit Engeland bracht, want ze kwam zeer rijk over wel met 16 zware schepen met vele edele jonkheren en vrouwen en grote menigte van familie. Z kwam van de Damme naar de stad Brugge op de derde dag van juli en dat was een zondag en ook op Sint Thomas de apostel dag met grote heerlijkheid zoals ge hierna horen zal. |
Item smorghens ontrent den.ix.hueren begonsten dye peerdenin te commene ter cruyspoorte, die gereden waren yegens dye voorseyde Princersse ende bruydt, ende ooc die peerden die met huer quamen huyt Inghelant, so dat tgetal vanden peerden sie met haer in quamen was wel.xic. Eerst so quamen voren die dienlinghen vanden Hertoghe Kaerle, al ghecleet int swarte, Te weten sulc in swarten Fluweele, andere in Damaste, ende in sijden lakene naer dat si van state waren, ende in officien, ende waren tsamen wel twee hondert peerden. Item mijn heere Adriaen van Borsele Ruddere, ende here vanBreedam reedt rijckelic verchiert, sijn peert met fluweel verdect, ende daer vp hangende vele selueren bellen die groot waren, ende hi hadde drie paedgien, wiens peerden verchiert waren met swarten fluweele ghelijc sijn peerdt daer hy vp sadt, doenquam Pieter monseur pieter de Borbon, sijn peert verchiert met peerschen fluweele, ende daer aen hanghende vele schoone selueren bellen, ende aen dander sijde.ij.grote siluerencakebeenen Voordt daer naer so volchden wel.x.Bisschoppen. Eerst een legaet van Roome, die Bisschop van Typere, die Bisscop vanSalsbry, die Bisschop van mets, dye Bisscop van Vtrecht, dye Bisschop van Camerijcke, die Bisscop van Doornicke, die Bisscop van Sareyten, ende vele ander biscoppen ende prelaten Item daer naer volchden vele trompetten ende claroenenmetten blasoenen van Ingelandt, ende van den Hertoghe Kaerle, wel tot twijntich of meer. Voordt daer naer, so quamen vele Herauten metter wapene van Inghelandt, ende ooc vandenHertoghe Kaerle, ende ooc vanden Graue van Simpol, Adolf van Cleue, vanden Here van Schales, Ende meer andere grote heeren, ontrent den ghetale van.xxx. Item daer naer so quam die voorseyde bruyt sittende in eenenrijckelicken osbaer, gedreghen van.ij.swarte peerden, met ghetuge van root gouden lakene, ende Margriete die bruyt voorseyde sadt in hueren osbare, met den hangenden hare, also eene bruyt toebehoort, ende hadde aen eenen froc ende eenenmantele van witten gouden lakene, ende een costelic Colet vangoude verchiert met diueersche ghesteenten ende costelicke peerlen hadde si ontrent huren hals, ende aen haer hant eenentraurinc, twelc was een groot point van eenen Dyamant, endedaer neffens aen den seluen rinck vier tafelen van Dyamanten, ende Robijnen ende costelicke peerlen. Item tes te wetene dat vanden Damme tot Brugge quamen.vi.Rudders huyt Inghelant, neffens den osbaer te voet, in manieren van bruytleeders. Ende commende ter cruyspoorte, daer ontfinghen haer.vi.ander rudders. Te weten heeren vanden Toysoene. Eerst mijn heere Adolf van Cleuen Monsuer Iaques de Lutcenburch Anthonis die bastaert van Borgoengien Philippe pot Monseur de Charny Phelippe de Crieuekuer Ende dese ghinghen neffens den osbaer te voet, tot int hof van Borgoengien. Ende daer ontrent ghinghen die aertchiers vanden Hertoghe Kaerle, ende oock die Aertchiers van Anthonis die bastaert met selueren iorneyen, ende daer in staende eenenboom van Orseuereye. Ende es te wetene dat buten der cruyspoorte quamen met processye dye ioncvrauwen vanden wijngaerde, gheseyt beghijnen, Ende presenteerden der Bruydt eenen hoedt ghemaect van roosen, so eerlick ghewrocht, dat men sghelijcx niet vele gesien en hadde, den welcken hoedt die Bruydt in groten dancke ontfinc. Ende si dede den hoedt blijdelic stellen binnen harer croone, die si vp thooft hadde. [fol. C.xxxvij.v] Item naer den seluen osbare volchden xij.tellende witte hakeneyen, ghetughen ende sadelen al vercleet met root gouden lakene, ende vp elck sadt eene ioncfrauwe ghecleet met diueersche sijden abijten aen, ende waren alle ghepareirt vp dinghelsche maniere. Item daer naer volchden noch.iij.hanghende waghens alle verghult ende verchiert metter deuyse vander voorseydeMargriete, welcke waghenen waren alle vercleet met rooden gulden lakene, ende voort warer noch twee waghens vander ouder princhersse, vercleet ooc met rooden gulden lakene. Ende alle dese voorseyde.v.waghens saten alle vul vrauwen endeioncfrauwen, midts datter vele vrauwen waren ghecommen ouere te Calis, ende waren van daer te Brugghe ghecommen ouerlandt. Item alle dye nacien hadden haer deuoor eerlick ghedaen om den ontfanck vander voornoemde bruyt, hem lieden costelijc cleedende, ende hadden al ghehuert huysen in die strate daer si passeirde, die si costelic behanghen hadden met gulden lakenen, ende andersins. ende met huer lieder wapenen daer voren, ende die gheuelen vanden seluen huysen waren al besteken met barnende tortsen seere chierlick om sien. Item ter incomste vander voorseyde bruydt waren vp die cruyspoorte twee roerende Leuwen, deene hadde in sinen claeu eenen standaert metter wapene van Vlaendren ende dandere metter wapene van Vlaendren ende dandere metter wapene vanBrugghe, Ende vp die voorseyde twee torren vander poorte waren vele selueren trompetten ende claroenen, die alle sloughen met blijden voyse, als die voorseyde bruydt der poorte ghenaecte. Ende die huysen vander poorte totten houe toe waren al behanghen met tapijtserye, ende andersins. |
Item, ‘s morgens omtrent 9 uur begonnen de paarden binnen de Kruispoort te komen die gereden waren tegen de prinses en bruid en ook de paarden die met haar kwamen uit Engeland, zodat het getal van de paarden die met haar kwamen wel 1100 waren. Eerst zo kwamen de dienaar van hertog Karel, allen gekleed in het zwart. Te weten sommigen in zwart fluweel, anderen in damast en in zijden laken naar dat ze van staat waren en in officie en waren tezamen wel tweehonderd paarden. Item, mijn heer Adriaen van Borsele, ridder, en heer van Breedam (Breda?) reedt rijk versierd en zijn paard met fluweel bedekt waarop hingen zilveren bellen die groot waren en hij had drie pages wiens paarden versierd waren met zwart fluweel gelijk zijn paard waar hij op zat, toen kwam Pieter monsieur Pieter de Bourbon en zijn paard was versierd met paars fluweel en daaraan hingen vele mooie zilveren bellen en aan de andere zijde 2 grote zilveren kaakbenen. Voort daarna zo volgden wel 10 bisschoppen. Eerst een legaat van Rome, de bisschop van Ieper, de bisschop van Salisbury, die bisschop van Metz, de bisschop van Utrecht, de bisschop van Kamerijk, de bisschop van Doornik, de bisschop van Sareite (?) en vele ander bisschoppen en prelaten. Item, daarna volgden vele trompetten en klaroenen met de blazoenen van Engeland en van hertog Karel, wel tot 20 of meer. Voort daarna zo kwamen vele herauten met het wapen van Engeland en ook van hertog Karel en ook van de graaf van Saint-Pol, Adolf van Kleef, van de heer van Schale en meer andere grote heren, omtrent het getal 30. Item, daarna kwam de bruid die zat in een rijke draagstoel gedragen door 2 zwarte paarden en tuig van goud laken en Margriet zat in haar draagstoel met hangend haar alzo een bruid toebehoort en had een staatsiekleed en een mantel van wit goud laken en een kostbare collier van goud versierd met diverse gesteenten en kostbare parels had ze omtrent haar hals en aan haar hand een trouwring wat was een grote punt van diamant en daar neffens aan dezelfde ring vier tafels van diamanten en robijnen en kostbare parels. Item, het is te weten dat van de Damme tot Brugge kwamen 6 ridders uit Engeland neffens den draagstoel te voet, in manier van bruidsbegeleiders. En toen ze kwamen ter Kruispoort daar ontvingen haar 6 andere ridders. Te weten heren van het gulden vlies. Eerst mijn heer Adolf van Kleef Monsieur Jaques de Luxemburg Anthonis de bastaard van Bourgondie Philippe Pot Monsieur de Charny Filips de Creveceur En dezen gingen neffens de draagstoel te voet tot in de hof van Bourgondie. En daar omtrent gingen de boogschutters van hertog Karel en ook de boogschutters van Anthonis de bastaard met zilveren wapenrok waarin stond een boom van Orsevereye. (?) En het is te weten dat buiten d Kruispoort kwamen met processie de jonkvrouwen van de wijngaard, begijnen genoemd, En presenteerden de bruid een hoed gemaakt van rozen zo fatsoenlijk gewrocht dat men dergelijks niet veel gezien had, welke hoed de bruid met grote dank ontving. En ze liet de hoed blijde stellen binnen haar kroon die ze op het hoofd had. [fol. C.xxxvij.v] Item, na de draagbaar volgden 12 tellende witte hackney met tuigen en zadels geheel bekleed met rood goud laken en op elk zat een jonkvrouw gekleed met diverse zijden habijten aan en waren alle opgemaakt op de Engelse manier. Item, daarna volgden nog 3 hangende wagen allen verguld en versierd met het devies van Margriet en die wagen waren ook allen bekleed met rood gulden laken en voort waren er nog twee wagens van de oude prinses ook bekleed met rood gulden laken. En al deze 5 wagens zaten al vol vrouwen en jonkvrouwen, mits dat er vele vrouwen waren gekomen over te Calais en waren vandaar te Brugge gekomen over land. Item, alle naties hadden hun zich daarvoor fatsoenlijk gedaan voor de ontvangst van de bruid en hadden zich kostbaar gekleed en huizen gehuurd in de straat daar ze passeerde die ze kostbaar behangen hadden met gulden laken en anderszins en met hun wapens daarvoor en de gevels van die huizen waren geheel bestoken met brandende toortsen zeer sierlijk om te zien. Item, ter inkomst van de bruid waren op de Kruispoort twee roerende leeuwen, de ene had in zijn klauw een standaard met het wapen van Vlaanderen en de andere met het wapen van Brugge, En op de torens van die poort waren vele zilveren trompetten en klaroenen die allen sloegen met blij geluid toen de bruid de poort naakte. En de huizen van de poort tot het hof toen waren allen behangen met tapijten en anderszins. |
Hier naer volghen die Figuren. EErst aen den houc vander kerseboomstrate tot den.iij.muenickendweers ouer die strate, was ghetemmert eene rijckelijcke poorte daermen onder duere leedt. Ende vp diese poorte stont eenen torre, daer inne dat stont een schoon lustich parck, gheconterfaeyt naer teerdtsche paradijs, daer in ghetoocht was van leuende personen Adam ende Eua. Ende daer voren stont ghescreuen. Dominus deus in paradiso voluptatis adduxit euam et adam vt vxor et coniunx ipsius esset. EndeAdam dye hadde een rolle in dye hant segghende aldus. Hoc nunc os, ex ossibus meis, et caro de carne mea. Ende onse here hadde een rolle, seggende aldus. Crescite et multiplicamini et replete terram, welck parck hadden ghedaen maken dye vier neeringhen. Item aen thuys vanden wouckere wijlent toe behoorende Ioos Hoonin tot aenden muer vanden Iacopijnen, tseghen ouer was ooc ghemaect eene poorte dweers ter strate, met hooghen torren vpwaert gaende, daermen bouen seer meesterlick vp speelde metter orghele, in welcken torre bouen ghesloten waren vele witte duuen, ende ander manieren van voghelkins, die welcke hangende hadden aen haren hals, die wapene van den Prinche ende vander Bruyt. Ende als die bruydt quam voor die voorseyde poorte, so liet men alle die voghelkins vlieghen, die welcke som beeten vp huere waghens, daer dat volck grote blijschap in hadde, ende sommeghe andere vloghen wech int wilde, verre van Brugghe, twelc vreimdt om sien was daer si quamen. Ende aen elcke syde van deser poorte stont eene figure, die welcke was te Brulocht, hoe dat dye Coninck Alexander traude die dochtere vanden Coninc Tholomeus, ghenaemt Cleopatra, Ende daer stont ghescreuen. Rex Tholomeus Tholomaida venit, et Cleopatram eius filiam Alexandro regi in vxorem dedit. Ende een Prophete stont aenden seluen torre houdende in sijn hant een Rolle, waer inne stont ghescreuen. Gaudeamus et exultemus: et demus gloriam deo quia venerunt nuptie agni, et vxor eius preparauit se. Ende aenden west voet vander muelen brugghe stont noch een schoone poorte, daer vp dat een blijde parc stont, ende daer een fonteyne binnen, endeeen suuerlicke maecht ghecleet als een bruyt, met meer maechdekins die byder fonteyne stonden, ende dye bruyt hadde in huer hant een rolle daer in dat stont ghescreuen. Filie nuncia to dilecto meo, quia amore langueo. Ende aen dander sijde vander fonteyne stont een [fol. C.xxxviij.r] suuerlic ionghelinc, als eenen bruydegom, met meer ionghelinghen, ende hi hilt een rolle in sijn hant daer in dat stont ghescreuen. Vulnerasti cor meum sponsa mea, et letificasti animam meam. Ende dit voorseyde parc deden maken die vleeschauwers ende die vischcopers |
Hierna volgen de figuren. Eerst aan de hoek van de Kersenboomstraat tot de 3 monniken dwars over de straat was getimmerd een rijke poort waar men onderdoor ging. En op deze poort stond een toren waarin een mooi lustig perk stond getekend naar het aardse paradijs waarin getoond werd van levende personen Adam en Eva. En daarvoor stond geschreven; ‘Dominus deus in paradiso voluptatis adduxit euam et adam ut uxor et coniunx ipsius esset; ‘En Adam de had een rol in de hand en zei aldus; ‘Hoc nunc os, ex ossibus meis, et caro de carne mea.’ En onze heer had een rol en zei aldus; ‘Crescite et multiplicamini et replete terram,’ welk perk de vier neringen hadden late maken. Item, aan het huis van de Wouckere, wat wijlen toebehoorde Joos Hoonin, tot aan de muur van de Jakobijnen tegenover was ook een poort gemaakt dwars op de straat met hoge torens die opwaarts gingen waarboven men zeer meesterlijk op speelde met het orgel en in die toren waren boven vele witte duiven gesloten en andere soorten vogeltjes die aan hun hals hangen hadden het wapen van de prins en van de bruid. En toen de bruid bij die poort kwam zo liet men alle vogeltjes vliegen waarvan sommigen op de wagen kwamen waar het volk grote blijdschap in had en sommige anderen vlogen weg in het wild, ver van Brugge, wat vreemd om te zien was daar ze kwamen. En aan elke zijde van deze poort stond een figuur die te bruiloft was hoe dat koning Alexander trouwde de dochter van de koning Ptolemaeus, genaamd Cleopatra, En daar stond geschreven; ‘Rex Tholomeus Tholomaida venit, et Cleopatram eius filiam Alexandro regi in vxorem dedit.’ En een profeet stond aan dezelfde toren en hield in zijn hand een rol waarin stond geschreven; ‘Laudeamus et exultemus: et demus gloriam deo quia venerunt nuptie agni, et vxor eius preparauit se.’ En aan de westvoet van de molen van Brugge stond nog een mooie poort waarop dat een blijde perk stond en daarbinnen een fontein en een zuivere maagd gekleed als een bruid met meer maagdjes die bij de fontein stonden en de bruid had in haar hand een rol waarin stond egschreven; Ԇilie nuncia to dilecto meo, quia amore langueկ. En aan de andere zijde van de fontein stond een [fol. C.xxxviij.r] zuivere jongeling als een bruidegom met meer jongelingen en hij hield een rol in zijn hand waarin stond geschreven; Ԗulnerasti cor meum sponsa mea, et letificasti animam meamռ/span>. En dit perk liet maken de vleeshouwers en viskopers. |
Die xvij.neeringhen. Item vp den houc vander Rudderstrate dweers die hoochstrate, stont oock ghetemmert eene rijckelijcke poorte, ende daer bouen was ghetoocht dye brulocht, daer onse heere van water wijn maecte, ende daer sadt ter tafele Christus endesijn moeder, ende die bruyt, ende Architriclinus hadde bi hem vi.cruycken, ende hi diende ter tafele, ende daer stont ghescreuen. Nuptie facte sunt in cana galylee: et erat mater iesu ibi vocatus et discipuli eius ad nuptias. etc. Hier naer volchde den hamere Item voor die oostpoorte vander burcht, stont eene proper huytnemende poorte, daer vp dat was een blijde parck, hoe dat dye bruyt van Cantijcken stont met vele maechdekins, endehadde een rolle daer in dat stont. Inueni quem diligit anima mea. Ende doe stont daer een suuerlic ionghelinc als een bruydegom, met meer Ionghelinghen, ende hi hadde een rolle daer in dat stont. Tota pulcra es amica mea suauis et decora. Ende duer die poorte lijdende, daer stonden die van sinte Donaes met haren proost, ende metter gheheelder collegie processye wijs, ende onfinghen die edele ende moghende princersse, ende haer weerdicheyt ende alle eere biedende dye sy mochten doen sulcker weerdigher vrauwen, ende gheuende wieroock ende speerswatere. Ende waren ghecleet met hueren costelicsten abijten seere rijckelijc ende eerbaerlick. etc. Tleder. Item inden burch aen die suytsijde van sinte Donaes kercke, daer stont eene chierlicke poorte met diueersche torren, endedaer vp stont een rijckelick parck, hoe dat onse heere Ihesus traude die heleghe kercke, ende was ghetoocht in deser manieren. Christus hinck al naect aen tcruyce, ghestoffeirt ghelijc den berch van Caluarien toe behoort. Ende aen sijn rechter hant stont een schone maecht als een bruyt, hebbende in dye hant eene kercke, die welcke maecht so hoghe stont, dat si Christus nam bi sijnder rechter hant, ende daer stont ghescreuen. Ciuitas solis vocabitur et in die illa erit altare domini iuxta terminum eius. Nota bene. Die naelde. Item byder westpoorte vander burcht binnen, daer stont een vriendelic parc, daer Moyses stont als eenen brudegom, ende hi trauwede Tarbis, des Conincx dochtere Saba, Ende daer stont ghescreuen. Moyses post quam diuicijs obsedisset: ciuitatem saba: Tarbis filia regis egyptij in eum oculos mittit quam ipse postmodum in vxorem duxit. Die poorterye. Item yeghens thuytcommen vander breydelstrate, aen den houck vander ouder halle daer stont een rijckelic parck, daer in dat sadt een huytnemende schone maecht, seere costelick ghehabitueirt, met rijckelicke yeweelen vp het hooft, ende aen hueren hals, ende si hadde hanghende bouen hueren hoofde een lelye van goude, ende vp hueren schoot laghen eenen Leeu ende eenen Lupaert, ghelijc of si malcanderen ghecust hadden, ende daer stont ghescreuen in gulden letteren. Leo et pardus in gremio flosculi se amplexi sunt sub lilio. Ende tes te wetene, dat achter den Leeu die swart was, ende beteekende tgraefschip van Vlaendren, lach ooc eenen gouden Leeu, die welcke beteekende thertochdom van Brabant, ende achter dyen lach eenen rooden Leeu, ende dye beteekende Lutcenburch, ende achter den Lupaert van Inghelandt lach den gouden Leeu van Aquitantien, ende den gouden Leeu van Normandyen, welcke Leeuwen alle costelijck ghestoffeirt waren van goude ende van seluere, ende costelicke schilderye. Ende aen elc eynde vanden parcke stont eene rijckelicke vrauwe, deene metter wapenen van Vlaendren, ende dandere metter wapene vander stede van Brugghe, welcke vrauwen hadden elck eenen bouck in die hant, daer in ghemaect was een hert duerschoten, ende aen dander sijde eene gulden croone. Ende dat presenterende der yeghenwoordigher bruyt. Ende dit voorseyde parck was binnen al verschildert wit ende blaeu. [fol. C.xxxviij.v] Item die Oude [halle was] al behanghen van boven tot beneden, [met nyeuwen] laken roodt, wit, ende blaeu. Ende [in die vooye] vander nyeuwer halle, waren blijdelic gheblasen, alle die selueren trompetten ende claroenen, in die yegenwoordicheyt vander voorseyde bruyt Die cleene neerijnghen. Item vp die marct voor thuys gheheeten tmoeriaens hooft stont een schoone poorte, Ende daer vp een schoon parc, hoe dat die coninc Assuerus trauwede die schone maghet Hester, endedaer stondt gescreuen tnaer uolghende. Assuerus rex persarumcui hester formosa omnis oculis graciosa placuit dicta ad eius cubiculum dyadema Regni capiti eius imposuit, cunctis principibus conuiuium. |
De 17 neringen. Item, op de hoek van de Ridderstraat dwars op de Hoogstraat stond ook getimmerd een rijke poort en daarboven werd getoond de bruiloft waar onze heer van water wijn maakte en daar zat ter tafel Christus en zijn moeder en de bruid en Architriclinus had bij hem 6 kruiken en hij diende ter tafel en daar stond geschreven; ‘Nuptie facte sunt in cana galylee: et erat mater iesu ibi vocatus et discipuli eius ad nuptias.’ etc. Hierna volgde de hamers. Item, voor de oost poort van de burcht stond een proper uitnemende poort waarop een blij perk was hoe dat de bruid van het Hooglied stond met vele maagdjes en had een rol waarin stond; ‘Inueni quem diligit anima mea’. En toen stond daar een zuivere jongeling als een bruidegom met meer jongelingen en hij had een rol waarin stond; ‘Tota pulcra es amica mea suavis et decora.’ En toen ze door de poort gingen stonden daar die van Sint Donaas met hun proost en met het hele college processiegewijs en ontvingen de edele vermogende prinses en haar waardigheid en boden haar alle eer die ze mochten doen zoՠn waardige vrouw en gaven wierook en wijwater. En waren gekleed met hun kostbaarste habijten zeer rijk en eerbaar, etc. Het leer. Item, in de burcht aan de zuidzijde van Sint Donaas kerk daar stond een sierlijke poort met diverse torens en daarop stond een rijk perk hoe dat onze heer Jezus trouwde de heilige kerk en werd getoond op deze manier. Christus hing geheel naakt aan het kruis gelijk de berg Calvarie toe behoort. En aan zijn rechterhand stond een mooie maagd als een bruid en had in de hand een kerk en die maagd stond zo hoog zodat ze Christus nam bij zijn rechterhand en daar stond geschreven; ‘Civitas solis vocabitur et in die illa erit altare domini iuxta terminum eius.’ Nota bene. De naalden. Item, bij de Westpoort van de burcht binnen daar stond en vriendelijk perk waar Mozes stond als een bruidegom en hij trouwde Tarbis, de koningsdochter van Saba. En daar stond geschreven; Moyses post quam diuicijs obsedisset: ciuitatem saba: Tarbis filia regis egyptij in eum oculos mittit quam ipse postmodum in vxorem duxit.’ De poorterij Item, tegen uit uitkomen van de Breydelstaat, aan de hoek van de oude hal, daar stond een rijk perk waarin zat een uitnemend mooie maagd zeer kostbaar opgemaakt met rijkelijk juwelen op het hoofd en aan haar hals en ze had boven haar hoofd lelies hangen van goud en op haar schoot lag een leeuw en een luipaard, gelijk of ze elkaar gekust en daar stond geschreven in gulden letters; ‘Leo et pardus in gremio flosculi se amplexi sunt sub lilio.’ En het is te weten dat achter de leeuw, die zwart was, en betekende het graafschap van Vlaanderen lag ook een gouden leeuw die betekende het hertogdom Brabant en achter die lag een rode leeuw en dat betekende Luxemburg en achter de luipaard van Engeland lag de gouden leeuw van Aquitanië en de gouden leeuw van Normandië, welke leeuwen allen kostbaar gestoffeerd waren van goud en zilver en kostbare afbeeldingen. En aan elk einde van het perk stond een rijke vrouw, de ene met het wapen van Vlaanderen en de andere met het wapen van de stad Brugge, welke vrouwen hadden elk een boek in de hand waarin gemaakt was een doorschoten hert en aan de andere zijde een gouden kroon. En dat vertegenwoordigde de tegenwoordige bruid. En dit perk was binnen geheel beschilderd wit en blauw. [fol. C.xxxviij.v] Item, de oude hal was geheel behangen van boven tot beneden met nieuw laken rood, wit en blauw. En in de hoeken van de nieuwe hal werd blijde geblazen alle dezelfde trompetten en klaroenen in de tegenwoordigheid van de bruid. De kleine neringen. Item, op de markt voor het huis geheten het Moriaan hoofd stond een mooie poort. En daarop een mooi perk hoe dat koning Assuerus trouwde de mooie maagd Hester en daar stond geschreven het navolgende; ’Asuerus rex persarumcui hester formosa omnis oculis graciosa placuit dicta ad eius cubiculum dyadema Regni capiti eius imposuit, cunctis principibus conuiuium.’ |
Die Makelaers. Item vp den houck van sheergherwijns strate, tot aen thuys van sinte Martijn, daer stont een rijckelicke poorte, ende een schoon parck daer bouen datmen tooghde den ionghen Tobyas, trauwende dye dochtre van Raguel, ende Gabulon commende huyten Rages verblijdt sijnde vander salegher Brulocht, sprac int ghescrifte dese woorden. Benedittio super vxorem tuem, et superparentes tuos, vt videatis filios vestros, et filiorum vestrorum, vsquis ad terciam et quartam generationem. Nota. Item het es waer, dat alle dese figueren van deser hoogher brulocht gheordonneirt waren, ter goeder waer omme, als gode biddende, dat dese edele ende hooghe brulocht in salichedenvulhenden mochte. Ende dat sy mochten ghecrijghen saleghe generacie ter eeren gods, ende ten weluarene van allen Sprinchen Landen. Oock salmen weten dat op den meestendeel van desen poorten stonden maechdekins die welcke der bruyt stroyden, als si passeirde excellentelix coorne ende roose bladeren endewaren vp alle dese voornoomde poorten diuersche instrumenten van muysijcken. Ende in dese manniere was dese edele bruyt ontfanghen, twelck haer seere danckelic ende bequame was. Ende me Vrauwe die Bruydt aldus ontfanghen sijnde, so waren die vander wet van Brugghe al nyeuwe ghecleedt, met swarten lakene van Damast. Ende si trocken by me Vrauwe die bruydt, alst tijdt was ende pas gaf. Ende si presenteirde haer eene nyeuwe sinte Margriete van seluere vergoudt meesterlic ghewrocht, weghende.xl.marc troys ghewichte, die welc si in dancke nam. Item vp den sondach vander Brulocht Hertoghe Kaerle gaf elcken heere die vander oordene was vanden tooysoene, eenen Rooden gouden laken keerle tot eenen bruydt sticke, ende daer naer andere officieren vanden Houe, hadden swart laken vandamast, ende andere die hadden camelot, elc naer hoocheyt van state ofte office, ende andere cleene hadden swart laken, ende die alder minste dienaers hadden al nyeuwe cleederen, claeu ende wit, ten fijne so datter nyement en was in thoft, ten bleec dat hi een bruydtstuck hadde, ende verblijde metter brulocht vander voorseyde Bruydt. Item bouen der poorte vanden houe daer stont een chierlic yuweel van hout ghesneden, ende was een tafereel met.ij.guldenleeuwen, die welcke hilden Hertoghe Kaerls wapene, vulmaectelic met sijnder oordene Ende daer ontrent hinghenalle dye wapenen van sinen landen, ende aen elc sijde vander poorte stont een schottere, deene was een Cranekinier, ende dander was een turcx Aertchier, huyt wiens pijlen goedenvloeyde, in twee schoon steenen vonten daer toe gheordonneirt, van welcken wijn dat elc drincken mochte diet gheliefde, ooc warender schone nappen toe ghemaect om huyt te drincken. Item binnen der seluen houe aen die westsijde daer die consierge woont aenden muer daer stont eenen ghulden boom ghewronghen, ende een nest daer vp, daer inne dat sadt eenen pellicaen, die sijn ionghen opende sijn borst, ende huyter borst liep meest alden dach goeden ypocras. Dit es die ordonnancie vander Sale. Item aen die oost sijde vander plaetse ende aen die suyt sijde vander cappelle lancx den ouden caetspele, was ghetemmert een sale, bi temmerlieden van Bruessele, alsoot voren verhaelt es, ende vanden Tritsoore westwaert, so waren die banckentrappewijs ghemaect, daer vp dat stonden ende saten die vrauwen dye daer quamen om die feeste te siene. Ende in twest eynde vander sale so was ghemaeckt [fol. C.xxxix.r] een staegde bycans also breedt als die sale wijdt was, ende daer waren vp ghespeilt battementen, ende was al behanghen met tapijtserye vander wapene vanden Hertoghe Kaerle, ende daer waren voren ghemaect scuuende gordijnen van groenen semyte. Ende als die vrauwen dansten ende houeerden, soe stonden dye speillieden daer vppe met grooter triumphe. Item in dye Sale voort waren ghemaect hanghende twee groote Casteelen van Schilderye, elck Casteel met acht aermen, ende vp elcken aerm een groote wassene keersse, ende aen elc casteel stonden.vij.groote spieghelen also rijckelick alsmense maken mochte. Ende huyt den eenen casteele neffens der tafele vander bruyt quam by tijden een drake, die vier schoot, twelcke seer wonderlic was om sien, ende draeyde tvoorseyde casteel nv eens nv anders, ooc waren inde voorseyde casteelen diueersche personaedgien van mannekins, dansende, ende andere vreimtheden bedrijuende. Item aen elcke sijde vanden casteelen lancx der salen hinghenvi.houten crucen gheschildert wit ende blaeu, ende vp elck cruce stonden vijf wassene keerssen, sonder dye toortsen, diemen achter die sale drouch, ende was so wonderlic ende vreimdt om sien, dat hem elck verwonderde. Ende voort vanden bancketten, ende maeltijden, ende ioostementen, die staen hier naer in tlanghe in tfayt van wapenen dat mijn here Anthonis die Bastaert dede ter weerdicheyt vander edelhede ende vanden hooghen ende excellente feeste, ende ooc ter eeren vandenvrauwen ende ioncvrauwen diere waren. |
De makelaars. Item, op de hoek van de heer Geerwijnstraat tot aan het huis van Sint Martinus daar stond een rijke poort en een mooi perk daarboven waar men toonde de jonge Tobias die trouwde de dochter van Raguel, en Gabulon die uit Rages kwam en blij was van de zalige bruiloft sprak in het geschrift deze woorden; ‘Benedittio super vxorem tuem, et superparentes tuos, vt videatis filios vestros, et filiorum vestrorum, vsquis ad terciam et quartam generationem.’. Nota. Item, het is waar dat al deze figuren van deze hoge bruiloft geordonneerd waren ter goed en daarom als God te bidden dat dezee edele en hoge bruiloft in zaligheid eindigen mocht. En dat ze mochten zalige generatie ter ere van God en te welvaren van alle landen van de prins. Ook zal men weten dat op het grootste deel van deze poorten maagdjes stonden die op de bruid strooiden, als ze passeerde, excellent koren en rozenbladeren en waren op al deze poorten diverse soorten van muziek. En op deze manier was deze edele bruid ontvangen, wat haar zeer dankbaar en bekwaam was. En toen mevrouw de bruid aldus ontvangen was zo waren die van de wet van Brugge geheel nieuw gekleed met zwart laken van Damast. En ze trokken bij mevrouw de bruid toen hij tijd en pas gaf. En ze presenteerden haar een nieuwe Sint Margriet van zilver verguld en meesterlijk gewrocht wat woog 40 mark troys gewicht, die ze in dank nam. Item, op de zondag van de bruiloft gaf hertog Karel elke heer van de orde van het gulden vlies een rood laken overkleed tot een bruidsstuk en daarna andere officieren van de hof, die hadden zwart laken van damast en anderen die hadden kamelot, elk naar de hoogheid van staat of office en andere lagere hadden zwart laken en die aller minste dienaars hadden alle nieuwe kleren, blauw en wit ten fijne zodat er niemand in de hof was het bleek dat hij een bruidsstuk had en verblijde met de bruiloft van de bruid. Item, boven de poort van de hof stond daar een sierlijk juweel van hout gesneden en was een tafereel met 2 gulden leeuwen die hielden hertog Karels wapen volmaakt met zijn orde. En daar omtrent hingen alle wapens van zijn landen en aan elke zijde van de poort stond een schutter, de ene was een Cranekinier en de ander was een Turkse boogschutter uit wiens pijlen wijn vloeiden in twee mooie stenen vonten daartoe geordonneerd, van welke wijn dat elk drinken mocht die het geliefde en ook waren er mooie nappen toe gemaakt om uit te drinken. Item, binnen hetzelfde hof aan de westzijde waar de concirge woonde aan de muur daar stond een gouden boom gewrocht en een nest daarop waarin een pelikaan zat die zijn borst opende voor zijn jongen en uit de borst liep meest de hele dag goede hipocras. Dit is de ordonnantie van de zaal. Item, aan de oostzijde van de plaats en aan de zuidzijde van de kapel langs het oude kaatsspel was getimmerd een zaal door timmerlieden van Brussel en van het buffet westwaarts zo waren die banken trapvormig gemaakt en daarop stonden en zaten di vrouwen die daar kwamen om het feest te zien. En in het west einde van de zaal zo was gemaakt [fol. C.xxxix.r] een stellage bijna zo breed als de zaal breed was en daar werden op gespeeld toneelvoorstellingen en was geheel behangen met tapijten van het wapen van hertog Karel en daarvoor waren gemaakt schuivende gordijnen van groen en zijfluweel. En als de vrouwen dansten en hof hielden zo stonden de speellieden daarop met grote triomf. Item, in de zaal voort waren gemaakt hangende twee grote kastelen van schilderijen en elk kasteel met acht armen en op elke arm was er een kaars en aan elk kasteel stonden 7 grote spiegels alzo rijk als men ze maken mocht. En uit he ene kasteel neffens de tafel van de bruid kwam bij tijden een draak die vuur schoot, wat zeer wonderlijk was om te zien en dan draaide het kasteel nu eens n nu anders, ook waren in die kastelen diverse personages van mannetjes die dansten en andere vreemdheden bedreven. Item, aan elke zijde van de kastelen langs de zaal hingen 6 houten kruisen wit en blauw geschilders en op elk kruis stonden vijf wassen kaarsen zonder toortsen die men achter de zaal droeg en was zo wonderlijk en vreemd om te zien dat elk zich verwonderde. En voort van de banketten en maaltijden en spelen die staan hierna in het lang in het feit van wapens dat mijn heer Anthonis ie Bastaard deed ter waardigheid van de edelheid en van de hoge en excellente feest en ook ter ere van de vrouwen en jonkvrouwen die er waren. |
[ Hier naer volcht dye cause vanden Steickspele vanden gulden boome] Hier naer volcht dye cause vanden Steickspele vanden gulden boome, ende hoe dat vulbrocht was tfayt van wapenen bi mijn heere anthonis die Bastaert, ende hoe die rijckelicheden vander feeste vulbrocht waren. Dat.lv.Capittel. [fol. C.xxxix.v] DIe hooghe ende excellente Ruddere mijn heere Anthonius die bastaert van Bourgoengien, hem onlancx naer der middernacht een vreimt visioen gheschiet sijnde, byder gracie ende voorsienicheyt van Venus der goddinne, als dat hem dochte dat hi ghereden quam in vreimden landen, vele wonderlicke auentueren lijdende byder hulpe ende bystandichede van Venus voorseyde. Also hem dochte dat een vrauwe gheheeten vrau Eere, hem brochte in een verborghen Eylande terstont haer mueghende hant aen hem slouch, ende leedene als gheuanghenman in een besloten costelic casteel, daer hi vant vele gheuanghene Rudders, dye welcke voorseyde vrauwe hadde eenen Naen van sulcker subtijlheyt sijnde, dat hy eenen Ruese gheuanghen hilt met een selueren ketene. Ende dese Ruese sadt ghebonden aen eenen gouden boom, neffens welcken boom stont een pyroen vp drie pylaren, deen neffens den anderen, groen, peersch, ende ghelu, ende daer vp sadt desen voorseydenaen, wachtende wie den voorseyde Eylande nakende was Ende in dit voorseyde visioen openbaerde haer die voornoemde vrauwe vanden Eylande voorseyde, ende seyde dat hy nemmermeer huyt hueren handen gheraken en soude, of hi en moeste belouen te doene een faeyt van wapenen yeghens elckenRudder dye van buyten commen soude. Ende so wie dat ter commen wilde, dye moeste cloppen met eenen gouden hamere voor die poorte daer toe gheordonneirt. Ende die Naen sijn cloppen hoorende, soude met den gheuanghen Ruddere gaen ter poorte, ende halen den rudder van buyten inne, dies soudemen sijn wapene hanghen aen den gulden boom voorseyt, in een ghedinckenesse van groter eere ende dit vulbringhende, soude hi hem seluen moghen verlossen. Ende mijn heere anthonis die bastaert voorseyde ontspronghen sijnde huyt desen vriendelicken visioene beloefde in hem seluen dit visioen te vulcommene in properen persoone openbaerlicke voor alle dye weerelt vp den seluen tijt, ter eeren van allen edelen, vrauwen, ende ioncfrauwen. Ter welcker cause mijn here Anthonis die bastaert voorseyde, dede stellen eenen gulden boom te Brugghe, vp dye marct, ende dede maken een driecante pyroen, met drie pylaren, groen, peersch, ende ghelu. Ende rontdomme den pyroen daer stont ghescreuen in gheluwe letteren aldus. De che pyron nulluy ne prent meruellie Car cest vngenprise qui noble cueurs reuelie Pour souuenir de la tant honnoree Dame dhonneur et layssee, celer. Item mijn heere dye bastaert voorseyt, ghecreech eenen Naen ende eenen Ruese inder seluer manieren dat hem het visioen ghebuerde, ende was gherieuende al dat commen en gaen wilde. Ende es te wetene dat mijn heere dye bastaert hem dede heeten den gheuanghen Ruddere, ende daer was te winnen een peert met harnasch, ende verdecsele. Ende tes waer dat dese edele bastaert maken dede voor dye halle vp die marct eene costelicke poorte, met twee schone torrens, daer sijne trompetten vp waren. Ende huyt elcken torre stack eene witte sijden banniere, met eenen gulden boom. Ende aen die duere vander poorte stont eenen gulden boom, ende insghelijcx vp tnoorteynde vander poorte stont oock eene gulden poorte, verchiert met gulden boomen, ende daer hinc aen eenen gulden hamere om voor dye poorte mede te cloppene. Ende dit steicspel hiet tspel vanden gouden boome. |
[ Hierna volgt de oorzaak van het steekspel van de gulden boom] Hierna volgt de oorzaak van het steekspel van de gulden boom en hoe dat volbracht was het wapenfeit bij mijn heer Anthonis de Bastaard en hoe de rijkheid van het feest volbracht was. Dat 55ste kapittel. [fol. C.xxxix.v] De hoge en excellente ridder, mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondië, die net na middernacht een vreemd visioen gebeurd was bij der gratie en voorzienigheid van Venus de Godin, als dat hij dacht dat hij gereden kwam in vreemde landen en vele wonderlijke avonturen gebeurden met de hulp en bijstand van Venus. Alzo hij dacht dat een vrouw geheten vrouw Eer hem bracht in een verborgen eiland en terstond haar vermogende hand aan hem sloeg en leidde hem als gevangen man in een besloten kostbaar kasteel, waar hij vele gevangen ridders vond en die vrouw had een kleine die zo subtiel was dat hij een reus gevangen hield met een zilveren ketting. En deze reus zat gebonden aan een gouden boom, neffens die boom stond een gedenkzuil op drie pilaren, de ene neffens de anderen, groen, paars en geel en daarop zat die kleine en lette op wie daar naar het eiland kwam. En in deze visioen openbaarde zich die vrouw van het eiland en zei dat hij nimmermeer uit haar handen raken zou of hij moeste beloven een wapenfeit te doen tegen elke ridder die van buiten zou komen. En zo wie er komen wilde die moest een gouden hamer kloppen voor de poort daartoe geordonneerd. En de kleine die zijn kloppen hoorde zou met de gevangen ridder naar de poort gaan en halen de ridder van buiten in en die zou men zijn wapens hangen aan de gulden boom als gedachtenis van grote eer en als hij dit volbracht zou hij zichzelf mogen verlossen. En mijn heer Anthonis die bastaard die opsprong uit deze vriendelijke visioen beloofde in zichzelf dit visioen te voldoen en eigen persoon openbaar voor de hele wereld op dezelfde tijd ter ere van alle edelen, vrouwen en jonkvrouwen. Ter welke oorzaak mijn heer Anthonis de bastaard liet stellen een gulden boom te Brugge op de markt en liet maken een driekantige gedenkzuil met drie pilaren paars, groen en geel. En rondom de gedenkzuil daar stond geschreven in gele letters aldus. De che pyron nulluy ne prent mervellie Car cest ungenprise qui noble cueurs revelie Pour souvenir de la tant honnoree Dame dhonneur et layssee, celer. Item, mijn heer de bastaard kreeg een kleine en een reus op dezelfde manier als dat hem het visioen gebeurde en was gerievend al dat koen en gaan wilde. En het is te weten dat mijn heer de bastaard hem liet noemen de gevangen ridder en daar was te winnen een paard met harnas en bedekking. En het is waar, deze edele bastaard liet maken voor de hal op de markt een kostbare poort met twee mooie torens waar zijn trompetters op waren. En uit elke toren stak een witte zijden banier met een gulden boom. En aan de deur van de poort stond een gulden boom en insgelijks op het noordeinde van de poort stond ook een gulden poort versierd met gulden bomen en daar hing aan een gulden hamer om voor de poort mee te kloppen. En dit steekspel heette het spel van de gouden boom. |
Dit gheschiede tsondaechs ten steicspele, ende sauens ten banckette seer rijckelick. [Vp den derden dach van Hoymaent, int iaer ons heren.M.iiijc.ende.lxviij] ITem vp den derden dach van Hoymaent, int iaer ons heren.M.iiijc.ende.lxviij.so was ghehouden dye voorseydebrulocht vanden seer hooghe ende moghende prinche denhertoge kaerle van Bourgoengien, ende van sijnder gheselnede Margriete van Ioorck, sustere vanden seer hooghe endemoghende prinche Edewaert coninc van Inghelant. Ende vp den seluen dach, so was die bruyt voorseyde naer die maeltijt vander noene ghecommen ter marct, te Brugghe, int huys ghenaemt Cranenburch, omme tvoorseyde parc ende feyt van wapenen aen te siene. Ende yeghens den auent [fol. C.xl.r] ontrent tusschen den.v.ende den.vi.hueren, so ariueirde voor mer vrauwe voorseyde een Naenkin, verselschipt met twee officiers van wapenen, deene ghenaemt la Roche, ende dander den gulden boom, leedende eene Ruese by eender selueren ketene. Ende si daer commende, presenteirden der vrauweneenege articulen, in manieren van faeyten van wapenen, waer of tinhouden hier volcht. |
Dit geschiedde zondag te steekspel en ճ avonds te banket zeer rijk. [Op de derde dag van juli in het jaar ons heren 1468] Item, op de derde dag van juli in het jaar ons heren 1468 zo was gehouden de bruiloft van de zeer hoge en vermogende prins hertog Karel van Bourgondie, en van zijn gezellin Margriet van York, zuster van de zeer hoge en vermogende Eduard, koning van Engeland. En op dezelfde dag zo was de bruid na de maaltijd van de noen gekomen ter markt te Brugge het huis genaamd Cranenburch om het perk en wapenfeit te zien. En tegen de avond [fol. C.xl.r] omtrent tussen 5 en 6 uur zo arriveerde voor mevrouw een kleintje vergezelschapt met twee officiers van wapens, de ene genaamd la Roche en de ander de gulden boom en leidde een reus met een zilveren ketting. En toen ze daar kwamen presenteerden ze de vrouw enige artikels in manier van wapenfeiten waarvan de inhoud hierna volgt. |
Item dit ghedaen sijne, tselue naenkin leede den seluen Ruese recht tot den gulden boome, by den welcken was een pyeroen, alst voorseyde es, daer dat voorseyde Naenkin vp ghestelt was in eenen setele, ende voor hem een rijckelick laken, vp twelcke stont een quadraen, in vorme van eender orloodge van der zee, alleenlijc loopende een half huere. Ende seer corts daer naer dit voorseyde naenkin metsgaders die twee officiers van wapenenleden den voorseyde Ruese totter poorte vanden gouden boome, ende daer vonden si eenen seer edelen Rudder in een osbare, ghenaemt mijn here van Rauesteyn, den welcken osbaer verchiert was van schilderye van sijnder deuijse verdect met een rijckelic vergulden laken, ende twee swarte peerden die denosbare droughen, ende was verselschipt met vier Rudders, houdende die hant aen den seluen osbare, ende waren alle viere ghecleet met blaeuwen fluweele. Ende achter den voorseydeosbare, so quam een graeu Sommier, dragende.ij.coruen verdeckt met swarten fluweele, behanghen met groten selueren bellen, ende met meer andere stucken van seluere vander deuijse vanden voorseyde heere van Rauesteyn. Ende daer was ghepresenteirt aen die voorseyde officiers van wapenen eenenschilt verwapent met sijnder wapene, omme die ghedreghen ende ghestelt te wordene aen den gulden boom, in teekene omme te willen ghenoughen den Ruddere metten gulden boome, in die wapeninghe bi hem aenghenomen byder vrauwe vandenverborghenen Eylande tinhouden vanden seluen capitele. Endealsoe was by den voorseyde Ruese ende Naenkin, gheleet die voorseyde here van Rauesteyn tot voor die vrauwen, hem lieden reuerentie doende, ende van daer hem presenterende voor die Iuge, ende doe keerde hy weder, ende vertrac tot buyten der Reke. Ende corts daer naer quam hi weder, ende met hem die voorseyde Sommier, ende.v.Rudders, ende ioncheren met hem te peerde in sijn gheselschap, ende si hadden die ghetughen blaeu van sijnder deuijse, behanghen met selueren bellen, endeghecleet met habijten van blaeuwe met orfauerye van fluweele Item die voorseyde gheuanghen Rudder by der vrauwe vanden verborghene Eylande, hi was in een pauwelioen van witter side ende ghelewe, ende daer was hi vp gheseten ghewapent ende al bereedt om dye glauie in te leggene, endewas verselschipt met vij.Rudders ende ioncheeren, met rocxkins van wit laken van damast, gheseten vp peerden, verchiert met peerschen fluweele, ende dat gestoffeirt met grote goudendoppen, ende vp die doppen grote selueren bellen. Ende die voorseyde gheuanghen ruddere hadde vp sijn peert een seere rijckelicke verdecsel van peerschen fluweele, ende.vi.paedgen die die hant hilden aen tpawelioen. Ende dit ghedaen sijnde, si reden metter glauien deen yeghens den anderen, die voorseydehalf huere gheduerende. Ende die voorseyde gheuanghenRudder brack vijf glauien. Ende die voorseyde here vanRauesteyn brac maer twee glauien. Ende daer naer tvoorseydeNaenkin blies den hoorne, ende dye voorseyde Rudders trocken achterwaerts, ende dit gheschiede vp den voorseyde dach. Endeelck reedt noch eens vp den anderen, een ionste doende ter eeren vanden vrauwen, waer of datter nyement gherocht en was. Item vp desen seluen dach was Kaerle de Valoys graue van Vlaendren.etc. ghecleet met eenen langhen keerle, een elle of meer slepende vp deerde met grote wijde openen mauwen van ghelijcker lancte, ende was een root gulden laken vlu vp vlu, ende gout vp gout, keerle ende mauwen gheuoert met sabels, ende sijn paedgien, ende sijn voetloopers waren ghecleet met blaeu fluweel van orfauerye gouden ende selueren. Ende doe ghinck die voorseyde Prinche ligghen by sijnder bruyt, in thuis van Cranenburch die welcke bruyt doe ten voorseyde huyse ghecommen was met rijckelicke gulden waghens, metter Ducesse van Noordtuelt, ende met der iongher princhersse van Borgoengien, dochter vanden Hertoghe Kaerle [fol. C.xl.v] voorseyde, omme te siene die ghenouchte. Item vp den seluen dach sauvents ten banckette, die Hertoghe Kaerle als doe brudegom sijnde, sadt inden middele vander tafele voorseyde, ende in Toosteynde vanden sale te sijnder rechter hant sadt die bruyt Margriete van Ioorc, ende die wedewe vanden Hertoghe Phelips, wyens siele god ghenadich sy, moedere vanden voorseyde brudegomme, ende haer volchde me ioncfrauwe Marie van Borgoengien, die dochtere van den voorseyde Hertoghe Kaerle, dye bisschop van Vendune. Die legaet van Roome ♥ Die bvisschop van mets Die bisschop van Camerijcke Een edel rudder huyt Borgoengien. Ende aen die slincker sijde vanden Hertoghe Kaerle sadt die wedewe vanden Hertoghe van Noordtwijck Die bisschop van Salsbry. ♣ Me vrauwe van Arguwe Ende die bisschop van Hutrecht |
Item, toen dit gedaan was leidde die kleine de reus recht tot de gulden boom waarbij een gedenksteen stond waar die kleine op gesteld werd in een zetel en voor hem een rijk laken waarop stond een uurwerk in vorm van een horloge van de zee die alleen een half uur liep. En zeer kort daarna die kleine mitsgaders de twee officiers van wapens leidden de reus tot de poort van de gouden boom en daar vonden ze een zeer edele ridder in een draagstoel, genaamd mijn heer van Ravestein, welke draagstoel versierd was met een schilderij van zijn devies bedekt met een rijk vergulden laken en twee zwarte paarden die de draagstoel droegen en en was vergezelschapt met vier ridders die de hand hielden aan de draagstoel en waren alle vier gekleed met blauw fluweel. En achter de draagstoel zo kwam een bont lastpaard die droeg 2 korven bedekt met zwart fluweel en behangen met grote zilveren bellen en met meer andere stukken van zilver van het devies van de heer van Ravestein. En daar was gepresenteerd aan die officiers van wapens een schild gewapend met zijn met zijn wapen om die te dragen en te stellen aan de gulden boom als teken om te willen vergenoegen de ridder met de gulden boom in de wapening bij hem aangenomen bij de vrouw van het verborgen en eiland en bevatte hetzelfde kapittel. En alzo was bij de reus en kleine die heer van Ravestein tot voor die vrouwen en deden hen referentie en vandaar presenteren voor de rechter en toen keer hij weer en trok tot buiten de Reke. En kort daarna kwam hij weer en met hem dat pakpaard en 5 ridders en jonkers met hem te paard in zijn gezelschap en ze hadden de getuigen blauw van zijn devies behangen met zilveren bellen en gekleed met habijten van blauw met overkleed van fluweel. Item, die gevangen ridder van de vrouw van het verborgen eiland was in een paviljoen van witte zijde en geel en daar was hij geheel gewapend opgezeten en geheel bereid om de lans in te leggen en was vergezelschapt met 7 ridders en jonkheren met rokjes van wit laken van damast gezeten op paarden versierd met paars fluweel en dat gestoffeerd met grote gouden doppen en op de doppen grote zilveren bellen. En die gevangen ridder had op zijn paard een zeer rijke bedekking van paars fluweel en 6 pages die de hand hielden aan het paviljoen. En toen dit gedaan was reden ze met de lansen de ene tegen de andere dat een half uur duurde. En die gevangen ridder brak vijf lansen. En die heer van Ravestein brak maar twee lansen. En daarna blies dat kleintje de horen en die ridders trokken achteruit en dit geschiedde op die dag. En lk reed nog een op de andere en deden een gunst ter ere van de vrouwen, waarvan dat er m iemand geraakt was. Item, op dezelfde dag was Karel van Valois, graaf van Vlaanderen etc. gekleed met een lang overkleed, een el of meer, dat sleepte op de aarde met grote wijde open mouwen van gelijke lengte en was een rood gulden laken, vlies op vlies en goud op goud en overkleed en mouw gevoerd met sabelbont en zijn page en zijn voetlopers waren gekleed met blauw fluweel overkleed van goud en zilver. En toen ging die prins liggen bij zijn bruid in het huis Cranenburch toen die bruid tot dat huis gekomen was met rijke gulden wagen met de hertogin van Noordveld en met de jonge prinses van Bourgondie, dochter van hertog Karel [fol. C.xl.v] om het genoegen te zien. Item, op dezelfde dag ճ vond te banket en toen hertog Karel bruidegom was zat in het midden van de tafel en in het oosteinde van de zaal aan zijn rechterhand zat de bruid Margriet van York en de weduwe van hertog Filips, wiens ziel God genadig is, moeder van de bruidegom, en haar volgde mevrouw jonkvrouw Marie van Bourgondië, de dochter van hertog Karel, de bisschop van Verdun. De legaat van Rome ♥ De bisschop van Metz De bisschop van Kamerijk Een edele ridder uit Bourgondië. En aan de linker kant van hertog Karel zat de weduwe van de hertog van Norwich De bisschop van Salisbury. ♣ Mevrouw van Arguwe En de bisschop van Utrecht. |
Item voort alle die tafelen die inde voornoemde sale waren, die waren alle ghestoffeirt van sittende persoonen, van Rudders vrauwen, ende ioncfrauwen. Ten welcken banckette, ofte auentmael waren ghedient xxx.schuetelen spijsen van rooste, waer toe dat gheordonneirt waren.xvij.schepen, te wetene huyter name vanden.xvij.landen, daer die voorseydebruydegomme here of was, welcke schepen waren ghemaect van houte, als craken, hulcken, crauweelen. Ende dese voorseyde schepen waren alle vergout met fijnen goude, so costelick datter hem elc in verblijden mochte diet sach, met meersen, ghetau ende taclen al van goude, den mast ende Ra al vander ghelijcken, ende elc schip was verchiert met diueersche wapenen van alle den landen, ende elc schip was gheuult van alle manier van rooste, datmen conste ghepeynsen, so dat die spijse so hooghe lach in die voorseyde schepen totter haluer lanckte vanden maste, welcke schepen waren oock ghestoffiert met mannen van wapenen, ende van bussen ende serpentijnen elck gheschict tsijnder behoorlicker stede, so den schepen toebehoort. Item die saussen dienende ter voorseyde spijsen die waren ghedient in hespinghen ende in booten vanden voorseydeschepen, oock alle ghemaect van ghelijcker stoffe ende costelicheyt als dandere voorseyde schepen. Ende ten sijne datter noch memorie sy langhe tijt vander voorseyde triumphe, so staet in sommeghe coronijcken een schip ghemaeckt, inder manieren also dat toe ghinck. Ende noch vintmen seluenschepen in wesene, want ic Andries die smet die dit screef, hebben een sien staen voor die langhe moeder Gods, in sinte Saluators kercke in die stede van Brugghe. Item noch soe warender ghedient.xxx.pasteyen, endebouen elck so stont eenen rijckelicken torre ghestoffeirt vangoude ende van anderen diueerschen colueren, welcke torrencostelic behangen waren metten wapenen vanden landen endesteden vanden voorseyde Hertoghe Kaerle, twelc seere schone was om sien. Ende binnen der voorseyde maeltijt quam in die sale eenen groten Eenhoorne, ende hi hadde vp sinen rugghe eenen gulden Lupaert, houden inden claue een banniere metter wapene van Inghelant, ende eene schoone Margriete, die leedede den voorseyde Eenhoorne lancx der sale van tafele ter tafele. Ende daer naer soe quam daer eenen groten leeu, daer vp dat sadt eenen schonen Cheraphin, houdende in die hant eene costelicke banniere metter gheheelder wapene vanden voorseyde Hertoghe van Borgoengien, ende ghinc in sghelijcx van tafele te tafele, twelc seere vreimt was om sien. Item daer naer so quammer eenen groten Kemele, gheladenmet twee koruen, ende daer vp sadt een mooriaen, die in sghelijcx van tafele te tafele ghinc, verghiftende die ioncfrauwen van dat hi huyt sinen paenderen haelde. Eerst een ghecrooneirde duuinne, ende veel partrijssen, ende deelde oock elcken costelicke Tregye. Item tes te wetene dat in die voorseyde sale stont ghetemmert een Tresoor.vi.trappen hooghe, daer vele costelicke yuweelen vp stonden van gouden ende selueren flasschen ende cannen, endecostelicke nappen sonder ghetal, onder welcke waren.iij.costelicke potten fijn cristallijn gestoffeirt met goude, so datmen [fol. C.xli.r] die costelicheyt vanden yuweelen nauwe souden connenghescrijuen. |
Item, voort alle tafels die in zaal waren die waren allen gestoffeerd van zittende personen, van ridders vrouwen en jonkvrouwen. Tet welk banket of avondmaal waren gediend 30 schotels geroosterde spijzen waartoe dat geordonneerd waren 17 schepen, te weten uit de naam van de 17 landen waar de bruidegom heer van was en die schepen waren gemaakt van hout als kraken, hulken, crauwelen. En deze schepen waren allen verguld met fijn goud en zo kostbaar dat er zich elk in verblijden mocht die het zag, met meersen, (om vast te leggen) touw en takels allen van goud, de mast en ra allen dergelijk en elk schip was versierd met diverse wapens van alle landen en elk schip was gevuld met alle soorten van geroosterd dan men kon bedenken zodat de spijzen zo hoog lagen in die schepen tot de halve lengte van de mast en die schepen waren ook gestoffeerd met mannen van wapens en van bussen en serpentijnen en elk geschikt op zijn behoorlijke plaats zo de schepen toebehoort. Item, de sausen dienende tot de spijzen die waren opgediend in hespingen (scheepskabels?) en in boten van de schepen, ook allen gemaakt van gelijke stof en kostbaarheid zoals de andere schepen. En te zijn dat er nog memorie is lange tijd van de triomf zo staat in sommige kronieken een schip gemaakt in deze manier alzo het toen ging. En nog vindt men die schepen in wezen want ik, Andries de Smet, die dit schreef heb er een zien staan voor de lange moeder Gods in Sint Salvator kerk in de stad Brugge. Item, nog zo was er opgediend 30 pasteien en boven elke stond een rijke toren gestoffeerd met goud en van anderen diverse kleren, welke torens zeer kostbaar behangen waren met de wapens van de landen en steden van de hertog Karel, wat zeer mooi was om te zien. En binnen der maaltijd kwam in de zaal een grote eenhoorn en hij had op zijn rug een gouden luipaard die inde klauw een banier hield met het wapen van Engeland en een mooie margriet en die leidde de eenhoorn langs de zaal van tafel tot tafel. En daarna zo kwam daar een grote leeuw waarop zat een mooie serafijn die in de hand een kostbare banier hield met het gehele wapen van de hertog van Bourgondie en ging in insgelijks van tafel tot tafel wat zeer vreemd om te zien was. Item, daarna zo kwam er een grote kameel geladen met twee korven en daarop zat en moor die in insgelijks van tafel tot tafel ging en begiftigde de jonkvrouwen van dat hij uit zijn mand haalde. Eerst een gekroonde duivin en veel partrijzen en deelde ook elk een kostbaar suikerwerk. Item, het is te weten dat in die zaal stond getimmerd een buffet 6 trappen hoog waarop vele kostbare juwelen stonden van gouden en zilveren flessen en kannen en kostbare nappen zonder getal waaronder waren 3 kostbare potten fijn kristal gestoffeerd met goud, zodat men [fol. C.xli.r] die kostbaarheid van juwelen nauwelijks zou kunnen beschrijven. |
Dit ghesciede smaendaechs ten steicspele, ende tsauents ten banckette. ITem doe quam mijn heere vanden casteele Gyon, hemseluenpresenterende vp die Reke, die welcke sandt ten voorseydegulden boome eenen schilt verwapent met sijnder wapene. Endedat ghedaen sijnde, quam voor hem die voorseyde Ruese, gheleedt byden voorseyden Naen, ghebonden metter ketene als voren Ende die Ruese nam dye voorseyde here van Gyon byder mane van sinen peerde, ende leeddene tot voor die vrauwen, omme hemlieden reuerencie te doene. En daer den Iuge presenterende, ende sijn peert was verchiert met gulden lakene, ende achter hem haddy.ij.paedgien, wiens peerden verchiert waren met peertsch gulden lakene. Ende die paedgien warenghecleet met groenen sattijne, ende noch hadde hi in sijn gheselschip.vij.Rudders ende edele mannen, ghecleet met mantelkins van groenen sattijne, ghenouch ghelijck den voorseyde paedgen. Item die huytcomste van mijn heere die bastaert was huytnemende costelick, sijn peert was verchiert met guldenlaken cramosijn, ende met hem vier edele mannen van sijnen huyse, wyens peerden waren verchiert met witten lakene vanDamast, ende daer vp gheborduert gulden boomen. Ende dese voorseyde edele mannen waren ghecleet met schoonen tanneyten sattijne. Ende si reden yeghens malcanderen, tottenghetale van.xviij.iousten, binnen den welcken si braken.x.glauien, te wetene mijn heere dye bastaert.viij.endedander maer.ij. Ende die here vanden casteele Gyon vulquam bi mijnen here den bastaert, behouden dat sy daer naer noch ter eere vanden vrauwen noch eene iouste deden, vanden welcken gheen gheraect en was. Item daer naer quam Chaerle de visau aen die voorseydelijste, die byden naen gheleet was voor die vrauwen, om hemlieden reuerencie te doende, ende van daer voor den Iugen, ende sijn peert was verchiert met orfeuerye van goude ende vanseluere, gheboort met peerschen lakene, ende ghestrijpt, endedaer vp besaeyt met sijnder deuijse, ende was gheacompaengiert metten aertchiers van mijnen gheduchtenheere die hem dienden te voet, ende met hem was een edel man te peerden, die hem diende vander glauie. Ende hi was ghecleet met eender Iorneye van orfeuerye vander seluer leuereye vanden Hertoghe Kaerle. Item mijn here die bastaert die vertrocken was, quam weder metter glauye in die hant yeghens den voorseyde Chaerle, endehadde doe sijn peert verwapent met ghetughe van orfeuerye, daer aen hinghen grote bellen van seluere. Ende reden deen yeghens dandere, tot den ghetale van.xxi.loopen, binnen den welcken waren ghebroken bi mijn here den bastaert.ix.glauyen, ende byden seluen Chaerle.viij.glauyen, ende die sulcke waren ghebroken die croone of, som inden middele, ende som byden eynde. Ende dit ghedaen sijnde, men blies den hoorne, doenliepen sy noch eenen loop, omme te vuldoende, twelc was sonder gheraken. Item daer naer was dye incomste van mijn here van Fienes, die also ghecleet was als die Ruese, ende die Ruese ghinck hem halen ende leeddene tot die vrauwen, om hem lieden te doene reuerencie, ende van daer voor die Iugen, ende sijn peert was seer rijckelick verchiert met swarten fluweelen lakene, gheborduert met gouden lakene van sijnder deuijse, ende vp den rugghe van sinen peerde so was een rijckelicke blomme gheborduert van goude, ende hy hadde.iiij.paedgen ghecleet met tanneyt fluweel, ende blaeu, beleydt met orpheuerye, met cleenen capproenkins tanneyt, gheborduert van ghelijcken, ende hi hadde met hem.vij.peerden met paedgen, ende andere. Deerste paedge sijn peert was verchiert met orfeuerye, met grote clocketten van seluere daer vp. Die tweeste met selueren bellen seer rijckelick. Die derde verdect met gulden lakene, verdect met Ermijnen. Die vierde was verchiert met fluweelcramosijn, gheboort ooc met Ermijnen. Dye peerde knape hadde een peert in die hant, verchiert met gulden laken cramosijn, ende den sadele van ghelijcken, ende tpeert vanden palfernier was verchiert met blaeuwen fluweele, gheboort [fol. C.xli.v] met orfeuerye. Ende hadde in sijn gheselscip vier edele Rudders, ende andere ioncheeren. Eerst mijn heere Iacob van Lutcenburch sijn oom, mijn here van Rouchy sijn rechtsweer, mijn heere van lutcenburch sijn broedere, ende mijn heere de markijs van Ferrare, hebbende die twee laetste peerden vercleet met blaeuwen fluweele, gheboort met orfeuerye met groote bellen van seluere, ende die edele mannen waren ghecleet met iorneyen van swarten fluweele, gheboort met twee groote gouden letteren vander deuijse van mijn heere van Fienes, endenoch menich andere Ruddere met hem costelic ghecleet van diueersche colueren, in sijde ende in fluweele, elck om costelicst ende eerlicst. Item mijn here Anthonius dye bastaert quam weder huyte verchiert sijn peert met costelic groen gouden laken, gheboort met orpheuerye van seluere. Ende hi hadde te dien daghe in sijn gheselscip vele edele mannen van sijnen huyse, onder welcke edele mannen datter viere waren die haer peerden verdeckt hadden met wit lakene van damast, gheborduert met gulden boomen, ende hadden iorneyen van tanneyte satijne, vp haerlieder wambaysen. Ende dese twee reden deen yeghens dandere seer clouckelick.xxiiij.loopen, binnen den welcken loopen waren ghebroken by mijn heere die bastaert.xi.glauien, ende byden voorseyde Fienes.vij. Ende dit ghedaen sijnde, men blies den hoorne. Ende noch liepen si elck eenen loop ter eere vanden vrauwen, maer twas sonder gheraken. Item vp dyen dach was dyeHertoghe Kaerle van Bourgoengien ghecleet met eenen langhe keerle, van swart gouden lakene, ende, gheuoert met sabels, ende sijn paedgen ende voetloopers waren alle ghecleet met blaeu gouden laken. Item den seluen dach sauents ten banckette was ghetoocht drie personaedgien, Die ioncheyt van Hercules, hoe dat hi onder ander dieren verwan twee serpenten. Item daer naer was ghetoocht eenen griffoen also groot als een peert, die welcke ghinc van tafele te tafele, ende keerde sijn hooft ende sijn ooghen in sijn hooft, ende sijn tonghe in sijnen bec, twelc seer vreimde was om te siene. |
Dit geschiedde maandags te steekspel en ‘s avonds te banket. Item, toen kwam mijn heer van het kasteel Gyon zichzelf presenteren op de Reke en die zond de gulden boom een schild bewapend met zijn wapen. E toen dat gedaan was kwam voor hem de geleid bij de kleine en gebonden met een ketting. En de reu nam de heer van Gyon bij de manen van zijn paard en leidde hem voor de vrouwen om hen referentie te doen. En daar presenteerde de rechter en zijn paard was versierd met gulden laken en achter hem had hij 7 pages wiens paarden versierd waren met paars gulden laken. En de pages waren gekleed met groen satijn en nog had hij in zijn gezelschap 7 ridders en edele mannen gekleed met manteltjes van groen satijn genoeg gelijk de pages. Item, die uitkomst van mijn heer de bastaard was uitermate kostbaar, zijn paard was versierd met gulde laken karmozijn en met hem vier edele mannen van zijn huis wiens paarden versierd waren met wit laken van damast en daarop geborduurd gulden bomen. En de edele mannen waren gekleed met mooi statig satijn. En ze reden tegen elkaar tot het getal van 14 spelen waarbinnen ze 10 lansen braken, te weten mijn heer de bastaard 8 en de andere maar 2. En de heer van het kasteel Gyon eindigde bij mijn heer de bastaard, behalve dat ze daarna nog ter ere van de vrouwen een spel deden waarvan geen geraakt werd. Item, daarna kwam Chaerle de Visau aan die lijst die door de kleine geleid werd voor de vrouwen om hen referentie te doen en vandaar voor de rechter en zijn paard was versierd met met borduursel van goud en zilver, geboord met paars laken en gestreept en vandaar bezaaid met zijn devies en was vergezelschapt met de boogschutters van mijn geduchte heer die hem dienden te voet en met hem was een edele man te paard die hem bediende van de lans. En hij was gekleed met een wapenrok van borduursel van hetzelfde ambtskleed als hertog Karel. Item, mijn heer de bastaard die vertrokken was kwam weer de lans in de hand tegen Chaerle, en had toen zijn paard bewapend met tuig van borduursel waaraan hingen grote zilveren bellen. En reden de ene tegen de andere tot het getal van 21 lopen waarbinnen gebroken werden door mijn heer de bastaard 9 lansen en door Chaerle 8 lansen en van sommige was de kroon afgebroken of soms in her midden en soms bij de einden. En toen dit gedaan was blies men de horen en toen liepen ze nog een loop om te voldoen, wat was zonder te raken. Item, daarna was de inkomst van mijn heer van Fienes die alzo gekleed was als de reus en de reus ging hem halen en leidde hem tot de vrouwen om hen referentie te doen en vandaar voor de rechter en zijn paard was zeer rijk versierd met zwart fluwelen laken en geborduurd met goud laken van zijn devies en op de rug van zijn paard zij was een rijke bloem geborduurd van goud en hij had 4 pages gekleed met bruingeel fluweel en blauw en borduursel en met kleine bruingele hoofddekseltjes gelijk geborduurd en hij had met hem 7 paarden met pages en anderen. Het paard van de eerste page was versierd met borduurwerk en grote zilveren klokken daarop, de tweede zeer rijk met zilveren bellen, de derde bedekt met gulden laken, bedekt met karmijn. De vierde was versier met karmozijn fluweel ook gebord met karmijn. De vierde knaap had een paard aan de hand versierd met gulden laken karmozijn en het zadel dergelijk en het paard van de palfrenier was versierd met blauw fluweel en omboord [fol. C.xli.v] met borduursel. En had in zijn gezelschap vier edele ridders en andere jonkheren. Eerst mijn heer Jacob van Luxemburg, zoon en neef van mijn heer van Rouchy en de broeder van mijn heer van Luxemburg, en mijn heer de markies van Ferrara hadden de laatste twee paarden gekleed met blauw fluweel omboord met borduursel met grote zilveren bellen en de edele mannen waren gekleed met overkleed van zwart fluweel omboord met twee grote gouden letters van het devies van mijn heer van Fiene, en nog menige andere ridder met hem ook kostbaar gekleed van diverse kleuren in zijde en in fluweel, elk om het kostbaarst en fatsoenlijkst. Item, mijn heer Anthonis de bastaard kwam weer uit en zijn paard was versierd met kostbaar groen gouden laken omboord met borduursel van zilver. En hij had die dag in zijn gezelschap vele edele mannen van zijn huis waaronder edele mannen er vier waren die hun paarden bedekt waren met wit laken van damast, geborduurd met gulden bomen en hadden overkleden van van bruingeel satijn op hun wambuizen. En deze twee reden de ene tegen de andere zeer kloek 24 lopen en binnen die lopen waren gebroken bij mijn heer de bastaard 11 lansen en bij de heer Fienes 7. En toen dit gedaan was blies men de horen. En nog liepen ze elk een loop ter ere van de vrouwen, maar het was zonder te raken. Item, op die dag was hertog van Bourgondië gekleed met een lang overkleed van zwart goud laken en gevoerd met sabelbont en zijn pages en voetlopers waren alle gekleed met blauw en goudlaken. Item, dezelfde dag ‘s avonds te banket waren drie personages getoond. De jeugd van Hercules hoe dat hij onder andere dieren overwon twee serpenten. Item, daarna werd getoond een griffoen alzo groot als een paard, die ging van tafel tot tafel en draaide zijn hoofd en zijn ogen in zijn hoofd en zijn tong in zijn bek, wat zeer vreemd was om te zien. |
Dit ghesciede sdysendaechs ten steicspele, ende sauents ten banckette. ITem mijn heere van Lutcenburch was byden Ruese ende byden Naen gheleet, om reuerencie te doene den vrauwen, ende van daer voor die Iugen, Ende sijn outsuere ende cleedinghe was van orfeuerye vergult, ende hy hadde.v.paedgen, ghecleedt met orfeuerye. Deerste hadde sijn peert verchiert met blaeu seluerenlakene. Die tweeste van laken van Damast, gheborduert van orfeuerye wit, met grooten troncken van bellen van seluere. Die derde van swarten fluweele, gheborduert met groten griecschen Y van goude. Dye vierde met maerters, metten ruwen huytewaert. Die.v.ste met gulden laken cramosijn. Item dye voorseyde gheuanghen Ruddere byder vrauwe vanden verborghene Eylande was verchiert met fluweele tanneyt, met barbacanen ende letteren van gouden draden, ende huyten barbacanen vloghen viereghe vlammen. Ende omme dieswille dat tarreest van mijn here van Lutcenburch ghebroken was, hi schiet van daer, sonder te vulcommene tvoorseyde capittele, twelcke hem die gheuanghen Rudder consenteirde. Item dye incomste van mijn heere van Arguwe, hi was ghelijck den anderen gheleet byden voorseyde Ruese ende Naen, endehadde sijn peert verdect met peerschen fluweelen laken, gheboort met selueren laken, ende hy hadde drie paedgen ghecleet met paltrocx van groenen fluweel. Deerste sijn peert was verchiert met schoonen gulden lakene cramosijn. Dye tweeste was verchiert met peerschen fluweele. Dye derde met behanghen blaeuwen fluweele, met selueren bellen. Ende die voorseyde here van Arguwe hadde sinen schilt ghedeelt blaeu ende groen, ende hi brack.xiij.glauyen. Item doe quam die gheuanghen Rudder weder huyte, verchiert met wit laken van damast, besaeyt met gulden tranen, ende dye voorseyde gheuanghen Ruddere brac ooc xiij.glauyen. [fol. C.xlij.r] Item dye incomste van mijn heere Anthonis van Halwijn was byden Ruese ende Naen gheleet als dander, omme den vrauwen te doene reuerencie. Ende hi hadde sijn peert verchiert met swarten fluweele, gheborduert met gouden draden, in manieren van roosen met grote selueren bellen. Ende dye borduere van sijnder verdecxsele was van gulden laken cramosijn, ende met gheborduerde griecsche Y Y. Ende hy hadde drie paedgen ghecleet met orfeuerye. Deerste was verchiert met graeu gulden lakene. Die tweeste van orfeuerye wit, met grote doppen vanseluere. Die derde met fluweel cramosijn van selueren lakene. Ende dye voorseyde heere Anthonis van Halewijn brac vijf glauyen seere clouckelick. Item dye gheuanghen Ruddere quam huyte verchiert met selueren laken cramosijn, gheborduert ende besaeyt met orfeuerye, ende brack drie glauyen. Item hertoghe Kaerle was ghecleet met eenen langhen keerele van gouden orfeuerye, gheuoert met sabels, ende sijn paedgen ende voetloopers hadden graeu fluweelen keerls Item sauens ten banckette waren ghedeckt alle die voorseydetafelen, ende daer waren doe gherecht.xxvi.schotelen roost, ende.xxvi pasteyen, elc verdect met een pauwelioen metten wapenen vanden Landen vanden voorseyde Prinche. Ende vp elcke pasteye stondt een man bouen hebbende eenich engien, om die pasteye vp te brekene, deen een spade, dandere een hamere, die derde een pijcke, ende ouer troost stonden tenten verchiert met wapenen vanden landen ende stedentoebehoorende onsen natuerlicken heere ende prinche den Hertoghe Kaerle voorseyde. Ende met sijnder deuijse, te wetene, Ie lay emprijs, ende twoordt vander voorseyde me vrauwe Margriete, bien en auienge. Item daer was ooc in de voorseyde sale ghestelt eenen torre rijckelic ghestoffeirt, naer den torre van Gorckem in Hollant, in welcken torre was wonder te siene, daer waren inne gheeten die vp die scalmeye speelden ende vp trompetten. Ende daer waren ghemaect Ezels die songhen, ende daer waren Euerswijnen die speilden vp grote fluyten ende daer waren Beeren die speildenvp Luten ende elck dede tsine bi ghebuerte, dies wasser een vp den voorseyde thorre dye tusschen elcke poose een ghenoughelick dichtkin seyde. Ende ten laetsten quam daer een Scemijnckel twelck danste den morisschen dans, daer omme dat seere ghelachen was, welck Scemijnckel vandt vp den torre een mersman ligghen slapende. Ende tscemijnckele nam die speghelen, spellen, ende cammen, ende drouchse den ioncvrauwen, twelck een boerdelic dinck om sien was |
Dit geschiedde dinsdag te steekspel en ‘s avonds te banket. Item, mijn heer van Luxemburg was door de reus en de kleine geleid om referentie doen de vrouwen en vandaar voor de rechter. En zijn overkleed en kleding was van verguld borduursel en hij had 2 pages gekleed met borduursel. De eerste had zijn paard versierd met blauw zilver laken. De tweede van laken van Damast, geborduurd met wit borduursel met grote knotten van zilveren bellen. De derde van zwart fluweel geborduurd met een grote Griekse Y van goud. De vierde met marters met het ruwe naar buiten. De 5de met gulden laken karmozijn. Item, de gevangen ridder bij de vrouw van de verborgen eilanden was versierd met geelbruin fluweel met versterkte buitenpost en letters van gouden draden en uit de versterkte buitenpost vlogen vurige vlammen. En omdat het arrest van mijn heer van Luxemburg gebroken was scheidde hij vandaar zonder te voldoen het voorgezegde kapittel wat hem de gevangen ridder toestond. Item, de inkomst van mijn heer van Arguwe, hij was gelijk de anderen geleid bij de reus en de kleine en had zijn paard bedekt met paars fluweel omboord met zilver laken en hij had drie pages gekleed met paltrok van groen fluweel. Van de eerste was zijn paard versierd met mooi gulden karmozijn laken. De tweede was versierd met paars fluweel. De derde behangen met blauw fluweel met zilveren bellen. En de heer van Arguwe had zijn schild gedeeld in blauw en groen en hij brak 13 lansen. Item, toen kwam de gevangen ridder weer uit versierd met wit laken van damast en bezaaid met gulden tranen en de gevangen ridder brak ook 13 lansen. [fol. C.xlij.r] Item, de inkomst van mijn heer Anthonis van Halewijn was door de reus en de kleine geleid als de anderen om de vrouwen referentie te doen. En hij had zijn paard versierd met zwart fluweel geborduurd met gouden draden in de vorm van rozen met grote zilveren bellen. En het borduursel van zijn bedekking was van gulden laken karmozijn en met geborduurde Griekse Y Y. En hij had drie pages gekleed met borduursel. De eerste was versierd met bont gulden laken. De tweede van wit borduursel met grote doppen van zilver. De derde met fluweel karmozijn van zilver laken. En de heer Anthonis van Halewijn brak vijf lansen zeer kloek. Item, de gevangen ridder kwam uit en versierd met zilverlaken karmozijn en bezaaid met borduursel en brak drie lansen. Item, hertog Karel was gekleed met een lang overkleed van gouden borduursel, gevoerd met sabelbont en zijn pages en voetlopers hadden bonte fluwelen overkleed. Item, ճ avonds te banket waren gedekt alle tafels en daar waren opgericht 26 schotels geroosterd en 26 pasteien en elk bedekt met een paviljoenen met het wapen van de landen van de prins. En op elke pastei stond een man die boven een machine had om de pastei open te breken, de ene een spade, de andere een hamer, de derde een piek en over het geroosterd stonden tenten versierd met wapens van de landen en steden die toebehoorden onze natuurlijke keer en prins hertog Karel. En met zijn devies, te weten; ‘Ie lay emprij,’ en het woord van mevrouw Margriet, ’bien en avienge,’ Item, daar was ook in die zaal en toren tijd gestoffeerd naar de toren van Gorkom in Holland en in die toren was wonder te zien daarin waren gezeten die op de schalmeien speelden en op trompetten. En daar waren gemaakt ezels die zongen en daar waren everzwijnen die spleen op grote fluiten en daar waren beren die speelden op luiten en elk deed het zijne om beurten, dus was er een op die toren die tussen elke poos een genoeglijk gedichtje zei. En tenslotte kwam daar een scharminkel die danste de morris dans, (volksdans) waarom zeer gelachen werd en die scharminkel vond op de toren een marskramer slapend liggen. Ende scharminkel nam de spiegels, spellen en kammen en droeg ze naar de jonkvrouwen, wat een grappig ding om te zien was. |
Dit gheschiede Swoendaechs ten Steicspele, maer als doe en wasser gheen Bancket. ITem die incomste van mijn Here Ian die Sacho, hi was gheleedt bi den Ruese, ende by den Naen als voren, ende voor hem hadde hi drie personaedgen van mooren huyt Slauonyen, sittende in paenders vp een sommier verchiert met blaeuwenfluweele gheborduert met groten gouden letteren Ende die voorseyde sommier hadde een saufreyne van stale. Ende dye voorseyde mer Ian was gheleedt van eender verdoolder ioncvrauwe, die welcke sadt vp een tellende peerdt verchiert met gouden lakene cramosijn gheboordt met gouden draden, ende tpeerdt vanden voorseyde heere was verchiert met swarten fluweele gheboordt, ende ghecruyst met orfeuerye. Ende hi hadde.iiij.Rudders te peerde gheabilgiert ghelijc slauen, ende eenen te voet hebbende eenen baerdt van goude. Ende een taerdge inde handt, Ende commende voor dye vrauwen, presenteerde die voorseyde ioncvrauwe eenen brief, inhouden dye cause van harer dolijnghe. Ende die voorseyde heere vanHaelwijn brack twee glauyen, ende hi begheerde aenden gheuanghen Ruddere dat hy te vredene wilde sijn, dat hy vertrecken mochte, twelck hem gheconsenteirt was, vp den seluen tijdt. Item dye incomste van mijn heere van Lutcenburch was ooc ontfanghen, ende gheleet als voren, ende sijn peert was verchiert met schoon blaeu gulden laken, gheboort met seluer laken cramosijn, ende oock sijnen schilt, ende hadde met hem.vi.schone Rossen van schonen diueerschen parueren [fol. C.xlij.v] deerste van fluweele cramosijn geborduert van orfeuerye, vergult met groten distelen vp gheheuen, gheuoert met ermynen. Die tweeste was verchiert met blaeuwen fluweele met groten gouden letteren van sijnder deuijse ghefrijnget met gouden draden. Die derde was verchiert met swarten fluweele, met grote letteren van sijnder deuijse gheborduert, behanghen met grote selueren bellen. Die vierde was verchiert met peerschen sattijne gheborduert met groten distelen van orfeuerye, met schonen looueren van selfs, ende die borduere van swarten fluweele met gulden tranen, ende daer naer was een peerdt inde handt gheleedt verchiert met peersch gulden laken. Ende die knape die tvoorseyde peerdt leede, sijn peerdt was verchiert met persch laken van Damast swart en wit, besaeyt met gulden letteren vansijnder deuijse. Ende hi was gheacompaengiert met dese naeruolghende heeren. Mijn heere van Scales Mijn Heere van Houdeuijle sijn broedere Mijn heere van Fienes Mijn heere van Lutcenburch Mijn Heere van Renthy Mijn Heere de Markijs van Ferrare Mijn Heere van Rouchij Ende die voorseyde heer Iacob van Lutcenburch brack.vij.glauyen |
Dit geschiedde woensdag na het steekspel, maar toen was er geen banket. Item, de inkomst van mijn heer Ian de Sacho, hij was geleid bij de reus en bij de kleine zoals voren en voor hem had hij drie personages van Moren uit Slavonië die in een mand zaten op een pakpaard versierd met blauw fluweel en geborduurd met grote gouden letters. En dat pakpaard had een hals beugel van staal. En meneer Ian was geleid van een verdoolde jonkvrouw die op een tellend paard zat versierd met gouden laken karmozijn omboordt met gouden draden en het paard van die heer was versierd met zwart fluweel omboord en gekruist met borduursel. En hij had 4 ridders te paard uitgerust gelijk slaven en een te voet en hand een baard van goud. En een schil in de handt. En toen hij kwam voor de vrouwen presenteerde hij die jonkvrouw een brief, die bevatte de oorzaak van haar doling. En die heer van Halewijn brak 2 lansen en hij begeerde van de gevangen ridder dat hij tevreden wilde zijn dat hij vertrekken mocht, wat hem toegestemd werd op dezelfde tijd. Item, de inkomst van mijn heer van Luxemburg was ook ontvangen en geleid als tevoren en zijn paard was versierd met mooie blauw gulden laken, omboord met zilver laken karmozijn en ook zijn schild en had met hem 6 mooie rossen van diverse opmaak, [fol. C.xlij.v] de eerste van fluweel karmozijn geborduurd van borduursel, verguld met grote distels opgeheven en gevoerd met hermelijn. De tweede was versierd met blauw fluweel met grote gouden letters van zijn devies met gouden draden. De derde was versierd met zwart fluweel met grote letters van zijn devies geborduurd, behangen met grote zilveren bellen. De vierde was versierd met paars satijn geborduurd met groten distels van borduursel met loof van zichzelf en het borduursel wan zwart fluweel met gulden tranen en daarna werd een paard met de hand geleid versierd met paars gulden laken. En de knaap die dat paard leidde, zijn paard was versierd met paars laken van Damast, zwart en wit, bezaaid met gulden letters van zijn devies. En hij werd begeleid met deze navolgende heren. Mijn heer van Scales Mijn heer van Houdevijlen, zijn broeder Mijn heer van Fiennes Mijn heer van Luxemburg Mijn heer van Retie Mijn heer de markies van Ferrara Mijn heer van Rouchie En de heer Jacob van Luxemburg brak 7 lansen. |
Item de gheuanghen Ruddere was verchiert met blauwen Fluweele met groote scroon van seluere vp gheheuen, ende besaeyt met schrijnekins van seluere seere rijckelick om sien, ende hy brack.vi.glauyen.etc. Item dincomste van mijn Heere van Poytiers, was bi eender Vrauwe wit verdect, ende verchiert met perschen Fluwele, endeder Ioncvrauwe peerdt was verchiert met witten Sattijne, dye welcke presenteirde den Vrauwen ende Ioncvrauwen een ghescrijfte, waer of tinhouden hier naer vocht, seer hoghe endegheduchte excellente Princersse by hu sendt mi bi huwer groter edelheyt een seere edele ende gracelicke Vrauwe, ende heeft aen mi begheerdt dat ic bi nuv commen soude die Rudder omme tvermeersen van sijnder belofte, dye welcke ooc beloofde sijn dienaer te sine die ghetrauste van desen conincrijcke, si doet haer heeten die witte Vrauwe, sy heift onlancx kennesse ghehadt van desen sticke, twelcke es van edelder hantierijnge, ende vanden Pyroone vanden rijckelijcken gulden boome, dat es omme vruecht te vermeersene in vromicheden van wapenenden Ruddere die sijn glauye doet beuen, ic presentere my sijn dienareghe te sine met gheheelder minnen, omme hem te volghen in allen ootmoedeghen dienste. Ende tpeerdt van mijn heere Phelips van Poitiers, was verwapent met corter wapenijnghe van sattijn, cramosijn, ghefringet met goude, endebehanghen met groten coebellen van seluere, ende sijn eerste paedge was verchiert met swarten fluweele, met een cruce vanfluweel cramosijn. Die tweeste was verchiert met blaeu guldenlaken, ende dye paedgen waren ghecleedt met capkins van peersch sattijn. Ende die voorseyde heere brack.x.glauyen. Item die gheuanghen Rudder quam huyt verchiert met swarten fluweele, ende daer vp groote bladeren van orfeuerye, ende sijn paedgen ende voetloopers waren al nieu ghecleet met peerschen sattijne, ende hy brac ix.glauyen. Item dincomste van mijn heere Glaude van Vaudery, was oock ontfanghen als voren byden Naen ende Ruese, ende hy hadde bi hem.x.edele mannen, elc aen hebbende een mantelkin van sattijne, voren groene ende achtere peersch, ende een tamboerijn van den seluen, wiens peert was verchiert met peersch ende groen fluweel, gheborduert met slecken endehasen, ende met gouden draen besaeyt, met groten selueren bellen. Item die gheuanghen Rudder quam huyt verchiert met gouden laken cramosijn met eerder bordueren, duerhauwen van wit laken, ende hi brac drie glauyen. Item dye Hertoghe Kaerle hadde doe aen eenen langhen keerle van blaeuwen gouden lakene, gheuoert met sabels, ende sijn paedgen ende voetloopers hadden iorneyen tanneyt fluweel vul van goude. |
Item, de gevangen ridder was versierd met blauw fluweel met een grote kroon van zilver opgeheven en bezaaid met korreltjes zilver zeer rijk om te zien en hij brak 6 lansen, etc. Item, de inkomst van mijn heer van Poitiers was bij een vrouw bedekt en versierd met paars fluweel en het paard van de jonkvrouw was versierd met wit satijn en die presenteerde de vrouwen en jonkvrouwen een schrift waarvan de inhoud hierna volgt; ‘Zeer hoge en geduchte excellente prinses bij u zend me bij uw grote edelheid en zeer edele en gracieuze vrouw en heeft aan mij begeert dat ik nu komen zou bij de ridder om te vermeerderen zijn belofte die ook beloofde dienaar te zijn en de trouwste van dit koninkrijk en laat zich noemen de witte vrouw en heeft onlangs kennis gehad van dit stuk wat van edel hanteren is van de gedenkzuil van de rijke gulden boom, dat is om vreugde te vermeerderen in dapperheid van gewapende ridders die zijn lans laat beven, ik presenteer me zijn dienaar te zijn met gehele minnen om hem te volgen in alle ootmoedige dienst. En het paard van mijn heer Filips van Poitiers was gewapend met korte wapens van satijn, karmozijn met franjes van goud en behangen met grote koebellen van zilver en zijn eerste page was versierd met zwart fluweel en met een kruis van fluweel karmozijn. De tweede was versierd met blauw gulden laken en de pages waren gekleed met kapjes van paars satijn. En die heer brak 10 lansen. Item, de gevangen ridder kwam uit en versierd met zwart fluweel en daarop grote bladeren van borduursel en zijn pages en voetlopers waren alle nieuw gekleed met paars satijn en hij brak 9 lansen. Item, de inkomst van mijn heer Glaude van Vaudrey was ook ontvangen als voor door de kleine en de reus en hij had bij hem 10 edele mannen die elk een manteltje van satijn aan hadden van voren groen en achter paars en een tamboerijn van hetzelfde wiens paard was versierd met paars en groen fluweel, geborduurd met slakken en hazen en met gouden draden bezaaid en met grote zilveren bellen. Item, de gevangen ridder kwam uit versierd met goudlaken karmozijn met eer borduren doorstoken van wit laken en hij brak drie lansen. Item, hertog Karel had toen aan een lang overkleed van blauw goudlaken gevoerd met sabelbont en zijn pages en voetlopers hadden wapenrokken bruingeel fluweel vol van goud. |
Dyt gheschiede sdonderdaechs ten steicspese, ende tsauens ten banckette. [fol. C.xliij.r] ITem dincomste van den Graue van Zwolmen, Hy was ontfanghen als vooren, ende hadde bi hem vijf schoon Rudders die welcke alte samen ghecleedt waren met Iorneyen van laken van Damast, peersch, ende swardt. Ende sijn peerdt was verchiert van costelicken gulden lakene peersch, ende sinen schilt was verchiert met peerschen fluwele, met twee schoone letteren van sijnder deuijse, Ende hy hadde vp sinen helm, een vrauwen hooftcleedt seer lanc, ende hi hadde een paedge verchiert van purpere, behanghen met grooten selueren bellen, ende brack.vij.glauyen. Item die gheuanghen Ruddere was verchiert met sattijn, cramosijn, behanghen met gorgerijnen van seluere, ende hy brack als doe vijf glauyen. Item dincomste van mijn Here Boudewijn, dye hadde voor hem eeneghe van sinen dienaers, vercleedt met lakene, ende met fluweele, ende sijn peerdt was ouerdect van ghelijcken fluwele, ende daer vp behanghen met selueren bellen, Ende dye mannen waren ghecleedt met blaeuwen fluweele, ghebordt van vooren met houpen, vp tfaetsoen van plumaedgen, Ende achtere, met twee W ghecoppelt te gadere, houdende met stocken onder ende bouen, deene van goude, ende dandere vanseluere ende was verchiert met blaeuwen fluweele met groten plumaedgen, ende vp sijn hooft hadde hy eene groote balsane ghefringet met witte, ende hy hadde drye paedgen, Deerste was verchiert met blaeuwen fluweele gheborduert met grooten gouden letteren van sijnder deuijse. Dye tweeste paedge was ghecleedt met gulden laken cramosijn, gheboordt met blaeuwen fluweele, Dye derde paedge was ghecleedt met peerschen fluweele besaeyt met bellen van seluere, ende hi brack drie lancyen seere clouckelic met blijder herten. Item dincomste van mijn here van Renthy, hi was ontfanghen als dandere, ende hi was gheacompaengiert van vijf Rudders ghelijck met mantelkins van witten sattijne. Ende sijn peerdt was verchiert met swarten fluweele, binnen gheuoerdt met witten sattijne, ende het fluweel duer hauwen met groten letteren, vp tfatsoen van griecxse Y, ende synen schilt vanden seluen, ende vp sijn hooft hadde hi een rijckelicke plumaedge Ende deerste van sinen vijf Rudders was verchiert met blaeuwen, gheborduert met diuersche letteren van sijnder deuijse, ende hadde borduere van groen gouden laken, Dander waren verchiert met gulden laken cramosijn. Ende hi brack vijf glauyen, ende een groot bardoen. Den gheuanghen man quam doe verchiert met ghelewen sattijne, ende dat besaeyt met hoofden van lupaerden vanseluere, hebbende een tonge inde mule van selfs.endebrac.v.glauien Item vp dien seluen dach was Hertoghe Kaerle ghecleedt met eenen corten keerle van gouden orfeuerye, ende sijn paedgen ende voetloopers keerels van tanneyt fluweel. Item vp den seluen dach sauents waren gherecht int bancket.xviij.schuetelen spijse, costelic ghestoffeirt, met paeuwen verpluymt ende verwapent, ende swanen ooc verwapent metten wapenen van sinen voorseyde landen endesteden, ende elcke schuetel spijse hadde eenen thorre, met eenen hert daer bouen staende, daer inne dat waren Araenie appelen, ende Garnaet appelen, seer schoone om sien. Item daer waren oock ten voorseyde banckette Kemels ende Olyfanten, gheladen met tregie, ende andere diueersche speceryen, daer sy ouer tafele mildelick of ghedient waren. Ende dese beesten waren verwapent metten wapenen vanden landen vanden Prinche in diueersche manieren. In dit voorseyde bancket waren ghetoocht viere pointen vander vromicheden van Hercules. Teerste hoe hi vacht yeghenden viant, ende verloste sijn vrienden huyter helle Tweeste hoe hi street yeghens vele heren ende vrauwen. Tderde hoe dat hi verwan een groot serpent, ende slouch hem thooft of, ende wan sijn.vij.ionghen. Tvierde hoe hi verwan ende dootslouch.vi.grote dieren, ende hoe die vander stede hem vp gauen, ende crooneirden hem. Ende daer naer soe wasser een sot dye mede commen was huyt Inghelandt, [fol. C.xliij.v] dieնele lichticheden dede, ende vele goede troenien bedreef, daer ouer tafele, daer heren ende Vrauwen in verblijden. |
Dit geschiedde donderdag te steekspel en ‘s avonds te banket. [fol. C.xliij.r] Item, de inkomst van de graaf van Zwolmen, hij was ontvangen als voren en had bij hem vijf mooie ridders die alle tezamen gekleed wapen met wapenrokken van laken van damast, paars en zwart. En zijn paard was versierd van kostbaar gulden laken aan en zijn schild was versierd met paars fluweel met 2 mooie letters van zijn devies. En hij had op zijn helm een vrouwen hoofdkleed zeer lang en hij had een page versierd met purper en behangen met grote zilveren bellen en brak 7 lansen. Item, de gevangen ridder was versierd met satijn karmozijn en behangen met verdedigende wapens van zilver en hij brak toen 5 lansen. Item, de inkomst van mijn heer Boudewijn, die had voor hem enige van zijn dienaars gekleed met laken en met fluweel en zijn paard was bedekt van gelijk fluweel en daarop behangen met zilveren bellen. En de mannen waren gekleed met blauw fluweel, omboord van voren met hompen in de vorm van pluimen. En achter met twee Wՠs tezamen gekoppeld en hielde stokken onder en boven, de ene van goud en de andere van zilver en was versierd met blauw fluweel met grote pluimen en op zijn hoofd had hij een grote windwijzer met franjes van wit en hij had drie pages. De eerst was versierd met blauw fluweel geborduurd met grote gouden letters van zijn devies. De tweede pages was gekleed met gulden laken karmozijn omboord met blauw fluweel. De derde page was gekleed met paars fluweel bezaaid met zilveren bellen en hij brak drie lansen met blijde hart. Item, de inkomst van mijn heer van Retie, hij was ontvangen als de anderen en hij werd begeleid van vijf ridders met gelijke manteltjes van wit satijn. En zijn paard was versierd met zwart fluweel en van binnen gevoerd met wit satijn en het fluweel doorhouwen met grote letters in de vorm van een Griekse Y, en zijn schild van hetzelfde en op zijn hoofd had hij rijke pluimen. En de eerste van zijn vijf ridders was versierd met blauw geborduurd met diverse letters van zijn devies en har borduursel van groen gouden laken. De anderen waren versierd met gulden laken karmozijn. En hij brak vijf lansen en een grote bardoen.(strijdbijl?) De gevangen man kwam toen versierd met geel satijn en dat bezaait met hoofden van luipaarden van zilver en hadden een tong in de muil en brak 5 lansen. Item, op diezelfde dag was hertog Karel gekleed met een kort overkleed van gouden borduursel en zijn pages en voetlopers overkleed van geelbruin fluweel. Item, op dezelfde dag ճ avonds waren opgericht in het banket 28 schotels met spijs kostbaar gestoffeerd en pauwen gepluimd en gewapend en zwanen ook gewapend metten wapens van zijn landen en steden en elke schotel spijs had een toren met een hert die daarboven stond waarin oranjeappels en granaatappels waren, zeer mooi om te zien. Item, daar waren ook te banket kamelen en olifanten beladen met suikerwerk en andere diverse specerijen waar ze aan tafel mild van bediend werden. Een deze beesten waren bewapend met het wapen van de landen van de prins in diverse manieren. In dit banket werden getoond vier punten van de dapperheid van Hercules. Ten eerste hoe hij vocht tegen de vijand en verloste zijn vrienden uit de hel. Ten tweede hoe hij streed tegen vele heren en vrouwen. Ten derde hoe dat hij overwon een groot serpent en sloeg die het hoofd af en won zijn 7 jongen. Ten vierde hoe hij overwon en dood sloeg 6 grote dieren en hoe die van de stad zich overgaven en hem kroonden. En daarna zo was er een zot die meegekomen was uit Engeland, [fol. C.xliij.v] die vele lichtheid deed en vele tronies bedreef daar aan tafel waar heren en vrouwen in verblijden. |
Dit gheschiede svrydaechs ten steicspeele maer daer en was gheen bancket, ITem die incomste van mijn here Anthonis de Riuieres, here vanSchales, broedere vander Coninghinne van Inghelandt, hy was verchiert met gulden cramosijn, peersch ende sijn eerste paedge was verchiert met swarten fluweele, voor die borst ghestrijpt met selueren bellen, vp tfatsoen van Akeleyen Die tweeste paedge was verchiert, met gulden laken Carmosijn, gheboordt met swarten Fluweele, ende dye voorseyde boorden warengheborduert. Dye derde was verchiert met fluwele, coluer van asschen, verdeckt met gulden laken, duerhauwen vp tfatsoen van borduere, ende met gulden letteren, ende bouen dien met selueren bellen. Dye vierde met purpere, met eender borduere getandeirt met selueren laken, ende beneden met swarten fluweele ghefrijnget, ende met doppen van fijnen goude, ende vp tvoorseyde purpere was een borduere van Akeleyen, die vijfste van selueren laken, fluweel, cramosijn ghetandeirt, met goude, ende met groote selueren bellen. Die seste met blaeuwen fluweele ghedeelt met ermynen, behanghen met seluerenbellen, in fatsoene van peeren, ende gheborduert met Akelleyen. Ende alle dese ses paedgen hadden aende mantelkins vangroenen sattijne ghefigureirt. Ende dese voorseyde here brac twaelf lancien. Item om dat die voorseyde gheuanghen ruddere hadde ghequetst gheweist aen sijn hant so quam in sine stede mijn heere van Rauesteyn, verchiert met eenen decksele vanorfauerye van goude ende van seluere, inder mannieren van fluweel, cramosijn, ende hy brack xvij.glauyen. Item dincomste van mijn heere van Lutcenburch heere vanRouchy, hi quam huyt eenen Rijckelicken casteele, sijn peerdt verchiert met witten sattijne gheboordt met gouden draen, met diuersche letteren van sijnder deuijse. Ende hi sandt bi eenenNaen een ghescrifte inhoudende die cause, ende waer omme dat hy was binnen den casteele, waer of dat tinhouden hier naer volcht. Excellente hooghe ende edele Princersse Vrauwen ende Ioncvrauwen.die Rudder gheuanghen van sijnder vrauwe, ghebiedt hu lieden ootmoedeghe reuerencie, sijn stick es al sulck dat dangier houdt, die slotele vander vanghenesse, ende heift hem gheleydt inden handen van cleender hope sijn dienare. Ende ne sal nemmermeer huyt ghetrocken worden, noch ontsleghen, het en si bider duecht ende compassye van hu, omme twelcke die gheuanghen Ruddere voorseyde supplieert aen hu lieden seere excellente hooghe ende moghende princersse Vrauwen ende ioncfrauwen, dat hu ghelieue by huwer gracie te doen versamen huwe edele ende duechdelicke vrauwelijcke college, want onder andere men soude daer moghen vijnden den voys vanden ghenen in welcken dat dangier, soude moghen of willen doen eenich ontsegghen van my naer ontlastijnghe, te dien hende datmen beuel gaue tot eender hope, dat hi mijn bede ontsluyte, ende my ontslaen vandesen druckelicken torre ende vanghenesse, want andersins ten ware dat ic ontsleghen ware, ick en mochte niet commen tot den edelen sticke als voren noch vulcommen ter auentuere vandengulden boome, twelc ic begheere met alle mijnder herte, ende te blijuene een onderdanich dyenare van hu, ende van allen edelen vrauwen. Ende die tweeste verchiertheyt was van swarten fluweele geboort met fluweel cramosijn behanghen met peerkins van seluere. Dye derde was van sattijn cramosijn, met groote looueren van goude, ende moppen van ghelijcken, die bloemen van seluere ghefrijnget met sabels. Die vierde verchiertheyt was ghemaect al van borduere, met eender vuerst, ende met veynsteren als een huys, daer ioncfrauwen in laghen, ende was die voorseyde verchiertheyt gheuoert met sabels, endedaer vp besaeyt met kauen van seluere. Ende noch stonden daer vp ghemaect potten van borduere, met bloemen ende met vyolieren root ende wit. Ende tusschen elcke twee potten stonden groote letreren van sijnder deuijse, gheuest vp die selue couuertuere. Die seste al van borduere groote looueren van gouden draden ghe- [fol. C.xliiij.r] maect met een A ende een C Ende voort besaeyt met ermynen ende selueren tranen. Ende dese letteren van sijnder deuijse waren alle Griecxsche letteren. Dye.vij.ste was verchiert met gulden laken cramosijn gheuoert met sabels, ende alle sine paedgen waren ghecleedt met mantelkins vander ghelijcke, vander verchiertheyt ende couuertuere vanden peerde daer hi vp sadt, Ende dese voorseyde here brack acht glauyen. In dabsencie vanden gheuangen Ruddere die als doe noch niet genesen en was, was in sine stede Chaerle de Vysau, die welcke was verchiert met witten sattijne besaeyt ende gheboordt met gulden boomen. Ende hi brack drie lanchen. |
Dit geschiedde vrijdag te steekspel, maar daar was geen banket. Item, de inkomst van mijn heer Anthonis de Riviers, heer van Scales, broeder van de koningin van Engeland, hij was versierd met gulden karmozijn, paard en zijn eerste page was versierd met zwart fluweel en voor die borst gestreept met zilveren bellen in de vorm van een akelei. De tweede pages was versierd met gulden laken karmozijn en omboord met zwart fluweel en die boorden waren geborduurd. De derde was versierd met fluweel in de kleur van as en bedekt met gulden laken doorhouwen in de vorm van borduren en met gulden letters erboven zilveren bellen. De vierde met purper met een geborduurde rand met zilveren laken en beneden met zwart fluweel franjes en met doppen van fijnen goud en op het purper was een borduursel van akeleien, de vijfde van zilver laken, fluweel, karmozijn gerand met goud en met grote zilveren bellen. De zesde met blauw fluweel gedeeld met hermelijn, behangen met zilveren bellen in de vorm van peren en geborduurd met akeleien. En al deze zes pages hadden manteltjes aan van groen satijn gefigureerd. En deze heer brak 12 lansen. Item, omdat de gevangen ridder gekwetst was geweest aan zijn hand zo kwam in zijn plaats mijn heer van Ravestein versierd met een deksel van edelsmeedkunst van goud en van zilver in de vorm van fluweel, karmozijn en hij brak 17 lansen. Item, de inkomst van mijn heer van Luxemburg, heer van Rouchie, hij kwam uit een rijk kasteel en zijn paard versierd met wit satijn omboord met gouden draden met diverse letters van zijn devies. En hij zond bij een kleine een geschrift die de oorzaak bevatten en waarom dat hij binnen het kasteel was waarvan de inhoud hierna volgt. Excellente hoge en edele prinses en vrouwen en jonkvrouwen, de ridder gevangen van zijn vrouw gebied u ootmoedige referentie, zijn stuk is alzo dat het gevaar bevat, de sleutel van de gevangenis heeft hij gelegd in de handen van een kleine hoop, zijn dienaar. En nee zal nimmermeer er uit getrokken worden nog ontslagen, tenzij bij de deugd en medelijden van u, waarom de gevangen ridder verzoekt aan u zeer excellente hoge en vermogende prinses, vrouwen en jonkvrouwen dat u gelieft bij uw gratie te laten verzamelen uw edele en deugdelijke vrouwelijke collega ‘s, want onder andere zou men daar mogen vinden het geluid van diegenen die in dat gevaar zouden mogen of willen doen enig ontzeggen van mij naar ontlasting te dat eind dat men bevel gaf tot een hoop dat gij mijn bede opent en mij ontslaat van deze bedroefde toren en gevangenis, want anderszins tenzij dat ik wordt ontslagen mag ik niet komen tot het edele stuk nog te voldoen ter avonturen van de gulden boom, wat ik begeer met al mijn hart en te blijven onderdanige dienaar van u en van alle edele vrouwen. En de tweede versiering was van zwart fluweel omboord met fluweel karmozijn en behangen met peertjes van zilver. De derde was van satijn karmozijn met grote bladeren van goud en moppen van gelijke, di bloemen van zilver met franjes van sabelbont. Di vierde versiering geheel van borduren met een vorst en met vensters als een huis waar jonkvrouwen in lagen en was gevoerd met sabelbont en daarop bezaaid met met kauwen van zilver. En nog stonden daarop gemaakt potten van borduren met bloemen en met violieren rood en wit. En tussen elke twee potten stonden grote letters van zijn devies gevestigd op dezelfde bedekking. De zesde van borduren grote bladeren van gouden draden gemaakt [fol. C.xliiij.r] met een A en een C. En voort bezaaid met hermelijn en zilveren tranen. En deze letters van zijn devies waren allen Griekse letters. De 7de was versierd met gulden laken karmozijn gevoerd met sabelbont en al zijn pages waren gekleed met manteltjes van dergelijke van de versiering en bedekking van het paard daar hij op zat. En deze heer brak 8 lansen. In de afwezigheid van de gevangen ridder die toen nog niet genezen was kwam in zijn plaats Chaerle de Vysau, die was versierd met wit satijn bezaaid en omboord met gulden bomen. En hij brak drie lansen. |
Dit gheschiede Tsaterdaechs ten Steickspele, maer daer en was doe gheen bancket. ITem dincomste van mijn here van Lingy, ende mijn here Iaques van Archijs waren te gader byden consente vanden Iugen inder manieren hier naer volghende, Te wetene dat mijn here vanLingij quam eerst ende vulde den voren, ende waren ghecleedt te gadere met peerschen fluweele, behanghen met grotenselueren bellen, ende met groten gouden letteren van huerlieder deuijse, ende die schilden van ghelicken, ende hadden in huer gheselschip.vi.rudders ende ioncheeren al ghecleet met iorneyen van peerschen fluweele, ende swardt met twee letteren gheborduert van huer lieder deuijse van goude, endebrac die voorseyde here van Lingij viere glauyen. Item mijn here Phelips van poytiers, quam binnen der Reke, inde absencie vanden gheuanghen Ruddere, Ende sijn peert was verchiert met orfeuerye wit, ende hi brac.ix.glauyen. Ende yeghens mijn heere Iaques van Archijs, die ooc also in quam verchiert als voren die brac oock.xij.glauyen. Endeyeghens hem quam in dabsencie vanden gheuanghen Rudderdie voorseyde heere van poytiers, verchiert met sattijne vanappelbloeseme, ende daer vp gheborduert met gulden boomen, Ende brac.xiij.glauyen met groter vromicheyt. Item die incomste van mijn here van Crieuecuer, hy was verselscheipt met.ij.heeren vander Oordene, ende met noch.ij.edel mannen sijn peerdt was verdect met roodt gulden laken, ende die mannen van sinen state hadden alle iorneyenvanden seluen, hi hadde drie paedgen, deerste was verchiert als sijn meestere, die.ij.met groen gouden lakene, die.iij.met blaeu gulden laken. Ende die paedgen die waren ghecleedt met witten sattijne, besaeyt met gulden tranen, Ende hadden vp haer lieder habijten ontrent den hals gheborduert van goude ende vanseluere, inder manieren oft geweist hadden Gorgerijnen, Endehi was ghedient van.xij.artchiers vander bewaernesse vanden hertoge Kaerle, ende hadde iorneyen van sattijne wit endegroen, ende hi brac.ix.glauien. Item in dabsencie vanden gheuanghen ruddere, die voorseydede here van poytiers was verchiert met blaeuwen fluweele, behanghen met grote peeren van selueren, ende som vergult Ende vp den rugghe van sinen peerde, was eenen groten appelle van seluere, in tschijn van eender belle, ende brac.vi.lanchen. Item die incomste van mijn here Ian van Riuieres heere van Doudeuyle, broedere vander coninghinne van Inghelandt, hy hadde met hem thien Rudders, ende andere Edele mannenghecleedt met fijn ghefigureirt sattijn cramosijn, sijn peerdt was verdeckt met witten gulden laken cramosijn, die tweeste met swart gulden laken, Ende een edel man die tderde peert voorseyde in die handt leedede was ghecleet met eenen swarten habijte van fluweel, sijn peert was verdeckt met peersch fluweel, behanghen met grooten bellen van seluere, ende som vergoudt int fatsoene van peeren, ende brac.v.glauyen. Item dye incomste van mijn here van Steruant, hy hadde.v.dienaers, ghecleet met iorneyen van peerschen sattijne, sijn cleedinghe was van gouden laken cramosijn, met grote bellen van seluere, den schilt als tandere, ende brack.v.glauien. Mijn here van Poythiers quam weder in dabsencie vandengheuangen Ruddere, sijn couuertuere was van orfeuerye, endehi brac [fol. C.xliiij.v] drie lanchen. Ende naer den eersten loop van mijn heere van Steruant, dedemen of sine vpperste verchiertheyt, ende hy hadde daeronder een ander ghetughe vp tselue peert van gulden laken cramosijn, behanghen met groote selueren bellen. Die hertoghe Kaerle hadde doe aen eenen keerle van Roseyt fluweel, sijn paedgen ende voetloopers waren als sdonderdaechs. |
Dit geschiedde zaterdag te steekspel, maar toen was er geen banket. Item, de inkomst van mijn heer van Lingy, en mijn heer Jaques van Archijs waren tezamen met toestemming van de rechter in de manier zoals hierna volgt. Te weten dat mijn heer van Lingy kwam eerst en vulde de voren en waren tezamen gekleed met paars fluweel, behangen met grote zilveren bellen en met groen gouden letters van hun devies en de schilden dergelijke en hadden in hun gezelschap 6 ridders en jonkheren allen gekleed met wapenrokken van paars fluweel en zwart met twee letters geborduurd van hun devies van goud en brak die heer van Lingy vier lansen. Item, mijn heer Filips van Poitiers kwam binnen de Reke in de absentie van de gevangen ridder. En zijn paard was versierd met borduursel wit en hij brak 9 lansen. En tegen mijn heer Jaques van Archijs die ook alzo inkwam die brak ook 12 lansen. En tegen hem kwam in de afwezigheid van de gevangen ridder de heer van Poitiers, versierd met satijn van appelbloesem en daarop geborduurd met gulden bomen, En brak 13 lansen met grote dapperheid. Item, de inkomst van mijn heer van Creveceur, hij was vergezelschapt met 2 heren van de orde en met nog 2 edele mannen. Zijn paard was bedekt met rood gulden laken en de mannen van zijn staat hadden alle wapenrokken van hetzelfde en hij had 3 pages, de eerste was versierd als zijn meester, de 2de met groen gouden laken, de 3de met blauw gulden laken. En de pages die waren gekleed met wit satijn bezaaid met gulden tranen. En hadden op hun habijten omtrent de hals geborduurd van goud en van zilver in de manier alsof het verdedigende wapens waren. En hij was bediend van 12 boogschutters van de bescherming van de hertog Karel en hadden wapenrokken van satijn en groen en hij brak 9 lansen. Item, in de afwezigheid van de gevangen ridder was de heer van Poitiers versierd met blauw fluweel, behangen met grote peren van zilver en sommigen verguld. En op de rug van zijn paard was een grote appel van zilver in de vorm van een bel en brak 6 lansen. Item, die inkomst van mijn heer Ian van Riviers, heer van Doudevyle (?), broeder van de koningin van Engeland, had met hem 10 ridders en andere edele mannen gekleed met fijn gefigureerd satijn karmozijn, zijn paard was bedekt met wit gulden laken karmozijn, de tweede met zwart gulden laken. En een ede man die het derde paard met de hand leidde was gekleed met een zwart habijt van fluweel, zijn paard was bedekt met paars fluweel, behangen met grote bellen van zilver en soms verguld in de vorm van peren en brak 5 lansen. Item, de inkomst van de heer van Stervant, hij had 5 dienaars gekleed met wapenrokken van paars satijn, zijn kleding was van goudlaken karmozijn met grote bellen van zilver en het schild als de anderen en brak 5 lansen. Mijn heer van Poitiers kwam weer in de afwezigheid van de gevangen ridder en zijn bedekking was van borduursel en hij brak [fol. C.xliiij.v] drie lansen. En na den eerste loop van mijn heer van Stervant deed men af zijn opperste versiering en hij had daaronder ander getuig op hetzelfde paard van gulden laken karmozijn behangen met grote zilveren bellen. De hertog Karel had toen aan een overkleed van licht rood fluweel, zijn pages en voetlopers waren als donderdag. |
Dit ghesciede tsondaechs.x.Wedemaent ten steicspele ende ten banckette. Item die incomste van mijn heere Pieter van Borbon, sijn peert was verchiert met fluweel cramosijn, geboort met swarten gulden laken, ende sijnen schilt van ghelijcken met schoonen sinte Andries cruycen die voorseyde boorden, endehadden.iij.paedgen. Deerste was verchiert met swart gulden laken, dander met blauwen fluweele ende met een Sampherijn, gheboort met goude, ende een plumaedge van ghelijcken. Endetpeert behanghen met grooten cauwoerden van seluere, ende oock cakebeenen van seluere. Die derde paedge met peersch gulden laken, ende die paedgen waren ghecleet met wambuysen van swarten fluweele, ende mantelkins van blaeu sattijn ghefigureirt. Ende hadde met hem.iiij.Rudders of ioncheeren met mantelkins van peersschen sattijne, ende vp elc kakebeen geborduert met sijnen goutdrade, ende hi brack drie glauyen. Mijn here van Poytiers stedehouder van mijn here die bastaert, als voren was verchiert met gulden lakene, blaeu met een sint Andries cruyce van fluweel cramosijn ende gheboort metten seluen, ende hi brac.vij.glauyen. Item die incomste van mijn here van couchy, hi ende sijn paedge waren verchiert met gulden laken cramosijn, hebbende aen eenen keerle van swarten camelotte, ende met hem waren noch.iiij.Rudders ende ioncheeren hebbende iorneyen vanswarten fluweele, ende hy liep maer.viij.loopen, endebrac.v.lanchen, ende hi quetste mijn here Phelips van poytiers in sijn schoudere, also dat hi tfaeyt niet vulcommen en mochte. Ende daer omme was gheordonneirt dat de Markijs van ferrare die al bereet stont omme in te commene ter lijste, omme te gherieuene den voorseyde here van Couchy, den tijt ende loop naer costume van orloghe. Ende dit ghedaen sijnde, so soude dye voorseyde here van Couchy hem gheuoughen aen dander sijde. Ende corts daer naer sijn peert begonste te vliedene, so dat hy nyet meer en liep. Item die voorseyde here Markijs de Ferrare hadde.xij.peerdenvan parruere, waer of die vi.waren verchiert met orfeuerye, ende dandere sesse met ghetughen, ende sijn peert was verchiert wet witte orfeuerye vergult, gheminghelt met letteren van sijnder deuyse. Ende sijn eerste peert was verchiert met groenen fluweele met groten blommen van seluere. Die.ij.ste met peerschen fluweele, behangen met groten ringhen vanseluere, als ringhen van dueren. Die derde met swarten fluweele met groten selueren appelen behanghen. Dye vierde met ghelu laken van Damast met sparcken van orfeuerye, ende ooc raeyenvan sonnen alle van seluere. Die vijfste met swarten fluweele behanghen met viereghen vlammen van seluere, ende alle dandere hadden ghetuyghen geborduert vergult. Endedie.xi.peerden waren gestoffeirt met paedgen met keerlkins vanswarten fluweele beleyt met orfeuerye wit, ende hadden alle peersche capproenen, gheuoert, ende met fluweele beleyt. Item die hertoge kaerle was doe ghecleet met eenen corten peersschen fluweelen keerle, onder den rieme behangen met costelicken peerlen, ende menichte van grooten ballaysen, dyamanten, ende andere costelicke steenen, ende sadt vp een swart peert, met een ghetughe van swarten fluweele, geborduert met menichte van peerlen, die groot waren, ende vele andere costelicke steenen. Ende het voorseyde peert hadde een sauphrein, daer in dat stonden.ix.grote ballaiz, ende meer dan.C.huytnemende costelicke peerlen, twelcke ghepresen was weert sijnde, bet dan.ij.m gouden cronen dat hi doe aen hadde. Ende sijn paedgen ende voetlopers waren ghecleet met blaeuwen fluweelen heucken, daer vp gheborduert diueersche gulden tranen ende spaercken. Item sauents ten banckette warender ghedient.xxx.schuetelenvan costelicker spijse. Ende binnen den voorseyde banckette waren ghetoocht.iiij.pointen van hercules. Daer teerst [fol. C.xlv.r] of was hoe dat hi lach en sliep, ende hoe een man hem nam sijn beeste die bi hem was Tweeste was hoe hi vp den berch was, ende haer schoot huyt een vlamme. Terde hoe huyt eenen busch quamen wilde mannen, met stocken ende met boghen die hi al verwan ende verslouch, ende het tresoor was rijckelijc ghestoffeirt als vooren. |
Dit geschiedde de zondag, de 10de van juni ten steekspel en te banket. Item, de inkomst van mijn heer Pieter van Bourbon, zijn paard was versierd met fluweel karmozijn omboord met zwart gulden laken en zijn schild dergelijk met mooie Sint-Andries kruisen die boorden en had 3 pages. De eerste was versierd met zwart gulden laken, de ander met blauw fluweel en met een saffier, omboord met goud, en een pluimage van gelijke. En het paard behangen met grote kauwoerden van zilver en ook kaakbeen van zilver. De derde page met paars gulden laken en de pages waren gekleed met wambuizen van zwart fluweel en manteltjes van blauw satijn gefigureerd. En had met hem 4 ridders of jonkheren met manteltjes van paars satijn en op elk kakebeen geborduurd met fijn gouddraad en hij brak drie lansen. Mijn heer van Poitiers, stadhouder van mijn heer de bastaard, was versierd met gulden laken, blauw met een Sint-Andries kruis van fluweel karmozijn omboord met hetzelfde en hij brak 7 lansen. Item, de inkomst van mijn heer van Coucy, hij en zijn page waren versierd met gulden laken karmozijn en hadden aan een overkleed van zwartkamelot en met hem waren nog 4 ridders en jonkheren en hadden aan wapenrokken van zwart fluweel en hij liep maar 8 lopen en brak 5 lansen en hij kwetste mijn heer Filips van Poitiers in zijn schouder alzo dat hij het feit niet voldoen mocht. En daarom was geordonneerd dat de markies van Ferrara die al gereed stond om te komen ter perk om te gerieven de heer van Coucy de tijd en loop nar gewoonte van oorlog. En toen dit gedaan was zo zou de heer van Coucy zich vergenoegen aan de andere zijde. En kort daarna zo begon zijn paard te vlieden zodat hij niet meer liep. Item, de heer markies de Ferrara had 12 paarden van versiersel waarvan 6 versierd waren met borduursel en de andere ze met tuigen en zij paard was versierd met wit borduursel verguld en gemengd met letters van zijn devies. En zijn eerste paard was versierd met groen fluweel met grote bloemen van zilver. De 2de met paars fluweel en behangen met grote ringen van zilver als ringen van deuren. De derde met zwart fluweel met groten zilveren appels behangen. De vierde met geel laken van damast met vonken van borduursel en ook zonnestralen en alles van zilver. De vijfde met zwart fluweel behangen met vurige vlammen van zilver en alle anderen hadden tuigen geborduurd verguld. En die 11 paarden waren gestoffeerd met pages met overkleedjes van zwart fluweel belegd met borduursel wit en hadden allen paarse hoofddeksels, gevoerd en met fluweel belegd. Item, hertog Karel was toen gekleed met een kort paars fluwelen overkleed, onder de riem behangen met kostbare parels en een menigte van grote robijnen, diamanten en andere kostbare stenen en zat op een zwart paard met een tuig van zwart fluweel, geborduurd met menigte van parels die groot waren en vele andere kostbare stenen. En het paard had een saffier waarin stonden 9 grote robijnen en meer dan 100 uitnemend kostbare parels, wat geprezen waard te zijn meer dan 2000 gouden kronen dat hij toen aan had. En zijn pages en voetlopers waren gekleed met blauwe fluwelen kapmantels waarop geborduurd diverse gulden tranen en vonken. Item, ‘s avonds te banket waren er gediend 30 schotels van kostbare spijs. En binnen het banket werden 4 punten van Hercules getoond. Waar de eerste van [fol. C.xlv.r] was hoe dat hij lag en sliep en hoe een man hem nam zijn beesten die bij hem was. Ten tweede hoe hij op de berg was en daar een vlam uitschoot. Ten derde hoe uit een bos kwamen wilde mannen met stokken en met bogen die hij allen overwon en versloeg en het buffet was rijk gestoffeerd als voren. |
Dyt gheschiede Smaendaechs, ten steicspele, ende sauens ten banckette. ITem mijn Heere die Bastaert Ruddere vanden gulden boome, ter cause dat hi daer te voren ghequetst hadde gheweist, aen sijn been metten voete van eenen peerde, hy dede hem brijnghen in eenen rijckelicken osbare, verdeckt met eenen costelicken lakene van cramosijn. Ende die peerden die den osbaer droughen hadden die sadelen verdect met ghelicken lakene, daer dye voorseyde mede ghedect was, ende die ghetughenvanden peerde waren vercleedt van cramosijn, met grotenselueren doppen vergoudt. Ende hi hadde een gulden laken cramosijn habijt aen gheboort met orfeuerye, Niet yegenstaende dat die voorseyde Rudder vanden gulden boome, hadde gestelt in sine stede te sine mijn Heere van Rauestein, broeder vanden Hertoghe van Cleuen, omme te bewarene in sine stede, ter cause van sijnder questien yeghens den seer hooghe ende moghende Prinche den Hertoghe van Bourgoengien. Item naer die incomste van mijn here die Bastaert voorseyde, so heift ontfangen geweist den schilt vanden hertoghe Kaerle van Bourgoengien. Ende ghedreghen sijn toysoen van twee Rudders vander oordene vanden gulden vlyese, te weten mijn Heere van Couchy ende mijn Heere vanden gruuthuyse, aldus mijn heere die hertoghe gecommen sijnde sijn peerdt was verdect met gouden lakene gheboordt met fluweel cramosijn in voorme van vierslaghen ende viersteenen. Tweeste peerdt was verchiert met swart fluweele van orfeuerye. Het derde met graeuwen fluweele ende behanghen met grote looueren vangoude. Die vierde met swarten fluweele. Die vijfste met guldenlaken cramosijn. Die seste met peersch gulden laken. Die seuenste al met orfeuerye. Dachste met gulden laken cramosijn verdect van orfeuerye van goude, met vierysers ende steenenhuytwerpende viereghe sparcken. Het neghenste peerdt was behanghen met orfeuerye totter eerde, ende dat was gheleedt inde hant. Ende mijn here voorseyde was gheaccompaengiert met groote menichte van Rudders ende ioncheren. Ende die paedgen van mijnen heere voorseyde waren ghecleedt met mantelkins van orfeuerye van goude. Ende hadden mutsen vanblaeuwen fluweele, met witten struysvederen, ende sghelijcx hadde tpeerdt datmen inde handt leede, ende mijn heere die Hertoghe brac.xi.glauyen. Item mijn heere van Rauesteyn huyter name van mijn here die bastaert was verchiert met costelic groen gouden laken endegheboort met Ermijnen, ende hi brack drye warf drie glauien, ende hier mede soe eynde het voorseyde steicspel vanden gulden boome daer of dat den danc hadde bouen al mijn heere van Argue, twelck was een bayaert peert dat hi wan, verchiert met swarten fluweele vul orfeuerye van selueren, endegheladen met.ij.paenders, daer inne dat tharnasch verdect was met root fluweel. Item ontrent drye hueren daer naer, dwelc was ontrent den.vi.hueren inden auent, versaemden in dye voorseyde bane twewaeruen xxiij.edele heeren int vulle harnasch met blootensweerden, ende die lijste was huyt ghedaen, waer of dat die eene.xxiij.ghinghen staen ten eynde vander bane, daer mijn here die basteert ghewoonlic was huyt te commene. Endedander.xxiij.stonden vp dander eynde bi sinte Christoffels kercke met corte ghetughen ghecleet eens deels met peerschen fluweele, ende dandere met andere colueren van sijde. Item die laetste van desen gheselschepe was hertoghe Kaerle van Borgoengien in een vul harnasch sonder sallade, endenyement also dan hi, ende hem volchden.x.peerden ende eenenpalfernier, ende.ij.voetloopers, hebbende alle nieuwe roseyde fluweelen keerels, vanden rieme nederwaert duersteken met gouden draen, ende vp die ployen oock gheborduert met goudendraen, ende hadden elck vp thoof een mutskin van fluweel tanneyt met een witte struysuere, ende elc paedge [fol. C.xlv.v] hadde aen den hals een dusijnc van fijnen goude met .xij. selueren noppen, also groot als caetsballen, vp die.vi.stondenroode roosen, ende vp die.vi.witte roosen hanghende met grotengulden bladeren tot vp den peerden rugghen. Ende men seyde dat elc dusijnc weerdich was.xxviij.marck gouts, metten looueren diere aen waren. |
Dit geschiedde maandag te steekspel en ‘s avonds te banket. Item, mijn heer de bastaard, ridder van de gulden boom, ter oorzaak dat hij daar te oren gekwetst was geweest aan zijn been door een voet van een paard liet hij zich brengen in een rijke draagstoel bedekt met een kostbare laken van karmozijn. En de paarden die de draagstoel droegen hadden de zadels bedekt met gelijk laken waar die heer mee bedekt was en de tuigen van de paarden waren bedekt met karmozijn met grote zilveren doppen verguldt. En hij had een gulden laken karmozijn habijt aan omboord met borduursel, Niet tegenstaande dat die ridder van de gulden boom in zijn plaats had gesteld te zijn mijn heer van Ravestein, broeder van de hertog van Kleef, om zijn plaats te bewaren ter oorzaak van zijn kwestie de zeer hoge en vermogende prins de hertog van Bourgondië. Item, na de inkomst van mijn heer de bastaard zo heeft het schild ontvangen hertog Karel van Bourgondie. En gedragen zijn gulden vlies van twee ridders van de orde van het gulden vlies, te weten mijn heer van Coucy en mijn heer van de Gruijthuijsen, aldus toen mijn heer de hertog gekomen was, was zijn paard bedekt met goudlaken omboord met fluweel karmozijn in de vorm van vierslagen en vuurstenen. Het tweede paard was versierd met zwart fluweel van borduursel. Het derde met bont fluweel met grote bladeren van goud. De vierde met zwart fluweel. De vijfde met gulden laken karmozijn. Die zesde met paars gulden laken. De zevende al met borduursel. De achtste met gulden laken karmozijn bedekt van borduursel van goud met vierijzer (munt) en stenen die uitwierpen vurige vonken. Het negende paard was behangen met borduursel tot de aarde en dat was met de hand geleid. En mijn heer was begeleid met een grote menigte van ridders en jonkheren. En die pages van mijn heer waren gekleed met manteltjes van borduursel van goud. En hadden mutsen van blauw fluweel, met witte struisveren en dergelijks had het paard dat men met de hand leidde en mijn heer de hertog brak 11 lansen. Item, mijn heer van Ravestein uit de naam van mijn heer de bastaard was versierd met kostbaar groen gouden laken en omboord met hermelijn en hij brak drie maal drie lansen en hiermee zo eindigde het steekspel van de gulden boom waarvan dat de dank had boven allen mijn heer van Argue, wat een beiaard paard dat hij won versiert met zwart fluweel vol borduursel van zilver en geladen met 2 manden waarin het harnas bedekt was met rood fluweel. Item, omtrent drie uur daarna wat was omtrent 6 uur in de avond verzamelden in die baan 2 maal 23 edele heren in het volle harnas met blote zwaarden en de lijst was weggedaan waarvan dat de ene 23 gingen staan ten einde van de baan waar mijn heer de bastaard gewoonlijk uitkwam. En de andere 23 stonden aan het andere einde bij Sint Christoffels kerk met korte tuigen gekleed en eensdeels met paars fluweel en de anderen met andere kleuren van zijde. Item, de laatste van dit gezelschap was hertog Karel van Bourgondië in vol harnas zonder helm en niemand alzo dan hij en hem volgden 10 paarden en een palfrenier en 2 voetlopers en hadden allen roze rode fluwelen overkleden van de riem nederwaarts doorstoken met gouden draden en op de plooien ook geborduurd met gouden draden en elk had op het hoofd een mutsje van fluweel geelbruin met een witte struisveer en elke page [fol. C.xlv.v] had aan de hals een gordeltje van fijn goud met 12 zilveren noppen, alzo groot als kaatsballen en daarop stonden rode rozen en op die 6 witte hangende rozen met grote gulden bladeren tot op de rug van de paarden. En men zei dat elk gordeltje wel 28 mark goud waard was met de bladeren die eraan waren. |
Item elc paedge sadt vp een peert verchiert met rooseyt fluweel, ende den sadel verdeckt ende vanden seluenbehanghen, elc verchiert met C.gouden bellen, wegende elc een half marc gouts. Ende die palfernier leedde een peert in die hant, behanghen gelijc die peerden vanden paedgen voorseyde, twelc waren tsamen xi.peerden, drouch.xic.bellen, twelc bedrouch vc.ende.l.marc gouts,waer of dat sghelijcx vancostelicheden ende schoonheden noeyt ghesien was. Item dese voorseyde heren in battaelgien staende, als voorseyde es elck vp sijn eynde metten glauyen in die hant, elc vercoos eenen man, rijden vp malcanderen, twelc seer vreeselick om te siene was, want eeneghe waren ter neder ghereden met man ende peert. Ende den eersten loop vandenpeerden ghedaen sijnde, so hieuwen si malcander met sweerden seere gruwelicke, soe dat onse gheduchte princhersse seere daer inne beladen was, ende wijsde neerstelic met eenen hooftcleede, dat men des vechtens of liete. Ende die hertoge Kaerle was selue thooft ende baenheere van der voorseyde plecke, ende si schieden alle minlicke, ende namen deen aen den anderen orlof. Ende hier mede eynde het steicspel vanden gulden boome, ende quamen sauens alle rijckelick ten banckette. Item sauents ten banckette waren ghedient wel.xxiiij.schuetelen spijse, ende daer toe.xxxvi.boomenghemaect van wasse, met alle manieren van fruyte, ende ooc alle manieren van tregien ende van consten waren daer in sghelijcx ghedient. Ende voort so quam daer een seer groot endewonderlic waluisch van tafele te tafele passerende, ende ooc zeerudders wonderlicke contenanchie makende, daer dye voorseyde heeren ende ioncfrauwen groote ghenouchte in hadden. Ende daer was ghemaeckt een ghenouchlick vraukin in haer kuerskin, sittende vp een pylaer met eenen leeu vp heuren schoot verguld, ende huyt der bost van dien leeu liep meest al dien dach ende dien auent go Item die costelichede die die voorseyde Hertoghe Kaerle dede, was sonder comparacie, ende sghelijcx noeyt in kerstenrijcke ghesien van sulc een sale van tryumphen, als daer propijs tot deser tryumphe ghetemmert was ende van alle den gulden lakenen ende costelijcke tapijtseryen, daer si mede behanghenwas, ende vanden tresooren die daer toe ghetemmert waren, ende so costelic ghestoffeirt van gouden ende selueren yuweelen, dattet haluelinghe ongheloouelick schijnt, nochtans wast noch meerder danmen hier ghescrijuen can. Voort aengaende die costelicke spijse die daer ghedient was, dat was een wonder, ende tware te lanck om scrijuen of omme te noemene, hoe meneghe maniere van gherechten dat daer ghedient waren in dertich schepen van houte ghesneden, ende alle vergult van sijne goude, ende verwapent elck schip met eender wapene van sijnen landen.waer of noch die die experiencie daer of begheert te hebbene, een vanden seluen schepen hangt in die schilders cappelle. Ende ooc dye wonderlicste manieren van fruyten ghemaect van wasse, also natuerlic, in tschijn al of si ghegroet hadden, dat noeyt diesghelijcx ghesien en was. Ende tot allen diueerschen bancketten, diueersche nyeuwicheden ende vreimtheden die men daer te voren nyet ghesien en hadde, dye welcke brulocht soude gheduert hebben veertich daghen lanck, maer daer quamsulcke een nyeumare huyt Vranckerijcke vanden Coninck Lodewijck, die nyet al te goet en was. Niet te min men bleef nochtans vuldoende het faeyt van wapenen vanden gulden boome, twelcke gheordonneirt ende voort ghestelt was by mijn here Anthonis die bastaert van Bourgoengien, daer groote edelheyt ende ooc grote triumphe in te siene was. Ende daer mede soe nam dese costelicke voornoemde feeste een eynde. eden Ypocras. |
Item, elke page zat op een paard versierd met rozerode fluweel en de zadel bedekt en met hetzelfde behangen en elk versierd met 100 gouden bellen die elk wogen een half mark goud. En die palfrenier leidde een paard met de hand behangen gelijk de paarden van de pages wat waren tezamen 11 paarden en droegen 1100 bellen, wat bedroeg 550 mark goud, waarvan dergelijks van kostbaarheden en schoonheden nooit gezien was. Item, deze heren die in bataljon stonden en elk op zijn einde met de lans in de hand koos elk een man en reden op elkaar wat zeer vreselijk om te zien was want enigen waren te neer gereden met man en paard. En toen de eerste loop van de paarden gedaan was zo hieuwen e elkaar met de zwaarden zeer gruwelijk zodat onze geduchte prinses daarin zeer beladen was en wees vlijtig met een hoofdkleed dat men het vechten liet. En hertog Karel was zelf het hoofd en heer van de baan en ze scheidden allen minnelijk en de ene nam aan de andere verlof. En hier mede eindigde het steekspel van de gulden boom en kwamen ճ avonds allen rijk te banket. Item, ճ avond te banket waren wel bediend 24 schotels spijs en daartoe 36 bomen gemaakt van was met alle soorten fruit en ook alle soorten suikerwerk en van kunst waren daarin dergelijks gediend. En voort zo kwam daar een zeer grote en wonderlijke walvis die van tafel tot tafel passeerde en ook zeeridders die wonderlijke houdingen maakten waar de heren en jonkvrouwen groot genoegen in hadden. En daar was gemaakt een genoeglijk vrouwtjes in haar keurlijfje en zat op een pilaar met een leeuw op haar schoot schoot verguld en uit de bost van die leeuw liep meest al die dag en die avond goede hipocras. Item, de kostbaarheid die hertog Karel deed was zonder vergelijking en dergelijks nooit in christenrijk gezien van zoՠn zaal van triomf als daar geschikt was tot deze triomf getimmerd was was en van alle gulden laken en kostbare tapijten waarmee ze behangen was en van de buffetten die daartoe getimmerd waren en zo kostbaar gestoffeerd van gouden en zilveren juwelen zodat het ongelofelijk schijnt, nochtans was het nog meer dan men hier schrijven kan. Voort aangaande de kostbare spijs die daar gediend was, dat was een wonder en het was te lang om te schrijven of om te noemen hoe menige soorten van gerechten dat daar gediend waren in dertig schepen van hout gesneden en alle verguld van fijn goud en elk schip gewapend met een wapen van zijn landen en die daarvan nog die ondervinding daarvan begeert te hebben, een van die schepen hangt in di schilders kapel. En ook de wonderlijkste soorten van fruit gemaakt van was en alzo natuurlijk alzo het leek of ze gegroeid waren dat nooit dergelijks gezien was. En tot alle diverse banketten, diverse nieuwigheden en vreemdheden die men daar tevoren nooit gezien had. Die bruiloft zou geduurd hebben 40 dagen lang, maar al kwam al zulk nieuws uit Frankrijk van koning Lodewijk die niet al te goed was. Niettemin men bleef nochtans voldoen het wapenfeit van de gulden boom, wat geordonneerd en voorgesteld was bij mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondië daar grote edelheid en ook grote triomf in te zien was. En daarmee zo nam dit kostbare feest een einde. |
in dyt selue iaer van.M.CCCC.ende.lxviij Item in dyt selue iaer van.M.CCCC.ende.lxviij.doe versaemde die coninc Lodewijc [fol. C.xlvi.r] grote menichte van volcke van wapenen om te commene in Hertoghe Karels landen, sonder cause ofte redene. Ende hy dede ghebieden al Vranckerijcke duere datmen Hertoghe Kaerle niet anders nemen en soude, dan here van Chaerlois, omme dieswille dat hy den coninc gheen manschip ghedaen en hadde vanden Hertochdom van Bourgoengien ende vanden graefschepe van Vlaendren, tot den welcken manschepe die prinche duechdelic bereet was, maer hi en betraude niet wel den voorseyde coninc van Vranckerijcke. Bi welcker cause die hertoghe Kaerle versaemde grote menichte van heeren endevan edelen, ende ooc van volcke van wapenen, ende hy track te Kennoit ende tsinte Quintins, omme die palen van sinen landente bewarene. Ende men seyde dat dese vergaderinge was om tshertoghen wille van Berry, dien ghegheuen was thertoochscip van Normandyen Ende omme dit gheschil te middelene, so laboreirde seere die graue van Simpol, die hertoghe vanBretaengien, ende van Borbon, ende die bisschop van Lyoens, ende meer andere. Niet yeghenstaende dat die coninc altoos voort ghinck met sijnder wapeninghe, ende so dede die hertoghe Kaerle van ghelijcken waer by die voornomde heren seere neerstich waren, omme een goet accoort te makene tusschen den coninck van Vranckerijcke ende den Hertoghe Kaerle voorseyt. [Den.iiij.dach in Septembre] Item int selue iaer ontrent den.iiij.dach in Septembre binnender tijt dat hertoghe karel was ontrent Pyrone met sinen edelen, so resen eenege luyckenaers vppe, die ballinghen slandts waren, ende quamen binnen Luycke met twee Capiteynen, gheheeten die kinderen van Borren bastaerden, ende si quamen met blooten sweerden, ende sloughen in dye poorte van sinte Lambrechts. Ende riepen of alle kelioten ende assysen, die byden hertoghe Kaerle gheordonneirt ende ghestelt waren, ende si maecten weder een nyeu pyroen, ende vele quaets doende vp hertoge Karels volc, si verdreuen den bisschop, ende braken te midweghe vander groter brugghe een deel of, omme datmense van daer nyet berijden en soude, ende scheipten daer ouere met backen, ende weder vestende ende bolleweckende die voorseyde stede van Luycke contrarie den Hertoghe Kaerle. Item binnen der tijt datmen besich was omme te tracteirene van paeyse tusschen den coninck ende den hertoghe Kaerle, so quam dese tijdinghe te Pyroone, ter kennesse van den coninc ende den hertoghe voorseyde, omme twelck die Hertoghe seere verstoort was vp die van Luycke. [Den xiiij.sten dach van Octobre] Item het gheuiel byder gracien gods ende neersteghen labuere vanden heren dat den paeys ghemaect wort, ende vaste ghesloten tusschen den coninc ende Hertoghe kaerle, twelc ghesciede vp sinte Donaes dach, den xiiij.sten dach vanOctobre.Anno.lxviij.ende swoeren ghetrauwe paeys vp tcruyce van den sweerde wijlent toe behorende Iudas machabeus, welck sweert men daer houdende es als een reliquie. Ende daer dede die hertoghe kaerle den coninc manschip vandenHertochschepe van Bourgoengien ende van tgraefschip vanVlaendren. Donaes vant te perone borgoenge scoone Blijde manscip doende der vranscher croone. Item aldus den paeys van beede dese grote heren ghemaect sijnde, doe swoer die coninck par la pasque de dieu Luycke te helpen mynerene. Dies sandt hy den conincstable van Vranckerijcke met.iijc.ende.l.glauyen te Luycwaert vp sijns selfs cost, ende tvolc track darwaerts. Item die bisschop van Luycke wesende in Tongheren met vele notabele heren ende dienaers vanden Hertoghe kaerle, so quamdaer ooc een here van hemmercourt met vele volcx van wapenen huyt Peeroone, den paeys daer openbarende vanden coninck ende vanden Hertoghe kaerle, waer of dat grote blijschap in Tongheren was, so dat si alle dien nacht solaceirden, dansten, ende ghenouchte bedreuen, gheen quaet bemoedende, ende nyeuwers gheen auwet houdende, dan ter poorte te Luyckewaert [Den.x.sten dach van Octobre] Item so eest ghebuert dat die rebelle van Luycke quamenonvoorsien, vp dyen seluen nacht teender ander poorten in dan van harer sijde, wel .vijc. mannen inde dagheraet, tusschenvieren ende vyuen, ende was den.x.sten dach van Octobre vp eenen maendach, ende sy ghijnghen ter marct met calueueren ende an [fol. C.xlvi.v] dere ghescotte vreesselic schietende, al offer al die werelt gheweist hadde. Ende riepen al den seluen roup, die tsprinchenvolc roupen soude. Ende sloughen doot wel.xxiiij.mannen endevijnghen vele groote Heeren huyten lande van Luycke, ende ooc den Bisschop. Ende roofden peerden, ende harnasch, schat, rijnghen, Iuwelen van goude, ende van seluere, ende alle dinck, als die heeren hem alder minst bemoeden daer vp. Ende die Heere van Himmercourt gaf hem seluen gheuanghen, indenhanden van mer Ian van melle, capiteyn vanden voorseydeLuyckenaers, maer hy ontquam seer corts daer naer. Item die Bisschop ende die legaet van Rome waren met groter eeren wech gheuoert met trompetten sonder mesdoen, endesonder bijnden, ende men brochtse binnen der stede van Luycke. Van welcker seghe de luyckenaers groten moet ghecreghen, doch eest openbaer dat dit al verraderye was, want die Luyckenaers roofden alle die herberghen schoffierlicken, Daer bleef die Archedyaken van luycke, eerst gheschoten in sijn een been met eender coleuure, ende daer naer iammerlicke vermoordt tusschen Tongheren ende Luycke. [Vp den.xi.duysent Maechden dach] Item in dese selue maent van Octobre. Anno.lxviij.vp den.xi.duysent Maechden dach, doe vloeyde dye zee also hooghe, alsmen binnen hondert iaren ghesien hadde ende gheschiede groote schade van dijcken die in braken, in Holland, in Zeelant, ende in Vlaendren. Ende Carpers haerde buten den Damme, was doe in grooter vreese. Die zee die brochte den landen verlies Als alle der maechden feeste wies. |
In hetzelfde jaar 1468. Item, in hetzelfde jaar 1468 toen verzamelde koning Lodewijk [fol. C.xlvi.r] grote menigte van wapenvolk om te komen in hertog Karels landen, zonder oorzaak of reden. En hij liet gebieden al Frankrijk door dat men hertog Karel niet anders nemen zou dan heer van Charlois omdat hij de koning geen manschap gedaan had van het hertogdom van Bourgondie en van de graafschappen van Vlaanderen, tot welke manschap de prins deugdelijk bereid was, maar hij vertrouwde niet goed de koning van Frankrijk. Door die oorzaak verzamelde hertog Karel een grote menigte van heren en van edelen en ook van wapenvolk en trok naar Quesnoit en Saint Quentin om die palen van zijn landen te bewaren. En men zei dat deze verzameling was vanwege de hertog van Berry het hertogdom van Normandi gegeven was. En om dit geschil te bemiddelen zo werkte zeer de graaf van Saint-Pol, de hertog van Bretagne en van Bourbon en de bisschop van Lyon en meer andere. Niet tegenstaande dat die koning altijd voort ging met zijn bewapening en zo deed hertog Karel dergelijk waarbij die heren zeer vlijtig waren om een goed akkoord te maken tussen de koning van Frankrijk en hertog Karel. [De 4de dag van september] Item, in hetzelfde jaar omtrent de 4de dag van september binnen de tijd dat hertog Karel was omtrent Peronne met zijn edelen zo stonden enige Luikenaars op die ballingen van het land waren en kwamen binnen Luik met twee kapiteins, geheten de kinderen van Borren bastaarden, en ze kwamen met blote zwaarden en sloegen de poort van Sint Lambrecht in. En riepen of alle heffingen en belastingen die bij hertog Karel geordonneerd en gesteld waren en ze maakten weer een nieuwe gedenkzuil en deden veel kwaads op het volk van hertog Karel, ze verdreven de bisschop en braken te midden van de grote brug een deel af zodat men ze vandaar niet berijden zou en scheepten daarover met bakken en vestigden weer de bolwerken in de stad Luik contrarie hertog Karel. Item, binnen de tijd dat men bezig was te onderhandelen van vrede tussen koning en hertog Karel zo kwam deze tijding te te Peronne ter kennis van de koning en de hertog, waarom de hertog zeer verstoord was op die van Luik. [De 14de dag van oktober] Item, het gebeurde bij de gratie God en vlijtige werk van de heren dat de vrede gemaakt werd en vast gesloten tussen de koning en hertog Karel, wat geschiedde op Sint Donaas dag de 14de dag van oktober anno 1468 en zwoeren trouw en vrede op het kruis van het zwaard dat wijlen toebehoorde aan Judas Makkabeus, welk zwaard men daar hield als en relikwie. En daar deed hertog Karel de koning manschap van het hertogdom van Bourgondië en van het graafschap van Vlaanderen. Donaas vond te Peronne Bourgondie mooi Blijde manschap te doen de Franse kroon. Item, aldus toen de vrede van beide deze grote heren gemakt was toen zwoer de koning par la pasque de dieu Luik te helpen ondermijnen. Dus zond hij de legeraanvoerder van Frankrijk met 350 lansen naar Luik op zijn kosten en het volk trok derwaarts. Item, de bisschop van Luik die te Tongeren was met vele notabele heren en dienaars van hertog Karel zo kwam daar ook een heer van Hemmercourt met veel wapenvolk uit Peronne die daar de vrede openbaarde van de koning en van hertog Karel, waarvan dat grote blijdschap in Tongeren was zodat ze de hele nacht goede solaas maakten, dansten en genoegens bedreven en geen kwaad vermoedden en nergens geen wacht hielden dan de poort naar Luik toe. [De 10de dag van oktober] Item, zo is het gebeurd dat de rebellen van Luik onvoorziens kwamen diezelfde nacht te andere poort binnen dan van hun zijde en wel 700 manen in de dageraad, tussen vieren en vijven en dat was de 10de dag van oktober op een maandag en ze gingen naar de markt met met kleine kanonnen en ander [fol. C.xlvi.v] geschut en schoten vreselijk als of er de hele wereld geweest was. En riepen allen dezelfde roep die het volk van de prins zou roepen. En sloegen wel 24 mannen dood en vingen er vele grote heren uit het land van Luik en ook de bisschop. En roofden paarden en harnas, schat, ringen, juwelen van goud en van zilver en alle dingen toen de heren er allerminst vermoeden van hadden. En de heer van Hemmercourt gaf zichzelf gevangen in de handen van meneer Ian van Melle, kapitein van de Luikenaars, maar hij ontkwam gauw daarna. Item, de bisschop en de legaat van Rome waren met grote eer weggevoerd met trompetten zonder misdoen en zonder binden en men bracht ze binnen de stad Luik. Van die zege kregen de Luikenaars grote moed, toch is het openbaar dat dit alles verraad was want de Luikenaars beroofden alle herbergen schofferend. Daar bleef de aartsdiaken van Luik, eerst geschoten in zijn een been met een klein kanon en daarna droevig vermoord tussen Tongeren en Luik. [ԏp de 11 000 maagden dag] Item, in dezelfde maand oktober anno 1468 op de 11 000 maagden dag toen vloeide de zee alzo hoog als men binnen honderd jaar nooit gezien had en er geschiedde grote schade van dijken die inbraken in Holland, in Zeeland en in Vlaanderen. En Carpers haerde buiten den Damme was toen in grote vrees. Die zee die bracht de landen verlies Toen aller maagden feest groeide. |
Hier naer volcht een ander moeyte, waer omme dat Tlandt van Luycke ghedestrueirt was, ende was dye vierde vaerdt die vp Tlandt van Luycke ghedaen was. Dat.lvi.Capittel. [fol. C.xlvij.r] ITem als den paeys aldus ghesloten was te Perone als voorseydees tusschen den Coninc ende Hertoghe Kaerle, doe trac die Hertoghe met sinen gaernisoene, weder in tlant van Luycke, ende die Coninc van Vranckerijcke met hem. Ende Hertoghe Kaerle slouch weder siedge voor dye stede van Luycke, ende die Bourgoengioenen die liepen in tongeren ende roofden al dat sy konden, als dat die van Luycke saghen, dat die prinche so machtich weder voor Luycke lach, si waren veruaert Ende doe quamen eeneghe ghedeputeirde huyt der stede van Luycke, daer die bisschop van Luycke selue mede was biddende grote ghenade, ende presenteirde hem die stede in sinen handen behoudende lijf ende goet, waer vp die Hertoghe Kaerle andtwoorde gaf, als ghi dat doen wilt so comt dan morghen alle die mannen dye in Luycke sijn, vp een velt hier buyten in haer lijnen cleederen, kennende sware mesdoenders sijnde, endebrijnghende dye slotelen vander stede mede, ende dan sal ic doen sulcke gracie alst mi ghelieft, met deser andtwoorde trocken die van Luycke binnen harer stede. Ende als dye Bisschop met den ghedeputeirden trecken soude binnen der stede, so quam die marscalc van Bourgoengien, ende hy vijnck den Bisschop, dus waren die Luyckenaers weder haren bisscop quijte. Ende si hadden wel ghemerct hoe ende waer dat Hertoghe Kaerle ghelogiert was ende si quamen binnen der seluer nacht, ouer haer lieder mueren gheuallen, ende daden so vele dat si quamen in Hertoghe Karels logijs, het welcke was eengroot houten huys ende spraken goet Fransoys, ende waren ghecleedt ghelijc des Princhen volc. Ende si vermoorden wel.xxvi.lieden, onder den soldere daer die Prinche, ende die coninc selue bouen ghelogiert waren, het welcke grote scande was datmen so slicht aweet dede, maer ten fijne si worden bekendt, ende met crachte wederstaen, ende weder in Luycke gelaecht. Ende lietender ooc wel.xiiij.mannen doodt. Ende dit was vp eenen vrydach snachts, daer si vele vyleyneghe woordenden Coninc toe riepen segghende, verrader fransoys, hier suldy blijuen, ende dese selue woorden riepen si Hertoghe Kaerle ooc toe, meenende in dat verwonderen ‘Als Auentuereghe Rudders of meersman tsijne, twelcke inder waerheyt hemlieden seer corts also ghebuerde. |
Hierna volgt een andere reden waarom dat het land van Luik vernield werd en het was de vierde vaart die op het land van Luik gedaan was. Dat 56ste kapittel. [fol. C.xlvij.r] Item, toen de vrede aldus gesloten was te Peronne tussen de koning en hertog Karel, toen trok de hertog met zijn garnizoen weer in het land van Luik en de koning van Frankrijk met hem. En hertog Karel sloeg weer beleg voor de stad Luik en de Bourgondiers die liepen in Tongeren en roofden alles dat ze konden en toen die dat van Luik zagen dat de prins weer zo machtig voor Luik lag werden ze bang. En toen kwamen enige gedeputeerden uit de stad Luik waar de bisschop van Luik zelf mede was en baden grote genade en presenteerde hem de stad in zijn handen behouden lijf en goed waarop hertog Karel antwoord gaf, als ge dat doen wil zo laat alle mannen morgen komen die in Luik zijn op een veld hierbuiten in hun linnen kleren en bekken dat ze zware misdoeners zij en brengen de sleutels van de stad mee en dat zal ik al zulke gratie doen als me belieft, met dit antwoord trokken die van Luik binnen hun stad. En toen de bisschop met de gedeputeerden trekken zou binnen de stad zo kwam de maarschalk van Bourgondie en hij ving de bisschop, dus waren de Luikenaars weer hun bisschop kwijt. En ze hadden wel gemerkt hoe en waar dat hertog Karel logeerde en ze kwamen binnen dezelfde nacht over hun muren gevallen en deden zoveel dat ze kwamen in het logies van hertog Karel wat een groot houten huis was en ze spraken goed Frans en waren gekleed gelijk het volk van de prins. En ze vermoordden wel 26 lieden onder de zolder daar de prins en de koning zelf boven logeerden, wat een grote schande was dat men zoՠn lichte bewaking deed, maar ten einde werden ze herkend en met kracht weerstaan en weer in Luik gejaagd. En lieten er ook wel 14 mannen dood. En dit was op een vrijdag nachts waar ze vele ellendige woorden de koning toeriepen en zeiden; ‘Franse verrader, hier zal je blijven’; en dezelfde woorden riepen ze hertog Karel ook toe en meende in dat te verwonderen ‘Als avonturende ridders of marskramer te zijn, wat in de waarheid hem zeer gauw alzo gebeurde. |
[Den.xxx.sten dach in Octobre] Item dye Prinche ontsteken sijnde met groter gramschap, gaf ter stont consent die stede te beclemmene, ende hi Abandonneirdese te vyere ende ten sweerde, het welcke terstont ghedaen was met grote assaulte, ende die stede was ter stont ghewonnen sonder weere vp den sondach, den.xxx.sten dach in Octobre Anno.lxviij.ten.ix.hueren inden auendt. Der lukenaers blasinghe es min dan sobre chaerloisweert onterfdese dertich octobre Item in dit iaer waren Burchmeesters van Brugghe eenen Bernaerdt van Halewijn, ende Ian Breydele. Spelt drie warf Ludic een m daer toe Dertich Octobre Kaerle want doe Ludic Ludic Ludic M Als die luyckenaers haer stede aldus beclommen saghen, si liepen al harer veerde ouer die Mase, ende mijn here vanRauesteyn met sinen volcke was deerste die de stadt beclam ende in nam. Ende in dye hitte, so wordet al doot ghesleghendatmen inden wech vandt, out, ionc, man, wijf, ende kint. Daer naer quam die coninc van Vranckerijcke inne met hertoghe Kaerle, ende die coninc hadde sint Andries cruyce vp sijn curaetse, ende hi riep. Ie suys Roy viue Bourgoengie viue Bourgoengie. Ende corts daer naer wordet al te viere ende te sweerde ghedaen, ende groot volc verslegen ende verdronckenin die mase. Ende die stadt wort verbrant, wtghedaen eeneghe kercken. Item in deser tijdt murmereirden eeneghe Heeren in Vranckerijcke, vp den Coninc, als waer bi die Coninc met vriendelicken orloue schiedt vanden Hertoghe Kaerle. Ende es te wetene dat sprinchen volc hadde onsprekelicken roof binnender stadt van Luycke, niet yegenstaende dat die luyckenaers selue veil goets mede hadden daer sy mede waren gheulucht in tbusch van Ardanen, daer sy al te met vele quaets deden. Aldus was Luycke al gheschent, ende en haddet die prinche niet ghelaten omme gods wille ende om sinte Lambrechts wille, ende oock om Sbisscops wille hi soude die Stede al gheraseirt hebben, omme dieswille, dat si so dickwils meyneedich gheweist hadden. [fol. C.xlvij.v] Item in dit selue iaer voor midwijntere, waren ter Sluys int swijn wel.C.ende.l.schepen coopvaerders, alle schepen met meersen, binnen.xl.iaren en sachmer niet so vele commen met eender reysen (gode lof.) [In tselue iaer van.lxviij] Item in tselue iaer van.lxviij.so verbarnde die kercke vanHulst, van eender blexeme, die quam huter zee, ende dat gheschiede vp den Derthien dach smorghens. Item int selue iaer was Hertoghe Kaerle te Bruessele daer bi hem quamen eeneghe ghedeputeirde van Ghendt, ende als hi hem lieden ghehoordt hadde, so sprac hi eyghens hemliedensegghende hi soude hemseluen bannen ende ballijnc blijuenhuyter stede van Ghendt, ende daer niet in commen, voor dat si vulcommen souden het seggerschip van Gauere, het welcke gheseyt was by den Hertoghe Phelips sinen vadere. [Anno.M.CCCC.ende.lxviij] Item die goede lieden van Ghendt ontsiende haren Prinche, si deden vp den Kersauent toe maetsen dye hospitael poorte, endebouen dien droughen si alle hare bannieren inden handen vanden hooch Baliu van Ghendt, die welcke Baliu beweichde alle dye bannieren te Bruessele.Anno.M.CCCC.ende.lxviij. [Vp den.viij.sten dach van lauwe] Item vp den.viij.sten dach van lauwe, doe waren alle die dekenen van ghendt te Bruessele inder stadthuys, alle in swarte habijten ende ghijnghen met haren bannieren, elck bloot inde handt tot den houe te Coudenburch, ende daer slootmen de poorte voor haer hooft maer men deidse bi ordonnancien een ende een binnen commen, met haren Bannieren. |
[De 30ste dag van oktober] Item, de prins was ontstoken met grote gramschap en gaf terstond toestemming de stad te beklimmen en hij viel het aan te vuur en te zwaard, wat terstond gedaan was met een grote aanval en die stad werd gewonnen zonder verweer op de zondag de 30ste dag in oktober anno 1468 te 9 uur in de avond. De Luikenaars blazen is minder dan sober Charlois waart onterfde ze dertig oktober Item, in dit jaar waren burgemeesters van Brugge een Bernaerdt van Halewijn en Jan Breydel. Spel driemaal Luik een m daartoe Dertig oktober Karel won het toen Luik Luik Luik M Toen de Luikenaars hun stad aldus bekkommen zagen liepen ze allen hun vaart over de Maas en mijn heer van Ravestein met zijn volk was de eerste die de stad beklom en innam. En in de hitte zo werd alles dood geslagen dat men in de weg vond, oud, jong, man, wijf en kind. Daarna kwam de koning van Frankrijk in met hertog Karel en de koning had Sint-Andries kruis op zijn borstharnas en hij riep; ‘Ie suys Roy vive Bourgoengie vive Bourgoengie.’ En kort daarna werd alles te vuur en te zwaard gedaan en groot volk verslagen en verdronken in de Maas. En de stad werd verbrand, uitgezonderd enige kerken. Item, in deze tijd mormelden enige heren in Frankrijk op de koning als waarom de koning met vriendelijk verlof scheidde van hertog Karel. En het is te weten dat het volk van de prins had onuitsprekelijk roof binnen de stad Luik, niet tegenstaande dat de Luikenaars zelf veel goeds hadden meegenomen waar ze mee waren gevlucht in het bos van de Ardennen waar ze altemet veel kwaads deden. Aldus was Luik geheel geschonden en had de prins het niet gelaten om Gods wil en Sint Lambrecht en ook vanwege de bisschop, hij zou de stad geheel geschoren hebben omdat het zo vaak meinedig was geweest. [fol. C.xlvij.v] Item, in hetzelfde jaar voor midwinter waren ter Sluis in het Zwin wel 150 schepen koopvaarders en alle schepen vastleggen, binnen 40 jaren zag men er niet zoveel komen in een keer (God lof.) [In hetzelfde jaar 1468] Item, in hetzelfde jaar 1468 zo verbrandde de kerk van Hulst van een bliksem die uit de zee kwam en dat geschiedde op Driekoningen dag ‘s morgens. Item, in het zelfde jaar was hertog Karel te Brussel waar bij hem kwamen enige gedeputeerden van Gent, en toen hij hen gehoord had zo sprak hij tegen hen en zei; ‘hij zou zichzelf bannen en balling blijven uit de stad Gent en daar niet inkomen voordat ze voldoen zouden het zeggen van Gavere’, wat gezegd was door hertog Filips zijn vader. [Anno 1468] Item, de goede lieden van Gent ontzagen hun prins en lieten op Kerstavond dicht metselen de hospitaal poort en bovendien droegen ze al hun banieren ende handen van de hoge baljuw van Gent, welke baljuw alle banieren te Brussel bracht anno 1468. [Op de 8de dag van januari] Item, op de 8ste dag van januari toen waren alle deken van Gent te Brussel in het stadhuis en allen in zwarte habijten en gingen met hun banieren elk bloot in de hand tot het hof van Koudenberg en daar sloot men de poort voor hun hoofd maar men liet ze binnen met ordonnantie en voor een binnen komen met hun banieren. |
Hier naer volcht Een vreymt wondere. [fol. C.xlviij.r] HEt was te wetene dat die prinche sadt in een rijckelicke siedge hoghe, ende met gulden lakene behanghen, aen hebbende een root gulden habijt, met wijde mauwen, gheuoert met sabels. Ende voor sine voeten sadt die Cancelier, ende vele here vandenToysoene ende ooc edele heeren van sinen rade, die saten ooc vp die staedgie daer toe gheordonneirt. Te wetene mijn here Anthonius de bastaert mijn heere van Rauesteyn, Phelips de Sauoye, die bisschop van Lyons, dye bisschop van Luycke, die bisscop van Doornicke, ende vele andere heren ende princhen, het welcke seer beschaemtelic om sien was voor hem lieden, die daer ontboden waren. Item die sale daer dit gheschiede was seer rijckelijck behanghen ende vercleet, ende inden middele was ghemaect een viercant parck van baeldgen ront omme, daer inne dat die van Ghendt al haerlieder bannieren wierpen, in teekene vanonderdanicheden. Oock brochten si alle haerlieder preuileidgien inden handen vanden Hertoghe Kaerle, daer of dat eeneghe ghecasseirt waren, wijlent hem lieden ghegheuen van eenen coninc van Vranckerijcke, ghenaemt Phelips, ghenouch daer toe bedwongen sijnde. Ende daer dede die Hertoghe Kaerle een Relaes, gheduerende byden twee hueren lanc, hem lieden verwijtende alle die meshusen die si oyt yeghens hem mesdaen hadden, segghende. Ic beminne hu, maer en ontsie hu niet. Ende naer al tverspreken, si baden ooc moedelicke om sine gracie. Ende hy consenteirde hem lieden gracie ende paeys, ende hi heeft hem lieden ghestelt inden wech van goeder pollicie, in sulcke maniere als hy voort sijne stee van Ghendt ghehoudenende gheregiert wilde hebben, ende niet daer buyten gaen. Dit ghesciede int iaer.M.iiijc.ende lxix. Alsmen begonste te scrijuene.M.iiijc.ende lxix. In die selue tijt sadt Hertoghe Kaerle drie daghen die weke te rechte, binnen sijnder stede van Bruessele, alle partyen selue aenhorende, alsoe wel aerme als rijcke, ende menich schamel mensche ghereescap doende, die lange tijden die Cancelrye gheuolcht hadden. Ende int seluer iaer, so track die prinche in diueersche steden, daer hi al omme eerlick ontfanghen was, als te Rijssele, sint Omaers, ende sonderlinghe Typre, daer hem ghetoocht was in stomme personaedgien, die hystorie van Gedeoen. |
Hierna volgt een vreemd wonder. [fol. C.xlviij.r] Het is te weten dat de prins zat in een rijke hoge zetel en met gulden lakens behangen, en had aan een rood gulden habijt met wijde mouwen en gevoerd met sabelbont. En voor zijn voeten zat de kanselier en vele heren van het gulden vlies en ook de edele heren van zijn raad die zaten ook op de stellage daartoe geordonneerd. Te weten, mijn heer Anthonis de bastaard, mijn heer van Ravestein, Filips van Savoie, bisschop van Lyon, de bisschop van Luik, de bisschop van Doornik en vele andere heren en prinsen, wat zeer beschaamd was om te zien voor hen die daar ontboden waren. Item, de zaal waar dit gebeurde was zeer rijk behangen en bekleed en in het midden was een vierkant perk gemaakt van palissaden rondom waar die van Gent hun banieren wierpen als teken van onderdanigheid. Ook brachten ze al hun privilegies in de handen van hertog Karel, waarvan dat enige buiten werking gesteld werden terwijl het hen gegeven was van een koning van Frankrijk, genaamd Filips, genoeg daartoe bedwongen te zijn. En daar deed hertog Karel een relaas dat bijna twee uren lang duurde en verweet hun alle misdragingen die ze ooit tegen hem misdaan hadden en zei; ‘Ik beminde u, maar ontzie u niet.’ En na al het verspreken baden ze ootmoedig om zijn gratie. En hij stemde het gratie en vrede toe en hij heeft hem gesteld in de weg van goede politie in zo ՠn manier als hij voort zijn stad Gent gehouden geregeerd wilde hebben en niet daarbuiten gaan. Dit geschiedde in het jaar 1469. Toen men begon te schrijven 1460 zat in diezelfde tijd hertog Karel drie dagen de week te recht binnen zijn stad Brussel en hoorde alle partijen zelf aan, alzo wel arm als rijk en deed menig schamel mens gereedschap die lange tijden die kanselarij gevolgd hadden. En in hetzelfde jaar zo trok de prins in diverse steden waar hij alom fatsoenlijk ontvangen werd, als te Rijsel, Sint-Omaars en vooral te Ieper waar hem getoond werd in stomme personages de historie van Gideon. |
Hoe dye Hertoghe Kaerle in sijnder stede van Ghendt minnelick ontfanghen wart. ITem corts daer naer, soe track die Hertoghe Kaerle binnensijnder stede van Ghendt, daer hy seer rijckelic ontfanghen was als vander Piercellepoorte totten walle toe, aen beede die sijden vander straten wast al behanghen met witten lakene ende met blaeuwen ende peersch ende swart, welcke lakene waren besaeyt metter deuyse vanden prinche ende vander princhersse. Ende die ambochten ende neeringhen van Ghendt vierden alle met waslichte, so costelick datmen daer te voren noyt sghelijcx ghesien en hadde, wantter wel so men seyde barnden neghen duyst toortsen. Item waren oock daer ghetoocht vele schone ende rijckelicke figuren, twelck dye prinche in groter dancbaerheyt ontfinck Ende hi was binnen Ghendt langhe tijt gheduerende, sittende te rechte drie daghen dye weke, alsoot voorseyde es, ende dede iusticie ouer vele mesdadeghe. Int selue iaer ontfinc die Hertoge Kaerle dye oordene vanden coninck Edewaert van Inghelandt, binnen sijnder stede van Ghendt. Ende tes te wetene dat die coninck van Inghelant daer te voren ontfanghen hadde oordene vanden Hertoghe Kaerle. [Den.xiiij.sten dach van Hoymaent] Item int selue iaer den.xiiij.sten dach van Hoymaent quam die Prinche binnen sijnder stede van Brugghe, ende Margriete sijn gheselnede, ende quamen als doe van ghendt Item int selue iaer was dye vischmarct weder gheleyt vp die grote marct, die langhe ghestaen hadde vp die braemberch. Item int selue iaer van.lxix.so cochte hertoghe Kaerle een rijckelick graefschip yeghens den broedere vanden Hertoghe van Oostrijcke, met veil sloten ende steden, streckende aen tgraefschip van Elsaten, ende heet [fol. C.xlviij.v] het Graefschip van Forrette, ligghende aen den Rijn, ende die penninghen waren gheleuert te Brugge, bi messier Thomaes die poortenare, in tvoorseyde iaer. [In dye maent van Ougst] Voort in tselue Iaer in dye maent van Ougst, track Hertoghe Kaerle inden haghe in Hollant, daer hi oock te rechte sadt endedede daer scerpe iusticie doen, als voorseyde es. Ende hi dede daer hangen eenen dye voortijts doot halp slaen eenen Canonick van sinte Donaes kercke in Brugghe. Item inden voorseyden tijtձuam een vraukin van Luycke byden voorseyde Prince inden Haghe in Hollant groote clachte doende ouer eenen officier vanden prinche, die welcke officier gherensoeneirt hadde der voorseyder vrauwen man voor dye somme van vic. Rijnsche guldenen, te betalene teenen sekeren daghe, of haer man soude ghehanghen worden. Ende dit vraukin quam byden voorseyde officier, ende sy brochte hem.iijc.Rijnsche guldenen in minderinghe, om haren man te lossene ende sijn lijf te behoudene, biddende ontfermelicken om haren aermen gheuanghen man. Ende presenteirde haer endeharen man te verbindene vp haer deel hemelrijcx, die andere.iij.hondert guldenen te betalene, vp dat sy ghenadeghen dach hebben mochten. Aenghesien dat tlant van Luycke al verdoruen was ende ghedestrueirt ende haerlieder goedinghen al verbarnt. Maer dye voorseyde officier en hadde gheen compassie, maer seyde dat hy terstont den man soude doen hanghen, of dye vrauwe gaue hem noch drie hondert Rijnsche guldenen, dies tvraukin seer mesbaerde, weenende endeclagende, maer ten mochte haer niet baten. Ten eynde sprac die wreede officier tot den vraukene segghende. Ick en hebbe gheen wijf, ende wilt ghy drie nachten bi my slapen, is sal hu die drie hondert guldenen quijte schelden, ende huwen man weder gheuen. Dyt vraukin dat goet ende eerbaer van lichame was, wart bitterlicken screyende, segghende. Ick en kende noyt man dan mijnen aermen bedruckten gheuanghenen man, lacen wat moet ic horen. Dye officier sprac het sal verholen blijuen, aldus kiest ende deelt. Dese aerme vrauwe, om haren ghetrauden man te behoudene si consenteirdet, want si niet voorder en mochte, ende sliep drie nachten byden voorseyde officier. Ende dese voorseyde officier binnen den voorseyde iij.daghenende.iij.nachten ghenouchte in dit vraukin vindende, dede haren gheuanghen man aen eenen boom hanghen, ende verworghen. Ten eynde vanden drie daghen, so hiesch dit vraukin quitancie vander voorseyde somme, ende ooc te hebbene haren ghetrauden man. Die officier die spottede met haer ende seyde. Ghy en hebt gheenen man, maer blijft met my wonende, ick sal hu een weerdeghe vrauwe maken. Neen seyde tvraukin, ic wil mijnen man hebben. Als dese officier sach dat hijs haer niet ontlegghen en conste, hi leeddese met hem onder den boom daer haren man hinc, ende sprac siet daer hu manHet vraukin dat siende, viel in onmachte ende makende groot mesbaer ende luyde roupende wrake vander grooter onmenschelicker ouerdaet, so dats hem die officier schaemde, ende ghinck wech om svolcx wille, daer wesende ende vergarende. Dit vraukin quam in Hollant als voorseyde es, doende haer clachte voor den Hertoghe Kaerle. Ende die Hertoghe Kaerle dede dit vraukin in goeder bewaernesse, endehi ontboot met scherpen mandemente den voorseyde officier. Ende hi inden Haghe commende, die Prinche die leyde hem dit stick aen, maer hi loochendet seer stoutelicken, niet yeghenstaende het was vp hem gheprouft, welcke hy al kende waer sijnde, begheerende grote ghenade ende ontfaermichede. Doe dede die edele prinche den voorseyde officie het vraukin trauwen, twelcke sy seer noode dede, maer dye Prinche wildet eyndelicken ghedaen hebben. Ende ghetrauwet wesende, hi beual den voorseyde officier dat hi alle sine goedinghen heymelic ofte openbaer in ghescrifte soude legghen, vp die verbuerte van sinen lijue. Die voorseyde officier en dorste dat nyet laten, maer deit met groter vreesen. Ende hi gaf tgescrifte den prinche, dye welcke Prinche dede maken eenen schoonen saertre van desen ende deidse beseghelen met sinen groten seghele, daer die voorseyde officier sijn consent toe dede, ten sercourse ende behouue vanden lancxten lijue van hem beeden, te wetene van hem ende van [fol. C.xlix.r] sinen nyeuwen wijue. Als dit aldus al ghedaen was als voorseydees, so sprac die Prinche tot den officier voorseyde. Siet daer eenen priestere, ende spreickt v biechte. Die officier iammerlicke beladen sijnde, riep grotelic ghenade, maer het was al om nyet. Doe quam daer die Prouoost marysael metter roode Roede, ende hy dede den voorseyde officier aen eenen boom hanghen. Dit ghedaen sijnde, so gaf die edele prinche den vraukinne den voorseyde brief met sijnen grooten seghele, met alle den goeden vanden dooden officier. Maer om dattet lastich soude hebben gheweist den aermen vraukin tachteruolghene, dese edele prinche dede al tvoorseyde goet extimeren te ghelde, ende hi gaf den vraukin ghereede penninghen daer voren, waer of dat den nommere seere groot was. Ende hy deidse heerlicke met goeder bewaernesse beweghen in haer lant, waer bi wel blijct dat hi een Prinche van iusticien was. |
Hoe hertog Karel in zijn stad Gent minnelijk ontvangen werd. Item, kort daarna zo trok hertog Karel binnen zijn stad Gent waar hij zeer rijk ontvangen werd als van de Petercellepoort tot de wal toe en beide zijden van de straten was alles behangen met wit laken en met blauwe en paarse en zwart en die lakens waren bezaaid met het devies van de prins en van de prinses. En de ambachten en neringen van Gent vuurden allen met waslicht en zo kostbaar dat men het daar tevoren nooit iets dergelijks gezien had, want zo men zei, er brandden wel 9 000 toortsen. Item, waren ook daar getoond vele mooie en rijke figuren wat de prins in grote dankbaarheid ontving. En hij was binnen Gent lange tijd aanwezig en zat te recht drie dagen van de week en deed justitie over vele misdadigers. I hetzelfde jaar ontving hertog Karel de orde van de koning Eduard van Engeland binnen zijn stad Gent. En het is te weten dat de koning van Engeland daar tevoren ontvangen had de orde van hertog Karel. [De 14de dag van juli] Item, in hetzelfde jaar de 14de dag van juli kwam de prins binnen zijn stad Brugge en Margriet, zijn gezellin, en kwamen toen van Gent Item, in hetzelfde jaar was de vismarkt weer gelegd op de grote markt die lang gestaan had op de braamberg. Item, i hetzelfde jaar 1469 zo kocht hertog Karel een rijk graafschap van de broeder van de hertog van Oostenrijk met vele burchten en steden die strekte aan het graafschap van Elzas en heette [fol. C.xlviij.v] het graafschap van Forets en lag aan de Rijnen de penningen waren geleverd te Brugge bij meneer Thomaes de Poortenare in het voorgezegde jaar. [In de maand augustus] Voort in hetzelfde jaar in de mand augustus trok hertog Karel in Den Haag in Holland waar hij ook te recht zat en deed scherpe justitie. En hij liet daar een hangen die voortijds dood hielp slaan een kanunnik van Sint Donaas kerk in Brugge. Item, in die tijd kwam een vrouwtje van Luik bij de prins in Den Haag in Holland en deed grote klacht over een officier van de prins die op losgeld gesteld had de man van die vrouw voor de som van 600 voor Rijnse gulden te betalen te zekere dag of haar man zou gehangen worden. En dit vrouwtje kwam bij die officier en ze bracht 300 Rijnse guldens in vermindering om haar man te verlossen en zijn lijf te behouden en bad ontfermend om haar arme gevangen man. En presenteerde haar en haar man te verbinden op haar deel van hemelrijk de andere 300 guldens te betalen opdat ze genadig dag hebben mochten. Aangezien dat het land van Luik geheel bedorven was en vernield en hun goederen geheel verbrand. Maar die officier en had geen medelijden, maar zei dat hij terstond de man zou laten hangen of de vrouw gaf hem nog 300 Rijnse guldens, dus het vrouwtje zeer misbaarde, weende en klaagde, maar het mocht haar niet baten. Tenslotte sprak die wrede officier tot het vrouwtje en zei; ԉk heb geen wijf en als ge drie nachten bij mij wil slapen zal ik u die 300 gulden kwijtschelden en uw man teruggeven. Dit vrouwtje dat goed en eerbaar van lichaam was begon bitter te schreien en zei; ‘Ik beken nooit een man dan mijn arme bedroefde gevangen man, helaas wat moet ik horenռ’ De officier sprak; ‘Het zal verholen blijven, aldus kiest en deelt. Deze arme vrouw, om haar getrouwde man te houden stemde het toe want ze kon niet verder en sliep drie nachten bij die officier. En deze officier binnen die binnen die drie dagen en nachten genoegen van dit vrouwtje had liet haar gevangen man aan een boom hangen en wurgen. Ten einde van de drie dagen zo eiste dit vrouwtje kwitantie van die voorgezegde som en ook haar getrouwde man weer te hebben. De officier die spotte met haar en zei; ‘Gij hebt geen man, maar blijf met mij wonen, ik zal van u een waardige vrouw maken.’’ Neen, ‘zei het vrouwtje, ‘ik wil mijn man hebben.’. ‘Toen deze officier zag dat hij haar niet ompraten kon leidde hij haar onder de boom waar haar man hing en sprak; ziet, daar ziet u uw man’. Het vrouwtje die dat zag viel in onmacht en maakte groot misbaar en riep luid om wraak van de grote onmenselijke overdaad, zodat de officier zich schaamde en ging weg vanwege het volk dat daar was en verzamelde. Dit vrouwtje kwam in Holland en deed haar klacht voor hertog Karel. En hertog Karel deed dit vrouwtje in goede bewaring en ontbood met scherp mandement die officier. En toen hij in Den Haag kwam legde hem de prins dit stuk aan, maar hij loochende het zeer stout, niet tegenstaande dat het op hem was beproefd, want hij bekende het geheel waar te zijn en begeerde grote genade en ontferming. Toen liet de edele prins de officier met het vrouwtje trouwen, wat ze zeer node deed, maar de prins wilde het eindelijk gedaan hebben. En toen ze getrouwd waren beval hij de officier dat hij al zijn goederen heimelijk of openbaar in geschrifte zou zette op verbeuren van zijn lijf. Die officier durfde dat niet te laten, maar deed het met grote vreze. En hij gaf het geschrift aan de prins die ervan liet maken een mooie saertre (lijfrente?) en liet het bezegelen met zijn grote zegel waar die officier zijn toestemming voor gaf ten behoeve en hulp van die het langste leefde van hen beiden, te weten van hem en van [fol. C.xlix.r] zijn nieuwe wijf. Toen dit aldus geheel gedaan was zo sprak de prins tot de officier; ‘ziet daar een priester en spreek uw biecht.’ De officier die droevig beladen was riep grote genade, maar het was al om niet. Toen kwam de provoost Marysael met de rode Roede en hij liet de officier aan een boom hangen. Toen dit gedaan was zo gaf de edele prins het vrouwtjes die brief met zijn grote zegel en met alle goederen van de dode officier. Maar omdat het lastig zou zijn geweest het arme vrouwtje na te volgen liet deze edele prins al het goeder te gelde maken en hij gaf dat vrouwtje gerede penningen daarvoor waarvan dat het getal zeer groot was. En hij liet haar fatsoenlijk met goede bewaring in haar land brengen waarbij wel blijkt dat hij een prins van justitie was. |
Hier naer volcht een gheschil tusschen den paedgen. VP den seluen tijt waren vele paedgen versaemt inden Haghe voorseyde ende begonsten te roupene diueersche roupen, als Bourgoengien dandere Rauesteyn, ende andere diueersche roupen. Also dat die paedgen die eerst riepen Bourgoengie, die worden ghesteken ouer doot. Ende alle dandere paedgen dye staken ende smeten malcandere, so datter groot gheruchte int hof quam. Ende die prinche alle die waerheyt verstaen hebbende, hy dede alle die paedgen vanghen wel tot.xxvi.toe, ende hi deidse alle bringhen in eene besloten camere, daer hy sommeghe heren bi hem nam. Daer dede hijse alle naeckt ontcleeden, vanden gordrieme vpwaert, ende si twee en twee te gadere, gafmen elck een goede stercke roede in dye hant, endemoesten daer mede malcanderen wel duerslaen, so langhe dat dye Prinche seyde, het ware ghenouch. Ende doen quammer twee varsche paedgen, ende also voort tot dattet al vulcommenwas. Ende dit sadt al en sach die gequetste paedge dye eerst den roup maecte, want hy en was niet sterck ghenouch om mede met roeden te slane, alst wel bleec, want hi vander quetsuere starf. Dese paedgen dus wel duersleghen sijnde, so gruwelic dat deerlick om sien was, wanttet som edele iongelinghen waren, som ghebroeders, som rechtsweers, ende som lieue ghesellen. Doen dede die prinche een lanc relaes, hemlieden seere versprekende, dat sy sulcke eene beroerte maecten, ende seyde ten ware sijn grote ontfaermichede, hi hadse alle doen hanghen, maer met dier punijcien, hy vergaft hem lieden alle te samen, ende hi steldese weder elc in sijn officie als te voren. Te wetene wyen sulcx messuus meer ghebuerde, hy soudse doen hanghen. Hier in es wel te merckene dat hi een wijs voorsienich here was in iusticien. Ende dit gheschiede vp sinte Symoen ende Iudas dach, int iaer van.lxix. Item int selue iaer was den eersten steen gheleyt vandencloostere van Sinay, staende te Brugghe by sinte Kathelijnen poorte, twelcmen heet een suster colleten. Ende vrau Marie vanBourgoengien Hertoghe Karels dochter, die leyde den eersten steen. [Den.xvij.dach in Sporcle] Item in tselue iaer den.xvij.dach in Sporcle was te Brugghe in thof vanden Prinche die brulocht ghehouden vanden ioncheere van Culenburch, ende vander dochtere van mijn heere Anthonius dye bastaert van Bourgoengien. Item vp den seluen tijt was te Brugge groote vruecht vanfaeyte van wapenen ende van tornoyen, waer of dat dye beroupere was die sone van mijn heere Symoen de la layn, endeverantwoorde al dat yeghens hem quam, te wetene met scherpen glauyen vp elc drie steken, ende voort met scherpen sweerden hauwende deen vp den anderen, so dat si malcanderen dye sweerden huyter hant sloughen, ende warenso verhit vp malcanderen, datse die heraulten dye daer toe gheordonneirt waren moesten scheeden. Ende daer toe was ghemaect een staedge daer die heraulten vp saten, ende dye heeren diere tornoyden, quamen alle om tcostelicst huyte, endedaer quamen alle daghe ter bane diueersche heeren die dye voorseyde berouper alle moeste antwoorden. Ende die berouper hilt sijn logijst achter sinte christoffels kercke, ende quam also duer een grote poorte in die bane, alsser eenege partyencommen waren, seer chierlic ende rijckelic ghewapent. Ende [fol. C.xlix.v] die bane was rondt omme al met staedgen betemmert, daer tvolc vp sadt om te siene die ghenouchte ende tryumphe vandenvoorseyde tornoye. Ende die bane was of ghesloten met diueerschen poorten om huyt ende in te rijdene Vp den seluen tijdt quam Hertoghe Kaerle te Brugghe vp sinte Pieters dach, ten.vij.hueren vanden auende. Ende.ij.daghen daer naer quam margriete zijn geselnede ooc te brugge. [Den.xxv.sten dach vander maent van Sporcle] Item die stadt van Brugghe gaf den hertoghe Kaerle een costelic bancket, vp Tscepenhuys, daer die princersse sijn gheselnede yeghenwoordich was. Ende die ionghe princersse Marye van Bourgoengien, ende me Vrauwe van Argue, ende die Bisscop van Luycke.ende dit was den.xxv.sten dach vander maent van Sporcle.Anno.lxix. Item daer quamen als doe te Brugghe by den Prinche twee groote ambassaden, Deene van oostenrijcke, ende dander vanVenegien, beede met schoonen state. Item inden seluen tijt, alle die Leenhouders vanden Prinche saten vppe ter oorloge waert want men seyde dat die coninc vanVranckerijcke hadde bereedt een armeye van.C.L.duysent mannen van wapenen Emmer altijt onpaeys begheerende yeghens den hertoge Kaerle, sonder cause ofte eenege redene. [Tsinte Donaes.xxx.in Maerte] Item in tselue iaer ons conincx van Scotlants sustere ghelach te Brugghe van eenen cnapelicken kijnde, het welcke kint hief me vrauwe van Bourgoengien, ende mijn here van Rauestein, ende was kerstin gedaen tsinte Donaes.xxx.in Maerte int voorseyde iaer. [Den.vij.sten April] Item die Prinche vertrac van sijnder stede van Brugghe te Rijssele waert, ende van daer te Kennoyt. Ende die Princersse track naer Eeclo, ende van daer te Ghendt, ende voordt te Bruessele, den.vij.sten April.Anno.lxix. [Den.xiij.sten van April] In dit selue iaer.lxix.so wast eenen swaren couden wintere, het vroos biden.v.maenden lanc, waeyende, sneeuwende, stormende vander maent van Decembre, tot den.xiij.sten van April.Anno.lxix. [Den.xv.sten dach van April] Item die schotsche coopman hadde een wijle tijdts vervreimt gheweist van Brugghe ende si quamen weder te brugghe vp denpalmsondach, den.xv.sten dach van April seer eerlic ghehabitueirt met peerschen sijden habijten, ende som camelot ende andere peersch wulle laken. Ende waren eerlickenontfanghen wantter vele eerbaer poorters yeghen reden, endemet hem lieden weder in quamen, int selue iaer van.M.CCCC.ende.lxix. |
Hierna volgt een geschil tussen de pages. Op dezelfde tijd waren vele pages verzameld in Den Haag en begonnen diverse zaken te toepen als Bourgondiërs en de andere Ravestein en andere diverse roepen. Alzo dat de pages die eerst riepen Bourgondie die werden dood gestoken. En alle andere pages die staken en sloegen elkaar zodat er groot lawaai in de hof kwam. En toen de prins de waarheid had verstaan liet hij alle pages vangen tot 26 toen en liet ze brengen in een besloten kamer waar hij sommige heren bij hem nam. Daar liet hij ze allen naakt ontkleden van de gordelriem opwaarts met twee en twee tezamen en men gaf elk een sterke roede in de hand en zo moesten ze elkaar doorslaan en zo lang als de prins zei totdat het genoeg was. En toen kwamen er twee verse pages en alzo voort totdat alles gedaan was. En dit alles zag die gekwetste page die het eerst geroepen had want hij was niet sterk genoeg om met de roede te slaan zoals wel bleek want hij stierf van die kwetsing. Deze pages aldus door geslagen en zo gruwelijk dat het droevig om te zien was want het waren soms edele jongelingen en soms gebroeders, soms neven en soms lieve gezellen. Toen deed de prins een lang relaas en versprak hen zeer dat ze zoՠn beroerte maakten en zei; tenzij zijn grote ontferming, hij had ze allen laten hangen, maar met die straf vergaf hij het hen en stelde elk weer in zijn office als tevoren. Te weten, wie zulk toorn meer gebeurde, hij zou ze laten hangen. Hierin is wel te merken dat hij een wijze voorziende heer was in justitie. En dit geschiedde op Sint Simon en Judas dag in het jaar 1469. Item, in hetzelfde jaar was de eersten steen gelegd van het klooster van Sinai dat stond te Brugge bij Sint Katelijnen poort wat men noemt een zuster verzameling. En vrouw Maria van Bourgondië, Karels dochter, legde de eerste steen. [De 17de dag in februari] Item, in hetzelfde jaar de 17de dag van februari was te Brugge in de hof van de prins de bruiloft gehouden van de jonkheer van Culemborg en de dochter van mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondie. Item, op dezelfde tijd was te Brugge grote vreugde van wapenfeiten en toernooien waarvan de beroeper was de zoon van mijn heer Symoen de la Layn en verantwoordde alles dat tegen hem kwam, te weten, met scherpe lansen op elke drie steken en voorts met scherpe zwaarden hieuwen de ene op de andere zodat ze elkaar de zwaarden uit de hand sloegen en waren zo verhit op elkaar dat de herauten die daartoe geordineerd waren ze moesten scheiden. En daartoe was gemaakt een stellage waar de herauten opzaten en de heren die er toernooiden kwam allen op het kostbaarste uit en daar kwamen alle dagen te baan diverse heren die de beroeper allen moest antwoorden. En de beroeper hield zijn logies achter Sint Christoffels kerk en kwam alzo door een grote poort in de baan als er enige partij gekomen was zeer sierlijk en rijk gewapend. En [fol. C.xlix.v] die baan was rondom geheel met stellages betimmerd waar het volk op zat om het genoegen en triomf te zien van dat toernooi. En die baan was afgesloten met diverse poorten om uit en in te rijden. Op dezelfde tijd kwam hertog Karel te Brugge op Sint Petrus dag te 7 uur van de avond. En 2 dagen daarna kwam Margriet, zijn gezellin, ook te Brugge. [De 25ste in de maand februari] Item, de stad Brugge gaf hertog Karel een kostbaar banket op het schepenhuis waar de prinses, zijn gezellin, tegenwoordig was. En de jonge prinses Maria van Bourgondie en mevrouw van Argue en de bisschop van Luik en dit was de 25ste dag van de maand februari anno 1469. Item, daar kwamen toe te Brugge bij de prins twee grote ambassadeurs, de ene van Oostenrijk en de ander van Veneti, beide met mooie staat. Item, in dezelfde tijd zaten alle leenhouders van de prins op te oorlog waart, want men zei dat de koning van Frankrijk had bereid een leger van 150 000 wapenmannen en begeerde immer onvrede tegen hertog Karel, zonder enige oorzaak of reden. [Te Sint Donaas 30ste in maart] Item, in hetzelfde jaar lag de zuster van de koning van Schotland te Brugge van een jongetje, wat kind hief mevrouw van Bourgondie en mijn heer van Ravestein en was gedoopt te Sint Donaas. De 30ste van maart in het voorgezegde jaar. [De 7de april] Item, de prins vertrok van zijn stad Brugge te Rijsel waart en vandaar te Kennoyt. En de prinses trok naar Eeklo en vandaar te Gent en voort te Brussel de 7de april anno 1440. [De 13de van april] In hetzelfde jaar 1440 zo was het een zware koude winter en vroor het bij de 5 maanden lang en waaide en sneeuwde, stormde van de maand december tot de 13de van april anno 1440. [De 15de dag van april] Item, de Schotse koopman was een tijdje vervreemd geweest van Brugge en ze kwamen weer te Brugge op de Palmzondag de 15de dag van april zeer fatsoenlijk gekleed met paarse zijden habijten en soms kamelot en andere paarse wollen laken. En waren fatsoenlijk ontvangen want er kwamen vele eerbare poorters tegen en met hen weer inkwamen in hetzelfde jaar 1440. |
Hier naer volcht een ouerdaet vanden Graue van verwijck. Dat.lvij.Capittel. [fol. C.l.r] [INt selue iaer van.lxix] INt selue iaer van.lxix.doe was een grote moeyte in Ingelant ende dat om eenen Graue van werwijc geheeten Ridtsaert nyewelijnc heere van Salsbry, ende es te wetene dat dese Ridtsaert Tgraefschip van Werwijc behuwede aen sijn wijf, die welcke Graue so vele moeyten ende beroerte ghemaect hadde, dat bi hem vele Princhen ende heren hier voortijdts onthooft waren. Ende vele ghemeens volcx versleghen sonder ghetal. Item dese Graue van Werwijc stac doot den Hertoghe vanSommerset inde presencie vanden coninc Heyndric, die den seluen werwijc gaf den staet vanden Rudderschepe ende dese voorseyde Werwijc was so wentelachtich, dat hi den coninc Heyndric van lanckaestre, bi sijnder onghetrauwicheyt of stelde van sinen coninckrijcke van Inghelant, ende hilt hemgheuanghen inde torre te Lonnen. Ende hy trac vp Edewaerdt van Iorck, ende maectene coninc van Inghelant, segghende dat dye croone van rechter gheboorte hem toebehoorde. Aldus so regneirde die coninc Edewaert een wijle tijdts in Inghelandt. Item desen Werwijc gaf sine dochtere in huwelicken den Loerd van Clarence des conincx Edewaertds broedere Lodewijc dye wiste wel dat die coninc vrient was vanden Hertoghe Kaerle van Bourgoengien. Ende dese voorseyde werwijc was contrarie den Hertoghe Kaerle, nochtanne hadde hi mondelijnghe yeghenhem ghesproken, te Beunen in Pycardyen. Maer hi was so vul valscheden dat hi began te peynsene, hoe dat hi den coninc Edewaerdt of stellen mochte van sijnder croone, endeverdrijuen huyt Inghelant omme te maken sijnder dochter man Coninc van Inghelandt, den Loerd van Clarence. Ende hier toe dede hi al sijn beste, bi den welcken grooten twist vp rees in Inghelandt ende sware bloedtstortijnghe. Item om dese saken wille, waren vergadert alle die staten vanInghelandt, ende daer was een parlement ghehouden te waesmunstre buyten Lonnen. Ende daer sprac die coninc Edewaerdt den heere van Werwijc, Ic verstae dat ghy eenennyeuwen coninck maken wilt, ende my verlaten, nochtan hebt ghi selue tot my gheseyt, dat ic recht oor ben van den Conincrijcke, ende dat die croone my van rechts weghe toe behoort, Het welcke ic kenne ende weet wel dat warachtich es Ende ick en meene daer niet of te sceedene maer wildy eenen anderen Coninck maken, so verbeydt emmer alsoe langhe, tot dat ick doodt ben. Item die Graue van Werwijck dede so vele datter vele volcx te strijde quam yeghen den coninc Edewaerdt. Ende die coninc Edewaerdt bleef altoos in dye eere, maer werwijc hilt hem altijt huter schote, ende bleef bi sijnder subtijlheyt altijt huyt denstrijden. Item daer naer sandt Werwijck byden coninck Reynier vanVranckerijcke, ende seyde hoe dat sijn dochters man Sconincx Heyndricx sone behoorde te wesene coninc. van Inghelant met allen rechten, ende versochte aen den coninc Reynier vanVranckerijcke assistencie om daer toe te commene. Maer dye coninc verantwoorde ende seyde dat hi aengaende sinenpersoon dat hy te out was, ende te varre ghepasseirt, soe dat hi hem daer mede nyet moeyen en wilde, omme twelcke die voorseyde graue van Werwijck so vele moeyten dede in Inghelant, wentelende als nv aen deen sijde als dan aen dandere, also dat hy vermaert wiert voor een quaet verradere. Ende hi wordt ghebannen huyt der croone van Inghelant, ende al sijn goet dat hy hadde was gheconfijsquiert, ende gheleyt tot des Conincx Edewaerts tafele. |
Hierna volgt een overdaad van de graaf van Warwick. Dat 57ste kapittel. [fol. C.l.r] [In hetzelfde jaar 1440] In hetzelfde jaar 1440 doen was grote twist in Engeland en dat om een graaf van Warwick geheten Richard net heer van Salisbury en het is te weten dat deze Richard het graafschap Warwick behuwde van zijn wijf, welke graaf zoveel twist en beroerte gemaakt had dat door hem vele prinsen en heren hier voortijds onthoofd waren. En veel gewoon volk verslagen zonder getal. Item, deze graaf van Warwick stak dood de hertog van Somerset in de presentie van koning Hendrik, die deze Warwick de staat van ridderschap gaf en deze Warwick was zo draaibaar dat hij koning Hendrik van Lancaster door zijn ontrouw afstelde van zijn koninkrijk van Engeland en held hem gevangen in de toren te Loden. En hij trok op Eduard van York en maakte hem koning van Engeland en zei dat de kroon van rechte geboorte hem toebehoorde. Aldus zo regeerde koning Eduard een tijdje in Engeland. Item, deze Warwick gaf zijn dochter in huwelijk de lord van Clarence, de broeder van koning Eduard Lodewijk die wel wist dat de koning vriend was van hertog Karel van Bourgondie. En deze Warwick was contrarie hertog Karel, nochtans had hij mondeling met hem gesproken te Boulogne-sur-Mer in Picardië. Maar hij was zo vol valsheid dat hij begon te peinzen hoe dat hij koning Eduard afstellen mocht van zijn kroon en verdrijven uit Engeland om te maken zijn man van zijn dochter koning van Engeland, de lord van Clarence. En hiertoe deed hij al zijn best waardoor grote twist oprees in Engeland en zware bloedstorting. Item, vanwege deze zaak waren verzameld alle staten van Engeland en daar was een parlement gehouden te Warminster buiten Londen. En daar sprak koning Eduard de heer van Warwick; ‘Ik versta dat ge een nieuwe koning maken wil en mij verlaten, nochtans hebt ge zelf tot mij gezegd dat ik rechte erfgenaam ben van het koninkrijk en dat de kroon me van rechtswege toebehoort, wat ik beken en wel weet dat het waar is. En ik meen niet daarvan te scheiden, maar wil je een andere koning maken wacht dan immer zo lang totdat ik dood ben.’ Item, de graaf van Warwick deed zoveel dat er veel volk te strijden kwam tegen koning Eduard. En koning Eduard bleef altijd in de eer, maar Warwick hield zich altijd buiten schot en bleef met zijn subtielheid altijd uit de strijd. Item, daarna zond Warwick naar koning Renier van Frankrijk en zie hoe dat de man van zijn dochter de zoon van koning Hendrik behoorde te wezen koning van Engeland met alle rechten en verzocht aan koning Renier van Frankrijk assistentie om daartoe te komen. Maar de koning verantwoorde zich en zei dat hij aangaande zijn persoon te oud was en te ver gepasseerd zodat hij zich daartoe niet bemoeien wilde waarom de graaf van Warwick zoveel moeite deed in Engeland, wentelende als nu aan de ene zijde als aan de andere alzo dat hij vermaard werd als een kwade verrader. En hij werd gebannen uit de kroon van Engeland en al zijn goed dat hij had werd geconfisqueerd en geld ter tafel van koning Eduard. |
[Int iaer van M.CCCC.ende.lxix] Item dese voorseyde Werwijc trac ter zee, ende stelde hem vppe met vele schepen. Ende hi voerde sijn wijf mede, ende vele andere vrauwen. Ende hy quam voor Calis, wanende daer ontfanghen te sine, maer die van Calis sonden om raedt, aen den Hertoghe Karel van Bourgoengien, die welcke gaf antwoorde, dat die van Calis nyement in laten en souden, dan dye goedt ende ghetrauwen den coninc Edewaert van Inghelant aldus was werwijc ontseyt die stede van Calis, ende dit was inde vastene, int iaer van M.CCCC.ende.lxix. Item dese Graue van Werwijck seere gram sijnde ende ontstelt, versaemde by hem vele quaets gheselscheips vanzeeroouers ende allerhande quade bouuen huyt [fol. C.l.v] Inghelant, so dat hi quam in April ontrent paesschen vp die zee, met vele schepen ende be nacht dye vlote commende van Rutseele, als Hollanders, vlaminghen, ende zeelanders, endenam hem lieden wel.xl.schepen met grote vechtinge ende sware bloetstortinghe aen beeden sijden. Ende men sprac om bestant te makene met hem, maer die heere van Werwijc en wasser niet toe gheneghen, maer seyde dat hy al nemen soude dat hy ghecrijghen conde, als waer bi dat die hertoghe Kaerle groote ghereetschap maecte om den voorseyde Werwijck te verwinnene. [Vp sinte Simoens ende sint Iudendach] In tselue iaer vp sinte Simoens ende sint Iudendach, so sant dye Hertoghe Kaerle sijn Toysoen die coninc Edewaert vanInghelant, twelcke hem brochte die hertoghe van Crichy. Ende dit gheuiel te westmunstere buyten Lonnen. Item een oosterlinck ghenaemt Hans voetkin, dye vacht met sijnen schepen yeghens Werwijcx volc inden seluen tijt, ende hi wan Werwijc of een deel van sinen schepen, ende verdranck vele van sijnen volcke. [Den iare.lxx] Item binnen deser tijt die Hertoghe Kaerle reedde sijn schepen toe ter Sluys, ende doe soe was daer ter Sluys een wilt gheselle dye een vraukin soe quetste, dat sy daer of starf, ende die gheselle liep vp een kerchof, maer die hertoghe kaerle daer ter Sluys wesende dede den gheselle vanden kerchoue halen, endewas al daer onthooft. Dit gheschiede binnen den iare.lxx. Item die Hertoghe Kaerle sine schepen mannende met edele mannen ende met andere, ligghende ter Vere ende Termude, doe laghen Amsterdammers gheladen in die baeye, ende en dorsten nyet thuysewaert commen om die vreese van Werwijck. Item die hertoghe Kaerle sandt aen den Graue van Werwijck boden, ende ontboot hem dat hi die schepen van sinen lande soude ontslaen, ende tgoet restoreren met vrientschepen. [Den.xxvij.sten dach van April] Item corts daer naer ontrent den.xxvij.sten dach van April.Anno.M.iiijc.ende.lxx.so quam die voorseyde WerWijck ter zee voor Ampton in Inghelandt met alle sinne schepen. Ende dye coninc Edewaert worde dies gheware ende sandt aen Werwijc, vraghende wat hi begheerde, ende wat hy daer dede EndeWerwijck gaf antwoorde dat hi daer commen was, omme te besiene wat vrienden dat hi daer vinden soude. Doe was hemgheseyt dat hi gaen soude voor sinen gherechten heere endeconinc, maer hi en wilde niet obedieren, maer bleef dien nacht rijdende vp sinen anckere. Ende des anderen daechs quam met groter voorsienicheyt met Loerd descales, ende hi beuacht den seluen Weerwijck met groter foortse, ende veel van Weerwijcx volcke verslaende. Ende hadde dat grote schip ghenaemt die Tryniteyt, aenghecommen, Weerwijck souder sonder twijfele ghebleuen hebben, maer hy ontquam in een cleen bootkin te Cortoy waert, ende mijn Loerd descales creech weder vanden seluen Weerwijc vele schepen van vlaminghen ende vanhollanders die die selue Weerwijc ghenomen hadde, ende die coninc Edewaert ontslouch die voorseyde schepen vriendelic, ende liet se varen elc daert hem lieden gheliefde. [Den.xxix.sten dach van Meye] Item vp hope dat die hertoghe Karels schepen ter zee wesen souden, so seylden die voorseyde hollanders huyter baeye, endeWeerwijcx volck worde dat gheware, ende si quamen met .xviij.schepen van orloghe vp dye Hollanders. Ende die hollanders namen hem.xiiij.schepen of, ende alle die hem te weere stelden, dye wierpen si ouer boort, ende si slouger vele doot, ende quetseden, nemende alle dye schepen metten goede, ende stelden dandere hollanders aen tlant, tusschen Calis ende Buenen. Ende dit was den.xxix.sten dach van Meye. Anno.lxx. Ende binnen twee of drye daghen daer naer, so namen Weerwijcx lieden vp die zee wel.vij.of.viij.schepen, ende si verdroncken al tvolc datter in was. Item een man vander Vere quam huyter somme thuysewaert seylende, ende hi worde drie schepen van orloghe gheware die neerstelick naer hem quamen. Ende dese zeelandere ontuloot al dat hy mochte, ten eynde dese schepen van orloghe toochden teeken van paeyse als niet te mesdoene. Doe bleef die zeelandere houdende. Ende hi sprac yeghens hem lieden, segghende dat hi was huyt zeelant, si seyden, wy en sullen hu niet mesdoen, maer wi beuelen hu huwen prinche te seggene, dat hi seere ghegroet si van- [fol. C.li.r] den Graue van Werwijc, verwonderende waer hi so langhe blijuen mach. Ende secht hem als hi comt men sal hemvriendelic ontfanghen, alsomen sulcke vrienden te ontfanghene pleicht. Ende daer mede lieten sy den schipper wech seylen, dies beloofde hi dese boodtschap te doene. Ende dye Loerd van Clarencen die heeft ghetrauwet Werwijcx dochtere, Sconincx Edewaerts broedere, van Inghelant, die es een van Werwijcx capiteynen, ende hi licht te Diepen [Vp den vierden dach van Wedemaent] Vp den vierden dach van Wedemaent int selue iaer dede die Hertoghe kaerle te middelburch in Zeelandt onthoofden drie ghebroeders, ende een haren neue, omme dat si een van sinen dienaren doot ghesleghen hadden met beleyder laghe, de welcke dienare een vanden broeders een caecksmete ghegheuen hadde, maer hy presenteirde hooghe beterijnghe, bi heeren ende goede mannen, maer si ontseydent al. Ende doe men den eerstenonthoofden soude, ende daer toe alle ghereeschap ghemaect was, sijn haer ghecort, ende sijn oghen verbonden waren, so quam daer een sughijnghe ende gheruchte onder tvolck, so dat die lieden verschoten ende wech liepen, ende nyement en wiste van wanen dat tgheruchte quam. Item Hertoghe Karel dit vernemende quam haestelic ter maerct waert, meenende datter eeneghe meuterye gheweist hadde ende quam met eender goedgie in sijn hant maer eer hi ter plaetsen quam, die Iugen deden den man onthoofden. Endehi was die princepale, die den dootslach ghedaen hadde, endedoe waren dander drye onthooft in des Princhens presencie. |
[In het jaar 1469] Item, deze Warwick trok ter zee en stelde zich op met vele schepen. En hij voerde zijn wijf mede en vele andere vrouwen. En hij kwam voor Calais en waande daar te ontvangen te zijn, maar die van Calais zonden om raad aan hertog Karel van Bourgondie en die gaf antwoorde dat die van Calais niemand zouden binnen laten dan de goede en getrouwe koning Eduard van Engeland, aldus was Warwick ontzegd de stad Calais en dit was in de vasten in het jaar 1469. Item, deze graaf Warwick was zeer gram en ontsteld en verzamelde bij hem veel kwaad gezelschap van zeerovers en allerhande kwade boeven uit [fol. C.l.v] Engeland zodat hij kwam in april omtrent Pasen op de zee met vele schepen en met nacht kwam een vloot van la Rochelle als Hollanders, Vlamingen en Zeelanders en nam hen wel 40 schepen met grote gevecht en zware bloedstorting aan beide zijden. En men sprak om een bestand met hem te maken, maar de heer van Warwick was er niet toe genegen en zei dat hij alles nemen zou wat hij krijgen kon, als waarbij dat hertog Karel groot gereedschap maakte om die Warwick te overwinnen. [Op Sint Simon en Sint Jude dag] In hetzelfde jaar op Sint Simon en Sint Jude dag zo zond hertog Karel zijn gulden vlies naar koning Eduard van Engeland, wat hem bracht de hertog van Crichy. En dit gebeurde te Westminster buiten Londen. Item, een oosterling, genaamd Hans Voetkin, die vocht met zijn schepen tegen het volk van Warwick in dezelfde tijd en hij won Warwick een deel van zijn schepen af en verdronk veel van zijn volk. [Het jaar 1470] Item, binnen deze tijd bereidde hertog Karel zijn schepen toe ter Sluis en toen zo was daar ter Sluis een wilde gezel die een vrouwtje zo kwetste dat ze daarvan stierf en die gezel liep op een kerkhof, maar hertog Karel die daar ter Sluis was liet de gezel van het kerkhof halen en was aldaar onthoofd. Dit geschiedde binnen het jaar 1470. Item, hertog Karel bemande zijn schepen met edele mannen en met anderen en lag ter Veere en te Arnemuiden en toen lagen Amsterdammers geladen in de baai en durfden niet naar huis te gaan vanwege de vrees van Warwick. Item, hertog Karel zond aan de graaf van Warwick boden en ontbood hem dat hij die schepen zijn land zou ontslaan en het goed terug geven met vriendschap. [De 27ste dag van april] Item, kort daarna omtrent de 27ste dag van april anno 1470 zo kwam die Warwick voor Ampton in Engeland met al zijn schepen. En koning Eduard werd het gewaar en zond aan Warwick en vroeg wat hij begeerde en wat hij daar deed. En Warwick gaf antwoord dat hij daar gekomen was te bezien wat vrienden dat hij daar vinden zou. Toen was hem gezegd dat hij gaan zou voor zijn gerechte heer en koning, maar hij wilde niet gehoorzamen, maar bleef die nacht staan op zijn anker. En de volgende dag kwam met grote voorzienigheid met Lord Descales en hij bevocht die Warwick met groot geweld en versloeg veel van zijn volk. En was dat grote schip, genaamd die Triniteit, aangekomen Warwick zou er zonder twijfel gebleven zijn, maar hij ontkwam in een klein bootje te Cortoy waart en de Lord Descales kreeg weer van die Warwick vele schepen van Vlamingen en van Hollanders die Warwick genomen had en koning Eduard ontsloeg die schepen vriendelijk en liet ze varen elk waar het hem geliefde. [De 29ste dag van mei] Item, op hoop dat de schepen van hertog Karel ter zee wezen zouden zo zeilden die Hollanders uit de baai en het volk van Warwick werd dat gewaar en ze kwamen met 18 oorlogsschepen op de Hollanders. En de Hollanders namen hem 14 schepen af en alle die zich te verweer stelden wierpen ze overboord en ze sloegen er velen dood en kwetsten en namen alle schepen met de goederen en stelden de andere Hollanders aan land tussen Calais en Boulogne-sur-Mer. En dit was de 29ste dag van mei anno 1470. En binnen twee of drie dagen daarna zo namen de lieden van Warwick op de zee wel 7 of 8 schepen en ze verdronken al het volk dat er in was. Item, een man van d Veere kwam uit de Somme en zeilde naar huis en werd drie oorlogsschepen gewaar die vlijtig naar hem kwamen. En deze Zeelanden ontvloog alles wat hij kon en ten einde toonden deze oorlogsschepen teken van vrede als niet te misdoen. Toen bleef de Zeelander ophouden. En hij sprak tegen hen en zei dat hij uit Zeeland was en ze zeiden; we zullen u niets misdoen, maar we bevelen uw prins te zeggen dat hij zeer gegroet is van de [fol. C.li.r] graaf van Warwick en verwondert zich waar hij zo lang blijven mag. En zegt hem als hij komt men zal hem vriendelijk ontvangen, alzo men zulke vrienden te ontvangen pleegt. En daarmee lieten ze de schipper weg zeilen en dus beloofde hij deze boodschap te doen. En de lord van Clarence die heeft getrouwde de dochter van Warwick, de broeder van koning Eduard van Engeland, die was een van de kapiteins van Warwick en hij lag te Diepen. [Op de 4de dag van juni] Op de vierde dag van juni in hetzelfde jaar liet hertog Karel te Middelburg in Zeeland onthoofden drie gebroeders en een van hun neven omdat ze een van zijn dienaars dood geslagen hadden met belegde hinderlaag, welke dienaar een van de broeders een kaakslag gegeven had, maar hij beloofde hoge verbetering bij heren en goede mannen, maar ze ontzeiden alles. En toen men de eerste onthoofden zou en daartoe alle gereedschap gemaakt was, zijn haar gekort en zijn ogen verbonden waren, zo kwam daar een geruis en gerucht onder het volk zodat die lieden verschoten en weg liepen en niemand wist waar het gerucht vandaan kwam. Item, hertog Karel die dit vernam kwam haastig naar de markt en mende dat er enige muiterij geweest was met een goedgie (?) in zijn hand, maar eer hij ter plaatse kwam lieten de rechter de man onthoofden. En hij was de belangrijkste die de doodslag gedaan had en toen werden de andere drie onthoofd in de presentie van de prins. |
[Hoe dye Hertoghe Kaerle van] Bourgoengien, sercours dede den coninc Edewaert van Inghelant, [Hoe dye Hertoghe Kaerle van] Bourgoengien, sercours dede den coninc Edewaert vanInghelant, wel met.xxiiij.groote schepen, besondere die cleene schepen, omme yeghen den Graue van Werwijck te vechtene. [fol. C.li.v] [Vp den.viij.sten dach van Wedemaent] ITem vp den.viij.sten dach van Wedemaent, doen seylden hertoghe Karels schepen huyte ter zeewaert inne, vromelic voorsien van alle saken, daer den vpper Amymyrael of was mijn here Heyndrick van Borsele here vander Vere. Ende tghetal vanden grooten schepen waren ontrent xxiiij.sonder dye ander cleene schepen dye daer ooc waren. Item die graue van Werwijc was doe te Rouaen in Normandye, ende hy sandt sijne Ambassaden aen den Coninck van Vranckerijcke, omme bystant ende sercours contrarie den coninck Edewaert van Inghelant, maer die Conincstable vanVranckerijcke, te wetene mijn heere van Simpol, die verstont claerlic die valscheyt van Werwijck. Want Werwijc dede segghen dat hi coninc Heyndricx sone coninck maken soude in Inghelant. Hier inne waren die fransche heeren contrarie, ende rieden den coninck van Vranckerijcke, ende toochden ende seyden dat dye voorseyde graue van Werwijc oyt contrarie gheweist hadde der croone van Vranckerijcke, ende vul van quaden opynioene, deene Coninck makende ende dander verlatende. Ende voort soe seyde die Coninckstable van Vranckerijcke dat sijn schoon neue die Hertoghe van Bourgongien voren hadde den voorseydeWerwijc te ghecrijghene, wat dat hem costen soude. Ende om alle moeyte te schuwene, liet hem die coninck beraden, ende dede verbieden dat nyement Werwijcx gheroofde goet copen en soude, noch ooc herberghen vp grote boete, twelcke dye wreede Graue van Werwijck was ghesien weenende rijden huyt der stede van Rouaen vp dyen seluen tijdt. [Vp den.xvi.dach van Wedemaent] Item in dyen seluen tijt begheerde dye hertoghe Kaerle van Bourgoengien.C.xx.duysent croonen tsiaers, drie iaer lanc gheduerende. Te wetene vp alle sijne landen, sonder vp Bourgoengien alleene. Ende het was hem gheconsenteirt vp den.xvi.dach van Wedemaent. Anno.M.CCCC.ende.lxx. [Vp den.xxij.sten dach in Wedemaent] Vp den.xxij.sten dach in Wedemaent, int selue iaer, soe track dye Prinche huyt Zeelant te Vlaendren waert, ende hi quam te Brugghe naer die noene, ende het was doe Antworp marckt, ende te Antwerpen in Brabandt waren ghearesteirt alle dye Fransoysen ende die van Doornicke, tgoet ende die lieden, want hertoghe karels van Bourgoengien was ghearesteirt by Parijs, in dye marckt van Lengy, ende oock elders in andere plaetsen in Vranckerijcke. |
Hoe hertog Karel van Bourgondië hulp deed koning Eduard van Engeland wel met 24 grote schepen, zonder de kleine schepen om tegen de graaf van Warwick te vechten. [fol. C.li.v] [Op de 8ste dag van juni] Item, op de 8ste dag van juni toen zeilden de schepen van hertog Karel uit ter zee en goed voorzien van alle zaken waar de opperste admiraal van was mijn heer Hendrik van Borsele, heer van de Veere. En het getal van de grote schepen waren omtrent 24 zonder de andere kleine schepen die daar ook waren. Item, de graaf van Warwick was toen te Rouen in Normandi en hij zond zijn ambassadeurs naar de koning van Frankrijk om bijstand en hulp contrarie koning Eduard van Engeland, maar de legeraanvoerder van Frankrijk, te weten mijn heer van Saint-Pol, die begreep duidelijk de valsheid van Warwick. Want Warwick liet zeggen dat hij de zoon van koning Hendrik koning maken zou in Engeland. Hierin waren de Franse heren contrarie en raden de koning van Frankrijk aan en toonden en zeiden dat de graaf van Warwick ooit contrarie geweest was de kroon van Frankrijk en vol van kwade bedoelingen, de ene koning maakte en de andere verliet. En voort zo zei de legeraanvoerder van Frankrijk dat zijn mooie neef, de hertog van Bourgondie voor had die Warwick te krijgen wat het hem kosten zou. En om alle moeite te schuwen liet zich de koning beraden en liet verbieden dat niemand het geroofde goed van Warwick kopen zou, nog ook herbergen op grote boete, wat van de wrede graaf van Warwick was gezien toen hij reed uit de stad Rouen op dezelfde tijd. [Op de 16de dag van juni] Item, in dezelfde tijd begeerde hertog Karel van Bourgondie 120 000 kronen per jaar dat drie jaren lang duurde. Te weten op al zijn landen uitgezonderd Bourgondië alleen. En het was hem toegestemd op de 16de dag van juni anno 1470. [Op de 22ste dag van juli] Op de 22ste dag van juli in hetzelfde jaar zo trok de prins uit Zeeland naar Vlaanderen en kwam te Brugge na de noen en het was toen te Antwerpen markt en te Antwerpen in Brabant waren gearresteerd alle Fransen en die van Doornik, het goed en de lieden, want hertog Karel van Bourgondië was gearresteerd bij Parijs in de markt van Lengy en ook elders in andere plaatsen in Frankrijk. |
[Den.ij.sten dach van Hoymaent] Item hertoghe karels van Bourgoengien schepen aldus ter zee sijnde, als voroseyde es, so gheuielt dat si waren aen dye costen ende lande van Normandyen, ende worden gheware dat dye wreede Graue van Werwijck ter zee quam met alle sinenschepen omme te seylene in Noorddommerlandt,, daer hi seer vele vrienden hadde, maer die heere vander Vere metten andere capiteynen pijnden dat te belettene, ende si iaechden den Graue van Werwijc ende al sijn volc weder aen landt, in Normandyen. Ende die Inghelschen ruymden haer selfs schepen, ende staken selue tvier daer inne. Ende Hertoghe Karels van Bourgoengien volc volchdese so scherpelick aen van achtere, ende ghinghen te lande den Inghelschen beuechten, daer veil volcx doe versleghen bleef aen beede den sijden, maer meest van des Grauen van Werwijcx lieden. Ende diet ghebuerde vp den dach vander visitacie van Marie, den.ij.sten dach van Hoymaent. Anno.lxx. Item vp den seluen tijt was die hertoghe van Bourgoengien te sint Omaers, daer Ian van Boonem Prouoost vanden heyr crachte byden Prinche quam, om hem alle saken te kennen te gheuene, die hy verstaen hadde. Ende alle dye mannen van der ordonnanchie waren ontboden bi openen mandemente, rasschelic sint Omaers te commene byden Prinche. Dies was als doe binnen der stede van Brugghe ghedreghen eene processye generale, omme te biddene den almoghenden ende goedertierenhere om paeys. Item corts daer naer so rees eenen groten storm inder zee, so dat die heere vander Vere Amyrael voorseyde, hem ;pijnde huyter zee te ruymene met sinen schepen, om den swaren wint diere doe vp rees. Ende dye [fol. C.lij.r] Graue van Werwijck met sijnder groter cloucheyt, hy auentuerde dye zee te passereirne met alle sijne schepen, ende met gheluckeghen winde, hy seylde ouer in Inghelant, ende hi ende dye sijne ghinghen daer aen lant, daer hi hem sterck maeckte omme te beuechtene hem allen die hem leet ghedaen hadden. Ende terstont quam hem groot volck te baten. Item als die coninc Edewaert vernam dat Werwijc in tlant ghecommen was, doe so ghinc hi hem ghereet maken om Werwijck te beuechtene. Ende doe was daer een verradere een groot heere, dye seyde heer coninc blijft in dit casteel, wi sullenwel gheringhe Werwijc ghecreghen hebben, ende in huwen handen leueren. Maer hadde die coninc Edewaert in dat slot ghebleuen, die verraders souden hem daer in gheuanghenhebben oft ghedoot, niet te min die verraders siende dat si dat niet vulbringhen en consten, trocken rechteuoort ghewapender hant aen Werwijcx sijde, contrarie den coninck Edewaert. Item die coninc Edewaert dit merckende, was seere beureest, want meest al tvolc dat vouchde hem met werwijcke, dies vant hi hem alleene, ende hy vloot heymelicke met cleenen volcke te Ampton in dye hauene, daer doe eeneghe coopuaerders tallen ghe ghelucke laghen, ende hi seylde ouer dach ende over nacht tot dat hi quam ten Bryele en zeelant, ende van daer track hi in Hollant inden Haghe, daer hi een langhe poose hemseluen rustede. Item ghi sult weten als die coninc Edewaert aldus een wijle tijts in Hollant gheweist hadde, ende hem daer gherust hadde, so quam hi te Brugghe, ende was ghelogiert in thof vandengruuthuyse, ende een ghedeel volcx met hem, ende daer hilt hy hem langhe tijt. Ende omme deser saken wille tvolck vanontrent den zeecant hier in Vlaendren was seere beureest, dat die Graue van Werwijc mochte commen met menichte van schepen van orloghe vp tlandt om tvolck te roouene ende die huysen te verbarnene, omme twelcke die vanden zeecante scherp aweet hilden, ende die steden vp den zeecant gheleghenende oock die stede van Brugghe, die welcke dede sommeghe poorten voorsien, ende oock vele engienen ten mueren stellen, ende men hilt scherp aweet dach ende nacht ten poorten ende oock ter marckt des nachts Ende dit gheduerde tot by paesschen. Ende dese waren doe Burchmeesters vander stede van Brugghe, mer Ian de Baens ende Ioris metten eye. Item eeneghe vanden heren dye metten Coninck Edewaert gheulucht quamen, die seyden tot haren coninck, dat sy trecken, souden bi den Hertoghe van Bourgoengien, ende hem claghen dese deerlicke saken, maer si loghen valschelicken, want si namen orlof, ende trocken te Calis waert, paeys versouckende aen den wreeden graue van Werwijck, als quade ende valsche verraders. Item het gheschiede dat eeneghe van desen Inghelschen heren waren ghelogiert in die swane bi Sprinchen hof binnen der stede van Brugghe, daer die weert doe hiet Ian die coninc. Ende dese Inghelschen deden haestelicke by nachte maken swarte rijtkeerels, ende si bespraken elc een peert, segghende dat si wilden wesen te Hesdijn waert byden Hertoghe Kaerle van Bourgoengien, maer sy meenden te Calis te treckene. Item in dese voorseyde herberghe was een ionckman dienende, ende hi drouch desen Ingelschen al dat hem lieden van nooden was, maer dinghelschen spraken altoos quaet tot desen voorseyde ionckman segghende. Luystich spijtich vlaminck. Dese knape en conste dit niet wel verdraghen, hi claechdet sijnen meestere. Die meester ghinc bouen, maer is loochende dye woorden. Daer naer soude die knape weder bouen commen doen soe wilden dinghelschen hem slaen, maer die knape was clouck voor hem seluen, ende hi track een goede dagghe huyt hem voughende byder duere vander camere, soe varre dat si aen hem niet commen en dorsten, ende hi ghinck nederwaert, ende seydt sijnen meestere. Dye meestere sandt om vier of.v.vrome mannen seer wel voorsien, ende hi ghinck weder omme bouen tot den Inghelschen, maer spraken doe schone al en meende sijs nyet. Nyet yeghen- [fol. C.lij.v] staende sy souden tsanderdaechs die peerde verhuerers bedroghen hebben ne hadde dye voorseyde Ian die coninck ghedaen, want hy hadde een lucht dat si Thesdijn waert niet en wilden, maer trocken naer Calis als verraders so si waren, met schanden. |
[De 2de dag van juli] Item, hertog Karel van Bourgondië schepen waren aldus ter zee en zo gebeurde het dat ze aan de kust van Normandië kwamen en werden gewaar de wrede graaf van Warwick zee met al zijn schepen om te zeilen in Noorddommerland waar hij zeer vele vrienden had, maar de heer van de Veere met de andere kapiteins pijnigden dat te beletten en ze joegen de graaf van Warwick en al zijn volk weer aan land in Normandi. En de Engelsen ruimden hun eigen schepen en staken zelf het vuur erin. En het volk van hertog Karel van Bourgondië volgden ze zo scherp aan van achteren en gingen te lande de Engelsen bevechten waar toen veel volk verslagen bleef aan beide zijden, maar meest van de kant van graaf Warwick. En dit gebeurde op de dag van Maria visitatie, de 2de dag van juli anno 1470. Item, op dezelfde tijd was de hertog van Bourgondie te Sint-Omaars waar Ian van Boonem, provoost van de legermacht, bij de prins kwam om hem alle zaken te kennen te geven die hij verstaan had. En alle mannen van de ordonnantie waren ontboden bij openen mandement snel naar Sint-Omaars te komen bij de prins. Dus was toen binnen de stad van Brugge een processie generaal gedragen om te bidden de almogende en goedertierenere om vrede. Item, kort daarna zo rees een grote storm in de zeer op zodat de heer van de Veere, admiraal, zich pijnigede om de zee te ruimen met zijn vanwege de zware wind die er toen ontstond. En de [fol. C.lij.r] van Warwick met zijn grote kloekheid avontuurde het de zee te passeren met al zijn schepen en met gelukkige wind zeilde hij naar Engeland en hij en de zijne gingen daar aan land waar hij zich sterk maakte om allen te bevechten die hem leed hadden gedaan. En terstond kwam hem groot volk te baten. Item, toen koning Eduard vernam dat Warwick in het land gekomen was toen zo ging hij zich gereed maken om Warwick te bevechten. En toen was daar een verrader, een grote heer en die zei; ԫoning blijf in dit kasteel, we zullen wel gauw Warwick gekregen hebben en in uw handen leverenծ Maar was koning Eduard in die burcht gebleven de verraders zouden hem daarin gevangen of gedood hebben, niettemin de verraders zagen dat ze dat niet voldoen konden en trokken recht voort gewapenderhand aan Warwick zijde, contrarie koning Eduard. Item, koning Eduward merkte dit en was zeer bevreesd want meest al het volk voegde zich bij Warwick, dus vond hij zich alleen en vloog heimelijk weg met weinig volk naar te Ampton in de haven waar toen enige koopvaarders tot zijn geluk lagen en hij zeilde over dag en over nacht totdat hij kwam te Den Briel en Zeeland en vandaar trok hij in Holland in Den Haag waar hij en lange poos rustte. Item, ge zal weten toen koning Eduard aldus een tijdje in Holland geweest was en daar gerust had zo kwam hij te Brugge en logeerde in de hof van het gruithuis en een deel volk met hem en daar hield hij zich lange tijd op. En vanwege deze zaak was het volk omtrent de zeekant hier in Vlaanderen zeer bevreesd dat de graaf van Warwick mocht komen met een menigte oorlogsschepen op het land om het volk te beroven en de huizen te verbranden, waarom die van de zeekant scherpe wacht hielden en de steden aan de zeekant gelegen en ook de stad Brugge die lieten sommige poorten voorzien en ook vele machines ter muren stellen en men hield scherpe wacht dag en nacht ten poorten en ook ter markt ճ nachts. En dit duurde tot bij Pasen. En deze waren toen burgemeesters van de stad Brugge, meneer Ian de Baens en Joris met het Eye. Item, enige van de heren die met koning Eduard gevlucht kwamen zeiden tot hun koning dat ze trekken zouden bij de hertog van Bourgondie en hem klagen deze onfatsoenlijke zaak, maar ze logen vals, want ze namen verlof en trokken naar Calais en zochten vrede aan de wrede graaf van Warwick als kwade en valse verraders. Item, het geschiedde dat enige van deze Engelsen heren waren gelogeerd in de Zwaan bij de hof van de prins bonnen de stad Brugge waar de waard toe heette Jan de Koning. En deze Engelsen lieten haastig bij nacht maken zwarte rij kleren en ze bespraken elk een paard en zeiden dat ze wilden wezen te Hesdin bij hertog Karel van Bourgondie, maar ze meenden naar Calais te trekken. Item, in deze herberg diende een jonge man en hij bracht deze Engelsen alles dat hen nodig was, maar de Engelsen spraken altijd kwaad tot deze jonge man en zeiden; ‘Luizige droevige Vlaming.’ Deze knaap kon dit niet goed verdragen en klaagde het zijn meester. De meester ging naar boven maar loochende de woorden. Daarna zou de knaap weer boven komen en doen en zo wilden de Engelsen hem slaan, maar de knaap was kloek voor zichzelf en hij trok een dolk uit en voegde zich bij de deur van de kamer zo ver zodat ze niet aan hem komen durfden en hij ging naar beneden en zei het zijn meester. De meester zond om 4 of 5 dappere mannen zeer goed voorzien en ging wederom omhoog naar boven tot de Engelsen, maar spraken toen mooi en dat ze het niet meenden. Niet tegenstaande [fol. C.lij.v] zouden ze volgende dag de paardenverhuurders bedrogen hebben had niet die Jan de Koning gedaan want hij had er lucht van dat ze niet naar Hesdin wilden, maar naar Calais trokken als verraders zo ze waren met schande. |
[Int iaer.M.CCCC.ende.lx en inde maent van Octobre] Item als die Graue van Werwijc aldus den Coninck verdreuen hadde, al tmeeste deel van tvolck van Inghelandt was met den Graue van Werwijc toe. Ende het was al Werwijc datmer riep al Inghelant duere, ende te Calis mede der ghelijcke. Ende het volc dat te voren dye Roose ghedreghen hadde, die trocken die roosen van haren Iorneyen, ende si stelden den stock daer aen, dat was Werwijcx cleedijnghe, ende desghelijcx dede men te Calis, ende als tvolc wentelde aen Werwijcx sijde, doe ghinc dye Graue van Werwijc inden thorre te Lonnen, ende hy haelde daer huyt den coninc Heyndric van Lancaestre, die daer ontrent vijf iaren gheuanghen gheleghen hadde. Ende hi dede hem cleeden in conincklijcken habijten, ende hi stelde hem chierlic te peerde, ende Werwijc ghinc bi hem te voet, roepende dit es hu gherechte coninc, ende gheen andere. Niet eygen staende dat die voorseyde Werwijc, metsgaders die stede van Lonnen den voorseyde coninc Heyndric, verdreuen, veriaecht, endeofghestelt hadde, int iaer.M.CCCC.ende.lx.ende Edewaert die Hertoghe van Iorck Coninck ghestelt in Heindricx stede, nv int iaer.M.CCCC.en.lxx.inde maent van Octobre, es weder dese veranderijnghe gheschiet, soe dat die coninck Edewaert nauwe thien iaer gheregiert en hadde. |
[In het jaar 1460 in de maand oktober] Item, toen de graaf van Warwick aldus de koning verdreven had en met al het volk van Engeland was met toen met de graaf van Warwick. En het was al Warwick dat men riep al Engeland door en te Calais mede dergelijk. En het volk dat tevoren de roos gedragen had die trokken de rozen van hun wapenrokken en ze stelden daar de stok aan, dat was de kleding van Warwick, en desgelijks deed men te Calais en al het volk draaide naar de zijde van Warwick en toen ging de graaf van Warwick in de toren van Londen en haalde daaruit koning Hendrik van Lancaster die daar omtrent vijf jaren gevangen gelegen had. En hij liet hem kleden in koninklijke habijten en hij stelde hem sierlijk te paard en Warwick ging bij hem te voet en riep’; dit is uw gerechte koning en geen andere. Niet tegenstaande dat die Warwick, mitsgaders de stad Londen die koning Hendrik verdreven, verjaagd en afgezet hadden in het jaar 1460 en Eduard van York koning gesteld in de plaats van Hendrik. Nu in het jaar 1470 in de maand oktober is weer deze verandering geschied zodat die koning Eduard nauwelijks tien jaar geregeerd had. |
Ende es te wetene dat die coninc Edewaert van onder vpwaert clemmen moet, want dye Coninc Heyndrick die verdreuen was, die regneirt nv van bouen nederwaert, alst blijct. Deen coninck gaet of dander coninck es an. Dat regiersel bewijst fortune den man. [fol. C.liij.r] ACh wat groter rauwen hadde (alst goet te bemoeden es) margriete van Ioorck Hertoghinne van Bourgoengien, des conincx Edewaerts sustere siende, dat haren Broedere ende al haer gheslachte aldus verdreuen ende ghescoffiert was met groten onrechten. Ende omme dese veranderijnghe wille, so bedreefmen grote ghenouchte in Vranckerijcke van vieren te makene, ende ander feesten van groter blijschap te houdene. Item die coninck Lodewijc van vranckerijcke dede verbiedenalle sine landen duere dat ne gheen coopman van sinen rijcke, so coene ware dat hi in eeneghe landen van den Hertoghe vanBourgoengien, eenich goet coopen oft vercopen soude, noch eeneghe alyanchie samen maken. Ende die voorseyde coninck dede die Seyne ende die Somme sluyten also varre als hijs machtich was. Ende dye coninc voorseyde dede die marct vanGeneueren in Prouencen verlegghen in Vranckerijcke te Lyons sur la Rome, ende aldus so versochte die coninck vanVranckerijcke altoos die eerste moeyte. Item Hertoghe Karel dit vernemende heeft beuolen sinenvolcke, dat nyement handelijnghe houden soude metten fransoysen, maer hy dede raedt soecken, hoe ende in wat manieren datmen der Fransoysen coopman schepe best ontbieden ende ghecrijghen soude sonder hem lieden hier te laten commene.etc. Item die van Doornicke ghinghen oock grote blijschap maken, als van heylich daghen, van danssene ende van vieren te makene ende speilden diueerse speilkens contrarie den lande van Vlaendren, niet yeghenstaende dat si maer een half iaer daer te voren ghecomposeirt hadden van haer lieder mesbruycken yeghen den voorseyde Hertoghe Kaerle. |
En het is te weten dat koning Eduard van onder opwaarts klimmen moest want koning Hendrik die vredreven was die regeert nu van boven nederwaarts zoals het blijkt. Deene koning gaat en de andere koning is aan. Dat regeren bewijst fortuin de man. Ach wat grote rouw had (zoals het goed te vermoeden is) Margriet van York, hertogin van Bourgondie en de zuster van koning Eduard, die zag dat haar broeder en al haar geslacht aldus verdreven en geschoffeerd was met groot onrecht. En vanwege deze verandering zo bedreef men groot genoegen in Frankrijk van vuur te maken en andere feesten van grote blijdschap te houden. Item, koning Lodewijk van Frankrijk liet verbieden al zijn landen door dat nee geen koopman van zijn rijk, was het dat hij in enige landen van de hertog van Bourgondie was, zo koen was enig goed te kopen of te verkopen nog enige alliantie samen maken. E die koning liet de Seine en de Somme sluiten zo ver als hij machtig was. En de koning liet de markt van Gardanne in Provence verleggen in Frankrijk te Lyons sur la Rome en aldus zo zocht de koning van Frankrijk altijd de eerste problemen. Item, hertog Karel vernam dat en heeft zijn volk bevolen dat niemand handelen zou met de Fransen, maar hij liet raad zoeken en in welke manier dat men de Franse koopman schepen het beste ontbieden en krijgen kon zonder hen hier te laten komen, etc. Item, die van Doornik gingen ook grote blijdschap maken als van heilige dagen, van dansen en vuren te maken en speelde diverse spelletjes contrarie het land van Vlaanderen, niet tegenstaande dat ze maar een half jaar tevoren overeengekomen waren van hun misbruiken tegen hertog Karel. |
[Vp sinte kathelijnen dach] Item Hertoghe Kaerle dit vernemende hi dede verbieden, dat nyement van sinen Landen ontrent Doornicke ghesetene eeneghe vitaelgie voeren of draghen soude binnen der stede van Doornicke, vp dye verbuerte van lijf ende van goede, also datmen vp sinte kathelijnen dach.M.CCCC.ende lxx.te Doornicke cochte een pont bueters vi.grooten. Item wy sullen van deser materie wat vertouuen, maer voort spreken vander groter ouerdaet vanden wreeden Graue van Werwijck, ende vander fortune vanden coninck Edewaerdt. Ende dat ghepasseirt sijnde, sullen dan weder commen ter materye die wy hier nv huytstellen. Ende dat doe ick ter goeder waeromme, om datmen des Conincx Edewaerts regnacie, ende vanden Graue van Werwijc hier achteruolghende, soude moghen lesen. Hier machmen horen hoe dye Coninck Edewaerdt dye vierde voortghinc in sine vreimde regnacie byder rebellicheyt vanden wreeden Graue van Werwijc. Nota. [Vp den.xxvi.dach in Decembre] Ende tes waer, dat int iaer.M.CCCC.lxxvi.vp den.xxvi.dach in Decembre.doe quam die verdreuene Coninck Edewaerdt huyt Hollant in Vlaendren, bynnen der stede van Ardenburch, daer hi voor onse lieue vrauwe sijn pelgrimaedge dede, ende was vp eenen woensdach, ende des donderdaechs daer naer vertrac hy te Oostcamp in thuys van mijn heere vanden gruuthuyse, endehy bleef daer dien dach, ende des vrydaechs mede daer hi wel ontfaen was. Ende tsaterdaechs daer naer reedt hi naer Aryen tot der moghender Princhersse Ysabeele van Poortegale duwagiereghe vanden excellenten prinche den Hertoge Phelips van Bourgoengien salegher ghedachten, ende daer quam die hertoghe Kaerle ooc bi hem, ende si spraken te samen meer dan.iij.hueren lanck, in grooten secreten. [Vp den.xiij.sten dach van Lauwe en den.xviij.dach van Sporcle] Item vp den.xiij.sten dach van Lauwequam die voorseydeconinck Edewaert te Brugghe, ende hi was ghelogiert int hof vanden Gruuthuyse met sinen edelen mannen, ende me Loerd descales was ghelogiert ten huyse van Ioos de bul, maer die coninc met sijnen edelen bleef int hof vanden Gruuthuyse voorseyde, tot den.xviij.dach van Sporcle, het welcke was.v.weken ende.ij.daghen. Ende binnen deser tijt so versochte die coninc Edewaert met beschaemder herten aen den hertoghe van Bourgoengien, om leeninghe te hebben van.xxx.duysent penninghen in sijnen groten noot. Maer die Hertoghe Karele toochde aen den coninc Edewaert sijne groote ende milde edelhede. Ende hi schanc hem te sijnder weluaert hondert duysent rijders [fol. C.liij.v] elcke Rijdere te.iiij.schellingen.groten. Item die Hertoghe Kaerle hielp hem ooc aen een ghedeel schepen van grote ende cleene, by den welcken sconincx Edewaerts volc seere verrijct was in therte, in habijten, in harnassche, ende in schepen. Ende die menichte van sconincx schepen was seere ghewassen die welcke hi al nyeuwe Iorneyengaf metter witter Roose, voren ende achtere seer rijckelick gheborduert. [Vp den.xix.sten dach van Sporcle] Item vp den.xix.sten dach van Sporcle, vertrac die coninc Edewaert te voet, huyt den houe vanden Gruuthuyse, om tenDamme waert te gane, maer tghemeene volck was so nyeuloopt om den coninc te siene, dat hi hem schaemde, ende hi ghinc int huys van meester Ian le gros, tot dat volc wat verschooyt was, ende ghinck doe huyt rechter ootmoedichede totter Speypoorte te voet, so dattene tvolc wel sien mochte. Item ter speypoorte laghen schepen chierlic bereedt om hemten damme te voeren, maer om die ghenouchte van den volcke, hy ghinc tot den Damme te voet, maer sine Edele ghingen al meest te schepe. Ende eer hy huyt Brugge schiet, hi dede elckenopelick ende wel betalen Ende hi track voort vanden Damme ter sluys te watere. Ende van daer met sinen schepen te Erremuwen in Zelandt, hem seluen daer auyserende, hoe dat hi in sijn rijcke van Inghelandt soude moghen gheraken. Ende omme te wetene wat gracie dat hem hier of ghebuerde, dat muechdy hier int achteruolch vroedt worden, want aenghesien die grote vrientschap ende eere die hem te Brugghe ghedaen was, so screef hi al sine gheuaernesse aen dye stede van Brugghe, als hier naer volghen sal. |
[Op Sint Catharina dag] Item, hertog Karel vernam dit en liet verbieden dat niemand van zijn landen omtrent Doornik gelegen enig voedsel zou voeren of dragen binnen de stad Doornik op verbeuren van lijf en goed, alzo dat men op Sint Catharina dag 1470 te Doornik een pond boter kocht voor 6 groten. Item , we zullen van deze materie wat vertoeven en voort spreken van de grote overdaad van de wrede graaf van Warwick en van het fortuin van koning Eduard. En als dat gepasseerd is zullen we weer komen tot de materie die we nu hier uitstellen. En dat doe ik ten goede en daarom omdat de regering van koning Eduard en van de graaf van Warwick hier achtervolgd zou mogen lezen. Hier mag men horen hoe koning Eduard de vierde voortging in zijn vreemde regering bij de rebellie van de wrede graaf van Warwick. Nota. [Op de 26ste dag van december] En het is waar dat in het jaar 1476 op de 26ste dag van december toen kwam die verdreven koning Eduard uit Holland in Vlaanderen binnen de stad Aardenburg waar hij voor onze lieve Vrouwe zijn pelgrimage deed en dat was op een woensdag en de dag daarna trok hij naar Oostkamp in het huis van mijn heer van Gruijthuijsen en hij bleef daar die dag en de vrijdag mede waar hij goed ontvangen was. En zaterdag daarna reed hij naar Arien tot de vermogende prinses Isabelle van Portugal, weduwe van de excellente prins de hertog Filips van Bourgondie, zalige gedachtenis en daar kwam hertog Karel ook bij hem en ze spraken tezamen meer dan 4 uren lang in groot geheim. [Op de 13de dag van januari en de 18de dag van februari] Item, op de 13de dag van januari kwam koning Eduard te Brugge en hij logeerde in de hof van de Gruijthuijsen met zijn edele mannen ende meneer lord Descales was gelogeerd ten huize van Joos de Bul, maar de koning met zijn edelen bleef in de hof van de Gruijthuijsen tot de 18de dag van februari wat 5 weken en 2 dagen was. En binnen deze tijd zo verzocht koning Eduard met beschaamd hart aan de hertog van Bourgondië om een lening te hebben van 30 000 penningen in zijn grote nood. Maar hertog Karen toonde aan koning Eduard zijn grote en milde edelheid en hij schonk hem tot zijn welvaart 100 000 rijders [fol. C.liij.v] en elk rijder is 4 schellingen groten. Item, hertog Karel hielp hem ook aan een deel schepen van grote en kleine waarbij koning Eduard zeer verrijkt was in het hart, in het harnas en in de schepen. En de menigte van koningsschepen was zeer gegroeid die hij alle nieuwe wapenrokken gaf met de witte roos voor en achter zeer rijk geborduurd. [Op de 19de dag van januari] Item, op de 19de dag van januari vertrok koning Eduard te voet uit de hof van de Gruijthuijsen om naar ten Damme te gaan, maar het gewone volk was zo nieuwsgierig om de koning te zien dat hij zich schaamde en ging in het huis van meester Ian le Gros totdat het volk wat verstrooid was en ging toen uit rechte ootmoed tot de Speypoort te voet zodat het volk hem wel zien mocht. Item, ter Speypoort lagen schepen sierlijk gereed om hem naar ten Damme te voeren, maar vanwege het genoegen van het volk ging hij tot den Damme te voet, maar zijn edelen gingen al meest te scheep. En eer hij uit Brugge scheidde liet hij elk openlijk goed betalen End hij trok voort van ten Damme ter Sluis te water. En vandaar met zijn schepen te Arnemuiden in Zeeland en adviseerde zichzelf daar hoe hij in zijn rijk van Engeland zou mogen raken. En om te weten was hem hiervan gebeurde dat mag je hiernavolgende bekend worden, want aangezien de grote vriendschap en eer die hem te Brugge gedaan was zo schreef hij al zijn gevaar aan de stad Brugge zoals hierna volgen zal. |
Messiue ghesonden vanden Coninck Edewaerdt aen dye stede van Brugghe, ghetranslateirt huyten Walsche, in schoonen ende platten Vlaemsche. Dat.lviij.Capittel. fol. C.liiij.r] EDewaert byder gracien gods coninck van Inghelant ende van Vranckerijcke heere van Hierlant aen hu lieden eerweerdeghe ende speciale vrienden, die edele mannen, scouteeten, Burchmeesters, schepenen, Raden der stede van Brugghe aen elcken van hulieden sonderlinghe saluyt. Eerweerdeghe endespeciale vrienden wi bedachten hu so hooghelic ende hertelic als wi connen ende moghen vander goeder chierde ende vander groter hooschede ende van huwer goetwillegher affectien, die hu ons ghelieft heift te doene, ende te betooghene, also gracieuselic ende mildelic in duechden ende ter vertroostinghe van ons ende huwen volcke, bedanckende ghedurende den tijt dat wy waren in huwe voorseyde stede, ende wy kennen ons grootelic ghehouden in hu lieden, bi welcken dat ghy bekennenmuecht, vp dat eeneghe saeken sijn dye wy duer hu emmermeer souden moghen doen, ter weluaert van hulieden ende vander voorseyde stede, kent ons daer toe bereet, beteekenende hu lieden dattet ghelieft heift onsen behoudere by sijnder gracie ons ghegheuen, sichtent dat wy schieden van huwer stede, ende arriueirden aen onsen Coninckrijcke met alsoe gracieuser fortune, dat wy behouden hebben die victorie van alle onsen vianden ende rebellen van herwaerts ouere, ende sijn paeysiuelicke gheseten, ende ghepossesseirt in ons Conincrijcke, ende ooc Coninck ghecroont, ende wel duechdelic gheobegiert, ghelijck dat ghy oock byden brijnghere van desen te vullen sult gheaduerteirt worden, vanden welcken wy gheuen gracie endelof onsen behoudere ende onser alder salich makere. Eerweerdeghe ende speciale vrienden wy bidden hu lieden te hebbene altijt in sine heleghe gracie ende ghenade. Ghegheuen onder onsen Signet in onser stede van Cantelberghe, aldus gheteekent. Edewaerdt. |
Dienstbrief gezonden van koning Eduard aan de stad Brugge vertaald uit het Waals in mooie en plat Vlaams. Dat 58ste kapittel. fol. C.liiij.r] Eduard bij de gratie Gods, koning van Engeland en van Frankrijk, heer van Ierland aan u eerwaardige en speciale vrienden, de edele mannen, houten, schepen, raden der stad Brugge en een al uw lieden bijzonder sluit. Eerwaardige en speciale vrienden we bedenken u zo hoog en hartelijk als we kunnen en mogen van de goede sier en grote hoogheid en van uw goedwillige affectie die u ons beliefd heeft te doen en getoond alzo gracieus en mild in deugden en ter vertroosting van ons en uw volk, bedanken de tijd dat we waren in uw stad en we kennen ons groot gehouden bij u waardoor dat ge bekennen mag opdat er enige zaken zijn die wij voor u immermeer zouden mogen doen ter welvaart van u en van de stad, kent ons daartoe bereidt en zeggen u dat het geliefd heeft onze behouder bij zijn gratie ons gegeven sinds dat we scheiden van uw stad en arriveerden aan ons koninkrijk met alzo gracieuze fortuin dat we behouden hebben de victorie van alle onze vijanden en rebellen van herwaarts over en zijn vredig gezeten en gesteld in ons koninkrijk en ook koning gekroond en wel deugdelijk begeerd gelijk gij ook met de brenger hiervan ten volle bekend wordt waarvan we geven gratie en lof onze behouder en onze aller zaligmaker. Eerwaardige en speciale vrienden we bidden u te hebben altijd in zijn heilige gratie en genade. Gegeven onder ons signet in onze stad Canterbury, aldus getekend, Eduard. |
Hier nae volcht des conincx Edewaerts victorie, ghesonden byden seluen bode. Dat.lix.Capittel. [Den.x.sten dach van Maerte, den xiiij.sten dach vander seluer maent en den derden dach van April] ITem sichtent dat ons Souuereyn heere Edewaert die vierde byder gracien Gods coninc van Inghelant ende van Vranckerijcke, here van Hierlant, schiet huyten lande van Zeelant, ende quam vp die zee den.x.sten dach van Maerte laetstleden, hy hadde int ouerlijden seere fel wedere, ende grote tempeesten, also vele dat hi ende sijn volck arriueirden met grooter vreese, den xiiij.sten dach vander seluer maent. Ende daer dede hi so vele bi dachuaerden, dat hi quam aen dye Riuiere van Trent, twelck es by naer ter middewaert vandenconincrijcke. Ende daer hadde hi nyeumare dat dye Graue van Oxfoort was in een passaedge, daer hi maecte groote vergaderinghe van volcke omme dye te bewarene, sonder yement daer duer te laten lijdene, maer onse Souuereyn heere hem ghenakende, dede soe vele dat hyne stelde in dye vlucht. Ende daer naer nam hi sinen rechten wech naer sinen grooten rebellen verradere den wreeden Graue van Werwijc, die als doe hem seluen hilt te velde met grote menichte van volcke. Ende naer dyen dat hi vernomen ende ghehoort hadde tghenaken van onsen souueryn heere, hy stelde hem seluen met sinen volcke in een stercke gheslotene stede, ghenaemt Conuentre, den.xxvij.sten dach vander seluer maent, voor welcke stede van Conuentre ons souuereyn here hem seluen stelde met eere in battaelgien, den.xxix.sten dach vander seluer maent. Ende al daer omme die behoudenesse van sijnen ondersaten vander voorseyder stede van Conuentre begheerde aen den voorseyden Graue van Werwijck, dat hy huyt commen soude te velde, omme al daer te termineirene van haerlieder gheschil, of dat hy battaelgie leueren soude, het welcke hi wederseyde binnen seuen daghen achteruolhgende. Ende daer naer die Coninc track van daer, ende hy reysde met al sinen volcke van wapenen naer die stede van Werwijck, om hem huyt te treckene ende te commene hem te ghemoete, maer die wreede graue van Werwijck en volchde hem niet. Daer naer track dye Coninck huyter stede van Werwijck om [fol. C.liiij.v] tontfanghene sijnen broeder den hertoghe van Clarencen, die welcke met schonen gheselschepe van volcke hem quam gheuenin sijnen handen, die welcke hem bereet maecte met ontwondenbannieren ter assistencie ende dienste van onsen souuereynenhere. Ende daer naer hy hadde nieumare van sijnen rebellen, dat die hertoghe van excestre, ende dye here van Beaumont, ende meer andere, dye quamen ten sercourse van sinen rebellen den graue van Weerwijc, yegens die welcke hy sandt eene grote Armeye van volcke, dien veriaechden ende stelden hem van daer in die vlucht den derden dach van April, endedaer keerde onse souuereyn heere weder met al sijnen heyrcrachte ende moghenthede voor die stede van conuentre, den.iiij.dach ende den.v.dach in April voorseyde. Ende als hy niet en conste vinden die maniere om sinen rebellen huyt te doen commene, ende die stede niet belegghen noch bespringhen en mochte sonder groot grief ende destructie van sinen ondersaten ende habitanten wonende in die voorseyde stede wel totten ghetale van.xx.duysent, vp die welcke dat hi hadde grote compassie. Ende ooc om dat hi wel wiste dat sijn principael aduersaris heymelic huyt geulucht was, ende was als doe in die stede van Lonnen, ende meer andere rebelle endeverraders methem in groten ghetale. Ende al daer so orboorde hi sine coninclijcke auctoriteyt, ende vertrac van der stede vanConuentre, ende hi quam ontrent sine stede van Lonnen, den.xi.sten dach van April, daer hi haestelic in nam den thorre, ende hadde openinghe vander stede van Lonnen, ende daer nam hi tlichaem vanden Coninck Heyndric ende vanden eerdtsbisschop van Ioorck, die welcke hi gheuanghen hilt in sinen handen, ende meer andere rebelle ende verraders, den voorseyde tijt gheduerende. |
Hierna volgt de victorie van koning Eduard gezonden door dezelfde bode. Dat 59ste kapittel. [De 10de dag van maart, de 14de dag van dezelfde maand en de 3de dag van april] Item, sinds dat onze soeverein heer Eduard de vierde bij de gratie Gods koning van Engeland en van Frankrijk, heer van Ierland, scheidde uit het land Zeeland en kwam op de zee de 10de dag van maart laatstleden had in het overgaan zeer fel weer en grote tempeesten, alzo vele dat hij en zijn volk arriveerden met grote vreze de 14de dag van dezelfde mand. En daar deed hij zoveel met reizen zodat hij kwam een de Trent, wat is bijna te midden van het koninkrijk. En daar had hij nieuws dat de graaf van Oxford in een passage was waar hij grote verzameling maakte van volk om die te bewaren, zonder iemand daardoor te laten gaan, maar toen onze soevereine heer daar aankwam deed hij zoveel dat hij zich ter vlucht stelde. En daarna nam hij zijn rechte weg naar zijn grote rebel en verrader de wrede graaf van Warwick die zich toen ophield te velde met een grote menigte van volk. En nadat hij vernomen en gehoord had het aankomen van onze soevereine heer stelde hij zich met zijn volk in een sterk gesloten stad, genaamd Coventry de 24ste dag van dezelfde maand en voor die stad Coventry stelde onze soevereine heer zich met een bataljon de 29ste dag van dezelfde maand. En al omdat hij het behoud van zijn onderzaten van de stad Coventry begeerde van de graaf van Warwick dat hij uitkomen zou te velde om aldaar te beslissen van hun geschil of dat hij strijd zou leveren, wat hij weersprak binnen zeven dagen daarna. En daarna trok de koning vandaar en reisde met al zijn wapenvolk naar de stad Warwick om hem eruit te trekken en tegemoet te komen, maar die wrede graaf van Warwick volgde hem niet. Daarna trok de koning uit de stad Warwick om [fol. C.liiij.v] te ontvangen zijn broeder de hertog van Clarence die met mooi gezelschap van volk zich kwam geven in zijn handen en die zich bereid maakten met ontwonden banieren ter assistentie en dienst van onze soevereine heer. En daarna had hij nieuws van zijn rebellen dat de hertog van Exeter en de heer van Beaumont en meer andere die kwamen te hulp van zijn rebellen de graaf van Warwick waartegen hij zond een groot leger van volk die ze verjoeg en stelden zich daar in de vlucht de derde dag van april en daar keerde onze soevereine heer weer met al zijn legermacht en mogendheid voor de stad Coventry de 4de en 5de dag van april. En toen hij niet de manier kon vinden om de rebellen uit te laten komen en de stad niet belegeren nog bespringen wilde zonder groot ongerief en destructie van zijn onderzaten en inwoners in die stad wel tot het getal van 20 000 waarop hij grote medelijden had. En ook omdat hi wel wist dat zijn belangrijkste tegenstander heimelijk gevlucht was en toen in Londen was en meer anderen rebellen en verraders met hem in groot getal. En aldaar zo gebruikte hij zijn koninklijke autoriteit en vertrok van Coventry en kwam omtrent zijn stad Londen de 11de dag van april waar hij haastig innam de toren en had een opening inde stad Londen en daar nam hij het lichaam van koning Hendrik en van de aartsbisschop van York die hij in zijn handen gevangen hield en meer andere rebellen en verraders dat de voorgezegde tijd duurde. |
[Den.xiij.dach van April] Item dye voorseyde graue van Weerwijc bemoedende dat dye voorseyde stede ende thorre bewacht soude sijn met crachte van volcke yeghens den coninc of andersins. Ooc peynsde hi dat die Coninck houden soude sijne solempnele feeste van paesschen in dye voorseyde stede, wanende hem aldaer touerlopene, presumerende huyt te gane vander stede van Conuentre, ende haestlicke yeghens hem te commene met groten hoope ende moghende van volcke. Ende die coninc gheaduerteirt sijnde van sinen verradelicken propooste, om hem te ghemoetene, twelcke hi niet doen en mochte als doe Niet yeghenstaende den tijt goelicken verbeydende, schiet met sijnder wapeninghe ende moghenthede van sijnder voorseyde stede, die Vigelie van paesschen laetst leden, den.xiij.dach van April, ende hi reedt.x.mijlen varre van onsen mijlen van Inghelant ende daer hilt hi hem te velde met schoonder ordonnanchie al dien nacht tot den.v.hueren, inden morghen stont. Ende daer beuacht hy sijne rebelle aduersarisen. Te wetene, den Hertoghe van Excestre. Den graue van Weerwijck Den heere van Beaumont Den marcgraue van Montaghu Den graue van Oxfoort. Ende grote menichte van volcke van wapenen, totten ghetale wel van.xxx.duysent vechtender mannen naer haerlieder rekeninghe. Ende daer waren doot ghesleghen den voorseyde Weerwijck, die Marcgraue van Montaghu sijnen broedere, met grooten ghetale van Rudders ende ioncheeren ende van anderen volcke, dye hem lieden seer wreedelick weerden ende sterckelick vochten yeghens, ende contrarie den coninck, ende sijnen volcke, wel die spacie van drye hueren gheduerende, maer theynde vanden strijde, die coninc behilt die victorie byder hulpe ende gracie vanden almuegenden God ende der ghebenedyder maghet Marie, ende vanden glorieusen Ruddere sint Ioris. Ende naer al desen vp den.xvi.dach vander seluer maent, die coninc hadde nieumare als dat Margriete huer heetende coninghinne, bi harer verwaenthede met haren sone Edewaert hem heeten de Prinche, waren ghearriueirt ende commen in sijn lant ende conincrijcke, int weste, yeghens hem, ende trocken bet voort, west totter stede van Excestre, midts hulpe van eeneghe vrienden die si hadden in die contreye van cornewaelge, van vousiere, somberset ende dorset, ende meer graefscepen ende landen daer aen streckende, dye welcke bi middele vanden graue van Weerwijc, waren gheionstich int stick vanden [fol. C.lv.r] coninck Heyndric in dien tijden. [Den.ij.sten dach in Meye en vp den.iij.dach van meye] Item die voorseyde Edewaert ende die coninghinne margriete sijn moedere waren binnen corten tijden gheselschipt met groten ghetale van volcke, om welcke cause den xxiiij.dach vander seluer maent, onse souuereyn here die keerde weder te velde. Ende hadde sulc een dachuaert, ende ooc die voornoemde Edewaert ende die coninghinne datter die coninck quam vp.xviij.Inghelsche mijlen naer, daer si waren in die stede van Baten, ende hadden meeningheden den Coninc tsanderdaechs te leuerene battaelgie, also hem aen ghebrocht was, vp twelcke hi hem stelde te velde dien voorseyde nacht met sijnen heyrcrachte, in schoonder ordonnancie, ende daer bleef hy den voorseyde nacht hopende te beuechtene inden morghenstont den voorseyde Edewaert ende Margriete, maer sy vernamen dye intencie vander ordonnancie vanden coninc, ende sy veranderden haer propoost, ende namen eenen anderen wech met haren heyre tot eender stadt ghenaemt Bristau, daer si bi middele van eeneghen rebellen vanden coninc waren ontfanghen, ende ghesercourst van volcke, ende van vitaelgien ende van ghelde. Ende midts dien so verhieuen si haren moet te commene huyter voorseyde stede, leuerende den coninck battaelgie, alsoe hem gheseyt was. Ende namen ende cosen een velt den.ij.sten dach in Meye ix.mijlen van daer. Ende dit commen sijnde ter kennesse vanden Coninck, so track hy darwaerts. Ende als sijt wisten dat hy hemlieden naerderde, si minderden allincx, ende schieden vanden seluen velde vp denvoorseyde nacht, ende quamen met haren heyre in dye stede van Salsbry. Ende die coninck dit vernemede, hi trac met sijnen heyre ende ordonnancie naer hem lieden, ende hi dede so vele dat hi quam vp den.iij.dach van meye vp drye mijlen naer der voorseyde stede, daer hy dyen nacht logierde met sinen heyre te velde. Ende des morghens stelde hy hem in schoonder ordonnancie, ende quam voor dye voorseyde stede, al daer hy vandt dye voorseyde rebelle in battaelgien ghestelt in een wonderlicke stercte, beuelende sijne cause onsen behoudere ende beschermere God almachtich, ende ghinck hem lieden aen. Ende byder hulpe van gode, hi ghecreech victorie vp sijne Rebelle vianden. Dit was vp den vierden dach in Meye, daer die voorseyde Edewaert, ende Ian broedere vanden Hertoghe vansommerset, gheheeten die Marcgraue van Drosset, Die graue van Deuouchiere here van Welloc, metsgaders meer andere notable Rudders ende ioncheeren doot bleuen. Ende daer waren gheuanghen Emond gheheeten heere van Sommerset, die Pryoor van sint Ian, ende meer andere heeren ende Rudders, ende edele mannen, dye welcke alle vp den.vi.dach vander voorseyde maent van Meye, in die stede van Salsbry onthooft waren, ende meer andere, die ouer lange tijt mede beleeders gheweist hadden vander Rebellacie yeghen den voorseydeconinck. Ende die coninc vertrack vander voorseyde stede, den.vij.sten dach van Meye. Ende als doe quam hem lieden noch nyeumare, dat eeneghe sekere persoonen noch vanden Rebellen vanden noordcost begonsten vergaderinghe te makene vanvolcke contrarie den coninc, in dye cause ende hulpe vanden Coninck Heyndric, bi welcker cause hi darwaerts track, ende quam in die stede van Conuentre, daer hi hem veruerschte enderuste, ende hem versach van als dies hem behoufde om sijn volck ende heyrcracht, ende hi sandt van nieus, om andere van sinen ondersaten. Ende met dien die voorseyde rebelle vanden noordcost voorseyde, die vernemen van sijnder comste te hem lieden waert, si schieden van harer bende ende gheselscepe, ende vertrocken. Ende eeneghe van hem lieden, dats te wetene die heere van Kannus, ende andere die waren gheuanghen. Ende andere waren ghesonden ende huytghemaect omme te middelen tusschen den coninck, ende om te verweruene sijn gracie. Ende dye stede ende diueersche contreyen daer omtrent gheleghen, die hebben hem ghestelt in die onderdanichede vanden coninck, also dat den.xiiij.sten dach vander voorseyder maent van Meye die rebellicheyt in dye noortcontreye en mochte niet ghedueren maer began te slakene, soe dat dat voorseyde landt mochte in vreden ende ooc in paeyse blijuen. [fol. C.lv.v] |
[De 13de dag van april] Item, de graaf van Warwick vermoedde dat de stad en toren bewaakt zou zijn met kracht van volk tegen de koning of anderszins. Ook peinsde hij dat de koning zijn plechtige feest van Pasen zou houden in die stad en waande hem aldaar te overlopen en presumerende uit te gaan uit de stad Coventry en haastig tegen hem te komen met een grote hoop en mogendheid van volk. En de koning werd bericht van zijn verraderlijke opzet om hem te ontmoeten wat hij toen niet doen kon. Niet tegenstaande de tijd goed afwachtte en scheidde met zijn wapening en mogendheid van die stad de vigilie van Pasen laatst leden 13de dag van april en reed 10 mijl ver van onze mijlen van Engeland en daar hield hij zich te velde met mooie ordonnantie de hele nacht tot 5 uur in de morgenstond. En daar bevocht hij zijn rebellen en tegenstanders. Te weten, de hertog van Exeter. De graaf van Warwick De heer van Beaumont Den markgraaf van Montagu De graaf van Oxford. En grote menigte van wapenvolk tot het getal wel van 20 000 vechtende mannen naar hun berekening. En daar werden dood geslagen Warwick, de broeder van de marktgraaf van Montagu met een groot getal van ridders en jonkheren en van ander volk die zich zeer wreed verweerden en sterk vochten tegen contrarie de koning en zijn volk wat wel de tijd van drie uren duurde, maar ten einde van de strijde behield koning de victorie met hulp en gratie van de almogende God en de gezegende maagd Maria en van de glorieuze ridder Sint Joris. En hierna op de 16de dag van dezelfde maand had de koning nieuws als dar Margriet, die zich koningin noemde met haar verwaandheid en haar zoon Eduard die zich prins noemde gearriveerd en gekomen waren in zijn land en koninkrijk in het westen en trokken meer voort west tot de stad Exeter mits hulp van enige vrienden die ze hadden in het gebied van Cornwall, van Vousiere (?), Somerset en Dorset en meer graafschappen en landen die daaraan strekken die door middel van de graaf van Warwick gunstig waren in het stuk van [fol. C.lv.r] koning Hendrik in die tijden. [De 2de dag in mei en op de 3de dag van mei] Item, Eduard en koningin Margriet, zijn moeder, waren binnen korte tijd vergezelschapt met groot getal van volk om welke oorzaak de 24ste dag van dezelfde mand onze soevereine heer keerde weer te velde. En had zoՠn reis en ook Eduard en de koningin zodat de koning kwam op 18 Engelse mijlen nabij waar ze waren in de stad Bath en de bedoeling de koning de volgende dag strijd te leveren, alzo aan hem gebracht was, waarop hij zich te veld stelde die nacht met zijn legermacht in mooie ordonnantie en daar bleef hij die nacht en hoopte te bevechten in de morgenstond Eduard en Margriet, maar ze vernamen de bedoeling en ordonnantie van de koning en ze veranderden hun opzet en namen een andere weg met hun leger naar een stad genaamd Bristol waar ze door middel van enige rebellen van de koning waren ontvangen en geholpen met volk en van geld. En mits dien zo verhieven ze hun moed om uit die stad te komen en leverden de koning strijd, alzo hem gezegd was. En namen en kozen een veld de 2de dag van mei 9 mijlen vandaar. En dit was gekomen ter kennis van de koning en zo trok hij derwaarts. En toen zij het wisten dat hij hen naderde zo verminderden ze allengs en scheidden van et veld op die nacht en kwamen met hun leger in Salisbury. En de koning vernam dit en trok met zijn leger in ordonnantie naar hen en hij deed zoveel zodat hij kwam op de 3de dag van mei op drie mijlen naar die stad waar hij die nacht logeerde met zijn leger te velde. En ճ morgens stelde hij zich in mooie ordonnantie en kwam voor die stad waar hij de rebellen vond in slagorde gesteld in een wonderlijke sterkte en beval zijn oorzaak onze behoeder en beschermer God almachtig en ging hen aan. En met de hulp van God kreeg hij victorie op zijn rebellen vijanden. Dit was op de vierde dag in mei waar Eduard en Jan de broeder van de hertog van Somerset geheten de marktgraaf van Dorset, de graaf van Devonshire, heer van Welloc, mitsgaders meer andere notabele ridders en jonkheren dood bleven. En daar waren gevangen Edmond geheten heer van Somerset, de prior van Sint Jan en meer andere heren en ridders en edele mannen die allen op de 6de dag van de maand mei in de stad Salisbury onthoofd werden en meer anderen die voor lange tijd leiders waren geweest van de rebellie tegen de koning. En de koning vertrok van die stad de 7de dag van mei. En toen kwam hem nog nieuws dat enige zekere personen nog van de rebellen van de noordkust verzameling begonnen te maken van volk contrarie de koning ter oorzaak en hulp van koning Hendrik, door welke oorzaak hij derwaarts trok en kwam in de stad Coventry waar hij zich ververste en rustte en zich voorzag van alles dat hem behoefde voor zijn volk en legermacht en zond opnieuw om anderen van zijn onderzaten. En meteen vernamen de rebellen van de noordkust zijn komst naar hen toe en ze scheidden van hun bende en gezelschap en vertrokken. En enige van hen, dat is te weten de heer van Kannus en andere die waren gevangen en anderen waren gezonden en uitgezonden om te bemiddelen tussen de koning en om te verwerven zijn gratie. En de stad en diverse contreien daaromtrent gelegen die hebben zich gesteld in onderdanigheid van de koning, alzo dat de 14de dag van mei de rebellen in de noord contreien niet verduren mochten maar begonnen te verminderen zodat het land in vrede en rust mocht blijven. [fol. C.lv.v] |
[Vp den.xij.sten dach van Meye en vp den.xij.sten dach van Meye] Item inden seluen tijdt was die coninck gheseyt, dat die Bastaert van Falkenberch met eeneghe saudeniers van Calis ende Maroeniers hebben verradelic onderlinghe ghemaect een voorstel, in contrarie der conincklicker maiesteyt, endebeghinnen te vergaderen groot volc in tlandt van Kent, in hulpe ende onderstant vanden coninc Heyndric. Ende vp den.xij.sten dach van Meye, so quam hi voor die stede van Lonnensegghende dat hy den coninc Heyndric wilde hebben huyt dentorre. Ende die coninc Edewaert te souckene waer men hemsoude moghen vijnden, hem lieden nomende in ghetale.xviij.duysent mannen. Ende in contrarie van dien, die coninck sandt een groot deel van sinen heyrcrachte omme sercours ende hulpe te doene der stede van Lonnen, die welcke schieden van Conuentre den.xiij.sten dach van Meye. Ende hi selue in persoone, schiet den.xvi.sten dach vander seluer maent treckende tot sine rebelle. Ende sine rebelle dit vernemende ende bekennende, dat hy meeninghe hadde te commene yeghens hem lieden, lieten haer lieder propoost te passeirene die Ryuiere vanden Theymse, omme te commene by hem ter groter versmaethede den.xiij.sten, ende.xiiij.sten, dach vander maent van Meye, so bespronghen si die stadt van Lonnen in twee poorten tot eenre reysen. Ende die goede vander stede ende die dienaers vanden coninc metsgaders die inghesetene, vander stede den.xiiij.sten dach trocken si vp hem lieden, endededense scheeden van haren propooste, ende steldense ter vlucht, ende sloughen hem lieden of wel twee duysent volcx ende meer, ende vele warender gheuanghen. Ende die rebelle siende dat sy die nederlaghe hadden den.xvij.sten dach vander maent sy vertrocken aen een gheberchte, ontrent vier mijlen vander stadt, ende bleuen daer liggende drie oft vier daghenmaer doe si vernamen dat dye coninc derwaerts quam om hemlieden te beuechtene si schieden ende vloon aenden zeecant. Ende die coninc houdende sinen wech quam tot sijnder stede van Lonnen den.xxi.sten dach van Meye, met grooten gheselschepe van groten heeren, inde substancie vander edelhede van sinen conincrijcke, ende andere mannen vanoorloghen abel ende expeerdt in dien, wel tot den ghetale van.xxx.duysent mannen, te peerde ende te voet, om hem te vertooghene behoudelic tsaysoen vanden velde van Salsbry tot der comste vanden coninc van Lonnen. Item die voorseyde margriete haer segghende Coninghinne met vele diueersche Capiteynen, partye van haren sone Edewaert, dye waren gheuanghen ende ghebrocht inden handen vanden coninck, soo dat alle saken ten eynde commen waren. [Vp den.xxiij.sten dach van Meye] Item die voornoemde Coninck Heyndrick, onlancx gheheetenconinc, hy als doe noch wesende inden thorre te Lonnen, nam alsulcke gramschap in hem seluen dat hy va onghenouchten ende van drucke starf, vp den.xxiij.sten dach van Meye. Anno.M.iiijc.ende.lxx. Item die coninc Edewaert met alle sinen heyrcrachte schiet van Lonnen, treckende tot sinen Rebellen, dye welcke waren alle ghestroyt ende ghescheeden in diueersche partyen, alsoe wel in Kent als in anderen landen, huyte ghesteken dat dye bastaert van faukenberghe, die met grooten ghetale van schippers ende maroniers, quamen in dye stede van Sandwijck, ende hadde tgouuernement ende tbeleet van.xlvij.schepen, ende ooc tsghelijcx vander voorseyde stede. Maer vp tcorte, als sy verstonden dat die coninc hem lieden was ghenakende, sy versochten aen hem omme te verweruene sijne gracie, ende omme te hebbene apointement, twelcke hem lieden gheconsenteirt was. Ende dat vp condicie dat sy souden leueren die schepen ende dye stede, in die obedience vanden coninck, ende in sinen handen. [Vp den.xxvi.sten dach vander seluer maent van Meye] Item vp den.xxvi.sten dach vander seluer maent vanMeye.Anno.lxx.byder hulpe van gode ende van Maria sijn ghebenedyde moedere, ende mijn heer sint Ioris, ende alle gods heleghen, soe es gheteekent ende ghetermineirt teerste incommen ende vulmaect vercouuereren vanden rechten tijtele van onsen souuereyn heere coninck Edewaert, die vierde vansinen Conincrijcke in Inghelant, binnen der spacie van.xi.weken gheduerende, binnen den welcken tijt byder hulpe ende gracie van gode, hi heift bi sijnder groter sinlichede ende goeder pollicie [fol. C.lvi.r] ghepasseirt ende ontgaen grote vreese, ende dangieren daer hi in persoone selue metten lijue gheweist heeft. Ende by sijnder edelder ende coninclijcker coraedge heeft vp ghehouden twee groote battaelgien, ende heefse ghestelt ter vlucht als weirsleghen ende moedeloos volck, die ghene die yeghen hem rebel waren, ende diuersche groote vergaderinghe ghemaect hadden, die welke waren in grooten ghetale, ende van grooter menichte also wel ionck als houdt Item hoe wel ende hoe vromelic dat hem sine wederspooreghe ende rebelle yeghens hem ghehadt hebben, hy nochtans dat niet yeghenstaende heifse verdreuen, veriaecht veruaert, ende confuys ghemaect, midts sijnder Rudderlicker vromigheyt. Ende bi den welcken oock wel blijckt, dat hem dye hulpe ende die groote onsprekelicke baermherticheyt gods mede es gheweist, ende hem niet ghefaelgiert en heift vanden beghinne tot hende, want hy in corter spacie alle sine ondersaten ende landen ghesteylt heift in paeyse, ende al sijn conincrijck soe dat paeys ende voort ganck wesen sal in hem van daghe te daghe, ter eeren ende loue van gode, ende van sijnder eenegher vermaerder fame, ende ter groter blijschepen van sinen vrienden ghealigierde ende wel willende, van sinen volcke. Ende ter confusye van sinen volcke aldus gheteekent marijncsele, ende gheteekent onder tsijngnet vanden Coninck Edewardus. [Den dertiensten dach vanden Aprijl, ende het was vp den Paesschedach] Ende es te wetene, dat binnen den iare van.lxxi.die coninc Edewaerdt hadde twee staende strijden, binnen sijnder croone van Inghelandt, alsoot voren blijckt, waer of den laetsten strijdt gheuiel, den dertiensten dach vanden Aprijl, ende het was vp den Paesschedach. |
[Op de 12de dag van mei ] Item, in dezelfde tijd was de koning gezegd dat de bastaard van Faukenberge met enige soldaten van Calais en Maron hebben onderling verraderlijk een voorstel gemaakt contrarie de koninklijke majesteit en begonnen te verzamelen groot volk in het land van Kent tot hulp en bijstand van koning Hendrik. En op de 12de dag van mei zo kwam hij voor de stad Londen en zei dat hij koning Hendrik uit de toren wilde hebben. En koning Eduard te zoeken waar men hem zou mogen vinden en noemde hen een getal van 13 000 mannen. En in contrarie van die zond de koning een groot deel van zijn legermacht om hulp en bijstand te doen de stad Londen en die scheidden van Coventry de 13de dag van mei. En hij zelf in persoon scheidde de 16de dag van die maand en trok naar zijn rebellen. En zijn rebellen vernamen dat en bekende het dat hij de bedoeling had te komen tegen hen en lieten hun opzet te passeren over de rivier de Theems om bij hem te komen tot grote smaad de 13de en 14de dag van mei en zo besprongen ze de stad Londen in twee poorten in een keer. En die goeden van de stad en de dienaars van de koning mitsgaders de ingezetene van de stad trokken de 14de dag tegen hen en liet ze scheiden van hun opzet en stelden ze ter vlucht en sloegen van hen wel 2000 en meer en velen waren er gevangen. En de rebellen zagen dat ze de nederlaag hadden de 17de dag van de maand en ze trokken naar een gebergte omtrent vier mijlen van de stad en bleven daar 3 of 4 dagen liggen, maar toen ze vernamen dat de koning derwaarts kwam om hen te bevechten scheidden ze en vlogen naar de zeekant. En de koning vervolgde zijn weg en kwam te Londen de 21ste dag van mei met groot gezelschap van heren in de hoeveelheid van zijn edelheid van zijn koninkrijk en andere mannen van oorlogen geschikt en expert van die, wel tot het getal van 30 000 mannen te paard en te voet om zich te tonen te behouden het seizoen van het veld van Salisbury tot de komst van de koning van Londen. Item, Margriet die zich koningin noemde met vele diverse kapiteins, partij van haar zoon Eduard, die waren gevangen en gebracht in de handen van de koning zodat alle zaken tot een eind gekomen waren. [Op de 23ste dag van mei] Item, Koning hendrik, onlangs geheten koning, die toen nog in de toren te Londen was nam al zulke gramschap in zichzelf zodat hij van ongenoegen en droefheid stierf op de 23ste dag van mei anno 1470. Item, koning Eduard met al zijn legermacht scheidde van Londen en trok tot zijn rebellen die allen waren verstrooid en gescheiden in diverse partijen, alzo wel in Kent als in anderen landen, uitgezonderde de bastaard van Faukenberge die met groot getal van schippers en mariniers in de stad Sandwich kwamen en hadden het gouvernement en beheer van 47 schepen en ook dergelijks van die stad. Mar in het kort, toen ze verstonden dat de koning hen aankwam verzochten ze aan hem om zijn gratie te verwerven en om te hebben beschikking wat hen was toegestemd. En dat op conditie dat ze zouden de schepen leveren en de stad in onderdanigheid van de koning en in zijn handen. [Op de 26ste dag van diezelfde maand mei] Item, op de 26ste dag van dezelfde maand mei anno 1470 met de hulp van God en Maria zijn gezegende moeder en mijn heer Sint Joris en alle heiligen van God zo is het getekend en besloten ten eerste het inkomen en herstellen van de rechte titel van onze soevereine heer koning Eduard de vierde van zijn koninkrijk van Engeland binnen de ruimte van 11 weken durend binnen welke tijd met de hulp en gratie van God is hij door zijn grote geestkracht en goede politie [fol. C.lvi.r] gepasseerd en ontgaan grote vrees en gevaar waar hij in persoon zelf met het lijf geweest is. En bij zijn edele en koninklijke moed heeft opgehouden twee grote veldslagen en heeft ze ter vlucht gesteld als verslagen als moedeloos volk diegene die tegen hem rebels waren en diverse grote verzamelingen gemaakt hadden die in groot getal waren en van grote menigte alzo wel jong als oud. Item, hoewel en hoe dapper dat hem zijn tegenstanders en rebellen zich gedragen hebben, nochtans dat niet tegenstaande heeft hij ze verdreven, verjaagd, bang en verwarrend gemaakt met zijn ridderlijke dapperheid. Waarbij ook wel blijkt dat hem de hulp van de grote onuitsprekelijke barmhartigheid Gods mede is geweest en hem niet gefaald heeft van het begin tot het eind, want hij heeft in korte tijd al zijn onderzaten en landen in vrede gesteld en al zijn koninkrijk dat de vrede en voortgang in hem wezen zal van dag tot dag er eer en lof van God en van zijn enige vermaarde faam en grote blijdschap van zijn vrienden geallieerd en goed willend van zijn volk. En ter bewaring van zijn volk aldus getekend Marijncsele en getekend onder het signet van koning Eduard. [De 13de dag van april en dat was op een Paasdag] En het is te weten dat binnen het jaar 1471 koning Eduard had twee staande strijden binnen zijn kroon van Engeland, alzo het tevoren blijkt, waarvan de laatste strijd gebeurde de 13de dag van april en dat was op een Paasdag. |
Dyt naer volgende sijn dye persoonen van namen, die versleghen worden, inde voorseyde strijden. Inden eersten Strijdt eerst. Die Hertoghe van Exestre Die Marck Graue van Montagu Die Graue van Oxfoort Die Graue van Werwijck Die Heere van Beaumont Ende noch menichte van Rudders, ende Edelmannen. Dit sijn die ghene die versleghen waren inden tweesten strijdt. Edewaerdt Prinche van Gales Die Heere van Wenlock Mer Giuliame Wijts Mer Robert Wittinghen Mer Ian Sommerset Mer Giuliame Feldijn Mer Niclaes Herby Ende meer Rudders en Ionckheeren, een groot ghetal. Dit sijn die personen, die gheuanghen waren endeonthooft. Eerst. Die Hertoghe van Sommerset Den Pryoor van sint Ians tempelier, gheheeten mer Ian van Langhescoorden Mer Genijs Cliston Iehan de Lens Lowijck Myles Robeert Ialenson Mer Thomaes Triscum Mer Hutefry Adoly Heynric Trishau Watier Cotenay Ian Florij Ian Sowier Mer Willem Willingher Willem Crisbry, die was ooc ghriugiert ter doot, maer het was hem vanden coninc vergheuen. Dit sijn die ghene die gheuanghen waren. Margriete gheseyt coninghinne, twijf van den coninck Heyndrick. Anna twijf van Heyndric Edewaert, Heindrick sone. Die Graefnede van Deuenchiere Mer Ian Roos Ian Paerleir Ian Basset. Mer Ian Fortsche Die Doctuer Makereel Ian Walooys Edewaerdt Sulfod [fol. C.lvi.v] Dit sijn die verdroncken waren. Thomaes hermont, ende meer andere.etc. Dese voorghenoemde persoonen bi namen endetoenamen sijn also ouer ghesonden in ghescrifte, endegheteekent metter handt van den Coninck Edewaert. |
Dit navolgende zijn de personen van namen die verslagen werden in die strijden. In de eerste strijd eerst. De hertog van Exeter De marktgraaf van Montagu De graaf van Oxford De graaf van Warwick De heer van Beaumont En nog menigte van ridders en Edelmans. Dit zijn diegene die verslagen waren in de tweede strijd. Eduard, prins van Wales De heer van Wenlock Meneer Giuliame Wijts Meneer Robert Whittingham Meneer Ian Somerset Meneer Giuliame Feldijn Meneer Niclaes Herby En meer ridders en jonkheren, een groot getal. Dit zijn de personen die gevangen waren en onthoofd. Eerst. De hertog van Somerset De prior van Sint Ians tempelier, geheten meneer Ian van Langhescoorden Meneer Genijs Cliston Iehan de Lens Lowijck Myles Robeert Ialenson Meneer Thomaes Triscum Meneer Hutefry Adoly Hendrik Trishau Watier Cotenay Ian Florij Ian Sowier Meneer Willem Willingher Willem Crisbry die was ter dood berecht, maar het was hem van de koning vergeten. Dit zijn diegene die gevangen waren. Margriet, genoemd koningin en het wijf van koning Hendrik. Anna, het wijf van Hendrik Eduard, de zoon van Hendrik. De gravin van Devonshire Meneer Ian Roos Ian Paerleir Ian Basset. Meneer Ian Fortsche De doctor Makereel Ian Walooys Edward van Suffolk [fol. C.lvi.v] Dit zijn die verdronken waren. Thomaes Hermont en meer anderen, etc. Deze voorgenoemde personen bij namen en toenamen zijn alzo overgezonden in geschrifte en getekend met de hand van koning Eduard. |
Hier naer volcht eene Missyue van bedanckelijcheden dye die goede lieden van Brugghe sonden aenden eerweerdeghen Coninc Edewaert van Inghelant. Die superscriptie. Seere hooghe edele excellent ende victorieux Coninck van Inghelandt, ende van Vranckerijcke, heere van Hierlant. Dits den brief. EDele harde hooghe excellent ende victorieus Coninck, wi ghebieden ons ootmoedelicke, ende alsoe veele ende met also vulmaecter herten als wi meest connen ende moghen tot huwer hoogher ende Coninclijcker maiesteyt. Ende hu ghelieue te wetene harde excellente Coninck, dat wy ontfaen hebben huwe beslotene letteren vander date vanden.xxi.daghe van Meye laetst leden, dat hy ghelieft heeft by huwer weerdegher gracien, ons te seyndene byden bringhere van desen brieue, byden welcken ons beteekent es die grote victorie die ghi byder hulpe van onsen behoudere ghehadt hebt yeghens huwe vianden ende rebelle, daer of dat wi metsgaders hu bedancken van sijnder gracie, hem biddende dat hem ghelieuen wille bi sijnder gracie hu te vorderen van meer in meer, ende van beter in betere, huwe edele ghewercken in prosperiteyt ter salicheyt ende weluarene van huwen coninckrijcke, ende van huwen goeden ghetrauwen subdijten ende ondersaten. Ende hoe wel dat ghi bi huwen voorseyde brieue ons bedanct vander goeder chyere ende vander grooter hoofschede, dat hu by huwer weerdegher gracie ghelieft te seggene, die wi ghedaen hebben huwen volcke, ghy wesende herwaerts ouere. Maer hu ghelieue te wetene dat wi ons gheensins en connen berommen yet ghedaen te hebbene hu, noch den huwen dat weerdich wesen mach van eenegher vermaninghe, alsulcken eenen groten victorieusen coninck ende prinche, als ghi sijt, schuldich ware oft soude moghen tonswaert ghehouden sijn. Ooc bekennen wy ons dat wy niet en hebben die affectie van hu te dienene, ende saken te doene die hu danckelic sijn. Ende in tghene dat hu ghelieft heeft te seggene ende te scrijuene, twelcke betrect alleenlicke aen hu goede menschelicke coraedge dye welcke heeft gheweist ende sijn sal, also wi hopen, een aensien ende consideracie, tot onser affectie endegoetwillichede, want warachtelicke eest dat eeneghe sakenghedaen hebben gheweist bi ons, dat heift gheweist lettel of niet ten aensien ende consideracie der groter ende hoogher edelhede, ende duechden van huwen edelen persoone. Ende met alle onser goetwillichede ende affectie wilden wel dat wy hadden moghen meer ende bet doen tot huwer eeren, ende ten trooste vanden huwen. Ende wi bedancken uwer hoogher weerdicheyt vander ootmoedeghe goetwillicheyt dye ghi ons ghetoocht hebt, ende dese onser stede dat hu ghelieft heift ons te doen wetene ende te certificeirene, also wel bi huwer selfs letteren als byder relacie vanden bringhere van dien. Ende van desen als andersins van huwen voorseyde state ende victorie hu supplierende seer vulmaectelic ende met goeder herten, dat hu ghelieue bi huwer weerdeger gracie, ons ende die voorseydestede, ende die poorters, ende inwonende van diere, huwe ootmoedeghe dienaers ende welwillende te hebbene in huwe singulier gracie ende recommandacie. Ende wi beuelen ons tot huwer edelder gheliefte, ten welcken wi bereet sijn met al onser herten ende affectien te vulcommene naer onser macht, dat weet die ghebenedyde almogende god, die hu seere hooghe ende moghende heere behoede in sijn heleghe gracie, ende hu verleene goeden voortganck ende vulcommelichede in alle huwe hooge edele affeeren ende begheerten. Die subscriptie. Huwe ootmoedeghe ende onderdaneghe dienaers endewelwillende, Burchmeesters, Schepenen ende Raet der stede van Brugghe, bereedt tot huwer edelder gheliefte. [fol. C.lvij.r] Hier naer volghen.ij.Epytaphyen, ter cleender weerdicheyt vanden Graue van Werwijck, staende buyten sijnder gracie. ICk was Ridsaert van nieuwer stede, ende graue van Werwijck Pallaysen, Burghen ende steden maecten met mi grote besichede in tlant van Inghelant, ende het obegierde my te mijnder ghenouchte, ende in tlant van Vranckerijcke, maecte ic mi broedere vanden coninc. Ic was sijn broeder in wapenen, endehy w[i]lde dye mijne wesen om met mi lijf ende siele, om den he[rtoghe] kaerle of te stellen, ende hem te nemene sijne heerlichede, macht, ende vermaerthede. Maer die matterye vander nijdichede ne heift nyet langhe gheduert in mijn cracht. Ende in mijn eenich lant so scheen ic keyserlic wesende. Twee coninghen waren ghestelt bi mijnder macht ende hoochede, mijn here dye coninc Heyndric, die mi Rudder maecte.xxx.iaer obegierde ic hem. Daer naer nam ic hem gheuanghen, endehebbe of ghestelt van sijnen Coninclicken habijte, ghebonden ende metten blooten hoofde te peerde gheuoert te Lonnen, in sijn beroerlichede. Ende ic maecte coninc mijnen rechtsweer, Edewaert die vierde, maer vanden auende tot den nuchtent ic leyde hem cryem aen, ende hebbene versaecht bi mijnder mogentheyt in Hollant, ende daer gheauent, daer hi sercours vandt bi ionsten ende bi groten draghene van sinen broedere, ende grooten vriendt den groten hertoghe kaerle vanBourgoengien, die mijn speciael viandt was, die verargherde alle mijn dinghen. Twee dochteren huwede ic in contrarie partyen, deene aenden broedere ghehecht, ende dander aen Heyndric suene Ic hebbe altijt Calis ghehadt in volghinghe ende in conqueste, daer en was noch soe schoone noch so leelic, si vreesden alle mine questie. Vanden Inghelschen coninclickenbloede hebbic vele tleven ghenomen, meer dan.lxiij.hebbicker ghedaen dooden by nijdicheden. Ic hebbe meer quaets ghedaen in mijn landt, dan noeyt gheen andere en dede. Ende ic waende dat met orloghe gheen man my mochte te niete bringhen. Daer naer heb ic den coninc Heyndric weder ghestelt in sijn wesen, gheabandonneirt met vrienden, metten hertoghe van Excestre gheresen in ouermoede, ende in gouuernemente. Ende ghelijc als die oghe gheringhe sluyt, die corts daer te voren open stont, also hebbic mijn eynde ghenomen, al vlyende hebbic die doot ontfangen, ende so dede ooc mijn broedere. Ende waren beede ghetoocht ende ghestelt Tsinte Pauwels in die kercke, Edewaert mijnen verwindere, bi wien dat ic hier ben, bidt onsen scheppere dat hi mi ghenade doe. Ende ghi alle houeerdighe ende ouerdadeghe spieghelt hu in mijn aensichte, ende ne stelt mi niet als vanden besten, want als van die ick wederroupt. Dandere Epytaphie. |
Hierna volgt een dienstbrief van dankbaarheid die de goede lieden van Brugge zonden aan de eerwaardige koning Eduard van Engeland. De superscriptie. Zeer hoge edele excellent en victorieuze koning van Engeland en van Frankrijk, heer van Ierland. Dit is de brief. Edele en erg hoge excellente en victorieus koning, we gebieden ons ootmoedig en al zo veel en met ons volmaakte hart zo goed we kunnen en mogen tot uw hoge en koninklijker majesteit. En i gelieft te weten erg excellente koning dat wij ontvangen hebben uw besloten brieven van de datum van 21ste dag van mei laatst leden dat ge geliefd hebt bij uw waardige gratie ons te zenden bij de brenger van deze brief waarbij ge bekent de grote victorie die ge met de hulp van onze behouder gehad hebt tegen uw vijanden en rebellen, waarvan dat wij mitsgaders u bedanken van zijn gratie en hem bidden dat het hem gelieven wil bij zijn gratie u te bevorderen van meer in meer en van beter in beter, uw edele werken in voorspoed ter zaligheid van uw koninkrijk en van uw goede getrouwde helpers en onderzaten. En hoewel dat ge bij uw voorgezegde brief ons bedankt heeft van de goede sier en van de grote hoffelijkheid die u bij uw waardige gratie gelieft te zeggen die wij gedaan hebben uw volk, ge was herwaarts over. Maar u gelieft te weten dat we ons geenszins kunne beroemen iets gedaan te hebben u, nog de uwen, wat waard wezen mag van enige vermaning, al zulke een grote victorieuze koning en prins als gij bent schuldig was of zou mogen tot ons toegehouden te zijn. Ook bekennen we ons dat we niet hebben de affectie van u te dienen en zaken te doen die u dankbaar zijn. En in hetgeen dat u geliefd heeft te zeggen en te schrijven wat betrekt alleen aan uw goede menselijke moed die er geweest is en zal zijn, alzo we hopen, een aanzien en consideratie tot onze affectie en goedwilligheid want waar is het dan enige zaken gedaan zijn geweest bij ons, dat is geweest weinig of niets ten aanzien van en consideratie der grote en hoge edelheid en deugden van uw edele persoon. En met al onze goedwilligheid en affectie wilden we wel dat we hadden mogen meer en beter doen tot uw eer en ten troost van de uwen. En we bedanken uw hoge waardigheid van de ootmoedige goedwilligheid die gij ons getoond hebt en deze onze stad dat u gelieft heeft ons te laten weten en verzekeren, alzo wel bij uw eigen brieven als bij het relaas van de brenger ervan. En van deze als anderszins van uw voorgezegde staat en victorie uw verzoekschrift zeer volmaakt en met goed hart dat u gelieft bij uw waardige gratie ons en onze stad en de poorters en inwoners er van uw ootmoedige dienaars en welwillende te hebben in uw uitzonderlijke gratie en aanbevelingen. En we bevelen ons tot uw edele liefde waartoe we bereid zijn met al ons hart en affectie te voldoen naar onze macht macht, dat weet die gebenedijde almogende God die u zeer hoge en vermogende heer behoedt in zijn heilige gratie en u verleent goede voortgang en volkomenheid in al uw hoge affaires en begeerten. De subscriptie. Uw ootmoedige en onderdanige dienaars en goed willende burgemeesters, schepen en raad van de stad Brugge, bereidt tot uw edele gelieven. [fol. C.lvij.r] Hierna volgen 2 rijmen ter kleineren de waardigheid van de graaf van Warwick die buiten zijn gratie staat. Ik was Richard van nieuwe stad en graaf van Warwick, paleizen en burchten en steden en maakten met mij grote bezigheid in het land Engeland en het onderdanig te brengen tot mijn genoegen en in het land Frankrijk maakte ik me broeder van de koning. Ik was zijn broeder in wapens en hij wilde de mijne wezen om met mij lijf en ziel om hertog Karel af te stellen en hem te nemen zijn heerlijkheid, macht en vermaardheid. Maar het ongelijk van nijd nee heeft niet lang geduurd in mijn kracht. En in mijn enig land zo scheen ik keizer te wezen. Twee koningen waren gesteld door mijn macht en hoogheid, mijn heer koning Hendrik die me ridder maakte en 30 jaar diende ik hem. Daarna nam ik hem gevangen en hem afgestelde van zijn koninklijke habijt en gebonden en blootshoofds naar Londen gevoerd in zijn beroerdheid. En ik maakte mijn neef Eduard de 4de koning. Maar van de avond tot de morgen legde ik hem de roep aan en heb hem versaagd bij mijn mogendheid in Holland en daar aangekomen waar hij bijstond vond met gunst en met groot gedragingen van zijn broeder en grote vriend van de grote hertog Karel van Bourgondie die mijn speciale vijand was en die verergerde al mijn mijn dingen. Twee dochters huwde ik in contrarie partijen, de ene aan de broeder gehecht en de ander aan Hendrik zijn neef. Ik heb altijd Calais gehad in volgen en veroveren en daar was ik nog zo mooi nog zo lelijk, ze vreesden allen mijn kwestie. Van het Engelsen koninklijke bloed heb ik het leven genomen, meer da 63 heb ik er laten doden door nijd. ԩk heb meer kwaads gedaan in mijn land dan nooit een ander deed. En ik waande dat met oorlogen geen man me te niet mocht brengen. Daarna heb ik koning Hendrik weer gesteld in zijn wezen, verlaten van vrienden, met de hertog van Exeter gerezen in overmoed en in gouvernement. En gelijk zoals he toog hauw sluit die kort daarvoor open stond, alzo heb ik mijn einde genomen, al vliedende heb ik de dood ontvangen en zo deed ook mijn broeder. En waren beide getoond en gesteld te Sint Paulus in de kerk, Eduard, mijn overwinnaar bij wie dat ik hier ben bidt onze schepper dat hij me genade doet. En gij alle hovaardige en overdadige spiegelt u in mijn aanzicht en stel met niet als de beste want alles van die herroep ik. De andere rijm, etc. Dat laat ik. |
[Vp den.xxvij.dach van Nouembre] Nv keeren wi wedere ter matterie daer wijt lieten, ende was hoe dat dye buetere te Doornicke galt, tpont.vi.groten. Vp denseluen tijt was tlant vul beroerten, ende grote vreese in Vlaendren, dat die orloghe weder vprijsen soude tusschen den coninc van Vranckerijcke ende den hertoghe Kaerle van Bourgoengien. Ende daer omme was ghedreghen eene processye generale, binnen der stede van Brugghe, binnen den cloostere vanden predicaren, om gode te biddene om gracie, dattet al commen mochte tot eenen goeden eynde ende accoorde, endewas vp den.xxvij.dach van Nouembre. Anno M.iiijc.lxx. Item in desen tijt die coninck van Mayoorcke was in gheschille yeghens den coninc van Poortegale, ende hadde hem of ghewonnen drie of viere Eylanden. Item die Venecianen die verloren i dyen tijden Negrepont, het welcke den Turck ghewonnen hadde, waer omme dat vele cooplieden seere tonvreden waren. Ende men seyde doe dat die Turck ghewonnen hadde, dat hi swoer dat hi commen soude in Ytalien. |
[Op de 27ste dag van november] Nu keren we zeer ter materie daar wij het lieten en was hoe dat de boter te Doornik gold het pond 6 groten. Op dezelfde tijd was het land vol beroerten en grote vrees in Vlaanderen dat de oorlog weer opstaan zou tussen de koning van Frankrijk en hertog Karel van Bourgondie. En daarom was gedragen een processie generaal binnen de stad Brugge, binnen het klooster van de predikanten om God te bidden om gratie zodat alles komen mocht tot een goed einde en akkoord en dat was op de 27ste dag van november anno 1470. Item, in deze tijd was de koning van Majorca in geschil met de koning van Portugal en had hem afgewonnen drie of vier elanden. Item, de Venetianen die verloren in die tijd Negrepont, (Euboea) wat de Turk gewonnen had, waarom dat vele kooplieden zeer ontevreden waren. En men zei toen dat de Turk gewonnen had dat hij zwoer dat hij in Italië zou komen. |
Een schoon myracle vanden heleghen bloede Christi, dat te Brugghe rust. VP den.xi.sten dach van Nouembre, dwelcke was sinte Maertins dach, so was te Brugghe in dye balcstrate gheboren een kint, twelcke onghedoopt begrauen was ende lach drie daghen onder die eerde, maer die moeder riep altijt vp tweerde heleghe bloet van Brugghe, segghende certeyn ic hoore mijn kint leuen. Ende men ghinck tkint ontgrauen, ende men sacht claerlic leuen, ende het wort ghedoopt met haesten ende wort ghedreghen ten heleghen bloede, daer men noch sach sijn aderkins spelen in een becken met laeuwen watere. Ende [fol. C.lviij.r] wordt van daer weder omme thuys ghedreghen. Item in desen tijt so was in thuys van Bourgoengien een here gheheeten Boudewijn de Lyle, bastaert sone vanden hooghe ende moghende prinche den Hertoghe Phelips van Bourgoengien. Ende dese selue Boudewijn was ghegheuen die heerlichede van Somerghen ende van Louerghem, maer die Haeldijnghers van mer Boudin de vos, die wonnen die heerlickhede weder bi naerheden. Ende dese Boudewijn de lyle was soe vul pitsen ende ouerdaets dat hem die Hertoghe Kaerle nyet wel gheluchten en mochte, want hi en dede niet dat hem dye Hertoghe Kaerle sijn broeder beual, maer murmereirde altijt yeghens die heren die tregement in thof hadden. Item int hof van Vranckerijcke daer diende doe ter tijt een man, die welcke hiet Colinet, ende hi was een parmentier. Endedese scheppere ende noch twee mannen met hem, dye quamen huyt Vranckerijcke te Hesdijn waert, daer die Hertoghe Kaerle van Bourgoengien was, ende sy brochten eenen brief aen Boudewijn de Lyle die voor seyde bastaert, maer si en dorstenhem nyet ghetroosten den brief te Hesdijn te gheuene, dies bleuen si twee mijlen van daer. Ende si huerden eenen landtsman om eenen penninck dat hi desen brief draghen soude, den bastaert van Bourgoengien. Aldus die bode te Hesdijn commende, hi vraechde naer den bastaert van Bourgoengien. Ende het ghelucte dat mijn here Anthonis die bastaert van Bourgoengien daer was, ende oock mijn heere van Beueren sijn sone bi hem Ende dese bode was aen hem ghewesen metten brieue. Ende mijn here Anthonis die bastaert van Bourgoengien dese brief siende, hi seyde hi en comt aen mi niet, maer aen Boudewijn de lyle. Doe was dye bode ghedaen eten ende drincken, ende hem was beulen te beydene. Doe sandt mijn heere Anthonis dye bastaert van Bourgoengien sinen sone mijn here van Beueren om Boudewijn de Lyle dye bastaert, seggende dat hi quame bi sinen broedere, ende hi hadde ontfanghen eenen brief huyt Vranckerijcke, die aen hem quam. Ende Boudewijn die bastaert dit hoorende, seyde dat hi terstont commen soude, twelck hy nyet en dede, maer dede sadelen drie peerden, ende reedt terstont te Vranckerijcke waert, want hi seere daer in beladen was Mijn here Anthonis die bastaert langhe beydende, ende vernemende dat Boudwijn de lyle die bastaert sijn broeder wech was, hi ghinck metten brieue byden Hertoghe kaerle van Bourgoengien sinen broedere, ende denvoorseyden brief vp doende, vonden daer wonder inne, omme twelcke men den bode vraechde dye den brief brochte, waer hi aen den brief gheraect was. Ende die voorseyde bode seggende hoet ghebuert was, so waren een deel aertchiers huyt ghesonden, die den voorseyden scheppere ende sijne twee ghesellen vinghen, ende brochten in den handen vanden hooghen ende moghenden Prinche den Hertoghe kaerle vanBourgoengien. Ende sy waren corts daer naer huytnemende seer ghepijnt, ende sy leden wonderlicke dinghen, omme twelcke sy ghedoot worden, ende waren gherecht. Maer het was een seer langhe poose daer naer. Item in die selue iaer dye Coninck van Vranckerijcke verander sijn propoost ende sijn ghedochte, segghende tot sijnen heeren, hoe wel dat hy paeys ghemaect hadde te Pyrone metten hoghen ende moghenden Prinche den Hertoge kaerle vanBourgoengien, hi wasser toe verleet ende toe gheraden van eenen Cardenael, ende ooc andere groote heeren, die hem ouer thooft bliesen, byden welcken hy vanden paeyse nyet houden en wilde dye te Pyrone ghemaect was. Voort seyde dye coninck van Vranckerijcke al was hy mede te Luycke, het gheschiede bi smeeckaerdye ende verleedinghe, dye welcke woorden die coninc openbaer preken dede in generale processien al sijn rijcke duere, ende puer wederroupen den paeys die te Pyrone ghemaect was tusschen hem ende onsen moghenden Prinche den hertoghe kaerle, als voorseyde es. Ende aldus quam die mare in vlaendren dat die Coninck van Vranckerijcke emmer orloghen wilde vp den prinche den hertoghe [fol. C.lviij.v] Kaerle, of ten ware dat hi hem weder keerde alle die steden ende sloten, die den Hertoghe Phelips ghegheuen waren, indenpaeys van Atrecht.anno.M.CCCC.ende.xxxv.by twee Cardinalen, te wetene, die Cardinael van Cypers, ende die Cardinael vansinte Cruys Ende die steden waren hem ghegheuen in soendijnghe van den Hertoghe Ian sijns vaders doot, ende dit waren die steden, Eerst het graefschip van Bolloengien, Machon, Hanseron, Mondedier, Pyrone, Roye, ende tgraefschip vanPonthieu, met den steden ende dorpen vander Somme tot Aryen toe, huyte gedaen die stede van Doornicke. Item die soude Hertoghe Phelips ghebruycken sijn leuen lanc, ende al tmaerle hoir dat van hem commen soude, of tenware datment den coninc van vranckerijcke bi vriendelichede wilde laten lossen, om een somme van penninghen daer toe gheordonneirt. Voort weit dat desen seluen paeys weder vernyeut was te pyrone, tusschen den coninc van Vranckerijcke Lodewijc, ende den Hertoghe Karel van Bourgoengienvoorseyde, die doe noch maer Graue van Charlois en was. Endehet gheschiede dat die coninc de somme vanden penninghen vp legghen wilde also hy dede. Ende dit was binnen den leuendenlijue vanden Hertoghe Phelips, ende eeneghe seyden, dat mijn heere van croy te Rijssele in tcasteel ghinc ten schatte vandenHertoghe Phelips. Ende hy leende het ghelt daer huyt den coninc om sine lossinghe mede te doene, het welcke dye Graue vanChaerlois gheware worde aen tghelt, want hi die penninghenwel kende, Ende hi hilt die makinghe ende appointement al vanonweerden alsoot bleec, want die heere van Croy ende meer andere met hem die vanden saken wisten quamen bi dien in groter onvriendtscepen yeghens den voorseyde Graue van chaerloys. Item also hier voren verhaelt es van Boudewijn de Lyle de bastaert, die schandelic ghevlucht was huyt den huyse vanBourgoengien, treckende by den coninc Lodewijc van vranckerijcke Ende hertoge Karel claerlic verstaen hebbende het verraetschip, dat vp hem gheordonneirt was, so sandt hi in sijn drie hooftsteden binnen Vlaendren brieuen van ghelooue om onsen heere te bedanckene, dat die verraderye huyt ghecommen was, ende te dier cause drouchmen processye generael in allen steden met groter deuocie. |
Een mooi mirakel van het heilige bloed Christus dat te Brugge rust. Op de 11de dag van november, wat de dag van Sint-Maarten was, zo was te Brugge in de Balkstraat geboren een kind wat ongedoopt begraven was en lag drie dagen onder de arde, maar de moeder riep altijd op het waardige heilige bloed van Brugge en zei; ‘zeker ik hoor mijn kind leven.’ En men ging het kind ontgraven en men zag het duidelijk leven en het werd met haast gedoopt en werd ter heilige bloed gedragen waar men nog zijn adertjes zag spelen in een bekken met lauw water. En [fol. C.lviij.r] werd vandaar weder om naar huis gedragen. Item, in deze tijd zo was in het huis van Bourgondie een heer gezeten Boudewijn de Lyle, de bastaardzoon van de hoge en vermogende prins hertog Filips van Bourgondie. En deze Boudewijn was gegeven de heerlijkheid van Zomergem en van Lovergem, maar de Haeldijnghers van meneer Boudin de Vos die wonnen die heerlijkheid weer met narigheid. En deze Boudewijn de Lyle was zo vol trots en overdaad zodat hem hertog Karel niet goed uitstaan kon, want hij deed niets wat hem zijn broeder hertog Karel beval maar murmelde altijd tegen de heren die het regiment in de hof hadden. Item, in de hof van Frankrijk daar diende toentertijd een man, die Colinet heette en hij was een Parmentier. En deze schipper en nog twee mannen met hem die kwamen uit Frankrijk te Hesdin waart waar hertog Karel van Bourgondie was en ze brachten een brief aan Boudewijn de Lyle die bastaard, maar ze durfden zich niet te troosten de brief te Hesdin te geven, dus bleven ze twee mijlen vandaar. En ze huurden een landsman voor een penning dat hij deze brief dragen zou de bastaard van Bourgondie. Aldus kwam die bode te Hesdin en vroeg naar de bastaard van Bourgondie. En het gelukte dat mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondie daar was en ook mijn heer van Beveren, zijn zoon, bij hem. En deze bode was hem gewezen met de brief. En mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondie die deze brief zag zei; het is niet voor mij, maar voor Boudewijn de Lyle. Toen was de bode gegeven eten en drinken en hem was bevolen te wachten. Toen zond mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondie zijn zoon mijn heer van Beveren om Boudewijn de Lyle de bastaard, en zeggen dat hij bij zijn broeder kwam want hij had ontvangen een brief uit Frankrijk die voor hem was. En Boudewijn de bastaard die dit hoorde zei dat hij terstond komen zou, wat hij niet deed, maar liet drie paarden zadelen en reedt terstond te Frankrijk waart, want hij was daarin zeer beladen. Mijn heer Anthonis di bastaard wachtte lang en vernam dat Boudewijn de Lyle die bastaard, zijn broeder, weg was en ging met de brief naar hertog Karel van Bourgondië, zijn broeders en deed die brief open en vonder daar verwondering in, waarom men de bode vroeg hoe hij aan de brief gekomen was. En die bode zei hoe het gebeurd was en zo werden een deel boogschutters uitgezonden die de schipper zijn twee gezellen vingen en brachten ze in de handen van de hoge en vermogende prins hertog Karel van Bourgondie. En ze werden kort daarna uitnemend zeer gepijnigd en ze beleden wonderlijke dingen waarom ze gedood werden en berecht. Maar het was een zeer lange poos daarna. Item, in datzelfde jaar veranderde de koning van Frankrijk zijn opzet en gedachte en zei tot zijn heren, hoe wel dat hij vrede had gemaakt te Pirons met de hoge en vermogende prins hertog Karel van Bourgondie, hij was ertoe verleid en aangeraden van een kardinaal en ook andere grote heren die hem over het hoofd bliezen waardoor hij de vrede niet houden wilden die te Pirons gemaakt was. Voort zei de koning van Frankrijk al was hij mede te Luik, het geschiedde door smeken en verleiding, welke woorden de koning openbaar preken liet in generale processies al zijn rijk door en liet weer puur herroepen de vrede die te Pirons gemaakt was tussen hem en onze vermogende prins hertog Karel. En aldus kwam het bericht in Vlaanderen dat de koning van Frankrijk immer oorlogen wilde op de prins hertog [fol. C.lviij.v] Karel, of tenzij dat hij hem terug gaf alle steden en burchten die hertog Filips gegeven waren in de vrede van Atrecht anno 1435 door twee kardinalen, te weten, de kardinaal van Cyprus en de kardinaal van Sint Kruis. En de steden waren hem geven in verzoening van de dood van hertog Jan, zijn vader, en dit waren die steden. Eerst het graafschap van Boulogne, Macon, Hanseron, Montdidier, Pirons, Roye en het graafschap van Ponthieu met de steden en dorpen van de Somme tot Arien toe, uitgezonderd de stad Doornik. Item, die zou hertog Filips gebruiken zijn leven lang en alle mannelijke erfgenamen die van hem zouden komen of tenzij dat men het de koning van Frankrijk de vriendelijkheid wilde laten inlossen om een som van penningen daartoe geordonneerd. Voort weet dat die vrede weer vernieuwd was te Pirons tussen de koning van Frankrijk Lodewijk en hertog Karel van Bourgondië, die toen nog maar graaf van Charlois was. En het geschiedde dat di koning de som van de penningen opleggen wilde, alzo hij deed. En dit was binnen het leven van hertog Filips en enigen zeiden dar mijn heer van Croy te Rijsel in het kasteel ging ter schat van hertog Filips. En hij leende het geld om daaruit de koning om zijn inlossen mee te doen, wat de graaf van Charlois gewaarwerd aan het geld want hij kende goede die penningen. En hij hield het maken en overeenkomst geheel van onwaarde alzo het bleek, want de heer van Croy en meer anderen met hem die van de zaken wisten kwamen daardoor in grote vijandelijkheid tegen de graaf van Charlois. Item, alzo hier voren verhaald is van Boudewijn de Lyle de bastaard, die schandalig gevlucht was uit het huis van Bourgondië en trok naar koning Lodewijk van Frankrijk. En hertog Karel verstond duidelijk het verraad dat op hem geordonneerd was, zon zond hij in zijn drie hoofdsteden binnen Vlaanderen brieven van geloof om onze heer te bedanken dat het verraad uitgekomen was en te die oorzaak droeg met processie generaal in alle steden met grote devotie. |
Hoe die coninc van Vranckerijcke sandt eenen Herault aen Hertoghe Kaerle, omme hem te ontsegghene. [fol. C.lix.r] AChteruolghende die fellichede vanden coninc vanVranckerijcke, int selue iaer van.M.iiijc.ende lxx. so wort hi den hertoghe karele so seere hatende, ende hy dede liedekens singhen ende speilkins spelen contrarie den Hertoghe Kaerle, ende hi maecte grote ghereeschepe van wapeninghe, omme vp den hertoghe Kaerle te commene, ende al die heerlicheden die Hertoghe Kaerle van hem hilt, dye leyde hi al te sijnder tafele. Ende bouen dien sandt hi eenen eerbaren Aduocaet met eenenhuchier de Roy aen den hertoghe kaerle te Hesdijn waert, het welcke den voorseyde Aduocaet seere noode dede, want sine bootschap was fel ende wreet, nochtans die voorseyde Aduocaet Thesdijn commende, ende sprekende yeghens den voorseyde Hertoghe Kaerle, mont yeghen mont, so vriendelic dat hem die Hertoghe Kaerle antwoorde, so dat den Aduocaet daer groote ghenouchte in hadde, want hertoghe Kaerle verghiftede seer hooghelic den voorseyde aduocaet, ende hi dede hem gheleede doen van sinen aertchiers viij.mijlen varre. Ende dese Aduocaet te Parijs commende, hy soude sijn legacie verhalen voor den coninc, maer doe hi began te segghene die edelhede vandenHertoge van Bourgoengien voorseyde, so stont dye coninc vppe, ende en mochtes niet ghehooren, maer de graue van Dammartijn die vulhoordet, maer ooc met eenen quadengronde, seggende van desen Aduocaet dat hi beter Bourgoengioens was dan hi conincx was, omme twelcke dye voorseyde Aduocaet ghebannen was huyt alle die croone van Vranckerijcke. Eere ende weluaert, goet, ende sijn schoon wijf verliesende, in groter keytiuicheden. Item die Coninck sandt eenen brief aen die wet van Ghendt, maer die van ghendt en wilden den brief niet vp breken. Maer si namen den bode met den brieue, ende trocken met hem byden Hertoghe kaerle ontfinc den bode blijdelick ende verghiftene hooghelic, so deden ooc die van Ghendt van ghelijcken, niet yeghenstaende dat sy nochtans nyet en wisten wat inden brief stont ghescreuen. Item desen bode commende byden coninc, hi seyde so vele duechden ende eerbaerheden vanden Hertoghe Kaerle, dattene die coninck in eenen sach dede schieten, ende dedene verdrincken in die Cheyne. Item in desen tijt maecte dye Hertoghe Kaerle grote ghereeschepe van volcke van wapenen om hem te verweerene yegens sine vianden, alsoe dat hi al sijne leenhouders bi hem ontboot, vp die verbuerte van lijue ende van goede. Nv so waren wonachtich eeneghe van sinen leenhouders binnen der stede van Doornicke, omme twelcke dye Hertoghe kaerle beuel gaf datmen alle die van Doornicke vanghen soude, waer mense ghecrijghen mochte, dies sloten dye van Doornicke hare poorten toe, ende en lietender nyement huyt gaen, ende die van Doornicke quamen in grooten dangiere midts desen. |
Hoe de koning van Frankrijk een heraut zond naar hertog Karel om hem te ontzeggen. [fol. C.lix.r] Navolgend de felheid van de koning van Frankrijk in hetzelfde jaar 1470 zo begon hij hertog Karel zeer te haatten en liet liedjes zingen en spelletjes spelen contrarie den Hertog Karel en hij maakte groot wapengereedschap om op hertog Karel te komen alle heerlijkheden die hertog Karel van hem held doe legde hij alle tot zijn tafel. En bovendien zond hij een eerbare advocaat met een Huchier de Roy aan hertog Karel te Hesdin waart, wat die advocaat zeer node deed want zijn boodschap was fel en wreed, nochtans kwam die advocaat te Hesdin en sprak met hertog Karel, mond tegen mond, zo vriendelijk dat hertog Karel hem antwoorde zodat de advocaat daar groot genoegen in had, want hertog Karel begiftigde zeer hoog die advocaat en hij liet hem geleide doen van zijn boogschutters 8 mijlen ver. En ten deze advocaat te Parijs kwam zou hij zijn legatie verhalen voor de koning, maar toen hij begon te zeggen van de edelheid van de hertog van Bourgondie zo stond de koning op en mocht het niet horen, maar de graaf van Dammartin die hoorde het geheel, maar ook met een kwade grond en zei deze advocaat dat hij betere Bourgondiers dan hij koning was, waarom die advocaat gebannen was uit de hele kroon van Frankrijk. Eer en welvaart, goed, zijn mooie wijf verloren en in grote ellende. Item, de koning zond een brief aan de wet van Gent, maar die van Gent wilden de brief niet openen. Maar ze namen een bode met de brieven en trokken met hem naar hertog Karel en die ontving de bode blijde en begiftigde hem zo zeer en zo deden ook die van Gent dergelijk, niet tegenstaande dat ze nochtans niet wisten wat in de brief stond geschreven. Item, deze bode kwam bij de koning en zei zoveel deugden en eerbaarheid van hertog Karel zodat de koning hem in een zak liet schieten en verdrinken in de Seine. Item, in deze tijd maakte hertog Karel groot gereedschap van wapenvolk om zich te verweren tegen zijn vijanden, alzo dat hij al zijn leenhouders bij hem ontbood op de verbeurte van lijf en van goed. Nu zo waren woonachtig enige van zijn leenhouders binnen de stad Doornik, waarom hertog Karel bevel gaf dat men alle die van Doornik vangen zou waar men ze krijgen mocht, dus sloten die van Doornik hun poorten dicht en lieten er niemand uitgaan en die van Doornik kwamen in groot gevaar mits deze. |
[Den.vij.sten dach van Sporcle] Item Hertoghe kaerle groote menichte van volcke versaemt hebbende, hi nam huyter stede van Ghendt temmerlieden, cuypers, ende wielwerckers, ende ooc sghelijcx huyt sijnder stede van Brugghe.xij.temmerlieden.viij.cuypers, ende.ij.wielwerckers. Ende dese trocken te Rijsele waert met grooter menichte, van anderen volcke, den.vij.sten dach vanSporcle Anno.M.iiijc.ende.lxx. Item dye Hertoghe kaerle van rechter nootweege, hem moetende weeren, so quamen eeneghe Fransoysen ontrent Pygny, ende waenden daer die Bourgoengioenen te bespringhene, maer die heere Phelips van Crieuecuer, die quammer yeghens, ende verslouch alle die Fransoysen dye daer ghecommen waren, edele, ende onedele, ende hy deidse alle die kele of steken. [Anno.M.CCCC.ende.lxx.] Item in desen tijt eeneghe gheslachten binnen Amyens deden haren baliu veriaghen, ende si lieten des conincx volck daer binnen commen, ende die Coninck was doe tsinte Quintins. Ende aengesien dat hertoghe kaerle hem voughen moeste te strijdene yeghen den coninc van Vranckerijcke, so was te Brugghe gheordonneirt eene deuote processie generale vp sinte Amants dach. Anno.M.CCCC.ende.lxx. Ende in dese processye was ghedreghen theleghe bloet binnen den cloostere van sinte Claren, [fol. C.lix.v] Ende was die derde reyse dat theylich bloet omme ghedregenwas om Hertoghe Karels wille, dye welcke lach doe voor Amyens om onsen heere Christum Ihesum te biddene, dat hi hem saleghe victorie verleenen wilde. Brugghe bidt Gode om vrede, B uucht huwe knyen voucht v oodtmoedli R edelicke menschen aensiet hoe gloedli V enijnde oorloghe nv toocht haer wer ♠ G ruwelicke vreese met tanden bloedeli G henaect ons allen o god hoe vroedeli H y dede die paeysde die wreetheyt ster ♠ E lck voughe hem biddick dan leec ende cler B edijnghe te tooghene deuoot ende wijseli I eghenwoordich es in ons ooghemer D ruck, schade, vreese, verdriet, afgrijseli G rief van edelen es nv vprijseli O ntheruijnghe van princhen droefheyts gheque L D yeren tijdt, sterfte, brandt, moordt, mespriseli E xactie, ontscakijnghe, destructie fe L O m twelcke men in processye sne L M etten heleghen bloede gheweest hieft n V ♣ V p sinte Amandts dach sinte claren we L R oupende aen gode voor dit ghesce L E nde voor der vyanden verradelic gr V ♠ D us biddic hu hoort mijn gheslee V E ene deuote bede, behouft nv den lee V Vi. in Sporkelle processien waren ♣ Metten heleghen bloede tsinte Claren Anno.M.CCCC.lxx. |
[De 7de dag van februari] Item, hertog Karel die een grote menigte van volk verzameld had nam uit de stad Gent timmerlieden, kuipers en wielwerkers en ook dergelijke uit zijn stad Brugge 12 timmerlieden, 8 kuipers en 2 wielwerkers. En deze trokken te Rijsel waart met grote menigte van ander volk de 7de dag van februari anno 1470. Item, hertog Karel vanwege rechte nood moest zich verweren zo kwamen enige Fransen omtrent Pigny en waanden daar de Bourgondiërs te bespringen, maar heer Filips van Creveceur die kwam ertegen en versloeg alle Fransen die daar gekomen waren, edele en onedele en hij liet ze allen de keel afsteken. [Anno 1470] Item, in deze tijd lieten enige geslachten binnen Amiens hun baljuw verjagen en ze lieten het volk van de koning binnenkomen en de koning was toen te Sint Quentin. En aangezien dat hertog Karel zich voegen moest te strijden tegen de koning van Frankrijk zo was te Brugge geordonneerd een devote processie generaal op Sint Amants dag anno 1470. En in deze processie was gedragen het heilige bloed binnen het klooster van Sint Clara. [fol. C.lix.v] En was de derde maal dat het heilige bloed omgedragen was vanwege hertog Karels wil die toen lag voor Amiens om onze heer Jezus Christus te bidden dat hij hem zalige victorie verlenen wilde. Brugge bidt God om vrede, Buigt uw knieën voegt u ootmoedig Redelijke mensen aanziet gloeit Venijnige oorlog nu toont zich weer ♠ Gruwelijke vrees met tanden bloedig Genaakt ons allen o god hoe verstandig Hij deed de vrede, die wreedheid sterven ♠ E lk voegt zich te bidden, leek en klerk Bidden te tonen, devoot en wijs I Tegenwoordig is ons oogmerk Droefheid, schade, vrees, verdriet, afgrijselijke G Ongerief van edelen is nu te prijzen Onterven de droefheid van de prins kwel Dure tijd, sterfte, brandt, moordt, misprijzen E Belasting, schaken, destructie feL O m welke men in processie sneL M et het heilige bloed geweest heeft nV ♣ V p Sint Amants dag Sint Clara we L Roepen aan God voor dit geschiL En voor de vijanden verraderlijk gr V ♠ Dus bid ik u hoor mijn lezen V Een devote bede, behoeft nu de leeu V 6 processies waren in februari ♣ Me het heilige bloed te Sint Clara Anno 1470. |
VP desen seluen tijdt wordt dye Coninc murmurerende vp denGraue van Simpol, ende sloot in sinen raedt den voorseydeGraue te doodene met Fenijne, of andersins, so varre dat een die vanden rade was vanden coninc, die gaf den Graue van Simpol te kennene, dies quam die Graue van Simpol claerlic bi den coninc, waer of dat die coninc hem verwonderde. Ende hi scheldende seyde ghi sijt conincstable, ende ghi hebt my eedt ghedaen, maer lettel hebdy mi gheuordert in mijn eyghenwoordeghe Armeye. Waer vp die graue van Simpol antwoorde gaf, hoe dat hi beloeft ende ghesworen hadde, endebesegelt, nemmermeer te vechtene yegens sijnen neue denHertoghe Kaerle van Bourgoengien, iae emmer binnen die frontieren van sinen landen, maer quame hi diepere in Vranckerijcke, hy soudene helpen keeren ende wederstaen. Ende met desen woorden was die coninc weltevreden, ende hy gaf den Graue van simpol last alle die steden vander somme in te halen, in dyen hy mochte, om twelcke die Conincstable in nam sinte Quintins, Pyrone, Mondedier, roye, ende meer andere. Omtrent desen tijt eeneghe vander stede van Amyens, ontsaghen den hertoghe kaerle, ende si vertrocken altemet huyter stede. Ende eenege sonden aen den Hertoghe Kaerle, oft hem gheliefde met sijnen huysghesinne Tamyens binnen te commene, si souden hem gheerne ontfanghen. Twelcke Hertoghe kaerle seer qualic keerde, ende duchtede ende vreesde also verraden ende bedroghen te worden. [fol. C.lx.r] Item dye stede van Abbeuijle begonste ooc te wentelene, maer mijn here van Crieuecuer deder eene den hals of hauwen, endehi verbarnde dat voorbouch van Abbeuijle, ende bleef gheweldich capiteyn vander stede van Abbeuijle huyter name vanden Hertoghe Kaerle. [Den.xij.sten dach van Sporcle] Item die hertoghe Kaerle trac in desen tijt ontrent.ij.mijlen buyten Atrecht in een groot pleyn, ende daer slouch hi te velde. Ende men gaf dat velt den name le champs de honneur, gheseyt het velt van eeren, als of hi segghen wilde huyter wapene nemmermeer te scheedene, voor hy sijn groote onrecht ghewroken soude hebben. Ende dit selue parc of velt was sterckelic bedoluen, ende met grooter menichte vancarijnwaghenen ommestelt, deene in dander gheuoucht. Endedit was ontrent den.xij.sten dach van Sporcle Anno.lxx.daer hem ontallicke menichte van volcke te baten quam. Item mijn here van Remy, sone van mijn heere van Croy quam huyt Henegauwe vp den seluen tijt, met vele volcx van wapenen, daer hi seer wel ontfanghen was vanden Hertoghe van Bourgoengien, maer die voorseyde heere van Remy vertrac heymelic aen sconincx sijde, dies hy ooc gherekent es in thuys van Bourgoengien voor een van sijn contraryen, omme die grote vreese diemen vprijsen sach van die wentelijnghe vanden heeren, ende hi gaf hem lieden kuere, want hi gheen vreese daer inne en maecte, maer hy soudt wel ghedijncken vp een ander tijt. Item doe was te Brugghe ghedreghen processye generael, ter Magdalenen buyten Brugge, om te biddene omme paeys endevoort om ghetijdich wedere. In sporcle sesthiene bi orloochs quale was ter Magdalene processye generale Vp den seluen tijt quamen viere ghesellen, ghecleet of si scholieren gheweist hadden, ende sy draeyden altoos ontrent des Hertoghen artijlgerye omme tvier in des Hertoghen buspoer te worpene, maer men wordes gheware. Ende die twee vanden vieren waren ghehanghen metten hoofde nederwaert, maer dander.ij.ontliepen. Item dye Hertoghe van Gheldre, ende sijn sone die ionghe Hertoghe, dye waren ooc in tvoorseyde velt, byden Hertoghe Kaerle, maer die ionghe here van Gheldre trac heymelic huytenvelde, ende reedt wel.xxx.mijlen sonder vphouden, so varre dat hy te Namen gherochte, daer hi voor die poorte gheuanghen was van die vanden aweette, ende hy was gheuoert te Rijssele int casteel, als een vluchtich ende onbekend Ruddere, ghelijc als daer wel bleeck. [Int selue iaer van.lxx.] Item int selue iaer van.lxx.doe veranderde Hertoghe Kaerle het steickspel van Rijssele, twelc daer te voren altijt gheleghenhadde vp den grooten vastenauent, ende dat dede hi verlegghen vp den papen vastenauent, omme dat die voorseyde prinche nyet en wilde datmen den heleghen tijt vander vastene soude belemmeren met sulcke weerlicke saken. [Anno.lxx.vi.in Maerte] Item in desen tijt track Hertoghe kaerle wat naerder der stede van Amyens. Ende daer worde hem seere rebel eene stede, ghenaemt Pykengy, met haren casteele, voor welcke stede hi viel met grooter moghentheyt, winnende die selue stede mettensweerde. Ende hy deidse vellen ende al gheheel destrueren. Ende men verhoorde nyeumare, dat die hertoghe Kaerle siedge soude slaen voor die stede van Amyens, dies drouchmen processye generale te Brugghe, tot onser vrauwenbroeders.anno.lxx.vi.in Maerte. Tonseyde vrauwen broeders duer karels weluaerte was lieuelic processie nv.vi.in maerte. [Den.x.sten dach inde Maerte] Item int selue iaer den.x.sten dach inde Maerte doe was Sinte Bonefacius met sijne ghesellen verleyt in eenen nyeuwen fiertre, byder hant vanden Bisschop van Sareyten, dye welcke tofficie dede. Ende daer waren.vi.Abten yeghenwoordich, ende andere Rudders ende heeren vp een staedgie, daer toe gheordonneirt voor den docsael, in onser vrouwen kercke binnen der stede van Brugghe. Ic sach verfierteren met blijden gheschiene Sinte Bonefacius in maerte thiene. |
Op dezelfde tijd begon de koning te Koning murmelen op de graaf van Saint-Pol en besloot in zijn raad die graaf te doden met venijn of anderszins, zo ver dat een die raad was van de koning die gaf het de graaf van Saint-Pol te kennen, dus kwam de graaf van Saint-Pol klagen bij de koning waarvan dat de koning zich verwonderde. En hij schold en zei; ‘ge bent mijn legeraanvoerder en ge hebt me eed gedaan, maar weinig heb je me bevorderd in mijn eigen tegenwoordige leger.’ Waarop de graaf van Saint-Pol antwoord gaf hoe dat hij beloofd en gezworen had en bezegeld nimmermeer te vechten tegen zijn neef de hertog Karel van Bourgondië, ja, immer binnen de grenzen van zijn landen, maar kwam hij dieper in Frankrijk, hij zou hem helpen keren en weerstaan. En met deze woorden was de koning wel tevreden en hij gaf de graaf van Saint-Pol last alle steden van de Somme binnen te halen, indien hij mocht, waarom de legeraanvoerder innam Saint Quentin, Pirons, Montdidier, Roye en meer andere. Omtrent deze tijd ontzagen enige van de stad Amiens hertog Karel en vertrokken altemet uit de stad. En enige zonden aan hertog Karel of het hem geliefde met zijn huisgezin te Amiens binnen te komen, ze zouden hem graag ontvangen. Wat hertog Karel zeer kwalijk nam en duchtte en vreesde alzo verraden en bedrogen te worden. [fol. C.lx.r] Item, de stad Abbeville begon ook te wentelen, maar mijn heer Creveceur liet er een de hals afhouwen en hij verbrandde de voorburcht van Abbeville en bleef geweldig kapitein van de stad Abbeville uit naam van hertog Karel. [De 12de dag van februari] Item, hertog Karel trok in deze tijd omtrent 2 mijlen buiten Atrecht in een grote vlakte en daar sloeg hij te velde. En men gaf dat veld de naam; le champs de honneur,’ genoemd ‘het veld van eer,’ alsof hij zeggen wilde uit de wapens nimmermeer te scheiden voordat hij zijn grote onrecht gewroken zou hebben. En dit perk was sterk bedolven met een grote menigte van voorraadwagens omzet, de ene in de andere gevoegd. En dit was omtrent de 12de dag van februari anno 1470 waar hem een ontelbare menigte van volk te baten kwam. Item, mijn heer van Remy, zoon van mijn heer van Croy, kwam uit Henegouwen op dezelfde tijd met veel wapenvolk waar hij zeer goed ontvangen werd van de hertog van Bourgondie, maar die heer van Remy trok heimelijk aan de zijde van de koning, dus is hij ook gerekend in het huis van Bourgondie voor een van zijn tegenstanders vanwege de grote vrees die men opkomen zag van die wenteling van de heren en hij gaf hem keur, want hij maakte daarin geen vrees, maar zou het wel op een andere tijd gedenken. Item, toen was te Brugge gedragen de processie generaal ter Magdalena buiten Brugge om te bidden om vrede en voort om goed weer. In februari zestien bij oorlog kwaal was ter Magdalena processie generale Op dezelfde tijd kwamen vier gezellen gekleed alsof ze scholieren gewest waren en ze draaiden altijd omtrent de artillerie van de hertog om het vuur in het buskruit poeder van de hertog te werpen, maar men werd het gewaar. En twee van de vier werden gehangen met hoofd nederwaarts, maar de andere 2 ontkwamen. Item, de hertog van Gelre en zijn zoon de jonge hertog die waren ook in dat veld bij hertog Karel, maar de jonge heer van ~Gelre trok heimelijk uit het veld en reed wel 30 mijlen zonder ophouden en zo ver dat hij te Namen aankwam waar hij voor de poort gevangen werd van die van de wacht en werd gevoerd te Rijsel in het kasteel als een vluchtig en onbekende ridder, gelijk als daarna wel bleek. [In hetzelfde jaar 1470] Item, in hetzelfde jaar 1470 toen veranderde hertog Karel het steekspel van Rijsel, wat daar tevoren altijd gelegen had op de grote Vastenavond en dat liet hij verleggen op de papen Vastenavond om dat die prins niet wilde dat men de heilige tijd van vasten zou belemmeren met zulke onfatsoenlijke zaken. [Anno 1470 in maart] Item, in deze tijd trok hertog Karel wat naarder de stad Amiens. En daar werd hem zeer rebels een stad, genaamd Picquigny, met zijn kasteel en voor die stad viel hij met grote mogendheid en won die stad met het zwaard. En hij liet het vellen en geheel vernielen. En men hoorde nieuws dat hertog Karel beleg zou slaan voor de stad Amiens, dus droeg men processie generaal te Brugge tot onze vrouwenbroeders anno 1470 in maart. Te onze vrouwen broeders door Karels welvaart was lieflijke processie nu de 6de in maart. [De 10de dag in maart] Item, in hetzelfde jaar de 10de dag in maart die was was Sint Bonifatius met zijn gezellen gelegd in een nieuw relikwien kast door de hand van de bisschop van Sarrey die de officie deed. En daar waren 6 abten tegenwoordig en andere ridders en heren op een stellage daartoe geordonneerd voor de galerij in onze Vrouwe kerk binnen de stad Brugge. Ik zag relikwienkist met met blijde geschieden Sint Bonifatius in maart tien. |
VP desen seluen tijdt wordt dye Coninc murmurerende vp denGraue van Simpol, ende sloot in sinen raedt den voorseydeGraue te doodene met Fenijne, of andersins, so varre dat een die vanden rade was vanden coninc, die gaf den Graue van Simpol te kennene, dies quam die Graue van Simpol claerlic bi den coninc, waer of dat die coninc hem verwonderde. Ende hi scheldende seyde ghi sijt conincstable, ende ghi hebt my eedt ghedaen, maer lettel hebdy mi gheuordert in mijn eyghenwoordeghe Armeye. Waer vp die graue van Simpol antwoorde gaf, hoe dat hi beloeft ende ghesworen hadde, endebesegelt, nemmermeer te vechtene yegens sijnen neue denHertoghe Kaerle van Bourgoengien, iae emmer binnen die frontieren van sinen landen, maer quame hi diepere in Vranckerijcke, hy soudene helpen keeren ende wederstaen. Ende met desen woorden was die coninc weltevreden, ende hy gaf den Graue van simpol last alle die steden vander somme in te halen, in dyen hy mochte, om twelcke die Conincstable in nam sinte Quintins, Pyrone, Mondedier, roye, ende meer andere. Omtrent desen tijt eeneghe vander stede van Amyens, ontsaghen den hertoghe kaerle, ende si vertrocken altemet huyter stede. Ende eenege sonden aen den Hertoghe Kaerle, oft hem gheliefde met sijnen huysghesinne Tamyens binnen te commene, si souden hem gheerne ontfanghen. Twelcke Hertoghe kaerle seer qualic keerde, ende duchtede ende vreesde also verraden ende bedroghen te worden. [fol. C.lx.r] Item dye stede van Abbeuijle begonste ooc te wentelene, maer mijn here van Crieuecuer deder eene den hals of hauwen, endehi verbarnde dat voorbouch van Abbeuijle, ende bleef gheweldich capiteyn vander stede van Abbeuijle huyter name vanden Hertoghe Kaerle. [Den.xij.sten dach van Sporcle] Item die hertoghe Kaerle trac in desen tijt ontrent.ij.mijlen buyten Atrecht in een groot pleyn, ende daer slouch hi te velde. Ende men gaf dat velt den name le champs de honneur, gheseyt het velt van eeren, als of hi segghen wilde huyter wapene nemmermeer te scheedene, voor hy sijn groote onrecht ghewroken soude hebben. Ende dit selue parc of velt was sterckelic bedoluen, ende met grooter menichte vancarijnwaghenen ommestelt, deene in dander gheuoucht. Endedit was ontrent den.xij.sten dach van Sporcle Anno.lxx.daer hem ontallicke menichte van volcke te baten quam. Item mijn here van Remy, sone van mijn heere van Croy quam huyt Henegauwe vp den seluen tijt, met vele volcx van wapenen, daer hi seer wel ontfanghen was vanden Hertoghe van Bourgoengien, maer die voorseyde heere van Remy vertrac heymelic aen sconincx sijde, dies hy ooc gherekent es in thuys van Bourgoengien voor een van sijn contraryen, omme die grote vreese diemen vprijsen sach van die wentelijnghe vanden heeren, ende hi gaf hem lieden kuere, want hi gheen vreese daer inne en maecte, maer hy soudt wel ghedijncken vp een ander tijt. Item doe was te Brugghe ghedreghen processye generael, ter Magdalenen buyten Brugge, om te biddene omme paeys endevoort om ghetijdich wedere. In sporcle sesthiene bi orloochs quale was ter Magdalene processye generale Vp den seluen tijt quamen viere ghesellen, ghecleet of si scholieren gheweist hadden, ende sy draeyden altoos ontrent des Hertoghen artijlgerye omme tvier in des Hertoghen buspoer te worpene, maer men wordes gheware. Ende die twee vanden vieren waren ghehanghen metten hoofde nederwaert, maer dander.ij.ontliepen. Item dye Hertoghe van Gheldre, ende sijn sone die ionghe Hertoghe, dye waren ooc in tvoorseyde velt, byden Hertoghe Kaerle, maer die ionghe here van Gheldre trac heymelic huytenvelde, ende reedt wel.xxx.mijlen sonder vphouden, so varre dat hy te Namen gherochte, daer hi voor die poorte gheuanghen was van die vanden aweette, ende hy was gheuoert te Rijssele int casteel, als een vluchtich ende onbekend Ruddere, ghelijc als daer wel bleeck. [Int selue iaer van.lxx.] Item int selue iaer van.lxx.doe veranderde Hertoghe Kaerle het steickspel van Rijssele, twelc daer te voren altijt gheleghenhadde vp den grooten vastenauent, ende dat dede hi verlegghen vp den papen vastenauent, omme dat die voorseyde prinche nyet en wilde datmen den heleghen tijt vander vastene soude belemmeren met sulcke weerlicke saken. [Anno.lxx.vi.in Maerte] Item in desen tijt track Hertoghe kaerle wat naerder der stede van Amyens. Ende daer worde hem seere rebel eene stede, ghenaemt Pykengy, met haren casteele, voor welcke stede hi viel met grooter moghentheyt, winnende die selue stede mettensweerde. Ende hy deidse vellen ende al gheheel destrueren. Ende men verhoorde nyeumare, dat die hertoghe Kaerle siedge soude slaen voor die stede van Amyens, dies drouchmen processye generale te Brugghe, tot onser vrauwenbroeders.anno.lxx.vi.in Maerte. Tonseyde vrauwen broeders duer karels weluaerte was lieuelic processie nv.vi.in maerte. [Den.x.sten dach inde Maerte] Item int selue iaer den.x.sten dach inde Maerte doe was Sinte Bonefacius met sijne ghesellen verleyt in eenen nyeuwen fiertre, byder hant vanden Bisschop van Sareyten, dye welcke tofficie dede. Ende daer waren.vi.Abten yeghenwoordich, ende andere Rudders ende heeren vp een staedgie, daer toe gheordonneirt voor den docsael, in onser vrouwen kercke binnen der stede van Brugghe. Ic sach verfierteren met blijden gheschiene Sinte Bonefacius in maerte thiene. |
Op dezelfde tijd begon de koning te Koning murmelen op de graaf van Saint-Pol en besloot in zijn raad die graaf te doden met venijn of anderszins, zo ver dat een die raad was van de koning die gaf het de graaf van Saint-Pol te kennen, dus kwam de graaf van Saint-Pol klagen bij de koning waarvan dat de koning zich verwonderde. En hij schold en zei; ‘ge bent mijn legeraanvoerder en ge hebt me eed gedaan, maar weinig heb je me bevorderd in mijn eigen tegenwoordige leger.’ Waarop de graaf van Saint-Pol antwoord gaf hoe dat hij beloofd en gezworen had en bezegeld nimmermeer te vechten tegen zijn neef de hertog Karel van Bourgondië, ja, immer binnen de grenzen van zijn landen, maar kwam hij dieper in Frankrijk, hij zou hem helpen keren en weerstaan. En met deze woorden was de koning wel tevreden en hij gaf de graaf van Saint-Pol last alle steden van de Somme binnen te halen, indien hij mocht, waarom de legeraanvoerder innam Saint Quentin, Pirons, Montdidier, Roye en meer andere. Omtrent deze tijd ontzagen enige van de stad Amiens hertog Karel en vertrokken altemet uit de stad. En enige zonden aan hertog Karel of het hem geliefde met zijn huisgezin te Amiens binnen te komen, ze zouden hem graag ontvangen. Wat hertog Karel zeer kwalijk nam en duchtte en vreesde alzo verraden en bedrogen te worden. [fol. C.lx.r] Item, de stad Abbeville begon ook te wentelen, maar mijn heer Creveceur liet er een de hals afhouwen en hij verbrandde de voorburcht van Abbeville en bleef geweldig kapitein van de stad Abbeville uit naam van hertog Karel. [De 12de dag van februari] Item, hertog Karel trok in deze tijd omtrent 2 mijlen buiten Atrecht in een grote vlakte en daar sloeg hij te velde. En men gaf dat veld de naam; le champs de honneur,’ genoemd ‘het veld van eer,’ alsof hij zeggen wilde uit de wapens nimmermeer te scheiden voordat hij zijn grote onrecht gewroken zou hebben. En dit perk was sterk bedolven met een grote menigte van voorraadwagens omzet, de ene in de andere gevoegd. En dit was omtrent de 12de dag van februari anno 1470 waar hem een ontelbare menigte van volk te baten kwam. Item, mijn heer van Remy, zoon van mijn heer van Croy, kwam uit Henegouwen op dezelfde tijd met veel wapenvolk waar hij zeer goed ontvangen werd van de hertog van Bourgondie, maar die heer van Remy trok heimelijk aan de zijde van de koning, dus is hij ook gerekend in het huis van Bourgondie voor een van zijn tegenstanders vanwege de grote vrees die men opkomen zag van die wenteling van de heren en hij gaf hem keur, want hij maakte daarin geen vrees, maar zou het wel op een andere tijd gedenken. Item, toen was te Brugge gedragen de processie generaal ter Magdalena buiten Brugge om te bidden om vrede en voort om goed weer. In februari zestien bij oorlog kwaal was ter Magdalena processie generale Op dezelfde tijd kwamen vier gezellen gekleed alsof ze scholieren gewest waren en ze draaiden altijd omtrent de artillerie van de hertog om het vuur in het buskruit poeder van de hertog te werpen, maar men werd het gewaar. En twee van de vier werden gehangen met hoofd nederwaarts, maar de andere 2 ontkwamen. Item, de hertog van Gelre en zijn zoon de jonge hertog die waren ook in dat veld bij hertog Karel, maar de jonge heer van ~Gelre trok heimelijk uit het veld en reed wel 30 mijlen zonder ophouden en zo ver dat hij te Namen aankwam waar hij voor de poort gevangen werd van die van de wacht en werd gevoerd te Rijsel in het kasteel als een vluchtig en onbekende ridder, gelijk als daarna wel bleek. [In hetzelfde jaar 1470] Item, in hetzelfde jaar 1470 toen veranderde hertog Karel het steekspel van Rijsel, wat daar tevoren altijd gelegen had op de grote Vastenavond en dat liet hij verleggen op de papen Vastenavond om dat die prins niet wilde dat men de heilige tijd van vasten zou belemmeren met zulke onfatsoenlijke zaken. [Anno 1470 in maart] Item, in deze tijd trok hertog Karel wat naarder de stad Amiens. En daar werd hem zeer rebels een stad, genaamd Picquigny, met zijn kasteel en voor die stad viel hij met grote mogendheid en won die stad met het zwaard. En hij liet het vellen en geheel vernielen. En men hoorde nieuws dat hertog Karel beleg zou slaan voor de stad Amiens, dus droeg men processie generaal te Brugge tot onze vrouwenbroeders anno 1470 in maart. Te onze vrouwen broeders door Karels welvaart was lieflijke processie nu de 6de in maart. [De 10de dag in maart] Item, in hetzelfde jaar de 10de dag in maart die was was Sint Bonifatius met zijn gezellen gelegd in een nieuw relikwien kast door de hand van de bisschop van Sarrey die de officie deed. En daar waren 6 abten tegenwoordig en andere ridders en heren op een stellage daartoe geordonneerd voor de galerij in onze Vrouwe kerk binnen de stad Brugge. Ik zag relikwienkist met met blijde geschieden Sint Bonifatius in maart tien. |
Hoe die Hertoghe Kaerle met alle sijnder machten te velde quam, yeghens den coninck van Vranckerijcke.ende hoe hi Amyens beleyde. [fol. C.lx.v] [Den.xiiij.sten dach in Maerte en vp den xvij.sten dach in Maerte] OMtrent den.xiiij.sten dach in Maerte, int selue iaer soe dede Hertoghe Karel yeghens den auent sijn heyr vp breken, ende niement en wiste die cause, mer die van Amyens dit gheware wordende, sy maecten so grote ghenouchte binnen harer stede dattet een wonder om horen was, van blijschepen dat si saghen dat theyr vp brack, maer int alder hemelicste vander nacht so beual die Hertoghe Kaerle datmen secretelic die siedge slaen soude vast aen die mueren van Amyens. Ende daer dede die Hertoghe Kaerle ter stont sterck assault vp die stede doen, Ende men seyde, dat binnen der stede van Amyens waren alle die vroomste Capiteynen van Vranckerijcke, te weten al voren, Die Graue van Simpol Salazart Maelhoortier Baudeson de Lyle Ian Darson Le conte Dammartijn Ioseph Ruwaerdt Ian de Cachael Die welcke voornoomde Capiteynen hadden by hem lieden grote menichte van Fransoysen in gaernisoene, ende om gode te biddene, dat die voorseyde Hertoghe Kaerle victorie mochte ghecrijghen vp sine vianden, so was te Brugghe eene deuote processye generale ghedreghen ten Augustijnen, vp den xvij.sten dach in Maerte. Vp dat gracie moet onsen prinche bescijnen Rees processye generael ten Augustijnen [fol. C.lxi.r] Aldus Hertoghe Kaerle liggende voor Amyens met menichte van volcke daermen tghetal of telde.C.en.xx.duysent mannen clouckelic verbeydende dye comste vanden coninck, so gheuiel dat Monseur Iaques de Lutcenburch broeder vanden Graue vanSimpol Capiteyn vander auangaerde van Hertoghe Karels volcke, waer of tghetal van sinen volcke mochte sterc sijn ontrent thienduysent mannen, meest al te peerde, sonder die aertchiers ende die pijckeniers ende dit was tsmorgens, ontrent die clocke.vi.te doene, doen quam daer terstont een herault, verwapent met Tsconincx wapene sijn tweestre, ende hi sprac tot den voorseyden Iaques de Lutcenburch seer houeerdelicke toe segghende. Secht huwen Bourgoengioenen, ende hem die hu hier ghesonden heift dat hi hy doe vertrecken, of mijn here mijn meestere, dye edele ende moghende coninck van Vranckerijcke sal nuv commen beuechten te clocke twee naer die noene Ende dit aldus gheseyt hebbende, so quam daer terstont een ander Herault, verwapent met des hertoghen Karels wapene van Bourgoengien, die welcke oock seyde tot den voorseyde Iaques de Lutcenburch. Heere en verschiet niet, want die edele endemoghende Prinche Hertoghe Kaerle van Bourgoengien es hu hier bi, vp een half mijle naer. Dit horende die voorseyde Iaques de Lutcenburch, slouch sijn hant hoofschelick aen den Herault van Vranckerijcke, ende hy santtene aen onsen moghenden prinche den Hertoghe Kaerle van Bourgoengien, om dese selue woorden hem te vertooghene, maer sijn medegheselle liet hi trecken binnen Amyens, omme den fransoysen tondeckene endete kennen te gheuene al tghene wat si ghesien hadden ende ghehoort. Het gheuiel dat alle die Bourgoensche heeren versaemden by een, ende bleuen staende sonder eten ende sonder drincken tot die clocke drye naer dye noene, maer ontrent den vier hueren naer der noene, soe quamen dye Fransoysen huyt der stede van Amyens met grooter menichte van peerden, seer edelick gheabijlgiert, ende groot volc te voet. Doen dede die voorseydemessiere Iaques de Lutcenburch een beuel doen, dat hem alle man te voet soude stellen, of dat dye mannen van wapenen rijden souden voor die pijckeniers ende oock voor die aertchiers, het welcke hem alle beede ontseyt was. Ende daer quam eene groote rommelinghe of, maer het gheluckte dat dye busschieters vanden Hertoghe van Bourgoengien hare engienen al gheuult ende ghereet hadden, ende si schoten inden hoop vanden Fransoysen, waer of datter twee machteghe edele mannen doot bleuen, ende groote menichte van peerden, ende oock noch vele ander volcx, huyten welcken dye Fransoysen weder vloden binnen der stede van Amyens, alsoe dat daer een quade suspicie rees vp den voorseyde Iaques de Lutcenburch. |
Hoe hertog Karel met al zijn macht te velde kwam tegen de koning van Frankrijk en hoe hij Amiens belegerde. [fol. C.lx.v] [De 14de dag in maart en op de 17de dag in maart] Omtrent de 14de dag in maart in hetzelfde jaar zo liet hertog Karel tegen de avond zijn leger opbreken en niemand wist de oorzaak, maar die van Amiens werden het gewaar en maakten zoՠn groot genoegen binnen hun stad dat het een wonder om te horen was van blijdschap dat ze zagen dat het leger opbrak, maar in het aller heimelijkste van de nacht zo beval hertog Karel dat geheim beleg zou slaan vast aan de muren van Amiens. En daar deed hertog Karel terstond sterke aanval op die stad. En men zei dat binnen de stad Amiens waren alle de dapperste kapiteins van Frankrijk, te weten al voren, De graaf van Saint-Pol Salazart Maelhoortier Baudeson de Lyle Ian Darson Le conte Dammartin Ioseph Ruwaerdt Ian de Cachael Die kapiteins hadden bij hen grote menigte van Fransen in garnizoen en om God te bidden die hertog Karel victorie mocht krijgen op zijn vijanden zo was te Brugge een devote processie generaal gedragen te Augustijnen op de 17de dag van maart. Opdat gratie moet onze prins beschijnen Rees processie generaal ten Augustijnen [fol. C.lxi.r] Aldus lag hertog Karel voor Amiens met menigte van volk waar men het getal van telde 120 000 mannen die kloek wachtten op de komst van de koning, zo gebeurde het dat monsieur Jaques de Luxemburg, broeder van de graaf van Saint-Pol , kapitein van de voorhoede van het volk van hertog Karel waarvan het getal van zijn volk sterk mocht zijn omtrent 10 000 mannen, meest allen te paard, zonder de boogschutters en de piekeniers, en dit was ‘s morgens omtrent de klok van 6 te doen, toen kwam daar terstond een heraut, gewapend met het wapen van de koning met zijn tween en hij sprak Jaques de Luxemburg zeer hovaardig toe en zei; ‘Zeg uw Bourgondiërs en hem die u hier gezonden heeft dat hij u laat vertrekken of mijn heer en mijn meester, de edele en vermogende koning van Frankrijk zal u nu komen bevechten te klok 2 na de noen’ En toen hij dit aldus gezegd kwam terstond een andere heraut gewapend met het wapen van hertog Karels van Bourgondië die ook zei tot Jaques de Luxemburg; ‘Heer, scheidt niet, want de edele en vermogende prins hertog Karel van Bourgondië is u hierbij op een halve mijl na.’ Dit hoorde Jaques de Luxemburg en sloeg zijn hand hoofd aan de heraut van Frankrijk en hij zond hem naar onze vermogen prins hertog Karel van Bourgondie om dezelfde woorden hem te verhalen, maar zijn metgezel liet hij trekken binnen Amiens om het de Fransen te verhalen en te kennen te geven al hetgeen ze gezien en gehoord hadden. Het gebeurde dal alle Bourgondische heren bijeen verzamelden en bleven staan zonder eten en zonder drinken tot de klok 3 sloeg na de noen, maar omtrent 4 uur na de noen zo kwamen de Fransen uit de stad Amiens met grote menigte van paarden en zeer edel gekleed en groot volk te voet. Toen liet die de meneer Jaques de Luxemburg een bevel doen dat zich alle man te voet zou stellen of dat de mannen van wapens rijden zouden voor de piekeniers en ook voor de boogschutters, wat hen alle beide ontzegd was. En daar kwam een grote rommeling van, maar het lukte de busschieters van de hertog van Bourgondië hun machines geheel geveld en gereed te hebben en ze schoten in de hoop van de Fransen, waarvan dat er twee machtige edele mannen dood bleven en een grote menigte van paarden en ook nog velel ander volk waarom de Fransen weer vloden binnen de stad Amiens, alzo dat daar een kwade verdenking oprees tegen Jaques de Luxemburg. |
[Den laetsten dach in Maerte] Item in deser manieren lach dye Hertoghe Kaerle van Bourgoengien te velde.vi.weken lanck, naer dye costume van edelheden, altoos den coninck van Vranckerijcke verwachtende, maer hi en quam niet. Ende in desen tijt soe wast seer horribel weyr van reynene, van sneeuwen, van haghelen, so datter vele peerden van keytijuicheden storuen, ende tvolck moest wonen in holen onder die eerde, ende daer laghen sy al stille sonder vechten. Ende alsmen huyt reedt omme die foraedge vanden peerden, altoos bleeffer een deel van shertoghen Karels van Bourgoengien volcke, ende hier omme was noch een processye generael ghedreghen Tsinte Saluators, den laetsten dach in Maerte.Anno.M.iiijc.ende.lxx. O deuote hertkins voucht hu ter bede Aen saluator cleift, claecht hem hu lijden Want ons prinche moet ons houden stede Te velde nat cout, maer clouc om strijden Die passie christi wille hem verblijden Dies wi nv ten tijden processie draghen Den laetsten in Maerte, om goede behaghen [Vp den vierden dach in April] Item die vander stede van Amyens wierpen eenen yseren cloot, die seer groot was huyt eenen mortier, naer tlogijst vanden Hertoghe kaerle van Bourgoengien, ooc schoten sy een serpentijne duer shertoghen Karels van Bourgoengien logijst, om welcke cause men noch drouch een processie [fol. C.lxi.v] generale ten Iacopijnen met drie fierters, sinte Donaes, sinte Bonefacius, ende sinte Loy vp den vierden dach in April. M inlic ambrosius wiens dach dat heden sy C omt vertroosten sijs ons princhens pylaer C onsessoor donaes helpt hem tot vreden ghy C onsorterende nuv in amyens vaer C laert hem bonefacius sant eerbaer L eent hem troost helich loy excellent X pristus die sal hu vieren voorwaer V oor hem te biddene sijt diligent W ant ten predecaren waerdij present Ende es te wetene, dat dye Prinche altoos by hem hadde huyt diueersche steden temmerlieden, cupers, ende wielmakers, dye brugghen maecten om over die somme te rijdene, maer die pijckeniers van Ghendt die bleuen so langhe eer sy quamen dat sy som vanden Fransoysen versleghen worden Ende in dese vechtijnghe, so waren van groter vermaertheyt dese naervolghende heren, mijn Heere Anthonius die bastaert van Bourgoengien, mijn here van Ravestein, mijn heere vanden Gruuthuyse, die Souuereyn van Vlaendren. Ende hoe wel dat men vele seyde van sconincx macht, hy en quam noeyt yeghens hertoghe kaerle van Bourgoengien velde, maer sy hilden wel sprijncreysen deen yeghens den anderen, alle den dach. Item men seyde dat die Graue van Simpol groote neersticheyt dede om paeys te makene, tusschen dese twee heeren. Ende dat eeneghe ghedeputeirde aen beeden sijden spraken hilden yeghens malcanderen, ende al sprekende brochten sijt so varre dat die Hertoghe consenteirde den sinen te sprekene van paeyse, Ende vp wel betrouwen liet hi eeneghe van sinen heerentrecken binnen der stede van Amyens. Ende hi leende hem sinen seghele, consent gheuende in al tghene dat si doen souden, behouden elc in sijn goet recht. Ende die heeren commende binnen der stede van Amyens, hadden daer vel arguacien, endeomme beters wille, so consenteirden sy drye maenden bestandt, Ende dat dye hooghe moghende Hertoghe Kaerle van Bourgoengien binnen drye daghen daer naer vertrecken soude. Ende dese saken aldus ghesloten ende gheseghelt sijnde, si quamen huyter stede van Amyens byden Prinche, hem vertooghende, wat si ghebesoengiert ghedaen ende ghesloten hadden met malcanderen. [Den.xxv.sten dach van Meye] Item die hooghe ende moghende Hertoghe Karle vanBourgoengien alle dinc verstaende, ontstac in groter gramschap, Iae dat hi vp die selue heeren so verstoort was dat hijse dede gaen huyt sinen logijste, segghende dese onghetrauwichede en haddic niet bemoet vp hu lieden, ende in dese furie endegramschap bleef hy alleene in sijn Logijs wel vier hueren lanc, dat hem niemant spreken en mochte, maer in thende als hi in hem seluen wat vercoelt was, hy sprack, het es waer, ic gaf hu mijnen seghele, maer dusdaneghe saken en bemoede ic niet, niet te min tghene dat ghi met mijnen seghele gheseghelt hebt, dat sal ic vulcommen als een ghetrauwe Prinche. Ende ick sal deerste sijn dye vertrecken sal, Ende aldus so vertrac hy duer twee bruchskins ouer een riuiere, ende voorsienichlicken liet hi eeneghe van sinen mannen van wapenen thuyswaert rijden, bi voorwaerde, dat si den.xxv.sten dach van Meye weder bi hem wesen souden te Atrecht. Ende aldus so vertrac die voorseydeHertoghe metten grooten heyrcrachte, te Pyroene seere bedanckende sine vrienden ende edele mannen van haer lieder bijstandichede, bi hem houdende eene groote quantiteyt van volcke van wapenen yeghens eeneghen toecommenden vploop. Ende daer was tbestant verlanct noch.xi.maenden, maer dye cooplieden van Vranckerijcke en mochten nyet commen int lant van Vlaendren, noch dye cooplieden vanden lande vanVlaendren en mochten niet reysen in Vranckerijcke, daer mede dat die neeringhe aen beeden sijden seere verghinck. Dit gheschiede binnen den Iare. M.CCCC.ende.lxxi. |
[De laatste dag in maart] Item, op deze manier lag hertog Karel van Bourgondie te velde 6 weken lang, naar de gewoonte van edelheid en altijd wachtte op de koning van Frankrijk, maar hij kwam niet. En in deze tijd zo was het zeer horribel weer van regen, van sneeuwen, van hagel, zodat er vele paarden van ellendigheid stierven en het volk moest wonen in holen onder de aarde en daar lagen ze geheel stol zonder te vechten. En als men uitreedt voor voer van paarden altijd bleef er een deel van het volk van hertog Karel van Bourgondie en hierom was nog een processie generaal gedragen te Sint Salvator, de laatste dag in maart anno 1470. O devote hartjes voegt u ter bede Aan Salvator kleeft, klaagt hem uw lijden Want onze prins moet onze plaats houden Te velde nat en koud, maar kloek om strijden De passie Christus willen zich verblijden Dus we nu ten tijden processie dragen De laatste in maart om goed behagen. [Op de vierde dag van april] Item, die van de stad Amiens wierpen een ijzeren kloot die zeer groot was uit een mortier, naar het logies van hertog Karel van Bourgondië, ook schoten ze een serpentijn door het logies van hertog Karel van Bourgondië , om welke oorzaak men nog droeg een processie [fol. C.lxi.v] generale te Jakobijnen met drie relikwiekastjes, Sint Donaas, Sint Bonifatius en Sint Elooi op de vierde dag van april. En het is te weten dat de prins altijd bij hem had uit diverse steden timmerlieden, kuipers en wielmakers die bruggen maakten om over de Somme te rijden, maar de piekeniers van Gent die bleven zo lang eer ze kwamen zodat ze soms van de Fransen verslagen werden. En in dicht vechten zo waren van grote vermaardheid deze navolgende heren, mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondië, mijn heer van Ravestein, mijn heer van de Gruijthuijsen, de soeverein van Vlaanderen. En hoewel dat men veel zei van de macht van de koning, hij kwam nooit tegen hertog Karel van Bourgondië te velde, maar hielden wel plundertochten de een tegen de anderen al dagen. Item, men zei dat de graaf van Saint-Pol grote vlijt deed om vrede te maken tussen deze twee heren. En dat enige gedeputeerde aan beide zijden met elkaar spreken en al sprekende brachten ze het zo ver dat de hertog toestemde van vrede te spreken. En erop vertrouwde liet hij enige van zijn heren trekken binnen de stad Amiens. En hij leende hem zijn zegel en gaf toestemming al hetgene dat ze doen zouden, behouden elk zijn goed recht. En de heren kwamen binnen de stad Amiens en hadden daar veel argumentatie en om beters wil zo stemde ze toe in 3 maanden bestand. En dat de hoge vermogende hertog Karel van Bourgondië binnen drie dagen daarna vertrekken zou. En toen deze zaken aldus besloten en bezegeld waren kwamen ze uit de stad Amiens bij de prins en toonde hem wat ze bezig gedaan en besloten hadden met elkaar. [De 25ste dag van mei] Item, de hoge en vermogende hertog Karel van Bourgondie verstond alle dingen en ontstak in grote gramschap, ja dat hio op die heren zo verstoord was zodat hij ze uit zijn logies liet gaan en zei, deze ontrouw had ik niet u niet vermoed en in deze furie en gramschap bleef hij alleen in zijn logies wel vier uren lang dat niemand hem spreken mocht, maar in het einde toen hij wat verkoeld was sprak hij, ‘Het is waar, ik gaf u mijn zegel, maar dusdanige zaken vermoedde ik niet, niettemin hetgeen dat ge met mijn zegel gezegeld heb dat zal ik voldoen als een getrouwe prins. En ik zal de eerste zijn die vertrekken zal.’ En aldus zo vertrok hij over twee brugjes over de rivier en voorzien liet hij enige van zijn wapenmannen naar huis rijden op voorwaarde dat ze de 25ste van mei weer bij hem zouden wezen zouden te Atrecht. En aldus zo vertrok de hertog me grote legermacht te Peronne en bedankte zeer zijn vrienden en edele mannen van hun bijstand en hield bij hem een grote hoeveelheid wapenvolk tegen enige toekomende oploop. En daar was het bestand verlengd nog 11 maanden, maar de kooplieden van Frankrijk mochten niet komen in het land van Vlaanderen, nog de kooplieden van het land Vlaanderen mochten niet reizen in Frankrijk, waarmee dat de nering aan beide zijden zeer verging. Dit geschiedde binnen het jaar 1471. |
Hier naer volcht vanden Hertoghe vanGheldre, ghenaemt Aernoudt. Dat.lx.Capittel. [fol. C.lxij.r] GHelijc dat hier voren verhaelt es, dat die oude Hertoghe van Gheldre gheheeten Aernoudt, ghecomen was met sinen sone Hertoghe Adolf van Gheldre, by den Hertoghe Kaerle, daer hi doe lach in tvelt van Eeren, buten Atrecht, ende hem den voorseyde Adolf vluchtich maecte ende ontvloodt secretelic vander plecke sonder tweten van sijnen vader, ofte vandenHertoge Kaerle voorseyde, maer reed sonder vp houden totter stede van Namen, daer hi gheuanghen was, also hier voren eens deels verhaelt es, so es waer dat die hertoge Aernoudt altoos bleef in tvelt by den Hertoghe Kaerle, daer hi hem verhaelde al die iniurie ende cleenicheyt die hem sinen sone ghedaen hadde Adolf voorseyde, hoe wel dat dit aldus gheschiet was van saken van iniurien die hi hem aensegghen wilde, twelcke hy niet vulbrijnghen en conste ter warachtigheden, alle die steden vanGheldre ende van Zutphen themwaert treckende, ghelijc of sijn vader doodt gheweist hadde mer die steden en vielen hem niet ghehuldich. Item Hertoghe Kaerle van allen saken, wel ende duechdelic gheinformeirt sijnde, Hy badt den Hertoghe Aernoudt, dat hy patientich sijn soude, aengesien dat Adolf sijn sone gheuanghenwas onder sine moghentheyt ende iurisdictie, ende daerթn blijuen soude, ende dat hy thuys trecken soude in sijn landt van Gheldre, ende sine heerschapye besittende ghelijc een Hertoghe schuldich es van doene, den welcken raedt dye voorseydeHertoghe Aernoudt danckelic nam vanden Hertoghe Kaerle, ende hi vertrack met hoofschen oorloue van hem te sinen lande waert, maer hi thuys commende, sy ne wilden hem niet obedieren noch ontfanghen als here, maer si wilden sijnen sone hebben Adolf ende nyement anders, aldus was hy gheandtwoordt in Ghelderlandt in sommeghe steden, maer niet in al. Item die voorseyde Hertoghe Aernoudt merckende dat hy sijne heerschepie van Thertochdomme van Gheldre niet besitten en mochte, met vriendtschepen ende met paeyse, met sinen steden, ende ghemeenen landen so quam hi weder by den Hertoghe Kaerle van Bourgoengien in Vlaendren binnen sijnre steden van Brugghe. Ende al daer sijnde, bi den hertoghe Kaerle voorseyde, so vercochte hi hem al trecht ende iurisdictie dat hi hadde aen Thertochschip van Gheldre ende aen Tgraefschip van Zutphen. Ende hy ghinc dies te buten, in also vele als hijs machtich was, den welcken coop den hertoghe Kaerle hilt voor goedt endeghestade. Ende hi bewees den Hertoghe Aernoudt van Gheldre betalijnghe van dien, in sulcker manieren dat sijs beede wel te vreden waren. Ende dit aldus gheschiet sijnde, die Hertoghe Aernoudt van Gheldre die vertrack, ende ghinck woonen in een clooster leedende een goet leuen, daer hi sieck worde, ende corts daer naer verschiet hy van deser werelt, ende sijn sone Adolf dye wordt veruoert, ende gheuanghen ghebrocht in tcasteel te Cortrijcke. Item in tvoorseyde iaer, die van Doornicke waren iammerlicke bedwongen, ende hadden vele aermoeden binnen haer lieder stede, want sy nyeuwers thooft huyt steken en mochten, so dat si ten eynde obedieerden den Hertoghe Kaerle van Bourgoengien, ende si composeirden met hem bi rechter noodt, so varre dat hy met hem lieden content ende te vreden was. [Vp den derden dach van Septembre] Item int voorseyde iaer so wast den schoonsten somere, die men sach binnen hondert iaren, ende ouervloedich van alle vruchten Ende vp den derden dach van Septembre, was binnen der stede van Brugghe nyeuwen Rijnschen most in Dynant, om.vi.groten.den stoop. Item naer dat die Paeus paulus gestoruen was, so was een freminuer die Franciscus hiet, gheboren huyt Sauoyen bi Geneueren die welcke was ghecoren Paeus te Roome te sine, Ende in sine consecracie soe was hy gheheeten Sixtus die vierde. |
Hierna volgt van de hertog van Gelre, genaamd Aernoudt. Dat 60ste kapittel. [fol. C.lxij.r] Gelijk dat hiervoor verhaald is dat de oude hertog van Gelre geheten Aernoudt gekomen was met zijn zoon hertog Adolf van Gelre bij hertog Karel waar hij toen lag in het veld van eer buiten Atrecht en die Adolf zich vluchtend maakte en geheim ontkwam van die plek zonder het weten van zijn vader of van hertog Karel, maar reed zonder ophouden tot de stad Namen waar hij gevangen werd. Zo is het waar dat hertog Aernoudt altijd in het veld bleef bij hertog Karel waar hij hem verhaalde alle krenking en verkleinen die hem zijn zoon gedaan had Adolf gedaan had, ho wel dat dit aldus geschied was van zaken van krenking die hij hem aanzeggen wilde, wat hij niet volbrengen kon ter waarheid en trok alle steden van Gelre en van Zutphen tot hem, gelijk of zijn vader dood was geweest, maar die steden vielen hem niet te huldigen. Item, hertog Karel was van alle zaken goed en deugdelijk geïnformeerd. Hij bad hertog Aernoudt dat hij geduldig zou zijn aangezien dat Adolf zijn zoon gevangen was onder zijn mogendheid en jurisdictie en daarin blijven zou en dat hij naar huis trekken zou in zijn land Gelre en zijn heerschappij bezitten gelijk een hertog schuldig is te doen, welke raad hertog Aernoudt dankbaar nam van hertog Karel en hij vertrok met hoofse verlof van hem naar zijn land, maar toen hij thuis kwam wilden ze hem niet gehoorzamen nog ontvangen als heer, maar ze wilden zijn zoon Adolf hebben en niemand anders, aldus was hij geantwoord in Gelderland in sommige steden, maar niet in allen. Item, die hertog Aernoudt merkte dat hij zijn heerschappij in het hertogdom van Gelre niet bezitten mocht met vriendschap en met vrede met zijn steden en gewone landen zo kwam hij weer bij hertog Karel van Bourgondie in Vlaanderen binnen zijn stad Brugge. En toen hij daar was bij hertog Karel zo verkocht hij hem al het recht en jurisdictie dat hij had een het hertogdom van Gelre en aan het graafschap van Zutphen. En hij ging dit te buiten, in alzo veel als hij machtig was, welke koop hertog Karel hield voor goed en gestadig. En hij bewees hertog Aernoudt van Gelre betaling van die, in zoՠn manier dat zij beiden goed tevreden waren. En toen dit aldus geschied was vertrok de hertog van Gelre en ging wonen in een klooster en leidde een goed leven waar hij ziek werd en kort daarna scheidde van deze wereld en zijn zoon Adolf werd vervoerd en gevangen gebracht in het kasteel te Kortrijk. Item, in het voorgezegde jaar, die van Doornik waren droevig bedwongen en hadden vele armoede binnen hun stad want ze mochten nergens hun hoofd uitsteken zodat ze ten einde gehoorzaamden hertog Karel van Bourgondie en ze kwamen overeen met hem bij rechte nood, zo ver dat hij met hen content en tevreden was. [Op de derde dag van september] Item, in het voorgezegde jaar zo was het de mooiste zomer die men zag binnen honderd jaren en overvloedig van alle vruchten En op de derde dag van september was binnen de stad Brugge nieuwe Rijnse most in Dinant om 6 groten de stoop. Item, nadat paus Paulus gestorven was zo was een minderbroeder die Franciscus heette geboren uit Savoie bij Geneve die was gekozen paus te Rome te zijn. En in zijn consecratie zo was hij geheten Sixtus de vierde. |
Hier naer volcht vanden Hertoghe vanGheldre, ghenaemt Aernoudt. Dat.lx.Capittel. [fol. C.lxij.r] GHelijc dat hier voren verhaelt es, dat die oude Hertoghe van Gheldre gheheeten Aernoudt, ghecomen was met sinen sone Hertoghe Adolf van Gheldre, by den Hertoghe Kaerle, daer hi doe lach in tvelt van Eeren, buten Atrecht, ende hem den voorseyde Adolf vluchtich maecte ende ontvloodt secretelic vander plecke sonder tweten van sijnen vader, ofte vandenHertoge Kaerle voorseyde, maer reed sonder vp houden totter stede van Namen, daer hi gheuanghen was, also hier voren eens deels verhaelt es, so es waer dat die hertoge Aernoudt altoos bleef in tvelt by den Hertoghe Kaerle, daer hi hem verhaelde al die iniurie ende cleenicheyt die hem sinen sone ghedaen hadde Adolf voorseyde, hoe wel dat dit aldus gheschiet was van saken van iniurien die hi hem aensegghen wilde, twelcke hy niet vulbrijnghen en conste ter warachtigheden, alle die steden vanGheldre ende van Zutphen themwaert treckende, ghelijc of sijn vader doodt gheweist hadde mer die steden en vielen hem niet ghehuldich. Item Hertoghe Kaerle van allen saken, wel ende duechdelic gheinformeirt sijnde, Hy badt den Hertoghe Aernoudt, dat hy patientich sijn soude, aengesien dat Adolf sijn sone gheuanghenwas onder sine moghentheyt ende iurisdictie, ende daerթn blijuen soude, ende dat hy thuys trecken soude in sijn landt van Gheldre, ende sine heerschapye besittende ghelijc een Hertoghe schuldich es van doene, den welcken raedt dye voorseydeHertoghe Aernoudt danckelic nam vanden Hertoghe Kaerle, ende hi vertrack met hoofschen oorloue van hem te sinen lande waert, maer hi thuys commende, sy ne wilden hem niet obedieren noch ontfanghen als here, maer si wilden sijnen sone hebben Adolf ende nyement anders, aldus was hy gheandtwoordt in Ghelderlandt in sommeghe steden, maer niet in al. Item die voorseyde Hertoghe Aernoudt merckende dat hy sijne heerschepie van Thertochdomme van Gheldre niet besitten en mochte, met vriendtschepen ende met paeyse, met sinen steden, ende ghemeenen landen so quam hi weder by den Hertoghe Kaerle van Bourgoengien in Vlaendren binnen sijnre steden van Brugghe. Ende al daer sijnde, bi den hertoghe Kaerle voorseyde, so vercochte hi hem al trecht ende iurisdictie dat hi hadde aen Thertochschip van Gheldre ende aen Tgraefschip van Zutphen. Ende hy ghinc dies te buten, in also vele als hijs machtich was, den welcken coop den hertoghe Kaerle hilt voor goedt endeghestade. Ende hi bewees den Hertoghe Aernoudt van Gheldre betalijnghe van dien, in sulcker manieren dat sijs beede wel te vreden waren. Ende dit aldus gheschiet sijnde, die Hertoghe Aernoudt van Gheldre die vertrack, ende ghinck woonen in een clooster leedende een goet leuen, daer hi sieck worde, ende corts daer naer verschiet hy van deser werelt, ende sijn sone Adolf dye wordt veruoert, ende gheuanghen ghebrocht in tcasteel te Cortrijcke. Item in tvoorseyde iaer, die van Doornicke waren iammerlicke bedwongen, ende hadden vele aermoeden binnen haer lieder stede, want sy nyeuwers thooft huyt steken en mochten, so dat si ten eynde obedieerden den Hertoghe Kaerle van Bourgoengien, ende si composeirden met hem bi rechter noodt, so varre dat hy met hem lieden content ende te vreden was. [Vp den derden dach van Septembre] Item int voorseyde iaer so wast den schoonsten somere, die men sach binnen hondert iaren, ende ouervloedich van alle vruchten Ende vp den derden dach van Septembre, was binnen der stede van Brugghe nyeuwen Rijnschen most in Dynant, om.vi.groten.den stoop. Item naer dat die Paeus paulus gestoruen was, so was een freminuer die Franciscus hiet, gheboren huyt Sauoyen bi Geneueren die welcke was ghecoren Paeus te Roome te sine, Ende in sine consecracie soe was hy gheheeten Sixtus die vierde. |
Hierna volgt van de hertog van Gelre, genaamd Aernoudt. Dat 60ste kapittel. [fol. C.lxij.r] Gelijk dat hiervoor verhaald is dat de oude hertog van Gelre geheten Aernoudt gekomen was met zijn zoon hertog Adolf van Gelre bij hertog Karel waar hij toen lag in het veld van eer buiten Atrecht en die Adolf zich vluchtend maakte en geheim ontkwam van die plek zonder het weten van zijn vader of van hertog Karel, maar reed zonder ophouden tot de stad Namen waar hij gevangen werd. Zo is het waar dat hertog Aernoudt altijd in het veld bleef bij hertog Karel waar hij hem verhaalde alle krenking en verkleinen die hem zijn zoon gedaan had Adolf gedaan had, ho wel dat dit aldus geschied was van zaken van krenking die hij hem aanzeggen wilde, wat hij niet volbrengen kon ter waarheid en trok alle steden van Gelre en van Zutphen tot hem, gelijk of zijn vader dood was geweest, maar die steden vielen hem niet te huldigen. Item, hertog Karel was van alle zaken goed en deugdelijk geïnformeerd. Hij bad hertog Aernoudt dat hij geduldig zou zijn aangezien dat Adolf zijn zoon gevangen was onder zijn mogendheid en jurisdictie en daarin blijven zou en dat hij naar huis trekken zou in zijn land Gelre en zijn heerschappij bezitten gelijk een hertog schuldig is te doen, welke raad hertog Aernoudt dankbaar nam van hertog Karel en hij vertrok met hoofse verlof van hem naar zijn land, maar toen hij thuis kwam wilden ze hem niet gehoorzamen nog ontvangen als heer, maar ze wilden zijn zoon Adolf hebben en niemand anders, aldus was hij geantwoord in Gelderland in sommige steden, maar niet in allen. Item, die hertog Aernoudt merkte dat hij zijn heerschappij in het hertogdom van Gelre niet bezitten mocht met vriendschap en met vrede met zijn steden en gewone landen zo kwam hij weer bij hertog Karel van Bourgondie in Vlaanderen binnen zijn stad Brugge. En toen hij daar was bij hertog Karel zo verkocht hij hem al het recht en jurisdictie dat hij had een het hertogdom van Gelre en aan het graafschap van Zutphen. En hij ging dit te buiten, in alzo veel als hij machtig was, welke koop hertog Karel hield voor goed en gestadig. En hij bewees hertog Aernoudt van Gelre betaling van die, in zoՠn manier dat zij beiden goed tevreden waren. En toen dit aldus geschied was vertrok de hertog van Gelre en ging wonen in een klooster en leidde een goed leven waar hij ziek werd en kort daarna scheidde van deze wereld en zijn zoon Adolf werd vervoerd en gevangen gebracht in het kasteel te Kortrijk. Item, in het voorgezegde jaar, die van Doornik waren droevig bedwongen en hadden vele armoede binnen hun stad want ze mochten nergens hun hoofd uitsteken zodat ze ten einde gehoorzaamden hertog Karel van Bourgondie en ze kwamen overeen met hem bij rechte nood, zo ver dat hij met hen content en tevreden was. [Op de derde dag van september] Item, in het voorgezegde jaar zo was het de mooiste zomer die men zag binnen honderd jaren en overvloedig van alle vruchten En op de derde dag van september was binnen de stad Brugge nieuwe Rijnse most in Dinant om 6 groten de stoop. Item, nadat paus Paulus gestorven was zo was een minderbroeder die Franciscus heette geboren uit Savoie bij Geneve die was gekozen paus te Rome te zijn. En in zijn consecratie zo was hij geheten Sixtus de vierde. |
Item voort so sadt voor den prinche een heere die sijn sweert hilt, twelck seer costelick was. Ende neffens aen beede die siden vanden hooghen ende moghenden prinche stonden.viij.heraulten wel costelic toe ghemaect, oock stonden aen beeden sijden noch andere van sijnen dienaers, ende officieren, ende paedgen, ende trompetten, twelc seer eerlic om sien was. Item daer ghinc die Cancelier doen een schoon relaes byden beuele vanden moghenden Prinche, twelcke wel een halue huere gheduerde, aengaende den here van Kieuerijn voorseyde. Corts daer naer so knielde dye heere van Kieuerijn ende sijn taelman waer of dat die moghende prinche een teeken gaf dat si vp stonden, daer ghinck dye voorseyde taelman verantwoorden, ende gheduerde wel tvierendeel van eender huere, Daer vp dat dye Cancelier sprack.xx.of.xxx.woorden, ende daer mede vertrac dye voorseyde heere met sinen taelman ter sijden of in een camere, ende hem volchden twee Heraulten, ende mijn heere Anthonis die bastaert van Bourgoengien endemijn heere van Hymbercourt met hem. Ende binnen gheweist hebbende gheen halue huere, soe quamen die Heraulten vooren huyt, waer of dat dye eene sijnen mantel brochte, ende dandere sijn capkin, in ghelijcke alsoe dye ander heeren aen hadden. Ende die here van Himbercourt die brochte sijn Coronael, ende heere Anthonis die bastaert van Bourgoengien dye brochte sijn sweert. Aldus commende voor den edelen ende moghenden prinche, so knielden si alle nedere. Ende die heere van Kieuerijn die quam in een peersch rocxkin van fluweele totter eerden toe, also dandere heren aen hadden, te wetene die Grauen. Ende dye Prinche gaf een teeken dat sy alle vp stonden. Terstont ghinck mijn heere Anthonis dye bastaert van Bourgoengien ende die heere van Himbercourt, ende deden hem aen den mantel ende sijn capkin midts der hulpe vanden heraulten. Ende al daer gorde mijn heere Anthonis die bastaert hem selue sijn sweert commende ouer sijn schoudere met eender rieme, hanghende neffens sijn sijde, in teekene van eenen graue, want eenen Hertoghe die gordtmen tsweert aen sijn sijde, inden middele alsmen hem hertoghe maect. Daer naer nam mijn heere Anthonis dye bastaert van Bourgoengien dat selue Coronael ende presenteirdet den Hertoghe Kaerle van Bourgoengien, dye welcke den heere van Kieuerijn tot hem commen dede, daer hi voor den edelen ende moghende Prinche ghinc knielen, also die edelhede van dien inhoudende es. Ende daer naer stelde die prinche tvoorseyde Coronael vp thooft vanden heere vanKieuerijn met eenen blijden lachenden monde. Ende daer wort hi ontfaen als een graue van Synay. Item dit aldus gheschiet sijnde, vertrocken van daer, te sinte Donaes messe hoorende, rijdende in schoonder ordonnancie, twee en twee te gadere, ende vercleet alsoot voorseyde es, ende met haren Coronalen vp thooft, ende die Hertoghe Kaerle quamachter alleene, seer rijckelick ende vreimt om [fol. C.lxiij.v] sien. Ende naer dye messe quamen weder inder ghelijcke ten houe waert ter maeltijt, daer groote triumphe bedreuen was, het welcke alle welwillende herten met blijden ooghen aensaghen, ende wel eewelic onthouden mochten. Nota. [Den.vij.sten dach van April] In dit selue iaer van.lxxij so quamen vele diueersche Ambassaden by den hertoghe Kaerle in sijne stede van Brugghe. Eerst ende al voren een Ambassade vanden Coninck Lodewijck van Vranckerijcke, den.vij.sten dach van April, daer monsuer de craen die vpperste op was. Een Ambassade huyt Inghelandt omme te tracteirene tusschen den oosterlinghen ende den Inghelschen. Een Ambassade vanden coninc van Napels Een Ambassade vanden Conink. van Schotlant. Een Ambassade vanden Conink. van spaengien. Een Ambassade van Veneidgien. Een ambassade vanden hertoge van bretaengien Een Ambassade vanden vier cooruorsters Een Ambassade vanden hertoge van berry Hier inne so es wel te merckene dat die hertoge kaerle een excellente fame hadde onder alle dye conincrijcken vander weerelt. Van een wonderlicke Commete die ghesien was int iaer van.lxxij. |
Item, voort zo zat voor de prins een heer die zijn zwaard hield wat zeer kostbaar was. En neffens aan beide zijden van de hoge en vermogende prins stonden 8 herauten wel kostbaar toegemaakt en ook stonden aan beide zijden nog andere van zijn dienaars en officieren en pages en trompetters wat zeer fatsoenlijk om te zien was. Item, daar ging de kanselier een mooi relaas houden op bevel van de vermogende prins wat wel een half uur duurde aangaande de heer van Kieverin. Kort daarna zo knielde de heer van Kieverin en zijn tolk waarvan dat de vermogende prins een teken gaf dat ze opstonden, daar ging die tolk antwoorden en duurde wel een kwartier. Warop dat de kanselier sprak 20 of 30 woorden en daarmee vertrok die heer met zijn tolk ter zijden of in een kamer en hem volgden twee herauten en mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondie en mijn heer van Humbercourt met hem. En toen ze geen half uur binnen waren geweest zo kwamen die herauten voor uit, waarvan dat de ene zijn mantel bracht en de andere zijn kapje alzo gelijk de andere heren aan hadden. En de heer van Humbercourt die bracht zijn coronaal en heer Anthonis de bastaard van Bourgondie die bracht zijn zwaard. Aldus kwam hij voor de edelen en vermogende prins zo knielden ze allen neer. En de heer van Kieverin die kwam in een paars rokje van fluweel tot de aarde toe alzo de andere heren aan hadden, te weten de graven. En de prins gaf een teken dat ze allen opstonden. Terstond ging mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondië en de heer van Humbercourt, en deden hem aan de mantel en zijn kapje mits de hulp van de herauten. En aldaar omgordde mijn heer Anthonis de bastaard hem zijn zwaard en dat kwam over zijn schouder met een riem en hing neffens zijn zijde als teken van een graaf, want een hertog die omgord men het zwaard aan zijn zijde in het middel als men hem hertog maakt. Daarna nam mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondie datzelfde coronaal en presenteerde het hertog Karel van Bourgondië de heer van Kieverin tot hem liet komen waar hij voor de edele en vermogende prins ging knielen, alzo die edelheid ervan bevat. En daarna stelde de prins de coronaal op het hoofd van de heer Kieverin met een blijde lachende mond. En daar werd hij ontvangen als een graaf van Chimay. Item, toen dit aldus geschied was vertrokken ze vandaar te Sint Donaas de mis horen en reden in mooie ordonnantie, twee en twee tezamen en gekleed alzo het gezegd is en moet hun coronaal op het hoofd en hertog Karel alleen achter zeer rijk en vreemd om [fol. C.lxiij.v] te zien. En na de mis kwamen ze weer in die hof ter maaltijd waar daarna grote triomf bedreven werd, wat alle welwillende harten met blijden ogen aanzagen en wel eeuwig onthouden mochten. Nota. [De 7de dag van april] In hetzelfde jaar 1472 zo kwamen vele diverse ambassadeurs bij hertog Karel in zijn stad Brugge. Eerst en al tevoren een ambassade van koning Lodewijk van Frankrijk de 7de dag van april waar monsieur de Craen de opperste van was. Een ambassade uit Engeland om te onderhandelen tussen de oosterlingen en de Engelsen. Een ambassade van de koning van Napels Een ambassade van de koning van Schotland. Een ambassade van de koning. van Spanje. Een ambassade van Venetië. Een ambassade van de hertog van Bretagne Een ambassade van de vier keurvorsten Een ambassade van de hertog van Berry Hierin zo is wel te merken dat hertog Karel een excellente faam had onder alle koninkrijken van de wereld. Van een wonderlijke komeet die gezien werd in het jaar 1472. |
[ITem ontrent desen seluen tijt in die maent van Lauwe] ITem ontrent desen seluen tijt in die maent van Lauwe doe was die vreeselicste comete ghesien met eenen langen breedensteerte, die welcke beteekende groot verdriet vanden landen, ende bloetsturtinghe van princhen, also men hier naer wel horen sal. Ende dese commete draeyde altijt naer tcours vander mane. Item in tselue iaer sandt hertoge Kaerle eenege ghedeputeirde int lant van Gheldre, omme dat sy tlant regierensouden huyter name van hem. Te wetene twee ghebroeders vanEgmont, ende noch andere met hem lieden, maer dye vanNymmeghen tracteirdense rudelicke, ende seyden dat sijse souden dootslaen. Ende seyden si en hadden met hertoghe kaerle niet te doene, maer dat Hertoghe Kaerle haren heere gheuanghen hilt dat wilden si wreken vp hertoge karels landen, ende si ghinghen stichten roof ende brand vp die vantshertoghenbossche,, ende si sloten den Rijn toe datter gheenenrijnschen wijn te Dordrecht commen en mochte, noch ooc te Vlaender waert in dien tijden. Item hertoge kaerle dit hebbende in goeder memorie, hi swoer hy soude hem lieden speils so vele maken, si soudens aendie helft ghenouch hebben in tijden ende in wijlen. [Den vijfsten dach van Meye] Item die hertoghe kaerle vertrack huyt sijnder stede vanBrugge, den vijfsten dach van Meye, ten twee hueren naer die noene, ende sijn aertchiers al ghewapent, in schoonder ordonnancie ende dye knapen al twee en twee alle int harnasch. Ende dan alle die edele van sijnen huysghesinne int vulle harnasch. Ende doe die Hertoghe kaerle vertrack daer die Hertoghe Aernout van Gheldere mede reedt, ende reedt also buyten vp een velt byden Iacopijnessen, daer een liste ghemaect stont, ende een Pauwelioen daer een heraut vp was verwapent in eenen thorre van seluere, hebbende drie vaeskin van kelen, daer een banniere huyt stac vander ghelijcker wapene voorseyde. Ende waren aldaer drie edele heeren blanc int harnasch, quansuys commende huyt den bussche, elc met een pingoen verwapent als bouen. [fol. C.lxiiij.r] Item dese drie heren voorseyde quamen verantwoorden metter glauye alle die andere edelinghen dye daer tfaeyt vanwapenen beghinnen wilden, het welcke seer chierlic om sien was, want daer was meneghen loop ghelopen. Ende dit faeyt van wapenen gheeyndt wesende ontrent den.vi.vren vandenauende, vertrac Hertoge Kaerle met meneghen edelen man, ende met sine gheselnede te Eeclo, daer hi des nachts bleef rustende. Ende tsander daechs track hi binnen sijnder stede van Ghendt, daer hi eerlic ontfanghen was. |
[Item, omtrent dezelfde tijd in de maand januari] Item, omtrent dezelfde tijd in de maand januari toen was er een vreselijke komeet gezien met een lange brede staart die betekende groot verdriet van de landen en bloedstorting van prinsen, alzo men hierna wel horen zal. En deze komeet draaide altijd naar de loop van de maan. Item, in hetzelfde jaar zond hertog Karel enige gedeputeerde in het land Gelre omdat ze het land zouden regeren uit naam van hem. Te weten, twee gebroeders van Egmond en nog andere met hen, mar die van Nijmegen onthaalden ze zo ruw en zeiden dat ze hen dood zouden slaan. En zeiden ze hadden met hertog Karel niets te doen, maar dat hertog Karel hun heer gevangenhield en dat wilden ze wreken op de landen van hertog Karel en zie gingen roof en brandstichten op die van Hertogenbos en ze sloten dn Rijn toe zodat er geen Rijnse wijn te Dordrecht komen mocht, nog ook te Vlaanderen waart in die tijden. Item, hertog Karel had dit in goede memorie en zwoer hij zou hen zoveel spelen maken ze zouden aan de helft genoeg hebben in tijden en in wijlen. [De 5de dag van mei] Item, hertog Karel vertrok uit zijn stad Brugge de 5de dag in mei te 2 uur na de noen en zijn boogschutters geheel gewapend in mooie ordonnantie en de knapen al twee en twee en allen in het harnas. En dan alle edelen van zijn huisgezin in het volle harnas. En toen hertog Karel vertrok waar hertog Aernout van Gelre mede reedt en reedt alzo buiten op een veld bij de Jakobijnen waar een een lijst gemaakt stond en een paviljoen waar een gewapende heraut op was in een toren van zilver en had drie vaasjes van kelen waar een banier uitstak van gelijke wapen. En waren aldaar drie edele heren blank in het harnas die kwansuis uit het bos kwamen en elk met een lans gewapend als boven. [fol. C.lxiiij.r] Item, deze drie heren kwamen verantwoorden met de lansen alle andere edelen die daar het feit van wapens beginnen wilde, wat zeer sierlijk om te zien was want er werd menige loop gelopen. En toen dit wapenfeit geindigd was omtrent 6 uur in de avond vertrok hertog Karel met menige edele man en met zijn gezellin naar Eeklo waar hij die nacht bleef rusten. En de volgende dag trok hij binnen zijn stad Gent waar hij fatsoenlijk ontvangen was. |
Aengaende den bestande van.xi.maenden. Item es te wetene als bestant van.xi.maenden huyt was, endedye voorseyde Monsuer de craen metten sijnen gheen vry accoort maken en consten, so gheboot die hertoghe kaerle alle sine edele mannen ende alle die van sijnder ordonnancie ware ghewapent ende ghestoct by hem te wesene in thuytgaen van Meye. Anno.lxxij.ontrent Atrecht, daer eene grote menichte vanvolcke versaemde Ooc mede aenghesien dat die coninc Lodewijc van Vranckerijcke wonderlicke groote wapeninghe vp stelde, yegens den voorseyde hertoghe Kaerle. Ende men seyde dat Hertoghe kaerle ende die hertoghe van Berry, sconincx broere van Vranckerijcke, ende dye hertoghe van Bretaengien malcanderen broederschap beloeft hadden. Ende hadde Hertoghe Kaerle sijn belofte ter neder willen legghen, het soude paeys gheworden hebben tusschen den coninck ende hem, maer alst bleec die hertoge karel die wilde ghetrauwe blijuen, endesijn woort niet of gaen. [Vp den vierden dach van Wedemaent. Anno.lxxij] Vp den vierden dach van Wedemaent. Anno.lxxij.so slouch die hertoghe Karel te velde ontrent bapames aen dese side van der Riuiere. Ende men seyde dat die coninck hadde wel thien mannen yegens een. Item die hertoge Kaerle niet verschietende, hy track in theynde voor dye stede van Beauuais, ende hi lacher lange, maer die coninc en dorste hem niet beuechten, maer Salasar ende andere capiteynen deden tbeste dat si mochten, maer hertoghe kaerle behilt eerlicken het velt also langhe als hi daer lach maer ommere die coninck en quam niet. Item het en betaemde nyet dat hertoghe kaerle paeys ghemaect soude hebben alsoot voorseyde es, ende soude buytenghesloten hebben den hertoge van Berry sconincx broedere, ende den edelen hertoghe van Bretaengien want hy souder groter cleenicheyt of ghehadt hebben, twelc hi niet ghedaen en soude hebben coste wat hem costen mochte. Item wat die coninck segghen mochte, het was al bedroch, want altoos pijnde hi om hertoge karels steden in te nemen daer hi mochte of conste. Ende dat noch meer es, hi hadde ommer huyt gheweist om sijns selfs broedere den hertoge van Guyenne te doen vergheuene, ende was noch huyte om den hertoghe van Bretaengien ooc te doen doodene, die welcke.ij.heren gheslotenwaren in hertoghe Karels begheerte, te wetene soudt paeys gheworden hebben tusschen hem ende den coninck, die twee Princhen voornoemt souden ooc paeys hebben sonder fraulde of malengien, maer neen het was te varre commen, want die Hertoghe van Guyenne hadde alsulck venijn inne dat hi daer of steruen moeste, ende bi crachte van dien venijne so vielen hemsijn tanden huyt sijnen hoofde. Ende sijn vingheren dye innewaert crommen souden, die cromden achterwaerts ouere yegens natuere, ende vele beenen vielen huyt sijnen hoofde ende huyt sijnen anderen leden lijdende onuerdraghelicke pijne. Ende ten eynde moeste hijt besteruen. Ende inder ghelijcke was oock vergheuen eene edele ioncfrauwe, die vriendinne was vanden edelen Hertoghe van Guyenne voorseyde. Ende dese quade doot aldus gheschiet sijnde, dye moghende Hertoghe van Bretaengien sandt een eerlick Ambassade aen den Hertoghe kaerle daer hy lach int veldt voor Beauuais, byden welcken dye Hertoghe Kaerle seere bedruckt was. Ende hi sandt sijne openbare clachte in alle sijne landen, in vorme van mandemente, als hier naer volcht. |
Aangaande het bestand van 11 maanden. Item, het is te weten toen het bestand van 11 maanden om was en de monsieur de Craen met de zijnen geen vrij akkoord maken konden zo gebood hertog Karel al zijne edele mannen en allen die van zijn ordonnantie waren gewapend en gestokt bij hem te wezen in het uitgaan van mei anno 1472 omtrent Atrecht, waar een grote menigte van volk verzamelde. Ook mede aangezien dat koning Lodewijk van Frankrijk wonderlijke grote bewapening opstelde tegen hertog Karel. En men zei dat hertog Karel en di hertog van Berry, de broeder van de koning van Frankrijk, en de hertog van Bretagne elkaar broederschap beloofd hadden. En had hertog Karel zijn belofte ter neder willen leggen, het zou vrede geworden zijn tussen de koning en hem, maar zoals het bleek, hertog Karel die wilde trouw blijven en zijn woord niet breken. [Op de 4de dag van juni anno 1472] Op de 4de dag van juni anno 1472 zo sloeg hertog Karel te velde omtrent Bapaume aan deze zijde van de rivier. En men zei dat de koning had wel tien mannen tegen een. Item, hertog Karel verschoot niet en trok de 10de voor de stad Beauvais en hij lag er lang, maar de koning durfde hem niet te bevechten, maar Salasar en andere kapiteins deden het beste dat ze mochten, maar hertog Karel behield fatsoenlijk het veld alzo lang als hij daar lag, maar immer kwam de koning niet. Item, het betaamde niet dat hertog Karel vrede gemaakt zou hebben en zou buitengesloten hebben de hertog van Berry, de broeder van de koning en de edele hertog van Bretagne, want hij zou er grote waardering van gehad hebben, wat hij niet wilde doen, koste wat het kosten mocht. Item, wat de koning zeggen mocht, het was alles bedrog want altijd pijnigede hij om hertog Karels steden in te nemen waar hij mocht of kon. En dat nog meer is, hij was er immer op uit om zijn eigen broeder, de hertog van Guienne te laten vergeven en was er op uit om de hertog van Bretagne ook te laten doden, welke 2 heren gesloten waren in hertog Karels begeerte, te weten zou het vrede geworden zijn tussen hem en de koning, die twee prinsen zouden ook vrede hebben zonder fraude of bedrog, maar neen, het was te ver gekomen want de hertog van Guienne had al zulk venijn ingenomen dat hij daarvan sterven moest en door de kracht van dat venijn zo vielen hem zijn tanden uit zijn hoofd. En zijn vingers die inwaarts krommen zouden die kromden achteruit over tegen de natuur en vele benen vielen uit zijn hoofd en uit zijn andere leden en leed onverdraaglijke pijn. En ten einde moeste hij het besterven. En dergelijke was ook vergeven een edele jonkvrouw die vriendin was van de edele hertog van Guienne. En toen deze kwade dood aldus geschied was zond de vermogende hertog van Bretagne een fatsoenlijke ambassade aan hertog Karel waar hij lag in het veld voor Beauvais, waardoor hertog Karel zeer bedroefd was. En hij zond zijn openbare klacht in al zijn landen in vorm van mandement als hierna volgt. |
Dit es de declaracie vander doot vanden Hertoghe van Guyenne, ghesonden vanden hertoghe kaerle in alle sijne landen. [Den.xvi.dach van Hoymaent, int iaer.M.iiijc.ende.lxxij] [fol. C.lxiiij.v] KArel byder gracien gods Hertoghe van Bourgoengien, graue van Vlaendren.etc. Alle onse stedehouders, Amyralen, edele rudders, schiltknapen, capiteynen, rewaerden ende andere lieden van wapenen, ende van ghescotte, ende andere liedenvan orloghe, Senescaels, Baliuus, prouoosten, Scouteetens, burchmeesters, meyers, Schepenen, ende Gouuernuers vanallen goeden casteelen, steden, ofte ander fortressen, ende alle andere onse rechters, officiers, dienaren, ende ondersaten sonderlinge saluyt, huyte dien dat die coninc yeghens sine obligacien, verbanden beloften, ende eeden, ghebroken heift die tractieten van paeyse tusschen hem ende ons ghemaect. Endealso bi dien ontrocken hebbende eeneghe van onsen steden, als bi vele ander onbehoorlicke entreprysen ende voortstellen ghedaen yeghen onsen persoon, staten, landen, ende heerlicheden ende ondersaten, viandelicke ende andersins in ontamelicke manieren, tenterende altoos ter destructie endeverderuenesse van ons ende vanden princhen van onsen bloede, ende van onsen maghen ende ghealligierde Also die vanden conincrijcke wel weten, waer bi wi in voorleden tijdenbedwonghen hadden gheweist om onse beschermenesse endeversekerthede die wapene aen te nemene. Ende nader hant die voorseyde coninc hem ghetoocht heift bi gheueynstheden ons redene te doene ende onse voorseyde steden weder te gheuene. Also sijne Ambassaduers daer vp hebben de speciael mandement ende beuel, laetst tracteirden, sloten, ende swoerenmet ons, ouer ende inden name van hem, ende tracteirden, sloten ende swoeren oock in sijnen voorseyde name, ne gheene molestacie te doen noch te doen doene vp die persoonen, staten, landen van ons ende onse ghealigierde, ende specialic vanwijlen mijnen seer lieuen here den Hertoghe van Guyenne endevan Normandyen, wiens siele god ghenadich sy. Ende van onsen seer lieuen ende gheminden broedere den Hertoghe van Bretaengien, yegens den welcken nyet te min hi gheprocedeirt heift ende voortghegaen, ende ghedaen procederen endevoortgaen al andersins dan wi nemmermeer ghehoept en hadden in sulckerwijs, dat also onse voorseyde broedere van Bretaengien, ende andere. Ende wy ghedelibereirt ende bereet waren ter wapene te keerene, dus beteekent gheaduerteirt endeversekert hebbende, mijn here van Guyenne ne heift niet alleene ontstelt gheweist van sinen Hertoghschepe vanGuyenne, maer van sinen lijue deerlicke ende iammerlicke by vergheuenesse van drancke, toouerye ende aenroupinge vanduuelen, alsoe als broeder Ioordaen forre gheseyt van Vercoys religieux vander oordene van sinte Benedictus, gheboren vanDiey int lant van Dolphine, raet ende aelmoesenier van wijlen mijn here van Guyenne voorseyde Ende Heindric de la Roche schiltknape van der kuekene van wijlen mijn here voorseyde, dat verkent ende verleden hebben in gherechter plaetse vanBordeeux voor den Eerdtsbisschop van der voorseyde plaetse. Ende voor broeder Roelant te croisiere ondersouckere vanonsen kersten ghelooue, ende doctuer in Theologien, meester Nycole dantijs bache, hier in Theologien meester Ian blos, raet int hof vanden grooten daghemente van Bordeeux voorseydedaer toe gheroupen. Ende ter yegenwoordicheyt van mer Pietere here van monbalier Ruddere, hebbende die bewaernesse vanden seghele vander Cancelrye van mijnen voorseyde here van Guyenne, Meester Ian de Chauuaedge die tweeste precident int voorseyde hof vanden groten daghemente, Lodewijck blazier, Rogier le feure meesters van requesten [fol. C.lxv.r] vanden voorseyde wijlen here, ende meer andere verclaersende in haerlieder disposicie, kennesse, ende processe, so afgriselicke cryme ende mesdaet ghedaen hebbende byder ordonnanchie vanden coninc, die hem lieden ghegheuen ende beloeft heift grote ghiften, staten ende officien ende beneficien, omme te vulcommene dese execrable ende iammerlicke moort indenpersoon van mijnhere van Guyenne voorseyde sinen broedere, wiens duechden sonder yet mesdaen te hebbene, hem gheleet hebben, ende bi nijde teghen hem ghecomposeirt ter alder deerlicster doot, daer of in dit Conincrijcke, noch elders oeyt eenege ghedijnckenesse of gheweist heift. Naer welcke wreede doot die.coninc.noch niet te vreden sijnde, die orloghe gheopent heift onsen voorseyde broeder van Bretaengien, meenende hemonuoorsien te vinden, ende allesins te destrueirene ende te verderuene in hate ende nijde, omme dat hy mijnen voorseydeheere van Guyenne lief hadde ende beminde, ende eerde met alle sijnder herten also si behoorde toe doene. Alle welcke sakenons rechtuaerdelic gheroert hebben weder aen te nemene dye voorseyde wapene, daer vp al voren versocht sijnde bi onsen voorseyde broeder van Bretaengien, ende van meer ander edelen ende eerbaer gedochten, ende vanden voorseydeConincrijcke, hebbende eeuwich berau vander onmenschelicker doot. Ende het soe sy dat ons wesende ghelogiert byder stede van Beauuaeys, onse voorseyde broeder van Bretaengien ons yegenwoordich ghehouden heift die extraiten vandenprocessen, kennessen, deposicien, ende verclaersen ghedaen, aengaende der doot van mijnen voorseyde here van Guyenne, ende certifierijnghe van dyen dat die voorseyde broeder Ian forre ende Heindric de la Roche anderwaeruen verkent endeverleden hebben binnen sijnder stede van Nantes persisterende ende blijuende bi haren eersten deposicien, verclaersen endekennessen, dat si vergheuen hadden mijn here van Guyenne voorseyde byder inductie, ingheuene, ende veruolghen, endeordonancien vanden voorseyde coninc, in sulcker manieren datter die doot naer geuolcht es, die welcke doot wy niet en mogen, noch niet en behoren ghedoochsaemlic te lijdene noch te verdraghene, maer sijn schuldich ende ghehouden als ooc princhen ende edele personen dese voorseyde doot te wreken, ende te veruolghene alle dye ghene diere cause of gheweist hebben, ende alle andere diese daer inne draghen, beschudden, ende sustineren, ofte gheionstich willen wesen, so eest dat wy dese saken wel gheconsidereirt, begheerende te doene tghene daer inne dat wy bi eede gehouden sijn, sonderlinge ghemerct die goede ende rechtuaerdeghe wille van onsen voorseydebroeder van Bretaengien, ende andere die ons van desen neerstelic versocht hebben, verclaerst hebben, ende vromelicke verclaersen by deser yegenwoordegher letteren dat boen onsen anderen rechtueerdeghen ende redelicke entre prijsen, voorstellen, ende querelen wy aen nemen sullen ende nemenaen die querelen vanden doot van den Hertoge van Guyenne, omme daer of te doene sulcke punijcie ende groote wrake als god onsen scepper ghelieuen sal te ghehinghene, also wel teghens den.Coninc.voorseyde, als yegens die ghene die hem in deser wreethede sustineren ende draghen, ende gheionstich wesen sullen in eenegher manieren. Ende omme die executie van desen dies voorseyde es, trecken als nv ouer lant ter begheerte van onsen broedere voorseyde van Bretaengien, hoe wel dat wi ghedelibereit ende ghesloten hebben dese voorseydestede te belegghene ende te besluytene van allen siden omme te hebbene die lieden van orloghe diere inne sijn met grotenghetale tonser beliefte ende wille, die welcke sake ons genouch doenlic es bi middelen die wi begrepen hebben het welcke wi hu beteekenen ten eynde dat ghi hu employeren ende schicken wilt, ons daer in te dienene naer huwer getrauwicheyt ende behoorten. Ghegeuen in onsen leghere voor Beauuays, den.xvi.dach van Hoymaent, int iaer.M.iiijc.ende.lxxij.Merct dit voorseyde wel. Item int selue iaer doe was eenen groten twist te Sierixzee, si slougen doot haren prouoost, ende noch eenen anderen edelenman contrarie den hertoge.K.dies so sandt hi volck van wapenendaer, ende hi bedwancse redelic te haren coste, ende hi dede daer scerpe iusticie doen Item ontrent desen tijt, so starf die Hertoghe Aernout va Gheldre, ende was begrauen int lant van Gheldre, te Groye. |
Dit is de declaratie van de dood van de hertog van Guienne, gezonden van hertog Karel in al zijn landen. [De 16de dag van juli in het jaar 1472] [fol. C.lxiiij.v] Karel bij de gratie Gods hertog van Bourgondië, graaf van Vlaanderen, etc. Alle onze stadhouders, admiralen, edele ridders, schildknapen, kapiteins, beschermers en andere wapenlieden van en van geschut en andere oorlogslieden, hof bedienden met krijgsbevel, baljuws, provoosten, schouten, burgemeesters, meiers, schepenen en gouverneurs van alle goede kastelen, steden of andere forten en alle andere onze rechters, officiers, dienaren en onderzaten bijzonder saluut uit die dat de koning tegen zijn verplichtingen, verbonden, beloften en eden gebroken heeft de traktaten van vrede tussen hem en ons gemaakt. En alzo daardoor onttrokken heeft enige van onze steden als bij vele ander onbehoorlijke en niet te prijzen voorstellen gedaan heeft tegen onze persoon, staten, landen en heerlijkheden en onderzaten, vijandig en anderszins in onbetamelijke manieren pretenderend altijd ter destructie en verderf van ons en van de prinsen van ons bloed en van onze verwanten en geallieerden. Alzo die van het koninkrijk wel weten waarbij wij in voorleden tijden gedwongen waren geweest om onze bescherming en verzekering de wapens aan te nemen. En naderhand die koning zich getoond heeft met geveinsden ons reden te doen en onze voorgezegde steden terug te geven. Alzo zijn ambassadeurs waarop een speciaal mandement en bevel hadden laat ze onderhandelen en besloten en zwoeren met ons over en in de naam van hem, nee geen molestatie te doen nog te doen op die personen, staten, landen van ons en onze geallieerde en speciaal van wijlen mijn zeer lieve heer de hertog van Guienne en van Normandië, wiens ziel God genadig is. En van onze zeer geliefde en beminde broeder de hertog van Bretagne waartegen hij niettemin geprocedeerd heeft en voortgegaan, en laten procederen en voortgaan al anderszins dan wij nimmermeer gehoopt hadden op zoՠn manier, dat alzo onze broeder van Bretagne en andere. En wij hebben overlegd en waren bereid ter wapen te keren, dus betekent en verklaren en verzekerd hebben dat mijn heer van Guienne nee is niet alleen ontzet geweest van zijn hertogdom Guienne, maar van zijn lijf fatsoenlijk en droevig door vergeven van drank, toverij en aanroepen van duivels als zegt broeder Jan Forre van Vercoys, religieus van de orde van Sint Benedictus en geboren van Dieu in het land Dauphine, raad en aalmoezenier van wijlen mijn heer van Guienne. En Hendrik de la Roche schildknaap van de keuken van wijlen mijn heer dat bekend en belden heeft in berechtplaats van Bordeaux voor de aartsbisschop van die plaats. En voor broeder Roelant te Croisiere, onderzoeker van ons christen geloof en doctor in theologie, meester Nycole Dantijs Bache, hier in theologie, meester Ian Blos, raad in de hof van de grote dagvaarding van Bordeaux daartoe geroepen. En ter tegenwoordigheid van meneer Pieter, heer van Montbeliard, ridder, heeft het bewaren van de zegel van de kanselarij van mijn heer van Guienne, meester Ian de Chauvaedge, de tweede president in die hof van de grote dagvaarding, Lodewijk Blazier, Rogier le Feure, meesters van rekwesten [fol. C.lxv.r] van de wijlen heer en meer andere verklaren in hun dispositie, kennis en proces zo’n afgrijselijke crime en misdaad gedaan te hebben in ordonnantie van de koning die he gegeven en beloofd heeft grote giften, staten en officies en beneficiën om te voldoen deze verderfelijke en droevige moord in de persoon van mijn heer van Guienne, zijn broeder, wiens deugden zonder iets te misdaan te hebben hem geleid hebben en met nijd tegen hem opgesteld te aller onfatsoenlijkste dood waarvan in dit koninkrijk, nog elders, ooit enige gedenkenis van geweest is. Na die wrede dood was de koning nog niet tevreden en heft de oorlog geopend tegen onze broeder van Bretagne en mende hem onvoorziens te vinden en alles te vernietigen en te bederven in haat en nijd omdat hij mijn heer van Guienne lief had en beminde en eerde met al zijn hart, alzo ze behoorde te doen. Alle die zaken ons rechtvaardig bewogen hebben weer aan te nemen de wapens waarop we al tevoren verzocht zijn bij onze broeder van Bretagne en van meer ander edelen en eerbare gedachten en van het koninkrijk en hebben eeuwig berouw van de onmenselijke dood. En het is zo dat we zijn en logeren bij de stad Beauvais heeft onze broeder van Bretagne ons tegenwoordig gehouden de aftreksel van het proces, kennis, depositiën en verklaringen gedaan aangaande de dood van de heer van Guienne en verzekering van die daad die broeder Jan Forre en Hendrik de la Roche ander maal bekend en beleden hebben binnen zijn stad Nantes persisterende en blijven bij hun eerste depositin, verklaring en bekentenis dat ze vergeven hebben mijn heer van Guienne door inductie, ingeven en vervolgen en ordonnantie van die koning, in zo’n manier dat de dood daarna gevolgd is, welke dood wij niet mogen, nog niet behoren gedogen te lijden nog te verdragen, maat zijn schuldig en gehouden als ook prinsen en edele personen deze dood te wreken en te vervolgen al diegene dier oorzaak van geweest zijn en alle anderen die het daarin dragen behoeden en beroepen of gunstig willen wezen, zo is het dat we deze zaken goed overwogen hebben en begeren te doen hetgeen waarin we bij eed gehouden zijn, vooral gemerkt de goede en rechtvaardige wil van onze broeder van Bretagne en anderen die ons hiervan vlijtig verzocht hebben, verklaard hebben en dapper verklaren bij deze tegenwoordige brieven dat te boven onze andere rechtvaardige en redelijke entree prijzen, voorstellen, en klachten we aan zullen nemen van de dood van de hertog van Guienne om daarvan te doen zulke straf en grote wraak als God onze schepper gelieven zal toe te staan, alzo wel tegen de koning als tegen diegene die hem in deze wreedheid ondersteunen en dragen en gunstig zullen wezen op enige manieren. En om de executie hiervan dat voor gezegde is, trekken als nu over land ter begeerte van onze broeder van Bretagne, hoe wel dat we overlegd hebben en besloten hebben deze stad te belegeren en te omsluiten van alle zijden om die oorlogslieden te hebben die er in zijn met groot getal tot onze believen en wil, welke zaak ons genoeg te doen is bij middelen die we begrepen hebben wat we u betekenen ten einde dat gij u plooien en schikken wil ons daarin te dienen naar uw trouw en behoren. Gegeven in ons leger voor Beauvais, de 16de dag van juli in het jaar 1472. Merk dit voorgezegde goed. Item, in hetzelfde jaar toen was er een groten twist te Zierikzee, ze sloegen hun provoost dood en nog een andere edelenman contrarie hertog Karel, dus zo zond hij wapenvolk daar en bedwong ze redelijk op hun kosten en liet er scherpe justitie doen, Item, omtrent deze tijd zo stierf hertog Aernout van Gelre en werd begraven in het land van Gelre te Groye (?). |
Hoe hertoghe kaerle wan tlant van Gheldre eerlicke metten sweerde. Dat.lxij.Capittel. [fol. C.lxv.v] ALs hertoghe Kaerle vernomen hadde dat die hertoge Aernout van Gheldre ouerleden was, so sandt hi Edele mannen omme aldaer ontfanghen te wesene als recht Hertoghe van gheldre, ende Graue van Zutphen, het welcke sommeghe stedenconsenteerden.ende sommeghe niet, als Venloo, Nymmeghen, Zutphen, ende Aernem, ende andere, ende daer omme track dye Hertoghe Kaerle met groter mogentheyt in tlandt van Gheldre in die weke voor sinxen, ende hi beleyde alder eerst die stede vanVenloo. Ende was so grote foortse vp hem lieden doende dat sy hem vp gauen, aldus wan hijse metten sweerde. Ende als die stede van Venloo also ghewonnen was so ghinghen sommeghe steden, ende gauen hem vp inden handen vanden Prinche, endeontfinghen Hertoghe Kaerle, voor haren here ende Prinche, ende daer naer ghinck hy liggen voor die stede van Nymmeghenmet groten volcke van wapenen, ende beuachtse seere scerpelic, ende die van binnen weeren hem seer clouckelic met bussen, ende met engijnen, Maer Hertoghe Kaerle dede so grote schade aen die poorten ende aen die mueren met sinen engienen, so dat si bi bedwanghe hem seluen moesten vpgheuen Ende hi trac binnen Nymmeghe, daer hi ontfanghen was ende ghestelt als Hertoghe van Gheldre, daer naer vertrac hy tot aen den berch van Elten met groten volcke, ende daer quamen bi hem die vanZutphen, ende van Aernem. Ende daer was ghesloten dat si endealle die andere casteelen ende sloten den Hertoghe Kaerle ontfanghen souden, voor haren rechten here ende prinche, het welcke also gheschiede Aldus es Hertoghe kaerle ghewordenhertoghe van Gheldre ende Graue van Zutphen twelck hi in corter tijdt al ghewonnen heeft metten sweerde. Die geldersche blomme seer fier int spreken Es io voor Karels cracht gheweken. [fol. C.lxvi.r] [Vp den laetsten dach van Ougst] Item in desen seluen tijt so wast so heet eenen somer, dat binnen menegen iaren daer te voren sghelijcx niet en hadde gheweist, ende alle vruchten quamen voor hueren tijt, want te Brugge was vp den laetsten dach van Ougst nieuwen rijnschenmost, ende nieuwen franschen most wasser.xiiij.daghen te voren, ende andere Rijnsche most was blijdelijck ghesien Den laetsten in ougst danct god van dien |
Hoe hertog Karel het land van Gelre fatsoenlijk won met het zwaard. Dat 62ste kapittel. [fol. C.lxv.v] Toen hertog Karel vernomen had dat hertog Aernout van Gelre overleden was zo zond hij edele mannen om aldaar ontvangen te worden als rechte hertog van Gelre en graaf van Zutphen, wat sommige steden toestemden en sommigen niet als Venlo, Nijmegen, Zutphen en Arnhem en andere en daarom trok hertog Karel met grote mogendheid in het land van Gelre in de week voor Pinksteren en belegerde allereerst de stad Venlo. En deed zo’n grote kracht op hen zodat de se stad opgaven en aldus won hij het met het zwaard. En toen de stad Venlo alzo gewonnen was zo gingen sommige steden en gaven zich over in de handen van de prins en ontvingen hertog Karel voor hun heer en prins en daarna ging hij liggen van de stad Nijmegen met groot wapenvolk en bevocht het zeer scherp en die van binnen verweerden zich zeer kloek met bussen en met machines, maar hertog Karel deed zoՠn grote schade aan de poorten en aan de muren met zijn machines zodat ze door bedwang zich over moesten geven. En hij trok binnen Nijmegen waar hij ontvangen werd en gesteld als hertog van Gelre en daarna vertrok hij tot aan de berg van Elten met groot volk daar kwamen bij hem die van Zutphen en van Arnhem. En daar was besloten dat zij en alle andere kastelen en burchten hertog Karel ontvangen zouden voor hun rechte heer en prins, wat aldus zo geschiedde. Aldus is hertog Karel geworden hertog van Gelre en graaf van Zutphen, wat hij in korte tijd geheel gewonnen heeft met het zwaard. De Gelderse bloem zeer fier in het spreken Is zo voor Karels kracht geweken. [fol. C.lxvi.r] [Vp de laatste dag van augustus] Item, in dezelfde tijd was het zoՠn hete zomer dat menige jaren tevoren dergelijks niet geweest was en alle vruchten kwamen voor hun tijd want te Brugge was op de laatste dag van augustus nieuwe Rijnse most en nieuwe Franse most was er 14 dagen tevoren en andere Rijnse most was blijde gezien De laatste dag van augustus, dank God van die. |
[ Hier naer volcht doordonancie vanden parlemente] Hier naer volcht doordonancie vanden parlemente, nieuwe lincx gheordonneirt byden Hertoghe kaerle, ende ghehouden in sijne stede van Mechelen. [Den derden dach in Lauwe] ANno.M.iiijc.ende.lxxiij.den derden dach in Lauwe doe gheschiede tghene dat hier nae ghescreuen staet, als dat hi maecte een quantiteyt van eeneghe van sijnen heren, heren vanden parlemente van Mechelen. Dit sijn die heeren vanden parlemente. Eerst die Hertoge Karel van Bourgoengien, die welcke es thooft van iusticien. Mijn here dye Cancelier es thooft in dabsencie van mijn here Chaerlois. Mijn here van Doornicke es thooft vanden grotenrade in die absentie van mijnen heere die Cancelier. Mer Ian tarulos deerste president Mer Ian de bouueryes die.ij.president Raden vanden houe. Mer Ian de poumiers Mer Symon de la layn ♠ Mer Guwy van Brymuer Mer Anthonis de monthieu Meester vanden requesten. Meester Athar de long Meester Ian Iaquelijn Meester Bernaert die pottere ♣ Meester Guillame de clingy Meester Guillame Rutsefoort Meester Thomaes du playne Noch andere raden vanden houe Meester Ian de Iuuely Meester Folkaert merkeghem Meester Pieter Beylfroot Meester Guillame de clingi die ionghe Meester Ian du boys Meester Phelips wyelant. Clercken vanden rade. Meester Adriaen die poortre Meester Ian Vincent Meester Pauwels de rota ♣ Meester Lowijs verry Meester Ian vande vakerye Meester Phelips bruneeu ☩ Meester Anthonis Gheeraert Meester Ian Rottelijn Meester Rijquaert vander cappelle Meester Ferrant du Lucrone meester Ian de leeu.meester Ian de gordges Thooft vanden husiers. Meester Robert de Hesdijnc. Nota.xij.husiers ordinaris. |
[ Hierna volgt de ordonnantie van het parlement] Hierna volgt de ordonnantie van het parlement net geordonneerd door hertog Karel en gehouden in zijn stad Mechelen. [De 3de dag in januari] Anno 1473 de 3de dag in januari toen geschiedde datgene dat hierna geschreven staat als dat hij maakte een hoeveelheid van zijn heren van het parlement van Mechelen. Dit zijn de heren van het parlement. Eerst de hertog Karel van Bourgondie, die het hoofd is van justitie. Mijn heer de kanselier is het hoofd in afwezigheid van mijn heer Karel. Mijn heer van Doornik is het hoofd van de grote raad in afwezigheid van mijn heer de kanselier. Meneer Ian Tarulos, de eerste president Meneer Ian de Bouueryes, de 2de president Raden van de hof. Mneer Ian de Poumiers Meneer Symon de la Layn ♠ Meneer Guwy van Brymuer Meneer Anthonis de Monthieu Meester van de rekwesten. Meester Athar de Long Meester Ian Iaquelijn Meester Bernaert de Pottere ♣ Meester Guillame de Clingy Meester Guillame Rutsefoort Meester Thomaes du Playne Nog andere raden van de hof Meester Ian de Iuuely Meester Folkaert Merkeghem Meester Pieter Beylfroot Meester Guillame de Clingi de jonge Meester Ian du Boys Meester Filips Wyelant. Klerken van de raad. Meester Adriaen de Poortre Meester Ian Vincent Meester Pauwels de Rota ♣ Meester Lowijs Verry Meester Ian vande Vakerye Meester Filips Bruneeu ☩ Meester Anthonis Gheeraert Meester Ian Rottelijn Meester Rijquaert van de Kappelle Meester Ferrant du Lucrone meester Ian de Leeu. meester Ian de Gordges Het hoofd van de husiers. (huzaren?) Meester Robert de Hesdinc. Nota 12 husiers ordinaris. |
[Den derden dach van Lauwe] Ende es te wetene dat dese voorseyde heren daden huere incomste in die stede van Mechelen, den derden dach vanLauwe. Anno.lxxiij. Ende die heren vander wet vander stede, ende dye notabele poorters reden yegens die voorseyde heren, ende si ontfingense heerlicke, ende reden met schonen state in, tot vp der stadt huys, ende daer ghingen die heren vandenpartlemente sitten, som ghecleet met rooden cleederen, som vanscaerlaken, ende som roseyt scaerlaken of met mereyde, te wetene oock met gheuoerde caproenen, keerels, clocken, tottenvoeten ghelijc senatuers van Roome. Ende die heren vander camere vander rekeninghe die plochten te stane te Rijssele, sijn gheuoucht metten anderen heeren te samen te Mechelen. Endetsegghen was datmen hem lieden maken soude een schoon huys ofte hof, daer inne dat men dagelicx houden soude het voorseyde parlement, naer dye maniere als dat behoort. [Vp den.vij.sten dach van Septembre] Item vp den.vij.sten dach van Septembre.Anno.lxxiij.was dengroten brant te Brugghe in die witte leirtauwers strate, ende in die swarte leirtauwers strate, doen verbarnde dye backers cappelle, ende haer schoon achter huys, ende meer dan hondert eerdtsteden. In dit Incarnatioen. Crachtich brant in swarer ghestoorte Leet brugge sdaechs voor marien geboorte |
[De 3de dag van januari] En het is te weten dat deze heren deden hun inkomst in de stad Mechelen de 3de dag van januari anno 1473. En de heren van de wet van de stad en de notabele poorters reden tegen die heren en ontvingen ze fatsoenlijk en reden met mooie staat tot op het stadhuis en daar gingen de heren van het parlement zitten, sommige gekleed met rode kleren, sommige met scharlaken of met mereyde (?), te weten ook met gevoerde hoofddeksels, overkleed, mantels die tot de voeten gelijk senators van Rome. En de heren van de rekenkamer die te Rijsel plachten te staan zijn met de anderen heren tezamen te Mechelen gevoegd. En het zeggen was dat men hen een mooi huis zou maken waarin men dagelijks houden zou dat parlement naar de manier zoals dat behoort. [Op de 7de dag van september] Item, op de 7de dag van september anno 1473 was de grote brand te Brugge in de witte Leertouwersstraat en in de zwarte Leertouwersstraat, toen verbrandde de bakkers kapel en hun mooie achterhuis en meer dan 100 haardsteden. In deze rijm. Krachtige brand in zware verstoring Leed Brugge daags voor Maria geboorte. |
Hier naer volcht hoe dat die hertoghe Phelips van Bourgoengien veruoert was van sinte Donaes te Brugge te Dygioen in Bourgoengien, den.xxx.sten dach in December. Anno.lxxiij. [fol. C.lxvi.v] HErtoghe Kaerle besich wesende inde duytsche landen int selue iaer van.lxxiij.doe sandt hi sinen lieuen neue mijn heere vanRauesteyn binnen der stede van Brugghe, omme den voorseydedooden hertoghe Phelips te veruoerene in Bourgoengien bi sinen vorders.ende hi hadde ontrent.vi.iaren begrauen gheweist te sinte donaes, mer hertoge Phelips had de begeert binnensinen leuende lijue datmen hem naer sijn ouerlijden voerensoude te Digoen in bourgoengien dwelc hem hertoge.K.beloofde te vulcommen, alsdus vp den.xxx.sten dach in december, in di selue iaer was dit doode lichaem huyter eerden gedaen, ende vp scraghen ghestelt inden choor, ende des achternoens vighelie ouere hem ghesonghen, met een nyeu ghetemmert huys ouer hem staende met meneghe wassene keerse, Ende die choor was rondt omme vul barnender keersen ghestelt ende tsanderdaechs was gedaen een solempnelick huytuaert, ende een rijckelicke hoochmesse, Ende doen so was hi ten een hueren naer noene gheleyt vp eenen nyeuwen waghene die propijs daer toe ghemaect was, welcken waghen bouen verdect was met eenen gulden lakene, Ende vp swarte scachten van glauyen droeghen.vi.Rudders een swart gulden laken bouen den lijcke ghespannen als een verdeck van eenen bedde, Ende neffens den seluen waghene ghinck een Ruddere bloots hoofts ende leede een Ros dat verdect was metter wapen van bourgoengien totter eerde toe, datmen niet en sach dan die ooghen, ende hadde vp hem een schoone gulden sadele, Als seggende ende bewijsende, hier plach hi int leuen vp te Rijdene, nv licht hi daer doot inden waghene, Ende in desen waghene ghinghen.vi.schoone peerdendeen voor den anderen, alle verdect met swarten fluweele tot den voeten toe datmer niet aen en sach dan die ooghen, ende die naghelen vanden strijnghen vanden peerden waren alle gulden ende was een hanghenden waghene, Ende dye den waghenmeynden hadden Raucleederen aene, ende saten metten blootenhoofde, Ende aen deen syde vanden waghen vooren ghinc een Rudder draghende eenen gouden helm ghetemmert met goudenlelyen. Ende aen dander sijde so drouch een ruddere, eenenrijckelicken schilt met der wapene van Bourgoengien ghewrocht van bordueren, Ende es te wetene dat alle die rudders dye te Brugghe woonden ende daer ontrent, ende alle dye officien bedienden vanden Prinche die waren alle ghecleedt in swarten habijten. Item neffens teerste peert vanden.vi.ghinghen vier conijnghen van wapenen vercleedt metter wapene van Bourgoengien met Raucapproenen al verslooft, ende daer vp draghende elc een gulden croon, Ende elc hadde in die hant eene edele banniere, als Brabant Vlaendren, Henegauwe, endeArtoys. Ende voor die vier coninghen ghingen.ij.heraulten met ghelijcke tornijckelen sonder croonen of bannieren, maer hadden aene raucapproenen. Item alhier voren so ghinghen alle die Ambochten van Brugghe in ordonnancien in swarten habijten, elc naer sinenstate, ende ooc alle die collegien van Brugge, ende die vier oordenen, ende die monicken vanden Eechoute. Item van sprinchen weghe waren vele lieden in swarte ghecleet, ende drougen elc een barnende toortse in dye hand metter wapene van Bourgoengien, ende in sghelijcx ooc eenege dienaers van brugge, ende van den vryen drougen ooc tortsen in swarten habijten alst voorseyde es. Item achter tlijc so reedt inden rauwe mijn here vanRauesteyn, met vele andere edele heren alle in langhe raucleederen tot der eerden toe. Ende voort die wethouders vanBrugghe ende vanden vryen, ende meer andere van diueersche steden, ende gheleedden tlijc ter cruyspoorten huyt, ende rusten tsauens te Eeclo. Item vp den seluen tijt was ooc veruoert die edele vrauwe, Ysabeele van Poortegale tsvoorseyde hertoghen phelips laetste gheselnede, ende si was ghehaelt huyten cloostere van Gosnay, het welcke es een Sartruesinnen cloostere bi monstruel, daer si vele aelmoesenen in ghegheuen hadde. Ende was al daer huyten graue ghedaen, ende met grooter eerlicheyt gheuoert te Dygioen, in Borgoengien, byden hertoge Phelips haren man. |
Hierna volgt hoe dat hertog Filips van Bourgondië vervoerd werd van Sint Donaas te Brugge tot Dijon in Bourgondië de 30ste dag van december anno 1473. [fol. C.lxvi.v] Hertog Karel was bezig in Duitsland in hetzelfde jaar 14 1473 en toen zond hij zijn lieve neef mijn heer van Ravestein binnen de stad Brugge om de dode hertog Filips te vervoeren in Bourgondie bij zijn voorouders en hij was omtrent 6 jaren begraven geweest te Sint Donaas, maar hertog Filips had de begeerte binnen zijn leven dat men hem na zijn overlijden voeren zou te Dijon in Bourgondie, wat hem hertog Karel beloofd had te doen. Aldus op de 30ste dag van december in hetzelfde jaar werd dit dode lichaam uit de arde gedaan en op schragen gesteld in het koor en de namiddag vigilie over hem gezonden met een nieuw getimmerd huis dat over hem stond met menige wassen kaarsen. En het koor was rondom vol brandende kaarsen gesteld en de volgende dag was een plechtige uitvaart gedaan en een rijke hoogmis. En toen zo werd hij met 1 uur na de noen gelegd op een nieuwe wagen die daartoe proper gemaakt was. Die wagen was van boven bedekt met een gulden laken. En op zwarte schachten van lansen droegen 6 ridders een zwart gulden laken boven het lijk gespannen als een bedekking van een bed. En neffens die wagen ging een ridder blootshoofds en leidde dat ros dat bedekt was met het wapen van Bourgondië tot de aarde toe zodat men niets zag dan de ogen en had op hem een mooie gulden zadel. Als te zeggen en bewijzen; hier plag hij in het leven op te rijden en nu ligt hij daar dood in die wagen. En in deze wagen gingen 6 mooie paarden, de ene voor de andere, en allen bedekt met zwart fluweel tot de voeten toe zodat men er niets van zag dan de ogen en de nagels van de strengen van de paarden waren alle gulden en was een hangende wagen. En die de wagen menden hadden rouwkleren aan en zaten blootshoofds. En aan de ene zijde van de wagen voor ging een ridder die een gouden helm droeg betimmerd met gouden lelies. En aan de andere zijde zo droeg een ridder een rijk schild met het wapen van Bourgondië gewrocht van borduren. En het is te weten dat alle ridders die te Brugge woonden en daar omtrent en alle die officies bedienden van de prins die waren allen gekleed met zwarte habijten. Item, neffens het eerste paard van de 6 gingen vier wapenkoningen gekleed met het wapen van Bourgondië met rauw hoofddeksels al versloft en daarop droeg elk een gulden kroon. En elk had in de hand een edele banier als Brabant Vlaanderen, Henegouwen en Artois. En voor die vier koningen gingen 2 herauten met gelijke wapenrok, zonder kronen of banieren, maar hadden een rouw hoofddeksels. Item, alhier voor zo gingen alle ambachten van Brugge in ordonnantie in zwarte habijten, elk nar zijn staat, en ook alle colleges van Brugge en de vier orden en de monniken van Eekhout. Item, vanwege de prins waren vele lieden in zwart gekleed en droegen elk en brandende toorts in de hand met het wapen van Bourgondie en dergelijks ook enige dienaars van Brugge en die van de vrijen droegen ook toortsen in zwarten habijten zoals het voorgezegd is. Item, achter het lijk reed in de rouw mijn heer van Ravestein met vele andere edele heren alle in lange rouwkleren tot de aarde toe. En voort de wethouders van Brugge en van de vrijen en meer andere van diverse steden en begeleidden het lijk de Kruispoort uit en rustten ‘s avonds te Eeklo. Item, op dezelfde tijd werd ook vervoerd die edele vrouw, Isabelle van Portugal, de laatste gezellin van hertog Filips, en ze was gehaald uit het klooster van Gosnay, wat een een Kartuizerklooster is bij Monstreux waar ze vele aalmoezen gegeven had. En was aldaar uit het graf gedaan en met grote fatsoenlijkheid gevoerd in Dijon in Bourgondië bij hertog Filips, haar man. |
[Inne den laetsten dach van maerte voor paesschen] Item naer die doot van den Bisschop van Doornicke die guilhelmus hiet, die ooc was abt van sinte Bertins te sint Omaers doe was byden versoucke vanden Hertoghe Kaerle Bisschop gemaect een weerdich prelaet, die welcke hiet Ferricus gheboren huyt [fol. C.lxvij.r] Bourgoengien, ende dese dede te Brugge sijn incomste, ende quamter cruyspoorten inne den laetsten dach van maerte voor paesschen.anno.M.iiijc.en.lxxiij. Ende men hielt te Brugghe mesdach. Ferricus hadde te Brugghe ontfanck Als Bisschop in maerten huytganck Item in dit selue iaer was een bestant ghemaect tusschenden coninc Lodewijc van vranckerijcke, ende den hertoghe Kaerle van bourgoengien een iaer lanc gheduerende, maer men mochte nyeuwers varen noch keeren sonder saufconduyt, want nyement en dorste hem wel daer in betrauwen. Item in dit selue iaer was mijn heere Anthonis dye Bastaert van Bourgoengien ghesonden in Ambassade vandenHertoghe Kaerle sinen broedere in diueersche conincrijcken, maer fortune en liet hem niet varder trecken dan byden coninc Edewaert van Inghelant, maer sijn schepen inde Zee sijnde met groten coestelicken goede, die waren van den Fransoysen ghenomen. Item in dit selue iaer mijn here Ancelmus adoorne heer van coortwijc in scotlant was ooc gesonden in ambassade vanhertoge kaerl omme te trecken int landt van perssen maer hi moeste wederkeeren omme die groote wapeninghe vandenturcken die in sinen wech waren. Item men sal weten dat vp den seluen tijt als Hertoghe Kaerle, al tlandt van Gheldre in sijn bewelt hadde, dat hi altoos inde wapene bleef bi hem houdende al sijn edele, ende al dat groot garnysoen ende volc van wapenen. Ende dat was ter meninghe ende waeromme dat hi waende te treckene bi denKeyser van Rome die welcke hem dach ghemaect hadde binnender stede van Tryere, dus wilde hem hertoge Kaerle vertooghenals een Prinche, wanneer dat hi byden Keyser quame, want die keyser ende Hertoghe kaerle hadden sonderlinghe sticken te handelene, dat si in secrete houden wilden, Ende dat huyt rechter vrientschepe. |
[In de laatste dag van maart voor Pasen] Item, na de dood van de bisschop van Doornik die Guilhelmus heette en die ook abt was van Sint Bertins te Sint-Omaars toen werd op verzoek van hertog Karel bisschop gemaakt een waardige prelaat die Ferricus heette en geboren uit [fol. C.lxvij.r] Bourgondie en deze deed te Brugge zijn inkomst en kwam ter Kruispoort binnen in de laatste dag van maart voor Pasen anno 1473. En men hield te Brugge misdag. Ferricus was te Brugge ontvangen Als bisschop in maart uitgang. Item, in ditzelfde jaar was een bestand gemaakt tussen koning Lodewijk van Frankrijk en hertog Karel van Bourgondië dat een jaar lang duurde, maar men mocht nergens varen nog keren zonder vrijgeleide want niemand durfde zich daarin te vertrouwen. Item, in ditzelfde jaar was mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondie gezonden als ambassade van hertog Karel , zijn broeder, in diverse koninkrijken, maar fortuin liet hem niet verder trekken dat bij koning Eduard van Engeland, maar zijn schepenwaren in de zee met groot kostbaar goed en die waren van de Fransen genomen. Item, in ditzelfde jaar was mijn heer Ancelmus Adoorne, heer van Coortwijc (?) in Schotland ook gezonden als ambassade van hertog Karel om te trekken in het land van Perzen, maar hij moest terug keren vanwege de grote bewapening van Turken die op zijn wegwaren. Item, men zal weten dat op dezelfde tijd toen hertog Karel al het land van Gelre in zijn geweld had dat hij altijd in de wapen bleef en bij hem hield al zijn edelen en al dat grote garnizoen en wapenvolk. En dat was ter bedoeling waarom hij waande te trekken nar de keizer van Rome die hem dag gemaakt had binnen de stad Trier, dus wilde zich hertog Karel tonen als een prins wanneer hij bij de keizer kwam, want de keizer en hertog Karel hadden bijzondere stukken te behandelen dat ze geheim houden wilden. En dat uit rechte vriendschap. |
Hier naer volcht de hooghe ende Edele versaminghe vanden Keyser Frederic, ende van den Hertoghe Kaerle. Dat.lxiij.Capittel. [fol. C.lxvij.v] OMme eewelick in allen houen te louene ende te eerene twee dye alder kerstelicste princhen dye meest arbeyden om tweluaren van haren landen, ende ooc van haren vianden meest ontsien sijnde, hoe dat dese.ij.groote heeren ende hooghe princhen langhe tijt begheert hadden malcanderen te siene endeeere te bewijsene. Ende wie van desen twee oock mede denrijckelictsten staet ende tijtelen vertooghen sal van haren landen, als hier naer in tcorte volghen sal van elcken alleene. [Vp Sinte Michiels auendt] Item int iaer.M.iiijc.ende.lxxiij.vp Sinte Michiels auendt, so quam in die heleghe stede van Triere, des auents spade Frederic die derde van dier name byder gods ghenaden als Roomsch coninc ende Keyser, coninc in Hongherien, ende in dalmacien ende Correwaghen, Hertoghe in Oostenrijcke ende van Stier vanCarinten ende van Trent, ende heere vp den Wijnschermaerct, Landtgraue in Elsaten Graue van Henensberch, van Portenay Simborch, ende van Tyrool. Ende als hi bi deser stede nakende was, so quam mijn here den Eerdtsbisscop van Triere gheredenmet.iiijc.peerden yeghens den voorseyde Keyser om hem eerlic te ontfanghen alle int harnasch, ende haer habijten waren al root ende huer lanchen waren alle gheuerwet, ende dit sijn de heren die metten bisschop van Triere ghereden quamen. Eerst die graue Kerstoffels oudtste sone Kaerle graue van kaetsenelleboghe Die graue van Bernenburch Die graue van Wijnenburch Karel marcgraue van Baden Die graue van Swolmen ♣ Die heere van Ronckel Alle Baenraetsen. Die welcke heeren reden rijckelic yegens den keyser, endebrochten hem inden heerendom voor den hooghen outaer, daer die keyser ootmoedelic sprac sijn ghebet. Ende die Suffragaen las ouer hem een collecte, ende doe sancmen met luyder stemmen ende met orghelen. Te deum laudamus. Hier naer volcht wat heren dat waren byden keyser te sijnder incomste, binnen der voorseyde stadt van Trieren. Eerst die bisschop van Mens met seere schoonen state. Daer naer des Keysers sone maximilianus een scooniongelinc ende es hertoge in oostenrijc Daer naer die Bisschop van Mets Daer naer Hertoghe Lodewijc van beyeren daer naer de hertoge aelbrecht van mouchen met eenverguld huyke met perlen doorwrocht Daer naer paset begge coninc in turkyen Daer naer die Patriarcke van Anthiocien Daer naer die Bisschop van eysteden Ende mijn here den Graue van wittenburch Daer naer Hughe Graue van Wendenburch, de was daer in die stede, maer in tincommen sadt hi byden keyser in eenenwaghene, midts dat een out heere was. Item ooc warer.ij.sonen, des grauen van Nassauwen ende vanWijnsbaden, die graue van Holboch, ende die graue Hughe van Monfoort raet vanden keyser voorseyde, ende die graue hulric, ende sijn broeder beede grauen van Sols, ende graue Otte vanHanenburch, ende.ij.Grauen van Tfooren, die graue van bets, ende die graue van Salewaert, die graue van Caprijn, ende graue van syma, die graue Willem van parrasijn, ende die.ij.grauen van Sonnenberch, ende ij.grauen van Vostenburch, ende die graue van Wijnsburch, ende.ij.baenraetsen van schoonen berch, ende.ij.heren van Boleem, ende die rewaert van Esbac. Endeheer Adolf van bappren die voerde een bloot sweert voor den keyser daer meneghen costelicken steen in stont vp dien voorseyde tt. |
Hierna volgt de hoge en edele verzameling van keizer Frederik en van hertog Karel. Dat 63ste kapittel. [fol. C.lxvij.v] Om eeuwig in alle hoven tot lof en eer twee aller christelijkste prinsen die het meest werkten om het welvaren van hun landen en ook van hun vijanden het meest ontzien waren hoe dat deze 2 grote heren en hoge prinsen lange tijd begeerd hadden elkaar te zien en eer te bewijzen. En wie van deze twee ook mede de rijkste staat en titels tonen zal van hun zoals hierna in het kort volgen zal van elk alleen. [Op Sint Michiels avond] Item, in het jaar 1473 op Sint Michiels avond zo kwam in de heilige stad Trier, ճ avonds laat Frederik de 3de bij Gods genade als Roomse koning en keizer, koning in Hongarije en Dalmati en Correwaghen, hertog in Oostenrijk en van Steiermark, van Karinthie en van Trent en heer op de Wijnschermaerct, landgraaf in Elzas, graaf van Henensberch, van Portenay, Simburcht en van Tirol. En toen hij deze stad nakende was zo kwam mijn heer de aartsbisschop van Trier gereden met 400 paarden tegen de keizer om hem fatsoenlijk te ontvangen en allen in het harnas en hun habijten waren al rood en hun lansen waren allen geverfd en dit zijn de heren die met de bisschop van Trier gereden kwamen. Eerst graaf Kerstoffels, de oudste zoon van Karel, graaf van Kaetsenelleboghe. De graaf van Bernenburch De graaf van Wijnenburch Karel markgraaf van Baden De graaf van Swolmen ♣ De heer van Ronckel Alle baanderheren. Die heren reden rijk tegen de keizer en brachten hem in het heren dom voor het hoge altaar waar de keizer ootmoedig zijn gebed sprak. En de wijbisschop las over hem een collecte en toen zong men met luide stemmen en met orgels; Ԕe deum laudanum.'ծ Hierna volgt wat heren er waren bij den keizer tot zijn inkomst binnen de stad Trier. Eerst de bisschop van Mainz met zeer mooie staat. Daarna de zoon van keizer Maximilianus, een mooie jongeling en is hertog in Oostenrijk Daarna de bisschop van Metz Daarna hertog Lodewijk van Beieren Daarna hertog Aelbrecht van Mouchen met een vergulde huik met parels doorwrocht Daarna Paset Begge, koning in Turkije Daarna de patriarch van Antiochie Daarna de bisschop van Eichstad En mijn heer de graaf van Wittenburch Daarna Hugo, graaf van Wendenburch, de was daarin de stad maar bij het inkomen zat hij bij de keizer in een wagen mits dat hij een oude heer was. Item, ook waren er 2 zonen van de graaf van Nassau en van Wijnsbaden, de graaf van Holboch en graaf Hugo van Montfoort, raad van de keizer en graaf Hulric en zijn broeder, beide graven van Sols, en graaf Otte van Hanenburch en 3 graven van te Fooren, de graaf van Bets en di graaf van Salewaert, de graaf van Caprijn en graaf van Syma, de graaf Willem van Parrasijn en de 2 graven van Sonnenberch en 2 graven van Vostenburch en de graaf van Wijnsburch en 2 baanderheren van Schoonen berch en 2 heren van Boleem en de landvoogd van Esbac. En heer Adolf van Bappren die voerde een bloot zwaard voor de keizer waarin menige kostbare steen in stond op die tijd. |
Hier naer volcht die comste vanden Hertoghe Kaerle van Bourgoengien. Die alder kerstelickste prinche Karele van Bourgoengien, vanLotrijcke, van Brabant van Limburch van Lutcenburch, endevan Gheldre, Graue van Vlaendren, van Artois van Bourgoengien, van Henegauwe, van Holland, van zeelant, endevan Namen, Marcgraue des helichs rijcx, here van Vrieslant, vanSalines, ende van Mechelen. Item dese weerdeghe prinche quam met groten state te Triere byden keyser om saken sinen lande aengaende, ende ten profijte van al kerstenhede. Ende hy slouch nedere buyten [fol. C.lxviij.r] Triere in Marcius velt, ende maect al daer een rijckelic parc met sinen volcke van wapenen die met hem quamen huyt Ghelderlant, waer of dat sijne armeye wel.viij.mijlen varre streckte, maer sijne edele ende die van der odonancie waren, die hilt hi by hem in tvoorseyde parck met state. Item die keyser vernemende den Hertoge so byder stede wesende, terstont met groter begheerte so reedt hi darwaerts met sinen edelen, so dat waer es datter meer dan hondert paer edel mannen reden voor den Keyser al met blooten hare, welc haer also schone ende ghelu was alsmen hier eeneghe maechden siet draghen. Ende daer hadde dye keyser een guldenhabijt aende datmen qualic vercostelicken mochte, ende voor sijn borst een cruce vul costelicker ghesteenten, aldus so quamhy ende sijn sone in tvoorseyde velt met sinen edelen. Item als die prinche den keyser vernam so wilde hi vansinen peerde beeten, maer die keyser en woudes niet ghedooghen, midts dien dat hi ende sijn volc int harnasch waren, maer bi middele van eenege die tusschen beeden reden, so quamen si te samen met onghedecten hoofde, ende namenmalcanderen seer vriendelicken byder hant. Die prinche neech den keyser also nedere als hy mochte, ende sghelijcx dede die Keyser den Prinche. Voor nam die Keyser alle die heren vanden prinche byderhant, ende hietse wellecomme. Ende sghelijcx dede die prinche des keysers heren Ende doe trac die Keyser visenteren die ordonancie vanden prinche, aengaende sunder armeye, daer die keyser ende vele van sinen heren groot verwonderen in hadden. Ende binnen deser tijt wordet donckere ende spade, ende worde reynachtich weder, also dat dese.ij.grote heren te samen in die stede trocken, daer die keyser bouen reedt, ende die Prinche neffens hem in rijckelicken habijten ende triumphelicken state. Item men seyde datmen noeyt rijckelicker incomste en sach. Daer speilden die trompetten van beede die voorseydeheren, so lustelick dats hem elc verblijden mochte diet hoorde, daer hadde hertoge Ka. bouen sijnen harnassche een rijckelic mantelkin vul van peerlen, dyamanten, ballaysen ende robijnen, sonder ghetale. Ende alle sijne paedgen hadden gulden lakene aen, ende al haer peerden waren verdect met gulden lakene, hangende vul selueren bellen die groot gheluyt maecten, dattet al dat vreimde volc seer in verwonderde, so varre dat si quamenvp die marct van Trieren, daer wilde die prinche den keyser gheleeden tot sinen pallaeyse, ende die keyser wilde den prinche gheleeden tot sinen logijste, welcke hooschede seer vriendelick om sien was, maer dye keyser en wilde nyet dat hem die Prinche gheleeden soude, maer midts den tusscen spreken vandenhofmeester met Pieter hackenbac, so namen si orlof, ende elc trac in sinen vrede. Dit sijn die heeren die metten prinche quamen bydenkeysere. Eerst mijn here van Luydic met.C.ende.xxx peerden, sijne verchiertheyt was van gulden lakene, ende die sadels endeghetughen van ghelijcken, alle sijne paedgen die hadden aen swart fluweel, inden middel wast gulden laken, ende sijn edele hadden nieu camelot aen. Ende voort sijn ander dienaers dye hadden al swart laken inden middel sangwijn metdallencostelic. Doe quam die bisscop dauid van Hutrecht omtrent met.lxxx.peerden, al int harnasch ende haerlieder habijten waren root ende peersch, ende hy hadde menich vroom manonder hem. Item doe quammer Adolf van cleuen sonen Ian ende Phelippe monsuer alle beede int harnasch, elc hadde aen een mantelijne van gulden laken, ende haerlieder ghetughen vangouden orfeuerye, sy maecten vele vruechden met des Keysers sone van Roome. Doe volchde die ioncheere van Nassouwen, ende daer naer die graue van Maerle, elc met schoonen state seer rijckelick. Daer naer mijn here Anthonis dye bastaert, graue de la Roche in Ardanen metter oordene vanden Toysoene, ende hi drouch rauwe, ende alzijn volck drouch swarte habijten Daer naer die here Hubrecht van nassauwen, graue vanVyane, hy hadde ouer sijn harnasch eenen gulden paltroc vanorfeuerye ende sghelijcx sijn drie paedgen, ende sijn couuerture was root fluweel vul van gouden bellen Daer naer monsuer Lowijs, heere van den casteele gwyon metter oordene vanden Toysoene, ende sijn peert was ooc met costelicke bellen behanghen. Daer naer die Marcgraue van Ruthelen met schonen state van vele fijne ghesellen [fol. C.lxviij.v] Daer naer die graue van Salmen, here van Roeselare, sijn couuertuere was van swarten fluweele, met selueren bellenbehangen, swaer van ghewichte. Ende sijn paedgen waren ghecleet in gulden lakene. Daer nae die graue van meeghe here van Imbercourt metter oordene vanden Toysoene seer rijckelic, ende sijn ghesellen hadden al nyeuwe keerels. Daer naer die graue van Hoorne, hi hadde bi hem vele eerbaer heeren ende ioncheeren van schoonen state. Daer naer noch die Graue van Restein Noch een Graue van Salmen Die heere van Riuerset Die here van Egmondt Die Graue van Dareyn Een baenraetse de welcke hadde een habijt aen van guldenlaken gelijc de heren vander oordene Daer naer quam die ioncheere van Sombrof met sinen state. Ende mijn here van Beuere die droech rauwe Daernaer quam die here van Ameyen, ioncker Diederic vanEgmondt, ende sijn broedere Daer naer quam mijn here Dideric van Pallant met sinengheselschepe, mer Diederick van boshuyse, ende noch vele meer andere, die te lanc waren om scrijuen, maer die meeste menichte sijn ghescreuen daer macht aen hijnc. |
Hierna volgt de komst van hertog Karel van Bourgondië. Die aller christelijkste prins Karel van Bourgondië, van Lotharingen, van Brabant van Limburg, van Luxemburg en van Gelre, graaf van Vlaanderen, van Artois, van Bourgondië, van Henegouwen, van Holland, van Zeeland en van Namen, markgraaf van het heilige rijk, heer van Friesland, van Salines en van Mechelen. Item, deze waardige prins kwam met grote staat te Trier bij de keizer om zaken zijn land aangaande en ten profijt van al christenheid. En hij sloeg neer buiten [fol. C.lxviij.r] Trier in Marcius veld en maakte aldaar een rijk perk met zijn wapenvolk die met hem kwamen uit Gelderland waardoor dat zijn leger wel strekte 8 mijlen ver, maar zijn edelen en die van de ordonnantie waren die hield hij bij hem in dat perk met staat. Item, de keizer vernam dat de hertog zo bij de stad was en terstond zo reed hij daarnaar met grote begeerte met zijn edelen zodat het waar is dar er meer dan honderd paar edele mannen reden voor de keizer allen met bloot haar wel haar alzo mooi en blond was zoals men hier enige maagden ziet dragen. En daar had keizer een gulden habijt aan dat men moeilijker kostbaarder mocht zien en voor zijn borst een kruis vol kostbare stenen, aldus zo kwam hij en zijn zoon in dat veld met zijn edelen. Item, toen de prins de keizer vernam zo wilde hij van zijn paard afstijgen, maar de keizer wilde het niet gedogen, mits dien dat hij en zijn volk in het harnas waren, maar door middel van enige die tussen beiden reden zo kwamen ze tezamen met ongedekt hoofd en namen elkaar zeer vriendelijk bij de hand. De prins neeg de keizer alzo neer als hij mocht en dergelijks deed de keizer de prins. Voorts nam de keizer alle heren van de prins bij de hand en heette ze welkom. En dergelijks deed de prins de heren van de keizer. En toen trok de keizer bezoeken de ordonnantie van de prins, aangaande zijn leger waar de keizer en vele van zijn heren grote verwondering in hadden. En binnen dze tijd werd het donker en laat en gon het te regen alzo dat 2 grote heren tezamen in de stad trokken waar de keizer boven reed en prins neffens hem in rijke habijten n triomfantelijke staat. Item, men zei dat men nooit rijkere inkomst zag. Daar speelden de trompetters van beide heren zo lustig dat zich elk verblijden mocht die het hoorde, daar had hertog Karel boven zijn harnas een rijk manteltje vol van parels, diamanten en ,robijnen aan zonder getal. En al zijn pages hadden gulden laken aan en al hun paarden waren bedekt met gulden laken en hingen vol zilveren bellen die groot geluid maakten waar al het vreemde volk zich zeer in verwonderde in zover dat de op de markt van Trier kwamen en daar wilde de prins de keizer begeleiden tot zijn paleis en de keizer wilde de prins geleiden tot zijn logies, welke hoffelijkheid zeer vriendelijk om te zien was, maar de keizer wilde niet dat de prins hem begeleiden zou, maar mis het tussen spreken van de hofmeester met Pieter Hackenbac zo namen ze verlof en elk trok in zijn vrede. Dit zijn de heren die met de prins kwamen bij de keizer. Eerst mijn heer van Luuk met 130 paarden, zijn versiering was van gulden laken en de zadels en tuigen dergelijk, al zijn pages hadden zwart fluweel aan en in het midden was het gulden laken en zijn edelen hadden nieuw kamelot aan. En voort zijn andere dienaars hadden al zwart laken in et middel donkerrood en zeer kostbaar. Toen kwam bisschop David van Utrecht omtrent met 80 paarden, allen in het harnas en hun habijten waren rood en paars en hij had menige dappere man onder hem. Item, toen kwam er de zonen van Adolf van Kleef, Ian en Filip, alle beide in het harnas en elk had aan een mantel van gulden laken en hun tuigen van goud borduursel, ze maakten veel vreugden met de zoon van de keizer van Rome. Toen volgde de jonkheer van Nassau en daarna de graaf van Maerle, elk met mooie staat en zeer rijk. Daarna mijn heer Anthonis de bastaard, graaf de la Roche in Ardennen met de orde van het gulden vlies en hij droeg rouw en al zijn volk droeg zwarte habijten Daarna de heer Hubrecht van Nassau, graaf van Viane, hij had over zijn harnas een gulden paltrok van borduursel en dergelijks zijn drie pages en zijn bedekking was rood fluweel vol van gouden bellen. Daarna monsieur Lowijs, heer van het kasteel Gwion met de orde van het gulden vlies en zijn paard was ook met kostbare bellen behangen. Daarna de marktgraaf van Ruthelen met mooie staat van vele fijne gezellen. [fol. C.lxviij.v] Daarna de graaf van Salmen, heer van Roeselare, zijn bedekking was van zwart fluweel met zilveren bellen behangen, zwaar van gewicht. En zijn pages waren gekleed in gulden laken. Daarna de graaf van Meeghe, meer van Imbercourt met de orde van het gulden vlies zeer rijk en zijn gezellen hadden alle nieuw overkleed. Daarna de graaf van Hoorne, hij had bij hem vele eerbare heren en jonkheren van mooie staat. Daarna nog de graaf van Restein Nog een graaf van Salmen De heer van Riverset De heer van Egmond De graaf van Dareyn Een baanderheer die een habijt aan had van gulden laken gelijk de heren van de orde. Daarna kwam de jonkheer van Sombrof met zijn staat. En mijn heer van Beveren die droeg rauw. Daarna kwam de heer van Ameyen, jonker Diederik van Egmond en zijn broeder. Daarna kwam mijn heer Dideric van Pallant met zijn gezelschap, meneer Diederick van Boshuyse en nog vele meer andere dat te lang is om te schrijven, maar de grootse menigte is beschreven waar macht aan hing. |
Item des anderdaechs ende was saterdach, Reedt die Prinche met sinen heeren in seere rijckelicken state, tot des Keysers pallayse waert, aen hebbende een gulden habijt, endeals die Keyser die comste vanden hertoghe vernam, hi daelde van sijnder camere om den Hertoghe vpwaerdt te leedene, daer sachmen groote edelhede ende hooschede tusschen hem beeden, ende die Hertoghe bedancte den Keyser hoogelic van sijnder groter ionste die hi hem betoochde, ende oeyt gedregen hadde, den huyse van Bourgoengien, Ende in sghelijcx die Keyser bedancte den Hertoghe van der obediencie ende goetwillichede die hy oeyt aenden Hertoge gheuonden hadde. Ende naer vele raets en spraken tsamen ghehouden hebbende, namen oorlof aen malcanderen, ende elck track in sine vrede. Item des sondaechs daer naer sotrac dye Hertoge wedere bi den Keyser, Ende hi hadde aen eenen mantele als Hertoghenpleghen goudt duer goudt ghetrocken gheuoedert met armynen, daer ondere had hi aen een gulden habijt, daer of dat die voormauwen ende die vier panden een vierendeel breedt vul van groten peerlen waren ende ballaysen ende dyamanten, Ende meneghe costelick e Robijn en ander rijckelic ghesteente. Item die hoofmeestere Olyuier de la marche, dye hadde aen een habijt half gulden, half selueren van orfeuerye. Ende die capiteyn vander groter gaerde, die was ooc seer rijckelic ghecleet, ende meer andere heeren. Ende aldus tsamen wesende, so sadt die keyser vp met sijnen heren die bi hemwaren ende hy ende die prinche reden te samen te sinte Maximus, daer hi vant bereedt een chierlic pallaeys, daer hadde die Keysere aen een gulden habijt gheuoedert met eender costelicker voederijnghe also dat ic wel segghen mach ghelijc als Maria quam tot Elizabeth, also es hier ghecomen die Keyser byden Prinche te wetene die meeste tot die minste, Ende aldus waren die groote heeren langhe te samen in groten rade, also dattet begonste spade ende doncker te wordene, daer gheleede die Hertoghe den Keyser wedere te sinen pallaeyse daer die artchiers grote menichte van barnende toortsen droughen, Endedie hertoghe vriendelic oorlof ghenomen hebbende trac met sinen heeren daer hi ghelogiert was. Item sdijsendaechs ende swoensdaechs daer naer so reedt die prinche weder by den Keyser ende badt hem met allen sinen heeren tot eenen rijckelicken banckette, twelcke hem die Keyser consenteirde. Item sdonderdaechs so quam die Keyser met groten state van heeren totten Prinche, ende als si binnen den pallaeyse waren, so ghingen eeneghe van Skeysers heeren, die daer toe gheacoutreirt waren vp malcanderen met scherpen glauyen, het welcke eerst begonste heer Eueraert van Wittenburch, ende die graue van Holloch, ende meer andere heeren Ende dat ghedaen sijne, die meeste heren van den Hertoghe die stonden al in ordonnancien rijckelic ghecleet, ende ontfinghen den keyser blijdelicke ende al sijn gheselschip. Ende doe leedde die Hertoghe den keyser ter kercken messe te hoorene. Ende daer waren alle des hertoghen heren ende officieren, ende alle die van- [fol. C.lxix.r] der ordonnancie waren ghecleet met nyeuwen habijten. Te wetene alle die edele mannen waren ghecleet met blaeuwenfluweele ende daer ondere een rood sijden wambays Ende elc Dysenier hadde een selueren habijt Ende alle die Rudders warenghecleet in fluweele, som blaeu, som peersch, som root. Ende die thooft van sprinchen camere waren, droughen blaeu guldenlaken, ende alle die heren vander oordene hadden al aen root gulden laken Item die prinche hadde een root gulden habijt aen, dat aen beeden sijden open was, daer meneghe peerle endecostelicken steen aen stont. Ende aen zijn rechter been hadde hi een costelic bant van peerlen ende van gesteente, ende was die oordene vanden.coninc.Edewaert van Inghelant. Item voor den hertoge ghingen.vi.coningen vander wapene, ende.viij.Heraulten, ende.iiij.perseuanten, ende elc hadde een habijt van rooden lakene van damast totter eerden. Ende alle dofficiers ende dienaers droughen al fluweel damast, of sijden laken, al nieuwe ghemaect. Item dese mogende hertoge, ende wijde vermaert, hi leede den keyser byder hant in dye kercke, die so costelic verchiert was, dat elcx herte verblijden mochte. Daer hinc die historie vantroyen, dye seer aenghesien was om die costelicheyt endeaerdicheit vanden wercke Item dye choor was behangen met eenen chierlickentapijtse vander passie ons liefs heren. Ende vp den outaer stonden die.xij.apostelen van goude, ende veil meer andergouden beilden ende costelicke yeweelen. Ooc sach die keyser daer een lelye van goude, vul van precieuse steenen, daer hi grote vrede in hadde. Ende naer die messe, so ham die hertoge den keyser byder hant, ende leeden duer den ommeganc in een sale die so rijckelicke verchiert was, al hadt gheweist die rechte figuere van der maeltijt vanden.coninc Assuerus, daer die helege scriftuere so vele wonders of verhaelt. Ende in dese voorseydesale stont een tresoor, ghedect.ix.trappen hoghe, ende vp elcke sijde stonden.iij.Eenhoornen. Voort hinc daer in die sale, die historie van Gedeon in costelicke tapijtserye Ende bouen der tafele daermen adt wast al behanghen met gulden lakene seer costelick. |
Item, de volgende dag en het was zaterdag reed de prins met zijn heren in zeer rijke staat tot het paleis van de keizer en had aan een gulden habijt en toen de keizer de komst van de hertog vernam daalde hij van zijn kamer om de hertog omhoog te leiden en daar zag men grote edelheid en hoffelijkheid tussen hen beiden en de hertog bedankte de keizer zeer van zijn grote gunst die hij hem toonde en ooit gedragen had het huis van Bourgondië. En de keizer bedankte de hertog van de onderwerping en goedwilligheid die hij ooit aan de hertog gevonden had. En na veel raad en woorden tezamen gehouden te hebben namen ze verlof aan elkaar en elk trok in zijn vrede. Item, de zondag daarna zo trok de hertog weer naar de keizer. En hij had een gulden mantel aan zoals hertogen plegen met goud doortrokken en gevoerd met hermelijn waaronder hij had een gulden habijt waarvan dat die voormouwen en de vier panden een vierendeel breed vol van grote parels waren en robijnen en diamanten, En menige kostbare robijn en andere rijke gesteente. Item, de hofmeester Olivier de la Marche die had aan een habijt half gulden, half zilveren van borduursel. En de kapitein van de grot gaarde die was ook zeer rijk gekleed en meer andere heren. En aldus waren ze tezamen en zo zat de keizer op met zijn heren die bij hem waren en hij en die prins reden tezamen naar Sint Maximus waar hij bereid vond een sierlijk paleis en daar had de keizer aan een gulden habijt gevoerd met een kostbare voering alzo dat ik wel zeggen mag gelijk als Maria kwam tot Elizabeth alzo is hier gekomen de keizer bij de prins, te weten de grootste tot de kleinste. En aldus waren die grote heren lang tezamen in grote beraad alzo dat het laat en donker begon te worden en daar geleidde de hertog de keizer weer naar zijn paleis waar de boogschutters een grote menigte van brandende toortsen droegen. En de hertog nam vriendelijk verlof en trok met zijn heren waar hij gelogeerd was. Item, dinsdag en woensdag daarna zo reedt de prins weder bij de keizer en bad hem zeer met zijn heren tot een rijk banket, wat de keizer hem toezei. Item, donderdags zo kwam de keizer met grote staat van heren tot de prins en toen ze binnen het paleis waren zo gingen enige heren van de keizer die daartoe aangesteld waren op elkaar met scherpe lansen, wat eerst begon heer Everaert van Wittenburch en de graaf van Holloch en meer andere heren. En toen dat gedaan was stonden de meeste heren van de hertog allen in ordonnantie rijk gekleed en ontvingen de keizer blijde en al zijn gezelschap. En toen leidde de hertog de keizer ter kerke om mis te horen. En daar waren alle heren en officieren van de hertog en alle die van[fol. C.lxix.r] de ordonnantie waren gekleed met nieuwe habijten. Te weten, alle edele mannen waren gekleed met blauw fluweel en daaronder en rode satijnen wambuis. En elke groepsman had een zilveren habijt. En alle ridders waren gekleed in fluweel, soms blauw, soms paars en soms rood. En die het hoofd waren van de kamer van de prins droegen blauwe gulden laken en alle heren van de orde hadden allen aan rood gulden laken. Item, de prins had een rood gulden habijt aan dat aan beide zijden open was waar menige parel en kostbare staan een stond. En aan zijn rechterbeen had hij een kostbare band van parels en van gesteente en was de orde van koning Eduard van Engeland. Item, voor de hertog gingen 6 k wapenkoningen en 8 herauten en 4 leerling herauten en elk had een habijt van rood laken van damast tot de aarde. En alle officiers en dienaars droegen allen fluweel damast of zijden laken, al nieuwe gemaakt. Item, deze vermogen hertog en wijdvermaard leidde de keizer bij de hand in de kerk die zo kostbaar versierd was zodat elk in het hart verblijden mocht. Daar hing de historie van Troje die zeer bekeken werd vanwege de kostbaarheid en aardigheid van het werk. Item, het koor was behangen met een sierlijk tapijt van de passie van onze lieve heer. En op het altaar stonden de 12 apostels van goud en veel meer anderen gouden beelden en kostbare juwelen. Ook zag de keizer daar een lelie van goud vol kostbare stenen waar hij grote vrede in had. En na de mist zo nam de hertog de keizer bij de hand en leidde hem door een omgang in een zaal die zo rijk versierd was alsof het had geweest de rechte figuur van de maaltijd van koning Assuerus waar de heilige schrijft zo veel wonder van verhaald. En in deze zal stond een buffel gedekt 9 trappen hoog en op elke zijde stonden 3 eenhoorns. Voort hing daar in die zaal de historie van Gedeon in kostbare tapijten. En boven de tafel daar men at was het geheel behangen met zeer kostbaar gulden laken. |
Hier naer volcht die maeltijt. [fol. C.lxix.v] DEse mogende keyser sadt inden middele vander tafele, endedie hertoghe van Borgoengien ter luchter sijde, ende neffens hem sadtdes keysers sone Maximiliaen, daer naer die hertoghe Steuin van Beyeren. Ende aen des keysers rechter sijde daer saten drie mogende heren, te wetene die bisscop van mens, die bisscop van Triere, ende die bisschop van luydicke. Ende dat was om dat hi was ghedescendeirt vanden coninclicken bloede vanden helegen.co.sinte Lodewijc.co.vanVranckerijcke. Endedese selue here van Luydicke hadde een gulden habijt aene, gheuoert met ermijnen. Dese voorghenoemde heren die satenaen skeysers tafele. Ende beneden aen een ander tafele daer sadt die bisscop van Mets, ende die bisscop van Eystendom, ende voort andere heeren. Item die heren vanden prinche die dienden al ter tafele, daer en was nyement diere sadt Eerst die ionchere van Cleuen, hi hadde een habijt van selueren lakene, ende inder ghelijcke hadde Phelippe monseur, sone van mijn here van Rauesteyn. Ende die hofmeester meester Guillame byse die hadde guldenlaken aen, ende so dede ooc mijn here die Cancelier. Aen deerste tafele dienden dye ghene die gulden laken droughen, ende aendandere vier grauen, te weten mijn here van maerle, mijn here Hubrecht van nassauwen, mijn here Lowijs de chatheau gwyon, ende sijn broeder die Marcgraue van Rucelendon, die.G.vanzalmen, de graue van ponthieu, dye here van egmont, die here van carenson, mer Iacob vander Ameye, mijn here van Rabays, mijn here Anthonis die bastaert, van welcker maeltijt die gherechten seer costelic waren. Item naer dat die maeltijt ghedaen was, so brochtmendaer.xvi.gulden nappen so costelicken ende vul ghesteenten, dat si hem verwonderden diet saghen. Ende men diende daer vancrude ende van tregie oueruloedelick. Ende daer naer so ghingen dese heren ter eeren van gode ter kercken, horende vespere ende complie. Ende dat ghedaen sijnde, ghingen wederte peerde. Ende die Hertoghe brochte den keyser weder te sinenpallaeyse met groter menichte van waslichte ende van toortsen, ende namen van malcander vriendelic oorlof, ende elc trac in sijn ruste. |
Hierna volgt de maaltijd.] [fol. C.lxix.v] Deze vermogende keizer zat in het midden van de tafel en de hertog van Bourgondie ter linker zijde en neffens hem zat de keizerszoon Maximiliaan, daarna de hertog Stevin van Beieren. En aan de rechterzijde van de keizer zaten drie vermogende heren, te weten, de bisschop van Mainz, de bisschop van Trier en de bisschop van Luik. En dat was omdat hij afstamde van koninklijk bloed van de heilige koning Sint Lodewijk, koning van Frankrijk. En deze heer van Luik had een gulden habijt aan gevoerd met hermelijn. Deze heren die zaten aan de tafel van de keizer. En beneden aan een andere tafel daar zat de bisschop van Metz en di bisschop van Eichstatt en voort andere heren. Item, de heren van de prins die dienden allen ter tafel en daar was niemand die er zat. Eerst de jonkheer van Kleef, hij had een habijt aan van zilver laken en dergelijke had monsieur Phelippe, zoon van mijn heer van Ravestein. En de hofmeester Guillame Byse die had guldenlaken aan en zo deed ook mijn heer de kanselier. Aan de eerste tafel bediende diegene die gulden laken droegen en aan de andere vier graven, te weten mijn heer van Maerle, mijn heere Hubrecht van Nasau, mijn heer Lowijs de Chatheau Gwyon en zijn broeder de marktgraaf van Rucelendon, de graaf van Salmen, de graaf van Ponthieu, de heer van Egmond, die heer van Carenson, meneer Jacob van de Ameye, mijn heer van Rabays, mijn heer Anthonis de bastaard, van die maaltijd waren de gerechten zeer kostbaar. Item, nadat de maaltijd gedaan was zo bracht men daar 16 gulden nappen zo kostbaar en vol gesteende dat ze zich verwonderden die het zagen. En men bediende daar van kruiden en suikerwerk overvloedig. En daarna zo gingen deze heren ter ere van God ter kerke en hoorden de vesper en complete. En toen dat gedaan was ging men weer te paard. En de hertog bracht de keizer weer naar zijn paleis met een grote menigte van wassen lichten en van toortsen en namen vriendelijk van elkaar verlof en elk trok in zijn rust. |
Een feyt van wapenen. DAer naer was gheordonneirt bi den hertoge kaerle een feyt vanwapenen, inder manier van een der battaelgie. Endewaren.xiij.yeghens.xiij.buten der stede van Triere, in Marcius velt, te wetene dese naeruolgende heeren aen deen sijde. Eerst mijn heere Hubrecht van Nassauwe, als capiteyn. Monseur dorbe Mer curaet pot Chaerle de vysant Anthonis dauchy Phelips van berghen Pieter de longheuael Thomaes callabrois Lancelot de callabrois Ende heur peerden hadden baerdgien van wapenen seer costelic, ende daer ouer een verdeck van sijde, half swart, half peersch seer abelicken ghestoffeirt. Dit sijn dander.xiij.persoonen. Mijn here van berghen al voren, als capiteyn. Mijn heere van Walem Monseur destiers Monseur de myukes Frederick de Flassen Een ander ghenaemt Flamaret. [fol. C.lxx.r] Mijn heere kaerle van Crieuecuer Mijn heere Anthonis van Halewijn Guyot dauchy Een ghenaemt Gooskin Iehan de vy Iehan le seure Ende elc peert hadde een baerdgie ende een verdeck daer ouere, half ghelu, half sangwijn, seer rijckelic om sien. Endedaer stonden die.xxvi.persoonen in vormen van battaelgien, in die presencie vanden moghenden Keyser ende vanden edelenhertoghe van Bourgoengien, ende ghinghen schermutsen met groter cracht vp malcanderen, niet eygenstaende elc hilt hem in ordene van sinen ghetale Doe waren daer latenvliegen.vi.serpentijnen dye metdallen groot gheschal maeckten. Daer naer hebben si gheloopen vp malcanderen met scerpenglauyen. Ende wie daer pijne of vreese ghecreech, dye en behaelde daer gheen eere, want het was omme te tooghene tfeyt vanden rudderschepe, ende om eere te behalene. Ende men sach daer ten strijde ligghen peerden doot ende lieden ghewont. Item noch om eere te ghewinnene, soe ghinghen si malcander met sweerden hauwen seer rudelick. Ende ten laetsten twee en twee apart yegens malcanderen, ende sloughen so langhe vp malcanderen dat deen of dandere sijn sweert of sijn harnasch verloos Mijn here van Nassauwen slouch sijn sweert inden middel in sticken. Ende dit aldus ghedaen sijnde, quamen dese edele campioenen voor den keyser ende voor den hertoghe, ende namen malcanderen byder hant, ende toochdenobediencie ende weerdicheyt den voorseyde heren, ende reden also te haren logijste. Aldus ghescheeden sijnde, die hertoghe brochte den keyser weder te sijnen pallaeyse. Ende daer schieden si met vriendelicken oorloue ende met groter minnen. |
Een wapenfeit. Daarna was geordonneerd door hertog Karel een wapenfeit in de manier van een slag. En waren 13 tegen 13 buiten de stad van Trier in het Marcius veld, te weten deze navolgende heren aan de ene zijde. Eerst mijn heer Hubrecht van Nassau als kapitein. Monsieur Dorbe Meneer Curaet Pot Chaerle de Vysant Anthonis Dauchy Filips van Bergen Pieter de Longhevael Thomaes Callabrois Lancelot de Callabrois. En hun paarden hadden zijharnas van wapens zeer kostbaar en daarover een zijden bedekking, half paars half zwart zeer bekwaam gestoffeerd. Dit zijn de andere 13 personen. Mijn heer van Bergen, als voren, als kapitein. Mijn heer van Walem Monsieur Destiers Monsieur deMyukes Frederick de Flassen Een anderw genaamd Flamaret. [fol. C.lxx.r] Mijn heer Karel van Creveceur Mijn heer Anthonis van Halewijn Guyot Dauchy Een genaamd Gooskin Iehan de Vy Iehan le Seure. En elk paard had een zijbedekking en bedekking daarover half geel en bloedrood, zeer rijk om te zien. En daar stonden die 26 personen in de vorm van een slag in die presentie van de vermogende keizer en van de edele hertog van Bourgondie en gingen schermutselen met grote kracht op elkaar, niet tegenstaande dat elk zich in de orde hield van zijn getal. Toen waren daar laten vliegen 6 serpentijnen die zeer veel lawaai maakten. Daarna liepen ze op elkaar met scherpe lansen. En wie daar pijn of vrees kreeg die behaalde daar geen eer, want het was om het feit van ridderschap te tonen en om eer te behalen. En men zag daar in de strijd dode paarden liggen en gewonde lieden. Item, nog om eer te winnen zo gingen ze elkaar met zwaarden houwen zeer ruig. En tenslotte twee tegen elkaar en sloegen zo lang op elkaar zodat de ene of de andere zijn zwaard of harnas verloor. Mijn heer van Nassau sloeg zijn zwaard in het midden stuk. En toen dit aldus gedaan was kwamen deze edele kampioenen voor de keizer en voor de hertog en namen elkaar bij de hand en toonden onderdanigheid en waardigheid die heren en reden alzo tot hun logies. Aldus gescheiden zijnde bracht de hertog de keizer weder naar zijn paleis. En daar scheiden ze met vriendelijk verlof en met grote minnen. |
Hoe dat die Keyser hem seluen toochde in Keyserlicken state. Item naer dit voorseyde faeyt van wapenen ofte tornoy, endenaer vele raets dye dese voorseyde twee heren te samen hadden, so muechdy hier ooc wat lesen vanden state vanden Keyser, want te Triere vp die marct daer waren tvleeschuys endetbroothuys of ghebroken, ende van dien ghemaect een grote wijde plaetse, vp welcke plaetse was gemaect een groot stercke stellaedgie, die ghetemmert was groot, breet, ende wijt. Endedaer vp eenen schonen groten stoel ghestelt, omme den keyser inne te sittene, als behanghen met schonen gulden lakene, bouen, beneden, ende aen beeden sijden. [Vp den.vi.sten dach van Nouembre] Item vp den.vi.sten dach van Nouembre quam die keyser met sijnen cooruorsters lancx der strate, ende hi hadde een alue aenmet eender stoole, ghelijc een dyaken, ende daer ouer een costelicke cappe, ende sijn sandalien waren beneden aen sijn voeten. Item mijn heere van Mens eerdtsch Cancelier ouer Germanien die leedde den keyser ouer deen sijde. Hi hadde ouer sijn alue eenen rooden mantel gheuoedert met ermynen, ende sghelijcx ooc alsoe een cappe vp sijn hooft, een almisse dobbel vp ghesleghen, gheuoedert met ermijnen seer rijckelic endecostelick. Item in deser manieren daer naer so ghinc mijn here vanTriere voor den Keyser, als eerdtsch cancelier ouer Gabiaen lant, ende hi drouch erulaten, ende des keysers Tyara dat van goude was, daer meneghen costelicken ende dierbaren steen aen stont. Item mijn here van Colen als een eerdtsch Cancelier ouer Italyen, hy en was daer niet, maer een eerdtsbisschop in Oostenrijck, des keysers sone Maximiliaen, die ghinc in sijnde stede. Ende hi leedde den keyser ouer dander sijde sonder alue, maer hadde aen eenen rooden mantele, ende vp sijn hooft haddy een aelmisse, gheuoedert met Ermijnen, vp gheslegen. Ende daer inden middele stont ghesneden die maniere vaneender crone, ende daer vp die weerelt van goude, in ghelijckenisse van een Dyademe. Item een palsgraue Eerdtsch drossate van den Rijne, die die gulden weerelt voor den keyser te draghen pleicht, dye en was daer nyet, maer in sijn stede drouch hertoghe Lodewijc van Beyeren den gulden appel. Item dye Hertoghe van Zassen Eerdtsch Marscalck des Roomschen rijcx, en was daer ooc niet, maer mer Adolf van bappren drouch in sijn stede tsweert voor den keyser [fol. C.lxx.v] Item die coninc van Bemen Archyschincker en was daer niet, noch en santer nyement in sijn stede, twelck den keyser wonder gaf. Item die marcgraue van brandenburch die en wasser oock niet, maer sijn sone drouch in sijn stede den scepter voor denkeyser. Ende doe ghinc die keyser sitten vp sinen eerlicken stoel met sinen Tyara vp sijn hooft, ende sijn cooruorsters satenneffens hem daer dye trompetten ende claroenen grote melodye maeckten. Ende doe so sachmen daer commen rijdende die here van Egmont met eenen rijnwimpele in sijn hant, al root vancoluere. Ende hi ende die sijne reden met grooter ghenouchtenonder dye stellaedgie, ende daer voren. Item die graue van Zalmen, ende mijn heere Anthonis dye bastaert van Bourgoengien, die reden daer van ghelijcken. Item daer naer quam ghereden ioncker Frederic vanEgmont met eender baniere in sijn hant, wesende tvelt vanasure, ende daer in eenen claeuwenden leeu van goude. Item doe quammer ooc ghereden Ooswal van Berghen met eender baniere van seluere in sijn hant, ende daer in staende eenen rooden leeu claeuwende. Item doe quamen die trompetten met gheluyde. Ende met schoonen state quam die Hertoghe van Bourgoengien, met eenen peersschen fluweelen mantele aen, gheuoedert met ermijnen, ende daer ouer een cappe ghelijc een prinche vandenroomschen rijcke, ende vp sijn hooft een swart bonnet, endedaer vp een coronael van goude, daer meneghen costelickensteen aen stont. Ende hy sadt van sinen peerde, ende bouen vp dye stellaedgie commende, knyelde neder voor den Keyser met rudderlicken state. Voort quam des hertoghen raet van Berghen, ende des hertoghen raet van Ghulic, als machtich ouer beede die Hertoghen, van Ghulic ende van Berghen. Ende kenden ende verleden voor den Keyser, ende ghinghen te buyten al dat recht ende die aensprake die si beede hebben vp het hertochdom vanGheldre, ende het graefscip van Zutphen. Maer renuncierdent ende gauent ouere inden handen van den Hertoghe vanBourgoengien, die welcke daer bereet stont omme dat te ontfanghen met groter weerdicheyt, ende knyelde voor den keyser, ende leyde sinen vinghere vp tcruyce van skeysers sweert, ende dede daer sijnen eedt, ende beloefde te wesene goet ende ghetrauwe voor skeysers rijcke van Roome. Doen quam die Keyser ende hief den hertoghe vriendelicken vp, endegaf hem die banniere in sijn hant, ende noemdene Hertoge vanGheldre ende graue van Zutphen. Nv es hi gheweldich here vanGheldre ende van Zutphen, God verleene hem dat hijt paeyselic besitten ende ghebruycken mach. In desen seluen tijt was by Ghendt gheboren een kint, een meyskin sijnde wiens aermen, beenen ende buyc also groot ende dicke waren als een redelic mensche es, maer sijn handekins ende voetkins waren also cleyn als sulcke kinderkins pleghen. [In tselue iaer van.lxxiiij] Item in tselue iaer van.lxxiiij.doe was al tkerckelicke goet gheamortiseirt van cane zien, prochyekercken, abdyen, endecloosters, mendicamenten al Vlaendren duere, ende Brabant duere, ende Hollant ende Zeelant, van alle den goedinghen die si binnen.lx.iaren vercouuereirt hadden, ende si moesten gheuenden pacht van drie iaren vanden seluen goedinghen dwelc groot goet bedrouch, ende onnoemlicke schat. Item vp den seluen tijt waren grote schattinghen ghestelt in tlant van Vlaendren, als kaliote vp alle maniere van goede. [In dit selue iaer vp sinte Anthonis dach] In dit selue iaer so was te Brugge onthooft een metsenaers knape, vp sinte Anthonis dach inden burch, omme dat hi gheuloden was huyten heyre voor Nanchy, ende dat hi tpungioen vanden pijckeniers wech drouch, of wierp, endewaende also te Brugghe vry te sijn. Maer bi scherpe mandementen vanden Prinche was hi onthooft als voorseyde es. Int selue iaer was te Ghendt een man ghesonden, om dat hi valsche munte ghesleghen hadde. Ende dese iusticie was ghedaen vp sinte Luycx auent, voor tschepen huys te Ghendt. |
Hoe dat de keizer zich toonde in keizerlijke staat. Item, na dit wapenfeit of toernooi en na veel beraad van deze twee heren tezamen zo mag je hier ook lezen van de staat van de keizer, want te Trier op de markt was een vleeshuis en broodhuis afgebroken en daarvan gemaakt een grote wijde plaats waarop gemaakt was een grote sterke stellage die groot, breed en wijd getimmerd was. En daarop was een mooie grote stoel gesteld om de keizer in te laten zitten behangen met mooi gulden laken, boven, beneden, en aan beide zijden zijde. [Op de 6de dag van november] Item, op de 6de dag van november kwam de keizer met zijn keurvorsten langs de straat en hij had een koorhemd aan met een stool gelijk een diaken en daarover een kostbare kap en zijn sandalen waren beneden aan zijn voeten. Item, mijn heer van Mainz, aartskanselier over Germanie die leidde de keizer aan de ene zijde. Hij had over zijn koorhemd een rode mantel gevoerd met hermelijn en dergelijks ook alzo een kap op zijn hoofd en een afhangend hoofddeksel dubbel opgeslagen gevoerd met hermelijn zeer rijk en kostbaar. Item, in deze manier daarna zo ging min heer van Trier voor de keizer als aartskanselier over Gabiaen land en hij droeg erulaten (?) en de tiara van de keizer dat van goud was waarin menige kostbare en dure steen aan stond. Item, mijn heer van Keulen als aartskanselier over Italie was daar niet, maar de aartsbisschop in Oostenrijk, de zoon van keizer Maximiliaan die ging in zijn plaats. En hij leidde de keizer aan de andere zijde zonder koorhemd, maar had een rode mantel aan en op zijn hoofd had hij een afhangend hoofddeksel gevoerd met hermelijn op geslagen. En daar in het midden stond gesneden die manier van een kroon en daarop de wereld van goud in gelijkenis van een diadeem. Item, een palsgraaf en aarts drost van dn Rijn die de gulden wereld voor de keizer te dragen plag die was er niet maar in zijn plaats droeg hertog Lodewijk van Beieren de gulden appel. Item, de hertog van Saksen aarts maarschalk van he Roomse rijk was er ook niet, maar meneer Adolf van Bappren droeg in zijn plaats het zwaard voor de keizer [fol. C.lxx.v] Item, de koning van Bohemen, aarts schenker was er ook niet, nog zond niemand in zijn plats wat de keizer verwonderde. Item, de markgraaf van Brandenburg die was er ook niet, maar zijn zon droeg in zijn plaats de scepter voor de keizer. En toen ging de keizer zitten op zijn fatsoenlijke stoel met zijn tiara op zijn hoofd en zijn keurvorsten zaten neffens hem waar de trompetten en klaroenen grote melodie maakten. En toen zo zag men daar komen rijden de heer van Egmond met een rijnwimpel in zijn hand geheel rood van kleur. En hij en de zijne reden met groot genoegen onder de stellage en daarvoor. Item, de graaf van Salmen en mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondie die reden daar dergelijk. Item, daarna kwam gereden jonker Frederic van Egmond met een banier in sein hand waarvan het veld azuur was en daarin een klauwende leeuw van goud. Item, toen kwam er ook gereden Ooswal van Bergen met een banier van zilver in zijn hand waarin stond een rode klauwende leeuw. Item, toen kwamen de trompetten met geluid. En met een mooie staat kwam de hertog van Bourgondie met een paarse fluwelen mantel aan gevoerd met hermelijn en daarover een kap gelijk een prins van het Roomse rijk en op zijn hoofd en zwarte bonnet daarop een kroon van goud waar menige kostbare staan aan stond. En hij kwam van zijn paard en boven op de stellage en knielde neer voor de keizer met ridderlijke staat. Voortkwam de raad van de hertog van Bergen en zijn raad van Gulik als machtig over beide hertogen van Gulik en Bergen. En bekenden en verhaalden voor de keizer en gingen te buiten al her recht en de aanspraak die ze beiden hadden op het hertogdom van Gelre en het graafschap van Zutphen. Maar deden er afstand van en gaven het over in de handen van de hertog van Bourgondië die daar bereid stond om dat te ontvangen met grote waardigheid en knielde voor de keizer en legde zijn vinger op het kruis van het zwaard van de keizer en deed daar zijn eed en beloofde te wezen goed en getrouw voor het keizerrijk van Rome. Toen kwam de keizer en hief de hertog vriendelijk op en gaf hem de banier in zijn hand en noemde hem hertog van Gelre en graaf van Zutphen. Nis is hij geweldig heer van Gelre en van Zutphen, God verleent hem dat hi het vredig bezitten en gebruiken mag. In dezelfde tijd was bij Gent geboren een kind, een meisje wiens armen, benen en buik alzo groot en dik waren als een redelijk mens is, maar zijn handjes en voetjes waren alzo klein als zulke kindertjes plegen. [In hetzelfde jaar 1474] Item, in hetzelfde jaar 1474 toen was al het kerkelijke goed in geestelijke had gebracht van kapittels, parochiekerken, abdijen en kloosters, bedelmonniken al Vlaanderen door en Brabant door en Holland en Zeeland, van alle de vergoedingen die ze binnen 60 jaren verkregen hadden en ze moesten geven pacht van drie jaren van die vergoedingen wat een groot bedrag bedroeg en onnoemelijke schat. Item, op dezelfde tijd waren grote schattingen gesteld in het land Vlaanderen, als inzameling op alle soorten van goederen. [In hetzelfde jaar op Sint Anthonis dag] In ditzelfde jaar zo was te Brugge onthoofd een metselaars knaap op Sint Anthonis dag in de burcht omdat hij gevlogen was uit het leger voor Nancy, en dat hij de pungioen (vaandel?) van de piekeniers weg droeg of wierp en waande alzo te Brugge vrij te zijn. Maar bij scherpe mandementen van de prins was hij onthoofd. In hetzelfde jaar was te Gent een man gezonden omdat hij valse munt geslagen had. En deze justitie was gedaan op Sint Lucas avond voor het schepenhuis te Gent. |
Hier naer volcht die cause vander orloghe, tusschen den hertoghe Karel van Bourgoengien, ende der stadt van Nuchen.Anno.lxxiiij. Dat.lxiij.Capittel. [fol. C.lxxi.r] ITem in dit selue iaer doe was die bisschop van Kuelene, gheheeten Robrecht, dye welcke gheerne hadde sijne bisscopdom met vreden beseten, maer hi en conste, want die van Kuelen ende die van Nusen die waren hem contrarie, endevele andere steden ende heeren vanden voorseydebisschopdomme. Ende hier omme trac die selue bisschop Robrecht byden hertoghe Kaerle, ende hi badt den hertoge kaerle also vele dat hi beloefde bijstant te doene, also hi ooc dede. Item als die hertoge Kaerle hadde wel verstaen die rebellichede van die van Kuelen, ende sonderlinghe van dye vanNuchen, doe trac hi met groter moghentheyt voor die stadt vanNuchen, vp den.xxviij.dach van Hoymaent, ende was sinte Pantelerius dach. Ende hi beleyde die stede te lande ende te watere, ende hi benam hem lieden haer lieder varsch watere, ende hi bedalf hem seluen in sijn parc, vast makende als een stede, ende die van Nuchen hilden hem vromelic sonder verschieten, want si meenden vanden keyser ontset te hebbene, ghemerckt dat die keyser gram wardt vp den hertoghe Kaerle dat hy die Rijnsche steden quam bestormen, aenghesien die vrientschap die si tsamen ghehadt hadden ende minsamicheyt binnen der stede van Tryeren, so onlanghe gheleden sijnde. Ende bouen dien die van Kuelen ende andere steden trocken byden keyser, clachtich vallende ouer den hertoghe Kaerle, hoe dat si iammerlic van hem bedwonghen waren also seere dat si nyeuwers thooft huyt steken en dorsten. Ende die keyser dit hoorende, ontseyde den hertoge Kaerle. Ende het scheen dat die bisschop van Meunstere met onsprekelicken volcke vanWestualinghen ghecommen soude hebben vp den hertoge kaerle, ter hulpe van die van Nuchen, welck segghen gheduerde.vi.weken lanc, in tschoonste vanden somere. Maer die tijt ghepasseirt sijnde, ghinc die voorseyde stede vreeselicke bestormen met stercken assaulte, poorten, mueren ende torren in sticken schietende. Ende vele [fol. C.lxxi.v] poorters van binnen schoten oock veil volcx doot in hertoghe Karels heyr. Ende sy hadden binnen der stede die vroomste capiteynen van al den Rijn een grote quantiteyt, te wetene Heer Herman lantgraue van Zassen Ian graue van Vngwestren. Ian graue van Rouckel Ian sijnen sone Heyndrick stael ende sijn broeder. Ian van oorperict Ian van Lijkercke Den Rouck van Haudezeilt Die postulaet van Kuelene Iacob graue van Ysenburch Heer Gheerolf rudder van Breyborch. die marscalc des grauen van Zassen Aernout van Onselet Ioncheer Euert van Wijchen Felix coen van Wederstein Ian Vlec, ende sijn broeders. Ende veil rijcke ionghers vanden Rijne, ende huyten duytschen landen. Item die hertoge Kaerle hadde bi hem vele Inghelschen endeLombaerden die de gaerden vander stede deden in vlien, ende grote foortse vp die stede doende langen tijt gheduerende |
Hierna volgt de oorzaak van de oorlog tussen hertog Karel van Bourgondie en de stad van Neuss anno 1474. Dat 63ste kapittel. [fol. C.lxxi.r] Item, in hetzelfde jaar toen was de bisschop van Keulen, geheten Robrecht, die graag zijn bisschopdom met vrede had bezeten want die van Keulen en die van Neuss die waren hem contrarie en vele andere steden en heren van dat bisschopdom. En hierom trok bisschop Robrecht bij hertog Karel en hij bad hertog Karel alzo veel dat hij beloofde bijstand te doen, alzo hij ook deed. Item, toen hertog Karel had goed verstaan had de rebellie van die van Keulen en vooral die van Neuss toen trok hij met grote mogendheid voor de stad Neuss op de 23ste dag van juli en was de dag van Sint Pantelerius (?). En hij belegerde die stad te land en te water en hij benam hen hun verse water en bedolf zichzelf in zijn perk en maakte het vast als een stad en die van Neuss hielden zich dapper zonder verschieten, want ze meenden van de keizer ontzet te hebben, gemerkt dat de keizer gram werd op hertog Karel dat hij de Rijnse steden kwam bestormen, aangezien de vriendschap die ze tezamen gehad hadden en minzaamheid binnen de stad Trier zo kortgeleden. En bovendien die van Keulen en andere steden trokken bij de keizer en klaagden over hertog Karel hoe dat ze droevig van hem bedwongen waren alzo zeer zodat ze nergens hun hoofd durfden uit te steken. En de keizer hoorde dit en ontzei hertog Karel. En het scheen dat de bisschop van Munster met onuitsprekelijk volk van Westfalen gekomen zou hebben op hertog Karel te hulp van die van Neuss, welk zeggen duurde 6 welen lang in het mooiste van de zomer. Maar toen de tijd gepasseerd was ging hij die stad vreselijk bestormen met sterke aanvallen en schoot poorten, muren en torens stuk. En vele [fol. C.lxxi.v] poorters van binnen schoten ook veel volk dood in het leger van hertog Karels. En ze hadden binnen de stad de dapperste kapiteins van al de Rijn een grote hoeveelheid, te weten; heer Herman landgraaf van Saksen. Ian, graaf van Ungwestren. Ian, graaf van Rouckel Ian, zijn zoon Hendrik Stael en zijn broeder. Ian van Oorperict Ian van Lijkerk Den Rouck van Haudezeilt Die postulaat van Keulen Jacob, graaf van Isenburg Heer Gheerolf, ridder van Breyburcht. De maarschalk van de graaf van Saksen Aernout van Onselet Jonkheer Evert van Wijchen Felix Coen van Wederstein Ian Vlec en zijn broeders. En veel rijke jongeren van de Rijn en uit Duitse landen. Item, hertog Karel had bij hem vele Engelsen en Langobarden die de gaarde van de stad invlogen en deden grote kracht op de stad dat lange tijd duurde. |
[VP den laetsten dach van Meye] VP den laetsten dach van Meye, Anno.M.cccc.ende.lxxv. die keyser ende die Hertoghe van Bourgoengien die swoeren in goder trauwen, als woorden van princhen, inden handen vanden legaet, te wesene executuers ende verwaters van allen den saken die byden tractiete ende accoorde vanden voorseydelegaet, hem lieden soude gheordonneirt ende beuolen sijn. Endedit heift ooc also beloeft voor hem seluen, ende huyten name vanden cooruorsters, te wetene Die eerdtsbisschop van mens Die hertoge van Zassen Die eerdtsbisschop van Triere Die marcgraue van Brandenburch [Vp den vierden dach van Wedemaent] Ende vp den vierden dach van Wedemaent naeruolgende, naer dien dattet al ghesloten ende gheappointiert was tusschen den voorseyde partyen, vp tghene dat die voorseyde legaet hemlieden hadde beuolen ende gheordonneirt. Dese voorseydeLegaet heift ghetoocht ende gheordonneirt in also varre als hijt doen mochte, ende heift beuolen den Keyser ouer hem endeouer sijn viere princhen kuere heren, ende also varre alst vannoorde wesen soude, heift hem lieden verboden ende betrockenonder die obligacie vander belofte ende eede. Ende vp die peyne van versworen te sijne, ende te vallene in die sentencie, endeverwatenesse, ende andere kerckelicke betreckinghen. Dat hanghende die dachuaerden hier naer verclaerst, niet verdraghen noch ghelouen noch belouen ghedaen te sijne, bi hem noch bi anderen princhen hier yeghenwoordich wesende, in sijn velt, noch bi eenich van hem lieden, of van harenondersaten, die welcke dachuaerden sijn den eersten dach vanSeptembre. Ende dandere den eersten dach van Lauwe. Die derde ten eynde van meye, naestcommende, ghelijc totten eynde vander cause, si ghelouen ende ghedoghen ghestelt te sijne inden handen van onsen helegen vader den paeus, ende vandenkeysere, also varre als sijnen rechte n aencleuen mach, alle die steden ende plaetsen toegehorende den eertsbisschop vanKeulen, die welcke die vanden capittele van Kuele voorseydehoude ende ghebruycken, ende dat alle die causen ende verweeren tusschen den voorseyde Eerdtsbisschop ende den capittele, si dat laten ende stellen int vonnesse van onsen heleghen vader den paeus, ten daghe bouen gheseyt, in al dat den saken aencleuen of toebehooren mach. Die voorseydekeyser cesserende, ende laten alle weghen ende faeyten tusschen den voorseyde eertsbisscop, ende den capittele van Kuelene. [fol. C.lxxij.v] [Vp den.v.sten dach van Wedemaent] Item vp den.v.sten dach van Wedemaent, dese voorseydelegaet vp ghelijcke voorme ende besprec, ende vp peyne ende sentencie bouen ghestelt heift ghehuyt ende verclaerst, in al so varre als sijn vermueghen was, ende heift beuolen mijn here den hertoghe dat vanden voorseyde causen ende gheschillen, tusschen den voorseyde Eerdtsbisschop ende den capittele, vanKuelen, hi hem dies niet en onderwinde by weghen van faeyten, maer sal ghedooghen ende laten wesen gheiugiert endegetermineirt, alsoot gheseyt es. Ende also dat hi ghedoochde die stede van Nuchen ghestelt te sijne inden handen vandenvoorseyde legaet, tot den eynde vander cause. Twelcke beuel ende oordonnancie ende vertooch aldus ghedaen byden voorseyde legaet, die voorseyde keyser inden name bouengheseyt, ende mijn heere die hertoghe hebbent danckelic ghenomen, sonder eeneghe swaricheyt daer inne te maken. Item so was voort gheordonneirt dat ter stont naer dat mijn here die hertoghe sijn parc vp ghebroken sal hebben, endeteender andere plaetsen verleyt, so sal die voorseyde keyser vertrecken van ghelijcke, ende sijn parck vp breken, ende elck sal weder trecken te sijnen lande waert. [Den iare.M.iiijc.lxxv] Item omme dieswille dat gheseyt es ende claerlic verstaen, dat hoe wel dat die coninc van Vranckerijcke ende die Hertoghe vanLoreynen sijn ghealigiert metten keyser, so ne sijn sy ne gheensins in tvoorseyde tractie begrepen, noch ooc dye hertoghe van Oostenrijcke, noch die Zwitsers, maer mijn heere die hertoge sal onderhouden tghene dat was voor tbeghinsele van deser oorloghe yeghenwoordich, te wetene dat die cause vandeneerdtsbisschop ghestelt sal wesen in iusticien inden handen vanonsen heleghen vader die paeus ofghedaen alle weghen van faeyten. Ende al waert dat hi orloghen wilde vp die fransoysen, die vanden duytschen landen en souden hem gheensins contrarie sijn. Ende aldus bleef dese orloghe ghepaeyst van der stede van Nuchen in dyen tijden voorseyde. Dit ghesciede binnen den iare.M.iiijc.lxxv. Item in dit selue iaer dede die coninc van Inghelant maken te Brugghe byden Deken vanden scheppers doe was, een tente die meeste dye noeyt ghesien en was, dye welcke was seer rijckelick. |
[Op de laatste dag van mei] Op de laatste dag van mei anno 1475 zwoeren de keizer en de hertog van Bourgondie in goede trouw als woorden van prinsen in de handen van de legaat te wezen executeurs en bewaarders van alle zaken die bij het traktaat en akkoord van die legaat hen zou ordonneren en bevolen zijn. En heeft dit ook alzo beloofd voor zichzelf en uit naam van de keurvorsten, te weten; De aartsbisschop van Mainz De hertog van Saksen De aartsbisschop van Trier De marktgraaf van Brandenburg. [Op de 4de dag van juni] En op de 4de dag van juni navolgende nadat alles besloten en beschikt was tussen die partijen op hetgeen dat die legaat hun had bevolen en geordonneerd. Deze legaat heeft getoond en geordonneerd in alzo ver als hij het doen mocht en heeft bevolen de keizer over hem en over zijn vier prinsen keurheren en alzo ver als het van orde wezen zou heeft hun verboden en getrokken onder de verplichting van de belofte en eed. En op de straf van verzworen te zijn en te vallen in de vonnis en in de ban en andere kerkelijke betrekking. Dat hangende de rechtszaken, hierna verklaard, dat niet verdragen nog beloven gedaan te zijn bij hem nog bij andere prinsen die hier tegenwoordig zijn in zijn veld, nog bij enige van hen of hun onderzaten, welkte rechtszaak zal zijn de eerste dag van september. En de andere de eerste dag van juni. De derde ten einde van mei aankomend gelijk tot het eind van de oorzaak geloven en gedogen ze gesteld te zijn in de handen van onze heilige vader de paus en van de keizer al zo ver als zijn recht aankleven mag alle steden en plaatsen toebehorende de aartsbisschop van Keulen die diegene van het kapittel van Keulen houden en gebruiken en dat alle oorzaken en verweren tussen de aartsbisschop en het kapittel is dat laten en stellen ze in et vonnis van onze heilige vader de paus tot die dag in alles dat de zaak aankleeft of toebehoren mag. Dit laat stoppen de keizer en laat alle wegen en feiten tussen de aartsbisschop en het kapittel van Keulen. [fol. C.lxxij.v] [Op de 5de dag van juni] Item, op de 5de dag van juni heeft deze legaat op gelijke vorm en gesprek op straf van de ban geuit en verklaard in alzo ver als het in zijn vermogen was en heeft bevolen mijn heer de hertog dat van de voorgezegde oorzaken en geschillen tussen de aartsbisschop en het kapittel van Keulen hij zich dus niet onderwindt door enige feiten, maar zal gedogen en laten wezen geindigd, alzo het gezegd is. En alzo dat hij gedoogt de stad Neuss te stellen in zijn handen tot het eind van de oorzaak. Wat bevel en ordonnantie en gezegde aldus gedaan door de legaat de keizer en mijn heer de hertog het in dank hebben aangenomen zonder er enige moeilijkheid in te maken. Item, zo was voort geordonneerd dat terstond nadat mijn heer de hertog zijn perk opgebroken zal hebben en op een andere plaatst verlegd zo zal de keizer dergelijk vertrekken en zijn perk opbreken en elk zal weer naar zijn land trekken. [Het jaar 1475] Item, omdat het gezegd is en duidelijk begrepen, hoewel dat de koning van Frankrijk en de hertog van Lorraine geallieerd was met de keizer, nee zo zijn ze geenszins in het traktaat begrepen, nog ook de hertog van Oostenrijk, nog de Zwitsers, maar mijn heer di hertog zal onderhouden hetgene dat was voor het begin van deze oorlog, te weten de zaak van de aartsbisschop zal gesteld wezen in justitie in de handen van onze heilige vader de paus en afgedaan alle wegen van feiten. En al was het dat hij oorlogen wilde op de Fransen, die van de Duitse landen zouden hem geenszins contrarie zijn. En aldus bleef deze oorlog vredig van de stad Neuss in die tijd. Dit geschiedde binnen het jaar 1475. Item, in hetzelfde jaar liet de koning van Engeland maken te Brugge bij die toen deken van de schippers was een tent de grootste die ooit gezien was die zeer rijk was. |
Hoe Hertoghe Kaerle ontboot alle sine landen, om een dachuaert te houden, binnen der stede van Ghendt. [VP den.xxv.dach in April en vp den.xxvi.sten dach van Meye] [fol. C.lxxiij.r] VP den.xxv.dach in April so was ghehouden eene dachuaert binnen der stede van Ghendt, van alle dese naeruolgende lande. Te wetene Vlaendren, Brabant, Hollant, Zeelant Henegauwe, Gheldre, Zutphen. Ende die van Oude schelde, als Artoys, Bollonoys Pycaerdye. Ende ooc die drie staten van Vlaendren versamende binnen Ghendt, als voorseyde es. Daer was begheert van sprinchens weghe, eene grote sake, ende vele diueersche pointen. Onder alle andere pointen so wilde hi hebben den.vi.sten penninc van alle der lieder goeden, welcke pointen als doe hem ontseyt waren vp den.xxvi.sten dach vanMeye, als den dach vander antwoorde diende. Item in dit selue iaer was te Brugge een Deken vandenlootghieters, gheheeten Reynout Willems, die versmade vp dendach van den heleghen bloede een root sijden byesteken te draghene, naer costumen vp sijnen swarten keerle, nochtans hadde hi present gheweist ten freren, daert vanden.vij.huyswerckers ghesloten was roode gewrochte biesekins te draghene, vp swarte keerels, maer hy contrarie doende, hi wort versproken vp den voorseyde helegen bloetdach vanden anderen.vi.Dekenen, te wetene den Deken vandentemmerlieden, die maetsenare, den tegheldeckere, stroodecker, plaesterare, ende saghere, maer die voorseyde Reynout foolder ende boerder mede, ende sprac vele verwaende woorden, also dat die ander.vi.Dekenen ghinghen ter camere ende gauent te kennene die vander wet. Item dese voorseyde Reynault ter camere ontboden sijnde, noch sprac hi verwaende woorden in die presencie van die vander wet. Seggende hadde hi willen gheteekent gaen, hy ware noch wel stede meester ghebleuen vanden lootghieters, sulcke ende andere grootsche woorden, hem niet berauwende. So wesen hem Schepenen voor een vonnesse, dat hi vp dentoecommende sacraments dach ghecleet soude wesen ghelijc alle dander.vi.dekens, ende daer mede soude sinen paeys gemaect sijn. Item het gheuiel dat die voorseyde Reynault vp den eerstenhelegen Sacraments dach daer naer die recht contrarie dede, want hi cleedde sijnen keersdraghers met eenen groenen habijte, om het welcke vele rochelinge was in sint Saluators prochye. Ende anderweruen ouer hem gheclaecht sijnde, endehem niet willende vougen ter submissien, was met eeneneerlicken dinghedaghe ghebannen.L.iaer huyten lande van Vlaendren. [Vp den vierden dach in Hoymaent] Item in tselue iaer vp den vierden dach in Hoymaent, so quamdie.Co.Edewaert huyt Inghelant te Calis met groter costelichede ende hi hadde wel.xxm. mannen te schepe, omme te treckende in Normandyen, ende so rijckelick en quam noeyt coninc te velde. Ende mevrauwe van bourgoengien was voren ghetrockentsint Omaers om haren broeder te wellecommen. [Den.xi.dach van Hoymaent] Item in tselue iaer van.lxxv.den.xi.dach van Hoymaent, naer dat Hertoghe.K.van voor Nuchen ghescheeden was, doen quamhi te Brugghe, daer hi eerlic ontfanghen was. Maer al tvolc dat met hem quam waren alle meest Inghelschen endeLombaerden. Ende die stede van Brugghe toochde een parc voor sprinchen hof, ende was een figure van Iudas Machabeus. Endedaer stont ghescreuen. Benedictus es saluator iherusalem qui contriuisti Impetum potentis in manu serui tui. Item des daechs daer naer so vertrac hertoghe.K.te Calis waert van Brugge, omme te wesen biden coninc.Edewaert vanIngelant, daer si vele vriendelicker conuersacien te samen hadden. Ende hertoghe.K.hopede dat die.coninc.Edewaert duer sijn lant van Artoys trecken soude naer Normandyen te sijndergheliefte, waer in die Inghelsche heeren verblijt waren, endesprakens den hertoge prijs ende lof. Ende binnen corten daghendaer naer, die hertoghe K.trac met oorloue te Vlaendren waert. Item als dese mare voor den.co.van Vranckerijcke quam, ontsiende die macht vanden.co.Edewaert, ende die macht vanden Hertoghe K. hi sandt terstont een weerdich ambassade aenden.co.van Inghelant. Ende daer was so verre tusschenghesproken midts der belofte ende schatte vanden.Co.van Vranckerijcke, als dat.co.Edewaert thuyswaert keerde met sinenvolcke, elckerlicke wel betalende int lant vandenhertoghe.K.daer hi duer lijden moeste, maer vele vanden Inghelschen heren waren seere tonvreden, want alle dedel mannen hadden den thienden penninck van haren goede daer aen ghehanghen, ende hem lieden seer tachter ghemaect om die voorseyde reyse. [fol. C.lxxiij.v] |
Hoe Hertog Karel al zijn landen ontbood om een rechtszitting te houden binnen Gent. [Op de 25ste dag van april en op de 26ste dag van mei] [fol. C.lxxiij.r] Op de 25ste dag van april zo was een rechtszitting gehouden binnen Gent van al deze navolgende landen. Te weten; Vlaanderen, Brabant, Holland, Zeeland, Henegouwen, Gelre, Zutphen. En die van Oude Schelde, als Artois, Boulogne en Picardie. En ook de drie staten van Vlaanderen verzamelden binnen Gent. Daar was vanwege de prins begeerd een grote zaak en vele diverse punten. Onder alle andere punten zo wilde hij hebben de 6de penning van alle goederen van de lieden, welk punt hem toen ontzegd was op de 26ste dag van mei toen de dag van antwoord diende. Item, in hetzelfde jaar was te Brugge een deken van de loodgieters, geheten Reynout Willems, die versmaad op de dag van het heilige bloed een rode zijden bijsteek te dragen naar gebruik op zijn zwarte overkleed, nochtans was hij present geweest te Freren waar het van de 7 huiswerkers besloten was rode gewrochte biesjes te dragen op zwart overkleed, maar hij deed contrarie en werd versproken op die heilige bloeddag van de andere 6 dekens, te weten de deken van de timmerlieden, de metselaars, de tegeldekkers, strodekkers, pleisteraars en zagers, maar die Reynout foolde en grapte er mee en sprak vele verwaande woorden, alzo dat de andere 6 dekens ter kamer gingen en gaven het die van de wet te kennen. Item, deze Reynout werd ter kamer ontboden en nog sprak hij verwaande woorden in de presentie van die van de wet. Hij zei dat had getekend willen gaan en was nog wel stadsmeester gebleven van de loodgieters zulke en andere grootse woorden en wilde geen berouw tonen. Zo wezen hem de schepenen een vonnis dat hij op de toekomende sacrament dag gekleed zou wezen gelijk de andere 6 deken en daarmee zou zijn vrede gemaakt zijn. Item, het gebeurde dat die Reynout op de eerste heilige sacrament dag daarna recht contrarie deed want hij kleedde zijn kaarsendragers met een groen habijt wat vele beroerte gaf in sint Salvator parochie. En andermaal werd over hem geklaagd en wilde zich niet voegen ter submissie en werd met een fatsoenlijke gerechtsdag 50 jaar gebannen uit het land van Vlaanderen. [Op de 4de dag van juli] Item, in hetzelfde jaar op de 4de dag van juli zo kwam koning Eduard uit Engeland te Calais met grote kostbaarheid en hij had wel 20 000 mannen te scheep op te trekken in Normandi en zo rijk kwam nooit een koning te velde. En mevrouw van Bourgondië was voortgetrokken te Sint-Omaars om haar broeder te verwelkomen. [De 11de dag van juli] Item, in hetzelfde jaar van 1475 de 11de dag van juli nadat hertog Karel van Neuss gescheiden was toen kwam hij te Brugge waar hij fatsoenlijk ontvangen was. Maar al het volk dat met hem kwam waren allermeest Engelsen en van Lombardije. En de stad Brugge toonde een perk voor de hof van de prins en was een figuur van Judas Makkabeus. En daar stond geschreven. Benedictus es salvator Jeruzalem qui contriuisti Impetum potentis in manu servi tui. Item, de dag daarna zo vertrok hertog Karel naar Calais van Brugge om bij koning Eduard van Engeland te wezen waar ze vele vriendelijke conversatie tezamen. En hertog Karel hoopte dat koning Eduard door zijn land Artois trekken zou naar Normandië tot zijn gelieven waarin de Engelse heren verblijd waren en spraken van de hertog prijs en lof. En binnen korte dagen daarna trok hertog Karel met verlof te Vlaanderen waart. Item, toen dit bericht voor de koning van Frankrijk kwam en ontzag de macht van koning Eduard en de macht van hertog Karel zond hij terstond een waardige ambassade naar de koning van Engeland. En daar werd zo ver tussen gesproken, mits de belofte en schatten van de koning van Frankrijk, als dat koning Eduard naar huis keerde met zijn volk en elk wel betaalde in het land van hertog Karel waar hij door moest gaan, maar vele van de Engelsen heren waren zeer ontevreden, want alle edele mannen hadden de tiende penning van hun goed daaraan gehangen en hen zeer achteruit gesteld vanwege die reis. C.lxxiij.v] |
[Als Hertoghe kaerle quam ende ghescheeden was vanden Coninck van Inghelant] Als Hertoghe kaerle quam ende ghescheeden was vanden Coninck van Inghelant, quam hi te Brugghe daer die drie staten vanden lande vergadert waren, den welcken hy een seer lanck relaes dede, hem grotelic beclaghende, ende hi seyde datmen hem nyet gheobegiert en hadde in sijne mandementen. Niet yegenstaende datmen hem was gheuende al dat sijn Cancelier heeschende was, maer hoe dat beleet was, dat beuelic gode. Heyndelic die prinche sprac seer scherpe woorden, segghende. Ghi sult mijn mandementen bet obegieren ende ooc mijnenCancelier, of ick sal hu betooghen dat ghi mijne vianden sijt. Ende si sweghen alle. Ende hem was toe gheleyt vanden vier leden het ghelt van vier duysent mannen, van vier maenden te voren betaelt. Twelc bedrouch die somme van.xxvij.duysent croonen, ende alle die officien van Vlaendren waren verpacht. Ende dit en was noch nyet ghenouch, hy hadde noch huyt Vlaendren C.duyst Rijders siaers, drie iaer lanc gheduerende. Ende te Brugghe was een mandement ter hallen huyt ghelesen, dat hem nyement moeyen en soude te clappene, in wat manieren dese twee coninghen eens gheworden waren so corts, ende dat vp scherpelic ghecorrigiert te sijne. |
[Toen hertog Karel kwam en gescheiden was van de koning van Engeland] Toen hertog Karel kwam en gescheiden was van de koning van Engeland kwam hij te Brugge daar de drie staten van het land vergaderd waren die hij een zeer lang relaas deed en hen zeer beklaagde en zei dat men hem niet gewillig was geweest in zijn mandementen. Niet tegenstaande dat men hem gaf alles dat zijn kanselier eiste, maar hoe dat beleid was dat beval ik God aan. Eindelijk sprak de prins zeer scherpe woorden en zei; ‘Ge zal mijn mandementen beter gehoorzamen en ook mijn kanselier of ik zal u tonen dat gij mijn vijanden bent.’ En ze zwegen allen. En hem was toegezegd van de vier leden het geld van 4 000 mannen van vier maanden tevoren betaald. Wat bedroeg de som van 27 000 kronen en alle officies van Vlaanderen waren verpacht. En dit was nog niet genoeg, hij had nog uit Vlaanderen 100 00 rijders per jaar dat drie jaar lang duurde. En te Brugge was een mandement ter hal uitgelezen dat zich niemand bemoeien zou te klappen in wat manieren deze twee koningen zo gauw eens geworden waren en dat op scherp gecorrigeerd te worden. |
Hoe die Hertoghe Kaerle track naer Loreynen, ende deder daer vele hanghen die hem contrarie gheweist hadden. [fol. C.lxxiiij.r] [In tselue Iaer van.lxxv.] ITem in tselue Iaer van.lxxv.trac hertoghe kaerle met groter macht in Loreynen, daer hy scerpe iusticie dede vp die ghene die hem langhe contrarie gheweist hadden, want hi deder hangenwel tot.c.ende.xl.personen Item binnen den seluen iare waren eenege personenbinnen Atrecht, die de stede van Atrecht verraden soudenhebben, ende ouerghegheuen inden handen vanden fransoysen vp eenen dach datmen daer drouch processye generale, maer byder gracie gods men wierts gheware, ende die mesdadeghe waren gheiusticiert. [Den.xij.sten dach in Octobre en vp den.xxiij.sten dach vander seluer maent] Item in tselue iaer den.xij.sten dach in Octobre, so quamenseker mandementen aen den Baliu, schouteeten, burchmeesters, schepenen, ende raet vander stede van Brugghe, hoe dat seere ghelaboreirt was tusschen den Coninck van Vranckerijcke endeden hertoge kaerle, als dat ghesloten ende gheconcludeirt was warachtich bestant van.ix.iaren, tusschen den coninc ende denhertoghe voorseyde, so dat die coopman vry varen ende keerenmochte ouer beeden sijden. Maer vp den.xxiij.sten dach vander seluer maent, so wasմvoorseyde bestant warachtich huyt gheroupen ter hallen, tusschen den coninc ende den hertoge voorseyde, het welcke bestant inghinc den.xiij.sten dach in Decembre Anno.lxxiiij.tot dat den termijn van.ix.iaren gheleden sal sijn, in welc seggherscip ende appointement den Hertoge kaerle toe gheseyt was die stede van sinte Quintins, met vele andere diueersche redenen. Ter welcker cause men te Brugge drouch eene deuote processie generale, sint Saluators, vp den.xxiij sten dach van Octobre. Anno.lxxv. Ende in die voorseyde processye waren ghedreghen den Fiertre van mijn here sinte Donaes, ende van sinte Bonifacius. Ende was helich dach gheboden dyen dach. Ende sauens waren veil schone vieren gemaect, ende ander vrolicheden bedreuen Es mildelick neghen iaer bestant. Meerst hope ghi die bi dancke claecht Die claerheyt van trooste heift ons bedaecht Gods caritate es wijde ontdaen Dedel coninc die de lelien draecht Es ghebleuen content, twelc ons behaecht Inneghen iaer lanc bestants vermaen Den leeu wil xpristus in staden staen. Ende hem beschermen voor lijdens gru Tsint saluators salmen vrolic gaen In processie te brugghe maria lof hu. |
Hoe hertog Karel trok naar Lorraine en liet er veel hangen die hem contrarie geweest waren. [fol. C.lxxiiij.r] [In hetzelfde jaar 1475] Item, in hetzelfde jaar 1475 trok hertog Karel met grote macht in Lorraine, waar hij zeer scherpe justitie deed op diegene die hem lang contrarie geweest waren, want hij liet wel hangen tot 140 personen. Item, binnen hetzelfde jaar waren enige personen binnen Atrecht die de stad van Atrecht verraden zouden hebben en overgegeven in de handen van de Fransen op een dag dat men daar processie generaal droeg, maar bij gratie Gods werd men het gewaar en de misdadigers werden berecht. [De 12de dag in oktober en op de 23ste dag van dezelfde maand] Item, in hetzelfde jaar de 12de dag in oktober zo kwam er een zeker mandementen aan de baljuw, schouten, burgemeesters, schepenen en raad van de stad Brugge hoe dat zeer gewerkt was tussen de koning van Frankrijk en hertog Karel als dat besloten en geconcludeerd was waar bestand van 9 jaren tussen de koning en de hertog zodat de koopman vrij varen en keren mocht aan beide zijden. Maar op de 23ste dag van dezelfde maand zo was dat bestand waar uitgeroepen ter hal tussen de koning en de hertog, welk bestand inging de 13de dag in december anno 1474 totdat de termijn van 9 jaren geleden zal zijn, in welk zeggen en overeenkomst hertog Karel toegezegd was de stad Saint Quentins met vele andere diverse redenen. Tot welke oorzaak men te Brugge droeg een devote processie generaal te Sint Salvator op de 23ste dag van oktober anno 1474. En in die processie waren gedragen de relikwiekastjes van mijn heer Sint Donaas en van Sint Bonifatius. En was heilige dag geboden die dag. En ‘s avond waren vele mooie vuren gemaakt en andere vrolijkheden bedreven. Es milde negen jaar bestand. Vermeerderd hoop gij die met dank klaagt De helderheid van troost heeft ons bedacht Gods liefdadigheid is wijd geopend De edele koning die de lelies draagt Is gebleven content, wat ons behaagt In negen jaar lang bestand vermaand De leeuw wil Christus bijstaan. En hem beschermen voor lijden gruw Te Sint Salvator zal men vrolijk gaan In processie te Brugge Maria lof u. |
[In dye maent van Nouembre en vp den.ix.sten dach in Decembre] Item in tselue iaer in dye maent van Nouembre, so was denstaet vander stede van Brugge ouersien. Ende het was gheslotenbyden heren ende der wet, ende byden.vi.hooftmannen, endealle dye Dekenen, dat elc hoet taerwe gheuen soude vankaliote.iiij.groten, ende dye rugghe.ij.groten, ende voort alle andere granen in aduenante. Ende waren ghecoren drie ontfanghers van der stede assijsen. Te wetene Ian van ryebeke, Ian die blasere, ende casin pierins, dies en souden si in gheene wetten sijn. Ende dit was ghedaen bi ottroye vanden prinche, drie iaer gheduerende. Ende dese ontfangers saten in een huysekin aen die west sijde vanden braemberch, toebehorende den hudeuetters in Brugghe. Ende binnen der tijt dat die ambachten van Brugghe vergadert waren om dit te concenteirene, so was ten freren inden ommeganc eenen brief gheplact aenden muer met quaden ghescrifte, seer spijtich sprekende vp die wet ende vp die Dekenen, seer quade ende horribele woorden hem lieden aengaende, om twelcke sommeghe personen gheuanghen, gheexamineirt, ende ooc ghepijnt waren. Ende daer naer so was vp den.ix.sten dach in Decembre noch sulc eenen brief ghestelt, twelc was wel een saecke om moeyte of meuterye te makene onder tvolck. [In dit voorseyde iaer van.lxxv] In dit voorseyde iaer van.lxxv.soe gheliefdet onsen heleghenvader den paeus Sixtus die vierde, datmen te Roome hilt tiaer van gracien, ende ordonneirde datment voor aen houden soude, telcken.xxv.iaren, twelcke als doe teerste was. Item int selue iaer was mijn here Anthonis die bastaert van bourgoengien te Rome daer hi met grooter eeren ontfangenwas, vele cardenalen ende bisschoppen hem te ghemoete rijdende. Ende hy wart daer ghelegitimeirt ende ghemaect als ghetrauwe kint. Ende alle dye steden van Italieen ontfinghen hemmet grooter eeren. Item tes te wetene dat in dit bestant van.ix.iaren, dies voorseyde es, die graue van Simpol huyte ghesloten was omsekere causen daer toe dienende. Ende bouen dien so ghinck dye mare achter hem al Vranckerijcke duere, als [fol. C.lxxiiij.v] dat dye graue Lodewijck van Lutcenburch voorseyde, graue van Simpol, ende conincstable van Vranckerijcke, dat hy cause was van alle die gheschillen ende oorloghen diemen rijsen sach tusschen den.co.ende den hertoge Kaerle, ende dat om sijn singulier profijt. Ende dat hi tlant van Vranckerijcke grotelic gheten hadde in den ontfanc vanden volcke van wapenen, rekeninghe doende voor.iijc.glauyen, darer dicwils niet.C.en was het welcke groten schat bedrouch grotelic te sinen profijte. Endemen leyde hem te laste dat mesier Iaques de Simpol hemvanghen liet buyten Atrecht, dattet bi sijnen rade was. Item voort dat sijn sone mijnhere van Ronchy die Zwitsen liet commen in Bourgoengien, ende liet hem steden verbarnen, ende tvolck vermoorden. Item voort tvergheuen vanden hertoghe van Gwyenne, met seyde dat die coninc dat bi sinen rade dede doen. Voort dat hi sijn eenich wijf vergaf met venyne, suster sijnde vander coninghinne van Vranckerijcke, om dat hi niet en wilde dat die kinderen die van hem ende van haer commen souden meer verheuen souden wesen dan sijn eerste kinderen, dye gedescendeirt waren huyten houe van ghistele Item men leyde hem te laste dat sijn meeninghe noch was den.coninck.van Vranckerijcke,ende den hertoge vanBourgoengien noch te vergheuene, om selue noch met sinengheslachte het regement te hebben. Aldus die here van Simpol hem beduchtende van qualic te varen, ende dat al sijn quaet huyt commen soude, vloot huyt Vranckerijcke te Berghen in henegauwe, om beschut te sijne onder hertoge.Ka.protectie. Item corts daer naer quam die Cancelier van Bourgoengien daer by hem, om quansuys met hem te collacionerene. Ende hi dede so vele dat si tsamen reden spelen, aldaer die cancelier secretelic volc van wapenen hadde verborghen. Ende daer was die graue van Simpol gheuanghen, ende ghedeliuereirt den fransoysen, die daer naer wachtende waren. Ende hy was gheuoert te parijs, ende geleyt in behoudender hant gheuangen.Anno.i479. in octobre |
[In de maand november en op de 9de dag van december] Item, in hetzelfde jaar in de maand november zo was de staat van de stad Brugge overzien. En er was besloten bij de heren en de wet en bij de 6 hoofdmannen en alle dekens dat elke hoed tarwe geven zou van inzameling4 groten en de rogge 2 groten en voort alle andere granen navenant. En waren gekozen drie ontvangers van de stad de accijns. Te weten; Ian van Ryebeke, Ian die Blasere en Casin Pierins, dus zouden ze in geen wetten zijn. En dit was gedaan bij machtiging van de prins dat 3 jaren duurde. En deze ontvangers zaten in een huisje aan die westzijde van de Braamberg toebehorend aan de huidvetters in Brugge. En binnen de tijd dat de ambachten van Brugge vergaderd waren om dit toe te staan zo was te Freren in de omgang een brief geplakt aan de muur met kwaad geschrift die zeer spijtig sprak op die wet en op de dekens met zeer kwade en horribele woorden die gen aangingen, waarom sommige personen gevangen, gexamineerd en ook gepijnigd waren. En daarna zo was op de 9de dag van december nog zo’n brief gesteld wat wel een zaak was om moeite of muiterij te maken onder het volk. [In dit voorgezegde jaar van 1475] In dit voorgezegde jaar 1575 onze geliefde het onze heilige vader paus Sixtus de vierde dat men te Rome hield het jaar van gratie en ordonneerde dat me het voortaan houden zou te elke 25 jaren, wat toen de eerste was. Item, in hetzelfde jaar was mijn heer Anthonis de bastaard van Bourgondie te Rome waar hij met grote eer ontvangen werd en vele kardinalen en bisschoppen reden hem tegemoet. En hij werd daar gelegitimeerd en gemaakt als een trouw kind. En alle steden van Italie ontvingen hem met grote eer. Item, het is te weten dat in dit bestand van 9 jaren de graaf van Saint-Pol uitgesloten was om zekere oorzaken daartoe dienende. En bovendien zo ging een bericht achter hem al Frankrijk door als [fol. C.lxxiiij.v] dat graaf Lodewijk van Luxemburg, graaf van Sant-Pol en legeraanvoerder van Frankrijk dat hij de oorzaak was van alle geschillen en oorlogen die men oprijzen zag tussen de koning en hertog Karel en dat om zijn singulier profijt. En dat hij het land van Frankrijk zeer gekost had in de ontvangst van wapenvolk en deed rekening voor 300 lansen waar er vaak niet 100 waren wat een grote schat was tot zijn profijt. En men legde hem te last dat monsieur Jaques de Sant-Pol zich vangen liet buiten Atrecht dat het bij zijn raad was. Item, voort dat zijn zoon, mijn heer van Ronchy, de Zwitsers liet komen in Bourgondië en liet hem steden verbranden en het volk vermoorden. Item, voort het vergeven van de hertog van Guienne, men zei dat de koning het op zijn raad liet doen. Voort dat hij zijn eigen wijf vergaf met venijn die de zuster was van de koningin van Frankrijk omdat hij niet wilde dat de kinderen die van hem en van haar komen zouden meer verheven zouden zijn dan zijn eerste kinderen die afgekomen waren uit de hof van Gistel. Item, men legde hem te last dat zijn bedoeling nog was de koning van Frankrijk en de hertog van Bourgondie nog te vergeven om zelf met zijn geslacht het regiment te hebben. Aldus vreesde de heer van Saint-Pol dat het hem kwalijk zou gaan en dat al zijn kwaad uitkomen zou en vloog uit Frankrijk te Bergen in Henegouwen om beschut te zijn onder de bescherming van hertog Karel. Item, kort daarna kwam de kanselier van Bourgondie daar bij hem om kwansuis met hem te collationeren. En hij deed zoveel zodat ze tezamen reden spelen, aldaar de kanselier geheim wapenvolk had verborgen. En daar werd de graaf van Saint-Pol gevangen en geleverd aan de Fransen daarop wachtten. En hij werd gevoerd te Parijs en gelegd in behouden hand gevangen anno 1479 in oktober. |
Hier naer es volghende tverlijden vanden voorseyde graue van Simpol, in articulen. Dat eerste artikel. LOdewijc van Lutcenburch wijlen graue van Simpol endeconincstable van Vranckerijcke, hi heift ghekent buyten bande van pijnen voor mueghende mannen ende notable persoonen, niet bi fortsen, noch bi dreeghemente, maer bi vryen wille, dat hi den graue van Chaerloys brochte te montherry, omme te leuerene den coninc, want hi met sinen volcke trac aen deen sijde, omme twelcke hem beloeft was het conincstabelscip vanVrancrijcke. Voort heift hy verkent die selue Lodewijc van Lutcenburch, als doe hy hoorde dattet paeys ghemaect was, tusschen den coninck ende den hertoghe van Gwyenne, endedat dye Hertoghe van Gwyenne soude ghetraut hebben des conincx dochtere van Spaengien. Dese selue Lodewijck screef neerstelick aen den hertoghe van Gwyenne eenen brief, aengaende alle ontradinghe van dien, ende dat hi dat huwelic niet doen en soude, of die coninc sijnen broeder en soude hemgheuen thertoochschip van Gwyenne, ghelijck hy hemghenomen hadde tlant van Normandyen, maer at hi te Roome seynden soude om absolucie vander belofte die hi ghedaenhadde den hertoghe van Bourgoengien, maer dat hi hem soude doen hebben in huwelicke die dochter vanden hertoghe van Bourgoengien. Ende met aldusdaneghe lueghenen heift hy belet groot profijt der croone van Vranckerijcke. Voort dye selue Lodewijc heift ghekent dat hi mijn here Phelippe pot, ende mijn here Phelippe boutton beloefde te bringhene te sijnen acoorde den hertoghe van Borbon, ende te ghecrijghene sijnen seghele om te treckene in Sauoyen. Maer die hertoghe van Borbon en wilder hem nyet mede moeyen, ende hi wederseyt gheheelic, seggende. Om also aerme te sijne als die prophete Iob was, so en sal ic die croone niet onghetrauwe sijn. Voort kende die selue Lodewijc hoe dat hem die coninc ghebeden hadde dat hi scrijuen soude aen den coninc Edewaert van Inghelandt, ende aen die coninghinne, ende aen den here van Somberset, ende aen den heere van scales ende meer andere heren, dat si den paeys houden wilden die ghemaect was byden.Coninc. [fol. C.lxxv.r] ende byden graue van Werwijc, waer vp hy antwoorde dat hijt gheerne doen soude, maer hi dede al die gheheel contrarie aenden here van scales. Voort soe kende dye selue Lodewijc hoe dat die.co.vanVranckerijcke hem quam te Haen, in Vermandoys, ende hadde ghedaen maken een harryere tusschen hem endeden.co.voorseyde onder welcke barriere die.co.croop, endequam ootmoedelic totten seluen here Lodewijc, ende nam hemvriendelic inden aerme, hem biddende dat hy hem ghetrouwe wesen soude. Twelcke hi den coninc voorseyde beloefde. Maer binnen.ij.daghen daer naer beloefde hi den hertoghe vanBourgoengien der contrarie, ende dat hi hem bouen al ghetrauwe blijuen soude, vp dat hi hem helpen wilde dat hi Conincstable mochte blijuen ende dat hy hem wilde gheuen.xmleeuwen om sijn wapeninghe mede te houden alst hem noot ware. Voort verkende noch die selue Lodewijc dat hi ghescreuenhadde aen den hertoge K.van Bourgoengien, als dat hi noch denConinc van Vranckerijcke leueren soude, ende hem dan sijn leuen te cortene ende te doodene, ende dat men dye Coninghinne verseynden soude varre buyten haren landen in groter ellenden. Voort verkende dye selue Lodewijc dat hi den Hertoghe van Calaberen ontraden ende verboden hadde te commene byden.co.van vranckerijcke, want dye.co.soude hem eewich gheuanghen houden. Maer riet hem te treckene te Gwysen met sijnen volcke van wapenen om bystant te doene denInghelschen contrarie der croone van Vranckerijcke. Voort kende die selue Lodewijc dat hi den coninc vanInghelant beloeft hadde te doene hebben die stede van Amyens, Abeuile, ende Pieroone, omme sijn volc van wapenen in te legghene, ende beloefde hem dat hi hem die croone vanVranckerijcke soude doen winnen. Dies begheerde hy voor sijn deel het Graefschip van Sampaengien ende Brye Ende dye hertoghe van Bretaengien soude hebben tgraefschip van Poyntieu. |
Hierna volgt het bekennen van de graaf van Saint-Pol in artikels. Dat eerste artikel. Lodewijk van Luxemburg, wijlen graaf van Saint-Pol en legeraanvoerder van Frankrijk, heeft getekend buiten banden van van pijnen voor vermogende mannen en notabele personen, niet bij kracht, nog bij dreigementen, maar uit vrije wil dat hij de graaf van Charlois bracht te Monterrey om hem de koning te leveren want hij trok met zijn volk aan de ene zijde waarom hem beloofd was het legeraanvoerderschap van Frankrijk. Voort heeft hij bekend dat diezelfde Lodewijk van Luxemburg toen hij hoorde dat er vrede gemaakt was tussen de koning en de hertog van Guienne en dat de hertog van Guienne zou trouwen met de koningsdochter van Spanje. Deze Lodewijk schreef vlijtig aan de hertog van Guienne een brief aangaande het onraden van die en dat hij het huwelijk niet doen zou of de koning, zijn broeder, zou hem geven het hertogdom van Guienne gelijk hij hem genomen had het land van Normandi, maar dat hij te Rome zenden zou om absolutie van de belofte die hij gedaan had de hertog van Bourgondie, maar dat hij hem zou laten hebben in huwelijks de dochter van de hertog van Bourgondie. En met al dusdanige leugens heeft hij belet groot profijt de kroon van Frankrijk. Voort heeft die Lodewijk bekend dat hij mijn heer Phelippe Pot en mijn heer Phelippe Boutton beloofde te brengen tot zijn akkoord de hertog van Bourbon en te krijgen zijn zegel om te trekken in Savoie. Maaer de hertog van Bourbon wilde zich er niet mee bemoeien en hij weersprak het geheel en zei; ‘Om alzo arm te zijn als de profeet Job zo zal ik de kroon niet ontrouw zijn.’ Voort bekende die Lodewijk hoe dat hem de koning gebeden had dat hij schrijven zou aan koning Eduard van Engeland en aan de koningin en aar de heer van Somerset en aan de heer van Sales en meer andere heren dat ze de vrede houden wilden die gemaakt was door de koning. [fol. C.lxxv.r] en de graaf van Warwick, waarop hij antwoordde dat hij het graag doen zou, maar hij deed geheel contrarie aan de heer van Sales. Voort ze bekende Lodewijk hoe dat de koning van Frankrijk hem kwam te Haen, in Vermandois, en had laten maken een barrire tussen hem en de koning onder welke barrire de koning kroop en kwam ootmoedig tot de heer Lodewijk en nam hem vriendelijk in de armen en bad hem dat hij hem getrouw wezen zou. Wat hij de koning beloofde. Maar binnen 2 dagen daarna beloofde hij de hertog van Bourgondie het contrarie en dat hij hem boven al getrouw blijven zou opdat hij hem helpen wilde dat hij legeraanvoerder mocht blijven en dat hij hem wilde even 10 000 leeuwen om zijn wapens mede te houden als het hem nodig was. Voort bekende Lodewijk dat hij geschreven had aan hertog Karel van Bourgondie als dat hij nog de koning van Frankrijk leveren zou en hem dan zijn leven te korten en te doden en dat men de koningin zenden zou ver buiten haar land in grote ellenden. Voort bekende Lodewijk dat hij de hertog van Calabri ontraden en verboden had te komen bij de koning van Frankrijk, want de koning zou hem eeuwig gevangen houden. Maar raadde hem aan te trekken naar Guise met zijn wapenvolk om bijstand te doen de Engelsen contrarie de kroon van Frankrijk. Voort bekende Lodewijk dat hij de koning van Engeland beloofd had te laten hebben de stad Amiens, Abbeville en Peronne om er zijn wapenvolk in te leggen en beloofde hem dat hij hem de kroon van Frankrijk zou latenwinnen. Dus begeerde hij voor zijn deel het graafschap van Champagne en Brey. En de hertog van Bretagne zou het graafschap van Ponthieu hebben. |
Hoe Lodewijc Conincstable van Vranckerijcke onthooft was binnen Parijs. [Vp den.xix.sten dach van Decembre] ITem dyt al gehoort vanden heren vanden parlemente, so wart dye voorseyde Lodewijc verlaten van sijnen Conincstabelschepe, ende van alle den officien die hy in Vranckerijcke hadde, ende hi worde ghedeclareirt crimineil, omme welcke cryeme hy worde ghevonnest ter doot, ende sijn hooft te verliesen vp een schauot, vp die plaetse a greue. Maer omme die hoocheyt vanden huwelicke dat hy voortijts ghedaen hadde, so deden die herenvanden parlemente hem die gracie, datmen sijn edele lichame begrauen soude in die heleghe eerde, naer betamen. Ende dit vonnesse was openbaerlicke ghepronunciert in tparlement, te Parijs, vp den.xix.sten dach van Decembre.Anno.M.iiijc. Ende.lxxv.bi mijn here Pietre doryole, Ruddere ende Cancelier van Vranckerijcke. Item dese voorseyde here onthooft sijnde in presencie vangrooter menichte van volcke, want vele huysen waren die weeghen ende daken ghebroken, om dat so vele volcx daer vp clam om dye iusticie te siene. Ende die iusticie ghedaen sijne, quamen die broeders van den fremenueren, ende droughenhem weerdelic ter eerden ende begrouuene binnen harenconuente. Ende dyt naeruolgende Incarnacioen was ghemaect te Parijs in eewiger memorien. Comes sancti pauli occubuit parisius Hoe dye Hertoghe Kaerle van Bourgoengien beleyde die stede van Nanchy, int lant van Loreynen. [fol. C.lxxv.v] |
Hoe Lodewijk, legeraanvoerder van Frankrijk, onthoofd was binnen Parijs. [Op de 19de dag van december] Item, dit werd alles gehoord van de heren van het parlement en zo werd die Lodewijk verlaten van zijn legeraanvoerder schap en alle officies die hij in Frankrijk had en hij werd gedeclareerd crimineel om welke crime hij ter dood gevonnist werd en zijn hoofd op een schavot te verliezen op de plaats A Greve. Maar vanwege de hoogheid van het huwelijk dat hij voortijds gedaan had zo deden de heren van het parlement hem de gratie dat men zijn edele lichaam begraven zou in heilige aarde, naar betamen. En dit vonnis was openbaar geprononceerd in het parlement te Parijs op de 19de dag van december anno 1475 bij mijn heer Pietre Doryole, ridder en kanselier van Frankrijk. Item, deze heer werd onthoofd in presentie van een grote menigte van volk want van vele huizen waren de wagens en daken gebroken omdat zoveel volk daarop klom om de justitie te zien. En toen de justitie gedaan was kwamen de minderbroeders en droegen hem ter aarde en begroeven hem binnen hun convent. En deze navolgende rijm was gemaakt te Parijs in eeuwige memorie. ‘Comes sancti pauli occubuit parisius’. Hoe hertog Karel van Bourgondië belegerde de stad Nancy in het land van Lorraine. [fol. C.lxxv.v] |
[ITem int selue Iaer van.lxxv.] ITem int selue Iaer van.lxxv.was die Hertoghe Kaerle int lant van Loreynen, daer hier voren wat of verhaelt staet. Ende hi beleyde die stede van Nanchy, die welcke stede haer seluen vp gheuen moeste, den xxviij.sten dach van Nouembre, bi assaulte ende ooc bi honghere. Ende Hertoghe Kaerle ghecreech doe tlant van Loreynen in sijnder onderdanichede, ende hy screef hemseluen here van Nanchy, van Bar, ende van vaudemont. Item men mochte vraghen wat dede Hertoghe Kaerle in Loreynen, of wat hi daer te doene hadde. Daer vp salmen verstaen dat die hertoghe van Loreynen den hertoghe Kaerle ontseyde in dien tijden als hy voor Nuchen lach. Ende huyt dyen onsegghene resen alle die orloghen, want die Zwitsen quamentotten hertoghe van Loreynen, ende sy trocken int lant vanSauoyen ende van Bourgoengien, stichtende brant ende roof. Ooc es te wetene dat die hertoghe Lodewijc vanOostenrijcke vercochte den hertoghe Kaerle een graefschip, ligghende aen der Zwitsen lant, ende aen Elzaten, gheheetentgraefschip van Foretten, daer dat die Zwitsen seer gram om waren, want si onthoofden daer omme eenen Ruddere, hofmeestere ende dienare vanden hertoghe Kaerle voorseyde, ende ne wilden niet dat sulc een prinche kennesse hebben soude in tlant van Zwitsen. Ende hier omme rees eenen grooten twist tusschen Zwitsen ende den hertoghe Kaerle. Item corts hier naer soe versaemde die hertoge Kaerle weder een grote heyrcracht midts dat hi daer te voren eenen slach ghehadt hadde yegens den zwitsen. Ende hi trac voor een stede gheheeten Fryburch, daer vele zwitsen hem quamenbeuechten, maer daer worder grote menichte van hem lieden versleghen, het welcke was den eersten strijt yeghens die zwitsen. Ende die Zwitsen siende tgrote verlies van harenvolcke, so ontboden sy den hertoge Kaerle te leueren eenenstaenden strijt, ende noemden tijt ende dach van commene. Item die hertoghe kaerle maecte hier yeghens grote ghereescepe, sinen dach verwachtende. Ende hi stont met sinenedelen.iij.daghen lanc in battaelgien, clouckelic verbeydende sijn vianden die zwitsen, maer si en quamen niet [fol. C.lxxvi.r] Item die edelen vermoeyt sijnde van dyen langhenverwachtene, ten eynde bi consente vanden prinche, si staecten hare battaelgie, ende elc trac te sijnen logijste, hem liedenontwapenende, etende ende drinckende, ende slapende vangroter vermoeytheden. Dit was den Zwitsen ghewroucht vanden vitaelgiers van dien lande. Ooc mede die Zwitsen saghen al vanhooghen berghen die daer int lant staen, dies quamen si onuoorsien van eender sijde, ende die Hertoghe van Loreynen, met Salazar die Capiteyn, dye huyt Vranckerijcke quansuys ghebannen was ende si brochten den standaert van Melanenmede als vrienden, ende sloughen in vander andere sijde, endesi ghecreghen also dye auangaerde, ende versloughen meneghen man. Ende daer was versleghen dye graue van Merle, die hadde eenen wapen rock van Bourgoengien aen, dies meenden si den Hertoge kaerle selue te hebbene, want si en hadden gheen ontfaermenesse, noch sy en spaerden nyement. Ende si wonnen Hertoge Karels parc ende alle dengienen, endegroten swaren schat. Ende dit was int iaer.M.iiijc.ende.lxxvi.in Wedemaent, vp den dach vanden.xm. martelaren, ende dit was den tweesten strijt. Het velt daer dit gheschiede, hiet mozack. Ende Hertoghe.K.vertrac huyten velde, ende moeste die vlucht nemen al tot salines in Borgoengien Item als die Zwitsen vernamen dat si den graue vanMaerle verslegen hadden, ende niet den hertoghe Kaerle, si waren seer ontstelt maer doch si begrouuen den voorseyde heere met groter weerdicheyt naer sijne edelhede in een van haerlieder kercken. |
[Item, in hetzelfde jaar 1475] Item, in hetzelfde jaar 1475 was hertog Karel in het land van Lorraine, waarvan hier voor wat verhaald staat. En hij belegerde de stad Nancy waardoor die stad zich overgeven moest op de 28ste dag van november door aanvallen ook door honger. En hertog Karel kreeg toen het land van Lorraine in zijn onderdanigheid en hij schreef zichzelf heer van Nancy, van Bar en van Vaudemont. Item, men mocht vragen wat deed hertog Karel in Lorraine of wat had hij daar te doen. Daarop zal men verstaan dat de hertog van Lorraine hertog Karel ontzei in die tijd toen hij voor Neuss lag. En uit dat ontzeggen resen alle oorlogen, want de Zwitsers kwamen tot de hertog van Lorraine en ze trokken in het land van Savoie en van Bourgondie, en stichtten brand en roof. Ook is te weten dat hertog Lodewijk van Oostenrijk verkocht aan hertog Karel een graafschap dat lag aan Zwitserland en aan Elzas geheten het graafschap van Foretten, waar de Zwitsers zeer gram om waren, want ze onthoofden daarom een ridder, hofmeester en dienaar van hertog Karel en nee wilden niet dat zoՠn prins kennis hebben zou aan Zwitserland. En hierom rees en grote twist tussen de Zwitsers en hertog Karel. Item, kort hierna verzamelde hertog Karel weer een grote legermacht mits dat hij daar tevoren een slag gehad had tegen de Zwitsers. En hij trok voor een stad geheten Freiburg waar vele Zwitsers hem kwamen bevechten, maar dar werd een grote menigte van hen verslagen wat de eerste strijd was tegen de Zwitsers. En de Zwitsers zagen het grote verlies van hun volk zo ontboden ze hertog Karel te een staande strijd te leveren en noemden tijd en dag van komen. Item, hertog Karel maakte hiertoe groot gereedschap en wachtte op die dag. En hij stond met zijn edelen 3 dagen lang in slagorde en wachtte kloek op zijn vijanden de Zwitsers, maar ze kwamen niet. [fol. C.lxxvi.r] Item, de edelen die vermoeid waren van het lange wachten staakten ze met toestemmening van de prins hun slagorde en elk trok naar zijn logies en ontwapenden zich en aten en dronken en sliepen van grote vermoeidheid. Dit was de Zwitsers gewrocht van het voedsel van dat land. Ook mede de Zwitsers zagen al van hoge bergen die daarin het land staan en kwamen onvoorziens van een zijde en de hertog van Lorraine, met Salazar de kapitein die uit Frankrijk kwansuis gebannen was, en ze brachten de standaard van Milaan mee als vrienden en sloegen in van de andere zijde en ze kregen de voorhoede en versloegen menige man. En daar was verslagen de graaf van Merle en die had een wapenrok aan van Bourgondië, dus meenden ze hertog Karel zelf te hebben want ze hadden geen ontferming, nog ze spaarden niemand. En ze wonnen hertog Karels perk en alle machines en grote, zware schat. En dit was in het jaar 1476 in juni op de dag van de 10 000 martelaren en dit was de tweede strijd. Het velt waar dit geschiedde heette Mozack. En hertog Karel vertrok uit het veld en moest de vlucht nemen al tot Salines in Bourgondië. Item, toen de Zwitsers vernamen dat ze de graaf van Merle verslagen hadden en niet hertog Karel, waren ze zeer ontsteld, maar toch begroeven ze die heer met grote waardigheid naar zijn edelheid in een van hun kerken. |
[Dit es tachste toysoen] Dit es tachste toysoen, ghehouden inden Haghe, in Hollant ende dit waren die heeren die daer die oorden hilden met grooter weerdicheyt. Anno.M.CCCC.ende.lxxvi.Ende eerst. Alfonce coninc van Aragon ende van Cecilien Kaerle hertoghe van Orlyens Hughe de lannoy here van Santes Anthonis van croy graue van Persen Pieter van Betfremont here van Caruy Ian van croy heere van Toures Anthonis van meluyn here van Antoengen. Ian van Vergy heere van Fyenes Boudin van noyre heere du casteul Andries heere van Humerees Sanche du cardon graue van Aeraengen Ian van nuefcasteel heer van Montaghu. Guyliebert de lannoy heere van wijckeuael. Lodewijck hertoghe van Alenchon Hughe de lannoy here van molenbays Iacob de crichy heere van Renaples Symoen de la layn heere van houte Thybault here van Neufcasteel Ian bastaert van simpol here van haubordin Fransoys van borssele here van Oosteruant Reynault van breeroode heere van Vyanen Heyndric van borsele heere vander Vere Ian heere van Auchy Ian heere van Cleuen, graue van Maerle Ian heere van Lannoy Item corts hier naer, so worde die here van Breane, broeder vanden voorseyde graue van Maerle ontfanghen als here van Ghistele, ende vander toolne van Brugghe, ende daer of nam possessie een Rudder, broeder sijnde van mer vrauwe van Bryane. Item in desen tijt wasmen altijt besich omme tontfanghen tghelt vander amortisacie, als hier voren verhaelt es Ende vandesen waren principale voortstelders meester Anthonis aenroen, proost van.s.Donaes in Brugge, als ouer Vlaendren. Ende in Hollant warent meester Ian de leeu, ende Ian vanboschuysen die groten twist maecten onder den geestelicken lieden [In dit selue iaer van.lxxvi.] Item in dit selue iaer van.lxxvi.so was vp den auent van sint Ians gheboorte te Bruesel een grote beroerte onder tgemeente ende commuyn yegens die heren, maer mijn here van rauesteyn die steldet al te paeyse vp dien tijt [Vp den laetsten dach van wedemaent] Item vp den laetsten dach van wedemaent.Anno.lxxvi.dwelcke was eenen sondach, doe was broeder Gillis die baerdemakere doctuer in Theologien van Parijs, ende broeder vandenconuente vanden fremenueren in Brugge bisscop ghewijt in tselue clooster, ten bywesene van drien anderen bisschoppen Te wetene den bisscop van Ambordan huyt scotlant, ende die suffragaen van cherenburch die den dienst ende die cheremonien dede, ende die suffragaen van Camerijcke, twelc deuoot om sien was. Ende hi wort gheheeten bisscop van Sareyten, ende suffragaen van Doornicke. [fol. C.lxxvi.v] [Vp den.xxvij.sten dach van Hoymaent] Int selue iaer vp den.xxvij.sten dach van Hoymaent so warenbuyten Brugge bi sinte Michiels onthooft een vader, ende sijn sone als straetroouers, die welcke vele lieden of ghestelt hadden ter langher haghe. Ende die executie dede Ian van Dadyzeele stedehoudere vanden Souuerein van Vlaendren. Item vp den seluen tijt wasmen seere lastich den gheestelickenstaet, altijt om tghelt vander amortisacie. Ende Hertoghe kaerle hadde altijt strijt yeghen dye Zwitsen, maer hi bleef altijt meer tonder dan te bouen |
[Dit is het achtste gulden vlies] Dit is het achtste gulden vlies gehouden in Den Haag in Holland en dit waren de heren die daar de orde hielden met grote waardigheid anno 1476. En eerst. Alfons, koning van Aragon en van Sicilie Karel, hertog van Orleans Hugo de Lannoy, heer van Santes Anthonis van Croy, graaf van Persen Pieter van Betfremont, heer van Caruy Ian van Criy, heer van Tours Anthonis van Meluyn, heer van Antoing Ian van Vergy, heer van Fyenes Boudin van Noyre, heer du Casteul Andries, heer van Humerees Sanche du Cardon, graaf van Orange Ian van Neufchchatel, heer van Montaigu. Guyliebert de Lannoy, heer van Wijckevael. Lodewijk, hertog van Alenon Hugo de Lannoy, heer van Molenbaix Iacob de Crichy, heer van Renaples Symoen de la Layn, heer van Houte Thybault, heer van Neufschatel Ian bastaard van Saint-Pol, heer van Haubourdin Fransoys van Borssele, heer van Oostervant Reynault van Brederode, heer van Vianen Heyndric van Borsele, heer van de Veere Ian, heer van Auchy Ian, heer van Kleef, graaf van Merle Ian, heer van Lannoy. Item, kort hierna zo werd de heer van Breane, broeder van de graaf van Merle, ontvangen als heer van Gistel en van de tollen van Brugge waarvan bezitting nam een ridder die broeder was van mevrouw van Breane. Item, in deze tijd was men altijd bezig om het geld te ontvangen van de kerkelijke heffingen zoals hiervoor verhaald is. En hiervan was de belangrijkste opzetter meester Anthonis Aenroen, proost van Sint Donaas in Brugge, als over Vlaanderen. En in Holland waren het meester Ian de Leeuw en Ian van Boschuysen die grote twist maakten onder de geestelijken lieden. [In hetzelfde jaar 1476] Item, in hetzelfde jaar 14776 zo was op de avond van Sint Jans geboorte te Brussel een grote beroerte onder de gemeente en commuun tegen die heren, maar mijn heer van Ravestein stelde alles in vrede op die tijd. [Op de laatste dag van juni] Item, op de laatste dag van juni anno 1476 wat een zondag was toen was broeder Gillis de Baerdemakere, doctor in theologie van Parijs en broeder van het convent van de minderbroeders in Brugge bisschop gewijd in hetzelfde klooster in het bijzijn van die anderen bisschoppen. Te weten; de bisschop van Aberdeen uit Schotland en de suffragaan van Cherbourg die de dienst en de ceremonie deed en die suffragaan van Kamerijk, wat devoot om te zien was. En hij werd geheten bisschop van Sareyten, en suffragaan van Doornik. [fol. C.lxxvi.v] [Op de 27ste dag van juli] In hetzelfde jaar op de 27ste dag van juli zo waren buiten Brugge bij Sint Michiels onthoofd een vader en zijn zoon als straatrovers die vele lieden afgezet hadden ter lange haag. En de executie deed Ian van Dadizeele, stadhouder van de soeverein van Vlaanderen. Item, op dezelfde tijd was men zeer lastig de geestelijke staat en altijd om het geld van de kerkelijke heffingen. En hertog Karel had altijd strijd tegen de Zwitsers, maar hij bleef altijd meer ten onder dan te boven. |
[Den.v.sten dach Lauwe] [Hier naer volcht] den derden strijt vanden hertoghe kaerle yeghen die Zwitsen, [Hier naer volcht] den derden strijt vanden hertoghe kaerle yeghen die Zwitsen, waer of datmen secht dat die moghende Prinche, naer huytwijsen vanden Coronijcken (niet ter preindicie van hem gheseyt, noch ter cleenicheyt vanden lande) bleuen soude sijn, welcken strijt gheschiede vp den Derthien auent, den.v.sten dach Lauwe voor Nanchy.Anno.M.iiijc.ende.lxxvi. ALs dye Hertoghe Kaerle van Borgoengien aldus ghescheeden was, als voorseyde es, soe vergaderde hy weder groote menichte van volcke, ende hi quam weder met groter moghenthede int lant van Loreynen voor die stede van Nanchy, die hi tanderentijden ghewonnen hadde, ende schoot hem lieden poorte endemueren of, maer si hilden hem vromelic, nochtans hadde si hemwel willen vp gheuen, behouden lijf ende goet, maer die Hertoghe kaerle die wildese hebben te sijnen wille Ende tvolc van Nanchy aensiende sijne moghentheyt, bleuenghedoochsaem in haren lijdene. Oock mede hadden si binnenharer stede een groot deel van Lombaerden, fransoysen, endeduytschen. Item Hertoghe Kaerle lach aldus meneghe weke voor dye stede van Nanchy in groter coude, ende ghebreck van vitaelgie, ende andere diueersche nootdruften, want men tot hem nyet wel gheraken en conste, lettel naerder dan te Lutcenburch, endedat deden die boeren vanden lande ende andere moordenaers, die laghen in bosschen ende in haghen Item die voorseyde Hertoghe screef om volck van wapenenedele ende andere, dies waren hem ghesonden een deel pijckeniers huyt vlaendren, [fol. C.lxxvij.r] maer si en consten byden prinche niet gheraken vanden vianden. Ooc mede was hem ghesonden een grote somme vanpennighen maer dat ghelt en mocht niet voorder gheraken dat te Lutcenburch. Item die hertoghe Kaerle aldus liggende al den couden wintere voor die stede van Nanchy, nauwelic hebbende.vi.duysent personen van wapenen, so ghebuerdet dat hem ontrac een Lombaert, een graue van kakebache met alle sijn Lombaerden, het welcke was een vroom capiteyn, ende hi sloot selue die passaedge, met twee waghenen daer ons volck sercours huyt commen mochte. [Vp den.v.sten dach van Lauwe] Item dit siende monseur Iaques galyoot ooc een Lombaert gaft den prinche te kennene, ende riet hem te vertreckene, ghemerct dat hi secretelic brieuen ontfanghen hadde, dat die Zwitsen vp hem commen souden wel met xvi.of.xviijm.duysent mannen, ende dat si te cranck waren die Zwitsen te beuechtene maer die prinche namt inomweerdicheden Segghende die veruaert es die vertrecke Item het gheuiel vp den.v.sten dachvan Lauwe, sondach wesende, ende ooc derthien auent, so quamen die Zwitsen met groter moghenthede, ontent den.x.hueren voor der noene vp den hertoghe Kaerle, daer bitterlicken seer ghesleghen was. Daer sachmen den hertoghe Kaerle als een briesschende leeu rijden in die menichte vanden Zwitsen smijtende ende hauwende, sonder ontsienesse. Ende het gheuiel dat die Zwitsen die victorie hadden, ende ons volc iammerlic vermoort, ende vele verdroncken in die riuiere. Ende es wel te bemoedene dat die hertoghe Kaerle daer in dien strijt bleef, ende menich edel man, want si en spaerden nyement Endeeeneghe vloden duer dwatere ouer dye riuiere, auentuerende haerlieder lijf, maer vele van dien verdroncken. Ende die Conte van Cacabache die vinc alle die vluchtege dye hi ghecrijghen conste, ende steldese te rensoene. Ende dese fellen bloedeghen strijt gheuiel vp den.v.sten dach van Lauwe voor die stede vanNanchy. Int iaer.M.CCCC ende.lxxvi.vp den Derthien auent, god ghedincke alle sielen Amen. |
[De 5de dag van januari] Hierna volgt de derde strijd van hertog Karel tegen de Zwitsers. Hierna volgt de derde strijd van hertog Karel tegen de Zwitsers waarvan men zegt dat de vermogende prins, naar het uitwijzen van de kronieken (niet ter nadeel van hem gezegd, nog te kleineren van het land) gebleven zou zijn wat geschiedde op Driekoningenavond, de 5de dag van januari voor Nancy anno 1476. Toen hertog Karel van Bourgondie aldus gescheiden was zo verzamelde hij weer een grote menigte van volk en kwam weer met grote mogendheid in het landt van Lorraine voor de stad Nance die hij te andere tijden gewonnen had en schoot hun poorten en muren af, mar ze hielden zich dapper, nochtans hadden ze zich wel over willen geven behouden lijf en goed, maar hertog Karel die wilde ze hebben te zijn wil. En het volk van Nancy aanzag zijn grote mogendheid en bleven gedogen in hun lijden. Ook mede hadden ze binnen hun stad een groot deel van Langobarden, Fransen en Duitsers. Item, hertog Karel lag aldus menige weken voor de stad Nancy en grote koude en voedselgebrek en andere diverse nooddruft want men kon niet goed bij hem komen, wat tot te Luxemburg en dat deden di boeren van het land en andere moordenares die in bossen en hagen lagen. Item, de hertog schreef om wapenvolk, edele en andere dus waren hem gezonden een deel piekeniers uit Vlaanderen, [fol. C.lxxvij.r] mar ze konden niet bij de prins komen door de vijanden. Ook mede was hem gezonden een grote som van penningen, maar dat geld kon niet verder komen dan te Luxemburg. Item, hertog Karel die aldus lag de hele koude winter voor de stad Nancy en nauwelijks had 6 000 personen van wapens zo gebeurde het dat hem ontkwam een van Lombardije, een graaf van Kakebach, met alle zijn volk van Lombardije wat een dappere kapitein was en hij sloot zelf de passage daar ons volk hulp uit komen mocht. [Op de 5de dag van januari] Item, dit zag monsieur Jaques Galyoot, ook een van Lombardije en gaf het de prins te kennen en raadde hem aan te vertrekken, gemerkt dat hij geheime brieven ontvangen had dat de Zwitsers op hen komen zouden wel met 16 of 18 000 mannen en dat ze te zwak waren om die Zwitsers te bevechten, maar de prins nam het in onwaarde en zei; Ԡdie bang is, is die vertrekt. Item, het gebeurde op de 5de dag van januari wat een zondag was en ook driekoningenavond zo kwamen de Zwitsers met grote mogendheid omtrent 10 uur voor de noem op hertog Karel, waar zeer bitter geslagen werd. Daar zag men hertog Karel als een briesende leeuw rijden in de menigte van de Zwitsers smijten en hauwen zonder te ontzien. En het gebeurde dat de Zwitsers de victorie hadden en ons volk droevig vermoord en velen verdronken in die rivier. En het is wel te vermoeden dat hertog Karel daar in die strijd bleef en menige edele man, want ze spaarden niemand. Enigen vlogen door het water over de rivier en avontuurden hun lijf, maar velen ervan verdronken. En de graaf van Cacabache die ving alle vluchtelingen die hij krijgen kon en stelde ze op losgeld. En deze felle bloedige strijd geviel op de 5de dag van januari voor de stad Nancy in het jaar 1476 op Driekoningenavond, God gedenkt de zielen. Amen. |
Hoe die heere Anthonis bastaert, die tijdinghe ontfanghen hadde, vander doot vanden Hertoghe Kaerle. Ende hoe mer Ioncvrauwe Marie, met allen die heeren ende vrauwen, iammerlicke beclaechden tverlies van haren lieuen vadere, salegher ghedachten. Dat.lxv.Capittel. Mijn here Anthonis die bastaert die tijdinghe ontfaen hebbende vander doot vanden Hertoghe, salegher ghedachten, was seere bedruct, ende Marie sijn eeneghe dochtere van ghelijcken, ende alle dye vrauwen ende ioncfrauwen vanden houe waren in grote drucke, ende alle dye landen van sulck een vroom prinche, want ontsienlicker niet vele ghesien en was. Item die coninck van Vranckerijcke ooc die tijdinghe hebbende dat hertoge Kaerle doot was, hy brac terstont tbestant van ix.iaren dat tusschen den Hertoghe Kaerle ende hemghemaect was, ende begonste terstont ghereeschepe van orloghen te maken, ende vele quaets te doene in sprinchenlanden.etc. Voort soe was vele beroerten in allen plecken. Ende specialicken was seere bedruct me vrauwe van Bourgoengien, sijne gheselnede. Ende binnen der stede van Ghendt waren ontboden mijn here van Rauesteyn, ende meer andere edele, omme aduijs te nemene, hoe datmen die landen soude moghen regieren. Item soe was gheordineirt dat die vier landen te samen beloofden ende beseghelden mer Ioncfrauwe Marie van [fol. C.lxxviij.r] Bourgoengien goet ende ghetrauwe te wesene. Ende dit sijn die vier landen, te wetene Vlaendren met datter aen cleift, ende met sijnen toebehoorten, te wetene tlant van Namen, ende van Artoys. Brabant met sijnen toebehoorten, te wetene Lottrijcke, Lymborch, ende tgraefscip des helichs rijcx. Hollant met sijnen toebehoorten, te wetene Zeelant, Hoorne, Heyncuse, endeWesturieslant Henegauwe met Pycaerdyen, ende tlandt vanBollonoys, vanden welcken mer voorseyde Ionckfrauwe vanBourgoengien den voorseyde landen groten danc seyde. Item corts daer naer so was die Hertoghe van Ghelre ontsleghen huyter vanghenesse van Cortrijcke, ende hi was seer vrolick ende blijde binnen der stede van Ghendt. Item inden seluen tijt was die Suffragaen van Ludicke, die gheuanghen hadde gheweist drie iaer in Ghelderlandt, bydentoe doene van mijn here van Himbercourt, ooc verlost endeontslegen, ende weder ghestelt in sinen staet. Item tcommuyn van Ghendt certeyn verstaende dat hertoghe Kaerle doot was, ende aensiende tquaet regement dat si langhe hadden moeten lijden van haren regierders, so trocken si elc bysonder in die wapene, te wetene elc ambocht vp sijn huys, hem lieden daer secretelick houdende, vanden welcken me vrauwe ende mer ioncfrauwe van Bourgoengien seer beladen waren, ende deden besoucken weghen van paeyse, ende vanslandts vrientschepe, maer tcommuyn van Ghendt en wilde huyter wapene nyet scheeden, ten ware datmen hem lieden liete ghebruycken hare rechten ende preuilegien, alsoot hem liedenbeloeft was inden paeys van Doornicke, dies was te Ghendt vp den.xxviij.dach van Lauwe die kaliote of gheroupen, dye welcke gheduert hadde sichtent den Iare liij.tot int iaer.M.iiijc.ende.lxxvi. Ende baden mer ioncfrauwe ootmoedelicke dat si als graefnede van Vlaendren hem lieden dat beseghelen wilde, het welcke me ioncfrauwe hem lieden vriendelic consenteirde, maervolgende in ghescriften, aldus inhoudende MArie byder gracien gods Hertoghinne van Bourgoengien, doen te wetene dat wi ontfaen hebben dootmoedege supplicacie endeversouc, ons wel gheminden Schepenen van beede den banckenvan Ghendt, ende dye.ij.Dekenen vander voorseyde stede, also wel voor hem lieden, als ouer ende inden name vanden goedenlieden, poorters, ende inwonende van onser voorseyde stede begrepen in sekere pointen ende articulen daer of tinhoudenvan dyen hier naer verclaerst staet. Item die Schepenen vanden tween bancken endedie.ij.Dekenen vander voornoemde stede van Ghendt, hebben last te biddene mer gheduchter ioncfrauwe in alder ootmoedicheyt, dat haer ghelieue in die stede van den eerstenarticulen vander preuileidgie, dat hoe bi huerer gracie, onlancx gheaccordeirt heift dese huer stede van Ghendt te stellene in sulcker vryheden, rechten ende preuilegien, husaedgien ende costumen, ende in sulcke ghebruycsamichede van dien, dat die voorseyde stede was ten tijden, dat wijlen van salegher memorien die hertoghe Phelips haer groot here regierde, endesijn lant ontfinc, ende alsoo die poorters ende inwonende vandie stede van Ghendt daer of ghebruyct hebben, tot int iaer.M.iiijc.ende.L.achteruolgende den paeys van Doornicke, ende also hi te sijnen ontfanghen eedt dede. Ende in deser manieren ghelieue haer den eedt te doene. Ende voort in die presencie of by wesene van die van Ghendt te nyeuten te doene alle die verbanden ende obligacien die sichtent den seluen tijt ghedaen ende ghemaect hebben gheweist, ten laste vander stede, vanden poorters, ende inwonende van diere. Eerst dat die vanden ambachten moghen van nuv voort aenkiesen hueren Deken nae der ouder costume, sonder die selue Dekens te presenteirene die vander wet vander voorseyde stede |
Hoe de heer Anthonis de bastaard die tijdingen ontving van de dood van hertog Karel. En hoe mevrouw jonkvrouw Marie met alle heren en vrouwen droevig beklaagden het verlies van haar lieve vader, zaliger gedachtenis. Dat 65ste kapittel. Mijn heer Anthonis de bastaard die de tijding ontvangen had van de dood van de hertog, zaliger gedachte, was zeer bedrukt en Marie zijn enige dochter dergelijk en alle vrouwen en jonkvrouwen van de hof waren in grote droefheid en alle landen van zoՠn dappere prins want meer ontzien waren er niet veel. Item, de koning van Frankrijk die ook de tijding ontvangen had dat hertog Karel dood was brak terstond het bestand van 9 jaren dat tussen hertog Karel en hem gemakt was en begon terstond oorlogsgereedschap te maken en deed veel kwaad in de landen van de prins, etc. Voort zo waren er vele beroerten in alle plekken. En speciaal zeer bedroefd mevrouw van Bourgondie, zijn gezellin. En binnen de stad Gent waren ontboden mijn heer van Ravestein en meer andere edele omme advies te nemen hoe dat men die landen zou mogen regeren. Item, zo was geordineerd dat de vier landen tezamen beloofden en bezegelden mevrouw jonkvrouw Marie van [fol. C.lxxviij.r] Bourgondie goed en getrouw te wezen. En dit zijn die vier landen, te weten; Vlaanderen met dat er aankleeft en met zijn toebehoren, te weten, het land van Namen en van Artois, Brabant met zijn toebehoren, te weten Lotharingen, Limburg en het graafschap van het heilige rijk, Holland met zijn toebehoren, te weten. Zeeland, Hoorn, Enkhuizen, en West-Friesland, Henegouwen met Picardie en het land van Boulonois, waarvan de jonkvrouw van Bourgondie die landen grote dank zei. Item, kort daarna zo was de hertog van Gelre ontslagen uit de gevangenis van Kortrijk en hij was zeer vrolijk en blijde binnen de stad Gent. Item, in dezelfde tijd was de suffragaan van Luik, die drie jaar gevangen was geweest in Gelderland door het toedoen van mijn heer van Humbercourt, ook verlost en ontslagen en weer in zijn staat gesteld. Item, de gemeente van Gent die zeker verstond dat hertog Karel doos en aanzagen het kwade regiment dat ze lang hadden moeten lijden van hun regeerder zo trokken ze elk in de wapens, te weten, elk ambacht op zijn huis en hielde zich daar geheim waarvan mevrouw en jonkvrouw van Bourgondie zeer beladen waren lieten wegen van vrede zoeken en van land vriendschap, maar de gemeente van Gent wilde niet uit de wapens scheiden, tenzij dat men hen liet gebruiken hun rechten en privilegies, alzo het hen beloofd was in de vrede van Doornik, dus was te Gent op de 28ste dag van januari de inzameling afgeroepen die geduurd had sinds het jaar 53 tot in het jaar 1476. En baden mevrouw jonkvrouw ootmoedig dat ze als gravin van Vlaanderen hen dat bezegelen wilde, wat mevrouw jonkvrouw he vriendelijk toestond, navolgde in geschriften die aldus inhouden; Marie bij de gratie God hertogin van Bourgondie laat weten dat we ontvangen hebben de ootmoedige smeekbede en verzoek van onze goed beminden schepenen van beide de banken van Gen en de 2 dekens van de stad, alzo wel voor hen las voor en in de naam van de goede lieden, poorters en inwoners van onze stad begrepen in zekere puiten en artikelen waarvan de inhoud hierna verklaard staat. Item, de schepenen van de twee banken en de 2 deken van de stad van Gent hebben last te bidden mevrouw geduchte jonkvrouw in alle ootmoed dat het haar gelieve in plaats van de eerste artikels van de privilegies dat hoe bij haar gratie onlangs toegestemd deze haar stad Gent stelt in zoՠn vrijheid, rechten en privilegies, gewoonten en gebruiken en in zulk gebruik er van zoals die stad was ten tijden dat wijlen van zalige memorie hertog Filips, haar grootvader, regeerde en zijn land ontving en alzo de poorters en inwoners van Gent dat gebruikt hebben tot in het jaar 1450 achtervolgende de vrede van Doornik en alzo hij tot zijn ontvangen eed deed. En in deze manier gelieft haar de eed te doen. En voort in de presentie of bijzijn van die van Gent te niet te doen alle verbonden en verbintenissen die sinds die tijd gedaan en gemaakt zijn geweest ten laste van de stad, van de poorters en inwoners ervan. Eerst dat die van de ambachten mogen van nu voortaan kiezen hun deken naar het oude gebruik zonder diezelfde dekens te presenteren aan die van de wet van de stad. |
[Den vierden dach van Sporcle] Item insghelijcx dat die vander weuerye sullen ooc harenDeken kiesen nae oude costumen, also si ghewone sijn vandoene, eenen discreten man daer toe dienende. Ootmoedelic versouckende byden voorseyde Schepenen, Dekenen, endegoede lieden van Ghendt hem lieden te willen verleenen, consenteiren, ende willecueren dese voornoemde pointen endearticulen. Ende dye doen incorporeiren in tvoorseyde preuilegie hem lieden als nuv bi ons ghegheuen, in die stede vandeneersten ende vanden tweesten articulen, daer in verclaerst, ende also si hier bouen aen ons [fol. C.lxxviij.v] versocht hebben, ende hem lieden te deelene hier vp onse gracien. Waer omme wi aengesien die voorseyde saken, endegheconsenteirt bi ons die voorseyde pointen ende articulen, sonderlinge ghemerckt dye gode minne ende ionste die dye voorseyde goede lieden van ghendt ons van langhen tijden ghetoocht ende bewesen hebben. Ende omme ander redenen int lange verclaerst, in tvoorseyde preuilegie hebbengheconsenteirt, gheaccordeirt ende ghewillecuert, consenteren accorderen, ende willecueren, voor ons ende onse hoyrs, endenaercommers, grauen ende graefneden van Vlaendren denseluen goeden, poorters, ende inwonende van Ghendt, dese voorseyde pointen ende articulen hier bouen ghescreuen endeverclaerst, omme vanden inhoudene van dien, bi onse voorseyde stede te huseirene ende te ghebruyckene eewelic ende tallen daghen paeysiuelicke te vulcommene, sonder belet of deficulteyt ter contrarie. Belouende dit als princersse te onderhoudene, also varre alst in ons es, ende te doen expedierene, inder vormen bouen gheseyt, onder onsen seghele in groenen wasse, ende met sijden coorden also gheringhe als onsen seghele ware ghemaect ende ghegraueirt, sonder eenich sins te doene of te latene doene ter contrarie, in oorcontschepe van welcken saken hebben wy dese yeghenwoordege letterengheteekent met onser hant. Ende omme meerder approbacie onse harde lieue ende seere gheminde neue, mijn here vanRauesteyn heift dit oock gheteekent met sijnder hant tonsen versoucke, ende ghedaen seghelen met sijnen seghele hier aen ghehanghen. Ende dit was ghedaen den vierden dach van Sporcle.Anno.M.CCCC.ende.lxxvi. [Den.x.sten dach van Sporcle] Item in tselue iaer den.x.sten dach van Sporcle, so trac me ioncfrauwe van Bourgoengien te Zwijngaerde waert omme die rechten ende preuilegien te onderhoudene. Ende specialic was dye cause vanden ballinghen, die welcke waren wel seuenhondert vp dien tijt, ende si en mochten als doe aen haer nyet verweruen haerlieder incommen met haer maer si vercreghen huer inlant, duer vreese van beroerte binnen.ij.daghen daer naer, ende hadden gracie. Item me ioncfrauwe track naer Zwijnaerde, als voorseyde es, met.v.vergulden waghene, die alle ouerdect waren met swarten lakene, ende ooc die peerden totten voeten, ende die wagenaers alle in swarte abijten. Ende inden eersten waghene sadt me ioncfrauwe voorseyde. Ende die wedewe van haren vader sadt neffens haer te harer rechter hant, dies men mer ioncfrauwe grote eere sprac. Ende met haer reden te peerde. Eerst die bisschop van Ludicke Mijn heere van Rauesteyn. Phelippe monseur Mijn heere van Bryane Die graue van Romont, ende vele andere edele heeren. Ende dye van Ghendt hadden huyt ghemaect.ijc. artchiers al met swarte iorneyen, hebbende boghen ende trossen, endeschoon saladen vp thooft seer rijckelic. Ende bouen dien so waren ghecoren huyten ambochten van Ghendt totten ghetale van.iiijc.mannen die alle mede ghinghen in tvulle harnasch, omme mer ioncfrauwe voorseyde te bewarene. Ende te Zwijnaerde was een gulden laken ghesleghen bouen haren hoofde, daer si sadt naer costume. [Den.xvi.sten dach van Sporcle] Item tsanderdaechs den.xvi.sten dach van Sporcle quam si weder binnen Ghendt met hueren state, ende track also te sinte Pieters, daer si messe hoorde, ende beswoer daer dye heleghe kercke naer costume. Ende van daer trac mer ioncfrau Marie in.s.Ians kercke voor den docsael, daer si tlant van Vlaendrenbeswoer, achteruolgende die preuilegien, ende naer thuytwijsen vanden paeyse van Doornicke, inder seluer manieren dat hertoge phelips haer groothere besweerende was. Ende beloefde alle verbanden ende obligacien te nieuten te doene, ende daer was den clocstrinc neder ghelaten,waer aenhinghen.iij.roosenhoeden, in teeken vanden maechdelickenstate, ende si trac met hueren maechdelicken handen den reep, ende dede die clocke vp slaen.v.slaghen, ende tvolck tviel vp sijn knyen, ende dancten gode. Ende van daer trac si ten toochhuyse, daer ontallic volc was Ende daer was een Aduocaet van ghendt die huer hueren eedt staefde, in deser manieren. |
[De vierde dag van februari] Item, insgelijks dat die van de weverij zullen ook hun deken kiezen naar oud gebruik zoals ze gewoon zijn te doen, een discrete man die daartoe dient. Ootmoedig verzoeken bij de schepenen, dekens en goede lieden van Gent hen te willen verlenen, toestemmen en willekeuren deze voornoemde punten en artikelen. En die laten incorporeren in het voorgezegde privilegie hen als nu bij ons gegeven in plaats van de eerste en tweede artikels daarin verklaard en alzo ze hier boven aan ons [fol. C.lxxviij.v] verzocht hebbe, en hem mee te delen hierop onze gratie. Waarom we aangezien die voorgezegde zaken en toegestemd bij ons die punten en artikels vooral gemerkt hebben Gods minne en gunst die de goede lieden van Gent ons van langen tijde getoond en bewezen hebben. En om andere redenen in het lang verklaard in het voorgezegde privilegie hebben toegestemd, overeengekomen en willekeur, consenteren, accorderen voor ons en onze erfgenamen en nakomelingen, graven en gravinnen van Vlaanderen die goeden, poorters en inwoners van Gent deze punten en artikel hierboven geschreven en verklaard is om de inhoud er van bij onze stad te gebruiken eeuwig en te alle dagen vredig te voldoen, zonder belet of moeilijkheid ter contrarie. Beloven dit als prinses te onderhouden alzo ver als het in ons is en te laten uitvoeren in de vorm boven gezegd onder onze zegel in groene was en met zijden koorden alzo gauw als onze zegel was gemaakt en gegraveerd zonder enigszins te doen of te laten ter contrarie en ter verkondiging van die zaken hebben we deze tegenwoordige brieven getekend met onze hand. En om meerder goedkeuring van onze erg lieve en zeer beminden neef, mijn heer van Ravestein, heeft dit ook getekend met zijn hand op ons verzoek en laten zegelen met zijn zegel hieraan gehangen. En dit was gedaan de 4de dag van februari anno 1476. [De 10de dag van februari] Item, in hetzelfde jaar de 10de dag van februari zo trok mevrouw jonkvrouw van Bourgondië te Zwijnaarde waart om die rechten en privilegies te onderhouden. En speciaal was de oorzaak van de ballingen waarvan er wel 700 waren op die tijd en ze toen aan haar niet verwerven hun inkomen met haar, maar ze verkregen hun land door vrees van beroerte binnen 2 dagen daarna en hadden gratie. Item, mevrouw jonkvrouw trok naar Zwijnaarde met 5 vergulden wagens die allen overdekt waren met zwart laken en ook de paarden tot de voeten en de wagenaars allen in zwarte habijten. En in de eerste wagen zat mevrouw jonkvrouw. En de weduwe van haar vader at neffens haar tot haar rechterhand, dus sprak men van mevrouw jonkvrouw grote eer. En met haar reden te paard. Eerst de bisschop van Luik Mijn heer van Ravestein. Phelippe monsieur Mijn heer van Bryane Die graaf van Romont en vele andere edele heren. En die van Gent hadden uitgemaakt 200 boogschutters allen met zwarte wapenrokken en hadden bogen en trossen en mooie helmen op het hoofd zeer rijk. En bovendien ze waren gekozen uit de ambachten van Gent tot het getal van 400 mannen die allen medegingen in het volle harnas om mevrouw jonkvrouw te bewaren. En te Zwijnaarde was een gulden laken geslagen boven haar hoofd waar ze naar gebruik zat. [De 16de dag van februari] Item, de volgende dag de 16de dag van februari kwam ze weer binnen Gent met haar staat en trok alzo naar Sint Pieters waar ze mishoorde en bezwoer daar de heilige kerk naar gebruik. En vandaar trok mevrouw jonkvrouw Marie in Sint-Jans kerk voor de galerij waar ze het land van Vlaanderen bezwoer en volgde na de privilegies naar het uitwijzen van de vrede van Doornik, in dezelfde manier als hertog Filips, haar grootvader, bezwoer. En beloofde alle verbonden en verzekeringen te niet te doen en daar was een klokkentouw neergelaten waaraan hingen 4 rozenhoeden als teken van maagdelijke staat en ze trok met haar maagdelijke handen de repen liet die klok 5 slagen slaan en het volk viel op de knien en dankten God. En vandaar trok ze ten rechtshuis waar ontelbaar volk was. En daar was een advocaat van Gent die haar eed staafde in deze manier. |
Dit es den eedt van der Princersse Marie [fol. C.lxxix.r] DAt sweerdy gherecht vrauwe ende graefnede van Vlaendren te sijne, metdatter toebehoort, die heyleghe kercke huer recht te houdene ende te doen houdene, ende dye preuilegien, vryheden, costumen, ende husaedgien, ende rechten te houdene, also wilen van saleger ghedachten die Hertoghe Phelips huwen grootheere dat beswoer, alsoe dye poorters ende inwonende van Ghendt dat ghebruyct hebben totten iare.M.CCCC.L.achteruolghende den paeys van Doornicke. Ende ooc die nyeu preuilegien van hu ghegheuen, ende beloeft te nyeuten te doene alle verbanden dye sichtent den iaer.L.ghemaeckt sijn ten laste vanden poorters ende inwonende van Ghendt, wedewen ende weesen in rechte te houdene, endeal te doene dat eene gherechte vrauwe ende graefnede vanVlaendren schuldich es van doen, al den tijt dat ghijt wesen sult, also moet hu god helpen ende alle gods heleghen. Item dit ghedaen sijnde, dye voorseyde Aduocaet dede den volcke dat beneden stont hueren eedt ooc doen der voorseydeprincersse, ende beloefden haer goede en ghetrauwe subgijten te sijne. Dit naeruolghende es die Coronijcke van ioncfrauwe Marie, eeneghe dochter vanden edelen hertoghe Kaerle, als maecht sijnde. Ende regierde tlant als Princersse, met haren heren, ontrent.xiij.maenden.Anno.M.CCCC.lxxvi. [Vp den.xviij.sten dach van Sporcle] MArie van Bourgoengien, eeneghe dochtere vanden Hertoge Kaerle, graue van Vlaendren was graefnede van Vlaendren, in die stede van haren vadere, ende hadde alle dye signoryen ende heerlicheden dye huer vader hadde. Ende hueren eedt ghedaenhebbende, so trac dye voorseyde princersse van daer tot haren houe met schoonen state. Ende achteruolghende die preuileidgien vanden coninc Lodewijc van Vranckerijcke, so sandt si vier commissaresen ter ghereeschepe om een nieuwe wet te vermakene Ende was ghedaen vp den.xviij.sten dach van Sporcle naer die costume. [Den.xxvij.sten dach van Sporcle] Item in desen seluen tijt ghinghen dye van Brugghe in die wapene, elc in sijn ambochts huys, sonder yement yet te mesdoene, om dat si hadden gheerne ghesien te nyeuten doen den brief vanden verbande, die welcke ghenouch bi bedwanghe gheconsenteirt was int iaer.M.iiijc.ende.xl.twecke hem liedenaldoe beloeft was te doene binnen.xiiij.daghen. Ende omme tcommuyn te vreden te stellen, so was te Brugge byden beuele van onser nyeuwer princersse Iacob van halewijn sinen eedt weder nyeuwe ghedaen doen, voor vijf schepenen van Brugge vanden Baliuschepe van Brugghe. Ende daer was ghedaen commen een Anthonis vander Vicht, ende hy swoer Scoutheeten van Brugghe voor die Schepenen voorseyde, in die presencie vanden voorseyde Baliu. Ende dit was vp den.xxvij.sten dach van Sporcle. Item des anderdaechs was een ghebodt ghedaen vander brusscher keyte, dat dye maer.ij.Inghelschen ghelden en soude, ende die Delfsche keyte.iiij.Inghelschen, ende die Assijse vanden corte wijnen was oock ghemindert.xij.mijten vp elcken stoop. Item vp desen tijt so ruymden eeneghe heeren huyter stede van Brugghe, daer meester Guylame Hautein eene of was, [fol. C.lxxix.v] ende hadden hem gheborghen in een schip, wel voorsien vangoude ende van seluer, wijn, olye broot ende harinc. Endeeenege wordens gheware, ende liepen achter te haluen weghe Damme, ende brochten tschip weder omme, ende hem daer mede, ende droncken sijnen wijn, ende aten sijn spijse, maer si en daden hem anders niet. Item inden seluen tijt corts daer naer trac die burchmeester van Brugge Ian van nieuwenhoue dhoude oock huyt Brugghe, ende die ontfanghere generael, meester Pieter lanchals ooc, ende het bleec dat si vanden commuyne veruaert waren. [Den xxviij.sten dach van Sporcle] Item vp den.xxviij.sten dach van Sporcle mijn here vandenGruythuyse, capiteyn van der stede van Brugghe quamghereden van Ghendt, ende sprac binnen den auende alle die Dekenen van Brugghe, hem lieden biddende dat si huyter wapenen gaen wilden, elck in sinen vrede, hi behoeft hemlieden groten bystant te doene. Maer alle dye ambochten spraken si en begheerden niet te mesdoene, maer si begheerden bouen alle sake dye brieuen van verbande te nyeuten te hebbene, ende hare rechten ende preuilegien te ghebruyckene, ghelijc die Hertoghe phelips salegher ghedachten tlant beswoer in sijnen tijden. |
Dit is de eed van prinses Marie [fol. C.lxxix.r] Dat zweer je gerechtige vrouw en gravin van Vlaanderen te zijn met dat er toebehoort, de heilige kerk zijn recht te houden en te laten houden en de privilegies, vrijheden, gebruiken en gewoontes en rechten te houden, alzo wijlen van zalige gedachtenis hertog Filips uw grootvader dat bezwoer, alzo de poorters en inwoners van Gent dat gebruikt hebben tot het jaar 1450 navolgende de vrede van Doornik. En ook de nieuwe privilegies van u gegeven en belooft te niet te doen alle verbonden die sinds het jaar 1450 gemaakt zijn ten laste van de poorters en inwoners Gent, weduwen en wezen in recht te houden en alles te doen dat een gerechte vrouw en gravin van Vlaanderen schuldig is te doen, al de tijd dat gij het wezen zal alzo moet God u helpen en alle Gods heiligen. Item, toen dit gedaan was liet de advocaat het volk dat beneden stond ook hun eed doen tot de prinses en beloofden haar goede en getrouwe onderhorigen te zijn. Dit navolgende is de Kroniek van jonkvrouw Marie, enige dochter van de edele hertog Karel, als maagd zijnde. En regeerde het land als prinses met haar heren omrent 13 maanden anno 1476. [Op de 18de dag van februari] Marie van Bourgondie, enige dochter van hertog Karel, graaf van Vlaanderen was gravin van Vlaanderen in plaats van haar vader en had alle heerschappij en heerlijkheden die haar vader had. En toen ze haar eed gedaan had zo trok ze vandaar tot haar hof met mooie staat. En achtervolgde de privilegies van koning Lodewijk van Frankrijk zo zond ze vier commissarissen ter gereedschap om een nieuwe wet te vermaken. En dit was gedaan op de 18de dag van februari naar het gebruik. [De 27ste dag van februari] Item, in dezelfde tijd gingen van Brugge in de wapens en elk in het huis van zijn ambacht, zonder iemand iets te misdoen omdat ze graag te niet hadden gezien de brief van het verbond die genoeg onder bedwang toegestemd was in het jaar 1440, wat hen toen beloofd was te doen binnen 14 dagen. En om de gemeente tevreden te stellen zo was te Brugge op bevel van onze nieuwe prinses Jacob van Halewijn zijn eed weer opnieuw gedaan voor vijf schepenen van Brugge van het baljuwschap van Brugge. En daar was laten komen een Anthonis van de Vicht en hij zwoer de schouten van Brugge voor de schepenen in de presentie van de die baljuw. En dit was op de 27ste dag van februari. Item, de volgende dag was een gebod gedaan van de Brusselse kuit (bier) dat die maar 2 Engelsen gelden zouden en de Delfts kuit 4 Engelsen en de accijns van de korte wijnen was ook verminder 12 mijten op elke stoop. Item, op deze tijd zo ruimende enige heren uit de stad Brugge waar meester Guylame Hautein een van was [fol. C.lxxix.v] en hadden zich verborgen in een schip, goed voorzien van goud en van zilver, wijn, olie, brood en haring. Enige werden het gewaar en liepen achter ten halve weg te Damme en bochten het schip weer terug en hem daarmee en dronken zijn wijn en aten zijn spijs, maar de deden hem anders niets. Item, in dezelfde tijd kort daarna trok de burgemeester van Brugge, Ian van Nieuwenhoven de oude, ook uit Brugge, en die ontvanger generaal, meester Pieter Lanchals ook en het bleek dat ze van de gemeente bang waren. [De 28ste dag van Februari] Item, op de 28ste dag van februari kwam mijn heer van de Gruijthuijsen, kapitein van de stad Brugge aangereden en sprak binnen de avond alle deken van Brugge en bad hen dat ze uit de wapens wilden gaan en elk in zijn vrede, hij beloofde hun grote bijstand te doen. Maar alle ambachten spraken ze en begeerden niets te misdoen, maar ze begeerden boven alle zaken de brieven van verbond te niet hebben en hun rechten en privilegies te gebruiken, gelijk hertog Filips zalige gedachtenis het land bezwoer in zijn tijden. |
[Den vierden dach in Maerte] Mijn here vanden Gruythuyse beloefde sijn beste te doene, ende haer rechte ende preuilegien te doene ghebruyckene. Endehi trac weder te ghendt waert by mer ioncfrauwe vanBourgoengien, ende hy dede so vele dat hi den brief vandenverbande vercreech, ende meer ander felle verbanden, daer tcommuyn van Brugge niet vp en geloofde, ende quamen weder binnen Brugghe metten voorseyde verbande, den vierden dach in Maerte. Ende byden Dekenen ende commuyne commende, hi ontdeckte tlast dat hy hadde van mer ioncfrauwe vanBourgoengien, het welcke waren die pointen hier nae volghende. Eerst dat mijn ioncfrauwe hebben soude den vijfsten penninc vanden incommene vander stede van Brugge Ten tweesten so wie bastaert ware, ende te Brugghe storue sonder poorter of poortersse te sijne, dat mijn Ioncfrauwe voorseyde daer of soude hebben deene heltscheede vanden goede, ende die stede dander heltscheede, maer die bastaerden poorters of poorterssen sijnde, als die storuen, haerlieder maechschip souden haerlieder goet deelen, inder manieren of sy gheen bastaert en waren. Ten derden was die begheerte, dat dye Dekenen ende al tcommuyn hem verbinden souden vp die verbuerte van lijue ende van goede, ende vanden ambochten dat si nyemende mesdoen en souden. Te wetene mer Ioncfrauwe of hare naercommers, grauen of graefneden sijnde van Vlaendren, of dye van haren bloede waren, ofte officiers, Baliuus, Schouteetens, burchmeesters, schepenen, raet, tsheeren knapen, scadebeletters, ende andere naeruolghende. Vp twelcke het voorseyde commuyn antwoorde dat si hem in gheender manieren meer verbinden en wilden, ghemerct dat elc dye poorter es ende hy mesdoet, sijn lijf ende goet staet te rechte ende te wette. Ende so varre was hier of ghesproken, dat die begheerte van dien verbande achter ghehouden was, want men gheuoelde wel bycans bi wien dattet versocht was, maer vandenanderen.ij.pointen soudemen goelicx te vreden sijn. [Den vijfsten dach van Maerte.Anno.lxxvi] Item doe badt mijn heere vanden gruythuyse alle den Dekens ende Ambochten dat si huyter wapene wilden gaen, elck in sijne vrede. Dies beloefde hi hem lieden den brief van verbande te doen hebbene, ende te casserene. Ende dit was vp den vijfsten dach van Maerte.Anno.lxxvi. |
[De vierde dag in maart] Mijn heer van de Gruijthuijsen beloofde zijn beste te doen en hun rechten en privilegies te laten gebruiken. En hij trok weer naar Gent bij mevrouw jonkvrouw van Bourgondie en hij deed zoveel dat hij de brief van het verbond kreeg en meer andere felle verbonden waar de gemeente van Brugge niet in geloofde en kwam weer binnen Brugge met dat verbond de vierde dag in maart. En toen hij bij de dekens en gemeente kwam vertelde hij de last die hij had van mevrouw jonkvrouw van Bourgondie, wat waren die punten die hierna volgen. Eerst dat mijn jonkvrouw hebben zou de 5de penning van de inkomst van de stad Brugge. Ten tweede zo wie bastaard was en te Brugge stierf zonder poorter of poorteres te zijn dat mijn jonkvrouw daarvan zou hebben de enen helft scheiding van het goed en de stad de andere helft, maar die bastaarden poorters of poorteressen waren als die stierven zou hun verwanten hun goed verdelen op de manier alsof ze geen bastaard waren. Ten derden was die begeerte dat de dekens en hele gemeente zich verbinden zouden op het verbeuren van hun lijf en goed en van de ambachten dat ze niemand iets misdoen zouden. Te weten, mevrouw jonkvrouw of haar nakomelingen die graven of gravinnen zijn van Vlaanderen of die van haar bloed waren of officiers, baljuws, schouten, burgemeesters, schepenen, raad, de heren knapen, schadenbeletters en andere navolgende. Waarop de gemeente antwoordde dat ze zich op geen manier verbinden wilden, gemerkt dat elk die poorter is en misdoet zijn lijf en goed te recht staat met recht en wet. En zo ver was hiervan gesproken dat de begeerte van het verbond achtergehouden werd, want men voelde wel bijna door wie dat verzocht was, maar van de andere 2 punten zou men goed tevreden zijn. [De 5de dag van maart anno 1476] Item, toen bad mijn heer van de Gruijthuijsen alle dekens en ambachten dat ze uit de wapens wilde gaan en elk in zijn vrede. Dus beloofde hij hem de brief van het verbond te geven en te ontvangen. En dit was op de 5de dag van maart anno 1476. |
[Den.vij.sten dach van Maerte] Item het ghebuerde dat hem elc vouchde thuyswaert te gane vp den.vij.sten dach van Maerte. Ende mijn here vandenGruythuyse voorseyde, quam ten schepen huyse ten.viij.huerenvoor der noene. Ende aenden motalen preicstoel inden burch was ghehanghen een gulden laken, in welcken preicstoel die voorseyde here ghinc staen, aen hebbende dye oordene vandentoysoene. Ende bi hem quamen iiij.doctueren in Theologie, te wetene. Meester Eustaes leewercke Iacopijn Meester Willem van lisseweghe Freminuer Meester Iacob bekeman Caermer Meester Ioris van beauuais Augustijn. Ende meester Ian Alaert, als Notaris, cappellaen van onse vrauwen in Brugge Ende daer was dat groot verbant ghelesen in walsche ende in vlaemsche, inde presencie vanden Hooftmannen, Dekenen ende [fol. C.lxxx.r] tghemeene commuyn vander stede van Brugghe. Ende daer was den voorseyde brief vanden verbande in die yeghenwoordicheyt van elcken ghecasseirt, ende te nyeten ghedaen, daer al tghemeene volc seere in verblijt was, ende beloefden mer ioncfrauwen van Bourgoengien voorseyde, met luyden voyse, eewich goet ende ghetrauwe te wesene totter doot. Item vp welcke huere ende tijt mijn here vanden Gruythuyse noch tooche.ij. brieuen van verbande, grotelicx der voorseydestede yeghen gaende, wonderlicke dinghen inhoudende, dye daer ooc ghelesen ende ghecasseirt waren. Ende hier mede trac elck in tsijne blijdelic thuyswaert, waer of men grootelick wel Gode bedancken mochte van sijnder hoogher gracie, dye dit aldus voorsien hadde. Ooc mede so was het goede ghemeente vanden stede van Brugghe hier in grotelick te prijsene, dat si hem soe soetelic ende paeysiuelic ghedreghen hadden, sonder eeneghe beroerte te makene, ofte yement te mesdoene, endeelck trac vredelick in tsijne, huyt ghedaen datmen ten poorten bleef wakende, aenghesien die beroerte vanden Fransoysen. Item inden seluen tijt waren alle die preuilegien vander stede van Brugghe gheuisenteirt, ter halle bi die vander wet, Dekens ende hooftmannen, ende die.iiij.doctueren voornoemt dye lasense, verclaersende tlatijn, ende twalsche in vlaemsche. Endein alle dese sticken so behaelde mijn here van den Gruythuyse eere ende vrientschap aen tcommuyn vander stede van Brugghe. Voort so begheerde daer mer Lodewijc vanden Gruythuyse datmen mer voorseyde Ioncfrauwe van Bourgoengien blijdelic ende vriendelijcke ontfanghen soude, als sy te Brugghe commen soude, omme tlandt te besweerene, ende die wet te vermakene. Daer vp dat al tghemeene volc riep, iawy iawi gheerne met blijden sinne. Tverbant onulugghe Inden burch te brugghe Ghecasseirt sonder spaerte Noch vry twee brieuen Om ons ghelieuen Nv seuene in Maerte. Seuene in maerte corts onghetruert Doe bleef te brugghe tcalfsuel geschuert Item in desen seluen tijt waren te ghendt gheuanghen, ende in sgrauen steen gheleet die Cancelier van Bourgoengien, die poortenare, verbeydere vanden bisschopdom vanTheerenburch, ende mijn heere van Imbercourt Ruddere, endeRewaert vanden lande van Luydicke. Corts daer naer ghinghen die van ghendt weder in dye wapene in haer Ambochts huysen. Ende si haelden huyt haerlieder huysen ses rijckelicke personen, ende leydense int chancelet. [Den.ix.sten dach van Maerte] Item vp den.ix.sten dach van Maerte, so waren dese voornoemde personen gheleet vanden Chancelette in tsgrauensteen, met meneghen ghewapenden man, ende waren al den nacht gheexamineirt totten vier hueren inden morghen stont. Ende vp den.xiij.sten dach in Maerte daer naer, so wasser voor sgrauen steen vp een schauot eene van desen onthooft. [Vp den.xiiij.sten dach in Maerte] Vp den.xiiij.sten dach in Maerte, soe wasser noch eene van desen onthooft, dye welcke was blent, die wonderlicke saken verkende van grooter foortse ende ouerdadicheyt, want hy wijsde een lade staende in eenen muer, daer vele brieuen in vonden waren, beseghelt met sprinchens seghele, ende in dese was nyet ghescreuen. Ende es te verstane, als si met huerenmedepleghers yement huyter stede van Ghendt verdrijuen wilden, of bannen, of tlijf nemen, so ghinghen si totter voorseyde lade, ende namen eenen brief daer huyte ende screuender inne dat hem lieden gheliefde, quansuys het was een mandement vanden prinche, ende also bedoruen si meneghenonnooselen man. Ende es te merckene dat die cancelier van Borgoengien om ghelts wille al die brieuen ghesegelt hadde [Vp den.xv.sten dach van Maerte en den.xvij.sten dach van maerte] Item vp den.xv.sten dach van Maerte doe wasser daer ter seluer plecke onthooft noch een hout man. Item vp den.xvij.sten dach van maerte, dwelc was vp eenenmaendach, doe wasser noch onthooft een eerbaer poortere vangendt die voorscepene of ghegaen was, ende noch twee met hem. [fol. C.lxxx.v] |
[De 7de dag van maart] Item, het gebeurde dat elk zich voegde om naar huis te gaan op de 7de dag van maart. En mijn heer van de Gruijthuijsen kwam ten schepen huis te 8 uur voor de noen. En aan de notabele preekstoel in de burcht was gehangen een gulden laken en in die preekstoel ging de heer staan en had aan de orde van het gulden vlies. En bij hem kwamen 4 dokters in theologie, te weten. Meester Eustaes Leewercke, Jacobijn Meester Willem van Lissewege, Minderbroeder Meester Jacob Bekeman, Karmeliet Meester Joris van Beauvais, Augustijn. En meester Ian Alaert als notaris, kapelaan van onze Vrouwe in Brugge En daar was dat grote verbond gelezen in Waals en in Vlaamse in de presentie van de hoofdmannen, dekens en [fol. C.lxxx.r] gewone volk van de stad van Brugge. En daar werd de brief van verbond in de tegenwoordigheid van iedereen vernietigd, te niet gedaan waar het gewone volk zeer in verblijd was en beloofden mevrouw jonkvrouw van Bourgondië me luide stem eeuwig goed en getrouw te wezen tot de dood. Item, op dat uur en tijd toonde mijn heer van de Gruijthuijsen nog 2 brieven van verbond die zeer tegen de stad ingingen en wonderlijke dingen bevatten die daar ook gelezen en vernietigd werden. En hiermee vertrok iedereen blijde weer naar zijn huis waarvan men God wel zeer bedanken mocht van zijn grote gratie die dit aldus voorzien had. Ook mede zo was de goede gemeente van de stad Brugge hierin zeer te prijzen dat ze zich zo lieflijk en vredig gedragen hadden zonder enige beroerte te maken of iemand te misdoen en elk trok vreedzaam in het zijne, uitgezonderd dat men te poorten bleef waken aangezien de beroerte van de Fransen. Item, in dezelfde tijd waren alle privilegies van de stad Brugge verzocht bij de hal door die van de wet, dekens en hoofdmannen en die 4 dokters die lazen het, verklaarden het van Latijn en Waals in Vlaams. En in al deze stukken zo behaalde mijn heer van de Gruijthuijsen eer en vriendschap aan de gemeente van de stad Brugge. Voort zo begeerde daar meneer Lodewijk van de Gruijthuijsen dat men mevrouw jonkvrouw van Bourgondie blijde en vriendelijk ontvangen zou als ze te Brugge komen zou om het land te bezweren en de wet te vermaken. Waarop al het gewone volk riep; ja wij, ja wij, ja wij graag met blijde zin. Her verbond langzaam In de burcht te Brugge Vernietigd zonder sparen Nog vrij twee brieven Om ons gelieven Nu zeven in maart. Zeven in maart kort verblijdt Toen bleef te Brugge het kalfsvel gescheurd. Item, in dezelfde tijd waren te Gent gevangen en in de graven steen geleid de kanselier van Bourgondië die Poortenare en opvolger van het bisschopdom van Throuanne en mijn heer van Imbercourt, ridder en landvoogd van het land van Luik. Kort daarna gingen die van Gent weer in de wapens in hun ambachtshuizen. En de haalden uit hun huizen zes rijke en legden ze in het cachot. [De 9de dag van maart] Item, op de 9de dag van maar zo waren deze voornoemde personen geleid van het cachot in de gravensteen met menige gewapende man en waren de hele nacht gexamineerd tot vier uur in de morgenstond. En op de 13de dag van maart daarna zo was er voor de gravensteen op een schavot een ervan onthoofd. [Op de 14de dag van maart] Op de 14de dag van maart zo was er nog een hiervan onthoofd die blind was en wonderlijke zaken bekende van groot geweld en overdaad, want hij wees aan een lade die in een muur stond waarin vele brieven gevonden waren bezegelt met de zegel van de prins en hierin was niets geschreven. En het is te verstaan als ze met hun medeplegers iemand uit de stad van Gent verdrijven wilden of bannen of het lijf nemen zo gingen ze naar die lade en namen er een brief uit en schreven erin wat hen beliefde, kwansuis als een mandement van de prins en alzo bedierven ze menige onschuldige man. En het is te merken dat de kanselier van Bourgondie vanwege geld al die brieven bezegeld had. [Op de 15de dag van maart en op de 17de dag van maart] Item, op de 15de dag van maart toen was daar te zelfde plek onthoofd nog een oude man. Item, op de 17de dag van maar, wat was op een maandag, toen was er nog een onthoofd een eerbare poorter van Gent die de voorschepen afgegaan was en nog twee met hem. [fol. C.lxxx.v] |
[Den.xviij.sten dach in Maerte en den.xxij.sten dach vanMaerte en vp den.xxvi.sten dach in Maerte] Item doe wasser so verre tusschen ghesproken dat mer Ioncfrauwe van Bourgoengien elck Deken sijn banniere weder gaf, ende baden vergheuenesse mer ioncfrauwe voorseyde endeooc mer vrauwe de Duwayereghe wedewe vanden hertoghe Kaerle. Ende hem lieden was remis ende quijtscheldinghe ghegeuen, om twelcke si blijdelick alle huyter wapene ghinghen, ende schieden, ende elc ghinc thuys waert in sijnՠruste endevrede. Ende dit was vp den.xviij.sten dach in Maerte, ten.xi.hueren voor der noene, ende doe was die werck clocke gheluyt, diemen binnen langher tijt niet gheluyt en hadde. Item tcommuyn vanden Vryen quam te Brugghe, den.xxij.sten dach van Maerte, ende schuerden die vierschare vanden Vryen ende smeten dye selueren kricke ontwee, ende wierpen den krichoudere onder die voeten ende vinghen vier schepenenvanden Vryen, ende dedense byden Baliu van Brugghe vp den steen legghen, ende riepen met luyden voyse dat si onder die van Brugghe wesen wilden Doe smeten si vele schappraden open, ende schuerden alle die brieuen die si daer inne vonden, groote schade doende den ghenen die die brieuen aenghinghen. Item van daer ghingen si ten bisscops houe, ende smeten daer die consistorie vp, ende namen alle die daechbrieuen, instrumenten, ende protocollen, ende deden alle die brieuen tenviere, seggende si en wilden niet meer ghedaecht sijn, maer si wilden te wette ende rechte staen onder die van Brugghe. Item tcommuyn van Brugghe was seere verstoort, want vp den.xxvi.sten dach in Maerte, in desen seluen tijt ontrent half vastene deden si den Baliu van Brugghe gaen ende halen vele notabele personen. Te wetene Lodewijc greffijnck Ian gyens Iacob die witte Ian van ryebeke Ian cameele Cornelis breydele Dye welcke alle gheleet waren vp den steen gheuanghen. [Den.xxvij.sten dach in Maerte] Item vp den.xxvij.sten dach in Maerte so begheere tvoorseydecommuyn gheuanghen te hebbene alle dye ghene die sichtent den iare van.lx.Burchmeesters of Tresoriers gheweist hadden. Maer si en waren niet al gheuanghen. Ende men dede die rekeninghe ouersien vanden Tresoriers vp tschepen huys, in die presencie van hoofmannen ende Dekenen, ende dit gheduerde een deel daghen. Ende worden doe noch gheuanghen dese naeruolghende persoonen, te wetene. Mer Ian de baenst ruddere Maertin lem Ian dhond die grossier dhoude Mer Ancelmus adoorne Ian van nyeuwenhoue.f.Clays Ian dhond grossier die ionghe, ende meer andere. Ende midts dat Ian van nyeuwenhoue dhoude Burchmeester sijnde van tschepen huys hem seluen absenteirde vander stede van Brugghe, bedectelic sijne binnen der stede van Ghendt, so was hi ende andere die ghevlucht waren in gheroupen, vp een groote correctie, maer dye voorseyde Ian van Nyeuwenhoue en dorste hem niet ghetroosten in Brugghe te commene, dies was by der wet hooftmannen ende Dekenen gheboden, so wat persoon den voorseyde Ian ghecrijghen conste, men soude hem gheuen.iiijc. croonen. [Den.xxvi.sten dach in Maerte] Item die van Brugghe sonden vp dien tijt.ix.ghedeputeirde huyt den.is leden bi mer ioncfrau van Bourgoengien, biddende ootmoedelicke dat haer soude ghelieuen te commene in hare stede van Brugghe. het welcke si consenteirde. Dies was te Brugghe grote ghereeschepe ghemaect van alle den volcke vander stede, ende van alle die nacien om haer te ontfangen, maer sy en quam doe niet bi specialen belette. Ende dit was vp den.xxvi.sten dach in Maerte, daer tvolc van Brugghe seere in beladen was. [Den laetsten dach van Maerte] Item dye voorseyde.ix.ghedeputeirde van Brugghe trocken weder bi mer ioncfrauwe voorseyde, ende si vercreghen beseghelthede dat die vanden Vryen gheen let meer sijn en souden, maer habitanten onder die stede van Brugghe. Ende datmen gheene ambochten doen en soude binnen der mijle ront omme die stede van Brugghe, ende vele meer andere pointen. Ende vele vanden commuyne vanden Vryen quamen te [fol. C.lxxxi.r] Brugghe den laetsten dach van Maerte, ende versaemden eeneghe ten Freren, ander ten Iacoppijnen, die derde te Eechoute, wel willende wesen onder die stede van Brugghe, ende si en rusteden niet omme dat te begheeren. Item vp dien seluen tijt, vp den laetsten dach van Maerte, soe ouerleet dese weerelt die prelaet vanden Eechoute, gheheeten heer Claeys plante. Item vp den seluen tijt soe waren oock eeneghe ghedeputeirde van Brugghe ghesonden binnen der stede vander Sluys, omme te wetene hoe dat beede die casteelen ghemant waren, want mijn here Symon de la lain was ouerleden. Ende dye vander Sluys ontfinghen eerbaerlicken dye voorseyde ghedeputeirde van Brugghe, ende beloefden te Brugghe te commene, also si oock deden, ende hem lieden was eerlick den wijn gheschoncken. Ende was doe Capiteyn van beede die Casteelen ter Sluys mijn heere van Pamele. [Den derden dach van April] Item vp dien tijt so bleuen die van ghendt in die wapene staende, ende en wildender niet huyt scheeden, ten ware datmen iusticie dede ouer den Cancelier van Bourgoengien, ende dat om sekere causen die men vp hem te segghen wiste, die groot ende wonderlicke quaet waren. Oock wilden dye van Ghendt gheiusticiert hebben eenen Ruddere die sie deden halen int landt van Aelst, daer hi gheulucht was, soe varre dat dese iij.persoonen gheleyt waren ter exame, ende seere ghepijnt. Byden welcken si bi haren verlijdene, worden gheuonnest ter doot ende onthooft te sijne vp een schauot, het welcke alsoo volbrocht was, al vp den derden dach van April, ende was witte donderdach, te wetene dat mijn heere dye Cancelier eerst onthooft was vp tbloote scauot, sonder becleeden. Ende daer naer so was die tweede onthooft, maer doe was tschauot becleet met eenen rooden lakene. Ende den derden dye was onthooft, sittende vp eenen stoel, om dat hi in sijn beenen te seere ghequetst was, ende gheen macht en hadde om te knielene. Ende ontrent tschauot was ghehanghen een swart laken. Endedie iusticie al dus vulcommen sijne, waren die lichamen gehaelt met processien ende eerlicken begrauen. Item noch bleef te Ghendt gheuanghen dye Protonotare van Clingy, die verbeyder gheheten was van Tbisschopdom van Theerenburch, maer om dies wille dat hi Diaken was, soe was huytstel ghenomen tot naer dye paeschdaghen, hoe datmen met hem leuen soude. Item dese iusticie dus ghedaen sijnde, als voorseyde es, so waren noch ghedeputeirde van Brugghe ghesonden by mer ioncfrauwe Marie van Bourgoengien binnen der stede vanGhendt, ende baden haer vriendelicke dat si te Brugghe commen wilde, ten welcken si vriendelicken gheneghen was, maer si seyde. Waende si van wapeninge in wapeninghe te commene, si hadde lieuer te Ghendt te blijuene. Vp twelcke huer belooft was dat si te Brugghe gheen moeyte van wapeninghe vinden en soude. Dies was ghesloten bi mer ioncfrauwe, ende huerenedelen ende ooc by die van Ghendt dat si te Brugge commensoude vp den paeschauent.Anno.M.iiijc.ende.lxxvij. |
[De 18de dag van maart en de 22ste dag van maart en op de 26ste dag van maart] Item, toen was er zo ver tussen gesproken dat mevrouw jonkvrouw van Bourgondie elke deken weer zijn banier gaf en baden vergiffenis mevrouw jonkvrouw en ook mevrouw de douarie weduwe van de hertog Karel. En hem was remissie en kwijtschelding gegeven waarom ze blijde uit de wapens gingen en scheiden en elk ging naar zijn huis in rust en vrede. En dit was op de 18de dag van maart te 11 uur voor de noen en toen was de werkklok geluid die men lange tijd niet geluid had. Item, de gemeente van de vrijen kwamen te Brugge de 22ste dag van maart en scheurden de vierschaar van de vrijen en smeten de zilveren krik stuk en wierpen de krikhouder onder de voeten en vingen vier schepen van de vrijen en lieten ze door de baljuw van Brugge op de steen leggen en riepen met luide stem dat ze onder die van Brugge wezen wilden. Toen smeten ze vele schap laden op en verscheurden alle brieven die ze daarin vonden en deden grote schade die de brieven aangingen. Item, vandaar gingen ze naar de hof van de bisschop en smeten daar de consistorie open en namen alle daagbrieven, instrumenten en protocollen en deden alle brieven te vuur en zeiden; ze wilden niet meer gedaagd zijn, maar ze wilden te wet en recht staan onder die van Brugge. Item, de gemeente van Brugge was zeer verstoord want op de 26ste dag van maart op dezelfde tijd omtrent half vasten lieten ze de baljuw van Brugge gaan en halen vele notabele personen. Te weten; Lodewijk Greffijnck Ian Gyens Jacob de Witte Ian van Ryebeke Ian Cameele Cornelis Breydel Die allen gelegd waren op de steen gevangen. [De 27ste dag van maart] Item, op de 27ste dag van maar zo begeerde de gemeente gevangen te hebben al diegene die sinds het jaar 1550 burgemeesters of penningmeesters waren geweest. Maar ze werden niet allen gevangen. En men liet de rekeningen overzien van de penningmeesters op het schepenhuis in de presentie van hoofdmannen en dekens en dit duurde een deel dagen. En werden toen nog gevangen deze navolgende personen, te weten. Mer Ian de Baenst, ridder Maertin Lem Ian de Hond, de grossier de oude Meneer Ancelmus Adoorne Ian van Nieuwenhoven f.Clays Ian de Hond, grossier de jonge, en meer andere. En mits dat Ian van Nieuwenhoven, de oude burgemeester van het schepenhuis zichzelf absenteerde van Brugge en zich bedekte binnen de stad Gent zo was hij en anderen die gevlucht waren teruggeroepen op een grote correctie, maar Ian van Nieuwenhoven durfde zich niet te vertroosten in Brugge te komen, dus was bij de wet en hoofdmannen en dekens geboden zo wat persoon die Ian krijgen kon, men zou hem geven 400 kronen. [De 26ste dag in maart] Item, die van Brugge zonden op die tijd 9 gedeputeerde uit bij mevrouw jonkvrouw van Bourgondie, en baden ootmoedig dat ze haar zou gelieven te komen in haar stad Brugge, wat ze toestemde. Dus was te Brugge groot gereedschap gemaakt van al het volk van de stad en van alle naties om haar te ontvangen, maar ze kwam toen niet door speciaal belet. En dit was op de 26ste dag van maart waar het volk van Brugge zeer in beladen was. [De laatste dag van maart] Item, die 9 gedeputeerden van Brugge trokken weer naar mevrouw jonkvrouwen ze verkregen bezegeling dat die van de vrijen geen lid meer zouden zijn maar inwoners onder de stad Brugge. En dat men geen ambachten doen zou binnen een mijl rondom de stad en veel meer andere punten. En velen van de gemeente van de vrijen kwamen te [fol. C.lxxxi.r] Brugge de laatste dag van maart en verzamelden enige te Minderbroeders, andere te Jakobijnen, die derde te Eekhout die wel wilden wezen onder de stad Brugge en ze rustten niet om dat te begeren. Item, op dezelfde tijd op de laatste dag van maart zo overleed van deze wereld de prelaat van Eekhout, geheten heer Claeys Plante. Item, op dezelfde tijd zo waren ook enige gedeputeerde van Brugge gezonden binnen de stad ter Sluis om te weten hoe dat beide die kastelen bemand waren, want mijn heer Symon de la Lain was overleden. En die van ter Sluis ontvingen fatsoenlijk die gedeputeerden van Brugge en beloofden te Brugge te komen, alzo ze ook deden en hen was fatsoenlijk den wijn geschonken. En toen was kapitein van beide kastelen ter Sluis mijn heer van Pamele. [De 3de dag van april] Item, op die tijd zo bleven die van Gent in de wapens staan en wilden er niet uit scheiden, tenzij dat men justitie deed over de kanselier van Bourgondie en dat om zekere oorzaken die men op hem te zeggen wist die groot en wonderlijk kwaad waren. Ook wilden die van Gent berecht hebben een ridder die ze lieten halen in het land van Aalst war hij gevlucht was, zo ver dat deze 3 personen gelegd werden te onderzoek en zeer gepijnigd. Waarbij ze bij hun bekennen gevonnist weren ter dood en onthoofd te worden op een schavot wat alzo volbracht werd op de 3de dag van april en dat was witte donderdag, te weten, dat mijn heer de kanselier eerst onthoofd werd op een bloot schavot zonder bekleding. En daarna zo was de tweede onthoofd, maar toen was het schavot bekleed met een rood laken. En de derde die was onthoofd zittend op een stoel omdat hij in zijn benen te zeer gekwetst was en geen macht had om te knielen. En omtrent het schavot was een zwart laken gehangen. En toen de justitie voldaan was waren de lichamen gehaald met processie en fatsoenlijk begraven. Item, nog bleef te Gent gevangen de protonaris van Cluny, die opvolger geheten was van het bisschopdom van Throuanne, maar omdat hij diaken was zo was uitstel genomen tot na de Paasdagen hoe dat men met hem leven zou. Item, toen deze justitie aldus gedaan was zo waren nog gedeputeerden van Brugge gezonden bij mevrouw jonkvrouw Marie van Bourgondie binnen de stad Gent en baden haar vriendelijk dat ze te Brugge komen wilde, waartoe ze vriendelijk genegen was, maar ze zei; ‘Waanden ze van wapening in wapening te komen, ze bleef liever te Gent.’ Waarop haar beloofd was dat ze Brugge geen moeite van wapening vinden zou. Dus was besloten bij mevrouw jonkvrouw en haar edelen en ook door die van Gent dat ze te Brugge zou komen op Paasavond anno 1477. |
Dit ghesciede binnen den iare van.lxxvij. [Den.v.sten dach van April] Item dye van Ghendt vp den.v.sten dach van April beweichdenmer ioncfrauwe voorseyde, tot Vrsele met seer schonen state, daer die van Brugge met schoonder menichte van volcke int harnasch yeghen quamen seere rijckelic, te wetene die schotters vanden cruysboghe, ende vanden hantboghe grote menichte te peerde, ende ooc vele te voet, al met nyeuwen swarten Iorneyen, duerhauwen ende duerhackelt, omme datmen tharnasch daer duer sien soude, ende met schonen saladen vp thooft, vele met stalen boghen, ander met schonen goedgen, ende die hantboghe schutters met schonen boghen, ende troffen alleens ghecleet als dandere. Ende ooc meer ander poorters, ende ionghers vander stede reden ooc heerlicken yegens mer Ioncfrauwe voorseyde, huer ontfangende ende gheleedende tot binnen harer stede, daer groote ghereescepe ende triumphe ghemaect was, als hier naer blijcken sal. Dits dordonnanchie van dat te Brugghe ghedaen was, mer Ioncfrauwe Maryerer blijder incomste. [fol. C.lxxxi.v] ITem dye cruyspoorte was behanghen al met witten lakene besaeyt met vijncoorden, ende daer hinghen.ij.groote swarte pauaysen, elc met een gulden.M.met eenen schilt metter wapene van Bourgoengien, ende inden middel vander poorte tusschen die twee torren hinc een costelic tafereel. Item vander cruyspoorte totten houe, waren ghemaeckt aen beede sijden vander strate baelgien, daer die poorterye, ende alle die Ambochten lancx stonden met barnende toortsen, elck naer sijn vocatie. Item alle die huysen waren ooc behanghen met witte lakene, of met tapijtserye, ghespannen met vijncoorden, lozanche, ende rute wijs, elc om yenst. Ende elc Ambacht hadde een schoon maechdekin sitten in eenen troon, ghecleet met witten Ende in vele ghebuerschepen sghelijcx, dwelc seer schoone om sien was. Item die Ioncfrauwen vanden wijngaerde ghinghen met processien yeghens mer Ioncfrauwe van Bourgoengien, haer presenterende eenen seer schoonen costelicken hoet, ghemaect van roosen, in eenen platteel van fijn cristallijn, dye welcke platteel droughen drie schoone maechdekins, elck hebbende eenen schoonen roosen hoet vp thooft, ende vp den principalen stont ghemeackt dye gheheele wapene van Bourgoengien, welcken hoet ende platteel mer ioncfrauwe van Bourgoengien in grooten dancke nam. [fol. C.lxxxij.r] Item alle die collegien ende cloosters van brugghe ghingen alle in processien yegens haer. Item vp die spille vanden Iacoppijnen torre stont bouen een wiel, vul toortsen daer bouen al huyt barnende, twelck seer vreimt om sien was. Item aen dhoude muelenbrugge, daer stont een rijckelic parc met stommen figueren, hoe dat Moyses ionck sijnde, verlost was, ende daer stont ghescreuen. Tremit virgo de aquis moysem liberauit, ende daer stont noch ghescreuen. Dominus deus patrum vestrorum, deus abraham, deus ysaac, deus Iacob misit ad nos. Item voor blanckeberghe stont een ander rijckelic parc, hoe dye schoone maecht Axa die benedictie ontfinc van harenvadere ende daer stont ghescreuen. Axa virgo benedictionem suscepit, ende daer onder stont noch ghescreuen. Omnia opera eius in side: nec sidem suam vnquam mutauit ab eo. |
Dit geschiedde binnen het jaar 1477. [De 5de dag van april] Item, die van Gent op de 5de dag van april bewogen mevrouw jonkvrouw tot Ursel met een zeer mooie staat waar die van Brugge met mooie menigte van volk in harnas haar tegemoet kwamen zeer rijk, te weten; de schutters van de kruisbogen en van de handbogen met een grote menigte te paard en ook velen te voet, allen met nieuwe zwarte wapenrokken, doorhouwen en doorhakkeld omdat men het harnas daardoor zien zou en met mooie helmen op het hoofd en vele stalen bogen en andere met mooie goedgen (?), en de handboog schutters met mooie bogen en troffen en allen gekleed als de anderen. En ook meer ander poorters en jongeren van de stad reden ook fatsoenlijk tegen mevrouw jonkvrouw en ontvingen en begeleidden haar tot hun stad waar groot gereedschap en triomf gemaakt was zoals hierna blijken zal. Dit is de ordonnantie van dat te Brugge gedaan had tot mevrouw jonkvrouw Marie blijde inkomst. [fol. C.lxxxi.v] Item, de Kruispoort was geheel behangen met wit laken en bezaaid met maagdenpalm en daar hingen 2 grote zwarte stangen elk met een gulden M met een schild met het wapen van Bourgondie en in het midden van de poort tussen de twee torens hingeen kostbaar tafereel. Item, van de Kruispoort tot de hof waren gemaakt aan beide zijden van de straat slagbomen waar de poorterij en alle ambachten langs stonden met brandende toortsen, elk naar zijn roeping. Item, alle huizen waren ook behangen met wit laken of met tapijten gespannen met maagdenpalm, leestekens en ruitvormig, elk om mooiste. En elk ambacht had een mooi maagdje zitten in een troon gekleed in het wit. En in vele buurtschappen dergelijks, wat zeer mooi om te zien was. Item, de jonkvrouwen van de Wijngaard gingen met processie tegen mevrouw jonkvrouw van Bourgondië en presenteerden haar een zeer mooie kostbare hoed gemaakt van rozen en een schotel van fijn kristal, welke schotel drie zeer mooie maagdjes droegen en elk had een mooie rozenhoed op het hoofd en op de belangrijkste stond gemaakt het hele wapen van Bourgondie, welke hoed en schotel mevrouw jonkvrouw van Bourgondie in grote dank nam. [fol. C.lxxxij.r] Item, alle colleges en kloosters van Brugge gingen allen in processie tegen haar. Item, op de spil van de Jakobijnen toren stond boven een wiel voltoortsen die daarboven allen brandden, wat zeer vreemd om te zien was. Item, aan de oude Molenbrug daar stond een rijk perk met stommen figureren hoe dat Mozes nog jong verlost was en daar stond geschreven; ‘Tremit virgo de aquis Moysem liberauit,’ en daar stond nog geschreven; ‘Dominus deus patrum vestrorum, deus Abraham, deus Isaac, deus Jacob misit ad nosծ.’ Item, voor Blankenberge stond een ander rijk perk hoe de mooie maagd Axa de zegening ontving van haar vader en daar stond geschreven; ԁxa virgo benedictionem suscepitլ en daaronder stond nog geschreven; ‘Omnia opera eius in side: nec sidem suam vnquam mutauit ab eo.’ |
Item voor mijns heren hof stont een derde parc, seer rijckelic, hoe die coninghinne van panthasalia vanden coninc Pryaem van Troyen blijdelic ontfanghen was, ende daer stont ghescreuen. Panthasalia virgo in ciuitaten troyanam amicabiliter recepta fuit. Ende daer stont noch ghescreuen. Et factum est gaudium in illa ciuitate cum turba plurima.etc. Item es ooc te wetene dat die nacien vanden coopliedendiueersche huysen in die hoochstrate costelic behangen hadden, met gouden lakene, ende met andere tapijtserye, ende met andere lakenen swart, wit ende groen, ende root die huysen voren al bestelt met toortsen, ende elc toortse stont in eenen tinnen platteel, dwelc elc dede om tschoonst ende om rijckelicst. Item doosterlinghen hadden thuys van Iacob heldebolle, al behanghen met rooden lakene met schilderyen van skeysers wapene, ende metter wapen vanden.vij.cooruosters, also groot die schilden als een man lanc es, ende skeysers wapen mettentymmere eerlic van schilderyen, ende elcke toortse hadde eenenroosen hoet. Ende die toortsen waren in grooter menichte. Item onse gheduchte ioncfrauwe van Bourgoengien aensiende die groote triumphe ende eere die huer ghedaen was, si namt in groter dancbaerheyt. Ende es te wetene dat mer ioncfrauwe sadt in eenen osbare al vercleet met swarten fluweel, ende si was gheparreirt als rauwe draghende, aen hebbende eenen swartenrauwe mantele, ende was alsoo gheconuoyert met al haren state tot in des princhen hof, daer si blijdelic ontfaen was vander wet van Brugghe, die haer willecomden alst betaemde. Item corts daer naer het ghebuerde dat tcommuyn van Brugghe niet anders en wisten dan schoon wedere, ende niet en waenden bedroghen te wesene, hopende ende meenende dat die ghedeputeirde van Brugge vercreghen hadden van onser ghenadeghe vrauwe, dat die vanden Vryen gheen let en souden wesen, maer habitanten ende ondersaten van die van Brugghe. Twelcke vp desen tijt contrarie beuonden was, want die vanden Vryen Burchmeesters, schepenen ende den ontfangher die hadden overlanc besegheltheyt ghecreghen, bi schalcke listen, ende om een grote somme van penninghen, ende ooc belofte van wapeninghe, ten dienste van mer voorseyde ioncfrauwe, omte bewarene yegens die fransoysen tlant van Vlaendren. Endeditte ter cleenicheyt vander stede van Brugghe, waer of dat eeneghe ghedeputeirde van Brugge groten ondanc behaelden, dat si dit niet ghetrauwelic te kenen gheheuen en hadden. Endespecialic stont in vreesen meester Ian coolbrant Pensionaris vanBrugghe, die welcke altoos teghendt gheleghen hadde, ende alle dinc wel wist, want hi las voor die van Brugge, datter maer drie leden ghescreuen stonden. Ende die preuilegien wel ouersiende, daer stonden vier leden ghescreuen. Item als die vanden Vryen aldus huer nieuwe preuilegien aldus vercreghen hadden, so waren si seere verblijt, alst recht was, ende deden so vele aen dye edelen van mer ioncfrauwe voorseyde, dat si viere ghelijcke besegelde brieuen hadden, waer of dat si een behilden voor hem seluen, ende eenen lietensy binnen der stede van Ghendt, ende die derde sonden si eeneghe van haren vrienden binnen der stede van Brugge, endedie vierde lettere sonden si binnen der stede van ypere, als quansuys te tooghene den anderen drie leden, dat si vulmaect vierde ledt waren. Ende dit onghesponnen gaerne te [fol. C.lxxxij.v] Brugge huytcommende voor tcommuyn worden si ontsteken in groter gramschepen, ende wilden weten wie hem lieden dus mesleet hadde, ende begonsten te rochellene ende te murmureren onderlinghe, ende en wilden niet ghedooghen dat onse gheduchte ioncfrauwe die stede van Brugge besweerensoude, voor dat die.iiij.brieuen van dye vanden Vryen ghecasseirt ende te nieuten ghedaen souden sijn. Nyet yeghenstaende dat me ioncfrau tot.s.Donaes ghecommen was om die stede te besweerene, tot den welcken tvolc niet ghenegenen was. Aldus so vertrac si weder goedertierlic te haren houe. Ende dit was swoensdaechs in die paessche daghen.ix.in April. Anno.M.iiijc.ende.lxxvij. Item vp desen seluen dach tsachternoens versaemden alle die ambochten van brugge, elc ledt onder tsijne, vanden welckendie.xvij.neeringhen versaemden ten Eechoute, ende oock andere leden met groter beroerte, so varre dat si binnen der seluer nacht een vergaderinge maecten binnen den cloostere vandenfremenueren. Ende sloten binnen der seluer nacht ter marct te treckene. Aldus soe sandt elck ambocht om sijn banniere, endetrocken tsanderdaechs ghewapender hant ter marct, dwelck was den.x.sten in April, ende stonden also in ordonnancien, elc onder sinen standaert of banniere. Item in dese beroerten worden gheuanghen dese naeruolgende personen, te weten meester Ian coolbrant, Iacob coolbrant, Ghelein van theimzebeke, Ian die vleeschauwer, Iandie hont de drapier, alle scepenen van Brugghe. Item was ooc gheuanghen Alaert goetghebuer, crichoudere vanden Vryen, ende noch ij.personen met hem diemen seyde nieuwe ghesworene Schepenen sijnde vanden vryen. Item doe ghinghen eeneghe seere beroert sijnde int huys vanIan van nyeuwenhoue dhoude, daer si pijcken huyt haelden, ende sloughen dye vleeschstanden vp, ende bedreuen daer grote ruythede die ongemaniert was.etc. Item mijn gheduchte ioncfrauwe van bourgoengien haer volc aldus ontstelt sijnde, so sandt si haer edele mannen ter marct, byden commune. Te weten mijn here van Rauestein mijn here vanden Gruythuyse, ende mijn here van Gasebeke, endenoch.ij.duytsche rudders, biddende van mer Ioncfrauwenweghe, dat si paysiuelic bi malcanderen blijuen wilden, mensoude hem lieden warachtelic een nieuwe preuilegie gheuen, naer haers selfs begheerte in wat manieren dat sijse wildenbegheeren of heesschen consten. Ende dit vertooch dede Ian van Dadyzele hooch Baliu van Ghendt daer mede dat tvolc eens deels te vreden was. |
Item, voor de hof van mijn heer stond een derde perk, zeer rijk, hoe de koningin van Panthasalia van koning Priamus van Troje blijde ontvangen was en daar stond geschreven; ’Panthasalia virgo in ciuitaten troyanam amicabiliter recepta fuiմ’ En daar stond nog geschreven; ‘Et factum est gaudium in illa ciuitate cum turba plurima’, etc. Item, het is te weten dat alle naties van kooplieden diverse huizen in de Hoogstraat kostbaar behangen hadden met gouden lakens en met andere tapijten en met andere laken, zwart, wit en groen en rood en die huizen voor geheel besteld met toortsen en elke toorts stond in een tinnen schotel wat elk deed om het mooiste en om het rijkste. Item, de oosterlingen hadden het huis van Jacob Heldebolle geheel behangen met rood laken met schilderijen van het wapen van de keizer en met het wapen van de 7 keurvorsten alzo groot die schilden als een man lang is en met het wapen van de keizer getimmerd fatsoenlijk van schilderijen en elke toorts had een rozenhoed. En de toortsen waren er in grote menigte. Item, onze geduchte jonkvrouw van Bourgondie zag aan de grote triomf en eer die haar gedaan werd en ze nam het in grote dankbaarheid. En het is te weten dat mevrouw jonkvrouw zat in een draagstoel geheel bekleed met zwart fluweel en ze was opgemaakt geheel rouw dragend en had aan een zwarte rouwmantel en was alzo begeleid met al haar staat tot in de hof van de prins waar ze blijde ontvangen werd van de wet van Brugge die haar verwelkomden zoals het betaamt. Item, Kort daarna gebeurde het de gemeente van Brugge niets anders wist dan mooi weer en niet wanden bedrogen te wezen en hoopten en meenden dat de gedeputeerden van Brugge verkregen hadden van onze genadige dat die van de vrijen geen belet zouden wezen, maar inwoners en onderzaten van die van Brugge. Wat op deze tijd contrarie bevonden was want die van de vrijen burgemeesters, schepenen en de ontvanger die hadden lang geleden bezegeld gekregen door schalkse listen en om een grote som van penningen en ook belofte van wapening ten dienste van mevrouw jonkvrouw om te bewaren tegen de Fransen het land van Vlaanderen. En dit te kleineren de stad Brugge, waarvan dat enige gedeputeerden van Brugge grote ondank behaalden dat ze dit niet getrouw te kennen hadden gegeven. En speciaal stond in vrees meester Ian Coolbrant, pensionaris van Brugge, die altijd te Gent gelegen had en alle dingen wel wist want hij las voor die van Brugge dat er maar drie leden geschreven stonden. En de privilegies goed overziende daar stonden vier leden geschreven. Item, toen die van de vrijen aldus hun nieuwe privilegies verkregen hadden zo waren ze zeer verblijd, zoals het recht was, en deden zoveel aan de edelen van mevrouw jonkvrouw, dat ze vier gelijk bezegelde brieven hadden waarvan dat er een behielden voor zichzelf en een lieten die binnen de stad Gent en de derde zonden ze enige van hun vrienden en de vierde zonden ze binnen de stad Ieper, als kwansuis te tonen de anderen drie leden dat ze volmaakt vierde lid waren. En dit ongesponnen garen kwam te [fol. C.lxxxij.v] Brugge uit voor de gemeente en ze ontstaken in grote gramschap en wilden weten wie hen aldus misleid had en begonnen te grommen en te murmelen onderling en wilden niet gedogen dat onze geduchte jonkvrouw de stad Brugge bezweren zou voordat die 4 brieven van de vrijen vernietigd en te niet gedaan zouden zijn. Niet tegenstaande dat mevrouw jonkvrouw naar Sint Donaas gekomen was om de stad te bezweren, waartoe het volk niet genegen was. Aldus zo vertrok ze weer goedertieren tot haar hof. En dit was woensdag in de Paas dagen de 9de van april anno 1477. Item, op dezelfde dag in de namiddag verzamelden alle ambachten van Brugge, elk lid onder het zijne, en die 17 neringen verzamelden te Eekhout en ook andere leden met grote beroerte, zo ver dat ze dezelfde nacht een vergadering maakten binnen het klooster van de Minderbroeders. En besloten binnen die nacht ter mart te trekken. Aldus zo zond elk ambacht om zijn banier en trokken de volgende dag gewapenderhand ter markt wat was de 10de dag van april en stonden alzo in ordonnantie en elk onder zijn standaard of banier. Item, in deze beroerte werden gevangen deze navolgende personen, te weten; ‘meester Ian Coolbrant, Jacob Coolbrant, Ghelein van te Theimzebeke, Ian die Vleeshouwer, Ian de Hont, de drapeer, alle schepenen van Brugge. Item, was ook gevangen Alaert Goetghebuer, krachthouder van de vrijen en nog 2 personen met hem die men zei nieuwe gezworen schepenen te zijn van de vrijen. Item, toen gingen enigen die zeer die zeer bewogen waren in het huis van Ian van Nieuwenhoven de oude waar ze pieken uit haalden en sloegen de vleesstandaarden om en bedreven grote ruwheid die ongemanierd was, etc. Item, mijn geduchte jonkvrouw van Bourgondie toen har volk aldus ontsteld was zo zond ze haar edele mannen ter markt bij de gemeente. Te weten mijn heer van Ravestein, mijn heer van de Gruijthuijsen en mijn heer van Gaasbeek en nog 2 Duitse ridders en baden vanwege mevrouw jonkvrouw dat ze vredig bij elkaar wilden blijven, men zou hen zeker een nieuw privilegie geven naar hun eigen begeerte in wat manieren dat ze het begeerden of eisen konden. En dit verhaal deed Ian van Dadizele, hoge baljuw van Gent, waarmee dat volk eensdeels tevreden was. |
[Den.xi.sten dach van April] Item tvolc van Brugge noch seere ontstelt wesende vp mijnhere Daneel van moerkercke, si sonden eeneghe lieden huyt om hem te vanghene, wan hi wilde capiteyn sijn vanden westvrye, want hi hadde in vele prochien wapenschauwinge beghinnen beuelen te doen maer naer dat hi vernomen hadde dat Iacob van Halewijn baliu van Brugge huyt was om hem te vanghen, hi ontuloot sijn tweester te peerde van Ghistele naer thorout, ende van thorout naer thielt, ende van daer naer poucken, ende trac also naer Ghendt. Ende die van Brugghe brochten gheuanghen den baliu van Oudenburch mijn heere Felix van Ghistele vp den.xi.sten dach van April nae paesschen. Item doe wasser vp die marct een parc ghemaect om scepenenhoofmannen, ende dekenen daer binnen ongedroomt te sijn, ende bancken omme vp te sitten, om dagelicx tsamen te spreken, raet ende aduijs met malcanderen te nemene. Item Ian breydel die stedehouder vanden capiteyn was, hemwas als doe verboden dat hi niet met also vele vreimde knapen achter stede gaen en soude. Item vp den.xiij.dach van April quamen dye vanden vryen, hem lieden presenterende ter goeder obediencie van die vanBrugge. Ende ghinghen ooc ghewapent staen van aen sinte Christoffels kercke tot voor die nyeuwe halle, als goede habitanten ende ondersaten van Brugghe. Item vp den seluen dach was Ian van boonhen te brugge gheuangen. Ende vp den.xiiij.dach van April waren alle die hooftmannen ende dekenen vergadert in tvoorseyde parc, daer meester Ian coolbrant hem quam excuseren van allen saken, daer hoofmannen, ende Dekens bleuen totten auende Endemeester Ian coolbrant was weder gheleet vp den steen gheuangen. Ende dit quam al toe by lueghenen want men seyde hem tonrechte aen dat hi vanden preuilegien wiste, ende ooc al dandere, of daer of ghelt ghenomen soude hebben, datter inne verclaert stont dat si een let blijuen souden, ende en gaf dit nyet te kennene, maer het was al lueghen beuonden [fol. C.lxxxiij.r] |
[De 11de dag van april] Item, het volk van Brugge was nog zeer ontsteld op mijn heer Daneel van Moerkerke, ze zonden enige lieden uit om hem te vangen want hij wilde kapitein zijn van de west vrijen want hij had in vele parochies wapenschouw beginnen te bevelen te doen, maar nadat hij vernomen had dat Jacob van Halewijn, baljuw van Brugge, uit was om hem te vangen ontkwam hij met zijn tweede paard van Gistel naar Torhout, en van Torhout naar Tielt en vandaar naar Poeke en trok alzo naar Gent. En die van Brugge brachten gevangen de baljuw van Oudenburg, mijn heer Felix van Gistel, op de 11de dag van april na Pasen. Item, toen was er op de markt een perk gemaakt om schepenen en hoofdmannen en dekens daar binnen zonder gedrang te zijn en baken om op te zitten om dagelijks samen te spreken, raad en advies met elkaar te nemen. Item, Ian Breydel, die stadhouder van de kapitein was, hem was als toen verboden dat hij niet met alzo veel vreemde knapen achter de stad zou gaan. Item, op de 13de dag van april kwamen die van de vrijen en presenteerden hen goede onderdanigheid van die van Brugge. En gingen ook gewapend staan aan Sint Christoffels kerk tot voor de nieuwe hal, als goede inwoners en onderzaten van Brugge. Item, op dezelfde dag was Ian van Boonhen te Brugge gevangen. En op de 14de dag van april waren alle hoofdmannen en dekens verzameld in dat perk waar meester Ian Coolbrant zich kwam excuseren van alle zaken, waar hoofdmannen en dekens bleven tot de avond. En meester Ian Coolbrant was weer op de steen gevangen gelegd. En dit kwam alles door leugens want men zei hem te onrecht aan dat hij van de privilegies wist en ook al het andere waarvan hij geld genomen zou hebben en dat er in verklaard stond dat ze een lid blijven zouden en gaf dit niet te kennen, maar alles was leugen bevonden. [fol. C.lxxxiij.r] |
[Den.xi.sten dach van April] Item tvolc van Brugge noch seere ontstelt wesende vp mijnhere Daneel van moerkercke, si sonden eeneghe lieden huyt om hem te vanghene, wan hi wilde capiteyn sijn vanden westvrye, want hi hadde in vele prochien wapenschauwinge beghinnen beuelen te doen maer naer dat hi vernomen hadde dat Iacob van Halewijn baliu van Brugge huyt was om hem te vanghen, hi ontuloot sijn tweester te peerde van Ghistele naer thorout, ende van thorout naer thielt, ende van daer naer poucken, ende trac also naer Ghendt. Ende die van Brugghe brochten gheuanghen den baliu van Oudenburch mijn heere Felix van Ghistele vp den.xi.sten dach van April nae paesschen. Item doe wasser vp die marct een parc ghemaect om scepenenhoofmannen, ende dekenen daer binnen ongedroomt te sijn, ende bancken omme vp te sitten, om dagelicx tsamen te spreken, raet ende aduijs met malcanderen te nemene. Item Ian breydel die stedehouder vanden capiteyn was, hemwas als doe verboden dat hi niet met also vele vreimde knapen achter stede gaen en soude. Item vp den.xiij.dach van April quamen dye vanden vryen, hem lieden presenterende ter goeder obediencie van die vanBrugge. Ende ghinghen ooc ghewapent staen van aen sinte Christoffels kercke tot voor die nyeuwe halle, als goede habitanten ende ondersaten van Brugghe. Item vp den seluen dach was Ian van boonhen te brugge gheuangen. Ende vp den.xiiij.dach van April waren alle die hooftmannen ende dekenen vergadert in tvoorseyde parc, daer meester Ian coolbrant hem quam excuseren van allen saken, daer hoofmannen, ende Dekens bleuen totten auende Endemeester Ian coolbrant was weder gheleet vp den steen gheuangen. Ende dit quam al toe by lueghenen want men seyde hem tonrechte aen dat hi vanden preuilegien wiste, ende ooc al dandere, of daer of ghelt ghenomen soude hebben, datter inne verclaert stont dat si een let blijuen souden, ende en gaf dit nyet te kennene, maer het was al lueghen beuonden [fol. C.lxxxiij.r] |
[De 11de dag van april] Item, het volk van Brugge was nog zeer ontsteld op mijn heer Daneel van Moerkerke, ze zonden enige lieden uit om hem te vangen want hij wilde kapitein zijn van de west vrijen want hij had in vele parochies wapenschouw beginnen te bevelen te doen, maar nadat hij vernomen had dat Jacob van Halewijn, baljuw van Brugge, uit was om hem te vangen ontkwam hij met zijn tweede paard van Gistel naar Torhout, en van Torhout naar Tielt en vandaar naar Poeke en trok alzo naar Gent. En die van Brugge brachten gevangen de baljuw van Oudenburg, mijn heer Felix van Gistel, op de 11de dag van april na Pasen. Item, toen was er op de markt een perk gemaakt om schepenen en hoofdmannen en dekens daar binnen zonder gedrang te zijn en baken om op te zitten om dagelijks samen te spreken, raad en advies met elkaar te nemen. Item, Ian Breydel, die stadhouder van de kapitein was, hem was als toen verboden dat hij niet met alzo veel vreemde knapen achter de stad zou gaan. Item, op de 13de dag van april kwamen die van de vrijen en presenteerden hen goede onderdanigheid van die van Brugge. En gingen ook gewapend staan aan Sint Christoffels kerk tot voor de nieuwe hal, als goede inwoners en onderzaten van Brugge. Item, op dezelfde dag was Ian van Boonhen te Brugge gevangen. En op de 14de dag van april waren alle hoofdmannen en dekens verzameld in dat perk waar meester Ian Coolbrant zich kwam excuseren van alle zaken, waar hoofdmannen en dekens bleven tot de avond. En meester Ian Coolbrant was weer op de steen gevangen gelegd. En dit kwam alles door leugens want men zei hem te onrecht aan dat hij van de privilegies wist en ook al het andere waarvan hij geld genomen zou hebben en dat er in verklaard stond dat ze een lid blijven zouden en gaf dit niet te kennen, maar alles was leugen bevonden. [fol. C.lxxxiij.r] |
[Den.xvij.sten dach van April] Item vp den.xvij.sten dach van April, so quam me ioncfrauwe van Bourgoengien in dye cleene catte vp die marct, daer si tvolc inde wapen sach staen, ende si bleef snoens daer etende. Dies waren daer voor dye poorterye ende voor die Dekenen ghelesen vele profijtelicke pointen, die me ioncfrau beloofde te beseghelene. Ende die voorseyde van beede dye bancken vanghendt, met meer notable, die quamen die van Brugghe visenteren, belouende in broederlicke minne die van Brugge bi te stane met lijue ende met goede, also datter so varre in gelaboreirt was, dat die van brugghe vertrocken vander marct ende huyter wapene, so deden ooc die vanden ambochtenvanden Vryen met groter blijscap. Ende men speilde bouen vp die halle metter speillieden van groter blijscap. Dit was vp eenendonderdach, ende hadden doe.viij.dagen vp die marct ghestaen, vanden welcken men god dancken mochte datter gheenbloetsturtinge en ghesciede Marie noch weese te brugge eedt dede Achtiene april twelc gods beleet dede Item vp den.xviij.dach van April naer paesschen. Anno.lxxvij.vp eenen vrydach voor dye noene, doe quam me ioncfrau vp tscepen huys van Brugghe, ende beswoer die stede van Brugge, ende tlant van vlaendren met sinen toe behoorten. Ende daer was een swart fluweelen laken ter veynsteren huyt ghehangen, besteken met vijncoorden ende met rooden roosen Ende beneden stont een parc gemaect daer Dekenen endehoofmannen in stonden, die daer mer ioncfrau voorseydeswoeren goede ende ghetrauwe subgijten te sijne, ende al tvolc ghemeenlic Ende meester Anthonis de louf Pensionaris vanbrugge die staefde me vrauwe haren eedt, ende den volcke beneden van ghelijcken. Virgo maria bis nona iurat aprilis Cesar pro nato tunc hancposcit bene grato [Den.xix.sten dach van April] Vp den.xix.sten dach van April voor dye noen, so vermaectendie temmerlieden, die maetsenaers, ende dye wijnscrooders haerlieder eeden, ende die oude Dekens deden die nieuwe hareneedt doen, ende hare vijnders van ghelijcken, sonder dye te vertooghene der wet van Brugge. Ende es te wetene dat mer ioncfrauwe voorseyde dese.iij.ambochten haerlieder preuilegie ende beseghelthede van dyen vernyeut ende gheconfirmeirt heift om teeweghen daghen te gheduerende sonder faelgieren. Item vp den seluen dach so vermaecte men die wette Brugge, ende was gheordonneirt dat men huyt den.ix.leden.xiij.Scepenen kiesen soude, te weten.v.huyter poorterye, ende dander.viij.huyten.viij.leden. Ende dese. xiij.schepenen souden eenen burchmeestere kiesen, endeinsghelijcx soudemen.xiij.raden kiesen.ende die souden ooc eenen burchmeester vanden courpse kiesen.twelc also ghedaenwas. Ende was thoude recht vander stede van brugge, geordonnerit biden vi.g.van vlaendren, boudin metten schonenbaerde, vader van Boudin van Rijssele. Burchmeesters van Brugghe. Ian de keyt Ian de keyt Schepenen Marck vanden velde Marck vanden velde Willem houtmarck poorters Colaert lauwereins Colaert de labye Zegher van rooden huyten.iiij.neeringhen Ian hauwe huyten vleeschambocht Ian michiels huyten.xvij.neeringhen Gregorius heyns huyten hamere Pieter bultijnc huyten ledere Ian marant huyten ledere Clays van hanneman huyten backers Burchmeestere huyten makelaers Raden. Cornelis van doorne Willem van gheldre Boudin petijt poorters Steuin vander gheinste Burchmeester voren Iacob van score huyten.iiij.neeringhen Lieuin van assenede huten vleeschauwers Ian dhamere huyten.xvij.neeringen Hubrecht de iagher huyten hamere Ian crabbe huyten ledere Alaert de lade sous huyter naelde Ian van meunicreede huyten backers Lyoen spijnghele huyten makelaers |
[De 17de dag van april] Item, op de 17de dag van april zo kwam mevrouw jonkvrouw van Bourgondië in de kleine Kat op de markt waar ze veel volk in wapen zag staan en ze bleef de noen daar te eten. Dus waren daar voor de poorterij en voor de dekens gelezen vele profijtelijke punten die mevrouw jonkvrouw beloofde te bezegelen. En die van beide de banken van Gent met meer notabelen die kwamen die van Brugge bezoeken en beloofden in broederlijke minne die van Brugge bij te staan met lijf en goed, alzo ver erin gewerkt was dat die van Brugge vertrokken van de markt en uit de wapens en zo deden ook de van de ambachten van de vrijen met grote blijdschap. En men speelde boven op de hal met de speellieden met grote blijdschap. Dit was op een donderdag en hadden toen 8 dagen op de markt gestaan waarvan men God danken mocht dat er geen bloedstorting geschiedde. Marie nog was te Brugge eed deed Achttien april wat Gods beleid deed. Item, op de 18de dag van april na Pasen anno 1477 op een vrijdag voor de noem toen kwam mevrouw jonkvrouw op het schepenhuis van Brugge en bezwoer de stad Brugge en het land van Vlaanderen met zijn toebehoren. En daar was een zwartfluwelen laken ter vensters uitgehangen bestoken met maagdenpalm en met rode rozen. En beneden stond een perk gemaakt waar dekens en hoofdmannen in stonden die daar mevrouw jonkvrouw zwoeren goed en getrouw te zijn en al het volk algemeen. En meester Anthonis de Lou, pensionaris van Brugge, die staafde mevrouw haar eed en het volk beneden dergelijk. Virgo maria bis nona iurat aprilis Caesar pro nato tunc hancposcit bene grato. [De 19de dag van april] Op de 19de dag van april voor de noen zo vermaakten de timmerlieden, de metselaars en de wijnschroeders hun eden en de oude dekens deden de nieuwe hun eed en hun vinders dergelijk zonder die te tonen de wet van Brugge. En het is te weten dar mevrouw jonkvrouw deze 3 ambachten hun privilegie en bezegelingen ervan vernieuwd en bevestigd had ten eeuwige dagen durend zonder te falen. Item, op dezelfde dag zo vermaakte men de wet Brugge en was geordonneerd dat men uit de 9 leden 13 schepenen kiezen zou, te weten; 5 uit de poorterij en de andere 8 uit 8 leden. En deze 13 schepenen zouden een burgemeester kiezen en dergelijks zou men 13 raden kiezen en die zouden ook een burgemeester kiezen, wat alzo gedaan werd. En het oude recht van de stad Brugge, geordonneerd bij de graaf van Vlaanderen, Boudin met de mooie baard, vader van Boudin van Rijsel. Burgemeesters van Brugge. Ian de Keyt Ian Bosschaert Schepenen Marck van de Velde Rijckquaert Macharis Willem Houtmarck, poorters Colaert Lauwereins Colaert de Labye Zegher van Rooden uit de 4 neringen Ian Hauwe uit het vleesambacht Ian Michiels uit de 17 neringen Gregorius Heyns uit de hamers Pieter Bultijnc uit het leer Ian Marant uit de naalden Clays van Hanneman uit de bakkers Burgemeester uit de makelaars Raden. Cornelis van Doorne Willem van Gelre Boudin Petijt poorters Steuin van de Gheinste Burgemeester voren Jacob van Score uit de 4 neringen Lieuin van Assenede uit de vleeshouwers Ian de Hamere uit de 17 neringen Hubrecht de Jagher uit de hamers Ian Crabbe uit het leer Alaert de lade Sous uit de naalden Ian van Meunicreede uit de bakkers Lyoen Spijnghele uit de makelaars. |
[Den.xxi.sten dach van April] Item vp desen seluen tijt dese edele Ambassaden voornomt, die deden so vele bi openbare besegelde brieuen voortijts ghemaect tusschen den keyser ouer deen sijde, ende den hertoghe Kaerle ouer dander sijde saleger [fol. C.lxxxiiij.r] ghedachten, hoe dat ghecommunikiert ghesloten endegheseghelt was voor dye stede van Nuchen, hertelick by hem beeden, als dat Maximilianus des keysers sone grauwen endehebben soude in huwelicke Marie dye eeneghe dochtere vandenhertoghe kaerle die welcke brieuen ende besegelthede endeghelooue ghegeuen was, ouermits vele meer circumstantiendaer toe dienende, also varre streckende dat dit huwelic by mer ioncfrau voorseyde ende haren edelen raet gheconsenteirt, gheaccordeirt, ende vulmaectelic ghesloten was. Ende dyt was vp den.xxi.sten dach van April ten.xi.hueren vander nacht, ghedaen int hof te Brugge. Ende aenghesien dat dese saken haestelic begheerden ghedaen te sijne, so was mer ioncfrauwe voorseyde naer dye maniere vander edelheyt als doe beslapenvan den Hertoghe van Beyeren, huyter name vanden edelen Maximiliaen. Ende sijn rechter been was ghewapent, bewijsende dat die voorseyde Maximiliaen sijnder bruyt vechtender hant helpen ende beschermen soude yeghensաl haer vianden. Ende dit aldus ghedaen sijnde, die voorseydeAmbassaduers vertrocken blijdelic huyt Brugghe, ende men beschanc hemlieden met wijne, tregie, ende wasse eerlicken, elc naer sijnder weerdicheyt [Den.xxiij.sten dach in April] Item vp den.xxiij.sten dach in April. Anno lxxvij.welc was sint Ioris dach, so waren te Brugge openbaerlic ghelesen in diueersche plecken die nieuwe preuilegien des lants vanVlaendren. Ende ooc bouen dien al dat die van Brugge begheert hadden aen mer ioncfrau van Bourgoengien, dwelcke si al ghewillichlic gheconsenteirt ende besegelt hadde |
[De 21ste dag van april] Item, op dezelfde tijd dat deze edele ambassadeurs deden zoveel bij openbare bezegelde brieven voortijds gemaakt tussen de keizer aan de ene zijde en hertog Karel aan de andere zijde zalige [fol. C.lxxxiiij.r] gedachten, hoe dat gecommuniceerd en besloten en verzegeld was voor de stad Neuss hartelijk bij hen beiden als dar Maximiliaan, de keizerszoon trouwen en zou hebben in huwelijks Marie de enige dochter van hertog Karel welke brieven en bezegelingen en bekofte gegeven was vanwege veel meer omstandigheden die daartoe dienden en alzo ver strekten dat dit huwelijk bij mevrouw jonkvrouw en haar edele raad toegestemd, overeen gekomen en volmaakt besloten was. En dit was op de 21ste dag van april te 11 uur van de nacht, gedaan in de hof te Brugge. En aangezien dat deze zaak haastig begeerden gedaan te worden zo was mevrouw jonkvrouw naar de manieren van edelheid toen beslapen van de hertog van Beieren uit naam de edele Maximiliaan. En zijn rechterbeen was gewapend wat bewees dat die Maximiliaan zijn bruid vechtenderhand helpen en beschermen zou tegen al haar vijanden. En toen dit aldus gedaan was vertrokken die ambassadeurs blijde uit Brugge en men schonk hun wijn, suikerwerk en was er fatsoenlijk en elk naar zijn waardigheid. [De 23ste dag van april] Item, op de 23ste dag van april anno 14732 wat was Sint Joris dag zo waren te Brugge openbaar gelezen in diverse plekken de nieuwe privilegies van het land Vlaanderen. En ook bovendien al dat die van Brugge beheerd hadden aan mevrouw jonkvrouw van Bourgondie die ze gewillig toegestemd en bezegeld had. |
[En.xxv.sten dach van April] Item dit aldus ghedaen sijnde, ende eerlic te vreden ghestelt, so vertrack die voorseyde princersse huyt brugghe den.xxv.stendach van April, ende was sinte marcusդach voor die noene, ende was weder van die van Brugghe met machte van volcke, als met de poorterye ende die scotters, ende meer andere gheconuoyeert tot Vrsele toe, daerse die van Ghendt met schoonen state van volcke weder verwachteden, ende huer daer ontfinghen, reysende met haer weder binnen der stede van Ghendt. Item in dese selue maent quam dye coninc van Vranckerijcke met groter macht van volcke in tlant van Aertoys, ende ooc ten nyeuwen dijcke, ende dede groote ouerdaet int voorseyde lant, daer mijn here vander soeterstede ende mijn here van peenenmetten Casselaers, ende andere vlaminghen hem vromelic weerden yeghens die fransoysen, maer haerlieder macht was te cleene dat si den.co.niet bestrijden en mochten. Endedie.co.destrueirde al dat lancx der Riuiere was, ende hi verbrande tcasteel van montorie, ende meer andere sloten. In welcke wapeninge hi altoos met hem voerde als gheuanghenman Anthonis dye bastaert van Bourgoengien, dye dit met drouuen ooghen wel aensien mochte, alst wel recht was. Item die van Hesdijn gauen hem vppe, ende tcasteel indenhanden vanden.co.van Vranckerijcke, ende daer naer ghecreech hy die stede van Buenen, ende Theerenburch was hem ooc in handen ghegheuen, so dat hi gheweldich here wart ouer al tlandt van Aertoys, sonder Atrecht, sinte Omaers, ende die van Aryen die hilden hem vromelicke. Item mijn ioncfrauwe van Bourgoengien aldus weder te ghendt sijnde, so begheerde die hertoghe Ian van Cleuen datmenden hertoge van Gheldre weder leggen soude in echt vanvangenesse, ghelijc hy voortijts gheweist hadde, het welcke also ghedaen was.maer hy ghecreech alsulcke vrienden dat hi poorter van ghendt worde, ende vry ambochtsman in tambocht vanden goutsmeden, byden welcken die poorterye endetambocht voorseyde quamen bi mer gheduchte vrauwe, endebegheerden haren poortere naer tinhouden van huerenpreuilegien, ende het ghebuerde also, ondancx den ghenen die hem leet hadden in dien tijden. Item die Hertoge van Cleuen dien wast seer leet dat thuwelic voortganc hadde tusschen skeysers sone ende mer ioncfrauwe, want hy hadde lieuer ghesien dat sijns selfs sone brudegomme van haer gheweist hadde, maer als voorseyde es, daer was te vele of ouerleden, dies trac dye hertoghe van Cleuen met eenengrammen moede te Cleuen waert. Item in desen seluen tijt resen in alle steden die ghemeentenyeghens die heren, ende leydense in echten van vanghenessen, beclagende van swaren ouerlaste, dat si ghedoocht hadden, het welcke bleec aen die vander sluys ende aen die van Ardenburch, die hem alle beclaghende waren in dien tijden. [fol. C.lxxxiiij.v] Item thgemeente van Ypre ghinc in die wapene met bannierenter marct, ende stonden daer vele daghen, ende vinghen vele van haren regierders ende heren, ende haeldense huyt andere steden daer sy gheulucht waren. Ende insghelijcx die vanBruessele daden ooc iusticie ouer eeneghe van haren heren met groter beroerte. Item shertoghenbossche ende Tantwerpen was ooc tvolck al in roere ,tghemeene yeghens die heren, roupende wrake van harer schade ende mesleedinghe. Item Dambassaden vanden keyser bleuen bi mer ioncfrauwe voorseyde, verwachtende die comste van skeysers sone denbrudegomme die welcke nederwaerts quam nae Vlaendren. Item het es waer hoe dat me vrauwe van Bourgoengien, corts naer dat Hertoghe kaerle doot was, als een drouue wedewe die sandt aen haren broedere den coninck Edewaert van Inghelant, haer claghelicke gheuaernesse met seer lamentelicke brieuen. Ende die selue brieuen ghehoort sijnde in dye presencie vandenedelen van Inghelant so sprac die hertoghe van Clarenche tottenConinck Edewaert sinen broedere. Seggende here van dese deerlicker doot sidy cause ende culpabele, waer bi dat die coninc bescaemt ende gram wort. Ende vraechde by wat redenen men hem sulcke saken te laste leyde. Die Hertoghe vanClarence seyde, omme dat ghi met groten volcke ouer ghetrocken waert, om den.Co.van Vranckerijcke te beuechtene, ende Normandyen te conquesteirene, daer hu selue die hertoghe Kaerle quam visenteren in onse stede van Calis. Endehi consenteirde hu te treckene, duer sijn landt van Artoys, als een ghetrauwe edel prinche, ende beddeghenoot van onser lieuer suster, maer ghi hebt contrarie ghedaen, want ghy hebt om ghelts wille paeys ghemaect metten.co.van Vranckerijcke, ende onsen lieuen broeder buyten ghesloten, ende sondertweten van hem weder ghekeert in Inghelant. Ende hadt ghi dit niet ghedaen, die hertoghe kaerle en ware vp die Zwitsen niet ghetrocken. Bi den welcken ic wel segghen mach dat ghi cause sijt dat die edel hertoghe Kaerle verraden es, ende dat onse sustere een drouue bedruckte wedewe es. Ende dese selue woorden ghetuychden mede me Loerd Descales, ende meer andere edele mannen. Ende daer was een grote beroerte. Nyet te min die.co.beet sijnen breydel, ende meende hem noch te wrekene alst tijt ware, alsoo hy corts daer naer dede. Want hi dede vergaderen sijn coninclijk parlement, ende heeft ghedaen bannen huyter croone van Inghelant de hertoghe van Clarence, ende me Loerd descales, ende meer edele heren van haren medeplegers, terstont Inghelant te ruymene. By den welcken sie versaemt hebben ontrent xiiij.duysent mannen. Ende trocken ouere te Normandyen waert. Item in desen tijt was een Rudder huyt Inghelant, die voortijts vander bende van Werwijc gheweist hadde, ende was ghebannen huyter croone van Inghelant, byden welcken dat dese voorseyde Ruddere hem betrac in Vranckerijcke, omme hem te beschuddene. Ende hi daer sijnde, drouch hem so wijsselicke onder die Fransche heren dat hi ten eynde gheroupen wort totten rade vanden.co.van Vranckerijcke. Also dat dese selue rudder Inghelsman sijnde, verhoorde aen eenenruddere van den houe, als dat die.co.van Vranckerijcke vreese hadde, dat hem die Coninc Edewaert van Inghelant contrarie worden mochte, ter cause van Margriete sijnder sustere, die wedewe vanden Hertoghe Kaerle van Bourgoengien. Dies ordonneirde die coninc Lodewijc van vranckerijcke datmen een notabele Ambassade seynden soude in Inghelant, ende daer vrienden ghecrijghen die den.co.edewaert vergheuen souden. Ende dat vp den.xvi.dach van Meye, daer of dat die principale verrader wesen soude die vpperste camerlinck van mijn Loerd de clarence. Ende desen Inghelschen Ruddere trac also heymelic huyt vranckerijcke als hy mochte, ende quam te Calis, ende trac also voorts ouere in Inghelant, niet ontsiende die doot noch dat hy ghebannen was, maer hy trac byden.coninc.van Inghelant, ende gaf hem dit voorstel te kennene, om twelcke hem dye co.tlijf gaf. Ende hi dede vanghen den camerlinc van me Loerd van Clarence, die hem ter stont beschuldich kende. Ende hy wrouchde noch.iij.andere, die alle onthooft waren endeghequaertiert. Ende die.co.edewaert ghinc grote ghereeschepe maken van wapeninge omme te commene vp den.co.van Vranckerijcke, [fol. C.lxxxv.r] ende die wedewe sijnder suster in staden te stane, want si hadde een ambassade ghesonden aen haren broedere den coninc. Te wetene den Abt van sinte Pieters te Ghendt, ende meer andere edele mannen huyt Vlaendren grotelick sijnen bystant begheerende. Item in tselue iaer in die maent van meye, so was een ghetrauwelic bestant gesloten tusschen den oosterlinghen endeden hollanders drie iaer lanck gheduerende. Dye welcke ghelijc souden die zee helpen bewaren yegens die fransoysen. |
[En 25ste dag van april] Item, toen dit aldus gedaan was en fatsoenlijk tevredengesteld zo vertrok die prinses uit Brugge de 25ste dag van april en dat was Sint Marcus dag voor de noen en weer was te Brugge een macht van volk als met de poorterij en de schutters en meer andere begeleiden tot Ursel waar ze door die van Gent met mooie staat van volk weer verwacht werd en haar ontvingen en reisden met haar weer binnen de stad Gent. Item, in dezelfde maand kwam de koning van Frankrijk met grote macht van volk in het land van Artois en ook te nieuwe dijk en deed grote overdaad in dat land waar mijn heer van de Soeterstede en mijn heer van Penen met die van Kassel en andere Vlamingen zich dapper verweerden tegen de Fransen, maar hun macht was te klein zodat ze de koning niet bestrijden mochten. En de koning vernielde alles dat langs de rivier was en hij verbrandde het kasteel van Montorie en meer andere burchten. In die bewapening nam hij altijd met hem en voerde als gevangen man Anthonis de bastaard van Bourgondie die met droevige ogen het wel aanzien mocht, zoals het wel recht was. Item, die van Hesdin gaven zich over en het kasteel in de handen van de koning van Frankrijk en daarna kreeg hij de stad Boulogne-sur-Mer en Throuanne was hem ook in handen gegeven zodat hij geweldig heer werd over al het land van Artois, zonder Atrecht, Sint Omaars en die van Arien die hielden zich dapper. Item, mijn jonkvrouw van Bourgondie die aldus weer te Gent was zo begeerde hertog Ian van Kleef dat men de hertog van Gelre weer in de gevangenis zou leggen gelijk hij voortijds geweest was, wat alzo gedaan werd, maar hij kreeg al zulke vrienden zodat hij poorter van Gent werd en vrije ambachtsman in het ambacht van de goudsmeden, waarbij de poorterij en het ambacht kwamen bij mevrouw geduchte jonkvrouw en begeerden hun poorter naar de inhoud van hun privilegies en het gebeurde alzo, ondanks diegene die hem leed hadden in die tijd. Item, de hertog van Kleef die was het zeer leed dat het huwelijk voortgang had tussen de keizerszoon en mevrouw jonkvrouw, want hij had liever gezien dat zijn zoon bruidegom van haar geweest was, maar zoals voorgezegd is, daar was te veel geleden, dus trok de hertog van Kleef met en gram gemoed naar Kleef. Item, in dezelfde tijd resen in alle steden de gemeenten tegen de heren en legden e ze in echte gevangenissen en beklaagden hun zware overlast die ze gedoogd hadden, wat bleek aan die van ter Sluis en aan die van Aardenburg die zich allen beklaagden in die tijd. [fol. C.lxxxiiij.v] Item, de gemeente van Ieper ging in de wapens met banieren ter markt en stonden daar vele dage, en vingen velen van hun regeerders en haalden ze uit andere steden waar ze gevlucht waren. En insgelijks die van Brussel deden ook justitie over enige van hun heren met grote beroerte. Item, Hertogenbos en te Antwerpen was ook het volk in oproer, de gemeente tegen de heren en riepen wraak van hun schade en misleiding. Item, de ambassadeurs van de keizer bleven bij mevrouw jonkvrouw en wachtten op de komst van de keizerszoon, de bruidegom, die nederwaarts kwam naar Vlaanderen. Item, het is waar hoe dat mevrouw van Bourgondie kort nadat hertog Karel dood was als een droevige weduwe zond aan haar broeder Eduard de koning van Engeland haar beklagende gevaar met zeer weeklagende brieven. En diezelfde brieven werden gehoord in de presentie van de edelen van Engeland zo sprak de hertog van Clarence tot koning Eduard, zijn broeder en zei; Heer van deze deerlijke dood ben je oorzaak en schuldigլ waarom Ԡde koning beschaamd en gram werd. En vroeg met welke redenen men hem zulke zaken ten laste legde. De hertog van Clarence zei; omdat gij met groot volk over getrokken bent om de koning van Frankrijk te bevechten en Normandi te veroveren waar u zelf hertog Karel kwam bezoeken in onze stad Calais. En hij stond toe u te trekken door zijn land van Artois als een getrouwe ende prins en bedgenoot van onze lieve zuster, maar gij hebt contrarie gedaan want ge hebt vanwege geld vrede gemaakt met de koning van Frankrijk en onze lieve broeder buiten gesloten en zonder het weten van hem terug gekeerd in Engeland. En had gij dit niet gedaan, hertog Karel was niet op de Zwitsers getrokken. Waarbij ik wel zeggen mag dat gij de oorzaak bent dat die edele hertog Karel verraden is en dat onze zuster een droevige bedrukte weduwe isռ/span>. En dezelfde woorden getuigden mede lord Descales en meer andere edele mannen. En daar was een grote beroerte. Niettemin, de koning beet zijn breidelen meende hem nog te wreken als het tijd was, alzo hij kort daarna deed. Want hij liet verzamelen zijn koninklijke parlement en heeft laten bannen uit de kroon van Engeland de hertog van Clarence en meneer lord Descales en meer edele heren van hun medeplegers terstond Engeland te ruimen. Waarmee ze verzameld hebben omtrent 14 000 mannen en trokken over naar Normandië. Item, in deze tijd was een ridder uit Engeland die voortijds van de bende van Warwick geweest was en was gebannen uit de kroon van Engeland waarom deze ridder naar Frankrijk trok om zich te behoeden. En toen hij daar was gedroeg hij zich zo wijs onder de Franse heren zodat hij tenslotte geroepen werd tot de raad van de koning Frankrijk. Alzo dat deze ridder, die een Engelsman was, hoorde aan een ridder van de hof dat de koning van Frankrijk vrees had dat hem koning Eduard van Engeland contrarie worden mocht, ter oorzaak van Margriet, zijn zuster en weduwe van hertog Karel van Bourgondie. Dus ordonneerde koning Lodewijk van Frankrijk dat men een notabele ambassade zenden zou in Engeland en daar vrienden krijgen die koning Eduard vergeven zouden. En dat op de 16de dag van mei, waarvan dat de belangrijkste verrader wezen zou de opperste kamerling van mijn lord Clarence. En deze Engelse ridder trok alzo heimelijk uit Frankrijk als hij mocht en kwam te Calais en trok alzo voorts over in Engeland, niet ontziende die dood, nog dat hij verbannen was, maar hij trok bij de koning van Engeland en gaf hem dit voorstel te kennen, waarom de koning hem het lijf gaf. En hij liet vangen de kamerling van meneer lord van Clarence die zich terstond schuldig bekende. En hij verhaalde nog 3 anderen die allen onthoofd weren en gevierendeeld. En koning Eduard ging groot gereedschap maken van wapens om te komen op de koning van Frankrijk [fol. C.lxxxv.r] en de weduwe, zijn zuster, bij te staan, want ze had een ambassade gezonden aan haar broeder de koning. Te weten; de abt van Sint Pieters te Gent en meer andere edele mannen uit Vlaanderen die zeer zijn bijstand begeerden. Item, in hetzelfde jaar in de maand mei zo was een getrouw bestand gesloten tussen de oosterlingen en de Hollanders dat drie jaar lang duurde. Die zouden helpen de zee bewaren tegen de Fransen. |
[Den vierden dach van Meye] Item vp den vierden dach van Meye, so dede die.co.vanVranckerijcke so vele dat haer die stede van Atrecht vp gaf, behouden lijf ende goet, het welcke die.co.nyet consenteren en wilde, ten ware datmen hem gaue vierwaruen twintich mannen, sijnen wille mede te doene, het welcke die van Atrecht consenteirden. Ende dat gheschiet sijnde, so quamen die fransoysen in Atrecht, ten daghe voorseyde ten iiij.hueren naer der noene, ende was vp eenen sondach. Ende dye Fransoysen aldus sijnde binnen Atrecht, so dede die.co.die.lxxx.persoonenden hals of hauwen, het welcke waren vleeschauwers, hudeuetters, ende lijneweuers, ende dat omme dat si altoos bewaerden dat die stede inden handen vanden fransoysen nyet commen en mochte, maer wilden goet ende ghetrauwe blijuenmer Ioncfrauwe van Bourgoengien. Ende aldus sijnse voor haer stede deerlick ghemartelizeirt, ende die stede was ghewonnensonder stoot of slach. [Den.vi.sten dach van meye] Item in tselue Iaer vp den.vi.sten dach van meye, so was die wet vanden Vryen ghemaect binnen Brugge, ende die schepenenwaren nieuwe ghecoren huyt den Vryen, te wetene Oost noort ende west, drie iaer lanc gheduerende. Ende die costume vanschepenen te blijuene haer leuen lanc was doe al of gheleyt ende te nieuten ghedaen. [Den.viij.sten dach van Meye] Vp den.viij.sten dach van Meye quam me ioncfrau Marie vanDenremonde weder te ghendt, ende en hadde niet voorder geweist om seker causen. Ende alle die serganten van Ghendt stonden lancx der straten tot den walle toe, int harnasch, twelc schone om sien was. [Den.ix.sten dach van Meye] Item vp den.ix.sten dach van Meye, ende was vrydach doe sloughen die van ghendt huyte met haren casselryen, endetrocken yegens hare vianden, ende die Hertoghe van Gheldre was haerlieder capiteyn. Ende ontrent den seluen tijt so trac me ioncfrau van Bourgoengien te Brabant waert, om tlant te besweerene, ende die ghescillen te paeyserene ende te middelene. [Den.xiiij.sten dach van Meye] Vp den.xiiij.sten dach van Meye, welc was Assencioens dach, so was een processie generale ghedreghen sinte cruys buyten, metten.iij.fierters, te wetene sinte Donaes.s.Bonefacius, ende.s.Loy, om onsen here te bidden dat alle dingen salichlic vergaen mochten.i477 M erckelic es nv int lant van Vlaendren C ommende moeyte ende grote onlede C oninc lodewijc wil ons slaen in spaendren C racht doende sijnder nichte ende mette mede C onfuselic vernielende casteel en stede L anghende naer der vlaminghen bloet V oorwaer het es een simpel sede V p een weese te strijdene, en maget soet V erghetende tbestant ende belofte goet V anden welcken wi processie draghen V eerthiene in meye met fierters behoet I n.s.cruys kercke, noot doet ons claghen I hesus behoede vlaendre van plaghe |
[De vierde dag van mei] Item, op de vierde dag van mei zo deed de koning van Frankrijk zoveel dat de stad Atrecht zich op gaf, behouden lijf en goed, wat de koning niet toestaan wilde, tenzij dat men hem gaf vier maal 20 mannen om er zijn wil mee te doen, wat die van Atrecht toestemden. En toen dat gebeurd was zo kwamen de Fransen in Atrecht ten dag voorgezegd te 4 uur na de noen en dat was op een zondag. En de Fransen die aldus binnen Atrecht waren zo liet de koning die 80 personen de hals afhouwen wat waren vleeshouwers, huidvetters en lijnwevers en dat omdat ze altijd bewaarden dat die stad niet in de handen van de Fransen komen mocht, maar wilden goed en getrouw blijven mevrouw jonkvrouw van Bourgondie. En aldus zijn ze voor hun stad deerlijk gemarteld en die stad was gewonnen zonder slag of stoot. [De 6de dag van mei] Item, in hetzelfde jaar op de 6de dag van mei zo was de wet van de vrijen gemaakt binnen Brugge en de schepenen waren nieuw gekozen uit de vrijen te weten; Oost, Noord en West dat drie jaar lang duurde. En de gewoontes van schepenen te blijven hun leven lang was toen al afgelegd en te niet gedaan. [De 8ste dag van mei] Op de 8ste dag van mei kwam mevrouw jonkvrouw Marie van Dendermonde weer weder te Gent en was niet verder geweest om zekere oorzaken. En alle sergeanten van Gent stonden langs de straten tot de wal toe in het harnas wat mooi om te zien was. [De 9de dag van mei] Item, op de 9de dag van mei en dat was een vrijdag toen sloegen die van Gent uit met hun wetsgebieden en trokken tegen hun vijanden en de hertog van Gelre was hun kapitein. En omtrent dezelfde tijd zo trok mevrouw jonkvrouw van Bourgondie te Brabant waart om het land te bezweren en de geschillen te bemiddelen en vrede te maken. [De 14de dag van mei] Op de 14de dag van mei, wat was op Hemelvaart dag zo was een processie generaal gedragen te Sint Kruis buiten met de 3 relikwienkastjes, te weten; Sint Donaas, Sint Bonifatius en Sint Elooi om onze heer te bidden dat alle dingen zalig vergaan mochten. 1477. Merkelijk is nu in het land van Vlaanderen C gekomen moeite en grote onvrede C koning Lodewijk wil ons slaan in spanen C kracht doen zijn nicht en meteen mede C onfuselic vernielen kasteel en stede L verlangd naar Vlamingen bloed V voorwaar het is een eenvoudige zede V op een wees te strijden en lieve maagd V vergeten het bestand en goede belofte V waarom we processie dragen V veertien in mei met relikwieënkastjes behoed I in Sint Kruis kerk, nood doet ons klagen I Jezus behoedt Vlaanderen van plagen. |
[Den.xv.sten dach van Meye en den.xxv.sten dach van Meye] Vp den.xv.sten dach van Meye, so trocken die roode capproenen van Brugge ten randen waert onder hueren capiteyn om den wech voren te bereedene, endewaren.C.ende.L. mannen tsamen, vp den.xxv.sten dach van Meye, ende was Assencioens dach, doe waren dye bannieren ter hallen huytghesteken also elck sien mochte. Item vp dyen seluen dach so wasser een rij man ouergheleet ende ghepijnt ter begheerte vanden commune. Ende binnen der seluer nacht was hi gheexamineirt vp eenen pijnbanc in die nieuwe camer, in die presencie van schepenen, hooftmannen, ende dekenen, daer hem een horrible point aen gheseyt was te sijnder groter confusie, ende inden middel vander maerct was een schauot ghemaect, int aensien van alle den volcke vanBrugge, die alle ghewapent stonden, elc onder sijn banniere, maer si en wilden ter oorloghe waert niet trecken, ten ware dat het houekin ghewyet ware. Ende tvolck bleef vp dien dach endedes nachts ter marckt. Ende tvolc aldus ter marct staende, warenverwondert, waer omme die schepenen gheene expedicie van desen en deden. [Den.xvij.sten dach van Meye] Item so ghebuerdet vp den.xvij.sten dach [fol. C.lxxxv.v] van Meye dat die suffragaen vanden Fremenueren, meester Eustaes doctuer ende Iacoppijn, ende mijn here vanden Gruythuyse, ende huyt elcker nacie eerbaer cooplieden, quamen ootmoedelic bidden om gracie, te wetene datmen sijn goet aentasten soude, ende niet sijn lijf, ende quamen ooc mede.ij.soete maechdekins, dye beede des voorseyde mesdadeghen dochters waren, knielende ende biddende voor haren lieuen vadere, segghende. Laet hem te lijue al en behouden wi niet een mijte, wi sijnder wel mede te vreden, om welcke bede endecompasselicke woorden vanden cooplieden ende vandenvoornomde doctueren was menegen traen ghelaten, maer tcommuyn van Brugge en was met gheenen woorden te payene, maer hiesschen recht ende iusticie. Aldus bleuen si eenpaerlic ter marct staende, ende men deder gheene ghereetschepe, soe varre dat naer die noene een man seyde. Willen wi alle eendrachtelic bi een bliuen ende wel varen so volcht mi. Dander seyden iawy. Doe soe nam die persoon sijn pijngioen in die hant, ende hy ghinc ten Schepen huyse waert, ende alle dandere vochten hem ooc met huerlieder pijngioenen, met so groter druyst dat si in dye breydel strate ouer malcander vielen, ende brochten mede colueueren, alle gheuult om schieten, endeomme haer onrecht te wrekene. Ende commende voor die schepen camere, sie en vondender nyement inne. Dies worden sy ontsteken met gramschepen, ende ghinghen in alle cloostere soucken, om dye Schepenen te vindene die si net en begheerdente mesdoene, maer baden vriendelicken om argher te belettene, dat si iusticie vorderen wilden. Ende Schepenen ter vierschare commende naer tbeleeden van iusticien, so was hi verwesen ter doot, ende hi was tsnauents ontrent die clocke seuen onthooft vp tschauot vp die marct, in die presencie van alden volcke, endewas vp eenen saterdach. Ende die cellebroerkins dye namen den dooden lichame, ende leydene in een kiste, ende hy was ghedreghen met vele barnende toortsen ten graue, ende was begrauen in sint Iacobs kercke. [Den.xviij.sten dach van Meye] Item tsondaechs daer naer, twelck was den.xviij.sten dach vanMeye, noch en was tcommuyn van Brugghe niet weltevreden, si wilden datmer noch andere expedieren soude. Dies deden si noch eenen anderen halen vp die halle voor alle die hooftmannen ende Dekenen, daer een pijnbanck ghestelt was, om te doene lijden sijne messusen, diemen hem aenseyde, die welcke groot waren. Item binnen den seluen auende waren der noch twee oock ter hallen ghehaelt, waer of deen was here van Cortwijc in Scotlant. Ende waren lange ende spade inden nacht gheexamineirt, also lange dat dese drye personen ghenade baden met weenendenooghen, ende met bitteren tranen, ende presenteirden al te buten te gane al dat si in die weerelt hadden, vp dat si haer lijf behouden mochten, ende datmense wilde stellen in eeneghe cloosteren, om schamelick haren nootdruft te hebbene, endeanders niet, omme twelcke hooftmannen ende Deekenen so grote compassie hadden, dat si hoepten ende meenden aen die gracie gods dat men die wreede ambochtslieden vermurwen soude, ende ter compassie bringhen. Aldus so waren sie wedergheleet in behoudender hant |
[De 15de dag van mei en de 25ste dag van mei] Op de 15de dag van mei zo trokken de rode hoofddeksels van Brugge ten landen waart onder hun kapitein om de weg voor te bereiden en waren 150 manen tezamen op de 25ste dag van mei en was Hemelvaart dag toen waren de banieren ter hal uitgestoken alzo elk zien mocht. Item, op dezelfde dag zo was er een rijke man opgelegd en gepijnigd ter begeerte van de gemeente. En binnen dezelfde nacht werd hij gexamineerd op een pijnbank in de nieuwe kamer in de presentie van schepenen, hoofdmannen en dekens waar hem een horribel punt aangezegd was tot zijn grote verwarring en in het midden van de markt was een schavot gemakt in het aanzien van al het volk van Brugge die allen gewapend stonden en elk onder zijn banier, maar ze wilden niet ter oorlog trekken, tenzij dat het hofje gewijd was. En het volk bleef die dag en nacht ter markt. En het volk dat aldus ter markt stond was verwonderd waarom de schepenen geen uitvoering hiervan deed. [De 17de dag van mei] Item, zo gebeurde het op de 17de dag[fol. C.lxxxv.v] van mei dat de suffragaan van de minderbroeders, meester Eustaes, doctor en Jakobijn, en mijn heer van de Gruijthuijsen en uit elke natie eerbare kooplieden ootmoedig kwamen bidden om gratie, te weten dat men zijn goed zou aantasten en niet zijn lijf, en kwamen ook mede 2 lieve maagdjes die beiden dochters van deze misdadiger waren en knielden en baden voor hun lieve vader en zeiden; Ԍaat hem het lijf behouden en al behouden we geen mijt, we zijn er wel mee tevreden’, om die bede en medelijdende woorden van de kooplieden en van de doctor was menige traan gelaten, maar de gemeente van Brugge was met geen woorden te paaien, maar eisten recht en justitie. Aldus bleven ze eenparig te markt staan en men deed er geen gereedschap zo ver dat na de noen een man zei; ‘illen we alen eendrachtig bijeen blijven en goed gaan, zo volg mij.’ De anderen zeiden; ; ja wij.’ Toen zo nam die persoon zijn vaandel in de hand en ging naar het schepenhuis en alle anderen volgden hem ook met hun vaandels met zoՠn groot gedruis dat ze in de Breydelstraat over elkaar vielen en brachten mee kolven, allen geveld om te schieten, en om hun onrecht te wreken. En toen ze kwamen voor de schepenkamer vonden ze er niemand in. Dus werden ze ontstoken met gramschap en gingen in alle klooster zoeken om de schepenen te vinden die ze niet begeerden te misdoen, maar baden vriendelijk om erger te beletten dat ze de justitie bevorderen wilden. En schepenen ter vierschaar gekomen naar het beleid van justitie zo was hij verwezen ter dood en hij was ‘s avonds omtrent de klok van 7 onthoofd op het schavot op de markt in de presentie van al het volk en dat was op een zaterdag. Ende cellenbroeders die namen het dode lichaam en legden he tin een kist en hij werd met vele branden toortsen gedagen ten gras en werd begraven in Sint Jacobs kerk. [De 18de dag van mei] Item, zondag daarna wat was de 18de dag van mei was nog de gemeente van Brugge niet goed tevreden, ze wilden dat men er nog andere onderzoeken zou. Des lieten ze nog een andere halen op de hal voor al die hoofdmannen en deken waar een pijnbank gesteld was om hem te laten belijden zijn misbruiken die men hem aanzie, die groot waren. Item, binnen dezelfde avond waren er nog twee ook ter ha gehaald waarvan de ene was heer van Cortwijc in Schotland. En waren lang en laat in de nacht ondervraagd, alzo lang dat deze drie personen genade baden met wenende ogen en met bittere tranen en presenteerden alles te buiten te gaan wat ze in de wereld hadden, opdat ze hun lijf behouden mochten en dat men ze wilde stellen in enige kloosters en schamel hun nooddruft te hebben en anders niet, waarom de hoofdmannen en deken zo groot medelijden hadden dat ze hoopten en meenden aan de gratie Gods dat men die wrede ambachtslieden vermurwen zou en ter medelijden brengen. Aldus zo waren ze weer teruggeleid in behouden hand. |
[Den xix.sten dach in Meye] Item vp den.xix.dach van Meye, vp eenen maendach om gracie aen onsen here te verweruene, soe was in elcke prochye kercke ghesonghen eene schone messe vanden heleghen gheest, also solempnelic met orghelen, ende met beyaerden, alsment vp denSincxen doen soude moghen. Ende es te bemoedene dat alsulcke deuote wercken gode bequame waren, want vp den voorseyde.xix.sten dach in Meye yeghen den auent, warenghebrocht in vierscharen voor Burchmeesters ende Schepenendese voorghenoemde persoonen. Ende hem lieden was daer vertoocht haer lieder grote messusen, ende dat in diueersche grote sticken, also dat hem drien ghewesen was in cortenwoorden. Dat si al haer eruemueble ende onmueble te buytengaen souden, ende gheen excusacie soucken, noch gheen ander wettelichede verbeyden en souden. Dwelc si gheerne consenteirden om haerlieder lijf te behoudene. Ende doe was den eenen gheconsenteirt, ende ooc beuolen te kiesene van.ij.cloosteren teene. Te wetene ten Eechoute often carmers, ende dander moeste kiesen ten Iacoppijnen, of ten Freren, endenemmermeer daer huyte te gane, vp die verbuerte van haer lieder lijf. Ende bouen dien moesten si gaen in haren lijnen cleederen, bloots hoofts, [fol. C.lxxxvi.r] ende baeruoets ter marct voor elcke banniere, ende elckenDekene vergheuenesse bidden, van tghene dies si mesdaen hadden. Item dese heren waren vanden baliu ende schouteeten gheleet rontsomme die marct, voor elcke banniere, alsoot voorseyde es, in hare lijnen cleederen, blootshoofts.etc. Dwelcke een grote sware penitencie voor hemlieden was, die so hooghe endemachtege heren waren. Ende al dus ronts omme die marct geweist hebbende, gheleet vanden Baliu ende vandenSchouteeten, waren weder in die vanghenesse gheleet totter tijt dat sy seker borghe ghestelt souden hebben, van deser sentencie te vulcommene, maer een van hemlieden die en was sot grotelic nyet belast. Daer omme was hem gheordonneirt nemmermeer in wetten meer te sijne, ende waer in datmen hem beuindenconste dat hi der stede goet enichsins tonrecht theanueirt hadde, dat hy daer voeren gheuen soude voor elcken penninc viere, naer rechten ende preuilegien vander stede van Brugghe, endedaer voren sekere ende borghe te stellen. Ende dit aldus ghedaen sijnde, so baden die Baliu, ende den Schouteeten, Burchmeesters ende schepenen, ende die Dekenen alle den commune, dat sy hem voughen wilden om huyt te treckene yegens die fransoysen onse vianden. Dies beloefden die heren, als vanden anderen gheuanghenen scerpelic te ondersouckene, ende elcken te corrigierene naer sijne mesdaet. Ende dit altijt in yeghenwoordicheyt van hooftmannen, ende Dekenen. [En.xx.sten dach van Meye] VP welcke belofte ende antwoorde die van Brugge te velde slougen, vp den.xx.sten dach van Meye. Anno.lxxvij.endeghinghen huyter stede in groten ghetale, rijckelic ghewapent elc in tsijne met tenten ende met pauwelioenen ende met carijnen. Ende alle die smalle steden onder Brugghe staende, die volchdenalle met hueren standaerden ende bannieren. Ende die vander sluys brochten.xxij.frissche serganten met een banniere endemet eenen rijckelicken carijne, ende so deden alle ander smalle steden van ghelijcken. Ende mijn here van Dudzeele was capiteyn vander stede van Brugghe, ende hi voerde denstandaert van mer Ioncfrau Marie huyt Brugghe. Ende mer Pieter metten eye here van Marcke die voerde tpijngoen vanBrugge, ende trocken aldus tot achter die machdaleene, daer si verwachten dien nacht met haren tenten ende pauwelioenen tot des anderen daechs daer naer. Den.xx.sten dach in meye gheleghen Liep tbrussche volc den fransoysen ieghen |
[De 19de dag in mei] Item, op de 19de dag in mei op een maandag om gratie aan onze heer te verwerven zo was in elke parochiekerk gezonden een mooie mis van de heilige geest alzo plechtig met orgels en met beiaarden zoals men he top Pinkster zou doen mogen. En het is te vermoeden dat al zulke devote werken God bekwaam waren want op de 19de dag in mei tegen de avond waren gebracht in vierscharen voor burgemeesters en schepenen die personen. En hen was daar getoond hun misdaden en dat in diverse grote stukken, alzo dat hen drie verwezen zou worden in korte woorden. Dat ze al hun kwade en ongepaste te buiten gingen en geen excuus zoeken nog geen andere wettige afwachten zouden. Wat ze graag toestemden om hun lijf te behouden. En toen was de ene toegestemd en ook bevolen te kiezen van 2 kloosters er een. Te weten te Eekhout of Karmelieten en de ander moest kiezen Jakobijnen of de Minderbroeders en er nimmermeer uit te gaan op het verbeuren van hun lijf. En bovendien moesten ze gaan in linnen kleren, blootshoofds, [fol. C.lxxxvi.r] en barrevoets ter markt voor elke banier en elke deken vergiffenis bidden van hetgeen ze misdaan hadden. Item, deze heren waren van de baljuw en schouten geleid rondom de markt voor elke banier alzo het gezegd was in hun linnen kleren, blootshoofds, etc. Wat een grote zware penitentie voor hen was die zulke hoge en machtige heren waren. En toen ze aldus rondom de markt geweest waren geleid door de baljuw en de schouten waren ze weer in de gevangenis gelegd tot de tijd dat er zeker borg gesteld zou zijn om deze uitspraak te voldoen, maar een van hen die was niet zo zwaar belast. Daarom was hem geordonneerd nimmermeer in wet te zijn en waarin men hem bevinden kon dat hij het goed van de stad enigszins te onrecht gehanteerd had dat hij daarvoor geven zou voor elke penning vier, naar rechten en privilegies van de stede Brugge en daarvoor zeker borg te stellen. En toen dit aldus gedaan was zo baden de baljuw en de schouten en de burgemeesters en schepenen en de dekens de hele gemeente dat ze zich voegen wilden om uit te trekken tegen de Fransen, onze vijanden. Dus beloofden de heren als van de andere gevangenen scherp te onderzoeken en elk te corrigeren naar zijn misdaad. En dit altijd in tegenwoordigheid van hoofdmannen en dekens. [En de 20ste dag van mei] Op welke belofte en antwoord die van Brugge te velde sloegen op de 20ste dag van mei anno 1477 en gingen uit de stad in groot getal en rijk bewapend elk in het zijne met tenten en met paviljoenen en met voedselwagens. En alle kleine steden die onder Brugge stonden die volgden allen met hun standaarden en banieren. En die van ter Sluis brachten 22 frisse sergeanten met een banier en met een rijke voedselwagen en zo deden alle andere kleine steden dergelijk. En mijn heer van Dudzele was kapitein van de stad Brugge en hij voerde de standaard van mevrouw jonkvrouw Marie uit Brugge. En meneer Pieter metten Eye, heer van Marke die voerde de wimpel van Brugge en trokken aldus tot achter Magdalena waar ze overnachten die nacht met hun tenten en paviljoenen tot de volgende dag daarna. De 20ste dag in mei gelegen Liep het volk van Brugge tegen de Fransen. |
[Den.xxij.sten dach in Meye] Item met sandt hem lieden terstont achter vele schone artijlgerye van serpentijnen, ende ander engienen. Dies vertrocken si van daer den.xxij.sten dach in Meye, ende haestenhem om te commen bi die van Ghendt, die welcke waren neder ghesleghen met schonen gheselscepe, ontrent Meenen, daer si bespiet hadden een schoon plaetse ende een ghenouchlic velt, twelck si al besteken hadden met groenen meyen, daer si dye van Brugge met groter ghenouchte ende vrientscap blijdelickenontfinghen, het welcke tusschen die.ij.voorseyde steden een broederlicke minne maeckte, wel voughende. Item in desen tijt waren ooc eenege vanden gheuanghene heren te Brugge ontslegen ende ghetauxeirt vp grote somme vanpenninghen. Daer inne dat si hem obligierden ende verbonden, aenghesien dat si tlijf ontdraghen mochten. Ende bouen dien stelden si grote sekere ende borghen. waert by dyen datmense yewers inne achterhalen conste, het ware in teuijle of in cryeme, dat si altoos ghereet stonden ter correctie, ende nemmermeer in wetten te commene, ende elck soude weder keeren voor eenenpenninck.iiij.waer of deen heltscheede hebben soude mer ioncfrauwe van Bourgoengien tharen profijte. Ende dander helt die stede van Brugge. Ende dit was ghedaen byder wet, hoofmannen, ende Dekenen, ende die.vi.ghecommitteirde die doe tregement hadden vander stede goedinghen, waren hier inne wel te vreden. Ende waren dese. Eerst Ian de plaet Willem moreel Casin pyerins Donaes de moor Pieter van muelenbeke JIan die blasere [Den.xxiiij.sten dach van Meye] Item vp den.xxiiij.sten dach van Meye. anno lxxvij.so warender.ij.te Brugge gherecht metten sweerde vp een schauot, voor dye halle. Deerste om dieswille dat hi een fransijn makere doot stac verradelic, vp den goeden vrydach, ende was gheuanghen metten faeyte. Item die tweeste was een backere, wonende byder olybrugghe, die welcke nam een ionck meyskin, sijn kijnt sijnde, huyt [fol. C.lxxxvi.v] den bedde daert lach en sliep ende tkindekin wart ontwaken, seggende. Vaerkin waer wildy mi draghen. Die voorseydebackere seyde, sus kindekin sus. Ende hi tkint nemende droucht vp eenen gotier of watersteen, ende stac tkint die kele of yeghenalle vaderlicke natuere. Ende dat ghedaen sijnde, die voorseydequam met den bebloeden messe inden burch, ter vanghenesse van Brugghe, ende hi ghinc sijns dancx gheuanghen openbaerlic belijdende wat hi ghedaen hadde, om die welcke onnatuerlicke mesdaet dye voorseyde onthooft was, maer hem was sijn kerchof ghegheuen. Ende deerste was buyten der stede vp een radt ghestelt, ende dyt ghebuerde vp den Sinxen auent.M.CCCC.ende.lxxvij. [Den.xxv.sten dach van Meye] Item vp den.xxv.sten dach van Meye, welc was Sincxen dach, so was smorgens ten.viij.hueren een ghebodt ghedaen metter clocke ter hallen huyt, dat alle die Tantwerpen ghetrockenwaren ter maerct dat si weder keeren moesten binnen den derden daghe, vp die verbuerte van vic. pont pareseyde. Endedat nyement gheorloft en ware wijf of man huyter stede vanBrugghe te trecken hi en moeste binnen den auende weder keeren, vp ghelijcke boete. Item maer omme tprofijt ende gherief van den cooplieden, so was wedere gheconsenteirt huyt elcken huyse een hooft te moghen treckene Tantwerpen, te wetene, twijf of den man, omme aldaer betalinghe te moghen doene, ende oock betalinghe te moghen ontfanghene, want men hadde claerlic vernomen dat die van Doornicke in ghelaten hadden.viijc.mannen, met.ijc.glauyen huyt Vranckerijcke, daer tvolc seere in ghestoort was Ende omme dies wille was tauwet tot allen poorten verdict ende versterckt. Ende dit hadde ghedaen die prouoost vanDoornicke, sonder tweten vanden ghemeenen volcke, huyten welcken rees een groote turbacie, ende gheschil binnenDoornicke. Ende tvolc liep al in die wapene, ende wilden den prouoost doot slaen, maer sy lietent goedelicke lijden, endeswoeren te samen goet conincx te wesen, als onghetrauwe endemeyneedeghe lieden, want si hadden belofte ghedaen dengoeden lieden van Ghendt ter contrarie, om welcke onghetrauwicheyt die van Ghendt ende die van Brugghe, trocken ligghen ontrent Doornicke, om hem lieden schade endehinder te doene. Item in desen tijt was grote rommelinghe in allen landen, want die van Hutrecht ne wilden niet ghedooghen dat meester Simoen vander sluys medecijn wijlen was vandenhertoghe.K.langer domproost blijuen soude. Item vp dese seluen tijt, dye zeelanders ghinghen te Amstelredam, ende bedoruen al dat mijn heere vandenGruythuyse toe behoorde, ende en wilden niet ghedooghen dat hi daer meer regement hebben soude. Ende die dit dede, dat was een sone van Amstelredam, dus nam hi thuys aen vannaerheden, ende besattet met volcke van wapenen yeghens elcken diets hem aentrecken wilde, maer daer naer dede hijere weder sijn hant of, ende mijn here vanden Gruythuyse bleef sijn eerlichede besittende. Vp desen seluen tijt was grote beroerte binnen der stede vanLueuene, die heren ghinghen ter marct yeghens tcommuyn met haren schotters. Ende tcommuyn quam cloeckelic met groter druyst yeghens die heren, so dat si die heren sloughen vander marct, midts der hulpe vanden clercken van Lueuene, die den commuyne by stonden. [Den.xxix.sten dach van Meye] Item me ioncfrauwe van Bourgoengien als doe te Lueuen sijnde, was hier inne beladen, ende dede al haer beste omme alle die gheschillen te middelene ende te paeyserene, so varre dat si hueren eedt dede te Lueuen, als vanden lande vanBrabant, sdonderdaechs naer Sinxen, twelc was den.xxix.stendach van Meye. Anno.M.CCCC.ende.lxxvij. |
[De 22ste dag van mei] Item, men zond hen terstond na vele mooie artillerie van serpentijnen en andere machines. Dus vertrokken ze vandaar de 22ste dag van mei en haastten zich om te komen bij die van Gent die neergeslagen waren met mooi gezelschap omtrent Menen waar ze bespied hadden een mooie plaats en genoeglijk veld wat ze geheel bestoken hadden met groene meien waar ze die van Brugge met groot genoegen en vriendschap blijde ontvingen, wat tussen die 2 steden een broederlijke minne maakte en goed voegde. Item, in deze tijd waren ook enige van de gevangenen heren te Brugge ontslagen en getaxeerd op een grote som van penningen. Waarin dat ze zich verplichten en verbonden, aangezien dat ze het lijf ontkomen mochten. En bovendien stelden ze grote zekere borgen was het bij dien dat men ze ergens in achterhalen kon, het was, het ware in civiel of in crime dat ze altijd gereed stonden ter correctie en nimmermeer in wet te komen en elk zou weer keren voor een penning de 4 waarvan de ene helft hebben zou mevrouw jonkvrouw van Bourgondie tot haar profijt. En de andere helft de stad Brugge. En dit was gedaan bij de wet, hoofmannen en dekens en de 6 gecommitteerde die toen het regiment hadden van de stads vergoedingen waren hierin goed tevreden. En waren deze. Eerst Ian de Plaet Willem Moreel Casin Pyerins Donaes de Moor Pieter van Muelenbeke Jan die Blasere. [De 24ste dag van mei] Item, op de 24ste dag van mei anno 1477 zo waren er te Brugge 2 berecht met het zwaar op een schavot voor de hal. De eerste omdat hij een franje maker dood stak verraderlijke op de goede vrijdag en was gevangen met het feit. Item, de tweede was een bakker die woonde bij de Oliebrug die nam een jong meisje, zijn kind, uit het [fol. C.lxxxvi.v] bed aar het lag en sliep en het kind werd wakker en zei; Ԗadertje, waar wil je me dragenՠDie bakker zei; sus kindje susծ En hij nam het kind en droeg het op een riool of watersteen en stak het kind de keel af tegen alle vaderlijke natuur. En toen dat gedaan was kwam hij met bebloed mes in de burcht ter gevangenis van Brugge en ging daar gevangen openbaar belijden wat hij gedaan had en om die onnatuurlijke misdaad werd hij onthoofd, maar hem was zijn kerkhof gegeven en de eerste buiten de stad op een rad gesteld en dit gebeurde op Pinksteravond 1477. [De 25ste dag van mei] Item, op de 25ste dag van mei, wat was Pinksteren, zo was ճ morgens te 8 uur een gebod gedaan met de klok ter hal dat allen die naar Antwerpen getrokken waren ter markt dat ze terug keren moesten binnen de derde da op het verbeuren van 600 pond parijsen. En dat het niemand geoorloofd was, het was wijf of man, uit de stad Brugge te trekken hij moest binnen de avond terugkeren op gelijk boete. Item, maar om het profijt en gerief van de kooplieden zo was weer toegestemd uit elk huis een hoofd te mogen trekken naar Antwerpen, te weten, het wijf of de man, omme aldaar betaling te mogen doen en ook betaling te mogen ontvangen, want men had duidelijk vernomen dat die van Doornik ingelaten hadden 800 mannen met 200 lansen uit Frankrijk, waar het volk zeer verstoord in was. En daarom was gereed gemaakt tot alle poorten gereed en versterkt. En dit had gedaan de provoost van Doornik zonder het weten van het gewone volk, waaruit grote moeilijkheden rees een geschil binnen Doornik. En het volk liep geheel in de wapens en wilden de provoost dood slaan, maar ze lieten het goedschiks gaan en zwoeren tezamen goed koning te wezen als ontrouwe en meinedige lieden, want ze hadden de goede lieden van Gent belofte gedaan ter contrarie, om welke ontrouw die van Gent en die van Brugge gingen liggen omtrent Doornik om hem schade en hinder te doen. Item, in deze tijd was grote rommeling in allen landen, want die van Utrecht nee wilden niet gedogen dat meester Simoen van de Sluis, dokter wijlen van hertog Karel, langer domproost blijven zou. Item, op dezelfde tijd gingen de Zeelanders te Amsterdam en bedierven alles dat mijn heer van de Gruijthuijsen toebehoorde en en wilden niet gedogen dat hij daar meer reglement hebben zou. En die dit deed dat was een zoon van Amsterdam, dus nam hi j het huis aan van narigheid en bezette het met wapenvolk tegen elke die het zich aantrekken wilde, maar daarna deed hij er weer zijn hand af en mijn heer van de Gruijthuijsen bleef zijn heerlijkheid bezitten. Op dezelfde tijd was grote beroerte binnen de stad Leuven, de heren gingen ter markt tegen de gemeente met hun schutters. En de gemeente kwam kloek met groot gedruis die heren zodat ze de heren van de markt sloegen mits de hulp van de klerken van Leuven die de gemeente bijstonden. [De 29ste dag van mei] Item, mevrouw jonkvrouw van Bourgondie die toen te Leuven was was hierin beladen en deed al haar best om alle geschillen te bemiddelen en te bevredigen, zo ver dat ze haar eed deed te Leuven als van het land van Brabant, de donderdag na Pinksteren wat was de 29ste dag van mei anno 1477. |
[Den derden dach van Wedemaent] Item vp den derden dach van Wedemaent so was beuolen den Leenhouders ende officieren van Brugghe bi letteren vanmandementen, hem lieden vp te stellene binnen den vierden daghe, vp die verbuerte van haren leenen, ende bouen dien gherekent te sijne teeweghen daghen vianden slandts, of men soude andere mannen in haerlieder stede stellen, tharen coste Ende die mannen wederkeerende vander orloghe, die soudenghebruycken teeweghen daghen alsulcke verbuerde leenen, om twelcke hem alle die Leenhouders neerstelic vp saten, omme haerlieder leenen ende eerlicheden te beurydene. Item te Brugghe in sinte Katelijne strate [fol. C.lxxxvij.r] byden bogaerde woonde als doe een tempelier die goet fransoys was, ende die screef den coninc van Vranckerijcke al ouere wat men hier bedreef. Ende men worts gheware, ende hi was handen ende voeten ghebonden, ende gheleyt vp eenen waghene, ende was gheuoert te Rijssele int casteel. Item vp desen seluen tijt quamen die fransoysen voor sinte Omaers, ontrent met.xl.peerden, ende vertoochden hem tot aen die barriere vander stede. Ende dyt was vp eenen morghen stont, ontrent den.viij.hueren. Item van sint Omaers trocken huyte om dat volc te schoffierene. Ende die fransoysen dat siende, sy deysden achterwaert, altoos tot daer si eene ambuche gheleyt hadden in eene valleye van lieden van wapenen daer die van sint omaers nyet of en wisten, maer volchdense, so dat si omrinct wierdenDaer was seere gheuochten, maer die van sint Omaers bleuender al meest, ende waren wel.C.ende.lxxx.mannen, daer niet een of en ontghinc. Maer men seyde datter wel.xl.warengheuanghen, ende te rentsoene ghestelt [Den.v.sten dach in Wedemaent] Vp den.v.sten dach in Wedemaent, soe wasser te Ghendt eenenman onthooft, die metten hertoge Kaerle voor Nanchy gheleghen hadde, maer hi trac ouere aen dander sijde, byden coninck van Vranckerijcke. Ende hi drouch loose bootschepen van sconincx weghe. Ende hi quam in Vlaendren ontrent Peteghem, ghecleet als een obseruant, omme te bet sijne verraderye te voorderene, maer hy wort bekent endegheuanghen, ende meer ander met hem, ende hy wordt te Ghendt gheuoert, ende voor sgrauen steen onthooft, ende daer naer ghequarteleirt, ende die sticken buyter poortenghehanghen. Item naer dien dat onse gheduchte vrauwe te Lueuene hareneedt ghedaen hadde, vertrac si naer Bruessele. Ende daer blijdelic ontfanghen sijnde, ende alle dinghen in goede passe stellende, vertrac si voort te Antwerpen, daer si in quam by auende. Ende waren meestendeel voor alle huysen ghehanghen lanteernen te harer incomste. Item vp den seluen tijt was te Brugghe gheordonneirt om dengroten onuoorsienegen cost, die die stede van Brugge daghelicx aen quam, datmen die rijcke poorters van Brugge bidden soude, dat si wat leeninghe souden willen doen, elc naer sijn vermueghen, te wetene.L.pont.xl.pont.xxx.of.xx.xij.of.x.vi.of.iij.som meer som min. Ende dye selue die dit leenden was seker ghedaen vanbetaelt te sijne in toecommende tijden. Die welcke leeninghe bedrouch een groote somme van penninghen. [Den xiiij.sten dach van Wedemaent en den xvi.sten dach van Wedemaent. Anno.i477] Item was noch gheordonneirt te Brugghe huyt te seyndene te peerde.L.mannen van wapenen, elck man met drie peerden, gheheeten vichtich glauyen, ende dat al vp der stede cost van Brugghe, waer of dat elcke glauye hadde.xxv.libra groten,bedraghende in tgheheele.xiijc.libra groten, welcke somme al gheuonden was in dese voorseyde leeninghe. Ende omme dat die voorseyde somme byden voorseyde poorters gheleent in die hant was, so was gheconsenteirt datmen al tvolck van Brugghe, dat in Saudyen lach, inden dienst van onser gheduchte Princersse, betalinghe doen soude vande tweester maent, daer si inne ghetorden waren. Ende dat was ghedaen vp den xiiij.stendach van Wedemaent, so was tvoorseyde ghelt ghesonden in theyr te Spyere. Ende daer was elcken betalinghe ghedaen. Endedese.L.glauien van Brugge trocken ten heyre waert, wel ghewapent ende voorsien, vp den xvi.sten dach van Wedemaent. Anno.i477. |
[De 3de dag van juni] Item, op de derde dag van juni zo was bevolen de leenhouders en officieren van Brugge door brieven van mandementen zich op te stellen binnen de vierde dag op het verbeuren van hun lenen en bovendien gerekend te zijn te eeuwige dagen vijanden van het land of men zou andere mannen in hun plaats stellen op hun kosten. En die mannen die terug keren van de oorlog die zouden gebruiken te eeuwige dagen al zulke verbeurde lenen, waarom de leenhouders vlijtig opzaten om hun lenen en heerlijkheden te bevrijden. Item, te Brugge in Sint Katelijnstraat [fol. C.lxxxvij.r] bij de boomgaard woonde toen een tempelier die een goede fransman was en die schreef de koning van Frankrijk al les over wat men hier bedreef. En men werd het gewaar en hij was handen en voeten gebonden en op een wagen gelegd en naar Rijsel gevoerd in het kasteel. Item, op dezelfde tijd kwamen de Fransen voor Sint Omaars met 40 paarden en toonden zich aan de barrire van de stad. En dit was op een morgenstond omtrent 8 uur. Item, van Sint-Omaars trokken uit om dat volk te schofferen. En de Fransen zagen dat en trokken achteruit altijd tot daar waar een hinderlaag gelegd hadden in een vallei van wapenlieden waar die van Sint-Omaars niest van wisten, maar volgden ze zodat ze omsingeld werden. Daar werd zeer gevochten, maar die van Sint-Omaars bleven er allermeest en waren wel 180 mannen waarvan er niet van ontging. Maar men zei dat er wel 40 waren gevangen en op losgeld gesteld. [De 5de dag van juni] Op de 5de dag van juni zo was er te Gent een man onthoofd die met hertog Karel voor Nancy gelegen had, maar hij trok over aan de andere zijde bij de koning van Frankrijk. En hij droeg loze boodschappen vanwege de koning. En hij kwam in Vlaanderen omtrent Petegem gekleed als een Franciscaan om beter zijn verraad te bevorderen, maar hij werd herkend en gevangen en meer anderen met hem en hij werd naar Gent gevoerd en voor de graven steen onthoofd en daarna gevierendeeld en de stukken buiten de poort gehangen. Item, nadat onze geduchte vrouw te Leuven haar eed gedaan had vertrok ze naar Brussel. En daar werd ze blijde ontvangen en stelde alle dingen in goede pas en vertrok ze voort te Antwerpen waar ze met de avond kwam. En waren voor het grootste deel voor alle huizen gehangen lantarens tot haar inkomst. Item, op dezelfde tijd was te Brugge geordonneerd vanwege de grote onvoorziene kosten die de stad Brugge dagelijks aankwamen dat men de rijke poorters van Brugge bidden zou dat ze wat leningen zouden willen doen, elk naar zijn vermogen, te weten 50, 40, 30, 20, 12, 10, 6 of 3 pons, soms meer en soms minder. En die dit leenden was zekerheid van betaald te zijn in toekomende tijden. Die lening bedroeg een grote som van penningen. [De 14de dag van juni en de 16de dag van juni anno 1477] Item, was nog geordonneerd te Brugge uit de te zenden te paard 50 wapenmannen en elke man met drie paarden geheten 50 lansen en dat alles op de kosten van Brugge, waarvan dat elke lans had 25 libra groten en bedroeg in het geheel 1300 libra groten, welke som geheel gevonden werd in deze voorgezegde lening. En omdat die soms bij die poorters geleend in de handen was zo was toegestemd dat men al het volk van Brugge dat in soldij lag in de dienst van onze geduchte prinses betalen zou op de tweede maand waar ze ingetreden waren. En dat was gedaan op de 14de dag van juni en zo was dat gele gezonden in het leger te Spier. En daar was elke betaling gedaan. En deze 50 lansen van Brugge trokken naar het leger goed gewapend en voorzien op de 16de dag van juni anno 1477. |
Hier naer volcht hoe die Coninck van Vranckerijcke ghecreech die stede van Camerijcke, ende ooc tcasteel, met groter behendichede. ITem in die maent van Wedemaent.Anno.lxxvij.die coninc Lodewijc van Vranckerijcke, dye xi.van dier name, was huyte om die stede van Camerijcke te roouene ende te priueren vanhueren priuilegien ende vryheden, ende dit te imployerene te sijnder eerlichede ende dominancie, om also te bet te doenhebben sijn volc van wapenen duerlijt ende passaegie, endeomme dat die stede van Camerijcke, soude moghen worden een plecke daer sijn volc van wapenen in soude moghen rusten, ende ligghen in sterckte ende in bewaernesse, sonder te crijghene eenich grief van haren vyanden daer ontrent gheleghen. [fol. C.lxxxvij.v] Item als dit vernamen die Gouuernuers vander voorseydestede van Camerijcke, also wel die kerckelicke persoonen als die leeke, dat huerlieder stede in dangiere was van vele quaets endegriefs te ghecrijghene byden coninck, sy sonden aen den coninc een seer rijckelic Ambassade, biddende ootmoedelicke dat hemghelieuen wilde die preuilegien ende vrydommen vander stede ende vander kercke te bewarene ende te beschermene, endetoochden vele diueersche brieuen van Keysers ende vanConinghen ghegheuen. Byden welcken bleec dat alle die coninghen ende princhen dye voor hem gheregneirt hadden, meer altoos gheneghen waren om die stede ende kercke vanCamerijcke te dotheren ende te verchierene, met preuilegien ende vryheden dan anders, so dat si niet en wilden dat dye voorseyde stede soude sijn in bedwanc van eeneghe weerlicke heeren, maer alleene onder den Keyserlicken staet, also si oeyt gheweist hadde. Item die coninc dit horende, begheerde vanden poorters vander stede, gheleent te hebbene.xl.duysent gouden croonen, ter hulpe van sijnder wapeninghe. Ende waert dat si dat daden, so beloefde hi dat hi der stede nemmermeer ander last doen en soude, ende dat hy dye somme vanden.xl.duysent croonen noch naermaels wel betalen soude. Dye welcke somme en worde doe niet gheleent So dreechde die coninc die stede van Camerijcke dat hi daer sijn volc van wapenen soude logieren, ende hy soude die poorters stellen in groter seruitute ende aermoede. Item tvolc vander stede dit horende, waren veruaert, ende si consenteerden die leeninghe te doene. Ende daer was ghemaect een pointinge ende settinghe vp die poorters ende tghemeente vander stede. Ende eeneghe die niet machtich en waren ghelt te gheuen, die gauen selueren croesen ende selueren ryemen, ende andere yuweelen, so dat die voorseyde somme gheuonden was, ende ghegheuen den commissaresen daer toe ghestelt, omme die tontfanghene van sconincx weghe. Aldus moesten die prouoosten vander stede, ende andere den coninc obegieren. Ende die vryheyt vander stede wort verandert in seruitute vp dyen tijt. Item men moet weten die persoonen die die stede vanCamerijcke hadden in gouuernemente van sconincx weghe, omme te bewarene naer sijnder begheerte, ende dat si hemvraechden in wat manieren dat si die stede regieren souden. Te wetene of die stede neutrael blijuen soude, also si hier voormaels gheweist hadde. Ende of si in die stede soudenmoghen laten commen die Bourgoengioenen of en souden: Endedye coninc antwoorde dat si die Bourgoengioenen wel soudenmoghen laten commen in die stede om eten ende om drincken. Item die poorters vander stede dit verstaende, waren seere verblijt, ende sonden een Ambassade aen mer Ioncfrau Marye van Bourgoengien, graefnede van Vlaendren. Die welcke Ambassade wart gheuanghen van dye van Valenchiene, endearresteirdense binnender stede voorseyde. Aldus soe was beledt huerlieder last, mer vrauwe te kennen te gheuene. Item in desen seluen tijt, so quamen.viij.Bourgoengioenenhuyter stede van duway in die stede van Camerijcke, ende naer tpreuilegie vander neutraliteyt, si trocken in dye stede hemlieden vermeyende, ende maecten goede chiere, ende also ghedaen hebbende, si vertrocken van daer. Ende die fransoysen dit horende ende vernemende dat die bourgoengioenen gheweist hadden binnen der stede van camerijcke, si gauent denconinc terstont te kennene. Item die coninc dit horende, hi sandt terstont binnenCamerijcke eenen capiteyn, ghenaemt Maraphijn, ende sijn kersten name was Lodewijc de la cirite. Dese voorseyde capiteyn in die stede commen sijnde, beual den prouoost van Camerijcke, dat si voor hem sien souden, dat si niet en ghecreghen die indignacie van den coninck. Ende die voorseyde Maraphijn in die stede commende trac terstont in tcasteel te Celles, dwelcke es dye vanghenesse vanden Bisschop van Camerijcke. Dwelcke Casteel hy bereede ter wapeninghe, ende al die muelnen die nam hi in sijn beuanc, ende beslootse binnen bedwanck vandencasteele. Ende dit ghedaen sijnde, die voorseyde Maraphijn die luuschede int casteel, ghelijc een leeu in een speloncke, ende hy dede meneghe grote vreese den poorters ende inwonende vander stede van Camerijcke aen. [fol. C.lxxxviij.r] In tselue iaer ontrent half Hoymaent, als die Coninc commen was van Atrecht, ende gheweist hebbende in faeyte vanwapenen te velde als voorseyde es. Eeneghe by hem hebbende, die welcke benijden den paeys ende vryhede vander stede vanCamerijcke. Si seyden den coninc dat hi in nemen soude dye stede van Camerijcke, ende dat hy sijn volck daer in soude seynden omme te logierene, om dat die Bourgoengioenen gheenen wech en souden hebben te Vranckerijcke waert. Endealdus so sandt die coninc te Camerijcke waert mijn heere de Lude, dwelck was een man van huytnemende grooter wreetheyt met.iiij.duysent mannen te peerde, of daer ontrent. Ende hi dede een ghebot doen, beuelende sijn lieden van wapenen, dat waert bi al dyen dat si saghen eeneghe poorters van Camerijcke eeneghe wedersporicheyt oft rebellicheyt bedrijuen, dat sijs sonder ontfaermichede souden terstont dootslaen, so datter nyement vanden volcke vander stede alsoo vele als eenen stock in sijn hant dorste draghen, binnen dier tijt. |
Hierna volgt hoe de koning van Frankrijk kreeg de stad Kamerijk en ook het kasteel met grote handigheid. Item, in de mand juni anno 1477 was de koning Lodewijk de 11de van Frankrijk er op uit om de stad Kamerijk te beroven en plunderen van hun privilegies en vrijheden en dit in te voegen tot zijn heerlijkheid en dominantie om alzo te beter doorgang en passage hebben zijn wapenvolk en omdat de stad Kamerijk een plek zou mogen worden waar zijn wapenvolk in zou mogen rusten en liggen in sterkte en bescherming zonder te krijgen enig ongerief van hun vijanden daar omtrent gelegen. [fol. C.lxxxvij.v] Item, toen dit vernamen de gouverneurs van Kamerijk, alzo wel de kerkelijke personen als de leken, dat hun stad in gevaar was van veel kwaad en ongerief te krijgen door de koning, zonden ze aan de koning een zeer rijke ambassade en baden hem ootmoedig dat het hem gelieven wilde di privilegies en vrijdommen van de stad en van de kerk te bewaren en te beschermen en toonden vele diverse brieven van keizers en van koningen gegeven. Waaruit bleek dat alle koningen en prinsen die voor hem geregeerd hadden meer altijd genegen waren om de stad en kerk van Kamerijk te begunstigen en te versieren met privilegies en vrijheden dan anders, zodat ze niet en wilden dat die stad in bedwang zou zijn van enige onfatsoenlijke heren, maar alleen onder de keizerlijke staat, alzo ze ooit geweest waren. Item, de koning die dit hoorde begeerde van de poorters van de stad geleend te hebben 40 000 gouden kronen te hulp van zijn bewapening. En was het dat ze het deden zo beloofde hij dat hij de stad nimmermeer last doen zou en dat hij die som van 40 000 kronen nog later wel betalen zou. Die som werd toen niet geleend. Zo dreigde de koning de stad Kamerijk dat hij daar zijn wapenvolk in zou logeren en hij zou de poorters stellen in grote dienstbaarheid en armoede. Item, het volk van de stad die dit hoorde werd bang en ze stemden toe die lening te doen. En daar was gemaakt een belasting en omslagen op de poorters en de gemeente van de stad. En enige die niet machtig waren geld te geven die gaven zilveren kroezen en zilveren riemen en andere juwelen zodat die som gevonden werd en gegeven aan commissarissen daartoe gesteld om die te ontvangen vanwege de koning. Aldus moesten de provoosten van de stad en anderen de koning gehoorzamen. En de vrijheid van de stad werd veranderd in dienstbaarheid op die tijd. Item, men moet weten die personen die de stad Kamerijk hadden in gouvernement vanwege de koning om te bewaren naar zijn begeerte en dat ze hem vroegen op welke manier dat ze de stad regeren zouden. Te weten; of de stad neutraal blijven zou, alzo ze hier voormaals geweest waren. En of ze in de stad zouden mogen laten komen de Bourgondiërs of soldaten: En de koning antwoordde dat ze die Bourgondiërs wel zouden mogen laten komen in de stad om te eten en om drinken. Item, de poorters van de stad verstonden dit en waren zeer verblijd en zonden een ambassade aan mevrouw jonkvrouw Marie van Bourgondie, gravin van Vlaanderen. Die ambassade werd gevangen van die van Valenciennes en arresteerden hem binnen de stad. Aldus zo was belet hun last mevrouw te kennen te geven. Item, in dezelfde tijd zo kwamen 8 Bourgondiers uit de stad Dowaai in de stad Kamerijk en naar het privilegie van de neutraliteit trokken ze in de stad en verstrooiden zich en maakten goede sier en toen alzo gedaan hadden vertrokken ze vandaar. En de Fransen die dit hoorden en vernamen dat die Bourgondiërs geweest waren binnen de stad Kamerijk gaven ze het terstond de koning te kennen. Item, de koning die dit hoorde zond terstond binnen Kamerijk een kapitein, genaamd Maraphijn, en zijn christennaam was Lodewijk de la Cirite. Deze kapitein die in de stad kwam beval de provoost van Kamerijk, dat ze voor zich zien zouden dat ze niet kregen de ongenade van de koning. En die Maraphijn die in de stad kwam trok terstond in het kasteel te Celles, wat de gevangenis is van de bisschop van Kamerijk. Wat kasteel hij bereidde ter wapening en alle molenaars nam hij in zijn bedwang en besloot ze binnen het bedwang van het kasteel en toen dit gedaan was kroop die Maraphijn in het kasteel gelijk een leeuw in een spelonk en hij deed menige grote vrees de poorters en inwoners van de stad Kamerijk aan. [fol. C.lxxxviij.r] In dit jaar omtrent half juli toen de koning gekomen was van Atrecht en wapenfeiten geweest was te velde en enigen bij hem had die de vrede en vrijheid van de stad Kamerijk benijden ze zeiden de koning dat hij innemen zou de stad Kamerijk en dat hij zijn volk daarin zou zenden om te logeren zodat di Bourgondiers geen weg zouden hebben naar Frankrijk toe. En aldus zo zond de koning te Kamerijk waar mijn heer de Lude, wat was een man van uitnemende grote wreedheid met 4 000 mannen te paard of daar omtrent. En hij liet een gebod doen en beval zijn wapenlieden dat als ze zagen enige poorters van Kamerijk enige weerspannigheid of rebellie bedrijven dat ze hen zonder ontferming terstond zouden doodslaan zodat er niemand van het volk van de stad een stok in zijn hand durfde te dragen binnen die tijd. |
[Den dach van sint Iacob en sinte Christoffels] Item het volc van wapenen in Camerijcke commen sijnde te peerde, si stonden ter marct wel twee hueren eer dat elck wiste sijn logijts. Ende binnen deser tijt dye heere van Lude versochte seer aen den capiteyn Marafijn, die welcke lange daer geweist hadde int casteel te Celles, ende veil wiste van den regemente vander stede, of daer yement ware die contrarie ware of dade van des conincx gheboden. Ende dese Maraphijn wrouchder drie. Eenen meester Gillis nettelec, die welcke Deken was vanonser vrauwen kercke in Camerijcke. Ende dese voorseydemeester Gillis vreesende van mesualle, hy veranderde sijn habijt, ende trac secretelick huyter stede byder partye vanBourgoengien, ende also worde hi ghesauueirt. Voort worder noch ghewroucht een grootmachtich poorter, ghenaemt Aernout pijngaert, ende noch een Ambochtsman, die welcke hadden woorden ghesproken, daer omme dat sy beede onthooft waren, ende was vp den dach van sint Iacob en sinte Christoffels. Item dit aensiende dye poorters vander stede van Camerijcke, si worden vreesende dese voorseyde wreethede. Ende tes waer dat huyter stede waren ghecoren.xij.personen, ende waren ghesonden in ostaegien in Vranckerijcke. Te wetene.v.monicken, ende vij.poorters, die welcke gheuanghen bleuen tot den iare.lxxviij. Ende corts daer naer des conincx sin veranderde in soeticheden. Item dye coninc van Vranckerijcke met machte sijnde in dye stede van Camerijcke. In dit selue iaer, dede dye wapenen vanden Keysere die voor die poorten vander stede langhe iaren ghestaen hadden ofdoen, ende dedere stellen die wapene vanden Coninc van Vranckerijcke voorseyde. Item vp desen tijt hadden die van Lueuene hare Meyere eerlic huyt ghesonden, ende last ghegheuen dat hi niet weder keeren en soude voor hi des Keysers sone gesien ende ghesproken hadde, twelcke hy vulquam, alsoot hem belast was, want hi reet wel.C.mijlen bouen cuelene, daer hy den Keyser ende sijnen sone vandt, daer hi eerlick ende blijdelick ontfanghen was. Ende naer veel spraken die si tsamen hadden, soe beloefde skeysers sone met groter meueghentheyt binnen corten daghen te sijne te Cuelen, ende sijnder weerder bruyt ontsedt te doene, ende oock al haer landen, met sulcken heyrcrachte, dats haer vianden verdrieten soude. Ende ten licteekene dat hi dat vulcommen soude, soe schanck tvoorseyden Keysers sone den Meyere van Lueuene eenen schoonen gulden cop, ende daer inne duysent honghersche guldenen, elcken gulden weert sijnde v.schellingen groten Vlaemscher munte. Ende hier mede orlof nemende, ende met meer ghelaste saken, so quam dye voorseyde Meyere weder binnen der stede van Lueuene, ende hi toochde den gulden cop, ende die duysent ducaten den heeren van Lueuene, ende die drye staten van Brabandt, ende dye drie staten van Vlaendren, ende alle die edele vanden vier landen, die landen die te Lueuene als doe versaemt waren, om nyeumare te horene, ende warachticheyt hier of te wetene. Ende alle dinghen ghehoort hebbende, droughen ouer een dye vier landen, ende dye drie staten van Vlaendren, dat si trecken souden yeghens den edelen bruydegomme te Cuelene, of binnen der stede van Maestricht. [fol. C.lxxxviij.v] Item die graue van Wijncestre heere vanden Gruythuyse die quam int vlaemsche heyr int vulle harnasch, den vlamingen te baten, rijdende van tente te tente, elcken moet gheuende. Item in desen seluen tijt wonnen die fransoysen die stede van Amyens, maer het was bi verraderye, want die heer van Perrewijs was capiteyn binnen Auennes, ende hy vacht vromelick yeghen die fransoysen vp teen eynde, maer dander capiteyn ende verraders van binnen, lieten die Fransoysen vanachter inne. Ende also wort dye stede ghewonnen, ende die edel here van Perrewijs waende eerlic ontcommen, ende hy vandenmuer springende, brac sijn been, ende hi wort gheuangen. Endedie co.deit al ten sweerde doen al dat in Auennes was geestelic, weerlic, man, wijf, ende kinderen |
[De dag van Sint Jacob en Sint Christoffel] Item, het wapenvolk dat in Kamerijk te paard gekomen was stonden wel 2 uur ter markt eer dat elk zijn logies wist. En binnen deze tijd verzocht de heer Lude zeer aan kapitein Marafijn die lang daar gewest was in het kasteel te Celles en veel wist van het regiment van de stad of er iemand was die contrarie was of deed van de geboden van de koning. En deze Maraphijn verhaalde er drie. Een meester Gillis Nettelec die deken was van onze Vrouwe kerk in Kamerijk. En deze meester Gillis vreesde misval en veranderde zijn habijt en trok zeer geheim uit de stad bij de partij van Bourgondie en alzo werd hij geadviseerd. Voort werd er nog verhaald van een grote machtige poorter genaamd Aernout Pijngaert en nog een ambachtsman die hadden woorden gesproken waarom dat ze beiden onthoofd werden en dat was op de dag van Sint Jacob en Sint Christoffel. Item, dit zagen de poorters van de stad Kamerijk en begonnen die wreedheid te vrezen. En het is waar dat uit de stad waren gekozen 12 personen en waren gezonden in gijzeling in Frankrijk. Te weten 5 monniken en 7 poorters die gevangen bleven tot het jaar 1478j. En kort daarna veranderde de zin van de koning in lieflijkheid. Item, de koning van Frankrijk die met macht was in de stad Kamerijk. In hetzelfde jaar liet het wapen van de keizer die voor die poorten van de stad lang hadden gestaan afdoen en liet er stellen het wapen van de koning van Frankrijk. Item, op deze tijd hadden die van Leuven hun meier fatsoenlijk uitgezonden en last gegeven dat hij niet terug zou keren voordat hij de zoon van de keizer gezien en gesproken had, wat hij voldeed alzo het hem belast was, want hij reed wel 100 mijlen boven Keulen daar hij de zoon van de keizer vond waar hij fatsoenlijk en blijde ontvangen was. En na veel woorden die ze tezamen hadden zo beloofde de keizerszoon met grote mogendheid binnen korte dagen te Keulen zijn en zijn waardige bruid ontzet te doen en ook al haar landen met zoՠn legermacht dat het haar vijanden verdrieten zou. En ten teken dat hij het voldoen zou zo schonk die keizerszoon de meier van Leuven een mooie gulden kop en daarin 1000 Hongaarse guldens en elke gulden was waard 5 schellingen groten Vlaamse munt. En nam hiermee verlof en met meer belaste zaken zo kwam die meier weer binnen de stad Leuven en hij toonde de gulden kop en de 1000 dukaten de heren van Leuven en die drie staten van Brabant en de drie staten van Vlaanderen en alle edelen van de vier landen die toen te Leuven verzameld waren om nieuws te horen en de waarheid hiervan te weten. En toen ze alle dingen gehoord hadden kwamen de vier landen overeen en de drie staten van Vlaanderen ze treken zouden naar de edele bruidegom te Keulen of binnen de stad ~Maastricht. [fol. C.lxxxviij.v] Item, de graaf van Winchester, heer van de Gruijthuijsen, die kwam in het Vlaamse leger in volle harnas de Vlamingen ten baten en reed van tent naar tent en gaf iedereen moed. Item, in dezelfde tijd wonnen de Fransen de stad Amiens, maar het was door verraad want de heer van Perwijs was kapitein binnen Avennes en hij vocht dapper tegen de Fransen op het ene einde, maar de andere kapitein en verrader van binnen liet di Fransen van achteren binnen. En alzo werd de stad gewonnen en de edele heer van Perwijs waande fatsoenlijk te ontkomen en hij sprong van de muur en brak zijn been en werd gevangen. En die koning liet alles te zwaard doen dat in Avennes was geestelijk, wereldlijk, man, wijf en kinderen. |
[Item om tvoorseyde volc van Vlaendren moet te gheuene] Item om tvoorseyde volc van Vlaendren moet te gheuene, so was te Brugghe een dichtkin ghemaect vp den name van onse ionghe princersse, als quansuys of sijt int heyr ghesonden hadde. Als hier naer volcht. Mijne gheminde ick biddu hertelick Aensiet hoe lettel mijn voys gheacht es Remedieert mijn lijden smertelick In also varre alst in hu macht es Een weese een maecht die dus vercracht es Van hem die my ter vonten hief Acht doet mi bijstant, eert al versmacht es Noeyt volck so goede cause besief Betraut in gode hebdy my lief Voor een maecht vechten es eer ende vruecht Raept moet ghi bluscht hy eyghen grief God sal ons helpen bi sijnder duecht Ooc biddic hu minlic hebt of ghi muecht Eendrachticheyt tsamen wats gheschiet Ne weist in zijn heyrcracht niet ongehuecht In tmeeste volc en licht dye victorie niet Eere ionst, ende duecht mijn siele hu biedt By my als ionghe princersse cleene Doet bystant dat hu god vruecht verleene. Ende dit selue ghescrifte was ghesonden int ghendtsche endein brussche heyr, ende was allomme wellecomme. Ende ooc waren dese twee heyrcrachten, als Ghendt met harer casselrye, ende Brugghe met die vanden vryen, ende metten smalle steden, seer sterc ende wel ghelogiert in tvelt te Spiere, ende elck hadde sijn parc so vromelik ende sterc ghestoffiert naer costume also die orloghe toebehoorde, dattet een wonder om sien was. Item het ghebuerde vp den.xxv.dach van Wedemaent. Anno.lxxvij.dat mijn heere van Gheldre naer middernacht een sprincreyse ende assault dede vp dye vasticheyt van pont amerre, so varre dat hijer tvier in dede steken, ende tvolc verslouch, ende ghecreech die engienen dier binnen waren, ende namender vele coeyen, scapen ende swijnen. Ende dit ghesciet sijnde, hy consenteirde den voetganghers van ghendt die dreuen al den roof te haren parcke waert. Seggende met schonen woorden, broeders van Brugge si sullen desen butijnc duechdelic deelen, alsoot betamelic es. [Den.xxvi.dach in wedemaent Anno.lxxvij] Item mijn here van Gheldre rijdende ontrent Doornicke met lettel volcx van wapenen by hem, ende was hooghe vp den dach gheworden, ende was doe vp den.xxvi.dach in wedemaent Anno.lxxvij. Dese hertoge aldus rijdende, so quamen die fransoysen teender ander poorten huyt, ende besprongen hemmet groter menichte, so varre dat hem geraden was te vliene. Maer hi seyde dat en sal mi god nemmermeer verwijten dat ic vlien sal of dat ic mijns dancx mi sal gheuanghen gheuen, maer ic salder mi duer vechten of doot blijuen. Ende het ghebuerde dat die fransoysen so foortselic vp den hertoghe quamen, daer hi hem so princelic weerde, so dat hi hem ten sijne doot vacht want hi grotelic vermenicht was, maer es daer rudderlic in tvelt ghebleuen, ende met hem een edel man van ghendt, ghenaemt Ian vander gracht, die bleeffer ooc zijn sestere te peerde. Endedie fransoysen voerden den hertoge doot binnen Doornicke, daer si hem weerdelic deden begrauen in sinte Iacobs cappelle, in onser vrauwen kercke, met schone exequien. Item die van ghendt dit wetende, si velden haer tenten endepauwelioenen, ende si loeden huere carrijnen, ende trockenthuyswaert met al den rooue, sonder die van brugge mede te deelen, ende namen bouen dien.xij.carrijnpeerden, toebehorende die van brugge, ende ghinghen binnen denauende tot Oudenaerde met al den rooue. [fol. C.lxxxix.r] |
[Item, om het volk van Vlaanderen moed te geven] Item, om het volk van Vlaanderen moed te geven zo was te Brugge een gedichtje gemaakt op de naam van onze jonge prinses, alsof ze het kwansuis in het leger gezonden had. Als hierna volgt. Mijn geminde ik bid u hartelijk Aanziet hoe weinig mijn stem geacht is Verhelp mijn lijden smartelijk In alzo ver als het in uw macht is Een wees en maagd die aldus verkracht is Van hem die me ter doopvont hief Ach, doe me bijstaand eer alles versmacht is Nooit een volk zo’n goed oorzaak besefte Vertrouw in God heb je mij lief Voor een maagd vechten is eer en vreugde Raapt moed ge blust uw eigen ongerief God zal ons helpen dor zijn deugd Ook bid ik u m minlijk of ge mag Eendrachtig tezamen wat er geschiedt Ne wees in zijn legermacht niet ontsteld In het meeste volk ligt de victorie niet Eer, gunst en deugd mijn ziel u biedt Bij mij als jonge prinses klein Doet bijstand zodat God u vreugde verleent. En ditzelfde geschrift was gezonden int Gentse en in Brugge leger en was alom welkome. En ook waren deze twee legermachten als Gent met zijn wetsgebied en Brugge met die van de vrijen en met de kleine steden zeer sterk en goed gelogeerd in het veld te Spier en elk had zijn perk zo dapper en sterk gestoffeerd naar gebruiken de oorlog toebehoorde dat het een wonder om te zien was. Item, het gebeurde op de 25ste dag van juni anno 1477 dat mijn heer van Gelre na middernacht een strooptocht en aanval deed op de vastheid van Pont Amerre en zo ver dat hij er het vuur in liet steken en versloeg het volk en kreeg de machines die erbinnen waren en nam er vele koeien, schapen en zwijnen. En toen dit gebeurd was stond hij de voetgangers van Gent toe om de roof te drijven naar hun perk en zei met mooie woorden; ‘broeders we zullen deze buit eerlijk verdelen alzo het betamelijk is.’ [De 16de dag van juni anno 1477] Item, mijn heer Gelre reed omtrent Doornik met weinig wapenvolk bij en was hoog op de dag geworden en was toen de 16de dag in juni anno 1477. Deze hertog die aldus reed zo kwamen de Fransen te andere poort uit en besprongen hem met groter menigte, zo ver dat hem aangeraden was te vlieden. Maar hij ze dat zal me God nimmermeer verwijten dat ik vlieden zal of dat ik me tegen mijn wil gevangen zal geven, maar ik zal me erdoor vechten of dood blijven. En het gebeurde dat de Fransen zo krachtig op de hertog kwamen waar hij zich zo prinselijk weerden zodat hij zich tot zijn dood vocht want hij werd zeer overweldigd, maar is daar ridderlijk in het veld gebleven en met hem een edele man van Gent, genaamd Ian van de Gracht die bleef er ook er ook de 16de te paard. En de Fransen voerden de dode hertog binnen Doornik waar ze hem waardig begroeven in Sint Jacobs kapel in onze Vrouwe kerk met mooie uitvaart. Item, die van Gent die dit wisten velden hun tenten en paviljoenen en ze laadden hun transportwagens en trokken naar huis met alle roof zonder het die van Brugge mee te delen en namen bovendien 12 wagenpaarden die toebehoorden aan die van Brugge en gingen binnen de avond tot Oudenaarde met alle roof. [fol. C.lxxxix.r] |
[Den.xxvij.sten dach in wedemaent] Item die van Brugghe metsgaders den anderen Vlamingen, merckende dat dye van Ghendt gheulucht waren, si warenmedallen moedeloos, ende meenden alle verraden te sijne, endedrougen ouer een dat si ooc thuysewaert trecken wilden, endevelden haerlieder tenten ende pauwelioenen, ende trocken naer Cortrijcke, ende dit was vp den.xxvij.sten dach in wedemaent [Den.xxix.sten dach in wedemaent] Item tvolc van Cortijcke, ende daer ontrent was seere beladendat die van Brugge thuysewaert wilden, ende baden hemliedenhertelicken dat si doch peynsen wilden om tprofijt vanden lande van Vlaendren. Ende men slough al omme die clocke aen een boort in alle prochien ende daer versaemde groot volc, so varre dat den.xxix.sten dach van Wedemaent te Cortijcke een trompet gheslegen was, ende metten mont gheseyt dat alle die ghene die onse gheduchte Princersse wel wilden, dat si haestelicken trecken souden ter seluer plecke daer si gheleghen hadden, endemen soude hem lieden haer engienen naer seynden terstont. Item die van Brugghe ende die vanden Vryen ende meer ander steden trocken rechteuoort met haren carijnen daer si gheweist hadden, ende si deelden hem in drie heyrcrachten, ende dye van Brugghe ghinghen ligghen daer dye van ghendt huyt gheruymt waren, ende die van den Vryen trocken ligghenint parc van dye van Brugge, ende die derde partye van al tander volc trac ligghen daer die vanden vryen gheleghen hadden, ende aldus meende hem elc vast te gaen makene yeghens die vianden [Den.xxx.sten dach van Wedemaent en den eersten dach van Hoymaent] Item die van Doornicke siende die besicheyt vandenvlaminghen, ende dat sy moede van reysene waren, si quamen vp den.xxx.sten dach van Wedemaent, smorghens met trijsen vander sonne, met drie grote heyrcrachten, met sulcke cleedinghe als die vlaminghen hadden alle te peerde ende wit ghewapent. Ende midts dat die van Brugge gheen engienen en hadden, so waren si vele te blootere. Ende daer warer grote menichte die kele of ghesteken, want si in gheender ordonnancie noch ter weere en consten gheraken Eeneghe swommen duer die schelde, andere liepen duycken in bosschenende in haghen, andere ontscapeirden ende liepen thuysewaert Ende daer waren vele brugghelinghen gheuanghen ende gheleet binnen Doornicke, daer si hooghelic gherentsoeneirt waren, ende sy ghecreghen alle die artijlgerye van Brugghe, endeontsprekelicke groten schat. Ende die van Brugghe diere ontscapeirt waren, quamen thuysewaert al druypende vp den eersten dach van Hoymaent, soberlic ghewapent, want si haddent al achter ghelaten om tlijf tontdraghen. Ende daer bleef vele volcx versleghen. Item dat die van Brugghe segghen wilden dat si verraden waren, dat was al niet, maer si waren soe weeldich ende soe broodroncken dat sy gheen sorghe en droughen, want si hadden meestendeel alle.xij.grote sdaechs, si droncken hem liedendroncken, si speilden tverkeerde, ende si rouffelden, eeneghe ontboden bedden van Brugghe, ende deden haerlieder wijfs bi hem commen, als ofter al keermesse gheweist hadde. Endeeeneghe warer die songhen al den dach.xij.groten sdaechs endeeenen nyeuwen rock, nemmermeer paeys verleene ons god. Ende andere seyden droncken drincken wint.xij.groten.endevele andere onghemanierde saken dye daer ghebuerden, ende si en ontsaghen hueren Capiteyn niet. Ende aldus gheuaren te parcke waert, maer haer lieder menichte was te cleene om haer vianden te wederstane, want die meeste menichte en volchde hem niet. Ende aldus quam dye scoffulture vp die van Brugge, ende daer bleef gheuanghen den capiteyn vanden roode capproene, dye welcke hiet Pieter dye mol. Ende Iacob vanHalewijn Baliu van Brugghe was daer ooc gheuanghen ende noch vele meer andere Ambachtslieden ende ghemeen volck. Item alle dye standaerden ende bannieren die die van Doornicke ghecreghen in die voorseyde sprincreyse, die warenalle ghesteken in onser vrauwen kercke te Doornicke. Ende die landtslieden die quamen binnen.ij.of.iij.daghen daer nae in tvoorseyde parc, ende brochten te Brugghe tenten endepauwelioenen, potten ende pannen te cope, dye si metter haest al achter lieten. Item den standaert van mer Ioncfrauwe van Bourgoengien, ende den standaert van Brugghe die waren ghebrocht endeghestelt int velt achter die magdaleene. Ende [fol. C.lxxxix.v] daer waren beuolen alle die vluchtege saudenieren vandenpoorters, ende vanden ambochten. Ende also vele volcx alsmenhuyt elck ledt ghemiste, waren daer toe weder ander gheordonneirt om weder darwaert te seynden. Item mijn here van Dudzeele capiteyn van den volcke vanBrugghe, hi was ontboden van buyten der magdalene in die camere van Brugghe, voor Burchmeesters, scepenen, hooftmannen, ende dekenen, ende die.vi.ghecommitteirde, daer hi swoer bi sinen rudderscepe, al woudemen hemgheuen.M.croonen sdaechs, hi en soude met sulcken volcke nemmermeer huyt trecken willen, want si en sijn niet te bestierene, ende hi claechde seere dat hi die schande nemmermeer verwinnen en mochte. |
[De 27ste dag in juni] Item, die van Brugge mitsgaders de anderen Vlamingen merkten dat die van Gent gevlucht waren en ze waren geheel moedeloos en meenden allen verraden te zijn en kwamen overeen dat ze ook naar huis trekken wilden en velden hun tenten en paviljoenen en trokken naar Kortrijk en dit op de 27ste dag van juni. [De 29ste dag van juni] Item, het volk van Kortrijk en daar omtrent was zeer beladen dat die van Brugge naar huis wilden en baden hen hartelijk fat ze toch denken wilden om het profijt van het land Vlaanderen. En men sloeg alom de klok aan een bord in alle parochies en daar verzamelde groot volk zo ver dat de 29ste dag van juni te Kortrijk een trompet geslagen werd en met de mond gezegd dat al diegene die onze geduchte prinses wel wilden dat ze haastig zouden trekken terzelfder plek waar ze gelegen hadden en men zou hen hun machines terstond nazenden. Item, die van Brugge en die van de vrijen en meer ander steden trokken recht voort met hun voorraadwagens waar ze geweest waren en de verdeelden zich in drie legermachten en die van Brugge gingen liggen daar die van Gent weggeruimd waren en die van de vrijen gingen liggen in het perk van die van Brugge en de derde partij van al het andere volk ging liggen daar die van de vrijen gelegen hadden en aldus meende zich elk sterk te gaan maken tegen de vijanden. [De 30ste dag van juni en de 1ste dag van juli] Item, die van Doornik zagen de bezigheid van de Vlamingen en dat ze moe van reizen waren en kwamen op de 30ste dag van juni ‘s morgens met het rijzen van de zon met drie grote legermachten en met zulke kleding als de Vlamingen hadden en allen te paard en goed gewapend. En mits dat die van Brugge geen machines hadden zo waren ze veel bloter. En daar was grote menigte de keel afgestoken want ze konden in geen ordonnantie of verweer komen. Enige zwommen door de Schelde, andere liepen duiken in bossen en hagen, anderen ontsnapten en liepen naar huis. En daar waren vele Bruggenaars gevangen en geleid binnen Doornik waar ze op hoog losgeld gesteld werden en ze kregen alle artillerie van Brugge en onuitsprekelijke grote schat. En die van Brugge die er ontsnapt waren kwamen al druipend thuis op de eerste dag van juli en sober gewapend want ze hadden alles achtergelaten om met het lijf te ontkomen. En daar bleef veel volk verslagen. Item, dat die van Brugge zeggen wilden dat ze verraden waren, dat was al niet, maar ze waren zo weelderig en zo brooddronken dat ze geen zorg droegen, want ze hadden grootste deel alle 12 groten daags en ze dronken zich dronken en ze speelden het verkeerde en ze roffelden en enige ontboden bedden van Brugge en lieten hun wijven bij hen komen alsof het kermis was geweest. En enige waren er die zonden de hele dag 12 groten daags een nieuwe rok, nimmermeer vrede verleent ons God. En andere zeiden dronken drinken wint 12 groten en vele andere ongemanierde zaken die daar gebeurden en ze ontzagen hun kapitein niet. En aldus gegaan ter perk waar, maar hun menigte was te klein om hun vijanden te weerstaan want de grootste menigte volgde hen niet. En aldus kwam de schoffering op die van Brugge en daar bleef gevangen de kapitein van de rode hoofddeksels die Pieter de Mol heette. En Jacob van Halewijn, baljuw van Brugge, was daar ook gevangen en nog vele meer andere ambachtslieden en gewoon volk. Item, alle standaarden en banieren die diegene van Doornik kregen in die voorgezegde plundertocht die waren alle gestoken in onze Vrouwe kerk te Doornik. En de landslieden die kwamen binnen 2 of 3 dagen daarna in het voorgezegde perk en brachten te Brugge tenten en paviljoenen, potten en pannen te koop die ze met de haast geheel achterlieten. Item, de standaard van mevrouw jonkvrouw van Bourgondië en de standaard van Brugge die waren gebracht en gesteld in het veld achter Magdalena. En [fol. C.lxxxix.v] daar waren bevolen alle vluchtende soldaten van de poorters en van de ambachten. En alzo vele volk als men uit elk lid miste waren daartoe weer geordonneerd om weer derwaarts te zenden. Item, mijn heer van Dudzele, kapitein van het volk van Brugge, was ontboden van buiten de Magdalena in de kamer van Brugge voor burgemeesters, schepenen, hoofdmannen en dekens en de 6 gecommitteerden, daar zwoer hij bij zijn ridderschap en al wilde men hem geven 1000 kronen daags, hij zou met zulk volk nimmermeer uittreken willen want ze zijn niet te besturen en hij klaagde zeer dat hij die schande nimmermeer overwinnen mocht. |
[Den derden dach van Hoymaent] Item mijn here Adriaen van haeskercke was capitein gemaect van.ij.of.iij.m. volcx huyt diueersche prochyen, als Iabbeke, endezeleghen, ende meer andere daer ontrent gheleghen. Ende hi trac ligghen te Waerdamme, verbeydende die van Brugge. Dus moesten die van brugge weder huyt trecken houde endenieuwe, vp eewelic haerlieder ambocht te verliesene. Ende si vertrocken den derden dach van Hoymaent, naer Waerdamme, onder mijn heere Daneel van moerbeke. Ende tsegghen was dat sy souden gaen ligghen ontrent Haerlebeke lancx der Leye. [Den.ij.sten dach van Hoymaent] Item het garnysoen van Valenchiene, van Duway, ende vanRijssele. Dese.iij.garnisoenen hadden malcanderen dach ghestelt vp den.ij.sten dach van Hoymaent byder stede van Doornicke, waer of tgarnisoen van Rijssele ende van Duway ghinghenluysschen by Doornicke in een busch. Ende tgarnisoen vanValenchijne ghinghen galoperen, ende rijdende clouckelic voor die poorten van Doornicke. Ende die van Doornicke quamenclouckelic huyte, ende die van Valenchiene weken Ende die vanDoornicke volchdense scerpelic Ende als die van Valenchiene varre ghenouch waren, soe keerden si weder omme vp die vanDoornicke. Ende dandere van Rijssele ende van Duway quamen van achter inghesleghen, soe dat si omringhet waren. Ende al dat huyt Doornicke quam was daer versleghen [Den vierden dach van Hoymaent] Vp den vierden dach van Hoymaent voor die noene waren te Brugghe onthooft drie persoonen. Deerste die hadde gheseyt dat die Schouteeten van Brugghe ende sijn broedere mijn here vander vicht alle quade verraders waren, ende dese beroerte maeckte hy ij.daghen achter een. Ende dander was een arbeyder van sconincx brugghe, die sach den bisschop van Doornicke achter strate gaen Hi maecte hem seluen here ende vind den Bisschop voorseyde met sijnen medepleghers, ende hi track eenen vpsteker huyte als om den bisscop te grieuene van sijnenlijue, ende hi hiet hem verradere met meer andere spijteghe woorden, waer omme die vander wet, die Dekenen endehoofmannen alle seere vergramt waren, sulc eenen prelaet endebisschop alsoo te hantierene. Die derde was een makelare van goeden gheslachte, ende hy hadde eens raet gheweist vander stede van Brugghe, maer hi hadde metsgaders sijne medepleghers gheweist ten comptoire van sommeghe cooplieden, ende hemlieden vertasseirt ende of ghedreecht een groote somme van penninghen, het welcke voor straetroof gherekent was. Ende naer lange ontfaermenesse was hi ten hende onthooft, omme andere exemple daer aen te nemene. Ende dese.iij.personen waren gherecht inden burch vanden hancman van Ghendt, want die hancman van Brugghe was te Doornicke gheuanghen metten anderen. [Den.viij.sten dach van Hoymaent] Vp den.viij.sten dach van Hoymaent was ghesloten bi de vander wet, hoofmannen ende Dekenen, datmen houden soude eenen eerlicken dinghedach, het welcke ghedaen was. Endewaren ontboden ter rechte te stane.xij.persoonen, ende tsanderdaechs daer naer hoorde elck sijne sentencie. Eenege van desen waren ghebannen.L.iaer huyten lande vanVlaendren, andere.vij.iaer, andere sonder tijt, ende som deden si ander beteringe. [Den.xviij.sten dach van Hoymaent] Item vp den.xviij.sten dach van Hoymaent, so wasser een man van Ghendt waert ghestelt vp een scauot ghebonden, ende stont daer een groote huere, ende dat om dieswille dat hy in dye toochdaghen vander Brugghe marckt groote beroerte maecte lancx der strate tusschen der crane brugghe, ende sint Ians brugge in die cramen vanden lakene ende hy seyde sonder cesseren dat die van ghendt alle meutmakers waren, ende dat die van ypre waren alle ongheloouighe heretijc [fol. C.xc.r] ken, ende dat die van Brugge bugghers waren Ende dese woorden sprac hi ooc voor den burchmeestere vanden courpse, dies was hy in den steen gheleyt, daer hi lach tot desen dach voorseyde. Ende daer een huere ghestaen hebbende, so quam dye hontslaghere ende verbant hem sijn ooghen, ende stac hemmet een scherpe elsene duer sijn tonghe, ende was bouen dyen ghebannen.vi.iaer huyten lande van Vlaendren vp sijn hooft. |
[De derde dag van juli] Item, mijn heer Adriaen van Haaskerk was kapitein gemaakt van 2 of 3000 volk uit diverse parochies als Jabbeke, en Zedelgem en meer anderen daar omtrent gelegen. En hij trok om te liggen te Waardamme en wachtte op die van Brugge. Dus moesten die van Brugge weer uittrekken, oude en nieuwe op eeuwig hun ambacht te verliezen. En ze vertrokken de derde dag van juli naar Waardam onder mijn heer Daneel van Moerbeke. En het zeggen was dat ze zouden gaan liggen omtrent Harelbeke langs de Leie. [De 2de dag van juli] Item, het garnizoen van Valenciennes, van Dowaai, en van Rijsel. Deze 3 garnizoenen hadden elkaar een dag gesteld op de 2de dag van juli bij de stad Doornik, waarvan het garnizoen van Rijsel en van Dowaai gingen schuilen bij Doornik in een bos. En het garnizoen van Valenciennes gingen galopperen en rieden kloek voor de voor de poorten van Doornik. En die van Doornik kwamen kloek uit en die van Valenciennes weken. En die van Doornik volgden ze scherp. En toen die van Valenciennes ver genoeg waren zo keerden ze wederom op die van Doornik. En de anderen van Rijsel en van Dowaai kwamen van achter ingeslagen zodat ze omringd waren. En alles dat uit Doornik kwam werd daar verslagen. [De 4de dag van juli] Op de 4de dag van juli voor de noen waren te Brugge onthoofd drie personen. De eerste die had gezegd dat de schout van Brugge en zijn broeder, mijn heer van de Vicht, allen kwade verraders waren en deze beroerte maakte hij 2 dagen achtereen. En de ander was een arbeider van koning Brugge die zag de bisschop van Doornik achter straten gaan. Hij maakte zichzelf heer en ving de bisschop met zijn medeplegers en hij trok een opsteker (vinger?) uit als om de bisschop te grieven van zijn lijf en hij noemde hem een verrader met meer andere spijtige woorden, waarom die van de wet, de dekens en hoofdmannen allen zeer vergramd waren zoՠn prelaat en bisschop alzo te hanteren. De derde was een makelaar van goed geslacht en was eens raad geweest van de stad Brugge, maar hij was mitsgaders zijn medeplegers geweest te kantoor van sommige kooplieden, en hen afgezet en afgedreigd een grote som penningen, wat voor straatroof gerekend was. En nar lange ontferming was hij tenslotte onthoofd zodat anderen daar een voorbeeld aan zouden nemen. En deze 3 personen waren berecht in de burcht van de hangman van Gent, want de hangman van Brugge was te Doornik gevangen met de anderen. [De 8ste dag van juli] Op de 8ste dag van juli was besloten bij die van de wet, hoofdmannen en dekens dat men houden zou een fatsoenlijke gerechtsdag, wat gedaan werd. En waren ontboden te rechte te staan 12 personen en de volgende dag daarna hoorde elk zijn vonnis. Enige van dezen waren gebannen 50 jaar uit het land Vlaanderen, anderen 7 jaar en anderen zonder tijd en soms deden ze andere verbetering. [De18de dag van juli] Item, op de 28de dag van juli zo was er een man van Gent gesteld en op een schavot gebonden en stond daar een groot uur en dat omdat hij in de uitstaldagen van de Brugger markt grote beroerte maakte langs de straat tussen de kraanbrug en Sint Jans brug in de kramen van het laken en hij zei zonder te verminderen dat die van Gent allee muitmakers waren en dat die van Ieper waren alle ongelovige ketters [fol. C.xc.r] en dat die van Brugge sodomie waren. En deze woorden sprak hij ook voor de burgemeester van het korps, dus was hij in den steen gelegd waar hij lag tot deze dag. En toen hij daar een uur gestaan had zo kwam de hondenslager en verbond hem zijn ogen en stak hem met een scherpe priem door zijn tong en was bovendien gebannen 6 jaar uit het land van Vlaanderen op zijn hoofd. |
[Den.xi.sten dach vander seluer maent] Item vp den.xi.sten dach vander seluer maent, twelc was sinte Benedictus dach was ghedreghen eene deuote processie generale, gaende huyter burch ouer dhoude muelen brugghe, voorby den Iacoppijnen lancx den diuere, tot in onser vrauwenkercke, daermen een schoone Antiffene sanck, ende van daer in sinte Saluators kercke sghelijcx, ende quamen van daer duer die steen strate ouer die marckt, ouer die plaetse Mauberch weder inden burch te sinte Donaes Ende die bisschop van Doornicke drouch selue thelich sacrament, ende dede den dienst te sinte Donaes voorseyde, ende hi gaf elcken die deuotelic metter processie ghinghen.xl.daghen pardoens. Ende dit was om den almoghenden god te biddene om victorie ende voorspoet te ghecrijghene vp den vianden. Ende voor dese processie ghinghen voor die wet.vi.persoonenin haer lijnwaet, blootshoofts, elc met een keerse in haer hant, daer aen hinghen.iij.schildekins, een die wapene vanBourgoengien, tander die wapene van Brugghe, ende terde die wapene van haren ambochte. Ende dit was in amenden vanonredelicke ende quade woorden te sprekene in diueersche stonden. Ende tvolc ghinc in dese processie seer deuotelic, eenege baeruoets andere ghinghen ten heleghen sacramente, om welcke deuocie die bisschop verlanghede sijn gracie tot tsondaechs gheduerende, ende men preicte in dese processie.viij.sermoenen. Laus deo. Item als die van Ghendt hem wel bedochten dat si hemqualic ghehadt hadden, si trocken weder huyt met eenen dullen hoofde te Cortijcke waert, daer si niet al te willecomme en waren, ende midts dat dye van Ghendt ende die van Brugghe ongheordineirt waren ter orloghe, ende niement en wilden obegieren, so was gheordonneirt bi mer vrauwe van Bourgoengien, ende byden edelen van den lande, datmen Saudenieren nemen soude, ende gheuense.iij.vrancken dye maent, comt.v.groten ende eenen Inghelschen sdaechs. Item dit ghedaen sijnde, mijn here van Lutcenburch capiteyn generael hi quam tot ioncker Ian vanden Gruythuyse met een deel van dese nyeuwe ghehuerde saudenieren binnenCortrijcke, om Cortrijcke te versterckene. Ende die van Ghendt dit vernemende, si liepen te Cortrijcke in die wapene, soe dat mijn heere van Lutcenburch moeste vlien, ende si quetstenioncker Ian van den Gruythuyse, endesloughen.v.of.vi.saudenieren doot, ende schoten met eender serpentijne int huys daer die heeren in gheulucht waren. Endehier of vielen die heeren clachtich aen mer vrauwe die princersse ende aen die stadt van Ghendt. Item beede die ouerdekens, ende noch wel xxiiij.Dekenen van Ghendt reden terstont wel met.iijc.peerden te Cortrijcke waert. Ende daer was iusticie ghedaen van.iij.ghentenaers, die vpstelders waren vander voorseyde beroerte, ende drie vanCortrijcke. Aldus so wasser.vi.onthooft. Item in desen seluen tijt tgarnysoen van Valenchiene ende vanDuway ende van Rijssele si hielden het garnysoen vanDoornicke alsoe cort in dye stede, dat si niet een hooft en dorsten huytsteken. Nyet yeghenstaende die van Doornicke ontfinghen groten schat vanden rentsoene van dye van Brugghe, maer die van Valenchiene, die van Rijssele ende van Duway hadden oock vele fransoysen gheuanghen, maer menghecreegher niet of, want het waren al aerme waelkins Want die Coninck van Vranckerijcke en was niet huyt dan om ghelt ende schat te ghecrijghene. [Den dach van sinte Marie magdaleene] Vp den dach van sinte Marie magdaleene drouchmen binnen der stede van Brugghe eene schone processye metten heleghenbloede, in onser vrauwen kercke, daer dye Suffragaen van Doornicke thelich bloet drouch, ende selue den dienst dede, ende hy gaf elcken.xl.daghen pardoens. Die cause was om te biddene om paeys ende om vrede. [fol. C.xc.v] Item in desen tijt waren ten nyeuwen dijcke wel.xxm.vlaminghen ghereet, omme te strijdene yeghens die fransoysen. Item in dien tijt was een knechtkin van xiij.iaren, ende was van Brugge gheboren, dat voor Doornicke ghewont was endeontscapeirde in een stick corens, ende lach daer.xv.dagen dat niet en adt dan surcle ende haeukins van coorne, ende bi ghelucke warer.ij.vrauwen die trensoen van haren mans droughen te Doornicke, ende vonden dit kint ende drougent ten naesten huyse, ende suuerden hem sijn wonden, daer die maeyen huyt liepen, ende gauen tkijnt gheete melc, bydenwelcken het wat bequam. Ende dese vrauwen commende te Brugghe, daden tkint clijncken, ende vader ende moeder wordent gheware, ende liepen met weenenden ooghen haer kint thuys halen. |
[De 11de dag van dezelfde maand] Item, op de 11de dag van dezelfde maand, wat was Sint Benedictus dag, was gedragen een devote processie generaal die ging uit de burcht over de oude molenbrug, voorbij de Jakobijnen langs de divere (?), tot in onze Vrouwenkerk waar men een mooie antifonen zong en in Sint Salvator kerk dergelijks en kwamen vandaar door de Steenstraat over de markt over de plaats Maubeuge weer in de burcht te Sint Donaas. En de bisschop van Doornik droeg zelf het heilige sacrament en deed de dienst te Sint Donaas en hij gaf iedereen die devoot met de processie ging 40 dagen pardon. En dit was om de almogende God te bidden om victorie en voorspoed te krijgen op de vijanden. En voor deze processie gingen voor de wet 6 personen in hun lijnwaad, blootshoofds en elk met een kaars in de hand waaraan hingen 23 schildjes, een met het wapen van Bourgondie, de andere het wapen van Brugge en de derde het wapen van hun ambacht. En dit was in boete van onredelijke en kwade woorden te spreken in diverse stonden. En het volk ging in deze processie zeer devoot, enige barrevoets en anderen gingen ter heilige sacrament, om welke devotie de bisschop verlengde zijn gratie tot zondag durend en men preekte in deze processie 8 sermoenen. Laus deo. Item, toen die van Gent zich goed bedachten hoe dat ze zich kwalijk gedragen hadden trokken ze weer uit met dolle hoofden naar Kortrijk waar ze niet geheel welkom waren en mits dat die van Gent en die van Brugge ongeordend waren ter oorlog en niemand wilden dienen zo was geordonneerd bij mevrouw van Bourgondie en bij de edelen van het land dat men soldaten zou nemen en geven ze 3 franken per maand dat komt op 5 groten en een Engelsen daags. Item, toen dit gedaan was kwam mijn heer van Luxemburg, kapitein-generaal, tot jonker Ian van de Gruijthuijsen met een deel van deze nieuwe gehuurde soldaten binnen Kortrijk om Kortrijk te versterken. En die van Gent vernamen dit en liepen te Kortrijk in de wapens zodat mijn heer van Luxemburg moest vlieden en ze kwetsten jonker Ian van den Gruijthuijsen en sloegen 5 0f 6 soldaten dood, en schoten met een serpentijn in het huis waar de heren in gevlucht waren. En hiervan vielen de heren klagend aan mevrouw de prinses en aan de stad Gent. Item, beide overste dekens en nog wel 24 dekens van Gent reden terstond wel met 300 paarden naar Kortrijk. En daar was justitie gedaan van 3 van die van Gent die aanstichters waren van die beroerte en drie van Kortrijk. Aldus zo werden er 6 onthoofd. Item, in dezelfde tijd hield het garnizoen van Valenciennes en van Dowaai en van Rijsel het garnizoen van Doornik alzo kort in de stad zodat ze geen hoofd uit durfden te steken. Niet tegenstaande die van Doornik ontvingen grote schat van de losgelden van die van Brugge, maar die van Valenciennes, die van Rijsel en van Dowaai hadden ook vele Fransen gevangen, maar menigeen kreeg er niets van want het waren al arme Walen. Want de koning van Frankrijk was er alleen op uit om geld en schat te krijgen. [De dag van Sint Maria Magdalena] Op de dag van Sint Maria Magdalena droeg men binnen de stad Brugge een mooie processie met het heilige bloed in onze Vrouwe kerk waar de suffragaan van Doornik het heilige bloed droeg en zelf de dienst deed en hij gaf iedereen 40 dagen pardon. De oorzaak was om vrede te bidden en om rust. [fol. C.xc.v] Item, in deze tijd waren te Nieuwe Dijk wel 20 000 Vlamingen gereed om te strijden tegen de Fransen. Item, in die tijd was een knechtje van 13 jaar en was van Brugge geboren, dat voor Doornik gewond en ontsnapte in een stuk koren s en lag daar 15 dagen dat het niets at dan zuring en hauwtjes van koren en met geluk waren er 2 vrouwen die het losgeld van hun mannen droegen te Doornik en vonden dit kind en droegen het te naaste huis en zuiverden hem zijn wonden waar de maden uitliepen en gaven het kind hete melk waarbij het wat bekwam. En toen deze vrouwen te Brugge kwam en lieten het kind omroepen en de vader en moeder werden het gewaar en liepen met wenende ogen hun kind thuishalen. |
[Den.xxvij.sten dach van Hoymaent] Item in desen tijt was mijn here van symay ghemaect huyter name van mer Ioncfrau van Bourgoengien capiteyn vander stede van bethune, die welcke hi overgaf den fransoysen, endehi track selue vechten metten fransoysen, so varre dat hi bi duway in een sprincreyse gheuanghen was. Ende hi boot.xxxm. croonen voor sijn rentsoen, ende hy was mer ioncfrauwe van bourgoengien ghebrocht in eenen waghene, den.xxvij.sten dach van Hoymaent, ende sijn sone met hem. Item vp desen tijt waren dye hollanders seer sterc ter zee, ende si ghecreghen die schone craueelen vanden fransoysen, twelcke waren lieden van orloghen, ende si vonden daer inne vlaminghen, picaerts, ende brabanders, scotten, ende ooc hollanders, die si alte male verdroncken, maer de fransoysen die hilden si gheuangen [Den.xix.sten dach van Hoymaent. Anno.M.iiijc.ende.lxxvij] Item als onse gheuanghen brugghelinghen waren binnenDoornicke, dye welcke waren wel.viijc.bi ghetale, so was daer woonachtich eenen persoon die van Brugge gheboren was, dye welcke den brugghelinghen al te vele spijts dede, ende hy wrouchdese wie die rijcste waren, daer menich man bijstier om was. Ende dese voorseyde man quam te brugghe stoutelic vp die strate gaende, niet yegenstaende dat hy vele quaets corens vp sijn tonghe hadde, hendelicke hi quam sinte Donaes in die kercke ,daer hi bespiet was ende beleyt. Ende hi vloodt in die santuwarie, maer hy wasser sauents te clocke.ix.huyt ghehaelt met.ij.dienaers vanden proosschen, ende met.ij.dienaers vanbrugge, ende was vp den steen gheleet gheuanghen, vp den.xix.sten dach van Hoymaent. Anno.M.iiijc.ende.lxxvij. [Den xxi.sten dach van Hoymaent en den eersten dach van Ougstmaent] Item die Ambassaduers van des keysers sone Maximiliaen ons brudegomme, als si langhe tijt gheweist hadden te Gendt by mer Ionckfrauwe, ende wel gheaccoordeirt in allen sticken, so vertrocken si huyt ghendt den xxi.sten dach van Hoymaent, wel ghetroost ende verblijt, ende reysden naer onsen bruydegomme, ende om onsen here te biddene dat hi ons ghehulpich wilde wesen in al onse nooden. So was te Brugge ghedreghen eene processye generale, metten heleghen drye Fierters. Te weetene sinte Donaes, sinte Bonefacius, ende sinte Loy. Ende was vp den eersten dach van Ougstmaent ten Iacoppijnen. Ende men drouch die processie om drie causen. Te wetene om gode te biddene om paeys, om ghetijdich wedere, ende omme dat die brulocht salichlic vergaen soude. Alst blijct in die naeruolghende Incarnacioen. I onstlicke sielkijns vouchthu ter bedinge I nwendighe tranen aenschaut ons eere V an dese oorloghe crijcht ons beuredinge V oort dat god de bruloft in duecht vermeere V oorspoedich wedere, bidt daer omme seere V ervlijt ons bonefacius donaes en loy V ercoorne gods heleghen vul wijser leere L acen anders blijuen wij in t vernoy C leenes svolcx wijsheyt al niet dan hoy C onforteirt ons dan in ons verswaren C onsciencie smaect niet dan sondeghen toy C racht doet ons dies gaen in ougst verbaren M et processien minlic ten predicaren [fol. C.xci.r] [Den.v.sten dach van Ougst] Vp den.v.sten dach van Ougst ontrent der noene wordet ouer al so duyster datmen waende dattet Eclyps gheweist hadde, maer was een teeken van onghenouchten. Ende in dese selue maent wast groot ongewedere van dondere ende van blixem, ende het reghende groot water datter die vruchten des ackers mede verladen waren al die maent duere. [Den.xi.sten dach van Ougst] Item vp den.xi.sten dach van Ougst, ende was maendach, soe was te Ghendt ghedaen in Sint Ians kercke die huytuaert ouer sie siele vanden hertoghe Kaerle, salegher ghedachten, seere rijckelic, alst wel betaemde, naer dordonnancie vanden landen. Item van hier voort salmen beghinnen van der comste vandenHertoghe van Oostenrijc Maximiliaen, skeysers Fredericx eeneghe sone, oudt ontrent.xviij.iaren, alsբruydegomme van mer Ioncfrau Marie van Bourgoengien, oudt sijnde ontrent den xxij.iaren. Tincarnacioen. Marie als bruyt in ghendt skeysers sone ontfinc Achtiene in ougst den edelen ionghelinc |
[De 27ste dag van juli] Item, in deze tijd was mijnheer van Symay uit naam van mevrouw jonkvrouw van Bourgondië kapitein gemaakt van de stad Bethune die hij overgaf de Fransen en hij trok zelf vechten met de Fransen zo ver dat hij bij Dowaai in een plundertocht gevangen was. En hij bood 30 000 kronen voor zijn losgeld en was bij mevrouw jonkvrouw van Bourgondie gebracht in een wagen de 27ste dag van juli en zijn zoon met hem. Item, op deze tijd waren de Hollanders zeer sterk ter zeer en ze kregen de mooie karvelen van de Fransen wat oorlogslieden waren en ze vonden daarin Vlamingen, Brabanders, Picardiers, Schotten en ook Hollanders die ze allemaal verdronken, maar de Fransen hielden ze gevangen. [D 19de dag van juli anno 1477] Item, toen onze gevangen Bruggenaard binnen Doornik waren, wat wel een 800 bij getal waren, zo woonde daar een persoon die van Brugge geboren was die de Bruggenaars al te veel spijt deed en vroeg wie de rijkste was waar menige man bijster om was. En ze man kwam te Brugge dapper op de straat te gaan niet tegenstaande dat hij veel slecht koren op zijn tong had en eindelijk kwam hij te Sint Donaas in de kerk waar hij bespied was en belegerd. En hi j vloog in het heiligdom maar werd er ճ avonds klok 9 uit gehaald van de proost en met 2 dienaars van Brugge en was op de steen gevangen gelegd op de 19de dag van juli anno 1477. [De 21ste dag van juli en de eerste dag van augustus] Item, de ambassadeurs van de keizerszoon Maximiliaan, onze bruidegom, toen ze lange tijd te Gent waren geweest bij mevrouw jonkvrouw en goed overeengekomen in alle stukken zo vertrokken ze uit Gent de 21ste dag van juli goed vertroost en blijde en reisden naar onze bruidegom en om onze heer te bidden dat hij ons behulpzaad wilde wezen in al onze noden. Zo was te Brugge een processie generaal gedragen met de heilige drie relikwienkastjes. Te weten; Sint Donaas, Sint Bonifatius en Sint Elooi. En dat was op de 1ste dag van augustus te Jakobijnen. En men droeg die processie om drie oorzaken. Te weten; om God te bidden om vrede, om goed weer en omdat de bruiloft zalig zou vergaan. Zoals het blijkt in de navolgende rijm. I Gunstige zieltjes voegt u te bidden I inwendige tranen aanschouw onze eer Van deze oorlog krijgen we bevrediging Voort dat God de bruiloft in deugd vermeerderd Voorspoedig weer, bidt daarom zeer V bevrijd ons Bonifatius Donaas en Elooi V uitverkoren Gods heiligen vol wijze leer L helaas anders blijven we in het verdriet C klein volk niets anders dan hooi C Versterk ons dan in ons zwaarheid C geweten smaakt niet dan zondig spel C Kracht doet ons dus gaan in augustus openbaren M et processie minlijk de predikanten. fol. C.xci.r] [De 5de dag van augustus] Op de 5de dag van augustus omtrent de noen werd het overal duister zodat men waande dat het een eclips was geweest, maar het was een teken van ongenoegen. En in dezelfde maand was het groot onweer van donder en bliksem en het regende groot water zodat de vruchten van de akkers er eer mee belanden waren de hele maand door. [De 11de dag van augustus] Item, op de 11de dag van augustus en dat was een maandag zo was te Gent gedaan in Sint kerk de uitvaart over de ziel van hertog Karel, zaliger gedachtenis, zeer rijk zoals het wel betaamde naar de ordonnantie van de landen. Item, van hier voort zal men beginnen met de komst van de hertog van Oostenrijk Maximiliaan, de enige zoon van keizer Frederik en oud omtrent 18 jaar als bruidegom van mevrouw jonkvrouw Marie van Bourgondie die oud was omtrent 22 jaren. De rijm. Marie als bruid in Gent de keizerszoon ontving Achttien in augustus de edele jongeling. |
Hoe die edel Hertoghe Maximiliaen, int vulle harnasch met grooten state te Ghendt in quam. Ende hoe hy daer ontfanghen was, ten willecommene vansijnder bruyt, vrau Marie van bourgoengien. [fol. C.xci.v] [Den.xviij.sten dach in Ougst] VP den.xviij.sten dach in Ougst quam die edele hertoghe Maximiliaen binnen die schone stede van Ghendt. Anno.lxxvij.met seere rijclekelicken ende triumphantelicken, ende seer schonen state. Ende hy quam van die stede vanBruessele tot der stede van Denremonde, ende also voort tot der voorseyde stede van Ghendt. Ende eerst so quammer inne.CC ende.L.cranekijniers ende coleuueriers, ende eeneghe met glauyen. Ende dese waren alle te voet in seer schoonder ordonancien gaende, twee en twee te samen. Ende daer naer quamen.xxxij.carrijnen gheladen al met artijlgerye vanorloghen, ende alaem ter kuekene dienende, ende daer naer quamen noch.ijc.ende.L.cranekijniers, ghelijc als voren, dye welcke ghinghen bewarende huer carrijnen. Ende daer naer quamen wel.vic.mannen te peerde, al int swarte ghecleet, endeal int harnasch, ende hadden al meest swarte pinioenkins aenhare lanchien. Ende voort voor den edelen hertoghe warengheuoert.viij.grote swarte bannieren die viercant waren, endedie scachten waren oock swart gheuarwet, dwelc gheselschip seer schone ende ghenouchlic om sien was. Item voor den edelen prinche Maximiliaen reden.v.heraulten, alle verwapent metter wapene van Oostenrijcke. Ende ooc so reden daer alle die heraulten vanden edelen Hergtoghe Kaerle, salegher ghedachten metten wapenen van sijnen lantschepen, ende hem wijlent toegehorende. Ende voor den prinche was gheuoert een sweert, met trompetten voor hem trompende hooghelic, ende groot ende schoon gheluyt makende, dwelc ooc seere ghenouchlic om horen was, ende ooc om sien. Item dit ghepasseert sijnde, so quamen daer noch in seere schoonder ordonnancien ende seere rijckelic toe ghemaect, op schone costelicke peerden, noch wel.vic.mannen van wapenen. Ende daer was menich edelman int gheselschip. Te wetene bisschoppen, hertoghen, ende grauen, welc gheselscip seere schone ende triumphelic omsien was. Item die van Ghendt, metsgaders haer lieder casselrye reden yeghens hem, alle in witten habijten, met rooden capproenkins, ende met swarten hoeden, ontrecht.vc. personen, seer costelick ende rijckelick toeghemaect in schoonder ende triumphelicker ordonnancie, gheseten op costelicke peerden, welcke processye gheduerde wel.iiij.hueren lanck. Item dye van Ghendt hadden ooc gheordonneirt vele schoone slomme personagien ende propheten ten blijden wellecomme vanden edelen prinche Maximiliaen. Ende hy quam ter poorten inne van sinte Baefs waert, ende lancx den huysen was groote chierhiede ghedaen. Ende daer stont ghescreuen. Tu es dux noster pugna prelium nostrum, et omnia que dixeris nobis faciemus. Ooc stonter noch gheschreuen. Amor fecit amaritudinen Ende bouen een ander parc stont gheschreuen Clamor factus est ecce sponsus venit. Dese eerweerdighe prinche alle dese saken ghesien hebbende, hi reet te logijste int huys vanden prothonotare, ende het was vp eenen maendach. Ende sijn bancket ghedaen sijnde tsauents, hi reet als brudegomme tot sijnder bruyt, int hof ten walle, met.vi.of.viij.heren bi hem. Ende dit was ontrent den.xi.hueren inder nacht, daer alle dye edele bereet stonden omme den brudegomme tontfanghene. Ende die bruyt den brudegomme siende so knielde si neder ter eerden, ende hi van ghelijcken, malcanderen inden aerme nemende, ende veranderden beede so seere, ende wierden la so wit, al hadden si die doot varwe aen ghehadt, dwelc was een teeken van hertelicker liefden. Ende me vrauwe de duwagiereghe nam ooc den brudegomme indenaerme, hem cussende ende seggende. Naer hu heeft ons hertelic verlanct. Ende aldaer waren si beede ondertrauwe ghedaen vaneenen legaet van Roome. Ende doe was daer gheordonneirt een rijckelic bancket. Ende dat ghedaen sijnde, so nam die bruydegomme vriendelicken oorlof aen sijn bruyt, ende trac weder naer sijn logijts. Item daer so was alle dien nacht grote triumphe ghedaen van vieren, alle dye stede duere, ende alle manieren van ghenouchten. |
Hoe de edele hertog Maximiliaan in volle harnas en met grote staat in Gent kwam. En hoe hij daar ontvangen werd te verwelkomen van zijn bruid vrouw Marie van Bourgondie. [fol. C.xci.v] [De 18de dag van augustus] Op de 18de dag van augustus kwam de edele hertog Maximilian binnen de mooie stad Gent anno 1477 met zeer rijke en triomfantelijke en zeer mooie staat. En hij kwam van de stad Brussel tot de stad Dendermonde en alzo voort tot de stad Gent. En eerst zo kwamen er binnen 250 voetboogschutters en kolveniers en enigen met lansen. En dezen waren allen te voet en gingen in zeer mooie ordonnantie, twee en twee tezamen. En daarna kwamen 32 wagens geladen allen met oorlogsartillerie en huisraad dat ter keuken diende en daarna kwamen nog 250 voetboogschutters gelijk als voor die de wagens bewaarden. En daarna kwamen wel 600 mannen te paard allen in het zwart gekleed en allen in het harnas en hadden allen meest zwarte vaandels aan hun lansen. En voort voor de edelen hertog werden gevoerd 8 grote zwarte banieren die vierkant waren en de schachten waren ook zwart geverfd, welk gezelschap zeer mooi en genoeglijk om te zien was. Item, voor de edele prins Maximiliaan reden 5 herauten, allen gewapend met het wapen van Oostenrijk. En ook zo reden daar alle herauten van de edele hertog Karel, zalige gedachtenis, met de wapens van zijn landschappen die hem wijlen toebehoorden. En voor de prins was een zwaard gevoerd met trompetten die voor hem trompetterden zeer hoog en groot en mooi geluid maakten, wat ook zeer genoeglijk om te horen was en ook om te zien. Item, toen dit gepasseerd was zo kwam daar nog in zeer mooie ordonnantie en zeer rijk toegemaakt op mooie kostbare paarden nog wel 600 mannen van wapen. En daar was menige edelman in het gezelschap. Te weten; bisschoppen, hertogen en graven, welk gezelschap zeer mooi en triomfantelijk om te zien was. Item, die van Gent, mitsgaders hun wetsgebied, reden tegen hem en allen in witten habijten, met rode hoofddekseltjes en met zwarten hoeden omtrent 500 personen, zeer kostbaar en rijk toegemaakt in mooie en triomfantelijke ordonnantie gezeten op kostbare paarden en die processie duurde wel 4 uren lang. Item, die van Gent hadden ook geordonneerd vele mooie slome personages en profeten ten blijde welkomst van de edele prins Maximiliaan. En hij kwam binnen te poort van Sint Baaf en langs de huizen was grote sierlijkheid gedaan. En daar stond geschreven; ‘Nu es dux noster pugna prelium nostrum, et omnia que dixeris nobis faciemus.’ Ook stond er nog geschreven; ԁmor fecit amaritudinen.’En boven een ander perk stond geschreven; ‘Glamor factus est ecce sponsus venit.’ Toen deze eerwaardige prins alle zaken gezien had reed hij te logeren naar het huis van de protonaris en dat was op een maandag. En toen hij ճ avonds zijn banket gedaan had reed hij als bruidegom naar zijn bruid in de hof ten wal met 6 of 8 heren bij hem. En dit was omtrent 11 uur in de nacht waar alle edelen gereed stonden om de bruidegom te ontvangen. En toen de bruid de bruidegom zag zo knielde ze neer ter aarde en hij dergelijk en namen elkaar in de armen en veranderden beiden zo zeer en werden alzo wit alsof ze doodskleur aan gehad hadden, wat was een teken van hartelijke liefde. En mevrouw de douarie nam ook de bruidegom in de armen en kuste hem en zei; ‘Daar u hebben we hartelijk verlangd.’ En aldaar waren ze beide in ondertrouw gedaan van een legaat van Rome. En toen was daar geordend een rijk banket. En toen dat gedaan was zo nam de bruidegom vriendelijk verlof van zijn bruid en trok weer naar zijn logies. Item, daar zo was de hele nacht grote triomf gedaan van vuur de hele stad door en alle soorten van genoegens. |
Hier naer volcht hoe dat die edel Hertoghe Maximiliaen, sone vanden keyser Frederick, trauwede sijn bruyt, Marie van Bourgoengien. Dat.lxvi.Capittel. [fol. C.xcij.r] ALs alle dese voorseyde saken gheleden waren, so quam die voorseyde brudegomme tsanderdaechs, ende was dijsendach des morghens, ten vi.hueren, seere rijckelick ghecleet tot sijnder bruyt, die welcke ooc seer chierlick bereet was, ende daer waren si beede ghetrauwet vanden Legaet voorseyde. Ende daer waren die bruytleeders mijn heere vanden Gruythuyse, ende die graue van Synay, in die presentie vanden Bisschop van Mets, den Bisschep van Triere, ende den Bisschop van Doornicke, endevele meer andere Princhen ende princerssen. Ende die bruydegom besliep sijn bruyt des dijsendaechs sauents, maer het was gheordonneirt datmen die brulocht te Brugghe houden soude. Ende hi was die xxx.ste Graue van Vlaendren van sijns wijfs weghe, vrau Marie van Bourgoengien eeneghe dochtere vanden Hertoge Kaerle. Item die lantgraue van Hessen, die metten voorseydebrudegomme commen was, dye quam te Brugghe met groot volc van wapenen, vp den.xxvi.dach van Ougst, dijsendach sijnde, alle met cranekynieren ende colueueren ende pijckenieren, met vele carrijnen, ende vele mannen van wapenen te peerde. Endedese trocken alle naer sint Omaers, om te wederstane denfransoysen, ende waren wel.vc.mannen sterck, daer al tvolc vanVlaendren seer in verblijde, alst wel redene was. Vp desen seluen tijt dede die coninc Lodewijc vanVranckerijcke grote neersticheyt omme die stede van sint Omaers te verradene Ende hi ghecreech vrienden van binnen der stede, te wetene eene gheheeten Ian de la [fol. C.xcij.v] heye, met sijnen medepleghers. Ende was doe gheordonneirt vp eenen sekeren auentstont, dat dese voorseyde Ian de la heye soude tvier ghesteken hebben ten.iij.steden binnen sint Omaers. Ende dye fransoysen tvier ghesien hebbende, souden met groter cracht voor die poorte ghecommen hebben, dies soude die voorseyde Ian de la heye tauwet ter poorten of ghesleghenhebben met sijnen medepleghers, ende also die fransoysen inne ghelaten maer byder gracien gods dese valsche verraderye en quam nyet ter perfectie. Ende Ian voorseyde wart gheuanghen, ende ghequarteleirt, ende ter poorte, ten Fransoysen waert sijn hooft huyt ghesteken. Item die coninc dit vernemende dat sijne valschede openbaer gheworden was, ende sijn vrient ghequartiert, ende oock verstaende dat die Hertoghe Maximiliaen in Vlaendren commenwas, ende ghehuwet met sijnder nichte van Bourgoengien. Endedat die lantsgraue van Hessen met veel volcx van wapenen, binnen sint Omaers was. Hi vandt in sinen raet dat hi vertrac van sint Omaers naer Theerenburch. [Den.xxviij.sten dach van Ougst. Anno lxxvij] Als hertoghe Maximiliaen aldus ghehuwet was aen onse hoghe ende moghende princersse, so quam hi ter bede vanden edelen ende vanden nacien binnen der stede van Brugghe, vp den.xxviij.sten dach van Ougst. Anno lxxvij.ende was vp eenendonderdach. Ende met hem quam mevrauwe van Bourgoengiensijne gheselnede, ende me vrauwe de Duwayereghe vanBourgoengien, ende met groter menichte van duytschen heren, ende ooc van desen landen, ende vele edele vrauwen endeioncfrauwen. |
Hierna volgt hoe dat die edel hertog Maximiliaan, zoon van keizer Frederik, trouwde zijn bruid, Marie van Bourgondië. Dat 66ste kapittel. [fol. C.xcij.r] Toen al deze zaken gedaan waren zo kwam de bruidegom de volgende dag en dat was de dinsdag morgen te 6 uur zeer rijk gekleed tot zijn bruid die ook zeer sierlijk bereid was en daar werden ze beiden getrouwd door de legaat. En daar waren de bruid begeleiders mijn heer van de Gruijthuijsen en de graaf van Sinaai in de presentie van de bisschop van Metz, de bisschop van Trier en de bisschop van Doornik en veel meer andere prinsen en prinsessen. En de bruidegom besliep zijn bruid de dinsdag avond, maar het was geordonneerd dat men de bruiloft te Brugge houden zou. En hij was de 30ste graaf van Vlaanderen vanwege zijn wijf, vrouw Marie van Bourgondië, de enige dochter van hertog Karel. Item, de landgraaf van Hessen die met de bruidegom gekomen was die kwam te Brugge met groot wapenvolk op de 26ste dag van augustus, wat een dinsdag was, allen met voetboogschutters, kolvenaars en piekeniers met vele wagens en vele wapenmannen te paard. En dezen trokken allen naar Sint-Omaars om te weerstaan de Fransen en waren wel 500 mannen sterk waar al het volk van Vlaanderen zeer in verblijde, als het wel reden was. Op dezelfde tijd deed koning Lodewijk van Frankrijk grote vlijt iom de stad van Sint-Omaars te verraden. En hij kreeg vrienden van binnen de stad, te weten een geheten Ian de la [fol. C.xcij.v] Heye met zijn medeplegers. En was toen geordonneerd op een zekere avondstonde dat deze Ian de la Heye het vuur zou gestoken hebben te 3 plaatsen binnen Sint-Omaars. En als de Fransen het vuur zagen zouden ze met grote kracht voor de poort gekomen zijn en dus zou die Ian de la Heye touwen ter poorten afgeslagen hebben met zijn medeplegers en alzo die Fransen inlaten, maar bij de gratie Gods kwam deze valse verraad niet tot perfectie. En Ian werd gevangen en gevierendeeld en ter poort, te Fransen waart, zijn hoofd uitgestoken. Item, de koning die dit vernam dat zijn valsheid openbaar geworden was en zijn vriend gevierendeeld en ook verstond dat hertog Maximiliaan in Vlaanderen gekomen was met zijn nicht van Bourgondië. En dat de landgraaf van Hessen met veel wapenvolk binnen Sint-Omaars was. Hij vond in zijn raad dat hij vertrok van Sint-Omaars naar Throuanne. [De 28ste dag van augustus anno 1477] Toen hertog Maximiliaan aldus gehuwd was aan onze hoge en vermogende prinses zo kwam hij ter bede van de edelen en van de naties binnen de stad van Brugge op de 28ste dag van augustus anno 1477 en dat was op een donderdag. En met hem kwam mevrouw van Bourgondië, zijn gezellin, en mevrouw de douarie van Bourgondië en met grote menigte van Duitsers heren en ook van deze landen en vele edele vrouwen en jonkvrouwen. |
Hoe die Hertoghe Maximiliaen, int vulle harnasch te Brugghe in quam] [fol. C.xciij.r] Hoe die Hertoghe Maximiliaen, int vulle harnasch te Brugghe in quam, met sijnder hertoghinne vrau Marie, ende wat chierlicheyt hem ghetoocht ende bewesen was, thaerder blijder incomste. [Den.xxviij sten dach van Ougst] ITem die edel hertoghe Maximiliaen quam binnen sijnder stede van Brugghe, vp den.xxviij sten dach van Ougst, ghelijck als hi dede binnen der stede van Ghendt, metten seluen heren endestate al in ordonnancien, met swarten standaerden endepingioenen, ende oock met eenen standaert daer een maecht in stont. Ende dese Prinche voorseyde sadt in sijn vulle harnasch, ende sijn peert was verdect ende verchiert totten voeten toe vul van gouden en selueren bellen, seer rijckelic ende triumphelic om sien. Waer in het ghemeyn volc grote ghenouchte endecorragie in nam. Item die cruyspoorte daer hi in quam, was al behanghen seer chierlic met lakene, ende bouen voor die poorte stont een seer schoon tafereel, daer die voorseyde edele hertoghe in stont gheconterfeyt naer sinen persoon van schilderyen, ende daer stont ghescreuen. Benedictus qui venit in nomine domini. Dwelck hi ende alle sijne edele heeren ende mannen die met hem quamen seere besaghen. Item aen beeden sijden vanden straten stonden alle die Ambochten met barnende toortsen voor hem lieden, streckende tot mijns heeren hof toe. Item die schotters vanden oude boghe ende vanden ionghen, ende ooc vanden hantboghe, reden alle te peerde yeghen hem, wel.iij.mijlen varre al in tvulle harnasch, elc met eender porneye, root ende swart, ende wit in den middele. Item ooc redender yeghens grote menichte van poorters ende van ambochtslieden, al met ghelijcken iorneyen. Dies dye heeren verwonderden, waermen soe vele peerden in Brugghe vant. Ende alle dander schotters die niet te peerde en waren, dye stonden ter marckt aen beeden sijden, alle int harnasch. Item die nacie vanden Oosterlinghen reden ooc met groter menichte yeghens hem, ende elck hadde eenen knape met eender barnende toortse in die handt draghende, totten houe toe. Item voort reden yeghen den voorseyde edelen Prinche, die Baliu, Schoteeten, ende vele wethouders die hem seer minlickenwillecomden, ende vele ander heren ende poorters die hem ende sijne gheselnede conuoyeerden tot den houe toe, dwelc hi seer wel nam. Item aen die oude muelenbrugghe daer stont ghemaect een rijckelic parc, daer in datmen toochde hoe wijlent dye Romeynen blijdelic ontfinghen den Prinche Iulius Cesar, bewijsende hoe blijdelic die van Brugghe daer hueren Prinche ontfinghen. Ende daer stont ghescreuen. Gloriosissime princeps defende nos ne pereamus. Item in die hoochstrate waren vele huysen wonderlicke verchiert, met behanghene, ende met toortsen. Item dye Poortingaloysen hadden onsprekelicke vele barnende toortsen. Insghelijcx die Florentijnen, dye Venecianen, die Oosterlinghen. Ende die Spaengiaerden hadden een huys van bouen vpt dack tot beneden toe vul barnende toortsen, ende alle andere nacien van ghelijcken. Item aen thuys gheheeten Blanckenberghe, stont ooc een chierlic parc, ende was Ioseph die patriarcke, die welcke rijckelic ontfanghen was. Ende daer stont gheschreuen. Sapientiam amaui et exquisiui a iuuentute mea, et exquisiui eam sponsam mihi assumere. Item dye oude ende nyeuwe halle waren rijckelic behanghenmet lakene, blaeu, wit ende root besaeyt met sprinchen wapene. Item noch voor sprinchen hof stont een parck, daer in ghetoocht was, hoe dat die Prinche Theodosius om sijnder eerbaerheyt wille quam ter keyserlicker croone, ende daer stont ghescreuen. Iusticia indutus fui, et vestiui me sicut vestimento et dyademate iudicio meo. Ende in dusdaneger manieren endeschoonder triumphe passereide die voorseyde edel Prinche, met sijnder edele gheselnede, tot binnen sijnen houe.etc. Maximiliaen hooch prinche ontfaen Achtentwintich in Ougst M of ghedaen. |
[Hoe hertog Maximiliaan in volle harnas te Brugge in kwam. [fol. C.xciij.r] Hoe hertog Maximiliaan in volle harnas te Brugge in kwam met zijn hertogin vrouw Marie en wat sierlijkheid hem getoond en bewezen werd tot hun blijde inkomst. [De 28ste dag van augustus] Item, die edele hertog Maximiliaan kwam binnen zijn stad Brugge op de 18ste dag van augustus gelijk als hij deed van de stad Gent met dezelfde heren en staat allen in ordonnantie met zwarte standaarden en wimpels en ook met een standaard waar een maagd in stond. En deze prins zat in zijn volle harnas en zijn paard was bedekt en versierd tot de voeten vol van gouden en zilveren bellen, zeer rijk en triomfantelijk om te zien, waarin het gewone volk groot genoegen en moed in nam. Item, de Kruispoort waar hij inkwam was geheel behangen zeer sierlijk met laken en boven voor de poort stond een zeer mooi tafereel waar die edele hertog in stond afgebeeld naar zijn persoon van schilderij en daar stond geschreven; Ԃenedictus qui venit in nomine dominiծ Wat hij en al zijn edele heren en mannen die met hem kwamen zeer bezagen. Item, aan beide zijden van de straten stonden alle ambachten met brandende toortsen voor hen en strekte tot de hof van mijn heer toe. Item, de schutters van de oude boog en van de jonge en ook van de handbogen reden allen te paard naar hem wel 2 mijlen ver en allen in het volle harnas, elk met een wimpel rood en zwart en wit in het midden. Item, ook reden er tegen grote menigte van poorters en van ambachtslieden allen met gelijke wapenrokken. Dus de heren verwonderden waar men zoveel paarden in Brugge vond. En alle andere schutters die niet te paard waren die stonden ter markt aan beide zijden en allen in het harnas. Item, de natie van de Oosterlingen reden ook met groter menigte tegen hem en elk had een knaap met een brandende toorts in de hand tot de hof toe. Item, voortreden tegen de edele prins de baljuw, schouten en vele wethouders die hem zeer minlijk verwelkomden en en vele ander heren en poorters die hem en zijn gezellin begeleidden tot het hof toe, wat hij zeer goed nam. Item, aan de oude molen te Brugge daar stond gemaakt een rijk perk waarin dat men toonde hoe wijlen de Romeinen blijde ontvingen prins Julius Caesar en bewees hoe blijde die van Brugge daar hun prins ontvingen. En daar stond geschreven; ԠGloriosissime princeps defende nos ne pereamusծ Item, in de Hoogstraat waren vele huizen wonderlijk versierd met behangen en met toortsen. Item, de Portugezen hadden onuitsprekelijke vele brandende toortsen. Insgelijks die van Florence, die van Venetie en de Oosterlingen. En de Spanjaarden hadden een huis van boven op het dak tot beneden toe vol brandende toortsen en alle ander naties dergelijk. Item, aan een huis geheten Blankenberg stond ook een sierlijk perk en was Jozef de patriarch die rijk ontvangen was. En daar stond geschreven; ‘spientiam amaui et exquisiui a iuuentute mea, et exquisiui eam sponsam mihi assumere.’ Item, de oude en nieuwe hal waren rijk behangen met laken, blauw, wit en rood bezaaid met het wapen van de prins. Item, nog voor de hof van de prins stond een perk waarin getoond werd hoe dat prins Theodosius om zijn eerbaarheid ter keizerlijke kroon kwam en daar stond geschreven; Ԋusticia indutus fui, et vestiui me sicut vestimento et dyademate iudicio meoծ En in dusdanige manieren en mooie triomf passeerde die edele prins met zijn edele gezellin tot binnen zijn hof, etc. Maximiliaan hoge prins ontvangen Achtentwintig in augustus M afgedaan. |
[Hoe die edel Hertoghe Maximiliaen, beswoer die Stede van Brugghe] Hoe die edel Hertoghe Maximiliaen, beswoer die Stede van Brugghe, ende consenteerde al dat die Hertoghinne me Vrauwe Marye van Bourgoengien besworen hadde. [fol. C.xciij.v] [Den.xxix.sten dach in Ougst] ITem des anderdaechs, vrydach sijnde, ende was den.xxix.stendach in Ougst, so beswoer hi die stede van Brugghe, confirmerende al dat sijn gheselnede, als vrauwe besworenhadde. Ende die vander stede daden hem ooc eedt vanghelijcken, ende hem was ghesconcken vander stede eenen rijckelicken selueren vergulden cop. Brugghe beswoer met blijder nacie Skeysers sone vp sint Ians collacie Item vp den.xxxi.dach van Ougst, dye welcke was sondach, doe reet onse Prince Maximiliaen ende sijn gheselnede, ende me vrauwe de Duwagiereghe met groten state int Gruythuys, endevan daer ten cloostere van Synay, gheseyt ten Colletten, dat men doe wyede huyter name van sinte Claren, bi sinte Kathelijnenpoorte, daer die bisschop Ferricus van Doornicke tofficie dede ende al dye gheheel stede was daer ghebeden te commen offerene. Anno.i477. Tclooster van Synay in sprincens presencie Ghewyet was met groter reuerencie. In desen tijt was te Brugge ghehouden eenen eerlickendinghedach, daer een deel lieden ghebannen waren, som.L.iaer, som.x.som meer, som min omme dat si onmanierlick yeghen trecht ghesproken hadden, in vrome van meuterye, binnen der stede. Voor so wasser een ionc rispeel van mechel waert, die mijn here vanden gruythuyse grotelick te naer ghesproken hadde, ende was met eenen gloeyenden ysere door sijn tonghe ghesteken, ende ghebannen thien iaer huyten lande van Vlaendren vp sijn hooft. [Den.ij.sten dach van Septembre.Anno lxxvij] Item vp den.ij.sten dach van Septembre.Anno lxxvij.so warendie Commissaresen te Brugghe. Te wetene dye Abt vanden Dune, mijn here vanden Gruythuyse, mijn here phelips van Score, ende mijn heere Wouter vander gracht. Ende dese voorseydeheeren vermaecten dye wet ten daghe als voren, ende [fol. C.xciiij.r] was sdaechs naer sint Gillis dach. Ende si coren.xiij.Schepenen huyt den.ix.leden als hier voren verhaelt staet.etc. [Den tweeden dach van Septembre] Item ons prinche aldus te Brugghe sijnde, die Fransoysen waren altoos huyte om Vlaendren te bederuene, ende haddenvele pycaerden, arthoyzienen, ende vlaminghen te harer hulpe, die welcke gheuanghen ende verdreuen waren, ende diendenom sault den fransoysen, ende waren die ghene die tlandt meest griefs deden, midts dat si dye wijcke vanden lande wisten. Dies brochten si ontrent den tweeden dach van Septembre die fransoysen te Waestene, ende te Meesene, so dat sy naer Ipre quamen, ende sloughen vele lieden doot ter hoogher muelene voor Ipre, die hem gheerne verweert hadden, maer si waren te cleene menichte. Ende die Fransoysen quamen voor Ipre tot.s.Loys huysekin, ende waren al daer wel.iiij.hueren lanc, dye lieden vanghende ende dootslaende tot aen die vesten van Ipre. Item die fransoysen wonnen al twestlant van sint Omaers tot Cortrijcke toe. Want si wonnen die Riuiere vander schelde endevander Leye, ende verdoruen al dat lancx die Riuiere stont. Te wetene Laluwe, Steenbrugghe, Merreghem, Steenwercke, Nyeukercke, ende Nipkercke, Eecke, tsinte Venants, Borgearmentiers, Cassele, Steenuoorde, Hekelsbeke, Peenen, watene, Nederwatene, Nuleen, Rubrouc, Ruwerscuere, het cloostere van Claermarasch, Aerlebeke, ende noch vele meer ander prochien ende schoone dorpen, sonder alle die schade dye in Aertoys ende in Henegauwe gheschiede ter Ameye, endeontrent Auennes, ende menich schoon slot ende casteel. [Den vierden dach van Septembre] Item vp den vierden dach van Septembre was den Hertoghe Maximiliaen gheconsenteirt die selue sceuencie ende somme, dye wijlent den hertoghe Kaerle gheconsenteirt was, also langhe als die orloghe ghedueren soude. Dies verbandt hy hem seluen Vlaendren te beschermene vp sijns selfs hant, van welcke sceuencie het transpoort van Brugghe drouch iaerlicx.xlc.libragroten. [Den.v.sten dach van Septembre] Item vp den.v.sten dach van Septembre waren te Brugge twee lieden gherecht metten sweerde. Deene was een dienare vanden houe, dye eenen anderen houelinc doot stac voor mijns herenhof, ende was metten faeyte gheuanghen. Ende dandere was van Cortrijcke waert, die te Brugge ghecoren was om busschietere te sijne, ende track mede voor Doornicke, endewort daer gheuanghen, al daer hy fransoys swoer, ende beloefde tvier in Brugge te stekene ende te schietene, ende hi wrouchde die brugghelinghen te Doornicke, ende deidse verschatten, endehadde in Vlaendren metten Fransoysen vele brandts helpen stichten, selue metter hant. [Den.viij.sten dach van Septembre] Vp den.viij.sten dach van Septembre drouchmen in een processie generale theleghe bloet tonser vrauwen, endetdrouchen den Abt van sinte Bertins, ende den Bisschop van Doornicke, daer vele Abten ende prelaten mede ghinghen. Endedie hertoghe van Oostenrijc Graue van Vlaendren reedt met sijnen state achter thelich bloet, ende me vrauwe vanBourgoengien, ende de Duwayiereghe ghinghen te voet in die selue processie. Ende was ghedaen om god te biddene om victorie yeghens den Coninc van Vranckerijcke. Ons prince zijn princersse loofden thelich bloet In Marien gheboorte tonser vrauwen soet |
[Hoe de edele hertog Maximiliaan bezwoer de stad Brugge] Hoe de edele hertog Maximiliaan bezwoer de stad Brugge en consenteerde alles dat de hertogin mevrouw Marie van Bourgondie bezworen had. [fol. C.xciij.v] [De 29ste dag van augustus] Item, de volgende dag, een vrijdag en was de 29ste dag van augustus, zo bezwoer hij de stad Brugge en bevestigde alles dat zijn gezellin als vrouw bezworen had. En die van de stad deden hem ook dergelijks en hem was geschonken van de stad een rijke zilveren vergulden kop. Brugge bezwoer met blijde natie Keizerszoon op Sint Jan collatie. Item, op de 31ste dag van augustus, wat een zondag was, toen reed onze prins Maximiliaan en zijn gezellin en mevrouw de douairire met grote staat in het Gruithuis en vandaar te klooster van Sinaai, genoemd ten Colletten, dat men toen wijdde in de naam van Sint Clara bij Sint Katelijnenpoort waar de bisschop Ferricus van Doornik het officie deed en de hele stad was daar gekomen te offeren anno 1477. Het klooster Sinaai in de presentie van de prins gewijd werd met grote referentie. In deze tijd was te Brugge gehouden een fatsoenlijke rechtsdag waar een deel lieden gebannen waren, soms 50 jaar en soms meer, soms minder omdat ze ongemanierd tegen het recht gesproken hadden in vorm van muiterij binnen de stad. Voort zo was er een jonge opstoker van Mechelen waart die mijn heer van de Gruijthuijsen zeer te na gesproken had en werd met een gloeiend ijzer door de tong gestoken en tien jaar verbannen uit het land van Vlaanderen op zijn hoofd. [D 2de dag van september anno 1477] Item, op de 2de dag van september anno 1477 zo waren de commissarissen te Brugge. Te weten; de at van de Dune, mijn heer van de Gruijthuijsen, mijn heer Filips van Score en mijn heer Wouter van de Gracht. En deze heren vermaakten de wet de dag tevoren en [fol. C.xciiij.r] was daags na Sint Gillis dag. En ze kozen 13 schepenen uit de 9 leden zoals hiervoor verhaald staat, etc. [De 2de dag van september] Item, ons prins die aldus te Brugge was en de Fransen waren er altijd op uit om Vlaanderen te bederven en hadden velen van Picardie, van Artois en en Vlamingen tot hun hulp die gevangen en verdreven waren en dienden om het zout de Fransen en waren diegene die het land het meeste ongerief deden mits dat ze de wijken van het land wisten. Dus brachten ze omtrent de tweede dag van september de Fransen te Waasten en te Mesen zodat ze naar Ieper kwamen en sloegen vele lieden dood ter hoge molen voor Ieper die zich graag verweerd hadden, maar ze waren te kleine menigte. En die Fransen kwamen voor Ieper tot. Sint Elooi huisje en waren aldaar wel 4 uren lang en vingen die lieden en sloegen ze dood tot aan de vesting van Ieper. Item, die Fransen wonnen al het Westkant van Sint-Omaars tot Kortrijk toe. Want ze wonnen de rivier de Schelde en van de Leie bedierven alles dat langs die rivier stond. Te weten; Lauwe, Steenbrugge, Meregem, Steenwerk, Nieuwerkerk en Niepkerke, Eke, Saint Venant, Borgearmentiers, (Bourbourg?) Kassel, Steenvoorde, Hekelsbeek, Peenen, Watene (Ledegem), Neder-Watene (Ledegem), Nuleen, Rubroek, Ruischeure, het klooster van Clairmarais, Harelbeke en nog vele meer ander parochies en mooie dorpen, zonder alle schade die in Artois en in Henegouwen geschiedde ter Ameye en omtrent Avesnes en menige mooie burcht en kasteel. [De 4de dag van september] Item, op de 4de dag van september was hertog Maximiliaan toegestemd diezelfde heffing en som die wijlen de hertog Karel toegestemd was alzo lang als de oorlog duren zou. Dus verbond hij zichzelf Vlaanderen te beschermen op zijn eigen hand en van die heffing bedroeg de omslag van Brugge jaarlijks 4000 libra groten. [De 5de dag van september] Item, op de 5de dag van september waren te Brugge twee lieden berecht met het zwaard. Dee ne was een dienaar van het hof en de die een andere hoveling dood stak voor de hof van mijn heer en was met het feit gevangen. En de andere was van Kortrijk die te Brugge gekozen was om bus schieter te zijn en trok mede voor Doornik en werd daar gevangen aldaar hij in Frans zwoer en beloofde het vuur in Brugge te steken en te schieten en hij wroegde de Bruggenaars te Doornik en liet ze schatten, en had in Vlaanderen met de Fransen vele brand helpen stichten zelf met de hand. [De 8ste dag van september] Op de 8ste dag van september droeg men in een processie generaal het heilige bloed tot onze vrouwe en het droeg de abt van Sint Bertins en de bisschop van Doornik waar vele abten en prelaten mee gingen. En de hertog van Oostenrijk, graaf van Vlaanderen reedt met zin staat achter het heilige bloed en mevrouw van Bourgondië en de douarie gingen te voet in diezelfde processie. En dat was gedaan om God te bidden om victorie tegen de koning van Frankrijk. Onze prins en zijn prinses loofden het heilige bloed In Maria geboorte tot onze lieve vrouwe. |
[Den xv.sten dach van Septembre] Item die vanden Vryen behoren een nieuwe wet te hebbene, altoos.xiiij.daghen naer dat die wet van Brugge vermaect es. Ende om daer toe te commene, so waren die commissarisen vanden prinche al bereet vp den xv.sten dach van Septembre, omme die voorseyde wet te vernyeuwene. Maer dhoude schepenen vanden Vryen, die langhe iaren schepenen gheweist hadden, ende plaghent te hebbene te haren lijue, die quamenbyden Commissaresen, ende wilden opposeren ende appelleren, ende wilden weder in sulc gheseich commen als sy ouer.vij.iaer gheweist hadden. [Den.xvi.sten dach van Septembre. Anno.lxxvij.] Ende dit vernemende die wet van Brugghe, sy trocken ten houe, bi onsen gheduchten heere ende prinche, ende gauen hemte kennene, hoe dat die heren vanden Vryen huyt waren omme die nyeuwe rechten, ende preuilegien te corrumperene, die welcke onse Princersse ghegheuen hadde, ende die prinche ooc besworen hadde. Ende waert bi aldien datter yement teghensegghen wilde, so gaf die prinche terstont een nyeu Mandement den Schouteeten van Brugghe, beseghelt metten groten seghele, inhoudende ende beuelende den Commissaresen [fol. C.xciiij.v] dat si die wet vanden Vryen vermaken souden, naer die nyeuwe preuilegien, also hi ende sijn gheselnede besworen hadden. Ende waert by al dien datter yement yegens appelleren wilde, dat hi sekere ende namptisacie doen soude, omme tvoorseydeappeel te vulcommene. Ende bi desen waren Schepenen ghecoren huyten Oostvrye, ende Noortvrye, ende huytenWestvryen, naer die nieuwe rechten ende preuilegien. Daer omme dat eeneghe heeren vanden Vryen seere qualicke te vreden waren, ende dese wet was aldus vermaect vp den.xvi.sten dach van Septembre. Anno.lxxvij. In desen tijt dedemen grote reparacie aen die stede vanBrugge, ende men maecte stercke bollewercken rontomme die stede, ende voor elcke poorte maecte men een blochuys, endedie baermen vander veste van binnen hoochde men, so datmer bedectelic onder gaen mochte, ende men maeckte in die voorseyde baermen bussegaten, daermen engienen in leggenmochte, so datmen noeyt sulcke fortefierijnghe te Brugghe en hadde ghesien maken, daer te voren. Ende dit es ghescreuen teender leeringhe, ofment in toecommende tijden van noode hadde. Want die van Brugghe en wisten die practijcke nyet vansulcken saken te makene, ter orloghe dienende, maer was hemlieden dordonancie van andere lieden van buyten ghewesen, ghemerct dat Brugghe was eene coopstede, ende gheen stede van orloghe daer te voeren. Item men sprac ooc in desen tijt van bestande, daer of datter een ghemaeckt was van.x.daghen gheduerende. Ende binnendyen was noch een ander bestant gheprocureirt twelcke gedueren soude totten wederroepene van eenich van beeden die partyen. Waer omme tvolc seere verblijt was. [Den.xx.sten dach van Septembre] Item vp den.xx.sten dach van Septembre so was tbestant openbaerlick metter clocke huyt gheroupen tusschen denconinck ons souuereyn here, ende den hertoge van Oostenrijcke Graue van Vlaendren, ons gheduchte heere ende prinche. Endeom god te danckene van alsulcker goeder tijdinghe, soe was ghedreghen een processye generale in sinte Saluators kercke, vp.s.Mattheus dach.xx.in Septembre, metten fiertre van mijn heere sinte Baselis. |
[De 15de dag van september] Item, die van de vrijen behoorden een nieuwe wet te hebben altijd 14 dagen nadat de wet van Brugge vermaakt is. En om daartoe te komen zo waren de commissarissen van de prins geheel bereid op de 15de dag van september om die wet te vernieuwen. Maar de oude schepenen van de vrijen die lange jaren schepenen waren geweest en plagen het te hebben voor zichzelf en kwamen bij die commissarissen en wilden opponeren en appelleren en wilden weer in zulk beheer komen zoals ze 7 jaar geweest waren. [De 16de dag van September anno 1477.] En dit vernam de wet van Brugge en ze trokken naar de hof bij onze geduchte heer en prins en gaven het hem te kennen hoe dat die heren van de vrijen er op uit waren om de nieuwe rechte, en privilegies te bederven die onze prinses gegeven had en de prins ook gezworen had. En waas het dat er iemand wat tegen zeggen wilde zo gaf de prins terstond een nieuw mandement de schouten van Brugge bezegeld met het grote zegel en bevatte en beval de commissarissen [fol. C.xciiij.v] dat ze die wet van de vrijen vermaken zouden naar de nieuwe privilegies, alzo hij en zijn gezellin gezworen hadden. En waas het bij al dien dat er iemand tegen appelleren wilde dat hij zekere bevrediging doen zou om dat appel te voldoen. En bij deze schepenen gekozen uit de oost vrije en noord vrij en uit de west vrijen naar de nieuwe rechten en privilegies. Daarom dat enige heren van de vrijen zeer slecht tevreden waren dat deze wet aldus vermaakt was op de 16de dag van september anno 1477. In deze tijd deed men grote reparatie een de stad Brugge en men maakte sterke bolwerken rondom de stad en voor elke poort maakte men een blokhuis en die bermen van de vesting verhoogde men zodat men er bedekt onderdoor gaan mocht en men maakte in die bermen busgaten waar men machines in leggen mocht zodat men nooit zulke verdediging te Brugge had zien maken daar tevoren. En dit is geschreven tot een lering of men het in toekomende tijden nodig had. Want die van Brugge wisten niet de praktijken van zulke zaken te make die ter oorlog dienden, maar was hen de ordonnantie van andere lieden van buiten gewezen, gemerkt dat Brugge een koopstad was en geen stad van oorlog daar tevoren. Item, men sprak ook in deze tijd van een bestand waarvan dat er een gemaakt was die 10 dagen duurde. En ondertussen was nog een ander bestand geprocedeerd wat duren zou tot het terugroepen van enige van beide partijen. Waarom het volk zeer verblijd was. [De 20ste dag van september] Item, op de 20ste dag van september zo was het bestand openbaar met de klok uitgeroepen tussen de koning onze soevereine heer en de hertog van Oostenrijk, graaf van Vlaanderen, onze geduchte heer en prins. En om God te danken van al zoՠn goede tijding zo was gedragen in een processie generaal in Sint Salvator kerk op Sint Mattheus dag de 20ste van september met de relikwiekastjes van mijn heer Sint Basilius. |
Vp desen seluen tijt stont die stede vander sluys in groter tribulacie, ende langhe gheweist hadde. Want sichtent die doot van Guwy de baenst sheer Ians sone, was sulc regement ter sluys vanden Burchmeesters, ende Tresorieren, dat hemnyement vanden poorters vander sluys buyten der poorte betrauwen en dorste, want waer si quamen, si worden gheuanghen vanden Rentieren, die iaerlicx renten vp die stede vander Sluys hadden Ende dit gheduerde langhe iaren, endealtijt so lancx so arghere, want die regierders vander stede ontfinghen die incommende goedijnghen vander seluer stede, maer si en betaelden die Rentiers nyet of lettele. Ende Guwy de baenst sheer guwys sone vercreech een mandement datmen die rentieren maer half hare renten betalen soude. Nochtan wasser menich die noch die helft van haren renten niet ghecrijghen en consten. Ende die stede vander sluys en vercouuereirde met al desen practijcken niet, anders dan die ghene die tregement hadden, die wierden alle rijcke. Ende noch bouen desen so deden dye regierders vander sluys, elcken inwonende persoon weke ghelt gheuen, iae die knapen ende die ioncwijfs die de lieden dienden moesten pontghelt gheuen, naer tghene dat si wonnen, ende sghelijcx die cordewaghen cruders van harenaerbeyde. Ende bouen dien quamen die regierders vander sluys inde huysen van haren poorters ende ambochtslieden, ende deden elcken ghelden.x.pont.viij.libra.vi.libra.iiij.libra.iij.libra.ij.libra, elc naer sijnen staet. Item die gheen ghelt te gheuene en hadden, si haelden die beste panden huyter lieder huysen, ende droughense indenwouckere, leenende daer vp also als si mochten, ende sonden die lieden die woucker brieuen thuys. Ende dese grote ouerdaet gheduerde totter tijt dat dye orloghe begonste, tusschen denconinc van Vranckerijcke ende onse gheduchte princersse Marye, Byden welcken tcommuyn vander sluys ooc in die wapene ghinck, hem seluen ter orloghe reedende, ende met bannieren ter marckt staende, ende si vinghen al die principaelste vander sluys, dyet aldus gheregiert hadden, endeleydense in vanghehessen Ende waren al in vreesen van doot ghesleghen te sijne, dies eeneghe van hem lieden vloten huyter Sluys. [fol. C.xcv.r] Item tghemeente vander Sluys hadden hem seluen gheerne beholpen met die van Brugghe, aenghesien dat si onder Brugghe ghecommen waren, ende baden die van Brugghe om bijstandicheyt, byden welcken dat notable ghedeputeirde vanBrugge ghesonden waren ter Sluys, die daer audiencie namenvan vele rekeninghen, die varre buyten reghele ende mate ghinghen. Dies ontfanghen si hem daer inne breedere ondersouck doene, ende sy trocken weder thuysewaert. Endedoe ghecreghen si vander sluys te Brugghe. Maer den hooghenraet van Vlaendren dye trac tstic aen hem lieden, als dupperste naest den prinche. Ende die soudent remedieren, middelen, ende stellen in goeden paeyse, ende ordonnancie.etc. In desen tijt wasser een veerman die vele horrybele woorden riep vp die gheuanghene heren, ende so deden ooc vele andere van sijnen medepleghers, maer die heeren bleuen altoos gheuanghen totter tijt dat die Hertoghe Maximiliaen te Brugghe tlant besworen hadde. Ende doe ghecreghen dese gheuanghene heren die hulpe van mijn heere van Eluerdijn, souuereyn vanVlaendre die haeldese huyter vanghenesse, vp eenen dach datmen drouch processie generael, ende hy leeddese in tcasteel, ende daer nae te Cocceye in wijt de visch casteelkin, ende vandaer dedyse voeren te Ghendt. Item tcommuyn vander Sluys waren hier inne seere ontpaeyt, so datter eene van hem lieden quam, die welcke sprack den Balyu qualic toe, ende hief sijnen hamer vp om te slane, endeseyde met sinen medeplegers naer dien dat hem lieden die vanBrugge gheen bystant doen en wilden, si souden lieuer conincx sweeren ende fransoys worden. Dies was hi gheuanghen, endeom dier woorden wille was hy onthooft, vp den.xxij.dach van Septembre. Anno.lxxvij. |
Op dezelfde tijd stond de stad ter Sluis in grote ellende en was het lang geweest. Want sinds de dood van Guy, de zoon van de baanderheer Jan, was zulk regiment ter Sluis van de burgemeester en penningmeesters dat zich niemand van de poorters van ter Sluis buiten de poort zich vertrouwen durfden, want waar ze kwamen ze werden gevangen van de renteniers die jaarlijks renten op de stad ter Sluis hadden. En dit duurde lange jaren en altijd hoe langer hoe ergen want de regeerders van de stad ontvingen de inkomen vergoedingen van die stad, maar ze betaalden de renteniers niets of weinig. En Guy, de zoon van de baanderheer Guy, kreeg een mandement dat men de renteniers maar half hun renten betalen zou. Nochtans was er menigeen die nog die helft van hun renten niet krijgen konden. En de stad van ter Sluis hersteld van al deze praktijken niet, anders dan diegene die het regiment hadden, die werden allen rijk. En nog hierboven zo lieten de regeerders van ter Sluis elke inwonende persoon weekgeld geven, ja de knapen en de dienstmeiden die de lieden dienden moesten pondgeld geven, maar hetgeen dat ze wonnen en dergelijke de kruiers van hun arbeid. En bovendien kwamen de regeerders van ter Sluis in de huizen van hun poorters en ambachtslieden en lieten elk vergelden 10, 6, 4, 3, 2 libra pond en elk nar zijn staat. Item, die geen geld te geven had die haalden ze de beste panden uit hun huizen en droegen ze in de woekeraar en leenden daarop alzo als ze mochten en zonden de lieden de woekerbrieven thuis. En deze grote overdaad duurde tot de tijd dat de oorlog begon tussen de koning van Frankrijk en onze geduchte prinses Marie. Waardoor de gemeente van ter Sluis ook in de wapens ging en zichzelf ter oorlog reden en stonden met banieren ter markt en ze vingen al de belangrijkste van ter Sluis die het aldus geregeerd hadden en legden ze in de gevangenis. En waren allen in vrees van dood geslagen te worden, dus enige van hen vlogen uit ter Sluis. [fol. C.xcv.r] Item, de gemeente van ter Sluis hadden zichzelf graag beholpen met die van Brugge, aangezien dat ze onder Brugge gekomen waren, en baden die van Brugge om bijstand waarom dat notabele gedeputeerden van Brugge gezonden waren ter Sluis die daar audintie namen van vele rekeningen, die ver buiten de regel en mat gingen. Dus ontvingen ze hen om daarin uitvoeriger onderzoek te dien en ze trokken weer naar huis. En toen kregen ze van ter Sluis te Brugge. Maar de hoge raad van Vlaanderen die trok het stuk aan zich als de opperste naast de prins. En die zouden het verhelpen, bemiddelen en stellen in goede vrede en ordonnantie, etc. In deze tijd was er een veerman die vele horribele woorden riep op de gevangen heren zo deden ook vele anderen van zijn medeplegers, maar die heren bleven altijd gevangen tot de tijd dat hertog Maximiliaan te Brugge het land bezworen had. En toen kregen deze gevangenen heren de hulp van mijn heer van Elverdijn, soeverein van Vlaanderen, die haalde ze uit de gevangenis op een dag dat men processie generaal droeg en hij legde ze in het kasteel en daarna te Koksijde in Wijt de Visch kasteeltje en vandaar liet hij ze voeren naar Gent. Item, de gemeente van ter Sluis was hierin ze ontevreden zodat er een van hen kwam die de baljuw kwalijk aansprak en hief zijn hamer om te slaan en zei met zijn medeplegers nadat hen die van Brugge geen bijstand doen wilden, ze zouden liever de koning zweren en Frans worden. Dus was hij gevangen en vanwege woorden was hij onthoofd op de 22ste dag van september anno 1477. |
[Den.xxv.sten dach van Septembre en den xxvi.sten dach] Item vp den.xxv.sten dach van Septembre so trac ons Prinche met sijnder gheselnede ter sluys, daer hy die stede beswoer. Ende hi vysenteirde beede die casteelen. Ende vp den xxvi.sten dach quam hi ten Damme, daer hy ooc sinen eedt dede. Endevan daer quam hi weder te Brugghe sauents met toortsen, endehy quam inne ter coolkersche poorte lancx den watere. Ende die vander sluys bleuen in groter beroerte, ende verdriete, endevele goede mannen liepen huyter stede, ende andere waren noch gheuanghen. [Den.xxvij.sten dach van Septembre] Item vp den.xxvij.sten dach van Septembre was te brugge een onthooft, die welcke was van twee dootslaghen, ende meer andere ruytheden die hi bedreuen hadde, ende het was so stormelic weder van winde, dat hi vp tscauot nyet onthooft en was, maer beneden vp die caussie. [Den seluen dach van sinte Cosmas ende Damiaen] Item vp den seluen dach van sinte Cosmas ende Damiaen, dwelcke was vp eenen saterdach, so vloeyde die zee so hooghe, ende so stormende van winde, wel.viij.hueren lanc gheduerende, datmen seyde dat binnen.C.iaren so hooghe noeyt ghevloeyt en hadde. Want Tantwerpen vp het hooft quamen dye schepen staen, daer doe den burch vul waters stont, endesghelijcx dye kercke inden burch, vele dijcken braken inne. Te wetene in Holland, in Zeelant, ende in Vlaendren. Dordrecht was in grooter noot, ende meer ander plecken in Hollant. Ooc bedoruen der vele Inghelsche schepen, met lakenen die Tantwerpen waert quamen, daer of dat vele lakenen aenghedreuen quamen te Heyst, ende te Blanckeberghe. Endedhoude stede van Oostende ghinck meest of metter voorseydevloet, ende vele bortoenen bedoruen vp dieպee die gheladen waren met soute ende met coorne. Westcappelle ghinck inne, ende vele polders in Vlaendren. Item dhoude kercke Toostende stont.viij.voeten hooghe in twatere, ende groot iammer was in vele plecken, ontrent der zee. Ter Nyeupoort quamen die schepen vp dye Caye staen, endein meer andere plecken ghebuerde groot dangier vander voorseyde vloet Een foortselicke zee vp Cosmas dach Dede den volcke bedrijuen groot hanttgeslach [Den.xxx.sten dach van Septembre] Vp den.xxx.sten dach van Septembre, ende was dijsendach. Doe waren alle die visschcoopers bancken weder ghebrocht vp die grote marct, die wel.viij.maenden of meer hadden ghestaen inden braemberch. [Den tweeden dach van Octobre] Vp den tweeden dach van Octobre inden seluen tijt, so was ten Fremenueren solempnelic ghewijt een Abt, van een Abdye huyten Bisscopdomme van Theerenburch, welc [fol. C.xcv.v] ke Abdye al verdoruen was vanden fransoysen. Ende dit officie dede die bisschop van Sarepten, in die presencie vanden proost van Loo ende vanden Abt vanden Eechoute. Vp desen seluen tijt hadde tghelt in Vlaendren wonderlickencoers ende loop. Die penninghen die vp.iiiij.groten ghesleghenwaren bi Hertoghe Phelips, salegher ghedachten, dye deden.iiij.groten ende eenen haluen, ende daer naer.vi.groten, ende sghelijcx van hertoge kaerle ooc. Die penninghenvan.ij.groten die daden.iij.groten ende eenen haluen, ende die grootkins.v.seskins, die.iij.leeuwen daden een libra groten. In desen seluen tijt die hertoge Maximiliaen sant een eerlic Ambassade naer den coninck van Vranckerijcke, maer si en dorsten niet varder trecken dan te Rijssele. Want die coninck en wilde hem lieden gheen gheleede gheuen, ende eyndelicken watmen tracteirde die Coninc behilt gheen belofte, seghele, noch brief. Dus quamen si thuysewaert, sonder yet te besongierene. Ende waren, te wetene die bisschop van Mets, die bisschop vanDoornicke, ende een Hertoghe, ende een Graue huyt Oostenrijcke. Item vp desen seluen tijt, so quam die Coninc van Aragoen, die hem coninc van Spaengien screef, orloghen vp den coninc vanVranckerijcke so sterckelic, dat hi al tlandt van Langhedock in hadde, ende quam altoos nederwaert. Byden welcken dye coninc Lodewijc van Vranckerijcke vertrac huyt Artoys met al sijnder Armeye ende volc van wapenen, sonder dat hi Atrecht, Bethune, theerenburch ende Doornicke wel bewaert liet met garnisoene, ende hi dede al Vranckerijcke duere roupen open orloghe vp den.co.van Aragoen. Vp sinte Donaes dach, den.xiiij.sten in Octobre, so hoorden die Hertoge Maximiliaen, ende mijn vrauwe sijn gheselnede dye hoochmisse tsinte Donaes, daer den dienst dede mijn heere van Doornicke, ende si hadden te Brugghe gheleghen.vij.weken, eenen dach min met ghenouchten. |
[De 25ste dag van september en de 26ste dag] Item, op de 25ste dag van september zo trok onze prins met zijn gezellin ter Sluis waar hij de stad bezwoer. En hij bocht beide kastelen. En op de 26ste dag kwam hij ten Damme waar hij ook zijn eed deed. En vandaar kwam hij weer te Brugge ‘s avonds met toortsen en hij kwam in ter Koolkerkse poort langs het water. En die van ter Sluis bleven in grote beroerte en verdriet, en vele goede mannen liepen uit de stad en anderen waren nog gevangen. [De 27ste dag van september] Item, op de 27ste dag van september was te Brugge een onthoofd die was van twee doodslagen en meer andere ruwheid die hij bedreven had en het was zo stormachtig van weer zodat hij ճ avonds niet op het schavot onthoofd was, maar beneden op de kasseien. [Dezelfde dag van Sint Cosmas en Damianus] Item, op dezelfde dag van Sint Cosmas en Damianus, wat op een zaterdag was, zo vloeide de zee zo hoog en het stormde van wind wat wel 8 uur lang duurde zodat men zei dat binnen 100 jaren het nooit zo hoog gevloeid had. Want te Antwerpen op het hoofd kwamen de schepen staan waar toen de burcht vol water stond en dergelijks de kerk in de burcht en vele dijken braken in. Te weten; in Holland, in Zeeland en in Vlaanderen. Dordrecht was in groter nood en meer andere plekken in Holland. Ook bedierven er vele Engelse schepen met laken die te Antwerpen waart kwamen waarvan dat veel laken aangedreven kwam te Heist en te Blankenberge. En oude stad van Oostende ging meest af met die vloed en vele en vele Bretoenen bedierven op die zee de geladen waren met zout en koren. Westkapelle ging in en vele polders in Vlaanderen. Item, de oude kerk te Oostende stond 8 voeten hoog in het water en groot verdriet was in vele plekken omtrent de zee. Ter Nieuwpoort kwamen de schepen op de kade te staan en in meer andere plekken gebeurde groot gevaar van die vloed. Een krachtige zee op Cosmas dag Liet het volk bedrijven groot handengeklap. [De 30ste dag van september] Op de 30ste dag van september en dat was een dinsdag toen waren alle viskopers banken weer op de grote markt gebracht die wel 8 maanden of meer in de braamberg hadden gestaan. [De 2de dag van oktober] Op de 2de dag van oktober in dezelfde tijd zo was te minderbroeders plechtig gewijd een abt van een abdij uit het bisdom Throuanne, welke [fol. C.xcv.v] abdij geheel bedorven was van de Fransen. En het officie deed de bisschop van Sarepten in die presentie van de proost van Loo en van de abt van de Eekhout. Op dezelfde tijd het geld in Vlaanderen wonderlijke koers. De penningen die op 4 groten geslagen waren bij hertog Filips, zaliger gedachtenis, die deden 4 groten en een halve en daarna 6 groten en dergelijks van hertog Karel ook. De penningen van 2 groten die deden 3groten en een halve en de grootkins 5 seskins, de 3 leeuwen deden een libra groten. In dezelfde tijd zond hertog Maximiliaan sant een fatsoenlijk ambassade naar de koning van Frankrijk, maar ze durfden niet verder te trekken dan te Rijsel. Want de koning wilde hen geen geleide geven en eindelijk wat men onderhandelde de koning hield geen belofte, zegel nog brief. Dus kwamen ze weer thuis zonder iets te onderhandelen. En waren, te weten; de bisschop van Metz, de bisschop van Doornik en een hertog en een graaf uit Oostenrijk. Item, op dezelfde tijd zo kwam de koning van Aragon die zich koning van Spanje schreef oorlogen op de koning van Frankrijk en zo sterk dat hij al het land van Languedoc had en kwam altijd nederwaarts. Waarom koning Lodewijk van Frankrijk vertrok uit Artois met al zijn legervolk van wapens, uitgezonderd dat hij Atrecht, Bethune, Throuanne en Doornik goed bewaard liet met garnizoen en hij liet heel Frankrijk door roepen op een oorlog op de koning van Aragon. Op Sint Donaas dag, de 14de in oktober, zo hoorde hertog Maximiliaan en mijn vrouw zijn gezellin de hoogmis te Sint Donaas waar de dienst deed mijn heer van Doornik en ze hadden te Brugge gelegen 7 weken, een dag minder, met genoegen. |
[Den.xv.sten dach van Octobre en den.xvi.sten dach van Octobre] Vp den.xv.sten dach van Octobre track die hertoghe Maximiliaen huyt sijnder stede van Brugge, ontrent der noene, ter smepoorte huyt, ende track naer Dixmude, ende van daer reet hi naer sijne stede van Ipre, daer groot verlanghen naer hem was, ende daer quam hi vp den.xvi.sten dach van Octobre, daer hi seer excellentelic ende blijdelic ontfanghen was. Endedie garnisoenen van Rijssele ende van Duway, die waren ontrent Dixmude den prinche verwachtende met groter macht, yegens alle wederstoot dat hem mochte commen vanden fransoysen. Ende vp den seluen dach trac mijn gheduchte vrauwe naer Sluys, ende van daer Tantwerpen, ende van daer naer Bruessele. Item vp den seluen.xxv.dach van Octobre was te Brugge een man onthooft ende ghequaertiert inden burch, vp een schauot, die welcke last ghenomen hadde vanden garnisoene vanDoornicke te vernemene, wanneer die Prinche vertrecken soude naer Ipre, ende wat wech dat hy rijden soude, ende dat soudy den voorseyde gaernisoene, ouerghedregen hebben om een somme van penninghen. Maer hi commende voor mijns herenhof, wort van eeneghe bekent ende gheuanghen, ende naer sijn verlijden als voorseyde es, gheiusticiert bij der roode roede, ten.v.hueren vanden auende. Ende sijn hooft was ghestelt buyten der bouuerye poorte vp een cricke, ende eenen aerm daer aen ghehanghen, ende buyten der smepoorte een beensinte kathelijne poorte een been, ende buyten der Ghendtpoorte den anderen aerme. [Den.xviij.sten dach van Octobre] Item die Protonotare van clingy, die broeder was vandenbisscop van Doornicke was te ghendt ontsleghen huyter vanghenesse, ende wandelde daer hi wilde, so varre dat hi al sinen schat versaemde, ende hi trac met schalcken liste denheymelicsten wech die hi conste, ende quam te Greuelijnghe daer hy gheuanghen was, maer hi paeyde den capiteyn met lueghenen, seggende dat hi was ghesonden vander Duwagierege bi haren broeder den coninc van Inghelant. Ende also ontquamhi van daer ende trac binnen der stede van Buenen, met drie mulen el gheladen, den.xviij.sten dach van Octobre. Nochtanwas al sijn vpcommen byden hertoghe Kaerle, salegher ghedachten, ende die hielp hem dat hi was expectant vanden Bisschopdomme van Theerenburch. Item in dit selue iaer sandt die coninck Lodewijck vanVranckerijcke een Ambassade aen tlant van Luydicke, omme dat lant van Luydicke met hem soude willen oorloghen vp tlant vanBrabant, daer grote menichte vander stede van Luydeke wel toe gheneghen waren. [fol. C.xcvi.r] Maer tlant van Loon en wilde in gheender manieren aensconincx sijde wesen. Want sy seyden dat si metten coninc qualic gheuaren hadden, ende gheuielt noch eens also, so souden si al der werelt schimp ende ghec hebben. Voort seydensi, dat si om des conincx wille gheene orloghe aen nemen en wilden yeghen hare ghebuers. Item des conincx Ambassaduers dit verstaen hebbende, warenconfuys, maer bi scalcken listen, ende by grote beloftenghecreghen sy tharen accoorde eenege vanden Dekens vandenambochten binnen der stede van Luydicke, emmer tot drien toe. Ende die selue drie ghecregher meer tharer bende, also varre, dat tusschen hemlieden heymelic ghesloten was dat si harenbisschop van Luycke, Lodewijc van Borbon haren here doot slaen souden of vergheuen met venijne. Ende ooc mer Raes vanHuerne, here van Lintre, ende ooc mijn heere Willem vanArensberghe en wilde den coninc gheenen dienst doen in gheender manieren Item het ghebuerde dat een coopman van Battelrye, een medeplegher was van deser valscher alyancie, die welcke trac omme sijn coopmanscepe binnen der stede van Namen, endevermoeyt sijne van reysene, quam hem in sijn herberghe grooten vaeck ouere. Ende binnen der tijt dat hi sliep, so quammer ander cooplieden inne, so luyde roupende, dat hi ontwaken worde, maer in sijn slaepdronckenscap riep hi al verraden al verraden, wachaermen waer sijn mijn brieuen. Ende hy ghebaerde om sijn brieuen bouen maten seere, omme het welcke hi gheuanghen was, ende sijn brieuen besocht. So beuantmen dat hy vele brieuen hadde gheseghelt met sconincx seghele, ende gheteekent met sijn hantteeken, hoe dat si alle heren wesen souden, die dese voornomde drie heren vandenleuende lijue ter doot brijnghen souden. Ende ooc vandtmeninde voorseyde brieuen alle die personen bi namen die vander seluer ordonnancie waren. Het welcke verraetschip den edelen bisschop voorseyde, ende sijn.ij.edele meghesellen secretelic te kennen ghegheuen was. Ende dese voorseyde heren deden so vele aen dye welwillende van Luycke, dat die principaelste hoofden gheuanghen waren, ende daer wasser tot.ix.toe gheiusticiert, ende eeneghe ghequaertiert. Waer of datmen dat ghenouch scrijuen mach voor een myrakele, thuytcommen van dier valscher verraderye. Item inden seluen tijt ende maent van Octobre, was tghemeente van Doornicke seere ghetrauelgiert vandengarnisone vanden Coninc, ende en behilden niet. Want tselue dat si hadden het garnisoen namt hem lieden, ende si en haddengheen neeringhe, ende si hadden ghebrec van barninghe, endemen cochter een pont bueteren.vi.groten, want si van gheender sijde vitaelie en ghecreghen om sgarnisoens wille. Vp den.xxiij.ste.dach van Octobre vertrac die hertoghe Maximiliaen van Ipre naer Rijssele, daer hi seer blijdelic ontfaen was. Ende van Rijssele trac hi te Cortrijcke, ende van daer Toudenaerde, ende van daer binnen Aelst in elcke stede sijneneedt doende. Doen trac hy naer Haet, in Henegauwe, ende vandaer te Berghen in Henegauwe, ende hem volchde vele volcx van wapenen. Ende hi trac te Bruessele, ende van daer te Lueuene, daer grote rommelinghe was binnen dese stede van eenen vleeschauwere, ende van sinen medepleghers. |
[De 15 de dag van oktober en de 16de dag van oktober] Op de 15de dag van oktober trok hertog Maximiliaan uit zijn stad Brugge omtrent de noen ter smedenpoort uit en trok naar Diksmuide en vandaar reedt hij naar zijn stad Ieper waar groot verlangen naar hem was en daar kwam hij op de 16de dag van oktober waar hij zeer excellent en blijde ontvangen werd. En het garnizoen Rijsel en van Dowaai, die wachtten op de prins omtrent Diksmuide met grote macht tegen alle weerstand die hem mocht komen van de Fransen. En op dezelfde dag trok mijn geduchte vrouw naar ter Sluis en vandaar te Antwerpen en vandaar naar Brussel. Item, op dezelfde 25ste dag van oktober was te Brugge een man onthoofd en gevierendeeld in de burcht op een schavot die last genomen had van het garnizoen van Doornik te vernemen wanneer die Prins vertrekken zou naar Ieper en welke weg dat hij rijden zou en dat hij het garnizoen gezegd hebben om een som van penningen. Maar toen hij kwam voor de hof van mijn heer zo werd hij van enige herkend en gevangen en na zijn belijden berecht door de rode roede te 5 uur van de avond. En zij hoofd was gesteld buiten de Boeveriepoort op een kruk met een arm die daar aanhing en buiten de smedenpoort een been, en Sint Katelijnepoort een been en buiten de Gentpoort de andere arm. [De 18de dag van oktober] Item, de protonaris van Cluny, die broeder was van de bisschop van Doornik, was te Gent ontslagen uit de gevangenis en wandelde waar hij wilde zo ver dat hij al zijn schat verzamelde en hij trok met schalkse list de heimelijkste weg die hij kon en kwam te Grevelingen waar hij gevangen werd, maar hij paaide de kapitein met leugens en zei dat hij was gezonden van de douarie bij haar broeder de koning van Engeland. En alzo ontkwam hij vandaar en trok binnen de stad Boulogne-sur-Mer met drie muilezels geladen de 18de dag van oktober. Nochtans was al zijn opkomen door hertog Karel, zalige gedachtenis, en die hielp hem dat hij verwachtte het bisschopdom van Throuanne. Item, in hetzelfde jaar zonde koning Lodewijk van Frankrijk een ambassade naar het land Luik of dat land van Luik met hem zou willen oorlogen op het land Brabant, waar de grote menigte van de stad Luik wel toe genegen was. [fol. C.xcvi.r] Maar het land van Loon wilde op geen manier aan koningszijde wezen. Want ze zeiden dat ze met de koning slecht gevaren hadden en gebeurde het nog eens alzo dan zouden ze van de hele wereld geschimpt en gegekt worden. Voort zeiden ze vanwege de koning geen oorlog aan nemen wilden tegen hun buren. Item, toen de ambassadeurs van de koning dit verstaan hadden waren ze confuus maar met schalkse listen en met grote beloften kregen ze hun akkoord van enige deken van de ambachten binnen de stad Luik, immer tot drie toe. En diezelfde drie kregen meer tot hun beden, alzo ver, dat tussen hen heimelijk besloten was dat ze hun bisschop van Luik, Lodewijk van Bourbon, hun heer, doodslaan zouden of vergeven met venijn. En ook meneer Raes van Heurne, heer van Linter, en ook mijn heer Willem van Arensberghe wilde de koning geen dienst doen op geen manier. Item, het gebeurde dat een koopman van Battelrye en een medepleger was van deze valse alliantie die vanwege zijn koopmanschap trok binnen de stad Namen en vermoeid was van zijn reizen kwam hem in zijn herberg grote slaap aan. En binnen de tijd dat hij sliep zo kwamen er andere kooplieden binnen die zo luid riepen dat hij wakker werd, maar in zijn slaapdronkenheid riep hij; al verraden, al verraden, ach armen, waar zijn mijn brieven.’ En hij gebaarde boven mate zeer om zijn brieven waarom hij gevangen werd en zijn brieven onderzocht. Zo bevond men dat hij vele brieven bezegeld met het koningszegel en getekend met zijn handtekening hoe dat ze allen heren wezen zouden die deze voornoemde drie heren van het levende lijf ter dood zou brengen. En ook vond men in die brieven alle personen bij namen die van dezelfde ordonnantie waren. Welk verraad de edele bisschop en zijn edele metgezellen geheim te kennen werd gegeven. En deze heren deden zoveel aan de welwillende van Luik dat de belangrijkste hoofden gevangen werden en daar waren er tot 9 toe berecht en enige gevierendeeld. Waarvan dat men dat genoeg toeschrijven mag voor een mirakel het uitkomen van dit valse verraad. Item, in dezelfde tijd en maand oktober was de gemeente van Doornik zeer vermoeid van het garnizoen van de koning, en behielden niets. Want hetgeen dat ze hadden, het garnizoen nam het hen en ze hadden geen nering en ze hadden gebrek van brandstof en men kocht er een pont boter voor 6 groten want ze kregen van geen zijde voedsel voor het garnizoen. Op de 23ste dag van oktober vertrok hertog Maximiliaan van Ieper naar Rijsel waar hij zeer blijde ontvangen werd. En van Rijsel trok hij naar Kortrijk en vandaar Oudenaarde en vandaar binnen Aalst en deed in elke stad zijn eed. Toen trok hij naar Aat in Henegouwen, en vandaar te Bergen in Henegouwen en hem volgde veel wapenvolk. En hij trok naar Brussel en vandaar te Leuven waar grote rommeling was binnen deze stad van een vleeshouwe, en van zijn medeplegers. |
[Vp sinte Denijs dach] In die selue maent voorseyde trac die Coninc vanvranckerijcke huyt artoys. want vp sinte Denijs dach was hi tsinte Denijs, ende tsanderdaechs te Parijs, ende track van daer te Tours en Toureyne, maer hi liet sijn garnisoen omme Vlaendren te quellene, als in Doornicke, in atrecht, in Bethune, in buenen, in Theerenburch, in Camerijcke, ende in meer andere plaetsen. [Den.xxv.sten dach van Octobre] Vp den.xxv.sten dach van Octobre was te Brugge onthooft eenen vrylaet, die welcke in voorleden tijden dye Cricke vanden Vryen in sticken smeet, ende belettede vierschare te houdene, met meer ander ruytheden, als hier voren verhaelt es. Item in die selue maent van Octobre waren te Ghendt ghebannen.xxxiiij.eerlicke personen. Ende dye van Ghendt binnen oock dye gheheele wet van Eeclo, som.L.iear, som.x.iaer huyten lande van Vlaendren In desen tijt regneerden diueersche straetroouers, die tusschen der stede van Brugghe ende van Ghendt den lieden of stelden, ende ooc bi auende binnen der stede van Brugghe vp den braemberch ende eldere. Waer of datter twee gheuanghen werden, ende deen was gherecht vanden Souuereyn van [fol. C.xcvi.v] Vlaendren buyten Brugghe, by den drie coninghen, ende vp een wiel ghestelt. Den.xvi.dach in Nouembre, ende vp den.xvij.dach van Nouembre was sijn mede geselle onthooft te Brugge, endebuyten vp een wiel ghestelt. Item in desen tijt was die stede van brugghe so grotelic belast met schulden, dat sy noeyt so vele tachter en was, ende alle dage so meersden die costen. Te wetene bi metsen temmeren, endedeluen, ende bollewercken, diemen daghelicx maect ter fortifierijnghe vander stede, ende omme te betalene dye colueueriers die daghelicx metten heren ghinghen, ende waren ghecleet alle root ende blaeu. Dies was gheconsenteirt bydenghemeenen volcke van dese stede, dat elck mensche gheuensoude den C.sten penninc van sijnen goede, oudt, ende ionc, poorters, ende ambachtslieden, twelck groot ghelt ghedreghen soude hebben. In die selue maent van Nouembre, was gheordonneirt dat die brauwers knapen gheen bier den tappers meer voeren en souden, maer waren gheordonneirt.xxxvi.ghesellen poorters sijnde, dye in vier quartieren vander stede staen souden, endesouden sijn ghesworene bieruoerders, waer of datter een deel stonden te caermers brugge, een deel ter noortzant brugge, een deel ter ezelbrugghe, ende een partye ter marct, ende en souden niet meer hebben van elcke tonne biers van voerene dat eenengroten. Dies souden die voorseyde bieruoerders alle auende ouerbringhen by hueren eede, hoe vele tonnen biers dat si binnen die daghe gheuoert hadden, ende elc tapper souden telcke tonne biers die assijse betalen. Dus en soude die brauwer nyeuwers mede ghemoeyt sijn dan met sijn bier te brauwene, ende anders nyet. Hier omme rees een grote murmuracie onderdye brauwers, want die brauwers knapen en wonnen anders gheen huere, dan tghelt dat si vanden tappers hadden van tbier te voerene Hier omme lieten eeneghe brauwers haer brauwen staen, ende dye brauwers knapen trocken vele wech, elc sijn sins. Ende tselue bier datmen brieu, was seer snoode langhe tijt gheduerende. In dye selue maent van Nouembre wasser een vleesschauwere van Lueuene dye veil moeyte van meuterye ghemaeckt hadde, onthooft binnen der stede van Lueuene, by beuel vanden prinche, ende eeneghe van sijne medepleghers. [En.xxvij.sten dach van Nouembre] Vp den.xxvij.sten dach van Nouembre was te brugghe een mandemaker met wissen gheladen vp eenen cordewaghen, endeso hy die snackers brugghe neder varen soude, tghewichte deden so seere nederschieten, dat hy viel, ende bleef daer vp die stede doot. [Den eersten dach van Decembre] Vp den eersten dach van Decembre, ende was sinte Loys dach, so was een fransoys van Doornicke ghebrocht in die camere, ende was bi consente van schepenen vercocht om x.croonen, maer daer waren deuote lieden diene cochten, ende lieten hem loopen. [Den.xxij.sten dach van Nouembre.Anno lxxvij] Vp den.xxij.sten dach van Nouembre.Anno lxxvij.soe warenter Sluys ghebannen.xxx.persoonen vanden besten ghestelde mannen vander stede, Daer commissarisen of waren van mijns gheduchts heren weghe, die procueruer generael, ende andere, ende sy waren eerst ghedaen commen in haer lijnen cleederen, blootshoofts ende baeruoets, elck met een barnende toortse inde hant van.iij.ponden, knielende voor den commissarisen, endevergheuenesse bidden om dat si in die wapene gheweist hadden, ende ter marct ghestaen hadden, ende dat si die wethouders in vanghenesse ghedaen hadden, ende het scheen dat tcryem vandien in cyuyle ghekeert was. Ende dese.xxx.personen commende ootmoedelicke, als voorseyde is, si waren bouen dien ghebannen, elck drie iaer huyten schependomme vander sluys, vp haer lieder hooft, ende eeneghe waren ghebannen huytenlande van Vlaendren, ende andere moesten groot ghelt gheuen. Item vp den kersdach was so groot gheween ende ghecrijsch binnen der Sluys van vrauwen ende van kinderen, als si scheeden moesten van haren mannen, ende wech sien gaen. Want die sentencie was dat si binnen den derden daghe vertrecken moesten. Ende vp den seluen.xxij.dach vanDecembre voor die noene moesten die vander wet vander sluys den commissaresen ooc vergheuenesse bidden, van dat si ghedoochden dat tcommuyn inde wapene liep. Ende elc Dekenvanden ambochten vander sluys moesten haerlieder bannierenbrijnghen den commissaresen voorseyde, ende vergheuenesse bidden, knielende bloots hoofts vp dye eerde, maer binnen [fol. C.xcvij.r] corten tijden daer naer waren si weder in ghedaen commen, midts dat dye vander wet so seere veruolchden bi den Prinche. Ende doe wasser weder grote blijschap onder tghemeene volc vander Sluys. Item in dese selue maent van Decembre waren noch veel eerbaer poorters te ghendt ghebannen. Voort die van Ipre dedenooc groote correctie ouer die rebelle, die die wapeninghe hadden helpen voortstellen, ende dye moesten gaen lancx der marct typre, met een pansier vp haer bloote lijf, bloots hoofts ende baeruoet, met een barnende toortse in hare handen endeghinghen al den seluen wech die si ghinghen als si in die wapene ghinghen, ende eeneghe die waren wt Vlaendren ghebannen. |
[Op de dag van Sint Dionysius] In diezelfde maand voorgezegde trok de koning van Frankrijk uit Artois want op de dag van Sint Dionysius was hij te Saint-Denis en de volgende dag te Parijs en trok vandaar te Tours en Touraine, maar hij liet zijn garnizoen om Vlaanderen te kwellen als in Doornik, in Atrecht, in Bethune, in Boulogne-sur-Mer, in Throuanne, in Kamerijk en in meer andere plaatsen. [De 25ste dag van oktober] Op de 25ste dag van oktober was te Brugge onthoofd een vrije die in voorleden tijden de kruk van de vrijen in stukken smeet en belette de vierschare te houden met meer ander ruigheid zoals hiervoor verhaald is. Item, in diezelfde maand oktober waren te Gent gebannen 34 fatsoenlijke personen. En die van Gent binnen ook de gehele wet van Eeklo soms 50 jaar en soms 10 jaar uit het land van Vlaanderen In deze tijd regeerden vele straatrovers die tussen de stad Brugge en Gent de lieden afstalen en ook in de avond binnen de stad Brugge op de Braamberg en elders. Waarvan dat er twee gevangen werden en de ene was berecht van de soeverein van [fol. C.xcvi.v] Vlaanderen buiten Brugge bij de drie koningen en op een wiel gesteld de 16de dag in november en op de 17de dag van november was met metgezel onthoofd te Brugge en buiten op een wiel gesteld. Item, in deze tijd was de stad Brugge ze zeer belast met schuld dat ze nooit zoveel ten achter was en alle dagen vermeerderden die kosten. Te weten;, door metselen, timmeren en delven en bolwerken die men dagelijks maakte ter veersterking van de stad en m de kolveniers te betalen die dagelijks met de heren gingen en waren allen gekleed rood en blauw. Dus was toegestemd door het gewone volk van deze stad dat elk mens geven zou de 100ste penning van zijn goed, oud en jong, poorters en ambachtslieden, wat groot geld bedragen zou hebben. In diezelfde maand november was geordonneerd dat de brouwers knapen geen bier de tappers meer voeren zouden, maar waren geordonneerd 36 gezellen poorters te zijn, die in vier kwartieren van de stad staan zouden en zouden zijn gezworen biervoerders, waarvan dat er een deel stond te Carmersbruge, een deel ter Noordzandbrug, een deel ter Ezelbrug en een partij ter makt en zouden niet meer hebben van elke ton bier van te voeren dat een roten. Dus zouden die biervoerders alle overbrengen bij hun eed hoeveel tonnen bier dat ze binnen die dag gevoerd hadden en elke tapper zou voor elke ton bieraccijns betalen. Dus zouden de brouwer nergens mee gemoeid zijn dan met zijn bier te brouwen en anders niet. Hierom rees een grote murmelen onder de brouwers, want de brouwers knapen wonnen anders geen huur dan het geld dat ze van de tappers hadden van het bier te voeren. Hierom lieten enige brouwers hun brouwen staan en de brouwers knapen trokken veel weg, elk zijn zin. En hetzelfde bier dat men brouwde was zeer slecht dat lange tijd duurde. In dezelfde maand november was er een vleeshouwer van Leuven die veel moeite van muiterij gemaakt had onthoofd binnen de stad Leuven op bevel van de prins en enige van zijn medeplegers. [En 27ste dag van november] Op de 27ste dag van november was te Brugge een mandenmaker met twijgen geladen op een koordwagen en zo hij de Snakkersbrug neer varen zou liet het gewicht hem zo neerschieten zodat hij viel en bleef daar op die plaats dood. [De eerste dag van december] Op de eerste dag van december en was Sint Elooi dag zo was een Fransman van Doornik gebracht in de kamer en was met toestemming van schepenen verkocht om 10 kronen, maar daar waren devote lieden die hem kochten en lieten hem lopen. [De 22ste dag van november anno 1477] Op de 22ste dag van november anno 1477 zo waren ter Sluis gebannen 30 personen van de best gestelde mannen van de stad waar commissarissen van waren vanwege mijn geduchte heer, de procureur generaal en andere, en ze waren eerst laten komen in hun linnen kleren, blootshoofds en barrevoets, elk met een brandende toorts in de hand van 3 ponden en knielden voor de commissarissen en baden vergeefs omdat ze in de wapens geweest waren en ter markt gestaan hadden en dat ze de wethouders in gevangenis gedaan hadden en het scheen dat het crime van die in civiel veranderd was. En deze 30 personen kwamen ootmoedig en ze waren bovendien gebannen en elk drie jaar uit het schependom van ter Sluis op hun hoofd en neigen waren gebannen uit het land van Vlaanderen en andere moesten groot geld geven. Item, op de Kerstdag was zo’n groot wenen en gekrijs binnen ter Sluis van vrouwen en van kinderen toen ze scheiden moesten van hun mannen, en weg zien gaan. Want het vonnis was dat ze binnen de derden dag vertrekken moesten. En op dezelfde 22ste dag van december voor de noen moesten die van de wet van ter Sluis de commissarissen ook vergiffenis bidden van dat ze gedoogden dat de gemeente in de wapens liep. En elke deken van de ambachten van ter Sluis moesten hun banieren de commissarissen brengen en vergiffenis bidden, knielend en blootshoofds op de aarde, maar binnen [fol. C.xcvij.r] korte tijden daarna waren ze weer ingelaten mits dat die van de wet zo zeer vervolgd werden door de prins. En toen was er weer grote blijdschap onder het gewone volk van ter Sluis. Item, in dezelfde maand december waren nog vele eerbare poorters te Gent gebannen. Voort die van Ieper deden ook grote correctie over de rebellen die wapening hadden geholpen voor te stellen en die moesten gaan langs de markt te Ieper met een pantser op hun blote lijf, blootshoofds en barrevoets, met een brandende toorts in hun handen en gingen al dezelfde weg die ze gingen toen ze in de wapens gingen en enige die waren uit Vlaanderen gebannen. |
[Den.xv.sten dach van Lauwe.Anno lxxvij] Item vp den.xv.sten dach van Lauwe.Anno lxxvij.vp eenen donderdach was te Brugghe ghehouden eenen eerlickendinghedach, daer.vij.persoonen ghebannen waren. Eerst twee temmerlieden, ende waren twee gebroeders, welcke ghenomenhadden te maken het bollewerck voor dye bouuerye poorte, binnen xxxvi.daghen, met hulpe van.xxxvi.ghesellen Twelc si niet en vulquamen, maer vercochten sommege boomen, endeooc vele spaenderen ende tghelt in haerlieder buersse, endededen rekeninghe dat si vele temmerlieden ghegeuen haddenx.groten.sdaechs. Ende als ondersocht was, soe en wonnen si mer.vi.groten sdaechs, ende eyndelicken het werc ghinc niet voort, maer si vander stede ontfanghen hadden, om welcke articulen sy beede ghebannen waren.x.iaer huyten lande vanVlaendren vp haer hooft. Daer naer warer noch.ij.ghebannen dye eenen man sijn ghetrauwede wijf nemen wilden. Ooc wasser gebannen een cuper dye sout vercochte met eender mate, daer hi eenen dickenboom in gheleyt hadde. Ooc wasser ghebannen een droochscote, die om wettelichede wilde sijnen credituer doot slaen. Item te Bruessele was tcommuyn in roere, om dat hertoge Maximiliaen, mijn here van Kestergate rudder huyter vangenesse ghelaten hadde, ende om dat hi die ballinghen in Bruessel ghebrocht hadde, ende bi hem hilt, welcke ballinghensom dootslaghers waren. Ende die van Bruessele hebben in preuilegien, wye te Bruessele eenen poortere dootslaet, hi en mach nemmermeer in Bruessele commen, al waert dat hy paeys yegens partye ghemaect hadde, ende yegens den Hertoghe vanBrabant, omme twelcke tcommuyn in die wapene ghinc, endequamen vp den couden berch, ende vinghen den here vanRauesteyn, ende den here van Gasebeke, ende meer ander, wel tot.vij.heren toe. Want den commune was aen ghebrocht, als dat mijn vrauwe van Bourgoengien heymelic wech gheuoert was ter achter poort huyt hueren houe te coudenburch. Dies moeste die Hertoghinne des nachts ontrent den.xi.hueren huyt hueren bede vp staen, ende commen ter veynstere huer vertooghen, endespreken yeghens tcommuyn, by den welcken die moeyte ghestilt was, ende tcommuyn ghinc thuysewaert. Ende vp den nieudach dese si haren eedt te Bruessele, als erfachteghe Princersse endeHertoghinne van Brabant Anno.lxxvij. [Den.xij.sten dach van Lauwe] Item die Hertoghe Maximiliaen trac met sijnder Hertoghinne te Antwerpen, ontrent den.xij.sten dach van Lauwe. Ende hi ende zijn gheselnede Tantwerpen wesende, so ghebuerdet datmer huyt was om yemende te vergheuene, want in eens cruydeniers huys was gecocht regael, ende dye man dies cocht was gheuolcht vanden crudenier. Ende men vernam dat hy ghinc in sprinchens kueken. Dies wort die ionchere vander kueken gheuangen, ende.ij.ander mannen, ende ghevoert te Repelmonde int casteel, gode lof daer en quam gheen quaet of, maer onder tvolc was grote murmeracie. Item dye hertoghe Maximiliaen daer een lettel tijts gheweist hebbende, ende horende die grote ghereeschepe die die coninc van Vranckerijcke maecte, om vp Vlaendren te commen, so vertrac hy van Antwerpen, ende quam te Ghendt vp den.xxvi.dach van Lauwe. [Den.xxviij.sten dach van Lauwe] Item die van ghendt deden verbieden wercken ende doenwercken, maer dat si den prinche gheleeden ende conuoyerensouden waer dat hem gheliefde. Ende die prinche trac naer Cortijcke vp den.xxviij.sten dach van Lauwe, ende die van ghendt trocken met hem, met.vic.mannen, wel voorsien, endebleuen ligghen ontrent Weruicke, in twee plecken, ende van Cortijcke trocken si te Rijssele, daer die prinche begeerde dat men daer tsteicspel houden soude, soomen van oudts ghecostumeeirt was. [fol. C.xcvij.v] [Den.xxx.sten dach van Lauwe] Item die Foreestier van Brugge, gheheeten Ian van Doorne, dye reedt svrydaechs te Rijssele waert, twelc was den.xxx.stendach van Lauwe met vele frisscher mannen, ende in dat ioustement verdiende die Foreestier van Brugge den danc. In welc steicspel reet dye hertoghe Maximiliaen mede inde bane, selue in persone, ende hi diende den coninc van der Spijnette van sijne drye eerste speeren, daer tvolck groote ghenouchte in hadde, want hi een vrolick man te peerde was. [Den derden dach van Sporcle] Item vp den derden dach van Sporcle, twelcwas Vastenauent, so quam dye Foreestier van Brugghe met sijnen gheselscepe thuys, ende brochte mede den spoorwaer met genouchten, ontrent den.iiij.hueren naer noene. Item corts daer naer so trac die prinche met sijnen volcke te velde, ende mijn heere van Fienes Capiteyn van Duway, hi dede dye brugge breken van pont awendijn, ende ooc alle die caussyde vander heyrstrate dede hi vp breken die te Doornicke waert ghinc, om dat men die van Doornicke gheen sercours en soude doen huyt Vranckerijcke, noch van volcke, noch vanvitaelie, byden welcken die van Doornicke groot ghebrec leden, ende moesten inden vastene vleesch eten van aermoede, ende staken alle auende vier huyte vp onser vrauwen thorre, tooghende dat si groten noot hadden. [Den.xvi.sten dach van Sporcle] Item vp den.xvi.sten dach van Sporcle doe was die hertoge vanClarence, des conincx Edewaerts broedere van Inghelandt ghebrocht bi iusticien van leuende lijue ter doot. Ende hi was ghestelt in een warm badt, ende daer inne ghelaten ter adere, so dat hi starf. Ende dat was om dat hi aliancie ghemaect hadde metten coninc Lodewijc van Vranckerijcke, ende beloeft hadde, dat hi tlant van Vlaendren soude helpen destrueren. Ende dat hi den coninc sijnen broeder soude ghedoot hebben. Dies soude hem die coninck van Vranckerijcke gheholpen hebben dat hi coninc van Inghelant gheweist soude hebben. |
[De 15de dag van januari anno 1477] Item, op de 15de dag van januari anno 1477 op een donderdag was te Brugge gehouden een fatsoenlijke rechtsdag waar 7 personen gebannen waren. Eerst twee timmerlieden en waren twee gebroeders die aangenomen hadden het bolwerk te maken voor de Boeveriepoort binnen 36 dagen met hulp van 36 gezellen. Wat ze niet voldeden, maar verkochten sommige bomen en ook vele manden en het geld in hun beurs en deden rekening ze vele timmerlieden gegeven hadden 10 groten per dag. En toen het onderzocht was zo wonnen ze maar 6 groten per dag en eindelijk ging het werk niet voort, maar ze hadden van de stad ontvangen om welke artikels ze beide gebannen waren 10 jaar uit het land van Vlaanderen op hun hoofd. Daarna waren er nog 2 gebannen die het wijf van een getrouwde man wilde nemen. Ook was er gebannen een kuiper die zout verkocht met een maat waar hij een dikke boom in gelegd had. Ook was er een gebannen een bedelaar die om (on?) wettige wil zijn crediteur dood sloeg. Item, te Brussel was de gemeente in oproer omdat hertog Maximiliaan de ridder van Kestergate uit de gevangenis gelaten had en omdat hij de ballingen in Brussel gebracht had en bij hem hield, welke ballingen soms doodslagers waren. En die van Brussel hebben in privilegies, wie te Brussel een poorter doodslaat, hij mag nimmermeer in Brussel komen al was het dat hij vrede met de partij gemaakt had en met de hertog van Brabant, waarom de gemeente in de wapens ging en kwamen op Coudenberg en vingen de heer van Ravestein en den heer van Gaasbeek en meer anderen, wel tot 7 heren toe. Want de gemeente was verteld, als dat mijn vrouw van Bourgondie heimelijk weg gevoerd was ter achter poort uit haar hof te Oudenburg. Dus moest de hertogin ‘s nachts omtrent het 22de uur uit haar bed opstaan en te venster komen om zich te vertonen en spreken tegen de gemeenten waarbij die moeite gestild werd en de gemeente ging naar huis. En op nieuwjaarsdag deed ze haar eed te Brussel als erfelijke prinses en hertogin van Brabant anno 1477. [De 12de dag van januari] Item, hertog Maximilian trok met zijn hertogin te Antwerpen omtrent de 12de dag van januari. En toen hij en zijn gezellin te Antwerpen waren zo gebeurde het dat men er op uit iemand te vergeven, want in een kruideniers huis was arsenicum gekocht en die man die het kocht was gevolgd door de kruidenier. En men vernam dat hij in de keuken van de prins ging. Dus werd de jonkheer van de keuken gevangen en 2 andere mannen en gevoerd te Rupelmonde in het kasteel, God lof dat daar geen kwaad van kwam, maar onder het volk was grote murmeling. Item, toen hertog Maximiliaan daar een tijdje geweest was en hoorde van het grote gereedschap dat de koning van Frankrijk maakte om op Vlaanderen te komen zo vertrok hij van Antwerpen en kwam te Gent op de 26ste dag van januari. [De 28ste dag van januari] Item, die van Gent lieten verbieden werken en laten werken, maar dat ze prins begeleiden en leizen zou waar het hem geliefde. En de prins trok naar Kortrijk op de 28ste dag van januari en die van Gent trokken met hem met 600 mannen, goed voorzien, en bleven liggen omtrent Wervik in twee plekken en van Kortrijk trokken ze naar Rijsel waar de prins begeerde dat men daar het steekspel zou houden zo men van ouds gewoon was. [fol. C.xcvij.v] [De 30ste dag van januari] Item, de boswachter van Brugge, geheten Ian van Doorne, die reedt vrijdags te Rijsel waart wat was de 30ste dag van januari met vele frisse mannen en in dat steekspel verdiende die boswachter van Brugge de dank. In dat steekspel reedt hertog Maximiliaan mee in de baan zelf in persoon en hij diende den koning van der Spijnette van zijn drie eerste speren, waar het volk groot genoegen in had want hij was een vrolijke man te paard. [De 3de dag van februari] Item, op de 3de dag van februari, wat was Vastenavond zo kwam de boswachter van Brugge met zijn gezelschap thuis en bracht mee de sperwer met genoegen omtrent 4 uren na de noen. Item, kort daarna zo trok de prins met zijn volk te veld en mijn heer van Fienes, kapitein van Dowaai, liet de brug breken van de Awendin en ook alle kasseien van de Herenstraat liet hij opbreken die naar Doornik ging om dat men die van Doornik geen hulp zou doen uit Frankrijk, nog van volk, nog van voedsel waarom die van Doornik groot gebrek leden, en moesten in de vasten vlees eten van armoede en staken elke avond vuur uit op onze Vrouwen toren en toonden dat ze grote nood hadden. [De 16de dag van februari] Item, op de 16de dag van februari toen was de hertog van Clarence, de broeder van koning Eduard van Engeland gebracht bij justitie van levend lijf ter dood. En hij was gesteld in een warm bad en daarin adergelaten zodat hij stierf. En dat was omdat hij alliantie gemaakt had met koning Lodewijk van Frankrijk en beloofd had dat hij het land van Vlaanderen zou helpen vernielen. En dat hij de koning zijn broeder gedood zou hebben. Dus zou de koning van Frankrijk hem geholpen hebben dat hij koning van Engeland zou worden. |
Hoe die edele Hertoghe Maximiliaen track met sinen edelen, ende met grooter macht in Artoys, voor die stede van Lens. [fol. C.xcviij.r] ITem corts hier naer track die Hertoghe Maximiliaen met sinenedelen, ende met al sinen volcke voor die stede van Lens in Artoys, ghedeelt in drie battaelgien, daer dye fransoysen clouckelick huyt quamen. Ende si maecten dat die fransoysen wisten, dat die duytschen cranckelic ghewapent waren. Ende si reden seere stranghelic vp dye duytschen, maer dander.ij.battaelgien quamen den duytschen te bate. Ende daer was seere gheuochten, so dat die Fransoysen wijcken moesten, ende vlien binnen Lens, maer haerlieder capiteyn gheuanghen, ende gheuoert te Rijssele binnen der stede. Item die Hertoghe Maximiliaen dede een starc parck maken bi pont awendijn, vp een schoon velt, ende daer slouch hi nedere met een deel van sijnen volcke, ende met eenen anderen deele trac hy in die stede, ende in tcasteel van Lannoy, ende hi dede alle die boomen vellen dye vp drie mijlen naer Doornicke stonden te Vranckerijcke waert. Aldus reedt hi altoos int harnasch tusschen sijnen parcke, Rijssele ende Lannoy, ende hi dede alle die weghen stoppen, ende vermaken dye huyt Vranckerijcke te Doornicke waert commen mochten. Ende dye edele Prinche Maximiliaen was ontrent.xiiij.of.xv.M.mannen sterck. Item dye van Ghendt waren daer ooc byden prinche ontrent.xiiij.hondert mannen metsgaders hare Casselrye. Ende sy deden een sprincreyse vp Doornicke, ende die prince was selue mede te voet tot voor die stede van doornicke. Ende hy dede alle die weghen stoppen, ende si schoten naer hem met eender serpentijne, maer daer en quam nyement huyte, want si saghen den Prinche metten volcke aen dander sijde. Ende die van Ghendt wierpen drie muelens omme, die voor die stede stonden. Item het was oock al ghedestrueirt al dat int Royaemsche stont wel tot.xvij.dorpen. Ende dye van Brugghe dye hadden daer ghesonden vele Saudenieren den moghende Prinche Maximiliaen ten onderstande, als Cranekyniers, Colueueriers, ende pijckeniers, al met rooden iorneyen, met een wit Sint Andries cruyce, achter ende vooren. Ende dyt was in dye maent van Sporcle. Anno.M.iiijc.ende.lxxvij. Ende ontrent half vastene quamen si weder thuys metten prinche, maer tghemeente vander stede van Brugghe en was niet wel te vreden, dat men Saudeniers huyt sandt, want si hadden lieuere eene generale huytuaert ghehadt te dien eynde, dat si den slock weder in dye hant ghecreghen souden hebben. Maer dye heeren vander stede van Brugghe waren contrarie van dien, want si ontsaghen, quame tcommuyn weder in dye wapene, het soude al quaet sijn dat sy doen souden. Ende daer omme dye heeren ordonneirden datmen ontbieden soude.v.of.vi.duysent Zwitsen, ende dye souden onsen Prinche den Hertoghe Maximiliaen dienen, huyter name vander stede van Brugghe, om eenen ghenadeghen loon, dies soudemen eene settijnghe stellen onder tvolck van Brugghe, daer mede datmen die voorseyde Saudenieren betalen soude. Maer die ambochtslieden en wildent niet consenteren, ende murmureerden seere. |
Hoe de edele hertog Maximilian trok met zijn edelen en met grote macht in Artois voor de stad Lens. [fol. C.xcviij.r] Item, kort hierna trok hertog Maximiliaan met zijn edelen en met al zijn volk voor de stad Lens in Artois, gedeeld in drie bataljons waas de Fransen kloek uitkwamen. En ze maakten dat de Fransen wisten dat de Duitsers zwak gewapend waren. En ze reden zeer sterk op de Duitsers, maar de andere 2 bataljons kwamen de Duitsers te baat. En daar werd zeer gevochten, zodat die Fransen wijken moesten en vlieden binnen Lens, maar hun kapitein gevangen en gevoerd te Rijsel binnen der stede. Item, hertog Maximiliaan liet een sterk perk maken bij pont Awendin op een mooi veld en daar sloeg hij neer met een deel van zijn volk en met een ander deel trok hij in de stad en in het kasteel van Lannoy en liet alle bomen vellen die op drie mijlen naar Doornik stonden te Frankrijk waart. Aldus reedt hij altijd in het harnas tussen zijn perk, Rijsel en Lannoy, en hij liet alle wegen stoppen en vermaken die uit Frankrijk te Doornik waart komen mochten. En de edele prins Maximiliaan was omtrent 14 of 1500 mannen sterk. Item, die van Gent waren daar ook bij de prins omtrent 1400 mannen mitsgaders hun wetsgebied. En ze deden een plundertocht op Doornik en de prins was zelf mee te voet tot voor de stad Doornik. En hij liet alle wegen stoppen en ze schoten naar hem met een serpentijn, maar daar kwam niemand uit want ze zagen de prins met het volk aan de andere zijde. En die van Gent wierpen drie molens om die voor de stad stonden. Item, er was ok alles vernield al dat in het koninkrijk stond, wel tot 17 dorpen. En die van Brugge die hadden daar gezonden vele soldaten de vermogende prins Maximiliaan te onderstand, als voetboogschutters, kleine kanonnen en piekeniers, allen met rode en met een wit Sint-Andries kruis, achter en voren. En dit was in de maand februari anno 1477. En omtrent half vasten kwamen ze weer thuis met de prins, maar de gemeente van de stad Brugge was niet goed tevreden dat men de soldaten uitzond want ze hadden liever een generale uitvaart gedaan tot dat doel en dat ze de stok weer in de hand gekregen zouden hebben. Maar de heren van de stad Brugge waren contrarie van dien, want ze ontzagen kwam de gemeente weer in de wapens het zou alles kwaad zijn dat ze doen zouden en daarom ordonneerden de heren dat men ontbieden zou 5 of 6000 Zwitsers en die zouden onze prins de hertog Maximiliaan dienen uit de naam van de stad Brugge, om een genadig loon, dus zou men een accijns stellen onder het volk van Brugge waarmee men die soldaten betalen zou. Maar de ambachtslieden wilden het niet toestaan en murmureerden zeer. |
[Den.xv.sten dach van Sporcle] Item het gheuiel dat dye goede lieden vander wet, ende Marten lem als Burchmeester deden een waghenspel maken, het welcke ghespeelt was vp den.xv.sten dach van Sporcle, ende was in die vastene, vp den Iacoppijnessen keermesse, in welck spel beteekent was die grote dreeghinghe, die ons ghedaen was vanden coninc van Vranckerijcke, ende dat van noode was dat tvolck ghelt soude moeten gheuen omme die Saudenieren mede te betalene. Item dyt voorseyde spel was wel ende duechdelick ghemaeckt, ende sonder arghelist. Maer eeneghe vanden commune keerden alle die woorden vanden voorseyde spele in aercheden, ende si maecten groote beroerte binnen der stede, quansuys omme tspels wille. Ende die tspel ghespeilt hadden, waren ghedreecht, ende moesten hem absent houden. Ende een vanden speilders wort ghequetst, dandere hilden hem huyten weghe. By den welcken datmen wel segghen mach dye houde Vlaemsche prouerbie. Nota. Met enen cleenen occusoene, gheraect men lichtelic te vrients huyse. fol. C.xcviij.v] [Den.xxvi.sten dach van sporcle. Anno.lxxvij] Aldus en wast tspel alleene nyet dat hem lieden noopte, maer het dochte hem lieden, si hadden te beter cause ter marct of in die wapene te gane. Want vp den.xxvi.sten dach van sporcle. Anno.lxxvij.vp eenen saterdach was te Brugge iusticie ghedaen van eenen dief, dye huytewaert gheuoert was ende ghehanghen. Ende ontrent desen tijt maecten sommege vulders eene vergaderinghe, maer die wet steldese te vreden, ten besten dat si mochten Ende eeneghe die gheuanghen waren ter cause vanden voorseyde spele, dye waren ontsleghen, maer eeneghe ghebleuen in dye vanghenesse, om beter informacie, ende worden daer naer ghecorrigiert. Want corts daer naer wasser.vi.ghebannen met eenen heerlicken dinghedach. Endenoch andere waren ghewesen in diueersche Amenden. |
[De 15de dag van februari] Item, het gebeurde dat de goede lieden van de wet en Marten Lem als burgemeester een wapenspel liet maken wat werd gespeeld op de 15de dag van februari en was in de vasten op de kermis van de Jakobijnen in welk spel was getekend de grote dreiging die ons gedaan was van de koning van Frankrijk en dat het nodig was dat het volk geld zou moeten geven om de soldaten mee te betalen. Item, dit spel was goed en deugdelijk gemaakt zonder arglist. Maar enige van de gemeente keerden alle woorden van het spel in ergheid en ze maakten grote beroerte binnen de stad, kwansuis vanwege het spel. En die het spel gepeeld hadden waren bedreigd en moesten zich absent houden. En een van de spelers werd gekwetst en de anderen hielden zich uit de weg. Waarbij dat men wel zeggen mach de oude Vlaamse spreuk. Nota. Met een kleine gelegenheid, raakt men licht tot het huis van de huis [fol. C.xcviij.v] [De 26ste dag van februari anno 1477] Aldus was het alleen niet het spel dan hen noopte, maar ze dachten ze hadden te beter oorzaak ter markt of in de wapens te gaan. Want op de 26ste dag van februari anno 1477 op een zaterdag was te Brugge justitie gedaan van een dief die naar buiten gevoerd werd en gehangen. En omtrent deze tijd maakten sommige volders een vergadering, maar de wet stelden ze tevreden, ten beste dat ze mochten. En enige gevangen waren de oorzaak van dat spel en die werden ontslagen, maar enigen bleven in de gevangenis om betere informatie en werden daar gecorrigeerd. Want kort daarna werden er 6 gebannen met een fatsoenlijke rechtsdag. En nog anderen waren gewezen in diverse straffen. |
Dit es van een clerck die Ioannes hiet. C Nota bene. [Den.xxi.sten dach van Sporcle Anno.lxxvij] ITem vp den.xxi.sten dach van Sporcle Anno.lxxvij.was een nyen schauot ghemaect inden burch, voor den preicstoel aen tschepen huys, vp welck schauot quamen notable gheestelicke personen, als die suffragaen van Doornicke, die Officiael, die Seghelare van Doornicke, ende die Dekene van kerstenhede vanBrugghe, metten doctueren in Theologye vanden vier ordenen, ende noch andere doctueren in Loyen ende in Decreten Ende al daer was ghebrocht vp een carre een persoon met eenen blaeuwen hoet vp sijn hooft, ende daer ontrent eenen rondenhoet van pappiere, aen welck pappier ghepingiert stonden vele wercken die desen persoon wel.vij.iaer lanck ghehantiert hadde. Ende hi was ghegort als een weerlic man, met een leren rieme, ooc was hi ghecleet ende ghebonden met eender langher ketene van swaren ysere. Ende dese persoon hiet bi namen Ioannes, ende hi hadde wijlent costere gheweist te Beyselare bi Ipre. Ende daer was hi ghestelt vp eenen hooghen stoel, in elcx presencie, daer alle die voorghenoemde heren ende doctuerenontrent saten. Ende al daer quam die inquisituer vanden kerstengheloue Meester Eustaes leeuwercke Iacopijn, ende die ghinc hem preken voor al tvolc sijn grote onghelouichede endemessuse. Ten eersten hoe dat hi gheen priester en was. Ten anderen dat hy scheen messe doende. Ten derden dat hi lieden administreirde als of hy hem liedenthelich sacrament ghegheuen hadde. Ten vierden dat hi biechte vanden priesters hoorde ende vangheestelicke personen, ende andere mannen ende vrauwen, ende leyde hem lieden die hant vp thooft, als oft hijse gheabsolueirt hadde. Ten vijfsten dat hi gheweist hadde in een Nonnen cloostere, daer hi hem onderwant die Nonnen te administrerene het heleghe sacrament, ende nam met sinen sondeghen handen die helege sacramenten huyter cyborie, ende administreirde dye nonnen met onghewijde hostien, maer die sacramenten daer hi wande ghelt te ontfanghen, die orboorde hi dan van sinenvermalendyden dienste. Dese artijculen ende vele meer andere waren ghealligiert vanden seluen doctuers. Niet yegenstaende dat dye voorseyde Ioannes tanderen tijden gracie ghedaen was, ende hy was ghebannen eewelicke huyten Bischopdomme van Doornicke, maer hi en liets niet. Ende der omme was hy ghecondampneirt, ende al daer gheopenbaert die sentencie, die de Iugen vander gheestelicke wet, daer yegenwoordich sittende ouer hem ghewesen hadden in dye consistorie vanden bisschop van Doornicke, bi sinte Saluators kercke. Ende was ghenouch in deser manieren. Eerst dat die voorseyde Ioannes ghenomen was sine crune. Ten anderen dat hem ontseyt was nemmermeer eeneghe kerckelicke promocie te ontfanghene. Ten derden dat hi nemmermeer thelich sacrament vandenoutare noch gheen vanden heleghe sacramenten ghebruyckenen soude, dan alleenlic thelich sacrament vander biechte. Ten vierden dat hy sijn leuen daghe lanck inden kerckere blijuen soude, etende broot van aermoeden, ende drinckende watere van droufheden. Aldus was hi ghecondempneirt byden Iugen voorseyde, niet yeghenstaende dat die Inquisituer verhaelde, dat dese voorseyde Ioannes verdient hadde, der weerlicker wet gheleuert te sijne, ende ghebarrent te sijne [fol. C.xcix.r] uere aen eenen stake van onghelouicheden maer die heleghe kercke toochde vp hem compassie, ende dede hem gracie van sine mesdaden. Nota. Item die hertoghe Maximiliaen aldus in tvelt sijnde, hy reedt in alle sijne steden, daer garnisoen in lach, ende oock in andere steden ligghende in Henegauwe ende in Artoys, ende gaf hem lieden vele troostelicke woorden, daer si seere in verblijt waren, ende hy track in die stede van Duway, daer hy seer blijdelic ontfaen was, ende insghelijcx te Valenchiene. Ende waer dat hi track, die Hoochbaliu van Ghendt, ende dye ouerdekene, metsgaders den garnysoene van ghendt, reysen allomme met hem, als verwaerders van sijnen edelen persoon ende lichame. Item die Prinche verhoorende dat dye van haet, in Henegauwe niet gaernisoens ghenouch en hadden, hy sandt mijn here van Merrewede met sijnen volcke, die welcke die Capiteyn van Haet niet ontfanghen en wilde. Want hy seyde dat hy volcx ghenouch hadde. Ende mijn here van Merrewede gram sijnde, ende wech rijdende van daer, passeirde ouer een Ryuiere, daer een van sijnen ghesellen een lustich peert hadde, twelcke peert al springhende vander brugghe scrickelde, ende die goede man verdranc daer in die Riuiere. Item daer naer sandt die Prinche noch een van sijnen edelen ende van sijne bloede, met vele colueueniers, ende ander volck, maer die Capiteyn van Haet en wildene nyet ontfanghen, byden welcken tvoorseyde heerschip wederkeerde, ende hy passeirde ouer die selue brugge. Ende sijn peert spranc in twatere, ende hi verdranc oock, ter seluer plaetse. Item den prinche dese twee quade maren horende, hi trac selue metten edelen ende met die van Ghendt binnen der stede van Haet. Ende daer dedy ondersoucken onder tghemeente vander stede, wat dye cause was dat si sijn volc niet in en lieten. Sy seyden dat sijs niet machtich en waren, want huerlieder capiteyn was vrient van die van Doornicke, want hi sandt die van Doornicke coorne, ende ander vitaelien, lancx den watere te schepe, welcke hy al dat iaer ghehuseirt hadde. Ende wi commuyn van Haet en mochtens nyet ghekeeren, want die Capiteyn met sijnen volcke es binnen Haet machtegher dat wi sijn. Dus wart dye capiteyn terstont vanden prinche ghedaen vanghen, ende was een edel man ende een Ruddere. |
Dit is van een klerk die Joannes heette. C. Nota bene. [De 21ste dag van februari anno 1477] Item, op de 21ste dag van februari anno 1477 was een nieuw schavot gemaakt in de burcht voor de preekstoel aan het schepenhuis en op dat schavot kwamen notabele geestelijke personen als de suffragaan van Doornik, de official, de zegelaar van Doornik en de deken van christenheid van Brugge met de doctors in theologie van de vier orden en nog andere doctors in wetten en decreten En aldaar was gebracht op een kar een persoon met een blauwe hoed op zijn hoofd en daar omtrent een ronde hoed van papier en aan dat papier stonden geschilderd vele werken die deze persoon wel 7 jaar lang gehanteerd had. En hij was omgord als een fatsoenlijk man met een leren riem en ook was hij gekleed en gebonden met een lange ketting van zwaar ijzer. En deze persoon heette bij naam Joannes en hij was wijlen koster geweest te Beselare bij Ieper. En daar werd hij gesteld op een hoge stoel in ieders presentie waar alle voorgenoemde heren en doctors omtrent zaten. En aldaar kwam de inquisiteur van het christen geloof, meester Eustaes Leeuwercke ,Jacobijn, en die ging hem preken voor al het volk zijn grote ongeloof en misdaad. Ten eerste hoe dat hij geen priester was. Ten anderen dat hij scheen mis te doen. Ten derden dat hij lieden toe diende alsof hij hen het heilig sacrament gegeven had. Ten vierden dat hij biecht van de priesters hoorde en van geestelijke personen en andere mannen en vrouwen en legde hen de hand op het hoofd alsof hij ze geabsolveerd had. Ten vijfde dat hij geweest was in een nonnenklooster waar hij zich onderwond de nonnen toe te dienen het heilige sacrament en nam met zijn zondige handen het heilige sacrament uit de ciborie en bediende de nonnen met ongewijde hosties, maar de sacramenten waar hij geld van waande te ontvangen die gebruikte hij dan voor zijn vermaledijde dienst. Deze artikels en vele meer anderen waren aangevoerd van dezelfde doctors. Niet tegenstaande dat die Joannes te andere tijden gratie gedaan was en hij werd eeuwig gebannen uit het bisschopdom van Doornik, maar hij liet het niet. En daarom was hij er om veroordeeld en aldaar geopenbaard het vonnis dat de rechters van de geestelijke wet die daar tegenwoordig zaten over hem gewezen hadden in de consistorie van de bisschop van Doornik, bij Sint Salvator kerk. En was genoeg in deze manieren. Eerst dat die Joannes genomen was zijn kruin. Ten volgende dat hem ontzegd was nimmermeer enige kerkelijke promotie te ontvangen. Ten derden dat hi nimmermeer het heilig sacrament van het altaar, nog geen van de heilige sacramenten gebruiken zou, dan alleen het heilige sacrament van de biecht. Ten vierden dat hij zijn levensdagen in de kerker zou blijven en eten brood van armoede en water drinken van droefheid. Aldus was hij veroordeeld bij de rechters, niet tegenstaande dat de inquisiteur verhaalde dat deze Joannes verdiend had ter wereldlijke wet geleverd zijn en verbrand te zijn voor [fol. C.xcix.r] aan een staak vanwege het ongeloof, maar de heilige kerk toonde op hemcompassie en deed hem gratie van zijn misdaden. Nota. Item, hertog Maximiliaan die aldus in het veld was reed naar al zijn steden waar een garnizoen in lag en ook in andere steden die in Henegouwen en in Artois lagen en gaf he vele troostende woorden waar ze zeer in verblijd waren en hij trok naar de stad Dowaai waar hij zeer blijde ontvangen werd en insgelijks te Valenciennes. En waar dat hi j trok de hoge baljuw van Gent en de overste deken mitsgaders het garnizoen van Gent reisden alom met hem als bewaarders van zijn edele persoon en lichaam. Item, de prins hoorde dat die van Aat in Henegouwen niet garnizoen genoeg hadden en zond mijn heer van Merwede met zijn volk, die de kapitein van Aat niet ontvangen wilde. Want hij zei dat hij volk genoeg had. En mijn heer van Merwede werd gram en reed weg vandaar en passeerde over een rivier waar en van zijn gezellen een wellustig paard had dat sprong en van de brug struikelde en de goede man verdronk daar in de rivier. Item, daarna zond de prins nog een van zijn edelen en van zijn bloede met vele kolveniers, maar die kapitein van Aat wilde hem niet ontvangen waardoor hij terug keerde en passeerde over diezelfde brug. En zijn paard sprong te water en hij verdronk ook terzelfder plaats. Item, de prins die deze twee kwade berichten hoorde trok zelf met de edelen en met die van Gent binnen de stad Aat. En daar liet hij onderzoeken onder de gemeente van de stad wat de oorzaak was ze zijn volk niet in lieten. Ze zeiden dat ze het niet machtig waren want hun kapitein was een vriend van die van Doornik want hij zond die van Doornik koren en ander voedsel langs het water per schip wat hij al dat jaar gedaan had. En wij gemeente van Aat konden het niet keren want de kapitein met zijn volk is binnen Aat machtiger dan wij zijn. Dus werd de kapitein terstond van de prins laten vangen en was een edele man en een ridder. |
[Den.xxvi.sten dach van Sporcle] Item mijn heere van Lingy schoon broeder vanden capiteyn voorseyde, wart daer ghemaect Capiteyn. Ende midts dyen dat doe half vastene was, het gheliefde den prinche tot sijnen wijue te ghendt te treckene. Ende die hoochbaliu van Ghendt ende die ouerdekene met alle den volcke van Ghendt, quamen mettenPrinche binnen Ghendt met rijckelicken state. Ende dit was vp den.xxvi.sten dach van Sporcle. Anno.lxxvij.swoensdaechs vp den eersten auent vanden awette, ende dye Capiteyn van Haer voorseyde was mede binnen ghendt ghebrocht, ghebonden in een vanden waghenen met bagaedgien. Ende binnen Ghendt was grote blijschap van sprinchens comste, ende al tvolck quam mede binnen Ghendt, ende si waren binnen den seluen auende alle betaelt van hare saudye, ende hem lieden was gheseyt dat si gaen souden elck in sijn ruste, al so si oock daden. Item als die Prinche aldus huyten velde was, ende weder te Ghendt ghetrocken doen versaemden eene grote menichte vanvrauwen, wel van vier mijlen varre ende si droughen rijs, stroo, eerde, ende steenen, ende maecten weder eenen wech van pont awendijn tot Doornicke, vanden welcken dye vrauwen groten prijs behaelden. Item vp desen tijt was een persoon wonachtich te Doornicke, maer hy was een vlaminc gheboren, ende hadde tanderen tijden saudye ghewonnen van die van Brugghe. Ende int qualick varen vander reyse te Spiere, stac hi hem onder die fransoysen, endequam also in Doornicke. Item dese wentelare als een recht verrader, liep weder huyt Doornicke te brusschen heyre waert, die hem wel betrauden, want si hem ghesien hadden een pijckenier sijnde. Ende hi horende te Cortrijcke, dat die van Brugghe weder ten parcke waert wilden, alsoo si oock daden. Hi als een valsch [fol. C.xcix.v] verradere stal hem heymelic weder huyt Cortrijcke, ende ghinc te Doornicke tot den here van Noyon, hem segghende. Hy stelder sijnen hals ondere, gheliefde hem te treckene naer Spiere met volcke van wapenen, alle die van Brugghe soudender blijuen moeten. Die heere van Noyon sorchde bedroghen te sijne, maer dandere seyt so stijf, ende seyde ic sal mede trecken. Also dat die here van noyon met groter macht huyt quam vp die van Brugghe, maer hi en vantse niet so bloot si schoten.ij.serpentijnen naer die fransoysen. Dies seyde die voorseyde here van Noyon. O verrader ghi wilt my bedrieghen. Dander seyde, trect vrylicken aen, ghi vindtse sonder hoede, also hi ooc dede, god ontfaerms Item dese verrader weder ghekeert sijnde binnen Doornicke, begheerde van deser valschede groten loon. Men seyde hem vele schone woorden, maer men gaf hem nyet so vele als hem wel ghenouchde. Dies hi int eynde huyt spijte brant stichte in eenege huysen van Doornicke, staende buyten der barriere. Ende dat ghedaen hebbende, hi liep te Rijssele waert, ende hi viel weder aen dye sijde van Vlaendren, segghende vele lueghenen, die hy in Doornicke ghedaen hadde. Item dye van Rijssele hadden wel vanden brande ghehoort van Doornicke. Aldus ghinghen si ende gauen desen bedriegher gheloue, so varre dat mijn here van Noyon vernam dat dese bedriegher in Rijssele was, hi screef eenen brief aen die van Rijssele, dat si schuldich waren dien bouue quade doot te doen steruene. Want hi die ghene was die die Brugghelinghen verriet, ende int parc te Spiere aen brochte, alsoot voorseyde es Ende als die van Rijssele dit verstaen hadden si gauent den Prinche te kennene. Ende hy was gheuanghen, ende in dye exame, leedt hy alle dye waerheyt, byden welcken dye voorseyde verradere was onthooft ende ghequarteliert. Item in desen seluen tijt, het gaernisoen van Oudenaerde dede vele exactien vpt landtvolck daer ontrent gheseten. Ende het gheuiel dat dye van Doornicke huyt quamen tot voor Oudenaerde, besouckende auentuere, want sijt nauwe soeckenmoesten. Ende commende voor Oudenaerde, die Capiteyn mijn heere van Lutcenburch track yeghens die fransoysen. Ende si lieden huyt sijnde, die van Oudenaerde sloten hare poorten toe, ende en wilden nyet dat haerlieder volc den gaernisoene te baten ghinck. Byden welcken het gaernisoen te cranck viel, ende vele van hemlieden warender versleghen. Ende die cause was dese, omme dat si tvolck vander Casselrye van Oudenaerde selue beroofden van vitaelgie, ende andere goeden dat si ter stede waert brochten, ghelijc oft fransoysen selue gheweist hadden. Item in tbeghintsel vander maent van Maerte, so quamen vele duytsche heeren nederwaert, onsen prinche ende sijnen landen te bate, ende ooc meer andere heren. Ende dye prinche ordonneirde wijselic sijne capiteynen. Waer of dat capiteyn generael was mijn here van Symay. Ende mijn here van Santreyn was Capiteyn vanden huysghesinne.etc. [Den.viij.sten dach van Maerte] Item die coninc Lodewijc van Vranckerijcke dye emmer hemaltoos met loosheden behelpen wilde, hy sandt sijne secrete boden huyte in Vlaendren, ghelast met brieuen, besegelt endegheteekent met sconincx hanteeken, die welcke boden last hadden omme te treckene by al dye vpperste busschieters, die si in Vlaendren vinden consten, als dat si byden Coninc wildencommen, ende hem dienen, hi soudse alle grote heeren maken, so varre dat een van desen valschen boden quam byden alder vppersten busschietere van onsen gheduchten heere, ende leyde hem dese valschede voor ooghen. Ende dese meester busschietere alle dijnck ghehoort hebbende, hy gaft secretelic te kennen onsen prinche. By den welcken dese valsche bode gheuanghen was te ghendt, ende ghehanghen aen eenen boom, vp den.viij.sten dach van Maerte, ende was woensdach. |
[De 26ste dag van februari] Item, mijn heer van Lingy, schoonbroeder van de voorgezegde kapitein, werd daar kapitein gemaakt. En mits dien dat het toen halfvasten was geliefde het de prins naar zijn wijf te Gent te trekken. En de hoge baljuw van Gent en de overste deken met al het volk van Gent kwamen met de prins binnen Gent met rijke staat. En dit was op de 26ste dag van februari anno 1477 de woensdag op de 1ste avond van de wacht en de kapitein van Aat was mede binnen Gent gebracht, gebonden in een van de wagens met bagage. En binnen Gent was grote blijdschap van de komst van de prins en al het volk kwam mede binnen Gent en Լ/span>e waren binnen dezelfde avond allen betaald van hun soldij en hen was gezegd dat elk in zijn rust zou gaan, alzo ze ook deden. Item, toen de prins aldus uit het veld was en weer naar Gent getrokken toen verzamelden een grote menigte van vrouwen, wel van vier mijlen ver, en ze droegen twijgen, stro, aarde en stenen en maakten weer een weg van pont Awendin tot Doornik, waarvan die vrouwen groten prijs behaalden. Item, op deze tijd woonde een persoon te Doornik, maar gij was een Vlaming geboren en had de andere tijden soldij gewonnen van die van Brugge. En in het kwalijk gaan van de reis te Spier stak hij zich onder die Fransen en kwam alzo in Doornik. Item, deze wentelaar als een rechte verrader liep weer uit Doornik naar het leger van Brugge die hem wel vertrouweden want ze hadden hem als piekenier gezien. En hij hoorde te Kortrijk, dat die van Brugge weer te perk waart wilden, alzo ze ook deden. Hij als een valse[fol. C.xcix.v] verrader kwam heimelijk weer uit Kortrijk en ging te Doornik tot de heer van Noyon, hem zeggende. Hij stelde er zijn hals onder geliefde het hem te trekken naar Spier met wapenvolk dat alle die van Brugge zouden er blijven moeten. De heer van Noyon bezorgde bedrogen te worden, maar de andere zei het zo stijf en zei; ; ik zal mee trekkenծ Alzo dat de heer van Noyon met grote macht uitkwam op die van Brugge, maar hij vond ze niet zo bloot, ze schoten met 2 serpentijnen naar de Fransen. Dus zei die heer van Noyon; ԏ verrader, ge wilde me bedriegenծ De ander zeiջՠtrek vrij aan, ge vindt ze zonder hoedeլ alzo hi j ook deed, God ontfermt het. Item, deze verrader teruggekeerd binnen Doornik begeerde van deze valsheid groot loon. Men zei hem vele mooie woorden, maar men gaf hem niet zoveel dat het hem vergenoegde. Dus ten einde stichtte hij enige huizen in brand van Doornik die stonden buiten de barrire. En toen dat gedaan was liep hij naar Rijsel en hij viel weer aan de zijde van Vlaanderen en zei vele leugens die hij in Doornik gedaan had. Item, die van Rijsel hadden wel van de brand gehoord van Doornik. Aldus gingen ze en geloofden ze deze bedrieger zo ver dat mijn heer van Noyon vernam dat deze bedrieger in Rijsel was en hij schreef een brief aan die van Rijsel dat ԥ schuldig waren die boef een kwade dood te laten sterven. Want hij was diegene was die de Bruggenaars verraadde en in het perk te Spier aanbracht, alzo het voorgezegde es En toen die van Rijsel dit verstaan hadden gaven ze het de prins te kennen. En hij werd gevangen en in het onderzoek beleed hij alle waarheid waardoor die verrader was onthoofd en gevierendeeld. Item, in dezelfde tijd deed het garnizoen van Oudenaarde vele belasting op het landvolk daar omtrent gezeten. En het gebeurde dat die van Doornik uitkwamen tot voor Oudenaarde en zochten avontuur want ze moesten het nauw zoeken. En toen ze kwamen voor Oudenaarde trok de kapitein, mijn heer van Luxemburg, tegen de Fransen. En toen ze eruit waren sloten die van Oudenaarde hun poorten dicht en wilden niet dat hun volk het garnizoen ten bate ging. Waarbij het garnizoen te zwak en vele van hen werden er verslagen. En de oorzaak was deze, omdat ze het volk van het wetsgebied van Oudenaarde zelf beroofden van voedsel en andere goederen dat ze naar de stad brachten gelijk of het zelfs Frans geweest waren. Item, in het begin van de maand maart zo kwamen vele Duitse heren nederwaarts onze prins en zijn landen ten bate en ook meer andere heren. En de prins ordonneerde wijs zijn kapiteins. Waarvan dat kapitein-generaal was mijn heer van Synaai. En mijn heer van Santreyn was kapitein van het huisgezin, etc. [De 8ste dag van maart] Item, koning Lodewijk van Frankrijk die zich immer altijd met loosheden behelpen wilde zond zijn geheime boden uit in Vlaanderen belast met brieven, bezegeld en getekend met koningshandtekening die boden hadden last op te trekken bij alle de opperste busschieters die ze Vlaanderen vinden konden als dat ze bij de koning wilden komen en hem dienen, hij zou ze allen grote heren maken, zo ver dat een van deze valse boden kwam bij de aller hoogste busschieter van onze geduchen heer en legde hem deze valsheid voor ogen. En toen deze meester busschieter alle dingen gehoord had gaf hij het geheim onze prins te kennen. Waarom deze valse bode gevangen werd te Gent en gehangen aan een boom, op de 8ste dag van maar en dat was een woensdag. |
[Den.xiij.sten dach van Maerte] Item vp den.xiij.sten dach van Maerte, doe vertrac die hertoge Maximiliaen huyter stede van Ghendt naer Holland, omme aldaer als graue ende prinche ontfaen te sijne Ende vp den seluen tijt waren te Brugghe groote menichte van selueren yuweelen, als cannen, stoopen, ende nappen ghebrocht in dye munte, omme ghelt of te slane, ende [fol. CC.r] dese yuweelen waren van ouden tijden toe behorende den Hertoghe Phelips ende den hertoghe Kaerle salegher ghedachten, want dye Prinche Maximiliaen, moeste ghelt hebben, om sijne orloghe mede te sustinerene. In dese selue maent van Maerte was beghinnen te decken die kercke vanden Willemijnen, byder Ghendt poorte met blaeuwen scaelien. In desen tijt woonde een Ionckman te Duynkercke, ende was daer clocluydere, ghenaemt Ian van Beuere, dye welcke vp sijne clocken speilde alle maniere van ghestelde liedekins, endealle Hymnen, ende Sequencien, Kyrieleyson, ende alle kerckelicke sanghen. Twelcke men daer te voren noeyt ghehoort en hadde, en was een grote nyeuwicheyt, ter eeren van gode. [En.xviij.sten dach van Maerte. Anno.lxxvij] Item swoensdaechs in die goede weke, ende was den.xviij.sten dach van Maerte. Anno.lxxvij.doe wijede Ferricus, bisschop vanDoornicke het helich Crisma in onser vrauwen kercke te Brugghe inden choor, twelc men te Doornicke pleicht te doene, maer midts der orloghe, soe en wilde dye Bisschop te Doornicke niet wesen. [Den.xxi.sten dach van maerte.Anno.lxxvij] Item als de prinche aldus te Hollant waert was, soe begonsten dye fransoysen weder haer haerde huyt te steken, endequamen.C.L.carren met vitaelgien, elc met eenen peerde te Doornicke, maer sy reden omme, om daer te gherakene. Maer mijn heere van Meerwede, sloucher inne van achteren, endecreech wel die.L.carren, ende daer bleuer vele doot endeghewont aen beeden sijden. Ende dit was ontrent den.xxi.stendach van maerte.Anno.lxxvij. Item als dye Hertoghe Maximiliaen vertrac huyt Ghendt, hi quam te Bouchoute, maer het was altoos so stormelic wedere, dat die scippers niet auentueren en drosten ouer te varene. Maer ten sijne si voeren ouere, ende quamen te Vlissinghe aen landt. Ende dye prinche was gheleet in tcasteel te Zouburch, daer hi blijdelic ontfanghen was van die van Middelburch. Endedye Prinche daer rustende, daer quamen bi hem ghedeputeirde van Hollandt, ende si baden hem dat hy eerst in Hollandt trecken wilde, ende daer tlant besweeren, ghemerct dattet recht was, ende soe van ouden tijden behoorde te sijne. Maer mijn heere Lodewijck vanden Gruythuyse die seyde huyter name vanden Prinche. Aenghesien dat die prinche in Zeelant was, ende dattet so stormelic ende moeyelic weder was, ende oock mede dat hem haestelic behoufde te keerene ten lande van Vlaendren waert, te Henegauwe, ende te Artoys, ende de Brabandt, om dye landen te beschermene yegens den coninc van Vranckerijcke, so badt hy den ghedeputeirden van Holland, dat sijt als doe in gheene verminderthede nemen en wildenmaer pacientich sijn, dat hi in Middelburch commen soude, ende aldaer tlant van Walcheren besweeren. Ende dese ghedeputeirde alle nootsaken aensiende, si waren te vreden. Aldus quam die Prinche binnen Middelburch, in die maent van Maerte, ende al daer dede hi sijnen eedt ouer tlant van Walcheren, ontrent der noene. [Den.xxvi.sten dach van Maerte] Item ontrent den.xxvi.sten dach van Maerte quamen dye vanDoornicke te Ronche, ende si wonnen die plecke van Ronche, tvolc verslaende, ende vanghende, ende stelden Ronche in gloede. Ende dye van Ronche stelden hem vromelick ter weere, maer sy waren huytghedreuen ende versleghen. Daer naer maecten die van Ronche weder hooft metsgaders eenen man van Gendt, gheheeten die gheest, die welcke capiteyn was vander groen tente, ende sy deden soe vele vromicheden, dat si dye Fransoysen huyt Ronche verdreuen, ende slougher grote menichte doot, so datmen die dooden van wel een mijle varre ligghende. Ende al den roof was hem lieden ghenomen, want tgarnisoen van Henegauwe quam vander eender sijde den vlaminghen ter bate. Ende van onser sijde bleuen ontrent.xvi.mannen, ende eyndelick die vlaminghen midts die van Henegauwe die behilden tvelt. Maer Ronche was eerst verbarrent. Ende binnen Doornicke was doe groote aermoede ende ghebrec van leiftocht, van barnijnghe, van foraedgie, van soute, van coorne, ende van ander vytaelgie. [Den laetsten dach van Maerte.Anno.lxxvij] Item vp den laetsten dach van Maerte.Anno.lxxvij.so trac die Prinche Maximiliaen in Hollant, omme tlant daer in rechten [fol. CC.v] te stellene. Ende die drie leden vanden lande van Vlaendren die trocken bi hem te Dordrecht, ende quamen bi hem ten daghe, als bouen omme den prinche te bidden dat hi commen wilde, endehem haesten te Vlaendren waert also hy beloeft hadde, want die Fransoysen dede seer groot ghewelt vp Vlaendren. |
[De 13de dag van maart] Item, op de 13de dag van maart doen vertrok hertog Maximiliaan uit de stad Gent naar Holland om aldaar als graaf en prins ontvangen te worden. En op dezelfde tijd waren te Brugge grote menigte van zilver, juwelen als kannen, stopen en nappen gebracht in de munt om er geld van te slaan, en [fol. CC.r] deze juwelen behoorden van oude tijden toe aan hertog Filips en hertog Karel zaliger gedachtenis, want prins Maximiliaan moest geld hebben om er zijn oorlog mee te ondersteunen. In dezelfde maand maart was begonnen te dekken de kerk van de Willemijnen bij de Gent poort met blauwe schalies. In deze tijd woonde een jonkman te Duinkerke en was daar klokkenluide, genaamd Ian van Beveren, die op zijn klokken speelde alle soorten van gestelde liefjes en alle hymnen en opeenvolgend Kyrie eleyson en alle kerkelijke gezangen. Wat men daar tevoren nooit gehoord had en was een grote nieuwigheid ter ere van God. [En 18de dag van maart anno 1477] Item, woensdag in de goede week en was de 18de dag van maart anno 1477 toen wijde Ferricus, bisschop van Doornik, het heilig chrisma in onze Vrouwe kerk te Brugge in het koor wat men te Doornik plag te doen maar mits de oorlog zo wilde de bisschop niet in Doornik wezen. [De 21ste dag van maart anno 1477] Item, toen de prins aldus te Holland waart was zo begonnen de Fransen weer uit te trekken en kwamen 1450 karren met voedsel en elk met een paard te Doornik, maar ze reden om om daar te geraken. Maar mijn heer van Merwede sloeg erin van achteren en kreeg wel die 50 karren en daar bleven er velen door en gewond aan beide zijden. En dit was omtrent de 21ste dag van maart anno 1477. Item, toen hertog Maximiliaan vertrok uit Gent kwam hij te Boekhout, maar het was toen zoՠn stormachtig weer dat de schippers het niet avonturen durfden over te varen. Maar tenslotte voeren ze over en kwamen te Vlissingen aan land. En de prins was geleid in het kasteel te Souburcht waar hij blijde ontvangen was van die van Middelburg. En de prins rustte daar en daar kwamen bij hem gedeputeerden van Holland en ze baden hem dat hij eerst in Holland trekken wilde en daar het land bezweren, gemerkt dat het recht was en zo van oude tijden behoorde te zijn. Maar mijn heer Lodewijk van de Gruijthuijsen die zei uit de naam van de prins; ԁangezien dat de prins in Zeeland was en dat het zoՠn stormachtig en moeilijk weer was en ook mede dat hij haastig behoefde te keren naar het land van Vlaanderen tot Henegouwen en te Artois Brabant om die landen te beschermen tegen de koning van Frankrijk zo bad hij de gedeputeerden van Holland dat ze het toen als geen vermindering wilden nemen maar geduldig zijn en dat hij in Middelburg komen zou en aldaar het land van Walcheren bezweren. En deze gedeputeerden zagen alle noodzaken aan en waren tevreden. Aldus kwam de prins binnen Middelburg in de maand maart en aldaar deed hij zijn eed over het land van Walcheren omtrent de noen. [De 26ste van maart] Item, omtrent de 26ste dag van maart kwamen die van Doornik te Ronche en ze wonnen de plek Ronche en versloegen het volk en vingen en stelden Ronche in gloed. En die van Ronche stelden zich dapper te verweer, maar ze werden eruit gedreven en verslagen. Daarna maakten die van Ronche weer een hoofd mitsgaders een man van Gent, geheten de Gheest, die kapitein was van de groene tent en ze deden zoveel dapperheid dat ze de Fransen uit Ronche verdreven en sloegen een grote menigte dood zodat men de doden van wel een mijl ver zag liggen. En alle roof was hen genomen want het garnizoen van Henegouwen kwam van de ene zijde de Vlamingen te baat. En van onze zijde bleven omtrent 16 mannen en tenslotte behielden de Vlamingen mits die van Henegouwen het veld. Maar Ronche was eerst verbrand. En binnen Doornik was toen grote armoede en gebrek van leeftocht, van brandstof, van zout, koren en ander voedsel. [De laatste dag van maart anno 1477] Item, op de laatste dag van maart anno 1477 zo trok prins Maximiliaan in Holland het land daar in recht [fol. CC.v] te stellen. En de drie leden van het land van Vlaanderen die trokken bij hem te Dordrecht, en kwamen bij hem te dag als boven om de prins te bidden dat hij komen wilde en zich haasten naar Vlaanderen, alzo hij beloofd had, want de Fransen deden zeer groot geweld op Vlaanderen. |
[Den.xiij.sten dach van Maerte] Item vp den.xiij.sten dach van Maerte, doe vertrac die hertoge Maximiliaen huyter stede van Ghendt naer Holland, omme aldaer als graue ende prinche ontfaen te sijne Ende vp den seluen tijt waren te Brugghe groote menichte van selueren yuweelen, als cannen, stoopen, ende nappen ghebrocht in dye munte, omme ghelt of te slane, ende [fol. CC.r] dese yuweelen waren van ouden tijden toe behorende den Hertoghe Phelips ende den hertoghe Kaerle salegher ghedachten, want dye Prinche Maximiliaen, moeste ghelt hebben, om sijne orloghe mede te sustinerene. In dese selue maent van Maerte was beghinnen te decken die kercke vanden Willemijnen, byder Ghendt poorte met blaeuwen scaelien. In desen tijt woonde een Ionckman te Duynkercke, ende was daer clocluydere, ghenaemt Ian van Beuere, dye welcke vp sijne clocken speilde alle maniere van ghestelde liedekins, endealle Hymnen, ende Sequencien, Kyrieleyson, ende alle kerckelicke sanghen. Twelcke men daer te voren noeyt ghehoort en hadde, en was een grote nyeuwicheyt, ter eeren van gode. [En.xviij.sten dach van Maerte. Anno.lxxvij] Item swoensdaechs in die goede weke, ende was den.xviij.sten dach van Maerte. Anno.lxxvij.doe wijede Ferricus, bisschop vanDoornicke het helich Crisma in onser vrauwen kercke te Brugghe inden choor, twelc men te Doornicke pleicht te doene, maer midts der orloghe, soe en wilde dye Bisschop te Doornicke niet wesen. [Den.xxi.sten dach van maerte.Anno.lxxvij] Item als de prinche aldus te Hollant waert was, soe begonsten dye fransoysen weder haer haerde huyt te steken, endequamen.C.L.carren met vitaelgien, elc met eenen peerde te Doornicke, maer sy reden omme, om daer te gherakene. Maer mijn heere van Meerwede, sloucher inne van achteren, endecreech wel die.L.carren, ende daer bleuer vele doot endeghewont aen beeden sijden. Ende dit was ontrent den.xxi.stendach van maerte.Anno.lxxvij. Item als dye Hertoghe Maximiliaen vertrac huyt Ghendt, hi quam te Bouchoute, maer het was altoos so stormelic wedere, dat die scippers niet auentueren en drosten ouer te varene. Maer ten sijne si voeren ouere, ende quamen te Vlissinghe aen landt. Ende dye prinche was gheleet in tcasteel te Zouburch, daer hi blijdelic ontfanghen was van die van Middelburch. Endedye Prinche daer rustende, daer quamen bi hem ghedeputeirde van Hollandt, ende si baden hem dat hy eerst in Hollandt trecken wilde, ende daer tlant besweeren, ghemerct dattet recht was, ende soe van ouden tijden behoorde te sijne. Maer mijn heere Lodewijck vanden Gruythuyse die seyde huyter name vanden Prinche. Aenghesien dat die prinche in Zeelant was, ende dattet so stormelic ende moeyelic weder was, ende oock mede dat hem haestelic behoufde te keerene ten lande van Vlaendren waert, te Henegauwe, ende te Artoys, ende de Brabandt, om dye landen te beschermene yegens den coninc van Vranckerijcke, so badt hy den ghedeputeirden van Holland, dat sijt als doe in gheene verminderthede nemen en wildenmaer pacientich sijn, dat hi in Middelburch commen soude, ende aldaer tlant van Walcheren besweeren. Ende dese ghedeputeirde alle nootsaken aensiende, si waren te vreden. Aldus quam die Prinche binnen Middelburch, in die maent van Maerte, ende al daer dede hi sijnen eedt ouer tlant van Walcheren, ontrent der noene. [Den.xxvi.sten dach van Maerte] Item ontrent den.xxvi.sten dach van Maerte quamen dye vanDoornicke te Ronche, ende si wonnen die plecke van Ronche, tvolc verslaende, ende vanghende, ende stelden Ronche in gloede. Ende dye van Ronche stelden hem vromelick ter weere, maer sy waren huytghedreuen ende versleghen. Daer naer maecten die van Ronche weder hooft metsgaders eenen man van Gendt, gheheeten die gheest, die welcke capiteyn was vander groen tente, ende sy deden soe vele vromicheden, dat si dye Fransoysen huyt Ronche verdreuen, ende slougher grote menichte doot, so datmen die dooden van wel een mijle varre ligghende. Ende al den roof was hem lieden ghenomen, want tgarnisoen van Henegauwe quam vander eender sijde den vlaminghen ter bate. Ende van onser sijde bleuen ontrent.xvi.mannen, ende eyndelick die vlaminghen midts die van Henegauwe die behilden tvelt. Maer Ronche was eerst verbarrent. Ende binnen Doornicke was doe groote aermoede ende ghebrec van leiftocht, van barnijnghe, van foraedgie, van soute, van coorne, ende van ander vytaelgie. [Den laetsten dach van Maerte.Anno.lxxvij] Item vp den laetsten dach van Maerte.Anno.lxxvij.so trac die Prinche Maximiliaen in Hollant, omme tlant daer in rechten [fol. CC.v] te stellene. Ende die drie leden vanden lande van Vlaendren die trocken bi hem te Dordrecht, ende quamen bi hem ten daghe, als bouen omme den prinche te bidden dat hi commen wilde, endehem haesten te Vlaendren waert also hy beloeft hadde, want die Fransoysen dede seer groot ghewelt vp Vlaendren. |
[De 13de dag van maart] Item, op de 13de dag van maart doen vertrok hertog Maximiliaan uit de stad Gent naar Holland om aldaar als graaf en prins ontvangen te worden. En op dezelfde tijd waren te Brugge grote menigte van zilver, juwelen als kannen, stopen en nappen gebracht in de munt om er geld van te slaan, en [fol. CC.r] deze juwelen behoorden van oude tijden toe aan hertog Filips en hertog Karel zaliger gedachtenis, want prins Maximiliaan moest geld hebben om er zijn oorlog mee te ondersteunen. In dezelfde maand maart was begonnen te dekken de kerk van de Willemijnen bij de Gent poort met blauwe schalies. In deze tijd woonde een jonkman te Duinkerke en was daar klokkenluide, genaamd Ian van Beveren, die op zijn klokken speelde alle soorten van gestelde liefjes en alle hymnen en opeenvolgend Kyrie eleyson en alle kerkelijke gezangen. Wat men daar tevoren nooit gehoord had en was een grote nieuwigheid ter ere van God. [En 18de dag van maart anno 1477] Item, woensdag in de goede week en was de 18de dag van maart anno 1477 toen wijde Ferricus, bisschop van Doornik, het heilig chrisma in onze Vrouwe kerk te Brugge in het koor wat men te Doornik plag te doen maar mits de oorlog zo wilde de bisschop niet in Doornik wezen. [De 21ste dag van maart anno 1477] Item, toen de prins aldus te Holland waart was zo begonnen de Fransen weer uit te trekken en kwamen 1450 karren met voedsel en elk met een paard te Doornik, maar ze reden om om daar te geraken. Maar mijn heer van Merwede sloeg erin van achteren en kreeg wel die 50 karren en daar bleven er velen door en gewond aan beide zijden. En dit was omtrent de 21ste dag van maart anno 1477. Item, toen hertog Maximiliaan vertrok uit Gent kwam hij te Boekhout, maar het was toen zoՠn stormachtig weer dat de schippers het niet avonturen durfden over te varen. Maar tenslotte voeren ze over en kwamen te Vlissingen aan land. En de prins was geleid in het kasteel te Souburcht waar hij blijde ontvangen was van die van Middelburg. En de prins rustte daar en daar kwamen bij hem gedeputeerden van Holland en ze baden hem dat hij eerst in Holland trekken wilde en daar het land bezweren, gemerkt dat het recht was en zo van oude tijden behoorde te zijn. Maar mijn heer Lodewijk van de Gruijthuijsen die zei uit de naam van de prins; ԁangezien dat de prins in Zeeland was en dat het zoՠn stormachtig en moeilijk weer was en ook mede dat hij haastig behoefde te keren naar het land van Vlaanderen tot Henegouwen en te Artois Brabant om die landen te beschermen tegen de koning van Frankrijk zo bad hij de gedeputeerden van Holland dat ze het toen als geen vermindering wilden nemen maar geduldig zijn en dat hij in Middelburg komen zou en aldaar het land van Walcheren bezweren. En deze gedeputeerden zagen alle noodzaken aan en waren tevreden. Aldus kwam de prins binnen Middelburg in de maand maart en aldaar deed hij zijn eed over het land van Walcheren omtrent de noen. [De 26ste van maart] Item, omtrent de 26ste dag van maart kwamen die van Doornik te Ronche en ze wonnen de plek Ronche en versloegen het volk en vingen en stelden Ronche in gloed. En die van Ronche stelden zich dapper te verweer, maar ze werden eruit gedreven en verslagen. Daarna maakten die van Ronche weer een hoofd mitsgaders een man van Gent, geheten de Gheest, die kapitein was van de groene tent en ze deden zoveel dapperheid dat ze de Fransen uit Ronche verdreven en sloegen een grote menigte dood zodat men de doden van wel een mijl ver zag liggen. En alle roof was hen genomen want het garnizoen van Henegouwen kwam van de ene zijde de Vlamingen te baat. En van onze zijde bleven omtrent 16 mannen en tenslotte behielden de Vlamingen mits die van Henegouwen het veld. Maar Ronche was eerst verbrand. En binnen Doornik was toen grote armoede en gebrek van leeftocht, van brandstof, van zout, koren en ander voedsel. [De laatste dag van maart anno 1477] Item, op de laatste dag van maart anno 1477 zo trok prins Maximiliaan in Holland het land daar in recht [fol. CC.v] te stellen. En de drie leden van het land van Vlaanderen die trokken bij hem te Dordrecht, en kwamen bij hem te dag als boven om de prins te bidden dat hij komen wilde en zich haasten naar Vlaanderen, alzo hij beloofd had, want de Fransen deden zeer groot geweld op Vlaanderen. |
Dit gheschiede binnen den iare van.lxxviij. ITem twas gheordonneirt dat men duytsche saudenieren hueren soude, omme die oorloghen te sustineirene. Maer tvolc van Brugghe, iae die meeste menichte en wilden daer toe gheen ghelt gheuen, maer si seyden datmen tvolck nemen soude dat in diueersche plecken van Vlaendren verdreuen was, ende hemlieden wel betalen, maer sy en wilden gheen ander volc hebben ghenomen dan vlaminghen. Item seyden ooc die Dekens van Brugghe, datter gheen minne in bringhen en soude, dat die van Ghendt selue huyt trecken souden, ende dat die van Brugghe vreimde lieden huyt seyndensouden. Vp welcke questie eene vergaderinghe ghehouden was, tsaterdaechs naer paesschen.Anno.lxxviij. Ende tsanderdaechs daer naer waren dambochten weder vergadert vp tselue stic, maer tvolc van Brugghe en wilde gheen vreimde saudeniers, ende si en wilden gheen fault yemende gheuen dan vlaminghen, ende si wilden tghelt weder ghekeert hebben dat ghegheuen was om die duytschen te betalene. [Den derden dach van April en den.viij.sten dach van April] Vp den derden dach van April was begrauen meester Heyndric rutere een weerdich doctuer in Theologyen. Vp den.viij.sten dach van April quamen die van Lens endevander Basseye, ende quamen van Doornicke, voor dye stede van Rijssele, daer mijn here Daneel van Meerrewe metten garniesoene van Rijssele teghen trac, daer seere gheuochtenwas. Ende daer bleuen versleghen bedt dan drie hondert persoonen, ende wel.lx.fransoysen warer gheuanghen. Ende van onsen lieden bleuer maer.vi.doot. [Den.x.sten dach van April.Anno lxxviij] Item vp den.x.sten dach van April.Anno lxxviij.ghinc inne het groot aflaet te brugghe, gheseyt het iaer van gracien endegheduerde totten.v.sten dach van Wedemaent, ende dien dach al elc mensche gheuende also vele als hi binnen eender weke verteeren soude in spijse ende in drancke. Dies moeste elc mensche visiteren die.vij.kercken.viij.daghen lanc gheduerende. Ende dye van buyten der stede waren, die souden ontstaen met drie daghen te gane. Dit waren die seuen kercken. Eerst onser vrauwen kercke Sint Saluators kercke Sinte Donaes kercke Sint Iacobs kercke Sint Gillis kercke Sinte Wouburghen kercke Sinte Cruys kercke buyten Brugghe Ende dese gracie gaf die paeus Sixtus die vierde, omme der orloge wille die tusschen Vranckerijcke ende Vlaendren was, soe dat menich mensche te Roome nyet gaen en mochte, twelc een groot confoort was voor meneghen groten sondare. [Den.xx.sten dach van April] Item vp den.xx.sten dach van April doe leden duer die stede van Brugghe.viijc.mannen te peerde int vulle harnasch, die welcke personen hadden elc een swarte bende van lakene, met eender witter.B.ghecroont ende besaeyt met gheluwe sint andries cruycen, die welcke.viijc.personen huyt ghesonden waren huyter name vander stede van Brugge, ende haerlieder capiteyn was mijn here van Bryane. Maer die bastaert van Simpol die bleef den dienst vuldoende in die orloghe ende vp tvelt, byden.iij.coninghen buyten Brugge. Daer waren si alle betaelt van eender maent te voren, ten coste vander stede vanBrugghe, ende sy quamen ter cruyspoorte inne, daer die Burchmeesters van Brugghe voren reden, ende deden gheleede tvolc van wapenen tot buyten der smedepoorte. Twelc gheselschip seer schone om sien was, want het warenhuytghelesen mannen huyt Henegauwe, huyt Artois huyt Vlaendren, ende ooc sommeghe duytschen, ende was al volc dat wel ter wapene ghewuene was. Ende dese trocken sterckelic yeghen dye fransoysen. [Den.xxi.sten dach van April] Vp den.xxi.sten dach van April, ende was dijsendach, so quam me vrauwe van [fol. CC.i.r] Bourgoengien Marie in Brugghe sittende in eenen osbare alleene, met een cleen maechdekin in haren schoot, ende al haer ioncfrauwen volchden haer in rijckelicke waghenen ende si was gheacompaengiert met vele heren ende vrauwen, ende quam van Ghendt. [Den.xxiiij.sten dach van April.Anno.lxxviij] Als die hertoghe Maximiliaen in Holland ende in Zeelandt gheweist hadde, ende als die Prinche beede dye landenbesworen hadde, doe trac hi ouer naer Antwerpen, ende die vanGhendt trocken met state metten Prinche tot Antwerpen toe, ende baden den prinche dat hi met hem lieden te Ghendt waert wilden commen, also hi dede. Ende dat was om tcommuyn van Ghent te payene, of si souden anderwaeruen een wapeninge ghemaeckt hebben. Ende die prinche binnen Ghendt commende, hi wasser eerlic ontfanghen. Ende met vele soete woorden totten volcke sprekende, so stelde hijse te vreden, ende bleef dien nacht te Ghendt. Ende die van Ghendt hadden wel ghewilt dat die Princersse van haren eersten kinde gheleghen hadde te Ghendt. Maer die prinche seyde dat die heren vanden Toysoene nyet en waren vanden auijse. Ende die van Ghendt hadden wel ghewilt dat die prinche sijn Toysoen te Ghendt ghehouden hadde. Maer dye prinche die seyde, dat die heren vandenToysoene ghesloten hadden datment te Brugge houden soude, ende dat om sekere causen, also dat die van Ghendt ghepaeyt waren. Ende hi quam van daer te Brugge, daer hi sauents in quam met toortsen, vp den.xxiiij.sten dach vanApril.Anno.lxxviij.met schonen state, ende met sijnentrompetten voor hem, ende sijne Heraulten alle vercleet met wapenrocken van sijnen landen, ende daer naer quam hi ghereden tusschen sijne Artchiers, die neffens hem te voet ghinghen, maer sy en hadden noch gheen selueren iorneyen naer dhoude costume. Van welcker incomste die van Brugghe seere grootelick verblijt waren, alst recht was. Item in desen seluen tijt so was een tractiet van paeyse ghemaect tusschen den hertoghe Maximiliaen voorseyde, endeden Zwitsen. Maer die Zwitsen wilden dat die vpperste stede vanalle den landen die die Prinche aen vrau Marie sijne geselnede behuwet hadde haren seghele aen tvoorseyde tractiet hanghensouden, in teekene van paeyse, als nemmer meer wrake te doene van hertoghe karels doot. Ende daer omme trac die prinche van Antwerpen ouer Ghendt, ende hi ghinck selue in die Schepen camere hare seghelinghe begheerende. Maer die vanGhendt seyden dat si eerst met die van Brugghe spreken wilden. aldus quamen die van ghendt te Brugghe, ende daer was die seghelinghe vanden Zwitsen gheconsenteirt bi vriendelickheden. |
Dit geschiedde binnen het jaar 1478. Item, er was geordonneerd dat men Duitse soldaten huren zou om de oorlog te ondersteunen. Maar het volk van Brugge, ja, de grootse menigte wilden daartoe geen geld geven, maar ze zeiden dat men het volk nemen zou dat in diverse plekken van Vlaanderen verdreven was en hen goed betalen, maar ze wilden geen ander volk hebben genomen dan de Vlamingen. Item, zeiden ook de dekens van Brugge dat er geen minder inbrengen zouden en dat die van Gent zelf uittrekken zouden en dat die van Brugge vreemde lieden uitzenden zouden. Op die kwestie was een vergadering gehouden zaterdags na Pasen anno 1478. En de volgende dag daarna waren de ambachten weer vergaderd op hetzelfde stuk, maar het volk van Brugge wilde geen vreemde soldaten en ze wilden geen schuld iemand geven dan Vlamingen en ze wilden het geld teruggekeerd hebben dat gegeven was om de Duitsers te betalen. [D 3de dag van april en de 8ste dag van april] Op de 3de dag van april was begraven meester Heyndric Rutere. een waardige doctor in theologie. Op de 8ste dag van april kwamen die van Lens en van de Basseie en kwamen van Doornik voor de stad Rijsel waar mijn heer Daneel van Merwede met het garnizoen van Rijsel tegen trok waar zeer gevochten werd. En daar bleven verslagen meer dan 300 personen en wel 60 Fransen waren er gevangen. En van onze lieden bleven er maar 6 dood. [De 10de dag van april anno 1478] Item, op de 10de dag van april anno 1478 ging in de grote aflaat te Brugge en het jaar van gratie genoemd en duurde tot de 5de dag van juni en die dag moest elk mens geven alzo veel als hij binnen een week verteren zou in spijs en in drank. Dus moest elk mens bezoeken de 7 kerken 8 dagen lang durend. En die van buiten de stad waren zie zouden voldoen met drie dagen te gaan. Dit waren de zeven kerken. Eerst onze Vrouwe kerk Sint Salvator kerk Sint Donaas kerk Sint Jacobs kerk Sint Gillis kerk Sint Walburga kerk Sint Kruiskerk buiten Brugge En deze gratie gaf paus Sixtus de vierde vanwege de oorlog die tussen Frankrijk en Vlaanderen was zodat menig mens niet naar Rome mocht gaan wat een groot comfort was voor menige grote zondaar. [De 20ste dag van april] Item, op de 20ste dag van april toen gingen door de stad Brugge 800 mannen te paard in volle harnas en die hadden elk een zwarte band van laken met een witte B gekroond en bezaaid met gele Sint Andries kruisen, die 700 personen waren uitgezonden uit de naam van de stad Brugge en hun kapitein was mijn heer van Bryane. Maar de bastaard van Saint-Pol die bleef de dienst voldoen in die oorlog en op het veld bij de 3 koningen buiten Brugge. Daar werden ze allen betaald van een maand tevoren en koste van de stad Brugge en ze kwamen bij de Kruispoort binnen waar de burgemeesters van Brugge voorreden en begeleiden het wapenvolk tot buiten de Smedenpoort. Dat gezelschap was zeer mooi om te zien want het waren uitgelezen mannen uit Henegouwen, uit Artois, uit Vlaanderen en ook sommige Duitsers en was al volk dat ter wapen gewoon was. En dezen trokken sterk tegen de Fransen. [De 21ste dag van april] Op de 21ste dag van april en dat was dinsdag zo kwam mevrouw van [fol. CC.i.r] Bourgondie Marie in Brugge zitten in een draagstoel alleen met een klein maagdje op haar schoot en al haar jonkvrouwen volgden haar in rijke wagens en ze was begeleid met vele heren en vrouwen en kwam van Gent. [De 24ste dag van april anno 1478] Toen hertog Maximiliaan in Holland en in Zeeland geweest was en als prins beide landen bezworen had toen trok hij over naar Antwerpen, en die van Gent trokken met staat met de prins tot Antwerpen toe en baden de prins dat hij met hen te Gent waart wilde komen, alzo hij deed. En dat was om de gemeente van Gent te paaien of ze zouden andermaal een wapening gemaakt hebben. En toen de prins binnen Gent kwam werd hij fatsoenlijk ontvangen. En sprak met vele lieve woorden tot het volk en zo stelde hij ze tevreden en bleef die nacht te Gent. En die van Gent hadden wel gewild dat de prinses van haar eerste kind gelegen had te Gent. Maar de prins zei dat de heren van het gulden vlies niet van dat advies waren. En die van Gent hadden wel gewild dat de prinszijn gulden vlies te Gent gehouden had. Maar de prins zei dat de heren van het gulden vlies besloten hadden dat men het te Brugge houden zou en dat om zekere oorzaken alzo dat die van Gent gepaaid waren. En hij kwam vandaar te Brugge waar hij ճ avonds binnen kwam met toortsen op de 24ste dag van april anno 1478 met een mooie staat en met zijn trompetters voor hem en zijn herauten allen gekleed met wapenrokken van zijn landen en daarna kwam hij gereden tussen zijn boogschutters die neffens hem te voet gingen, maar ze hadden nog geen zilveren wapenrokken naar het oude gebruik. Van inkomst waren die van Brugge zeer erg verblijd, zoals het recht was. Item, in dezelfde tijd zo was een traktaat van vrede gemaakt tussen hertog Maximiliaan en de Zwitsers. Maar de Zwitsers wilden dat de opperste stad van alle landen die de prins aan vrouw Marie, zijn gezellin, behuwd had haar zegel aan dat traktaat zou hangen als teken van vrede als nimmermeer wraak te doen van de dood van hertog Karel. En daarom trok de prins van Antwerpen over Gent en hij ging zelf in de schepenkamer en begeerde haar zegel. Maar die van Gent zeiden dat ze eerst met die van Brugge spreken wilden, aldus kwamen die van Gent te Brugge en daar was de bezegeling van de Zwitsers toegestemd met vriendelijkheid. |
[Den.xxv.sten dach van April.Anno.lxxviij.ende was Sinte Marcx dach] Item in tselue iaer vp den.xxv.sten dach van April.Anno.lxxviij.ende was Sinte Marcx dach, doe gheuiel een wonderlicke bloetstortinghe binnen der stede van Florencen, ende dat al om tbouen sitten van diueerschen gheslachten, die ten voorseyde daghe quamen wel ghewapent, ende groot volcke met hem lieden brijnghende. Die Cardenael van Advincla Petri ende die bisschoppen van Pijsen waren binnen der stede al ghewapent ende voorsien omme doot te slane, het geslachte vanCosme ende Medecys, ende sy sloughen doot grote menichte vanharen volcke, soe varre dat tgheslachte van Medecys hem seere sterckelick te weere stelden, metsgaders dye hulp vanden commune, ende si versloughen hare vyanden, ende vijnghen den Cardenael voorseyde, ende ooc den Bisschop. Ende waren daer naer gheiusticiert, ende velde vanden anderen waren ghehangen metten hoofde nederwaert als valsche verraders. Want si quamen om die stede van Florencen te beroouene, endete destrueirene. Item als dye Hertoghe Maximiliaen te Brugghe in quam ten daghe voorseyde, so quam met hem een ionghelinc te peerde in tvulle harnasch, ghehelt ende met een glauye in die handt, ende sijn peert was verdeckt met eender couuertuere van ledere, ende beschildert met traelgyen, daer een ionghelinc in ghesloten was, ende een ioncfrauwe hem dye hant biedende. Ende daer stont ghescreuen. Ie suys trauelgies. Ende dese ionghelinck hiet Honoratus, ende hi was een vroom man van wapenen. Hi hadde den coninck van Vranckerijcke ontboden dat hy quade cause ende onrecht hadde yeghen onser princerssen landen, maer dat dye voorseyde Princersse goede cause ende goet [fol. CC.i.v] recht hadde haer landen te beschuddene, ende haer seluen te verweeren, ende dat wilde hi in eenen camp tusschen twee sonneschijnen bewijsen yegens eenen edelen fransoys, die die coninc yeghen hem stellen wilde. Item die coninck van Vranckerijcke gaf desen Honoratus vry gheleede omme te commene Tatrecht, ende daer sijnen camp te vulcommene yeghens eenen fransoys dye hi hem leueren soude. Ende dit was dye cause dat die voorseyde Honoratus reedt in sijn vulle harnasch voor den prinche, daer hi orlof aen nam, ende track tot sijnder dachuaert waert. Ende tes waer dat daer te voren een fransoys quam bi saufconduyte voor dye stede van Valenchiene, ende hi begheerde te rijdene met scherpen glauyen teghens eenen Bourgoengien. Te wetene wie dat den anderenvan leuenden lijue ter doot broche, die soude daer mede winnen peert ende harnasch. Ende die fransoys dye coos huyt seuen Bourgoengien. Emmer dese voorseyde Honoratus aenghinck den Camp, ende ghecreech dye victorie yeghens den voorseydefransoys, want hi hem met sijnder lanchie duerreedt. Dies wan hi sijn peert ende harnasch als voorseyde es. Ontrent den seluen tijt was een wonderlic dinc ghesien in Vranckerijcke, van Lyons sur la Rone totter stede van Orlyens gheleden. Daer worden alle die wijngaerden verbrandt vanden ongheweirte. Ende in sghelijcx bedarf al tcoorne dat daer ontrent vp tvelt stont. Voort was daer een eertbeuijnghe wel.viij.daghen lanck. Voort soe sachmen groot volck van wapenen commen in die lucht, al of si die gheheele weerelt te nieten ghedaen souden hebben. Ende nyement en wiste vanwanen dat si quamen, noch waer dat sy weder beuoeren, twelck een wonderlic teeken was. Item noch bouen desen so quam een capiteyn ghereden huyt Vranckerijcke vanden fransoysen, daer hy een schaepherder vandt vp een velt by sijnen schapen, ende hy vraechde den schaepherdere of hy gheen broot en hadde. Hi seyde iae hi, ende hi gaf den capiteyn een gheheel broot, maer als men dat broot open sneet, soe lieper root bloet huyte. |
[De 25ste dag van april anno 1478 en was de dag van Sint Marcus] Item, in hetzelfde jaar op de 25ste dag van april anno 1478 en was op Sint Marcus dag die gebeurde er een wonderlijke bloedstorting binnen de stad Florence en dat al om het boven zitten van diverse geslachten die op die dag goed gewapend kwamen en brachten groot volk met hen. De kardinaal van Advincla Petri (Petrus in ketens) en de bisschoppen van Pisa waren binnen de stad geheel gewapend en voorzien om dood te slaan het geslacht van Cosmo en Medici en ze sloegen een grote menigte van hun volk dood, zo ver dat het geslacht van de Medici zich zeer sterk te verweer stelden, mitsgaders de hulp van de gemeente en ze versloegen hun vijanden en vingen de kardinaal en ook de bisschop. En waren daarna berecht en velen van de anderen waren gehangen met het hoofd nederwaarts als valse verraders. Want ze kwamen om de stad Florence te beroven en te vernielen. Item, toen hertog Maximiliaan te Brugge binnenkwam zo kwam met hem een jongeling te paard in volle harnas aan met een lans in de hand en zijn paard was bedekt met een bedekking van leer en beschilderd met tralies waarin een jongeling besloten was en een jonkvrouw die hem de hand bood. En daar stond geschreven; ԉe suys trauelgiesծ En deze jongeling heette Honoratus en hij was een dappere man van wapens. Hij had de koning van Frankrijk ontboden dat hij kwade oorzaak en onrecht had tegen te landen van onze prinses, maar dat die prinses goede oorzaak en [fol. CC.i.v] recht ha haar land te behoeden en zichzelf te verweren en dat wilde hij in een kamp tussen tussen twee zon schijnen bewijzen tegen een edele Fransman die koning tegen hem stellen wilde. Item, de koning van Frankrijk gaf deze Honoratus vrijgeleide om naar Atrecht te komen en daar zijn kamp te voldoen tegen een Fransman die hij hem leveren zou. En dit was de oorzaak dat die Honoratus reedt in zijn volle harnas voor de prins waar hij verlof aannam en trok tot zijn rechtszitting waart. En het is waar dat daar tevoren een Fransman kwam bij vrijgeleide voor de stad Valenciennes en hij begeerde te rijden met scherpe lansen tegen een Bourgondier. Te weten, wie dat de andere van levende lijf ter dood bracht die zou daarmee winnen paard en harnas. En die Fransman die koos uit zeven Bourgondiers. Immer ging deze Honoratus het kamp aan en kreeg de victorie tegen de Fransman want hij doorreed hem met zijn lans. Dus won hij zijn paard en harnas. Omtrent dezelfde tijd was een wonderlijk ding gezien in Frankrijk, van Lyon sur la Rhne tot de stad Orleans geleden. Daar werden alle wijngaarde verbrand van het onweer. En in insgelijks bedierf al het koren dat daar omtrent op het veld stond. Voort was daar een aardbeving wel 8 dagen lang. Voort zo zag men groot wapenvolk komen in de lucht alsof ze de hele wereld te niet wilden doen. En niemand wist vanwaar ze kwamen, nog waarheen dat ze gingen, wat een wonderlijk teken was. Item, nog hierboven zo kwam een kapitein gereden uit Frankrijk van de Fransen, waar hij een schaapherder vond op een veld bij zijn schapen en hij vroeg de schaapherder of hij geen brood had. Hij zei, ja hij, en hij gaf de kapitein een heel brood, maar toen men het brood opensneed zo liep er er rood bloed uit. |
Hier naer volcht tbeghinsel vanden Toysoene, ghehouden tsinte Saluators in Brugghe, byden hertoghe Maximiliaen. Anno.lxxviij. ITem in dit selue Iaer, sdaechs voor Meyauent, doe was dye voorkercke van Sinte Saluators, al behanghen metten Tapijten vanden Prinche. Te wetene die edel hystorie van Gedeon. Endeaen bede den sijden wast ghebaelget ende toegheloken, met barderen ouerdect, hanghende met swarten laken vandenthorre tot der Choor duere toe. Ende voor den docsael was ghemaeckt eene viercante staedgie, al ront omme beloken, endebouen waren siedgen ghemaeckt omme die heeren vp te sittene, aen beeden sijden. Voort vp thende ten choore waert, daer stonden twee costelicke setelen, deene hoogher dan dander. Te weten die sijde Noortwaert was die hoochste setele, ende dese staedgie ende setelen voorseyde waren becleet met nyeuwen swarten lakene, also wel onder die voeten als ontrent die setelen, ende den choor vander seluer kercke was seere chierlic behanghen met costelicke tapijtserye. Ende die hemelinghenende voyen vanden ghestoelte dye waren of ghedaen, ende daer was bouen gheleyt een nyeuwe lijste, lancx duere aen beeden sijden, ende lenen ghemaect daermen dye tabernaculen vandenToysoene bouen stelde, om aen te hechtene. Ende den hoghen outaer was rijckelicken verchiert, want daer vp stondendie.xij.Apostelen, die welcke waren van fijnen goude, die den Prinche toebehoorden, ende groot schat weerdich waren. Endedit aldus ghedaen sijnde, so ghebuerdet dat die prinche Maximiliaen dye oordene vanden gulden vliese aen nemen wilde, ende oock Ruddere ghesleghen worden. Aldus dan vp den heleghen Assencioens dach, ende was Meyauent doe begonste men weerdelicke die hoocheyt vanden edelen Toysoene, ende dat in deser manieren. Eerst so quamen die Heraulten alle men nyeuwen wapenrocken, twee en twee te samen. Daer naer dye Herault vanden Toysoene, ende neffens hem was gheleet een [fol. CC.ij.r] schoon ghesadelt peert, al vercleet met swarten lakene totter eerden toe, ende inden sadele lach een gulden cussen, ende daer vp eene nyeuwe swarte huycke, daer dye guldene oorden vp lach, twelck was deerlick om sien, want het beteekende dat die hertoghe kaerle daer vp gheseten soude hebben. Daer naer quam die Tresorier vanden Toysoene meester Ian de gros, daer naer quam die Greffier vanden Toysoene, daer naer die bisschop van Doornicke ende dye president. Daer naer quamen vanNassauwen, mijn heere vanden Gruythuyse, mijn here vanLannoy, mijn here van Rauesteyn. Ende dese hadden alle nyeuwe swarte huycken aen, ende daer vp die oordene vanden Toysoene Ende dese ghinghen in rijckelicke ordonnanchie, endequamen vp die staedgie voorseyde, daer twee schoone steeghers ghemaect waren, deene om vp te commene, ende dandere om ten Choore waert neder te gaene, welcke steeghers ooc al vercleet waren met swarte lakene. Ende dese voorseyde heeren vanden Toysoene aldus bouen sittende, so was vp den hoochsten stoel weerdelic gheleyt een nyeuwe swarte huycke, ende daer vp dye oordene vanden gulden Vlyese, dye welcke brochte eerlic voor sijne borst dye Herault vanden Toysoene, ghedaen sijnde van den peerde voorseyde. Ende dat neder gheleyt hebbende, hi knielder weerdelic voren, ende bleeffer duergaens neffens staende, maer die voorseyde heren vander oordene ghinghenweder of, ende si haelden den Prinche ter kercken waert, dye welcke quam met schoonen state metten Bisschop van Mets, ende met eenen Legaet, in die presentie van vele gheestelicke prelaten, als den Abt vanden Eechoute, den Abt vanden Dunen, den Abt vander Doest, van sint Andries, ende meer andere. Endedie prinche hadde aen eenen selueren keerle, ende hi ghinck bouen sitten in den nedersten stoel, daer een swart gulden cussen in lach, ende sijn sweert dragher stont inden middele met eenen costelicken sweerde metter scheede, altoos metten blooten hoofde. Ende doe ghinghen die heren vanden Toysoene weder sitten aen beeden sijden, elck in sijn plaetse. Ende daer dede die Bisschop van Doornicke een Sermoen, wel een huere lanc gheduerende. Ende daer naer mijn here die President dede ooc een lanc relaes dat schone was. Ende al dit gheeyndt sijnde, so spraken die heeren vanden Toysoene te samen, ende daer in dyen raet stonden si alle metten blooten hoofde voor tcruyce. Ende die Prinche trac tsweert huyter scheede, ende hi gaft mijn heere van Rauesteyn in die hant, ende hi knielde nedere ende mijn heere van Rauesteyn gaf hem den Rudderslach. Ende dat ghedaen sijnde, die Bisschop van Doornicke dede hem daer den eersten eedt doen, aengaende den Rudderschepe. Ende doe ghinghen mijn heere van Rauesteyn ende mijn here van Lannoy inden Choor, ende si haelden den bouck metter Euangelien, ende dat heleghe cruyce, ende gauent den Prinche te cussene, ende doe ghinghen die heeren vanden Toysoene alleen inden choor, hare swarten huycken of doende, ende die prinche ghinc mede, ende sy quamen weder bouen, alle ghelijc met peersche fluweelen heucken, costelick gheboort van goude, ende ghinghen weder sitten elck in sijn plaetse, ende die prinche was doe ghestelt inde vppersten setele, oock ghecleet met een peersche fluweelen heucke, ende si hadden capproenen van ghelijcken vp hare schouderen. Doen brochte die Bisschop van Doornicke den eedt vanden Toysoene in ghescrifte, ende hy leyde den bouc metter Euangelien ende tcruyce in Sprinchen schoot. Daer naer quamen dye heren vander oordene knyelen voor den prinche. Eerst mijn here van Lannoy, ende swoer denprinche goet ende ghetrauwe te wesene. Waer of mijn here vanDoornicke elcken sijnen eedt staefde, met eender stole aen, ende hy custe den Prinche aen sijn kake. Daer naer soe quam mijn heere van Rauesteyn, dye selue belofte doende, ende cussende, alsoot voorseyde es. Daer naer quam mijn heere vanden Gruythuyse, ende dede van ghelijcken. Daer naer mijn heere van Symay, ende mijn here van Nassauwen dede ooc also. Doe leyde die Prinche sijn hant vp thelich cruyce, ende mijn here van Doornicke die staefde hem sijnen eedt van ghelijcken, ende hi swoer den voorseyde heren goet [fol. CC.ij.v] ende ghetrauwe te sijne. |
Hierna volgt het begin van het gulden vlies gehouden te Sint Salvator in Brugge door hertog Maximiliaan. Anno 1478. Item, in ditzelfde jaar daags voor mei avond toen was de voorkerk van Sint Salvator geheel behangen met tapijten van de prins. Te weten; de edele historie van Gedeon. En aan beide zijden was het omheind en toegesloten en met planken overdekt en hing met zwart laken van de toren tot de deur van het koor toe. En voor de galerij was een vierkante stellage gemaakt geheel rondom besloten en boven waren zetels gemaakt voor de heren om op te zitten aan beide zijden. Voort op het einde en te koor waart daar stonden twee kostbare zetels, de ene hoger dan de andere. Te weten, de zijde noordwaarts was de hoogste zetel en deze stellage en zetels waren bekleed met nieuwe zwarte lakens, alzo wel onder de voeten als omtrent de zetels en het koor van die kerk was zeer sierlijk behangen met kostbare tapijten. En de hemeling en voeren van de stoelen waren afgedaan en daar was bovenop gelegd een nieuwe rand langs door aan beide zijden en leuningen gemaakt waar men de tabernakel van het gulden vlies boven stelde om aan te hechten. En het hoge altaar was rijk versierd want daarop stonden de 12 apostelen die waren van fijn goud die de prins toebehoorden en grote schat waard waren. En toen dit aldus gedaan dat prins Maximiliaan de orde van het gulden vlies aannemen wilde en ook ridders geslagen werd. Aldus dan op de heilige Hemelvaartsdag en was een meiavond toen begon men waardige hoogheid van het edele gunden vlies en dat in deze manieren. Eerst zo kwamen de herauten en allen met nieuwe wapenrokken, twee en twee tezamen. Daarna de heraut van het gulden vlies en neffens hem was geleid een [fol. CC.ij.r] mooi gezadeld paard geheel bekleed met zwart laken tot de aarde toen en in het zadel lag een gulden kussen en daarop een nieuwe zwarte huik waar de gulden orde op lag, wat fatsoenlijk om te zien was want het betekende dat hertog Karel daarop gezeten zou hebben. Daarna kwam de penningmeester van het gulden vlies, meester Ian de Gros, daarna kwam de griffier van het gulden vlies, daarna de bisschop van Doornik en de president. Daarna kwam van Nassau, mijn heer van de Gruijthuijsen, mijn heer van Lannoy, mijn heer van Ravestein. En dezen hadden allen nieuwe zwarte huilen aan en daarop de orde van het gulden vlies. En deze gingen rijke ordonnantie en kwamen op die stellage waar twee mooie steigers gemaakt waren, de ene om op te komen en de andere om te koor waart neer te gaan, welke steigers ook alle bekleed waren met zwart laken. En deze heren van het gulden vlies die aldus boven zitten zo was op de hoogste stoel waardig gelegd een nieuwe zwarte huik en daarop de orde van het gulden vlies die fatsoenlijk bracht voor zijn borst heraut van het gulden vlies die afgestegen was van zijn paard. En toen hij dat neergelegd had knielde hij er waardig voor en bleef er neffens staan, maar de heren van de orde gingen weer weg en haalden de prins uit de kerk die met een mooie staat kwam met de bisschop van Metz en met een legaat in de presentie van vele geestelijke prelaten als de abt van de Eekhout, de abt van de Duinen, de abt van ter Doest, van Sint-Andries en meer andere. En de prins had aan een zilveren overkleed en ging boven zitten in de laagste stoel waar een zwart gulden kussen in lag en zijn zwaarddrager stond in het midden met een kostbaar zwaard met de schede en altijd blootshoofds. En toen gingen di heren van het gulden vlies weer zitten aan beide zijden en elk op zijn plaats. En daar deed de bisschop van Doornik een preek die wel een uur lang duurde. En daarna mijn heer de president deed ook een lang relaas dat mooi was. En toen dit alles geëindigd was zo spraken de heren van het gulden vlies tezamen en waarin die raadt stonden ze allen blootshoofds voor het kruis. En de prins trok het zwaard uit de schede en hij gaf het mijnheer van Ravestein in de hand en hij knielde neer en mijn heer van Ravestein gaf hem de ridderslag. En toen dat gedaan was liet de bisschop van Doornik hem daar de eed doen aangaande het ridderschap. En toen gingen mijn heer van Ravestein en mijn heer van Lannoy in het koor en ze haalden het boek met de evangelies en het heilige kruis en gaven het de prins te kussen en toen gingen de heren van het gulden vlies allen in het koord en deden hun zwarte huik af en de prins ging mee en ze kwamen weer boven allen gelijk met paarse fluwelen huiken, kostbaar omboord van goud en gingen weer zitten elk op zijn plaats en de prins was toen gesteld in de opperste zetel en ook gekleed met een paarse fluwelen huik en ze hadden hoofddeksels van gelijke op hun schouders. Toen bracht de bisschop van Doornik de eed van het gulden vlies in geschrifte en hij legde het boek met de evangelies en het kruis in de schoot van de prins. Daarna kwamen de heren van de orde knielen voor de prins. Eerst mijn heer van Lannoy en zwoer de prins goed en trouw te wezen. Waarna mijn heer van Doornik elk zijn eed staafde met een stola aan en hij kuste de prins op zijn kaak. Daarna zo kwam mijn heer van Ravestein die dezelfde belofte deed en kuste. Daarna kwam mijn heer van de Gruijthuijsen en deed dergelijk. Daarna mijn heer van Synay en mijn heer van Nassau en deden ook alzo. Toen legde de prins zijn hand op het heilige kruis en mijn heer van Doornik die staafde hem zijn eed en hij zwoer die heren goed [fol. CC.ij.v] en getrouw te zijn. |
Ende doe quamen mijn heere vanDoornicke, mijn heere dye Tresorier vanden Toysoene, ende mijn here dye Greffier vanden Toysoene, ende dye Herault vanden Toysoene, dye welcke al vanden seluen fluweele hadden costelicke abijten aen. Ende sy leyden al haer handen vp die heleghe Euangelie, ende swoeren alle goet ende ghetrauwe mannen te blijuene. Ende dit ghedaen sijnde, doe quam mijn here van Lannoy, als die outste heere vanden Toysoene van dye daer waren, ende hinc den Prinche die edel oordene aen sijnenhals Doe speilden die trompetten seer blijdelic ende dye heren ghinghen ten choore waert, omme den dienst te hoorne, endedie Prinche insghelijcx. Ende elck heere ghinck staen inden choor onder sijne wapene. Te wetene dat hertoghe Karels wapene hinck al der vpperst bouen den tafereelen vanden Hertoghe Maximiliaen. Ende daer stonden also veele barnende keersen alser heeren waren inden Toysoen behorende, endeelck metter wapene van eenen heere. Ende die Herault vanden Toysene die riepse alle te commene ter offerande, of haer stedehouders te seyndene. Ende alst tijt was ter offerande te gane, doen quam die Herault vanden Toysoene, ende hi knielde voor hertoghe karels tafereel, ende hy namt weerdelicke in sijn handen ende droucht ten outare met eender barnender keerse, ende daer offerte hi het voorseyde tafereel. Ende dat ghedaen sijnde, hy blies dye keerse huyte, in teekene dat dye hertoghe Kaerle ouerleden was, daer alle die heeren omme wordentraenooghende. Doe ghinc die voorseyde Herault vandenToysoene, ende drouch den hertoghe Maximiliaen een keerse al barnende, daer mede dat hi offeren ghinc, ende doe die andere heeren alle van ghelijcken ghinghen offeren als voren. Ooc waren die siedgen vanden vier Coninghen die die oorden hadden, te wetene dye coninck van Inghelant, van Castijlgien, van Aragoen, ende van Napels, alsoo costelicken bereet, als of si daer selue in persoone gheweist hadden. Ende viere heren vanden houe offerden huyter name vanden voorseyde vier coninghen. Maer Phelippe pothere van Crieuekuer, ende meer ander heren, midts dat si daer niet en waren, en waren daer niet gheroupen, noch en hadden daer ooc gheene keersen. Ende als die messe ghedaen was reden si weder met schonen state in goeder ordonnancie ten houe waert. Ende die prinche reet seer rijckelic met eenen gouden laken keerle, metter oordene aen vanden Toysoene. Ende dit ghebuerde al vp denAssencioensdach, ende was Meyauent.Anno.lxxviij. Endesachternoens quamen si weder ter kercken waert, waer of hier volcht Tincarnacioen. Het ionck vanden haren Tsijnen twijntich iaren Woude tstoysoens pleghen Meyauent te Brugghe Tsint saluators vlugghe Was rudder ghesleghen. Item mer vrauwe van Bourgoengien was in een faelgie simpelick ghecleet, met hueren ionckfrauwen vp den docsael tsinte Saluators, ende saghen alle dit schone misterie twelck seere deuoot was om sien, ende groot bediet in heift, ende es ghesproten huyt groter edelhede. |
En toen kwamen mijn heer van Doornik, mijn heer de penningmeester van het gulden vlies en mijn heer de griffier en de heraut van het gulden vlies die allen hetzelfde fluweel aan hadden van kostbare habijten. En ze legden al hun handen op het heilige evangelie en zwoeren allen goed en getrouwe mannen te blijven. En toen dit gedaan was toen kwam mijn heer van Lannoy, als de oudste heer van het gulden vlies van die daar waren en hing de prins de edele orde aan zijn hals. Toen speelden de trompetten zeer blijde en de heren gingen naar het koor om de dienst te horen en de prins insgelijks. En elke keer ging in het koor staan onder zijn wapen. Te weten dat het wapen van hertog Karel hing het allerhoogste boven de taferelen van hertog Maximiliaan. En daar stonden alzo vele brandende kaarsen als er heren waren van het gulden vlies en elk met het wapen van een heer. En de heraut van het gulden vlies riep ze allen te komen tot de offerande, of hun stadhouder te zenden. En toen het tijd was ter offerande te gaan toen kwam de heraut van het gulden vlies en hij knielde voor hertog Karels schilderij en hij nam het waardig in zijn handen en droeg het ter altaar met een brandende kaars en daar offerde hij dat schilderij. En toen dat gedaan was blies hij de kaars uit als teken dat hertog Karel overleden was waarvan alle heren tranende ogen kregen. Toen ging die heraut van het gulden vlies en droeg naar hertog Maximiliaan een brandende kaars waarmee hij te offeren ding en toen alle andere heren dergelijk gingen offeren . Ook waren de wimpels van de vier koningen die de orde hadden, te weten; de koning van Engeland, van Castili, van Aragon en van Napels, alzo kostbaar bereid of ze daar zelf in persoon geweest waren. En vier heren van de hof offerden uit de naam van die vier koningen. Maar Phelippe, potheer van Creveceur en meer ander heren, mits dat ze daar niet waren en waren daar niet geroepen nog hadden daar ook geen kaarsen. En toen de mis gedaan was reden ze weer met een mooie staat in goede ordonnantie te hof waart en de prins reed zeer rijk met een gouden laken overkleed met de orde van het gulden vlies. En dit gebeurde al op Hemelvaartsdag en was mei avond anno 1478. En namiddag kwamen ze weer naar de kerk warvan hierna de rijm volgt. Het jonge van jaren Te zijn twintig jaren Wide gulden vlies plegen Mei avond te Brugge Te Sint Salvator vlug Was ridder geslagen. Item, mevrouw van Bourgondie was in een mantel eenvoudig gekleed met haar jonkvrouwen op de galerij van Sint Salvator en zagen allen dit mooie mysterie wat zeer devoot was om te zien en grote betekenis in heeft en is gesproten uit grote edelheid. |
Dit es den Tijtel vanden Hertoghe Maximiliaen. MAximiliaen byder gracien gods Archeduc, hertoge vanOostenrijck, van Bourgoengien, van Lotrijcke, van Brabant, vanStiere, van Charinthen, van Chariole, van Lymburch, vanLutcenburch, ende van Gheldre. Graue van Vlaendren, vanThirol, van Artoys van Bourgoengien, Palatijn van Henegauwe, van Holland, van Zeelant, van Namen, ende van Zutphen, Marcgraue des helichs rijcx, here van Vrieslant, van Salijnes, ende van Mechelen. Aldus hanghen dye Tafereelen sint Saluators. Eerst aen die Suytsijde. Eerst die hertoghe Maximiliaen Ian coninck van Aragoen ende van Nauarre Ferrant coninck van Napels Anthonis van Croy graue van Porchieu Ian de Meluun here van Antoengne Ian de Neufcasteel here van Montaghu Phelippe potheere de la roose Lodewijc van brugge graue van wijncsestre [fol. CC.iij.r] Phelips van crieuecuer, heere van Coordes Iaques van Lutchenburch Ian van damas here van Clessy Lodewijc de halon, here van casteel guyon Phelips van Sauoye here van Besse Ian van Lutcenburch graue van meerle Phelips van croy graue van Symay Ian de roukempre heere van Beuere Aen die Noortsijde. Edewaert Coninc van Inghelant Ferrant van castijlgien prinche Daragon Ian hertoghe van Alentson Begghe de lannoy here van Moulenbas Simoen de la layn hereնan Montaghu Heyndric van borssele heere vander veke Ian van Anchyber Reynout van Breederoede Ian hertoghe van Cleuen graue van marcke Ian van lannoy heere van lannoyt Anthonis bastaert van Bourgoengien Adolf van cleuen here van Rauesteyn Adolf hertoghe van Gheldre Ghy van Hymbercourt, graue etc. Inghelbrecht graue van Nassauwen Dese naeruolghende heren sijn ghepresenteirt die oordene vanden gulden Toysoene. Eerst die keyser vanden roomschen rijcke. Die coninck van Hongheryen Den rijcken hertoghe van Beyeren Die hertoghe van Zassen De marckijs van Brandenburch De marckijs van Baden Die graue van Rommondt ♠ Die graue van Simpol Die Palsgraue Mer ioos de la lain hofmeester vanden prince Die here van Fyenes Ende daer was een nyeu rudder ghemaeckt meester Ian van Bouueryes |
Dit is de titel van hertog Maximiliaan. Maximiliaan bij de gratie Gods aartshertog, hertog van Oostenrijk, van Bourgondie, van Lotharingen, van Brabant, van Stier, van Karinthie, van Chariole, van Limburg, van Luxemburg en van Gelre. Graaf van Vlaanderen, van Tirol, van Artois van Bourgondie, paltsgraaf van Henegouwen, van Holland, van Zeeland, van Namen en van Zutphen, markgraaf van het heilige rijk, heer van Friesland, van Salines en van Mechelen. Aldus hangen de schilderijen in Sint Salvator. Eerst aan de zuidzijde. Eerst de hertog Maximiliaan Ian koning van Aragon en van Navarra Ferrant koning van Napels Anthonis van Croy, graaf van Portieux Ian de Meluun, heer van Antoegne Ian de Neufchatel, heer van Montagu Phelippe, potheer de la Rose Lodewijk van Brugge, graaf van Winchester [fol. CC.iij.r] Filips van Creveceur, heer van Cordes Jaques van Luxemburg Ian van Damas, heer van Clessy Lodewijc de Halon, heer van kasteel Guyon Filips van Savoie, heer van Besse Ian van Luxemburg, graaf van Meerle Filips van Croy, graaf van Synay Ian de Roukempre, heer van Beveren Aan ie Noordzijde. Eduard, koning van Engeland Ferrant van Castili, prins van Aragon Ian, hertog van Alençon Begghe de Lannoy, heer van Moulenbas Simoen de la Layn, heer van Montagu Heyndric van Borssele, heer van de Veere Ian van Anchyber Reynout van Brederode Ian hertog van Kleef, graaf van Marcke Ian van Lannoy, heer van Lannoy Anthonis, bastaard van Bourgondie Adolf van Kleef, heer van Ravestein Adolf, hertog van Gelre Ghy van Hymbercourt, graaf etc. Inghelbrecht, graaf van Nassau. Deze navolgende heren zijn gepresenteerd de orde van het gulden vlies. Eerst de keizer van het Roomse rijk. De koning van Hongarije De rijke hertog van Beieren Die hertog van Saksen De markies van Brandenburg De markies van Baden De graaf van Rommondt ♠ De graaf van Sant-Pol De paltsgraaf Meneer Joos de la Lain, hofmeester van de prins De heer van Fienes En daar was een nieuwe ridder gemaakt, meester Ian van Boeverie. |
[Den tweeden dach van meye en den ij.sten dach van Meye] Item des anderdaechs sauents, ende was vrydach, endemeydach, so quamen die voorseyde heeren weder in ordonnancie ter Vigelyen waert, al ghecleet int swarte, ende vp den tweeden dach van meye quamen sy weder ter sielmesse, offerende ouer alle sielen naer die costume. Ende onder die Tauereelen van den Toysoenen, daer die heren doot of waren, daer hinc een swart laken. Ende ooc die wapenen vanden seluendooden heeren ne hadden gheenen tymmer bouen, maer hinghen aen riemkins van pointratueren. Ende vp denseluen.ij.sten dach van Meye quam sulcke nieumare vandenfransoysen int hof vanden prinche, als dat die prinche binnen den seluen auende ontrent den.ix.hueren inden auent, met sijnen volcke track te Ghendt waert omme met haesten bi sijnenvolcke te wesene Ende si reden naer Eeclo, daer sauents spade was een bancket ghereet ghemaeckt, ende naer den banckette dedemen den prinche verlichtinghe van sijnen harnassche, endesi reden alle den nacht tot dat si te ghendt quamen, twelc was smorgens ten.iiij.hueren inden nuchtenstont. Aldus en sach die prinche vp dien tijt nyet den ommeganc van Brugghe, daer nochtan om sijnen wille grooten cost ghedaen was, meer danmen ghewoonlic was van doene, want alle dye schotters vandendrie boghen waren al nyeuwe ghecleet. Ende die spelen van thouekin, van tauentmael, ende meer andere sticken der Passien ons heren aengaende, warender ghetoocht, twelck seer rijckelick om sien was, ende binnen meneghen iaren nyet ghesien en hadden gheweist. Maer die princersse die bleef te Brugge, ende dye sach al die chierlichede diere ghedaen was. Item die poorters ende ooc vele ambochten hadden groten cost ghedaen van nieuwen abyten te makene, ende dat al ter eere van den hertoghe Maximiliaen, ende van sijnder Princersse. [Den vierden dach van Meye] Vp den vierden dach van Meye, ende was een maendach, doe reden eeneghe vanden heren die nyewelinghe die oordene ontfanghen hadden, alle in witten abijten ter kercke waert metten Eraulden voor hem lieden, ende die Tresories, endeSecretaresen, naer die costume. Ende me vrauwe van Bourgoengien quam oock ter kercke met haren state, daermen datmen sanck een solempnele messe vanden heleghen gheest. Ende dit waren die heren die met haer reden. Die graue van Rommondt Die graue van Simpol Ende mer Ioos de la lain [Den.v.sten dach van Meye] Vp den.v.sten dach van Meye, soe reden weder met state ter kercke dese naeruolgende heren, met haren costelicken peersche fol. CC.iij.v] fluweelen mantels aen. Ende die Erauden ende Secretaresen vanden Toysoene met hem lieden seer costelic ghecleet. Ende dit waren die voorseyde heeren. Mijn heere van Rauesteyn Mijn heere van Lannoyt Mijn heere vanden Gruythuyse Mijn heere van Symay h van Meye] |
[De tweede dag van mei] Item, de volgende dag ‘s avonds en dat was een vrijdag en meidag zo kwamen die heren weer in ordonnantie naar de vigilie en allen in het zwart gekleed en op de 2de dag kwamen ze weer naar de zielenmisen offerden over alle zielen naar gewoonte. En onder de schilderijen van het gulden vlies waar de heren dood van waren daar hing een zwart laken. En ook de wapens van die dode heren nee hadden geen betimmering boven maar hingen aan riempjes van schilderijen. En op dezelfde 2de dag van met kwam zulk nieuws van de Fransen in de hof van de prins als dat die prins binnen dezelfde avond omtrent 9 uur in de avond met zijn volk naar Gent trok om zich te haasten bij zijn volk te wezen. En ze reden naar Eeklo waar ‘s avonds laat een banket gereed was gemaakt en na het banket deed men de prins verlichting van zijn harnas en ze reden de hele nacht tot ze bij Gent kwamen wat was ճ morgens te 4 uur in de morgenstond. Aldus zag de prins op die tijd niet de omgang van Brugge waar nochtans vanwege hem grote kosten waren gedaan en meer dan men gewoonlijk was te doen want alle schutters van de drie bogen waren allen nieuw gekleed. En die spelen van het hofje, van het avondmaal en meer andere stukken der passie onze heer aangaande waren er getoond, wat zeer rijk om te zien was en binnen menige jaren niet gezien was geweest. Maar de prinses die bleef te Brugge en die zag al die sierlijkheid die er gedaan was. Item, die poorters en ook vele ambachten hadden groten kosten gedaan van nieuwe habijten te maken en dat al ter ere van hertog Maximiliaan en van zijn prinses. [De vierde dag van mei] Op de vierde dag van mei en dat was een maandag toen reden enige van de heren die net de orde ontvangen hadden allen in witte habijten ter kerk waar met herauten voor hen en de penningmeesters en secretarissen naar de gewoonte. En mevrouw van Bourgondie kwam ook ter kerk met haar staat waar men zong een plechtige mis van de heilige geest. En dit waren de heren die met haar reden. Die graaf van Rommondt Die graaf van Saint-Pol En meneer Jos de la Lain. [De 5de dag van mei] Op de 5de dag van met zo reden weer met staat ter kerk deze navolgende heren met hun kostbare paarse [fol. CC.iij.v] fluwelen mantels aan. En de herauten en secretaressen van het gulden vlies met hen zeer kostbaar gekleed. En dit waren die heren. Mijn heer van Ravestein Mijn heer van Lannoy Mijn heer van de Gruijthuijsen Mijn heer van Sinaai. |
[Den vi.sten dach van Meye] Item vp den seluen tijt dat die prinche aldus besich was met sinen toysoene te brugghe, doe so waren die fransoysen met grooter macht voor dye stede van Condeyt. Ende daer was binnen een Capiteyn, gheheeten mijn heere van Mijngheuael, die welcke hadde by hem vele diueersche saudenieren, die hemvromelicke weerden. Maer die fransoysen deden so groote cracht vp die stede van Condeyt, dattet een wonder was, also dat die duytschen droughen ouereen dat si ter sijden huyt treckensouden, ende bespringhen die fransoysen van achter, het welcke mijn heere van Mijngheuael wel ghenouchde, ende hi lietse huyt trecken. Maer also gheringhe als die duytschen huyt waren, so woudemen segghen dat hi die stede ouer gaf, in den handenvanden fransoysen, ende hi vloot naer Oudenaerde, ende quamhem seere excuseren yeghens den Prinche, maer die duytschen seyden hem aen, dat hi wech ghelopen was, ende si deden so vele dat hi gheuanghen was, ende gheuoert binnen den casteele van Repelmonde. Ende dit gheuiel vp den vi.sten dach van Meye vp eenen woensdach. Item die hertoghe Maximiliaen track terstont binnen der stede van Haet in Henegauwe, teghen sijne vianden, ende van daer binnen Berghen. Ende die Prinche was ontrent.xvi.duysent mannen sterck. Ende hi ende sijne vianden en waren bouen drie mijlen niet verscheeden. [Den.viiij.sten dach van Meye] Vp den.viiij.sten dach van Meye drouch men te Brugghe eene deuote precessie generale, metten drie fierters, sinte Donaes, sinte Baselis, ende sinte Loy. Ende ghinghen die voorseydeprocessien huyter burch duer de hoochstrate, voor by denIacoppijnen ouer Deecoutbrugghe totter marckt, duer die steenstrate, voorby sinte Saluators, duer die dweerstrate, voor by mijns heren hof, voor die boornecamere, ende voor by sinte Christoffels kercke, ouer die plaetse mauberch, weder tsinte Donaes daer elc priestere ende elck kint in die processie droughen een barnende keerse in die hant, ende menich andere deuote mannen ende vrauwen droughen barnende keersen vanwasse, twelc seer deuoot om sien was, ende vele liedenghinghen vullen ende baeruoet. Ende mijn here van Doornicke ghinck mede in die voorseyde processie, ende dede selue die messe te sinte Donaes. Ende dyt was om gode te biddene by sijnder gracie, om victorie te hebbene yeghens die vreeselichede vanden coninck van Vranckerijcke, waer of dese vier reghelenbewijsen Tincarnacioen. O weerde patroonen hebt onser vyseye Versaghende der gallen wreede porreye Wy droughen hu op den achsten van Meye Nv behoet onsen prinche van ghescreye Hier naer volcht een ander Incarnacioen in walsche. Saint donaes saint boniface saint eloy Impetrees nous victore contre le Roy Qui riens ne tient, ne sel ne soy [Den.xvi.sten dach van Meye. Anno.lxxviij] Vp desen seluen tijt, so bleef me vrauwe van Bourgoengien in haer hof te Brugge daermen groote ghereeschap maecte yeghens haer gheligghen, want si seer swaer met kinde ghinc. Ende midts dien dat si soe naer haren tijt ghinc, soe was dat weerde helich bloet van eenen priestere al ghecleet, ghedreghen tot haer met barnenede toortsen. Ende eeneghe vanden gheselschepe vanden heleghen bloede, die ghinghen mede met hueren keerels vancleedinghe, maer thelich bloet was ghedreghen ouerdeckt met eenen rooden fluweelen cleede. Ende dit was vp den.xvi.sten dach van Meye. Anno.lxxviij.binnen der tijt vanden pardoen ende gracien. |
[De 6de dag van mei] Item, op dezelfde tijd dat de prins aldus bezig was met zijn gulden vlies te Brugge toen zo waren de Fransen met grote macht voor de stad Cond. En daar was binnen een kapitein, geheten mijn heer van Mijnghevael, die had bij hem vele diverse soldaten die zich dapper weerden. Maar de Fransen deden zo grote kracht op de stad Cond dat het een wonder was, alzo dat de Duitsers overeenkwamen dat ze ter zijde uittrekken zouden en bespringen de Fransen van achter, wat mijn heer van Mijnghevael wel vergenoegde en hij liet ze uittrekken. Maar alzo gauw als de Duitsers uit waren zo wilde men zeggen dat hij de stad opgaf in de handen van de Fransen en hij vloog naar Oudenaarde kwam zich zeer excuseren voor de prins, maar de Duitsers zeiden hem aan dat hij weggelopen was en ze deden zoveel dat hij gevangen werd en gevoerd binnen het kasteel van Rupelmonde. En dit gebeurde op de 6de dag van mei op een woensdag. Item, hertog Maximiliaan trok terstond binnen de stad Aat in Henegouwen tegen zijn vijanden en vandaar binnen Bergen. En de prins was omtrent 16 000 mannen sterk. En hij en zijn vijanden en waren boven drie mijlen niet gescheiden. [De 8ste dag van mei] Op de 8ste dag van mei droeg men te Brugge een devote processie generaal met de drie relikwienkastjes, Sint Donaas, Sint Basilius en Sint Elooi. En gingen die processies uit de burcht door de Hoogstraat voorbij de Jakobijnen over de Deecoutbrug tot de markt door de Steenstraat en voorbij Sint Salvator kerk door de Dwarsstraat en voorbij de hof van mijn heer voor de Bornekamer en voorbij Sint Christoffel kerk over de plaats Maubeuge weer naar Sint Donaas waar elke priester en elk kind in die processie droegen een brandende kaars in de hand en menige andere devote mannen en vrouwen droegen brandende waskaarsen in de hand, wat zeer devoot om te zien was, en vele lieden gingen in wol en barrevoets. En mijn heer van Doornik ging mede in die processie en deed zelf de mis te Sint Donaas. En dit was Om God te bidden om zijn gratie om victorie te hebben tegen die vreselijkheid van de koning van Frankrijk, waarvan deze vier regeles bewijzen de rijm. O weerde patronen hebt ons bezocht Bang maken de Gallie wrede beweging Wij dragen u op de achtste mei Ne behoed onze prins van geschrei Hierna volgt de rijm in Waals. Saint Donaas, Saint Bonifatius, Saint Elooi Impetrees nous victore contre le Roy Qui riens ne tient, ne sel ne soy. [De 16de dag van mei anno 1478] Op dezelfde tijd zo bleef mevrouw van Bourgondie in haar hof te Brugge waar men groot gereedschap maakte voor haar liggen want ze ging zeer zwaar met kind. En mits dien dat ze zo naar haar tijd ging zo was dat waardige heilige bloed van een priester geheel bekleed en naar haar gedragen met brandende toortsen. En enige van het gezelschap van het heilige bloed die gingen met hun overkleed van kleding, maar het heilige bloed was overdekt gedragen met een rood fluwelen kleed. En dit was op de 16de dag van mei anno 1479 binnen de tijd van pardon en gratie. |
[Item vp den.xviij.sten dach van Meye quamen die van Doornicke met groter machte by Oudenaerde] Item vp den.xviij.sten dach van Meye quamen die vanDoornicke met groter machte by Oudenaerde, in een dorp, daer si al tlant volck in die kercke ioughen. Ende besich sijnde met pilgerene so quamen die van Oudenaerde huyte, metsgaders.iij.hondert Inghelschen, ende lantsvolc van daer ontrent, ende ouerliepen dye [fol. CC.iiij.r] Fransoysen, metsgaders Ian die Gheest met sijnder groen tente van Ghendt, ende sy omringden die fransoysen, midts der hulpe van mer ian van Dayseele, hoochbaliu van ghendt, so dat si daer versloughen meer dan.iijc. fransoysen, ende vinghender vele, ende brochtense binnen Oudenaerde te voet ende te peerde, ende stakense alle die kele of, sonder te rensoene te stellene, behoudende wel.L.peerden. Maer eer dit ghebuerde so wasser een Capiteyn binnen Doornicke, gheheeten Morissis de neufcasteel, dye welcke swoer Waert dat hi den Gheest vanGhent ghecrijghen conste, hy souden doen braden aen een spit, ghelijc eenen cappoen, welcke verwaende woorden den gheest ter ooren quamen Ende in dit selue vechten hier voorseyde, was desen Capiteyn gheuanghen vanden seluen gheest, ende hi boot duysentich croonen voor sijn rentsoen. Twelcke ghelt hy al in sijn wambeys ghenaeyt hadde. Ende die gheest namt hem al, ende seyde tot hem. Ghi soudt mi ghebraden hebben, maer ic sal hu ghenadich sijn. Maer die capiteyn en woude hem niet vp gheuen inden handen vanden vileynen. Doe stackene den gheest ten slote aen tcorenhuys toudenaerde. Ende daer warennoch.ij.ander gheuanghen, een vlaminck ende een Heynewier, maer omme dat Morissis voorseyde hem niet vp gheuen en wilde, so stackene die Gheest die kele of, ende was begrauen Toudenaerde ten Freren, ende noch een ander Ruddere met hem. Ende in dyt gheuecht waren wel.xiiij.Rudders.huyt Vranckerijcke, ende veel meer andere heeren. [Den.xix.sten dach van Meye. Anno domini.M.CCCC.ende.lxxviij] Item vp desen seluen tijt waren Sergianten huyten ambochtenghecoren, omme te treckene yeghens die fransoysen. Ende die cause van desen huytreckene was aldus, hoe dat dye coninc vanVranckerijcke ontboden hadde den Hertoghe van Bourgoengien, dat hi hem beuechten soude, macht yeghen macht, ende hy ordonneirde hem dach ende velt. Dies die Hertoge Maximiliaenwel te vreden was, ende track te velde als een Prinche van eeren. Maer als die coninck van Vranckerijcke dat sach, hi liet den Hertoghe onbeuochten ligghen, ende hy vertrac teenenanderen cante waert, als naer Steenuoorde, meereuile. Ende die fransoysen quamen te peerde in Belle ghereden, ende vijnghen wel.vic.mannen, sonder dye si doot sloughen. Endeverbarrenden Belle al of sonder die kercke ende tcloostere vansint Anthonis. Ende dit was vp eenen dijsendach vp den.xix.sten dach van Meye. Anno domini.M.CCCC.ende.lxxviij.ende trocken also naer Poperijnghe stichtende roof ende brandt. Item die coninc sandt eenen Herault, ende twee trompetten, met noch een persoon ter bueter poorte, buyten der huyterste veste van Ypre. Ende die Herault gaf den awette te kennene dat hi gheerne sijn bootschap ghedaen hadde aen die wet van Ipre van sconincx weghe. Dies eenege vanden awette ghinghen ter halle, ende gauent der wet te kennene. Als waer bi die vander wet van Ipre quamen spreken buyten der poorte yegens den Herault, en sijn gheselschip, ende si dadense beeten van haren peerden, ende verbonden haerlieder ooghen, ende leeddense alsoo in thuys ter sale, in goeder bewaernesse, daer die voorseyde Herault sijn last ontdecte, segghende van sconincx weghe, dat hi hem lieden riedt, dat si quamen in sijnder gracie ende ghenade, of hi soudse al gheheel destrueren ende bederuen. Maer die van Ipre hilden den Herault, ende sijne mede ghesellen in echten. Ende seyden si souden hem lieden antwoorde gheuen binnen drie of vier daghen. Ende die vanIpre sonden terstont aen onsen edelen prinche Maximiliaen te Brugghe, ende aen die wet vander stede van Brugghe, bystant van hem lieden begheerende, ende also voort aen dye van Ghendt. [Den.xix.sten dach van Meye.Anno domini.M.CCCC.ende.lxxviij] Item mijn gheduchte vrauwe van Bourgoengien beual mijn heere Lodewijck van den Gruythuyse, als Capiteyn vander stede van Brugghe, te gane byder wet van Brugghe, alsoo hi dede. Ende hi dede sijn harnasch aene, omme selue yeghens dye vyanden te treckene. Dies waren haestelick binnen den seluen auende die Serganten ghecoren, omme te treckene yeghens dye vyanden. Ende was vp den.xix.sten dach van Meye.Anno domini.M.CCCC.ende.lxxviij. [fol. CC.iiij.v] |
[Item, op de 18de dag van mei kwamen die van Doornik met grote macht bij Oudenaarde] Item, op de 18de dag van mei kwamen die van Doornik met grote machte bij Oudenaarde in een dorp waar ze al het landvolk de kerk in joegen. En toen ze bezig waren met plunderen zo kwamen die van Oudenaarde uit mitsgaders 300 Engelsen en landvolk vandaar omtrent en overliepen de [fol. CC.iiij.r] Fransen, mitsgaders Ian de Gheest met zijn groen tent van Gent, en ze omringden de Fransen mits de hulp van meneer Jan van Dadizele, hoge baljuw van Gent, zodat ze daar versloegen meer dan 300 Fransen en vingen er vele en brachten ze binnen Oudenaarde te voet en te paard en staken ze allen de keel af zonder op losgeld te stellen en behielden wel 50 paarden. Maar eer dit gebeurde zo was er een kapitein binnen Doornik, geheten Mauritius de Neufchatel die zwoer was het dat hij de Gheest van Gent krijgen kon, hij zou hem laten braden aan een spit, gelijk een kapoen, welke verwaande woorden de Gheest ter ore kwamen En in ditzelfde vechten werd deze kapitein gevangen van diezelfde Gheest en hij bood duizend kronen voor zijn losgeld. Welk geld hij alles in zijn wambuis genaaid had, De Gheest nam hem alles en zei tot hem; ԠGij zou me gebraden hebben, maar ik zal u genadig zijn; Maar die kapitein wilde zich niet opgeven in de handen van de boeren. Toen stak hem de Gheest tenslotte aan het korenhuis van Oudenaarde. En daar waren nog 2 anderen gevangen, een Vlaming en een Heinewier, maar omdat Mauritius voorgezegd zich niet op wilde geven zo stak hem de Gheest de keel af en was begraven te Oudenaarde te Minderbroeders en nog een andere ridder met hem. En in dit gevecht waren wel 14 ridders uit Frankrijk en veel meer andere heren. [De 19de dag van mei anno 1478] Item, op dezelfde tijd waren sergeanten uit de ambachten gekozen om tegen de Fransen te trekken. En de oorzaak van dit uittrekken was aldus, hoe dat de koning van Frankrijk ontboden had de hertog van Bourgondie dat hij hem bevechten zou, macht tegen macht, en hij ordonneerde hem dag en veld. Dus hertog Maximiliaan was wel tevreden trok te velde als een prins van eer. Maar toen de koning van Frankrijk dat zag liet hij de hertog zonder vechten liggen en vertrok naar een andere kant als naar Steenvoorde, Mereville. En de Fransen kwamen te paard in Belle gereden en vingen wel 600 mannen, zonder die ze dood sloegen en verbrandden geheel Belle af zonder die kerk en het klooster van Sint Anthonis. En dit was op een dinsdag op de 19de dag van mei anno 1478 en trokken alzo naar Poperinge en stichtten roof en brandt. Item, de koning zond een heraut en twee trompetters met nog een persoon ter Boterpoort, buiten de uiterste vesting van Ieper. En de heraut gaf de wachter te kennen dat hij graag zijn boodschap gedaan had aan de wet van Ieper vanwege de koning. Dus gingen enige wachters ter hal en gaven het de wet te kennen. Als waarbij die van de wet van Ieper kwamen spreken buiten de poort tegen de heraut en zijn gezelschap en ze lieten ze van hun paarden afstijgen en verbonden hun ogen en leidden ze alzo in het huis ter zaal in goede bewaring waar die heraut zijn last vertelde het zeggen vanwege de koning dat hij hen aanraadde dat ze kwamen in zijn gratie en genade of hij zou ze geheel vernielen en bederven. Maar die van Ieper hielden de heraut en zijn metgezellen in hechtenis. En zeiden ze zouden hen antwoord geven binnen drie of vier dagen. En die van Ieper zonden terstond aan onze edele prins Maximiliaan te Brugge en aan de wet van de stad Brugge en begeerden van hen bijstand en alzo voort aan die van Gent. [De 19de dag van mei anno 1478] Item, mijn geduchte vrouw van Bourgondie beval mijn heer Lodewijk van de Gruijthuijsen als kapitein van de stad Brugge te gaan naar de wet van Brugge, alzo hij deed. En hij deed zijn harnas aan om zelf tegen de vijanden te trekken. Dus waren haastig binnen dezelfde avond die sergeanten gekozen om te trekken tegen de vijanden. En was op de 19de dag van mei anno 1478. [fol. CC.iiij.v] |
Den.xx.sten dach van Meye] Vp den.xx.sten dach van Meye mijn here vanden Gruythuyse, Capiteyn vander stede van Brugghe, vertrack met schonen state, ende metvele edele mannen, ghewapent te peerde ten vianden waert, sonderlinghe wel met.L.mannen te peerde. Ende die vanden Vryen, Leenhouders, ende andere, die verbeyden sijne comste te Couckelare, te Thorout, ende daer ontrent. [Den.xxi.sten dach van Meye] Item die vanden ambochten vander stede van Brugghe, dye volchden, ende trocken altemet achtere ghewapent, ende hadden alle iorneyen, root ende swart, ende inden middele een witte bende, die welcke Serganten den.xxi.sten dach van Meye, ende tsanderdaechs daer naer huyt Brugghe ghinghen, lijdende voor sprinchen hof, daer me vrauwe van Bourgoengien ter veynstere lach, met mijn heere van Rauesteyn ende meer andere heren ende vrauwen. Item mijn heere Kaerle van Huytkercke, Burchmeester vanden Courpse, ende oock die Schouteetene van Brugghe die stonden beneden vp die strate, ende telcken dat die ambochten leden, so seyden sijt me vrauwe van Bourgoengien, wie dat si waren huer toenijghende met vriendelicken ghelate. Ende dye Princersse bedancte hem lieden alle van haren ghewilleghen dienste, biddende dat sy goede kinderen wesen wilden, si soude hem lieden een duechdelicke princersse wesen. Aldus vertrack tcommuyn van Brugghe, sonder moeyte of beroerte. Item hier inne es wel te prijsene den edelen hertoghe Maximiliaen, die noch nauwe.xx.Iaer oudt en was, een eenich sone des Keysers van Roome, dat hi hem also ootmoedich maecte, te commene huyt sijnen edelen landen, ende hier te dalene in lantschepen daer niet dan orloghe ende grote moeyte en was, maer met hertelicker ionste als een edel prinche, beminnende sijne excellente gheselnede Marye van Bourgoengien. Ende hy haer bewijsende dat hy als eenen edelen Arent, onder sijne machteghe vlercken huer persoon, ende hueren landen te goede vallen wilde, alsoot wel blijckelic es, want hi selue in persoone met sijnen edelen te velde ghesleghen es, clouckelick verwachtende alle die hem deeren wilden, rijdende, vertroostende, ende moet gheuende sijne diueersche steden, in tlant van Henegauwe, biddende dat si altijt goet ende ghetrauwe blijuen wilden, want hy die ghene es, also hi tot hem lieden seyde, ende alst oock blijct, dye sijnen edelen persoon nyet sparen en wilde, maer soudene voor hem lieden ende voor sijne landen auentueren. Twelcke soe ghetrauwe pointen sijn, datmense behoort te louene, ende te houdene in grooter eeren ende excellencie. [Den.xxiiij.sten dach van Meye en den Sacraments dach] Item me vrauwe de duwagiereghe die quam te Brugghe met seere schoonen state, ghecleet als een wedewe vp den.xxiiij.sten dach van Meye, daer sy eerlic ontfaen was vander stede van Brugghe, ende van vrau Marie van Bourgoengien ons princersse, ende quam ontrent den.ix.hueren vanden auende. Item vp den Sacraments dach doe was mijns heeren hof te Brugghe chierlic toe ghemaeckt. Die sale ende die plaetse was voren behanghen met tapijtse, ende al besteken met groenen meyen, ende daer was thelich sacrament seer weerdelick ghedreghen, in processyen vanden Canonicken vander cappelle, daer die princersse deuotelic mede ghinc met al haren edelen mannen ende vrauwen. Ende bouen thelich Sacrament was ghedreghen een gulden laken, seer chierlick. Ende mijn heere die protonotaris gheseyt van Brugghe, ende dye sone vanGheldre, ende noch een bastaert van Bourgoengien, ghenaemt Phelips, ende mijn heere van Breane Graue van Simpol ghinghen mede, twelc deuoot om sien was ende schoone. [Den.xxv.sten dach van Meye] Vp den.xxv.sten dach van Meye, doe sandt die Burchmeester vander stede van Brugghe Maerten Lem, vp sijn eyghen cost.L.Spaengiaerden, cloucke mannen indien dienst van den Prinche, die welcke vp dye heleghe Euangelie te Brugghe indenBurch swoeren den Prinche ghetrauwelic te dienene den termijn van eender maent tijts. Ende haerlieder Capiteyn sadt vp een schoone Iannette, ende een sijn medegheselle van ghelijcken, ende alle dander waren te voet. [fol. CC.v.r] [Den.xxx.sten dach van Meye] Item vp den.xxx.sten dach van Meye, so vertrac die Abt vanOudenburch met schonen state, wel van.C.ende vichtich peerden, ende wart ontfanghen Abt van sinte Baefs te Ghendt. [Den.ij.sten dach van Wedemaent.Anno.lxxviij] Vp den.ij.sten dach van Wedemaent.Anno.lxxviij.was tpyeroen van Luycke te Brugghe vander Buersse of ghedaen, ende weder gheuoert naer Luycke, twelcke die Hertoghe Maximiliaen gheconsenteirt hadde om paeys wille, ende omme eedrachticheyt te houdene tusschen den lande van Brabant endeden lande van Luycke, ende ooc omme dat die Luyckenaers metten fransoysen niet toe vallen en souden. [Den tweesten dach van Wedemaent] Item vp den seluen tweesten dach van Wedemaent, doe quamen die fransoysen tusschen Belle ende Poperijnghe, ende hadden een Brugghe ghemaect in die leye, die inder twater stont. Ende Ian van Dadyzeele, ende die gheest van Ghendt met haren medepleghers, si wordens gheware, ende si leyden heymelicke drie laghen metsgaders den lantslieden, ende lieten aldus die fransoysen ouer dye brugghe lijden. Ende doe quamen die vrauwen vanden lande waert ende si braken die brugghe, soe datter dye fransoysen niet weder ouere en mochten. Ende daer waren die fransoysen clouckelick ende onuersien bespronghen, so datter wel twee hondert dood bleuen, dye alle te peerde waren. Ende eeneghe waren gheuanghen, die groot rentsoen gauen. Ende eeneghe swommen duer twatere, ende sommeghe andere verdroncken. |
[De 20ste dag van mei] Op de 20ste dag van mei vertrok mijn heer van de Gruijthuijsen, kapitein van de stad Brugge, met mooie staat en met vele edele mannen, gewapend te paard naar de vijanden en vooral met 50 mannen te paard. En die van de vrijen, leenhouders, en anderen en die wachtten op zijn komst te Koekelare, te Torhout en daar omtrent. [De 21ste dag van mei] Item, die van de ambachten van de stad Brugge die volgden en trokken altemet achter gewapend en hadden allen wapenrokken rood en zwart en in het midden een witte band. Die sergeanten gingen de 21ste dag van mei en de volgende dag daarna uit Brugge en reden voor de hof van de prins waar mevrouw van Bourgondie ter venster lag met mijn heer van Ravestein en meer andere heren en vrouwen. Item, mijn heer Karel van Uitkerke, burgemeester van de Courpse en ook de schouten van Brugge die stonden beneden op de straat e elk ambacht die voorbijging zo zeiden ze het mevrouw van Bourgondië wie dat ze waren en negen haar toe met vriendelijk gelaat. En de prinses bedankte hen van haar gewillige dienst en bad dat ze goede kinderen wezen wilden, ze zou hen een deugdelijke prinses wezen. Aldus vertrok de gemeenten van Brugge zonder moeite of beroerte. Item, hierin is wel te prijzen de edele hertog Maximiliaan die nog nauwelijks 20 jaar oud was en enige zoon van de keizer van Rome dat hij hem alzo ootmoedig maakte te komen uit zijn edele landen en hier te dalen het landschap waar niets dan oorlogen en grote moeite was, maar met hartelijke gunst als een edele prins beminnende zijn excellente gezellin Marie van Bourgondie. En hij bewees haar dat hij als een edele arend onder zijn machtige vlerken haar persoon en haar landen ten goede vallen wilde, alzo het wel bleek want hij was zelf in persoon met zijn edelen te veld geslagen en kloek wachtte op allen die hem wilden deren, reed en vertroostte, gaf moed zijn diverse steden in het land Henegouwen en bad dat ze altijd goed en getrouw wilden blijven want hij is diegene, alzo hij tot hen zei, en zoals het ook bleek die zijn edele persoon niet sparen wilde, maar zou zich voor zijn lieden en voor zijn land avonturen. Wat zulke trouwe punten zijn dat men ze behoort te leven en te houden in grote eer en excellentie. [De 24ste dag van mei en Sacrament dag] Item, mevrouw de douarie die kwam te Brugge met zeer mooie staat en gekleed als een weduwe op de 24ste dag van mei waar ze fatsoenlijk ontvangen werd van de stad Brugge, en van vrouw Marie van Bourgondie, onze prinses, en kwam omtrent 9 uur van de avond. Item, op de Sacrament dag toen was de hof van mijn heer te Brugge sierlijke toegemaakt. De zaal en de plaats was voor behangen met tapijten en geheel bestoken met groene meien en daar was het heilige sacrament zeer waardig gedragen in processie van de kanunniken van de kapel waar de prinses devoot mee ging met al haar edele mannen en vrouwen. En boven het heilige sacrament was gedragen een gulden laken, zeer sierlijk. En mijn heer de protonotaris genoemd va Brugge en de zoon van Gelre, en nog een bastaard van Bourgondie, genaamd Filips, en mijn heer van Breane, graaf van Saint-Pol gingen mede, wat devoot om te zien was en mooi. [De 25ste dag van mei] Op de 25ste dag van mei toen zond de burgemeester van de stad Brugge, Maerten Lem, op zijn eigen kosten 50 Spanjaarden, kloeke mannen in de dienst van de prins die op het heilige evangelie te Brugge in de burcht zwoeren de prins getrouw te dienen de termijn van een maand tijd. En hun kapitein zat op een mooie Jannette en een van zijn metgezellen dergelijk en alle andere waren te voet. [fol. CC.v.r] [De 30ste dag van mei] Item, op de 30ste dag van mei zo vertrok de abt van Oudenburg met een mooie staat wel van 150 paarden en werd ontvangen van de abt van Sint Baaf te Gent. [De 2de dag van juni anno 1478] Op de 2de dag van juni anno 1478 was de wimpel van Luik te Brugge van de beurs afgedaan weer naar Luik gevoerd wat hertog Maximiliaan toegestemd vanwege de vrede en om eendracht te houden tussen het land van Brabant en het land van Luik en ook omdat de Luikenaars niet met de Fransen toevallen zouden. [De 2de dag van juni] Item, op de 2de dag van juni toen kwamen de Fransen tussen Belle en Poperinge en hadden een brug gemaakt in de Leie die in het water stond. En Ian van Dadizele, en de Geest van Gent met hun medeplegers werden het gewaar en ze legden heimelijk drie hinderlagen mitsgaders de landslieden en lieten aldus die Fransen over de brug gaan. En toen kwamen de vrouwen van het land waart en ze braken die brug zodat de Fransen er niet weer over mochten. En daar waren de Fransen kloek en onvoorziens besprongen zodat er wel 200 dood bleven die allen te paard waren. En enigen waren gevangen die groot losgeld gaven. En enigen zwommen door het water en sommigen anderen verdronken. |
Hoe dye Hertoghe Maximiliaen met grooter macht, track voor dye stede van Condeyt, ende ghincse seer vreeselicke bestormen, so dat die fransoysen huyter stede vloden metten goede. [fol. CC.v.v] [Den derden dach van Wedemaent] VP den derden dach van Wedemaent doe trac hertoge Maximiliaen met groter macht voor Condeyt, ende ghinc vreeselicke vp die stede stormen, omme twelcke die fransoysen die in dye stede van Condeyt waren seer veruaert waren, ende pacten ende sacten al dat sy mochten, ende staken tvier in Condeyt te vier of vijf plaetsen, ende si trocken metten rooue teender ander sijden huyter stede. Ende die edele Prinche Maximiliaen dat ghewaer wordende, wan terstont dye stede, ende dede den brandt blusschen. Ende die Prinche sandt twee hondert glauyen inden steert vanden fransoysen, dye huyter stede gheuloden waren, daer sy grote moort inne daden. Ende vp den seluen tijt was dye stede van Mortaengien weder ghewonnen, van Petijt salasaert, ende monseur Iaques galyot. Ende daer waren oock eenen grooten hoop fransoysen versleghen. Ende dye Prinche trac voor Kennoot, omme dat weder te verconquesteirene, also hy ooc dede. Ontrent desen seluen tijt, doen was Wouter van Hoye noch Baliu van sinte Winnocxberghe, ende hi hadde gheordonneirt in een dorp onder sijn Baliuage gheleghen, dat dat selue dorp gheuensoude.xxviij.mannen in sprinchens dienst, twelcke si willichlick consenteirden. Maer doe ghinc die voorseyde Woutere sijn propoost veranderen, ende seyde dat si moesten huyt stellen.x.mannen te peerde, wel ghewapent, noch waren si content. Ende si sonden terstont viere frissche mannen van wapenen, wel voorsien, ende seyden dat sijer noch.vi.seyndensouden wel ghewapent ende voor sien. Maer Wouter seyde dat hi tghelt daer voren hebben wilde, ende niet het volc, maer hi wilde Inghelschen nemen of andere lieden dye hem metter wapene behelpen consten. Doen seyden dye viere mannenhuyter name van haerlieder prochye dat si gheen ghelt gheuenen wilden, maer selue eerlicke metten lijue dienen, om twelcke si alle viere gheuanghen waren. Ende Wouter voorseyde dede bi auende in die halle een schauot maken, ende hi dede den hangheman van sint Omaers halen, ende dye viere goede mannen pijnen ende haer biechte spreken. Ende hi verghifte die colueueniers van Brugghe dat si die houcken ende tgat vander halle te Berghen besluyten souden datter gheen volck van wapenen ter marct commen en soude. Item sauents te clocke neghene doen quam tauwet van Brugghe, omme dye marct te wakene naer costume, maer te wat houcke dat si quamen vander marct, die colueueniers waren yeghen, segghende si moesten Wouter van Hoye dienen. Dandere van Brugghe seyden si en hadden Wouter van Hoye niet te dienen, maer der stede van Brugge, also dat bydengheruchte die goede lieden die ontrent der marct woonden, schouen hare veinsteren open. Doen saghen si een schauot, ende den hangheman daer bi, ende een vierpanne barnende, dies ghinghen sy in dye wapene, ende quamen ter stont ter marckt, ende alle tvolck worde in roere. Ende si riepen slaet Wouter vanHoye doot. Ende Wouter dat horende, hy vloot duer dwater vander stede. Ende die voorseyde vier goede mannen die waren verlost, ende elck thuys laten gaen daer hy behoorde, welcke grotelick bedancten den lieden van Brugghe, ende die hangheman dye liep ooc sijnder vaerde. Item het es waer dat die lieden vander stede van Brugghe aldus te Berghen ligghende, hadden by hem lieden mijns heeren sone Ian vanden Nyeuwenhoue.f.Claeys, maer si en warer te besten niet in te vreden, sy wilden mijn heere vanden Gruythuyse selue in persoone hebben, al so hem lieden belooft was. [Den.vi.sten dach en den.vi.sten dach en den.viij.sten dach van Wedemaent] Item me vrauwe Marie van Bourgoengien van als dye waerheyt verstaen hebbende, si badt den Graue van Rommont dat hy Capiteyne sijn wilde van dye van Brugghe, ende schanck hem drie seer schone peerden, ende soe dede si oock mijn heere van Rauesteyn van ghelijcken. Aldus dede hi sijnen eedt als Capiteyn vander stede van Brugghe. Ende hy track te Berghenwaert vp den.vi.sten dach van Wedemaent omme tvolc vander stede van Brugghe ende die Westerlinghen als Capiteyn te bestierene. [fol. CC.vi.r] Vp den.vij.sten dach van Wedemaent was te Brugghe in sint Saluators kercke ghedreghen eene processye generale om God te danckene vander victorie, die ons Prinche ghehadt hadde int vercrijghen van der stede voorseyde, ende om onsen here te biddene, dat onse princersse een blijde moeder mochte worden. Item vp den.viij.sten dach van Wedemaent was dye stede van Kennoyt ouer ghegheuen inden handen van onsen prinche, ende ooc die stede van Bouchein, ende sprinchens volck tracker inne tot haerder gheliefde. |
Hoe hertog Maximiliaan met grote macht trok voor de stad Cont en ging het zeer vreselijk bestormen zodat de Fransen uit de stad vlogen met het goed. [fol. CC.v.v] [De 3de dag van juni] Op de 3de dag van juni toen trok hertog Maximiliaan met grote macht voor Cont en ging die stad vreselijk bestormen waarom de Fransen die in de stad Cont zeer bang werden en pakten en zakten alles in dat ze mochten en staken het vuur in Cont op vier of vijf plaatsen en ze trokken met de roof ten andere zijde uit de stad. En de edele prins Maximiliaan die dat gewaar werd wond terstond de stad en liet de brand blussen. En de prins zond 200 lansen in de staart van de Fransen, die uit de stad gevlogen waren waar ze grote moord in deden. En op dezelfde tijd was de stad Mortaengien weer gewonnen van Petit Salizaert en monsieur Jaques Galyot. En daar werden ook een grote hoop Fransen verslagen. En de prins trok voor Quesnoy om dat weer te veroveren, alzo hij ook deed. Omtrent dezelfde tijd toen was Wouter van Hoye nog baljuw van Sint-Winoksbergen en hij had geordonneerd in een dorp onder zijn baljuw gelegen dat dit dorp geven zou 28 mannen inde dienst van de prins, wat ze gewillig toestemden. Maar toen ging die Wouter zijn opzet veranderen en zei dat ze moesten 10 mannen opstellen te paard en goed gewapend, nog waren ze content. En ze zonden terstond vier frisse mannen van wapens en goed voorzien en zeiden dat ze er nog 6 zenden zouden goed gewapend en voorzien. Maar Wouter zei dat hij het geld daarvoor hebben wilde en niet het volk, maar hij wilde Engelsen nemen of andere lieden die zich met wapens behelpen konden. Toen zeiden die vier mannen uit naam van hun parochie dat ze geen geld geven wilden, maar zelf fatsoenlijk met het lijf dienen, waarom ze alle vier gevangen waren. En Wouter liet bij avond in de hal een schavot maken en liet de hangman van Sint-Omaars halen en die vier goede mannen pijnigen en hun biecht spreken. En hij begiftigde de kolveniers van Brugge dat ze de hoeken en het gat van de hal besluiten zouden zodat er geen wapenvolk ter makt zou komen. Item, ‘ avond met de klok van negen toen kwam de wacht van Brugge om de markt te bewaken naar gewoonte, maar wat hoek dat ze kwamen van de markt, de kolveniers waren tegen en zeiden ze moesten Wouter van Hoye dienen. De anderen van Brugge zeiden, ze hadden Wouter van Hoye niet te dienen, maar de stad Brugge, alzo dat door het gerucht die goede lieden die omtrent de markt woonden schoven hun vensters open. Toen zagen ze een schavot en de hangman daarbij en een vuurpan branden dus gingen ze in de wapens en kwamen terstond naar de markt en al het volk werd in oproer. En ze riepen; ‘sla Wouter van Hoye dood.’ En Wouter die dat hoorde vloog door het water van de stad. En die vier goede mannen die waren verlost en elk naar huis laten gaar waar hij behoorde die zeer bedankten de lieden van Brugge en de hangman die liep ook zijn vaart. Item, het is waar dat de lieden van de stad Brugge aldus te Bergen lagen hadden bij hen de zoon van mijn heer Ian van de Nieuwenhoven f.Claeys, maar ze waren er niet goed tevreden mee, ze wilden mijn heer van de zelf in persoon hebben, alzo hen beloofd was. [De 6de dag en 8ste dag van juni] Item, mevrouw Marie van Bourgondie toen ze de waarheid ervan verstaan had bad ze de graaf van Romont dat hij kapitein wilde zijn van die van Brugge en schonk hem drie zeer mooie paarden en zo deed ze ook mijn heer van Ravestein dergelijk. Aldus deed hij zijn eed als kapitein van de stad Brugge. En hij trok naar Bergen op de 6de dag van juni om het volk van de stad Brugge en de Westerlingen als kapitein te besturen. [fol. CC.vi.r] Op de 7de dag van juni was te Brugge in Sint Salvator kerk een processie generaal gedragen om God te danken van de victorie die onze prins gehad had in het verkrijgen van de stad voorgezegd en om onze heer te bidden dat onze prinses een blijde moeder mocht worden. Item, op de 8ste dag van juni was de stad Quesnoy overgegeven in de handen van onze prins en ook de stad Bouchein en het volk van de prins trok daarin tot hun believen. |
[Den.x.sten dach van Wedemaent. Anno.lxxviij] Item die Legaet die de pardoenen te Brugghe ghebrocht hadde, metsgaders mijn here van Symay, si dede so vele aenden Coninck van Vranckerijcke, dat hy beual alle die gaernisoenenvan Doornicke, van Theerenburch, ende van Bethune, ende vanCamerijcke, ende meer ander, dat si die steden rumen souden. Ende daer was ghesloten een bestant van.viij.daghen, twelc bestant in ghinck den.x.sten dach van Wedemaent. Anno.lxxviij.waer in dat ghesloten was, datmen die van Doornicke niet vitaelgieren en soude, vp dye boete van een groote somme van ghelde. Ende wie dye contrarie dade, datmen die vitaelgie nemen mochte, ende die lieden dootslaen, sonder tbestant bi dien te brekene. Om welcke gracie men drouch vp sinte Baselis dach een processie generale, ende tbestant wort noch vijf daghen verlanct. Item in tvoorseyde iaer.M.iiijc.ende.lxxviij. ontrent half Wedemaent. Die coninc van Vranckerijcke ordonneirde datmen die stede van Camerijcke weder stellen soude in huere vryhede ende preuilegien. Ende hadde dies groten druck, also hi seyde dat hy dye stede so langhe voor hem ghehouden hadde. Ende by dien so dede hi voor hem commen die Gouuernuers vander stede, ende seyde hem lieden in deser manieren. Ghy goede lieden huwe Raue, dat es die Arent die in dye Keyserlicke wapene staet, ende es waer een iaer lanc hebbicse gherooft ende of ghedaen doen van sijnen neste, maer nv wil ic at die selue Raue sy weder ghestelt in sijnen staet. Ende daer omme doet of dye wapene vanden coninc, ende stelter wedere dye wapene vanden Keyser, alsoo sy ghecostumeirt es te stane. Voort soe seyde die coninck vp die marct vander stede van Camerijcke, voor alle dye poorters. ghy poorters ende inwonende vander stede van Camerijcke, want ghi langhe tijt ende vele verlast hebt gheweist van mijnen volcke van wapenen, so eest dat ic nv mijn heyr cracht leeden sal huyter stede, ende huyt alle huwe cleyne steden hier ontrent gheleghen, ghelijck Kennoyt ende Boskin. Ende ick stelle hu lieden in paeyse, ende gheue hu lieden hu eerste vryhede die ghi gheploghen sijt te hebbene. Ende ic en wil nyet dat huwe stede meer sy onder eeneghe seruitude of in bedwanghe van yemende. Ende oock seyde die coninck datmen tcasteel van Celles soude laten der stede van Camerijcke, sonder daer inne te laten commene eenich volck van wapenen. Ende binnen der tijt dat die coninck aldus sprac yeghens tvolc ende eer hi vulsproken hadde, so reedt alle tvolck van wapenen huyter stede, soe dat die stede al gheruymt was vanden volcke van wapenen, maer die Capiteyn vanden casteele, ghenaemt maraphijn, die en hilt van sconincx ghebodt nyet, ende en wilde niet ruymen tcasteel metten anderen volcke van wapenen. Item men moet weten dat te dyen tijden so was die mare in Camerijcke van die grote macht die hebben soude Maximiliaen, twelck waer was. Ende vp eenen dach so quamen dye Bourgoengioenen binnen der stede van Camerijcke. Ende Marafijn metten Fransoysen was ghebleuen in tcasteel. Ende om vele inconuenienten ende cleenicheden die dye Fransoysen daghelicx deden, dye stede van Camerijcke ende dye serganten vander stede stelden hem yegens dye Fransoysen vanden casteele, ende bedwonghen die Fransoysen te loopene ten Casteele waert. Ende in dit loopen waren der vele ghequetst, ende sommeghe storuen vander quetsuere. Ende als die fransoysen in tcasteel commen waren, si trocken dye brugghe vp ende besloten hem seluen int Casteel, ende si hadden veil corens ende meil vander stede ghenomen. Dit ghedaen sijnde, [fol. CC.vi.v] die poorters vander stede ghinghen belegghen tcasteel, ende meenden die Fransoysen te nyeuten te doene, maer si en consten omme dat tcasteel te vroom ende vele te sterc was. Ende daer omme hilden si groote wake, omme dat die fransoysen huyten Casteel niet en souden connen ghecommen, maer si en constens soe nyet beletten, hoe dat sijt wachten. Ende Maraphijn met twee ghesellen quam by secrete manieren huyten Casteele, ende track te Pyrone, ende Tatrecht. Ende daer sijnde, hi sprack metten Capiteynen van Vranckerijcke, hem lieden biddende dat si weder wilden commen te Camerijcke, ende dat si die stede van Camerijcke souden te nyeuten doen, ende verlossen sijn ghesellen huyten casteele. Die van Camerijcke dyt vernemende, sonden boden huyte, ende gauen dit te kennene den Capiteyn van Valenchiene, ende baden hem datmen hem lieden soude willen seynden hulpe ende sercours, omme te wederstane die macht vanden Fransoysen die in tcasteel waren. Die van Valenchiene dyt verstaen hebbende, sy sonden der stede van Camerijcke.ijc.colueueniers. Ende corts daer naer so volchden twee Capiteynen, te wetene mijn here van Houbordijn ende mijn here van Fyenes, ende oock mijn heere van Bossuut, maer omme dat bestant was so en dorsten die Bourgoengioenen nyet vechten yegens dye Fransoysen. Ende daer omme soe was gheordonneirt byden Capiteynen van beeden sijden datmen tgheschil ter neder legghen soude. Ende om hier toe te commene, mijn here Iacob van Lutcenburch, ende andere edele personen huyt Vranckerijcke spraken te gadere eendrachtelic, ende met goeden accoorde droughen ouer een, als dat tvolck van wapenen van Maraphijn soude trecken huyten casteele vry sonder quets van haren lichame, of verlies van haerlieder wapene, ende dat sy souden trecken te Vranckerijcke waert, alsoo si oock deden. Twelck was in theynde van Wedemaent. Anno domini.M.CCCC.ende.lxxviij. Ende dit ghedaen sijnde, die vander stede van Camerijcke liepen in tcasteel omme te siene die plecke. Daer vonden si veil corens ende meils, ende dattet wel voorsien was omme te sustineirene die orloghe. Ende by dien die Capiteynen van beeden sijden sloten ende ordonneirden datmen tvoorseyde casteel nyet ydel en soude laten staen, maer dat omme die eere van beeden sijden, so soudemen in tvoorseyde Casteel altoos laten ligghen vichtich Bourgoengioenen ende vichtich Fransoysen dye tcasteel bewaren souden. Ende dye Capiteyn vanden Bourgoengioenen was ghenaemt heere Iacob van Franquesto, ende die Capiteyn vanden fransoysen hiet heer Ian dholle. Dese Capiteynen ghinghen beede ghelijc int casteel, ende si deelden ghelijc die torren ende die cameren vanden casteele dye si bewoonden, ende si deden die wake in tcasteel by ghebuerte ende si hadden die slotelen vanden casteele ghelijck. Ende ter huere datmen eten soude, elck ghinck eten met sijnen Capiteyn, ende buyten der huere van etene si conuerseirden te gadere seer minlick ende ghesellick. Ende dyt was aldus gheordonneirt byden Capiteynen van beeden sijden, als voorseyt es in Hoymaent. Int iaer ons heren alsmen screef.M.CCCC.ende.lxxviij.endegheduerde tot den eynde vanden April Int iaer ons heren.M.CCCC.ende.lxxix daer naer. Aldus binnen neghen maenden was dit accoort ghebroken. Maer die stede van Camerijcke voorseyde die bleef in paeyse, ende behilt al haer oude rechten ende preuilegien, die huer van ouden tijden gheottroyeert ende ghegheuen waren bi diueersche heeren ende princhen, waer van tghemeen volck vander seluer stede seer blijde was. |
[De 10de dag van juni anno 1478] Item, de legaat die het pardon te Brugge gebracht had, mitsgaders mijn heer van Sinaai, deed zoveel aan de koning van Frankrijk, dat hij beval alle garnizoenen van Doornik, van Throuanne en van Bethune en van Kamerijk en meer andere dat ze die steden ruimen zouden. En daar was een bestand van 8 dagen gesloten, welk bestand inging de 10de dag van juni anno 1478 waarin besloten was dat men die van Doornik niet bevoorraden zou op de boete van een grote som geld. En wie dat contrarie deed dat men het voedsel nemen mocht en de lieden doodslaan, zonder daardoor het bestand breken. Om welke gratie men droeg op Sint Basilius dag een processie generale en het bestand werd nog 5 dagen verlengd. Item, in het jaar 1478 en half juni ordonneer de koning van Frankrijk dat men de stad Kamerijk weer stellen zou in hun vrijheden en privilegies. En had dus grote druk, alzo hij zei, dat hij de stad zo lang voor zich gehouden had. En daardoor liet hij voor hem komen de gouverneurs van die stad en zei hen op deze manier; Gij goede lieden uw raaf, dat is de arend die in het keizerlijke wapen staat, en het is waar een jaar lang heb ik het beroofd en afgedaan van zijn nest, maar nu wil ik dat diezelfde raaf weer gesteld wordt in zijn staat. En daarom doe af de wapens van de koning en stel er weer het wapen van de keizer alzo het gewoon is te staan.’ Voort zo zei de koning op de markt van de stad Kamerijk voor alle poorters; Ԡgij poorters en inwoners van de stad Kamerijk want ge bent lange tijd belast geweest van mijn wapenvolk zo is het dat ik mijn legermacht leiden zal uit uw stad en uit alle kleine steden hier omtrent gelegen gelijk Quesnoy en Boskin. En ik stel u in vrede en geef u eerst vrijheid en ge gewend bent te hebben. En ik wil niet dat uw stad meer is zonder enige dienstbaarheid of bedwang van iemand.’ En ook zei de koning dat men het kasteel van Celles zou laten de stad Kamerijk, zonder daarin te laten komen enig wapenvolk. En binnen de tijd dat de koning aldus sprak tegen het volk en eer hij uitgesproken was zo reedt al het wapenvolk uit de stad zodat de stad al geruimd was van wapenvolk, maar de kapitein van het kasteel genaamd Maraphijn, die hield het gebod van de koning niet en wilde niet ruimen het kasteel met het andere wapenvolk. Item, men moet weten dat te die tijd zo was het verhaal in Kamerijk van de grote macht die hebben zou Maximiliaan, wat waar was. En op een dag zo kwamen de Bourgondiers binnen de stad Kamerijk. En Maraphijn met de Fransen was gebleven in het kasteel. En om vele zwarigheid en kleineringen die de Fransen dagelijks deden stelde de stad Kamerijk en de sergeanten van de stad zich tegen de Fransen van het kasteel en dwongen de Fransen te lopen te kasteel waart. En in dit lopen waren er vele gekwetst en sommigen stierven van die kwetsing. En toen de Fransen in het kasteel gekomen waren trokken ze op de brug en besloten zichzelf op in het kasteel en ze hadden veel koren en meel van de stad genomen. Toen dit gedaan was gingen de [fol. CC.vi.v] poorters van de stad het kasteel belegeren en meenden de Fransen te niet te doen, maar ze konden het niet omdat het kasteel te dapper en veel te sterk was. En daarom hielden ze grote wacht zodat de Fransen niet uit het kasteel zuoden komen, maar ze konden het zo niet beletten, hoe ze het bewaakten. En Maraphijn met twee gezellen kwam op een geheime manier uit het kasteel en trok naar Pirons en te Atrecht. En toen hij daar was sprak hij met de kapiteins van Frankrijk en bad hen dat ze weer wilden komen te Kamerijk en dat ze de stad Kamerijk te niet zouden doen en verlossen zijn gezellen uit het kasteel. Die van Kamerijk die dit vermanen zonden boden uit en gaven dit te kennen de kapitein van Valenciennes en baden hem dat men hen zou willen zenden hulp en bijstand om te weerstaan de macht van de Fransen die in het kasteel waren. Die van Valenciennes die dit verstonden zonden de stad Kamerijk 200 kolveniers. En kort daarna volgden twee kapiteins, te weten; mijn heer van Houbordijn en mijn heer van Fyenes en ook mijn heer van Bossuut, maar omdat het bestand was zo durfden die Bourgondiers niet te vechten tegen de Fransen. En daarom zo was geordonneerd bij de kapiteins van beide zijden dat men het geschil zou neerleggen. En om hiertoe te komen spraken mijn heer van Luxemburg en andere edele personen uit Frankrijk eendrachtig tezamen en met goed akkoord kwamen ze overeen als dat het wapenvolk van Maraphijn trekken zou uit het kasteel vrij en zonder kwetsing van hun lichamen of verlies van hun wapens en dat ze zouden trekken naar Frankrijk, alzo ze ook deden. Wat was in het einde van juni anno domini 1478. En toen dit gedaan was liepen die van de stad Kamerijk in het kasteel om die plek te zien. Daar vonden ze veel koren en meel en dat het goed voorzien was om die oorlog te voldoen. En omdat de kapiteins van beide zijden besloten en ordonneerden dat men dat kasteel niet leeg zou laten staan, maar dat om de eer van beide zijden zo zou men dat kasteel altijd laten liggen 50 Bourgondiers en 50 Fransen die het kasteel bewaren zouden. En de kapitein van de Bourgondiers was genaamd heer Jacob van Franquesto en de kapitein van de Fransen heette heer Ian dHolle. Deze kapiteins gingen beide tegelijk in het kasteel en ze verdeelden gelijk de toren en de kamers van het kasteel die ze deden de bewaking van het kasteel om beurten en ze hadden de sleutels van het kasteel gelijk. En ter uur dat men eten zou ging elk eten met zijn kapitein en buiten het uur van eten converseerden ze zeer minlijk tezamen en gezellig. En dit was aldus geordonneerd door de kapiteins van beide zijden in juli in het jaar ons heren toen men schreef 1478 en duurde tot het einde van april in het jaar ons heren 1479 daarna. Aldus binnen negen maanden was dit akkoord gebroken. Maar de stad Kamerijk die bleef in rede en behield al haar oude rechten en privilegies die haar van ouden tijden gegund en gegeven waren door diverse heren en prinsen waarvan het gewone volk van de stad zeer blijde was. |
[ Hier naer volcht doordonnanchie ende maniere, die binnen der stede van Brugghe ghedaen was] Hier naer volcht doordonnanchie ende maniere, die binnender stede van Brugghe ghedaen was, ter eeren ende blijschap vander gheboorte van den edelen Hertoghe Phelips, den eerstensone van hertoghe Maximiliaen, ende vrau Marie vanBourgoengien, eeneghe dochtere vanden edelen Hertoghe Kaerle. Anno domini.M.CCCC.ende.lxxviij. Dat.lxvij.Capittel. [fol. CC.vij.r] [Den xxij.sten dach van Wedemaent] ENde es te weten dat si ghelach vanden voorseyde Phelips vp den xxij.sten dach van Wedemaent naer dye noene, in haer hof te Brugghe. Dies was grote blijschap binnen Brugghe, ende men dede alle die clocken luyden ende beyaerden in alle die prochiekercken, cloosters, cappellen, ende godshuysen, twelcke gheduerde alle den achternoene, ende meest alle den nacht. Ende die Burchmeester dede van blijschepen terstont het schauot of breken dat langhe tijt inden burch ghestaen hadde. Ende men maect sauents in alle straten schone vieren, dansende ende vele ghenouchten bedrijuende, trompende, harpende, ende luytende, al den nacht gheduerende. Ende des anderdaechs wast gheboden mesdach te houden, twelcke was sint Ians auent. Endedaermen tghebodt dede, daer was present mijn heere vanden Gruythuyse, ende dye Burchmeester van Brugghe dheer Martin Lem. Ende si deden den volcke roupen Noel, ende men sayde daer ghelt ter hallen huyt onder tvolc, ende waren alle selueren penninghen, waer of dat die minste waren nyeuwe grootkins Ende vp alle dye torren vanden kercken staken vierpannen huyt al den nacht. Ende vp sint Ians auent was ghedreghen eene deuote processie generale, om god te danckene van dese blijder gheboorte, welcke processie men drouch ronts omme mijns heren hof, ende van daer tonser vrauwen, daer men den dienst dede. Van welcker blijder gheboorte men groote triumphe bedreef vp den seluen dach in alle steden, ende plaetsen [fol. CC.vij.v] al Vlaendren duere, ende was dien dach mesdach gheboden. |
[ Hierna volgt de ordonnantie en manier die binnen de stad van Brugge gedaan werd] Hierna volgt de ordonnantie en manier dien binnen de stad Brugge gedaan werd te eren en blijdschap van de edele hertog Filips, de eerste zoon van hertog Maximiliaan en vrouw Marie van Bourgondie, de enige dochter van de edele hertog Karel, anno 1478. Dat 67ste kapittel. [fol. CC.vij.r] [De 22ste dag van juni] En het is te weten dat ze lag van Filips op de 22ste dag van juni na de noen in haar hof te Brugge. Dus was grote blijdschap binnen Brugge en men liet alle klokken luiden en beieren in alle parochiekerken, kloosters, kapellen en godshuizen wat de hele namiddag duurde en meest de hele nacht. En de burgemeesters lieten van blijdschap terstond het schavot afbreken dat lange tijd in de burcht gestaan had. En men maakte ‘s avonds in alle straten mooie vuren en bedreven vele genoegens met trompetten, harpen en luit dat de hele nacht duurde. En de volgende dag was geboden een misdag te houden en dat was Sint Jans avond. En daar men het gebod deed daar was present mijn heer van de Gruijthuijsen en de burgemeester van Brugge de heer Martin Lem. En ze lieten het volk roepen; Ԏoel; en men zaaide daar geld ter hal uit onder het volk en dat waren allen zilveren penningen waarvan dat die minste waren nieuwe grootjes. En op alle torens van de kerken staken vuurpannen uit de hele nacht. En op Sint Jans avond was en devote processie generaal rond gedragen om God te danken van deze blijde geboorte en die processie droeg men om de hof van mijn heer en vandaar te onze Vrouwe waar men de dienst deed. Van die blijde geboorte bedreef men grote triomf op dezelfde dag in alle steden en plaatsen [fol. CC.vij.v] heel Vlaanderen door en was die dag misdag geboden. |
[Sinte Pieter ende sinte Pauwels dach] Item corts daer naer vp sinte Pieter ende sinte Pauwels dach doe die ionghe Prinche acht daghen oudt was, doe was hi naer dye noene vp den voorseyde dach ghedreghen met rijckelickenstate te sinte Donaes kercke, ende aldaer kersten ghedaen, endesijnen name was gheseyt Phelips. Ende daer was ghetemmert eenen ganck ontrent.viij.voeten wijt, ende.v.voeten hooghe bouen der eerde, versoldert met plancken ende met lenen aen beeden sijden streckende van sprinchens hofduer.s.Amants strate, ouer die marct duer die breyelstrate, tot in dye Suytduere van sinte Donaes kercke, die welcke kercke rijckelic behanghenwas met costelicke tapijtserye van vreimde diueersche hystorien Item inden middel vander kercke voor den docsael was ghemaect een viercante staedgie, daer vp dat ghestelt was een vonte van houte, behanghen met gulden lakene, ende daer vp een selueren verguld becken, also groot datmer wel een mensche in soude ghebaet hebben, dwelcke bouen verdeckt was met eenen hanghenden pauwelioene van sijde ghemaect seere rijckelick. Item daer was wt ghesonden om alle die gheestelicke Prelaten, ontrent Brugghe, als Abten, Proosten, ende Pryooren, ende ooc omme die Rudders ende edele van Vlaenderen dye welcke een groot ghetal quamen te Brugghe elck met sijnen state. Item die schotters vanden.iij.boghen, te wetene den ouden boghe, den ionghen boghe, ende den hantboghen die stondenlancx der alleye vanden houe tot sinte Donaes kercke toe. Endeoock waren daer ghebeden eeneghe ghedeputeirde vandensmallen steden, die welcke te Brugghe quamen, ende begonstenalso te gaene lancx der alleye voorseyde elck met eender brandende toortse in die hant, vijf libra weghende. Eerst so ghinghen die vander sluys met iiij.barnende toortsen, daer naer dye vanden Damme met.iiij.toortsen, daer naer die van Ardenburch met.iiij.toortsen, daer naer dye van Oostende met.ij.toortsen, daer naer die van Blanckeberge met.iiij.toortsen, daer naer quamen die notable vander poorterye eerlicke ghecleet met swarten abyten, wel met.C.ende L.toortsen, daer naer quamen.ij.wethouders, ende een Pensyonaris van Ghendt met drye toortsen, daer naer quam die wet van Brugghe met.xxvi.toortsen, daer naer quamen dye edelinghen vandenhoue onder grote ende cleene, wel met.C.toortsen, ende die ionghe hertoghe van Gheldre drouch ooc een toortse. Voort so ghinghen voren in goeder ordonnanchie, eerst.vij.ghemitreirde Abten, ende viij.ander Abten met schoonen state. Daernaer so quam tcollegie van sinte Donaes, al met coorcappen seer rijckelic, ende hem lieden volchden eeneghe vander cappelle van den prinche, ooc met costelicke coorcappen Daer naer quam die Bisschop van Sareyten, ende daer naer die bisschop van Doornicke, daer naer quam die Erault vanden Toysoene met een gulden abijt aen, ende voor hem ghinghen vele Heraulten met cornijckeelen aen, daer naer quamen.xij.Rudders van den edelsten van Vlaendren. Daer naer quam me vrauwe de Duwagiereghe, wedewe vanden hertoghe Kaerle saleger ghedachten, ende si drouch den ionghen prinche in huer edele aermen, ghewonden in een gulden laken, endemijn vrauwe van Rauesteyn die ghinc neffens haer, te harer rechter sijde, aen hebbende een gulden bijt van orfeuerye. Endemijn heere van Simpol die ghinc tot harer slincker sijde aen hebbende een abijt, ooc van gouden lakene, maer voor hemlieden ghinc mijn heere vanden Gruythuyse, ghecleet met gulden lakene cramosijn, ende hy drouch voor tkint een gulden becken weerdelicken. Ende tgulden laken daer men tkint vp drouch was een seer costelic stick. Ende in deser manieren was tvoorseyde kint ter kercken ghebrocht van sinte Donaes, daerment kersten dede. Item dye stede van Brugghe schand den ionghen Phelips viere selueren vergulden cannen, ende vier guldene flasschen, endeeenen grooten goudin cop, welcke.ix.yeweelen weerdich warenwel.vic.libra groten, of meer. Ende noch so presenteirde die stede van Brugghe mer vrauwe van Bourgoengien bouen dyen die somme van.iiijc. ponden groten in ghereeden penninghen, tot haer weerdichede. [fol. CC.viij.r] Item die Peteren vanden ionghen Phelips waren mijn heere van Rauesteyn, ende mijn here van Simpol, ende sijn Mette was de Duwagiereghe wedewe vanden Hertoghe Kaerle. Ende mijn here van Rauesteyn gaf hem een gulden sweert. Ende mijnheere van Simpol gaf hem eenen costelicken hellem. Ende die Mette gaf hem een costelic Exele, daer vele precieuse steenenaen stonden seer rijckelic. Ende die Bisschop van Doornicke dye dedene kerstene, in die presencie van alle die voornomde prelaten. Ende dat ghedaen sijnde, dye Mette ende sijn Peterendrougene weder thuysewaert in schoonder ordonnancie. Endeals sijn Mette de Duwagiereghe die hem drouch als voren, als sy quam inden middele vander marct, so hier si den ionghen Phelips hoghe vp, al naect, so datter niet dan een vloers cleet ouer en was, dattene alle tvolc sien mochte, daer si alle seere in verblijt waren ende groote ghenouchte in hadden. Ende men drouch die yeweelen, also wel die hem die stede van Brugghe gheschoncken hadde, als die hem ter vonte gheghift waren, alle voor tkint met groter triumphe, met trompetten ende metten Heraulten. Ende die Hofmeester van den Prinche die stroyde ende saeyde ghelt vp dye marct aen beeden sijden vander voornomder alleye. Ende waren die minste penninghen diemer saeyde, penninghen metten twee leeuwen, of dye halue van dien. |
[Sint Petrus en Paulus dag] Item, kort daarna op Sint Petrus en Sint Paulus dag toen de jonge prins acht dagen oud was toen werd hij na de noen op die dag gedragen met rijke staat naar de Sint Donaas kerk en aldaar christen gedan en zijn naam was genoemd Filips. En daar was getimmerd een gang omtrent 8 voeten breed en 5 voeten hoog boven de aarde en bezolderd met planken en met leuningen die aan beide zijden strekten van de hof van de prins zijn deur tot Sint Amant straat over de markt door de Breydelstraat tot in de zuid deur van Sint Donaas kerk, welke kerk rijk behangen was met kostbare tapijten van vreemde en diverse histories. Item, in het midden van de kerk voor de galerij was een vierkante stellage gemaakt waarop gesteld was en vont van hout behangen met gulden laken en daarop een vergulde zilveren bekken, alzo groot dat men er wel in mens in zou kunnen baden wat boven bedekt was een hangend paviljoen van zijde gemaakt, zeer rijk. Item, daar was uitgezonden om alle geestelijke prelaten omtrent Brugge als abten, proosten en priors en ook om ridders en edelen van Vlaanderen die met een groot getal te Brugge kwamen en elk met zijn staat. Item, de schutters van de 3 bogen, te weten; de oude bogen en de jonge bogen en de handbogen die stonden langs de allee van de hof tot Sint Donaas kerk toe. En ook waren daar gebeden enige gedeputeerde van de kleine steden die te Brugge kwamen en begonnen alzo te gaan langs die allee en elk met een brandende toorts in de hand die 5 libra woog. Eerst zo gingen die van ter Sluis met 4 brandende toortsen, daarna die van de Damme met 4 toortsen, daarna die van Aardenburg met 4 toortsen, daarna die van Oostende met 2 toortsen, daarna die van Blankenberge met 4 toortsen, daarna kwamen de notabelen van de poorterij fatsoenlijk gekleed met zwarte habijten wel met 150 toortsen, daarna de 2 wethouders en een pensionaris van Gent met drie toortsen, daarna kwam de wet van Brugge met 26 toortsen, daarna kwamen de edelen van het hof waaronder grote en kleine wel met 100 toortsen en de jonge hertog van Gelre droeg ook een toorts. Voort zo gingen voor in goede ordonnantie eerst gemijterde abten en 8 andere abten met mooie staat. Daarna zo kwam het college van Sint Donaas allen met koorkappen zeer rijk en hem volgden enige van de kapel van de prins, ook met kostbare koorkappen. Daarna kwam de bisschop van Sareyten en daarna deisschop van Doornik, daarna kwam de heraut van het gulden vlies met een gulden habijt aan en voor hem gingen vele herauten met cornijckeelen (?) aan, daarna kwamen 12 ridders van den edelste van Vlaanderen. Daarna kwam mevrouw douairire, weduwe van de hertog Karel zaliger gedachtenis, en ze droeg de jonge prins in haar edele armen gewonden in een gulden laken en mijn vrouw van Ravestein die ging neffens haar tot haar rechterzijde en had aan een gulden bijt van borduursel. En mijn heer van Saint-Pol die ging aan haar linkerzijde en had aan ook een habijt van gouden laken, maar voor hen ging mijn heer van de Gruijthuijsen, gekleed met gulden laken karmozijn en hij droeg voor het kind een gulden bekken waardig. En het gulden laken daar men het kind op droeg was een zeer kostbaar stuk. En in deze manier was het kind ter kerk gebracht van Sint Donaas waar men het christen deed. Item, de stad Brugge schonk de jonge Filips vier zilveren vergulden kannen en vier gulden flessen en een grote gouden kop welke 9 juwelen waard waren wel 600 libra groten of meer. En nog zo presenteerde de stad van Brugge mevrouw van Bourgondië daarboven de som van 400 ponden groten in gerede penningen tot haar waardigheid. [fol. CC.viij.r] Item, de peters van de jonge Filips waren mijn heer van Ravestein en mijn heer van Saint-Pol en zijn meter was de douairire, weduwe van hertog Karel. En mijn heer van Ravestein gaf hem een gulden zwaard. En mijn heer van Saint-Pol gaf hem een kostbare helm. En de meter gaf hem een kostbaar exele (gesp?), daar vele kostbare stenen aan stonden, zeer rijk. En de bisschop van Doornik die doopte hem in die presentie van alle prelaten. En toen dat gedaan was droegen de meter ende peter hem weer naar huis in mooie ordonnantie. En toen zijn meter de douairière die hem droeg zoals tevoren en toen ze kwam in het midden van de markt zo hief ze de jonge Filips hoof op geheel naakt zodat er niet dan een velours kleed over was zodat al het volk hem zien mocht waar ze allen zeer in verblijd waren en groot genoegen in hadden. En men droeg de juwelen, alzo wel die hem de stad Brugge geschonken had als die hem ter vont begiftigd waren, alle voor het kind met grote triomf, met trompetten en met herauten. En de hofmeester van de prins strooide, en zaaide geld op de markt aan beide zijden van de allee. En waren de minste penningen die men er zaaide penningen met de twee leeuwen of de helft van die. |
Item die.lij.Dekens ende ambochten van der stede stonden alle met toortsen lancx der alleye beneden aen beeden sijden lancxduere, soe datter waren gheuonden in ghetale, wel.xiiijc.toortsen of meer staende in ordonnancie, elc naer sijn hoocheyt. Item sauents was een costelicke maeltijt bereet vp tschepen huys, Ende daer waren die van Ghendt ghenoot ter maeltijt, ende alle die vanden smalle steden die mede ghegaen hadden in processien. Ende daer waren diueersche Esbatementenghespeilt, ende vele ghenouchten bedreuen. Ende die stede was vul blijschepen, ende vele schone vieren waren ghemaect, ende bogaerden met rijpe kerssebomen gheladen, ende busschen vanschonen groenen boomen, ende danssinghen ende allerhande ghenouchten. Ende voor den witten Ram waren te winnene prijsen met Esbatementen, ende met louende dese edele geboorte, die welcke prijsen vp hinghen tambocht vandenscheppers van Brugghe, ende in mijns heeren hof waren die sale ende andere cameren seer chierlic behanghen met schonen tapijtsen. Ende dese feeste gheduerde int hof ende ooc in die stede wel.viij.daghen lanck. Och wat blijschepen hadde die hertoghe Maximiliaen, als hy die tijdinge ontfinc in tvelt daer hy lach, dat hem gheboren was eenen ionghen sone. Ende als hy kersten ghedaen was, ende hem den name was ghegheuen Phelips, dye vruecht dye int heyr was onder alle tvolc dat mettenprinche te velde lach dye en was nyet cleene, waer of dat hier nae volcht tincarnacioen. XXij.in Iunij Marie ghelach Rauestein saintpol de duwagiere Hieuen Philips vp sinte Pieters dach Sinte Donaes ghedoopt, lof den bestiere Anno.M.CCCC.ende.lxxviij. Flandria gaude francia luxit brugis i vrbe Pullo produxit aquile duxissa leonem. IN desen tijt lach die Hertoghe Maximiliaen altoos te velde, aenden berch van Vyeuijle, vp drie mijlen naer Atrecht, ende hy hadde bi hem een groot gheselschap van frisschen volcke, te wetene duytschen vlaminghen, ende Brabanders, luyckenaers, ende die van Ghendt waren daer met haerlieder Casselrye, endedie van Brugghe met die van den Vryen, ende die van Ipre met haren ondersaten, also dat die prinche sterc was wel xxiij.duysent mannen, metsgaders den heynewieren, aertoysienen, ende tvolc vanden lande daer ontrent. Ende ooc warender wel.iijc.Inghelschen, ende een ghedeel spaengiaerden. Ende die coninck van Vranckerijcke hadde ooc een grote aermeye bi hem, ende hem quamen te baten wel.vi.duysent Gascoenoysen, ende hi lach Tatrecht, altoos wassende in stercheden van volcke. Nochtan onse Prinche Maximiliaen en verschoot nyet van sconincx moghentheyt.etc. Item dye van Doornicke verlost sijnde van haren gaernisoene, si worden binnen der stede van Doornicke onderlinge twistende [fol. CC.viij.v] ende vechtende. Want deen partye waren goet tsconincx, ende dandere waren goet Bourgoengioens. Also dat die ghene die goet Bourgoengioens waren die fransoysen doot sloughen, endeghecreghen die ouerhant vander stede van Doornicke. Ende dye van Doornicke siende dat die prince aldus machtich te velde lach, sy hadden groote vreese dattet al vp hueren hals crakensoude. Ende daer omme si sonden aenden Hertoghe Maximiliaen een eerbaer Ambassade, metten slotelen vander stede van Doornicke vele daghen lanc gheduerende. Item in desen tijt int heyr daer die prinche lach, was een quaet respeel van Brugghe, dye welcke wilde eenen gheselle van Ghendt sijn meysen nemen, so dat si worden vechtend. Endedeene riep Ghendt en vrient. Ende dandere riep Brugge en vrient malcanderen verwijtende vele woorden van confusien, also dat die van Ghendt quetsten vele lieden van Brugghe, want die Ghentenaers waren vele stercker van volcke dan die vanBrugghe, nochtan so schoten die van Brugghe.iij.Ghentenaers doot. Ende dyt gheruchte dye Prinche vernemende, hy reedt derwaerts met eenen stocke in dye hant, ende dede so vele dat si ghescheeden waren. Ende die prinche beloofde correctie te doene ouer den vpstelders van deser moeyte. Het welcke was eens brauwer sone, die welcke men seer sochte om te vanghen. |
Item, de 52 dekens en de ambachten van de stad stonden allen met toortsen langs de allee beneden aan beide zijden in de lengte zodat er waren gevonden in getal wel 1400 toortsen of meer die in ordonnantie stonden en elk naar zijn hoogheid. Item, ‘s avonds was een kostbare maaltijd bereid op het schepenhuis. En daar waren die van Gent genodigd ter maaltijd en allen van de kleine steden die mee gegaan waren in de processie. Ende daar waren diverse toneelvoorstellingen gespeeld en veel genoegens bedreven. En de stad was vol blijdschap en vele mooie vuren werden er gemaakt en vele boomgaarden met rijpe kersen geladen en bossen van mooie groene bomen en dansen en allerhande genoegens. En voor de witte Ram waren te winnen prijzen met toneelvoorstellingen en die loofden deze edele geboorte, die prijzen hingen op het ambacht van de schepers van Brugge en in de hof van mijn heer waren de zalen ende andere kamers zeer sierlijk behangen met mooie tapijten. En dit feest duurde in de hof en ook in de stad wel 8 dagen lang. Och wat blijdschap had hertog Maximiliaan toen hij de tijding ontving in het veld waar hij lag dat hem geboren was een jonge zoon. En toen hij christen gedaan was en hem de naam Filips was gegeven was de vreugde in het leger onder al het volk niet klein waarvan dar hierna de rijm volgt;. XXij., 22ste in juni Marie lag Ravestein Saint-Pol de douairire Hieven Philips op Sint Pieters dag Sint Donaas gedoopt, lof de bestuurder Anno 1478. Flandria gaude francia luxit brugis i vrbe Pullo produxit aquile duxissa leonem. In deze tijd lag hertog Maximiliaan altijd te velde aan de berg van Vieville, op drie mijlen na Atrecht, en hij had bij hem een groot gezelschap van fris volk, te weten; Duitsers, Vlamingen en Brabanders, Luikenaars en die van Gent waren daar met hun wetsgebied en die van Brugge met die van de vrijen en die van Ieper met hun onderzaten, alzo dat de prins sterk was wel 23 000 mannen, mitsgaders die van Henegouwen, Artois en het volk van de landen daar omtrent. En ook waren er wel 300 Engelsen en een deel Spanjaarden. En de koning van Frankrijk had ook een groot leger bij hem en hem kwamen te baten wel 6 0000 van Gascogne en hij lag te Atrecht en groeide altijd in sterkte van volk. Nochtans onze prins Maximiliaan verschoot niet van de mogendheid van de koning, etc. Item, die van Doornik die verlost waren van hun garnizoen begonnen binnen de stad Doornik onderlinge te twisten [fol. CC.viij.v] en te vechten. Want de ene partij waren goed de koning en de andere waren goed die van Bourgondie. Alzo dat diegene die goede Bourgondiers waren de Fransen doodsloegen en kregen de overhand in de stad Doornik. En die van Doornik zagen dat de prins aldus machtig te veld lag en hadden grote vrees dat het alles op hun hals kraken zou. E daarom zonden ze aan hertog Maximiliaan een eerbare ambassade met de sleutels van de stad Doornik dat vele dagenlang duurde. Item, in deze was in het leger waar de prins lag een kwade vagebond van Brugge die van een gezel van Gent zijn meisje nam zodat ze begonnen te vechten. En de ene riep Gent en vriend. En de andere riep Brugge en vriend, en verweten elkaar vele verwarrende woorden alzo dat die van Gent kwetsten vele lieden van Brugge, want de Gentenaars waren veel sterker van volk dan die van Brugge, nochtans zo schoten die van Brugge 3 Gentenaars dood. En dit gerucht vernam de prins en reed derwaarts met een stok in de hand en deed zoveel zodat ze gescheiden werden. En de prins beloofde correctie te doen over de aanstichters van deze moeite. Dat was een brouwers zoon die men zeer zocht om te vangen. |
[Den.vij.sten dach van Hoymaent] Item het gheuiel byder gracien Gods datter so neerstelic ghelaboreirt was van eeneghen edelen heren van des conincx sijde van Vranckerijcke.den coninc onderwijsende, dat hi voort aen een oudt man ware, ende dat beter ware dat hi oorloochde vp die Turcken, dan aldus het kersten bloet te sturttene. Ooc warer grote heren van des hertoghen Maximiliaens sijde diere ooc inne laboreirden, so varre datter ghesloten was ouer beede sijden een generael bestant van diere tijt voort, gheduerende een iaer ende.xl.dagen. Dies soude die Coninc alle sijn gaernisoenen doen ruymen, die hi in die vercreghene steden gheleyt hadde. Maer omme die weerdichede vander croone vanVranckerijcke, so trac ons Prinche eerst huyt den velde. Endevan desen bestande waren machtich ghemaect.xij.heeren vi.vansconincx weghe, ende.vi.van sprinchen weghe. Ende dese souden hooren wat cause dat die coninc hadde, ende ooc extimeren die schade die hi in sprinchens landen ghedaen hadde, ende souden rijpelick vp alle saken letten, ende daer of sulc een seggherschip segghen, als datter eenen generalen paeys of commen soude. Ende wie dat seggherschip niet en hilde, die soude verwaten sijn van den paeus van Roome, ende alle die.xij.Aerbijters die souden hem contrarie sijn, ooc soude hi yeghens hem hebben den coninck van Inghelant. Ende dit was aldus ghesloten aen beeden sijden, omme paeys ende ruste tonderhoudene. Ende dit selue bestand dat was openbaerlic becondicht in theyr vanden coninc, ende ooc in theyr vandenprinche. Ende dyt was ghedaen vp den.vij.sten dach van Hoymaent, ende was vp eenen dijsendach.Anno.lxxviij.ende alle tvolc was thuysewaert ghelaten trecken, elc intsijne. [Vp xviij.sten dach van Hoymaent] Item die van Ghendt ende die van Brugghe trocken elc haren wech thuysewaert so dat dye van Brugghe thuys quamen vp xviij.sten dach van Hoymaent in goeder ordonnancie endeoordene, ende quamen tot vp die marct, daer si stonden elck onder tsijne daer si behoorden, daer si vriendelick ghewillecomt waren vanden heren ende vander wet van Brugghe, ende van daer elck track thuys in sijne vrede. [Den.xix.sten dach van Hoymaent] Item me vrauwe Marie van Bourgoengien dede harenkercganck tsondaechs vp den.xix.sten dach van Hoymaent, binnen harer cappelle in thof te Brugge. Ende alle die maechden die int hof quamen omme den kercganc te siene, die waren alle ghegheuen elck eenen roosen hoet, in teekene van blijschap, dat daer toe ghecommen was. Item vp den seluen.xix.sten dach vander maent voornomt, was die Bisschop van Sarepten, Suffragaen van Doornicke binnen der stede van Oostende, daer hi in die nyeu kercke dye clocken ende schellen kersten dede. Ende des achternoens so veermde hy alle die kijnderen diet begheerden. [Den.xx.sten dach vander seluer maent] Vp den.xx.sten dach vander seluer maent was den eersten steen gheleyt vanden torre vander nyeuwer kercke van Oostende, die [fol. CC.ix.r] welcke leyde meester Ian Lammaert, priestere endeprochiepape vander seluer kercke Daer naer quam die bisschop voorseyde, ende gaf den fondamente sijne benedictie, ende hi leyde oock eenen steen. Daer naer quamen twee ionghe kinderkins Thuenkin meeuoet.f.Pieters, ende sentkin meeuoet.f.Cornelis, die welcke Cornelis als doe Burchmeester van Oostende was. Ende daer naer quam Ian Lombaert, glaeswercker van Brugghe, ende hi leyde ooc eenen steen. Item doe die hertoghe Maximiliaen sijn meeste garnisoen orlof ghegheuen hadde, doen en ruymden die fransoysen die stedennyet alsoot gheseyt was. Doch dochte dye Hertoghe dat hy mesleedt was, ende hy wart wat onlustich van onghenouchten, ende hy bleef altoos binnen der stede van Rijssele, twelc hem van noode was. Ende es waer dat mer Ian van Lutcenburch, ende mijn here van Beuere, ende mijn here van Santreyn, ende die graue van Rommont, dye en wilden in tbestant niet betrocken sijn, maer bleuen altoos roouende ende pilgierende vp die fransoysen, ende vinghense daer si consten. |
[De 7de dag van juli] Item, het gebeurde bij de gratie Gods dat er zo vlijtig gewerkt werd van enige edele heren van de koningszijde van Frankrijk die de koning onderwezen dat hij voortaan een oude man was en dat het beter was dat hij oorloogde op de Turken dan aldus het christen bloed te storten. Ook waren er grote heren van de zijde van hertog Maximiliaan die erin werkten zo ver dat er gesloten werd aan beide zijden een generaal bestand van die tijd voort en duurde een jaar en 40 dagen. Dus zou de koning al zijn garnizoenen laten ruimen die hij in die verkregen steden gelegd had. Maar vanwege de waardigheid van de kroon van Frankrijk zo trok onze prins eerst uit het veld. E van dit bestand waren machtig gemaakt 12 heren vanwege de koning en 6 vanwege de prins. En dezen zouden horen wat oorzaak dat de koning had en ook onderzoeken de schade die hij in het land van de prins gedaan had en zouden rijp op alle zaken letten en waarvan zulk zeggenschap zeggen als dat er een generale vrede van komen zou. En wie dat zeggenschap niet hield doe zou verweten zijn van de paus van Rome en al die 12 arbiters die zouden hem contrarie zijn en ook zou hij tegen hem hebben de koning van Engeland. Ende dit was aldus besloten aan beide zijden om vrede en rust te onderhouden. En dit bestand dat was openbaar verkondigd in het leger van de koning en ook in het leger van de prins. En dit was gedaan op de 7de dag van juli en dat was op een dinsdag anno 1478 en al het volk was naar huis getrokken en elk in het zijne. [Op de 18de dag van juli] Item, die van Gent en die van Brugge trokken elk hun weg naar huis zodat die van Brugge thuiskwamen op de 18de dag van juli in goede ordonnantie en orde en die kwamen op de markt waar ze stonden elk onder de zijne waartoe ze behoorden, waar ze vriendelijk verwelkomd waren waren van de heren en van de wet van Brugge en vandaar trok elk naar huis in zijn vrede. [De 19de dag van juli] Item, mevrouw Marie van Bourgondie deed haar kerkgang zondag op de 19de dag van juli binnen haar kapel in de hof te Brugge. En alle maagden die in de hof kwamen om de kerkgang te zien die waren allen gegeven een rozenhoed als teken van blijdschap dat het daartoe gekomen was. Item, op dezelfde 19de dag van die maand was de bisschop van Sarepta, suffragaan van Doornik, binnen de stad Oostende waar hij in de nieuwe kerk de klokken en schellen dopen liet. En de namiddag zo vormde hij alle kinderen die het begeerden. [De 20ste dag van dezelfde maand] Op de 20ste dag van dezelfde maand was de eerste steen gelegd van de toren van de nieuwe kerk van Oostende en die [fol. CC.ix.r] legde meester Ian Lammaert, priester e parochiepaap van dezelfde kerk. Daarna kwam die bisschop voorgezegd en gaf den fundamenten zijn zegening en hij legde ook een steen. Daarna kwamen 2 jonge kindertjes, Thuenkin Meeuoet.f . Pieters en Sentkin Meeuoet.f.Cornelis, die Cornelis als toen burgemeester van Oostende was. En daarna kwam Ian Lombaert, glaswerker van Brugge en hij legde ook een steen. Item, toen hertog Maximiliaan zijn meeste garnizoen verlof had gegeven toen ruimden de Fransen die steden niet alzo het gezegd was. Toen dacht de hertog dat hij misleid was en hij werd wat onrustig van ongenoegen en bleef altijd binnen de stad Rijsel, wat hem nodig was. En het is waar dat meneer Ian van Luxemburg en mijn heer van Beveren en mijn heer van Santreyn en de graaf van Romont die wilden niet in het bestand betrokken zijn, maar bleven altijd roven en plunderen op de Fransen en vingen ze waar ze konden. |
[Den.xxiiij.sten dach van Hoymaent] Ontrent den.xxiiij.sten dach van Hoymaent so quamen vele vrauwen van Doornicke ende vele knechtkins met hem lieden, ende si quamen binen Cortrijcke, ende cochten al vp dat ter marct quam, buetere, caes ende sout, ende vulden haerliederpaenders. Dit vernemende dye vrauwen van Cortrijcke, si quamen met groter menichte van vrauwen ende van knechtenmet slijcken ende met drecke ende met stocken, ende si mesmaecten die wijfs van Doornicke metter vuylicheden vander strate, ende namen hemlieden vele ende quade ende spijteghe woorden. Maer doe quamen dye goede lieden vander wet vanCortrijcke, ende gauen den vrauwen van Doornicke elc een pont bueters in die hant ende hietense thuysewaert gaen, ende dat sijer niet meer commen en souden. Ende al die selue ghebuerde Toudenaerde oock, vp eenen marckedach, ontrent den.xxvij.dach van Hoymaent, als bouen. [Den.ij.sten dach en den derden dach en den vierden van Ougst Anno.lxxviij] Vp den.ij.sten dach van Ougst vertrac ons prinche van Rijssele, ende quam te Brugge by sijnen wijue, daer hi blijdelick ontfanghen was, want men groot verlanghen naer hem hadde. Ende vp den derden dach van Ougst soe quam te Brugghe een Cardenael wel met.C.peerden of meer. Item vp den vierden dach van Ougst. Anno.lxxviij.hadden die Spaengiaerden grote blijschap te Brugghe, want si tijdinghe ontfangen hadden dat haer coninghinne gheleghen was vaneenen ionghen sone, ghenaemt Ian, dies bedreuen si grote triumphe. Wan vanden Augustijnen tot Sint Ians brugghe te was die Spaengiaert strate aen beden sijden al behanghen met laken, root ende groen, waer voren stonden vele tortsen, ende dye lakenen verchiert met schonen wapenen van schilderye. Ende daer was een stomme personaedgie ghetoocht, hoe datment kijnt kersten dede, twelc seere schoone om sien was. Ende tsanderdaechs triumpheerden si van ghelijcken, makende costelicke vieren van houte. En vp een poorte daer men duere ghinck, vp welcke poorte wel.viij.vieren ghemaeckt waren, die alle vrolic barnden. Ende die Prinche quam der Spaengiaerdenfeeste visenteren, twelc sy in groten dancke namen, ende was vp eenen dysendach, ende dye Prinche ende die princersse hadden beede Tardenburch gheweist te peerde, ende sy quam om ten banckette vanden Spaengiaerden te sijne, maer het reinde so seere ontrent den thien hueren vanden auende, als dat dye Prinche ende die princersse met hueren state weder thuys keerden in haerlieder hof. Maer tsanderdaechs wast woensdach, ende doe vernyeuden die Spaengiaerden weder hare triumphe, noch costelicker van vieren ende van als, dant van te voren was. Ende die prinche reet darwaert, ende die Duwagiereghe vanBourgoengien sadt acht vp tpeert vanden edelen prinche Maximiliaen. Ende onse princersse Marie van Bourgoengien reet alleene vrolic te peerde achtere met hueren state van vele edele vrauwen ende ioncfrauwen, ende die prinche was oock gheacompaingiert met vele edele mannen. Ende vp die wijnckelbrugghe ende vp Sint Ians brugghe waren weder schoone nieuwe vieren ghemaect, costelicker dan die eerste waren. Ende daer was eene figuere ghetoocht vanden ionghe [fol. CC.ix.v] gheboren coninc Ian van Spaengien. Ende daer quamen vijf heraulten rijckelick ghecleet. Deerste presenteirde.v.Conincx croonen. Dandere presenteirde eenen helm met sijnder wapene. Die derde een gulden sweert. Die vierde presenteirde.ij.gulden sporen. Die vijfste presenteirde een coffere met goude. Ende elck Herault hadde een rolle in sijn hant, met eender schoonder auctoriteyt. Ende dat bediede dat dat ionghe kint noch coninc wesen soude van vijf Conincrijcken. Te wetene Spaengien, Arabyen, Cecylien, Aragon, ende Nauarne, twelcke seer schone om sien was. Ende doe wasser sauents een bancket ghehouden met groter tryumphe, ter eeren vanden Prinche ende vander princersse. Ende men saeyde gouden penninghen ende selueren penninghen huyte den huyse daermen het bancket hilt vanden Spaengiaerden Item tsondaechs daer naer was in thof eene schone brulocht ghehouden van mijns heeren dochter van Cheruy, daer die Prinche sauents ter brulocht was. [Den.v.sten en den.xvi.dach van Ougst] Item vp den.v.sten dach van Ougst.Anno.lxxviij.doe was te Brugghe openbaerlic ter hallen huyt gheroupen een vray bestant tusschen den coninc Lodewijc van Vranckerijcke ende den Hertoghe Maximiliaen, te watere ende te lande een iaer lanc gheduerende. Ende daer waren ghenomt alle die heren vanbeeden sijden, die hem seluen in tbestant verbonden hadden, ende van elcker sijde souden.vi.heeren sijn die binnen desen iaren eenen warachteghen paeys maken souden. Ende en consten si onder hem twaeluen niet accoorderen, soe soudemen noch daer toe nemen den coninc Edewaert van Inghelant, endedie nacie vanden oosterlinghen souden als ghetrauwe arbiters het seggherschip openbaren. Ende so wie van beeden partyen dat seggherschip niet en hilde die soude den coninc van Inghelant yegens hem hebben, ende oock dye nacie vander duytscher hanse. Item vp den.xvi.dach van Ougst.Anno lxxviij.was die kercke vanden Willemijnen ghewyet te Brugghe vanden Bisschop vanDoornicke, in die presencie vanden hertoghe Maximiliaen, endevan sijnder gheselnede ende meer ander heren ende vrauwen. Item in desen tijt was te Brugghe veil ghenouchten bedreuen, als van danssene ende van houerene, omme dat hem dye prinche so meynderlick te Brugghe was houdende. Ende daer was ooc een costelicke maeltijt ghehouden vanden oosterlinghen, daer die Prinche toe ghebeden was, endedaermen hem grote chiere dede. Ende doosterlinghen plaetse was al behanghen met rooden lakene, ende met schonen toortsen omme stelt seere rijckelic. Ende in sghelijcx was hem groote chiere ghedaen van Martin Lem, di doe woonde aen dye conincx brugghe, dye oock den Prinche met hem noode ten etene, daer grote costelichede ghedaen was so datmen van een poorter noeyt sghelijcx en sach. |
[De 24ste dag van juli] Omtrent de 24ste dag van juli zo kwamen vele vrouwen van Doornik en vele jongetjes met hen en ze kwamen binnen Kortrijk alles dat op de markt kwam, boter, kaas en zout en vulden hun manden. Dit vernamen de vrouwen van Kortrijk en kwamen met groter menigten van vrouwen en van jongetjes met slijk en drek en met stokken en ze mismaakten de wijven van Doornik met die vuilheid van de straat en gaven hen vele en kwade spijtige woorden. Maar toen kwamen de goede lieden van de wet van Kortrijk en gaven de vrouwen van Doornik elk een pond boter in de hand en zeiden ze naar huis te gaan en dat ze er niet meer komen zouden. En al hetzelfde gebeurde te Oudenaarde ook op een marktdag omtrent de 27ste dag van juli. [De 2de en 3de dag en de 4de dag van augustus anno 1478] Op de 2de dag van augustus vertrok onze prins van Rijsel en kwam te Brugge bij zijn wijf waar hij blijde ontvangen werd want men had groot verlangen naar hem. En op de 3de dag van augustus zo kwam te Brugge een kardinaal wel met 100 paarden of meer. Item, op de 4de dag van augustus anno 1478 hadden de Spanjaarden grote blijdschap te Brugge want ze hadden tijding ontvangen dat hun koningin gelegen was van een jonge zoon genaamd Ian, dus bedreven ze grote triomf. Want van de Augustijnen tot Sint-Jans brug toen was de Spanjaardstraat aan beide zijden geheel behangen met laken, rood en groen, waarvoor vele toortsen stonden en de lakens versierd met mooie wapens van schilderij. En daar was een stomme personage getoond hoe dat men het kind doopte, wat zeer mooi om te zien was. En de volgende triomfeerden ze gelijk en maakten kostbaar vuur van hout. En op de poort waar men doorging waren 8 vuren gemaakt die allen vrolijk brandden. En de prins kwam de Spanjaarden op het feest feliciteren, wat ze in grote dank namen en dat was op een dinsdag en de prins en prinses waren beiden te Aardenburg geweest te paard en ze kwamen om bij het banket van de Spanjaarden te zijn, maar het regende zo zeer omtrent 10 uur van de avond zodat de prins en prinses met hun staat thuis keerden in hun hof. Maar de volgende dag, het was woensdag, toen vernieuwde de Spanjaarden weer hun triomf en nog kostbaarder van vuren dan het tevoren was. En de prins reed derwaarts en de douairire van Bourgondie zat achter op het paarde van de edele prins Maximiliaan. En onze prinses Marie van Bourgondië reed alleen vrolijk te paard met haar staat van vele edele vrouwen en jonkvrouwen en de prins was ook begeleid met vele edele mannen. En op de Winkelbrug en op Sint Jansbrug waren weer mooie nieuwe vuren gemaakt, kostbaarder dan die eerst waren. Ende daar was een figuur getoond van het jong [fol. CC.ix.v] geboren koning Jan van Spanje. En daar kwamen vijf herauten rijk gekleed. De eerste presenteerde 5 koningskronen. De andere presenteerde een helm met zijn wapen. De derde een gulden zwaard. De vierde presenteerde 2 gulden sporen. De vijfde presenteerde een koffer met goud. En elke heraut had een rol in zijn hand met een mooie autoriteit. En dat betekende dat het jonge kind nog koning wezen zou van vijf koninkrijken. Te weten; Spanje, Arabie, Sicilie, Aragon en Navarra, wat zeer mooi om te zien was. En toen was er ճ avonds een banket gehouden met grote triomf ter ere van de prins en van de prinses. En men zaaide gouden penningen en dezelfde penningen uit het huis waar men het banket hield van de Spanjaarden. Item, zondags daarna was in de hof een mooie bruiloft gehouden de dochter van mijn heer Chervy waar de prins ճ avonds te bruiloft was. [De 5de en de 16de dag van augustus] Item, op de 5de dag van augustus anno 1478 toen was te Brugge openbaar ter hal uitgeroepen een fraai bestaand tussen koning Lodewijk van Frankrijk en hertog Maximiliaan, te water en te land, dat een jaar lang duurde. En daar werden genoemde alle heren van beide zijden die zichzelf in het bestand verbonden hadden en van elke zijden zouden 6 heren zijn die binnen dit jaar een echte vrede maken zouden. En konden ze onder hen 12 niet overeenkomen dan zou men daartoe nog nemen koning Eduard van Engeland en de natie van de oosterlingen zouden als getrouwe arbiters het zeggen openbaren. En zo wie van beide partijen dat zeggen niet hield die zou de koning van Engeland tegen hem hebben en ook de natie van de Duitse Hanze. Item, op de 16de dag van augustus anno 1478 was de kerk van de Willemijnen gewijd te Brugge van de bisschop van Doornik in de presentie van hertog Maximiliaan en van zijn gezellin en meer ander heren en vrouwen. Item, in deze tijd was te Brugge veel genoegend bedreven als van dansen en hoven omdat de prins zich vriendelijk te Brugge ophield. En daar was ook een kostbare maaltijd gehouden van de oosterlingen waar de prins toe gebeden was waar men hem grote sier deed. En de plaats van de oosterlingen was geheel behangen met rood laken en met mooie toortsen opgesteld, zeer rijk. En dergelijks was hem grote sier gedaan van Martin Lem, die toen woonde aan de koningsbrug die de prins ook uitnodigde met hem te eten waar grote kostbaarheid gedaan was zodat de poorters nooit dergelijks zagen. |
[Den.xxvi.sten dach en den.xxvij.sten dach van Ougst] Item vp den.xxvi.sten dach van Ougst so vertrac die Prinche met sijn gheselnede van Brugghe te Ghendt waert met seere schonen state, daer hi blijdelic ontfaen was Item vp den.xxvij.sten dach van Ougst, was te Brugghe eenen bandach ghehouden die ontsienlic was, want daer warenghebannen onder mans ende vrauwen.liij.personen, vanden welcken waren vele wel ghestelde personen, ambochtslieden, ende andere Want daer waren ghebannen drie maetsenaers, ende.iiij.cordewaniers, elck.L.iaer huyten lande van Vlaendren. Andere waren ghebannen.vi.iaer, drie iaer naer die costuyme, dies groote droufheyt ghesien was binnen Brugghe van vrauwen ende van kinderen. Item vp dien seluen dach was te brugge inden burch een man onthooft, die de brieuen schuerde int huys vanden Vryen, als men daer die rommelinghe maecte, ende was van Iabbeke, endedaer was hi begrauen [Den.xxix.sten dach van Ougst en sint Ians dach] Item vp den.xxix.sten dach van Ougst int selue iaer, so was den ionghen Phelips van Bourgoengien gheleyt vp een guldencussen daer een gulden pelder onder ghespreet was. Ende dit was vp den steeghere vander groter sale in thof te Brugge, endewas daer also gheleyt omme dattene elckerlijck soude moghensien. Ende als die edele ionghe Phelips wel ghesien was vanden ghenen die daer present waren, doe stont daer bereet [fol. CC.x.r] een rijckelic osbaer, daer dye edele voestreghe in ghinc sitten, twelcke was een edele schone ioncfrauwe. Ende men gaf haer den ionghen Phelips in haren schoot, gheacompaingiert met vele edele mannen, die ontrent den voorseyde osbaer ghinghen. Ende also was hy gheuoert te Ghendt waert. Ende dyt was vp sint Ians dach decollacie, diemen secht huytgaende Ougst. [Den.ij.sten dach van Septembre.Anno lxxviij] Item vp den.ij.sten dach van Septembre.Anno lxxviij.so was die wet van Brugge vermaect naer tinhouden vandenpreuilegien, ende waren Commissaresen desen naeruolghende personen. Eerst mijn here Phelips van Gasebeke Die Abt vanden Dunen. Mer wouter vander gracht ♠ Mer Lodewijc van Schore Iacob van Halewijn als Baliu Mer Anthonis vander Vicht als schouteeten Item ontrent desen tijt so was een maetsenare van Brugghe, die soude ooc.L.iaer ghebannen gheweist hebben mettenanderen, daer voren of gheseyt es, maer hi was verbedenvander nacie vanden oosterlinghen, midts dien dat hy haerlieder wercman te Brugge was. Niet yeghenstaende als dye Wet te Brugge vermaect was, so screuen dye ander ballinghenvan.L.iaren grote clachte over den voorseyde maetsenare, seggende dat hi die weckere van alder meuterye was, ende dat iammer was dat hi in Brugghe blijuen soude, naer dien dat si ghebannen waren. By welcken scrijuene dye Burchmeesters beede ghinghen ten wercke vanden voorseyde maetsenare, ende vinghen hem, ende was gheleyt inden steen, also dat hem nyement spreken en mochte vp dien tijt [Den.xij.sten dach van Septembre.Anno lxxviij] Item doe quamen die oosterlinghen weder, ende daden so vele aen die vander wet, als dat dye voorseyde maetsenare weder ontsleghen was, maer hy verbant hem vp sijn hooft ende vp sijn goet te verbuerene huyter stede van Brugge niet te treckene sonder, consent vanden heren ende vander wet. Ende dit verbant dede hi vp den.xij.sten dach van Septembre.Anno lxxviij.ende stelde grote borghe daer voren. |
[De 26ste en 27ste dag van augustus] Item, op de 26ste dag van augustus zo vertrok de prins met zijn gezellin van Brugge te Gent waart met reen zeer mooie staat waar hij blijde ontvangen werd. Item, op de 27ste dag van augustus was te Brugge een bandag gehouden die te ontzien was, wat daar waren gebannen onder mannen en vrouwen 53 personen waarvan vele waren goed gestelde personen, ambachtslieden en anderen. Want daar waren gebannen drie metselaars en 4 schoenmakers elk 50 jaar uit het land van Vlaanderen. Anderen waren gebannen 6 jaar of 3 jaar naar de gewoonte, dus grote droefheid was gezien binnen Brugge van vrouwen en van kinderen. Item, op diezelfde dag was te Brugge in de burcht een man onthoofd die de brieven verscheurde in het huis van de vrijen toen men daar dat rommeling maakte en was van Jabbeke en daar was hij begraven, [De 29ste dag van augustus in Sint Jans dag] Item, op de 29ste dag van augustus in hetzelfde jaar zo was de jonge Filips van Bourgondie gelegd op een gulden kussen waarom heen een gulden staatsiekleed gespreid was. En dit was op de steiger van de grote zaal in de hof te Brugge en was daar alzo gelegd omdat iedereen het zou mogen zien. En toen de edele jonge Filips goed gezien was van diegene die daar present waren toen stond daar gereed [fol. CC.x.r] een rijke draagstoel waar de edele voedster in ging zitten, wat was een edele mooie jonkvrouw. En men gaf haar de jonge Filips in haar schoot, begeleidt met vele edele mannen die omtrent de draagstoel gingen. En alzo was he naar Gent gevoerd. En dit was op Sint Jans dag onthoofding die men de uitgaande augustus noemt. [De 2de dag van september anno 1478] Item, op de 2de dag van september anno 1478 zo was de wet van Brugge vermaakt naar het inhouden van de privilegies en waren commissarissen deze navolgende personen. Eerst mijn heer Filips van Gaasbeek De abt van de Dunen. Meneer Wouter van de Gracht ♠ Meneer Lodewijk van Schore Jacob van Halewijn als baljuw Meneer Anthonis van de Vicht als schout. Item, omtrent deze tijd zo was een metselaar van Brugge die ook 50 jaar gebannen zou wezen met de anderen, maar hij was verbeden van de natie van de oosterlingen, mits dien dat hij hun werkman te Brugge was. Niet tegenstaande toen de wet te Brugge vermaakt was zo schreven de andere ballingen van 50 jaren grote klacht over die metselaar en zeiden dat hij de aanstichter van alle muiterij was en dat het jammer was dat hij in Brugge blijven zou, nadat ze gebannen waren. Door dat schrijven gin gen beide burgemeesters te werk van die metselaar en vingen hem en was in de steen gelegd zodat niemand hem spreken mocht op die tijd. [De 12de dag van september anno 1478] Item, toen kwamen de oosterlingen weer en deden zoveel aan de wet als dat de metselaar ontslagen was, maar hij verbond zich op zijn hoofs en op zijn goed te verbeuren niet uit de stad Brugge te trekken zonder toestemming van de heren en van de wet. En dit verbond deden ze op de 12de dag van september anno 1478 en stelden daar grote borg voor. |
Hoe die ghedeputeirde vanden vier landenbyden Prinche versaemt waren. Ende bi hem was een Legaet van Rome seggende dat die Keyser paeys ghemaect hadde met alle den duytschen heeren. Ende hoe hi ontseyt hadde den Coninck van Vranckerijcke. [fol. CC.x.v] ITem in desen tijt waren die ghedeputeirde vanden viere landenTe wetene Vlaendren, Brabant, Hollant, Zeelandt, versaemt byden prinche. Ende daer quam die Legaet bi hem lieden, vertooghende dat hi vulmaect last hadde vanden Keyser vanRoome ende vanden duytschen heren, ende hi toochde daer met besegelde brieuen hoe dat die keyser paeys ghemaect hadde met alle den duytschen heren coninghen ende hertogen. Ende dat hi openbaerlic ontseyt hadde den coninc van Vranckerijcke endesijne medepleghers. Ende alle die princhen vander duytscher nacie, die hebben belooft den keyser bystant te doene. Item voort so begheerde die keyser aen die voorseyde.iiij.landen dat si hem voorsien souden van.x.duysent mannen van wapenen, altoos bereet te sijne yegens den vploop van den coninc van Vranckerijcke, twelcke vol soude sijn vanbinnen den vier landen behorende, maer en souden gheenduytschen noch zwitsen nemen tot saudenieren te sijne. Item voort so was gheconsenteirt byden hertoghe Maximiliaen, ende ghesloten byden iiij.landen dat gheen weerlic prinche noch heere van nv voort aen gheen kennesse hebben en souden vp eeneghe Abdyen of proostyen, maer als een prelaet doot ware, soude byden ghemeenen conuente eenen nyeuwenPrelaet ghecoren worden. Ende waer so datter gheen Monick binnen den cloostere en ware die daer toe bequame ware, so soude men eenen kiesen huyt eenen anderen cloostere vander seluer oordene, maer ne gheene vreimde tonghen en souden kennesse hebben ouer die Abdyen. Item in desen seluen tijt was die prinche ende sijn gheselnede lange tijt rustende te Bruesel in Brabant, daermen alle daghen vele ghenouchten bedreef van steken ende van tornoyen endevan alle solase ende ghenouchten. Ende het was in Vlaendrenals doe ouer al seer dieren tijt van coorne, van bueter, van vleesche, van coeyen ende van schapen, ende van eyeren, ende allerande vitaelgien. Item in theynde van Septembre was te Brugghe ghenomen aduijs hoe datmen die stede van Brugghe soude moghen helpenhuyt hueren laste, want sy was tachtere wel xvijm. pondengroten. Ende daer om was ghestelt vp elck hoet tarwe.viij.grotenvan keliote, dat daer te voren maer viere en gaf, ende den stoop vander Delfscher keyte galt.ij.groten de stoop ende die Brugsche keyte eenenէrooten. [Vp sinte Luycx dach] Item vp sinte Luycx dach was den besten harijnc vanc die binnen langhen iaren gheweist hadde. Dies quamen dye Fransche cooplieden in alle dye hauenen van Vlaendren endecochten harijnck sonder nommere, nochtans dat elck last vanden rooue galt.viij.libra groten of meer. Item in die selue maent quamen die oosterlinghen ter zee, ende namen alle den harijnc die die fransoysen ter sluys endeelders besceipt hadden, ende si trocken daer mede Tamsterdamme In dese tijt brochten die fransoysen vele wijnen in Vlaendren te schepe, ende ooc te waghen, ende voerden vele harincx wech, maer si en brochten gheen tarwe in Vlaender dat iaer. Item in desen tijt en lieten dye van Nymmeghe niet lijden die duusburghers, noch kuelenaers te Hollant waert, noch te Vlaender, waeromme dat in dit iaer dye Rijnsche mosten seere diere waren. In desen seluen tijt was grote orloghe in Lombaerdyen, die florentijnen stelden hem yeghens den paeus van Rome. Ooc wast grote pestelencie al Lombaerdyen duere, so dat vele nederlanders te Roome niet gaen dorsten binnen dien iare. [Den vierden dach van Nouembre.Anno lxxviij] Vp den vierden dach van Nouembre.Anno lxxviij.doe was te Brugghe gheiusticiert metten baste een kint vander stede, omme dat hi ghestolen hadde schalen ende croesen in die wijntauerne, gheheeten den Raemhont. Ende vp den.v.sten dach vanNouembre was te Brugge verboden dat ne gheene poorters vanBrugge ter marct te Berghen vp den zoom trecken en souden, ende in dien yement sijn goet derwaerts ghesonden hadde, dat si dat weder omme souden doen keeren vp den ban, ende grote boete bouen dien. [Den.viij.sten dach van Nouembre] Vp den.viij.sten dach van Nouembre was te Brugge ghedreghen een processie generale, in sint Iacobs kercke, om onsen here te bidden om tweluaren van onsen prinche endeprincersse, ende haren ionghen sone, ende te biddene om paeys. Ende als doe was het temmerwerck van sint Iacobs kercke nyeu vp ghestelt, [fol. CC.xi.r] ende men preicte in dye roode poorte, ende in thuys vanmeester Ian le gros. Ende in desen tijt maecte tvolc grote nieumare gaende, als dat die hertoge Kaerle noch leefde, endedat hy weder commen soude, ende daer was binnen Brugghe ende elders vele goets vercocht ende ghecocht vp sijne comste. Maer diet cochten voeren best, want hi niet en quam, alst bleec, maer het bleef altijt dieren tijt in Vlaendren. |
Hoe de gedeputeerden van de vier landen bij de prins verzameld waren. En bij hem was een legaat van Rome die zei dat de keizer vrede had gemaakte met alle Duitsers heren. En hoe hij ontzegd had de koning van Frankrijk. [fol. CC.x.v] Item, in deze tijd waren de gedeputeerden van de vier landen, te weten; Vlaanderen, Brabant, Holland en Zeeland verzameld bij de prins. En daar kwam de legaat bij hen en toonde dat hij volmaakt had van de keizer van Rome en van de Duitsers heren en hij toonde daar bezegelde brieven hoe dat de keizer vrede gemaakt had met alle de Duitse heren, koningen en hertogen. En dat hij openbaar ontzegd had de koning van Frankrijk en zijn medeplegers. En alle prinsen van de Duitse natie die hebben beloofd de keizer bijstand te doen. Item, voort zo begeerde de keizer van die 4 landen dat ze hem voorzien zouden van 10 000 wapenmannen en altijd bereid te zijn tegen de oploop van de koning van Frankrijk, wat volk zou zijn die tot de vier landen behoorden, maar zouden heen Duitsers nog Zwitsers nemen tot soldaten te zijn. Item, voort zo toegestemd door hertog Maximiliaan en besloten bij de 4 landen dat geen fatsoenlijke prins nog heer van nu voort geen kennis zou gebben op enige abdijen of proosten, maar als een prelaat dood was zou men bij gewoon convent een nieuwe prelaat gekozen worden. En was het dat er geen monnik binnen het klooster was die daartoe bekwaam was dan zou men er een kiezen uit een ander klooster van dezelfde orde, maar nee, geen vreemde tongen zouden kennis hebben over die abdijen. Item, in dezelfde tijd rustten de prins en zijn gezellin lange tijd te Brussel in Brabant waar men alle dagen veel genoegens bedreef van steken en van toernooien en van alle solaas en genoegen. En het was in Vlaanderen toen overal zeer dure tijd van koren, van boter, van vlees, van koeien en van schapen en eieren en allerhande voedsel. Item, in het einde van september was te Brugge advies genomen hoe dat men de stad Brugge uit haar last zou helpen want het was wel te achter 17 000 ponden groten. En daarom was gesteld op elke hoed tarwe 8 groten van heffing, dat daar tevoren maar vier gaf, en de stoop van Delfts keyte (bier) gold 2 groten de stoop en de Brugse keyte een groten. [Op Sint Lucas dag] Item, op Sint Lucas dag was de beste haringvangst die binnen lange jaren geweest was. Dus kwamen de Franse kooplieden in alle havens van Vlaanderen en kochten haring zonder nummer, nochtans dat elke last van de hoop gaf 8 libra groten of meer. Item, in diezelfde maand kwamen de oosterlingen ter zee en namen alle haring die de Fransen ter Sluis en verdelers gescheept hadden en trokken daarmee naar Amsterdam. In deze tijd brachten de Fransen vele wijnen in Vlaanderen te scheep en ook per wagen en voerden veel haring weg, maar ze brachten geen tarwe in Vlaanderen dat jaar. Item, in deze tijd lieten die van Nijmegen niet voorbij gaan de Duisburgers, nog Keulenaar naar Holland, waarom in dit jaar de Duitse most zeer duur was. In dezelfde tijd was grote oorlog in Lombardije en die van Florence stelden zich tegen de paus van Rome. Ook was er grote pest heel Lombardije door zodat vele Nederlanders niet naar Rome durfden te gaan binnen dat jaar. [De 4de dag van november anno 1478] Op de 4de dag van november anno 1478 doe was te Brugge berecht met de bast een kind van de stad omdat hij gestolen had schalen en kroezen in de wintaverne, geheten den Raemhont. En op de 5de dag van november was te Brugge verboden dat nee geen poorters van Brugge ter markt te Bergen op de Zoom zou trekken en indien iemand zijn goed derwaarts gezonden had dat ze dat wederom zouden laten keren op de ban en grote boete bovendien. [De 8ste dag van november] Op de 8ste dag van november was te Brugge gedragen een processie generaal in Sint Jacobs kerk om onze heer te bidden om het welvaren van onze prins en prinses en hun jonge zoon en om vrede te bidden. En toen was het timmerwerk van Sint Jacobs kerk nieuw opgesteld, [fol. CC.xi.r] en men preekte in de rode poort en in het huis van meester Ian le Gros. En in deze tijd liet het volk groot nieuws gaan als dat hertog Karel nog leefde en dat hij terug komen zou en daar was binnen Brugge en elders vele goed verkocht en gekocht op zijn komst. Maar die het kochten voeren het beste want hij kwam niet zoals het bleek, maar het bleef altijd dure tijd in Vlaanderen. |
[Den eersten dach van Decembre] Ontrent den eersten dach van Decembre doe waren te Brugge neder ghelaten voor tschepenhuys die beilden van hertoghe Phelips le hardy, ende Margriete van Malen sijn gheselnede. Ende ooc tbeilde van hertoge Ian van Dygioen, haerlieder sone, ende waren ghestelt in andere tabernakelen, al nyeuwe verchiert Ende doe wort voor tvoorseyde Schepen huys ghestelt eene nyeuwe beilde vanden hertoghe Phelips van Bourgoengien, ende was ghestelt neffens den Hertoghe Ian sijnen vadere. Ende al dat iaer was men besich met dye voorseyde beilden te stoffeirene, alsoo mense siet staen. Item in die maent van Lauwe ende van Sporcle was die hertoghe Maximiliaen altoos in Brabant te Bruessele ende oock Tshertoghenbossche laborerende om een accoort te makene tusschen den ghelderschen ende den Cleuenaers. In die maent van Sporcle waren die staten van Vlaendren vergadert te Denremonde om te besiene hoe men den coninc van Vranckerijcke best wederstaen soude ten minsten grieue. In dit selue iaer ende maent voorseyde verdroncken vele lieden te Brugghe in die Reye als nv als dan. Doe ghinghendie.vi.ghecommitteirde van der stede ende deden voor alle steeghers vander Reye baelgien maken, diemen tsauents sluyten soude, omme tvolc by auende van dien grieue te wachtene. [Den eersten dach van Maerte.Anno lxxviij] Vp den eersten dach van Maerte.Anno lxxviij.so waren in allen kercken ende cloosters deuote processien ghedreghen, omme gode te bidden dat Vlaendren ontcommen mochte die quaetheyt vanden coninc van Vranckerijcke. [Den.xxiij.sten dach van Sporcle] Item vp den.xxiij.sten dach van Sporcle was dye wet vanGhendt ende vele notabele vergadert omme te besiene hoemendie stede van Ghendt huyt haren laste helpen soude ten minstengrieue vanden commune. So was voort ghestelt datmen soude willen consenteren van elcken brautenbiers.vi.schellingen groten, dat was vp elcken stoop vanden ghendtschenbiere.ij.mijten. Voort dat alle die ghene die gherent sijn vp die voorseyde stede, souden gheuen iaerlicx van elcken ponde dat si incommende hebben viij.groten, drie iaer lanc gheduerende, sonder meer. Ende achtervolghende dye costumen tsanderdaechs daer naer, ende was vrydach so sijn die drie leden van Ghendt ghegaen ten zoldere, ter plaetsen ghecostumeirt om haer lieder antwoorde ouer te draghene, daer tlet vander poorterye ende tlet vander weuerye die voorseydepointen gheconsenteirt hadden, ende also dede ooc tlet vandenneerijnghen ouer tmeeste deel, huytghedaen.xiiij.of.xvi personen die daer yegens seyden. Item omme dieswille dat die Schepenen al tijt tbeste hebbenghepijnt te doen, ende noch gheerne doen souden in dit stic voorseyde, vp dat si bi eenich ander middele dat wisten te doene, so syden sy om beters wille ende om die meeste broederlicke minne datmen dye saken soude huytstellen.xiiij.daghen of.iij.weken, omdat men binnen dier tijt alle saken wel ende vriendelic soude moghen accoorderen, omme tlast vander stede of te legghene, ende te betalene denghenen diemen schuldich es. Item soe es ghebuert bi eeneghe quaet willende, die van desen ghelde niet gheuen en wilden, maer hebben hem veruoordert vergaderinghe te makene. Te wetene smeden, backers, muelenaers, ende lijnwadiers met meer andere, endeghecreghen een bannierkin, ende ghinghen om te gane ter smeden huyse waert. Ende het es ghebuert byder gracie gods dat die heren ende Schepenen hem lieden tegens ghinghen, omme haerlieder quaethede te wederstane, ende hebbense ghemoet vp die veebrugge. Ende daer was van tsheren ende van Schepenenweghe den rebellen aen gheroupen, die handen vp stekende, ende vraechden lieue kinderen wat begheerdy. Ende die rebelle weder roupende, segghende slaet doot den heere ende die wet. Ende daer gaf god dye gracie dat die here ende die wet den anderen van daer verdreuen, ende worden ooc sommeghe doot ghesleghen. [fol. CC.xi.v] Item dit ghebuert sijnde, so sijn die here ende die wet ter marct ghecommen, ende hebben by hem lieden gheroupen alle die ghene die hem bystandicheyt doen wilden. Aldus quamendaer bi hem lieden een groot ghedeel goeder mannen, ende met hem lieden ter marct staende, tot dat hem lieden gheliefde te gane tot voor der smeden huys. Ende daer es den rebellen gheuraecht of si vanden sinne waren te commene byden here ende byder wet ter marckt. maer si en hebben dat niet vriendelick willen doen, maer men moeste hem lieden bi foortsen daer huyt doen gaen, ende daer warer een deel gheuanghen vp den seluen tijt. [Den xxvij.sten dach van Sporcle] Item vp den xxvij.sten dach van Sporcle ende was saterdach, doe waren te Ghendt onthooft drie personen, waer of deene Deken was vanden smeden, ende dander een smet ende naghelmakere, ende die derde een tapijtsweuere, welcke personen verkenden dat si quade ende horribele saken voren hadden, ende baden dat hem elck wachten soude van wapeninghe te makene, ende seyden dit was hem lieden daer of ghecommen. Ende dat meer es, si hadden voren heere ende wet doot te slane ende andere goede mannen, ende haerlieder goet te nemene. Ende dese iusticie ghedaen sijnde, so waren daer terstont ghebannen.xxi.persoonen. Item noch so wasser een gheuanghen, ende was onthooft vp eenen Donderdach in Maerte. Anno lxxviij. |
[De eerste dag van december] Omtrent de eersten dag van december toen waren te Brugge neer gelaten voor het schepenhuis de beelden van hertog Filips de Stoute en Margriet van Malen, zijn gezellin. En ook het beeld van hertog Ian van Dijen, hun zoon, en waren gesteld in andere tabernakels, alle nieuw versierd. En toen werd voor het schepenhuis een nieuw beeld gesteld van hertog Filips van Bourgondie en werd gesteld neffens hertog Ian, zijn vader. En dat hele jaar was men bezig die beelden te stofferen, alzo men ze ziet staan. Item, in de maand januari en februari was hertog Maximiliaan altijd in Brussel en ook in Hertogenbos om een akkoord tee maken tussen die van Gelre en Kleef. In de maand februari waren de staten van Vlaanderen vergaderd te Dendermonde om te bezien hoe men de koning van Frankrijk het beste weerstaan zou ten minsten grief. In ditzelfde haar en maand verdronken vele lieden te Brugge in de reien als nu als dan. Toen gingen de 6 gecommitteerden van de stad en deden voor alle steigers van de reien afsluitingen maken die men ճ avonds sluiten zou om het volk met de avond van dat ongerief te behoeden. [De eerste dag van maart anno 1478] Op de eerste dag van maart anno 1478 zo waren in alle kerken en kloosters devote processies gedragen om God te bidden dat Vlaanderen ontkomen mocht de kwaadheid van de koning van Frankrijk. [De 23ste dag van februari] Item, op de 23ste dag van februari was de wet van Gent en vele notabele vergaderd om te bezien hoe men de stad Gent uit haar last helpen zou tot het minste ongerief van de gemeente. Zo was voorgesteld dat men zou willen toestaan van elke gebrouwde bier 6 schellingen groten, dat was op elke stoop van de Gentse bieren 2 mijten. Voort dat al diegene die kwamen in die stad zouden jaarlijks geven van elk pond dat ze inkomst hadden 8 groten dat drie jaar lang duurde, zonder meer. En navolgend het gebruik de andere dag daarna en dat was een vrijdag zo zijn de drie leden van Gent gegaan naar de zolder ter plaatse gebruik om hun antwoord over te dragen waar het lid van de poorterij en het lid van de weverij die punten toegestemd hadden en deed ook het lid van de neringen over het grootste deel, uitgezonderd 14 of 16 personen die daartegen waren. Item, omdat de schepenen altijd het beste hebben gepijnigd te doen en nog graag doen zouden in dat stuk opdat ze dat bij enig middel wisten te doen zo zouden ze om beters wille en om de grootste broederlijke minnen dat men die zaken zou uitstellen 14 dagen of 3 weken, omdat men binnen die tijd alle zaken goed en vriendelijk zou mogen overeen komen om de last van de stad af te leggen en de betalen diegenen die men schuldig is. Item, zo is het gebeurd bij enige kwaadwillende die van dit geld niets geven wilden, maar hebben zich bevorderd om een vergadering te maken. Te weten; smeden, bakkers, molenaars en linnen maker met meer andere en kregen een baniertje en gingen om te gaan naar het smedenhuis. En het is gebeurd met de gratie Gods dat de heren en schepenen he tegemoetkwamen om hun kwaadheid te weerstaan en hebben ze ontmoet op de Veebrug. En daar was vanwege de heren en schepen de rebellen aan geroepen de handen op te steken en vroegen; lieve kinderen, wat begeren jullieծ En de rebellen riepen weer en zeiden; sla dood de heer en de wet. En daar gaf God gratie dat die heer en de wet dn anderen vandaar verdreven en ook werden sommigen dood geslagen. [fol. CC.xi.v] Item, toen dit gebeurd was zo zijn de heren en wet ter markt gekomen en hebben bij zich geroepen al diegene die hen bijstand doen wilden. Aldus kwamen daarbij hen een groot deel goede mannen en stonden met hen ter markt totdat het hen geliefde te gaan tot voor het smeden huis. E daar is de rebellen gevraagd of ze van zin waren te komen bij de heren en bij de wet te r markt, maar ze hebben dat niet vriendelijk willen doen, maar men moest hen met kracht daaruit laten gaan en daar werden er veel gevangen op dezelfde tijd. [De 27ste dag van februari] Item, op de 27ste dag van februari en dat was een zaterdag toen waren te Gent onthoofd drie personen, waarvan de ene deken was van de smeden end de andere een smid en nagelmaker en di derde een tapijtwever, welke personen bekenden dat ze kwade en horribele zaken voor hadden en baden dat zich elk wachten zou van wapening te maken en zeiden dit was hen daarvan gekomen. En dat meer is, ze hadden voor heren en wet dood te slaan en andere goede mannen en hun goed te nemen. En toen deze justitie gedaan was zo waren terstond verbannen 21 personen. Item, nog zo was er een gevangen en werd onthoofd op een donderdag in maart anno 1478. |
[Derden dach van maerte en den.vij.sten dach van Maerte] Item dese personen waren ghebannen tot.xxi.toe, elc.L.iaer, om dat si een vpstel van wapeninghe ghemaect hadden, endehadden voren den here ende die wet, ende meer andere goede mannen doot te slane, ende dan meenden si eenen ommeganck te doene, al Vlaendren deure die quade aen hem lieden trecken kende, ende dye goede doot te slane, ende tgoet te roouene, het welcke was contrarie onsen gheduchten heere ende prinche, ende den drie leden van Ghendt. Ende vp den derden dach van maerte soe schieden die here ende die wet vander marct, maer si bleuen wel bewaert, ende vp dien seluen dach wasser noch seuene gheuanghen. Item daer naer soe quamen noch eeneghe van Ghendt om denouerdekene te verrasschene ende doot te slane. Ende dat bestont te doen die cock van sinte Pieters te ghendt ende sijn sone, met noch eenen medepleghere, maer emmer si en quamens niet te bouen, maer waren alle drie gheuanghen ende onthooft vp den.vij.sten dach van Maerte. Ende een groote quantiteyt warer vp dyen tijt gheuanghen, ende vele lieper huyter stede, waer of datter een gheuanghen was Tantwerpen, ende was daer onthooft, want si en waren nyeuwers vry in alle mijns heren landen. [Den.xiiij.sten dach van Maerte en den.xv.sten dach in Maerte] Item vp den.xiiij.sten dach van Maerte hieltmen te Brugghe eenen eerlicken dijnghedach, daerer.ix.ghebannen waren vandootslaghen, van tassemente, ende van vele quade sticken, som.L.iaer, som min. Item vp den.xv.sten dach in Maerte was te Brugghe ghedreghen eene deuote processie generale. Want vp dien dach Tantwerpen die vier landen vergadert waren om raet te nemene, hoemen die landen best bewaren soude yeghens dye macht vanden coninc van Vranckerijcke. Dus drouch men processye om God te biddene datter eenen goeden raet gheordonneirt worden mochte. Ende ter cause van dien so was dyt naeruolghende dicht ghemaect. M inlicke menschen voucht hu tot duechden C onscientie beraemt nv tsijne ghedweghen C ondt es ons van lettel vruechden C ort es den tijt in tsondich pleghen C ommer heift ons in tstric ghecreghen L aet ons nv om verbeteren pijnen Xpristus es so ontfaermich vul seghen V oorwaer sijn gracie sal vp ons schijnen V laendren es accoort noot metten sijnen V anden welcken wi nv processie draghen I n maerte.xv.god doe verdwijnen I eghenwoordege orloghe in onse daghen I choept alle goede menschen gheerne sagen Anno.M.CCCC.ende.lxxviij. [Den.xxiiij.sten dach in Maerte] Vp den.xxiiij.sten dach in Maerte, ende was onser vrauwen auent, was binnen der stede van Brugghe onthooft eenen van dootslaghe onuersoent. Ende binnen dyen seluen auende stac een man sijns wijfs sustere doot, dat sy starf vp dye strate, maer dye dit faeyt dede, ontliep ende vluchte in Zeelandt. [fol. CC.xij.r] [Den eersten dach en den vierden dach van April] Vp den eersten dach van April, ende was Donderdach, soe waren te Brugghe ghebannen met duergaende waerhede.xxxiij personen onder mans ende vrauwen, onder welcke waren ghebannen vier temerlieden, contrarie den prinche ende den weluaren vanden lande van Vlaendren, elck.L.iaer vp haerlieder hooft. Item so wasser ooc ghebannen eenen als Capiteyn vander Bouuerye, dye welcke hem seluen een groot here seyde, so dat hy met groten lueghenen ghetrompeirt hadde den coninck van Vranckerijcke, den Coninck van Napels, den coninc vanSpaengien, ende den coninc van Inghelandt, ende den Hertoghe van Bretaengien, ende vele meer andere heeren ende princhen, so dat hi dicwijl reedt met.xvi.of met.xx.peerden, endeghecreech vanden heren vele ghelts, met groten cluchten. Endeten eynde was hy van Antworpen ghebrocht te Brugge gheuanghen, daer hy langhe in dye vanghenesse lach. Maer sdaechs voor desen bandach was hy inden burch aen eenen stake ghebonden, ende sghelijcx oock vp den seluen bandacht, daer hem elck aensien mochte. Ende sijn tijtele hinc voor hem in een bart ghescreuen, ende hi was ghebannen thien iaer van dieften huyt sprinchens landen. Vp den vierden dach van April waren ghebannen met eenen eerlicken dinghedach twee schiplieden, elc.L.iaer. Ende die gheselle die tvraukin doot stack als voren, was ooc ghebannen.L.iaer huyten lande van Vlaendren. |
[Derde dag van maart en de 7de dag van maart] Item, deze personen waren gebannen tot 21 toe en elk 50 jaar omdat ze een opstel van wapening gemaakt hadden en hadden voor de heren en de wet en meer andere goede mannen dood te slaan en dan meenden ze een omgang te doen al Vlaanderen door om die kwade lieden aan zich te trekken en de goede dood te slaan en het goed te roven, wat was contrarie onze geduchte heer en prins en de drie leden van Gent. E op de 3de dag van maart zo scheiden de heren en de wet van de markt, mar ze bleven goed beschermd en op diezelfde dag waren er nog zeven gevangen. Item, daarna zo kwamen nog enige van Gent om de overste deken te verrassen en dood te slaan. En dat bestond te doen de kok van Sint Pieters te Gent en zijn zoon met nog enige medeplegers, maar immer kwamen ze het niet te boven maar waren alle drie gevangen en onthoofd op de 7de dag van maart. En een grote hoeveelheid waren op die tijd gevangen en velen liepen er uit de stad, waarvan dat er een gevangen was te Antwerpen en werd daar onthoofd, want ze waren nergens vrij in alle landen van mijn heer. [De 14de dag van maart en de 15de dag van maart] Item, op de 14de dag van maart hield men te Brugge een fatsoenlijke gerechtsdag waar er 9 gebannen werden van doodslaan, van afzetterij en van vele kwade stukken, sommige 50 jaar en sommigen minder. Item, op de 15de dag van maart was te Brugge een devote processie generaal gedragene. Want op die dag waren de Antwerpen de vier landen vergaderd om raad te nemen hoe men die landen best bewaren zou tegen de macht van de koning van Frankrijk. Dus droeg men processie om God te bidden dat er een goede raad geordonneerd worden mocht. En ter oorzaak van die zo was dit navolgende gedicht gemaakt. M minlijke mensen voegt u tot deugden C geweten beraamd nu te zijn gewassen C bekend is ons van weinig vreugden C kort is de tijd in het zondige plegen C kommer heeft ons in de strik gekregen L laat ons ni om verbeteren pijnigen X Christus is zo ontfermend vol zegen V voorwaar zijn gratie zal op ons schijnen V Vlaanderen is akkoord nodig met de zijne V waarvan we nu in processie dragen I in maart 15 God laat verdwijnen I tegenwoordige oorlog in onze dagen I hoop alle goede mensen graag zagen Anno 1478. [De 24ste dag van maart] Op de 24ste dag van maart en dat was onze Vrouwe avond was binnen de stad Brugge onthoofd een van doodslag niet verzoend. En binnen diezelfde avond stak een man de zuster van zijn wijf dood zodat ze stierf op de straat, maar die het feit deed ontliep ende vluchtte in Zeeland. [fol. CC.xij.r] [De 1ste en 4de dag van april] Op de 1ste dag van april en dat was een donderdag zo waren te Brugge gebannen met doorgaande waarheid 33 personen waaronder mannen en vrouwen, waaronder waren gebannen vier timmerlieden, contrarie de prins en het welvaren van het land van Vlaanderen, elk 50 jaar op hun hoofd. Item, zo was er ook gebannen een kapitein van de Boeverie die zichzelf een grote heer noemde zodat hij met grote leugens uitgeroepen had de koning van Frankrijk, de koning van Napels, de koning van Spanje en de koning van Engeland en hertog van Bretagne en veel meer andere heren en prinsen te zijn zodat hij vaak reed met 16 of met 20 paarden en kreeg van de heren veel geld met grote kluchten. En tenslotte was hij van Antwerpen gebracht te Brugge gevangen, waar hij lang in de gevangenis lag. Maar daags voor deze bandag was hij in de burcht aan een staak gebonden en dergelijks ook op de bandag waar elk hem aanzien mocht. En zijn titel hing voor hem op een plank geschreven en hij was 10 jaar gebannen vanwege diefstal uit de landen van de prins. Op de 4de dag van april waren gebannen met een fatsoenlijke rechtsdag twee schiplieden, elk 50 jaar. En die gezel die het vrouwtje dood stak werd ook gebannen 50 jaar uit het land van Vlaanderen. |
Dit gheschiede binnen den Iare.M.CCCC.ende.lxxix. Item vp den seluen tijt soo ghebuerdet, dat die landen seere besich waren, hoe datmen sconincx mogenthede best wederstaen soude. Ende men waecte snachts al Vlaendren duere, lancx den zeecant, vander sluys tot Greuenijnghe toe, om dat die fransoysen aen die sijde van Vlaendren nyet landen en souden. Ende elck huys man was voorsien te lande waert vanharnassche ende ander gheweere, vp auentuere wanneer dattet van noode ware. Ende al Vlaendren was voorwaer of dat mijn heere die graue van Rommont Capiteyn generael was. [Den.xxij.sten dach van April.Anno.lxxix en den.xxiiij.sten dach van April] Item vp den.xxij.sten dach van April.Anno.lxxix.so was gheiusticiert vanden souuereyn Baliu van Vlaendren, of sijn stedehouder, gheheeten Ian Breydel, eenen man die welcke was ghehanghen aen een nyeu galghe, byden cloostere vandenIacopijnessen, die welcke was gheuanghen te Varsenare aentkerchof, vp sijn camere daer hi sliep, hem verlatende vp een veynstere dye aen tkerchof quam. Maer was verradelic bespiet van eenen dye Souuereyns dienare was, ende was nochtan gheuader vanden mesdadighen, die hem tanderen tijden grote vrientschap ghedaen hadde, omme twelcke hi dat den seluen dienare niet vergheuen en wilde, voor int huyterste artijckle vander doot, maer noch wast ter quader trauwe. Ende dese was te Brugghe ghebannen.vi.iaer lanck vp die galghe, ende lach daer te Varssenare als voorseyde es, nyet hebbende landt, noch oock gheleede vanden Souuereyn. Item vp den seluen dach, ende was sint Ioris auent doe rees binnen dier nacht een groot ongheweirte, daer groote schade of quam inder stede van Brugghe, ende in andere diueersche plaetsen daer ontrent gheleghen. Item den thorre vanden Iacopijnen was meest alle die schaelien of ghenomen. Ende in tsuster huys vander derder oordene daer verbarnde een scholaken vanden voorseyden blixem, ende eenen tynnen platteel worter ghesmolten, daer nochtan ander platteelen bi stonden, die niet ghesmolten en waren. Ende in die prochye van Keyhem verbarnde een gheheel hofstede, huysen, scueren, schapen, coeyen, ende alle die katheylen vanden huyse, sonder twee of.iij.peerden die sauents te voren in die wee gheiaecht waren. Ooc was den thorre van Oostende seere gheschent, als wel blijct in die Incarnacioen. Sware schade rees vp sint Ioris nacht Bij blixeme ende des donders cracht Vp den.xxiiij.sten dach van April quam die Prinche in die stede van Brugghe met sijne gheselnede, ende quam van Ghendt. [fol. CC.xij.v] Ende vp dien seluen dach wast brant in dye clop hamerstrate wel van.xij.eertsteden |
Dit geschiedde binnen het jaar 1479. Item, op dezelfde tijd zo gebeurde het dat de landen zeer bezig waren hoe dat men de mogendheid van de koning het beste weerstaan zou. Ende men waakte ‘s nachts al Vlaanderen door, langs de zeekant van ter Sluis tot Grevelingen toe omdat de Fransen aan die zijde van Vlaanderen niet landen zouden. En elke huisman was voorzien te land waart met harnassen en ander verweer op avontuur wanneer dat het nodig was. En al Vlaanderen wist voorwaar dat mijn heer de graaf van Romont kapitein-generaal was. [De 22ste dag van april anno 1479 en de 24ste dag van april] Item, op de 22ste dag van april anno 1479 was berecht door de soevereine baljuw van Vlaanderen of zijn stadhouder , geheten Ian Breydel, een man die aan een nieuwe galg was gehangen bij het klooster van de Jakobijnen die was gevangen te Varsenare bij het kerkhof op zijn kamer waar hij sliep en zich verliet op een venster die aan het kerkhof kwam. Maar verraderlijk bespied van een van de dienaars van de soeverein en was nochtans vader van de misdadiger die hem te andere tijden grote vriendschap had gedaan, waarom dat hij die dienaar niet vergeven wilde voor het uiterste artikel van de dood, maar nog was hij te kwader trouw. En deze was te Brugge gebannen 6 lang op de galg en lag daar te Varsenare als voorgezegde is en had geen land nog ook geleide van de soeverein. Item, op dezelfde dag en was Sint-Joris avond toen rees binnen die nacht een groot onweer waar grote schade van kwam in de stad Brugge en in andere diverse plaatsen daar omtrent gelegen. Item, de toren van de Jakobijnen waren meest alle schalin afgenomen. En in het zusterhuis van de derde orde daar verbrandde een scholaken van de bliksem en een tinne schotel werd er gesmolten, waar nochtans andere schotels bij stonden die niet gesmolten waren. En in de parochie van Keyhem verbrandde een gehele hofstede, huizen, schuren, schapen, koeien en alle stukken van de huizen uitgezonderd 2 of 3 paarden die ճ avonds tevoren in de wei gejaagd waren. Ook was de toren van Oostende zeer geschonden zoals wel blijkt in het gedicht. Zware schade rees op Sint Joris nacht Bij bliksem en de donders kracht. Op de 24ste dag van april kwam de prins in de stad Brugge met zijn gezellin en kwam van Gent. [fol. CC.xij.v] En op diezelfde dag was er een brand in de Klophamerstaat wel van 12 haardsteden. |
Hoe die van Rijssel seer chierlicken huyt quamen, om te Brugghe Vespereye te houdene, ten steickspele aengaende. Ende hoe die Edele Hertoghe Maximiliaen met dye heeren van Brugghe hen eerlicken ontfinghen. Ende hoe me vrauwe Marie met haer gheselschap, die Vespereye aensach [Den.xxv.sten dach van April] VP den.xxv.sten dach van April ende was sondach, vander vesperye te Brugghe aengaende den steicspele. Doe quamen die van Rijssele ontrent der noene met schonen gheselschepe in Brugghe al meest met groenen abijten, ende die prinche reedt selue in persoone yeghens die van Rijssele, ende quam met hemlieden inne, daer hi beselscheipt was met vele edele mannen ende grote heren. Ende des achternoens deden die van Brugghe vespereye naer doude costume. Ende die hertoghe in die vespereye als poortere, ende die princersse reedt in Cranenburch met schonen state, omme te sien die vespereye daer lijden. Ende alst tijt was so reden die van Brugghe, endedye Foreestiers waren met state tot des princhen houe, omme van daer te rijdene ter bane waert. Ende hoe wel dat costume was dat die foreestiers ghecostumeirt waren haer vergaderinghe te houden ten Eechoute int cloostere, als doe was die vergaderinghe gheordonneirt te sijne in mijns heeren hof. Endeals si int hof versaemt waren, soe namen si haren wech omme ter bane waert te rijdene. Eerst duer tstraetkin achter den gouden cop, ende van daer duer die nyeustrate, ouer die nyeu brugge lancx den Dyuere, ende quamen ouer die grote Eechout brugghe duer dye wulhuystrate ter bane waerts, ende alsoo deden die van Brugghe vespereye. Te wetene dese naeruolghende personen. Ende voor hemlieden was gheuoert dye banniere vanden beere, ende elck hadde sijn wapene daer aene seer rijckelick, ende eerst inne. Die Hertoghe Maximiliaen graue van Vlaendren.etc. Ian van Nyeuwenhoue.f.Clays Burchmeester vanden Courpse Wouter despaers als Foreestier. Iacob die here.f.Iacobs Lodewijc de Baenst Mattheus die brouckere Iacob die vos.f.Iacobs Ian van Doorne als houde Fereestier, ende deden vespereye naer costume. Ende naer die van Brugge deden vespereye dye van Rijssele, ende daer naer een coopman van Oostlant ende daer naer een man vanden Damme. Ende alst al ghedaen was, so reden die van Brugghe metten Prinche tot in sijn hof, endenemen aen hem orlof. Ende die hertoghe Maximiliaen was ghecleet ghelijck dye stekers van binnen, te wetene met swarte fluweelen keerels, ende peersche wambuysen Ende tpeert vanden prinche was ouerdeckt met eenen blaeuwen fluweelen ouerdecsele, seer chierlick. Maer die peerden vanden anderen stekers waren ouerdect met blaeuwen houtsueren van sijde. Ende om dat dye Burchmeestere vanden courpse vespereye dede, so reden die schabeletters vander stede voren, endeandere dienaers, ende ooc sommeghe wethouders. Ende daer naer dye stekers alle deene naer dandere, ende achter hem lieden soe volchde elck sijn gheselschip, twelck al seere rijckelic huyt quam. Ende al doe ten tijden, smaendaechs ende sdijsendaechs, daer en was gheen steicspel om sekere cause daer toe dienende. [Den.xxviij.sten dach en den.xxix.sten van April] Item vp den.xxviij.sten dach van April so wart Anthonis vander Vicht verlaten van sijnen Schouteetenschepe, ende Willem dye Wintere was ghemaect Schouteeten van Brugghe |
Hoe die van Rijsel zeer sierlijk uitkwamen om te Brugge lichte maaltijd te houden, te steekspel aangaande. Ee hoe de edele hertog Maximiliaan met de heren van Brugge hen fatsoenlijk ontvingen. En hoe mevrouw Marie met haar gezelschap die maaltijd aanzag. [De 25ste dag van april] Op de 25ste dag van april en dat was een zondag van de lichte maaltijd te Brugge aangaande het steekspel. Toen kwamen die van Rijsel omtrent de noen met mooi gezelschap in Brugge al meest met groene habijten en de prins reedt zelf in persoon tegen die van Rijsel en kwam met hen binnen waar hij vergezelschap was was met vele edele mannen en grote heren. Ene de namiddag deden die van Brugge licht maaltijd naar het oude gebruik. En de hertog in die maaltijd als poorter ende prinses reedt in Craenenburg met mooie staat om die maaltijd te bezoeken. En toen het tijd was zo reden die van Brugge en die boswachters waren met staat tot de hof van de prinses om vandaar naar de baan te rijden. En hoewel het gebruik was dat die boswachters gewoond waren hun vergadering te houden te Eekhout in het klooster, als toen was die vergadering geordonneerd te zijn in de hof van mijn heer. En toen ze in de hof verzameld waren zo namen ze hun weg om naar de baan te rijden. Eerst door het straatje achter de gulden kop en vandaar door de Nieuwstraat, over de nieuwe brug langs de Dijver en kwamen over de grote Eekhout Brugge door de Wollestraat ter baan waart en alzo deden die van Brugge maaltijd. Te weten deze navolgende personen. En voor hen was gevoerd de babier van de beer en alk had zijn wapen daaraan zeer rijk en eerst in. De hertog Maximiliaan graaf van Vlaanderen, etc. Ian van Nieuwenhoven f.Clays burgemeester van het korps Wouter Despaers als boswachter. Jacob de heer f.Iacobs Lodewijk de Baenst Mattheus de Brouckere Jacob de Vos f.Iacobs Ian van Doorne als oude boswachter en deed maaltijd naar gebruik. En na die van Brugge deden maaltijd die van Rijsel, en daarna een koopman van Oostland en daarna een man van de Damme. En toen het gedaan was zo reden die van Brugge met de prins tot in zijn hof en namen aan hem verlof. En hertog Maximiliaan was gekleed gelijk de stekers vanbinnen, te weten; met zwartfluwelen overkleed en paarse wambuis. En het paard van de prins was overdekt met een blauwe fluwelen overdek, zeer sierlijk. Maar de paarden van de andere stekers waren overdekt met blauwe bedekking van zijde. En omdat de burgemeester van het kops de maaltijd deed zo reden de schadebeletters van de stad voor en de andere dienaars en ook sommige wethouders. En daarna de stekers allen de ene na de andere en achter hen zo volgde elk zijn gezelschap, wat allen zeer rijk uitkwam. En al toen te die tijd, maandag en dinsdag, daar was geen steekspel vanwege zekere oorzaken die daartoe dienden. [De 28ste en 29ste dag van april] Item, op de 28ste dag van april zo werd Anthonis van de Vicht verlaten van zijn schoutschap en Willem de Wintere was schout gemaakt van Brugge. |
[Hoe die van Brugghe steicspel hielden] Hoe die van Brugghe steicspel hielden, daer die edele Hertoghe Maximiliaen selue mede stac, als poortere, daer hi vele eeren beghinck. Ende men gaf hem eenen schonen Dyamant, die welcke seer costelick was. In welcke steicspel vele triumphen bedreuen was. [fol. CC.xiij.r] ITem vp den.xxix.sten dach van April, ende was woensdach naer noene, ontrent den.vi.hueren vanden auende, soe was tsteicspel van Brugghe ghehouden, daer die hertoghe Maximiliaen selue stack als man van Brugghe, daer hy vele eeren in tvoorseydesteicspel beghinck. Ende den beer was ghegheuen een stekere vanden Damme, ghenaemt Ioris lannoye. Ende het foreestierschip was ghegheuen Lodewijc de Baenst F. Lodewijcx. Ende den Dyamandt was ghegheuen onsen prinche Maximiliaen. Ende een duytsch here gafmen den hoorne, ende daer was groote tryumphe bedreuen, ende daer was weder een nyeu steicspel beroupen yeghen tsanderdaechs. Ende dye prinche stack weder selue met den lijue. Ende daer stack een oosterlinck, verwapent als een wildeman, ende sijnen tymmer was een leuende knechtkin wilt ghecleet, houdende een speere in sijn handekins, ende al sijn gheselschip waren alle ghecleet als wilde lieden. Ende andere staken verwapent als duuelen, ende al haer gheselschap van ghelijcken. [Den.xxx.sten dach van April] Item vp den.xxx.sten dach van April wast brant aen sconincx brugghe, in thuys van [fol. CC.xiij.v] eenen Cruydenier, ende dat quam van termentijn te siene, daer groot schade of quam. Ende dye broeder vanden huyse hiet Luyck dye feuere, sijn handen waren hem of ghesoden, so dat tvel metten naghelen of ghinc ghelijc een kieken dat gheschout es, ende hi moeste van hitten in die Reye springhen, of hi soude gheheel ontsteken hebben ende corts naer dien so starf hi vander seluer quetsuere. Requiescat in pace Amen. [Den derden dach van Meye. Anno lxxix] Vp den derden dach van Meye. Anno lxxix.Doe wast een den schoonsten heleghen bloetdach die binnen langhe tijdengheweist hadde. Want daer was ghetoocht den boom van Yesse, ende tauentmael, ende thouekin, tvanghen, tgheesellen, endetcruysdraghen, ende veil schoonder sticken der Passien ons heeren aengaende, als Annas, Cayphas, Herodes, ende andere seere chierlic toe ghemaect van schilderyen, daer die prinche ende me vrauwe dye Grauinne groote ghenouchte in hadden. [Den.v.sten dach van Meye] Item vp den.v.sten dach van Meye quam een weerlic man, die welcke was wonachtich in dye Speere, in dye graeuwerckers strate, in sint Iacobs kercke te Brugghe, ende hi slouch eenen preistere in sijn hooft met eenen scherpen baselare, wel meenende den priestere doot te slane, ter cause van ouerspele met sinen wijue, maer die priester en starf niet. Doen bleef die kercke langhe in cesse, sonder messe daer te doene. Ende die selue man sneet sijn wijf een stick van harer nuese, so dat si haer leuen lanc daer bi gheteekent was. Verguae God dat si alle die van dien sijn, alsoo gheteekent waren, die men vindt te Brugghe ende elders. [Den.ix.sten dach van Meye] Item vp den.ix.sten dach van Meye ende was sondach, doe schoten die schotters vanden honden boghe hueren gaey vaneeren daer die edele hertoghe Maximiliaen selue mede schoot, ende schoot den gaey of selue metter hant schotterlick, daer omme dat tvolc vander stede van Brugghe wel blijde was. Dits Tincarnacioen. Oostrijc schoot frisch te brugge den gay of Neghen in Meie vruecht blijfter vray of. [Den.xi.sten dach van Meye] Item vp den.xi.sten dach van Meye was te Weruicke eenenschadelicken brant, commende van invyere. Ende in die selue maent die graue van Rommont dede so vele met sinen volcke dat hi binnen der stede van Camerijcke in ghelaten was, endealle die fransoysen waren huyt gheiaecht. Ende dye stede vanCamerijcke bleef aen onse sijde, ende tcasteel van ghelijcken, ende bouen dien si ghecreghen tcasteel van Bouchein, een sterc Casteel dat die coninck met verraderye ghecreghen hadde, endeontnomen den graue van Simpol. Ooc wonnen sie die stede van Crieuecuer, ende meer ander plaetsen. Ende in desen tijt waren in Bourgoengien vele fransoysen versleghen ende vele gheuanghen. Ende der cause van dien was een processie gheordonneirt. C hristus helich bloet valt ons nv barel C C onfoorterende in ons lijden stran C C onfoorterende in ons lijden stran C C onfoorterende in ons lijden stran C C onsenteirt onsen prince goet lijf ende lan C C rooneirt nv franck sijnen sone ion C C leet maria vruchtbaer in haren spron C L eent den vlaemschen tronc ontfarmeghen da V V p huwen ontfanck staet als ons betra V V rau magdaleene valt oock niet fla V I ont onser processye vertroosten vr I I n meye seuenthiene ende waer dat s I Deerste letteren ende die laetste van elcker reghele, van dyt voorseyde dicht, bewijsen Tincarnacioen vanden iare. |
[Hoe die van Brugge het steekspel hielden] Hoe die van Brugge het steekspel hielden waar de edele hertog Maximiliaan zelf mee stak als poorter waarin hij veel eer behaalden. En men gaf hem een mooie diamant die zeer kostbaar was. In dat steekspel werd veel triomf bedreven [fol. CC.xiij.r] Item, op de 29ste dag van april en dat was een woensdag na de noen omtrent 6 uur van de avond zo werd het steekspel van Brugge gehouden waar hertog Maximiliaan zelf stak als man van Brugge waar hij veel eer in dat steekspel behaalde. En de beer was gegeven een steker van de Damme, genaamd Ioris Lannoye. En boswachterschap was gegeven Lodewijk de Baenst F. Lodewijcx. En de diamant was gegeven onze prins Maximilian. Ende een Duitse heer gaf men de hoorn en daar werd grote triomf bedreven en daar was weer een nieuw steekspel beroepen de volgende dag. En de prins stak weer zelf met het lijf. En daar stak een oosterling gewapend als een wilde man en zijn timmer was een levend jongetje wild gekleed en hield een speer in zijn handjes en al zijn gezelschap waren alle gekleed als wilde lieden. En andere staken gewapend als duivels en al hun gezelschap dergelijk. [De 30ste dag van april] Item, op de 30ste dag van april was er brand aan de Konings brug in het huis van [fol. CC.xiij.v] een kruidenier en dat kwam van terpentijn te koken waar grote schade van kwam. En de broeder van het huis heette Luyck de Fevuere, zijn handen waren hem afgekookt en zodat het vel met de nagels er af gingen gelijk een kuiken dat gekookt is en hij moest van de hitte in de Reie springen of hij zou geheel ontstoken zijn geweest en kort daarna zo stierf hij van die kwetsing. Requiescat in pace. Amen. [De 3de dag van mei anno 1479] ԯp de 3de dag van mei anno 1479 toen was het de mooiste heilige bloeddag die er binnen lange tijd geweest was. Want daar werd getoond de boom van Jesse en het avondmaal en het hofje het vangen en het kruis dragen en vele mooie stukken van de passie van onze heer aangaande als Annas, Caiphas, Herodes en anderen zeer sierlijk toegemaakt van schilderijen waar de prins en mevrouw de gravin groot genoegen in hadden. [De 5de dag van mei] Item, op de 5de dag van mei kwam er een fatsoenlijk man die woonde in de Speer in de Grauwwerkersstraat in Sint Jacobs kerk te Brugge en hij sloeg een priester in zijn hoofd met een scherp dolkmes en meende wel de priester dood te slaan ter oorzaak van overspel met zijn wijf, maar die priester stierf niet. Toen bleef de kerk lang geschorst zonder mis daar te doen. En diezelfde man sneed zijn wijf een stuk van haar neus zodat ze haar leven lang daarbij getekend was. Vergaf God dat ze alle die van die zijn alzo getekend waren die men vindt te Brugge en elders. [De 9de dag van mei] Item, op de 9de dag van mei en dat was een zondag toen schoten die schutters van de oude boog hun gaai van eer waar de edele hertog Maximiliaan zelf mede schoot en schoot de gaai zelf af met de hand schietend waarom het volk van de stad Brugge wel blijde was. Dit is de rijm. Oostenrijk schoot fris te Brugge de gaai af Negen in mei vreugde blijft er fraai van. [De 11de dag van mei] Item, op de 11de dag van mei was te Wervik een schadelijke brand die kwam van binnen vuur. En in diezelfde maand deed de graaf van Romont zoveel met zijn volk dat hij in de stad Kamerijk ingelaten werd en alle Fransen werden eruit gejaagd. En de stad Kamerijk bleef aan onze zijde en het kasteel dergelijk en bovendien kregen ze het kasteel van Bouchein, een sterk kasteel dat de koning met verraad verkregen had en ontnomen de graaf van Saint-Pol. Ook wonnen ze de stad van Creveceur en meer ander plaatsen. En in deze tijd waren in Bourgondie vele Fransen verslagen en vele gevangen. En ter oorzaak van die was een processie geordonneerd. C Christus heilige bloed valt ons nu duidelijk C C comfort in ons lijden sterk C C sierlijk dragen we u graag statig C C om liefdadigheid in ons gaan C C vergunt onze prins goede lijf en lang C C kroon nu Frank zijn zoon jong C C kleed Marie vruchtbaar in haar sprong C L leen de Vlaamse tronk ontfermden de dage V V op uw ontvangen staat ons vertrouwen V V Vrouw Magdalena valt ook niet flauw V I kom onze processie vertroosten edel I I in mei zeventien en waar dat is I De eerste letters en de laatste van elke regel van dit gedicht bewijzen de rijm van het jaar. |
[Den.xvij.sten dach van Meye] Item om alle die voornoemde victorien dancbaerlic te bekennene, ende voort te biddene omme dye prosperiteyt endeweluaren van onsen prinche ende princersse, ende den ionghen Phelips van Bourgoengien, soe was te Brugghe eene generale processye ghedreghen, vp den.xvij.sten dach van Meye die deuootste diemen nyet vele ghesien en hadde, want alle die collegien, ende die.iiij.oordenen ende alle die scholierkins die ghinghen alle baeruoets. Ende die prelaet ende die muenickenvanden Eechoute van ghelijcken, elc met een barnende keerse in die handt. Ende dese processie was ghedreghen buyten Brugghe, ter Magdaleene. Ende dat weerde heleghe bloet was mede ghedreghen, daer die bisschop van Doornicke achter ghinc in dye processye met een gulden cruyce in die hant, ende ghinc ooc baeruoets ende blootshoofts, daer die wet ende alle die notabele van Brugghe, hooftmannen ende Dekens, [fol. CC.xiiij.r] ende vijnders van allen ambochten van Brugghe mede ghinghenmet barnende toortsen ende keersen. Ende dyt en was noeyt ghesien datmen thelege bloet so varre buyten Brugghe drouch, twelck seere deuoot ende schone was om te sien. Te Lazarus sustere theleghe bloet ic sach Deuoot in Meye vp den seuentiensten dach [Den.xviij.sten dach van meye] Item vp den.xviij.sten dach van meye ordonneirden die fransoysen binnen Atrecht eene processye generale, ende dat omme dat sy sien souden dye macht ende dye menichte vanden volcke. Ende doe si saghen datter soe vele volcx binnen der stede was, si hadden ducht dat si die stede ouergheuen souden den Bourgoengioenen. Ende daer omme die Fransoysen ghinghen in die wapene, ende bienen wel.xvic.poorters ende ambochtslieden vanden eerlicsten vander stede, ende si bondense twee en twee te gadere, en sondense al te Vranckerijcke waert, ende si en waren nauwelick ghelooft een meskin te draghen. Ende die fransoysen behilden tgoet, ende die wijfs ende dye kinderen bleuen binnen Atrecht, welc deerlick om sien was. Ende vp den.xix.sten dach van Meye quamen die fransoysen voor Duway, daer si.iiij.of.v.lantslieden doot sloughen van daer ontrent. |
[De 17de dag van mei] Item, om al die victorie dankbaar de bekennen en voort te bidden om voorspoed en welvaren van onze prins en prinses en de jonge Filips van Bourgondie zo was te Brugge een generale processie gedragen op de 17de dag van mei de devootste die men niet veel gezien had want alle colleges en de 4 orden en alle scholieren die gingen alle barrevoets. En de prelaat en de monniken van Eekhout dergelijk en elk met een brandende kaars in de hand. En deze processie was gedragen buiten Brugge ter Magdalena. En dat waardige heilige bloed was mee gedragen waar de bisschop van Doornik achter gin g in de processie met een gulden kruis in de hand en ging ook barrevoets en blootshoofds waar de wet en alle notabelen van Brugge, hoofdmannen en dekens [fol. CC.xiiij.r] ende vinders van alle ambachten van Brugge mee gingen met brandende toortsen en kaarsen. En dit was nog nooit gezien dat men het heilige bloed zo ver buiten Brugge droeg, wat zeer devoot en mooi was om te zien. Te Lazarus zuster het heilige bloed ik zag Devoot in mei op de zeventiende dag. [De 18de dag van mei] Item, op de 18de dag van mei ordonneerde de Fransen binnen Atrecht een processie generaal en dat omdat ze zien zouden de macht en de menigte van het volk. En toen ze zagen dat er zoveel volk binnen dat stad was hadden ze vrees dat ze de stad overgeven zouden de Bourgondiers. En daarom gingen de Fransen in de wapens en bonden wel 1600 poorters en ambachtslieden van de fatsoenlijkste van de stad en ze bonden ze twee aan twee tezamen en zonden ze alle naar Frankrijk en ze waren nauwelijks geoorloofd een mesje te dragen. En de Fransen behielden het goed en de wijven en de kinderen bleven binnen Atrecht wat deerlijk om te zien was. En op de 19de dag van mei kwamen de Fransen voor Dowaai waar ze 4 of 5 landslieden doodsloegen vandaar omtrent. |
[Item vp den.xxv.sten dach van Meye doe vertrac die hertoghe Maximiliaen huyt Brugghe des achternoens] Item vp den.xxv.sten dach van Meye doe vertrac die hertoghe Maximiliaen huyt Brugghe des achternoens, ende hi reedt naer Dixmude, ende die princersse volchde hem des anderdaechs, ende toufden wat binnen der stede van Ipre daer hy ende sijn gheselnede weerdelick ontfanghen waren, want die princersse en hadde voor die tijt noeyt Typre gheweist. Ende daer omme so brochte si als doe die ballinghen binnen Ipre, die doe met haer gracie ghecreghen. Item van daer trac die prince naer Rijssele, ende hi meende te trecken tsint Omaers. Ende doe gheuiel daer een verraderye van een bastaert van vranckerijcke, die altoos in thuys van Bourgoengien vpgeuoet was, die welcke bastaert altoos ouer gheschreuen hadde, alsoo men seyde al tsecreit dat int hof gheschiet was of ghesloten, so varre datter quamen wel drie hondert glauyen mannen van wapenen huyt Vranckerijcke, ende trocken so heymelic ligghen buyten Rijssele achter sinte Kathelijnen kercke, meenende alsoo den prinche te schendene, ende te ghecrijghene in haerlieder ghewelt. Maer dit quam huyte by eenen priestere dye een bespyere was, ende hy quam in thof te Rijssele. Ende men vraechde hem van wanen dat hi quame. Hi seyde huyt Vranckerijcke, ende dat hem die bastaert van Vranckerijcke daer ontboden hadde. Ende men dede den bastaert voor hem commen, dye welcke seyde dat hy den priestere niet en kende. Doen waren sy beede gheuanghen, endegheleyt in tcasteel, waer of dat die voorseyde bastaert sijne excusacie so eerlick dede dat hi weder ontsleghen was. Item dit vernam een Ruddere van Rijssele, mijn heere van Gruwiers, dye welcke men ooc vanghen dede, al vanden seluen sticke. Maer hi seyde laet mi gaen ongheleedt sonder schoffierichede, ick sal alleene int casteel gaen, so varre datmen hem ghelooue gaf. Ende als hy int Tcasteel quam, so stelde hi sijnen eenen voet ouer die zille, ende hi seyde totten saudeniers. Hu si kenlick dat ick hier gheweist hebbe, draghes orconde, als quansuys sijne belofte quij so tende, ende hi ghinc daermen die peerden watert, ende track eenen knecht vanden peerde, ende nam dat peert, ende reeter mede naer Atrecht. Item in desen seluen tijt was dye stede van Dolen in Bourgoengien beleyt vanden fransoysen, die bisschop vanDoornicke die was binnen Dolen, ende hi sach dat sijt qualick langhe houden mochten, want hem lieden gheen ontsedt en quam. Doe ghinck die bisschop ende vertelde alle sijne goedijnghen gheestelic ende weerlic, ende maecte also een grote somme van penninghen, ende hi ontboot vele Zwitsen, die met groter menichte quamen, ende sloughen die fransoysen huyt den velde, ende deden daer inne eene grote mortorye, also dat die stede van Dolen, ende al tlandt van Bourgoengien wort ghesuuert vanden fransoysen. Seuen in Iunij sach ick processie draghen Ten eechout voor dorloge god moet behagen[ fol. CC.xiiij.v] Item in desen tijt was een Canonick te Doornicke die den coninck van Vranckerijcke altijt plach ouer te scrijuene al tsecreit dat in Vlaendren gheschiede, ende in thuys vanBourgoengien, alsoo varre als hijt vernemen conste. Also dat drie ghesellen van auentueren van Doornicke die rijcke gheworden waren metter orloghen yegens die vlaminghen, endedese quamen te Rijssele, daer si ooc verselden aen twee ghesellen van auentueren, ende begheerden te coopene.iij.peerden van voordeele, ende leyden den Rijsselaers voor oghen, dat si den coninc dienste commen wildensegghende, dat si daer mede ghelt ende goet vercouuererenmochten, so varre dat dese Rijsselaers met gheueynsder herten dit beloofden te doene, stellende malcanderen eenen sekeren dach ende huere. Ende dye plaetse was gheleyt buyten Valenchiene aen een bosschelkin vp een schoon velt, daer si vergaderen souden. Ende dese twee Rijsselaers en betrauden die.iij.tornysienen niet, maer si versaemden.viij.mannen te peerde ende leyden heymelic also een abuche, so varre dat die tornisienen haren dach hilden, ende sy quamen haer vijfstere.iiij.te peerde, ende een te voet. Doen seyden die Rijsselaers, nv sien wi wel dat ghi gheen warachteghe mannenen sijt, want ghi comt v vijfstere, ende en soudt maer v derder commen, so varre dat den eenen Rijsselare sijn glauye in leyde, ende reedt den eenen tornisien vanden peerde, ende den anderen Rijsselare quetste een vanden anderen fransoysen, also dat dander twee fransoysen ende die man te voet begonsten te vlyene. Maer doe rees die abuche vp vandenanderen.vi.mannen, ende si vinghense alle vijue, daer si groot rentsoen of ghecreghen, maer dye man te voet die was ghewroucht van sijns selfs volcke, also datmen die lappen vansijnen schoen of sneet, ende daer vantmen inne eenen valschenbrief van verraderye, die dye voorseyde Canonic meende te seyndene aen den coninc van Vranckerijcke, ende daer stonden inne.viij.artijkelen. Ende onder andere artijkelen, so stonter een Artijkel, ende was aldus Weit heere, dat die heere die ghi wel weit en heift sijne belofte niet moghen vuldoen, want men heifter gheen Toysoen ghehouden. In welcke woorden groote murmurracie was binnen den huyse van Bourgoengien, byden welcken hem die prinche als doe wel te wachtene hadde in dien tijden. |
[Item, op de 25ste dag van mei toen vertrok die hertog Maximiliaan uit Brugge de namiddag] Item, op de 25ste dag van mei toen vertrok hertog Maximiliaan uit Brugge de namiddag en hij reedt naar Diksmuide en de prinses volgde hem de volgende dag en vertoefde wat binnen de stad Ieper waar hij en zijn gezellin waardig ontvangen waren want de prinses was voor die tijd nooit te Ieper geweest. En daarom zo bracht ze toen de ballingen binnen Ieper die toen met haar gratie kregen. Item, vandaar trok de prins naar Rijsel en meende te trekken naar Sint-Omaars. En toen gebeurde daar een verraad van een bastaard van Frankrijk die altijd in het thuis van Bourgondie opgevoed was en die bastaard had altijd overgeschreven, alzo men zei, alle geheimen die in de hof gebeurden of was besloten, zo ver dat er kwamen wel 300 lansen van wapenmannen uit Frankrijk en trokken zo heimelijk buiten Rijsel achter Sint Katelijnen kerk en meenden alzo den prins te schenden en te krijgen in hun geweld. Maar dit kwam uit door een priester die een spion was en hij kwam in de hof te Rijsel. En men vroeg hem waarvan hij kwam. Hij zei; uit Frankrijk, en dat hem de bastaard van Frankrijk daar ontboden had. En men liet de bastaard voor hem komen en die zei dat hij de priester niet kende. Toen waren ze beide gevangen, en gelegd in het kasteel, waar de bastaard zijn excuus zo fatsoenlijk deed zodat hij weer ontslagen werd. Item, dit vernam een ridder van Rijsel, mijn heer van Gruwiers, die men ook vangen liet al van hetzelfde stuk. Maar hij zei, laat me gaan zonder geleide en schoffering, ik zal alleen in het kasteel gaan, zo ver er dat men hem geloofde. En toen hij in het kasteel kwam zo stelde hij zijn ene voet over de drempel en zei tot de soldaten; ԕ is bekend dat ik hier geweest ben, vertel het rond als kwansuis zijn belofte kwijt was en ging daar men de paarden watert en trok een knecht van het paard en nam dat paard en reed er meer naar Atrecht. Item, in dezelfde tijd was de stad Dolen in Bourgondie belegerd van de Fransen, de bisschop van Doornik die was binnen Dolen, en zag dat ze het slecht lang houden mochten want hen kwam geen ontzet. Toen ging de bisschop en telde al zijn goederen geestelijk en wereldlijk en maakt alzo een grote som van penningen en hij ontbood vele Zwitsers die met grote menigte kwamen en sloegen de Fransen uit het velde en deden daarin een grote moord alzo dat de stad Dolen en al het land van Bourgondie gezuiverd werd van de Fransen. Zeven in juni zag ik processie dragen Te Eekhout voor de oorlog moet God behagen. fol. CC.xiiij.v] Item, in deze tijd was een kanunnik te Doornik die de koning van Frankrijk altijd plag over te schrijven in geheim al dat in Vlaanderen geschiedde en in het huis van Bourgondie, alzo ver als hij het vernemen kon. Alzo dat drie gezellen van avonturen van Doornik die rijk geworden waren met de oorlog tegen de Vlamingen en die kwamen te Rijsel waar ze ook vergezelden aan twee gezellen van avonturen en begeerden te kopen 3 paarden voordelig en legden die van Rijsel voor ogen dat ze de koning ten dienste wilden zeggen en dat ze daarmee geld en goed verkrijgen mochten, zo ver dat die van Rijsel met geveinsd hart dit beloofden te doen en stelden elkaar een zekere dag en uur. En de plaats was gelegd buiten Valenciennes bij een bosje op een mooi veld waar ze verzamelen zouden. En deze twee van Rijsel vertrouwden die 3 kampvechters niet, maar ze verzamelden 8 mannen te paard en legden heimelijk alzo in een bocht, zo ver dat die kampvechter hun dag hielden en ze kwamen met hun vijven 4 te paard en een te voet. Toen zeiden die van Rijsel, nu zien we wel dat ge geen vertrouwde mannen bent wat ge komt met vijven en zou maar u drie komen, zo ver dat de ene van Rijsel zijn lans in de hand legde en reedt de ene kampvechter van het paard en de andere van Rijsel kwetste een van de anderen Fransen, alzo dat de andere twee Fransen en de man te voet begonnen te vlieden. Maar toen reden die van bocht op van de anderen 6 mannen en ze vingen ze alle vijf waar ze groot losgeld van kregen, maar die man te voet die was gewroegd van zijn eigen volk alzo dat men de lappen van zijn schoen afsneed en daar vond men in een valse brief van verraad die de voorgezegde kanunnik meende te zenden aan de koning van Frankrijk en daar stonden in 8 artikels. Ende onder andere artikels zo stond er een artikel en was aldus; ԗeet heer, dat de heer die ge wel weet heeft zijn belofte niet mogen voldoen, want men heeft er geen gulden vlies gehouden. In welke woorden grote murmelen was binnen het huis van Bourgondie waardoor de prins zich wel te wachten in die tijden. |
[Den.x.sten dach van Wedemaent] Vp den.x.sten dach van Wedemaent wast Sacraments dach, ende die bisscop van Doornicke was doe te Brugghe, ende hi dede als doe die hoochmesse tonser vrauwen, ende hi drouch selue theleghe Sacrament in dye processye van onser vrauwe, met grooter chierlicheyt. Item in desen somere wast soe grote pestelencie in Inghelant, dat die coninc Edewaert nyement en liet tot hem commen, bouen vier persoonen. Item binnen desen tijt vertrack die Prinche naer sint Omaers met vele edele mannen, daer hi eerlick ontfanghen was. Endedie fransoysen dit vernemende, si leyden diueersche laghen met groter menichte van volcke ontrent sint Omaers, ende si sonden huyte ontrent.xi.glauyen die hem vertoochden voor die stede, sonder meer. Maer die prinche en wilde niet ghedooghen datter yement yegens huyttrac om te scermutsene, segghende was die coninc een schalc hi en wilde gheen schalc wesen, maer wilde onderhouden het bestant alsoot ghesloten ende beseghelt was, ten daghe soe hier voren ghescreuen es den termijn vanden voorseyde bestande gheduerende. Ende dese.xi.glauyen die sonden eenen paedgie spelende met sijnder glauye tot voor dye poorte, ende hy riep luyde. Viue le Roy. Men schoot naer hem vijf of.vi.serpentijnen, ende si vertrocken alle van daer. [Den.xv.sten dach van Wedemaent.Anno.lxxix] Item vp den.xv.sten dach van Wedemaent.Anno.lxxix.Doe quamen wel.iij.duysent fransoysen voor Duway, ende spreedenhem in abuchten, maer si sonden.xij.mannen, ghewapent onder hare cleederen, maer bouen ghecleet als aerme vrauwen, dye welcke met hare peerden brochten buetere, ende caes, endegrote bondelen van garse, in welc gars haer lieder sweerdenstaken, schijnende also of si vitaelgie ter stede waert ghebrocht hadden. Ende hadden sie also binnen der poorte connen gheraken, sy souden tawet doot ghesleghen hebben ende die Fransoysen in ghelaten, ende meenden alsoo wel die stede van Duway inghenomen te hebben, maer byder gracien Item vp den.xv.sten dach van Wedemaent.Anno.lxxix.Doe quamen wel.iij.duysent fransoysen voor Duway, ende spreedenhem in abuchten, maer si sonden.xij.mannen, ghewapent onder hare cleederen, maer bouen ghecleet als aerme vrauwen, dye welcke met hare peerden brochten buetere, ende caes, endegrote bondelen van garse, in welc gars haer lieder sweerdenstaken, schijnende also of si vitaelgie ter stede waert ghebrocht hadden. Ende hadden sie also binnen der poorte connen gheraken, sy souden tawet doot ghesleghen hebben ende die Fransoysen in ghelaten, ende meenden alsoo wel die stede van Duway inghenomen te hebben, maer byder gracien [fol. CC.xv.r] gods men wordes gheware, ende men ghinc naer hem lieden schieten, ende also daden sy een verloren reyse, ende sy vloden alle Tatrecht waert met groter menichte. |
[De 10de dag van juni] Op de 10de dag van juni was het sacrament dag en de bisschop van Doornik was toen te Brugge en deed toen de hoogmis ter onze Vrouwe en hij droeg zelf het heilige sacrament in de processie van onze Vrouwe met grote sierlijkheid. Item, in deze zomer was het zoՠn grote pest in Engeland dat koning Eduard niemand tot hem liet komen boven vier personen. Item, binnen deze tijd vertrok de prins naar Sint-Omaars met vele edele mannen waar hij fatsoenlijk ontvangen was. En de Fransen vernamen dit en ze legden diverse hinderlagen met grote menigte van volk omtrent Sint-Omaars en ze zonden uit omtrent 11 lansen die zich voor de stad vertoonden, zonder meer. Maar de prins wilde niet gedogen dat er iemand tegen uittrok om te schermutselen en zei; was de koning een schalk, hij wilde geen schalk wezen, maar wilde onderhouden het bestand alzo het gesloten en bezegeld was zo lang de termijn van het bestand dat duurde. En deze 11 lansen die zonden een page spelend met zijn lans tot voor de poort en hij riep luid; ‘Vive le Roy.’ Men schoot naar hem vijf of zes serpentijnen en ze vertrokken allen vandaar. [De 15de dag van juni anno 1479] Item, op de 15de dag van juni anno 1479 toen kwamen wel 3000 Fransen voor Dowaai en verspreidden zich in bochten, maar ze zonden 12 mannen gewapend onder hun kleren, maar boven gekleed als arme vrouwen die met hun paarden brachten boter en kaas en grote bundels van gras, in dat gras staken hun zwaarden, en het leek alsof ze voedsel naar de stad brachten. En hadden ze alzo binnen de poort kunnen raken ze zouden de wacht dood geslagen hebben en de Fransen ingelaten en meenden alzo wel de stad Dowaai ingenomen te hebben, maar bij de gratie Gods werd men het gewaar en men ging naar hen schieten en alzo deden ze een verloren reis en ze vlogen alle naar Atrecht met grote menigte. |
[Item vp den seluen tijt sandt die coninc van Vranckerijcke drie schepen te Inghelant waert] Item vp den seluen tijt sandt die coninc van Vranckerijcke drie schepen te Inghelant waert, daer tghelt in was vander Saudye om die Lourd dauwaert, omme dat hi met.xm. Inghelschen soude commen vp Vlaendren, ooc wasser vele corens inne, endegulden abijten, ende sijden laken daermen die Inghelsche herenmede beghift soude hebben, maer die schepen vanden Graue van Rommont, die generael Capiteyn vander zee was si wordens gheware, ende seylden aen die.iij.voorseyde schepen, die welcke doe terstont huyt staken die wapene van Vranckerijcke. Ende die schepen vanden graue Rommont namen die voorseyde fransche schepen, ende brochtense ter sluys, ende namen al tghelt endeyuweelen. Ende die graue van Rommont vercochte tcoorne ter Sluys selue metter hant. Die coninc van Inghelant dede me Lourd dauwaert vanghen, hem twaelfstere van heren, want hi van deser saken niet en wiste. Ende die coninc van Vranckerijcke in desen seluen tijt beval so wie dat hem ghebringhen conste leuende of doot den bastaert van Simpol, hi souder hem vooren gheuen twee duysent cronen. Ende daer omme dede dye bastaert hem ende al sijn volc haerlieder haer of scheeren, ende hi ghinck alsoo simpelick ghecleet als sijn volc, omme datmen hem niet bekennen en soude. Item in desen tijt in die maent vanWedemaent.Anno.lxxix.waren die garnisoenen die welcke laghen in Theerenburch, in Bethune, ende in anderen plaetsen ontrent onsen palen van Vlaendren, diueersche plecken, ende sy daden seer groote schade daer ontrent. In dye selue maent vp eenen saterdach quamen die fransoysen weder ontrent Meerreghem omme te pilgierene eeneghe engienen, die te Rijssele te schepe ghedaen warenomme te voerene in dye stede van Aryen. Ende es te wetene dat Ian van Dadyseele daer of last hadde, omme die te bewegene metsgaders eeneghe lieden die hi onder hem hadde huyter Casselrye van Ghendt, ende waren alle ghecleet peersche endewit. Ende dese voorseyde Ian wederstont daer die fransoysen ende veriaechdese, maer daer bleuen een deel lieden doot aen beeden sijden. Ende ons volc schoot metten seluen engienen inden hoop vanden fransoysen, maer die Fransoysen waren al te peerde, ende ons volck was al te voet. Aldus en mochten si die Fransoysen nyet volghen. Item omme dat Ian van Dadyseele voorseyde den Prinche ende den lande so ghetrauwelic ghedient hadde, soe worde hy wat wedersien van eeneghe heren huyten houe. Ende corts daer naer die fransoysen quamen weder vp twee mijlen naer Ipre, aen dander sijde vanden watere, omme tlantvolck te beroouene daer ontrent. Item Ian van Dadyzeele met sijnen volcke was corts ontbodendat sy thuysewaert commen souden, alsoo si daden. Ende tes te wetene dat eeneghe wethouders vander stede van Ghendt, als ghedeputeirt vander stede weghe, waren met Ian van Dadyseele omme te bestieren haerlieder casselrye, also si ooc voren ghedaen hadden, ter eere vanden prinche ende ten orbore vanden lande van Vlaendren. Ende dye Prinche beual hemlieden dat si van danen scheeden souden, ende dat si binnen.xv.daghen daer naer weder bi hem commen souden, omme tlant te bewarene so si te voren ghedaen hadden. Vp desen seluen tijt was die Burchmeestere vander stede van Brugghe ter orloghe waert met mijn here van Meerwede Capiteyn vanden haghepoorters In desen seluen tijt was een grote moeyte in Hollandt tusschen die Houcx ende die Cabeliaus, welcke orloghe oorspronc namom dat dye Houcx met ghelde ghecocht hadden het gouuernuerschip van Hollant yeghens den hertoghe Maximiliaen, twelc gouuernuerschip weerdich es tsiaers.xx.duysten croonen. Ende die voorseyde Houcx gauen dyt gouuernuerschip den Graue van Boochein heere vander Vere in Zeelandt, ende was gheheeten Wulfaert van Borsele, ende hier omme waren die Cabelyaus seere gram. Ende sy trocken byden [fol. CC.xv.v] hertoghe Maximiliaen, ende boden hem noch so vele ghelts als hem die Houcx ghegheuen hadden, ende si wilden Gouuernuer maken mijnhere van Rauesteyn, daer omme waren die Houcx seere ghestoort, ende si trocken inden Haghe met mijn here vander Vere, ende wiepen omme thuys van Egmont, ende thuys van Wassenare, ende stakender tvier inne. |
[Item, op dezelfde tijd zond de koning van Frankrijk drie schepen te Engeland waart] Item, op dezelfde tijd zond de koning van Frankrijk drie schepen te Engeland waart waar het geld in was van de soldij voor lord Dauwaert omdat hij met 10 000 Engelsen zou komen op Vlaanderen, ook was er veel koren in en gulden habijten en zijden laken war men de Engelse heren mee begiftigd zou hebben, maar die schepen van graaf van Romont, die generaal kapitein van de zee was, die werden het gewaar en zeilden nar die 3 schepen die toen terstond het wapen van Frankrijk uitstaken. En de schepen van graaf Romont namen die Franse schepen en brachten ze ter Sluis en namen al het geld en juwelen. En de graaf van Romont verkocht het koren ter Sluis zelf met de hand. De koning van Engeland liet de lord Dauwaert vangen en 12 van zijn heren want hij wist niets van deze zaak. En de koning van Frankrijk beval in dezelfde tijd zo wie hem brengen kon levend of dood de bastaard van Saint-Pol, hij zou ervoor geven 2000 kronen. En daarom liet de bastaard hem en al zijn volk hun haar afscheren en hij ging zo eenvoudig gekleed als zijn volk zodat men hem niet herkennen zou. Item, in deze tijd in de maand juni anno 1479 waren de garnizoenen die lagen in Throuanne, in Bethune en in andere plaatsen omtrent onze palen van Vlaanderen in diverse plekken deden zeer grote schade daaromtrent. In dezelfde maan op een zaterdag kwamen de Fransen weer omtrent Meerreghem om te plunderen enige machines die te Rijsel te scheep gedaan waren om te voeren in de stad Arin. En het is te weten dat Ian van Dadizele daarvan last had om die te bewegen mitsgaders enige lieden die hij onder zich had uit het wetsgebied van Gent en waren allen gekleed paars en wit. En deze Ian weerstond daar de Fransen en verjoeg ze, maar daar bleven een deel lieden dood aan beide zijden. Ende ons volk schoot met dezelfde machines in de hoop van de Fransen, maar de Fransen waren allen te paard en ons volk was allen te voet. Aldus mochten ze die Fransen niet volgen. Item, omdat Ian van Dadizele de prins en het land zo getrouw gediend had zo werd hij wat gehaat van enige heren uit de hof. En kort daarna kwamen de Fransen weer op twee mijlen naar Ieper aan de andere zijde van het water om het landvolk daar omtrent te beroven. Item, Ian van Dadizele met zijn volk was gauw ontboden dat ze huiswaarts zouden komen, alzo ze deden. En he tis te weten dat enige wethouders van de stad Gent, als gedeputeerden vanwege de stad, waren met Ian van Dadizele om te besturen hun wetsgebied, alzo ze ook tevoren gedaan hadden ter ere van de prins en ten nut van het land van Vlaanderen. En de prins beval hen dat ze vandaan scheiden zouden en dat ze binnen 15 dagen daarna weer bij hem zouden komen om het land te bewaren zo ze tevoren gedaan hadden. Op dezelfde tijd was de burgemeester van de stad Brugge ter oorlog waart met mijn heer van Merwede, kapitein van de buitenpoorters. In dezelfde tijd was een grote moeite in Holland tussen die Hoekse en Kabeljauwse en die oorlog nam oorsprong dat de Hoekse met geld gekocht hadden het gouverneurschap van Holland tegen hertog Maximiliaan, wat gouverneurschap waard is per jaar 20 000 kronen. En die Hoekse gaven dit gouverneurschap de graaf van Boochein, heer van de Veere in Zeeland en was was geheten Wulfaert van Borsele en hierom waren de Kabeljauwse zeer gram. En ze trokken bij [fol. CC.xv.v] hertog Maximiliaan en boden hem nog zoveel geld als hem de Hoekse gegeven hadden en ze wilden gouverneur maken mijn heer van Ravestein en daarom waren de Hoekse zeer verstoord en ze trokken in Den Haag met mijn heer van de Veere en wierpen op het huis van Egmond en het huis van Wassenaar en staken er het vuur in. |
[Den.xiij.sten dach van Hoymaent Anno.lxxix] Item vp den.xiij.sten dach van Hoymaent Anno.lxxix.soe waren voor dye stede van ghendt haerlieder casselrye huyt vier ambochten omme te treckene ter orloghe waert, ende ten dienste vanden Prinche, ende laghen daer.iij.of.iiij.daghen om sekere questye die si hadden yeghens die van Ghendt. Item hoe wel datter was een persoon heetende Ian vancoppenolle, dye gheerne die saken ten besten ghebrocht hadde. Daer vp dat si antwoorden, dat houde costume was dat si behoorden binnen der stede te commene, ende ter marct te gaen stane, tot dat die van Ghendt ter oorloghe waert trocken met bannieren, tenten, pauwelioenen, also der huytvaert toebehoort, ende dan soe souden si haerlieder hooft volghen. Waer omme dat eeneghe vander Casselrye wilden hem veruoorderen om te commene binnen ghendt. Twelc die here ende die wet niet ghedooghen en wilden, waer of dat quam een groote beroerte, waer omme dat die heere ende dye wet snachts groot awet hilden, ende vele goede mannen quamen bi hem lieden, endedaden so vele dat die Casselrye eerselen moesten wel een mijle vander stede, tot vp een dorp ghenaemt Muelensteke. Ende was gheordonneirt dat Ian van Dayzeele ende Ian van Coppenolle souden trecken byder Casselrye van Ghendt met sijnen volcke. Ende hem lieden wort gheuraecht of si vertrecken wilden ter reysen gheordonneirt also hem lieden te kennen ghegheuen hadde gheweist, met vele goede woorden daer toe dienende. Ende si verantwoorden dat si smorghens vertrecken souden, ende vertrocken. Maer daer wasser huyten hoope wel.xiiij.gheuanghen vanden principaelsten, ende gheleet te ghendt waert. Maer ter bede vanden Balin, vander prochye vandaer die persoonen waren, so waren die.xiij.personenontsleghen ende laten gaen, maer die.xiiij.ste die bleef ghevanghen, ende daer naer ghebannen.L.iaer huyt den lande van Vlaendren. |
[De 13de dag van juli anno 1479] Item, op de 13de dag van juli anno 1479 zo waren voor de stad Gent uit hun wetsgebied de vier ambachten om te oorlog te trekken en ten dienst van de prins en lagen daar 3 of 4 dagen om een zekere kwestie die ze hadden tegen die van Gent. Item, hoe wel dat er een persoon was die heette Ian van Coppenolle die graag die zaken ten beste gebracht had waarop ze antwoordden dat het een oud gebruik was dat ze behoorden binnen de stad te komen en ter markt te staan totdat die van Gent ter oorlog trokken met banieren, tenten, paviljoenen alzo ter uitvaart toebehoort en dan zou zouden ze hun hoofd volgen. Waarom dat enigen van het wetsgebied zich wilden hem bevorderen om binnen Gent te komen. Wat de heren en de wet niet gedogen wilden en waarvan er kwam een grote beroerte waarom dat de heren en de wet ճ nachts grote wacht hielden en vele goede mannen kwamen bij gen en deden zoveel dat die van het wetsgebied achteruit moesten wel een mijl van de stad tot op een dorp genaamd Muelensteke. Ende was geordonneerd zodat Ian van Dadizele en Ian van Coppenolle zouden trekken bij het wetsgebied van Gent met hun volk. En hen werd gevraagd of ze vertrekken wilden geordonneerd te reizen alzo ze hen te kennen gegeven was geweest met vele goede woorden daartoe dienende. En ze antwoordden dat ze ‘s morgens vertrekken zouden en ze vertrokken. Maar daar waren er uit de hoop wel 14 gevangen van de belangrijkste en geleid naar Gent. Maar ter bede van de baljuw van de parochie waar die personen van waren zo werden er 13 personen ontslagen en laten gaan, maar de 14de die bleef gevangen en daarna verbannen 50 jaar uit het land van Vlaanderen. |
[Item vp den seluen dach naer die noene so track mijn here van Meerewe] Item vp den seluen dach naer die noene so track mijn here vanMeerewe, als capiteyn van die van Brugghe, metten haghepoorters ter oorloghe waerts, ende Ian van Nyeuwenhoue.F.Clays als burchmeester vanden Courpse, twee schepenen, ende eenen Raet, ende een clerck ghenaemt Pieter van Ardenburch, ende een ghedeel dienaers van Brugghe, endeIoos Rauwelijn, als man van wapenen, ende souden vergaderen te Cassele, ende daer souden ooc commen die vrylaten, ende van daer souden si gaen daert den Prinche ghelieuen soude, sonder eenich verbeyden. [Den.xxvij.sten dach en den.xxviij.dach va nHoymaent.Anno.lxxix] Item dese edele hertoghe Maximiliaen ouermerckende die menichte van sijnen ende van alle den anderen goetwilleghenvolcke, doen ghinc hi te velde slaen, belegghende die stede van Theerenburch, vp den.xxvij.sten dach van Hoymaent.Anno.lxxix. Item Theerenburch aldus beleyt sijnde, mijn heere vanNassauwen, mijn heere van Rommont, ende mijn heere van Croy, als Capiteynen vanden vlaminghen, dye welcke warenwel.xxijm.mannen sterck, frisch volck ende wel gheabilgiert. Ende men seyde dat noeyt schoonder Aermeye gesien en was metten Prinche in tvelt van edelen mannen ende van anderenvolcke, wel ghewapent ende vroom van persoone. Item alle die principale edele mannen vanden prinche die droughen alle den rechteren aerme bloot, niet dan met een hemde mauwe. Ende hadden belooft niet te cleedene noch te wapenen den rechten aerme, voordat dye fransoysen souden commen om vechten yeghens die vlaminghen, alsoot bleec, want sijt niet eer en deden. Item vp den.xxviij.dach van Hoymaent quamen die van Theerenburch huyte omme te scermutsen, daer Petijt salasaert yegens trac, ende iaechdese weder binnen der stede. Maer hi ghecreech den capiteyn vanden Francaertchiers hem negenster gheuangen Ende die voorseyde Capiteyn hadde ouer hem.vic. gouden croonen, die hem petijt salasaert nam. [fol. CC.xvi.r] [En.ij.sten dach van Ougst.Anno.lxxix] Item mijn heere van Crieuecuer Capiteyn generael vandenfransoysen, hi dreechde langhe den Hertoghe van Oostenrijcke te commene beuechtene, maer hi en hielt sijnen dach niet. Niet te min die fransoysen ontsaghen die macht vanden Prinche. Dies sandt die coninc vele edele mannen in Theerenburch, om Theerenburch te bewaren Om welcke cause me vrauwe van Bourgoengien dede draghen te Brugghe eene deuote processye, in onser vrauwen kercke, den.ij.sten dach van Ougst.Anno.lxxix.daer sy selue mede ghinck baeruoets, met een barnende keerse in haer hant seere deuotelick. Ende naer die messe quamen die van sinte Donaes, metten anderen collegien, tot vp die marct voor die halle, daermen eene schone stacie hilt metten heleghen Sacramente, ende sanck diueersche Collecten te loue van onsen here, daer meneghen traen was gheweent van deuocien. [Den seluen.ij.sten dach van Ougst] Item vp den seluen.ij.sten dach van Ougst doe trocken eeneghe Capiteynen, wel ghestoffeirt van volcke van wapenen tot bi Blangy, daer si vele Francaertchiers vonden slapende, endesonder weere. Ende Petijt salasaert met sijnen volcke stacker wel.iijc.die kele of, ende hi ghecreech wel.lxxx.costelicke peerden die alle int heyr vanden prinche vercocht waren |
[Item, op dezelfde dag na de noen zo vertrok mijn heer van Merwede] Item, op dezelfde dag na de noen zo vertrok mijn heer Merwede, als kapitein van die van Brugge, met de buitenpoorters ter oorlog waart en Ian van Nieuwenhoven F.Clays als burgemeester van het korps, twee schepenen en een raad en een klerk genaamd Pieter van Aardenburg en een deel dienaars van Brugge en Joos Rauwelijn, als man van wapen, en zouden verzamelen te Kassel en daar zouden ook komen de vrijen en vandaar zouden ze gaan daar de prins het gelieven zou zonder enig wachten. [De 27ste dag en de 28ste dag van juli anno 1479] Item, deze edele hertog Maximiliaan bemerkte ie menigte van zijn en van alle andere goed willig volk toen ging hij veld slaan en belegerde de stad Throuanne op de 27ste dag van juli anno 1479. Item, Throuanne dat aldus belegerd was met mijn heer van Nassau, mijn heer van Romont en mijn heer van Croy, als kapiteins van de Vlamingen die wel 22000 mannen sterk en fris volk waren en goed voorzien. En men zei dat er nooit mooier leger gezien was met de prins in het veld van edele mannen en van ander volk, goed gewapend en dapper van persoon. Item, alle belangrijkste edele mannen van de prins die droegen allen de rechterarm bloot, niet dan met een hemdsmouwen. Ee hadden beloofd niet te kleden, nog te wapenen dn rechterarm voordat de Fransen zouden komen om te vechten tegen de Vlamingen, alzo het bleek, want ze deden het niet eerder. Item, op de 28ste dag van juli kwamen die van Throuanne uit omme te schermutselen waar Petit Salizaert tegen trok en joeg ze weer binnen de stad. Maar hij kreeg de kapitein van de Fransen met negen gevangen. En die kapitein had bij hem 600 gouden kronen die hem Petit Salizaert nam. [fol. CC.xvi.r] [En de 3de dag van augustus anno 1479] Item, mijn heer van Creveceur, kapitein-generaal van de Fransen dreigde langde hertog van Oostenrijk te komen bevechten, maar hield zijn dag niet. Niettemin de Fransen ontzagen de macht van de prins. Dus zond de koning vele edele mannen in Throuanne om Throuanne te bewaren. Om die oorzaak liet mevrouw van Bourgondie dragen te Brugge een devote processie in onze Vrouwe kerk 2 dag van augustus anno 1479 waar zelf mee ging barrevoets met een brandende kaars in haar hand zeer devoot. En na de mis kwamen die van Sint Donaas met de andere colleges op de markt voor de hal waar men een mooie statie hield met het heilige sacrament zong diverse gebeden tot lof van onze heer waar menige traan van devotie werd geweend. [Dezelfde 2de dag van augustus] Item, op dezelfde 2de dag van augustus toen trokken enige kapiteins goed voorzien van wapenvolk tot bij Blangy waar ze vele Fransen slapend vonden en zonder verweer. En Petit Salizaert met zijn volk staken er wel 300 de keel af en kreeg wel 80 kostbare paarden die allen in het leger van de prins verkocht werden. |
[Dit es den strijt van Blangijs] Dit es den strijt van Blangijs, ende was de eersten strijt die de hertoghe Maximiliaen vacht binnen sijnen leuene, ende was den eersten staenden strijt, dye binnen meneghen tijt gheuochten was. [fol. CC.xvi.v] [Den.vij.sten dach van Ougst] ITem aldus die fransoysen siende den Hertoghe Maximiliaen so cranckelick te velde ligghen met cleenen volcke, naer dye macht die si hadden. Si quamen wel met xxviij.duysent mannen, waer of dat si hadden ontrent.xviijc.glauyen, ende wel.xv.duysent Aertchiers, beselscheip onder.xviij.capiteynen, ende sy meendenden hertoghe met sijnen volcke huyten velde te smijtene. Maer daer omme machmen wel segghen een ghemeen prouerbie die men secht in walsche, Tel cuyde qui fault. Maer dye Hertoghe Maximiliaen beseghende al sijne behendichede, dede buyten Theerenburch ouer een Riuiere een brugghe maken, daer hy met alle sijnen volcke ouer track, die vianden ghenakende, also dat si vp den.vij.sten dach van Ougst versaemden.Anno.lxxix. Ende was vp eenen saterdach dat desen bloedeghen strijt gheuiel, want dye fransoysen waendent wel al ghewonnen te hebben. C Item die edel Hertoghe Maximiliaen stelde al sijn volc in goeder ordonnancie, ende hi sprac hem lieden toe met seer troostelicke woorden, segghende. O edele vlaminghen sijt nv vroom ende onuersaecht als ghetrauwe kijnderen, ic sal hu lieden al mijn leuen lanc een goet ghetrauwe here blijuen. In welcke woorden si seere versterct waren, ende hi beete vansijnen peerde te voet, ende hi maecte van vele edele mannenRudders, huyten Ghendtschen, huyten Brugschen, ende ooc huyten vryen ende andere plecken. Ende hi beval elcken mensche neder te knyelen vp beede haer knyen, ende te lesene.v.Pater nosters, ende.v.Aue marien ter eeren van Christus heleghe.v.wonden, gracie ende victorie begherende aen gode van hemelrijcke ende aen sijn ghebenedyde moedere Maria, dat si dye crijghen mochten yeghens hare vyanden, ende dat elck mensche vasten soude den eersten vrydach te watere ende te broode, ende dies niet en vermochten, dat hi.ij.groten om gode gaue. Ende dit ghedaen sijnde die Hertoge sadt weder vp sijn peert, ende seyde hemlieden dat sy hare battaelgie te samenhouden souden, hem lieden vast in een luyckende in goeder ordonnancie, ende altoos dye pijckeniers rontsomme staende, hare glauyen den vianden biedende, twelck si vromelick deden. Item die Capiteynen vander auangaerde, als mijn here van Rommont, mijn here van Santreyn, mijn here van Fienes, endepetijt salasaert ende andere die stelden hem so clouckelic ter weere in battaelgien, van snuchtens tijlicke tot den.iij.huerennaer die noene. Ende dit was te doene een groote mijle buyten Theerenburch ouer die Riuiere voorseyde, vp een schoon velt, ende es ghenaemt Vieuvyle, by een casteel gheheeten Bouuijn, daer die fransoysen seer clouckelick aen quamen. Ende dit merckende die Capiteyn vander Riergaerde, hy vloot met meneghen man haestelick huyten strijde, rijdende Taryen waert, daer hem die poorte voort hooft ghesloten was, ende keerde weder met lettel eeren met openbaer bannieren, daer naer ghinghen die trompetten aen beede sijden ende die fransoysen reden vp onse pijckeniers so dat dye vlaminghen hem lieden of sloughen drie battaelgien met groten moede, so dat alle haerlieder battaelgien gheschuert waren, ende die hertoge Maximiliaen reedt selue enden hoop vanden Fransoysen. Endeals die fransoysen dat aensaghen, si namen die vlucht met grooter haeste naer Hesdijn, daer sy gheiaecht ende ghesleghenwaren tot by Hesdijn. Ende tlantvolc van daer ontrent quamenden vlaminghen ter hulpe, grote moort doende onder die fransoysen, alsoo dat die hertoge Maximiliaen byder gracien gods, daer tvelt behilt ende hadde die victorie. Ende die vlaminghen commende int parc vanden fransoysen, vondendaer.xxxvi.serpentijnen gheteekent alle metter croone vanVranckerijcke, ende noch.v.cortauwen, ende een grote bombaerde. Oock vonden si wel vic.carteelen wijns onder cleene ende groot, ende vele meils, broots ende spijse, ende allerhande vitaelgie, ende.xl.tonnen buspoeders, het welcke die vlaminghenwel te passe quam, want si waren vermoeyt van vechtene, ghemerckt dat het was wel.vij.hueren inden auent. Ende als dyt volck van wapenen wat vecouuereirt was met eten ende met drinckene, so quam die Hertoghe Maximiliaen weder blijdelic bi hem lieden met groter dancbaerheyt, hem lieden bedanckende. Ende hi badt hem lieden dat si weder knielen wilden, [fol. CC.xvij.r] ende noch.v.Pater noster ende Aue maria lesen ter eeren vangode, hem danckende ende louende vander gracien endevictorie die hy hem lieden verleent hadde, twelcke si alle minlicke deden, ende hi daer mede selue in persone. Ende dit aldus gheschiet sijnde, trocken weder binnen hueren parcke, ende die Hertoghe dede sijne ghequetste mannen voeren binnen der stede van Aryen, omme al daer te ghenesen. Ende es waer dat binnen hondert iaren niet so vele fransoysen verslegen en waren daer so lette vlaminghen bleuen. Want daer waren versleghen wel.x.duysent fransoysen. Ende es te wetene dat die franckartchiers seer clouc waren ende vrome mannen, dye hem huyter maten seere weerden, al wast dat si ghequetst ende seer ghewont waren. Ende es waer dat sy meenden al Pycaerdyen ende Vlaendren duere te gane, ende al te bederuene, ghelijck hier voortijts die huynen daden, want die fransoysen brochten met hem lieden vleghels ende wannen, quernen ende houenen om broot te backene als wanende alle tlant al gheheel of te loopene sonder weere, ende daer hem lieden die steden wederstaen hadden, so souden si vp die dorpen tcoorne huytenschueren ghehaelt hebben, ghedorsschen, ghemalen, endeghebacken. Ende brochten mede forretten om in dye Dunen, ende in andere waranden te iaghene naer die conijnen. Item binnen den seluen tijt dat den strijt was, so quamen eeneghe verraders van achtere, ende stolen tseluere vandenhertoghe Maximiliaen ende andere yuweelen, ende ooc die katheylen vanden vechtende vlaminghen. Ende men seyde dattet al bekende dieuen waren, ende oock dye selue die eerst die vlucht maecten. Ende als die battaelgie toegaen soude, doe quam tgarnisoen van Theerenburch met grooter menichte vanwijfs ende mans, ende maecten die riergaerde vluchtich, ende staken die vitaelgiers die kele of Ende in dese riergaerde warenvele heynewieren ende pycaerden, daer eeneghe vanden heeren letter eeren aen behaelden, want in dyen si nyet gheuloden en hadden, alle die Fransoysen soudender tsamen ghebleuen hebben. Anno domini.M.CCCC.ende lxxix. Te vieuyle seuene in Ougst daer vacht Oostenrijcke dodende die fransche macht |
[Dit is de strijd van Blangy] Dit is de strijd van Blangy en was de eerste strijd die de hertog Maximiliaan vocht binnen zijn leven en was de eerste staande strijd die binnen menige tijd werd. [fol. CC.xvi.v] [De 2de dag van augustus] Item, aldus zagen de Fransen dat hertog Maximiliaan zo zwak te velde lag met klein volk naar de macht die zij hadden. Ze kwamen wel met 23 000t mannen waarvan dat ze hadden omtrent 1800 lansen en wel 15 000 boogschutters en ze meenden de hertog van zijn volk uit het veld te smijten. Maar daarom mag men zeggen het gewone gezegde die men in Waals zegt; ‘Wel cuyde qui fault.’ Maar hertog Maximiliaan gebruikte al zijn handigheid en liet buiten Throuanne over een rivier een brug maken waar hij met al zijn volk over trok en genaakte de vijanden alzo dat ze op de 7de dag van augustus verzamelden anno 1479. En dat was op een zaterdag dat deze bloedige strijd gebeurde, want de Fransen waanden het wel geheel gewonnen te hebben. Item, de edele hertog Maximiliaan stelde al zijn volk in goede ordonnantie en hij sprak hen toe met zeer vertroostende woorden en zei; ‘o edele Vlamingen, wees nu dapper en onversaagd als getrouwe kinderen, ik zal u mijn leven lang een goede n getrouwe heer blijven.’ In die woorden werden ze zeer versterkt en hij steeg af van zijn paard te voet en maakte vele edele mannen ridders uit Gent, uit Brugge en ook uit de vrijen en andere plekken. En hij beval elk mens neer te knielen op beide hun knien en te lezen 5 pater nosters en 5 Ave Maria ter ere van Christus 5 heilige wonden om gratie en victorie te begeren aan God van hemelrijk en aan zijn gezegende moeder Maria dat zie krijgen mochten tegen hun vijanden en dat elk mens vasten zou de eerste vrijdag te water en brood en die het niet konden dat hij 2 groten om God gaf. En toen dit gedaan was zat de hertog weer op zijn paard en zei hen dat ze hun bataljon tezamen zouden houden en zich goed vast sluiten in goede ordonnantie en altijd de piekeniers rondom hen staan en hun lansen de vijanden bieden, wat ze dapper deden. Item, de kapiteins van de voorhoede, als mijn heer van Romont, mijn heer van Santreyn, mijn heer van Fienes en Petit Salizaert en anderen die stelden zich zo kloek te verweer in de bataljons van sՠmorgens tijdelijk tot 3 uren na de noen. En dit werd gedaan een grote mijl buiten Throuanne over die rivier op een mooi veld en is genaamd Vieuvyle bij een kasteel gegeten Bouvijn waar de Fransen zeer kloek aankwamen. En dit merkten de kapitein van de Riergaerde en hij vloog met menige man haastig uit de strijd en reed naar Arien waar hem de poort voort het hoofd gesloten werd en keerde weer met weinig eer en me topenbare banieren terug, daarna gingen de trompetten aan beide zijden en de Fransen reden op onze piekeniers zodat de Vlamingen he afsloegen die bataljons met grote moed zodat al hun bataljons gescheurd werden en hertog Maximiliaan reedt zelf in de hoop van de Fransen. En toen de Fransen dat zagen namen ze de vlucht met grote haast naar Hesdin waar ze gejaagd en geslagen werden tot bij Hesdin. En het landvolk vandaar omtrent kwamen de Vlamingen ter hulp en deden grote moord onder die Fransen, alzo dat hertog Maximiliaan bij de gratie God daar het veld behield en had de victorie. En de Vlamingen kwamen in het perk van de Fransen, en vonden daar 36 serpentijnen allen getekend met de Franse kroon en nog 5 kartouwen en een grote bombarde. Ook vonden ze wel 600 kartelen wijn waaronder kleine en grote en veel meel, brood en spijs met allerhande voedsel en 40 tonnen buskruitpoeder, wat de Vlamingen wel te pas kwam want ze waren vermoeid van het vechten, gemerkt dat het wel 7 uur in de avond was. En toen dit wapenvolk wat hersteld was met eten en met drinken zo kwam hertog Maximiliaan weer blijde bij hen met grote dankbaarheid en bedankte hen. En hij bad hen dat ze weer knielen wilden [fol. CC.xvij.r] en 5 pater noster en ave Maria lezen ter eren van God en hem danken en loven van de gratie en victorie die hij hen verleend had, wat ze allen minlijk deden en hij daarmee zelf in persoon. En toen dit aldus geschied was trokken ze weer binnen hun perk en de hertog liet zijn gekwetste mannen voeren binnen der stad Arien om aldaar te genezen. En het is waar dat binnen honderd jaren niet zoveel vele Fransen verslagen waren waar zo weinig Vlamingen bleven. Want daar waren verslagen wel 10 000 Fransen. En het is te weten dat de Franse zeer kloeke en dappere mannen waren die zich uitermate zeer verweerden, al was het dat ze gekwetst en zeer gewond waren. En het is waar dat ze meenden al Picardie en Vlaanderen door te gaan en alles te bederven gelijk hier voortijds de Hunnen deden, want de Fransen brachten met hen vlegels en wannen, maalmolens en ovens om brood te bakken als waanden het hele land af te lopen zonder verweer en waar de lieden hen weerstaan zouden hebben zo zouden ze in die dorpen het koren uit de schuren gehaald hebben, te dorsen, te maken en te bakken. En brachten mee fretten om in de duinen en in andere terreinen op te jagen op konijnen. Item, binnen dezelfde tijd dat de strijd was zo kwamen enige verraders van achteren en stalen het zilver van hertog Maximiliaan en andere juwelen en ook de eigendommen van de vechtende Vlamingen. En men zei dat het allen bekende dieven waren en ook dezelfde die de eerste vlucht makten. En toen de slagtaangaan zou zo kwam het garnizoen van Throuanne met grote menigte van wijven en mannen en maakten de achterhoede vluchtend en staken de voedselbewaarders de keel af. En in deze achterhoede waren Hengouwers en van Picardiee waar enige van de heren weinig eer aan behaalden want indien ze niet gevlogen waren zouden alle Franse tezamen zijn gebleven. Anno domini 1479. Er vielen ze in augustus daar vocht Oostenrijk doodde de Franse macht. |
C Hier volghen die heren vanden Fransoysen die doot bleuen inden voorseyde strijt. Eerst die Amyrael van Vranckerijcke Die graue van Meyne Die heere van Cleermont Die heere van Cricky Mer Anthonis van Crieuecuer Die muenick van Brueke Gabace heere van Dordan Die heere van Marguy Die heere van Tourchy Die Senescael van Normandyen. Mijn heere van Ruys. Die heere van Blangon. Die heere van Blangiers Die heere van Vaudemont Die graue van Premeulx Die heere Morissis Die heere van Brandicourt, ende meer ander. C Dit sijn die doode heeren vanden vlaminghen. Eerst mer Iacob van haelwijn Ioos Raeuleir Mer anthonis van haelwijn Pieter van Ardenburch Dit waren die gheuanghen, als voren Eerst mijn heere van Meerwede Mijn heere van Eluerdijnck Dit sijn die nyeuwe Rudders aldaer ghemaect. Eerst Ian van Dadyseele Anthonis vander Vicht Ian van Nyeuwenhoue.f.Clays Ioris Ghijselein Anthonis Dauchy Iacob de voocht Lodewijc de Baenst.f.Lodewijcx Cornelis van Boonem Item desen voorseyde bloedeghen strijt aldus gheuochten sijnde, ende die victorie aen onse sijde wesende. Dies was te Brugghe eene schone deuote processie generale ghedreghen in sint Saluators kercke, ende dat weerde heleghe bloet was mede ghedreghen daer onse Princersse met al haren ioncfrauwen mede ghinc baeruoets in die processie, elck met een barnende keerse in dye [fol. CC.xvij.v] hant, ende alle die collegien, ende alle hooftmannen, Dekenen, ende eedt van allen ambochten ghinghen oock baeruoet, endeelck met eender keerse als voren, ten loue ende eeren gods, endeom hem te danckene van deser schoonder victorie. Ende die processie weder keerende, so was vp dye marckt voor onse vrauwe eenen schoone stacie ghehouden daer theleghe bloet rustede, daer men schoone Collecten sanck van dancbaerheden. Ende die Princersse knyelde daer neder also lange als dat gheduerde, met een keerse van witten wasse in haer hant al barnende, ende mijn here vanden Gruythuyse was altijts by haer. Ende dit was die.ix.ste reyse datmen theleghe bloet ghedraghen heift in sulcker manieren ,waer of dat wy gode nemmermeer te vullen ghedancken en connen. In veteri villa rigido certamine francos Vicit dante deo dignus honore leo Amen. |
C. Hier volgen de heren van de Fransen die dood bleven in die strijd. Eerst die admiraal van Frankrijk Die graaf van Meyne De heer van Clermont De heer van Cricky Meneer Anthonis van Creveceur De monnik van Brueke Gabace, heer van Dordan De heer van Marguy De heer van Tourchy De hof beambte van Normandi. Mijn heer van Ruys. De heer van Blangon. De heer van Angers De heer van Vaudemont De graaf van Premeulx De heer Mauritius De heer van Brandicourt en meer anderen. C Dit zijn de dode heren van de Vlamingen. Eerst meneer Jacob van Haelwijn Ioos Raeuleir Meneer Anthonis van Haelwijn Pieter van Aardenburg Dit waren de gevangenen, als voren Eerst mijn heer van Merwede Mijn heer van Elverdijnck Dit zijn de nieuwe ridders aldaar gemakt. Eerst Ian van Dadizele Anthonis van de Vicht Ian van Nieuwenhoven f.Clays Ioris Ghijselein Anthonis Dauchy Jacob de Voocht Lodewijk de Baenst.f.Lodewijcx Cornelis van Boonem, Item, deze bloedige strijd die aldus gevochten werd en de victorie aan onze zijde was. Dus was te Brugge een mooie devote processie generale gedragen in Sint Salvator kerk en dat waardige heilige bloed was mee gedragen waar onze prinses met al haar jonkvrouwen me mee ging barrevoets in die processie en elk met een brandende kaars in de [fol. CC.xvij.v] hand en alle colleges en alle hoofdmannen, dekens en heren van alle ambachten gingen ook barrevoets en elk met een kaars als voren tot lof en eer van God en bedankte hem van deze mooie victorie. En toen de processie terug keerde zo was op de markt voor onze vrouw een mooie statie gehouden waar het heilige bloed rustte waar men mooie gezangen zond van dankbaarheid. En de prinses knielde daar neer alzo lange als dat duurde met een kaars van witte was in haar hand al brandende en mijn heer van de Gruijthuijsen was altijd bij haar. En dit was de 9de keer dat men het heilige bloed droeg in zoՠn manier waarvan dat God nimmermeer te vollen bedanken kunnen. In veteri villa rigido certamine francos Vicit dante deo dignus honore leo. Amen. |
[Den.xx.sten dach van Ougst.Anno.lxxix] Item desen strijt ghedaen sijnde, die prinche trac naer Ipre, daer hi blijdelic ontfanghen was, ende van daer te Ghendt, daermen hem grote weerdicheyt dede. Ende dye van Ghendt brochten hem yeghen sijnen sone Phelips, die welcke hi vriendelicke in sijnen aerme voerde tot int hof ten Walle. Ende die van Ghendt gauen hem.xiiijm. croonen te sijnen costen waert, ende schade die hi ghehadt hadde vp den.xx.sten dach van Ougst.Anno.lxxix Item inden seluen tijt hadden dye Fransoysen binnenTheerenburch vele waghenen met goede gheladen, dye si meenden te voerene te Hesdijn, ende also te Vranckerijcke waert. Maer dyt vernam Phelips van Rauesteyn ende mijn here van Beuere, dye clouckelick die fransoysen bespronghen in dit vertrecken, ende sloughen hem lieden of wel hondert glauyen, ende si brochten alle die waghenen metten goede binnen sint Omaers. [fol. CC.xviij.r] Corts daer naer soe naecte den harijnck tijt, so dat die visschers al toe reeden te haringhe, ende specialic dye van Oostende, want vp dyen tijt voeren huyt Oostende wel.xliiij.busen. Ende ander plaetsen ende dorpen voeren ooc ter zee naer haerlieder vermoghen, so dat si grote menichte waren. Item die fransoysen van Ruwaen, van Diepen, van Hontfleur, ende van Buenen versaemden een groote menichte van schepen van orloghen, ende vinghen alle den meesten deel vandenvisschers van Vlaendren, ende ooc van Hollant ende van Zeelant, ende steldense tot groten rentsoene, ende ghecreghen also grote sommen van penninghen. Ende hier of waren cause dye Hollanders ende die Zeelanders, want si beloofden ter zee te comene met xvi.schepen van orloghen, om dye visschers te bewarene, maer si en dadens niet. [Anno.M.iiijc ende lxxix.den.ij.sten dach vanSeptembre] Anno.M.iiijc ende lxxix.den.ij.sten dach van Septembre was die wet vermaect naer tinhouden vanden nieuwen preuilegien, ende waren Commissaresen Eerst die Abt vanden Dune Mer Wouter vander gracht Mer Ian van nyeuwenhoue.f.Clays Die Baliu van Brugghe Ende Willem de wintere scouteeten van brugge [Den.x.sten dach van Septembre] VP den.x.sten dach van Septembre so reden die prinche endedie princersse Toorscamp vp tgoet van mijn here vandenGruythuyse, daer si bancketeirden, soupeirden, ende bleuen slapende daermen hem lieden grote triumphe ende ghenouchten dede. [Den.xiiij.sten dach van Septembre] Item vp den seluen tijt so was te Brugghe een ghebodt ghedaen van sprinchens weghe in voorme van mandemente, dat alle die ghene die in die laetste wapeninghe in die armeye vandenprinche gheweist hadden, ende die ghene die daer noch toe ghecoren waren moesten den.xiiij.sten dach van Septembre wesen te Belle, vp ghebannen te sijne huyten lande van Vlaendren, want onse vianden hem seere ghereet maecten om weder met groter macht vp ons te commene. [Den.xv.sten dach van Septembre] Item vp den.xv.sten dach van Septembre, twelc was vp eenen saterdach, so trac die prinche naer die stede van Ipre, ende van daer te Belle, om daer te sijne byden volcke dat hi dede vergaderen, omme dat si hem te neerstegher souden ghereet maken yeghen die fransoysen terstont. Item mijn heere Ian van Dadyseele dye lach ontrent Aryen met sijnen volcke van wapenen, aldus so lach ons volc in diueerschen plaetsen, tot datse ons prinche soude seynden in ordonnancie daert hem gheliefde. Item die prinche vernemende dat die fransoysen begonsten in roere te sijne, soe vergaderede hi weder een onghetallick volck, ende vele meer dan hi hadde inden slach te Vyeuyle. Men seyde dat hy hadde wel.xl.duysent mannen, clouckelic verwachtende dye macht vanden fransoysen, maer sy en quamen niet, ende en dorsten thooft nieuwers huyt steken, want dye vlaminghen trocken al tot leden Atrecht, maer si en vonden nyeuwers gheen fransoysen. Het was als doe eenen heeten somere ende drooghe, ende die prinche dede assault vp diueersche Casteelen endesloten, die hy in sticken schoot. Ooc souden si vp Theerenburch assault ghedaen hebben, ende tvolck wasser wel toe ghewillich, maer daer waren eeneghe van sijnen Rade die ontriedent hemsegghende. Heere eest dat ghi die stede destrueirt, so doet ghijt huwen properen goede. Ende naer dyen dat die fransoysen niet en commen, ic soude vertrecken, ende tvolc orlof gheuen. Item die Prinche dit hoorende, volchde den raet van sijnen heren, ende hi gaf al dat schoon volck orlof, ende vertrocken alle te gader thuysewaert. Ende also saen als die garnisoenen vanTheerenburch, van Bethune, ende van Hesdijn hoorden dat die vlaminghen vertrocken waren, si quamen te Vlaendren waert, ende deden groot quaet van brande ende van rooue, maer het was te haestelick vertrocken. Ende dye ghene diet hem rieden en waren sijn vrienden niet, noch vrient van den lande. |
[De 20ste dag van augustus anno 1479]Item, toen deze strijd gedaan was trok te prins naar Ieper waar hij blijde ontvangen werd en vandaar naar Gent waar men hem grote waardigheid deed. En die van Gent brachten hem zijn zoon Filips die hij vriendelijk in zijn armen nam en voerde hem in de hof ten Walle. En die van Gent gaven hem 14 000 kronen voor zijn kosten en de schade die hij gehad had op de 20ste dag van augustus anno 1479. Item, in dezelfde tijd hadden de Fransen binnen Throuanne vele wagens met goed geladen dat ze meenden te voeren in Hesdin en alzo naar Frankrijk. Maar dit vernam Filips van Ravestein en mijn heer van Beveren die kloek de Fransen besprongen in dit vertrekken en sloegen hen wel 100 lansen af en ze brachten alle wagens met het goed binnen Sint Omaars. [fol. CC.xviij.r] Kort daarna zo naakte de haringtijd zodat de vissers allen naar de haring reden en speciaal die van Oostende want op die tijd voeren uit Oostende wel 44 buizen. En ander plaatsen en dorpen voeren ook ter zee naar hun vermogen zodat ze een grote menigte waren. Item, de Fransen van Rouen, van Diepen, van Honfleur en van Boulogne-sur-Mer verzamelden een grote menigte van oorlogsschepen en vingen de meeste van de vissers van Vlaanderen en ook van Holland en van Zeeland en stelden ze op groot losgeld en kregen alzo grote sommen van penningen. En hiervan waren de Hollanders oorzaak en de Zeelanders, want ze beloofden ter zee te komen met 16 oorlogsschepen om de vissers te beschermen, maar de deden het niet. [Anno 1479 de 2de dag van september] Anno 1470 en de 2de dag van september was de wet vermaakt naar de inhoud van de nieuwe privilegies en waren commissarissen; Eerst de abt van de Dune Meneer Wouter van de Gracht Meneer Ian van Nieuwenhoven f.Clays De baljuw van Brugge En Willem de Wintere, schout van Brugge. [De 10de dag van september] Op de 10de dag van september zo reed de prins en de prinses naar Oostkamp op het goed van de heer van den Gruijthuijsen waar ze banket hielden bleven daar slapen waar men hen grote triomf en genoegens deed. [De 14de dag van september] Item, op dezelfde tijd was te Brugge een gebod gedaan vanwege de prins in de vorm van een mandement dat al diegene die in de laatste wapening in het leger van de prins waren geweest en diegene die daartoe nog gekozen waren moesten de 14de dag van september te Belle wezen op gebannen te worden uit het land van Vlaanderen, want onze vijanden maakten zich zeer gereed om weer met groter macht op ons te komen. [De 15de dag van september] Item, op de 15de dag van september wat op een zaterdag was zo trok de prins naar de stad Ieper en vandaar naar te Belle, om daar bij zijn volk te zijn wat hij liet verzamelen zodat ze zich vlijtiger gereed zouden tegen de Fransen terstond. Item, mijn heer van Dadizele die lang omtrent Arien met zijn wapenvolk, aldus zo lag ons volk in diverse plaatsen totdat onze prins ze zou zenden in ordonnantie daar het hem geliefde. Item, de prins vernam dat de Fransen zich begonnen te roeren en zo verzamelde hij weer ontelbaar volk en veel meer dan hij had in de slag te Vieuyle. Men zei dat hij wel 40 00 mannen die kloek wachtten de macht van de Fransen, maar ze kwamen niet en ze durfden nergens hun hoofd uit te steken want de Vlamingen trokken al tot Atrecht, maar ze vonden nergens Fransen. Het was als toen een hete zomer en droog en de prins deed aanvallen op diverse kastelen en burchten die hij in stukken schoot. Ook zouden ze op Throuanne aanval gedaan hebben en het volk was er wel gewillig toe, maar daar weren enigen van zijn raad die het hem ontraden en zeiden; Ԉeere, is het dat ge deze stad vernielt zo doe ge het uit uw proper goed. En nadat de Fransen niet komen zou ik vertrekken en het volk verlof gevenծ Item, de prins die dit hoorde volgde de raad van zijn heren en hij gaf dat mooie volk verlof en ze vetrokken allen tezamen naar huis. En alzo gelijk de garnizoenen van Throuanne van Bethune en van Hesdin hoorden dat de Vlamingen vertrokken waren kwamen ze te Vlaanderen waart en deden groot kwaad van brand en van roof, het, maar ze waren te haastig vertrokken. En diegene die het hem aanraadde waren niet zijn vrienden, nog vriend van het land. |
[Den.xx.sten dach van Ougst.Anno.lxxix] Item desen strijt ghedaen sijnde, die prinche trac naer Ipre, daer hi blijdelic ontfanghen was, ende van daer te Ghendt, daermen hem grote weerdicheyt dede. Ende dye van Ghendt brochten hem yeghen sijnen sone Phelips, die welcke hi vriendelicke in sijnen aerme voerde tot int hof ten Walle. Ende die van Ghendt gauen hem.xiiijm. croonen te sijnen costen waert, ende schade die hi ghehadt hadde vp den.xx.sten dach van Ougst.Anno.lxxix Item inden seluen tijt hadden dye Fransoysen binnenTheerenburch vele waghenen met goede gheladen, dye si meenden te voerene te Hesdijn, ende also te Vranckerijcke waert. Maer dyt vernam Phelips van Rauesteyn ende mijn here van Beuere, dye clouckelick die fransoysen bespronghen in dit vertrecken, ende sloughen hem lieden of wel hondert glauyen, ende si brochten alle die waghenen metten goede binnen sint Omaers. [fol. CC.xviij.r] Corts daer naer soe naecte den harijnck tijt, so dat die visschers al toe reeden te haringhe, ende specialic dye van Oostende, want vp dyen tijt voeren huyt Oostende wel.xliiij.busen. Ende ander plaetsen ende dorpen voeren ooc ter zee naer haerlieder vermoghen, so dat si grote menichte waren. Item die fransoysen van Ruwaen, van Diepen, van Hontfleur, ende van Buenen versaemden een groote menichte van schepen van orloghen, ende vinghen alle den meesten deel vandenvisschers van Vlaendren, ende ooc van Hollant ende van Zeelant, ende steldense tot groten rentsoene, ende ghecreghen also grote sommen van penninghen. Ende hier of waren cause dye Hollanders ende die Zeelanders, want si beloofden ter zee te comene met xvi.schepen van orloghen, om dye visschers te bewarene, maer si en dadens niet. [Anno.M.iiijc ende lxxix.den.ij.sten dach vanSeptembre] Anno.M.iiijc ende lxxix.den.ij.sten dach van Septembre was die wet vermaect naer tinhouden vanden nieuwen preuilegien, ende waren Commissaresen Eerst die Abt vanden Dune Mer Wouter vander gracht Mer Ian van nyeuwenhoue.f.Clays Die Baliu van Brugghe Ende Willem de wintere scouteeten van brugge [Den.x.sten dach van Septembre] VP den.x.sten dach van Septembre so reden die prinche endedie princersse Toorscamp vp tgoet van mijn here vandenGruythuyse, daer si bancketeirden, soupeirden, ende bleuen slapende daermen hem lieden grote triumphe ende ghenouchten dede. [Den.xiiij.sten dach van Septembre] Item vp den seluen tijt so was te Brugghe een ghebodt ghedaen van sprinchens weghe in voorme van mandemente, dat alle die ghene die in die laetste wapeninghe in die armeye vandenprinche gheweist hadden, ende die ghene die daer noch toe ghecoren waren moesten den.xiiij.sten dach van Septembre wesen te Belle, vp ghebannen te sijne huyten lande van Vlaendren, want onse vianden hem seere ghereet maecten om weder met groter macht vp ons te commene. [Den.xv.sten dach van Septembre] Item vp den.xv.sten dach van Septembre, twelc was vp eenen saterdach, so trac die prinche naer die stede van Ipre, ende van daer te Belle, om daer te sijne byden volcke dat hi dede vergaderen, omme dat si hem te neerstegher souden ghereet maken yeghen die fransoysen terstont. Item mijn heere Ian van Dadyseele dye lach ontrent Aryen met sijnen volcke van wapenen, aldus so lach ons volc in diueerschen plaetsen, tot datse ons prinche soude seynden in ordonnancie daert hem gheliefde. Item die prinche vernemende dat die fransoysen begonsten in roere te sijne, soe vergaderede hi weder een onghetallick volck, ende vele meer dan hi hadde inden slach te Vyeuyle. Men seyde dat hy hadde wel.xl.duysent mannen, clouckelic verwachtende dye macht vanden fransoysen, maer sy en quamen niet, ende en dorsten thooft nieuwers huyt steken, want dye vlaminghen trocken al tot leden Atrecht, maer si en vonden nyeuwers gheen fransoysen. Het was als doe eenen heeten somere ende drooghe, ende die prinche dede assault vp diueersche Casteelen endesloten, die hy in sticken schoot. Ooc souden si vp Theerenburch assault ghedaen hebben, ende tvolck wasser wel toe ghewillich, maer daer waren eeneghe van sijnen Rade die ontriedent hemsegghende. Heere eest dat ghi die stede destrueirt, so doet ghijt huwen properen goede. Ende naer dyen dat die fransoysen niet en commen, ic soude vertrecken, ende tvolc orlof gheuen. Item die Prinche dit hoorende, volchde den raet van sijnen heren, ende hi gaf al dat schoon volck orlof, ende vertrocken alle te gader thuysewaert. Ende also saen als die garnisoenen vanTheerenburch, van Bethune, ende van Hesdijn hoorden dat die vlaminghen vertrocken waren, si quamen te Vlaendren waert, ende deden groot quaet van brande ende van rooue, maer het was te haestelick vertrocken. Ende dye ghene diet hem rieden en waren sijn vrienden niet, noch vrient van den lande. |
[De 20ste dag van augustus anno 1479]Item, toen deze strijd gedaan was trok te prins naar Ieper waar hij blijde ontvangen werd en vandaar naar Gent waar men hem grote waardigheid deed. En die van Gent brachten hem zijn zoon Filips die hij vriendelijk in zijn armen nam en voerde hem in de hof ten Walle. En die van Gent gaven hem 14 000 kronen voor zijn kosten en de schade die hij gehad had op de 20ste dag van augustus anno 1479. Item, in dezelfde tijd hadden de Fransen binnen Throuanne vele wagens met goed geladen dat ze meenden te voeren in Hesdin en alzo naar Frankrijk. Maar dit vernam Filips van Ravestein en mijn heer van Beveren die kloek de Fransen besprongen in dit vertrekken en sloegen hen wel 100 lansen af en ze brachten alle wagens met het goed binnen Sint Omaars. [fol. CC.xviij.r] Kort daarna zo naakte de haringtijd zodat de vissers allen naar de haring reden en speciaal die van Oostende want op die tijd voeren uit Oostende wel 44 buizen. En ander plaatsen en dorpen voeren ook ter zee naar hun vermogen zodat ze een grote menigte waren. Item, de Fransen van Rouen, van Diepen, van Honfleur en van Boulogne-sur-Mer verzamelden een grote menigte van oorlogsschepen en vingen de meeste van de vissers van Vlaanderen en ook van Holland en van Zeeland en stelden ze op groot losgeld en kregen alzo grote sommen van penningen. En hiervan waren de Hollanders oorzaak en de Zeelanders, want ze beloofden ter zee te komen met 16 oorlogsschepen om de vissers te beschermen, maar de deden het niet. [Anno 1479 de 2de dag van september] Anno 1470 en de 2de dag van september was de wet vermaakt naar de inhoud van de nieuwe privilegies en waren commissarissen; Eerst de abt van de Dune Meneer Wouter van de Gracht Meneer Ian van Nieuwenhoven f.Clays De baljuw van Brugge En Willem de Wintere, schout van Brugge. [De 10de dag van september] Op de 10de dag van september zo reed de prins en de prinses naar Oostkamp op het goed van de heer van den Gruijthuijsen waar ze banket hielden bleven daar slapen waar men hen grote triomf en genoegens deed. [De 14de dag van september] Item, op dezelfde tijd was te Brugge een gebod gedaan vanwege de prins in de vorm van een mandement dat al diegene die in de laatste wapening in het leger van de prins waren geweest en diegene die daartoe nog gekozen waren moesten de 14de dag van september te Belle wezen op gebannen te worden uit het land van Vlaanderen, want onze vijanden maakten zich zeer gereed om weer met groter macht op ons te komen. [De 15de dag van september] Item, op de 15de dag van september wat op een zaterdag was zo trok de prins naar de stad Ieper en vandaar naar te Belle, om daar bij zijn volk te zijn wat hij liet verzamelen zodat ze zich vlijtiger gereed zouden tegen de Fransen terstond. Item, mijn heer van Dadizele die lang omtrent Arien met zijn wapenvolk, aldus zo lag ons volk in diverse plaatsen totdat onze prins ze zou zenden in ordonnantie daar het hem geliefde. Item, de prins vernam dat de Fransen zich begonnen te roeren en zo verzamelde hij weer ontelbaar volk en veel meer dan hij had in de slag te Vieuyle. Men zei dat hij wel 40 00 mannen die kloek wachtten de macht van de Fransen, maar ze kwamen niet en ze durfden nergens hun hoofd uit te steken want de Vlamingen trokken al tot Atrecht, maar ze vonden nergens Fransen. Het was als toen een hete zomer en droog en de prins deed aanvallen op diverse kastelen en burchten die hij in stukken schoot. Ook zouden ze op Throuanne aanval gedaan hebben en het volk was er wel gewillig toe, maar daar weren enigen van zijn raad die het hem ontraden en zeiden; Ԉeere, is het dat ge deze stad vernielt zo doe ge het uit uw proper goed. En nadat de Fransen niet komen zou ik vertrekken en het volk verlof gevenծ Item, de prins die dit hoorde volgde de raad van zijn heren en hij gaf dat mooie volk verlof en ze vetrokken allen tezamen naar huis. En alzo gelijk de garnizoenen van Throuanne van Bethune en van Hesdin hoorden dat de Vlamingen vertrokken waren kwamen ze te Vlaanderen waart en deden groot kwaad van brand en van roof, het, maar ze waren te haastig vertrokken. En diegene die het hem aanraadde waren niet zijn vrienden, nog vriend van het land. |
Hoe die hertoghinne, me vrau Marye van Bourgoengien te Bruessele ghelach van een schoone ionghe dochtere, ghenaemt Margriete, ende wart seer eerlic kersten ghedaen. [fol. CC.xviij.v] ITem corts daer naer soe track die Prinche te Bruessele, ende me vrauwe die hertoghinne ghelach daer van een schoone ionghe dochtere, ghenaemt Margriete. Ende haer Petrin was mijn here van Arghuwe Ende hare metten waren die Duwagiereghe, endemijn vrauwe van Rauesteyn, die welcke haer gauen costelicke ghiften Item in dese selue maent tvolck van Ian van Dadyseele trac soucken auentuere ontrent Bethune, ende vinghen eenenlantsman fransoys sijnde, dye welcke badt om ghenade, endedatmen hem woude laten gaen, hi soude hem lieden eenen goeden butijnck wijsen. Ende leedese in een plecke daer ontrent, daert als doe keermesse was, ende si sloughen daer inden hoop. Ende si vonden daer eenen groten ruden man, ende was een Argoenoys, dye welcke metten Fransoysen was, ende was saudenier vanden coninc, dye welcke si vinghen ende vp hilden, omme datmen seyde dat hi een Ruese was. Item vp desen tijt soe stont dye wet van brugge, ende doe so quam huyter voorseyde orloge mer Ian van Nyeuwenhoue.f.Clays met menichte van volcke dat onder hem was, als haghepoorters ende eeneghe smalle steden, ende quamen inden burch in ordonnancie. Ende die capiteyn presenteirde ende gaf daer ouer der wet van Brugghe den standaert vander voorseyde stede. Endealdus nam hi daer oorlof, ende elc trac in tsijne ende in sijn ruste. [Den eersten dach van Lauwe. Anno.lxxix en den derden dach van Sporcle] Item vp den eersten dach van Lauwe. Anno.lxxix.soe beswoer het Baliuschip van Brugghe mer Roelant van Haelwijn, in die stede van mer Iacob van Haelwijn, die welcke bleuen was inden strijt te Vyenyle voorseyde. Ende vp den derden dach van Sporcle, ende was vp eenen donderdach, so worde Schouteeten vanBrugge mer Anthonis vander Vicht, ende Willem die wintere dye was verlaten, ende hi hadde ontrent neghen maenden Scouteeten gheweist. Item in desen seluen tijt ontrent vastenauent, so trauwede Petijt salasaert een edele vrauwe een wedewe van Valenchiene, daer hi hem vermat in sijn brulocht dat hi vi.nachten vernachten soude in sijnder vianden lant, also hi ooc dede, want hi track al tot Ardanen toe met ontrent.vc. peerden, ende brochte met hem vele gheuanghenen, ende eenen grooten roof. Maer hy hadde eerst dye mare ghedoen gaen dat hi tcasteel van Bouchein soude vitaelgieren. Ende daer omme dye fransoysen metten garniesoene van Atrecht ende van Bethune, ende van Theerenburch waren daer ontrent sijns verbeydende, maer hi reedt Oost, ende si waren west. Item ontrent half vastene so was die Hertoghe Maximiliaen in Hollant, omme dye Houcx ende die Cabbeliaus te paeyseirene, also hy ooc dede binnen lancheyt van tijden. Daer hy seere rijckelic ontfaen was, want hy dye voorseyde partyen in paeyse stelde, als voorseyde es. [Den.xxiij.sten dach van Maerte] Item vp den.xxiij.sten dach van Maerte voor paesschen, warente Brugghe ghebannen.lij.personen onder mans ende vrauwen, onder welcke datter.iij.ghebannen waren elck.L.iaer. Ende was haer tijttele dat si hadden ghedaen yeghens tweluaren vanden prinche ende vander stede van Brugghe, waer of deene was een temmerman, dandere een caerdemakere, ende die derde een tegheldeckere, die de preuilegien las in die beroerte van Brugghe. [Item in desen seluen tijt waren die vier landen vergadert Tantwerpen seer langhe tijt] Item in desen seluen tijt waren die vier landen vergadert Tantwerpen seer langhe tijt omme te besien hoe datmen tlant vanVlaendren best soude moghen houden ende bewaren yegens die macht vanden coninc van Vranckerijcke. C Dit naeruolghende gheschiede binnen den iaere.M.CCCC.ende.lxxx. |
Hoe de hertogin mevrouw Marie van Bourgondie te Brussel lag van een mooie jonge dochter, genaamd Margriet, en werd zeer fatsoenlijk christen gedaan. [fol. CC.xviij.v] Item, kort daarna zo trok de prins naar Brussel en mevrouw de hertogin lag daar van een mooie jonge dochter, genaamd Margriet. En haar peter was mijn heer van Arguwe. En haar meter waren de douairire en mevrouw van Ravestein die haar kostbare giften gaven. Item, in dezelfde maand trok het volk van Ian van Dadizele avontuur zoeken omtrent Bethune en vingen een landsman, een fransman, die om genade bad en dat men hem wilde laten gaan, hij zou hen een goede buit wijzen. En leidde ze in een plek daar omtrent waar het toen kermis was en ze sloegen daar in de hoop. En ze vonden daar een grote ruige man en was een van Aragon doe met de Fransen was en een soldaat van de koning die ze vingen en ophielden omdat men zei dat hij een reus was. Item, op deze tijd stond de wet van Brugge en toen kwam uit die oorlog meneer Ian van Nieuwenhoven f.Clays met menigte van volk dat onder hem was als buitenpoorters en enige kleine steden en kwamen in de burcht in ordonnantie. En de kapitein presenteerde en gaf daar over de wet van Brugge de standaard van de stad. En aldus nam hij verlof en elk trok in het zijne en in zijn rust. [De 1ste dag van januari anno 1479 en de 3de dag van februari] Item, op de eerste dag van januari anno 1479 zo bezwoer het baljuwschap van Brugge meneer Roelant van Haelwijn in plaats van meneer Jacob van Haelwijn die in de strijd te te Vieuyle gebleven was. En op de 3de dag van februari en dat was op een donderdag zo werd schout van Brugge meneer Anthonis van der Vicht en Willem de Wintere die was verlaten en was omtrent 9 maanden schout geweest. Item, in dezelfde tijd omtrent Vastenavond zo trouwde Petit Salizaert een edele vrouw en weduwe van Valenciennes waar hij zich verman in zijn bruiloft dat 6 nachten overnachten zou in het land van zijn vijand, alzo hij ook deed want hij trok al tot Ardennen toe met 500 paarden en bracht met hem vele gevangenen en een grote roof. Maar hij had eerste het bericht laten rondgaan dat hij het kasteel van Bouchein zou bevoorraden. En daarom dat de Fransen met het garnizoen van Atrecht en van Bethune en van Throuanne daar omtrent op hem wachtten, maar hij reedt Oost en zij waren west. Item, omtrent half vasten zo was hertog Maximiliaan in Holland om de Hoekse en Kabeljauwse tevreden te stellen alzo hij ook deed in lengte van tijden. Waar hij zeer rijk ontvangen werd want hij stelde die partijen in vrede. [De 23ste dag van maart] Item, op de 23ste dag van maart voor Pasen waren te Brugge 52 personen gebannen waaronder mannen en vrouwen waaronder dat er 3 gebannen werden elk 50 jaar. E was hen betiteld dat ze hadden gedaan tegen het welvaren van de prins en de stad Brugge, waarvan de ene was een timmerman en de andere een kaardenmaker en de derde tegeldekker die de privilegies las in de beroerte van Brugge. [Item, in dezelfde tijd waren de vier landen vergaderd te Antwerpen een zeer lange tijd] Item, in dezelfde tijd waren de vier landen vergaderd Antwerpen een zeer lange tijd om te bezien hoe dat men het land van Vlaanderen het beste zou mogen houden en bewaren tegen de macht van de koning van Frankrijk. |
[Den.xvi.sten dach van April] Item vp den.xvi.sten dach van April naer paesschen so was die vesperye ghedaen van mer Lodewijc de baenst, als Foreestier met sinen medepleghers, ende waren ghecleet in witten fluweele, met roode cramosijnen wambaysen, ende reden elck met sijnen state ten Eechoute naer die costume, ende van daer ter bane, endedaden also vesperye. Ende vp den seluen dach deden ooc vesperye twee ionghers van Rijssele. Ende smaendaechs voor dye noene dede vesperye een ioncman vanden Damme Ende vp den seluen maendach tsachternoens hieltmen tsteicspel naer die costume, ende men[fol. CC.xix.r] houeirde sauents vp Tschepen huys. Ende was als doe Foreestier ghemaect Clays van Montengijs, ende den beer was ghegheuen den coninc vanden Spinette te Rijssele. Ende die van binnen waren alle ghehuwet die doe staken. Item in dit iaer lieper vele huyt Brugghe poorters, ende andere van schulden, ende vluchten som in Zeelandt, andere in cloosters, ander vp tproosche, elc daer hi mochte, twelc een sake was wel om te beclaghene, want daer mede die gheloofsamichede onder tvolc began te vergane, ende was ghenouch een beghinsele vander declinacie van der stede van Brugghe, twelck gode gheclaecht si, daer si als noch in es, god betert. Item vp den.xxij.sten dach in Meye, te wijle dat die prinche hilt sijne hoochtijt van Sinxene in Hollandt. Anno.lxxx.doe quamen die fransoysen om Lutcenburch te ghecrijghene, maer die hertoghe Maximiliaen trac vromelic yegens hem lieden. Ooc so quamen eeneghe andere fransoysen ontrent Cassele, omme daer in te brekene ende te commene in Vlaendren, maer mijn heere die graue van Rommont weder stontse daer fijnlic, ende dreuense van daer, zodat ze weer terug trekken moesten. [Den.xij.sten dach van Wedemaent Anno.lxxx] Item vp den.xij.sten dach van Wedemaent Anno.lxxx.vp eenen maendach, ten thien hueren inden auent quam die prinche huyt Hollant binnen der stede van Antwerpen, ende track des anderdaechs naer Bruessele, bi sijn gheselnede, ende daer stonden die heren van Brabant by hem ende daden vergaderen vele volcx, dat sy daden ghereeden ter orloghe terstont. [Den derden dach van Hoymaent] Item vp den derden dach van Hoymaent, die fransoysen sijnde ontrent Lutcenburch, ende ons Prinche sijnde met een ghedeel Brabanders vp die palen vanden lande, ontrent Namen, so wasser ghemaect.iij.weken bestants, om te sprekene van paeyse, of om beter bestant te makene. Item in welcke maent ons prinche ende princersse wel naer verraden souden hebben gheweist, by een heere van Luycke, ghenaemt Willem van Harrenburch, die welcke hem hilt metten franschen Coninc. Ons prinche dit vernemende, trac met haesten te Bruessel waert, maer dye Brabanders en keerden niet mede weder. Item in die maent van Ougst daer naer so waren die Fransoysen met tenten ende met pauwelioenen, ende met vele artijlgerye dienende ter orloghe, ende waren neder ghesleghen te velde, byden parcke daer si tiaer te voren hadden gheleghen, ende reden daer of en aen ontrent der stede van Aryen, ende ooc eldere ontrent onse palen van Vlaendren. Ende die mare ghinc dat die Capiteyn van Aryen met eeneghe personen ghetrocken was aen die fransche sijde. Item in desen tijt mer Ian van Dadyseele, ende meer ander Rudders, hadden omme die palen vanden lande te bewarene vergadert wel.ix.duysent volcx. Te wetene huyter casselrye vanGhendt, Brugghe, ende Ypre, maer terstont so trac ons volck al thuyse waert, ende seyden dat dye fransoysen waren vertrocken, ende achterwaert ghedeyst van onsen palen van Vlaendren. [ Item in die selue maent ons prinche endeprincersse waren te Namen] Item in die selue maent ons prinche ende princersse waren te Namen, ende hi hadde daer ontrent een ghedeel volcx vanwapenen, die welcke vele sloten ende casteelen omme wierpen, die toe behoorden Willem van Harenburch, ende andere die onsen Prinche toebehoorden, maer hilden alianchie metter franscher sijde. Ende die aldus ghecastijt hebbende, ons prinche was van wille omme te treckene naer Lutcenburch, om aldaer ghehult te sijne van dyer contreye. Ende die Prinche wort so beraden dat hy daer niet en trac, maer quam naer Ghendt, endedoe was ghemaect een bestant tusschen den coninck ende onsen Prinche, drie maenden lanc gheduerende. |
C. Dit navolgende geschiedde binnen het jaar 1480. [De 16de dag van april] Item, op de 16de dag van april na Pasen zo was de maaltijd gedaan met meneer Lodewijk de Baenst, als boswachter met zijn medeplegers, en waren gekleed in wit fluweel met rode karmozijnen wambuizen en elk reed zijn staat naar Eekhout naar het gebruik en vandaar ter baan en deden daar alzo de maaltijd. En op dezelfde dag deden ook de maaltijd twee jongeren van Rijsel. En maandag voor de noen deed een maaltijd een jongeman van de Damme. En op dezelfde maandag achternoen hield men een steekspel naar het gebruik en men [fol. CC.xix.r] hield ‘s avonds hof op het schepenhuis. En was toe boswachter gemaakt Clays van Montengijs en de beer was gegeven de koning van de Spinette te Rijsel. En die van binnen waren allen gehuwd die toen staken. Item, in dit jaar liepen vele poorters uit Brugge en anderen vanwege schulden en vluchtten soms in Zeeland, andere in kloosters, andere proosdij, elk waar hij mocht, wat een beklagenswaardige zaak was want daarmee begon de geloofwaardigheid onder het volk te vergaan en was genoeg een begin van de verbuiging van de stad Brugge wat Gods geklaagd is waar ze nog in is God betert. Item, op de 22ste dag van mei terwijl dat de prins zijn hoogtijd van Pinkster hield in Holland anno 1480 toen kwamen de Fransen om Luxemburg te krijgen, maar hertog Maximiliaan trok dapper tegen hen. Ook zo kwamen enige Fransen omtrent Kasse om daar in te breken en in Vlaanderen te komen, maar mijn heer de graaf van Romont weerstond ze fijn en dreef ze vandaar zodat ze weer terug trekken moesten. [De 12dag van juni anno 1480] Item, op de 12de dag van juni anno 1480 op een maandag te 210 uur in de avond kwam de prins uit Holland binnen de stad Antwerpen en trok de volgende dag naar Brussel bij zijn gezellig en daar stonden de heren van Brabant bij hem ende lieten verzamelen veel wolk dat ze terstond lieten bereiden ter oorlog. [De 3de dag van juli] Item, op de 3de dag van juli waren de Fransen omtrent Luxemburg en onze prins was met een deel Brabanders op de palen van het land omtrent Namen zo was er een ebstand gemaakt van 3 weken om van vrede te spreken of beter bestand te maken. Item, in die maand zou onze prins en prinses bijna verraden zijn geweest bij een heer van Luik genaamd Willem van Harrenburg die het met de Franse koning hield. Onze prins vernam het en trok met haast naar Brussel, maar de Brabanders keerden niet mee terug. Item, in de maand augustus daarna zo waren de Fransen met tenten en paviljoenen en met veel artillerie dat ter oorlog diende neer geslagen te veld bij het perk waar ze het jaar tevoren hadden gelegen en reden daar op en aan omtrent de stad Ariens en ook elders omtrent onze palen van Vlaanderen. En het verhaal ging dat de kapitein van Ariens met enige personen aan de Franse zijde getrokken zou zijn. Item, in deze hadden meneer Jan Dadizele en meer andere ridders om de palen van het land te bewaren wel 9 000 mannen verzameld. Te weten, uit de omgeving van Gent, Brugge en Ieper, maar terstond zo trok al ons volk naar huis en zeiden dat de Fransen waren vertrokken en achter getrokken van onze palen van Vlaanderen. [ Item, in dezelfde maand waren onze prins en prinses te Namen] Item, in dezelfde maan waren onze prins en prinses te Namen en hij had daar omtrent een deel wapenvolk die vele burchten en kastelen omwierpen die toe behoorden aan Willem van Harenburg en anderen die onze prins toebehoorden maar alliantie hielden met de Franse zijde. En toen hij die aldus gekastijd had was onze prins van wil om naar Luxemburg te trekken om daar gehuldigd te worden van dar gebied. En de prins werd zo beraden dat hij daarheen niet trok maar naar Gent kwam en toen was een bestand gemaakt tussen de koning en onze prins die drie maanden duurde. |
[Den.xxviij.sten dach van Ougst] Item vp den.xxviij.sten dach van Ougst waren te Brugghe ghebannen.xxxv.personen, waer of datter.iiij.ghebannen waren, contrarie den prinche ende tweluaren vander stede van Brugghe. Eerst twee temmerlieden, een saelmakere, met noch een vanbrugghe. Binnen dese iare was die watermuelen te Brugghe vulmaect. Ende binnen desen [fol. CC.xix.v] seluen iare gaf tvolc te Brugghe te diueerscher tijt maentghelt, omme die saudeniers ende dye orloghe mede te onderhoudene, ende sommels gauen sy dobbel Maentghelt. Twelcke tvolc seere tachter maecte in dyen tijden, ende warer seere mede belast. [Item in tselue iaer die Duwagiereghe hertoghe Karels wedewe die track ouer in Inghelant] [Den laetsten dach van Septembre. Anno.lxxx] Item in tselue iaer die Duwagiereghe hertoghe Karels wedewe die track ouer in Inghelant, tot den coninck haren broedere, om bystant te doende den steden, daer sy hare Duwarye vp hadde, dies si daer eerlicken ontfaen was ende track darwaert met schonen state. Ende weder keerende huyt Inghelant, so quam si te Brugghe vp den laetsten dach van Septembre. Anno.lxxx.endewas vp eenen Saterdach auent. Ende die coninc sandt sijnder suster.xxiiijc. Inghelschen die den hertoghe Maximiliaen te hulpe quamen. [Den.ij.sten dach van Octobre] Item die voorseyde vrau Margriete reysde van Brugghe te Ghendt waert den.ij.sten dach van Octobre, maer sy en openbaerde te Brugghe al tlast niet, dat si vanden Coninc Edewaert haren broeder hadde, voor dat sijt selue den hertoghe van Oostenrijcke gheopenbaert hadde alle saken. Inden seluen tijt die visschers van Vlaendren reeden weder toe te harijnghe te varene, ende oock die Hollanders ende Zeelanders, ende si vijnghen redelicken wel, gode lof, maer die neeringe bleef sobere, midts dat die cooplieden huyt vranckerijcke hier nyet commen en mochten, noch ons volc daer reysen. Ende in dyt iaer van.lxxx.wast eenen natten couden somere. Item in desen tijt was een poortere van Ghendt, dye welcke ghebannen was te Ghendt om sijne meshusen huyten lande vanVlaendren, die welcke vercreech subtijlick sijn inlandt, ende hi onthilt hem binnen der stede van Brugghe. Dies veruolchden die schepenen van Gendt vp den voorseyde, ende waren huyt om hem te vanghene, ende te onthoofdene, naer die rechten ende preuilegien vander stede van Ghendt. Maer hi ghecreech sulcke vrienden byden Hertoghe Maximiliaen ende byder Princersse Marie, dat si hem verbaden sijn leuen. By welcken hem die schepenen corrigierden met diueerschen amenden. Te wetene dat een metalen hooft was ghestelt voor Tschepen huys van Ghendt, ghestoffeirt met varwen, al varsch onthooft schijnende, ende daer stont ghescreuen in goten letteren die naeruolghende. Notable personen van hoogher namen Gheauctorizeirt om tvermaken der wet Committeirt discretelic naer tbetamen Persoonen van eeren huyt elck let Om tpreuilegie suuer ende net Tonderhoudene, en sprinchens eerlichede Ouerdijnct alle saken hoe ende bet Hem alle dijnc voucht in eendrachtichede Speghelt nv hier in so hebdy vrede Anno.M.CCCC.ende.lxxx. Item achteruolghende den couden somere, so volchde daer naer also stranghe eenen coude wintere, beghinnende voor Kersdach, ende gheduerende wel.x.weken lanc, vele snee vallende, endevele kijnderen ende ooc houde lieden hadden verurosen hielen. Oock mede wast een sticke tijts wijndeloos, want die wijntmuelens en mochten niet malen, ende dye watermuelens waren verurosen vanden yse. Aldus hadden te Brugghe vele aerme lieden ghebreck van broode, maer onse heere versaecht, alst blijct in dit Incarnacioen. Lancstranc vorst dieren tijt coude snee Dede den menschen bedriuen wee. [Den derden dach van en die dagheraet vp sinte Sebastiaens dach Lauwe.Anno.lxxx] Item vp den derden dach van Lauwe.Anno.lxxx.mettennyeuwen iare waren eeneghe persoonen binnen der stede van sint Omaers, die onder den Capiteyn Salasaert waren, ende waren huyte omme die stede [fol. CC.xx.r] van sint Omaers ouer te gheuene inden handen vandenfransoysen, vanden welcken eeneghe waren onthooft binnen der voorseyde stede. Item in dyt voorseyde iaer was noch grote wentellijnghe in Holland van diueersche steden, omme dye partye wille vandenHoucx ende den Cabeliaus. Ende die houcx wonnen die stede van Leyen, stelende ouer thijs bi nachte, ende beclommen die mueren in die dagheraet vp sinte Sebastiaens dach. Haer lieder capiteyn hiet heer Reynier van bouchuze, ende hy vinck binnen Leyen die here van Egmont ende die heere van Wassenare, dye noch beede te bedde laghen. Item corts daer naer wort dye stede van Leyen wederghewonnen van mer Ian van berghen ende vanden Marcgraue van Antwerpen, huyter name vanden Hertoge Maximiliaen. [Den laetste dach van Maerte.Anno.lxxx] Item die Prinche track van Ghendt te Leyen, ende daer verbeyde hem den Raet van Brabant om met hem te sprekene. Ende den laetste dach van Maerte.Anno.lxxx.was te Brugghe een ghebodt ghedaen van drie daghen bestant, tusschen die fransoysen ende den vlaminghen. |
[De 28ste dag van augustus] Item, op de 28ste dag van augustus waren te Brugge gebannen 35 personen waarvan dat er 4 gebannen waren contrarie de prins en het welvaren van de stad Brugge. Eerst twee timmerlieden, een zadelmaker met noch een van Brugge. Binnen dit jaar was de watermolen van Brugge volmaakt. En binnen dit [fol. CC.xix.v] jaar gaf het volk van Brugge in diverse tijd maandgeld om de soldaten en de oorlog mee te onderhouden en soms gaven ze dubbel maandgeld waarom het volk zeer te achter maakte in die tijd en was er zeer mee belast. [Item, in hetzelfde jaar trok de douairire, de weduwe van hertog Karels, in Engeland] [De laatste dag van september anno 1480] Item, in hetzelfde jaar dat de douairire, weduwe van hertog Karels naar Engeland trok tot de koning, haar broeder, om bijstand te doen de steden van de douairire waar ze fatsoenlijk ontvangen werd en trok daarheen met een mooie staat. En toen ze terugkwam uit Engeland kwam ze te Brugge op de laatste dag van september anno 1480 en dat was op een zaterdag avond. En de koning zond zijn zuster 4 000 Engelsen die hertog Maximiliaan te hulp kwamen. [De 2de dag van oktober] Item, die vrouw Margriet reisde van Brugge naar Gent op de 2de dag van oktober, maar ze openbaarde te Brugge niet alle last die ze van koning Eduard, haar broeder, had voordat ze het zelf de hertog van Oostenrijk alle zake n geopenbaard had. In dezelfde tij reden de vissers van Vlaanderen weer ter haring te varen en ook de Hollanders en Zeelanders, en ze vingen redelijk goed, God lof, maar de nering bleef sobere, mits dat de kooplieden uit Frankrijk hier niet komen mochten, noch ons volk daar reizen. En in dit jaar 1480 was een natte, koude zomer. Item, in deze tijd was een poorter van Gent die gebannen was uit Gent vanwege zijn misdaden uit het land van Vlaanderen die verkreeg subtiel zijn land en onthield zich binnen de stad Brugge. Dus vervolgden hem de schepenen van Gent en waren er op uit om hem te vangen en te onthoofden, naar de rechten en privilegies van de stad Gent. Maar hij kreeg zulke vrienden bij hertog Maximiliaan en bij prinses Marie dat ze hem verbaden zijn leven. Waarom de schepenen hem corrigeerden met diverse boetes. Te weten; dat een metalen hoofd was gesteld voor het schepenhuis van Gent gestoffeerd met kleuren dat geheel vers onthoofd scheen en daar stond geschreven in grote letters het navolgende. Notabele personen van hoge namen Geautoriseerd om te vermaken de wet Gecommitteerd nar het betamen Personen van eer uit elk lid Om het privilegie zuiver net Te onderhouden en de eerlijkheid van de prins Overdenkt alle zaken hoe en beter Hem alle dingen voegt in eendracht Spiegels nu hierin zo heb je vrede Anno 1480. Item, achtervolgende de koude zomer zo volgde daarna een alzo strengen en koude winter te begon voor Kerstdag en duurde wel 10 weken lang en er viel veel sneeuw en veel kinderen en ook oude lieden hadden bevroren hielen. Ook mede was het een stuk zonder wind wand de windmolens mochten niet malen en de watermolens waren bevroren van het ijs. Aldus hadden te Brugge vele arme lieden gebrek van brood, maar onze heer voorzag het zoals blijkt in deze rijmn. Lange sterke, vorst, dure tijd, koude sneeuw Liet de mensen bedrijven wee. [De 3de dag en de dageraad op Sint Sebastiaan dag in januari anno 1480] Item, op de 3de dag van januari anno 1480 met het nieuwe jaar waren enige personen binnen de stad van Sint Omaars die onder kapitein Salizaert waren en waren er op uit om de stad [fol. CC.xx.r] Sint Omaars over te geven in de handen van de Franse waarvan enige onthoofd waren binnen die stad. Item, in dit jaar was noch grote omwenteling in Holland in diverse steden vanwege de partij van de Hoekse en Kabeljauwse. En de Hoekse wonnen de stad Leiden en kwamen in de nacht over het ijs en beklommen de muren in de dageraad op Sint Sebastiaan dag. Hun kapitein heette heer Reynier van Bouchuze en hij ving binnen Leiden de heer van Egmond en de heer van Wassenaar die nog beide te bed lagen. Item, kort daarna werd de stad Leiden teruggewonnen van meneer Ian van Bergen en de marktgraaf van Antwerpen uit de naam van hertog Maximiliaan. [De laatste dag van maart anno 1480] Item, de prins trok van Gent naar Leiden en daar wachtte op hem de raad van Brabant om met hem te spreken. En de laatste dag van maart anno 1480 was te Brugge een gebod gedaan van drie dagen bestand tussen de Fransen en de Vlamingen. |
[Den.xxviij.sten dach van Ougst] Item vp den.xxviij.sten dach van Ougst waren te Brugghe ghebannen.xxxv.personen, waer of datter.iiij.ghebannen waren, contrarie den prinche ende tweluaren vander stede van Brugghe. Eerst twee temmerlieden, een saelmakere, met noch een vanbrugghe. Binnen dese iare was die watermuelen te Brugghe vulmaect. Ende binnen desen [fol. CC.xix.v] seluen iare gaf tvolc te Brugghe te diueerscher tijt maentghelt, omme die saudeniers ende dye orloghe mede te onderhoudene, ende sommels gauen sy dobbel Maentghelt. Twelcke tvolc seere tachter maecte in dyen tijden, ende warer seere mede belast. [Item in tselue iaer die Duwagiereghe hertoghe Karels wedewe die track ouer in Inghelant] [Den laetsten dach van Septembre. Anno.lxxx] Item in tselue iaer die Duwagiereghe hertoghe Karels wedewe die track ouer in Inghelant, tot den coninck haren broedere, om bystant te doende den steden, daer sy hare Duwarye vp hadde, dies si daer eerlicken ontfaen was ende track darwaert met schonen state. Ende weder keerende huyt Inghelant, so quam si te Brugghe vp den laetsten dach van Septembre. Anno.lxxx.endewas vp eenen Saterdach auent. Ende die coninc sandt sijnder suster.xxiiijc. Inghelschen die den hertoghe Maximiliaen te hulpe quamen. [Den.ij.sten dach van Octobre] Item die voorseyde vrau Margriete reysde van Brugghe te Ghendt waert den.ij.sten dach van Octobre, maer sy en openbaerde te Brugghe al tlast niet, dat si vanden Coninc Edewaert haren broeder hadde, voor dat sijt selue den hertoghe van Oostenrijcke gheopenbaert hadde alle saken. Inden seluen tijt die visschers van Vlaendren reeden weder toe te harijnghe te varene, ende oock die Hollanders ende Zeelanders, ende si vijnghen redelicken wel, gode lof, maer die neeringe bleef sobere, midts dat die cooplieden huyt vranckerijcke hier nyet commen en mochten, noch ons volc daer reysen. Ende in dyt iaer van.lxxx.wast eenen natten couden somere. Item in desen tijt was een poortere van Ghendt, dye welcke ghebannen was te Ghendt om sijne meshusen huyten lande vanVlaendren, die welcke vercreech subtijlick sijn inlandt, ende hi onthilt hem binnen der stede van Brugghe. Dies veruolchden die schepenen van Gendt vp den voorseyde, ende waren huyt om hem te vanghene, ende te onthoofdene, naer die rechten ende preuilegien vander stede van Ghendt. Maer hi ghecreech sulcke vrienden byden Hertoghe Maximiliaen ende byder Princersse Marie, dat si hem verbaden sijn leuen. By welcken hem die schepenen corrigierden met diueerschen amenden. Te wetene dat een metalen hooft was ghestelt voor Tschepen huys van Ghendt, ghestoffeirt met varwen, al varsch onthooft schijnende, ende daer stont ghescreuen in goten letteren die naeruolghende. Notable personen van hoogher namen Gheauctorizeirt om tvermaken der wet Committeirt discretelic naer tbetamen Persoonen van eeren huyt elck let Om tpreuilegie suuer ende net Tonderhoudene, en sprinchens eerlichede Ouerdijnct alle saken hoe ende bet Hem alle dijnc voucht in eendrachtichede Speghelt nv hier in so hebdy vrede Anno.M.CCCC.ende.lxxx. Item achteruolghende den couden somere, so volchde daer naer also stranghe eenen coude wintere, beghinnende voor Kersdach, ende gheduerende wel.x.weken lanc, vele snee vallende, endevele kijnderen ende ooc houde lieden hadden verurosen hielen. Oock mede wast een sticke tijts wijndeloos, want die wijntmuelens en mochten niet malen, ende dye watermuelens waren verurosen vanden yse. Aldus hadden te Brugghe vele aerme lieden ghebreck van broode, maer onse heere versaecht, alst blijct in dit Incarnacioen. Lancstranc vorst dieren tijt coude snee Dede den menschen bedriuen wee. [Den derden dach van en die dagheraet vp sinte Sebastiaens dach Lauwe.Anno.lxxx] Item vp den derden dach van Lauwe.Anno.lxxx.mettennyeuwen iare waren eeneghe persoonen binnen der stede van sint Omaers, die onder den Capiteyn Salasaert waren, ende waren huyte omme die stede [fol. CC.xx.r] van sint Omaers ouer te gheuene inden handen vandenfransoysen, vanden welcken eeneghe waren onthooft binnen der voorseyde stede. Item in dyt voorseyde iaer was noch grote wentellijnghe in Holland van diueersche steden, omme dye partye wille vandenHoucx ende den Cabeliaus. Ende die houcx wonnen die stede van Leyen, stelende ouer thijs bi nachte, ende beclommen die mueren in die dagheraet vp sinte Sebastiaens dach. Haer lieder capiteyn hiet heer Reynier van bouchuze, ende hy vinck binnen Leyen die here van Egmont ende die heere van Wassenare, dye noch beede te bedde laghen. Item corts daer naer wort dye stede van Leyen wederghewonnen van mer Ian van berghen ende vanden Marcgraue van Antwerpen, huyter name vanden Hertoge Maximiliaen. [Den laetste dach van Maerte.Anno.lxxx] Item die Prinche track van Ghendt te Leyen, ende daer verbeyde hem den Raet van Brabant om met hem te sprekene. Ende den laetste dach van Maerte.Anno.lxxx.was te Brugghe een ghebodt ghedaen van drie daghen bestant, tusschen die fransoysen ende den vlaminghen. |
[De 28ste dag van augustus] Item, op de 28ste dag van augustus waren te Brugge gebannen 35 personen waarvan dat er 4 gebannen waren contrarie de prins en het welvaren van de stad Brugge. Eerst twee timmerlieden, een zadelmaker met noch een van Brugge. Binnen dit jaar was de watermolen van Brugge volmaakt. En binnen dit [fol. CC.xix.v] jaar gaf het volk van Brugge in diverse tijd maandgeld om de soldaten en de oorlog mee te onderhouden en soms gaven ze dubbel maandgeld waarom het volk zeer te achter maakte in die tijd en was er zeer mee belast. [Item, in hetzelfde jaar trok de douairire, de weduwe van hertog Karels, in Engeland] [De laatste dag van september anno 1480] Item, in hetzelfde jaar dat de douairire, weduwe van hertog Karels naar Engeland trok tot de koning, haar broeder, om bijstand te doen de steden van de douairire waar ze fatsoenlijk ontvangen werd en trok daarheen met een mooie staat. En toen ze terugkwam uit Engeland kwam ze te Brugge op de laatste dag van september anno 1480 en dat was op een zaterdag avond. En de koning zond zijn zuster 4 000 Engelsen die hertog Maximiliaan te hulp kwamen. [De 2de dag van oktober] Item, die vrouw Margriet reisde van Brugge naar Gent op de 2de dag van oktober, maar ze openbaarde te Brugge niet alle last die ze van koning Eduard, haar broeder, had voordat ze het zelf de hertog van Oostenrijk alle zake n geopenbaard had. In dezelfde tij reden de vissers van Vlaanderen weer ter haring te varen en ook de Hollanders en Zeelanders, en ze vingen redelijk goed, God lof, maar de nering bleef sobere, mits dat de kooplieden uit Frankrijk hier niet komen mochten, noch ons volk daar reizen. En in dit jaar 1480 was een natte, koude zomer. Item, in deze tijd was een poorter van Gent die gebannen was uit Gent vanwege zijn misdaden uit het land van Vlaanderen die verkreeg subtiel zijn land en onthield zich binnen de stad Brugge. Dus vervolgden hem de schepenen van Gent en waren er op uit om hem te vangen en te onthoofden, naar de rechten en privilegies van de stad Gent. Maar hij kreeg zulke vrienden bij hertog Maximiliaan en bij prinses Marie dat ze hem verbaden zijn leven. Waarom de schepenen hem corrigeerden met diverse boetes. Te weten; dat een metalen hoofd was gesteld voor het schepenhuis van Gent gestoffeerd met kleuren dat geheel vers onthoofd scheen en daar stond geschreven in grote letters het navolgende. Notabele personen van hoge namen Geautoriseerd om te vermaken de wet Gecommitteerd nar het betamen Personen van eer uit elk lid Om het privilegie zuiver net Te onderhouden en de eerlijkheid van de prins Overdenkt alle zaken hoe en beter Hem alle dingen voegt in eendracht Spiegels nu hierin zo heb je vrede Anno 1480. Item, achtervolgende de koude zomer zo volgde daarna een alzo strengen en koude winter te begon voor Kerstdag en duurde wel 10 weken lang en er viel veel sneeuw en veel kinderen en ook oude lieden hadden bevroren hielen. Ook mede was het een stuk zonder wind wand de windmolens mochten niet malen en de watermolens waren bevroren van het ijs. Aldus hadden te Brugge vele arme lieden gebrek van brood, maar onze heer voorzag het zoals blijkt in deze rijmn. Lange sterke, vorst, dure tijd, koude sneeuw Liet de mensen bedrijven wee. [De 3de dag en de dageraad op Sint Sebastiaan dag in januari anno 1480] Item, op de 3de dag van januari anno 1480 met het nieuwe jaar waren enige personen binnen de stad van Sint Omaars die onder kapitein Salizaert waren en waren er op uit om de stad [fol. CC.xx.r] Sint Omaars over te geven in de handen van de Franse waarvan enige onthoofd waren binnen die stad. Item, in dit jaar was noch grote omwenteling in Holland in diverse steden vanwege de partij van de Hoekse en Kabeljauwse. En de Hoekse wonnen de stad Leiden en kwamen in de nacht over het ijs en beklommen de muren in de dageraad op Sint Sebastiaan dag. Hun kapitein heette heer Reynier van Bouchuze en hij ving binnen Leiden de heer van Egmond en de heer van Wassenaar die nog beide te bed lagen. Item, kort daarna werd de stad Leiden teruggewonnen van meneer Ian van Bergen en de marktgraaf van Antwerpen uit de naam van hertog Maximiliaan. [De laatste dag van maart anno 1480] Item, de prins trok van Gent naar Leiden en daar wachtte op hem de raad van Brabant om met hem te spreken. En de laatste dag van maart anno 1480 was te Brugge een gebod gedaan van drie dagen bestand tussen de Fransen en de Vlamingen. |
Dit gheschiede binnen den iare.lxxxl. [Den.vi.sten dach van April] ITem dye stede van Dordrecht die doe was vanden Houcx partye, wart subtijlicke ghewonnen met verdecten schepen, dye onder al vul ghewapender lieden waren, ende dat dede mijn here van Egmont, huyter name vanden Prinche Maximiliaen. Ende dye Burchmeester van Dordrecht slouch met een valckebeck naer den here van Egmont om hem doot te slane, haddy gheconnen. Dies track dye here van Egmont sijn sweert huyte, ende slough den Burchmeestere den hels ontwee, ende noch een man wasser doot ghesleghen. Ende alle man sloot sijn huys, ende binnen der seluer achternoene baden sy alle ghenade, ende elc van hem lieden moeste een hooftcleet of een dwaelkin aen haren harijnck binden, in teekene dat si alle cabeliauwen worden waren. Ende dyt gheuiel vp den.vi.sten dach van April naer paesschen. Anno.M.CCCC.ende.lxxxi. Ende die stede vanden graue was ooc versubtijlt midts den Casteele, huyter name vanden Prinche voorseyde. Ontrent desen tijt waren te Brugge ghebannen met eender duergaende waerhede xl.personen. Te wetene.xxviij.mannen, ende xij.vrauwen, waer of die.v.mannen ghebannen warencontrarie haren prinche, ende tweluaren vander stede vanBrugge, elc.L.iaer, ende andere waren ghebannen elc naer sijne meshusen of mesdaet. Item in desen seluen somere begonstmen eerst te singhene tsinte Donaes onse vrauwen lof alle auende, ghelijcment noch daghelicx continueirt, ende men beyaert in tgheluyt eerment gaet doen, ende ghedaen sijnde, so slaet men die bedeclocke. Endesichtent dier tijt eest voort en voort ghecommen, datment nv doet in alle die prochye kercken binnen Brugge. Ter eeren van gode moetet sijn, ende sijnder ghebenedyder moeder Maria Amen. [Anno.M.iiijc.ende.lxxxi.den.viij.sten dach in Meye] Anno.M.iiijc.ende.lxxxi.den.viij.sten dach in Meye, was ghehouden het tweeste Toysoen vanden Hertoghe Maximiliaen, in die stadt van Shertoghenbossche. Dit waren die heren diere present waren in tvoorseydeToysoen. Eerst die hertoge Maximiliaen graue.etc. Mijn heer Adolf van Cleuen Die graue van Nassauwen Mer Ioos de la lain Die graue van Rommont Mer Ian de Lannoy Die heere van Egmont Aldus hanghen die Tafereelen shertoghenbossche. Eerst een Oosthende Maximiliaen byder gracien gods.etc. doot Ian Coninck van Aragon doot Anthonis van Croy.G.van porchien Ian du neufcasteel heere van Montaghu Lodewijc van brugge graue van Wijncester Iaques van Lutcenburch Ferrant coninck van Napels Ian de mulon heere van Antoenge Phelippe potheere de la Roche Phelips van Crieuecuer here van Cordes[fol. CC.xx.v] Heere van Crijkenburch Ian du damas heere van Cleffy Phelippe de Sauoye heere van Bresse doot Ian du rekempre graue van Simay Phelips van Croy graue van Symay doot Pieter van lutcenburch.G.van simpol Iaques des sauoye graue van Rommont Dese staen aen dander sijde. Eerst Edewaert coninc van Inghelant Ferrant Castijlge prinche Daragon doot Begghe de Lannoy here van Moulenbays. Ian hertoghe van Cleuen Ian van Lannoy heere van Lannoyt Anthonis bastaert de Bourgoengien, here de la Roche. Adolf van Cleuen here van Rauesteyn doot Adolf heere van Gheldre Die graue van Nassauwe Willem heere van Egmont Wulfaert heere vande Vere Ioos de la lain here van Montengijs Phelips van bourgoengien here van berghen Iacob van Lutcenburch here van Fienes Bartholomeeus heere van ijsselsteyn Item Phelips van Crieuecuer here van Cordes en was vandenToysoene niet gherekent, ende ooc noch viere fransoysche herenmet hem, ende men offerde ouer hem lieden niet Te wetene Ian neufcasteel, Phelippe pot Ian du Damas, Iacob van Lutcenburch Ende in haer lieder stede was weerdelic ghepresenteirt het Toysoen dese naeruolgende. Eest hertoghe Phelips vanBourgoengien Yrlahijn een duytsch graue Den cleenen Pol Mijn heere van Berghen Ende Boudin de Lannoy. |
Dit geschiedde binnen het jaar 1481. [De 6de dag van april] Item, de stad Dordrecht die toen van de Hoekse partij was werd subtiel gewonnen met overdekte schepen waaronder alles vol was met gewapende lieden en dat deed mijn heer van Egmond uit de naam van prins Maximiliaan. En de burgemeester van Dordrecht sloeg met een valkenbek naar de heer van Egmond om hem dood te slaan, had hij gekund. Dus trok de heer van Egmond zijn zwaard uit en sloef de burgemeesters de hals in twee en nog was er een man doodgeslagen. En alle man sloot zijn huis en binnen de nanoen baden ze allen genade en elk van hen moest een hoofdkleed of een doek aan een haring binden als teken dat ze allen Kabeljauwse geworden waren. En dit gebeurde op de 6de dag van april na Pasen anno 1481. En de stad van Grave was ook subtiel gekregen mits het kasteel uit de naam van de prins. Omtrent deze tijd waren te Brugge gebannen met een doorgaande waarheid 40 personen. Te weten; 28 mannen, en 12 vrouwen waarvan 5 mannen gebannen waren contrarie hun prins en het welvaren van de stad Brugge, elk 50 jaar en andere waren gebannen elk naar zijn misdaad. Item in deze zomer begon men eerst te zingen in Sint Donaas onze Vrouwe lof alle avond gelijk men het nog dagelijks vervolgt en men beierde in het geluid eer men het ging doen en als dat gedaan is zo slaat men de bidklok. En sinds die tijd is het voort en voortgekomen dat men het nu doet in alle parochie kerken binnen Brugge. Ter ere van God moet het zijn en zijn gezegende moeder Maria. Amen. [Anno 1481 de 8ste dag van mei] Anno 1481 de 8ste dag van mei was gehouden de tweede gulden vlies van hertog Maximiliaan in de stad Hertogenbos. Dit waren die heren die er present waren in dat gulden vlies. Eerst de hertog Maximiliaan, graaf etc. Mijn heer Adolf van Kleef De graaf van Nassau Meneer Ioos de la Lain De graaf van Romont Meneer Ian de Lannoy De heer van Egmond Aldus hingen de taferelen te Hertogenbos. Eerst ten oosteinde Maximiliaan bij de gratie God, etc. dood Ian, koning van Aragon dood Anthonis van Croy, Graaf van Porchien Ian du Neufchatel van Montagu Lodewijk van Brugge, graaf van Winchester Iaques van Luxemburg Ferrant, koning van Napels Ian de Mulon, heer van Antoenge Filippe potheer de la Roche Filips van Creveceur, heer van Cordes[fol. CC.xx.v] Heer van Crijkenburch Ian du Damas, heer van Cleffy Filip de Savoie, heer van Bresse dood Ian du Rekempre, graaf van Sinaai Filips van Croy, graaf van Sinaai dood Pieter van Luxemburg, graaf van Saint-Pol Jaques des Savoie, graaf van Romont Dezen staan aan de andere zijde. Eerst Eduard, koning van Engeland Ferrant Castili, prins de Aragon dood Begghe de Lannoy, heer van Molenbaix. Ian, hertog van Kleef Ian van Lannoy, heer van Lannoy Anthonis bastaard de Bourgondie, heer de la Roche. Adolf van Klef, heer van Ravestein dood Adolf, heer van Gelre De graaf van Nassau Willem, heer van Egmond Wulfaert, heer van de Veere Ioos de la Lain, heer van Montengijs Filips van Bourgondie, heer van Bergen Jacob van Luxemburg, heer van Fiennes Bartholomeus, heer van IJsselstein Item, Filips van Creveceur, heer van Cordes was van het gulden vlies niet gerekend en ook nog 4 Franse heren met hem en men offerde voor hen niet. Te weten; Ian Neufschatel, Filips Pot, Ian du Damas, Jacob van Luxemburg. En in hun plaats was waardig gepresenteerd het gulden vlies deze navolgende. Eerst hertog Filips van Bourgondie. Yrlahijn, een Duitse graaf De kleine Pol Mijn heer van Bergen En Boudin de Lannoy. |
Voort so es te wetene dat vp den.xx.sten dach van Meye. Anno lxxxi.so was in die voorseyde stadt van Tshertoghenbossche Ruddere ghesleghen hertoge Phelips van Bourgoengien, sone vanden edelen Hertoge Maximiliaen, ontrent.iij.iaer oudt sijnde, ende dye oordene vanden gulden Toysoene was hem aen ghehanghen. Ende als dit ionghe kint den Rudder slach ghegheuen was, soe tract sijn sweert ooc huyte als een dye hem weeren wilde. Dies verblijde hem dye vadere, dat hy sach dat tkint sulcke coraedgie in hadde, hopende dattet noch een Prinche van vromichede worden soude. Ende mijn here van Antoengien was die hem die oordene aen sijnen hals hinck. Item in desen tijt was in dye stede van shertoghenbossche ghemaect een stallaedgie seer rijckelic verchiert, met schonen tapijtserye ende met gulden lakene, daer dye Prinche ende die princersse beede vp waren met vele edelen, vp welcke staedgie hy die voorseyde stad besworen hadde. Ende eer die prinche endedie Princersse vander voornomder staedgie quamen, soe brack die voornomde staedgie, daer dye vander stede seere in beschaemt waren ende beladen, maer die prinche noch dye princersse, noch den ionghen prinche en waren niet ghequetst gode lof, maer daer waren eenege vander princerssen ioncfrauwen die claechden dat si hem seer ghedaen hadden. [Den.viij.sten dach van Wedemant.Anno.lxxxi en den.xxviij.sten dach van Wedemaent] Item vp den.viij.sten dach van Wedemant.Anno.lxxxi.ende al dye maent duere was grote beroerte om tcoorne al Vlaendren duere, want die tarwe galt.xvi.schellingen groten thoet, of daer ontrent. Ende vp den.xxviij.sten dach van Wedemaent, ende was saterdach doe was te Brugghe gheboden dat die stede souden doen vercoopen coorne, ende gheuen om.xi.schellingen endeiiij.der groten thoet, ende vrye caliote, maer elc persoon en mochts maer hebben twee hoet ten meesten. Ende tsanderdaechs so stelde die Burchmeester Maertin Lem metten schadebeletters, het coorne vanden lantslieden vp eenen prijs, want si waren so orghelgiues ende quaet van sprekene, ende en wisten nyet hoe diere si coorne louen wilden, maer het beste was ghestelt vp.xi.schellingen groten, ende tander vp.x.schellingen groten, ende die rugghe in aduenante, ende also bleeft staende een poose tijts. |
Voort zo is te weten dat op de 20ste dag van mei. Anno 1481 zo was in de stad Hertogenbos ridder geslagen hertog Filips van Bourgondië, zoon van de edele hertog Maximiliaan, die omtrent 3 haar oud was en de orde van het gulden vlies was hem omgehangen. En toen dit jonge kind de ridderslag gegeven was zo trok het zijn zwaard ook uit als een die zich verweren wilde. Dus verblijdde zich de vader dat hij zag dat dit kind zoՠn moed in zich had en hoopte dat het nog een dappere prins zou worden. En mijn heer van Antoenge was het die hem zijn orde aan de hals hing. Item, in deze tijd was in de stad Hertogenbos een stellage gemaakt zeer rijk versierd met mooie tapijten en met gulden laken waar de prins en prinses beide op waren met vele edelen op die stellage hij de stad bezworen had. En eer de prins en prinses van die stellage kwamen zo brak die stellage waar die van de stad zeer beschaamd in waren en beladen, maar de prins nog de prinses, nog de jonge prins waren niet gekwetst, God lof, maar er waren enige van jonkvrouwen van de prinses die klaagden dat ze zich zeer gedaan hadden. [De 8ste dag van juni anno 1481 en de 28ste dag van juni] Item, op de 8ste dag van juni anno 1481 en de hele maand door was grote beroerte om het koren al Vlaanderen door want de tarwe gold 16 schellingen grote de hoed of daar omtrent. En op de 28ste dag van juni en dat was een zaterdag toen was te Brugge geboden dat de stad zou laten verkopen koren en geven om 11 schellingen en 4 de grote hoed en vrije heffing, maar elke persoon macht maar hebben twee hoed het meeste. En de volgende dag zo stelde de burgemeester Maertin Lem met de schadebeletters het koren van de landlieden op een prijs want ze waren en zo hovaardig en kwaad van spreken en wisten niet hoe duur ze het koren loven wilden, maar het beste was gesteld op 11 schellingen groten en de andere op 10 schellingen groten en de rogge navenant en alzo bleef het een poosje staan. |
[Hoe dye Hertoghe Maximiliaen met een groot volc tract voor die stede van Venloo]Hoe dye Hertoghe Maximiliaen met een groot volc tract voor die stede van Venloo, ende hoe hijse met machte van tgrote bestormen ende assaulte daer vp doende, tsijnen wille creech ende wan. [fol. CC.xxi.r] ITem ontrent Sint Iansmesse reedt hertoghe Maximiliaen te Ceulen tot eender brulocht, ende quam van Cuelen in tlant van Gheldre, ende sijn volc lach voor een stedeken gheheeten Venloo, in welc stedekin waren die personen die hemlieden ghehoudenhadden contrarie ende partye van onsen gheduchten heere, houcx sijnde, die welcke persoonen hi hebben wilde te sijnen wille. Ende al tlant van Gheldre was hem onderdaen, sonder dat voorseyde stedekin van Venloo. Maer die hertoghe Maximiliaenheift dat stedekin seer bestormt met assaulte ende andersins, soe dat si hem vp gauen ende quamen ter ghenade. Ende eenege vanden houcx die vloon huyter stede, ghelijck als die heere van Monfoort ende sijne compaengie met, grooter menichte. Item in die maent van Ougst quam die here van Montfoort, die welcke was vander partye vanden houcx, in die stede vanHutrecht met crachte, midts dat hi te vriende hadde den Burchmeestere vander stede, ende hi hielt hem op een sterc slot, twelcke staet in den middele vander stede. Ende die voorseydeBurchmeestere dye dede den voorseyde heere van Montfoort hebben engienen, ende andere instrumenten van orloghen. Bydenwelcken hi hem daer vp hilt yeghens elcken die hem deeren wilden of van daer verdrijuen. Ende die heere van Montfoort midts den gheenen die hi themwaert hadde, verdreef den Bisschop van Hutrecht ende sijn volc huyter stede, ende aldus soemoeste hem die bisschop Dauid houden vp tcasteel te Wijc met sijnen volcke. Ende aldus rees daer een felle orloghe vppe, want die Gheldersche, ende die Hollanders, ende Petijt salasaert, ende andere heren die quamen den Bisschop te baten. Ende een ghedeel ioncheeren van Hutrecht trocken spelen naer[fol. CC.xxi.v]Amelsvoorde, ende si worden alle gheuanghen van Petijt salasaert, ende andere capiteynen, Ende onder Amelsvoorders ende andere van Hutrecht, bleuer wel.iijc.personen versleghen vp sinte Morissis dach. [Item die voocht van Belle, die contrarie onsen prince was voor Venloo] Item die voocht van Belle, die contrarie onsen prince was voor Venloo, die es nv met ons lieden, ende es nv byden bisschop Dauid in tcasteel van Wijc. Ende al tlant van Luycke, ende al tlant vanBrabant waren vp desen tijt alle eendrachtich ghesworen met onsen prinche den Hertoghe Maximiliaen. Ende onse voorseydePrinche quam corts daer naer te Antwerpen, in die maendt vanOugst. Anno.lxxxi. |
[Hoe hertog Maximiliaan met een groot volk trok voor de stad Venlo] Hoe hertog Maximiliaan met een groot volk trok voor de stad Venlo en hoe hij het met macht van groot bestormen en aanvallen daarop deed het tot zijn wil kreeg en won. [fol. CC.xxi.r] Item, omtrent Sint-Jans mis reedt hertog Maximiliaan naar Keulen voor een bruiloft en kwam van Keulen in het land van Gelre en zijn volk lag voor een stadje geheten Venlo en in dat stadje waren personen die zich gehouden hadden contrarie en partij van onze geduchte heer en waren Hoekse en die personen wilde hij hebben tot zijn wil. En al het land van Gelre was hem onderdanig, zonder dat stadje Venlo. Maar hertog Maximiliaan heeft dat stadje zeer bestormd met aanvallen en anderszins zodat ze zich over gaven en ter genade kwamen en enige van de Hoekse die vlogen uit de stad gelijk als de heer van Montfoort en zijn compagnie met grote menigte. Item, in de maand augustus kwam die heer van Montfoort, die van de partij van de Hoekse was, in de stad Utrecht met kracht mits dat hij te vriend had de burgemeester van de stad en hij hield zich op een sterke burcht dat in het midden van de stad stond. En de burgemeester van de stad liet de heer van Montfoort hebben machines en andere instrumenten van oorlog. Waarmee hij zich daar ophield tegen iedereen die hem deren wilden of vandaar verdrijven. En de heer van Montfoort mits diegene die hij had, verdreef de bisschop van Utrecht en zijn volk uit de stad en aldus zo moest bisschop David zich ophouden op het kasteel te Wijk met zijn volk. En aldus rees daar een felle oorlog want die van Gelre en de Hollanders en Petit Salizaert en andere heren die kwamen de bisschop te baten. En een deel jonkheren van Utrecht trokken spelen naar [fol. CC.xxi.v] Amersfoort en ze werden allen gevangen van Petit Salizaert en andere kapiteins. En onder Amersfoort en anderen van Utrecht bleven er wel 300 personen verslagen op Sint Morris dag. [Item, de voogd van Belle die contrarie onze prins was voor Venlo] Item, de voogd van Belle die contrarie onze prins was voor Venlo die is nu met onze lieden en is nu bij bisschop David in het kasteel van Wijk. En al het land van Luik en al het land van Brabant waren op deze tijd eendrachtig gezworen met onze prins de hertog Maximiliaan. En onze prins kwam kort daarna te Antwerpen in de maand augustus anno 1481. |
[Den derden dach van Octobre. Anno.lxxxi] Item vp den derden dach van Octobre. Anno.lxxxi. Doe was teerste dat dye water muelenen te Brugghe eerst moelen, sauents ten.vij.hueren, ende doe en was noch maer die eene vulmaect. Item vp den seluen tijt so waren ter zee gheuanghen vele harijnc busen huyt vlaendren vanden fransoysen, maer die Coninc deidse ontslaen ter causen vanden bestande als voren, ende men lietse thuys trecken sonder rentsoen te gheuene. Niet yeghen staende in die maent van October quam die mare te Brugge, haddet god niet voor sien Sint Omaers hadde gheleuert gheweist den fransoysen bi eeneghe diet ghemaeckt hadden metten heere van Crieuecuer, ende grote communicatie tsamen al heymelick ghehouden hadden, van welcke verraders binnen der stede van sint Omaers, sommeghe waren onthooft, ende sommeghe vloon huyter stede, ende noch eeneghe bleuer gheuanghen. Ende dusdaneghe dinghen gheschieden ter diueersche tijt binnen der voorseyde stede van sint Omaers. [Den.vij.sten dach van Octobre] Item vp den.vij.sten dach van Octobre vp eenen Sondach auent naer dye maeltijt, als mer Ian van Dadyseele thuysewaert gaen soude vander plaetse daer hi sauents gheten hadde, binnen der stadt van Antwerpen was belaecht van.v.ghesellen, dye welcke hem so grieuelicken quetsten ende wonden, als dat hi over doot vander voorseyde quetsuere te bede lach, twelc te beclaghene was. Want hy den Prinche ende den lande van Vlaendren wel ende ghetrauwelick ghedient hadde in diueerschen stonden, ende was een vroom capiteyn, allomme die eerste, ende niet die laetste. Ende es waer dat onse prinche als doe te Antwerpen sijnde, dede ghebieden by een van sijnen Heraulten datmen dese voorseyde.v.personen niet huysen noch houen en soude, vp al dat si vanden prinche hielden, ende wiese te voorschijne brochte of te kennenէaue waer si waren, men soude hem gheuen duysentich croonen voor sijnen loon. Ende die Prinche dede die poorten sluyten vander stede, omme datmense te bedt soude moghen vinden. Ende die prinche quam selue in persoone Ian van Dadyseele visenteren, ende begheerde van hem te wetene wie si waren die hem aldus ghewont hadden hi wilder prouisie vp hebben. |
[De 3de dag van oktober anno 1481] Item, op de 3de dag van oktober anno 1481 toen was het eerst dat de watermolen te Brugge eerst maalde ‘s avonds te 7 uur en doen was nog maar een volmaakt. Item, op dezelfde tijd zo waren ter zee gevangen vele haringenbuizen van de Franse, maar de koning liet ze ontslaan ter oorzaak van het bestand en men liet ze naar huis gaan zonder losgeld te geven. Niet tegenstaande in de maand oktober kwam er een bericht te Brugge, had het God niet voorzien, was Sint Omaars geleverd geweest de Fransen door neigen die het gemaakt hadden met de heer van Creveceur en grote communicatie tezamen al heimelijk gehouden hadden, van die verraders werden binnen de stad Sint Omaars sommigen onthoofd en sommigen vlogen uit de stad en nog enigen bleven gevangen. En dusdanige dingen geschieden ter diverse tijd binnen de stad Sint Omaars. [De 7de dag van oktober] Item, op de 7de dag van oktober op een zondag avond na de maaltijd toen meneer Ian van Dadizele naar huis gaan zou van de plaats waar hij gegeten had werd hij binnen de stad Antwerpen belaagd van 5 gezellen die hem zo gruwelijk kwetsten en verwondden zodat hij voor dood van die kwetsing en wonden te bed lag, wat te beklagen was. Want hij had de prins en het land van Vlaanderen getrouw gediend in diverse stonden en was een dappere kapitein en alom de eerste en niet de laatste. En het is waar dat onze prins die toen te Antwerpen as liet gebieden door een van zijn herauten dat men deze 5 personen niet in huis of hof houden zou, op alles dat ze van de prins hielden, e wie ze tevoorschijn bracht of te kennen gaf waar ze waren zou men hem geven 1000 kronen voor zijn loon. En de prins liet de poorten van de stad sluiten zodat men ze beter zou mogen vinden. En de prins kwam zelf in persoon Ian van Dadizele bezoeken en begeerde van hem te weten wie ze waren die hem aldus gewond hadden en hij wilde er voorziening op hebben. |
[Den.x.sten dach van Octobre] Item so heift dit faeyt hem aen ghetrocken dye heere van Montengy, alsoomen seyde, Segghende dat mer Ian van Dadyseele hem in tijden voorleden vele, te cort ghedaen hadde, inden tijdendat hi was hoochbaliu van Ghent. Ende es waer dat hi verschiet van deser werelt vp den.x.sten dach van Octobre, vander voorseyde quetsuere Tantwerpen binnen der stede als voorseydees. Ende dye mare ghinc daer datter int lant noch leuende waren, die men wel soude vinden in toecommende tijden. Dus elc sye voor hem seluen. Item in desen seluen tijt was te Ghendt inder stede grote beroert onder tvolck, ter cause vanden broeders vanden Iacoppijnen, ende dat omme dat eeneghe vanden broeders ghepreict hadden achter dye stede saken van heresyen ende ongheloouicheden in vele diueerschen pointen. Nota. [Den.xxv.sten dach en xxi.sten dach van Octobre] Waer omme dat die wet van Ghendt dede een openbaer ghebodt doen met eenen trompette al die stede duere, vp den.xxv.stendach van Octobre. Anno.lxxxi.verbiedende alle haghe poorters ende inghesetene, dat nyemant metten Iacopijnen van Ghendt conuersacie hebben en soude, noch messe daer gaen hooren, noch sermonen, noch ander godlicke diensten, ende dat vp een grote boete van penninghen. [fol. CC.xxij.r] Item in dese selue maent so was die stede van Brugghe seere verlast van aerme lieden, dye daer gheulucht waren endeghecommen van Westwaert, also dat vp den xxi.sten dach vanOctobre waren.vij.aerme lieden doot ghedronghen onder lieden ende kinderen, daermen elcken aermen mensch eenen twaeluaert deelde, over dye siele van Clays van Nyeuwenhoue, die als doe ouerleden was. [Den.xxvij.sten dach van Nouembre] Item vp den.xxvij.sten dach van Nouembre was te Brugge een ghebodt ghedaen dat so wie eenich coorn te Brugge te coope brochte van ouer zee ende van ouer sandt, men soude hem gheuen.v.libra groote voor sijnen drincpenninck van elc hondert hoet, vander stede van Brugghe, ende dat soude ghedueren tot Paesschen toe naestcommende. Item vp den.xxvij.sten dach van Nouembre, so quam die prinche te Brugghe met schoonen state. Ende in den Aduent voor midwintere, so swoer mijn here Iacob van Haelwijn hoochbaliu van Ghendt in die stede van mer Ian van Dadyzeele, die binnen der stadt van Antwerpen so deerlic versleghen was, als ghy hier voren ghehoort hebt. [x.sten dach van Decembre. Anno.lxxxi] Item vp den.x.sten dach van Decembre. Anno.lxxxi.so was te Brugghe int Ghijselhuys gheuangen Willem Moreel, commende huyter camere van Brugghe, ende dat byden Baliu mer Roelant van Haelwijn bi virtute van mandemente, twelc hy hadde vanbouen also hi seyde. Ende dat also ghedaen sijnde, naer der noene so vinck die voorseyde Baliu Ian van Ryebeke, in dye Proostye van sinte Donaes, daer hi stont byden officiers vanden prooschen, om wet te doene als Redenaer vanden prooschen. Aldus Willem Moreel ende Ian van Ryebeke moesten beede vp den steen gaen, ende daer gheuanghen blijuen, elck alleene, ende daer en mochte nyement tot hem lieden gaen, noch yeghens hem lieden spreken binnen drie daghen. Ende sommeghe andere die in wetten met hem lieden gheweist hadden, dye hilden hem lieden bedect. Te wetene mer Ian van Nyeuwenhoue.F.Clays, Ian de Keyt, Ian de Boot, Maertin Lem, ende meer andere. [Den.xi.sten dach van Decembre] Item vp den.xi.sten dach van Decembre so was te Ghendt ghebannen Phelips van Huerne, here van Gazebeke vijftich iaer huyten lande van Vlaendren, omme dat hy wilde die stede vanghendt vermaken yeghens den prinche Maximiliaen, ende was huyt omme te makene discoort tusschen Ghendt ende der stede van Brugghe, ende seyde confusie vander stede van Ghendt Niet yeghenstaende dat hi te ghendt ghebannen was, hi hilt hem te Brugghe byder Princersse. [Vp Sinte Nicasis dach naer dye noene in Decembre] Vp Sinte Nicasis dach naer dye noene in Decembre, so quam te Brugghe dye hertoghe Maximiliaen van Bruessele, ende hem volchden in sijn incommen vele heeren vanden Toysoene. Ende hem volchde mer Pieter lanchals, ende ooc Maertin Lem. Ende men seyde hadde Maertin Lem vreese ghehadt van gheuanghen te sijne, hy en hadde metten Prinche nyet in ghecommen. Maer si seyden dat hi den Prinche borghe ghestelt hadde voor lijf endegoet, omme te verantwoorden te commene, ende die Prinche, ende die princersse ende die Duwagiereghe waren alle dyen wintere meest te Brugghe. Ende binnen der stede van Brugghe was grote vergaderijnghe van volcke van diueersche steden, maer die van Ghendt en quamen niet vp dien tijt. [Item vp den.xiiii.sten dach van Septembre] Item vp den.xiiii.sten dach van Septembre, so quam mijn here van Gazebeke met vele heeren van sprinchens oordene ende met een Aduocaet in die camere van Brugghe, ende gaf daer der wet te kennene by den Aduocaet ende Notaris, hoe dat hy hadde gheappelleirt vanden banne yeghens die van Ghendt, voor onsen edelen prinche Maximiliaen, ende sijnen Raet, ende badt dye wet vander stede van Brugghe, dat si dat in ghedijnckenesse wilden houden, dat hi dat also ghedaen heift byden wille vander Princersse. [fol. CC.xxij.v] |
[De 10de dag van oktober] Item, zo heeft dit feit aan zich getrokken de heer van Montengi, alzo men zei, en zei dat meneer Ian van Dadizele hem in voorleden tijden veel te kort had gedaan in de tijden dat hij hoge baljuw was van Gent. En het is waar dat hij scheidde van deze wereld van die kwetsing te Antwerpen binnen die stad. En het bericht ging dat er in het land leefden die men wel zou vinden in toekomende tijden. Dus elk zei voor zichzelf. Item, in dezelfde tijd was te Gent in de stad grote beroert onder het volk ter oorzaak van de broeders van de Jakobijnen en dat omdat enige van de broeders gepredikt hadden achter de stad van zaken van ketterij en ongeloof in vele diverse punten. Nota. [De 25ste en 21ste dag van oktober] Waarom dat de wet van Gent een openbaar gebod deed met een trompet de hele stad door op de 25ste dag van oktober anno 1481 en verbood alle buitenpoorters en ingezetenen dat niemand met de Jakobijnen van Gent conversatie hebben zouden, nog mis daarvan horen, nog preken, nog andere goddelijke diensten en dat op een grote boete van penningen. [fol. CC.xxij.r] Item, in dezelfde maan zo was de stad Brugge zeer belast van arme lieden die daar gevlucht en gekomen waren van westwaarts, alzo dat op de 21ste dag van oktober 7 arme lieden waren dood gedrongen waaronder lieden en kinderen en daar men elke arme mens een uitvaart deed over de ziel van Clays van Nieuwenhoven doe toen overleden was. [De 27ste dag van november] Item, op de 27ste dag van november was te Brugge een gebod gedaan dat zo wie enig koren te Brugge te koop bracht van over zee en overzond men zou hem geven 5 libra grote voor zijn drinkpenning van elke honderd hoed van de stad Brugge en dat zou duren tot Pasen toekomend. Item, op de 27ste dag van november zo kwam de prins te Brugge met een mooie staat. En in de advent voor midwinter zo zwoer mijn heer Jacob van Haelwijn hoge baljuw van Gent in de plaats van meneer Ian van Dadizele, die binnen de stad Antwerpen zo deerlijk verslagen was. [10de dag van december anno 1481] Item, op de 10de dag van december anno 1481 zo was te Brugge in het gijzelhuis gevangen Willem Moreel die kwam uit de kamer van Brugge en dat door de baljuw meneer Roelant van Haelwijn, op kracht van mandement die hij had van boven zoals hij zei. En toen dat gedaan was na de noen zo ving die baljuw Ian van Riebeke in de Proosdij van Sint Donaaes waar hij stond bij de officiers van de proosdij om wet te doen als redenaar van de proosdij. Aldus Willem Moreel en Ian van Riebeke moesten beide op de steen gaan en daar gevangen blijven, elk alleen, en daar mocht niemand tot hen gaan, nog tegen hen spreken binnen drie dagen. En sommigen anderen die in wetten met he geweest waren die hielden zich bedekt. Te weten; meneer Ian van Nieuwenhoven F.Clays, Ian de Keyt, Ian de Boot, Maertin Lem ende meer anderen. [De 11de dag van december] Item, op de 11de dag van december zo was te Gent gebannen Filips van Heurne, heer van Gaasbeek 50 jaar uit het land van Vlaanderen omdat hij de stad ontvangend vermaken tegen prins Maximiliaan en was uit om twist te maken tussen Gent en de stad Brugge en zei confusie van de stad Gent. Niet tegenstaande dat hij te Gent gebannen was hield hij zich te Brugge bij de prinses. [Op Sint Nicasius dag na de noen in december] Op Sine Nicasius dag na de noem in december zo kwam te Brugge hertog Maximiliaan van Brusel en hem volgde bij zijn inkomst vale heren van het gulden vlies. En hem volgde meneer Pieter Lanchals en ook Maertin Lem. En men zei had Maertin Lem vrees gehad van gevangen te worden, hij was niet met de prins gekomen. Maar ze zeiden dat hij de prins borg gesteld v voor lijf en goed om te verantwoorden te komen de prinses en de douairire waren de hele winter te Brugge. En binnen de stad Brugge was grote verzameling van volk van diverse steden, maar die van Gent kwamen niet in die tijd. [Item, op de 14de dag van september] Item, op de 14de dag van september zo kwam mijn heer van Gaasbeek met vele van de orde van de prins en met een advocaat en de kamer van Brugge en dag daar de wet te kennen door de advocaat en notaris hoe dat hij had geappelleerd van de ban tegen die van Gent voor onze edele prins Maximiliaan en zijn raad en hij bad de wet van de stad Brugge dat ze dat in gedenkenis wilden houden dat hij dat alzo gedaan heeft bij de wil van de prinses. [fol. CC.xxij.v] |
[Vp sinte Nicasis dach] Item vp sinte Nicasis dach nae die noene, so was Willem moreel huyten steene gheleedt, met een ghedeel Artchiers van sprinchens weghe, ende was byden Balyu van Brugghe, ende men leedene duer die Proostye van sinte Donaes, ende also ter speypoorte huyt naer den Damme, ende van daer ter sluys, ende was in tcasteel beuolen yeghens den prinche te sijnen versoucke. Item mer Ian van nieuwenhoue.f.Clays, vp sinte Thomaes dach voor midwinter so was hem beuolen van sprinchens weghe byden Cancelier ende grooten raet ghewesen, dat hi soude blijuen in sijn huys, vp die verbuerte van duysent croonen, ende daer in te blijuene als voor vanghenesse, totter tijt ende wijle datter breeder vp voorsien waren. Item Ian de boot bleef ooc in sijn huys maer niet beuolen, endeIan de Keyt hilt hem huyt der stede van Brugge, alsoomen seyde [Vp sint Thomaes dach] Item vp sint Thomaes dach den laetsten dach vanden Kersdaghen, so was in mijns heeren Raet dye Procureur generael, dye welcke aldaer heesch aen leyde van sprinchens weghe, dese.iij.personen, mer Ian van Nyeuwenhoue.f.Clays, Willem moreel, ende Ian van Ryebeke, den welcken heesch was dese. Dat si alle drie conspireirden ende hem lieden hadden gheuoucht met die van Ghendt, ende alianchie met hem lieden ghemaect teghens den wille vanden Prinche ende sijn consent, om hem eenen staet te makene naer haerlieder apetijt. Te weten dat si inden ontfanc vanden maentghelde dat den prinche te gheuene te sijnenghebruyckene, hem qualic gequijt hadden ende ghemessuseirt. Item hoe dat mer Ian van Nyeuwenhoue.f.Clays tghelt vander stede van Brugghe ontfaen hadde om den Prinche te beuechtene, daer hi lach te Vyeuyle, ende oock omme tvolck mede te betalene, int iaer van lxxix.daer hi seyde, het was al verloren endeghenomen vanden fransoysen, vp twelcke hem die Procuruer generael aensecht die contrarie. Item die procuruer generael leyde Willem moreel oock aen ende Ian van Riebeke, dat hem Ian Barbasaen hadde helpenbeswaren dat hi onthooft was, ende voor dese methusen soe hiesch dye Prinche dese drie personen elck.xl.duysent leeuwen. Ende es waer dat dye Procuruer generael van ons Princhens weghe dese drie voorghenomde persoonen euen ghelijck beswaerde als van twee pointen. Teene was dat si alianchie maecten met die van Ghendt sonder consent vanden prinche. Dat tweeste point es te vseirene ende te heesschene het maent ghelt die personen te Brugghe wonende, alsoo wel vreimde als poorters Ende es te verstane dat dese drie pointen waren inghestelt bi quade informacie, ende dat partyelicke alsoomen noch hier naer wel hooren ende verstaen sal. |
[Op Sint Nicasius dag] Item, Op Sint Nicasius dag na de noen zo was Willem Moreel uit de steen geleid met een deel boogschutters vanwege de prins en was bij de baljuw van Brugge en men leidde hem door de proosdij van sint Donaas en aldus ter Speypoort uit naar den Damme en vandaar naar ter Sluis en was in het kasteel bevolen tegen de prins op zijn verzoek. Item, meneer Ian van Nieuwenhoven f.Clays was op Sint Thomas dag voor midwinter bevolen vanwege de prins en kanselier en grote raad verwezen dat hij in zijn huis zou blijven op het verbeuren van 1000 kronen en daarin te blijven als voor een gevangenis tot de tijd en wijl dat er breder op voorzien was. Item, Ian de Boot bleef ook in zijn huis, maar niet bevolen en Ian de Keyt hield zich uit de stad Brugge, alzo men zei. [Op Sint Thomas dag] Item, op Sint Thomas dag, de laatste dag van de Kerstdagen, zo was in de raad van mijn heer de procureur generaal die daar de eis legde vanwege de prins aan deze 3 personen, meneer Ian van Nieuwenhoven .f.Clays, Willem Moreel en Ian van Riebeke en die eis was deze; Dat ze alle drie samenzweren en hen gevoegd hadden met die van Gent en alliantie gemaakt met hen tegen de wil van de prins en zijn toestemming om hen een staat te maken naar hun appetijt. Te weten; dat ze in het ontvangen van het maandgeld te geven tot het gebruik van de prins zich kwalijk gekweten hadden en misdragen. Item, hoe dat meneer Ian van Nieuwenhoven f.Clays het geld van de stad Brugge ontvangen had om de prins te bevechten waar hij lag voor Vyevyle en ook om het volk daarmee te betalen in het jaar 1479 waar hij zei, het was al verloren en genomen van Fransen, waarop de procureur generaal hem aanzie het contrarie. Item, de procureur-generaal legde Willem Moreel ook aan en Ian van Riebeke dat hem Ian Barbasaen had helpen bezweren dat hij onthoofd was en voor deze misdaad zo eisten de prins van deze drie personen elk 40 000 leeuwen. En het is waar dat de procureur-generaal vanwege onze prins alle deze drie personen even gelijk bezwaarde als van twee punten. De ene was dat ze alliantie gemaakt hadden met die van Gent zonder toestemming van de prins. Dat tweede punt is te gebruiken te eisen het maandgeld van de personen die te Brugge woonden, alzo wel vreemden als poorters, en het is te verstaan dat deze drie punten waren ingesteld bij kwade informatie en dat partijdig alo men hierna nog horen en verstaan zal. |
[Item het es waer dat die Prinche ende sijnenRaet vergadert waren] [Vp den.xviij.sten dach van Lauwe en vp den.xxviij.sten dach van Lauwe vp eenen sondach] Item het es waer dat die Prinche ende sijnen Raet vergadert waren, ten diueerschen stonden vp dye artijckelen voorseydevanden voornomde drie personen. Ende alle saken wel ghehoort hebbende, hebben gheconcludeirt vp den.xviij.sten dach van Lauwe, ende was ghegheuen een apointement den.iij.personen voornomt Te wetene mer Ian van Nyeuwenhoue.f.Michiels, Willem moreel, ende Ian van Ryebeke, dat si gaen mochten waer si wilden, midts sekere doende ende borghe stellende elc voor die somme van duysentich pont groten. Ende hem lieden was gheseyt, waert datmense hier naermaels ter cause van dese saken voorseyde, weder dachuaerde inden groten Raet, ende voor den prinche te commene, ende in dyen si van dien in ghebreke waren, te compareirene, so soude elck verbueren teghens den prinche duysentich pont grooten, ende bouen dien so souden si ghecondempneirt sijn inden heesch voren verhaelt. Item vp den.xxviij.sten dach van Lauwe vp eenen sondach, so ghinghen te Brugge int hof vanden Prinche, met vrienden endemet maghen dese naeruolgende personen Eerst mer Ian van Nyeuwenhoue.f.clays Maertin Lem Willem moreel Ian van Ryebeke Ian de Keyt Ende Ian de boot. Item vp den seluen dach waren ooc int[fol. CC.xxiij.r] hof vanden prinche contrarie partyen vanden persoonen voorseyde, ende waren dese. Mer Roelant van Haelwijn Baliu Mer Anthonis vander Vicht Scouteeten Mer Iacob van Ghistele Burchmeestere mer kaerle van huytkercke burchmeester Ende mijn here Ioos van Vassenare, ende noch andere houelinghen. die welcke.vi.personen als bouen, quamen bydenprinche, hemlieden excuserende van tghene datmen hem lieden hadde aen gheseyt, ende seyden haerlieder partye was hem lieden te machtich ende te muegende, maer baden den prinche dat sy mochten gehoort sijn in iusticien, het en soude niet bevonden sijn dat si mesdadich waren in tghene datmen hemlieden daer aen gheseyt hadde, also men noch hooren sal. [Den laetsten dach van Lauwe. Anno lxxxi] Item vp den laetsten dach van Lauwe. Anno lxxxi.soe hadde Willem moreel wettelick dach inde Cancelrye, omme te horen wat mijn heren in mijns heren Raet hem heeschende waren. Endedaer waren ooc mer Ian van Nieuwenhoue.F.Clays, Martin Lem, Ian van Ryebeke, Ian de keyt, ende Ian de boot, alle personen die belast waren ende ghenoteirt, als mesdaen hebbende yeghens denPrinche. Ende alle dese.vi.personen voorseyde, begheerden eene cortijnghe te hebbene, ende wilden betuyghen dat si nyet en hadden mesdaen. Ende aldus so begheerden si ontsleghen te sijne, ende die saken waren huyt gestelt totten eersten daghe vanApril.Anno.lxxx Item vp den seluen tijt soբegheerde dye prinche die selue ceuencie die hertoge Karel plochte te ghebruyckene, ende tot dien noch.xlm.croonen, ende die princersse.xm.penninghen, van.xl.groten tstic, ende dit vanden lande van Vlaendren. Ende dye Prinche ontboot te Brugge dat die drie leden, ende al dat onder hem lieden behoorde, dat si hem dit consenteren souden, want die prinche ende die princersse waren doe beede te Brugghe. Ende es waer dat die van Ghendt ter dachuaert niet commen en wilden, maer haerlieder smalle steden die quamen, maer si en wilden nyet varder consenteren dan haerlieder hooft. Te wetene dat die van ghendt, consenteren souden Ende die vanYpre en consenterident ooc niet, ne maer dye van Brugghe endedat onder hem lieden behoorde, metsgaders tvrye, si consenteirden haerlieder transpoort. Aldus soe ghinckt toe daer men mede besich hadde gheweist van Lauwe tot den.xxij.stendaghe van Sporcle.Anno.M.iiijc.ende.lxxxi. Item dye van Ipre ende al dat onder hem lieden behoort, si waren nader hant gheaduerteirt, ende si hebben ooc mede gheconsenteirt met die van Brugghe ende die vanden Vryen. Maer die begheerde van Maximiliaen en ghinc niet voort, want die van ghendt hadden al hare smalle steden so gheinformeirt in tijdenvoorleden, dat si nyet consenteren en souden voor dat Ghendt haerlieder hooft gheconsenteirt soude hebben, ende anders niet. |
[Item, het is waar dat de prins en zijn raad vergaderd waren] [Op de 18de dag van januari en op de 28ste dag van januari op een zondag] Item, het is waar dat de prins en zijn raad vergaderd waren te diverse stonden op die artikels van die drie personen. En toen ze alle zaken goed gehoord hadden en geconcludeerd ze op de 18de dag van januari was deze 3 personen gegeven schikking, Te weten; meneer Ian van Nieuwenhoven f.Michiels, Willem Moreel en Ian van Riebeke dat si ze gaan mochten waar ze wilden mits zekerheid te doen en borg te stellen elk voor de som van 1000 pond groten. En hen was gezegd was het dat ze later ter oorzaak van die zaak weer rechtszitting in de grote raad en voor de prins te komen en indien ze ervan in gebreke bleven te verschijnen zo zou elk verbeuren tegen de prins 1000 pond groten en bovendien zo zouden veroordeeld te zijn in de eis voor verhaald. Item, op de 28ste dag van januari op een zondag zo gingen te Brugge in de hof van prins met vrienden en met verwanten deze navolgende personen. Eerst meneer Ian van Nieuwenhoven f.clays Maertin Lem Willem Moreel Ian van Riebeke Ian de Keyt Ende Ian de Boot. Item, op dezelfde dag waren ook in de[fol. CC.xxiij.r] hof van de prins contrarie partijen van die voor genoemde personen en waren dezen. Meneer Roelant van Haelwijn, baljuw Meneer Anthonis van der Vicht, schout Meneer Jacob van Ghistele, burgemeester Meneer Kaerle van Huytkercke, burgemeester. En mijn heer Ioos van Vassenare en nog andere hovelingen en die 6 personen kwamen bij de prins en excuserende zich van hetgeen dat men had had aangelegd en zeiden hun partij was hen te machtig en te vermogend, maar baden de prins dat ze gehoord mochten worden in justitie, het zou niet bevonden zijn dat ze misdadig waren in hetgeen men hen daar aangezegd hadden, zoals men nog horen zal. [De laatste dag van januari anno 1481] Item, op de laatste dag van januari anno 1481 zo had Willem Moreel wettige dag in de kanselarij om te horen wat mijn heren in de raad van mijn heer hem eisten. En daar waren ook meneer Ian van Nieuwenhoven F.Clays, Martin Lem, Ian van Riebeke, Ian de Keyt ene Ian de Boot, alle personen die belast waren en genoteerd als misdaan te hebben tegen de prins. En al deze 6 personen begeerden een korting te hebben en wilden getuigen dat ze niets misdaan hadden. En aldus zo beheerden ze ontslaan te zijn en die zaken waren uitgesteld tot de 1ste dag van april anno 1481. Item, op dezelfde tijd zo begeerde de prins dezelfde heffing die hertog Karel plag te gebruiken en daartoe nog 40 000 kronen en de prinses 10 000 penningen van 40 groten het stuk en dit van het land van Vlaanderen. En de prins ontbood te Brugge dat de drie leden en alles dat onder hen behoorden dat ze hem dat toestemden zouden, want de prins en de prinses waren toen beide te Brugge. En het is waar dat die van Gent niet ter rechtszitting wilden komen, maar hun kleine steden kwamen, maar ze wilden niet verder toestemmen dan hun hoofd. Te weten; dat die van Gent toestemmen zouden. En die van Ieper stemden het ook niet toen, nee maar die van Brugge en dat onder hen behoorde, mitsgaders de vrijen, stemden toe hun omslag. Aldus zo ging het daartoe waar men bezig was geweest van januari tot de 22ste dag van februari anno 1481. Item , Die van Ieper en alles dat onder hen behoorde waren naderhand geadviseerd en hebben mede toegestemd met die van Brugge en die van de vrijen. Maar de begeerte van Maximilian ging niet verder want die van Gent hadden al hun kleine steden zo genformeerd in tijden voorleden dat ze niet toestemmen zouden voordat die van Gent hun hoofd het toegestemd zou hebben en anders niet. |
[Anno.lxxxi vp den.xij.sten dach van Decembre] Item weit dat mijn here van Gasebeke, die welcke te ghendt ghebannen was.L.iaer huyten lande van Vlaendren.Anno.lxxxi vp den.xij.sten dach van Decembre voor den vastenauent, vercreech byden hooghen Raet vanden prinche Maximiliaen vandenCancelier een mandement, het welcke hy sandt by eenenduerwaerdere binnen der stede van Denremonde, twelcke daer ghelesen was. Dat die stede van Ghendt vp een groote boete te verbuerene yeghens den prinche tot eenen voornomden daghe souden seynden hare ghedeputeirde byden prinche, ende dat die den prinche souden betooghen haerlieder preuilegien, hoe si die moghentheyt hebben dat si den here van Gazebeke oft eeneghe andere edele van mijns heren Rade, moghen bannen huytenlande van Vlaendren. Ende desen dach was gheseyt te houdene den.xiij.sten dach van Maerte in die stede van Aelst, maer die vanGhendt en quamer niet. [Item vp den.xviii.sten dach van Sporcle] Item vp den.xviii.sten dach van Sporcle, smaendaechs voor vastenauent, doen quam die prinche ende dye princersse metter Duwagiereghe, ende alle die principale edele vanden houe tsauents ter maeltijt ten huys van Maertin lem, gheheetenRijckenburch, staende aen die conincx brugghe, daer een chierlicke maeltijt bereet was, daer sy seer eerlic ontfaen waren, ende daer hem lieden grote triumphe ghedaen ende ghetoocht was van diueersche entermessen, ende gerechten, ende vanmusijcken, ende andere costelicheden tot sulc een maeltijt dienende. [fol. CC.xxiij.v] Item vp den seluen dach was te Brugge een ghebodt ghedaen dat mijn here die Cardenael, als bisschop van Doornicke sijnde, consenteirde omme den dieren tijt wille alle aerme menschen, dat sy mochten al den vasten duere suuel eten, te wetene buetere ende melc, huytghesteken die vier laetste daghen van der goeder weke. Ende dyt was gheconsenteirt vanden Bisschop van Doornicke al sijn Bisschopdom duere. [Den.xix.sten dach in Sporcle] Item sdijsendaechs vp den vastenauent, den.xix.sten dach in Sporcle doe quamen in tswijn ter sluys vele schepen gheladen met coorne, ende brochtens wel.ixm.hoet of meer, ende was huytnemende schone tarwe, ende sy quamen so men seyde huyt Ceuijlgien. In desen seluen tijt die princersse Marye van Bourgoengien en liet haer niet gheraden noch regieren, alsoo sy wel schuldich was van doene, maer si liep menich waruen spelen vp thijs met scauerdijnen ende met scricschoen tusschen der Ghendt poorte ende der cruyspoorte vp die meerschen, ende si viel dicwijls meneghen quaden val, also dat spel in heift, ende haer Ioncfrauwen hadden seer grote ghenouchte met haer te dien tijt gheduerende. Item si hilt altoos bi haer mijn here van Gaesbeke, nyet yeghenstaende dat hy te Ghendt ghebannen was, alst voorseydees, daer die van Ghendt seer in tonvreden waren Ende Vlaendren leedt ontrent desen tijt vele wederstoots vanden Fransoysen, ende al twestlant duere, daer si veil quaets daden. |
[Anno 1418 op de 13de dag van december] Item, weet dat mijn heer van Gaasbeek die te Gent gebannen was 50 jaar uit het land van Vlaanderen anno 1481 op de 12de dag van december voor Vastenavond kreeg bij de hoge raad van prins Maximiliaan van de kanselier een mandement wat hij zond bij een deurwaarde binnen de stad Dendermonde wat daar gelezen werd. Dat de stad Gent op een grote boete te verbeuren tegen de prins tot een voornoemde dag zou zenden hun gedeputeerde bij de prins en dat de prins zou tonen hun privilegies hoe dat ze de mogendheid hadden dat ze de heer van Gaasbeek of enige andere edelen van de raad van de prins mogen bannen uit het land van Vlaanderen. En deze dag was gezegd te houden de 13de dag van maart in de stad Aalst, maar die van Gent kwamen er niet. [Item, op de 18de dag van februari] Item, op de 18de dag van februari, maandag voor Vastenavond toen kwam de prins en de prinses met de douairière en alle belangrijkste edelen van de hof ter maaltijd in het huis van Maertin Lem, geheten Rijkenburcht en stond aan de Koningsbrug waar een sierlijke maaltijd bereid was en waar ze fatsoenlijk werden ontvangen en waar hen grote triomf gedaan en getoond werd van diverse entermessen (meest groenten) en gerechten en van muziek en andere kostbaarheden die tot zoՠn maaltijd dienen. [fol. CC.xxiij.v] Item, op dezelfde dag was te Brugge een gebod gedaan dat mijn heer de kardinaal, als bisschop van Doornik, toestemde vanwege de dure tijd alle arme mensen dat ze mochten al de vasten door zuivel eten, te weten; boter en melk, uitgezonderd de vier laatste dagen van de goede week. En dit was toegestemd door de bisschop van Doornik zijn hele bisschopdom door. [De 19de dag van februari] Item, dinsdag op de Vastenavond de 19de dag van februari toen kwamen in het Zwin bij ter Sluis vele schepen geladen met koren en brachten wel 9 000 hoed of meer en was uitnemende mooie tarwe en het kwam, zo men zei, uit Sicilie. In dezelfde tijd liet de prinses Marie van Bourgondie haar niet aanraden nog regeren alzo ze wel schuldig was te doen, maar ze liep menig maal te spelen en op het ijs te schaatsen en te schaatsen tussen Gentse poort en Kruispoort op de meren en ze viel vaal menige kwade val alzo dat spel heeft en haar jonkvrouwen hadden zeer groot genoegen met haar in die tijd. Item, ze hield altijd bij zich mijn heer van Gaasbeek, niet tegenstaande dat hij te Gent gebannen was waar die van Gent zeer ontevreden in waren. En Vlaanderen leed omtrent deze tijd veel tegenstand van de Fransen en al het west land door waar ze veel kwaads deden. |
[Hoe dye Hertoghe Maximiliaen, ende dye Hertoghinne vrau Marye, tsamen reden vlieghen] Hoe dye Hertoghe Maximiliaen, ende dye Hertoghinne vrau Marye, tsamen reden vlieghen ende iaghen, ende hoe vrau Marye vanden peerde viel, daer si huer mede quetste, alsoo dat si corts daer naer, sieck te bedde bleef ligghen, ende starf. [fol. CC.xxiiij.r] ITem ontrent den vastenauent die Princersse reedt spelen met hueren state, ende haer peert subbelde, so dat si viel vanden peerde daer si huer mede quetste, maer si sloucht al van monde, ende en wilder nyet of gheseyt hebben, huer blijder ghelatende dan si te moede was. Niet yeghenstaende die voorseyde val wart appostumerende seere periculueselic also dat si corts daer naer sieck wiert, ende viel te bedde. [Item nv keeren wi weder ende moeten noch vermanen vander orloghe] Item nv keeren wi] weder ende moeten noch vermanen vander orloghe, die noch gheduerde tusschen den bisschop van hutrecht ende dander partye, onder welcke grote beroerte ende schermutsinghe dicwil gheschiede. Item ontrent vastenauent quam dye mare te Brugghe, dat dye Capiteyn ende tvolck van oorloghen vanden hertoghe Maximiliaen ende van den bisscop Dauid van Hutrecht hadden versleghen wel.ix.duysent mannen, ende ons volc hadde die victorie yeghens hemlieden, niet yegenstaende dat die vanHutrecht hebben in ghenomen nyeuwe saudenieren, ende hebbenghenomen tot haren Regente een machtich man, die welcke was broeder van den nyeuwen hertoghe van Cleuen, daer si groot hooft aen maecten, ende si en verschoten niet. Item die Bisschop Dauid dye hilt hem la in een stedekin ghenaemt Wijc, met petijt salasaert, ende andere personen vanorloghen. Ende aldus reden si huyt ende inne, orloge houdende vp dye stede van Hutrecht, metsgaders den Hollanders, die al betalen moesten maer si hadden lieuer paeys ghehadt. Item in dien tijt alle die renten die dye van Hutrecht, ende alle die met hem lieden alligierden in Hollant hadden, die waren alle ghearresteirt van sprinchens weghe, ende alle die bladinghe die daer of quam, was gheimployeert, omme tvolc van orloghe mede te betalene, daer mede datmen yeghens hemlieden orloghe hilt huyter name vanden hertoge Maximiliaen. |
[Hoe hertog Maximiliaan en de hertogin vrouw Marie tezamen reden vliegen] Hoe hertog Maximiliaan en de hertogin vrouw Marie tezamen reden vliegen en jagen en hoe vrouw Marie van het paard viel waar ze zich mee kwetste alzo dat ze kort daarna ziek te bed bleef liggen en stierf. [fol. CC.xxiiij.r] Item omtrent Vastenavond reed de prinses spelen met haar staat en haar paard struikelde zodat ze viel van het paard waar ze zich mee kwetste, maar sloeg het geheel af van de mond en wilde er niets van gezegd hebben en gedroeg zich blijder dan te vermoeden was. Niet tegenstaand die val begon ze zeer gevaarlijk te zweren alzo dat ze kort daarna ziek werd en viel te bed. [Item, nu keren we weer en moeten noch vermanen van de oorlog] Item, nu keren we weer en moeten noch vermanen van de oorlog die nog duurde tussen de bisschop van Utrecht en de andere partij waaronder vaak grote schermutseling en beroerte geschiedde. Item. Omtrent Vastenavond kwam het bericht te Brugge dat de kapitein en het oorlogsvolk van hertog Maximiliaan en van bisschop David van Utrecht hadden verslagen wel 9 000 mannen en ons volk had de victorie tegen hen, niet tegenstaande dat die van Utrecht hadden ingenomen nieuwe soldaten en hebben genomen tot hun regent een machtig man die de broeder was van de nieuwe hertog van Kleef waar ze een groot hoofd van maakten en ze verschoten niet. Item, bisschop David die hield zich op in een stadje genaamd Wijk met Petit Salizaert en andere personen van oorlog. En aldus reden ze uit en in en hielde oorlog op de stad Utrecht mitsgaders de Hollanders die alle betalen moesten, maar ze hadden liever vrede gehad. Item. in die tijd waren alle renten van die van Utrecht en die met allieerden in Holland waren allen gearresteerd vanwege de prins en alle opbrengsten die daarvan kwamen waren ingevoegd om het oorlogsvolk mee te betalen waartegen men tegen hen oorlog hield uit de naam van hertog Maximiliaan. |
[Item corts daer naer die van Hutrecht] Item corts daer naer die van Hutrecht, ende die met hem lieden ghealligiert waren, hadden wel ghewilt paeys hebben met den hertoge Maximiliaen, ende presenteirden een grote somme vanpenninghen voor haerlieder beteringhe, maer het en was den Bourgoengioenen nyet ghenouch, ende wilden dat die vanHutrecht meer gauen, ende aldus bleeft fluwerende als vanden paeys te makene. Ende binnen deser tijt so ghebuerde dat onse princersse seer cranc worde. Ende die van Hutrecht dat vernemende, si wilden doe selue reparacie hebben van haerlieder schade, ende sy en verschoten doe niet, ende aldus bleef doorloghe noch gheduerende. [Den.ij.sten dach van Maerte] Item tsaterdaechs den.ij.sten dach van Maerte, soe vercochten die.vi.ghecommitteirde van Brugghe coorne in dye Reye te schepe, ende ooc mede ten huyse van Ian van den Leene, te wetene een libra groten thoet, ende die landtslieden brochten doe ooc lettel corens ter marct. Ende tsaterdaechs daer naer en was tcoorne niet ghestelt, ende die tarwe van den lantslieden galt.xviij.schellingen groten, ende tcoorne vanden cooplieden galt ooc.xviij.schellingen groten. Ende nochtans en was binnen meneghen tijden soe vele corens ter marckt niet ghesien vp eenen marcke dach, alst doe was. Ende es te wetene dat dese dierste vanden coorne gheduerde wel.iij.of.iiij.iaer, somtijts wat hoghere, ende somtijts wat neirdere, ende in sghelijcx wast grote dierte van alle maniere van grane, ende alle andere vitaelgie, twelcke noeytman en gheleifde, so langhe tijt gheduerende. [Den.xviij.sten dach van Maerte.Anno.lxxxi] Item in tselue iaer vp den.xviij.sten dach vanMaerte.Anno.lxxxi.vp eenen vrydach ontrent half vastene, die goede lieden van Ghendt ouermerckende dat die here van Gaesbeke hem altoos binnen Brugghe was houdende, contrarie den rechten ende preuilegien vander stede van Ghendt, so was hi noch anderwaruen verbannen huyten lande van Vlaendren vijftich iaer vp sijn hooft. Ende hy hem niet ghetroostende langher binnen der stede van Brugghe te blijuene, hi nam oorlof aen die princersse die welcke als doe te bedde lach seer cranc, ende hi track te dier tijt huyt den lande van Vlaendren. [fol. CC.xxiiij.v] Ende in dye selue maent van Maerte, bi consente vandenprinche ende der princersse trocken te Ghendt die Bisschop vanMets, die here van Beuere, ende die heere vanden Gruythuyse. Ende was die cause dat die van Ghendt te Brugghe byden Prinche noch princersse niet commen en wilden, want die van Gendt waren qualic te vreden, omme die doot van mer ian van Dadyzeele, wijlen hoochbaliu van Ghendt, ende om meer andere pointen ende onghenouchten hem lieden ghedaen. Ende ooc so hadden si ghebannen Phelips van Heurne heere van Gazebeke.L.Iaer huyten lande van Vlaendren. Ende hi aldus ballinc sijnde, dye Prinche ghedoochde dat hy te Brugghe ghinc achter strate, twelc dye van Ghendt meynteneirden dattet was yeghens hare preuilegien. Aldus dese voornomde heeren spraken so met die van Ghendt, dat si so vele daden, datter eenege ghedeputeirde van Ghendt met hem lieden quamen te Brugghe byden prinche, sdaechs naer onser vrauwen dach, in Maerte, als die van Ghendt te houe quamen, so vonden si dye princersse sieck te bedde ligghende tot vp die doot, ende aldus so waren si vanden prinche ende vanden heeren goetlick ghetracteirt ende ghehoort in hare affeeren, ende hem lieden was gheconsenteirt, dat si souden onderhouden haerlieder preuilegien ende goet recht. Dies soe beloofden si daer den prinche te doene als goede endeghetrauwe ondersaten schuldich sijn te doene. In desen tijt was dicwils processie generael ghedreghen te Brugge, om onsen here te biddene om paeys endeeendrachtichede, binnen den lande van Vlaendren. |
[Item, kort daarna die van Utrecht] Item, kort daarna die van Utrecht en die met hen geallieerd ware en hadden wel vrede willen hebben met hertog Maximiliaan en presenteerden een grote som van penningen voor hun verbetering, maar het was de Bourgondiërs niet genoeg en wilden dat die van Utrecht meer gaven en aldus bleef het sukkelen om vrede te maken. En binnen deze tijd zo gebeurde het dat onze prinses zeer zwak werd. En die van Utrecht vernamen het en wilden toe zelf herstelling hebben van hun schade en ze verschoten toen niet en aldus bleef de oorlog nog duren. [De 2de dag van maart] Item, zaterdag de 2de dag van maart zo verkochten de 6 gecommitteerden van Brugge koren in de Reie te scheep en ook mede in het huis van Ian van den Leene, te weten een libra groten de hoed en de landslieden brachten toen ook weinig koren ter markt. En zaterdag daarna was het koren niet gesteld en de tarwe van den landslieden gold 18 schellingen groten en het koren van de kooplieden gold ook 18 schellingen groten. En nochtans was binnen menige tijd zoveel koren ter markt niet gezien zoals het toen was. En het is te weten dat de duurte van het koren duurde wel 3 of 4 jaar, soms wat hoger en soms wat lager en insgelijks was het grote duurte van alle graansoorten en alle andere voedsel wat nooit iemand beleefde dat het zoՠn lange tijd duurde. [De 18de dag van maart anno 1481] Item, in hetzelfde jaar op de 18de dag van maart anno 1481 op een vrijdag omtrent halfvasten bemerkten de goede lieden van Gent dat de heer van Gaasbeek zich altijd binnen Brugge ophield contrarie de rechten en privilegies van de stad Gent en zo was hij andermaal verbannen uit het land van Vlaanderen vijftig jaar op zijn hoofd. En hij vertrouwede het niet langer binnen Brugge te blijven en nam verlof aan de prinses die toen zeer zwak te bed lag en trok die tijd uit Vlaanderen. [fol. CC.xxiiij.v] En in dezelfde maand maar met toestemming van de prins en prinses trokken te Gent de bisschop van Metz, de heer van Beveren en de heer van de Gruijthuijsen. En het was de oorzaak dat die van Gent te Brugge niet bij de prins nog prinses komen wilden, want die van Gent waren kwalijk tevreden om de dood van meneer Ian Dadizele, wijlen hoge baljuws van Gent en om meer andere punten en ongenoegen hen gedaan. En ook ze hadden ze gebannen Filips van Heurne, heer van Gaasbeek, 50 jaar uit het land van Vlaanderen. En toen hij aldus balling was gedoogde de prins dat hij te Brugge achter straten ging, wat die van Gent uitlegden dat het tegen hun privilegies was. Aldus spraken deze heren zo met die van Gent dat ze zoveel deden dat er enige gedeputeerden van Gent met hen kwamen te Brugge bij de prins daags na onze Vrouwe dag in maart. Toen die van Gent te hof kwamen zo vonden ze de prinses ziek te bed liggen tot op de dood en aldus waren ze van de prins en van de heren goedaardig onthaald en gehoord in hun affaire en hem was toegestemd zat ze zouden onderhouden hun privilegies en goed recht. Dus zo beloofden ze daar de prins te doen als goede en getrouwen onderzaten schuldig zijn te doen. In deze tijd was vaak processie generaal gedragen te Brugge om onze heer te bidden om vrede en eendracht binnen het land van Vlaanderen. |
[Item dye princersse Marye wort seere met siecten beuanghen] [Den.xxvij.sten dach van Maerte] Item dye princersse Marye wort seere met siecten beuanghen, als datmen vp den.xxvij.sten dach van Maerte een generale processie drouch ten Saertreusen buyten Brugghe, daermen dat weerde helich bloet mede drouch, ende den fiertere van sinte Donaes. Maer het gheliefde den almueghende god, dat Marie onse Princersse vp den seluen.xxvij.sten dach vanMaerte.Anno.lxxxi.verschiet van deser weerelt omtrent der noene, waer omme dat men in thof vanden prinche, ende al die stede van Brugghe duere onsprekelicken rauwe bedrijuen sach. Ende men lietse bloot ligghen vp eene bedtstede twee daghenlanc, so datse elc die wilde mochte gaen sien. Ende thende den twee daghen wordt si ghebalsemt ende in een loodin vat gheleyt. Ende in alle dye prochye kercken van Brugghe luydemen vele hendeclocken. Ende bouen dien so cloptemen snuchtens, tsnoens, ende tsauents tot dat si begrauen was met rauweghen gheluyde. [Den.xxviij.sten en den xxx.sten dach van Maerte] Item vp den.xxviij.sten dach van Maerte, so trocken dye ghedeputeirde van ghendt thuysewaert, ende deden der wet vanghendt Rapoort, vander handelinghe ende sprake die si ghehadt hadden metten Prinche ende met sijnen Raet. Item die princersse Marye van Bourgoengien overleden sijne, so was vp den xxx.sten dach van Maerte.Anno.lxxxi.vp den Palm auent ter hallen huyt een ghebodt ghedaen, dat die Prinche wilde ende beual dat alle dye Officiers souden blijuen in haerlieder officie naer dye houde costume, omme datmen recht ende iusticie onderhouden soude. Item vp den seluen.xxx.sten dach van Maerte, so ghinghen te houe byden prinche dese naeruolghende personen. Te wetene, mer Ian van Nieuwenhoue.f.Clays Willem mooreel, Ian van Ryebeke, metten anderen drye persoonen voorscreuen, ende al daer waren sy ontsleghen vanden Prinche, ende van sijnen Rade, ende ooc huer liederborghen, ende waren gheabsolueirt van alle voorleden saken die hem lieden aen gheleyt waren, byden procuruer generael, van Sprinchens weghe ende van rijnen Raede. |
[Item, prinses Marie wordt zeer met ziekte bevangen] [De 27ste dag van maart] Item, prinses Marie werd zeer met ziekte bevangen zodat men op de 27ste dag van maart een generale processie droeg ten Chartreuse buiten Brugge waar men dat waardige heilige bloed mee droeg en de relikwienkastje van Sint Donaas. Maar het geleide de almogende God dat Marie, onze prinses, op diezelfde 27ste dag van maart anno 1481 scheidde van deze wereld omtrent der noen, waarom dat men in de hof van de prins en de hele stad Brugge door onuitsprekelijke rouw bedrijven zag. Ende men liet haar bloot liggen op een bedstede twee dagen lang zodat elk die wilde haar mocht gaan zien. En ten einde van de twee dagen werd ze gebalsemd en in een loden vat gelegd. En in alle parochiekerken van Brugge luidde men in veel einde klokken. En bovendien zo klopten men ‘s morgens, met de noen en ‘s avonds tot ze begraven werd met rouw geluid. [De 28ste en 30ste dag van maart] Item, op de 28ste dag van maart zo trokken de gedeputeerden van Gent naar huis en deden de wet van Gent rapport van de handelingen en woorden die ze gehad hadden met de prins en zijn raad. Item , prinses Marie van Bourgondie die overleden was zo was op de 30ste dag van maart anno 1481 op Palmavond ter hal uit een gebod gedaan dat de prins wilde en beval dat alle officiers zouden blijven in hun officie naar het oude gebruik zodat men recht en justitie onderhouden zou. Item, op dezelfde 30ste dag van maart zo gingen ten hof bij de prins deze navolgende personen. Te weten, meneer Ian van Nieuwenhoven f.Clays Willem Mooreel, Ian van Riebeke met drie anderen personen voor beschreven en daar werden ze ontslagen van de prins en van zijn raad en ook hun borgen en geabsolveerd van alle voorleden zaken die hen aangelegd waren bij de procureur generaal vanwege de prins en van zijn raad. |
Dits doordonancie hoe datmen tlijck ter kercken drouch van mer vrau Marye vanBourgoengien, eeneghe dochtere vanden Hertoghe Kaerle van Bourgoengien. [fol. CC.xxv.r] [Den.ij.sten dach van April Anno.lxxxi] ITem vp den.ij.sten dach van April Anno.lxxxi.vp eenendysendach in die goede weke, so drouchmen den doden lichame van mer vrauwe van Bourgoengien Marie, wijlen onse princersse, eeneghe dochter vanden Hertoghe Kaerle, gheselnede vandenedelen Hertoghe Maximiliaen, in dye kercke van onser vrauwen in Brugghe, met schoonder ordonancie, ende eerst so ghinghen in dye processien die obseruanten reziderende bi Brugghe buytender ezelpoorte, ende dat was deerste reyse datmense noeyt in processien sach gaen metten anderen, ende naer hem lieden so ghinghen die.iiij.biddende oordenen, ende daer naer die eechouters, ende daer naer alle die Collegien van Brugghe. Item dye van Brugghe ende vanden Vryen quamen naer die Prelaten, ende die van Brugghe deden vele wassen toortsen draghen metter wapene van Brugghe voor hem lieden, ende die vanden Vryen in sghelijcx. Item daer naer quamen.C.aerme lieden ende.L.al nyeuwe vercleet in swarten abijten ende met Raucapproenen, elc met een barnende toortse in die hant van vier ponden, verwapent met der wapenen vanden prinche ende van der princersse, van ghelijcke in malcanderen ghedeelt, ende elck persoon hadde een schildekin voor sijn borst vander seluer wapene. Ende ooc mede een grote menichte van houelinghen ghinghen daer naer alle in swarten abijten. Item voor tlijc ghinghen.xij.Heraulten, vercleet met tornikeelen vander wapene, ende die iiij.achterste Heraulten die ghinghenverslooft ende ontrent den lijcke so ghinghen vele heren, endedaer waren.iiij.edele mannen die dat spancleet droughen bouenden lijcke, ende dat cleet was ten lijcke waert gulden laken, endebouen van swarten fluweele. Voort so lach vp tlijc een root gulden laken met een cruyce van wit laken van damast, ende die boorden waren van swarten fluweele, ende vp tlijck lach eenen gulden hoet met peerlen ende ghesteenten verchiert, ghelijc sulck eender princersse toe behoort. Ende het lijc was ghedreghen neffens der eerde, alsoomen grote edele mannen ende vrauwen es ghecostumeirt van draghene. Item naest den lijcke volchde dye Hertoghe Maximiliaen met een langhe swarte huycke, ende gheslooft met eenenRaucapproen, daer naer quamen noch.v.grote heren die van haren bloede waren, alle gheslooft als voren, daer naer quamendrie edele vrauwen in bonte swarte mantels, ende met Raucapproenen ooc gheuoedert, deene naer dandere, ende elc vanden vrauwen was gheleet van eenen edelen man. Ende naer hemlieden volchden noch vele edele vrauwen ende ioncfrauwen met swarte ghecleet, ghewimpelt met lijnen hooftcleederen, ontrent haerlieder hooft. Ende dit was den staet van den houe. Item van sijns heren hof tot onser vrauwe kercke, so stonden in properder ordonnancien, die poorterye van Brugghe, ende die ambachten, ende die vanden Vryen, elc met een barndende toortse voor hem lieden, ende elcke toortse hadde een schildekin van haerlieder wapene, ende also bleuen si staende tot dat tlijc gheleden was ende ghedreghen tot in onser vrauwen kercke te Brugghe. |
Dit is de ordonnantie hoe dat men het lijk ter kerke droeg van mevrouw Marie van Bourgondië, enige dochter van hertog Karel van Bourgondië. [fol. CC.xxv.r] [De 2de dag van april anno 1481] Item, op de 2de dag van april anno 1481 op een dinsdag in de goede week zo droeg men het dode lichaam van mevrouw Marie van Bourgondie, wijlen onze prinses en enige dochter van hertog Karel, gezellin van de edele hertog Maximiliaan in de kerk van onze Vrouwe te Brugge met mooie ordonnantie. Eerst zo gingen in die processie de observanten die resideerden buiten bij Brugge bij de Ezelpoort en dat was de eerste keer dat men ze ooit in processie zag gaan met de anderen en na hen zo gingen de 4 biddende orden en daarna die van Eekhout en daarna het hele college van Brugge. Item, die van Brugge en de vrijen kwamen na de prelaten en die van Brugge lieten vele wassen toortsen dragen met het wapen van Brugge voor hen en die van de vrijen insgelijks. Item, daarna kwamen 100 arme lieden en 50 geheel nieuw gekleed in zwarte habijten en met rouwmutsen en elk met een branden toorts in de hand van vier pons gewapend met het wapen van de prins en prinses gelijk in elkaar gedeeld en elk persoon had een schildje voor zijn borst van hetzelfde wapen. En ook mede een grote menigte van hovelingen gingen daarna allen in zwarte habijten. Item, voor het lijk gingen 12 herauten gekleed met de kolder van het wapen en de 4 achterste herauten die gingen afgesloofd en omtrent het lijk zo gingen vele heren en daar waren 4 edele mannen die dat spankleed droegen boven het lijk en kleed was te lijk waart gulden laken en boven van zwart fluweel. Voort zo lag op het lijk een rood gulden laken met een kruis van wit laken van damast en de boorden waren van zwart fluweel en op het lijk lag een gulden hoed met parels en gesteenten versierd, gelijk zo’n prinses toebehoort. En het lijk was gedragen neffens de aarde, alzo men grote edele mannen ende vrouwen gewoon is te dragen. Item, maast het lijk volgde hertog Maximiliaan met een lange zwarte huik en afgesloofd met een rouwmuts en daarna kwamen nog 5grote heren die van haar bloed waren, alle afgesloofd als voren, daarna kwamen drie edele vrouwen in zwarte mantels end met rouwmutsen ook gevoerd, de ene na de andere en elke van de vrouwen was begeleid door een edele man. E na hen volgden nog vele edele vrouwen en jonkvrouwen in het zwart gekleed, gewimpeld met kinnen hoofdkleren omtrent hun hoofd. En dit was de staat van het hof. Item, van de hof van mijn heer tot onze Vrouwe kerk zo stonden in proper ordonnantie de poorterij van Brugge en de ambachten en die van de vrijen, elk met een brandende toorts voor hen en elke toorts had een schildje van haar wapen en alzo bleven ze staan tot het lijk voorbij was en gedragen in onze Vrouwe kerk te Brugge. |
Dits die huytuaert vander edelder Princersse, vrauwe Marie van Bourgoengien, eeneghe dochtere van den Hertoghe Kaerle vanBourgoengien. ITem des anderdaechs vp den scortelclocke woensdach, ghinc dye prinche ter kercke van onser Vrauwen, met state als sdaechs te voren, ende naer die houelinghen volchden hem die Wet vander stede van Brugghe, ende inden choor stont ghemaect een huysekin, daer vp dat stonden grote menichte van barnende keersen. Ende den Choor was al behanghen met swarten lakene, ende bouen onder die reeze een swart fluweelen laken rontomme vp tander lakene, ende al besaeyt rontomme metter wapene vanden Prinche ende vander Princersse, ende dye reezen waren rontsomme dye kercke al vul wassen keersen barnende. Ende een Bisschop dede tofficie vander messe, ende dye sanghers van sprinchens cappelle die songhen dye messe, die welcke officie was seer eerlick ghedaen, maer was compasselick om sien. [fol. CC.xxv.v] [Int Iaer M.ccccc.ende.lxxxi.vp den derden dach van April] Item alle die schamele Raulieden stonden in die voorkercke aen beeden sijden, elck met huerlieder toortsen in die hant, verwapent metten wapenen als voren, ghelijc si sdaechs te voren met den lijcke ghinghen, ende daer stonden sy also verslooft tot dat den dienst ghedaen was. Ende die voorseyde princersse was begrauen voor den hooghen outaer, in een schoon graf al nieuwe daer toe ghemaect ende gheuauteirt, ende binnen verchiert met schoone schilderye, ouer welcke sepulture eene schoone costelicke tombe nader hant ghemaect wort, als vp den dach vanheden noch blijcken mach. Ende dit was int Iaer M.ccccc.ende.lxxxi.vp den derden dach van April. Ende het cleet datmen vp tlijck leyde, alsmense ter eerden drouch, dat leydemen tallen hooghetijden vp die voorseyde tombe, ende om dagelicx daer vp te legghene was ghemaect een cleet van swarten lakene met eene cruyce van witten sattijne. Item inden seluen tijt waren onsprekelicke menichte van aerme lieden vergadert in sint Ians huys, daer elc mensche cleen endegroot ghegheuen was eenen grooten ouer dye siele vander princersse voornomt, alsoot blijct in die Incarnacioen.Anno.M.iiijc.ende.lxxxi Dese edele moeder vul crachteger weerde Was den derden, april ghebrocht ter eerde. Item bi welcker doot die officiers vanden houe al meest verlaten waren, ende dye Cancelier dede sijnen seghele anitseleren endebreken, ende hi vertrack met groten rauwe Tantwerpen waert te sijnen wijue. |
Dit is de uitvaart van de edele prinses, vrouw Marie van Bourgondië, enige dochter van hertog Karel van Bourgondie. Item, de volgende dag op schortelklok woensdag ging de prins naar de kerk van onze Vrouwe met de staat als daags tevoren en na de hovelingen volgende de wet van de stad Brugge en in het koor stond een huisje gemaakt waarop stonden een grote menigte van brandende kaarsen. En het koor was geheel behangen met zwart laken en boven onder die rees een zwart fluwelen laken rondom het andere laken geheel rondom bezaaid met het wapen van de prins en prinses en die en die resen waren rondom de kerk geheel vol brandende wassen kaarsen. En een bisschop deed de officie van de mis en de zangers van het kapen van de prins zongen de mis en die officie was zeer fatsoenlijk gedaan, maar was medelijdend om te zien. [fol. CC.xxv.v] [In het jaar 1481 op de 3de dag van april] Item. Alle schamele rouwlieden stonden in de voorkerk aan beide zijden en elk met hun toortsen in de hand en gewapend met het wapen zoals voor gelijk ze daags tevoren met het lijk gingen en daar stonden ze als afgesloofd totdat de dienst gedaan was. En de prinses was begraven voor het hoge altaar in een mooi graf al nieuwe daartoe gemaakt en ghevauteirt (?) en van binnen versierd met een mooie schilderij en over dat graf kwam een mooie kostbare tombe die naderhand gemaakt werd zoals op de dag van heden nog blijken mag. En dit was in het jaar 1481 op de 3de dag van april. En het kleed dat men op het lijk lede toen men het ter arde droeg dat legde men te alle hoogtijden op die tombe en om dagelijks daarop te leggen was een kleed gemakt van zwart laken met een kruis van wit satijn. Item, in dezelfde tijd was een onuitsprekelijke menigte van arme lieden verzameld in Sint Ians huis waar elk men, klein en groot, gegeven was een groten over de ziel van de prinses alzo het blijkt in de rijm anno 1481. Deze edele moeder vol krachtige waarde Was de derde april gebracht ter aarde. Item, bij die dood waren de officiers van het hof meest allen verlaten en de kanselier liet zijn zegel ontzegelen en breken, en hij vertrok met grote rouwe naar Antwerpen naar zijn wijf. |
[ Item hier mede so eyndt die Coronijcke van Vlaendren] Item hier mede so eyndt die Coronijcke van Vlaendren, beghinnende van Liederick die Buck, deerste Foreestier vanVlaendren, ende voort van allen den Foreestiers ende Grauen vanVlaendren, gheduerende tot den ouerlijden van vrau Marye van Bourgoengien, eeneghe dochtere vanden hertoge Kaerle, als ghetrauwet hebbende den edelen hertoghe Maximiliaen Hertoge van Oostenrijcke, des Keysers Fredericx sone, die derde van dier name. Ghemaeckt meest sint der Calis reyse, by Anthonis de Roouere den edelen Rethourisijn ende Musichien, verghift vangode met vele diueersche scientien ende gracien, wiens siele god wille ontfarmen, ende alle die ghene die dese Coronijcke lesen sullen Amen. |
[ Item, hiermee zo eindigt de kroniek van Vlaanderen] Item, hiermee zo eindigt de kroniek van Vlaanderen dat begon met Liederick de Buck, de eerste boswachter van Vlaanderen en voort van alle boswachters en graven van Vlaanderen en duurde tot het overlijden van vrouw Marie van Bourgondie, enige dochter van hertog Karel en getrouwd had de edele hertog Maximiliaan, hertog van Oostenrijk, de zoon van keizer Frederik de 3de. Gemaakt meest sinds de Calais reis bij Anthonis de Roovere, de edele retoriek en musicus begiftigd van God met vele diverse wetenschappen en gratie wiens ziel God wil ontfermen en al diegenen die deze kroniek zullen lezen. Amen. |
Dat.lxviij.Capittel. [Den.viij.sten en den xi.sten en den.xiiij.sten en den xvij.sten en den xix.sten dach van April] ITem als dye eerweerdeghe Princersse ouerleden ende begrauen was, so was gheordonneirt byden prinche Maximiliaen, ende byder wet van Brugghe, datmen te Ghendt seynden soude eerlicke ghedeputeirde. Twelcke alsoo ghedaen was, ende was van die van Ghendt seer danckelick ghenomen, ende beloofden te Brugghe te commene by den Hertoghe ende by die van Brugghe, alsoo si deden. Ende waren eeneghe vander wet van Ghendt, metten ouerdekene, ende den voorschepene, ende meer ander notable dye te Brugge quamen in schoonen ghetale, wel.L.peerden of meer, vp den.viij.sten dach van April naer Paesschen.Anno.M.iiijc.ende.lxxxij.daer si eerlic ontfanghen waren. Ende die wet van Ipre was ooc te Brugghe ontboden, die welcke daer ooc quamen met schonen [fol. CC.xxvi.v] state. Ende daer was groten Raet ghehouden, hoe datmen tlant van Vlaendren best soude moghen houden in eeren ende in state. Ende naer vele voorsienicheden daer vp gheaduiseirt, so was daer gheconcludeirt ende ghesloten byden drie leden tlandts van Vlaendren, als Ghendt, Brugge ende Ypre, als dat si malcanderen ghetrauwelicke ende eendrachtelicke bi blijen souden totter doot toe. Ende in teekene van warachticheden, so beseghelden si ditte malcanderen, elck metten seghele van sijnder stede. Ende dit ghedaen sijnde, doe was mijn heere van Dudzeele, als doe burchmeester sijnde van Brugghe gheslaect van sijnen eede., ende alle die wethouders van ghelijcken. Ende dyt was vp den.xi.sten dach van April naer paesschen vp eenen donderdach, omme welcke saken men wel scrijuen mach, dat die weerelt nyet en is dan een wiel van auentueren, keerende ende wendende menichsins. Aenghesien dat vander tijt dat vrau Marie ouerleet, totter tijt dat den ionghen Hertoghe Phelips het lant beswoer selue in persone, men vele dinghen diueerschelick veranderensach. Aengaende Ghendt, Brugge, ende Ipre, alsoomen int langhe hier naer noch hooren sal. Item vp den.xi.sten dach van April.Anno.M.CCCC.ende.lxxxij.so was in tschepen huys van Brugghe een schone maeltijt ghehouden, ter eeren van die van Ghendt ende die van Ipre. Ende dese maeltijt ghepasseert sijnde, so ghinghen die ghedeputeirde van Ghendt byden prinche. Ende oorlof ghenomen hebbende, trocken thuysewaert, ende eeneghe ghedeputeirden van Brugghe trocken met hem lieden, ende die Hertoghe Maximiliaen track mede te Ghendt dye wet vermakende, ende die Baliu Scouteeten van Brugghe trocken huyter stede van Brugghe, ende meer andere diueersche persoonen. Item om onsen heere te bedanckene van deser eendrachtichede, so was te Brugghe gheordonneirt eene processie generale, die men drouch tsinte Donaes metten drie fierters, te weten sinte Donaes, sinte Bazelis, ende sinte loy, vp den.xiiij.sten dach van april, ende was den sondach van Quasimodo. Item vp den.xvij.sten dach van April.Anno.lxxxij.doe was mer Kaerle van huytkercke Baliu vander stede van Brugghe ghemaect, ende Maertin Lem Scoutheetene van Brugghe. Ende vp den.xix.sten dach van April.anno.M.CCCC.ende.lxxxij.doe was die wet van Brugghe vermaect, ende waren als doe Burchmeesters ghemaect, mer Ian van Nyeuwenhoue, ende Ian die vleeschauwere. |
Dat 68ste kapittel. [De 8ste, 13de, 17de en 19de dag van april] Item, toen de eerwaardige prinses overleden en begraven was zo was geordonneerd bij prins Maximiliaan en bij de wet van Brugge dat men te Gent zenden zou eerlijke gedeputeerden. Wat alzo gedaan werd en dat werd van die van Gent zeer in dank genomen en beloofden te Brugge te komen bij de hertog en bij de van Brugge, alzo ze deden. En waren enige van de wet van Gent met de overste deken en de voor schepen en meer ander notabelen die te Brugge kwamen in mooi getal, wel 50 paarden of meer op de 8ste dag van april na Pasen anno 1482 waar ze fatsoenlijk ontvangen werden. En di wet van Ieper was ook te Brugge ontboden die daar ook kwamen met mooie [fol. CC.xxvi.v] staat. En daar was grote raad gehouden hoe dat men het land van Vlaanderen het beste in eer en instaat zou mogen houden. En na vele voorziening daarop geadviseerd zo werd daar besloten en geconcludeerd bij drie leden van het land van Vlaanderen als Gent, Brugge en Ieper als dat ze elkaar getrouw en eendrachtig blijven zouden tot de dood toe. En als teken van waarheid zo bezegelde ze dit elkaar en elk met het zegel van zijn stad. En toen dit gedaan was toen was mijn heer van Dudzele, toe toen burgemeester was van Brugge, ontbonden van zijn eed en alle wethouders dergelijk. En dit was op de 11de dag van april na Pasen op een donderdag, om die zaken mag men wel schrijven dat de wereld geen wiel van avontuur is en keert en draait veelvuldig. Aangezien dat van de tijd dat vrouw Marie overleed tot de tijd dat de jonge hertog Filips het land bezwoer in eigen persoon men vele dingen verschillend veranderen zag aangaande Gent, Brugge, en Ieper, alzo men in het lang hierna nog horen zal. Item, op de 11de dag van april anno 1482 zo was in het schepenhuis van Brugge een mooie maaltijd gehouden, ter eren van die van Gent en die van Ieper. En toen deze maaltijd gedaan was zo gingen de gedeputeerden van Gent bij de prins. En nadat ze verlof genomen hadden trokken ze naar huis en enige gedeputeerden van Brugge trokken met hen en hertog Maximiliaan trok mede naar Gent en vermaakte de wet en de baljuw, schout van Brugge trokken uit de stad Brugge en meer andere diverse personen. Item, om onze heer te bedanken van deze eendracht zo was te Brugge geordonneerd een processie generaal die men droeg te Sint Donaas metten drie relikwiekastjes, te weten Sint Donaas, Sint Basilius en Sint Elooi op de 14de dag van april en was de zondag van Beloken Pasen. Item, op de 17de dag van april anno 1482 toen was meneer Karel van Uitkerke baljuw van de stad Brugge gemaakt en Maertin Lem schout van Brugge. En op de 19de dag van april anno 1482 toen was de wet van Brugge vermaakt en waren als toen burgemeesters gemaakt meneer Ian van Nieuwenhoven en Ian de Vleeshouwer. |
[Item int Iaer van lxxxiij.den.xxiij.sten dach in Sporcle] Item int Iaer van lxxxiij.den.xxiij.sten dach in Sporcle, so was gheraseirt ende te nieten ghedaen het Casteel van mijn heere van Dudzeele, byden consente vanden drie leden tslants vanVlaendren. Ende vp dien seluen tijt so lach die hertoghe vanOostenrijcke in tzwijn ter sluys, wel met hondert ende.L.schepen, vele schaden doende in Casant ende ontrent sint Annen ter Mude, ende namen daer grote menichte van schapen, ende andere vitaelgie ende voerdent al tschepe waert, ende corts daer naer so track die Hertoghe Maximiliaen wech met al sijn schepen. Hoe dye Hertoghe Maximiliaen, trac met machte voor dye stede van Hutrecht, ende hoe hijse wan. VP dit selue iaer so trac die hertoghe Maximiliaen voor die stede van Hutrecht met al sijnen volcke.x.weken lanc, so varre dat si hem vpgheuen moesten, bi ghebreke van vitaelgie ende hi ghecreech dye stede, ende bedwanc hem lieden dat si groote beteringhe doen moesten in amenden van harer rebelheyt Ende sommeghe poorten ende andere plecken waren gheraseirt, ende eeneghe quade waren ghecorrigiert, ende si moesten bouen dien gheuen grote sommen van penninghen. Ende dit was vp den.x.sten dach van Anno.M.iiijc.ende.lxxxiiij. [ Vp den.xvi.dach in Sporcle.Anno.lxxxv.so was die Hertoghe Maximiliaen ghecoren coninck van den Roomschen rijcke] Vp den.xvi.dach in Sporcle.Anno.lxxxv.so was die Hertoghe Maximiliaen ghecoren coninck van den Roomschen rijcke, endewas ghecroont binnen der stede van aken, waer toe dat ghe-[fol. CC.xxvij.r] ordonneirt was een rijckelicke plaetse, daer present waren alle die Coruoorsters, ende sijne edele, daer grote tryumphe ghedaen was vp den seluen tijt. [Item int selue iaer soe quam weder die Coninck vanden Romeynen wel met hondert ende tachtentich schepen] [Item int selue iaer] soe quam weder die Coninck vanden Romeynen wel met hondert ende tachtentich schepen ligghenvoor die stede vander sluys ontrent sint Ians messe, ende sijn volck deden weder groote schade in Cazant, ende ontrent sint Annen ter Mude, ende verbarnden vele schone landshuysen, ende vinghen tvolck, ende roofden vele beesten, ende andere saken. Ende es te wetene dat dese orloge was gheresen ter cause dat die Roomsche Coninck begheerde te sijne voocht ende mombere vansijnen sone, daer eeneghe yeghen waren, want Tlandt als doe gheregiert was byden drye leden tslandts van Vlaendren, ten orbore vanden Hertoghe Phelips, die welcke also doe noch seer ionc was. [Item vp desen seluen tijt so dede mijn heere van Rommont] Item vp desen seluen tijt so dede mijn heere van Rommont, als Capiteyn generael vander zee, met sijnen gheselschepe groote weere, omme tlandt te beschuddene, ende deden daghelicx groote schermutsinghe vp tsconincx volck. Ende si behilden Cazant vp dyen tijt dattet nyet verbarrent en was, maer meest al volck van Cazant vloot met sijnen goede al binnen der stede vander Sluys. Item vp desen tijt ontrent half vastene, so quam mijn here van Rommont in tcleen casteel vander sluys, ghenaemt den thorre van Bourgoengien, die welcke daer in stelde eenen nyeuwen capiteyn, ghenaemt Iaques iaquijnet, een vroom man van wapenen, in die stede van Anthonis van Nieuwenhoue. Ende alle die oude Saudeniers die doe daer in waren, waren huyt ghedaen gaen sonder mesdoen, ende hu stelde daer inne nyeuwe Saudeniers van sijnen volcke, twelcke tlandt van Vlaendren daer naer wel becochte. Item vp desen seluen tijt so was bastaert Commuyn Capiteyn ghemaect van eender cleender Roeybaerge vander Sluys, wel voorsien van engienen ende van volcke, ende voeren daghelicx ter zeewaert inne duer tswarte gat naer Zeelandt. Ende vp eenen tijt quamen si te Vlissinghe aen lant ende vijnghen daer eenen Clays vanden beckene vanden Damme, ende Pieter snellaert van ghendt, ende brochtense gheuanghen ter Sluys, ende waren ghebrocht bi consente van mijn Heere van Rommont in tcleen casteel, ende bleuen daer gheuanghen, daer hem lieden dye Capiteyn vele duechden bewees, ende was achter naer qualick daer of gheloont. |
[Item, int het jaar 1483 de 23ste dag van februari] Item, in het jaar 1483 de 23ste dag van februari zo was geschoren en te niet gedaan het kasteel van mijn heer van Dudzele met toestemming van de drie leden van het land van Vlaanderen. En op diezelfde tijd zo lag de hertog van Oostenrijk in het Zwin ter Sluis wel met 150 schepen en deed veel schade in Cadzand en omtrent Sint Anna ter Muiden en name daar een grote menigte van schapen en ander voedsel en voerde alles te scheep waart en kort daarna zo trok hertog Maximiliaan weg met al zijn schepen. Hoe hertog Maximiliaan met macht trok voor de stad Utrecht en hoe hij het won. In hetzelfde jaar zo trok hertog Maximiliaan voor de stad Utrecht met al zijn volk 19 weken lang, zo ver dat ze zich over moesten geven door gebrek van voedsel en hij kreeg de stad en bedwong hen zodat ze grote verbetering doen moesten als straf voor hun rebellie. En sommige poorten en andere plekken waren geschoten en enige kwaden waren gecorrigeerd en ze moesten bovendien geven grote sommen van penningen. En dit was op de 10de dag anno 1483. [ Op de 16de dag van februari anno 1483 zo was hertog Maximiliaan gekozen koning van het Roomse rijk] Op de 16de dag van februari anno 1485 zo was hertog Maximiliaan gekozen koning van het Roomse rijk en was gekroond binnen de stad Aken waartoe geordonneerd[fol. CC.xxvij.r] was een rijke plaats waar present waren alle keurvorsten en zijn edelen waar grote triomf gedaan was. [Item, in hetzelfde jaar zo kwam weer de koning van de Romeinen wel met 180 schepen] Item, in hetzelfde jaar zo kwam weer de koning van de Romeinen wel met 180 schepen liggen voor de stad ter Sluis omtrent Sint-Jans mis en zijn volk deed weer grote schade in Cadzand en omtrent Sint Anna ter Muiden en verbrandden vele mooie landhuizen en vingen het volk en roofden vele beesten en andere zaken. En het is te weten dat deze oorlog was gerezen ter oorzaak dat de Rooms-koning begeerde te zijn voogd en momboor van zijn zoon waar enigen tegen waren, want het land was toen geregeerd door drie leden van het land van Vlaanderen ten oorbare van hertog Filips die alzo toen nog zeer jong was. [Item, in dezelfde tijd zo deed mijn heer van Romont] Item, in dezelfde tijd zo deed mijn heer van Romont, als kapitein generaal van de zee, met zijn gezelschap groot verweer om het land te behoeden en deed dagelijks grote schermutseling op het volk van de koning. En ze behielden Cadzand op die tijd dat het niet verbrand was, maar meest al volk van Cadzand vlood met hun goed al binnen de stad ter Sluis. Item, op deze tijd omtrent half vasten zo kwam mij n heer van Romont in het kleine kasteel van ter Sluis, genaamd de toren van Bourgondie die daarin stelde een nieuwe kapitein, genaamd Iaques Iaquijnet, een dappere man van wapen, in plaats van Anthonis van Nieuwenhoven. En alle oude soldaten die toen daarin waren werden er uitgedaan zonder misdoen en hij stelde daarin nieuwe soldaten van zijn volk, wat het land van Vlaanderen daarna wel bekocht. Item, in dezelfde tijd zo was bastaard Commuyn kapitein gemaakt van een klein roeischeep van ter Sluis, goed voorzien van machines en van volk en voeren dagelijks zeewaarts door het zwarte gat naar Zeeland. En op een tijd kwamen ze te Vlissingen aan land en vingen daar een Clays vanden Beckene van de Damme en Pieter Snellaert van Gent en brachten ze gevangen ter Sluis en waren gebracht met toestemming van mijn heer van Romont in het kleine kasteel en bleven daar gevangen waar hen de kapitein vele deugden bewees en was achterna slecht van beloond. |
[Item corts daer naer so quam die Roomsche Coninck voor dye stede van Brugghe] [Den dach van sinte Mathijs en den.xxi.sten dach in Maerte] Item corts daer naer so quam die Roomsche Coninck voor dye stede van Brugghe met groter macht van volcke, waer of datter grote menichte waren vanden eerlicsten inde rijcsten vander stede met hem toe waren, die corts daer naer waren onthooft, omme dat si den Roomschen coninck meenden in ghelaten te hebbene, maer hi quam eenen dach te late, metsgaders dat scrickel iaer was, ende den dach van sinte Mathijs. Ende waren doe Burchmeesters vander stede van Brugghe Ian van Ryebeke ende Lodewijck Steylin, ende was doe Schouteeten van Brugghe mer Ian van Nyeuwenhoue.f.Clays. Ende vp desen seluen tijt so waren beede die casteelen vander Sluys wel voorsien van engienen ende van volcke van wapenen, ende waren toe metter stede. Ende corts daer naer so was het schip van Ian van Ryebeke ghenomen vanden schepen vanden Roomschen Coninck. Item vp den.xxi.sten dach in Maerte, doe was ter Sluys onthooft ende ghequarteleirt een Saudenier vanden groten Casteele, ende was een maetsenare, dye welcke een grote somme van penninghen ghehadt soude hebben, midts dat hy een groot gat ghemaect soude hebben inden thorre vanden Casteele neffens den watere, ende soude daer alsoo inne ghelaten hebben des Roomschen Conincx volck. Ende dit quam huyte bi sijns selfs clap in dronckenschepe Nota bene. [fol. CC.xxvij.v] Item binnen deser tijt soe maeckte dye Roomsche coninck groote ghereeschepe, omme met sijnen schepen weder te commene in tzwijn ter Sluys, ende meer schepen dan hy te voren ghehadt hadde. Ende binnen dese middelen tijde, so quam een groote vlote van schepen huyter baeye gheladen met soute endemet wijne. Ende dye vander Sluys trocken huyte met haren schepen, ende metsgaders die Fransoysen die doe ter Sluys laghen namen alle die voorseyde schepen dye daer quamen, ende brochtense ter Sluys binnen. Item in desen seluen tijt namen die van der Sluys groote menichte van visschers wel gheladen, ende vinghen die meesters vanden schepen, ende brochtense ter Sluys, daer si groot rentsoen of hadden. |
Item, kort daarna zo kwam de Roomse Koning voor de stad Brugge] [De dag van Sint Mattheus en de 21ste dag van maart] Item, kort daarna zo kwam de Roomse koning voor de stad Brugge met grote macht van volk waarvan er grote menigte was van de fatsoenlijkst en rijksten van de stad die met hem toe waren die kort daarna onthoofd werden omdat men meende dat de Roomse koning ingelaten zouden hebben, maar hij kwam een dag te laat mits dat het schrikkeljaar was, de dag van Sint Mattheus. En waren toen burgemeesters van de stad Brugge Ian van Riebeke en Lodewijk Steylin en was toen schout van Brugge meneer Ian van Nieuwenhoven f.Clays. En op dezelfde tijd zo waren beide kastelen van ter Sluis goed voorzien van machines en wapenvolk en waren toen met de stad. En kort daarna zo was het schip van Ian van Riebeke genomen van de schepen van de Roomse koning. Item, op de 21ste dag van maart toen was ter Sluis onthoofd en gevierendeeld en soldaat van het grote kasteel en was en metselaar die en grote som van penningen gehad zou hebben mits dat hij een groot gat gemakt zou hebben in de toren van het kasteel neffens het water en zou daarin alzo gelaten het volk van de Roomse koning. En dit kwam uit door zijn eigen klappen in dronkenschap. Nota bene. [fol. CC.xxvij.v] Item, binnen deze tijd zo maakte de Roomse koning groot gereedschap om met zijn schepen weer te komen in het Zwin ter Sluis en meer schepen dan hij tevoren gehad had. En ondertussen zo kwam een grote vloot van schepen uit de baai geladen met zout en met wijn. En die van ter Sluis trokken uit met hun schepen mitsgaders de fransen die tot ter Sluis lagen en namen al die schepen die daar kwamen en brachten ze ter Sluis binnen. Item, in dezelfde tijd namen die van ter Sluis grote menigte van vissers goed geladen en vingen de meesters van de schepen en brachten ze naar ter Sluis waar ze groot losgeld van hadden. |
[Item vp desen seluen tijt in die maent van Meye.Anno.lxxxv.] Item vp desen seluen tijt in die maent van Meye.Anno.lxxxv. soe quam die Roomsche coninck met alle sijnen schepen wedere voor tzwijn ter sluys buyten den gate, waer of dat Phelippe monseur was Capiteyn generael, ende daden grote schade meer dan si van te voren ghedaen hadden, ende sommeghe vanden schepen quamen binnen ligghen. Ende corts daer naer soe quamen eeneghe ghedeputeirde van Brugghe ter Sluys, ende trocken met eenen boote tot den schepe daer die coninc in was. Ende met hem ghesproken hebbende, des anderdaechs vertrack dye Coninck met grooter menichte van sijnen volcke ouere naer Ardenburch, ende van daer te Brugghe. Vp den.xxviij.sten dach vander seluer maent van Meye. Anno.M.CCCC.ende.lxxxv.so was een grote beroerte in tcleen casteel buyten der sluys ghenaemt den thorre van Bourgoengien, onderlinghe onder hem lieden van binnen, soe dat eenen ghenaemt Rogier de Mol, metsgaders Clays vanden beckene, ende Pieter snellaert, die daer gheuanghen waren, metsgaders andere haerlieder medepleghers, hadden alyanchie ghemaect endedroughen ouer een, dat si bedwinghen wilden den capiteyn metsgaders dat si die gheuanghen waren, daghelicx aen hem verstonden datmense in Vranckerijcke voeren soude, ende midts dat hi daghelicx conuersacie maecte metten fransoysen, so dat si lieden vp den dach voorseyde, snuchtens ontrent den.viij.hueren, ende midts datter vele vanden Saudeniers in die stede als doe waren, ende sommege ander noch sliepen, so ghinghen si terstont in die camere vanden Capiteyn wel voorsien, ende Pieter snellaert ghecreech sijn boeyen of, maer Clays vanden beckene niet, ende sloughen hant aen den voorseyde capiteyn, ende aen eenen die by hem was. Ende die Capiteyn stelde hem clouckelick ter weere, soe dat hy den voorseyde Rogier de mol bycans sijn eene hant of slouch, midts den welcken dandere perplex waren, ende die Capiteyn met eeneghe vanden sijnen ontschoot hem lieden tot vp die fortresse bouen, twelck si clouckelick hilden, so datmen bouen nyet gheraken en conste, ende hy riep om hulpe ende bystant van dyen vanden grooten casteele, ende die beneden waren die warenin groter tribulacie deen yeghen dandere. Ende ontrent den.ix.hueren voor die noene, so wordent die vander stede gheware. Ende dye beneden waren staken ten diueerschen veynsteren ende gaten huyte groote pertsen met root saey endewit lijnwaet, als bannieren, omme sercours te hebbene vansconincx volc dat in die schepen lach, maer si en hadden gheen verstant van dien. Ende als doe was capiteyn vander Sluys Boudin Heyndricx, ende corts daer naer Ian Heyndricx sijn broedere. Ende terstont so quamen die vander Sluys metsgaders den duytschen dier laghen ouere met booten, met groten hameren, ende andere gheweere. Ende die duytschen haelden booten ouere tot int watere vanden casteele, ende namen groote leederen endesloughen met hameren diueersche yseren ende traelgien in stickene, dye in sommeghe veynsteren stonden, ende clommen also binnen in tcasteel, want men mochte hemlieden niet ghedoen, metsgaders dat die van bouen met hemlieden waren. Ende binnen sijnde, soe smeten si diueersche dueren opene, so dat si gherochten byden capiteyn, die welcke hem lieden bewees dye prince-[fol. CC.xxviij.r] paelste vpsetters waren, so dat si te gader neder quamen, ende versloughen sonder eenich ontfaermen Rogier de Mol, ende Maertin vaer die busschietere, ende noch vijf visschers van Heys ende van Blanckeberghe eerbaer gheuanghen mannen, die daer onnooselick aen haerlieder doot quamen. Ende daer was oock doot gheschoten een Ionchere vanden duytschen, ende Clays van beckene was seere ghequetst in sijnen hals, soe dat hi corts daer naer vander seluer quetsuere starf binnen der stede vander Sluys. Ende daer waren gheuanghen Clays vanden beckene voorseyt, Pieter snellaert van Ghendt, ende Iacob van Malen, dye daer te voren Casteleyn vanden voorseyde Casteele gheweist hadde, ende sijn goed was al gheconfisqueirt, ende wijf ende kijnderen warende huyt ghestelt, ende mede gheleet ter Sluys in dye vanghenesse. Ende aldus ghecreghen die vander Sluys het casteel metsgaders den duytschen. Item vp desen seluen tijt absenteirden ende hem vertrockenhuyt der stede van Brugghe diueersche persoonen, vanden welcken personen twee Typre gheuanghen waren ende ghebrocht binnen der stede van Brugghe, ende corts daer naer so was ooc gheuanghen den Clerck vanden bloede, dye welcke drye persoonen waren corts daer naer alle drie onthooft vp dye marckt vp een schauot. Twelc was ghedaen huyter name vanden Roomschen coninck.etc. |
[Item, op dezelfde tijd in de maand mei anno 1485.] Item, op dezelfde tijd in de maand mei anno 1485 zo kwam de Roomse koning met al zijn schepen weer voor het Zwin bij ter Sluis buiten het gat waarvan dat Filips Monsieur kapitein-generaal was en deed grote schade meer dan ze van tevoren gedaan hadden en sommige van de schepen kwamen binnen liggen. En kort daarna zo kwamen enige gedeputeerden van Brugge ter Sluis en trokken met een boot tot het schip daar de koning in was. En toen ze met hen gesproken hadden vertrok de koning de volgende dag met een grote menigte van zijn volk naar Aardenburg en vandaar te Brugge. Op de 28ste dag van dezelfde maand mei. Anno 1485 zo was een grote beroerte in het kleine kasteel buiten ter Sluis genaamd de toren van Bourgondië onderling van hen binnen zodat er een genaamd Rogier de Mol, mitsgaders Clays vanden Beckene en Pieter Snellaert die daar gevangen ware mitsgaders anderen van hun medeplegers hadden alliantie gemaakt en kwamen overeen dat ze de kapitein bedwingen wilden mitsgaders dat ze gevangen waren en dagelijks van hem verstonden dat men ze in Frankrijk voeren zou en mits dat hij dagelijks conversatie maakte met de Fransen zodat ze op die dag ճ morgens omtrent 8 uur en mits dat er veel soldaten toen in de stad waren en sommige anderen noch sliepen zo gingen ze terstond in de kamer van de kapitein goed voorzien en Pieter Snellaert kreeg zijn boeien af, maar Clays vanden Beckene niet, en sloegen de hand aan de kapitein en aan een die bij hem was. En de kapitein stelde zich kloek te verweer zodat hij die Rogier de Mol bijna zijn ene hand afsloeg mits de anderen perplex waren en de kapitein met enige van de zijnen ontkwam hen tot op het fort boven, wat ze kloek hielden zodat men ze boven niet raken konden en hij riep om hulp en bijstand van die van het grote kasteel en die beneden waren die waren in groter tribulatie, de ene tegen de andere. En omtrent 9 uur voor de noen zo werden die van de stad het gewaar. En die beneden waren staken te diverse vensters en gaten uit grote stangen met rood doek en wit lijnwaad als banieren om hulp te hebben van het volk van de koning dat in die schepen lag, maar die begrepen het niet. En als toen was kapitein van ter Sluis Boudin Heyndricx en kort daarna Ian Heyndricx, zijn broeder. En terstond zo kwamen die van Ter Sluis mitsgaders de Duitsers die er lagen over met boten, met grote hamers en ander geweer. En de Duitsers haalden boten over tot in het water van het kasteel en namen grote ladders en sloegen met hamers diverse ijzeren en tralies in stukken die in sommige vensters stonden en klommen alzo binnen het kasteel want men mocht hen niets doen, mitsgaders dat die van boven met hen waren. En toen ze binnen waren zo smeten ze diverse deuren open zodat ze bij de kapitein kwamen die hen de belangrijkste [fol. CC.xxviij.r] aanstichters waren zodat ze tezamen neer kwamen en versloegen zonder enig ontfermen Rogier de Mol en Maertin Vaer, de busschieter, en noch vijf vissers van Heys en van Blankenberge, eerbare gevangen mannen die daar onschuldige aan hun dood kwamen. En daar was ook dood geschoten een jonkheer van de Duitsers en Clays van Beckene was zeer gekwetst in zijn hals zodat hij kort daarna van die kwetsing stierf binnen de stad ter Sluis. En daar waren gevangen Clays vanden Beckene, Pieter Snellaert van Gent, en Jacob van Malen die daar tevoren kastelein van dat kasteel geweest was en zijn goed was geheel geconfisqueerd en wijf en kinderen waren er uitgezet en mede geleid ter Sluis in de gevangenis. En aldus kregen die van ter Sluis het kasteel mitsgaders de Duitsers. Item, op dezelfde tijd absenteerden en vertrokken uit de stad Brugge diverse personen waarvan er twee te Ieper gevangen waren en gebracht binnen der stad Brugge en kort daarna zo was ook gevangen de klerk van het bloed en die drie personen werden kort daarna allen onthoofd op de markt op een schavot. Wat was gedaan uit de naam van de Roomse koning, etc. |
[Item vp den.xxiij.sten dach in Wedemaent] Item vp den.xxiij.sten dach in Wedemaent, so quam die Roomsche Coninck binnen der stede van Brugghe, met alle sijnen gheselschepe, ende den paeys wiert ghemaect, ende hy vergaft al van dat te voren gheschiet was, sonder thien persoonen, dye welcke buyten den voorseyden paeyse ghesloten waren. Item een lettel tijts hier te voren so was verbarrent van dye vander Sluys een schoon nyeu huys, twelcke die van Brugghe hadden ghedaen maken, omme die van der Mude daer inne recht ende wet te doene naer doude costumen. [Den laetsten dach van Wedemaent] Item vp den laetsten dach van Wedemaent, so was die Wet van Brugghe vermaect byden Commissaresen vanden Roomschen Coninck. Ende waren doe Burchmeesters ghemaect vander stede van Brugghe mer Ioos van Vassenare, ende mer Ioos van Haelwijn. Ende mer Pieter lanchals was doe ghemaeckt Schouteetene vander stede van Brugghe, ende alle dye Dekenenwaren vereedt huyter name vanden Roomschen Coninck, ende bleuen aene tot Septembre.Anno.lxxxvi.daer naer eerst commende. Item in dye selue maent van Wedemaent voorseyde, so quam mer Phelips van Rauesteyn van achtere, in tgroote Casteelt ter Sluys, met groter menichte van volcke, ende hy dede ruymen alle dye duytschen die in tcasteel waren, ende ooc int tcleen casteel, ende ooc alle die duytschen die binnen der Sluys waren, ende dye fransoysen vloden oock heymelick wech, maer die schepen bleuen binnen der Sluys, ende men sochte allomme die Fransoysen, ende dye sommeghe waren gheuanghen. Ende terstont quam die bastaert de Baenst, metsgaders meer andere, ende dede ontslaen alle die gheuanghen die laghen gheuanghenvan des Roomschen Conincx weghe. Te wetene die van sijne querele waren. Ende Phelips monseur stelde alle saken in ordonnancie, eer dat hi van daer track, ende die van der Sluys bleuen met paeyse. Item corts daer naer vertrac die Roomsche coninck huyter stede van Brugge met al sijnen gheselschepe te ghendt waert, daer hi eerlick ontfanghen was. Ende terstont gheschiede een groote beroerte binnen der stede van ghendt van twee partyen vp dye veebrugghe, maer het was ghepaeyseirt byder wet, ende dupstelders van dien waren onthooft. |
[Item, op de 23ste dag van juni] Item, op de 23ste dag van juni zo kwam de Roomse koning binnen de stad Brugge met al zijn gezelschap en de vrede werd gemaakt en hij vergaf alles dat tevoren geschied was, uitgezonderd 10 personen die buiten die vrede gesloten waren. Item, een tijdje hier tevoren zo verbrandde die van ter Sluis een mooi nieuw huis wat die van Brugge hadden laten om de van ter Muiden daarin recht en wet te doen naar oud gebruik. [De laatste dag van juni] Item, op de laatste dag van juni zo was de wet van Brugge vermaakt door commissarissen van de Roomse koning. En waren toen burgemeesters gemakt van de stad Brugge meneer Ioos van Varsenare en meneer Joos van Halewijn. En meneer Pieter Lanchals was toen schout gemaakt van de stad Brugge en alle dekens en waren bedigd uit de naam van de Roomse koning en bleven aan tot september anno 1487 daarop volgende. Item, in dezelfde maand juni zo kwam meneer Filips van Ravestein van achteren in het grote kasteel ter Sluis met een grote menigte van volk en liet alle Duitsers ruimen die in het kasteel waren en ook in het kleine kasteel en ook alle Duitsers die binnen ter Sluis lagen en de Fransen vlogen ook heimelijk weg, maar de schepen bleven binnen ter Sluis en men zocht alom de Fransen en sommigen werden gevangen. En terstond kwam de bastaard de Baenst, mitsgaders meer andere en liet ontslaan allen die gevangen lagen vanwege de Roomse koning. Te weten die van zijn dienst waren. En Filips Monsieur stelde alle zaken in ordonnantie eer hij vandaar trok en die van ter Sluis bleven met vrede. Item, kort daarna vertrok de Roomse koning uit de stad Brugge met al zijn gezelschap naar Gent waar hij fatsoenlijk werd ontvangen. En terstond geschiedde een grote beroerte binnen de stad Gent van twee partijen op de Veebrug, maar het was door de wet bevredigd en de aanstichters ervan werden onthoofd. |
Hoe dye Hertoghe Maximiliaen, beswoer als Rooms Coninck, Tlandt van Vlaendren, als Monboor van sijnen sone, den Hertoghe Phelips van Bourgoengien, erfachtich Graue van Vlaendren. [fol. CC.xxviij.v] ITem vp den seluen tijt in Wedemaent.lxxxv.so beswoer hertoghe Maximiliaen als Roomsch coninc tlant van Vlaendren, als momboor van sijnen sone den hertoghe Phelips, erfachtich graue van Vlaendren, welcken sone hem daer eerlicke ghepresenteirt was, te sijnen blijden in commene. Ende dit wet van Ghendt was ooc vermaect byden Commissaresen vanden Roomschen coninck. [Den.xxix.sten dach van Wedemaent] Item vp den.xxix.sten dach van Wedemaent, int selue iaer vertrack die Roomsche coninc huyt ghendt vp die noene, endevoerde sijnen sone met hem den ionghen hertoghe Phelips in eenen waghene, ende trocken naer Bruessele, daer si eerlicken ontfanghen waren. Ende hi stelde daer ooc alle saken in paeyse ende in goeder ordonnancie, ende die wet was daer ooc vernyeut, ende dye malefactuers waren ghecorrigiert. Item corts daer naer track hi met sijnen sone naer Mechelen, ende met alle sijnen state daer hy oock eerlicken ontfanghen was. Ende daer bleef hy seer langhen tijt, sonder in Vlaendren te commene, so men hier naer wel hooren sal. |
Hoe hertog Maximiliaan bezwoer als Rooms-koning het land van Vlaanderen als voogd van zijn zoon, hertog Filips van Bourgondië, erfachtige graaf van Vlaanderen. [fol. CC.xxviij.v] Item, op dezelfde tijd in juni 1485 zo bezwoer hertog Maximiliaan als Roomse koning het land van Vlaanderen als voogd van zijn zoon, hertog Filips, erfachtige graaf van Vlaanderen, en die zoon werd daar fatsoenlijk gepresenteerd bij zijn blijde inkomst. En de wet van Gent was ook vermaakt door commissaris van de Roomse koning. [De 29ste dag van juni] Item, op de 29ste dag van juni in hetzelfde jaar vertrok de Roomse koning uit Gent met de noen en voerde zijn zoon met hem, de jonge hertog Filips, in een wagen en trokken naar Brussel waar ze fatsoenlijk ontvangen waren. En hij stelde daar ook alle zaken in vrede en goede ordonnantie en de wet was daar ook vernieuwd en de kwaaddoeners gecorrigeerd. Item, kort daarna vertrok hij met zijn zoon naar Mechelen en met zijn hele staat waar hij ook fatsoenlijk ontvangen werd. En daar bleef hij een zeer lange tijd zonder in Vlaanderen te komen zo men hierna horen zal. |
[Den.xxix.sten dach in Ougst] Item int iaer van.lxxxvi.up den.xxix.sten dach in Ougst, so quamdie Keyser Frederic van Roome, vader vanden Roomschen coninck binnen der stede van Brugghe met schoonen state, daer hi rijckelick ende eerlick ontfanghen was, ende sadt in eenen osbare, want hi een seere oudt onuermueghen man was. Ende in sijn incomste was groote triumphe ende chierheyt ghedaen binnen der stede van Brugghe. Eerst so was die cruyspoorte al behangen met rooden laken, verchiert met diueersche schilderye, ende sijn sone dye Roomsche coninc quam met hem inne, rijdende neffens sijnen osbare, met schonen state Ende die Baliu ende die Schouteetene, ende dye gheheele wet van Brugghe waren alle ghecleet met rooden lakene van damast, ende met rijckelicke clocken vanden seluen gheuoert, [fol. CC.xxix.r] al met swarte tafta. Ende alle dye nacien reden yeghens hem, al meest met sijden abijten van diueerschen colueren, ende elcke nacie hadde een huys in die hoochstrate verchiert, elc om rijckelicst behanghen met lakene, ende verchiert met diueerscher schilderye, ende voor elc huys grote menichte van barnende toortsen. Ende sonderlinghe die oosterlinghen waren alle te peerde in groter menichte, alle ghecleet met rooden lakene, endehadden ooc een huys vp die marct, seere rijckelick behangen met rooden lakene, ende verwapent metter wapene vanden keysere ende vanden coruoosters, maer des keysers wapene stont seer chierlic inden middele, ende hadden ooc voor haerlieder huys grote menichte van barnende toortsen. Ende alle dye hooftmannen ende Dekens waren alle nyeu ghecleet in rooden abijten, hebbende aen den slijnckeren aerm eenen minneknop van ghewrochten coordekins van sijden, ter eere endeweerdicheyt vander blijder incomste van den keyser voorseyde. Ende vander poorte totten houe toe, so waren alle die huysen aen beeden sijden vanden straten behanghen met lakene ende met tapijtserye, ende vele huysen verchiert met lichte van barnende toortsen Ende waren ghetoocht te diueersche houcken vanden straten vele schoone ende rijckelicke stomme personaedgien vandiueerschen ende vreimde hystorien seere schoone gheordonneirt. Ende alle die peerden dye yeghen den keyser ghereden waren, bleuen staende vanden houcke vander Vlamincstrate aen beede die sijden vander marct tot dat die Keyser met al sijnen gheselschepe gheleden was. Ende eeneghe vanden wethouders met eenen Pensionaris waren hem verbeydende in thof, al ghecleet sijnde met root laken van damast als voren, daer voor hem een schoon Relaes ghedaen was, endeseer eerlicke was ontfanghen. Ende sauents waren binnen Brugghe vele schoone vieren ghemaect, ende vele ghenouchten bedreuen van danssinghen, ende van andere saken, te sijnder blijder incomste. Ende dyt es al in tcorte ghestelt alsoot gheschiede. Item corts hier naer wasser een gheuanghen, die welcke hemlange gheabsenteirt hadde ten Iacopijnen ende elders, ende hadde gheweist langhe tijt sonder eten ende sonder drincken, want hem neyement logieren noch herberghen en wilde, metsgaders dat hy was een vanden.x.peroonen dye buyten den paeyse ghesloten waren, so dat hi ten sijne gheuanghen wiert als voorseyde es, ende vp den steen gheleet, daer hi een wijle tijts lach Ende daer naer so was hi te Brugge vp dye marct onthooft, ende oock den clerck vanden bloede, ende sommeghe andere die vanden.x.peroonen waren die buyten den paeyse ghesloten waren, daer hier voren of gheroert es. Ende dese iusticie was ghedaen vp dye marckt als voorseyde es, in die presencie vande ghecommitteirden vanden Prinche. Item es de wetene naer desen tijt dat die van Ghendt ne waren niet seer wel in die gracie vanden Roomschen coninc, ende hi was vele meer te Brugghe dan te Ghendt.etc. Ende aldus stont een wijle tijts, maer den ionghen Hertoghe Phelips met sijnen state bleef altijts te Mechelen, ende alle die meeste menichte vanden heeren hielden hem altijt in Brabandt. Ende men dede wet in alle dye steden van Vlaendren, huyter name vanden coninck vandenRomeynen, als voocht ende momboor van sijnen sone den ionghen hertoghe Phelips, onsen natuerlicken ende erfachteghen Prinche. Ende dit was al int iaer van.M.CCCC.ende.lxxxvij. |
[De 29ste dag van augustus] Item, in het jaar 1486 op de 29ste dag van augustus zo kwam keizer Frederik van Rome, vader van de Roomse koning, binnen de stad Brugge met mooie staat waar hij rijk en fatsoenlijk ontvangen was en zat in een draagkoets want hij was een zeer oude en onvermogende man. En in zijn inkomst was grote triomf en sierlijkheid gedaan binnen de stad Brugge. Eerst zo was de Kruispoort geheel behangen met rood laken, versierd met diverse schilderijen en zijn zoon de Roomse koning kwam met hem in en reed neffens zijn draagkoets met mooie staat. En de baljuw en de schout en de gehele wet van Brugge waren allen gekleed met rood laken van damast en met rijke klokken van hetzelfde gevoerd [fol. CC.xxix.r] al met zwart taf. En alle naties reden naar hem, al meest met zijden habijten van diversen kleuren en elke natie had een huis in de Hoogstraat versierd en elk om het rijkst behangen met laken en versierd met diverse schilderijen en voor elk huis een grote menigte van brandende toortsen. En vooral de oosterlingen waren alle te paard in grote menigte, allen gekleed met rood laken en hadden ook een huis op ie markt, zeer rijk behangen met rood laken en gewapend met het wapen van de keizer en van de keurvorsten, maar het wapen van de keizer stond zeer dierlijk in het midden en hadden ook voor hun huis grote menigte van brandende toortsen. En alle hoofdmannen en dekens waren allen nieuw gekleed in rode habijten, en hadden aan de linkerarm een minneknop van gewrochte koordjes van zijde ter eer en waardigheid van de blijde inkomst van de keizer. En van de poort tot de hof toe zo waren alle huizen aan beide zijden van de straten behangen met laken en met tapijten en vele huizen versierd met licht van brandende toortsen En waren getoond te diverse hoeken van de straten vele mooie en rijke stomme personages van diverse en vreemde histories, zeer mooi geordonneerd. En alle paarden die tegen de keizer gereden waren bleven staan op de hoek van de Vlamingstraat aan beide zijden van de markt tot dat de keizer met al zijn gezelschap voorbij was. En enige van de wethouders met een pensionaris wachtten op hem in de hof, allen gekleed met rood laken van damast zoals voor waar voor hem een mooi relaas gedaan was en zeer fatsoenlijke was ontvangen. En ‘s avonds waren binnen Brugge vele mooie vuren gemaakt en vele genoegens bedreven van dansen, zingen en van andere zaken vanwege zijn blijde inkomst. En dit is alles in het kort gesteld alzo het geschiedde. Item, korts hierna was er een gevangen die zich lang geabsenteerd had te Jakobijnen en elders en was geweest lange tijd zonder eten en zonder drinken, want hem wilde niemand logeren nog herbergen, mitsgaders dat hij was een van de 10 personen die buiten den vrede gesloten waren, zodat hij en de zijnen gevangen werden en op de steen gelegd waar hij een tijdje lag. En daarna zo was hij te Brugge op de markt onthoofd en ook de klerk van het bloed en sommige anderen van die 10 personen die buiten den vrede gesloten waren. En deze justitie was gedaan op de markt in de presentie van de gecommitteerden van de prins. Item, het is te weten dat na deze tijd die van Gent waren nee niet zeer goed in de gratie van de Roomse koning en hij was veel meer te Brugge dan te Gent, etc. En aldus stond het een tijdje, maar de jonge hertog Filips met zijn staat bleef altijd te Mechelen en alle meeste menigte van de heren hielden zich altijd op in Brabant. En men deed wet in alle steden van Vlaanderen uit naam van de koning van de Romeinen als voogd en momboor van zijn zoon de jonge hertog Filips, onze natuurlijke en erfachtige prins. En dit was alles in het jaar 1487. |
[Item corts hier naer int beghintsel vander maent van Lauwe Anno.lxxxvij.] Item corts hier naer int beghintsel vander maent van Lauwe Anno.lxxxvij. soe ghebuerdet den Roomschen coninc te Brugghe sijnde, datter quamen grote menichte van heynewiers, volc van wapenen ontrent der stede van Brugghe, ende waren ghedaen commen by eeneghe die huyter stede van Brugghe waren die welcke den Roomschen coninck gheerne inne ghelaten hadden. Ende sijn volck stont al ghereet te peerde, omme darwaert te rijdene, ende daer reeter een deel huyte, maer si en consten niet weder in gheraken, waer omme den coninck voorseyde niet wel te vreden en was.Ende vp desen tijt was Balyu van Brugge mer Roelant van huytkercke, ende mer Pieter lanchals was Schouteetene van Brugghe.etc. Ende van tghene [fol. CC.xxix.v] dat hier naer ghebuerde binnen Brugghe ende in meer andere plaetsen binnen Vlaendren, dat vindt ghi hier naer, beghinnende aen dander sijde, aengaende vanden Iare.M.CCCC.ende.lxxxvij.ende also achteruolghende.etc. |
[Item, kort hierna in het begin van de maand januari anno 1487] Item, kort hierna in het begin van de maand januari anno 1487 zo gebeurde het dat de Roomse koning die te Brugge was dat er een grote menige kwam uit Henegouwen, wapenvolk, omtrent de stad Brugge en waren laten komen door enige die uit de stad Brugge waren die de Roomse koning graag binnen gelaten hadden. En zijn volk stond geheel gereed te paard om derwaarts te rijden en er reed een deel uit maar ze konden er niet weer inkomen waarom de koning niet goed tevreden was. En op deze tijd was baljuw van Brugge meneer Roelant van Uitkerke en meneer Pieter Lanchals was schout van Brugge, etc. En van hetgeen [fol. CC.xxix.v] dat hierna gebeurde binnen Brugge en in meer andere plaatsen binnen Vlaanderen dat vindt ge hierna en begint aan de andere zijde aangaande het jaar 1487 alzo achtervolgende, etc. |
[Den laetsten dach van Lauwe en den eersten dach vanSporcle] Item binnen der seluer nacht, ende was den laetsten dach vanLauwe, so waren dye wakers van alle dye poorten vander stede seere beroert, ende sonderlinghe dye van der Ghendt poorte, ende van sinte Kathelijne poorte, ende souden omme den Deken van den temmerlieden, te wetene Mattheeus Denijs, die welcke dattet seer lanck maecte, maer ommer hi moeste bi hem lieden commen. Ende es te wetene dat inden seluen voorauent die Roomsche Coninck, selue in persoone was ter poorte, omme tvoorseyde volc van wapenen inne te latene als voorseyde es, ende was tot binnen der eerster poorte. Ende die wakers die seyden yeghens den coninc voorseyde, here hu sal ghelieuen binnen te commene, want wi willen die poorte toe sluyten. Ende doe quam dye coninc voorseyde binnen, ende also saen als hi binnen der poorte was, so lieten si tschofhec nedere, omme twelcke dye coninc niet wel te vreden en was, maer reedt also weder naer sijn hof, daer hi binnen den seluen auende by hemontboot den Scoutheetene mer Pieter lanchals, ende meer andere.etc. Ende des ander daechs, twelc was den eersten dach van Sporcle vp onser vrauwen auent Lichtmesse, so was die coninck voorseyde smorghens voor den.v.hueren inden burch, met alle sijnen volcke dat hi in die stede hadde, wel voorsien ende gheharnascht, ende bi hem was den Schouteetene ende meer andere vander wet. Ende dye Schouteetene hadde ooc ontbodenden Dekens vanden vier neeringhen, omme bi hem te commene, die welcke som quamen, ende vraechden den Scouteetene mer Pieter lanchals, waer omme dat si daer ontboden waren. die welcke hem lieden antwoorde seggende, men salt hu wel varijnc segghen. Dye welcke Dekens quade suspicie hadden, midts dat si den coninc voorseyde, ende al sijn volc dus saghen ghewapent ende voorsien, ende absenteirden hem huyter burch gaende bi hueren volcke, die welcke alle meest vp huerlieder Ambochts huysen vergadert waren, omme die maniere die si tsauents te voren ghesien hadden vanden Heynewiers ende volc vanorloghen dat men in laten wilde. Ende binnen der tijt dat si dus in den burch stonden, so maecten dye duytschen een slecke, stellende hem lieden in ordonnancie int ronde, ende also ten eynde commende, riepen stae stae, twelc eeneghe van der stede qualic verstonden, midts dat si veruaert waren, segghende datmer riep slae slae, ende worden by dien loopende huyter burch, so dat in allen straten een gheruchte quam datment indenburch al doot slouch, twelc so nochtans niet en was. Ende binnender seluere voornoene so quamen alle die ambochten ter marct met hueren standaerden ende pingioenen, twelcke was wel grotelick tot huerer qualicvaert. Ende dit was vp onser vrauwen auent Lichtmesse.Anno.lxxxvij Ende waren doe Burchmeesters van Brugghe, Ian van Nyeuwenhoue, ende meester Ioris baert. Ende aldus ghecommen sijnde ter marct, twelc was ontrent den.xi.hueren voorder noene, terstont so stelden si alle die stallen ende die vischbancken in alle die houcken vander marct, tot dat die marct al gheheel of ghesloten was, ende dit was ontrent den.xi.ende.xij.hueren. Ende stonden daer te wetene die.xvij.neeringhen tot den twee huren daer dye noene, eer datter yement by hem lieden quam. Ende deerste die hem liedenvolchde, twas tlet vander naelde, daer naer die smet, ende doen volchden die vier neeringhen, ende corts daer naer den backere, ende den vleeschauwere, ende tleir, ende dye makelare, die volchden met haren tenten ende pauwelioenen, ende so deden oock alle dandere Ambachten. End corts daer naer soe quamen oock alle die vrylaten met haren pingioenen, ende soe deden oock alle dye hooftmannen vanden.vi.sesten deelen, metter poorterye. Ende daer gheweist hebbende een langhe poose, doe soe quamen ghedeputeirde heeren ende ooc sommeghe cooplieden, biddende den commuyne als doe ter marct ghecommen sijnde, ende die coninc deit hem lieden bidden dat si weder vander marckt souden willen gaen, hi soude hem lieden vergheuen alle tghene datter ghebuert was, ofte wat sy mesdaen hadden [fol. CC.xxx.r] yeghens hem of sijnen sone den hertoghe Phelips, maer het commuyn dochte dat die coninc meer mesdaen hadde te gheloouene sijnen quaden Raet dan si deden, want sy niet en begheerden dan tweluaren van harer stede ende vanden lande van Vlaendren, ten profijte van haren natuerlicken here den hertoghe Phelips, die god beware in siele ende in lijue. |
[De laatste dag van januari en de eersten dag van februari] Item, binnen dezelfde nacht en dat was de laatste dag van januari, zo waren de bewakers van alle poorten van de stad zeer bewogen en vooral die van de Gent poort en van Sint Kathelijn poort en zouden om de deken van de timmerlieden, te weten; Mattheeus Denijs, die dat het zeer lang makte maar immer moest hij bij hem komen. En het is te weten dat in dezelfde vooravond de Roomse koning zelf in persoon was ter poort om dat wapenvolk in te laten en was tot binnen de eerste poort. En de wakers die zeiden tegen de koning; ԍ heer u zal gelieven binnen te komen want we willen de poort sluiten. En toen kwam de koning binnen en alzo gauw als hij binnen de poort was zo lieten ze het schuifhek neer, waarom de koning niet goed tevreden was, maar reedt alzo weer naar zijn hof waar hij binnen dezelfde avond ontbood de schout meneer Pieter Lanchals en meer andere, etc. En de volgende dag en dat was de eerste dag van februari op onze Vrouwe avond Lichtmis zo was die koning ճ morgens voor 5 uur in de burcht met al zijn volk die hij in de stad had, goed voorzien en geharnast en bij hem was de schout en meer andere van de wet. En de schout had ook ontboden de dekens van de vier neringen om bij hem te komen, sommigen kwamen en vroegen de schout meneer Pieter Lanchals waarom dat ze daar ontboden waren. Die hen antwoordde en zei; Ԡmen zal het u wel snel zeggenծ Die deken hadden kwaad vermoeden mist dat ze de koning en al zijn volk aldus gewapend zagen en absenteerden zich en gingen uit de burcht naar hun volk die allen meest uit hun ambacht huizen verzameld waren om de manier die ze ճ avonds tevoren gezien hadden van de Henegouwers en oorlogsvolk dat men in laten wilde. En binnen de tijd dat ze dus in de burcht stonden zo maakten de Duitsers een slak en stelden zich in ordonnantie int ronde en kwamen alzo ten einde en riepen; ‘sta, sta,’ wat enige van de stad kwalijk verstonden, mits dat ze bang waren en zeiden dat men riep; sla, sla, en begonnen daardoor uit de burcht te lopen zodat in alle straten een gerucht kwam dat men in de burcht alles dood sloeg, wat zo nochtans niet was. En binnen dezelfde voornoen zo kwamen alle ambachten ter markt met hun standaarden en vaandels, wat was wel zeer tot hun kwalijke vaart. En dit was op onze Vrouwe avond Lichtmis anno 1487. En waren toen burgemeesters van Brugge, Ian van Nieuwenhoven en meester Ioris Baert. En aldus kwamen ze ter markt wat was omtrent 11 uur voor de noen en terstond zo stelden ze alle stallen en de visbanken in alle hoeken van de markt totdat de markt al geheel afgesloten was en dit was omtrent het 11de en 12de uur. En stonden daar te weten; de 17 neringen tot twee uur na de noen eer dat er iemand bij hem kwam. En de eerste die hen volgde was de lid van de naalden en daarna de smid en volden volgden de vier neringen en kort daarna de bakker en de vleeshouwer en het leer en de makelaar die volgden met hun tenten en paviljoenen en zo deden ook alle andere ambachten. En kort daarna zo kwamen ook de vrijen met hun vaandels en zo deden ook alle hoofdmannen van de 6 zesde delen met de poorterij. En toen ze daar een lange poos geweest waren toen zo kwamen gedeputeerden heren en ook sommige kooplieden en baden de gemeente die toen ter markt gekomen waren en de koning liet hen bidden dat ze weer van de markt zouden willen gaan, hij zou hen vergeven al hetgeen dat er gebeurd was of wat ze misdaan hadden [fol. CC.xxx.r] tegen hem of zijn zoon hertog Filips, maar de gemeente dacht dat de koning meer misdaan had te geloven zijn kwade raad dan zij deden, want ze begeerden niet dan het welvaren van hun stad en het land van Vlaanderen ten profijt van hun natuurlijke heer hertog Filips, die God bewaard in ziel en lijf. |
[Den.ij.sten en den derden dach van Sporcle] Item volghende desen, bleuen ter marct staende verwachtende den wille vanden coninck, maer hi vant in sijnen Raet dat hi ter marct nyet en quam. Ende vp den.ij.sten dach van Sporcle maecte tcommuyn haren Capiteyn vander stede mijn here vanHuytkercke, die welcke eedt dede huyter name vanden Roomschen coninc, als voocht ende momboor van onsen gheduchten heere ende prinche den hertoghe Phelips, daer in tvolc seer qualic te vreden was, ende deden hem weder vereeden den derden dach van Sporcle ende was vp dien dach ghemaect Scouteeten van Brugghe mijn here Pieter metteneye, ende dede ooc den seluen eedt als den Capiteyn, te wetene huyter name van onsen natuerlicken heere den hertoghe Phelips. Ende vp desen seluen dach naer dye noene, soe dedemen een ghebodt, so wie dat den Scouteeten die gheweist was voor die date van desen, wiste te vindene ofte te wijsene waer dat hi ware, die soude hebben.L.pont groot, ende ooc die water graue, ende die stede houder van den voorseyde Scouteeten, waren beede ghestelt elc vp.L.libra groten, die welcke twee ter stont gheuonden warenende gheuanghen, ende die derde ontquam by nachte ouer die veste, ende die clerc vanden Scouteeten voorseyde, was ooc wech gheholpen, die welcke waren ooc ghestelt vp.xxv.libra groot, het welcke die quade voortstelden omme dat si ghelt ghecrijghen souden. [Den.x.sten dach van Sporcle.lxxxvij] Item es te wetene also saen als tcommuyn van Brugghe aldus ter marct ghecommen was, so screuen si aen die van Ghendt om hulpe ende bystandichede, ende om alianchie te makene met malcanderen, so dat dye van Ghendt screuen om saufconduyt, alsoo sy ons ghegheuen hadden omme te commene met xl.peerden metten ghedeputeirden, twelc hem lieden minlic gheconsenteirt was, maer die van Ghendt veruoorderden hem te commene wel voorsien met acht hondert mannen, ende waren commen tot Spermaelgen buyten Brugghe, daer si groote rudichede daden. Ende dit hoorende, men wildese niet inne laten, dan nader manieren vanden gheconsenteirden saufconduyte, ende daden hare excusacie dat sijse niet ghedwinghen en consten. Maer die mare ghinc ghenouch also, hadden sy connen in Brugghe gheraken, dat si die stede van Brugghe gherooft souden hebben, also si wel eer ghedaen hadden tanderen tijden, maer die notable baden dye van Brugghe dat si te vreden wilden sijn, si souden pijnen haer onghehoorsaem volc weder thuys te leedene, also si ooc deden, ende quamen des ander daechs metten gheconsenteirden saufconduyte als voren, ende bleuen delaygierende te Spermaelgen tot dat hem lieden die van Brugghe seynden souden twee mannen in ostaegien voor die ghedeputeirde dye binnen commen souden. Te wetene mijn here dye president ende meester Ioris baert, waer vp die notable vanbrugghe te rade ghinghen ende vonden in haren Raet dat si voornomde twee personen souden seynden bi die van Ghendt. Ende die van Ghendt siende den goeden wille endeghetrauwicheyt van die van Brugghe, quamen metten voorseydetwee ostaegiers weder omme binnen Brugghe, daer si vandenhooftmannen ende Dekenen eerlicken ontfanghen waren endeseer wel ghefeestiert. Ende dyt was vp den.x.sten dach vanSporcle.lxxxvij. [Den.xi.sten dach van Sporcle] Item aldus voortgaende vp den.xi.sten dach van Sporcle, so gauen dye ghedeputeirde te kennene ons van Brugghe, den staet van den lande, hoe ende in wat manieren dat wi seere qualic gheregiert waren, als wel blijckelic was byder verachtertheyt daer tlant in was, want wi alle te samen aerm ende bijstier ghewordenwaren. Ende betoochden voort met goeden redenen dat dat quambyden quaden Rade die die coninck vanden Romeynen hadde, ende dat hijere vele gheloofde die huyt waren om die landen vansijnen sone aerm ende bystier te makene, dye welcke Raders daer openbaerlick ghenomt waren. Te wetene die graue van Soren, die graue van Polen ende voort den ghemeenen Raet. [fol. CC.xxx.v] |
[De 2de en 3de dag van februari] Item, volgen dit, bleven ter markt staan en wachtten op de wil van de koning, maar hij vond in zijn raad dat hij niet ter markt kwam. En op de 2de dag van februari maakte de gemeente hun kapitein van de stad mijn heer van Uitkerke die eed deed uit naam van de Roomse koning als voogd en momboor van onze geduchte heer en prins hertog Filips, waarin het volk zeer kwalijk tevreden was liet hem weer bedigen de 3de dag van februari en op die dag was gemaakt schout van Brugge mijn heer Pieter metten Eye en deed ook dezelfde eed als de kapitein, te weten; uit naam van onze natuurlijke heer hertog Filips. En op dezelfde dag na de noen zo deed men een gebod zo wie dat er schout geweest was voor die datum van deze wist te vinden of te wijzen waar dat hij was die zou hebben 50 pond groot en ook de water graaf en de stadhouder van die schout waren beide gesteld elk op 50 libra groten, die twee terstond gevonden waren en gevangen en de derde ontkwam bij nacht over de vesting en de klerk van de schout was ook weg geholpen en die waren ook gesteld op 25 libra groot, wat de kwaden voorstelden zodat ze geld zouden krijgen. [De 10de dag van februari 1487] Item, het is te weten alzo gauw als de gemeente van Brugge aldus ter markt gekomen was zo schreven ze aan die van Gent om hulp en bijstand en om alliantie met elkaar te maken zodat die van Gent schreven om vrijgeleide alzo ze ons gegeven hadden om te komen met 40 paarden met de gedeputeerden, wat hen minnelijk toegestemd werd, maar die van Gent bevorderden zich goed voorzien te komen met 800 mannen en waren gekomen tot Spermaelgen buiten Brugge waar ze grote ruigheid deden. En dit hoorden ze en wilden ze niet in laten naar de manieren van de toegestemde vrijgeleide en deden dar hun excuus dat ze hen niet dwingen konden. Maar het bericht ging genoeg alzo hadden ze te Bruggen konden geraken dat ze de stad Brugge geroofd zouden hebben alzo ze weleer gedaan hadden te andere tijden, maar de notabelen baden die van Brugge dat ze tevreden wilden zijn, ze zouden zich pijnigen hun ongehoorzame volk weer naar huis te leiden, alzo ze ook deden en kwamen de volgende dag met de toegestemde vrijgeleide als voren en bleven wachten te Spermaelgen totdat hen die van Brugge zenden zouden twee mannen in onderpand voor de gedeputeerden die binnen komen zouden. Te weten; mijn heer de president en meester Joris Baert, waarop de notabelen van Brugge te raad gingen en vonden in hun raad dat ze die twee personen zouden zenden bij die van Gent. En die van Gent zagen de goede wil en trouw van die van Brugge en kwamen met die gijzelaars weder om binnen Brugge waar ze van de hoofdmannen en dekens fatsoenlijk ontvangen waren en zeer goed onthaald. En dit was op de 10de dag van februari 1487. [De 11de dag van februari] Item, aldus voortgaande op de 11de dag van februari zo gaven de gedeputeerden te kennen ons van Brugge de staat van het land, hoe en in wat manieren dat we zeer kwalijk geregeerd waren als wel beek bij de achteruitgang waar het land in was, want we alle tezamen zijn arm en bijster geworden waren. En toonden voort aan met goede redenen dat dit kwam bij kwade rad die de koning van de Romeinen had en dat hij er veel geloofden die er op uit waren om de landen van zijn zon arm en bijster te maken, welke aanraders daar openbaar genoemd werden. Te weten; de graaf van Soren, de graaf van Polem en voort de algemene raad. [fol. CC.xxx.v] |
Item den Raet van die van Ghendt, ende vandie van Brugghe] Item den Raet van die van Ghendt, ende van die van Brugghe, drouch ouer een, als datmen aresteren soude den coninc ende die heren van sijnen Rade, omme bewijs te hebbene ende ooc hemlieden bewijs te doene, onse natuerlicken here ende Prinche den hertoghe Phelips, van desen sijnen lande van Vlaendren. Waer omme datmen vinck ten eersten mijn here den president, endemeester Ioris baert, ende alle die houde wethouders die binnen.iij.iaren in regemente gheweist hadden binnen der stede van Brugghe, ende waren al gheleyt vp die houde halle, omme dat si te bet bewaert souden sijn. Ende daer naer so waren aenueert alle dese naer volghende heeren. Item eerst so was begheert aen den coninc vanden Romeynen, dat hem ghelieuen wilde te commene ter marct by dengedeputeirden van Ghendt ende van Brugghe, alsoo hi dede. Endedaer wesende, so was hem vriendelic ghebeden dat hi nemen wilde paciencie, ende sijn logijts soude willen houden endehebben by ons vp die marckt, int huys ghenaemt Cranenburch, vp den houc van sinte Amants strate, totter tijt dat wy onse mesdoenders van onser stede ghecorrigiert souden hebben In twelcke dat hi wel te vreden was, ende es also ghegaen vp tvoorseyde huys. Ende terstont daer naer so waren gheaenueert dese naer volghende heeren. Eerst die graue van Polem Die graue van Sooren ☩ Ende den Hofmeester Mijne heere van Mijnckeuael Mijn here van sint Bertins sint Omaers Ende noch een machtich heere, gheheeten den schoonen Pol. [Den.xxiij.sten dach van Sporcle] Welcke voornomde heren waren gheconuoyeert tot vp den steen, die welcke heeren waren binnen corten tijt daer naer gheleuert inden handen van die van Ghendt, om sekere causen, ende ooc om beters wille, ende waren ghesonden wel bewaert sijnde binnen der stede van Ghendt. Ende die van Ghendt gaueneen verbandt, aen die voorseyde heeren niet te commene, of hem lieden niet te mesdoene, als aengaende huerlieder lijf, ten ware bi consente ende wetene van die van Brugge. Welc verbant beseghelt met haerlieder seghele, ghenaemt den groten seghele van sint Ian Ende dit was vp den.xxiij.sten dach van Sporcle Item vp dien seluen nacht waren gheuonden sparren, die ouer tbijt vanden ijse gheschoten waren, waer ouere dat eenege gheulucht waren huyter stede, maer men wiste als doe niet wiet was, ende die sparren waren ghebrocht ter marct int parck, maer men verstont achter na dye waerheyt, wie metten voorseydesparren over gherochte. Ende es te wetene dattet als soe soe seere vroos, datmen met eenen boot, ende met menichte van volcke alle daghen die veste moeste bijten. Item als doe so vermaecten die van Ghendt die Wet vanBrugghe ende die Dekens, huyter macht ende auctoriteyt van eender commissie, die si vercreghen hadden vanden coninck vanVranckerijcke, datte te moghen doene ten orbore ende profijte vanden hertoge Phelips onsen natuerlicken prinche, die welcke si alle deden eeden huyt sijnder namen. |
[Item, de raad van die van Gent en van die van Brugge] Item, de raad van die van Gent en die van Brugge kwamen overeen als dat men arresteren zou de koning en de heren van zijn raad om bewijs te hebben en ook hen te bewijzen onze natuurlijke heer en prins de hertog Filips van deze zijn land van Vlaanderen. Waarom dat men ten eerste ving mijn heer de president en meester Joris Baert en alle oude wethouders die binnen 3 jaren in regiment waren geweest binnen de stad Brugge en waren allen gelegd op de oude hal zodat ze beter bewaard zouden zijn. En daarna zo waren aangehouden al deze navolgende heren. Item, eerst zo was begeerd aan de koning van de Romeinen dat het hem gelieven wilde te komen ter markt bij de gedeputeerden van Gent en van Brugge, alzo hij deed. En toen hij daar was zo was hem vriendelijk gebeden dat hij geduld wilde hebben en zijn logies zou willen houden en hebben bij ons op de markt in het huis genaamd Craneburcht op de hoek van Sint Amants straat tot de tijd dat we onze misdoeners van onze stad gecorrigeerd zouden hebben. Waarin hij goed tevreden was en is alzo gegaan naar dat huis. En terstond daarna zo waren aangehouden deze navolgende heren. Eerst de graaf van Polem De graaf van Soren ☩ En de hofmeester Mijn heer van Mijnckevael Mijn heer van Sint Bertins, Sint Omaars En nog een machtige heer geheten de mooie Pol. [De 23ste dag van februari] Die heren waren begeleid tot op de steen en die heren waren binnen korte tijd daarna geleverd in de handen van die van Gent om zekere oorzaken en ook om beters wille en waren gezonden goed bewaard te zijn binnen de stad Gent. En die van Gent gaven een verbond aan die heren niet te komen of hen niets te misdoen als aangaande hun lijf, tenzij bij toestemming en weten van die van Brugge. Welk verbond bezegeld werd met hun zegel, genaamd de grote zegel van Sint Jan. En dit was op de 23ste dag van februari Item, op diezelfde nacht waren gevonden sparren die over de bijt van het ijs geschoten waren waarover er enige gevlucht waren uit de stad, maar men wiste toen niet wie het was en die sparren waren gebracht ter markt in het perk, maar men verstond daarna de waarheid wie met die sparren weg kwamen. En het is te weten dat het al zo zeer vroor dat men met een boot en met menigte van volk alle dagen de vesting moest openbijten. Item, als toen zo vermaakten die van Gent de wet van Brugge en de dekens uit macht en autoriteit van een commissie die ze verkregen hadden van de koning van Frankrijk dat te mogen doen ten nut en profijt van hertog Filips, onze natuurlijke prins, de ze allen de eed deden uit zijn naam. |
[Den.x.sten dach van Sporcle] Item so was Raet ende aduijs ghenomen by die vander Wet, als datmen soude kiesen neghen notabele personen huyt den.ix.leden, die altoos bi die vander Wet souden wesen omme te rapoorteirene onder dye voorseyde neghen leden, wes die vander wet ghesloten ende gheordonneirt hebben. Ende dit was aldus gheordonneirt vp den.x.sten dach van Sporcle, so lieper maren, als van eeneghe die vier ende brant stichten souden binnen der stede inder lieder huysen, vanden welcken ooc sommege puppengheuonden waren, dye te voorschijne ghebrocht waren, maer god beschermdet datter gheen grief of en quam. Ende vp dien seluennacht so wast den commune gheseyt dat si van binnen beuochtensouden sijn vanden duytschen ende tvolc vanden.Coninc. om dat si den.Coninc.ghearesteirt hilden in Cranenburch, twelc volck huerlieder vergaderinghe souden ghemaect hebben, soomenseyde in sprinchen hof, maer tcommuyn wasser vp voorsien, endeghinghen selue met eene quantiteyt van volcke naer tsprinchens hof, ende si en vonder nyement, byden welcken wel bleeck dat nyet dan quade herten waren die dat voortstelden, ghelijcker doe vele in Brugge was, god vergheift hem. [fol. CC.xxxi.r] [Den.xiiij.sten dach van Sporcle en den.xxiiij.sten dach van Lauwe] Item vp desen seluen tijt so liepen eeneghe personen in diueersche huysen ende cloosteren, ende sochten diueersche persoonen, ende ghecregen die watergraue, die welcke was onder Burchmeester van Brugge, die welcke vp den.xiiij.sten dach vanSporcle ghebrocht was ter exame, ten.iij.hueren naer der noene vp dye marckt, daer een groot breet schauot ghetemmert was, daer vp dat men hem ende meer andere examineirde, ende ooc pijnde, want die pijnbanck daer stont vp tvoorseyde schauot ten aenschauwe van elcken. Daer was hy so lange gheexamineirt ende ghepijnt, so dattet auent wiert ende al donckere was, daer hy leedt ende verkende dat hi den.xxiiij.sten dach van Lauwe daer te voren, want sijne ghebuerte was die poorten ende dye wake visenteirene ende wel te doen te bewarene, ter versterckinghe vanden inghesetene, twelc als Burchmeestere vanden Courpse besworen hadde, ende nochtan nyet yeghenstaende der contrarie ghedaen hadde, want hi vp den auent voor noemt commende ter smedepoorte, ten.xij.hueren inder nacht, met hem hebbende.v.of.vi.ghesellen, so sach hi dat tschofhec neder ghelaten was, waer omme hi seere gram ende verstoort was vp die wakers, want hi wat anders meende ghedaen te hebbene, ende vraechde den wakers, waer omme si tscofhec neder ghelaten hadden. Sy antwoorden, omme dat hare wake so cleene endesobere was, want si maer.vi.mannen en hadden in huere wake, ende dat si vernomen hadden datter eeneghe quaetwilleghe buyten ontrent der poorten waren, ende omme dese antwoorde dye si den Burchmeester gauen, so dede hijse alle scrijen bi namen ende bi toenemen, om hem lieden daer of te corrigeirene, als hi tijt ghehadt soude hebben. Item hi als daer noch ter poorten staende, quammer een duytsche huyten houe vandes conincx volc, dye daer ghesondenwas om eenen roup te hebbene vanden ghenen dye buyten waren. Ende desen roup soude gheweist hebben, houf, houf, ende die den roep gheuen soude, die soude ghecleet sijn als een iaghere met honden. Ende alsmen dien roup ghehoort hadde, soudemen dye wakers doot ghesleghen hebben, maer den iaghere hadde daer een huere te voren gheweist, byden welcken dat niet en gheschiede, maer het wasser vp toe gheleydt, omme die Heynewiers ende duytschen in te latene, omme tghemeene volck te casteyne ende te dwijnghene. [Den eersten dach van Sporcle en den eersten dach vanMaerte] Item verkende noch al daer als dat hy met den ontfanghere vanVlaendren ende noch drie andere gheraemt ende gheslotenhadden byden consente van Phelips van Cleuen, dat si tghemeente dwinghen souden, ende ghelt doen gheuen bi crachte ende bi foortse. Twelck si wel begonsten te tooghene inden burch, vp den eersten dach van Sporcle, als si daer die vergaderinge ghemaect hadden als voorseyde es. [Den.xxij.sten dach van Sporcle] Item vp den.xxij.sten dach van Sporcle hier te voren, soe was ghesloten ende gheordonneirt, als datmen tvolck vander stede soude stellen in ordonancie, te wetene onder Dyzeyniers, twelck also ghedaen was. Maer den nacht te voren so vloden huyter stede twee ghebroeders, ende gherochten ouer die veste, met twee harijnc tonnekins wel dichte, die tsamen waren gheclist met twee barderen lancx daer ouere, ende een bardt dweers daer vp dat si saten, ende met eene houten schuppe in die hant, daer mede dat si hem roeyden tot ouer die veste, ende ouer sijnde, namen haren wech naer der sluys. Daer commende binnen der stede, so warer lieden die te Brugghe waert ghinghen die si baden dat si die bootschepen doen wilden aen dye vander Wet, dat hem lieden ghestelt hadde vp.L.libra groten, consten sy yement van Brugghe ghecrijghen si souden te stellen vp hondert pont groten. |
[De 10de dag van februari] Item, zo was raad en advies genomen bij die van de wet als dat men zou kiezen negen notabele personen uit de 9 leden die altijd bij die van de wet zouden wezen om te rapporteren onder die 9 leden wat die van de wet besloten en geordonneerd hebben. En dit was aldus geordonneerd op de 10de dag van februari, zo liepen er berichten als van enige die vuur en brand stichten zouden binnen de stad in de huizen van de lieden waarvan ook sommige poppen gevonden waren die te voorschijn gebracht waren, maar God beschermde het zodat er geen ongerief van kwam. En op diezelfde nacht zo was de gemeente gezegd dat ze van binnen bevochten zouden zijn van de Duitsers en het volk van de koning omdat ze de koning gearresteerd hielden in Craneburcht, wat volk hun vergadering zou gemaakt hebben zo men zei in de hof van de prins, maar de gemeente was er op voorzien en gingen zelf met een hoeveelheid van volk naar de hof van de prins en ze vonden er niemand waarbij het wel bleek dat er niets dan kwade harten waren die dat voorstelden, gelijk er toen vele in Brugge waren, God vergeef het hen. [fol. CC.xxxi.r] [De 14de dag van februari en de 24ste dag van januari] Item, in dezelfde tijd zo liepen enige personen in diverse huizen en kloosters en zochten diverse personen en kregen de watergraaf die was onder burgemeester van Brugge die op de 14de dag van februari gebracht was ter onderzoek te 3 uur na de noen op de markt waar een groot breed schavot getimmerd was waarop dat men hem en meer andere onderzocht en ook pijnigde, want de pijnbank stond daar op dat schavot ten aanschouwen van iedereen. Daar werd hij zo lang onderzocht en gepijnigd zodat het avond werd en het geheel donker was en daar beleed hij en bekende dat hij de 24ste dag van januari daar tevoren, want het was zijn beurt om de poorten en de wachters te bezoeken en goed te laten bewaren ter versterking van de ingezetenen, wat als burgemeester van het korps gezworen had en nochtans niettegenstaande het contrarie gedaan had, want hij was op die avond gekomen ter smedenpoort te 12 uur in de en had met hem 5 of 6 gezellen en zo zag hij dat het schuifhek neer gelaten was, waarom hij zeer gram en verstoord was op de wakers, want hij meende wat anders gedaan te hebben, en vroeg de wakers waarom ze het schuifhek neergelaten hadden. Ze antwoordden; omdat hun waak zo klein en sober was want ze hadden maar 6 hadden in hun bewaking en dat ze vernomen hadden dat er enige kwaadwilligen buiten omtrent de poorten waren en om dit antwoorde die ze de burgemeester gaven zo liet hij ze allen opschrijven met namen en bijnamen om hen daarvan te corrigeren, als hij tijd gehad zou hebben. Item, toen hij aldaar nog ter poort stond kwam er een Duitser uit de ho hof van het volk van de koning die daar gezonden was om een roep te hebben van diegenen die buiten waren. En deze roep zijn geweest zijn, houf, houf, en die de roep geven zou die zou gekleed zijn als een jager met honden. En als men die roep gehoord had zou men de wachters dood geslagen hebben, maar de jager was daar een uur tevoren geweest, waarbij dat niet geschiedde, maar het was er op toe gelegd om die van Henegouwen en Duitsers in te laten om het gewone volk te kastijdden en te dwingen. [De eerste dag van februari en de eerste dag van maart] Item, bekende nog al daar als dat hij met den ontvanger van Vlaanderen en nog drie andere beraamd en besloten hadden met van Filips van Kleef dat ze de gemeente dwingen zouden en geld te laten geven met kracht en geweld. Wat ze wel begonnen te tonnen in de burcht op de eerste dag van februari, toen ze daar die vergadering gemaakt hadden, als gezegd is. [De 22ste dag van februari] Item, op de 22ste dag van februari hier tevoren zo was besloten en geordonneerd als dat men het volk van de stad in ordonnantie zou stellen, te weten; onder Dyzeyniers, wat alzo gedaan was. Maar de nacht tevoren zo vloden uit die plaats twee gebroeders en raakten over de vesting met twee haringtonnetjes goed dicht die tezamen waren geslagen met 2 planken daarover in de lengte en een plank dwars waarop ze zaten en met een houten schop in de hand waarmee ze roeiden tot over de vesting en toen ze over waren namen ze hun weg naar ter Sluis. Toen ze daar kwamen binnen de stad zo waren er lieden die te Brugge waart gingen die ze baden dat ze boodschap doen wilden aan die van de wet die hen gesteld had op 50 libra groten en konden ze iemand van Brugge krijgen ze zouden ze stellen op honderd pond groten. |
[Item vp den.xxij.sten dach van Sporcle] Item vp den.xxij.sten dach van Sporcle so was ghedaen een ghebodt ter hallen huyt, dat alle die duytschen die waren vander ordonancie vanden coninck, dat si alle commen soudents achternoens [fol. CC.xxxi.v] ten twee hueren naer der noene vp die vrydachs marckt, endedaer wesende totten.iij.huere, soe warender eeneghe quade rapaelgien, ende namen den standaert vander marct endeliepender mede ter vrydachs marct, daer die duytschen present waren, die welcke si daer aenuaerden, ende die sommeghe lieten si loopen. Ende dat was omme datter sommeghe quade bouuen waren die riepen datmen dye duytschen dood slaen soude, sonder die walen, ende die trompetten, ende die artchiers vanden coninc vanden Romeynen, waer of dat si vinghen wel.xl.duytschen, endeleydense vp die thorren vander stede tusschen der bouuerye poorte ende den minnewatere, waer of dat onder die.xl.waren.vi.edel mannen, ende bleuen daer ligghende al dien nacht, ende tsanderdaechs totter noene Ende daer waren goede mannen dyer voor hem lieden baden, als datmense huyt laten soude ende ghelt gheuen om mede thuys te treckene, alsoo hemlieden ghebuerde, maer sy trocken ligghen in Hulst om ons te helpene bederuen ende te nieten te doene, also si wel betoochden, vp die van ghendt, ende vp tghentsche barnende ende roouende, ende vangende die schamel landtslieden, want sy verbarndenAssenede ende Capricke, ende beroofdense van haren lakene ende ander goeden, ende deden al tquaet dat si consten endemochten. [Den.xix.sten en den den.xxvij.sten dach van Sporcle] Item vp den.xix.sten dach van Sporcle waren vp die marct in dye tente vanden fruteniers twee fruteniers die woorden namenyegens malcanderen, ende worden vechtende, soe dat deene vp die stede doot bleef, ende dander starf vp den.xxvij.sten dach vanSporcle ooc vander quetsuere, ende waren twee ghebuers wonende in sinte Amants strate, waer of dat deene was een bezem makere. Item als die gheuangene heren te Ghendt gheuoert weren als voren gheroert es, so beloofden die van Ghendt, dat si die weder leueren souden inden handen van die van Brugghe, alst hemghelieuen soude, twelck si niet en hilden.etc. Item die Schouteetene van Brugge gheweist hebbende voor die date van desen was onghereet vanden eersten dach van Sporcle tot den.xx.sten dach van Maerte, als ghy hier naer noch wel hooren sult. |
[Item, op de 22ste dag van februari] Item, op de 2ste dag van februari zo was een gebod ter hallen uit gedaan dat alle Duitsers die waren van de ordonnantie van de koning dat ze allen komen zouden de achternoen [fol. CC.xxxi.v] ten 2 uur na de noen op de vrijdag markt en daar zijn tot 3 uur en zo was er enige kwade rapaille en namen de standaard van de markt en liepen er mee ter vrijdag markt, waar de Duitsers present waren die ze daar aanliepen en sommige lieten ze lopen. En dat was omdat er sommige kwade boeven waren die riepen dat men de Duitsers dood zou slaan, zonder de Walen en die trompetters en boogschutters van de koning van de Romeinen was waarvan dat ze wel 40 Duitsers vingen en legden ze op de toren van de stad tussen de Boeveriepoort en het Minnewater waarvan onder die 40 vele edele mannen waren en bleven daar liggen de hele nacht en de volgende dag tot de noen. En daar waren goede mannen die voor hen baden als dat men ze uit laten zou en geld geven om ermee naar huis te trekken, alzo hen gebeurde, maar ze trokken naar Hulst om ons te helpen bederven en te niet te doen, alzo ze wel toonden op die van Gent en op het Gentse brandend en rovend en vingen de schamele landslieden, want ze verbrandden Assenede en Kaprijke en beroofden ze van hun laken en andere goederen en deden al het kwaad dat ze konden en mochten. [De 19de en 27ste dag van februari] Item, op de 19de dag van februari waren op de markt in de tenten van de fruithandelaars twee fruithandelaars die woorden namen tegen elkaar en begonnen te vechten zodat de ene op de plaats dood bleef en de andere stierf op de 27ste dag van februari ook van de kwetsing en waren twee buren die woonden in Sint Amants straat waarvan de ene en bezemmaker was. Item, toen de gevangen heren te Gent gevoerd waren zo beloofden die van Gent dat ze die weer leveren zouden in de handen van die van Brugge, als het hen gelieven zou, wat ze niet hielden, etc. Item, de schout van Brugge die er was voor de datum hiervan was ongerede van de eerste dag van februari tot de 20ste dag van maart, zoals ge hierna nog wel horen zal. |
[Item hoe den Coninc vanden Romeynen vertoocht was die waeromme dat dye van Brugghe aldus ter marct ghecommen waren] [Den.xxiiij.sten en den den.xxiij.sten dach van Sporcle] Item hoe den Coninc vanden Romeynen vertoocht was die waeromme dat dye van Brugghe aldus ter marct ghecommen waren, ende hem waren beween veil pointen ende sticken die daer toe dienden. Ende eerst hoe wi van Brugge ende meestendeel al tlant van Vlaendren seere veraermt ende bijstier gheworden waren, by quaden Rade van eeneghe die hi bi hem hilt, ende lange ghehouden hadde, twelck hem bewesen was by vele diueersche pointen, aengaende sijnder hoochheyt ende sijns kints lande, onsen natuerlicken here ende prinche. Ende dit vertooch was hem ghedaen vp den.xxiiij.sten dach van Sporcle. Item vp den.xxiij.sten dach van Sporcle, als voren gheroert es, ten.x.hueren inden auent, so waren die van Ghendtte Vrsele om die voornomde heeren daer te ontfanghene, ende eene partye vanghendt was Ian van Coppenolle ontrent met.L.peerden. Ende die voornomde heren daer ouernemende, dadense versitten vp nyeuwe waghens, ende trocken terstont van daer sonder peysteren tot Ghendt toe. Ende vp dien seluen auent ontrent den.x.hueren, so verbarnde die herberghe van sint Ioris te Vrsele, ende quam van bussen te schietene vp een drinckamerkin, daer vp een trezoor buspoer stont daer tvier in slouch, ende terstont so verbarnde thuys. Item voort ons volc van Brugghe dat daer metten heren ghecommen was om dye te bewarene, die welcke warenwel.iij.hondert sterck, quamen tsanderdaechs ten.x.hueren voor die noene, met haren pingoene, van Brugghe voor Middelburch, want hem lieden ontboden was als dat mer Phelips van Rauesteyn tcasteel van Middelburch hadde ghedaen mannen. Ende warengheordonneirt noch hondert mannen vander stede van Brugghe, wel voorsien ende met engienen. Dese waren ghesonden ter hulpe vanden anderen.iijc.voornomt, die welcke terstont die stede innamen, ende schoten seer met serpentijnen. Ende die vandencasteele schoten wedere seere huytewaert met groten wijndaesboghen, want haerlieder poer [fol. CC.xxxij.r] was al verstoruen, ende heten dochte niet, maer onse serpentijnen en mochten nyet treffen noch drepen vp tcasteel, maer men ontboot terstont grote engienen van Brugghe omme tcasteel te myneirene met schietene, ende hem lieden worden ghesonden twee bombaerden, daer si mede schoten groote gaten in tvoorseyde casteel, ende die mueren worden bi dien seere gheschuert. Ende binnen der tijt dat dit gheduerde so sandt Phelips van Rauesteyn een hondert colueueriers ter assistencie vanden capiteyn vanden voorseyde casteele, maer si moesten weder keeren, want si quamen te late, want eer si daer gherochten so warender die van Brugghe inne. [En.xxv.sten dach van Sporcle] Item die vander Sluys was ghesonden eenen brief vander stede van Brugghe, dat si by ons van Brugghe souden commen sten ter marct, als onse casselrye ende ondersaten. Vp twelcke si ontbodendat sijt gheerne doen souden, maer baden die van Brugghe omme die doot dye god starf, dat si met hare goede ionste te vreden wilden sijn, want sijt anders niet en vermochten noch doen en consten, aenghesien dat mer Phelips van Rauesteyn ouer hem lieden was, metsgaders dat hi beede die casteelen in sijnen handen hadde, byden welcken sijt niet ghedoen en consten. Dit screuen si ouere voor huerlider excusacie, vp den.xxv.sten dach van Sporcle. Ende dese excusacie van dye vander sluys was ghelesen openbaer ter hallen huyt. |
[Item, hoe de koning van de Romeinen getoond was waarom dat die van Brugge aldus ter markt gekomen waren] [De 24ste en 23ste dag van februari] Item, hoe de koning van de Romeinen getoond was waarom dat die van Brugge aldus ter markt gekomen waren en hem waren gewezen veel punten en stukken die daartoe dienden. En eerst hoe wij van Brugge en meestendeel al het land van Vlaanderen zeer verarmd en bijster geworden waren door kwade raad van enigen die hij bij hem hield en lang gehouden had wat hem bewezen was bij vele diverse punten aangaande zijn hoogheid en het land van zijn kind, onze natuurlijke heer en prins. En dit vertonen was hem gedaan op de 24ste dag van februari. Item, op de 23ste dag van februari, zoals voor aangeroerd, te 10 uur in de avond zo waren die van het Gentse Ursel om die heren daar te ontvangen en een partij van Gent was Ian van Coppenolle omtrent met 50 paarden. En die heren daar overnamen en lieten ze verzitten op nieuwe wagend en trokken terstond vandaar zonder te voeden tot Gent toe. En op diezelfde avond omtrent 10 uur zo verbrandde de herberg van Sint Joris te Ursel en kwam van bussen te schieten op een drinkkametertje waarop een een buffet buskruitpoeder stond waar het vuur in sloeg en terstond zo verbrandde het huis. Item, voort ons volk van Brugge dat daar met de heren gekomen was om die te bewaren die waren wel 300 sterk en kwamen de volgende dat te 10 uur voor de noen met hun vaandels van Brugge voor Middelburg, want hen was ontboden als dat meneer Filips van Ravestein het kasteel van Middelburg had laten bemannen. En waren geordonneerd nog honderd mannen van de stad Brugge, goed voorzien en met machines. Dezen waren gezonden te hulp van de anderen 300 die terstond de stad innamen en schoten zeer met serpentijnen. En die van het kasteel schoten weer zeer naar buiten met grote windasbogen, want hun poerde [fol. CC.xxxij.r] was geheel verstorven en verhitten deugde niet, maar onze serpentijnen mochten niet treffen nog raken op het kasteel, maar men ontbood terstond grote machines van Brugge om het kasteel te mineren met schieten en hen worden gezonden twee bombarden war ze mee schoten grote gaten in dat kasteel en de muren werden daardoor zeer gescheurd. En binnen de tijd dat dit duurde zo zond Filips van Ravestein een honderd kolveniers ter assistentie van de kapitein van dat kasteel, maar ze moesten terug keren want ze kwamen te laat want eer ze daar aankwamen zo waren die van Brugge er in. [En 25ste dag van februari] Item, die van ter Sluis was gezonden een brief van de stad Brugge dat ze bij ons van Brugge zouden komen ter markt, als ons ambtsgebied en onderzaten. Waarop ze ontboden dat zij het graag doen zouden, maar baden die van Brugge om de dood die God stierf dat ze met hun goede gunst tevreden wilden zijn, want zij het niet anders vermochten nog doen konden aangezien dat meneer Filips van Ravestein over hen was, mitsgaders dat hij beide kastelen in zijn handen had waarom ze het niet doen konden. Dit schreven ze voor hun excuus op de 25ste dag van februari. En dit excuus van die van ter Sluis was gelezen openbaar ter hal uit. |
[Item vp den.xxvi. sten en den.xxvij.sten en den achtentwintichsten dach van Sporcle] Item vp den.xxvi. sten dach van Sporcle, soe was huytgheroepen te Brugghe den paeys van Vranckerijcke, den welcken paeys nyement hebben en soude dan diese begheeren soude, met die van Ghendt ende met den drie leden slants van Vlaendren, so si die ghesloten hadden of sluyten souden, want daer bleef noch buyten Denremonde, Aelst, Oudenaerde, ende sluys, want het garnisoen hem daer houden wilde, ende en gauen omme den paeys niet, aenghesien dat die van Ghendt, Brugghe ende Ipre vanden Roomschen Coninc niet scheen en wilden noch hem ontslaen. Item so was gheordonneirt byden heere ende der Wet vander stede van Brugghe ende den inghesetene van diere om weldoens wille vp den.xxvij.sten dach van Sporcle ter hoocheyt ende vermeersinghe vander eere vanden Roomsche coninc hem te verlogieren in meerdere ende vp schoonder plaetse ende vele playsantere. Ende dat was in thuys dat wijlen eer hadde ghedaen maken meester Ian de gros, staende byder ezelbrugghe, ende was den coninc ghebeden dat hi daer inne soude willen vertrecken ende daer ghelogiert sijn, het welcke hi minlic dede bi sijnen properen wille ende consente, ende vertrac also van Cranenburch int voorseyde huys, ende vraechde eerst eer hi vander marckt schiet den lieden van Brugghe drie vraghen, die welcke warendese naeruolghende. Deerste was dese, of wi tcommuyn van Brugge bleven byder belofte die wi sijnen edelen persoon belooft hadden. Te wetene van hem niet te scheedene noch te laten commene aen sijn lijf noch goet, ende bi deses belofte blijuende, wilde met ons leuen ende steruen. Vp twelcke wy van Brugghe alle seyden iae. Voort soe vraechde hi die tweeste vraghe, endewas dese, of wi hem souden willen consenteren.xviij.mannen vansijnen huysghesinne bi hem te houdene, om hem te dienene ende te besorghene van dies hem soude moghen behouwen, het welcke hem gheconsenteirt was. Die derde vraghe was dese, ende daer hy oock omme badt, als datmen hem wel bewaren wilde, ende naer hem sien, dat hem die van Ghendt niet mesdoen en souden noch niet en souden wech voeren huyter stede van Brugghe, welcke drie saken hem wel ende ghetrauwelick belooft waren te houdene. Dies warender gheordonneirt byden drye leden slants van Vlaendren.xxxvi.mannen.xvi.vander stede van Ghendt.xij.vander stede van Brugghe, ende.viij.vander stede van Ipre, omme hem te bewarene ende te wachtene, twelck also gheschiede, den achtentwintichsten dach in Sporcle. |
[Item, op de 26ste, de 27ste en 28ste dag van februari] Item, op de 26ste dag van februari, zo was uitgeroepen te Brugge de vrede van Frankrijk, welke vrede niemand hebben zou dan die het begeren zou met die van Gent en met de drie leden van het land van Vlaanderen zo ze die gesloten hadden of sluiten zouden, want daar bleef nog buiten Dendermonde, Aalst, Oudenaarde en ter Sluis, want het garnizoen die zich daar houden wilde en gaven om de vrede niet, aangezien dat die van Gent, Brugge en Ieper van de Roomse koning niet scheiden wilden nog hem ontslaan. Item, zo was geordonneerd bij heren en de wet van de stad Brugge en de ingezetene van die om goed doen wil op de 27ste dag van februari ter hoogheid en vermeerdering van de eer van de Roomse koning hem te logeren in meerdere en op mooie en veel plezierige plaatsen. En dat was in het huis dat wijlen eerder had laten maken meester Ian de Gros dat stond bij de Ezelbrug en was de koning gebeden dat hij daarin zou trekken en daar logeren, wat hij minlijk deed bij zijn goede wil en toestemming en vertrok alzo van Craneburcht in dat huis en vroeg eerst eer hij van de markt scheidde en vroeg de lieden van Brugge drie vragen, dar waren deze navolgende. De eerste was deze, of de gemeente van Brugge bleef bij de belofte die we zijn edele persoon beloofd hadden. Te weten; van hem niet te scheiden nog te laten komen aan zijn lijf, nog goed en bij deze belofte blijven en wilde met ons leven en sterven. Waarop we van Brugge allen zeiden; ja.’ Voort zo vroeg hij de tweede vraag en dat was deze; of we hem zouden willen toestemmen 18 mannen van zijn huisgezin bij hem te houden om hem te dienen en te verzorgen van dat hem zou mogen behoeven, wat het toegestemd werd. De derde vraag was deze en waar hij ook om bad als dat men hem wel bewaren wilde naar hem omzien dat hem die van Gent niets misdoen zouden, nog niet en zouden weg voeren uit de stad Brugge, welke drie zaken hem goed en getrouw beloofd ware te houden. Dus waren er geordonneerd bij drie leden van het land van Vlaanderen 36 mannen en 16 van de stad Gent en 12 van de stad Brugge en 8 van de stad Ieper om hem te bewaren en te behoeden, wat alzo geschiedde de 28ste dag van februari. |
[Den seluen.xxviij.sten dach van en den laetsten dach van Sporcle en den eersten dach van Maerte] Item vp den seluen.xxviij.sten dach van Sporcle, so quam eerst het garnisoen gheordonneirt van dye van Brugghe, gheweist hebbende te Middelburch, ende brochten met hem gheuanghen den capiteyn vander stede van Middelburch, dye welcke [fol. CC.xxxij.v] Capiteyn gheweist hadde vanden Vryen, ende was gheboren huyt Normandyen, ende hiet Ghiliebeert dhomme, ende ghebrocht sijnde binnen Brugghe, was binnen twee hueren daer naer gheexamineirt ende ghepijnt, daer hi verkende in sijne pijne, ende oock der buyten, hoe dat hi ende den ontfanghere vanVlaendren, sonder consent vanden lande hadden ghestelt eene taxacie vp tlant vanden Vryen die groot was, die welcke si ontfinghen ende deelden. Ende daer naer so ontfinc die voorseydeGhiliebeert ende dye gheheele wet van den Vryen.xijcpont groten, omme dat tlant vanden Vryen een ledt blijuen soude, twelck hi daer verkende dat sijt al te gader deelden, ende leedt noch dat h ontboden was vanden ontfanghere vp den vrydach, den eerstenin Sporcle inden burch int tharnasch wel ghewapent endevoorsien, twelcke hi dede. Ende hi inden burch commende, en vandt den ontfanghere daer nyet, maer ghinck te sijnen huyse ende vraechde hem wat hi daer doen soude. Doe vraechde hemdie voorseyde ontfanghere wat hy aen hem hadde, ende gaf hem te kennene het stick dat si voeren hadden te doene, ende doe presenteirde hi hem den Roomschen coninc, den Scouteetene, ende den voorseyde ontfanghere sijn lijf thaerlieder dienste, omme tghemeente te nyeten te helpen doene, ende gaf hem ouere ter sentencie vanden drye leden tslandts van Vlaendren, twelc ouer gheuen hem moeste costen sijn lijf. Voort verkende hy noch in sijn pijne, dat vp dye scheedinghe vanden seluen vrydach, hi terstont liep ter Sluys waert, ende also saen als hi ter sluys quam, ghinc terstont bi Phelips monseur, ende seyde hem hoe dat dye misse ghesleghen was vanden voortstelle, ende dat die heren al tonder bleuen waren, vanden welcken mer phelips van Rauesteyn beede dye casteelen te hem waert nam, ende ontboot ghesellenom die te houden yeghens wie dat ware, die hem eeneghen vploop doen wilde, ende van dien en wiste niement dan onder hem beeden Maer hadden die van Brugghe terstont huyt ghetrocken ter Sluys waert, si hadden dye casteelen wel in hueren handen ghecreghen, maer si en dedender gheen diligencie toe. Ende doe sloot Phelips van Rauesteyn metsgaders tversouc vanden seluen Ghiliebeert, dat die selue Ghiliebeert in nemensoude die stede ende tcasteel van Middelburch omme dat te houdene met crachte ende met foortsen, ten behouue van mer Phelips van Rauesteyn, twelcke hy wel betoochde, ende hilt aldus tvoorseyde casteel met foortsegher weere, ende vier te tooghene om bystant te hebbene van die vander sluys, ende dede dat als viant vanden hertoghe Phelips, want hy en hadde hem gheenen eedt ghedaen. Ende siende dat hem gheenen bystant en quam, tracteirde met den volcke van Brugge, als van tcasteel ouer te gheuene ende huyt te commene, ende begheerde te stane ter exame van den drie leden slants van Vlaendren, het welcke hem coste sijn lijf, want men hem nyet claer en hilt datmen hembelooft hadde, maer was also verlact byden capiteyn, die welcke was anthonis van Nyeuwenhoue, die hem brochte vp eenen waghene te Brugghe, ende dat was vp den laetsten dach vanSporcle. Ende den eersten dach van Maerte was hy ghebrocht vanden steene vp dye marct in tparc. Daer saten die vander wet van Brugghe ende dye staten vanden.iij.leden tslants van Vlaendren, die welcke iugierden ende condempneirden den seluen Ghiliebeert vp tschauot te rechtene metten sweerde, endealso te bringhene van leuenden lijue ter doot twelcke also ghebuerde. Maer hi beclaechde hem seer vanden Capiteyn Anthonis van Nyeuwenhoue, dat hy hem in sijn doot ghebrocht hadde by bedroch van sijnder belofte. Ende dyt ghebuerde vp denvoorseyde eersten dach van Maerte. |
[Dezelfde 28ste dag en de laatste dag van februari en de eerste dag van maart] Item, op dezelfde 28ste dag van februari zo kwam eerst het garnizoen geordonneerd van die van Brugge die geweest waren te Middelburg en brachten met hen gevangen de kapitein van de stad Middelburg die [fol. CC.xxxij.v] kapitein geweest was van de vrijen en was geboren uit Normandi en heette Ghiliebeert dHomme, en werd gebracht binnen Brugge en was binnen twee uur daarna ondervraagd en gepijnigd waar hij bekende in zijn pijn en ook er buiten hoe dat hij en de ontvanger van Vlaanderen, zonder toestemming van het land, hadden gesteld een taxatie op het land van de vrijen die groot was die ze ontvingen en verdeelden. En daarna zo ontving die Ghiliebeert en de gehele wet van den vrijen 1200 pond groten omdat het land van de vrijen een lid blijven zou, wat hij daar bekende dat zij het allen tezamen verdeelden en beleed nog dat hij ontboden was van de ontvanger op de vrijdag, de eerste in februari in den burcht in het harnas goed gewapend en voorzien, wat hij deed. En toen hij in de burcht kwam en de ontvanger daar niet vond, maar ging naar zijn huis en vroeg hem wat hij daar doen zou. Toen vroeg hem die ontvanger wat hij aan hem had en gaf hem te kennen het stuk dat ze voor hadden te doen en toen presenteerde hij hem de Roomse koning, de schout en de ontvanger zijn lijf tot hun dienst om de gemeente te niet te helpen doen en gaf hem over zijn ter uitspraak van de drie leden van het land van Vlaanderen, wat over geven hem moest kosten zijn lijf. Voort bekende hij nog in zijn pijn dat op het scheiden van diezelfde vrijdag hij terstond liep ter Sluis waart en alzo gauw als hij ter Sluis kwam ging hij terstond bij Filips Monsieur en zei hem hoe dat die misse geslagen was van de voorstel en dat de heren allen te onder gebleven waren, waarvan meneer Filips van Ravestein beide kastelen tot hem nam en ontbood de gezellen om die te houden tegen wie dat waren die hem enige oploop doen wilden en van dat wist niemand dan onder hen beiden. Maar waren die van Brugge terstond uit getrokken ter Sluis waart, ze hadden die kastelen wel in hun handen gekregen, maar ze deden er geen inspanning toe. En toen sloot Filips van Ravestein mitsgaders het verzoek van die Ghiliebeert, dat die Ghiliebeert innemen zou de stad en het kasteel van Middelburg om dat te houden met kracht en geweld ten behoeve van meneer Filips van Ravestein, wat hij wel betoogde en hield aldus het kasteel met krachtige verweer en vuur te tonen om bijstand te hebben van die van ter Sluis en deed dat als vijand van hertog Filips want hij had hem geen eed gedaan. En toen hij zag dat hem geen bijstand kwam onderhandelde hij met het volk van Brugge als van het kasteel over te geven en uit te komen en begeerde ter onderzoek te staan van de drie leden van het land van Vlaanderen, wat hem zijn lijf kostte want men hield niet duidelijk wat men hem beloofd had, mar was alzo bedrogen bij kapitein Anthonis van Nieuwenhoven die hem op een wagen bracht te Brugge en dat was op de laatste dag van februari. En de eersten dag van maart was hij gebracht van de steen op de markt in het perk. Daar zaten die van de wet van Brugge en de staten van de 3 leden van het land van Vlaanderen die berechtten en veroordeelden die Ghiliebeert op het schavot te berechten met het zwaard en alzo te brengen van levende lijve ter dood, wat alzo gebeurde. Maar ij beklaagde zich zeer van kapitein Anthonis van Nieuwenhoven dat hij hem in zijn dood gebracht had door bedrog van zijn belofte. En dit gebeurde op de die voornoemde eerste dag van maart. |
Item soe was ooc gheuanghen eenen ter cause dat hi mede quam inden burch, al ghewapent, ende hadde besproken alle die brauwers knapen ghereedt te wesene te sijnen vermane alst hem ghelieuen soude, daer of datter mer sesse en quamen, dander hadden al gheseyt ooc te commene, maer si en quamen niet, endeen wildent hem niet versekeren te commene. Maer die.vi.voorseyde verbonden hem te commene, so si deden. Maer inden burch commen sijnde, vraechden wat si doen souden, endehi verantwoorde hem lieden seggende. Blijft hier bi my, men salt hu wel varijncx segghen. Waer vp dat si seyden dat si daer [fol. CC.xxxiij.r] nyet blijuen en wilden, aenghesien tstic dat si voor ooghen saghen. En corts naer dye scheedinghe wort hy gheuanghen, endewort ghepijnt, daer hi verkende dat hi die voornomde brauwers knapen besproken ende ontboden hadde, om den heren te helpene in huer voornemen, want hi den coninc onderstant ghedaen soude hebben met al sijnder macht. Ende hier omme was hy onthooft vp den seluen eersten dach van Maerte. Item was noch als doe gheuanghen eenen dienare, endestedehoudere vanden Schouteeten, die welcke omme dye grote ruythede ende ouerlast dat hi ghedaen hadde in sijn officie vp die poorters ende inwonende van der stede, was ooc gheuonnest onthooft te sijne, so hi was vp den seluen eersten dach vanMaerte, maer was gheexcuseirt als dat hi niet en wiste vandenvoortstelle vanden Scoutheeten, maer moeste nochtans steruenals voorseyde es, vp den seluen eersten dach van Maerte. Item so was noch gheuanghen als doe eenen, die welcke langhe tijt gheweist hadde Baliu vanden Zietseelschen, ouer wien dat ghinc datmens goede kennesse hadde, dat hi belouede mede inden burch te commene vp den voorseyde eersten dach vanSporcle, om als daer mede te helpene doene, sulck alser gheschiet soude hebben, maer hi en wiste niet tsecreit. Maer bouen dien quam ouer hem groote clachte van foortse ende ruythede die hi ghedaen hadde vp sijn ondersaten van den Zietseelschen, in sijn officie, ende van onbehoorlicke settinghen, die hi hem lieden hadde ghedaen gheuen, omme welcke clachte, hy vanden.iij.leden slandts gheuonnest was ter doot, ende was ooc onthooft vp den seluen eersten dach van Maerte. |
Item, zo was ook gevangen een ter oorzaak dat hij mede kwam in de burcht geheel gewapend en had besproken alle brouwers knapen gereed te wezen tot zijn vermanen als het hem gelieven zou waarvan dat er 6 kwamen, de andere hadden allen gezegd ook te komen maar ze kwamen niet en wilden het hem niet verzekeren te komen. Maar die 6 genoemde verbonden zich te komen zo ze deden. Maar toen ze in de burcht kwamen vroegen ze wat ze doen zouden en hij antwoorde hen en zei; Ԃlijft hier bij mij, men zal het u gauw zeggenծ Waarop dat ze zeiden dat ze daar [fol. CC.xxxiij.r] niet blijven wilden aangezien het stuk dat ze voor ogen zagen. En kort na die scheiding werd hij gevangen en werd gepijnigd waar hij bekende dat hij die brouwers knapen besproken en ontboden had om de heren te helpen in hun voornemen, want hij zou de koning onderstand gedaan hebben met al zijn macht. En hierom was hij onthoofd op dezelfde eerste dag van maart. Item, was nog als toen gevangen een dienaar en stadhouder van de schout die vanwege grote ruigheid en overlast die hij gedaan had in zijn officie op de poorters en inwoners van de stad ook was gevonnist onthoofd te worden en zo was hij op dezelfde eerste dag van maart, maar was gexcuseerd als dat hij niet wist van het voorstel van de schout, maar moest nochtans sterven op dezelfde eersten dag van maart. Item, zo was toen nog een gevangen die lange tijd baljuw was geweest van de Zierikzee over wie dat ging dat men goede kennis had dat hij beloofde mede in de burcht te komen op die eerste dag van februari om daar mede te helpen te zoen al zulke als er geschied zou zijn, maar hij wiste niet het geheim. Maar bovendien kwam over hem grote klacht van geweld en ruigheid die hij gedaan had op zijn onderzaten van Zierikzee in zijn officie en van onbehoorlijke belastingen die hij hen had laten geven en om die klacht werd hij van de 3 leden van het land gevonnist was ter dood en was ook onthoofd op dezelfde eersten dag van maart. |
[Item vp den.v.sten dach van Maerte] Item vp den.v.sten dach van Maerte, so was die rekeninghe ghehouden vander stede van Brugghe, hoe dat Pieter lanchals hadde ghehouden knechten achter hem gaende, die welcke knechten hadden der stede ghecost drye waeruen.lxx.libragrooten, ende noch drye waeruen.xxx.libra Ende mijn heere van Dudzeele, die hadde ooc also vele knechten, insghelijcx alle ten coste vander stede. Ende den watergraue als Burchmeester hadde ooc also vele knechten. Ende den Cancelier hadde noch meer voor sijn deel om sijn knechten, ende alle dander deelden mede haerlieder paert ende porcie, ende hilden aldus dese knechten, omme tvolc tondere ende in grooter subiectie te houdene. Ende es te wetene dat midts deser settinghe, die verachterhede vander stede van Brugghe, drouch die somme van.xxij.duysent ponden grooten, sonder die rekeninghe noch van eenen haluen iare, die als noch niet ghedaen en was, noch ghepasseirt. [Den.vi.sten en den den vierden dach van Maerte] Item vp den.vi.sten dach van Maerte, so hadden die van Hulst verbarnt ende berooft die prochie van Assenede, ende tvolc vermoort, ende gheuanghen. Want vp den vierden dach vanMaerte, so hadden die van Ghendt gheweist te Hulst, ende waren daer vele gheuanghen ende doot ghesleghen, twelck quam bi haerder quader ordonnancie ende voorsienicheyt, want en hadden ghedaen die fransoysen vanden garnisoene van Ghendt die hemlieden ontsedt daden, si souden alle ghebleuen hebben. [Den vij.sten en den viij.sten dach van Maerte] Item vp den.vij.sten dach van Maerte so ontboden die van Hulst alle die passaedgien daer ontrent gheleghen, of si hem lieden ghelt seynden wilden, om beurijt te sijne van brande, den welcken brief ghesonden was te Ghendt, ende die van Ghendt sonden den.viij.sten dach van Maerte die copye te Brugge. Ende noch meer, hoe sy vernomen hadden dat dye Coninck qualic bewaert was, aengesien dat hi anders screef dan hy gheseyt hadde te doene, dat was die garnisoenen te doen lichtene, twelc hi niet en dede, maer fortifieerden hem lancx so sterckere, twelc die vanGhendt wel vernamen, ende baden die van Brugghe dat si bet toe sien souden. |
[Item, op de 5de dag van maart] Item, op de 5de dag van maart zo was de rekening gehouden van de stad Brugge hoe dat Pieter Lanchals had gehouden knechten die achter hem gingen en die knechten hadden de stad gekost drie maal 70 libra groten en nog drie maal 30 libra. En mijn heer van Dudzele die had ook alzo veel knechten insgelijks allen ten kosten van de stad. En de watergraaf als burgemeester had ook alzo veel knechten. En de kanselier had nog meer voor zijn deel om zijn knechten en alle de anderen deelden mede hun paard en portie en hielden aldus deze knechten om het volk te onder en in grote onderdanigheid te houden. En het is te weten dat mits deze omslag ten nadeel van de stad Brugge bedroeg de som van 22 000 ponden groten, zonder de rekening nog van een half jaar die als nog niet gedaan was, nog gepasseerd. [De 6de dag en de 4de dag van maart] Item, op de 6de dag van maart zo hadden die van Hulst verbrand en beroofd de parochie van Assenede het volk vermoord en gevangen. Want op de vierde dag van maart zo hadden die van Gent geweest te Hulst en waren daar vele gevangen en dood geslagen wat kwam door hun kwade ordonnantie en voorzienigheid, want hadden die Fransen van het garnizoen van Gent hen ontzet deden dan zouden allen gebleven zijn. [De 7de en de 8ste dag van maart] Item, op de 7de dag van maart zo ontboden die van Hulst alle de passages daar omtrent gelegen of ze hen geld zenden wilden om bevrijd te zijn van brand, welke brief gezonden was te Gent en die van Gent zonden de 8ste dag van maart die kopie te Brugge. En nog meer, hoe ze vernomen hadden dat de koning slecht bewaard was aangezien dat hij anders scheef dan hij gezegd had te doen, dat was de garnizoenen te laten lichten wat hij niet deed, maar fortificeerden zich hoe langer hoe sterker wat die van Gent wel vernamen en baden die van Brugge dat ze beter toezien zouden. |
[Item vp den.viij.sten en den x.sten dach van Maerte] Item vp den.viij.sten dach van Maerte, soe was gheuonden te Male buyten der stede van Brugghe, ten huyse van eenen Cupere een instrument van eender tonne met barderen, als vloten, waer mede dat Clays van Delft ouer die veste vander stede gheuarensoude hebben, [fol. CC.xxxiij.v] want dese cupere was sijn gheuare ende soude hem also ouer gheholpen hebben. Ende dit wartmen gheware bi eenen wijue die te Male ghinc melcken, ende die sach den cupere dit engien maken. Ende in die stede commende so vertrack sijt haren meestere, ende die gaft te kennene in tghemeene. Ende dyt aldus wetende, trocken.x.of.xij.ghesellen te Malen waert, endecommende ten huyse vanden cupere si vonden tengien vulmaect, ende doen vinghen si den cupere ende namen tselue engien mede, ende brochtent ter veste aen tcleen waterhuysekin teynden der Caermer strate, daer Clays van Delft inne was, alsoo hi hemlieden verclaerst hadde. Ende doen belasten si den cupere dat hi doen soude metten engiene ghelijc als hy ghedaen soude hebben. Ende doe bestelden si tengien in die veste ende satender vppe met hem vieren, waer of dat deene in die veste viel, maer hi was weder huyt gheuischt vanden anderen die buyten bleuen, endequamen also ouere met hem dryen vp tselue engien tot aentwater huysekin, daer si aen clopten, ende si deden den cuper alleene spreken, ende riep tot sijn gheuare dat hi daer ware metter ghereeschepe. Ende hi antwoorde ic salt open doen endecommen tot hu, twelc hi also dede. Ende doen sach hy dander twee die hem vinghen ende wel vast hilden. Doen badt die voorseyde man hem lieden dat si hem wilden laten gaen, hy soude hem lieden gheuen iijc.pont grooten, dye welcke penninghen si seyden dat si niet en sochten, maer seyden hem hi moeste mede gaen, ende brochten hem metten daghe gheuanghenter marct, aldaer hi terstont gheexamineirt was ende ghepijnt Ende hi seyde dat hi niet mesdaen en hadde, want sijn behuwede vadere, wiens dochtere dat hy ghetraut hadde, die dede hem doen bi foortsen ende bedwanghe al tghene dat hi ghedaen hadde, endeen wiste ooc van gheenen secrete van huerlieder Raet, maer hadde hem lieden wel hooren segghen, dat si tghemeente noch wel dwinghen ende castyen souden bi middele of bi foortsen. Ende dat hoorde ooc die wet ende neghen sware Dekens, daer mede was hy vander banc ghedaen, ende hi seyde datment den clerck vanden bloede vraghen soude, diet bet wiste dan hi, want hy hadde een boucxken daer si alle in stonden bi dizenierschepen, also dattet toe ghegaen soude hebben, midts dat hy clerc was vanden bloede. Ende dye voorseyde was so seere ghepijnt dat hi nauwelic ghegaen en conste. Dit was vp den.x.stendach van Maerte. |
[Item, op de 8de en 10de dag van maart] Item, op de 8ste dag van maart zo was gevonden te Male buiten de stad Brugge ten huis van een kuiper een instrument van een ton met planken als vlotten waarmee dat Clays van Delft over de vesting van de stad gevaren zou hebben, [fol. CC.xxxiij.v] want deze kuiper was zijn verwant en zou hem alzo over geholpen hebben. En dit werd men gewaar bij een wijf die te Male ging melken en die zag de kuiper deze machine maken. En toen ze in de stad kwam zo vertelde ze het haar meester en die gaf het de gemeente te kennen. En die dit aldus wisten trokken 10 of 12 gezellen te Malen waart en kwamen ten huize van de kuiper en ze vonden de machine volmaakt en toen vingen ze de kuiper en namen die machine mee en brachten het naar de vesting aan het kleine waterhuisje ten einde van de Carmerstraat daar Clays van Delft in was, alzo hij hen verklaard had. En toen belasten ze de kuiper dat hij met de machine doen zou gelijk als hij gedaan zou hebben. En toen bestelden ze de machine in de vesting en zaten er op met hen vieren waarvan de ene in de vesting viel, maar hij werd er weer uitgevist van de anderen die buiten bleven en kwamen alzo over met hen drie drijven op die machine tot aan het waterhuisje waar ze aanklopten en ze lieten de kuiper alleen spreken en riep tot zijn verwant dat hij daar was met het gereedschap. En hij antwoorde; ; ik zal het open doen en tot u komen, wat hij alzo deed. En toen zag hij de andere twee die hem vingen en goed vast hielden. Doen bad die man hen dat ze hem wilden laten gaan, hij zou hen gevene300 pont groten, welke penningen ze zeiden dat ze die niet zochten, maar zeiden hem hij moest mee gaan en brachten hem met de dag gevangen ter markt waar hij terstond ondervraagd en gepijnigd werd. En hij zei dat hij niets misdaan had want zijn behuwde vader wiens dochter dat hij getrouwd had die liet het hem doen met geweld en bedwang al hetgene dat hij gedaan had en witst ook niets van geheim van hun raad, maar had hen wel horen zegge dat ze de gemeente nog wel dwingen en kastijden zouden bij middelen of kracht. En dat hoorde ook de wet en negen zware dekens en daarmee was hij van de bank gedaan en hij zei dat men het de klerk van het bloed vragen zou die het beter wist dan hij want hij had een boekje waar ze allen in stonden van het gezelschap (?), alzo dat het toegegaan zou gebben mits dat hij klerk van het bloed was. En hij was zo zeer gepijnigd zodat hij nauwelijks gaan kon. Dit was op de 10de dag van maart. |
Item vp den.xi.sten dach van Maerte, so waren ghelesen in die halle diueersche ordonnancien bi die vander wet gheordonneirt, vanden welcken dat sommeghe pointen den temmerlieden, metsgaders den.xvij.neeringhen nyet wel en ghenouchden, omme datmen so seere sochte middele ende maniere om hem lieden vander marckt te ghecrijghene, ende seyden dat die.xvij.neeringhen noteren souden alle die pointen die hem lieden niet en ghenouchden. Ende die temmerlieden namen haer pingioen, endelieper mede huyter halle int parc vp die marct, ende riepen alle die ons wel willen, die commen bi ons of wi houdense voor vianden. Ende naer dit woort volchden die.iiij.neeringhen, endeden smet, dye naelde, ende voort al dandere, elck met sijnen pingioene, ende ghinghen van daer in ordonnancien tot inden burch, ende bleuen daer staende tot dat die capiteyn quam. Ende doe seyden si aldus, heere Capiteyn wy begheeren aen hu dat ghy die camere wild doen scheeden of wi sullense alle doot slaen die daer inne sijn, ende wi willen hebben ter marct drie persoonen die wi hu segghen sullen, omme te examineirene van dies men hem lieden vraghen sal. Ende die twee die excuseirden hem lieden als dat si vander ordonnantie vanden Schouteeten niet en wisten, maer begheerden vp dye strate te gane endepresenteirden haer lieder lijf ende goet tallen tijden ende tallen hueren bereet te sijne, ende te commene te wetten ende ter iusticien, talder huere alsment begheeren soude, ende presenteirden te commene in die presencie van hem lieden, die hem lieden souden willen segghen of aenlegghen metter waerheyt, dat sy yet vander saken wisten. Ende Clays van Delft was ghecondempneirt te steruene, vanden welcken die voorseydebadt ootmoedelick om die doot die god starf, dat men hem gracie ende respijt gaue tot sand [fol. CC.xxxiiij.r] derdaechs als vanden lijue te nemene, omme hem wel te biechtene, ende met sijnder moedere ende wijue te sprekene, ende sijn testament te makene. Twelcke hem als doe gheconsenteirt was. |
Item, op de 11de dag van maart zo waren gelezen in de hal diverse ordonnantien die van de wet geordonneerd warenWaarvan dat sommige punten de timmerlieden mitsgaders de 17 neringen niet goed vergenoegden omdat men zo zeer middel zocht en manieren om hen van de markt te krijgen en zeiden dat de 17 neringen noteren zouden alle punten die hen niet vergenoegden. En de timmerlieden namen haan vaandels en liepen ermee uit de hal in het park op de markt en riepen allen die ons goed willen die komen bij ons of we houden ze voor vijanden. En na dit woord volgende 4 neringen en de smid en de naalden en voort alle anderen en elk met zijn vaandel en gingen vandaar in ordonnantie tot in de burcht en bleven daar staan totdat de kapitein kwam. En toen zeiden ze aldus; Ԩeer kapitein, we begeren van u dat ge de kamer wil laten scheiden of we zullen ze allen dood slaan die daarin zijn en we willen hebben ter markt drie personen die we u zeggen zullen om te examineren van dat men hen vragen zal. En die twee die excuseerden zich als dat ze van de ordonnantie van de schout niets wisten, maar begeerden op de straat te gaan en presenteren hun lijf en goed te alle tijden en te allen uren bereid te zijn en te komen tot de wet en te justitie te alle uren als men het begeren zou en presenteerden te komen in de presentie van hen die hen zouden willen zeggen of aanleggen met de waarheid dat ze iets van de zaak wisten. En Clays van Delft was veroordeeld te sterven die ootmoedig bad om de dood die God stierf dat men hem gratie en respijt gaf de [fol. CC.xxxiiij.r] volgende dag van het lijf te nemen om hem goed te biechten en met zijn moeder en wijf te spreken en zijn testament te maken. Wat hem als toen toegestemd was. |
Item vp den.xi.sten dach van Maerte, so sandt mijn here van Santrayn te Brugghe eenen brief, die welcke sprack in deser manieren. Vriendelicke groetenesse aen hu mijn beminde vrienden van Brugghe. Weit hoe dat ic ter Sluys ghecommen ben huyter name van Phelips van Rauesteyn, omme te houdene dye stede ende beede dye Casteelen, ten behouue ende huyter name vanden hertoghe Phelips, ende ter weluaert vande stede van Brugghe, ofte hu lieden yement yet wilde mesdoen om hu lieden hulpe ende bystant daer yegens te doene, ende omme dat ghi lieden endeandere cooplieden, soudt moghen gaen ende keeren sonder eenich belet. Ende pijnt altijt te hebbende goeden wijsen Raet, ten behouue vanden hertoghe Phelips ende sijnen lande van Vlaendren, dat biddick hu lieden vriendelicken.etc. [Item vp den.xi.sten dach in Maerte] Item vp den.xi.sten dach in Maerte, soe was gheordonneirt eene ordonnancie van eender wapeninghe te houdene, ende te gane int harnasch, vp die maniere so die van Ghendt doen alle iare te half vastene. Ende dyt was begonnen die eerste reyse, den.xi.sten dach in Maerte, tsauents ten.x.hueren inden auent, beghinnende te gane alle die hooftmannen ende lij.Dekens, elc naer sijn hoocheyt met haren standaerden, met trompetten ende trommelen in properder ordonnancie, ende namen den eersten auent haren ganck vander marct voorby den bijtre, duer die wapenmaker strate tot Sint Ians brugghe, lancx der speghelmakers reye duer Dinghelsche strate duer die Rudderstrate, keerende in die bogaertstrate duer den crommewale ouer dye stroobrugghe voorby den Caermers ouer tproosche duer die peper strate, keerende alsoo naer doude muelen brugghe duer dye hoochstrate, duer dye burch, duer die breydelstrate, also wederter marct, daer orlof aen malcanderen nemende. Item den.ij.sten auent ghinghen si vander marckt duer die wulhuys strate ouer die grote Eechout brugghe, ouer die vlasbrugghe, duer die braemberchstrate, duer die witte leirtauwerstrate, commende lancx den hoye duer dye vlasmarct, voorby den Nazarette totten anckere plaetse ouer sinte Marienbrugge, voorby tvleeschuys, duer dye steenstrate naer sint Saluators, duer die dweerstrate, duer die wulfhaghestrate duer den houden sack, keerden ouer die lee brugghe, duer shergheer wijnstrate voorby die bornecamere, ende alsoo weder ter marct als voren. Item den derden auent namen si haren ganc vander marct eerst duer sint Iacobs strate voorby thuys van meester Ian die groot daer den Roomschen coninc ghelogiert was die welcke hem liedendaer alle sach passeren, daer hi inne verblijde, sinede so vele frisch volcx by een, ende dat si alle auende paeysiuelic schieden. Ende es te wetene dattet alle auende lancx so schoonder was om sien, ende wantet doe den derden auent was, so wast seer schone om sien. Van daer ghinghen si over die ezelbrugghe, duer sherboonems strate ter baelge commende totter Vlamijncbrugghe, voorby den Augustijnen, duer den langen wijnckele, ouer doosterlinge plaetse, duer tghent of totter Caermers brugghe, keerende lancx der noortsijde vander Reye tot sint Ians brugghe, duer die zouterstrate ouer die buerse, duer die vlaminc strate, also weder ter marct. Ende hier of hadden si brieuen endebesegeltheyt vanden.iij.leden tslandts van Vlaendren, datmen dat alle iare ghecontinueirt soude hebben, ende dat soude naer dientijt altoos ghebuert hebben alsmen die wet van Brugge vermaect. Te wetene den tweesten dach van Septembre, dan soudt den eersten auent gheweist hebben, ende den.ij.sten als die wet vermaect ware, ende tsander daechs daer naer, het derde vandenvoorseyde aweete.etc. End dyt was gheordonneirt ontrent dier tijt, omme in dien hem yement ghemessuseirt hadde int regieren vander stede ofte eeneghen dienst vanden Prinche, dat sy dandaer of correctie versocht souden [fol. CC.xxxiiij.v] hebben ghedaen te sijne. Maer es te wetene dat dese ordonnancie maer twee iaren en gheduerde, maer was corts als alle dinck vp sijn stede was, dye ordonnancie weder te nieten ghedaen, want die heeren waren wijser diet weder of stelden, dan dye ghene diet ordonneirden, metsgaders als een ghemeente die ouerhant heift, si stellen dicwils vele saken voort, die niet vele en doogen als doe ende te meer stonden wel ghebleken heift, want si doe vele saken voortstelden, daer omme dat die stede van Brugghe in groter desolacie gheweist heift ende noch es, ende was ghenouch een beghinsel van huere declinacie, welc gode gheclaecht sy.etc. waer of dit woort de warachticheit prouft Tes beter verheert tsijne dan verbouft. |
Item, op de 11de dag van maart zo zond mijn heer van Santrayn te Brugge een brief die sprak op deze manier. Vriendelijke groet aan u mijn beminde vrienden van Brugge. Weet hoe dat ik ter Sluis gekomen ben uit naam van Filips van Ravestein om te houden di stad en beide kastelen ten behoeve en uit name van hertog Filips en ter welvaart van de stad Brugge of u iemand iets wilde misdoen om u hulp en bijstand daartegen te doen en omdat gij en andere kooplieden zou mogen gaan en keren zonder enig belet. En pijnigt altijd te hebben goeden wijze raad ten behoeve van hertog Filips en zijn land van Vlaanderen, dat bid ik u vriendelijk, etc. [Item, op de 11de dag van maart] Item, op de 11de dag van maart zo was geordonneerd een ordonnantie van een wapening te houden en te gaan in het harnas op de manier zo die van Gent doen alle jaren te half vasten. En dit was begonnen de eerste keer de 11de dag van maart ճ avonds te 10 uur in de avond te beginnen te gaan alle hoofdmannen en 52 dekens, elk naar zijn hoogheid met hun standaarden, met trompetten en trommels in propere ordonnantie en namen de eerste avond hun gang van de markt voorbij de Bijter, door de Wapenmaker straat tot Sint Jans brug, langs de Spiegelmaker rei door de Engelse straat door de Ridderstraat en keert in de Boomgaardstraat door de Kromme Waal over de Strobrug voorbij de Caermers over de proosse door de Peperstraat en keer alzo naar de oude molen brug door de Hoogstraat, door de burcht, door de Breydelstraat en alzo weer naar de markt en nemen daar verlof aan elkaar. Item, de 2de avond gingen ze van de markt door de Wolhuisstraat over de grote Eekhout brug door de Brambergstraat door de witte Leertouwersstraat en komen langs de hof door de Vlasmarkt, voorbij den Nazarette tot de ankerplaats over Sint Marienbrug voorbij het vleeshuis door de Steenstraat naar Sint Salvator door de Dwarsstraat, door de Wulfhagestraat door de oude zak en keren over de Leebrug, door Hergheer Wijnstraat voorbij de bornekamer en alzo weer ter markt als voren. Item, de derde avond namen ze hun gang van de markt eerst door Sint Jacob straat voorbij het huis van meester Ian de Groot waar de Roomse koning gelogeerd was die hen daar allen zag passeren waarin hij verblijde en zag zoveel fris volk bijeen en dat ze alle avonden vredig scheidden. En het is te weten dat avonden hoe meer hoe mooiers was om te zien en omdat het toen de 3de avond zo was het zeer mooi om te zien. Vandaar gingen ze over de Ezelbrug door Herboonem straat ter slagboom en kwamen tot de Vlaming brug voorbij de Augustijnen, door de lange winkel over de Oosterlingen plaats door het Gent of tot de Caermers brug en keerden langs de noordzijde van de Reie tot Sint Jans brug, door de Zoutstraat over de beurs door de Vlamingstraat en alzo weer ter markt. En hiervan hadden ze brieven en bezegeling van de 3 leden van het land van Vlaanderen dat men dat alle jaren gecontinueerd zou hebben en dat zou na die tijd altijd gebeurd zijn toen men de wet van Brugge vermaakte. Te weten; de 2de dag van september dat zou het de eerste avond geweest zijn en de 2de als die wet vermaakt was en de volgende dag daarna de derde van wacht, etc. En dit was geordonneerd omtrent die tijd om indien zich iemand gemist had in het regeren van de stad of enige dienst van de prins dat ze dan daar van correctie verzocht zouden [fol. CC.xxxiiij.v] hebben en deden. Maar het is te weten dat deze ordonnantie maar twee jaren duurde, maar was kort toen alle dingen op zijn plaats was en de ordonnantie weer te niet gedaan, want de heren waren wijzer die het weer afstelden dan diegene die het ordonneerden mitsgaders als een gemeente de overhand heeft stellen ze vaal vele zaken voor en de ogen stonden toen meer toen er meer naar zoals wel gebleken is want toen ze vele zaken voorstelden waarom dat de stad Brugge in grote desolatie geweest is en nog is en was genoeg begin van hun afzakken, wat Godgeklaagd is, etc. Waarvan dit woord waarheid proeft Het is beter beheerd te zijn dan verboefd. |
[Item vp den.xi.sten dach van Maerte voorseyde] Item vp den.xi.sten dach van Maerte voorseyde, snachts ontrent den.xij.hueren inden nacht, soe sandtmen vijf lieden te Cortrijcke waert, omme dieswille dat Ian van Coppenolle daer inne wilden seynden garnysoen vanden Fransoysen. Maer die van Cortrijcke om den laetsten man te waghene, en wilden gheen fransoysen in nemen, maer screuen aen die van Brugghe, wilden si eeneghe lieden daer inne seynden van Ghendt, van Brugghe, ofte van Ipre, sy waren hem lieden wellecomme, al waert dat ware tot iiij.of.v.duyst toe. [Den.vij.sten dach van maerte] Item vp den.vij.sten dach van maerte, was die rekeninghe gedaen vander stede, byder welcker rekeninghe wel bleec dat die stede qualick gheregiert hadde gheweist. Vp twelcke eeneghe die seere wijs wilden wesen seyden, waert bi al dien datmen denConinc wel ondervraechde met goeden ouden gheleerden mannen, hi soude onse stede wel wat segghen, ende so souden ooc die heren die te Ghendt gheuanghen laghen. Ende weit dat ghy hu wachten moet van eenege die ter marct ghecommen sijn, want si huyt sijn om hu lieder verderuenesse. Ende weit dat ghy hu nyet te seere en moet betrauwen, want daer sijn eeneghe die hu gheen profijt noch duecht en ionnen van sommeghe heren die ghi betraut. Ende ooc mede so hebben wi ons wel te wachtene vanden fransoysen, want si ons ouer vier iaren gheerne verdoruen hadden, hadden si gheconnen ende noch souden, in dien si meester van ons consten gheworden. Ende weit dattet wel redelick ende oorbor ware, dat die weerlicke priesters als si harendienst ghedaen hadden, dat si by ons quamen staen ter marct in die wapene, ende siet eer dat ghy vander marckt gaet, dat ghi pijnt te vercrijghene alle huwe rechten ende preuilegien. Dyt ende deser ghelijcke redenen waren ghealligiert van eeneghe die seere montvroet waren, ende vele bestiers hadden. |
[Item, op de 11de dag van maart voorzegt] Item, op de 11de dag van maart voorzegt Ԡs nacht omtrent 12 uur in de nacht zo zond men vijf lieden te Kortrijk waart, omdat Ian van Coppenolle daarin wilde zenden garnizoen van de Fransen. Maar die van Kortrijk om de laatste man te wagen wilden heen Fransen innemen, maar schreven aan die van Brugge wilden ze enige lieden daarin zenden van Gent, van Brugge of van Ieper, ze waren hen welkom al waren het er 4 of 5 000 toe. [De 7de dag van maart] Item, op de 7de dag van maart was de rekening gedaan van de stad en bij die rekening bleek wel dat de stad kwalijk geregeerd was geweest. Waarop enige die zeer wijs wilden wezen zeiden; was het bij al dien dar men de koning wel ondervroeg met goede oude geleerde mannen, hij zou onze stad wel wat zeggen en zo zouden ook de heren die te Gent gevangen lagen. En weet dat ge u wachten moet van enige die ter markt gekomen zijn want ze zijn er op uit om uw verderf. En weet dat ge u niet te zeer moet vertrouwen, want er zijn enige die u geen profijt nog deugd gunnen van sommige heren die ge vertrouwt. En ook mede zo hebben we ons wel te wachten van de Fransen want ze hadden ons voor vier jaren geleden graag bedorven hadden ze gekund en nog zouden, indien ze meester van ons konden worden. En weet dat het wel redelijk en nuttig was dat de wereldlijke priesters als ze hun dienst gedaan hebben dat ze bij ons kwamen staan ter wapen en ziet eer ge van de markt gaat ge pijnigt te krijgen al uw rechten en privilegies. Dit en dergelijke redenen waren ge uit van enige die zeer ontevreden waren en vele bestuur hadden. |
[Item vp den.ix.sten en den.viij.sten dach van Maerte] Item vp den.ix.sten dach van Maerte, so was ghesonden aen ons van Brugghe eenen brief, die ghescreuen was vp den.viij.sten dach van Maerte, hoe dat si screuen vriendelicke groetenesse aen ons van Brugghe, segghende voort dat wi wel voor ons sien souden, ende den Roomschen coninck wel souden pijnen te bewarene, want si verhoort hadden dat die van Ghendt wel meenden den coninc huyt Brugghe te ghecrijghene in hare stadt, ende dat si daer vp huyt waren. Twelck hu heren van Brugghe wel vp commen soude, endt so ghebuerde. Aldus bidden wi hu dat ghy daer goede voorsienicheyt in hebben wilt, want alle die heren vanden duytschen landen, ende alle dye coruorsters hebben ghesworen, in dient so ghebuerde, ende ghi lieden hem liet commen inden handen van die van Ghendt of vanden fransoysen, dat si Brugghe daer omme souden te niete doen, man, wijf ende kint. Ende ontboden voort ons van Brugghe dat wy souden commen ter dachuaert te Mechelen, by onsen ghenadeghen heere ende erfachteghen Prinche, ende bi die ghedeputeirde vanden coruorsters, die welcke daer waren, ende beyden naer die dachuaert, die welcke eerst was huyt gheroupen te Ghendt, ende deene en quam totten anderen niet, dan die drie leden tslants by malcanderen. |
[Item, op de 9de en de 8ste dag van maart] Item, op de 9de dag van maart zo was gezonden aan ons van Brugge een brief die geschreven was op de 8ste dag van maart hoe dat ze schreven vriendelijk groet aan ons van Brugge, en zeiden voort dat we goed voor ons zien zouden en de Roomse koning wel zouden pijnen te bewaren want ze hadden gehoord dat die van Gent wel meenden de koning uit Brugge te krijgen in hun stad en dat ze daarop uit waren. Wat u heren van Brugge wel aankomen zou zo het gebeurde. Aldus bidden we u dat ge daarop goede voorzienigheid in hebben wilt, want alle heren van de Duitse landen en alle keurvorsten hebben gezworen, indien het zo gebeurde en gij hem liet komen in de handen van die van Gent of van de Fransen dat ze Brugge daarom te niet zouden doen, man, wijf en kind. En ontboden voort ons van Brugge dat we zouden komen ter rechtszitting te Mechelen bij onze genadige heer en erfachtige prins en bij de gedeputeerden van de keurvorsten die daar zijn en wachten op die rechtszitting die eerst was uitgeroepen te Gent en de ene kwam niet tot de andere dan de drie leden van het land bij elkaar. |
[Item vp den.xiii.sten dach van Maerte] [fol. CC.xxxv.r] Item vp den.xiii.sten dach van Maerte, so wort gheuanghen die Capiteyn van Hulst tsmorghens vrouch inden nuchtenstont, ende wordt gheuanghen van drye ionghe ghesellen dye hem ghemoetten int bleckerstraetkin beneden der stroobrugghe, die welcke hem vraechden, waer hi ghinck ende wie hi was. Ende hy seyde dat hi een waker was vander Cruyspoorten. Doen seyden si dat en mach niet sijn, want ghi en hebt stock noch wapene. Doen seyde hi ghesellen moet ict hu ommer segghen, ick hebbe bi een heymelic vraukin gheslapen. doen seyden si, wy en ghelouen hu noch niet, waer wi bemoeden dat ghi sijt een van onsen vianden, ende dat hooren wy wel. Doen antwoorde hy noch eens ende seyde ten es soe niet, maer ick men den capiteyn van Hulst, ende ic beloue hu lieden, eest dat ghy my wilt laten gaen, ick sal hu lieden gheuen twee hondert croonen. Ende dye wijle dat si aldus met hem spraeken, liep eene van hem lieden cloppen ten huyse vanden Schouteetene, ende seyde wi hebben den Capiteyn vanHulst gheuanghen, sendt met ons ghesellen dat wi hem moghenvp den steen beweghen. Doen quamer met hem lieden ghesellen diere handt aen sloughen, ende brochten hem gheuanghen op den steen. Ende vp den seluen dach so was dye voorseydeCapiteyn gheexamineirt ende ghepijnt, daer hi leedt ende verkende dat hy mede een vpstelder was van het vrye een let te makene, waer of dat den Roomschen coninc ghehadt soude hebben.viij.duysent croonen, twelcke hy ende meer andere deden gheuen den schamelen landtslieden. Ende hoe dat hi aen nam met.xxv.ghesellen die stede van Hulst in te nemene, ende hem seluen daer capiteyn te makene contrarie den ghemeenen lande, ende ghecreech te Hulst binnen noch.xl.ghesellen te sijnder hulpe, waer mede dat hi trac te Moerbeke waert al daer hi verbarnde een ghedeel huysen. Ende voort hoe dat hi des vrydaechs den eersten dach van Sporcle, daer te voren mede quam inden burcht, ter assistencie vanden Roomschen coninck met al sijnder macht Voort leet noch al daer, hoe dat hi een mede was dye hielp den paeys breken van Vranckerijcke van tiaer.M.CCCC.ende lxxxij.totten iare.lxxxvij.toe. Ende omme alle dese voornomde sticken die hi daer leedt ende verkende, was vp dye marct onthooft vp den.xiiij.sten dach in Maerte. [Den seluen.xiiij.sten dach van Maerte] Item vp den seluen.xiiij.sten dach van Maerte, soe was Claeys van Delft ghebrocht vp tschauot met den cruyce in dye hant, omme onthooft te wordene ende te steruene metten sweerde. Ende vp tschauot commende met den cruyce in die hant, so viel hi neder vp beede sijn knien, biddende den ghemeenen volcke omme die doot die God starf om gracie om sijn lijf te houdene, hem lieden biddende dat si aenschau nemen wilden vp sijne onnoselheyt, want van al tghene daer hy inne mesdadich was, dat hijt hadde moeten doen by bedwanghe ende ontsich van sijn schoon vadere, wiens dochtere dat hi ghetraut hadde. Ende tvolck ghemeenlic considererende dye wreetheyt ende die strafheyt vanden seluen schoon vadere, worden verweckt tot compassien. Ende riepen met ghemeenen voyse, gracie ouer den seluen Clays van Delft. Ende daer was hi vp ghedaen staen, ende sijn lijf was hem ghegheuen vanden.iij.leden slandts van Vlaendren ende vander gheheelder Wet van Brugghe, daeromme hy seer blijde was met groter redene. Ende doen ghinck hy vanden schauotte tot alle die Dekenen rontomme die marct, ende bedancte hem liedenvander gracie dye si hem ghedaen hadden, ende daer mede hadde hi alle sijn absolucie. |
[Item, op de 13de dag van maart] [fol. CC.xxxv.r] Item, op de 13de dag van maart zo werd gevangen de kapitein van Hulst ‘s morgens vroeg in de morgenstond en werd gevangen van drie jonge gezellen die hem ontmoette in het Blekerstraatje beneden de Strobrug die hem vroegen waar hij ging en wie hij was. En hij zei dat hij een waker was van de Kruispoort. Toen zeiden ze, dat kan niet zijn want ge hebt geen stok nog wapen. Toen zei hij; ԍ gezellen moet ik het u immer zeggen, ik heb heimelijk een vrouwtje beslapen, toen zeiden zij, we geloven u nog niet, maar vermoeden dat gij een van onze vijanden bent en dat horen we wel. Toen antwoordde hij nog eens en zei; Ԡhet is zo niet, maar ik ben de kapitein van Hulst en ik beloof u is het dat ge me wilt laten gaan ik zal u lieden geven 200 kronen. En de tijd dat ze aldus met hem spraken liep een van hen kloppen te huis van de schout en zei; Էe hebben de kapitein van Hulst gevangen, zend met ons gezellen dat we hem op de steen mogen brengenծ Toen kwamen er met hen die er de hand aan sloegen en brachten hem gevangen op de steen. En op dezelfde dag zo was die kapitein ondervraagd en gepijnigd waar hij beleed en bekende dat hij mede een aanstichter was van de vrijen lid te maken waarvan de Roomse koning gehad zou hebben 8 000 kronen wat hij en meer andere lieten geven de schamele landslieden. En hoe dat hij aannam met 25 gezellen de stad Hulst in te nemen en zichzelf daar kapitein liet maken contrarie het algemene land en kreeg te Hulst binnen nog 40 gezellen tot zijn hulp waarmee hij naar Moerbeke trok waar hij verbrandde een deel huizen. En voort hoe dat hij vrijdag, de eerste dag van februari daar tevoren, mee kwam in de burcht ter assistentie van de Roomse koning met al zijn macht. Voort beleed nogal daar hoe dat hij er een mede was die hielp de vrede te breken van Frankrijk van het jaar 1482 tot het jaar 1487 toe. En om alle deze voornoemde stukken die hij daar beleed en bekende was hij op de markt onthoofd op de 14de dag in maart. [Dezelfde 14de dag van maart] Item, op dezelfde 14de dag van maart zo was Claeys van Delft gebracht op het schavot met het kruis in de hand om onthoofd te worden en te sterven met het zwaard. En toen hij op het schavot kwam met het kruis in de hand zo viel hij neer op beide zijn knien en bad het gewone volk om de dood die God stierf om gratie om zijn lijf te houden en bad hen dat ze zien wilden op zijn onschuld want van al hetgeen waarin hij misdadig was dat had hij moeten doen bij bedwang en ontzien van zijn schoonvader wiens dochter hij getrouwd had. En het volk stemde algemeen mee in de wreedheid en strafheid van die schoonvader en werden tot medelijden opgewekt. En riepen met algemene stem gratie over dezelfde Claeys van Delft. En daar werd hij laten opstaan en zijn lijf was hem gegeven van de 3 leden van het land van Vlaanderen en van de gehele wet van Brugge waarom hij zeer blijde was met grote reden. En toen ging hij van het schavot tot alle dekens rondom de markt en bedankte hen van de gratie die ze hem gedaan hadden en daarmee had hij al zijn absolutie. |
[Item voort so wasser gheordonneirt eenen brief] [Den.xiiij.sten dach in Maerte] Item voort so wasser gheordonneirt eenen brief, ende die ter hallen huyt ghelesen, inhoudende van hoe ende in wat manieren dat wy ter marckt ghecommen waren, ende hoe dat wy absolucie hebben souden vanden Baliu, Scouteetene, vanden Burchmeesters, Schepenen ende Raet, ende vander gheheelder wet Ende was te wetene om dat tlant qualick was gheregiert bi toe doene van sommeghe persoonen vanden lande, die denRoomschen coninck te vele gheloofs gaf, want hi te vele dede bi haerlieder Rade ende ingheuene, welcke dicwils was contrarie den profijte ende orbore vanden lande van Vlaen-[fol. CC.xxxv.v] dren ende van onsen gheduchten heere ende natuerlicken Prinche den hertoghe Phelips. Ende dit tghemeente siende endeouermerckende hadden dat gheerne belet, ende omme dieswille quamen sy ter marckt met tenten ende met pauwelioenen ende met standaerden, omme van daer niet te scheedene voor ander stont, datmen die quaetwillende ende voortstelders van dien ghecorrigiert soude hebben, die welcke huyt waren omme tgarnisoen ende volc van wapenen in die stede te latene, omme tvolc cort ende tonder te houdene, ende huyt ende in te rijdene om orloghe te voerene yeghens dye van Ghendt, twelcke wy van Brugghe niet ghedooghen en wilden, want wi wel verstondendattet so toe ghegaen soude hebben, ende hebben dit al belet omme te behoudene ons lijf wijf ende kijnderen in eeren ende voor onse naer commers. Twelcke dye Baliu, Schoutheetene, Burchmeesters, Schepenen ende raet beswoeren te houdene ende tonderhoudene yeghen alle die ghene die daer yeghen yet segghen of doen souden willen in eenegher manieren met lijve ende met goede. Ende dat selue beswoeren oock dye Dekenen ende hooftmannen vanden.vi.sestendeelen, ende oock alle die Dekens vanden cleenen neeringhen ende ambachten vander stede oock te helpene weerene alle quaetwillende vander voorseyde stede. Ende in teekene der warachticheyt so soudenBaliu, Scouteeten, Burchmeesters, Schepenen, Raet, hooftmannen, ende alle die Dekenen voornomt haerlieder seghele hier aen doen steken, in teekene van meerder versekertheyt vander seluer ordonnancie. Dit was ghedaen den.xiiij.sten dach in Maerte. |
[Item, voort zo was er geordonneerd een brief] [De 14de dag van maart] Item, voort zo was er geordonneerd een brief en die ter hal uitgelezen die inhield van hoe en in wat manieren dat we ter markt gekomen waren en hoe dat we absolutie hebben zouden van de baljuw, schout, van de burgemeesters, schepenen en raad en van de gehele wet. En was te weten omdat het land kwalijk was geregeerd bij toedoen van sommige personen van het land, die de Roomse koning te veel geloof gaf, want hij deed teveel bij hun raad en ingeven wat vaak was contrarie het profijt en nut van het lande van Vlaanderen [fol. CC.xxxv.v] en van onze geduchte heer en natuurlijke prins, hertog Filips. En dit zag en bemerkte de gemeente zag en had dat graag belet en daarom kwamen ze ter markt met tenten en met paviljoenen en met standaarden om van daar niet te scheiden voor de andere tijd dat men die kwaadwilligen en aanstichters er van gecorrigeerd zou hebben die er op uit waren om het garnizoen en wapenvolk in de stad te laten om het volk kort en onder te houden en uit en inrijden om oorlog te voeren tegen die van Gent wat wij van Brugge niet gedogen wilden, want we verstonden wel dat het zo zou toegegaan hebben en hebben dit al belet om te behouden ons lijf, wijf en kinderen in eren en voor onze nakomelingen. Wat de baljuw, schout, burgemeesters, schepenen en raad bezwoeren te houden en te onderhouden tegen al diegenen die daartegen iets zeggen of doen zouden willen in enige manieren met lijf en met goed. En datzelfde bezwoeren ook de dekens en hoofdmannen van de 6 zesde delen en ook alle dekens van de kleine neringen en ambachten van de stad ook te helpen weren alle kwaadwillende van die stad. En als teken van de waarheid zo zouden de baljuw, schout, burgemeesters, schepenen ,raad, hoofdmannen en alle dekens hieraan laten steken hun zegels als teken van meer verzekering van dezelfde ordonnantie. Dit was gedaan de 14de dag van maart. |
[Item vp den seluen xiiij.sten dach van Maerte] Item vp den seluen xiiij.sten dach van Maerte, soe was noch eenen brief ter hallen huyt ghelesen, aengaende die.iij.leden slandts van Vlaendren, als dat si deene den anderen verbonden, ende beloueden te onderhoudene alle dese naervolghende pointen. Ende es te wetene aenghesien dye goede cause die die van Brugghe ghehadt hebben omme ter marct te commene, ende den Roomschen coninck te houdene in bewaerder hant vp een eerlic huys, dat was vp Cranenburch omme beters wille, ende om meerdere grief ende quaet te belettene dat eeneghe quaetwillende voren hadden, in vercleeninghe vander voorseyde stede van Brugghe. Ende was voort gheordonneirt sommeghe duytsche heren te aresterene ende te legghene in bewaernessen van dye van gendt. Twelcke al was ghedaen omme datsi beletters waren vanden paeys te onderhoudene dye tusschen der croone van Vranckerijcke, endedie van Ghendt, ende den volcke vanden drie leden ghemaect was, ende ooc huyt waren omme onser stede cleenicheyt ende scoffiericheyt te doene, waer omme dat eenege gheiusticiert endeonthooft waren vp die marct vp een schavot by iugemente ende vonnesse vanden drie leden slandts van Vlaendren, so eest dat die drie leden slandts voorseyde agointelic vergheuen deen denanderen van al tghene dieser mach gheschiet sijn van vp die marct te commene metten pingioene te loopene, ende die huysen ende cloosters te besouckene, omme dye quatwilleghe te bet te vindene, ende belouen malcanderen haerlieder bystant daer in te doene yeghen eeneghe quaetwilleghe dye hem lieden ter causen van dies voorleden es, eeneghe molestacie souden willen doen. Welc verbant ende belofte wi vanden.iij.leden slandts van Vlaendren in oorconden der waerheyt agointelick, ende elc besondere hebben beseghelt met onsen seghelen, ende die daer aen ghehanghen. Dit was ghedaen vp den.xiiij.sten dach vanMaerte. Anno.M.iiijc.ende.lxxxvij. Item was noch gheboden ter hallen huyte vp den seluen dach, so wie dat den ouden Schouteeten ghehuyst of ghehoeft hadde, ende niet ter kennesse ghebrocht en hadde of bringhen en soude, wie dattet ware vrauwe of man, of priestere int cloostere, of in cluysen gheestelic of weerlic, men soude die hanghen voor sijn duere, ende haerlieder cloostre of woonste te nieten doen. Maer in dyen hem yement ter kennesse brochte, tghene dat hem die voorseyde belooft hadde, dat soudemen hem gheuen, ende noch libra ponden groten bouen dien, ende noch bouen dyen om noch bet te betalene. [fol. CC.xxxvi.r] [soudemen] hem gheuen noch eene scroderye, of [L].libra grotendaer voren. Ende dit was dye derde [reyse] dat dit ter hallen huyt gheroupen was Item voort was ter hallen huyt ghelesen ende gheboden, hoe dat alle die oude wethouders die gheuanghen waren, want mense niet beuinden en conste van cryeme, datmense huyt laten endeontslaen soude, maer wat saken dat ceuijle aenghinc, daer vp souden die drie leden slants, metsgaders der wet, hooftmannenende Dekens aduijs nemen, om daer of correctie te doene in tijden ende wijlen. Ende dit was ooc ghedaen vp den.xiiij.sten dach in Maerte. Item was noch voort ter hallen huytgheroupen, so wie dat verwonnen was van tsheren boete, die gaf den Scouteetene vry vranc ende seker gheleede vanden seluen.xiiij.sten dach in Maerte, tot Sinxen daer naer eerstcommende. Ende was ooc ten seluen daghe ghegheuen alle die bewettichde schuldenaers, vry gaende ende keerende den seluen tijt. Ende binnen deser tijt so souden die wethouders ordonneren den scamelen lieden sulckenredelicken termijn om betalen, so si goelicst mochten. |
[Item, op dezelfde 14de dag van maart] Item, op dezelfde 14de dag van maart zo was nog een brief ter hal uitgelezen aangaande de 3 leden van het land van Vlaanderen als dat ze de ene met de anderen verbonden en beloofden te onderhouden al deze navolgende punten. En het is te weten aangezien de goede oorzaak dat die van Brugge gehad hadden om ter markt te komen en de Roomse koning te houden in verzekerde hand op een fatsoenlijk huis dat was op Craneburcht om beters wil en om meerdere ongerief en kwaad te beletten dat enige kwaadwillende voor hadden tot verkleining van de stad Brugge. En was voort geordonneerd sommige Duitser heren te arresteren en te leggen in bewaring van die van Gent. Wat alles was gedaan omdat ze beletters waren van de vrede te onderhouden die tussen de kroon van Frankrijk en die van Gent en het volk dat van de drie leden gemaakt was en ook er op uit waren om onze stad te kleineren en schoffering te doen, waarom dat enigen berecht en onthoofd waren op de markt op een schavot door berechten en vonnis van de drie leden van het land van Vlaanderen, zo is het omdat die drie leden van he land eigenlijk vergeven de ene de anderen van al hetgeen die er geschied mag zijn om op de markt te komen en met de vaandels te lopen en de huizen en kloosters te bezoeken om de kwaadwillige beter te vinden en beloven elkaar hun bijstand daarin te doen tegen enige kwaadwilligen die hen ter oorzaken van wat voorleden is en enige molestatie zouden willen doen. Welk verbond en belofte we van de 3 leden van het land van Vlaanderen in oorkonden der waarheid eigenlijk en apart hebben bezegeld met onze zegel en die daaraan gehangen. Dit was gedaan op de 14de dag van d maart anno 1487. Item, was nog geboden ter hal uit op dezelfde dag zou wie de oude schout gehuisd of in de hof had en niet ter kennis gebracht had of brengen zou, wie dat het was, vrouw of man of priester in het klooster of in kluizen, geestelijk of wereldlijk, men zou die hangen voor zijn deur en hun klooster of woonstee te niet doen. Maar indien hem iemand ter kennis bracht hetgeen dat hem die voorzegde beloofd had, die zou men hem geven, en nog libra ponden groten bovendien en nog bovendien om nog beter te betalen [fol. CC.xxxvi.r] zou men hem geven nog een schrodergeld (1) of 50 libra groten daarvoor. En dit was de derde keer dat dit ter hal uit geroepen was. (1) Geld betaald voor het op- en afladen en het vervoer van vaten wijn en bier. Item, voort was ter hal uitgelezen en geboden hoe dat alle oude wethouders die gevangen waren, want men kon ze niet bevinden van misdaad, dat men ze uit laten en ontslaan zouden, maar welke zaken civiel aangingen daarop zouden die drie leden van het land mitsgaders de wet, hoofdmannen en dekens advies nemen om daarvan correctie te doen in tijden en wijlen. En dit was ook gedaan op de 14de dag van maart. Item, was nog voort ter hal uitgeroepen zo wie dat overwonnen was van de boete van de heer die gaf de schout vrij frank en zekere geleide van dezelfde 14de dag van maart tot Pinkster daarna eerst komend. En was ook dezelfde dag gegeven alle wettige schuldenaars dat ze vrij gaan en keren zouden dezelfde tijd. En binnen deze tijd zo zouden de wethouders ordonneren de schamele lieden zoՠn redelijke termijn om te betalen zo goed ze konden. |
[Den.xx.sten dach van Maerte] Item vp den.xx.sten dach van Maerte ontrent den.vij.huereninden auent, was die voorseyde die Scouteeten gheweist hadde, gheuonden int huys van Ian vanden keere een mutsereedere in die carmerstrate, ende hadde daer gheluuscht.v.weken lanc, endewas aldaer ghehaelt vanden Burchmeestere Ian de hamere, endeeen van sijnen knapen, ende eenege temmerlieden, die welcke hem daer vonden sittende in een pilse, ende hy sandt om eenenkeerle. Ende bi sijnder bede was hi al heymelic en stille gheleet tot vp den steen, sonder eenege roupinge of gheruchte te makene, dat hi gheuanghen was. Ende daer commende, was gheroupen ouerluyt, den ouden Scouteeten es ons gheuanghen man. Endedesen roup quam ter marct ooc ouerluyt, als dat hi gheuanghenwas, waer omme dat al tvolc ouer al seere verblijt was, endemaecten grote ghenouchte van pijpene ende van trompene. Endedie kinderen riepen lancx der strate totten.x.hueren inden auent, die leuer etere es gheuanghen. Ende corts daer naer dat hi gheuangen was ende ter steene gheleet, soe was hi ghebrocht ter marct van Deken tot Dekene, omme datmen sien soude dat hi daer ware. Ende daer riepen si vp hem, ende daden hem vele schimps ende cleenicheyt. Ende seyden ghi leuer etere, vaert wel schuutkin houf houf, dat waren huwe roupen, hoe vaerdy nv, ende si toochden hem dye fyghe, ende daden hem vele schimps. Ende hi seyde haddic te doene met lieden van redene, ic soude noch wel connen te mijnder ontschult gheraken, endeverantwoorde hem, segghende dat hy in gheenen stickenmesdaden en hadde. Ende terstont was hy weder vp den steen gheleet, ende hem waren twee groote boeyen aen ghedaen, endebi hem waren gheleyt sommeghe ambochtslieden, ende hi ghecte noch met hem lieden, ende met die vander stede, hoe dat si so onghenadich ende onkerstelic waren, poorters vander stede te legghene vp sulc een pijnbanc als die was. Waer vp doe dye hembewaerden hem antwoorden, gheckende met hem, ende seyden. Ick bringhe hu een droncxken, maect goet chiere, ghi sult oock vp den banc gheraken, ende dat corts met vaert wel schuutkin, twelck nv inden gront gheseylt es, aldus ende in deser manierenghecten si met hem. [Den.xvi.sten en den xvij.sten dach van Maert] Item den.xvi.sten dach van Maerte, ter ordonnancie ende omme die exame van iusticien ten.x.hueren voor der noene, so was vp die marct in tparc ghemaect een schauot wel hooghe ende breet, daer vp datmen den voorseyde examineren ende pijnen soude, omme dat elck soude hem moghen sien cleene ende groot, in welcker examen hem alder eerst aen gheleyt was, als dat hi wel wiste van als hertoge Kaerle te Morack was, ende dattet eens deels mede sijn schult was, als dat hi daer doot bleef, ende veil meer ander sticken, als vanden paeys te brekene van Vranckerijcke ende den lande van Vlaendren, ende vanden traysoene vanTherrewane ende van sint Omaers, ende van vele andere taxacien van penninghen ende foortsen ende exactien exactien endequade voortstellen vp tghemeene volc, dit was hem al vertoocht eer hi ten schauotte ghebrocht was. Item vp den seluen dach tsachternoens, ontrent den.iij.hueren, soe was die voorseyde ghebrocht vp tschauot dat daer toe ghemaect was, ende daer was hy begonnen te examineren vanvele saken dye sonderlinghe [fol. CC.xxxvi.v] waren eerst dat hi contrarie sijnen eedt ghedaen hadde, een wapeninghe te makene vp tlandt vanden hertoghe Phelips, grotelick te sijnen quetse. Ende hoe dat hi wel wiste van tvolc daer omme dat trac den Bisschop van Luycke, mijn heere vanIselsteyn ende die Marcgraue van Antwerpen. Twelcke hi al loochende, ende was nochtans ghepijnt. Maer kende dat hy wel wiste dat tvolck vanden Roomschen coninck huyt ende in ghereden soude hebben vp die stede van Ghendt orloghende, maer hadde ghebeden datmen gheenen prysen in Brugghe ghebrocht en soude hebben, wantet eens stede es van coopmanschepe, ende nyet met een stede van orloge also hi daer verkende, maer seyde totten coninc, rijdt huyt ende in thuwer gheliefte met huwen volcke, ic en wilt nyet weten. Ende kende noch dat hi vanden Rade was vanden coninc, ende mijn here van sinte Beertins, ende mijn heere van sinte Beingy. Ende badt als doe omme tot sanderdaechs te moghen rustene, omme die waerheyt te bet te moghen verclaersene, want dye sticken groot ende lastich waren diemen hem te laste leyde, daer hi qualic als doe aen tkennen commen wilde. Maer dye wet vant in haren Raet datmen hem respijt gheuen soude tot sanderdaechs ten.viij.hueren, twelc so ghebuerde. Ende was doe den.xvij.stendach van Maerte. |
[De 20ste dag van maart] Item, op de 20ste dag van maart omtrent 7 uur in de avond was die schout geweest was gevonden in het huis van Ian van de Keere, een mutsenbereider in die Carmersstraat en had daar gehuisd 5 weken lang en was aldaar gehaald van de burgemeester Ian de Hamere en een van zijn knapen en enige timmerlieden die hem daar vonden zittende in een pels en hij zond om een overkleed. En bij zijn bede was hij al heimelijk en stil gelegd tot op de steen, zonder enige groep of gerucht te maken dat hij gevangen was. En toen hij daar kwam werd overluid geroepen; de oude schout is onze gevangen man. En dit geroep kwam ook ter markt overluid als dat hij gevangen was waarom al dat volk zeer verblijd was en maakten grote genoegens van fluiten en trompetten. En de kinderen riepen langs de straten tot 10 uur in de avond; die lever etter is gevangen. En kort daarna dat hij gevangen was en ter steen gelegd zo was hij gebracht ter markt van deken tot deken omdat men zien zou dat hij daar was. En daar riepen ze op hem en deden hem vele schamp en kleinering. En zeiden; gij lever etter, vaart wel schuitje houf, houf, dat waren uw uitroepen, hoe vaar je nu, en ze toonden hem de fyghe, (vijgen of feiten?)en daden hem vele schimpen. En hij zei; had ik te doen met lieden van reden, ik zou nog wel tot mijn onschuld kunnen geraken en me verantwoorde en zei dat hij in geen stukken misdaan had. En terstond was hij weer op de steen gelegd en hem waren twee grote boeien aangedaan en bij hem waren gelegd sommige ambachtslieden en hij gekte nog met hen en met die van de stad hoe dat zo zo ongenadig en onchristelijk waren om poorters van de stad te leggen op zoՠn pijnbank als die was. Waarop die hem bewaarden hem antwoordden en gekten met hem en zeiden; ԉk breng u een drankje, maak goede sier en gij zal ook op een bank geraken en dat gauw en een vaart met dat schuitje wat nu in de grond gezeild is en aldus en in deze manieren gekten ze met hem. [De 16de en 17de dag van maart] Item, den 16de dag van maart ter ordonnantie en om het onderzoek van justitie te 10 uur voor de noen zo was op de markt in het perk gemaakt een schavot goed hoog en breed waarop men hem onderzoeken en pijnigen zou zodat elk hem zou mogen zien, klei en groot in welk onderzoek hem aller eerst aangelegd werd als dat hij wel wist van dat hertog Karel te Morack was en dat het eensdeels mede zijn schuld was dat hij daar dood bleef en veel meer andere stukken als van de vrede te breken van Frankrijk en het land van Vlaanderen en van de heffing van Terwaan en van Sint Omaars en van vele andere taxaties van penningen en geweld en belastingen en kwade voorstellen op het gewone volk, dit was hem alles getoond eer hij ten schavot gebracht was. Item, op dezelfde dag in de achternoen omtrent 3 uur zo was hij gebracht op het schavot dat daartoe gemaakt was en daar werd begonnen hem te ondervragen van vele zaken en vooral [fol. CC.xxxvi.v] waren eerst dat hij contrarie zijn eed gedaan had een wapening te maken op het land van de hertog Filips zeer tot zijn kwetsing. En hoe dat hij wel wist van het volk waarom dat trok de bisschop van Luik, mijnheer van IJsselstein en de markgraaf van Antwerpen. Wat hij alles loochende en werd nochtans gepijnigd. Maar bekende wel dat hij wel wist dat het volk van de Roomse koning uit en in gereden zou hebben en op de stad Gent oorlogen, maar had gebeden dat men geen prijzen in Brugge gebracht zou hebben want het was een stad van koopmanschap en geen stad van oorlog, alzo hij daar bekende, maar zei tot den koning, rijdt uit en in tot uw gelieven met uw volk, ik wil het niet weten. En bekende nog dat hij van de raad was van de koning en mijn heer van Sint Bertin en mijn heer van Sint Beingy. En bad toen om tot de volgende dag te mogen rusten om de waarheid beter te mogen verklaren want de stukken waren groot en lastig die men hem ten laste legde waar hij toen kwalijk aan het bekennen komen wilde. Maar de wet vond in haar raad dat men hem respijt geven zou tot de volgende dag te 8 uur, wat zo gebeurde. En dat was toen de 17de dag van maart. |
Item noch vp den xvi.sten dach van Maerte, so was noch ghesonden eenen brief van ghendt. Te wetene van beede die bancken, Te wetene van beede die bancken, ende van sommege andere heren vander stede vriendelicke groetenesse aen die heren ende wet, Scepenen, endeRaet dat ter dachuaert daer ghecommen waren alle dye ter dachuaert te Mechelen gheweist hadden vergadert, ende dat die van Hollandt, Zeelant Brabant ende van Vrieslant daer commen souden, daer omme dat die dachuaert eenen dach verstelt was bet voort, maer hilden altoos raet ende eene voor aduijs, als omme die vordernesse vander begheerte vanden paeyse te houdene dye ghemaect was int iaer.M.iiijc.ende.lxxxij.ende si seyden dat sijt ooc also houden wilden. Ende doe was hem lieden noch voort ghetoocht den groten last, schade ende interest dye den graue Phelips daer of ghecommen was, te sijnen groten verliese endequetse van sijnen lande van Vlaendren. Item vp den seluen.xvi.sten dach van Maerte, sonden dye ghedeputeirde van Brugghe die te Ghendt ter dachuaert waren vriendelicke groetenesse.etc. Voort om te laten wetene wat si besoengierden ende ghebesoengiert hadden. Ende hoe dat ter dachuaert vergadert ende ghecommen waren die naeruolgende staten ende landen. Eerst Hollant, Zeelant, Brabant endeHenegauwe, ende meest alle die landen. Ende daer was ghecommen mijn heere vanden Gruythuyse, mijn here vanRauesteyn santer eenen ghedeputeirde met sijnen laste, ende mer Phelips van Rauesteyn sandt als ghedeputeirt met sijnen laste Ian vander fonteyne. Ende daer was een here ghecommen huyt Vranckerijcke, die welcke brochte tijdinghe, hoe Monseur descordes hadde ghedaen roupen alle die frontieren vanVranckerijcke duere paeys vp tghemeene lant van Vlaendren. Twelcke was vry varende ende keerende, ende coopmanscepen daer doende die dattet ghelieuen soude, ende dat hi hoopte dat die besegelthede van dien hier corts wesen soude, want die coninc van Vranckerijcke wilde hem houden aen den paeys die int iaer van.lxxxij.ghemaect was ende besegelt, sonder eeneghe inbroke of valscheyt daer in te laten gheschieden. Ende daer was den seluen Ambassaduer gheseyt ende vertoocht ende belast dat hi den Coninc segghen soude, datmen daer vp die huere in dye voorseyde dachuaert metten seluen sticke besich was. Endewaren daer vergadert om dat ghemeenlic te concluderen ende te sluytene |
Item, nog op de 16de dag van maart zo was nog gezonden een brief van Gent. Te weten van beide banken en van sommige andere heren van de stad met vriendelijke groet aan de heren en wet, schepen en raad dat ter rechtszitting daar gekomen waren alle die ter rechtszitting te Mechelen geweest waren vergaderd, en dat die van Holland, Zeeland, Brabant en van Friesland daar komen zouden, daarom dat de rechtszitting een dag versteld was meer boort, maar hielden altijd raad en een voor advies als om de bevordering van de begeerte van de vrede te houden die gemaakt was in het jaar 1487 en ze zeiden dat zij het ook alzo houden wilden. En toen was hen nog voort getoond de groten last, schade en interest die graaf Filips daarvan gekomen was tot zijn grote verlies en kwetsing van zijn land van Vlaanderen. Item, op dezelfde 16de dag van maart zonden de gedeputeerden van Brugge die te Gent ter rechtszitting waren vriendelijke groet, etc. Voort om te laten weten wat ze bezigden en gedaan hadden. En hoe dat ter rechtszitting vergaderd en gekomen waren de navolgende staten en landen. Eerst Holland, Zeeland, Brabant en Henegouwen en meest alle landen. En daar was gekomen mijn heer van de Gruijthuijsen, mijn heer van Ravestein zond er een gedeputeerden met zijn last en mijn heer Filips van Ravestein zond als gedeputeerde met zijn last Ian van de Fonteyne. En daar was een heer gekomen uit Frankrijk die bracht tijding hoe monsieur Descordes had laten roepen alle grenzen van Frankrijk door vrede op het gewone land van Vlaanderen. Wat was vrij gaan en keren en daar koopmanschap doen die dat gelieven zou en dat hij dat die bezegeling er van hierna gauw zou wezen, want de koning van Frankrijk wilde zich houden aan de vrede die in het jaar 1487 gemaakt was en bezegeld, zonder enige inbreuk of valsheid daarin te laten geschiedden. En daar was dezelfde ambassadeur gezegd en getoond en belast dat hij de koning zeggen zou dat men daar op dat uur in die rechtszitting met hetzelfde stuk bezig was. En waren daar vergaderd om dat algemeen te concluderen en te besluiten. |
[Den.xvij.sten dach van Maerte en den eersten dach vanSporcle] Item voort vp den.xvij.sten dach van Maerte, so was die voorseyde weder ghebrocht vp die marct vp tscauot, ende was daer gheexamineirt met woorden, maer hy en wilde niet lijden, maer alsmen hem seyde van weder vp die pijnbanc te leggene, so seyde hi dat hijt verkennen soude al datter of ware. Ende leet daer buyten bande van pijnen, hoe dat hi voortstelder was vanden poorters te doen leenene, ende van maentghelt te doengheuene, sonder ghebodt van sijnen here. Ende noch so verkende hi, hoe dat hi medeplegher was van te [fol. CC.xxxvij.r] doene heesschene een seuencie van penninghen, sonder consent vanden ghemeenen volcke van der stede. Twelcke hi kende dat foortse was, ende verkende ooc dat hi medepleger, endevoortstelder was vander vergaderinge inden burch, vp deneersten dach van Sporcle, svrydaechs vp onser vrauwen auent, ende dat datte was omme in te latene het garnisoen vanden Heynewiers, ende was oock huyte omme tghemeente tonder ende seere cort te houdene. Ende dat hi inden burch commende endePetijt salasaert ende meer andere van haren medepleghers seyden yegens malcanderen, laet ons eerst in dye weere wesen, eer die vileynen ter marckt commen, ofte eeneghe vergaderinghe maken. Ende doe riep Salasaert, laet ons alle dye bouuen doot slaen, soe hebben wijt al naer onsen wille. Verkende ooc aldaer hoe dat bi sijnen Rade een lettel tijts daer te voren, eenentemmerman onnoselic ende met cleender cause onthooft was ende ghebrocht vanden leuenden lijue ter doot. Ende leet noch van vele sware sticken den lande aengaende, ende was als doe weder gheleet vp die halle tot tsander daechs. |
[De 17de dag van maart en de 1ste dag van februari] Item, voort op de 17de dag van maart zo werd hij weer gebracht op de markt op het schavot en was daar ondervraagd met woorden, maar hij wilde niet belijden, maar toen men hem zei van weer op de pijnbank te leggen zo zei hij dat hij bekennen zou alles dat er van was. En beleed daar buiten de banden van pijnen hoe dat hi voorsteller was van de poorters te laten lenen en van maandgeld te laten geven zonder gebod van zijn heer. En nog zo bekende hij hoe dat hij medepleger was van te [fol. CC.xxxvij.r] laten eisen een heffing van penningen, zonder toestemming van het gewone volk van de stad. Wat hij bekende dat het kracht was en bekende ook dat hij medepleger en voorsteller was van de vergadering in de burcht op de 1ste dag van februari, vrijdag op onze Vrouwe avond en dat het was om in te laten het garnizoen van de Henegouwen en was ook uit om de gemeente te onder en zeer kort te houden. En toen hij in de burcht kwam en Petit Salizaert en meer andere van hun medeplegers zeiden tegen elkaar, laat ons eerst in het verweer wezen eer die kwaadaardige ter markt komen of enige vergadering maken. En toen riep Salizaert, laat ons al die boeven dood slaan dan hebben we het geheel naar onze wil. Bekende ook aldaar hoe dat bij zijn raad een tijdje daar tevoren een timmerman onschuldig en met kleine oorzaak onthoofd was en gebracht van levend lijf ter dood. En beleed nog van vele zware stukken dat het land aanging en was toen weer gelegd op de hal tot de volgende dag. |
[Item voort vp den xvij.sten dach van Maerte] Item voort vp den xvij.sten dach van Maerte, soe was van Ghendt ghesonden eenen brief, die welcke vp die marct int parc was ghelesen ouerluyt, binnen der tijt dat dese mesdadeghe daer present ende yeghenwoordich was. In welcken brief stont vriendelicke groetenesse aen Burchmeesters, Schepenen, Raet der stede van Brugghe, ende ooc aen den ghemeenen volcke der seluer stede, hoe dat te Ghendt ghecommen waren sekere ghedeputeirde van Vranckerijcke, die met hem lieden brochten dye beseghelthede aen Ghendt, Brugghe Ipre, ende aen alle andere steden die paeys begheerden vanden paeyse dye ghemaeckt was int Iaer van lxxxvij.dye te houdene in effecte vast ende ghestandich, ghelijc al die eerst gheconcludeirt endeghesloten was. Voort so ontboden die van Ghendt, datmen den voorseyde gheuanghene nyet verhaesten en soude, want te Ghendt ghecommen waren vele lieden van diueerschen stedenende landen, clachtich vallende ouer den seluen gheuanghene, ghelijc als Hollant, Zeelandt, ende Lutcenburch, ende meer andere partyen, daer mede dat hi te doene ghehadt hadde binnen der tijt van sijnen regemente. [ Item vp den seluen dach als bouen] Item vp den seluen dach als bouen, so sonden die ghedeputeirde van diueersche plaetsen die daer vergadert waren, ooc eenen brief vriendelick Saluyt aen die van Brugghe, als dat si altijt bereet waren tonsen dienste, ende om dye weluaert vander stede van Brugghe, ende dat sy hoepten dat alle saken, als vandenpaeyse ende ander discoorden al wel commen soude, maer badenseere datmen den voorseyde gheuanghene wel examineren wilde, ende datmen hem niet verhaesten en soude, maer hem vp houden tot dat si te Brugghe commen souden. Dyt baden vele diueersche ghedeputeirde, te wetene Hollant, Zeelant, Lutcenburch endeVrieslant, want si alle wilden vallen ouer hem, ende sonderlinghe die van Hollant ende Zeelant, als dat sijn voortstel was, ende dat hi maecte metten coninc dat den meyskins ne gheene leenen en mochten versteruen, sonder alleene huyt ghesteken dat mijn here van Beuere toe behoorde ofte aenghinc, maer voort van alle dandere te legghene tsconincx tafele, te sijnen wille ende orbore ende profijte vanden Roomschen coninc voorseyde, also hi daer kende.etc. |
[Item, voort op de 17de dag van maart] Item, voort op de 17de dag van maart zo was van Gent gezonden een brief die op de markt in het perk overluid werd gelezen binnen de tijd dat deze misdadige daar present en tegenwoordig was. In die brief stond een vriendelijke groet aan burgemeesters, schepenen en raad der stad Brugge en ook aan het gewone volk van dezelfde stad hoe dat te Gent gekomen waren zekere gedeputeerden van Frankrijk die met hen brachten de bezegeling aan Gent, Brugge Ieper en aan alle andere steden die vrede begeerden van de vrede die gemaakt was in het jaar 1487 die te houden in effect vast en gestadig, gelijk als die eerst geconcludeerd en besloten was. Voort zo ontboden die van Gent dat men die gevangene niet haasten zou, want te Gent waren gekomen vele lieden van diversen steden en landen met klachten over dezelfde gevangene, gelijk als Holland, Zeeland en Luxemburg en meer andere partijen waarmee hij te doen had gehad binnen de tijd van zijn regiment. [ Item, op dezelfde dag als boven] Item, op dezelfde dag als boven zo zonden de gedeputeerden van diverse plaatsen die daar vergaderd waren ook een brief met vriendelijk saluut aan die van Brugge als dat ze altijd bereid waren tot onze dienst en om de welvaart van de stad Brugge en dat ze hoopten dat alle zaken, als van de vrede en ander twist, alles goed zouden komen maar baden zeer dat men de gevangene goed ondervragen wilde en dat men hem niet haasten zou, maar hem ophouden totdat ze te Brugge komen zouden. Dit baden vele diverse gedeputeerden, te weten Holland, Zeeland, Luxemburg en Friesland, want ze wilden allen vallen over hem en vooral die van Holland en Zeeland, als dat zijn voorstel was, en dat hij maakte met de koning dat de meisjes nee geen lenen mochten versterven, zonder alleen uitgezonderd dat mijn heer van Beveren toe behoorde of aanging, maar voort van alle de anderen te leggen te koningstafel tot zijn wil en nut en profijt van de Roomse koning alzo hij daar bekende, etc. |
[Den.xvij.sten dach van Maerte] Item vp den.xvij.sten dach van Maerte, so was gherecht endegheiusticiert eene dye tanderen tijden Burchmeestere gheweist hadde. Ende was sijn verlijt dese naeruolghende pointen, als dat hi Burchmeester wesende vander stede van Brugghe, voort stelder ende vpstelder gheweist hadde sonder consent vandenconinc of van sijnen Prinche, te stellene den poorters van Brugghe ende te doen gheuene maentghelt, het welcke dat was contrarie sijnen eedt. Ende ten anderen dat hy hadde gheweist te Ghendt, daer die Graue Phelips was ende hem daer eedt doende, ende dat hy daer naer veruiel, doende contrarie sijnen eedt, ende dede den co-[fol. CC.xxxvij.v] ninck vanden Romeynen eedt. Ende kende als dat hi vpsetter was als vanden coninck vanden Romeynen te maken voocht endemomboor van alle den landen vanden graue phelips. Ende kende noch in sijn verlijt sonder pijne of banden, dat hi was vpsettere van een ceuencie van penninghen tot eender wapeninghe, sonder consent van sijnen here van Vlaendren, ofte eeneghe andere landen toebehorende den hertoghe Phelips, het welcke ooc was contrarie sijnen eedt. Verleedt noch hoe dat hy huyt gheweist hadde om eeneghe steden van sijnen natuerlicken here in te nemene, daer of dat groot erruer ende grief quam, het welcke ooc was contrarie sijnen eedt. Ende hoe dat hi vp den vrydach, deneersten dach van Sporcle ter burch quam, al daer den Roomschenconinc was, om hem aldaer bystant te doene met alle sijne knechten wel voorsien ende ghewapent, omme tcommuyn te helpene dwijnghene ende castijdene bi foortsen ende bi crachte, by al welck verlijden was vanden drie leden slandts daer ghecondempneirt te sijne ende onthooft metten sweerde, alsoot hem terstont ghebuerde, maer hy badt tcommuyn seere om gracie, maer ten mochte hem nyet ghebueren. Ende eer hi onthooft was so was vp tschauot ghespreet een root laken, daer vp dat hy knielde, ende dat om dat hy een Rudder was ende een seer edel man. Ende onthooft wesende, was terstont gheleyt in een kiste ende ghedreghen in Cranenburch, ende daer lietmene tot sauents ontrent den.vij.hueren, doen was hi ghehaelt vanden Carmers met.xxiiij.toortsen, ende als ghedreghen ten Carmers, ende daer stont tlijc al dyen nacht inden choor. Ende des anderdaechs was hi met groter solempniteyt ghedreghen tot sijnder heerlicheyt waert, maer alle die in den Rauwe ghinghenmesten binnen der stede blijuen, om datmen meende datter hemyement also soude gheabsenteirt hebben van den ghenen diemen noch sochte om te vanghene, ende daer nae som noch gheuanghen waren. Ende die van sijnder heerlichede haelden tlijc van hueren here met processyen, ende was daer eerlicken begrauen, want hi ghenouch een vanden edelsten van Vlaendren was. |
[De 17de dag van maart] Item, op de 17de dag van maart zo was berecht en gejustifieerd een die te andere tijden burgemeester geweest was. En was zijn aanklacht deze navolgende punten, als dat hij burgemeester was van de stad Brugge en voorsteller en aanstichter geweest was zonder toestemming van de koning of van zijn prins te stellen de poorters van Brugge en te laten geven maandgeld, wat was contrarie zijn eed. En ten anderen dat hij was geweest te Gent waar graaf Filips was en deed hem daar de eed en dat hij daarna verviel en deed contrarie zijn eed en deed de koning [fol. CC.xxxvij.v] van de Romeinen eed. En bekende als dat hij aanstichter was als van de koning van de Romeinen te maken voogd en momboor van alle landen van graaf Filips. En bekende nog in zin belijden zonder pijn of banden dat hij was aanstichter van een heffing van penningen tot een wapening, zonder toestemming van zijn heer van Vlaanderen of enige andere landen toebehorend aan hertog Filips, wat ook was contrarie zijn eed. Beleed nog hoe dat hij er op uit geweest was om enige steden van zijn natuurlijke heer in te nemen waarvan groot ongenoegen en ongerief kwam wat ook was contrarie zijn eed. En hoe dat hij op den vrijdag, de eerste dag van februari ter burcht kwam al daar de Roomse koning was om hem aldaar bijstand te doen met al zijn knechten, goed voorzien en gewapend, om de gemeente te helpen dwingen en te kastijdden met geweld en kracht, door welk belijden was hij van de drie leden van het land daar veroordeeld te worden onthoofd met het zwaard, alzo het hem terstond gebeurde, maar hij bad de gemeente zeer om gratie, maar het mocht hem niet gebeuren. En eer hij onthoofd werd zo was op het schavot gespreid een rood laken waarop hij knielde en dat omdat hij een ridder was en een zeer edele man. En toen hij onthoofd was werd hij terstond in een kist gelegd en gedragen in Craneburcht en daar liet men hem tot ‘s avonds omtrent 7 uur en toen was hij gehaald van de karmelieten met 18 toortsen en gedragen ter karmelieten en daar stond het lijk de hele nacht in het koor. En de volgende dag was hij met groter plechtigheid gedragen tot zijn heerlijkheid waart, maar de hele rouw bleef meest in de stad omdat men meende dat er he niemand alzo zou geabsenteerd hebben van diegenen die men zocht om te vangen en daarna soms nog gevangen waren. En die van zijn heerlijkheid haalden het lijk van hun heer met processie en was daar fatsoenlijk begraven want hij was voldoende aan van de edelste van Vlaanderen. |
[Den.xv.sten en den xviij.sten dach van Maerte en den eersten dach van Sporcle] Item noch vp den.xv.sten dach van Maerte, so verkende dese voorseyde Scouteeten gheweist hadde, dat die keyser Frederic vader vanden Roomschen coninck ghehadt hadde vanden lande dat wel bedrouch, twelck vp tghemeene landt ghestelt was totter somme van.lxxxm.croonen, sonder alle andere costen, diemennoch om sijnen wille dede. Item vp den.xviij.sten dach in Maerte verkende noch dat die coninc ende hi al voren met een groot ghedeel van adherenten, quamen mede inden burch, ende die vppermeester vander orloghe ende vanden volcke van wapenen Petijt salasaert, ende noch meer medepleghers ende welwillende vanden coninc ende van hem lieden. Voort hoe alle dese waren in wille ende meendenvp den voorseyde vrydach den eersten dach van Sporcle, haddensi tijt ghehadt het commuyn van Brugge doot te slane eer dat si ter marct ghecommen souden hebben. Ende dyt bleef achtere omme dieswille dat tvolc vanden Ambochten ende neeringhen so vullic vergadert was ende bi een, ende waren beroert omme dat die Heynewiers die commen waren ontrent der stede so openbaer hem alree vertoochden als vianden der stede, want si warenghecommen om die quaetwillende van binnen by te stane endeonse stede te helpene beroouen ende te pilgieren, dat was tvoortstel vanden quaetwillende hadt ghecommen naer haerlieder meenen. Eerst soudemen vier ghesteken hebbenbinnen Brugge, ende dan tvolc sijnde ten brande souden si in ghenomen hebben die marct, ende daer souden si bi hem lieden ontboden hebben alle die notabele, ende die bi hem liedenghehouden hebben als geuanghen ende soudense ghestelt hebbenvp groote sommen van penninghen, ende dan met dien penninghen gheuoert hebben die orloghe yeghens die van ghendt, ende souden tghemeene volck hebben ghesonden ten brande, ende tvpstel was al tvolc dat ten brande ghecommen soude hebben datmen die doot slaen soude, ende also het ghemeene tondere te houdene, ende haerlieder wille te vulbringhene. Item voor verkende hi noch hoe dat hi hadde horen seggen denconinc vanden Romeynen, ende den here van Polem, endeMaertin de swarte, ende mijn here van Montengy, ende mijn here van Nassauwe, ende mer Iacob dye heere, dat hem lieden leet was ende seer berauwen dat[fol. CC.xxxviij.r] si die stede van Ghendt, als sijse te haerlieder wille hadden niet en raseirden ende te nyeuten en deden met brande endeandersins. Dit verkende hi vp den.xviij.sten dach van Maerte Item noch so verkende hi vp den seluen.xviij.sten dach vanMaerte, hoe dat hi ghecommunikiert hadde metten Dekene vanden wullen weuers ende metten Deken vanden temmerlieden, hoe dat si vaste vernemen souden wie die meeste crijsschers waren in haerlieder ambochten, ende dat si hem die ouergheuensouden in ghescrifte bi namen ende bi toenemen, hi soude daer ouer sulcke correctie doen, dats hem een andere wachten soude bi iusticien, also hi wel begonste aen eenen temmerman, die hi dede onthoofden omme een seer cleen sake, ende eenen vuldere diemen hiet den schonen Maertin, die hi ooc dede onthoofden bi touer gheuen vanden Deken, also die voorseyde die selue Dekens in die sticken bedrouch, want si also ouer een ghedreghenhadden, ende dat sy altijt goet vrient ende ghetrauwe blijuensouden den voorseyde Scouteeten. Voort sonden die ghedeputeirde van Brugghe die te Ghendt laghen eenen brief vp den seluen dach, hoe dat mijn here van Rauesteyn ende phelips van Rauesteyn sijn sone, ende meer andere heren begheerden eene dachuaert te legghen te Bruessele, twelcke als dien dach noch niet gheconsenteirt en was, maer verhoorden aldaer endevernamen wel als dat dye Marcgraue van Antwerpen, ende die stede van Mechelen, ende die stede van Hulst, ende ooc hoe dat die stede van Rijssele hem lieden ooc wilden moeyen ende hemlieden die wapeninghe aen trecken, ende hem lieden ghereet maecten met alle dye andere garnisoenen, omme den coninck te Brugge te commen haelene met foortsen ende met crachte Ende waren wel gheaduerteirt dat si daer toe grote engienen ghereet maecten ende grote macht van volcke, biddende der stede vanBrugge, dat si neerstelic wilden toesien ende pijnenden.coninc.wel te bewarene, want het was daer omme al ghedaen. Ende haerlieder ghedeputeirde seyden te Ghendt dat si gheenen vullen last en hadden omme metten anderen den paeys te sluytene, ende het ghene dat daer gheordonneirt was met alle den anderen landen, metsgaders dat die voorseyde herenbegeerden die dachuaert te verlegghen te Bruessele. |
[De 15de en 18de dag van maart en de eerste dag van februari] Item, nog op de 15de dag van maart zo bekende deze die schout geweest was dat keizer Frederik, vader van de Roomse koning, gehad had van het land dat wel bedroeg wat op het algemene land gesteld was tot de som van 80 000 kronen, zonder alle andere kosten die men nog om zijn wil deed. Item, op de 18de dag van maart bekende nog dat de koning en hij al voren met een groot deel van aanhangers mede kwamen in de burcht en de oppermeester van de oorlog en van het wapenvolk Petit Salizaert en nog meer medeplegers en welwillende van de koning en van hen. Voort hoe al deze in wil waren en meenden op die vrijdag de eersten dag van februari, hadden ze tijd gehad, de gemeente van Brugge dood te slaan eer dat ze ter markt gekomen zouden hebben. En dit bleef achter omdat het volk van de ambachten en neringen zo vol tezamen bijeen verzameld waren en waren bewogen omdat die van Henegouwen gekomen waren omtrent de stad zo openbaar en hen alreeds toonden als vijand van de stad, want ze waren gekomen om de kwaadwillende van binnen bij te staan en onze stad te helpen beroven en te plunderen, dat was het voorstel van de kwaadwillende had het gekomen naar hun bedoeling. Eerst zou men het vuur gestoken hebben binnen Brugge en als dan het volk bij de brand was zouden ze ingenomen hebben de markt en daar zouden ze bij hen ontboden hebben alle notabelen en die bij hen gehouden hebben als gevangenen en zouden ze gesteld hebben op grote sommen van penningen en dan met die penningen oorlog gevoerd hebben tegen die van Gent en zouden het gewone volk hebben gezonde te brand en het opzet was dat al het volk dat naar de brand zou komen dat men die dood zou slaan en alzo de gemeente te onder te houden en hun wil te volbrengen. Item, voor t bekende hij nog hoe dat hij had horen zeggen de koning van de Romeinen, en de heer van Polem en Maertin de Swarte en mijn heer van Montengy en mijn heer van Nassau en meneer Jacob de Heere dat het hen leed was en zeer berouwde dat[fol. CC.xxxviij.r] ze de stad Gent, als ze het tot hun wil hadden niet scheerden en te niet deden met brand en anderszins. Dit bekende hij op de 18de dag van maart. Item, nog zo bekende hij op dezelfde 18de dag van maart hoe dat hij gecommuniceerd had met de deken van de wolwevers en met de deken van de timmerlieden hoe dat ze vast vernemen zouden wie die meeste schreeuwers waren in hun ambachten en dat ze hem die overgeven zouden in geschift bij namen en bij toenemen, hij zou daarover zo Ԯ correctie doen dat zich een andere wachten zou bij justitie, alzo hij wel begon met een timmerman die hij liet onthoofden om een zeer kleine zaak en een volder die men noemde de mooie Maertin die hik ook liet onthoofden bi j het overgeven van de deken, alzo die deken in de stukken bedroog, want ze waren alzo overeen gekomen en dat ze altijd goede vrienden en getrouw zouden blijven die schout. Voort zonden de gedeputeerden van Brugge die te Gent lagen een brief op dezelfde dag hoe dat mijn heer van Ravestein en Filips van Ravestein, zijn zoon, en meer andere heren begeerden een rechtszitting te leggen te Brussel, wat als die dag nog niet toegestemd was, maar verhoorden aldaar en vernamen wel als dat de marktgraaf van Antwerpen en de stad Mechelen en di stad Hulst en ook hoe dat de stad Rijsel zich ook wilden bemoeien en hen de wapening aan wilden trekken en zich gereed maakten met alle andere garnizoenen om de koning te Brugge te komen halen met geweld en met kracht. En waren wel bericht dat ze daartoe grote machines gereed maakten en grote macht van volk en baden de stad Brugge dat ze vlijtig wilden toezien en pijnigden de koning goed te bewaren, want het was daarom al gedaan. En hun gedeputeerden zeiden te Gent dat ze geen volle last hadden om met de anderen den vrede te sluiten en hetgene dat daar geordonneerd was met alle andere landen, mitsgaders dat die heren begeerden de rechtszitting te verleggen te Brussel. |
[Item voort vp den xix.sten en den v.sten dach van Maerte] Item voort vp den xix.sten dach van Maerte, so was vertoocht ende een ghebodt ghedaen, als aengaende den paeys van Vranckerijcke, hoe dat die van Gendt hadden ghedaen vertooghenbi sekere ghedeputeirde dye si byden coninck ghesonden hadden, metsgaders dat hi broeder vanden lande moet sijn, metsgaders den huwelicke van hem ende van vrau Margriete onser dochtere dye inbroken ende tquade regement datter was ende lange gheweist hadde binnen den lande. Ende dat vertoocht hebbende ende wedercommen sijne, so veruolchden die Schepenen vanbeede die bancken van Ghendt, ende dye Dekenen ende al tghemeene vander seluer stede ende ingesetene van diere, om te tooghen hoe dat den coninck vanden Romeynen blameirde ende verstack den paeys vanden Iare lxxxij. Ende dat bi quade toebrijnghers ende voortstelders die hem met haren quaden rade dade breken den voorseyde paeys. Ende die coninc vanVranckerijcke verstaen hebbende dat die coninc vanden Romeynen bi eeneghe dye tsijnen Rade waren, qualick gheregiert hadde sijn kint ende sijns kijnts landen, die welcke hi hilt voor sijnen broedere, midts den huwelicke van sijnder sustere als voorseyde es, ende oock voor sijn neue, so dede hy in nemen diueersche steden, ten behouue vanden hertoghe Phelips, alsoo hi seyde. Te wetene Aryen, Theerenburch, ende sint Omaers, dye welcke behoorden te sittene neutrael. Ende al dit staende ende voortganck hebbende, so eest dat die drie leden slandts van Vlaendren vereenicht sijn van eenen Rade ende goeden wille, aensiende die schade ende tverlies vanden landen vandenhertoghe Phelips onsen natuerlicken heere ende prinche, vp die voorseyde vereenicheyt hebben ghesloten ende gheconcludeirt te seyndene sekere ghedeputeirde aen den Coninck van Vranckerijcke, omme te confirmeirene den seluen paeys vanVranckerijcke, twelc dye coninc voorseyde gheerne dede, endeconfirmeirde den seluen paeys vanden iare.lxxxij.denseluen.iij.leden slants van vlaendren. Ende dat was ghegheuenden.v.sten dach van [fol. CC.xxxviij.v] Maerte in tselue iaer. Ende noch gafmen alle man vryvaren endevry keeren, wie dat hy ware vanden graefschepe van Vlaendren, ofte van anderen landen vanden hertoge Phelips al Vranckerijcke duere, als van Artoys Bollonoys, Henegauwe, ende het Tornyziensche, sint Omaers, Aryen Mortaengien, ende alle andere steden die den paeys begheerden, ende ooc alle Baliuwen endecapiteynen vanden voornomde steden, dat si goede iusticie doen souden ouer alle die ghene die yeghen den voorseyde paeys yet segghen of doen wilden. Maer diese ooc begheerden ende nyet begheert en hadden in tsluyten, dat si seynden mochtenghedeputeirde te ghendt, ende van daer soudemen seynden te Parijs, om hem lieden den seluen paeys te confirmeirene. Twelck terstont ghedaen soude worden vanden coninc van Vranckerijcke, ende van mijn here van Beeniu, ende mijn here van Orliens endeden bisschop van Parijs, ende meer andere heren, byden welcken den seluen paeys ghesloten was te Amboyzen, vp den.v.sten dach van Maerte, ende was gheseghelt met sconincx seghele, endegheteekent met alle der voornomder heren hanteekene. Ende in teekene der waerheyt, so sandt dye coninc van Vranckerijcke een van sijnen Heraulten, die welcke stont te Brugghe vp dye halle ter veynstere, met sijnen wapenrock aene van den coninc, daermenden seluen paeys publieerde ende huytriep voor al dye weerelt openbaerlic. Te weetene eerst in fransoyse ende daer naer in Vlaemsche, daermen als doe van blijschepen speilde vp die halle metten stede speillieden, ende tvolc was seere verblijt, ende men schoot alle die engienen dye rontomme die marct laghen endestonden. Ende die vander wet die deden van blijschepen ghelt saeyen ter hallen huyt, twelc was een nyeuwe munte van.iiij.groten tstick, ende waren, penninghen met eenen leeu, die te Ghendt ghemunt waren huyter name vanden hertoge phelips onsen natuerlicken here ende prinche. |
[Item, voort op de 19de dag en de 5de dag van maart] Item, voort op de 19de dag van maart zo was getoond en een gebod gedaan als aangaande de vrede van Frankrijk, hoe dat die van Gent hadden laten tonen bij zekere gedeputeerden die ze bij de koning gezonden hadden, mitsgaders dat hij broeder van het land moet zijn, mitsgaders van hem en van vrouw Margriet, onze dochter, die inbreuken en het kwade regiment dat er was en lange geweest was binnen het land. En dat verhaald hebben en teruggekomen zijn zo vervolgden de schepenen van beide banken van Gent en de deken en de hele gemeente van die stad en ingezetene ver van om te tonen hoe dat de koning van de Romeinen blameerde en verstak de vrede van het jaar 1487. En dat dor kwaad toebrengen en voorstellers die hem met hun kwade rad lieten breken die vrede. En toen de koning van Frankrijk verstaan had dat de koning van de Romeinen bij enige die tot zijn raad waren kwalijk geregeerd had zijn kind en het land van zijn kind die hij hield voor zijn broeder mits het huwelijk van zijn zuster, zo liet hij innemen diverse steden ten behoeve van hertog Filips, alzo hij zei. Te weten; Ariens, Theerenburcht en Sint Omaars die neutraal behoorden te zitten. Ent oen dit alles stond en voortgang had zo is het dat de drie leden van het land van Vlaanderen verenigd waren van een raad en goede wil en aanzagen de schade en het verlies van de landen van hertog Filips, onze natuurlijke heer en prins, en hebben besloten op die vereniging en geconcludeerd te zenden een zekere gedeputeerden aan de koning van Frankrijk om te bevestigen dezelfde vrede van Frankrijk, wat de koning graag deed en bevestigde dezelfde vrede van jet jaar 1487 die 3 leden van het land van Vlaanderen. En dat was gegeven de 5 dag van [fol. CC.xxxviij.v] maart in hetzelfde jaar. En nog gaf men alle man vrij te gaan en vrij te keren wie dat hij was van het graafschap van Vlaanderen of van anderen landen van hertog Filips al Frankrijk door als van Artois, Boulonois, Henegouwen en het Tornyziensche (?), Sint Omaars, Ariens, Mortagne en alle andere steden die de vrede begeerden en ook alle baljuws en kapiteins van die steden dat ze goede justitie doen zouden over al diegenen die tegen die vrede iets zeggen of doen wilden. Maar die het ook begeerden en niet begeerd hadden in het sluiten dat ze zenden mochten gedeputeerden te Gent en vandaar zou men het zenden te Parijs om hen dezelfde vrede te bevestigen. Wat terstond gedaan zou worden van de koning van Frankrijk en van mijn heer van Beenju, en mijn heer van Orleans en bisschop van Parijs en meer andere heren waarbij die vrede gesloten was te Amboise pp de 5de dag van maart en was bezegeld met de koningszegel en getekend met al die voornoemde heren handtekening. En als teken der waarheid zo zond de koning van Frankrijk een van zijn herauten en die stond te Brugge op de hal ter venster met zijn wapenrok aan van den koning, waar men die vrede publiceerde en uitriep voor de hele wereld openbaar. Te weten; eerst in Frans en daarna in Vlaams waar men toen van blijdschap op de hal speelde met de stadspeellieden en het wolk was zeer verblijd en men schoot uit alle machines die rondom de markt lagen en stonden. En die van de wet die lieten van blijdschap geld zaaien ter hal uit wat was een nieuwe munt van 4 groten het stuk en waren, penningen met een leeuw die te Gent gemunt waren uit naam van hertog Filips, onze natuurlijke heer en prins. |
[Den.xxx.sten dach van Maerte] Item vp den.xxx.sten dach van Maerte, so was dese voorseydegheuanghen weder omme int parc ghebrocht, ende die pingioenen stonden al rontomme, omme dieswille datmen hemweder ghinc examineren ende pijnen, so ghebuerdet datter eeneghe metten pingioene vanden temmerlieden liepen huytenparcke, ende dandere volchen hem naer, ende dat omme dat men hem hadde ghegheuen drie daghen te rustene, ende te bet te bedinckene ende sijn siele te quijtene, ende lieten hem als doe onghepijnt huyt den parcke haen. Ende deden den ouden Dekene vanden temmerlieden ter marct bringhen int parc, omme datmenseyde dat hi ende die Deken vanden wulleweuers, beede wel wisten van alle den vpsette. Ende in tparc wesende was gheexamineirt, maer en vonden aen hem niet. Ende men soude ooc gheexamineirt hebben den Deken vanden wulleweuers, ende doe quamer vele Dekens ten parcke waert, ende dye Deken vanden temmerlieden was huerlieder voorsprake. Ende seyde huyter name van alle dandere, tot den Burchmeesters, Schepenenende Raet, ende tot den Baliu, Schouteeten ende Capiteyn, endeooc meester Ian Beyts Pensionaris, ende Willem schoutharijnc clerc vanden bloede, dattet niet en behoorde te wesene goede poorters van Brugghe te examineirene of te bancke te legghene om segghende woorden, ende also haerlieder leden te brekene. Ende doe deden si weder den voorseyde halen, segghende dat hijt behoorde te lijdene in dye pijne ende buyten der pijne, watter of was aengaende dye twee Dekens, ende vander gheheelder wet van drie iaren daer te voren. Twelc also ghebuerde, ende was weder ghebrocht vp den pijnbanc, daer hem gheuraecht was wat si vander sake wisten of niet. Daer nam hi byder doot die hi steruen soude, dat hi van hem lieden niet dan goet en wiste. Endedoe waren die twee voorseyde Dekens ontslegen, ende ooc die oude wethouders van die voorleden iaerscharen, vanden drie leden slandts van Vlaendren ende vander ghemeender wet vanBrugghe, als aengaende tcryem. Ende als aengaende tceuyle, so souden die drie leden slandts hem lieden daer of corrigeren, so dat behooren soude die daer of beschuldich beuonden soude worden, ende dat si vander halle niet commen en souden, si en moesten goede sekere doen, ende goede suffisante borghe stellen |
[De 30ste dag van maart] Item, op de 3o0ste dag van maart zo was die gevangen wederom in het perk gebracht en de vaandels stonden al rondom omdat men hem weer ging ondervragen en pijnigen en zo gebeurde het dat er enigen met de vaandels van de timmerlieden uit het perk liepen en de anderen volgden na en dat omdat men hem had gegeven drie dagen te rusten en te beter te bedenken zijn ziel te kwijten en lieten hem toen zonder te pijnigen uit het perk halen. En lieten de oude deken van de timmerlieden ter markt brengen in het perk omdat men zei dat hij en de deken van de wolwevers beide wel wisten van alle opzet. En toen ze in het perk waren werden ze ondervraagd, maar men vond aan hem niets. En men zou ook ondervraagd hebben de deken van de wolwevers en toen kwamen er veel dekens ter perk waart en de deken van de timmerlieden was hun voorspraak. En zei uit naam van alle anderen tot de burgemeesters, schepen en raad en tot de baljuw, schout en kapitein en ook meester Ian Beyts, pensionaris, en Willem Schoutharijnc, klerk van het bloed, dat het niet behoorde te wezen goede poorters van Brugge te ondervragen of te bank te leggen om woorden te zeggen en alzo hun leden te breken. En toen lieten ze weer die voor vermelde halen en zeiden dat hij het behoorde te belijden in de pijn en buiten de pijn wat er van was aangaande die twee dekens en van de gehele wet van drie jaren daar tevoren. Wat alzo gebeurde en was weer gebracht op de pijnbank waar hem gevraagd werd of ze van de zaak wisten of niet. Daar nam hij bij de dood die hij sterven zou dat hij van hen niets dan goeds wist. En toen waren die twee dekens ontslagen en ook de oude wethouders van de voorleden jaren van de drie leden van het land van Vlaanderen en van de algemene wet van Brugge, als aangaande de crime. En als aangaande te civiele zo zouden die drie leden van het land hen daarvan corrigeren zo dat behoren zou van die daarvan beschuldigd werden bevonden en dat ze niet van de hal zoude komen, ze moesten goede zekerheid en goed geschikte borgen stellen. |
[Den vierden dach van Maerte] Item het ghebuerde den vierden dach van Maerte, also die.xvij.neeringhen, ende alle dander ambachten staende ter marct met tenten ende pauwelioenen, ende oock die [fol. CC.xxxix.r] poorterye, als datter eeneghe onghehoorsame persoonen, also der doen vele waren, die welcke dicwils den standaert vp namen, ende namense als doe vp ende liepender mede inden burch, aldaer hem lieden als doe volchden al dander pingioenen vanden ambachten ende neeringhen, ende dat daden si dicwijls als si yement ghepijnt of ghedoot wilden hebben. Ende also hadden sy eens gheloopen inden burch met haren pingioenen, ende stondendaer in ordonnancie, omme of ghebrocht te hebbene vanden steene sommeghe gheuanghen, die tanderen tijden in die wet gheweist hadden, omme die selue gheexamineirt te worden, endeter iusticie te bringhene, elc naer sijn verdiente, twelcke was ghedaen seere corts daer naer. Ende daer naer so maecten si een parck vp die marct, daer inne dat die vander wet ende die.iij.leden slandts van Vlaendren vergaderen souden, ende alle die hooftmannen ende die Dekenen, omme aldaer te examineren dies verdient souden moghen hebben. Ende daer was vp dien tijt ghesloten, omme dies wille dat sommeghe bouuen ende vuyle knechteraedgien, daer redene noch verstant in en was, somtijt den standaert vp namen datmensoude maken eenen capiteyn van onser stede, ende dat was mijn heere van Huytkercke, ende dat hi soude hebben ten coste vander stede.xl.ghesellen hallebaerdiers achter hem gaende, dies soudender noch wesen onder hem twee andere Capiteynen, om hem tontlastene vander moeytelichede ende daer of was den eenen Ian heyndricx, ende den anderen was Iheronimus dye scrapere. Ende dese twee hadden elc.x.vanden voornomden Hallebaerdiers, ende mijn heeren van Huytkercke die Capiteyn hilt dander.xx.ghesellen, ende daer te voren hadden gheweist een ondercapiteyn die welcke hiet Ian Maroot, ende was een mesmakere. Ende omme dieswille dat hy vele roupens ende segghens hadde van te belastene alle die ghene diemen ter exame brochte, ende was seere stranghe ende quaet vp hem lieden. Endeom hem den mont te stoppene ende om beters wille, ende om meer der arch te schuwene ende te belettene, so was hem ghegheuen quansuys voor sijnen arbeyt.C.croonen, omme dat hi ghestilt ende gherust soude wesen. Ende doe wasser gheslotendatmer gheen pingioen porren en soude al dandere en souden volghen het ware om goet of om quaet, ende dat was gheslotenbyden aduijse ende accoorde vanden neghen leden, te wetene den vpper hooftman, end dye acht sware Dekens voor twijste ende tbeste ende tsekerste om alle saken ten goeden affecte ende accoorde te bet te bringhen. |
[De vierde dag van dag van maart] Item, het gebeurde de vierde dag van maart alzo de 7 neringen en alle andere ambachten stonden ter markt met tenten en paviljoenen en ook ie [fol. CC.xxxix.r] poorterij als dat er enige ongehoorzame personen, alzo er toen velen waren die vaak de standaard opnamen, en namen ze als toen op en liepen er mee in de burcht waar hen toen volgden alle andere vaandels van de ambachten en neringen en dat daden ze vaak als ze iemand gepijnigd of gedood wilden hebben. En alzo hadden ze eens gelopen in de burcht met hun vaandels en stonden daar in ordonnantie om afgebracht te hebben van de steen sommige gevangen die te andere tijden in de wet geweest waren om die zelf te ondervragen en ter justitie te brengen, elk naar zijn verdienste wat was gedaan zeer kort daarna. En daarna zo maakten ze een perk op de markt waarin die van de wet en de 3 leden van het land van Vlaanderen vergaderen zouden en alle hoofdmannen en de dekens om aldaar te ondervragen wat verdienste ze zouden mogen hebben. En daar was op die tijd besloten omdat sommige boeven en vuile knechten daar reden nog verstand in was soms de standaard opnamen dat men zou maken een kapitein van onze stad en dat was mijn heer van Uitkerke en dat hij zou hebben ten kosten van de stad 40 gezellen hellebaardiers die achter hem gingen, dus zouden er nog wezen twee andere kapiteins om hem te ontlasten van de moeilijkheden en daarvan was de ene Ian Heyndricx en de andere was Jeronimus de Scrapere. En deze twee hadden elk 10 van die hellebaardiers en mijn heer van Uitkerke, de kapitein, hield de andere 20 gezellen en dar tevoren was geweest een onderkapitein die heette Ian Maroot en was een messenmaker. En omdat hij vele roep en zeggen had van te belasten al diegene die men ten onderzoek bracht en was zeer streng en kwaad op hen. En om hem de mond te stoppen en om beters wil en om meerder erg te schuwen en te beletten zo was hem gegeven kwansuis voor zijn arbeid 100 kronen zodat hij gestild en gerust zou wezen. En toen was er besloten dat men er geen vaandel porren zou en alle anderen zouden volgen, het was om goed of om kwaad, en dat was besloten bij advies en akkoord van de negen leden, te weten; de opper hoofdman en de acht zware dekens voor het wijste en het beste en zekerste om alle zaken tot goed effect en akkoord te beter te brengen. |
[Item vp den.xx.sten dach van Maerte] Item vp den.xx.sten dach van Maerte, so quam van Ghendt huyten Rade binnen der stede van Brugghe mijn heere vanden Gruythuyse ende die here Ian vander fonteyne, ende ghinghenterstont byden coninck vanden Romeynen, als ghedeputeirt van mer Phelips van Rauesteyns weghe, al daer mijn heere vandenGruythuyse last nam om te sprekene vanden paeyse in Brabant. Ende si quamen ront omme dye marct ende baden tcommuyn datmen die bagaedgie van mer Phelips van Rauesteyn die hier in die stede was soude willen seynden, twelcke sy doe niet en wilden consenteren, maer seyden dat hy daer selue commen soude. Om twelcke mijn heere vanden Gruythuyse gram wech track te Ghendt waert metten laste vanden coninck. [Den.xxij.sten dach van Maerte] Voort vp den.xxij.sten dach van Maerte, so sandt mer Ioos de Baenst Ghijs de Baenst sone, dye Capiteyn ghestelt was vander stede vander Sluys ende van beede die casteelen eenen brief aendie van Brugge, hoe dat hy verstaen hadde dat hem dese gheuanghen die Schouteeten gheweist hadde hem bedreghen soude hebben, ende ooc den bastaert de Baenst, van welcken bedraghene hi ouer screef, dat die voorseyde gheuanghene quade cause hadde en heift, ende en was nyet wel bedocht, want wy van dien niet en sijn noeyt en waren, noch oock nemmermeer worden en sullen, maer wy weten wel dat bi quade toebringhers ende oorstekers of quade valsche informacie der wet toe ghebrocht sal sijn, daer wy [fol. CC.xxxix.v] niet vele omme en gheuen noch vp en passen, maer stellen dit in onse deere. Ende in desen seluen brief was noch eenen brief ghesloten, commende aen desen voorseyde gheuanghene, ghenouch luydende als den anderen, als dat hi hem wel bedincken soude eer hi storue, want hi wel wiste dat wi vangheenen saken en wisten, den lande of der stede aengaende. |
[Item, op de 20ste dag van maart] Item, op de 20ste dag van maart zo kwam van Gent uit de raad binnen de stad Brugge mijn heer van de Gruijthuijsen en de heer Ian van de Fonteyne en gingen terstond bij de koning van de Romeinen als gedeputeerden van meneer Filips van Ravesteins al daar mijn heer van de Gruijthuijsen last nam om te spreken van de vrede in Brabant. En ze kwamen rondom de markt en baden de gemeente dat men de bagage van meneer Filips van Ravestein die hier in de stad zou willen zenden, wat ze toen niet wilden toestemmen, maar zeiden dat hij daar zelf komen zou. Waarom mijn heer van de Gruijthuijsen gram weg trok naar Gent met de last van de koning. [De 22ste dag van maart] Voort op d 22ste dag van maart zo zond meneer Joos de Baenst, de zoon van Ghijs de Baenst, die kapitein gesteld was van de stad ter Sluis en van beide kastelen een brief aan die van Brugge hoe dat hij verstaan had dat hem deze gevangen die schout geweest was hem bedrogen zou hebben en ook de bastaard de Baenst, van welke verdragen hij over schreef dat die gevangene kwade oorzaak had en heeft en was niet goed bedacht want wij weten van dien niets en zijn nooit gewaar nog ook nimmermeer worden zullen, maar we weten wel dat doe kwade aangevers en oorblazers of kwade valse informatie de wet toegebracht zal zijn waar we [fol. CC.xxxix.v] niet veel om geven nog op passen, maar stellen dit in onze schade. En in dezelfde brief was nog een brief gesloten die kwam aan die gevangene die genoeg klonk als de anderen als dat hij hem wel bedenken zou eer hij stierf want hij wist wel dat we van geen zaken wisten, het land of de stad aangaande. |
[Item vp den.xxij.sten dach van Maerte] Item vp den.xxij.sten dach van Maerte, so begheerden dye van Ghendt aen dye Wet ende aen tghemeene van Brugge, omme te hebbene een verbant, als vander bewaernesse vanden coninck, omme twelcke het commuyn van Brugge seer gram was, ende si begheerden dat si den seluen brief seghelen souden, twelcke si gheen van al doen en wilden, ten ware dat alle die garnisoenenghelicht waren huyt alle die smalle steden, wanter so een verbant was tusschen den.iij.leden ende den ghemeenen volcke vander stede van Brugghe. Ende voor begheerden die van Ghendt harenbrief van verbande weder te hebbene, die si die van Brugghe ghegheuen hadden, als aengaende die duytsche heeren die te Ghendt gheuanghen laghen, die welcke si die van Brugghe belooft hadden weder te doen hebbene als si wilden ende dat begheeren souden. Voort sprac haerlieder verbant dat si aen die voorseydegheuanghene heeren niet toutchieren noch commen en souden, vp groot verbant ende belofte dat si der stede ter cause van dyen ghedaen hadden. Ende om der groter belofte ende verbants wille dye si der stede van Brugghe ghedaen hadden, so begheerden sy verbant vande stede van Brugghe vander bewaernesse vanden Roomschen coninck, daer si lettel of niet toe te segghen en hadden, want ten was haerlieder entreprijse niet, noch si en hadden ons den coninck niet gheleuert, noch ooc te bewarene ghegheuen, want dat in haerlieder macht niet en was. [Item voor noch vp den.xxij.sten dach van Maerte] Item voor noch vp den.xxij.sten dach van Maerte, so waren alle die pingioenen vander marct ghedreghen inden burch, ende daer versochten si te hebbene eer si huyter burch gaen souden hare beseghelthede, ende was dese. Te wetene vander absolucie, van dat sy ter marct ghecommen waren, ende van al dies daer gheschiet soude wesen moghen, ende vander wapeninghe diemen alle iare houden soude als voorseyde es, ontrent sint Gillis dach, omme als dan ghecorrigiert te wordene alle dye ghene dye der stede te cort ghedaen hadden, ofte hem lieden ghemessuseirt in den eedt, ofte regement vander seluer stede. Ende doe was hem lieden gheantwoort datmen besich was met eenen sticke, dat si aen dye vander wet begheert hadden, ende dat was dat si baden datmen een ghebot ter hallen huyt doen soude, als dat nyement en soude wercken noch doen wercken, vp die verbuerte van.iij.ponden paresysen, ende diet wroughen soude die soude hebben tderde vander boete. Ende seyden oock als doe, als dat si den voorseyde ouden Schouteeten wilden gheiusticiert hebben. Doen ghinghen si weder ter marct, ende terstont ghincmen een ghebodt doen als voorseyde es. Ende des nachts te voren so was eenen brief gheuonden vp tschauot onder den pijnbanck, die als doe ooc ter hallen huyt ghelesen was, ende daer inne stont dit naeruolghende groetenesse aen dye wet vander stede vanBrugghe, ende aen den ghemeenen buyck van diere, hoe dat si hem wel wachten souden, want si seere ghedreecht waren. Endehoe dat hem desen gheuanghen voorseyde seere gheueynst hadden ghehouden, ende dat dede eenen Raet vander stede vanBrugghe doe ter tijt sijnde, dye welcke den voorseydegheuanghene al gheinformeirt hadde, van dies al dandere dye voor hem onthooft ende ghestoruen waren, verkent endeverleden hadden vp hem, metsgaders dat die selue al die tijt die hi absent gheweist hadde, was binnen den huyse vanden seluen man vanden Rade, aldus so moeste die selue wel wat wetenvanden secrete vanden voorseyde gheuanghene. Ende den Dekene vanden temmerlieden, ende den Deken vanden wullen weuers, den Deken vanden scheerers, den Deken vanden smeden, ende vanden scheppers, waert datmense al ondersochte, sy souden wel wat vanden secrete van desen [fol. CC.xl.r] gheuanghen segghen. |
[Item, op de 22ste dag van maart] Item, op de 22ste dag van maart zo begeerden die van Gent aan de wet en aan de gemeente van Brugge om te hebben een verbond als van de bewaring van de koning, waarom de gemeente van Brugge zeer gram was en ze begeerden dat ze dezelfde brief zegelen zouden wat ze geen van al doen wilden, tenzij dat alle garnizoenen gelicht waren uit alle kleine steden want zo’n verbond was er tussen de 3 leden en het gewone volk van de stad Brugge. En voort begeerden die van Gent hun brief van verbond weer te hebben die ze die van Brugge gegeven hadden als aangaande de Duitse heren die te Gent gevangen lagen die ze die van Brugge beloofd hadden weer te doen hebben als ze wilden en dat begeren zouden. Voortsprak hun verbond dat ze aan die gevangene heren niet toucheren nog komen zouden op groot verbond en belofte dat ze de stad ter oorzaak van die gedaan hadden. En vanwege de grote belofte en verbond die ze de stad Brugge gedaan hadden zo begeerden ze verbond van de stad Brugge van de bewaring van de Roomse koning, waar ze weinig of niets toe te zeggen hadden want het was hun onderneming niet, nog ze hadden ons de koning niet geleverd, nog ook te bewaren gegeven, want dat was niet in hun macht. [Item, voor nog op de 22ste dag van maart] Item, voor nog op de 22ste dag van maart zo waren alle vaandels van de markt gedragen in de burcht en daar verzochten ze te hebben eer ze uit burcht gaan zouden hun bezegeling en was deze. Te weten; van de absolutie van dat ze ter markt gekomen waren en van alles dat daar geschied zou mogen wezen en van de wapening die men alle jaren houden zou, als gezegd is, omtrent sint Gillis dag, om als dan gecorrigeerd te worden al diegene die de stad te kort gedaan hadden of zich gemist hadden in de eed of regiment van dezelfde stad. En toen was hen geantwoord dat men bezig was met een stuk dat ze aan die van de wet begeerd hadden en dat was dat ze baden dat men een gebod ter hal uit doen zou, als dat niemand zou werken nog laten werken op het verbeuren van 3 ponden parijzen en die het wraakten die zou hebben het derde van de boete. En zeiden toen ook dat ze die schout berecht wilden hebben. Toen gingen ze weer ter markt en terstond ging men een gebod doen als gezegd is. En de nacht tevoren zo was een brief gevonden op het schavot onder de pijnbank die toen ook ter hal uitgelezen was en daarin stond deze navolgende groet aan de wet van de stad Brugge en aan de algemene buik van dieren(?)e, hoe dat ze zich wel wachten zouden, want ze waren zeer gedreigd. En hoe dat hem deze gevangen zeer geveinsd hadt had gehouden en dat deed een raad van de stad Brugge die er toentertijd was die de gevangene geheel genformeerd had van dat alle anderen die voor hem onthoofd en gestorven waren bekend en beleden hadden op hem, mitsgaders dat hij al die tijd absent geweest was binnen het huis van dezelfde man van de raad, aldus zo moest die wel wat weten van de geheimen van die gevangene. En de deken van de timmerlieden en de deken van de wolwevers en de deken van de scheerders, de deken van de smeden en van de scheppers, was het dat men ze allen onderzocht, ze zouden wel wat van de geheimen van deze [fol. CC.xl.r] gevangene zeggen. |
[Den seluen.xxij.sten dach van Maerte] Item vp den seluen.xxij.sten dach van Maerte, so was die voorseyde gheuanghene die tanderen tijden Schouteeten gheweist hadde ghebrocht vander halle vp die marct vp tschauot int parc staende. Ende daer was in sijne presencie ghelesen al tghene dies hi verkent ende verleden hadde, ende alle die bedraghen die hi bedraghen hadde, ende alsoo bleeft staende. Ende moeste hem al daer ontcleeden om te steruene. Ende ontcleet sijnde tot in sijn lijnwaet, viel vp sijn knyen ende bast daer openbaerlick der ghemeente om gracie. Ende in dien hi sijn lijf behouden mochte, al waert datmen hem ghecondempneirt hadde sijn leuen daghenin eenen torre gheuanghen te ligghene, hy soudt in groter gracie ghenomen hebben, ende hem lieden daer of seere bedanct hebben. Vp al welcke peticie men hem gheen antwoorde en gaf. Ende aldus siende dat hi steruen moeste, badt ootmoedelic al knielende om die doot die god starf datmen hem wilde consenteren sijn kerchof. waer vp men hem antwoorde datmer prouisie vp hebben soude. Maer was daer verwesen vanden leuenden lijue ter doot ghebrocht te sijne metten sweerde, ende sijn hooft te stellene vp eenen glauyeschacht vp die Ghendt poorte, twelcke also ghebuerde, maer noch haddy gracie, want naer taduijs van sommege indiscrete persoonen soudemene ghequaertiert hebben, maer sijn geheel lichame sonder thooft was begrauen in onser vrauwe kercke, in sijn capelle die hy daer selue hadde ghedaen maken. [Item voort vp den xxiij.sten dach van Maerte] Item voort vp den xxiij.sten dach van Maerte, so haddenvernomen die heeren van Ghendt, soe deden oock onse ghedeputeirde vander stede van Brugghe, hoe dat mijn here vanIselsteyn ende die Graue van Soorne quamen van Antwerpen met vier duysent mannen ,te wetene drie hondert peerden, ende die reste waren alle voetknechten, die welcke peerden men seyde dat sy alle trocken te Hulst waert, ende dat die voetknechten quamenten Damme waert, ende waren gheordonneirt omme den Damme ende Middelburch in te nemene. Ende dat ghedaen sijnde, wilden ende meenden welden Coninck met foortsen ende met crachte van Brugghe te ghecrijghene. Daer omme dat die van Ghendt ende onse ghedeputeirde screuen aen ons, ende baden dat wi scherp toe sien souden int bewaren vanden Roomschen Coninck, want daer souden corts commen so si vernomen hadden drie duysent Ruyters ter sluys, dye welcke voorseyde Ruyters quamenom ons te verderuen ende te cranckene, in dyen si consten of mochten in eenegher wijs. |
[Dezelfde 22ste dag van maart] Item, op dezelfde 22ste dag van maart zo was die gevangene die te andere tijden schout geweest was van de hal op de markt gebracht op het schavot dat in het perk stond. En daar was in zijn presentie gelezen al hetgeen dat hij bekende en beleed had en alle aanklachten die hij aangeklaagd had en alzo bleef het staan. En moest hem al daar ontkleden om te sterven. En toen hij ontkleed was tot in zijn lijnwaad viel hij op zijn knieën en bad daar openbaar de gemeente om gratie. En indien hij zijn lijf behouden mocht, al was het dat men hem veroordeeld had zijn leven lang in een toren gevangen te liggen, hij zou het in grote gratie genomen hebben en hen daarvan zeer bedankt hebben. Op die petitie gaf men hem geen antwoorde. En toen hij aldus zag dat hij sterven moest bad hij ootmoedig al knielende om de dood die God stierf dat men hem wilde toestemmen zijn kerkhof, waarop men hem antwoordde dat me er voorziening op hebben zou. Maar was daar verwezen van levend lijf ter dood gebracht te zijn met het zwaard en zijn hoofd te stellen op een lansschacht op de Gentse poort, wat alzo gebeurde, maar nog had hij gratie, want naar het advies van sommige indiscrete personen zou men hem gevierendeeld hebben, maar zijn gehele lichaam zonder het hoofd was begraven in onze Vrouwe kerk in zijn kapel die hij daar zelf had laten maken. [Item, voort op de 23ste dag van maart] Item, voort op de 23ste dag van maart zo hadden vernomen de heren van Gent en zo deden ook onze gedeputeerden van de stad Brugge hoe dat mijn heer van IJsselstein en de graaf van Soorne kwamen van Antwerpen met 4 000 mannen, te weten; 300 paarden en de rest waren allen voetknechten, van de paarden zei men dat ze allen trokken naar Hulst en dat de voetknechten kwamen te Damme en waren geordonneerd om den Damme en Middelburg in te nemen. En toen dat gedaan was wilde en meenden wel de koning met geweld en met kracht Brugge te krijgen. Daarom dat die van Gent en onze gedeputeerden schreven aan ons en baden dat we scherp toezien zouden in het bewaren van de Roomse koning, want daar zouden komen, zo ze vernomen hadden 3000 ruiters ter Sluis en die ruiters kwamen om ons te verderven en te verzwakken, indien ze konden of mochten in enige wijze. |
Item vp den.xxvi.sten dach van Maerte, so ordonneirde het commuyn van Brugghe duysent mannen dye welcke souden huyt trecken in onse Casselrye. Te wetene tot den ghenen die by ons nyet ter marckt ghecommen en waren, omme hem lieden te vraghene wat wy aen hem lieden hadden, ende oock omme te vernieuwen haerlieder wetten huyter name vanden edelen Hertoghe Phelips onsen natuerlicken heere ende Prinche. Ende dye van Brugghe vernamen als dat die selue Casselrye eeneghe ghedeputeirde ghesonden hadden te Ghendt aen den Raet, omme aldaer mede te sluytene al dieser ghedaen soude worden, huyte ghedaen Duynkercke ende Greuelijnghe. Mae si lieten wel weten dat sy vroom ghenouch waren omme datte te houdene, ende dat si nyement in laten en souden binnen harer steden, noch vrient noch viant voor dat si andere antwoorde hadden vander vergaderinghe vander stede van Ghendt, maer wilden leuen ende steruen met onsen gheduchte here ende Prinche den edelen Hertoghe Phelips. Aldus so wast dat dese duysent mannen diere gheordonneirt waren nieuwers en ghinghen, maer bleuen thuys. Ende vp den seluen.xxvi.sten dach van Maerte, was binnen der stede vanBrugghe ter hallen huyt gheroupen, soe wie dat mijn here van Meerwede ghecrijghen conste, omme dat dye voorseyde here viel partye vanden lande, soude daer voren hebben [fol. CC.xl.v] hondert ponden groten, in dien hi hem leuerde, het ware leuende of doot. Ende inder ghelijcke Phelips van hondekin ooc vp hondert ponden grooten, so wie hem leuerde in handen weder leuende of doot. [Item vp den.xxvij.sten dach van Maerte des nachts] Item vp den.xxvij.sten dach van Maerte des nachts, so quameenen roup vp die marct, als dat mijn here van Iselsteyn ende dye Marcgraue van Antwerpen ghecommen waren ter Sluys endewilden commen ten Damme, ende tsegghen was dat sy vp quamen ten Azegate. Ende daer omme vergaderde tcommuyn al vp die marckt, omme eenich volck te seyndene om den Damme te sercouersene, ende grote engienen warer toe bereet ghemaeckt, maer daer waren eerst huyt Brugge ghesonden diueersche acouters om daer of dye waerheyt te vernemene, wanter tvolc in Brugghe seere mede beroert was. Maer die voorseyde acouters wederkeerdende, beuonden dattet al lueghene was. Maer men sandt ten Damme noch.xl.ghesellen, om dat si te bet bewaert souden sijn, maer men seyde te Brugghe datter eeneghe waren binnen der stede die dat voort ghestelt hadden, omme dieswille dat die duysent mannen diere gheordonneirt waren, nieuwers gaen en souden, alsoo si ooc en deden, maer bleuen gheordonneirt tot der tijt dat die dachuaert van Ghendt ghescheeden soude wesen, omme dan als voren al tselue te doene. |
Item, op de 26ste dag van maart zo ordonneerde de gemeente van Brugge 1000 mannen die zouden uittrekken in ons ambtsgebied. Te weten; tot diegenen die bij ons niet ter markt gekomen waren om hen te vragen wat we aan hen hadden en ook om te vernieuwen hun wetten uit naam van de edele hertog Filips, onze natuurlijke heer en prins. En die van Brugge vernamen als dat dit ambtsgebied enige gedeputeerden gezonden hadden te Gent aan de raad om aldaar mee te besluiten al dat er gedaan zou worden, uitgezonderd Duinkerken en Grevelingen. Maar ze lieten wel weten dat ze dapper genoeg waren om dat te houden en dat ze niemand inlaten zouden binnen hun steden, nog vriend nog vijand, voordat ze ander antwoord hadden van de vergadering van de stad Gent, maar wilden leven en sterven met onze geduchte heer en prins, de edele hertog Filips. Aldus zo was het dat deze 1000 mannen die er geordonneerd waren nergens gingen, maar thuis bleven. En op dezelfde 26ste dag van maart was binnen der stad Brugge ter hal uitgeroepen zo wie dat mijn heer van Merwede krijgen kon, omdat die heer viel van de partij van het land, zou daarvoor hebben [fol. CC.xl.v] honderd ponden groten, indien hij hem leverde, het ware stervend of dood. En dergelijke Filips van Hondekin, ook op honderd ponden groten, zo wie hem leverde in handen weer stervend of dood. [Item, op de 27ste dag van maart ‘s nachts] Item, op de 27ste dag van maart ճ nachts zo kwam een roep van de markt als dat mijn heer van IJsselstein en de marktgraaf van Antwerpen gekomen waren ter Sluis en wilden komen ten Damme en het zeggen was dat ze opkwamen ten Azegate. En daarom vergaderde de hele gemeente op de markt om enig volk te zenden om de Damme bij te staan en grote machines waren er toe gereed gemaakt, maar daar waren eerst uit Brugge gezonden diverse spionnen om daarvan de waarheid te vernemen, want het volk in Brugge was er zeer mee bewogen. Maar die spionnen keerden terug en bevonden dat het alles leugen was. Maar men zond ten Damme nog 40 gezellen zodat ze beter beschermd zouden zijn, maar men zei te Brugge dat er enige waren binnen de stad die dat voorgesteld hadden omdat de 1000 mannen die er geordonneerd waren nergens gaan zouden alzo ze ook deden, maar bleven geordonneerd tot de tijd dat de rechtszitting van Gent geschieden zou om dan als voor hetzelfde te doen. |
[Item vp den.xxvi.sten en den xxvij.sten en den achtentwintichsten dach dach van Maerte] Item vp den.xxvi.sten dach van Maerte, soe was by aduijse eenen subtijlen raet gheuonden ende maniere, als dat tvolck vander marckt ghegaen soude hebben met haren tenten ende pauwelioenen elc in tsijne, ende men soude hem lieden besorghen, van al dies hem lieden soude behouwen ofte orborlic wesen mochte, ende der stede ende ooc den lande. Vanden welcken sy als doe te vreden waren, ende seyden tslot te sluytene des ander daechs den.xxvij.sten dach in Maerte. Ende dit ghehoort vp den seluen dach, so vergaderden dye.xvij.neeringhenin die halle vp taduijs als voren. Ende hem lieden dochte dat taduijs nyet goet en was, metsgaders dat sy hare beseghelthede noch nyet en hadden, dye welcke nyet te ghecrijghene en was, ten ware dat dye dachuaert te Ghendt ghedaen ware ende ooc te Bruessele, daer si van Ghendt gheleyt was. Ende ooc omme dye brieuen aengaende tledt van den Vryen, dye welcke brieuen waren te Remerswale in Zeelant, in een kiste, daer seuen kistkins inne ghesloten waren, elc met sonderlinghe slotelen, welcke slotelen hadden in haer handen dese naervolghende. Te wetene mijn here Willem van Grijspeere ende mijn heere van Poucke. Ende die selue kiste dede Pieter lanchals voeren in Zeelant te Remerswale, alsoo saen als hy beuoelde dat tvolck wat wedersporich begonste te wordene yeghen dye groote heesschen die hy hem lieden daghelicx voren leyde, omme dat die selue kiste onghereet soude sijn ende quaet om vinden, ende die selue verbanden niet te nieten te brijnghene, als aengaende het let vanden Vryen ende vele meer andere saken, soe wast dat mijn heere van Remerswale den.xxvij.sten dach van Maerte begheerde ende voortstelde, aenghesien dat hi sach dat die.xvij.neeringhen vergadert waren ende vander marct niet scheeden en wilden, ende vp dien dach dedemen een messe vanden heleghen gheeste, want dye heeren meenden dat sy dien dach vander marct ghegaen souden hebben, maer sy seyden dat si huyter wapene noch vander marct niet gaen en souden om den laetsten man te waghene, voor ander stont dat si hadden die selue brieuen endeal haerlieder rechten ende saken al claer. Ende dit mijn here van Remerswale verstaende, sandt terstont den Schouteetene mer Pieter mattyneye aen dye.xvij.neeringhen, vraghende of si mijn heere van Remerswale wilden laten trecken omme die selue brieuen met sekere ende boorchtocht binnen der stede van Brugghe, hy soudse vp sijnen plucht seynden tot Oostende. Ende wilden si dat niet doen, als dat si souden seynden mannen huyten neghen leden vp haerlieder plucht, hy soude die selue diligencie doen die hy nemmermeer en soude connen en moghen dat sijse ghecrijghen souden, [fol. CC.xli.r] ende hy daer mede ontlast wesende. Ende aldus daer noch wesende, quamen ghedeputeirde vanden Vryen, ende bedancten seere die.xvij.neeringhen van haerlieder bystant ende besorchsaemheyt dye si ghedaen hadden, ende seyden dat si wel versekert waren ende wel te vreden omme vander marct te gane met die van Brugghe. Doe vraechden wi van Brugghe of sy borghe wilden blijuen voor mijn heere van Remerswale, ende meer andere heren. Ende si seyden neen. Doen ghinc men vraghen het ghemeene peuple vanden Vryen of si te vreden waren, maer si seyden neens, ende baden om bystant aen ons ghemeente van der stede van Brugghe om die doot die god starf, het welcke wi hem lieden beloofden te doene, omme dat sy gheobegiert hadden. Doen antwoorden wy wedere den heere van Remerswale als dat wijer selue omme trecken souden, maer dat hi diligencie doen soude dat wijse ghecrijghen mochten binnen.v.daghen vp sijn hooft te verliesene, twelc hi aen nam daer inne tbeste te doene ende hi was weder vp dye halle gheleet gheuanghen, tot dattet ghebuert soude wesen. Ende terstont waren gheordonneirt ghedeputeirde vander stede van Brugge datmen trecken soude ter Sluys bi mijn heere van Santrein, twelc also ghedaen was. Ende binnen der stede vander sluys commende, waren seere willecomme, ende van mijn heere van Santrein seere blijdelick ontfanghen, die hem lieden dede bereeden een costelic bancket. Ende daer vraechde mijn here van Santrein hem lieden, waer omme dat si den Roomschen coninck soe vaste hilden, ende seyde hem lieden dattet niet wel ghedaen en was, aenghesien sijn grote edelheyt. Ende badt hem lieden dat si hem wilden laten gaen achter die strate wel verwaert sijnde daert hem gheliefde, ende hem dochte dat datte best ghedaen soude wesen, ten orbore ende profijte vander stede van Brugghe, ofte waert sake dattet nyet en ghebuerde binnen.vi.daghen daer naer, het soude ons berauwen, maer dyt doende soude altoos ons vrient wesen, ende voor ons bereet totter doot toe. Ende ons ghedeputeirde quamen vander Sluys den achtentwintichsten dach van Maerte, ende brochten ons die antwoorde te Brugghe, ende daer of veraduerteirt wesende, was ghesloten dat den Roomschen coninc binnen der stede van Brugghe soude wandelen, ende gaen daert hem beliefde wel bewaert sijnde, maer het en ghebuerde soe niet. Ende dat was ghelaten huyt vreesen of hem eeneghe quade bouuen eenich hinder of leet mochten ghedaen hebben in sijnen edelen persoon. |
[Item, op de 26ste en 28ste dag van maart] Item, op de 26ste dag van maar zo was bij advies een subtiele raad gevonden en manier als dat het volk van de markt gaan zouden met hun tenten en paviljoenen elk in het zijne en men zou hen bezorgen van alles dat hen zou behoeven of nuttig wezen mocht en de stad en ook het land. Waarvan ze toen tevreden waren en zeiden tot slot te sluiten de volgende dag de 27ste van maart. En dit was gehoord op dezelfde dag en zo vergaderden de 17 neringen in de hal op het advies als voren. En ze dachten dat het advies niet goed was mitsgaders dat ze hun bezegeling nog niet hadden die niet te krijgen was tenzij dat de rechtszitting te Gent gedaan was en ook te Brussel waar het van Gent gelegd was. En ook om de brieven aangaande het lid van de vrijen welke brieven waren te Reimerswaal in Zeeland in een kist waar zeven kistjes in besloten waren en elk met aparte sleutels en die sleutels hadden in hun handen deze navolgende. Te weten; mijn heer Willem van Grijspeere en mijn heer van Poucke. En die kist liet Pieter Lanchals voeren in Zeeland te Reimerswaal alzo gauw torn hij aanvoelde dat het volk wat weerspannig begon te worden tegen de grote eisen die hij hen dagelijks voor legde zodat die kist ongerede zou zijn en slecht om te vinden en die verbonden niet te niet te brengen als aangaande het lid van de vrijen en vele meer andere zaken en zo was het dat mijn heer van Reimerswaal de 27ste dag van maart begeerde en voorstelde, aangezien dat hij zag dat de 17 neringen vergaderd waren en van de markt niet scheiden wilden, en op die dag deed men een mis van de heilige geest want de heren meenden dat ze die dag van de markt gegaan zouden hebben, maar ze zeiden dat ze uit de wapen nog van de markt niet gaan zouden om de laatste man te wagen voor de ander stond dat ze hadden die brieven en al hun rechten en zaken geheel helder. En toen dit mijn heer van Reimerswaal verstond zond hij terstond de schout meneer Pieter Mattyneye naar de 17 neringen en vroeg of ze mijn heer van Reimerswaal wilden laten vertrekken om die brieven met zekerheid en borgtocht binnen de stad Brugge, hij zou ze op zijn plicht zenden tot Oostende. En wilden ze dat niet doen als dat ze zouden zenden mannen uit de negen leden op hun plicht, hij zou dezelfde inspanning doen die hij nimmermeer zou kunnen en mogen dat zij het krijgen zouden [fol. CC.xli.r] en hij daarmee ontlast was. En aldus toen hij daar nog was kwamen gedeputeerden van de vrijen en bedankten zeer de 17 neringen van hun bijstand en zorgzaamheid die ze gedaan hadden en zeiden dat ze goed verzekerd waren en goed tevreden om van de markt te gaan met die van Brugge. Toen vroegen wij van Brugge of ze borg wilden blijven voor mijn heer van Reimerswaal en meer andere heren. En ze zeiden; ‘neen.’Toen ging men vragen het gewone gepeupel van de vrijen of ze tevreden waren, maar ze zeiden; ‘nneen, en baden om bijstand aan onze gemeente van de stad Brugge om de dood die God stierf, wat we hen beloofden te doen omdat ze gehoorzaamd hadden. Toen antwoordden we weer de heer van Reimerswaal als dat wij er zelf om trekken zouden, maar dat hij inspanning zou doen dat wij het krijgen mochten binnen 5 dagen op zijn hoofd te verliezen, wat hij aannam daarin het beste te doen en hij was weer op de hal gelegd gevangen totdat het gebeurd zou zijn. En terstond waren geordonneerd gedeputeerden van de stad Brugge dat men trekken zou naar ter Sluis bij mijn heer van Saintrein, wat alzo gedaan was. En toen ze binnen de stad ter Sluis kwamen waren ze zeer welkom en van mijn heer van Saintrein zeer blijde ontvangen die hen liet bereiden een kostbaar banket. En daar vroeg mijn heer van Saintrein hen waarom dat ze Roomse koning zo vast hielden en zei hen dat het niet goed wel gedaan was aangezien zijn grote edelheid. En bad hen dat ze hem wilden laten gaan achter die straten en goed bewaard waar het hem geliefde en hij dacht dat dit het beste gedaan zou wezen ten nut en profijt van de stad Brugge of was het zaak dat het niet gebeurde binnen 6 dagen daarna zou het ons berouwen, maar als we dit deden zou hij altijd onze vriend wezen en voor ons bereid tot de dood toe. En onze gedeputeerden kwamen van ter Sluis de 28ste dag van maart en brachten ons het antwoord te Brugge en daarvan onderwezen was besloten dat de Roomse koning binnen de stad Brugge zou wandelen en gaan daar het hem beliefde, wel beschermd, maar het en gebeurde zo niet. En dat was gelaten uit vrees of hem enige kwade boeven enig hinder of leed mochten gedaan hebben in zijn edele persoon. |
[Den.xxvij.sten en den den.xxix.sten dach van Maerte] Ende vp den.xxvij.sten dach van Maerte, so sloten dye hooftmannen ende dye seuenthien neeringhen, ende die vier neeringhen, met alle den andere Dekens dye ter marckt stonden, dat sy malcanderen bystaen souden totter doot, ende vander marckt niet te scheedene ten ware dat si alle hare saken wel ende ghetrauwelicke vaste ghesloten ende beseghelt hadden. Endeordonneirden van dier tijt voort haerlieder wake in vieren, omme datmen soude die andere daghen dienst wake dat niet en ware soude moghen wercken. Ende dat omme ontlast te sijne vander roupinghe ende crijsschinge vanden schamelen volcke, het welcke was gheordonneirt vp den.xxix.sten dach van Maerte. [Item vp den.xxviii.sten dach van Maerte] Item vp den.xxviii.sten dach van Maerte, so quam binnen der stede van Brugghe een Messagier vander stede van Mechelen, dye welcke brochte eenen brief, als dat si hadden verstaen dat die van Ghendt ghecommunikiert waren metten Fransoysen, ende dat si ghesloten hadden te leuerene den Roomschen coninc inden handen vanden Coninck van Vranckerijcke leuende of doot. Endedie van Mechelen baden den lieden van Brugghe seere vriendelick dat si goede wake wilden houden ende scherp toe sien om den Roomschen Coninck wel te bewarene, want den edelen Hertoghe Phelips ende sijnen staet hadden wel vernomen dat den Roomsche coninck sijnen vadere wel ende eerlick was ghelogiert, maer badt ende dede bidden datmen sijnen vadere soude willen laten gaen achter straten alsoot wel behoorde, [fol. CC.xli.v] midts goeder bewaernesse daer of nemende, want hi wel verstaen heift, ende wi mede dat si hem niet ghearresteirt en hebben dan teender goeder waer omme, ende dat omme dat si saghen dat die landen ende steden van onsen gheduchten ende natuerlicken heere den edelen Hertoghe Phelips alle bijstier ende tachter wierden byden quaden ende valschen Rade die die Roomsche Coninck sijne vadere gheloofde, ende by hem hadde, ende langhe ghehadt hadde van eeneghe quaetwillende, also wel van binnen den lande als van buyten, maer baden die van Mechelen noch als voren dat wy wel toe sien wilden, want sy hoepten dat noch al goed worden soude byder gracien gods, ende baden omme corte antwoorde vp die voornomde sticken, twelcke ghedaen was in deser manieren hier naer volghende. [Vriendelike groetenesse aen den Hertoghe Phelips onsen natuerlicken here ende Prinche] Vriendelike groetenesse aen den Hertoghe Phelips onsen natuerlicken here ende Prinche, ende aen alle den heeren Burchmeesters, Schepenen ende Raet, ende aen allen inghesetene sijnder stede van Mechelen. Voort hoe dat sy vry ende wel gherust mochten wesen, als dat den Roomschen Coninc niet messchien en soude binnen onser stede van Brugghe. Ende in dyen yement ter contrarie soude willen voortstellen, wie of van wat nacien dat hi ware, souden dat keeren ende beletten met onsen bloede, ende lieuer ons leuen daer voren laten, want hy vader es van onsen gheduchten ende natuerlicken heere ende Prinche den edelen Hertoghe Phelips, daer voren dat wi hem houden, ende wes wy doen dat en doen wi niet om ons singulier profijt, maer wi souden gheerne sien den orboor ende profijt van onsen erfachteghen heere ende Prinche den edelen Hertoghe Phelips, ende van sijnen lande ende goeden steden, dat kenne god die bi hem ende by hu lieden blijuen in siele ende in lijue. |
[De 27ste en 29ste dag van maart] En op de 27ste dag van maart zo besloten de hoofdmannen en de 17 neringen en de vier neringen met alle andere dekens die ter markt stonden dat ze elkaar bijstaan zouden tot de dood en van de markt niet te scheiden, tenzij dat ze al hun zaken goed en getrouw vast besloten en bezegeld hadden. En ordonneerden van die tijd voort hun waken in vieren omdat men de andere dagen van dienst waken, dat niet het niet was, zou mogen werken. En dat om ontlast te zijn van het roepen en krijsen van het schamele volk, wat was geordonneerd op de 29ste dag van maart. [Item, op de 28ste dag van maart] Item, op de 28ste dag van maart zo kwam binnen de stad Brugge een boodschapper van de stad Mechelen die een brief bracht als dat ze hadden verstaan dat die van Gent gecommuniceerd waren met de Fransen en dat ze besloten hadden te leveren de Roomse koning in de handen van de koning van Frankrijk levend of dood. En die van Mechelen baden de lieden van Brugge zeer vriendelijk dat ze goede wacht wilden houden en scherp toezien om de Roomse koning goed te bewaren, want de edele hertog Filips en zijn staat hadden wel vernomen dat de Roomse koning, zijn vader, goed en fatsoenlijk was gelogeerd, maar bad en liet bidden dat men zijn vader zou willen laten gaan achter straten alzo het wel behoorde [fol. CC.xli.v] mits goede bewaring daarvan te nemen, want hij had wel verstaan en wij mede dat ze hem niet gearresteerd hebben dan tot een goede waarom en dat omdat ze zagen dat de landen en steden van onze geduchte en natuurlijke heer, de edele hertog Filips, allen bijster en te achter werden bij kwade en valse raad die de Roomse koning, zijn vader, geloofde en bij hem had en lang gehad had van enige kwaadwillende, alzo wel van binnen het land als van buiten, maar baden die van Mechelen nog als voren dat we goed toezien wilden want ze hoopten dat nog alles goed worden zou bij de gratie God en baden om kort antwoord op die voorgenoemde stukken wat gedaan was in deze manier hierna volgend. [Vriendelijke groet aan hertog Filips onze natuurlijke heer en prins] Vriendelijke groet aan hertog Filips onze natuurlijke heer en prins en aan alle heren burgemeesters, schepenen en raad en aan alle ingezetenen van zijn stad Mechelen. Voort hoe dat ze vrij en goed gerust mochten wezen als dat dn Roomse koning niet misgaan zou binnen onze stad Brugge. En indien iemand ter contrarie zou willen voorstellen, wie of van wat natie dat hij was, zouden dat keren en beletten met ons bloed en sterven we daar liever voor want hij is de vader van onze geduchte en natuurlijke heer en prins de edele hertog Filips, waarvoor dat we hem houden en wat we doen dat doen we niet om ons singulier profijt, maar we zouden graag zien het nut en profijt van onze erfachtige heer en prins de edele hertog Filips en van zijn land en goede steden, dat kent God die bij hem en bij u lieden blijft in ziel en lijf. |
[Item voort vp den xxix.sten en dertichsten dach van Maerte] Item voort vp den xxix.sten dach van Maerte, so waren binnen der stede vanden Sluys ghecommen mijn heere van Iselsteyn ende dye Marcgraue van Antwerpen, ende meer andere bi mijn here van Saintrein, ende vonden in haren Raet als dat sy twatere ter Sluys stakijtsen souden ende ketenen, twelck also ghedaen was den dertichsten dach van Maerte, omme datter gheene schepen passeren en souden van buyten noch van binnen. Endeachteruolghende den dertichsten dach van Maerte, so sonden dye van ghendt twee copyen, deene in walsche, ende dandere in Vlaemsche, daer of dat si den princepalen brief hadden ghenomen eenen Messagier vanden Roomschen Coninc, al daer in stont ghescreuen aen haren Capiteyn vander orloghe, aldus inhoudende. Siet wel toe aen die vergaderinghe van die vanGhendt, want si besich sijn om een generale paeys te maken hem hu lieden, maer wedersteket so datter niet of en commen, aenghesien dat ick ghearresteirt ben. Ende voort steict alomme tvier inne, ende hout secretelick huwen eedt. Ende pijnt te ghecrijghene een saufconduyt van thien daghen om dertich mannen. Ende binnen dier tijt soe comt binnen der stede van Brugghe, ende pijnt mi te ghecrijghene huyt der stede, want men my nyet seer sonderlinghe nauwe en bewaert, ende steket tvier dan al omme, ende vanckse alle ionghe ende oudt, ende doetse alle te nieuten. Vanden welcken men den Roomschen Coninck ghinc vraghen oft hy dese brieuen aldus ghescreuen hadde ende ghesonden, want daer en stont niements name inne vermont. Doen seyde die Roomsche Coninck ende swoer by sijnder edelheyt ende by sijnder doot dat hijt noeyt ghescreuen en hadde, noch ghedaen scrijuen, of ghepeinst en hadde sulcke brieuen te scrijuene, of yement te doen scrijuene, ofte te seyndene. Ende hi seyde oock tot hem lieden, eest datment aen my beuint ic wil mijn lijf verbueren, ende begheere dat men mi den hals of slae, ick salt hu lieden gheerne vergheuen. Doen seyden die van Ghendt die daer als doe binnen der stede van Brugghe waren, als dat die Coninc wilde doen vernemen naer den scrijuer van desen, ende wilden datmen ter hallen huyt [fol. CC.xlij.r] een ghebodt doen soude, ende gheuent den ghemeente te kennene alsoot gheschiede. Maer daer naer soe vergaderden Hooftmannen ende Dekenen met die van ghendt, seggende dat si in alder manieren begheerden te siene den principalen brief ende sijn hanteeken daervp, also si seyden dat den brief in hilt, omme alsoo si seyden dat den brief in hilt, omme al welcken brief dye van Ghendt sonden subijt te Ghendt. Ende vp den.xxx.sten dach van Maerte, inden voorauent so ghinghen die ghedeputeirde vanden drie leden slandts, metsgaders die ix.sware Dekens van Brugghe byden coninck, omme hem te tooghene die warachtigheyt vanden seluen brieue, want hijse selue gheteekent hadde met sijnder handt. Twelck hi daer al doe kende dattet also was, ende van meer ander brieuen. Ende sonderlinghe wist men wel dat hy eenen brief ghesonden hadde eer hi vp Cranenburch ghebrocht was, als dat alle dye garnisoenen nyet doen en souden noch houden en souden van alle dye brieuen die hy seynden soude, want hijt al bi bedwange soude moeten doen, als van sijnen sone te bringhene of te seyndene, ofte om hem lieden te doen lichtene huyt eeneghe steden, maer dat sijt altijd vroom ende sterck souden houdenyeghens alle manne wie dattet ware. Ende dien seluen dach was ghesonden eenen brief vanden capiteyn van Gendt, die welcke lach Teeclo omme te weerene die van Hulst, die welcke meenden te commene roouen tot voor Brugghe of in tbrugsche quaertier, ende hi ontboot die van Brugghe of hem lieden yet gheliefde, hy was voor hem lieden bereet, waer of dat hy seere bedanckt was. Ende men screef hem lieden weder duere dat si ons van Brugghe altijt souden laten weten waer dat si laghen, omme hem liedenaltijt bystant te doene, in dien dat noot ware, want wi van Brugghe daer toe bereet waren altijt alst hem lieden gheliefde. Voort so quammer vp den seluen dach eenen brief vander Sluys, ghesonden van mijn here van Santrain, hoe dat hy ons seere dede groeten, ende dat wi altijt wilden wel doen ende ons seluen helpen, want hi ons niet ghehelpen en conste, aenghesien dat het vyer te seere ghesprooct was, ende te varre ghecommen, maer soude altoos sijn huyterste beste doen van dat hi soude connen ende moghen, aenghesien onsen goede wille ende rechtueerdichede dye wi sochten, ende als noch soucken. |
[Item, voort op de 29ste en 30ste dag van maart] Item, voort op de 29ste dag van maart zo waren binnen de stad ter Sluis gekomen mijn heer van IJsselstein en de marktgraaf van Antwerpen en meer andere bij mijn heer van Saintrein en vonden in hun raad als dat ze het water ter Sluis staketten zouden en kettingen, wat alzo gedaan was de 30ste dag van maart omdat er geen schepen passeren zouden van buiten nog van binnen. En achtervolgende de 30ste dag van maart zo zonden die van Gent twee kopien, de ene in Waals en de andere in Vlaams waarvan de belangrijkste brief had genomen een boodschapper van de Roomse koning, al daarin stond geschreven aan hun kapitein van oorlog dat aldus bevatte; ‘Ziet goed toe aan die vergadering van die van Gent, want ze zijn bezig om een generale vrede te maken met u lieden, maar weerspreek het zodat het er niet van komt aangezien dat ik gearresteerd ben. En voort steek alom het vuur erin en hou geheim uw eed. En pijnig te krijgen een vrijgeleide van 10 dagen met 30 mannen. En binnen die tijd zo komt binnen de stad Brugge en pijnig om mij te krijgen uit de stad, want men me bewaart met niet bijzonder nauw bewaart en steek het vuur dan alom en vang alle jonge en oude en doe ze allen te niet. Waarvan men de Roomse koning ging vragen of hij deze brieven aldus geschreven had en gezonden, want daar stond niemands naam in genoemd. Toen zei de Roomse koning en zwoer bij zijn edelheid en bij zijn dood dat hij het nooit geschreven had, nog laten schrijven of gepeinsd had zulke brieven te schrijven of iemand te laten schrijven of te zenden. En hij zei ook tot hen; Ԡis het feit men het aan mij bevind ik wil mijn lijf verbeuren en begeer dat men mij de hals of slaat, ik zal het u graag vergeven. Toen zeiden die van Gent die daar toen binnen de stad Brugge waren als dat de koning wilde laten vernemen naar de schrijver hiervan en wilden dat men ter hal uit [fol. CC.xlij.r] een gebod doen zou en geven het de gemeente te kennen alzo het geschiedde. Maar daarna zo vergaderden hoofdmannen en dekens met die van Gent en zeiden dat ze in alle manieren begeerden te zien de belangrijkste brief en zijn handtekening daarop, alzo ze zeiden dat de brief bevatte om alzo ze zeiden dat de brief inhield, waarom men die van Gent de brief subiet zonden te Gent. En op de 30ste dag van maart in de vooravond zo gingen de gedeputeerden van de drie leden het land, mitsgaders d9 zware dekens van Brugge bij de koning om hem te tonen de waarheid van die brief want hij had het zelf getekend met zijn hand. Wat hij daar al toen bekende dat het alzo was en van meer andere brieven. En vooral wist men wel dat hij een brief gezonden had eer hij op Craneburcht gebracht was als dat alle garnizoenen niets doen zouden nog houden zouden van alle brieven die hij zenden zou, want hi zou het altijd met bedwang moeten doen als van zijn zoon te brengen of te zenden of om hen te laten lichten uit enige steden, maar dat zij hij altijd dapper en sterk zouden houden tegen alle mannen wie dat het waren. En diezelfde dag was gezonden een brief van de kapitein van Gent die lag te Eeklo om te verweren die van Hulst die meenden te komen roven tot voor Brugge of in het Brugse kwartier en hij ontbood die van Brugge of hen iets geliefde, hij was voor hen bereed waarvan dat hij zeer bedankt was. En men schreef hen weer dat ze ons van Brugge altijd zouden laten weten waar dat ze lagen om hen altijd bijstand te doen indien dat nodig was want wij van Brugge zijn daartoe altijd bereid als het hen gelijfde. Voort zo kwam er op dezelfde dag een brief van ter Sluis, gezonden van mijn heer van Saintrein, hoe dat hij ons zeer liet groeten en dat we altijd wilden goed doen en ons zelf helpen, want hij kon ons niet helpen aangezien dat het vuur te zeer gespookt had en te ver gekomen, maar zou altijd zijn uiterste best doen van dat hij zou kunnen en mogen aangezien onze goede wil en rechtvaardigheid die we zochten en als nog zoeken. |
[Item vp den.xxx.sten van Maerte en den eersten dach van April] Item vp den.xxx.sten van Maerte, ontrent den.xij.hueren inder nacht so quam een twist tusschen den.xvij neeringhen ende der poorterye, ende dyt was die waer omme dat die vander poorterye hadden gheleyt den standaert vander poorterye ende alle die pingioenen tusschen die rebben van hueren logijste, ende sy en deden niet waken dat die schamele haghepoorters. Ende Ioos Centurioen als hooftman vander gheheelder poorterye, daer omme dat dye.xvij.neeringhe seyden dat men dye clocke aen een boort slaen soude, ende datmense alle doot slaen soude omme dat si hem tstick so cleene aentrocken, waer omme die voornomde Ioos Centurioen hem lieden so vriendelick toe sprack, ende badt omme die doot die god starf dat si met redelicke woorden wilden te wercke gaen, hy soude hem lieden bystant doen om te hebbene een trompet, ende metten seluen trompette hem lieden doen aduerteren die in ghebreke waren. Ende beloofde daer inne sulcke prouisie te doene, datter gheen ghebrec meer en soude wesen by hem lieden alsoo hi oock dede, ende daer mede bleuen si gherust. Maer seyden in dient meer ghebuerde si soudense dootslaen vp haerlieder bedde. Ende begheerden als doe ooc te wetene waer die brieuen so lange bleuen, daer omme datmen ghesonden hadde te Remerswale, dat si te dier tijt noch nyet ghecommen en waren. Ende datmer niet en stelde prouisie offer eenich allaerme ofte twist quame, waer dat elck soude gaen ofte loopen in sijn plecke ofte plaetse ten sijne, dat wy nyet al ouer hoop loopen en souden sonder maniere ofte ordonnancie. Ende dyt was aldus gheordonneirt vp den eersten dach van April. [Voort vp den.v.sten dach van April] Voort vp den.v.sten] dach van April, soe waren eeneghen ghe-[fol. CC.xlij.v] deputeirde vander stede van Ghendt ghecommen met een voor aduijs, te wetene om den Roomschen Coninck te bewarene, endeom hem dienaers ende officiers te stellene ende sijne bewaerders van hem te absenteirene. Ende es te wetene dat die van ghendt gheordonneirt hadden als Schinckere te sijne vanden Coninck dye ionghe Ian de Keyt, ende meer andere die hem ghedient soude hebben. Maer dye vander stede van Brugghe antwoorden als dat die entreprijse hem lieden niet soe naer aen en ghinck, maer behoorden dye van Brugghe daer of die voorhant te hebbene omme doordonancie te stellene. Maer seyden die van brugghe, als dat die van Ghendt seynden souden vier edele mannen byden Roomschen Coninck, maer in dien si hem nyet aen en stonden, dat si andere seynden souden, vp en dyen dat den Coninck beuinden conste dat sy metten Fransoysen hem contrarie gheweist hadden. Ende in sghelijcx viere vander stede van Brugghe, ende viere van Ipre. Ende dat die coninck behouden soude sijnen Prouuere, ende sijnen schenckere, ende een groot heere, ende sijnen cock, ende sijnen backere, ende sijnen scheppere. Ende die wake souden verwaren die neghen sware Dekens vander stede van Brugghe met den anderen Dekens ende commuyne. Ende als doe deidemeneen ghebodt dat nyement gheene spijse verquisten en soude vp grote boete, ende dat alle die haghepoorters souden commen houden haerlieder Natael te Brugghe, ten minsten twee daghen in dye Paessche daghen, vp verbuerte van haer lieder poorterschip. |
[Item, op de 30ste van maart en de eerste dag van april] Item, op de 30ste dag van maart omtrent 12 uur inde nacht zo kwam een twist tussen de 17 neringen en de poorterij en dit was daarom dat die van de poorterij hadden gelegd de standaard van de poorterij en alle vaandels tussen de ribben van hun logies en ze lieten niet waken dan die schamele buitenpoorters. En Joos Centurioen als hoofdman van de gehele poorterij, daarom dat de 17 neringen zeiden dat men de klok aan een boord zou slaan en dat men ze allen dood zou slaan omdat ze zich het stuk zo klein aantrokken, waarom die Joos Centurioen hen zo vriendelijk toesprak en bad om de dood die God stierf dat ze met redelijke woorden te werk wilden gaan, hij zou hen bijstand doen om te hebben een trompet en met die trompet hen doen aanwijzen die in gebrek waren. En beloofde daarin zulke voorziening te doen zodat er bij hen geen gebrek meer zou wezen, alzo hij ook deed en daarmee bleven ze gerust. Maar zeiden indien het meer gebeurde ze zouden ze doodslaan op hun bed. En begeerden als toen ook te weten waar de brieven zo lang bleven waarom dat men gezonden had te Reimerswaal dat ze te die tijd nog niet gekomen waren. En dat men er geen voorziening of enig alarm of twist van kwam waar dat elk zou gaan lopen in zijn plek of tot zijn plaats zodat we niet allen over hoop lopen zouden zonder manier of ordonnantie. En dit was aldus geordonneerd op de eerste dag van april. [Voort op de 5de dag van april] Voort op de 5de dag van april zo waren enigen gedeputeerden[fol. CC.xlij.v] van de stad Gent gekomen met een voor advies, te weten om de Roomse koning te bewaren en om hem dienaars en officiers te stellen en zijn bewaarders van hem weg te halen. En het is te weten dat die van Gent geordonneerd hadden als schenker te zijn van de koning de jonge Ian de Keyt en meer andere die hem bediend zouden hebben. Maar die van de stad Brugge antwoordden als dat die onderneming hen niet zo na aanging, maar behoorden die van Brugge daarvan de voorhand te hebben om de ordonnantie te stellen. Maar zeiden die van Brugge als dat die van Gent zenden zouden vier edele mannen bij Roomse koning, maar indien ze hen niet aanstonden dat ze anderen zenden zouden indien dat de koning bevinden kon dat ze met de Fransen hem contrarie geweest waren. En insgelijks vier van de stad Brugge en vier van Ieper. En dat de koning behouden zijn proever en zijn schenker en een grote heer en zijn kok en zijn bakker en zijn schepper. En de wacht zouden bewaren de negen zware dekens van de stad Brugge met de andere dekens en gemeente. En toen deed men een gebod dat niemand geen spijs verkwistten zouden op grote boete en dat alle buitenpoorters zouden komen hun geboortedag te Brugge, ten minsten twee dagen in de Paasdagen op verbeuren van hun poorterschap. |
[Item voort vp den tweesten dach van April dedemen een ghebodt ter hallen huyt] Item voort vp den tweesten dach van April dedemen een ghebodt ter hallen huyt, dat alle die poorters die waren buyten ofte absent der stede, dat si binnen den derden daghe in die stede commen souden, vp die verbuerte van hondert pont groote, ende bouen dien noch ghecorrigiert te sijne alsoo dat behooren soude. Endedat alle dye haghepoorters binnen commen souden wel ghewapent ende voorsien, so sy liepen haerlieder lijf auentueren wilden. Ende vp den seluen dach was tvolck ghestelt in ordonnancie, soe dat elck wiste waer hi gaen soude in diender yet te doene quame, ende dat noot ware, ende dat by Dyseniers. Item was oock vp den seluen tijt verboden dat gheene meysens haerlieder bouuerye houden en souden vp dye marckt, noch oock onder die Crane, noch ooc nieuwers byder strate, vp dye verbuerte van haerlieder vpperste cleet, beede man ende wijf. [Item noch vp den.ij.sten en den vierden dach van April] Item noch vp den.ij.sten dach van April, soe quam me vrauwe vanRemerswale binnen der stede van Brugghe, ende brochte het coffer metten brieuen dye welcke men las vp den vierden dach van April vp die marct voor al tghemeente. Maer eermen die brieuen las, so deidemen een ghebodt, als datmen tusschen der stede van Brugghe ende den Damme gheene schepen en soude laten ligghen in dye Reys, si en souden sauents binnen der stede van Brugghe of binnen den Damme ghebrocht worden vp groote correctie, die daer of in ghebreke ware. Ende terstont daer naer so ghinck men lesen die brieuen vanden Preuilegien vanden Vryen, ende dye nyeuwe onlancx ghemaeckt, als dat si souden wesen een ledt, dye welcke brieuen terstont ghecasseirt ende te nyeuten waren ghedaen vp dye marct vp het schauot, ten by sijne ende aensien van elcken dye ter marct waren. Voort vp den seluen tweesten dach van April soe hoordemen segghen datter bouuen waren buyten der stede van Brugghe, ten huysekinne van Cornelis, twelcke stont byder panne, die welcke voorseyde bouuen den volcke groote foortse ende ouerlast deden. Ende men ghinck daer, ende dye bouuen waren som gheuanghen ten voorseyden huyseken, visschende in dye walgracht, omme also haerlieder bouuerye te bedeckene, ende waren drie vrye scheppers van Brugghe ende een knape, ende waren ghebrocht binnen der stede van Brugghe vp den steen. [fol. CC.xliij.r] |
[Item, voort op de 2de dag van april deed men een gebod ter hal uit] Item, voort op de 2de dag van april deed men een gebod ter hal uit dat alle poorters die waren buiten of absent de stad dat ze binnen de derde dag in de stad komen zouden op het verbeuren van 100 pond groten en bovendien nog gecorrigeerd te worden alzo dat behoren zou. En dat alle buitenpoorters binnen komen zouden goed gewapend en voorzien zo ze hun lijf avonturen wilden. En op dezelfde dag was het volk gesteld in ordonnantie zodat elk wist waar hij gaan zou indien er iets toekwam en dat het nood was en dat bij de hoofdmannen. Item, was ook op dezelfde tijd verboden dat geen mens hun boeverij houden en zouden op de markt, nog ook onder de kraan, nog ook nergens bij de straat op verbeuren van hun opperste kleed, beide man en wijf. [Item, nog op de 2de en de 4de dag van april] Item, nog op de 2de dag van april zo kwam mevrouw van Reimerswaal binnen de stad Brugge en bracht een koffer met brieven die men las op de vierde dag van april op de markt voor de hele gemeente. Maar eer men die brieven las zo deed men een gebod als dat men tussen de stad Brugge en den Damme geen schepen en zouden laten liggen in de Reys, ze zouden ‘s avonds binnen de stad Brugge of binnen den Damme gebracht worden op grote correctie die daarvan in gebreke ware. En terstond daarna zo ging men lezen de brieven van de privilegies van de vrijen en de nieuwe onlangs gemaakt als dat ze zouden wezen een lid, welke brieven terstond uitgewist en te niet waren gedaan op de markt op het schavot, ten bijzijn en aanzien van elke die ter markt waren. Voort op dezelfde 2de dag van april zo hoorde men zeggen dat er boeven waren buiten de stad Brugge ten huisje van Cornelis wat stond bij de Panne die boeven deden het volk grote kracht en overlast. En men ging daar en die boeven waren soms gevangen ten gezegde huisje die visten in de walgracht om alzo hun boeverij te bedekken en waren drie vrije scheppers van Brugge en een knaap en waren gebracht binnen de stad Brugge op de steen. [fol. CC.xliij.r] |
[Item was gheordonneirt den.v.sten dach in April byder Wet ende dekenen] Item was gheordonneirt den.v.sten dach in April byder Wet endedekenen, als datmen doen soude een ommevrach om vander marct te commene, ende te treckene met vriendelicheyt in paeyse ende accoorde met eenen ghemeenen voyse, midts sekerhede vanhaerlieder verbant, daermen borghe voren stellen soude, aengaende haerlieder pointen ende preuilegien. Ende desen ommevrach was ghedaen vp die halle, sachternoens ten twee hueren. Ende doe ghinghen si oock te Rade als aengaende den coninc, wie bi hem wesen soude ende hem bewaren. Ende dye mare ghinc als dat Ian de keyts sone soude wesen schinckere vanden coninc. Ende de selue Ian de keyt hadde te voren gheseyt dat hi wel wilde dat die coninck doot ware. Ende omme dieswille, ende meer andere causen, ende om dat die van Ghendt naer haerlieder ordonnancie cocx ende knapen brochten omme den coninck te dienene met hem lieden van Ghendt, so wilde het commuyn van Brugghe metten pingioene inden burch loopen, omme alle den hoop doot te slane die van Ghendt ghecommen waren om den voorseyde dienst te doene vanden Coninck, want dye van Brugghe en wilden den coninck die cleenicheyt niet doen, hoe wel dat hijt hem lieden niet en betraude.etc. Maer den Raet wort verandert by eeneghe wijse mannen vanden.xvij.neeringhendatmen soude nemen viere edele mannen van Ghendt, endeinsghelijcx viere van Brugghe, ende viere van Ipre, ende noch vier notabele vander stede van Brugghe. Ende oock dat die wake soude ghehouden worden van inborlinghen vander stede vanBrugghe, ende van anders gheene, want dye van Ghendt maecten te seere den meestere contrarie den coninck ende te sijnen ongherieue. Ende men vraechde den coninck, offer yement ware vander oordonnancie van sijnen dienste die hem mesliefde, men soudse veranderen, ende nyeuwe in hare stede stellen, in dien datter yement ware die yegens hem gheweist hadde ofte hem yet mesdaen hadde in eenighen sticken, ende aldus worden ghesloten metsgaders dat die Coninc weltevreden was, met die ghene die bi hem waren. Ende aldus byden accoorde vanden drie leden tlandts van Vlaendren, soe ghebuerdet dat si met grooter minsamicheyt ende ghenouchten binnen den seluen auende trocken ende schieden vander marckt, elck in tsijne. Ende eer si vander marct schieden, so braken si den pijnbanc ende tscauot ende tparck, ende brochte thout al ouer hoop ende maeckten daer of een schoon vier. Ende men dede die stadt speillieden spelen vp die halle van groter blijschepen dat si so minlick ende paeysiuelic vander marct schieden Ende dit vertrecken vander marct met toortsen ende met vierpannen gheduerde van sauents ontrent den.vij.hueren tot den.xi.hueren inden nacht. Endedye.xvij.neeringhen vergaderden ten Fremenueren inden pand in eenen ronden rinck, ende bedancten daer malcanderen, endeswoeren deene den anderen ghetrauwe te sijne ende bystant te doene, waert datmen tcommuyn gheen ghelijc en dede alsoot belooft was, dat si met malcanderen weder ter marckt souden commen, sonder delaygieren. Ende in sghelijcx so hadden alle dye andere ambochten ende neeringhen malcanderen belooft. Endedit of ghescheeden vander marct ghebuerde vp den paeschauent, ende hadden daer ghestaen van onser vrauwen auent te Lichtmesse, den eersten dach van Sporcle, twelcke was wel.ix.weken of meer, tot den paeschauent als voorseydees. Anno.M.iiijc.ende.lxxxviij. |
[Item, was geordonneerd de 5de dag van april bij de wet en dekens] Item, was geordonneerd de 5de dag van april bij de wet en dekens als dat men doen zou een omvragen om van de markt te komen en te trekken met vriendelijkheid in vrede en akkoord met een algemene stem mits zekerheid van hun verbond waar men borg voor stellen zou aangaande hun punten en privilegies. En dit omvragen was gedaan op de hal achternoen te 2 uur. En toen gingen ze ook te raad als aangaande de koning wie bij hem wezen zou en hem bewaren. En het bericht ging als dat de zoon van Ian de Keyts zou schenker wezen van de koning. En die Ian de Keyt had tevoren gezegd dat hij dat hij wel wilde dat die koning dood was. En daarom en meer andere oorzaken en omdat die van Gent naar hun ordonnantie kok en knapen brachten om de koning te dienen met hen van Gent zo wilde de gemeente van Brugge met de vaandels in de burcht lopen om de hele hoop dood te slaan die van Gent gekomen waren om die dienst te doen van de koning, want die van Brugge wilden de koning die kleinheid niet doen, hoe wel dat hij het hen niet vertrouwde, etc. Maar de raad werd veranderd bij enige wijze mannen van de 17 neringen dat men zou nemen vier edele mannen van Gent en insgelijks vier van Brugge en vier van Ieper en nog vier notabelen van de stad Brugge. En ook dat de wake zou gehouden worden van inboorlingen van de stad Brugge en van anders geen, want die van Gent maakten te zeer de grootste contrarie de koning en tot zijn ongerief. En men vroeg de koning off r iemand was van de ordonnantie van zijn dienst die hem misliefde, men zou het veranderen en nieuwe in zijn plaats stellen indien dat er iemand was die tegen hem geweest was of hem iets misdaan had en enige stukken en aldus werd besloten mitsgaders dat de koning goed tevreden was met diegene die bij hem waren. En aldus bij akkoord van de drie leden het land van Vlaanderen zo gebeurde het dat ze met grote minzaamheid en genoegens binnen dezelfde avond trokken en scheiden van de markt, elk in het zijne. En eer ze van de markt scheiden zo braken ze de pijnbank en het schavot en het perk en brachten al het hout overhoop en maakten daarvan een mooi vuur. En men liet de stadspeellieden spelen op de hal van grote blijdschap zodat ze minlijk en vredig van de markt scheiden En dit vertrekken van de markt met toortsen en met vuurpannen duurde van ‘s avonds omtrent 7 uur tot 11 uur in de nacht. En de 17 neringen vergaderden ten Minderbroeders in het pand in een ronde ring en bedankten daar elkaar en zwoeren de ene de andere getrouw te zijn en bijstand te doen, was het dat men de gemeente geen gelijk deed alzo het beloofd was dat ze met elkaar weer ter markt zouden komen zonder vetraging. En insgelijks zo hadden alle de andere ambachten en neringen elkaar beloofd. En dit afscheiden van de markt gebeurde op de Paasavond en had daar gestaan van onze Vrouwe Lichtmis de eerste dag van februari wat was wel 9 weken of meer tot de Paasavond anno 1488. |
[Item voort soe screuen die van Ghendt eenen brief aen dye van Brugghe] [Den.xviij.sten en xxvij.sten en xxij.sten dach van April] Item voort soe screuen die van Ghendt eenen brief aen dye vanBrugghe, te wetene aen den here ende wet, hoe dat si begheerden dat wy van Brugge ons verbinden wilden, te wetene in alle die sticken die gheschiet ofte gheschien souden moghen, daer ghelijc last in te draghene, ende dat die twee leden ne gheen paeys maken en souden noch sluyten en souden, ten ware dat die derde accoordeirde. Daer vp die heren ende tcommuyn antwoorden, als dat si datte in gheender manieren consenteren en wilden, want als die twee leden eens waren ende van goede accoorde, dat dye derde soude behoren te volghen naer doude [fol. CC.xliij.v] costume. Ende dit ghebuerde den.xviij.sten dach van April. Maer den.xxvij.sten dach van April, so ghebuerdet dat Phelips vanRauesteyn reeds alle dye Casselrye vanden west quaertiere duere, omme te accorderene met hem lieden, daer si als doe wel mede te vreden waren. Ende aldus besich wesende, so quam Salisaert vanDenremonde, ende quam met schepen ten Hasegarse vp, endemen seyde dat hi quam om dye stede vanden Damme in te nemene, twelcke nyet en ghebuerde, maer vertrack van daer te Meunicree, ende roofde daer ende vinck alle die lieden die hy ghecrijghen conste, ende voer metten buutijnc voor by de Sluys, ende track also weder van daer hi quam. Ende dit ghebuerde ooc den.xxij.sten dach van April, want men conste den capiteyn vanden Damme niet gheuinden om een course vp hem lieden te doene, ende was doe capiteyn vanden Damme mijn heere Iacob die voocht. Voort so quam wedere mijn here Phelips van Rauesteyn, passerende voor by Blanckeberghe, daer hi seyde dat si hem vromelick houden ende hebben souden huyter name vanden Hertoghe Phelips ende sijnen vadere. [Item mer Phelips Phelips aldus weder omme commen sijnde binnen der Sluys] [Den.xxiij.sten en xxv.sten dach van April] Item mer Phelips Phelips aldus weder omme commen sijnde binnen der Sluys vp den.xxiij.sten dach van April, soe vant hy daer sijnen vadere mijn here van Rauesteyn, ende mijn here vanBeuere, ende meer andere heren. Welcke voorseyde heeren begheerden te Brugghe te treckene omme te helpene den paeys te makene, het welcke also ghebuerde met meer andere redenen. Ende si quamen te Brugghe vp den.xxv.sten dach van April, daer si communikiereden metten Roomschen coninc, met vele sonderlinghe talen ende antwoorde. Ende aldus wesende te Brugghe, so quam die mare als dat mijn here van Meerwede wilde commen om te beroouene Blanckeberghe, ende ooc den Damme haddy gheconnen, also was haerlieder segghen, ende quam met drie hondert peerden met twee hondert voetknechten. Endealsmen dat verhoorde, so stack men den dijck ten Damme inne den.xxv.sten dach van April aen beeden sijden, so dat si denDamme niet berijden en mochten, so dat dit ghedaen sijnde mijnhere van Meerwede niet en quam, maer bleef daer hi was. |
[Item, voort zo schreven die van Gent een brief aan die van Brugge] [De 18de, 27ste en 22ste dag van april] Item, voort zo schreven die van Gent een brief aan die van Brugge, te weten aan de heren en wet hoe dat ze begeerden dat wij van Brugge ons verbinden wilden, te weten in alle stukken die geschied of geschieden zouden mogen daar gelijke last in te dragen en dat de twee leden nee geen vrede maken zouden nog sluiten zouden, tenzij dat de derde accordeerde. Waarop de heren en de gemeente antwoordden als dat ze dat in geen manieren toestemmen wilden, want als de twee leden eens waren en van goed akkoord dat de derde zou behoren te volgen naar het oude [fol. CC.xliij.v] gebruik. En dit gebeurde de 18de dag van april. Maar de 27ste dag van april zo gebeurde het dat Filips van Ravestein reed het hele ambtsgebied van het west kwartier door om met hen tot een akkoord te komen waar ze toen goed mede tevreden waren. En toen hij aldus bezig was zo kwam Salizaert van Dendermonde en kwam met schepen ten Hasegars op en men zei dat hij kwam om de stad ten Damme in te nemen, wat niet gebeurde, maar vertrok vandaar te Munnikrede en roofde daar en ving alle lieden die hij krijgen kon en voer met de buit voorbij ter Sluis en trok alzo weer vandaar hij kwam. En dit gebeurde ook de 22ste dag van april want men kon de kapitein van de Damme niet vinden om een loop op hen te doen en was toen kapitein van de Damme mijn heer Jacob de Voocht. Voort zo kwam weer mijn heer Filips van Ravestein en passeerde voorbij Blankenberge waar hij zei dat hij zich dapper gehouden zou hebben uit naam van hertog Filips en zijn vader. [Item, meneer Filips die aldus terug gekomen is binnen ter Sluis] [De 23ste en 25ste dag van april] Item, meneer Filips die aldus terugkwam binnen ter Sluis op de 23ste dag van april zo vond hij daar zijn vader, mijn heer van Ravestein, en mijn heer van Beveren, en meer andere heren. Die heren begeerden te Brugge te trekken om te helpen de vrede te maken, wat alzo gebeurde met meer andere redenen. En ze kwamen te Brugge op de 25ste dag van april waar ze communiceerden met de Roomse koning, met vele bijzondere woorden en antwoorden. En aldus waren ze te Brugge zo kwam het bericht als dat mijn heer van Merwede wilde komen om te beroven Blankenberge en ook den Damme, had hij gekund alzo was hun zeggen, en kwam met 300 paarden en met 200 voetknechten. En toen men dat hoorde zo stak men de dijk ten Damme in de 25ste dag van april aan beide zijden zodat ze niet naar den Damme niet rijden mochten zodat toen dit gedaan was mijn heer van Merwede niet kwam maar bleef waar hij was. |
Item voort vp den xxviij.sten dach van April] Item voort vp den xxviij.sten dach van April, so hilden die heren te Ghendt Raet tot den.ix.hueren inden auent, so dat die gracie Gods daer in wrochte, dat si veraccoordeirden in een minsamicheyt te gadere, soe dat si sloten te nemene.xij.mannenvander eender sijde ende xij.mannen vander andere sijde, die welcke souden alligieren ende paeysieren alle die sticken die den lande aenghinghen, den welcken paeys sy apointieren souden, ende niet daer of scheeden voor dat sijt teenen goeden paeyse ende accoorde ghebrocht souden hebben. Ende dit souden si eerst vertooghen ende te kennen gheuen den heren vanden bloede, hemlieden biddende dat si ten sluytene van desen souden willen commen binnen der stede van Ghendt. Ende dyt was te Brugghe ter hallen huyt gheroupen, ende was ooc met eenen ghebodeneene deuote processye generale om te biddene den almeughenden god, dat hem ghelieuen soude sijne gracie daer inne te seyndene dattet voortganc hebben mochte, omme tot eenen goeden paeyse te commene. [Item den laetsten dach van April en den eersten dach van Meye] Item den laetsten dach van April, so quamen binnen der stede van Brugghe twee Capiteynen van Hulst die welcke quamen met saufconduyt vander stede van Brugghe. Ende binnen Brugghe sijnde ende ghesproken hebbende met den Roomschen coninc, ende met mijn here van Rauesteyn, ende met mijn here vanBeuere, ende oock metter wet ende met den Dekenen van Brugghe. Ende den seluen Capiteynen was logijs bewesen inden vlieghenden hert, maer si deden ter contrarie als openbaer bleec. Ende ter cause van dien so waren si gheaenuaert ende gheleyt vp sinte Kathelijne poorte, ende den voys ghinc ouer al als datmense ghehouden soude hebben in onse stede ende niet laten gaen. Maer daer was anderen Raet vp ghehouden, ende [fol. CC.xliiij.r] het was geconsidereirt dattet niet wel ghedaen en hadde gheweist, een saufconduyt te gheuene ende dat te wederroupene, want wi van Brugghe en souden nyeuwers hebben moghen trecken, men soude ons vanghen ende van ghelijcken doen, aldus so bleef haerlieder saufconduyt van weerden Ende si vertrocken vp den eersten dach van Meye, ende si beloofden ooc tbeste daer inne te doene, dat het volck van wapenen gheen quaet doen en soude, twelcke al ter contrarie gheschiede, want si verbarnden dach ende nacht alle die huysen ende dorpen daer si quamen, ende sonderlinghe wel deene helft van Eeclo ende gheheel Heyle, ende meer andere dorpen ende passaedgien. [Den.ij.sten en den derden dach van Meye] Achteruolghende vp den.ij.sten dach van Meye, so waren die.xvij.neeringhen ende alle dandere ambachten sprekende te gadere, ende veraccoordeirden so dat si weder ter marct quamenmet hueren standaerden ende pingioenen met eendrachtigheden, ende seyden dat si ghemeenlic paeys wilden hebben ende een eynde vander orloghe diere was, ende noch gheschepen was meerder te sijne, aenghesien den grooten quets ende verdriet dat voor ooghen was. Ende voort vp den seluen.ij.sten dach van Meye, so quamen xvi.mannen te peerde ontrent den vossesteerte buyten Brugghe vp den wech van Male. Ende als doe veruoorderden hemhuyt te loop ene Anthonis kaerle, Dekenen van den schilders, Ghelein dye wintere ende meer andere tot.xiiij.personen toe, die welcke worden terstont alle omreden vanden voorseydepeerdevolcke, ende wierden alle gheuanghen, huyte ghedaen den voornomden Anthonis Kaerle Deken vanden schilders, die welcke met eender lanchie duerreden was, so dat hi daer doot bleef ter stede. Ende doe was Dekene vanden schilders ghemaect Iacob van Galdere, die welcke daer naer vermoort bleef vp tcasteel van Cocxye. Ende al dese gheuanghene waren gherentsoeneirt.ij.c.ponden groten, waer of dat een van hem lieden quam om trensoen vp den derden dach daer naer. Item vp den derden dach van Meye als costume es, soe was het weerde heleghe bloet seer simpelick omme ghedreghen metten kerckelicken persoonen binnen den westen, ende die wet, hooftmannen ende Dekenen volchden der processye, maer si en waren niet nyeuwe ghecleet, noch dambochten en hilden gheenen staet, noch men drouch gheene keerssen vanden ambochten, maer si droughen toortsen maer gheen trompetten, noch gheenderhande gheluyt, ende was thelege bloet also simpelick weder besteit. |
[Item, voort op de 28ste dag van april] Item, voort op de 28ste dag van april zo hielden de heren te Gent raad tot 9 uur in de avond zodat de gratie Gods daar n wrochtte dat ze overeenkwamen in een minzaamheid tezamen zodat ze besloten te nemen 12 mannen van de ene zijde en 12 mannen van de andere zijde die zouden aanvoeren en bevredigen alle stukken die het land aangingen welke vrede ze schikken zouden en niet daarvan scheiden voordat ze het tot een goede vrede en akkoord gebracht zouden hebben. En dit zouden ze eerst tonen en te kennen geven de heren van het bloed en hen bidden dat ze tot het sluiten hiervan zouden willen komen binnen de stad Gent. En dit was te Brugge ter hal uitgeroepen en was ook met een gebod en een devote processie generale om te bidden de almogende God dat het hem gelieven zou zijn gratie daarin te zenden zodat het voortgang hebben mocht om tot een goede vrede te komen. [Item, de laatste dag van april en de eerste dag van mei] Item, de laatste dag van april zo kwamen binnen de stad Brugge twee kapiteins van Hulst die kwamen met vrijgeleide van de stad Brugge. En toen ze binnen Brugge waren en gesproken hadden met de Roomse koning en met mijn heer van Ravestein en met mijn heer van Beveren en ook met de wet en met de dekens van Brugge. En dezelfde kapiteins was logies gewezen in het vliegende hert, maar ze deden ter contrarie zoals openbaar bleek. En ter oorzaak van dien zo waren ze aangehouden en gelegd op Sint Kathelijn poort en de het geluid ging overal als dat men ze gehouden zou hebben in onze stad en niet laten gaan. Maar daar was andere raad opgehouden en [fol. CC.xliiij.r] het was geconsidereerd dat het niet goed gedaan was geweest een vrijgeleide te geven en dat te herroepen, want wij van Brugge en zouden nergens mogen trekken, men zou ons vangen en dergelijke doen, aldus zo bleef hun vrijgeleide van waarde. En ze vertrokken op de eerste dag van mei en ze beloofden ook het beste daarin te doen zodat het wapenvolk geen kwaad zou doen, wat al ter contrarie geschiedde, want ze verbrandden dag en nacht alle huizen en dorpen daar ze kwamen en vooral de ene helft van Eeklo en geheel Heule en meer andere dorpen en passages. [De 2de en de 3de dag van mei] Achtervolgende op de 2 de dag van mei zo spraken de 17 neringen en alle andere ambachten tezamen en kwamen overeen dat ze weer ter markt kwamen met hun standaarden en vaandels met eendrachtigheid en zeiden dat ze algemeen vrede wilden hebben en een einde van de oorlog die er was en nog geschapen was groter te worden, aangezien de grote kwetsing en verdriet dat voor ogen was. En voort op dezelfde 2de dag van mei zo kwamen 16 mannen te paard omtrent de Vossenstaart buiten Brugge op de weg van Male. En toen bevorderde zich uit te lopen ene Anthonis Karel, deken van de schilders, Ghelein de Wintere en meer andere tot 14 personen toe, die werden terstond allen omreden van dar paardenvolk en werden allen gevangen, uitgezonderd die Anthonis Karel, deken van de schilders, die met een lans doorreden was zodat hij daar ter plaatste dood bleef. En toen was deken van de schilders gemaakt Jacob van Galdere die daarna vermoord bleef op het kasteel van Kokszijde. En al deze gevangenen waren op losgeld gesteld van 200 ponden groten waarvan hen kwam het losgeld op de 3de dag daarna. Item, op de derde dag van mei zoals gebruik is zo was het waardige heilige bloed zeer eenvoudig omgedragen met kerkelijke personen binnen de vesting en de wet, hoofdmannen en dekens volgden de processie, maar ze waren niet nieuw gekleed, nog de ambachten hielden geen staat, nog men droeg geen kaarsen van de ambachten, maar ze droegen toortsen maar geen trompetten, nog geen geluid en was het heilige bloed alzo eenvoudig weer besteed. |
[Item vp den seluen dach quam een mare te Brugghe] Item vp den seluen dach quam een mare te Brugghe, als dat te Blanckenberghe met schepen vp ghecommen waren Ruyters van orloghen, dye daer tlandtsvolc begonsten te roouene, ende si en mochten van daer niet weder wech gheraeken, ten soude wel rijsen.xij.hueren inden nacht, want hem lieden twatere ontvallenwas. Ende mijn here van Huytkercke sadt vp met al sijn huysghesinne, ende mijn here Pieter metteneye die Scouteeten, ende voort alle die hem lieden wel wilden, ende maecten also die maniere of si dat volck souden hebben bespronghen, ende dye Ambochten sonden volck mede ende sommeghe artijlgerye om die vianden te helpen weeren, metsgaders den landtslieden int Vrye, dye oock grote vergaderinghe maecten om tselue volck te helpen cranckene, want sy waren alle int kip hadmense willenbeschamen. Ende dit waren al die ghene die waren vander compaengie vanden Baliu ende vanden Scouteeten. Eerst Willem Houdmaerc, Aernekin breydele die Foreestier van Brugge, Roelant byese, Heyne vanden berghe, Coppin van Cotengijs, gheseyt Coppin inden speghele, ende noch meer andere wel tot.xl.peerden toe. Ende vertreckende huyter stede sachternoens vp den voorseyde derden dach van Meye als thelich bloet besteit was, ende reysden naer Oudenburch, ende seyden tot denghemeenen volcke die van haerlieder makaedgie niet en wisten, dat si dat daden omme dat die vianden vp hem lieden nyet lettenen souden, ende daden tvoetvolc, dye wel.ij.m. sterc waren eenencontrarien wech trecken. Ende Toudenburch sijnde, sliepen daer dien nacht, ende smorghens vrouch ten drie hueren waren si in roere. [fol. CC.xliiij.v] Ende mijn here dye Baliu dede vpstaen alle die van sijnder compaengye waren, ende vertrocken met eenen swijghere. Endevp den wech sijnde, hadde noch bi hem die ghijde vanBlanckeberghe, maer den Baliu ende den Scouteetene voornomt namen eenen sijt wech, dye liep naer der Nyeupoort. Doen vraechden eeneghe vanden vrylaten, waer hy dien wech henen wilde, ende seyden dat en es onsen wech niet. Doen seyde mijn here van Huytkercke dat hijt dede omme dat hem die vianden niet en souden gheware worden. Ende terstont volchde hem denScouteeten Pieter metten eye ende huerlieder medepleghers, endeen rusten niet voor dat si waren ter Nyeupoort, huyte ghedaen.iij.Acouters, die saghen wel hoe dat si gheuaren hadden ende keerden wedere, ende eenen Willem vander bongerye clerck vanden Scouteetene. Ende aldus trocken die vianden wech met haren rooue, ende ons volc keerde weder thuys, metsgaders dat si gheenen Capiteyn en hadden, noch eenege hoofden met hem lieden, daer sy aen hoofden mochten. Ende al trocken dese dus wech, ten was gheen wondere want tghemeente groote ruythede bedreuen vp Pieter metteneye den Scouteetene inden burch, vp denseluen helich bloetdach sachternoens als thelich bloet in commen was, ende braken die roede vanden voorseyde Schout, ende meer andere foortsen. Nota. |
[Item, op dezelfde dag kwam een bericht te Brugge] Item, op dezelfde dag kwam een bericht te Brugge als dat te Blankenberge met schepen opgekomen waren ruiters van oorlog die daar het landvolk begonnen te beroven en ze mochten vandaar niet weg komen, het zou wel rijzen 12 uren in de nacht, want hen het water was hen ontvallen. En mijn heer van Uitkerke zat op met zijn hele huisgezin en mijn heer Pieter met het Eye, de schout, en voort allen die hen goed wilden en maakten alzo de manier of ze dat volk zouden hebben besprongen en de ambachten zonden volk mede en sommige artillerie om de vijanden te helpen weren, mitsgaders de landslieden in het vrije die ook een grote verzameling maakte om dat volk te helpen verzwakken, want ze waren allen in het kip had men ze willen beschamen. En dit waren al diegene die waren van de compagnie van de baljuw en van de schout. Eerst Willem Houdmaerc, Aernekin Breydele, de boswachter van Brugge, Roelant Byese, Heyne van de Berghe, Coppin van Cotengijs, genoemd Coppin in de spiegel, en nog meer andere wel tot 40 paarden toe. En ze vertrokken uit de stad in de achternoen op de 3de dag van mei toen het heilige bloed besteed was en reisden naar Oudenburcht en zeiden tot het gewone volk die van hun overeenkomst niets wisten, dat ze dat deden omdat de vijanden op hen niet letten zouden en lieten het voetvolk, wel 2000 man sterk, een contrarie weg trekken. En toen ze te Oudenburcht waren sliepen ze daar die nacht en ‘s morgens vroeg te 3 uur waren ze in beweging. [fol. CC.xliiij.v] En mijn heer de baljuw liet opstaan allen die van zijn compagnie waren en vertrokken stil. En toen ze op de weg waren had hij nog bij hem de getijde van Blankenberge, maar de baljuw en de schout namen een zijweg die naar Nieuwpoort liep. Toen vroegen enige van de vrijen waar hij die weg heen wilde en zeiden, dit is onze weg niet. Toen zei mijn heer van Uitkerke dat hij het deed omdat hem de vijanden niet gewaar zouden worden. En terstond volgde hem de schout Pieter met het ԅye en zijn medeplegers en rusten niet voordat ze waren ter Nieuwpoort, uitgezonderd 3 spionnen die zagen wel hoe ze gegaan waren en keerden weer en een Willem van de Bongerye, klerk van de schout. En aldus trokken de vijanden weg met hun roof en ons volk keerden weer naar huis, mitsgaders dat ze geen kapitein hadden, nog enige hoofden met hen waar ze aan hoofden mochten. En al trokken dezen dus weg, het was geen wonder want de gemeente bedreef grote ruigheid op Pieter met het Ey, de schout in de burcht op dezelfde heilige bloeddag achternoen toen het heilige bloed ingekomen en was en braken de roede van die schout en meer ander geweld. Nota. |
[Item vp den vierden en den.vi.sten dach van Meye] Item vp den vierden dach van Meye, so quamen die vianden van Hulst ligghen in Ardenburch, ende quamen van daer een course doen te Brugghe voor die poorte. Ende vp tvelt achter sinte Cruys bi broerkins houe vertoochden si hem seere breet, ende quamensom ghereden tot byder coren muelene buyten der cruyspoorte. Waer omme dat dye Ruyters vander stede gram waren datmense nyet huyt laten en wilde, want sie hadder gheerne yeghen gaen schermutsen, maer men wildese niet huyt laten, maer dat dedemen om beters wille, want si sonden Heraulten ende trompetten ter stedewaert in aen die heeren vander stede ende aen tcommuyn, vraghende of si lieden hem lieden niet gheuen en wilden haren coninc, si souden dat laten van paeyse spreken, die welcke hem lieden niet ghegheuen noch gheconsenteirt en was, maer vertrocken weder omme Tardenburch waert, ende ouer die moerbeke brugghe sijnde, quamen die vanden Damme ende wierpen allomme die brugghen of, so dat si den anderen dach niet weder en keerden, want men verbeyde dye van ghendt metten fransoysen. Ende vp den.vi.sten dach van Meye so quamen die fransoysen te Brugghe inne met ontrent.C.peerden, ende waren terstont ghelogiert ten huyse van mijn heere van Huytkercke, ende tot Pieter metteneye, ende tot Willem houdmaerck, ende in alle die huysen vanden gheenen die met hem lieden huyter stede ghetrocken waren. [Item terstont daer naer warender gheordonneirt een duysent mannen] Item terstont daer naer warender gheordonneirt een duysent mannen, ghecleet met peersch ende wit, omme te gaen treckene metten volcke van Ghendt ende metten Fransoysen, omme te beuechtene die duytschen, ende ander volck van wapenen vansconincx weghe, die welcke alle tquaet daden dat si consten endemochten, ende waren huyt om ons te nyeuten te doene. Voort vp den.vi.sten dach van Meye, waren te Brugghe gheuanghen een man ende sijn wijf, die welcke gheseyt ende versiert hadden, als dat Cornelis van halewijn ghehadt soude hebben in sijn huys.xx.ghesellen, wel versien om een beroerte vp een huere te makene inde stede, het welcke besocht was ende contrarie beuonden. Ende waren daer omme ghebrocht vp tschauot, endemen souden den man den hals af ghehauwen hebben, maer hi hadde gracie, ende twijf moeste daer een huere staen vp tscauot, want sijt den ghesellen aen ghebrocht hadde, ende was ghebannen een iaer huyt den lande van Vlaendren. [Den.v.sten dach van Meye] Item den.v.sten dach van Meye, so sandt tgarnisoen van Ardenburch eenen brief aen die van Brugghe, datmen den coninc soude stellen vp sijne vrije voeten, of si souden tlant al te nieten doen. Ende wildemen [fol. CC.xlv.r] hem vp sijne vrije voeten stellen, si waren te vreden datmen dan van paeyse sprake. |
[Item, op de 4de en 6de dag van mei] Item, op de 4de dag van mei zo kwamen de vijanden van Hulst liggen in Aardenburg en kwamen daar een loop doen te Brugge voor de poort. En op het veld achter Sint Kruis bij broerkins hof vertoonden ze zich zeer breed en kwamen soms gereden tot bij de korenmolen buiten de Kruispoort. Waarom dat de ruiters van de stad gram waren dat men ze niet uitlaten wilde, want ze hadden graag tegen geschermutseld, maar men wilde ze niet uitlaten, maar dat deed men om beters wille want ze zonden herauten en trompetten de stad in aan de heren van de stad en aan de gemeente en vroegen of ze hen niet geven wilden hun koning, ze zouden dat laten van vrede spreken die hen niet gegeven nog toegestemd was, maar vertrokken wederom naar Aardenburg en toen ze over de Moerbeekbrug waren kwamen die van de Damme en wierpen alom de bruggen af zodat ze de volgende dag niet terug keerden, want men wachtte op die van Gent met de Fransen. En op de 6de dag van mei zo kwamen die Fransen te Brugge in met omtrent 100 paarden en waren terstond gelogeerd ten huis van mijn heer van Uitkerke en tot Pieter met het Eye en tot Willem Houdmaerck en in alle huizen van diegenen die met hen uit de stad getrokken waren. [Item, terstond daarna waren er geordonneerd een duizend mannen] Item, terstond daarna waren er geordonneerd een duizend mannen gekleed met paars en wit omme te gaan trekken met het volk van Gent en met de Fransen om te bevechten de Duitsers en ander wapenvolk vanwege de koning die al het kwaad deden dat ze konden en mochten en waren uit om ons te niet te doen. Voort op de 6de dag van mei waren te Brugge gevangen een man en zijn wijf die gezegd en versierd hadden als dat Cornelis van Halewijn gehad zou hebben in zijn huis 20 gezellen, goed voorzien om een beroerte op een uur te maken in de stad, wat onderzocht was en contrarie bevonden. En waren daarom gebracht op het schavot en men zouden de man den hals afgehouwen hebben, maar hij had gratie en het wijf moest daar een uur staan op het schavot, want zij had het de gezellen aangebracht en was gebannen een jaar uit het land van Vlaanderen. [De 5de dag van mei] Item, de 5de dag van mei zo zond het garnizoen van Aardenburg een brief aan die van Brugge dat men de koning zou stellen op zijn vrije voeten of ze zouden het land geheel te niet doen. En wilde men [fol. CC.xlv.r] hem op zijn vrije voeten stellen, ze waren tevreden dat men dan van vrede sprak. |
Item vp den.vi.sten] dach vanMeye.Anno.lxxxviij.] Item vp den.vi.sten dach van Meye.Anno.lxxxviij.soe was ter halle huyt ghelesen ende te kennen ghegheuen alle die ordonnancie vanden Roomschen coninc hoe dat hy te vreden was in al dat wy begheerden sijnen wille ende consent daer inne te doene. Endedat die heeren vanden bloede vanden graue Phelips sijnen sone hem souden verwaren ende regieren tot hy te sijnen iarenghecommen ware, maer eert hier toe commen soude moeste hy eerst vp sijne vrye voeten wesen. Maer het gheheele lant hadde ghesloten niet van hem te scheedene voor ander stont, dat den Roomschen coninc alle sijne garnisoenen souden hebben ghedaen lichten, ten orbore ende profijte vanden ghemeenen lande. [Item voort so quamen te Brugghe.iijc.mannen van Gendt] [Item voort so quamen te Brugghe.iijc.mannen van Gendt endewaren Colueueniers, ontrent den.v.hueren inden auent. Endeten.vij.hueren inden auent so dedemen een ghebodt, dat alle die ghesellen van orloghen souden wesen ten viij.hueren vp die marct vp huerlider lijf, omme te treckene daer hem lieden den Capiteyn segghen soude, ende daer waren oock in ghecommen ontrent hondert peerden, te wetene fransoysen die oock mede in sghelijcx huyt trocken, maer ons volc track voren, ende en ghinghen maer tot Moerbeke brugghe, daer si vonden.vi.acouters van Ardenburch, die welcke schoten vp met eenen groten gheluyde, crijsschende ende roupende al ouer hoop, soe dat ons volc meende dat alle dye Hulstenaers daer gheweist hadden, endekeerden wedere metter vytaelgie die si te Middelburch gheuoert souden hebben, ende stonden voor dye poorte wel.ij.hueren eer datmense in liet, daeromme dat si wel gram waren, ende quamenso weder in die stede. Ende snuchtens quam den capiteyn van Middelburch, ende sijn volc, segghende dat sijt niet langher ghehouden en consten. Ende sanderdaechs ten een hueren naer die noene, so waren alle die ghesellen van orloghe ghestelt in ordonnancien, ende die van Ghendt, ende ooc die Fransoysen. Ende was omme dat si souden trecken naer Middelburch om tcasteel te vitaelgierene ende ontset te doene, maer dye fransoysen trocken weder te Ghendt waert, omme dat mense so langhe hadde laten staen voor die poorte, daer omme en wilden si met ons nyet vechten. Ende doe was ons volc ghesonden tsinte Michiels waert, twelc was van den brood. Ende daer sijnde, hoorden si dye mare van twee Acouters dye si vinghen, als dat mer Phelips van Rauesteyn hem lieden beuechten soude. Ende terstont ontrent den.viij.heuren inden auent, die Capiteyn endedye ghesellen vanden Casteele van Middelburch lieden dye stede ende tcasteel staen sonder slach of sonder stoot, ende doen quamons volc al van sinte Michiels weder in Brugghe. Ende den seluendach was vp die marct ghemaect een galghe omme daer aen te hanghene die des verdienen souden, ende hueren Capiteyn nyet en souden willen obedieren. [Item binnen den seluen daghe ende auent] Item binnen den seluen daghe ende auent, soe schreef dye Coninck van den Romeynen eenen brief met sijnen hanteekene, daer aen ghestelt als dat die staten vanden vier landen souden commen ende vergaderen te Brugghe, hi soude den paeys confirmeren ende beseghelen, ende al sijne garnisoenen doen lichten, ende vertrecken huyten lande. Ende doen hoeptemen dattet al goet gheweist soude hebben, maer die meeninghe endedie woorden en waren niet van eenen accoorde, als corts daer naer bleeck.etc. Nota. [Den.viij.sten dach van Meye] Item vp den.viij.sten dach van Meye, so waren die voorseydetwee Acouters die gheuanghen waren te Brugghe vp dye marct ghehanghen, ende waren twee ghesellen van mijn heere vanhuytkercke, ende deen was gheheeten Cornelis ende dandere was gheheeten Adriaen. Item vp den.viij.sten dach van Meye, so sprac men weder vanden paeyse. Ende daer waren ghedeputeirde van Brugghe die te Ghendt laghen ende hadden vulle macht [fol. CC.xlv.v] ende last van onser stede van Brugghe, omme eenen generalen paeys te makene, waer of dat Ioos die deckere ons vpper Burchmeester van Brugghe een was, die welcke tusschen Brugghe ende Ghendt gheuanghen wort met meer andere wethouders vanden garnysoene van Ardenburch, ende met hem lieden was ooc gheuanghen Ian Derwijc. Ende doe quamen die vandengarnisoene van Ardenburch alle daghe voor die stede, ende vinghen ende vermoorden tvolck, ende men deder gheene weere yeghen dat dede tquaet regement vander stede, hoewel dat si nochtans garnisoen in hadden Ende hadden doe binnen der stede menich alaerme van quade straetmaren diere daghelicx ghesaeyt wierden, ende men liep dicwijls ter poorte ende ten mueren om dat men vreesde dat die vianden onse stede mochten stelen ofte in nemen by subtijlheden ende dye beroouen, ende daer en was dicwijls nyement. |
[Item, op de 6de dag van mei anno 1488.] Item, op de 6de dag van mei anno 1488 zo was ter hal uitgelezen en te kennen gegeven alle ordonnantie van de Roomse koning hoe dat hij tevreden was in alles dat we begeerden zijn wil en toestemming daarin te doen. En dat de heren van het bloed van de graaf Filips, zijn zoon, hem zouden bewaren en regeren tot hij tot zijn jaren gekomen was, maar eer het hiertoe komen zou moest hij eerst op zijn vrije voeten wezen. Maar het gehele land had besloten niet van hem te scheiden voor andere tijd dat de Roomse koning al zijn garnizoenen zouden hebben laten lichten, ten nut en profijt van het algemene land. [Item, voort zo kwamen te Brugge 300n mannen van Gent] [Item, voort zo kwamen te Brugge 300 mannen van Gent en waren kolveniers omtrent 5 uur in de avond. En te 7 uur in de avond zo deed men een gebod dat alle gezellen van oorlog zouden wezen te 8 uur op de markt op hun lijf om te trekken daar hen de kapitein zeggen zou en daar waren ook ingekomen omtrent 100 paarden, te weten Fransen die ook mede insgelijks uit trokken, maar ons volk trok voor en en gingen maar tot Moerbeke brug waar ze vonden 6 spionnen van Aardenburg, die schoten op met een groten geluid, krijsten en riepen alle over hoop zodat ons volk meende dat allen van Hulst daar geweest waren en keerden weer met het voedsel die ze te Middelburg gevoerd zouden hebben en stonden voor die poort wel 2 uur eer dat men ze in liet waarom dat ze goed gram waren en kwamen zo weer in de stad. En ճ morgens kwam de kapitein van Middelburg en zijn volk en zei dat zij het niet langer houden konden. En de volgende dag te 1 uur na de noen zo waren alle gezellen van oorlog gesteld in ordonnantie en die van Gent en ook de Fransen. En was omdat ze zouden trekken naar Middelburg om het kasteel te bevoorraden en ontzet te doen, maar de Fransen trokken weer naar Gent omdat men ze zo lang had laten staan voor die poort, daarom wilden ze met ons niet vechten. En toen was ons volk gezonden tot Sint Michiels waart, wat was van het brood. En toen ze daar waren hoorden ze het bericht van twee spionnen die ze vingen als dat meneer Filips van Ravestein hen bevechten zou. En terstond omtrent 8 uur in de avond de kapitein en de gezellen van het kasteel van Middelburg lieten de stad en het kasteel staan zonder slag of zonder stoot en toen kwam ons volk al van Sint Michiels weer in Brugge. En dezelfde dag was op die markt gemaakt een galg om daar aan te hangen die het verdienen zouden en hun kapitein niet zouden willen gehoorzamen. [Item, binnen dezelfde dag en avond] Item, binnen dezelfde dag en avond zo schreef de koning van de Romeinen een brief met zijn handtekening daaraan gesteld als dat de staten van de vier landen zouden komen en vergaderen te Brugge, hij zou de vrede confirmeren en bezegelen en al zijn garnizoenen laten lichten en vertrekken uit het land. En toen hoopte men dat het geheel goed geweest zou hebben, maar die mening en die woorden waren niet van een akkoord zoals kort daarna bleek, etc. Nota. [De 8ste dag van mei] Item, op de 8ste dag van mei zo waren die twee spionnen die gevangen waren te Brugge op de markt gehangen en waren twee gezellen van mijn heer van Uitkerke en de ene was geheten Cornelis en de andere was geheten Adriaen. Item, op de 8ste dag van mei zo prak men weer van de vrede. En daar waren gedeputeerden van Brugge die te Gent lagen en hadden volmacht [fol. CC.xlv.v] en last van onze stad Brugge om een generale vrede te maken waarvan dat Joos de Deckere onze opper burgemeester van Brugge er een van was die tussen Brugge en Gent gevangen werd met meer andere wethouders van het garnizoen van Aardenburg en met hen was ook gevangen Ian Derwijc. En toen kwamen die van het garnizoen van Aardenburg alle dagen voor de stad en vingen en vermoorden het volk en men deed er geen verweer tegen en dat deed het kwade regiment van de stad, hoewel dat ze nochtans garnizoen binnen hadden. En hadden toen binnen de stad menig alarm van kwade straatberichten die er dagelijks gezaaid werden en men liep vaak ter poort en te muren omdat men vreesde dat de vijanden onze stad mochten stelen of subtiel innemen en die beroven en daar was vaak niemand. |
[Item vp den.x.sten en xi.sten en den.xiij.sten dach van Meye] Item vp den.x.sten dach van Meye, so quammer een alaerme, ende daer was vele volcx voor dye poorte ontrent den.xi.hueren snoens, ende quamen ghereden ende ooc met vele voetknechten tot byder poorte. Ende vele cloucke knechten vander gaedge vander stede, ende ooc eeneghe die vander gaedge niet en waren, veruoorderden hem huyt te loopene yeghens den vianden, ende wesende sonder ordonnancie, auentuerden hem seluen te varre huyt huerlider stercte, so datter wel x.personen vander stede doot bleuen, ende vanden vyanden wasser wel.xij.onder te peerde ende te voet doot gheschoten metten engienen vander stede. Endedese schermutsinghe gheduerde lange, ende int wech trecken si roofden wel vier hondert beesten onder coeyen ende peerden, die si alle met hem lieden dreuen. Ende daer waren twee mooren int gheselschap vanden vianden die staken tvier in die coornemuelene voor die cruyspoorte, ende in die huysen daer ontrent staende. Ende men schoot huyter stede met een serpentijne, met welcker schote den eenen moor doot gheschotenwas, ende meer andere van haren volcke, ende daer souder wel meer ghebleuen hebben ne hadden ghedaen dye groote boomen dye ontrent der stede stonden. Ende daer omme was vp den xi.sten dach van meye een trompet ghesleghen, so wie wilde boomen vellen of huyt deluen, men soude hem lieden arbeyts loon gheuen, te wetene tusschen sinte Kathelijnen ende sinter Cruys kercke. Ende vp den.xi.sten dach van Meye so ontboodtmen alle die heren ende die poorters die hem gheabsenteirt hadden te recht te stane. Ende binnen den seluen daghe quam een tijdinghe van Gendt van viere daghen bestant tusschen ons ende ons vyanden, ende dat den paeys ghenouch ghesloten was, ende corts besegelt soude worden, daer hem tvolc seere in verblijde. Endeden.xiij.sten dach van Meye so quamen van Ghendt ghereden dye staten vanden vier landen, te wetene Holland, Zeelandt, Brabandt, Henegauwe, ende Vlaendren, omme te accoordeirene metten Coninck, ende hem te doene beseghelen den seluen paeys. Ende es oock te wetene dat alle dye heeren vanden lande quamen te Brugghe binnen den seluen auende. Ende binnen den seluen auende so deidemen dye galghe ende tschauot of, ende men ghinck maken inden middele vander marckt een parck, daer inne datmen den paeys vertooghen ende openbaren soude. Ende achteruolghende vp den.xiij.sten dach van Meye, so maectemen inden middele vanden parcke een grote viercante staedgie, daermen met eenen steeghere van.viij.trappen vp ghinc, ende was bouen ront omme ghebaelget daer vp datmen tconsilie hilt vanden paeyse openbaer ten aensiene van elcken. Ende mijn here van Rauesteyn dede vp dien seluen dach sijnen eedt Tsinte Donaes in dye kercke, voor den hooghen outaer, als momboor van onsen gheduchten here den Hertoghe Phelips huyter name vanden lande van Vlaendren, ende ten profijte vanden Hertoge Phelips voorseyde. Ende belouede al daer te houden ende te helpen onderhoudene den paeys al daer ghemaeckt, met al sijnder macht ende mueghentheyt. Ende hi track binnen den seluen daghen naer der Sluys om aldaer het garnisoen te doen cesseirene van [fol. CC.xlvi.r] quaet doene. Ende om dat sijn sone mer phelips van Rauesteyn te Brugghe soude commen meer andere heeren dye ter sluys warenende oock Tardenburch, metsgaders dat hi tnaeste bloet was vanonsen Prinche ende goet vrient van onsen lande van Vlaendren. [Item vp den.xvi.sten dach van Meye. Anno.M.iiijc.ende lxxxviij.] Item vp den.xvi.sten dach van Meye. Anno.M.iiijc.ende lxxxviij.so was gheordonneirt een solempnele processye generale, in die welcke ghedreghen was het weerde helege sacrament, ende denfiertre van mijn heere sinte Donaes, ende ooc tweerde helich cruyce dat rust tonder vrauwen Ende die processien commende vp die marct, quamen metten collegien vp die voorseyde staedgie, daer eenen schonen outaer vp ghetemmert was, daermentheleghe Sacrament, tweede helich cruys vp stelde, ende denfiertre van sinte Donaes. Doen quam die Roomsche Coninc die vp die voornoene outsleghen was van alle den letsel endebewaringhe van Cranenburch met sijnen state vp dye voornomde staedgie, daer hy knyelde voor den voornomden outaer, daer vergheuende alle voorledene saken die gheschiet waren, hoe of in wat manieren. Ende daer was den paeys ghemaect indermanieren als ghi hier naer horen sult, in die presencie van mijnhere den suffragaen van Doornicke, ende meer andere gheestelicke personen. Ende die Roomsche coninc ghinc metten processien van daer tot in sinte Donaes kercke, daer mijn here Phelips ooc sijnen eedt dede den paeys tonderhoudene, welcken eedt hi wel ende ghetrauwelic hilt, ende track naer Ghendt met sijnen state, daer hi wel ende eerlick ontfanghen was. Ende die Roomsche coninc trac byden keyser sijnen vadere met sijnenstate. Ende den voorseyde paeys was te Brugghe ter hallen huyt ghepublieert, hoe wel dat hi niet lange ghehouden en was, want tsanderdaechs daer naer was verbarrent tcasteel van Male, endemeer huysen ende hofsteden daer ontrent, vanden volcke vanden Roomschen Coninck. |
[Item, op de 10de,, de 11de en de 13de dag van mei] Item, op de 10de dag van mei zo kwam er een alarm en daar was vele volk voor de poort omtrent 11 uren van de noen en kwamen gereden en ook met vele voetknechten tot bij de poort. En vele kloeke knechten van de wacht van de stad en ook enige die niet van de wacht waren bevorderden zich uit te lopen tegen de vijanden en waren zonder ordonnantie en avontuurden zichzelf te ver uit hun sterkte zodat wel 10 personen van de stad dood bleven en van de vijanden waren er wel 12 onder het paard en te voet dood geschoten met de machines van de stad. En deze schermutseling duurde lang en in het weg trekken roofden ze wel 400 beesten waaronder koeien en paarden die ze alle met hen dreven. En daar waren twee moren int gezelschap van de vijanden en die staken het vuur in de korenmolen voor de Kruispoort en in di huizen die daaromtrent stonden. En men schoot uit de stad met een serpentijn en met dat schot was een moor doodgeschoten en meer andere van hun volk en daar zouden er wel meer gestorven zijn had niet gedaan die grote bomen die omtrent de stad stonden. En daarom was op de 11de dag van mei een trompet geslagen zo wie bomen wilde vellen of uit delven, men zou hen arbeidsloon geven, te weten; tussen Sint Kathelijn en Sint Kruiskerk. En op de 11dag van mei zo ontbood men alle heren en poorters die zich geabsenteerd hadden te recht te staan. En binnen dezelfde dag kwam een tijding van Gent van vier dagen bestand tussen ons en onze vijanden en dat de vrede genoeg gesloten was en gauw bezegeld zou worden, waar zich het volk zeer in verblijdde. En de 13de dag van mei zo kwamen van Gent gereden de staten van de vier landen, te weten; Holland, Zeeland, Brabant, Henegouwen en Vlaanderen, om overeen te komen met de koning en hem te laten bezegelen dezelfde vrede. En het is ook te weten dat alle heren van het land kwamen te Brugge binnen dezelfde avond. En binnen dezelfde avond zo deed men de galg en het schavot af en men ging maken in het midden van de markt een perk waarin dat men de vrede vertonen en openbaren zou. En achtervolgende op de 13de dag van mei zo maakte men in het midden van de perk een grote vierkante stellagewaar men met enige steigers van 8 trappen opging en was boven rondom getralied waarop met het concilie hielt van de vrede openbaar te aanzien van iedereen. En mijn heer van Ravestein deed op diezelfde dag zijn eed te Sint Donaas in de kerk voor het hoge altaar als voogd van onze geduchte heer hertog Filips uit naam van het land van Vlaanderen en ten profijt van hertog Filips. En beloofde aldaar te houden en te helpen onderhouden de vrede aldaar gemakt met al zijn macht en mogendheid. En hij trok binnen dezelfde dagen naar ter Sluis om aldaar het garnizoen te laten verminderen van [fol. CC.xlvi.r] kwaad te doen. En omdat zijn zoon, meneer Filips van Ravestein, te Brugge zou komen met meer andere heren die ter Sluis waren en ook te Aardenburg, mitsgaders dat hij de naaste bloed was van onze prins en goede vriend van ons land van Vlaanderen. [Item, op de 16de dag van mei anno 1488.] Item, op de 16de dag van mei anno 1488 zo was geordonneerd een plechtige processie generaal waarin gedragen was het waardige heilige sacrament en de relikwienkastje van mijn heer Sint Donaas en ook het waardige heilige kruid dat rust te onze Vrouwe. En toen de processie kwam op de markt kwamen met het college op die stellage daar een mooi altaar op getimmerd was waar men het heilige sacrament en ten tweede het heilige kruis op stelde en de relikwienkastje van Sint Donaas. Toen kwam de Roomse koning die op de voornoen ontslagen was van alle beletting en bewaring van Craneburcht met zijn staat op die stellage waar hij knielde voor dat altaar en vergaf daar alle voorleden zaken die geschiedt waren, hoe of in wat manieren. En daar was de vrede gemaakt in de manier zoals ge hierna horen zal in de presentie van mijn heer de suffragaan van Doornik en meer andere geestelijke personen. En di Roomse koning ging met de processie vandaar tot in Sint Donaas kerk waar mijn heer Filips ook zijn eed deed de vrede te onderhouden en die eed hield hij goed en getrouw en trok naar Gent met zijn staat waar hij goed en fatsoenlijk ontvangen was. En de Roomse koning trok naar zijn vader, de keizer, met zijn staat. En die vrede was te Brugge ter hal uit gepubliceerd, hoewel dat het niet lang gehouden werd want de volgende dag daarna was verbrand het kasteel van Male en meer huizen en hofsteden daar omtrent van het volk van de Roomse koning. |
[Item vp den.x.sten en xi.sten en den.xiij.sten dach van Meye] Item vp den.x.sten dach van Meye, so quammer een alaerme, ende daer was vele volcx voor dye poorte ontrent den.xi.hueren snoens, ende quamen ghereden ende ooc met vele voetknechten tot byder poorte. Ende vele cloucke knechten vander gaedge vander stede, ende ooc eeneghe die vander gaedge niet en waren, veruoorderden hem huyt te loopene yeghens den vianden, ende wesende sonder ordonnancie, auentuerden hem seluen te varre huyt huerlider stercte, so datter wel x.personen vander stede doot bleuen, ende vanden vyanden wasser wel.xij.onder te peerde ende te voet doot gheschoten metten engienen vander stede. Endedese schermutsinghe gheduerde lange, ende int wech trecken si roofden wel vier hondert beesten onder coeyen ende peerden, die si alle met hem lieden dreuen. Ende daer waren twee mooren int gheselschap vanden vianden die staken tvier in die coornemuelene voor die cruyspoorte, ende in die huysen daer ontrent staende. Ende men schoot huyter stede met een serpentijne, met welcker schote den eenen moor doot gheschotenwas, ende meer andere van haren volcke, ende daer souder wel meer ghebleuen hebben ne hadden ghedaen dye groote boomen dye ontrent der stede stonden. Ende daer omme was vp den xi.sten dach van meye een trompet ghesleghen, so wie wilde boomen vellen of huyt deluen, men soude hem lieden arbeyts loon gheuen, te wetene tusschen sinte Kathelijnen ende sinter Cruys kercke. Ende vp den.xi.sten dach van Meye so ontboodtmen alle die heren ende die poorters die hem gheabsenteirt hadden te recht te stane. Ende binnen den seluen daghe quam een tijdinghe van Gendt van viere daghen bestant tusschen ons ende ons vyanden, ende dat den paeys ghenouch ghesloten was, ende corts besegelt soude worden, daer hem tvolc seere in verblijde. Endeden.xiij.sten dach van Meye so quamen van Ghendt ghereden dye staten vanden vier landen, te wetene Holland, Zeelandt, Brabandt, Henegauwe, ende Vlaendren, omme te accoordeirene metten Coninck, ende hem te doene beseghelen den seluen paeys. Ende es oock te wetene dat alle dye heeren vanden lande quamen te Brugghe binnen den seluen auende. Ende binnen den seluen auende so deidemen dye galghe ende tschauot of, ende men ghinck maken inden middele vander marckt een parck, daer inne datmen den paeys vertooghen ende openbaren soude. Ende achteruolghende vp den.xiij.sten dach van Meye, so maectemen inden middele vanden parcke een grote viercante staedgie, daermen met eenen steeghere van.viij.trappen vp ghinc, ende was bouen ront omme ghebaelget daer vp datmen tconsilie hilt vanden paeyse openbaer ten aensiene van elcken. Ende mijn here van Rauesteyn dede vp dien seluen dach sijnen eedt Tsinte Donaes in dye kercke, voor den hooghen outaer, als momboor van onsen gheduchten here den Hertoghe Phelips huyter name vanden lande van Vlaendren, ende ten profijte vanden Hertoge Phelips voorseyde. Ende belouede al daer te houden ende te helpen onderhoudene den paeys al daer ghemaeckt, met al sijnder macht ende mueghentheyt. Ende hi track binnen den seluen daghen naer der Sluys om aldaer het garnisoen te doen cesseirene van [fol. CC.xlvi.r] quaet doene. Ende om dat sijn sone mer phelips van Rauesteyn te Brugghe soude commen meer andere heeren dye ter sluys warenende oock Tardenburch, metsgaders dat hi tnaeste bloet was vanonsen Prinche ende goet vrient van onsen lande van Vlaendren. [Item vp den.xvi.sten dach van Meye. Anno.M.iiijc.ende lxxxviij.] Item vp den.xvi.sten dach van Meye. Anno.M.iiijc.ende lxxxviij.so was gheordonneirt een solempnele processye generale, in die welcke ghedreghen was het weerde helege sacrament, ende denfiertre van mijn heere sinte Donaes, ende ooc tweerde helich cruyce dat rust tonder vrauwen Ende die processien commende vp die marct, quamen metten collegien vp die voorseyde staedgie, daer eenen schonen outaer vp ghetemmert was, daermentheleghe Sacrament, tweede helich cruys vp stelde, ende denfiertre van sinte Donaes. Doen quam die Roomsche Coninc die vp die voornoene outsleghen was van alle den letsel endebewaringhe van Cranenburch met sijnen state vp dye voornomde staedgie, daer hy knyelde voor den voornomden outaer, daer vergheuende alle voorledene saken die gheschiet waren, hoe of in wat manieren. Ende daer was den paeys ghemaect indermanieren als ghi hier naer horen sult, in die presencie van mijnhere den suffragaen van Doornicke, ende meer andere gheestelicke personen. Ende die Roomsche coninc ghinc metten processien van daer tot in sinte Donaes kercke, daer mijn here Phelips ooc sijnen eedt dede den paeys tonderhoudene, welcken eedt hi wel ende ghetrauwelic hilt, ende track naer Ghendt met sijnen state, daer hi wel ende eerlick ontfanghen was. Ende die Roomsche coninc trac byden keyser sijnen vadere met sijnenstate. Ende den voorseyde paeys was te Brugghe ter hallen huyt ghepublieert, hoe wel dat hi niet lange ghehouden en was, want tsanderdaechs daer naer was verbarrent tcasteel van Male, endemeer huysen ende hofsteden daer ontrent, vanden volcke vanden Roomschen Coninck. |
[Item, op de 10de,, de 11de en de 13de dag van mei] Item, op de 10de dag van mei zo kwam er een alarm en daar was vele volk voor de poort omtrent 11 uren van de noen en kwamen gereden en ook met vele voetknechten tot bij de poort. En vele kloeke knechten van de wacht van de stad en ook enige die niet van de wacht waren bevorderden zich uit te lopen tegen de vijanden en waren zonder ordonnantie en avontuurden zichzelf te ver uit hun sterkte zodat wel 10 personen van de stad dood bleven en van de vijanden waren er wel 12 onder het paard en te voet dood geschoten met de machines van de stad. En deze schermutseling duurde lang en in het weg trekken roofden ze wel 400 beesten waaronder koeien en paarden die ze alle met hen dreven. En daar waren twee moren int gezelschap van de vijanden en die staken het vuur in de korenmolen voor de Kruispoort en in di huizen die daaromtrent stonden. En men schoot uit de stad met een serpentijn en met dat schot was een moor doodgeschoten en meer andere van hun volk en daar zouden er wel meer gestorven zijn had niet gedaan die grote bomen die omtrent de stad stonden. En daarom was op de 11de dag van mei een trompet geslagen zo wie bomen wilde vellen of uit delven, men zou hen arbeidsloon geven, te weten; tussen Sint Kathelijn en Sint Kruiskerk. En op de 11dag van mei zo ontbood men alle heren en poorters die zich geabsenteerd hadden te recht te staan. En binnen dezelfde dag kwam een tijding van Gent van vier dagen bestand tussen ons en onze vijanden en dat de vrede genoeg gesloten was en gauw bezegeld zou worden, waar zich het volk zeer in verblijdde. En de 13de dag van mei zo kwamen van Gent gereden de staten van de vier landen, te weten; Holland, Zeeland, Brabant, Henegouwen en Vlaanderen, om overeen te komen met de koning en hem te laten bezegelen dezelfde vrede. En het is ook te weten dat alle heren van het land kwamen te Brugge binnen dezelfde avond. En binnen dezelfde avond zo deed men de galg en het schavot af en men ging maken in het midden van de markt een perk waarin dat men de vrede vertonen en openbaren zou. En achtervolgende op de 13de dag van mei zo maakte men in het midden van de perk een grote vierkante stellagewaar men met enige steigers van 8 trappen opging en was boven rondom getralied waarop met het concilie hielt van de vrede openbaar te aanzien van iedereen. En mijn heer van Ravestein deed op diezelfde dag zijn eed te Sint Donaas in de kerk voor het hoge altaar als voogd van onze geduchte heer hertog Filips uit naam van het land van Vlaanderen en ten profijt van hertog Filips. En beloofde aldaar te houden en te helpen onderhouden de vrede aldaar gemakt met al zijn macht en mogendheid. En hij trok binnen dezelfde dagen naar ter Sluis om aldaar het garnizoen te laten verminderen van [fol. CC.xlvi.r] kwaad te doen. En omdat zijn zoon, meneer Filips van Ravestein, te Brugge zou komen met meer andere heren die ter Sluis waren en ook te Aardenburg, mitsgaders dat hij de naaste bloed was van onze prins en goede vriend van ons land van Vlaanderen. [Item, op de 16de dag van mei anno 1488.] Item, op de 16de dag van mei anno 1488 zo was geordonneerd een plechtige processie generaal waarin gedragen was het waardige heilige sacrament en de relikwienkastje van mijn heer Sint Donaas en ook het waardige heilige kruid dat rust te onze Vrouwe. En toen de processie kwam op de markt kwamen met het college op die stellage daar een mooi altaar op getimmerd was waar men het heilige sacrament en ten tweede het heilige kruis op stelde en de relikwienkastje van Sint Donaas. Toen kwam de Roomse koning die op de voornoen ontslagen was van alle beletting en bewaring van Craneburcht met zijn staat op die stellage waar hij knielde voor dat altaar en vergaf daar alle voorleden zaken die geschied waren, hoe of in wat manieren. En daar was de vrede gemaakt in de manier zoals ge hierna horen zal in de presentie van mijn heer de suffragaan van Doornik en meer andere geestelijke personen. En di Roomse koning ging met de processie vandaar tot in Sint Donaas kerk waar mijn heer Filips ook zijn eed deed de vrede te onderhouden en die eed hield hij goed en getrouw en trok naar Gent met zijn staat waar hij goed en fatsoenlijk ontvangen was. En de Roomse koning trok naar zijn vader, de keizer, met zijn staat. En die vrede was te Brugge ter hal uit gepubliceerd, hoewel dat het niet lang gehouden werd want de volgende dag daarna was verbrand het kasteel van Male en meer huizen en hofsteden daar omtrent van het volk van de Roomse koning. |
Dyt naervolgende es tinhouden vanden brief vanden voorseyde paeyse ALle dye ghene dye dese presente letteren sullen lesen, sien of hooren lesen, wy Goosin Abt van Asselghem, ende Marten abt vansinte Beertins, Marck Abt van Grimberghe, Dieric abt van Paercke, Anthonis van Brabandt Ruddere, Aernout van Huerne here vanBryanen, Willem vander fonteyne here van Mylain, Ian van Gauere, Pieter van Eerbays, Ian bernaedge here van Bercke Ruddere, Daneel bucxhooren Burchmeestere, Ian pinnock Ruddere Michiel abseloens Ruddere, meester Phelips van Niele, pencionaris ende ghedeputeirde van der stadt van Lueuene, Roelant de mol ruddere, Heyndrick de mol Burchmeestere, Ian van Eenliet Ruddere, Pieter van Oberghe, Arent de scapere, Gheeraert vanden hecke, pensionaris ende ghedeputeirde van der stadt van Bruessele, Maertin van roode Symoen van Gheele, Gheert van Dommele, Pencionaris ende ghedeputeirde vander stadt van Shertoghenbossche, Ian vander Cappelle, ghedeputeirt vander stadt van Thienen, Heindric huenich, ghedeputeirt vander stadt van Leeuwen, Wouter steuins, ghedeputeirt vander stadt van Nyuele, representerende alle te samen die drie staten vanden lande van Brabant. Raphael bisschop van Rochense, Abt van sinte Baefs te Ghendt, Phelips Abt van sinte Pieters Gheeraert Abt vanEenaem, Willem Abt van Boudeloo, Raesse abt van Dronghene, Clement Proost van sinte Maertins Typre, Pieter bogaert Dekene van sinte Donaes te Brugghe, Pieter vanden Houte Proost vanRonche, Wouter vander gracht Ruddere, Ian van Stauele Ruddere heere van Iseghem, Colaert van Halewijn Ruddere heere vanBoezijnghen, Adriaen vander gracht Ruddere, heere van Cardau, Cornelis vander barck here van Moscron, Ian van Claerhout here van Pittem Andries vander woestijne here van beyselare, Ioos vander poort here van Morselede, Adriaen Vyleyn here vanRaseghem, Gheeraert van Anghereel, Ian de pick, Iacob vanden hule, Pieter Ghijselijns ouerdekene Lieuin de moe Deken vander weuerye. Ghedeputeirde vander stede van ghendt [fol. CC.xlvi.v] Ioos die deckere Burchmeestere, Ian van der lende, Steuin van gheinst, Ian beyts pensionaris. Ghedeputeirde vander stede vanBrugghe, Pieter die langhe, Andries palijnc, Ian de coorne. Ghedeputeirde van der stede van Ipre, Hughe gantoys, Ian de latre, Ian fransoys. Ghedeputeirde vander stede van Rijssele, Ame pinchen, Iehan dela vaquerye. Ghedeputeirde vander stede van Duway, Arent van scoresse Ruddere, Ian de wulf Ruddere, Ian de meere pensionaris. Ghedeputeirde vander stede van Oudenaerde, Gheeraert de splijtre, ghedeputeirt vander stede van Aelst. Endemeer andere ghedeputeirde van diueersche smalle steden vanden west quaertiere, al tsamen representerende die drie leden slandts van Vlaendren, Willem Abt van Omont, Anthonis Abt van bon esperanche, Michiers de chaers Ruddere, heere van Cleerphay Zebac pieters, Kerstoffels gautier, Seruaes wandaert. Ghedeputeirde van Berghen in Henegauwe, Anthonis van cheins schiltknape, Thomaes de corouble, Gobert hermy. Ghedeputeirde vander stede van Valenchienes, al tsamen representerende die drie staten vanden lande van Henegauwe, Ian Iacobs sone penneman, huyter name vanden Prelaet van Middelburch, Lodewijc van praet Rudder huyter name van mijn here vanRauesteyn, Daneel van Eezele Ruddere huyter name van mijn here van Beuere, Ian vyerloos meester Ian danckaerts sone, meester Cornelis heyndricx sone. Ghedeputeirde vander stede van Middelborch in Zeelant, Cornelis wisse sone, Clays Iacobs sone. Ghedeputeirde van Syericxee, Ian Diericx sone ende Pieter die graue van Remerswale Pieter Symoens sone, ende Ian Gabriels sone. Ghedeputeirde vander Goes, Guysso Ians sone, ende Heyndrick Ians sone. Ghedeputeirde vande stede van der Tollen, al tsamen representerende die drye staten vanden Graefschepe van Zeelandt, Ian de lespine, Lowijs lodevoet, ende Ian soligon ghedeputeirde huyter name vanden staten van Namen Saluyt, huyte dien dat omme die conseruacie ende bewaernesse van alle pollicien gouuernementen ende ghemeene profijten, gheen meerder sake noch nootsakelicker en es dan paeys vrientscap ende eendrachtichede onderlinghe, die moedere sijn van allen duechden, ende cause dat den dienst gods vermeerdert, en staet van den edelen gheeert, coopmanschepe ghehantiert wort, endetlant gheoeffent in grote ruste ende versekerthede. Ende ter contrarie nyet so hinderlic noch so preiudiciable en es den ghemeenen profijte ende orbore, als tweedrachtichede divisie ende onghereghelthede, die welcke moedere sijn van alle quaetheden, ende oorspronc van alle orloghen ende gheschillen, daer mede dat landen, steden, Prouincien, ende Conincrijcken vallen ende commen in groter confusie ende desolacien, ende dicwille ghetransporteirt worden vanden eenen volcke tot denanderen. Ende het sy also dat die voorseyde landen vanheerwaerts ouere, toebehorende onsen gheduchten heere ende prinche den hertoghe Phelips, onlancx ghebrocht sijnde in grotenlasten ende tweedrachticheden, so dat iusticie, paeys, minne, ende eendrachtichede, coopmanschepe ende neeringhe daer huyt veriaecht sijn, ende verureimt ter groter onghenouchte endehindere vanden ghemeenen volcke, ende ter schade endeachterdeele van onsen voorseyde gheduchten heere, die welcke noch onder sijne iaren es, ende die wi als goede ghetrauwe ondersaten schuldich sijn ende behooren te beschuddene, ende te beschermene met alle onse crachten ende machten, als daer toe gheobligiert ende verbonden bi allen rechten natuerlicke, goddelicke, canonijcke ende ciuyle, so hebben wi omme die selue landen weder omme te bringhene in paeyse ende in rusten, endein goeder pollicie, dye welcke palende waren deene aendandere, ende eenen heere toebehoorende, ghemaect, ghesloten endebesworen, ende belooft, maken, sluyten, belouen ende sweeren met rijper deliberacie, auctoriteyt van onsen natuerlicken Prinche wetene, ende consente vanden Roomschen coninck vadere vanonsen natuerlicken prinche, ende van mijne heren vanden edelen bloede vander moederlijcke sijde nv ter tijt wesende herwaerts ouere, hier naer ghenomt. Te wetene mijn heere Adolf van [fol. CC.xlvij.r] Cleuen, here van Rauesteyn, mer Phelips van Cleuen sijn sone here van Wijnghendale, ende mer Phelips van Bourgoengien heere van Beueren ende vander Vere. Ende ooc byden consente ende goeder gheliefte vanden hooghe ende moghende prinche den coninc van Vranckerijcke naeste ende barblijckenste oyr vanonsen natuerlicken Prinche, ter cause vander Coninghinne, sustere vanden seluen onsen prinche, paeys, eendrachtichede ende minne, vrientschap ende alianchie, goede ende ghestadeghe indulgencie onderlinghe ,ter eeren van gode, ende ten profijte vanonsen voorseyde natuerlicken prinche ende sijne landen endeondersaten, vp dye artijculen ende condicien hier naer volghende, dye selue eendrachtichede also varre als die aen noopt die hoochede, heerlichede end regemente vande voorseydelanden steden ende heerlicheden, gheduerende den tijt vander onbeiaertheyt van onsen natuerlicken prinche. Ende also varre als si aengaet, die pollicie gheduerende in eewicheden alle die voorseyde landen ende steden, ende elc bysondere blijuende in hueren rechten preuilegien, vryheden, costumen ende vsaegien.~ |
Dit navolgende is de inhoud van die vredeAl diegene die deze presente brieven zullen lezen, zien of horen lezen, wij Goosin, abt van Asselghem, en Marten, abt van Sint Bertins, Marck , abt van Grimbergen, Dieric, abt van Paercke, Anthonis van Brabant, ridder, Aernout van Heurne, heer van Bryanen, Willem van de Fonteyne, heer van Milaan, Ian van Gavere, Pieter van Eerbays, Ian Bernaedge, heer van Bercke, ridder, Daneel Bucxhooren, burgemeester, Ian Pinnock, ridder, Michiel Abseloens, ridder, meester Filips van Niele, pensionaris en gedeputeerde van de stad Leuven, Roelant de Mol, ridder, Heyndrick de Mol, burgemeester, Ian van Eenliet, ridder, Pieter van Oberghe, Arent de Scapere, Gheeraert van de Hecke, pensionaris en gedeputeerde van de stad Brussel, Maertin van Roode, Symoen van Gheele, Gheert van Dommelen, pensionaris en gedeputeerde van de stad Hertogenbos, Ian van de Cappelle, gedeputeerde van de stad Tienen, Heindric Huenich, gedeputeerde van de stad Leeuwen, Wouter Stevins, gedeputeerde van de stad Nijvel, representeert alle tezamen de drie staten van het land van Brabant. Raphael , bisschop van Rochense, Abt van Sint Baaf te Gent, Filips, abt van Sint Pieters, Gheeraert, abt van Eenaem, Willem, abt van Boudelo, Raesse, abt van Drongen, Clement, proost van Sint Maarten te Ieper, Pieter Bogaert, deken van Sint Donaas te Brugge, Pieter van de Houte, proost van Ronche, Wouter van de Gracht, ridder, Ian van Stavele ridder, heer van Izegem, Colaert van Halewijn, ridder, heer van Boezinge, Adriaen van de Gracht, ridder, heer van Cardau, Cornelis van de Barck, heer van Moeskroen, Ian van Claerhout, heer van Pittem, Andries van de Woestijne , heer van Beselare, Joos van de Poort, heer van Moorslede, Adriaen Vyleyn, heer van Raseghem, Gheeraert van Anghereel, Ian de Pick, Jacob van deHhule, Pieter Ghijselijns, over deken, Lievin de Moe, deken van de weverij. Gedeputeerden van de stad Gent [fol. CC.xlvi.v] Joos de Deckere, burgemeester, Ian van der Lende, Stevin van Gheinst, Ian Beyts, pensionaris. Gedeputeerden van de stad Brugge, Pieter die Langhe, Andries Palijnc, Ian de Coorne. Gedeputeerden van de stad Ieper, Hughe Gantoys, Ian de Latre, Ian Fransoys. Gedeputeerden van de stad Rijsel, Ame Pinchen, Iehan dela Vaquerye. Gedeputeerden van de stad Duway, Arent van Scoresse, ridder,, Ian de wulf, ridder, Ian de Meere, pensionaris. Gedeputeerden van de stad Oudenaarde, Gheeraert de Splijtre, gedeputeerde van de stad Aalst. En meer andere gedeputeerden van diverse kleine steden van het west kwartier die allen tezamen representeerden de drie leden van het land van Vlaanderen, Willem , abt van Omont, Anthonis, abt van Bon Esperanche, Michiers de Chaers, ridder, heer van Cleerphay, Zebac Pieters, Kerstoffels Gautier, Servaes Wandaert. Gedeputeerden van Bergen in Henegouwen, Anthonis van Cheins, schildknaap, Thomaes de Corouble, Gobert Hermy. Gedeputeerden van de stad Valenciennes die allen tezamen representeren de drie staten van het land van Henegouwen, Ian Iacobs zoo Penneman, uit naam van de prelaat van Middelburg, Lodewijk van Praad, ridder, uit naam van mijn heer van Ravestein, Daneel van Eezele, ridder, uit naam van mijn heer van Beveren, Ian Vyerloos, de zoon van meester Ian Danckaerts, de zoon van meester Cornelis Heyndricx. Gedeputeerden van de stad Middelburg in Zeeland, de zoon van Cornelis Wisse, Clays Iacobs zoon. Gedeputeerden van Zierikzee, Ian Diericx zoon en Pieter de graaf van Reimerswaal, Pieter Symoens zoon en Ian Gabriels zoon. Gedeputeerden van de Goes, Guysso Ians zoon en Heyndrick Ians zoon. Gedeputeerden van de stad der Tollen die allen tezamen representeren de drie staten van het graafschap van Zeeland, Ian de Lespine, Lowijs Lodevoet en Ian Soligon gedeputeerden uit naam van de staten van Namen, saluut uit die dat om de conservatie en bewaring van alle politie en gouvernementen en algemene profijten geen meerder zaak nog noodzakelijker is dan vrede vriendschap en eendracht onderling die de moeder is van allen deugden en oorzaak dat de dienst Gods vermeerdert en staat van de edelen geerd, koopmanschap gehanteerd wordt en het land bewerkt in grote ruste en verzekering. En ter contrarie niet zo hinderlijk nog zo schadelijk is het algemene profijt en nut als tweedracht, verdeling en ongeregeldheid die de moeder is van alle kwaadheid en oorsprong van alle oorlogen en geschillen waarmee dat landen, steden, provincies en koninkrijken vallen en komen in grote confusie en desolatie en vaak getransporteerd worden van het ene volk tot de andere. En het is alzo dat die landen van herwaarts over toebehoorden aan onze geduchte heer en prins de hertog Filips, onlangs gebracht in grote last en tweedracht zodat justitie, vrede, minne en eendracht, koopmanschap en nering daaruit verjaagd zijn en vervreemd tot groot ongenoegen en hinder van het gewone volk en ter schade en nadeel van onze geduchte heer, die nog onder zijn jaren is, en die wij als goede getrouwe onderzaten schuldig zijn en behoren te behoeden en te beschermen met al onze krachten en machten als daartoe verplicht en verbonden bil alle rechten natuurlijke, goddelijke, canonieke en civiele en zo hebben wij om die landen wederom te brengen in vrede en in rust en in goeder politie die paalden de ene aan de andere en aan een heer toebehoren gemaakt, besloten en bezworen en beloofd, maken, besluiten, beloven en zweren met rijpe deliberatie, autoriteit van onze natuurlijke prins weten en toestemming van de Roomse koning, vader van onze natuurlijke prins en van mijn heren van het edele bloed van de moederlijke zijde die nu ter tijd van herwaarts over is en hierna genoemd. Te weten; mijn heer Adolf van [fol. CC.xlvij.r] Kleef, heer van Ravestein, meneer Filips van Kleef, zijn zoon, heer van Wijnendale en meneer Filips van Bourgondie, heer van Beveren en van de Veere. En ook bij toestemming en goed gelieven van de hoge en vermogende prins, de koning van Frankrijk naaste en duidelijkste erfgenaam van onze natuurlijke prins, ter oorzaak van de koningin, zuster van onze prins, vrede, eendracht en minne, vriendschap en alliantie, goede en gestadige toegevendheid onderling ter eren van God en ten profijt van onze natuurlijke prins en zijn landen en onderzaten op de artikels en condities die hierna volgen in dezelfde eendracht alzo ver die noopt aan de hoogheid, heerlijkheid en regimenten van de die landen steden en heerlijkheden gedurende de tijd van de minderjarigheid van onze natuurlijke prins. En alzo ver als het aangaat die politie gedurende in eeuwigheid al die voorzegde landen en steden en elk apart blijft in hun rechten, privilegie, vrijheden, gebruiken en gewoontes. |
Eerst so hebben wi vergheuen ende quijte ghescholden, ende by desen vergheuen ende schelden quijte teeweghen daghen alle offencien iniurien ende masdaden die voor die date van desen ghebuert moghen sijn, binnen of tusschen den voorseyde landenmet haren steden, by manieren van orloghen, het sy bi woordenof bi faeyten metsgaders alle schadelicke verliesen, verletten, ende interesten diere huyt ghesproten ende naer gheuolcht moghen sijn in wat manieren datter sy, die verghetende gheheel als nyet ghebuert, in sulcker wijs dat elck wie ende van wat lande dat hi sy ghereserueirt by den paeyse van Vlaendren ofte andere sonder eeneghe exceptie. Also wel mer Ian van Bloys, mer Lodewijck van Kestergate, mer Phelips van Eyke, meester Ian lobbe, Wouter van Wezenbeke, als andere diere ghelijcke, te sijne lande, stede ende goede paeysiuelic sal moghen keeren ende hant daer aen slaen in sulcken state als hijt vinden sal. Ende sullen midts dese alle processen gheresen ter cause vanden seluen diuisien, gheaboligiert ende te nieten sijn ende van gheender weerde. |
Eerst zo hebben we vergeven en kwijt gescholden en bij deze vergeven en schelden kwijt te eeuwige dagen alle aanvallen, beledigingen en misdaden die voor de datum van deze gebeurd mogen zijn binnen of tussen die landen met haar steden bij manieren van oorlog, hetzij bij woorden of bij feiten mitsgaders alle schadelijke verliezen, verletten, en interesten die er uit gesproten en nagevolgd mogen zijn in wat manieren dat het is, die vergeten geheel als niet gebeurd op zoՠn manier zodat elk van wie en van wat land dat hij is gereserveerd bij de vrede van Vlaanderen of andere onder enige uitzondering. Alzo wel meneer Ian van Blois, meneer Lodewijk van Kestergat, meneer Filips van Eyke, meester Ian Lobbe, Wouter van Wezenbeke als andere diergelijke tot zijn lans, stad en goede vredig zal mogen keren en de hand daaraan slaan in zoՠn staat zoals hij het vinden zal. En sullen mits deze alle processen gerezen ter oorzaak van die verdeling gheaboligiert en te niet zijn en van geen waarde. |
[Item waert dat yement administracie ghehadt hebbende van penninghen] Item waert dat yement administracie ghehadt hebbende vanpenninghen, toe behoorende onsen natuerlicken Prinche, van eeneghen steden ofte heerlicheden, ende hem ghemessuseirt hadde in dye voorseyde administracie, ende die gheappliquiert tsijnen singulieren profijte, die selue sal daer of antwoorden ende staen te rechte ter plecke daert behoort, ende daer hy iusticiable wordt. Item voort so hebben wi belooft ende belouen te doene onse huyterste macht aen den coninck vanden Romeynen, dat hy terstont doe vertrecken alle die garnisoenen ende volck vanwapenen, so waer dat die sijn binnen den lande of vp die frontieren vanden seluen lande, te dien eynde dat te bet ende te eer coopmanschepe loop en cours mach hebben, ende dat den landtsman tlandt te bet soude moghen ouffenen ende besaeyen. Ende waert dat eeneghe vanden Capiteynen vanden garnisoenen difficulteyt maecten in tvertrecken, of huere wapeninghe te scheedene, so hebben wi belooft, ende als noch belouen al ghesaemderhant ten ghemeenen coste sulcke prouisie daer inne te doene, als dat die landen terstont daer of ghesuuert moghenworden, ende dat paeys ende ruste daer inne sal moghen commen als te voren. Item dat wy noch eenich onser ne sullen gheuen noch ghedooghen passaegie duer dye voorseyde landen ende steden eeneghen volcke van wapenen, dat hem vp stellen sal of vp gheheuen sal sijn om vp eeneghe van ons te commen orloghene, bi wien of wat causen dat soude moghen sijn. Item ende omme dye voorseyde landen te brijnghene in paeyse ende accoorde metter crone van Vranckerijcke, so hebben wi bi ghemeenen ouer eendraghene ghedeclareirt ende verclaerst, declareren ende verclaersen dat wi metten drie leden slandts vanVlaendren ons houden aen den paeys ghemaect int Iaer.lxxxij. Ende hebben gheaduiseirt ende ghesloten te seyndene so wy eerst moghen eenen notable Ambassade aen monseur des Cordes marscalc vanden Coninck van Vranckerijcke ende Stedehoudere vanden [fol. CC.xlvij.v] coninck int quaertier van Artoys ende Picaerdyen, omme hem te biddene dat sijne gheliefste sy ons te ontfane ten voorseydeverclaerse, alsoo hi als Commissaris, met den voorseyde drie leden die macht ende dauctoriteyt daer of heift bi opene brieuenvanden voorseyde coninc. Item voort omme oordene ende reghele te stellen inden staet ende gouuernemente vanden edelen persoon van onsen natuerlicken here ende Prinche gheduerende sijne onbeiaerthede gheregiert wesen sal vp sijne demeynen in elc lant, ende voort ten ghemeenen coste van alle den landen, te wetene in Vlaendren by mijnen heren vanden bloede ende vanden Rade, den welcken Raet gheordonneirt ende ghemaect sal sijn by mijnen heeren vanden bloede voorseyde, ten contentemente vanden staten endeleden vanden seluen lande, ende in thertoochdom van Brabant ende den anderen landen, by den coninc vanden Romeynen als vader ende momboor van onsen erfachteghen heere endeprinche, ende ooc byden seluen heren vanden bloede, ende bi aduijse vanden staten vanden seluen lande. Ende es ooc gheseyt ende ghesloten dat int maken vander ordonnancie vanden state van onsen natuerlicken heere ende prinche men vorderen endepromoueren sal dye beste, edelste ende notabelste vanden voorseyde lande, sonder eeneghe huytlantsche daer inne te stellene. Ende dat die voorseyde mijn heren van den bloede metten Rade den persoon van onsen gheduchten ende natuerlicken here ende prinche den hertoghe Phelips, sullen houden ende veruoeren te sulcken plecken, steden ende heerlicheden van sijnen landen van herwaerts ouere, alsmen byden staten ordonneren sal, ende anders niet. Item es voort ghesloten dat alle dye saken in alle die voorseyde landen gheexpediert sullen sijn. Te wetene in Vlaendren, onder den name van onsen natuerlicken here ende Prinche den hertoghe phelips, also wel van iusticien, van financien, van officien, van gracien als anders, by aduijse van mijne voorseyde heren vanden bloede ende vanden Rade. Ende in dye voorseydeandere landen byden coninck vanden Romeynen, als vader endemomboor van onsen heere ende Prinche als voorseyde es, endeooc by die van den Rade. |
[Item, was het dat iemand administratie gehad had van penningen] Item, was het dat iemand administratie gehad had van penningen die toebehoorden aan onze natuurlijke prins van enigen steden of heerlijkheden en hem gemist had in die administratie en die geappliqueerd tot zijn eigen profijt die zal daarvan of verantwoorden en staan ter rechte plek daar het behoort en daarbij berecht worden. Item, voort zo hebben we beloofd en beloven toen onze uiterste macht aan de koning van de Romeinen dat hij terstond laat vertrekken alle garnizoenen en wapenvolk zo waar die zijn binnen het land of op de grenzen van dat land te dien einde dat te beter en te eerder koopmanschap loop en koers mag hebben en dat de landsman het land te beter zou mogen bewerken en bezaaien. En was het dat enige van de kapiteins van de garnizoenen moeilijkheid maakte in het vertrekken of van hun wapening te scheiden zo hebben we beloofd en als nog beloven alles gezamenlijke hand tot algemene kosten zulke voorziening daarin te doen als dat die landen terstond daarvan gezuiverd mogen worden en dat vrede en rust daarin zal mogen komen als tevoren. Item, dat wij nog enige van ons nee zullen geven nog gedogen passage door die landen en steden enig wapenvolk dat hem opstellen zal of opgeheven zal zijn om op enige van ons te komen oorlogen, door wie of welke oorzaak dat zou mogen zijn. Item, en om die landen te brengen in vrede en akkoord met de kroon van Frankrijk zo hebben we bij algemene overdracht gedeclareerd en verklaard, declareren en verklaren dat we met de drie leden van het land van Vlaanderen ons houden aan de vrede gemaakt in het jaar 1487. En hebben geadviseerd en besloten te zenden zo gauw we mogen een notabele ambassade aan monsieur des Cordes, maarschalk van de koning van Frankrijk en stadhouder van de [fol. CC.xlvij.v] koning in het kwartier van Artois en Picardie om hem te bidden dat het zijn gelieven is ons te ontvangen die verklaring alzo hij als commissaris met de drie leden de macht en de autoriteit daarvan heeft bij open brieven van die koning. Item, voort om orde en regel te stellen in de staat en gouvernement van de edele persoon van onze natuurlijke heer en prins gedurende zijn minderjarigheid geregeerd zal wezen op zijn domeinen in elk land en voort ten algemene kosten van alle landen, te weten in Vlaanderen bij mijn heren van het bloed en van de raad welke raad geordonneerd en gemaakt zal zijn bij mijn heren van het bloed tot tevrednheid van de staten en leden van dat land en in het hertogdom van Brabant en de andere landen bij dn koning van de Romeinen als vader en voogd van onze erfachtige heer en prins en ook bij die heren van het bloed en bij advies van de staten van dat land. En is ook gezegd en besloten dat in het maken van de ordonnantie van de staat van onze natuurlijke heer en prins men bevorderen en promoveren zal de beste, edelste en notabelste van dat land zonder enige buitenlandse daarin te stellen. En dat die mijn heren van het bloed met de raad de persoon van onze geduchte en natuurlijke heer en prins de hertog Filips zullen houden en vervoeren tot zulke plekken, steden en heerlijkheden van zijn landen van herwaarts over als men bij bij staten ordonneren zal en anders niet. Item, is voort besloten dat alle zaken in alle die landen uitgevoerd zullen zijn. Te weten; in Vlaanderen, onder de naam van onze natuurlijke heer en prins de hertog Filips, alzo wel van justitie, van financin, van officies, van gratie als anders bij advies van mijn heren van het bloed en van de raad. En in die andere landen bij koning van de Romeinen, als vader en voogd van onze heer en prins is en ook bij die van de raad. |
[Item omme te verheffene iusticie, ordene ende pollicie vanden steden] Item omme te verheffene iusticie, ordene ende pollicie vanden steden, ende ooc versekerthede vanden casteelen ende fortressen, staende binnen den lande van Vlaendren, es gheaduiseirt endegheordonneirt, dat als ghebueren sal datmen in dye voorseydeplaetsen of steden of casteelen sal stellen nyeuwe officiers of Capiteynen, wesende in dye voorseyde steden Gouuerneurs, Prouoosten, Baliuus, of Schouteetens, ende ander ghelijcke hoofden van officien, dat mijne voorseyde heren vanden bloede ende vanden Rade daer toe sullen ordonneren, ende inne stellennotabele ende duechdelicke persoonen, daer inne datmen gheen quade suspicie en darf hebben, ende dat ten contentemente vanden wetten ende iusticien vanden plaetsen daer dat te doene wesen sal. Ten fijne datmen bi dien schuwe tverlies, dangier, endeinconvenienten die daer of souden moghen commen ende ghebueren ter schade ende intereste van onsen natuerlicken heere ende prinche, ende van den inwonende van sulcke steden of plaetsen. Ende waert dat by verswijmtheden importunen volghen of andersins, ter contrarie gheschiede dat gheorloft sijn sal den voorseyde wetten ende iusticien, ende den Saudoniers ende bewarers vanden seluen stercten, die niet tontfane tot ander stont, dat hem lieden ghehoort, daer vp andersins gheordonneirt sy. Item wi hebben voort belooft, dat waert so dat in toecommende tijden yement wie hy ware, yet heesschen of aenspreken wilde mijn voorseyde heren vanden bloede ende vanden Rade, of yement van ons lieden int generale of in tparticuliere ter cause vander veranderinghe van desen regemente, ofte vanden makene van desen duechdelicken paeyse ende alianchie, ofte om eeneghe voorledene saken, hoedanich die sijn moghen, dat wi alle ghesaemder hand ende elck bysondere daer yeghen vallen sullen, ende nyet ghedooghen yement te latene vexerene, of te trauelgierene, in lijue noch in goede, noch andersins, in wat manieren dattet sy. Item in sghelijcx hebben wy belooft ende belouen ooc noch, dat waert dat yement wie dat hy oock ware, yet practiquieren [fol. CC.xlviij.r] of trafiquieren wilde in preiudicien vanden seluen regemente ofte alianchie, houdende daer of tale ofte sprake met yemende wie hi ware, of ontfaende eeneghe secrete brieuen ofte boodtschepen diere materie aengaende, sonder dye te kennen te gheuene dient behoort, ende dat souffisantelick bleke dat die correctie ende die punicie daer of ghedaen sal worden, in exempele van allen anderen, byden rechten ende wetten dient behooren sal. Item es voort gheaduiseirt ende ghesloten, ende bi desen ordonneren ende sluyten byder auctoriteyt als bouen, in voorderinghe vander coopmanschepe, dat alle exactien endetoolnen nyeuwelinghe vp ghestelt, also wel te watere als te lande, sonder weten of consent van den voorseyde staten, of ghedaen ende gheweert sullen worden, ende dat van nv voort aen den coopman sal moghen voeren sijne ware ende coopmanschepe vanden eenen lande ten anderen vp die rechte oude toolnen ende gheleede. Item es voort gheaduiseirt ende ghesloten datmen ghesaemder hant sal pijnen te verweruene aen die duytsche heren, dat die nyeuwe toolne ghestelt vp die Rijnsche wijnen ofghedaen sal worden of neen, men sal daer voorsien inne van sijde vanbehoorlicken remedie, ende niet ghedooghen datmen in dese landen meer eeneghe nyeuwicheden vp stellen sal, daer mede dat die coopmanscepe beswaert ofte verachtert soude wesen in eenegher manieren. |
[Item, om te verheffen justitie, orde en politie van de stad] Item, om te verheffen justitie, orde en politie van de stad, en ook verzekering van kastelen en burchten die staan binnen het land van Vlaanderen is geadviseerd en geordonneerd dat als gebeuren zal dat men in die plaatsen of steden of kastelen zal stellen nieuwe officiers of kapiteins die in die plaatsen zal wezen gouverneur, provoost, baljuw of schout en andere gelijke hoofden van officie, dat mijn heren van het bloed en van de raad daartoe zullen ordonneren en instellen notabele en deugdelijke personen waarin men geen kwade verdenking durft te hebben en dat tot tevredenheid van de wetten en justitie van de plaatsen daar dat te doen wezen zal. Tenzij dat men bij die schuwt het verlies, gevaar, en ongemak die daarvan zouden mogen komen en gebeuren ter schade en interest van onze natuurlijke heer en prins en van de inwoners van zulke steden of plaatsen. En was het dat bij verzuim, lastig vallen of anderszins ter contrarie geschiedde dat geoorloofd zal zijn die wetten en justitie en de soldaten en bewaarders van die sterkten die niet te ontvangen te andere tijd dat hen behoord daarop anderszins geordonneerd is. Item, we hebben voort beloofd dat was het zo dat in toekomende tijden iemand wie hij was iets eisen of aanspreken wilde mijn heren van de bloed en van de raad of iemand van onze lieden in het algemeen of particulier ter oorzaak van de verandering van dit regiment of van te maken van deze deugdelijke vrede en alliantie of om enige voorleden zaken, hoedanig die zijn mogen, dat we alle gezamenlijke hand en elk apart daartegen vallen zullen en niet gedogen iemand te laten kwellen of te werken in lijf nog in goed, nog anderszins, in wat manieren dat het is. Item, insgelijks hebben we beloofd en beloven ook nog dat was er dat iemand wie dat hij ook was iets praktiseren [fol. CC.xlviij.r] of manipuleren wilde in nadeel van dat regiment of alliantie houden daarvan woorden of spreekt met iemand wie hij was of ontving enige geheime brieven of boodschappen die deze materie aangaan zonder die te kennen te geven die het behoort en dat voldoende bleek dat de correctie en de straf daarvan gedaan zal worden als voorbeeld van alle anderen bij recht en wet die het behoren zal. Item, is voort geadviseerd en besloten en hierbij ordonneren en besluiten bij de autoriteit als boven in bevordering van de koopmanschap dat alle heffingen en tollen nieuw opgesteld, alzo wel te water als de land, zonder weten of toestemming van die staten afgedaan en geweerd zullen worden en dat van nu voortaan de koopman zal mogen voeren zijn waar en koopmanschap van het ene land naar de anderen op de rechte oude tollen en geleide. Item, is voort geadviseerd en besloten dat men gezamenlijke hand zal pijnigen te verwerven aan de Duitser heren dat die nieuwe tollen gesteld op de Rijnse wijnen afgedaan zal worden of neen, men zal daar voorzien in van de zijde van behoorlijke remedie en niet gedogen dat men in deze landen meer enige nieuwigheid opstellen zal waarmee dat ie koopmanschap bezwaart of nadelig zou wezen in enige manieren. |
[Item es voort gheaduiseirt ende ghesloten] Item es voort gheaduiseirt ende ghesloten, omme die grote ongereghelthede dye es in dye munte, datmen gheduerende die onbeiaerthede van onsen prinche ende natuerlicken here slaenende formeren sal eene ghemeen munte binnen den voorseydelande, byder auctoriteyt als bouen, by aduijse ende ouer een draghene vanden meesters vander munte, ende werclieden hemdies verstaende, ende vp sulcken voet alsmen omme den meesten orboor ordonneren sal. Den welcken voet men niet en sal moghenargheren noch veranderen, noch den prijs vanden penninghenhooghen noch neirderen, sonder consent vanden ghemeenenlanden. Ende men sal van nv voort aen munten vp den kethele, ende niet vp boeten of peynen van ghelde, ende in al volghen die preuilegien vanden seluen landen. Item hebben voort belooft, ende belouen elc in tsijne ende also varre alst hem aengaet te onderhoudene en te vulcommene alle goede trayctieten ende paeysen, accoorden endeeendrachticheden, ende alianchien, dye voortijts tusschen die voorseyde landen ofte eeneghe van dien ghemaect hebbengheweist. Ende es ons verstaen dat met deser nyeuwer intelligencie alle die voorseyde tractieten versterct endeghecorroboreirt sijn. |
[Item, is voort geadviseerd en besloten] Item, is voort geadviseerd en besloten om die grote ongeregeldheid die er is in de munt dat men gedurende de minderjarigheid van onze prins en natuurlijke heer slaan en vormen zal een algemene munt binnen het land bij de autoriteit als boven en bij advies en overeenkomen van de meesters van de munt en werklieden die zich dat verstaan en op zulke voet als men om het meeste nut ordonneren zal. Die voet men niet zal mogen verergeren nog veranderen, nog de prijs van de penningen verhogen nog verlagen zonder toestemming van het algemene land. En men zal van nu voortaan munten op den ketel en niet op boeten of straffen van geld in alles volgen de privilegies van die landen. Item, hebben voort beloofd en beloven elk in het zijne en alzo ver als het hem aangaat te onderhouden en te volkomen alle goede traktaten en vrede, akkoorden en eendracht en allianties die voortijds tussen die landen of enige van dien gemaakt zijn geweest. En is ons verstaan dat met deze nieuwe intelligentie alle voorzegde traktaten versterkt en gecorrigeerd zijn. |
[Den eersten dach van Octobre anno.lxxxix] Item ende te dien eynde dat alle die voorseyde saken te bet beleet moghen sijn ten meesten orbore ende profijte van onsen voorseyde gheduchten here, ende weluaert van sijnen landen, ende te belettene alle nieuwigheden diemen in preiudicien vandien soude moghen doen, so hebben wi gheaduiseirt endeghesloten, aduiseren ende sluyten, dat nv voort aen die staten vanalle dye voorseyde landen vergaderen sullen eens des iaers. Te wetene telcken eersten daghe van Octobre, in eenege vandensteden des lants van Brabant, Vlaendren ofte Henegauwe, sonder datmen die selue vergaderinge sal moghen houden twee waruen deen naer dandere in een lant, gheduerende die onbeiaerthede van onsen natuerlicken heere ende Prinche. Tot welcker pleckenalle die voorseyde landen sullen ghehouden worden te seyndene haerlieder ghedeputeirde sonder eenich bescrijuen, die welcke last hebben sullen tontfanghene alle manieren van clachten der generalicheyt vanden voorseyde landen aengaende, omme bydenofficiers ende wethouders vanden seluen plecken daer die ghebreken ghebuert sullen sijn, terstont volgende hare vryhedenende preuilegien ende goede costumen gheremediert te sijne, ofte by haerlieder faulte daer inne voorsien te wordene by mijne voorseyde [fol. CC.xlviij.v] heren vanden bloede ende vanden staten te gadere. Ende voor die eerste dachuaert so es ghesloten die te houden binnen der stadt van Bruessele, ten eersten daghe van Octobre nv eerst commende. In dit iaer.xiiijc.ende.lxxxviij. Ende dandere daer naer, deneersten dach van Octobre anno.lxxxix.binnen der stede vanGhendt. Ende die derde sal ligghen int Iaer xc. te Berghen in Henegauwe, ofte tot sulcker plaetse binnen den seluen lande, als die staten dat sluyten ende ordonneren sullen. Item ende want als eenen yegelicken blijckelic es, aensiende dat die ghebreke, dat die electien die ghedaen worden den prelaturen vanden cloosters, ende ander collegiale kercken in die voorseydelanden, gheen stede noch executie en hebben naer die ghescreuene rechten, maer byden reseruacien generale endespeciale vanden stoele van Roome, somtijts vanden seluenprelaturen ghedisponeirt wort in commanden, of andersins ghegheuen vreimde lieden, dye die selue prelaturen niet en besitten of bedienen, inden handen vanden welcken die selue prelaturen ende godshuysen, dien die selue plaetsen van rechts weghe beuolen sijn te regierene, alle gadere te nyeten gaen, ende godsdienst bi dien vermindert wort ter groter confusie endeschande vanden voorseyde landen, so sluyten wi, dat wi achteruolgende tpreuilegie generael van alle den landen die hant daer aen houden sullen, dat alle die electien ghedaen bydenghenen diet behoort, onderhouden sullen worden ende vaste blijuen. Ende alle commanden ende belastinghen van pencioenenof ander prouisien vanden prelaturen ghedaen teghen die selue electien wederstaen ghesaemder hant, sonder die te latene executie hebben in die selue landen naer onser macht endemogentheyt. |
[De eerste dag van oktober anno 1489] Item, en te dien einde dat al die voorzegde zaken te beter beleid mogen zijn ten meeste nut en profijt van onze geduchte heer en welvaart van zijn landen en te beletten alle nieuwigheden die men in vooroordeel van die zou mogen doen zo hebben we geadviseerd en besloten, adviseren en besluiten dat nu voortaan de staten van alle landen vergaderen zullen eens per jaar. Te weten; te elke eerste dag van oktober in enige van de steden van het land van Brabant, Vlaanderen of Henegouwen zonder dat men die vergadering zal mogen houden twee maal de ene na de andere in 1 land gedurende de minderjarigheid van onze natuurlijke heer en prins. Tot die plek zullen al die landen gehouden worden te zenden hun gedeputeerden zonder enige beschrijven die last hebben zullen te ontvangen alle soorten van klachten die de generaliteit van die landen aangaat om bij officiers en wethouders van de die plekken daar de gebreken gebeurd zijn terstond volgen hun vrijheden, privilegies en goede gebruiken verholpen te zijn of bij hun gemis daarin voorzien te worden bij mijn [fol. CC.xlviij.v] heer van het bloed en van de staten tezamen. En voor di eerste rechtszitting zo is besloten die te houden binnen de stad Brussel, ten eerste dag van oktober nu aankomend in dit jaar 1488. En de andere daarna de eerste dag van oktober anno 1489 binnen de stad Gent. En de derde zal liggen in het jaar 1490 te Bergen in Henegouwen of tot zulke plaats binnen hetzelfde land als de staten dat besluiten en ordonneren zullen. Item, want zoals het iedereen bekend is en aangezien het gebrek dat de electies die gedaan worden de prelaturen van de kloosters en andere collegiale kerken in die landen heen plaats nog uitvoering hebben naar de geschreven rechten, maar bij reservatie generaal en speciaal van de stoel van Rome, soms van dezelfde prelaturen beschikt wordt in gebod of anderszins gegeven vreemde lieden die deze prelaturen niet bezitten of bedienen in de handen waarvan die prelaturen en godshuizen die de plaatsen die hen van rechtswege bevolen zijn te regeren alle tezamen te niet gaan en godsdienst daardoor verminderd wordt ter grote confusie en schande van die landen, en zo besluiten wij achtervolgende het privilegie generaal van alle landen de hand daaraan houden zullen dat alle electies gedaan bij diegene die het behoort onderhouden zullen worden en vast blijven. En alle geboden en belastingen van pensioenen of ander provisies van de prelaturen gedaan tegen diezelfde electies weerstaan gezamenlijke hand zonder die executie te laten hebben in die landen naar onze macht en mogendheid. |
[Item te dien eynde dat alle die voorseyde saken ghestandich ende gheduerich moghen blijuen] [Den.xij.sten dach van Meye. Int iaer ons heren.M.CCCC.ende lxxxviij] Item te dien eynde dat alle die voorseyde saken ghestandich endegheduerich moghen blijuen, so hebben wi desen paeys, alyanchie ende eewege intelligencie gheuasticht elc bysondere by sijneneede, ende ghesworen vp dye heleghe Euangelie gods die te onderhoudene, sonder daer yegens yet te commene, noch vanelck andere te scheedene. Ende waert dat yement faeytelic schiede of bi eeneghe weghen scheeden moeste, so en sal daer omme den seluen paeys ende alianchie niet verstaen sijn gheinfringiert ofte in ghebroken sijnde, ne maer sal altoos blijuenin viguere. Ende hebben gheordonneirt dat alle officiers endewethouders in elc lant, ten aen commene van hueren officie expresselic belouen ende sweeren sullen den seluen paeys endealianchie te onderhouden, sonder in eenegher manieren daer yeghens te commene, onder tdecksel van iusticien of andersins, in wat manieren dattet sy. Ende waert datter yement yeghens quame, dat sullen wy met den heren vanden bloede indermanieren ende naer thuytwijsen vanden artijculen bouenverclaerst wederstaen ten ghemeenen coste, het sy by iusticien of by faeyte, also die materien daer toe ghedisponeirt sullen wesen. Ende noch in meerdere, ende te dien eynde dat eewege memorie hier of si, so heift elck onser dese brieuen beseghelt met sijnenseghele huythanghende, ende hebben ghebeden in alder onderdanichede den seere hooghe ende moghende prinche denConinc van Vranckerijcke, als naeste ende baerblijckenste oyr vanonsen natuerlicken prinche, ter cause vander coninghinne sustere van onsen prinche, dat sijnder princelicker ghenade ghelieue te confirmeirene, ratifierene, ende corborerene den voorseydepaeys ende alianchie met sijnen groten seghele, ende ons te helpen wederstaen met foortsen, als die materie begheeren sal, ende punieren die infractuers van dien bi iusticien ende lemytenvan sijnen Conincrijcke. Hebben voort ghebeden dye andere mijn heren vanden bloede. Te wetene eerweerdich vader in gode Dauid bisschop van Hutrecht, Ian hertoge van Borbon Conincstable van Vranckerijcke, Ian hertoghe van Cleuen, Ian here van Beanyen graue van Cleirmont, mijn here Adolf van Cleuen ende vander maercke heere van Rauesteyn, mer Phelips Cleuen ende vander maercke heere van Rauesteyn, mer Phelips van Cleuen here van Wijnghendale, Anthonis bastaert vanBourgoengien graue van Roche in Ardanen, Phelips van Bourgoengien here van Beueren, Lodewijc van Brugghe here vanden Gruythuyse graue van Wijnczestre, als vrienden ende maghen van onsen gheduchten ende natuerlicken heere vander moederlicker sijde, daen of dye voorseyde landen ghecommen sijn, dat [fol. CC.xlix.r] sy in approbacien ende meerder versekerthede van al dat voorseyde es, huere seghelen hier aen willen hanghen mettenonsen. Ende wi Chaerles metter gracien gods coninc vanVranckerijcke ouermerckende dye grote duecht ende weluaert die onse voorseyde broedere ende onsen neue, ende sijne voorseydelanden ende ondersaten gheschepen es te commene bydenvoorseyde paeys, ende alianchie hebbe ter bede vandenvoorseyde staten dese brieuen ghesegelt met onsen seghele huythanghende, belouende als coninc die te onderhoudene, endealle transgressuers van dier te punierene als voorseyde es. Ende in sghelijcx wi Dauid bisschop van Hutrecht, ende Ian hertoge vanBorbon.etc. siende dat in desen goddelicken paeyse grote duecht gheleghen es als bouen, hebben wi ghesworen ende belouen, endeby desen belouen ende sweeren in alle dese voorseyde sticken ons te voughene metten voorseyde staten ende landen, ende al te doene dat wi als vrienden ende maghen vanden hertoghe Phelips behooren ende schuldich sijn van doene, omme tonderhoudenvan dien in kennessen onse seghelen hier aen ghehanghen. Endees gheseyt ende ghesloten dat in desen paeys ende alianchie begrepen sullen wesen die andere landen van onsen natuerlickenhere ende Prinche, dye welcke nyet present gheweist en hebben, in dese yegenwoordeghe vereenichede. Ende in sghelijcx die vanLuycke, ende die vander stede ende sticht van Hutrecht, endeandere na ghebueren, vp dat hem lieden belieft. Ende omme die versekerthede van deser alianchie nopende die niet present gheweist en hebben, ende in die voorseyde alyanchie begrepensullen willen sijn, worden ghehouden dat te declareirene bi hueren opene brieuen, met hueren seghelen van verbande, die si brijnghen sullen den staten daer si vergadert worden vp dattet hem lieden ghelieft. Ende al waert so dat eeneghe seghels bi verswijmthede, delaye of weygherijnghe van yemende hier aen niet ghehanghen en worde, nochtans sal dye selue alyanchie ende vnye in huer viguer ende foortse blijuen. dit was aldus ghesloten ende ghedaen te Gendt in onse vergaderinghe, den.xij.sten dach van Meye. Int iaer ons heren.M.CCCC.ende lxxxviij. Ende omme dat een yeghelic weten soude dye voorscreuene duechdelicke alyanchie, bi alle den landen ghesloten, so hebbenScepenen van beede die bancken van Ghendt dyt ghescrifte ghedaen stellen in prenten. Ende es dese voorseyde alyanchie ende eendrachtichede gheteekent, eerst huyter name vanden coninck vanden Romeynen, byder handt van mer Ian vander bouuerye heere van Wyere ende van Longlosse, ende mer Ian van Nyeuwenhoue Ruddere, ghedeputeirt. Voort huyter name vanmijn heere van Rauesteyn, mer Phelips van Cleuen here vanWijnghendale, ende mijn heere van Beuere als vanden bloede, by mer Lodewijck van Praet here van Eluerdijnghe Ruddere, Anthonis vander fonteyne schiltknape, ende mer Daneel vanheerzeele heere van Lielare Ruddere, huere ghedeputeirde. Item huyter name vanden staten van Brabant byder hant vanGoossin van Hecke, Secretaris van Bruessele. Item vandenGraefschepe van Vlaendren, Ian Ysengien Wouter soete, beyts, Ian coene, Ian le fransoys vaquiere Ian meere, Ian wijnt, Ian de visch, Vincent van der brugghe. Item van den Graefschepe van Henegauwe, Wandaert herwij. Vanden Graefscepe van Zeelant, Lowijs boom Ian danckaerts sone, Pieter de graue. Item vantgraefschip van Namen, I lodeuoet.etc. |
[Item, te dien einde dat alle voorzegde zaken gestadig en gedurig mogen blijven] [De 12de dag van mei in het jaar ons heren anno 1488] Item, te dien ende dat alle voorzegde zaken gestadig en gedurig mogen blijven zo hebben we deze vrede, alliantie en eeuwige intentie bevestigd en elk apart bij zijn eed en gezworen op het heilige Evangelie Gods die te onderhouden, zonder daar ergens iets tegen te komen nog van elke te scheiden. En was het dat iemand feitelijk scheidde of bij enige manieren scheiden moest zo zal daarom dezelfde vrede en alliantie niet verstaan zijn ingebroken te zijn, nee maar zal altijd van kracht blijven. En hebben geordonneerd dat alle officiers en wethouders in elk land bij het aankomen van hun officie expres beloven en zweren zullen dezelfde vrede en alliantie te onderhouden zonder in eniger manieren daartegen te komen onder het deksel van justitie of anderszins, in wat manieren dat het is. En was het dat er iemand tegen kwam, dat zullen we met de heren van het bloed in de manieren en naar het uitwijzen van de artikels boven verklaard weerstaan te algemene kosten, het zij bij justitie of bij feiten alzo de materie daartoe geschikt zal wezen. En nog in meerder en te dien eind dat eeuwige memorie hiervan is zo is elke van onze deze brieven bezegeld met zijn zegel uitgehangen en hebben gebeden in alle onderdanigheid de zeer hoge en vermogen prins de koning van Frankrijk als naaste en duidelijkste erfgenaam van onze prins, ter oorzaak van de koningin zuster van onzen prins, dat zijn prinselijke genade gelieft te bevestigen, ratificeren en en gebruiken die vrede en alliantie met zijn grote zegel en ons te helpen weerstaan met kracht als de materie begeren zal en straffen de inbrekers ervan bij justitie en limieten van zijn koninkrijk. Hebben voort gebeden de andere mijn heren van het bloed. Te weten; eerwaardige vader in God, David bisschop van Utrecht, Ian hertog van Bourbon, legeraanvoerder van Frankrijk, Ian, hertog van Kleef, Ian, heer van Beanyen, graaf van Clermont, mijn heer Adolf van Kleef en van de Marck, heer van Ravestein, meneer Filips van Kleef en van de Marck, heer van Ravestein, meneerr Filips van Kleef, heer van Wijnendale, Anthonis, bastaard van Bourgondie, graaf van Roche in Ardennen, Filips van Bourgondie, heer van Beveren, Lodewijk van Brugge, heer van de Gruijthuijsen, graaf van Winchester, als vrienden en verwanten van onze geduchte en natuurlijke heer van de moederlijke zijde vanwaar die voorzegde landen gekomen zijn, dat [fol. CC.xlix.r] ze in toestemming en meer verzekering van alles dat gezegd is hun zegel hieraan willen hangen met die van ons. En wij Karel, met de gratie God koning van Frankrijk bemerkt de grote deugd en welvaart die onze broeder en onze neef en zijn landen en onderzaten geschapen is te komen tot die vrede en alliantie hebbe ter bede van die staten deze brieven bezegeld met onze zegel uithangend en beloven als koning die te onderhouden en alle overtreders van die te straffen als gezegd is. En insgelijks wij David, bisschop van Utrecht, en Ian, hertog van Bourbon, etc. zien dat in deze goddelijke vrede grote deugd gelegen is als boven en hebben we gezworen en beloven en bij deze beloven en zweren in al deze voor genoemde stukken ons te voegen met die staten en landen en alles te doen dat we als vrienden en verwanten van hertog Filips behoren en schuldig zijn te doen om het onderhouden van die in erkenning onze zegel hieraan hangen. En is gezegd en besloten dat in deze vrede en alliantie begrepen zullen wezen de andere landen van onze natuurlijke heer en prins die niet present waren in deze tegenwoordige vereniging. En insgelijks die van Luik en die van de stad en sticht van Utrecht en andere naburen opdat het hen belieft. En om de verzekering van deze alliantie nopende die niet present geweest zijn en in die alliantie alliantie begrepen willen zijn worden gehouden dat te declareren bij hun open brieven met hun zegel van verbond die ze brengen zullen de staten waar ze vergaderden opdat het hen gelieft. En al was het zo dat enige zegels bij verzuim, vertraging of weigering van iemand hieraan niet gehangen werd, nochtans zal in dezelfde alliantie en unie in hun kracht en sterkte blijven. Dit was aldus besloten en gedaan te Gent in onze vergadering de 12de dag van mei in het jaar ons heren 1488. En omdat iedereen weten zou die deugdelijke alliantie, bij alle landen besloten, zo hebben schepenen van beide banken van Gent dit geschrift laten stellen in prenten. En is deze alliantie en eendracht getekend eerst uit naam van de koning van de Romeinen bij de hand van meneer Ian van de Boeverie, heer van Wyere en van Longlosse, en meneer Ian van Nieuwenhoven, ridder, gedeputeerde. Voort uit naam van mijn heer van Ravestein, meneer Filips van Kleef, heer van Wijnendale en mijn heer van Beveren als van het bloed bij meneer Lodewijk van Praad, heer van Elverdinge, ridder, Anthonis van de Fonteyne, schildknaap, en meneer Daneel van Herzele, heer van Lilare, ridder, hun gedeputeerden. Item, uit naam van de staten van Brabant bij de hand van Goossin van Hecke, secretaris van Brussel. Item, van het graafschap van Vlaanderen, Ian Ysengien, Wouter Soetebeyts, Ian Coene, Ian le Fransoys Vaquiere, Ian Meere, Ian Wijnt, Ian de Visch, Vincent van der Brugge. Item, van het graafschap van Henegouwen, Wandaert Herwij. Van het graafschap van Zeeland, Lowijs Boom, Ian Danckaerts zoon, Pieter de Graaf. Item, van het graafschap van Namen, I. Lodevoet, etc. |
Hier nae volcht tinhouden vanden paeyse van woorde te woorde. MAximiliaen by der gracien gods Coninck vanden Romeynen, doe te wetene alle denghenen dye nv sijn of naermaels wesen sullen, dat omme of te legghene, ende ten goddelicken endeduechdelicken paeyse te brijnghene alle sulcke gheschillen questien ende diuisien, als sichtent half Ougst herwaerts ghesproten onderhouden ende achteruolcht sijn gheweist tusschen ons ter eender sijde, ende den inghesetene van der stede van Ghendt, metsgaders den inghesetene van Brugghe ende vanIpre, adherende den voorseyde van ghendt, representerende tsamen die drie leden slants van Vlaendren ter andere diueersche com [fol. CC.xlix.v] municatie bi consente van ons ghehouden hebben gheweist, tusschen onsen schonen neue die here van Rauesteyn ende mer phelips sijnen sone, ende die here van Beuere ooc onsen neue, metsgaders den staten vanden landen, van Brabant, Henegauwe, Hollant, Zeelant, Nemen ter eender sijde, ende dye staten van Vlaendren ter andere, so varre dat bi middele endetusschensprekene van eeneghe, ter eeren ende weerdicheyt vangode den vppersten coninc ende actuer van paeyse, compassie ende medelijden hebbende vp tverlies ende sturtinghe vanden kersten bloede, ende vp die grote schade ende interesten die byden voorseyde gheschillen ende diuisien claghelic ghesciet sijn, ende noch meer gheschepen waren te gheschiene, alle te laste ende achterdeele van onsen seere beminden sonde Phelips hertoge van Oostenrijcke, ende van sijne voorseyde landen endeondersaten. Wie al die ghene die altijt meer ten paeyse sijn gheneghen gheweist dan andersins, hebben metten inghesetene ende ondersaten vanden lande ende graefschepe van Vlaendren, gheestelic ende weerlic eenen goeden vasten, ghestandeghen, eendrachteghen ende eeweghen paeys ghemaect ende vrede, midts sekere heerlicke openbare reparacien, die ons die vander stede van Brugghe ghedaen hebben, ende den pointen endecondicien hier naer volghende. |
Hierna volgt de inhoud van de vrede van woord tot woord. Maximiliaan bij de gratie Gods koning van de Romeinen, laat weten al diegenen die nu zijn of later wezen zullen dat om af te leggen en ten goddelijke en deugdelijke vrede te bengel al zulke geschillen, kwesties en verdeling als sinds half augustus herwaarts gesproten, onderhouden en nagevolgd zijn geweest ons ter ene zijde en de ingezeten van de stad Gent, mitsgaders de ingezetene van Brugge en van Ieper, adherent die van Gent, representeren tezamen de drie leden van het land van Vlaanderen ter andere diverse [fol. CC.xlix.v] communicatie bij toestemming van ons gehouden hebben geweest tussen onze schoonneef de heer van Ravestein en meneer Filips, zijn zoon, en de heer van Beveren, ook onze neef, mitsgaders de staten van de landen van Brabant, Henegouwen, Holland, Zeeland, Namen ter ene zijde en de staten van Vlaanderen ter andere, zo ver dat door middel en tussenspreken van enige ter eren en waardigheid van God de opperste koning en acteur van vrede, compassie en medelijden had op het verlies en storten van christen bloed en op de grote schade en interesten die bij die geschillen en verdeling droevig geschied zijn en nog meer geschapen waren te geschieden, alles ten last en nadeel ban onze zeer beminden zoon Filips, hertog van Oostenrijk, en van zijn landen en onderzaten. Wij al diegene die altijd meer ten vrede zijn genegen geweest dan anderszins hebben met de ingezetenen en onderzaten van het land en graafschap van Vlaanderen, geestelijk en wereldlijk een goede vaste, gestadige, eendrachtige en eeuwige rust gemaakt en vrede, mits zekere fatsoenlijke openbare reparaties die ons die van de stad Brugge gedaan hebben en de punten en condities hierna volgen. |
[Item eerst dat dye drye landen slandts van Vlaendren belooft hebben] Item eerst dat dy drye landen slandts van Vlaendren belooft hebben ende sullen ghehouden sijn ons te stellene vp onse voeten ende in onse vryheyt ende liberteyt, omme terstont te vertreckene daert ons ghelieft. Dies sullen wi laten in versekerthede ende in ostaedgien binnen der stede van Brugghe den Margraue vanBaden, ende den hertoge Christoffels in Beyeren. Ende binnen der stede van Ghendt mer Phelips van Cleuen heere van Wijnghendale. Item die welcke Marcgraue, hertoge, ende mer Phelips, ter bede ende begheere van ons sullen sweeren vp thout vanden helegencruyce, ende vp die helege Euangelien, ende ooc vp haer liedereere ende trauwe, dat si huyt dye voorseyde steden niet scheedenen sullen tot anderstont, dat alle die pointen ende articulen begrepen in desen yeghenwoordeghen paeys wel ende duechdelic vulcommen sullen wesen, ende noch in meerder versekerthede hebben begeert ende ghebeden den voorseyde mer phelips, dat waert dat wy eenichsins in ghebreke waren te vulcommene dye selue pointen, of dat yement wie hi ware in faueur van ons of andersins hem veruoorderde eenich belet daer inne te doene, dat in dien gheualle dye selue mer Phelips scheedene van ons, assisteren ende bystaen soude den voorseyde lande vanVlaendren met alle sijnder macht ende cracht yeghen ons endealle den onsen, ontlastende den seluen mer Phelips van alleneeden ende beloften die hi ons ghedaen mach hebben. Ende vandyt aldus te doene ende te vulcommene, sal dye voorseyde mer Phelips eedt doen ende gheuen sijne brieuen den voorseyde lande van Vlaendren sulcke als daer toe dienen ende behooren sullen. Item ende bouen dien hebben gheconsenteirt endegheordonneirt, consenteren ende ordonneren die ghedeputeirde vanden staten vanden landen van Brabant, Henegauwe, Hollant, Zeelant, Namen, ende vander stede van Valenchienes Rijssele, Duway, ende andere yeghenwoordelic vergadert binnen der stede van ghendt, dat si niet en scheeden huyter seluer stedene maer daer blijuen staetwijs, al of som tot den paeys van Vranckerijcke, die vnye ende alianchie tusschen den landen, ende alle andere pointen deser materie aengaende, ghesloten ende versekert sullen wesen. Item hebben belooft ende by desen belouen terstont de doen cesseren alle tvolc van wapenen van onser sijde, van allen den exploten van orloghen, ende tselue volck metsgaders onse garnisoenen te doen scheedene ende vertreckene huyt Vlaendren binnen viere daghen, naer dat wi in onse vryheyt ghestelt sullen sijn. Ende binnen vier daghen daer naer huyt allen anderenlanden of eer, in dien dat moghelick si, ende sullen besorghennoch onder weghe, nyet en sullen roouen noch pilgieren, barnennoch rensoeneren, noch eeneghe andere quaden doen in die voorseyde landen, ende ooc dat si gheene gheuanghene met hem leeden en sullen huyt Vlaendren, ne maer sullen ghehouden sijn dye te stellene ten redelicken rent- fol. CC.l.r] soene, sonder dye te mogen veruoerene. Ende waert dat si die contrarie daden, so sullense die schade verhalen vp tpencioen dat ons die van Brugge ende van Vlaendren gheconsenteirt hebben of consenteren sullen. Item die van Vlaendren sijn ghehouden in sghelijcx te doen cesseirene haerlieder volc van wapenen ende garnisoenen vanallen exploten van orloghen, ende die selue te doen vertreckene huyt alle den landen, ende sullen bewachten dat van hem denseluen lande gheen quaet noch achterdeel en ghebuere. Item te dyen eynde dat wy te bet sullen doen vertrecken endescheeden ons voorseyde volc van wapenen ende garnisoenen, so hebben die voorseyde staten van alle den landen ons gheconsenteirt te betalene binnen eender maent eerst commende, die somme van.xxv.duysent guldenen, te wetene elcken gulden.xl.groten. dat met condicien, dat waert dan tselue garnisoen ende volc niet en vertrocken noch en waren huyt alle den landen binnen den voorseyde tijde, dat in dien gheualle dye voorseyde.xxv.duysent guldenen bekeert sullen worden in betalinghe van anderen volcke van wapenen, omme bi crachte, in dien dat anders niet wesen en mach, tvoorseyde volc te verdrijuene ende te veriaghene, volgende der alianchie die daer of es tusschen die voorseyde landen. Item voorts consenteren ende sullen ghehouden sijn terstont te stellene alle dye sloten ende stercten ende plaetsen van fortresse vanden lande ende Graefschepe van Vlaendren inden handenvanden here vanden bloede, ten profijte van onsen seere endelieue beminden sone omme daer inne ghestelt te sijne sulcke casteleyns ende officiers alst behooren sal, naer die preuilegien vanden landeլ ende byden aduijse ende consente vanden voorseyde drie leden, achteruolghende der seluer alianchie. |
[Item, eerst dat de drie landen het land van Vlaanderen beloofd hebben] Item, eerst dat de drie landen van het land van Vlaanderen beloofd hebben en zullen gehouden zijn ons te stellen op onze voeten en in onze vrijheid en liberteit om terstond te vertrekken daar het ons gelieft. Dus zullen we laten in verzekering en in gijzeling binnen de stad Brugge de marktgraaf van Baden en de hertog Christoffels van Beieren. En binnen de stad Gent meneer Filips van Kleef, heer van Wijnendale. Item, de marktgraaf, hertog en meneer Filips, ter bede en begeren van ons zullen zweren op het hout van de heilige kruis en op het heilige evangelie en ook op hun eer en trouw dat ze uit die stad niet scheiden zullen tot andere tijd dat alle punten en artikelen begrepen in deze tegenwoordige vrede goed en deugdelijk volkomen zullen wezen en nog in meerder verzekering hebben begeerd en gebeden meneer Filips dat was het dat we enigszins in gebreke waren te volkomen in dezelfde punten of dat iemand wie hij was ten gunste van ons of anderszins zich bevorderde enig belet daarin te doen dat hij in dat geval in dezelfde meneer Filips scheidt van ons, assisteren en bijstaan zou het land van Vlaanderen met al zijn macht en kracht tegen ons en allen van ons en ontlasten die meneer Filips van alle eden en beloften die hij ons gedaan mag hebben. En van dit aldus te doen en te volkomen zal die meneer Filips eed doen en geven zijn brieven aan het land van Vlaanderen zulke als daartoe dienen en behoren zullen. Item, en bovendien hebben toegestemd, stemmen toe en ordonneren de gedeputeerden van de staten van de landen van Brabant, Henegouwen, Holland, Zeeland, Namen en van de stad Valenciennes Rijsel, Duway en andere tegenwoordig vergadert binnen de stad Gent dat ze niet scheiden uit die stad, maar daar blijven in de staat al niet en of soms tot de vrede van Frankrijk de unie en alliantie tussen de landen en alle andere punten die deze materie aangaan besloten en verzekerd zullen wezen. Item, hebben beloofd en beloven bij deze terstond de laten verminderen al het wapenvolk van onze zijde, van allen den exploten van oorlog en dat volk mitsgaders onze garnizoenen te laten scheiden en vertrekken uit Vlaanderen binnen vier dagen nadat we in onze vrijheid gesteld zullen zijn. En binnen vier dagen daarna uit alle andere landen of eerder, indien dat mogelijk is, en zullen bezorgen nog onderweg niet zullen roven nog plunderen, branden en losgeld halen, nog enige andere kwaad doen in die landen en ook dat ze geen gevangene met hen leiden zullen uit Vlaanderen, nee maar zullen gehouden zijn de te stellen te redelijk losgeld CC.l.r] zonder die te mogen vervoeren. En was het dat de contrarie deden zo zullen ze de schade verhalen op het pensioen dat ons die van Brugge en van Vlaanderen toegestemd hebben of toestemmen zullen. Item, die van Vlaanderen zijn gehouden insgelijks te laten verminderen hun wapenvolk en garnizoenen van alle exploten van oorlog en die te laten vertrekken uit alle landen en zullen wachten dat van hen van die landen geen kwaad nog nadeel gebeurt. Item, te die einde dat we te beter zullen laten vertrekken en scheiden ons wapenvolk en garnizoenen zo hebben die staten van alle landen ons toegestemd te betalen binnen een maand eert aankomende de som van 25 000 gulden, te weten elke gulden 40 groten en dat met conditie dat was het die het garnizoen en volk niet vertrok nog waren uit alle landen binnen die voorzegde tijd dat in dat geval de 25 000 guldens beheerd zullen in betaling van ander wapenvolk, om met kracht, indien dat niet anders wezen mag, dat volk te verdrijven en te verjagen en volgen de alliantie die er is tussen die landen. Item, voorts toestemmen en zullen gehouden zijn terstond te stellen alle burchten en sterkten en plaatsen van fort van het land en graafschap van Vlaanderen in de handen van de heren van het bloed ten profijt van onze zeer lieve beminden zoon om daarin gesteld te zijn zoՠn kasteleins en officiers zoals het behoren zal naar de privilegies van het land en bij advies en toestemming van de drie leden achtervolgen dezelfde alliantie. |
[Item ter neernster bede vanden voorseyde heren vanden bloede ende van dye ghedeputeirde vanden staten] Item ter neernster bede vanden voorseyde heren vanden bloede ende van dye ghedeputeirde vanden staten, ende ooc ter ootmoedegher bede vanden voorseyde poorters ende inghesetene vander stede van Brugghe hebben gheaboligiert vergheuen endequijte ghescholden teeweghen daghen thouden, ende arrestacie van onsen persoon, metsgaders al tghene datter ghebuert endegheschiet es voren of naer, by wien of hoe in wat manieren het sy, dat vergheuen gheheel ende al, als niet ghebuert. Item des ghelijcx ter bede als bouen, hebben vergheuen al tghene dat byden.iij.leden tslandts van Vlaendren, ende elcken van hem lieden int generale ende partijculiere mesdaen, of mesbuert mach sijn yeghen onsen persoon. Ende adherende den volcke van Brugghe houdende ons ghearresteirt in hueren name, ons doende vyantschap ende orloghe vp hem seluen, of te gadere blamerende of iugerende ons of die onse bi faeyte, bi woorden of andersins, in wat manieren het si, sonder ter cause van dat voorseyde es, of eeneghe andere saken voorleden hem lieden denghereserueirden byden paeyse van Vlaendren ghemaect. Int iaer.lxxxv.noch ander nemmermeer yet te heesschene, te doene, of laten heesschene, int generale noch in tparticuliere, in lijue noch in goede, buyten noch binnen den lande, noch andersins in gheen der manieren. Item die voorseyde van Vlaendren ter contemplacien van ons ende vanden heeren vanden bloede, ende ooc ter begheerte vanden ghedeputeirden vanden staten hebben vriendelick ende liberalick vergheuen ende quijte ghescholden, vergheuen ende schelden quijte by desen alle lachteren, cleenicheden ende vyolencien, die hem lieden ghedaen hebben gheweist huyt causen vanden diuisien, by wien hoe en in wat manieren het sy, sonder eeneghe exceptie ofte reseruacie, alsoo wel in tconsenteren vanden diueerschen settinghen, sonder eendrachtich consent vanden leden als andersins, dat ooc verghetende als niet ghebuert. Ende consenteren dat elck paeysiuelick weder keeren ten sijnen, inden staet dat hijt vinden sal sonder ter cause vanden seluen diuisien hem lieden nemmermeer yet te moghenheesschene of te verwijtene. Item dat alle andere die ter cause of onder tdecsele vanden seluen deuysien gheoffenseirt, gheiniurieirt, ofte gheuyoleirt hebben gheweist in lijue of in goede, ofte ooc andersins, in wat manieren het ooc ghebuert sy, sullen insghelijcx dat oock al [fol. CC.l.v] vergheuen ende al vergheten, sonder nemmermeer questie of vermaen daer of te makene. Item waert bi al dien dat yement handelinghe ghehadt hebbende van eeneghen penninghen, het sy van ons ofte van onsen beminden sone, ofte van eeneghen landen, steden of Casselryen hem ghemessuseirt hadde in sijne voorseydeadministratie, ende dat ment beuonde dat hi gheappliquiert hadde te sijnen singulieren profijte eenege van den voornomden penninghen, sal ghehouden sijn daer of te verantwoordene endete rechte te stane daert ende alsoot behooren soude. Item waert ooc dat yement voor die diuisien sonder cause of redene bi verdreeghinghe, foortse, of crachte, quade listen of practijcken ghecreghen hadde van yemende eenich goet, het sy seluere, ghelt, huysen, landt of andere yuweelen, of cattheylen, die sal insghelijcx ooc ghehouden sijn te antwoordene daert behooren sal, ende recht te ghenietene vp dye restitucie vandenseluen goede of ghelde ciuylick sonder meer. |
[Item, ter vlijtige bede van die heren van het bloed en van de gedeputeerden van de staten] Item, ter vlijtige bede van die heren van het bloed en van de gedeputeerden van de staten en ook ter ootmoedige bede van de poorters en ingezetene van de stad Brugge hebben amnestie, vergeven en kwijt gescholden te eeuwige dagen te houden en arrestatie van onze persoon, mitsgaders al hetgeen dat er gebeurd en geschied eis voor of na bij wie of hoe in wat manieren het is, dat vergeven geheel en al, als niet gebeurt. Item, desgelijks ter bede als boven, hebben vergeven al hetgeen dat bij de 3 leden van het land van Vlaanderen en elk van hen in het algemeen en apart misdaan of misdoen mag zijn tegen onze persoon. En adherent het volk van Brugge die ons gearresteerd hield in hun naam en ons vijandschap deden en oorlog op zichzelf of tezamen en blameerde of berechtte ons bij feiten, bij woorden of anderszins, in wat manieren het is, zonder ter oorzaak van dat voorzegde is of enige andere zaken voorleden hen de gereserveerde bij vrede van Vlaanderen gemaakt in het jaar 1485, nog ander nimmermeer iets te eisen, te doen of laten eisen in het algemene nog particulier in lijf, nog in goed, buiten nog binnen het land, nog anderszins in geen der manieren. Item, die van Vlaanderen ter beschouwing van ons en van de heren van het bloed en ook ter begeerte van de gedeputeerden van de staten hebben vriendelijk en liberaal vergeven en kwijt gescholden, vergeven en schelden kwijt bij deze alle schande, kleineringen en geweld die hen gedaan is geweest uit oorzaak van verdeling, bij wie, hoe en in wat manieren het is, zonder enige uitzondering of reservatie alzo wel in toestemmen van de diversen omslagen, zonder eendrachtige toestemming van de leden als anderszins, dat ook vergeten als niet gebeurt. En toestemmen dat elk vredelievend weer naar zijn huis keert in de staat dat hij het vinden zal zonder ter oorzaak van dezelfde verdeling hen nimmermeer iets te mogen eisen of te verwijten. Item, dat alle anderen die ter oorzaak of onder het deksel van die verdeling offensief, berecht en verkracht zijn geweest in lijf of in goed of ook anderszins, in wat manieren het ook gebeurd is, zullen insgelijks dat ook al [fol. CC.l.v] vergeven en al vergeten, zonder nimmermeer kwestie of vermanen daarvan te maken. Item, was het bij al dien dat iemand handeling gehad had van enige penningen, hetzij van ons of van onze beminde zoon of van enige landen, steden of ambtsgebieden zich gemist had in zijn administratie en dat ment bevond dat hij aangebracht had tot zijn eigen profijt enige van die penningen, zal gehouden zijn daarvan te verantwoorden en terecht te staan daar het en alzo het behoren zou. Item, was het ook dat iemand voor die verdeling zonder oorzaak of reden bij bedreiging, geweld of kracht kwade listen of praktijken gekregen had van iemand enig goed, hetzij zilver, geld, huizen, land of andere juwelen of vee die zal insgelijks ook gehouden zijn te antwoorden daar het behoren zal en recht te genieten op de restitutie van die goederen of geld civiel zonder meer. |
[Item voort om sekere redenen ons daer toe mouerende] Item voort om sekere redenen ons daer toe mouerende, ende sonderlinge omme te schuwene alle questien, ende die ter cause vander appellacie gheinterdicteirt bi die van Vlaendrengheschepen ware te rijsene, so hebben wy ter begheerten als bouen gherenonciert, ende sijn of ghegaen renoncieren, endegaen of bi desen, van onsen momboorschepe ende voochdye in Vlaendren. Ende hebben gheslaect ende ontsleghen van allen eeden die selue van Vlaenderen, die sy ons in dye qualiteyt of andersins ghedaen moghen hebben. Ende consenteren dat tvoorseyde lant ende Graefschap in alle sijne leden sal voortaen sijn gheregiert ende ghegouuerneirt onder den name van onsen beminden sone, also wel in souuereyniteyten in administracien van iusticien als ander sins bi aduijse vanden voorseyde heren vanden bloede vander moederlicker sijde. Ende van sulcken Rade als dye voorseyde heren daer toe stellen ende ordonneren sullen, bi consente ende aduijse vanden voorseyde drie leden ende statenvan Vlaendren, achteruolghende der eendractichede voren ghenomt. Item midts welcker Renonciacie, dye voorseyde van Vlaendrenhebben ons gheconsenteirt iaerlicx te gheuene om ons onderhout, die somme van ponden, te wetene elc pont van.xl.groten,gheduerende dye onbeiaertheyt van onsen sone, die welcke wi heffen sullen byder hant vanden ontfanghere van Vlaendren ten.ij.paeymenten siaers, te wetene deene helft telckenkersauende, ende dandere te sint Ians daghe midsomers. Waer of dat teerste paeyment vallen sal te kersauende nv eerst commende, sonder dat wi yet meer sullen moghen heesschen of heffen in tvoorseyde lant ende graefschip van Vlaendren. Endemidts desen sullen alle die achterstellen die men ons schuldich wesen mach, ter cause vanden subuencien of beden voorleden ofte andersins quijte sijn. Item hebben verclaerst ende verclaersen dat wy niet en pretenderen eenich recht van proprieteyt of andersins in tlant ende graefscip van Vlaendren, ende hebben belooft ende belouendat wi daer of niet meer scrijuen noch draghen en sullen den tijtele of wapene. Item wi accepteren den paeys die den coninc van Vranckerijcke gheapprobeirt heift bi sijne opene ende beslotene brieuen den voorseyde drie leden slandts van Vlaendren, ende allen anderen die hem met den seluen drie leden slants sullen willen voughen, verclarende aen den paeys vanden iare.lxxxij. Ende sijn te vreden dat alle die andere landen hem lieden verclaersen omme denseluen paeys. Ende wi sullen confirmeren ende ratifieren endeonderhouden sonder in breken, alle tghene dat bi onsen ambassaduers (vp dat wy daer eeneghe seynden) of byden ambassaduers vanden seluen staten ghemaect ende ghesloten sijn sal. Item hebben voort belooft, ende noch belouen den persoon vanonsen beminden sone te stellene inden handen vanden herenvanden bloede vander moederlicker sijde, omme voort aen eerlic gheregiert ende onderhouden te sijne, vp den staet die men hemmaken ende ordonneren sal, ende ooc veruoert van lande te lande by tijde ende bi ordene, also dat tanderen tijdengheconsenteirt ende gheaduiseirt heift gheweist ofte alsoomenom tbeste aduiseren sal, makende den seluen staet ten onderhoudene, van den welcken die staten van alle den lande con- [fol. CC.li.r] tribueren sullen bi rate ende bi porcie. Item hebben belooft ende belouen te ontlastene die voorseydevan Vlaendren, ende quijte te houdene yeghens onsen voorseydebeminden sone, ende yeghen alle ander diet naermaels aengaen soude moghen van alsulcke yuweelen ende tapijtseryen, als wi naer den voorseyde paeys vanden iare.lxxxv.ghecreghen huyt hueren handen, toebehoorende onsen voorseyde sone. |
[Item, voort om zekere redenen ons daartoe moveren] Item, voort om zekere redenen ons daartoe moveren en vooral om te schuwen alle kwesties en die ter oorzaak van het beroep verboden bij die van Vlaanderen en geschapen ware te rijzen zo hebben we ter begeerten als boven afstand gedaan en zijn afgegaan af te zien en gaan af bij deze, van onze voogdijschap en voogdij in Vlaanderen. En hebben ontslaan en ontslagen alle eden van die van Vlaanderen die ze ons in die kwaliteit of anderszins gedaan mogen hebben. En stemmen toe dat het land en graafschap in al zijn leden voortaan zal zijn geregeerd en onder gouverneur onder de naam van onze beminde zoon alzo wel soeverein in administratie van justitie als anderszins bij advies van die heren van het bloed van de moederlijke zijde. En van zulke raad als die heren daartoe stellen en ordonneren zullen, bij toestemming en advies van de drie leden en staten van Vlaanderen, achtervolgen de eendracht voren genoemd. Item, mits welke afstand doen hebben die van Vlaanderen ons toegestemd om ons onderhoudt de som van x ponden, te weten elk pond van 40 groten gedurende de minderjarigheid van onze zoon die we heffen zullen bij de hand van de ontvanger van Vlaanderen te 2 betalingen per jaar, te weten, de ene helft te elke Kerstavond en de andere te Sint Jans dag midzomers. Waarvan de eerste betaling vallen zal te Kerstavond nu eerst komend, zonder dat we iets meer zullen mogen eisen of heffen in het land en graafschap van Vlaanderen. En mits deze zullen alle achterstellen die men ons schuldig wezen mag, ter oorzaak van de bijstand of beden voorleden of anderszins, kwijt zijn. Item, hebben verklaard en verklaren wat we niet en pretenderen enig recht van bezit of anderszins in het land en graafschap van Vlaanderen en hebben beloofd en beloven we daarvan niet meer te schrijven nog dragen zullen het titel of wapen. Item, we accepteren de vrede die de koning van Frankrijk vergund heeft bij zijn open en besloten brieven die drie leden van het land van Vlaanderen en alle anderen die hem met dezelfde drie leden van het land zullen willen voegen, verklaard aan de vrede van het jaar 1482. En zijn tevreden dat alle andere landen zich verklaren om dezelfde vrede. En we zullen bevestigen en ratificeren en onderhouden zonder in te breken al hetgeen dat bij onze ambassadeurs (opdat we daar enige zenden) of bij ambassadeurs van die staten gemaakt en besloten zal zijn. Item, hebben voort beloofd en nog beloven de persoon van onze beminden zoon te stellen in de handen van de heren van het bloed van de moederlijke zijde om voortaan fatsoenlijk geregeerd en onderhouden te zijn op de staat die men hem maken en ordonneren zal en ook gevoerd van land tot land bij tijd en bij orde alzo dat te anderen tijden toegestemd en geadviseerd is geweest of alzo men het beste adviseren zal en maken dezelfde staat ten onderhouden, waarvan de staten van alle lande contribueren [fol. CC.li.r] zullen bij rating en bij portie. Item, hebben beloofd en beloven te ontlasten die van Vlaanderen en vrij te houden tegen onze beminde zoon en tegen alle anderen die het later zouden mogen aangaan van al zulke juwelen en tapijten zoals we na die vrede van het jaar 1485 kregen uit hun handen en toebehoren aan onze zoon. |
[Item die voorseyde van Vlaendren] Item die voorseyde van Vlaendren, also wel in generale als int particulare sullen blijuen in al hueren rechten, preuilegien, vryheden, costumen, ende vsaegien, sonder te lettene of ooghemerck te hebbene vp tghene dat ghedaen mach wesen in preiudicien vanden seluen rechten of preuilegien, in wat manieren dattet sy. Ende sullen alle brieuen van obligacien of anders ghemaect ter contrarien, weder ghegheuen sijn als ghecasseirt ende te nieten. Ende hebben voort belooft ende belouen dat wi nemmermeer ende sullen doen noch procurerenghedaen te sijne directelic of indirectelic eenege saken die commen of keeren souden moghen in preiudicien, schade, endeachterdeele vanden voorseyde lande ende graefschepe vanVlaendren, noch ooc den coopman of der coopmanscepe vandenseluen Ende in dien dat eeneghe sake ghedaen es ter contrarie bi ons bi onsen, het sy gheestelicke sensuren of andersins, die sullen wy terstont wederroupen ende te nieten doen. Ende wi sullen ghenen brieuen van versekertheden alle den cooplieden, endeandere diese heesschen sullen, omme vredelic te mogen gane ende te conuerseirene in huere coopmanschepen, ende andersins in dye duytsche landen, ende eldere al omme, sonder ter cause vanden saken voorleden ghetrauelgiert noch ghemolesteirt te sijne in lijue noch in goede, noch andersins in wat manieren dattet sy. [Item ende omme die versekerthede van al dies voorseyde es] Item ende omme die versekerthede van al dies voorseyde es, wi sullen sweeren vp die heleghe Euangelie, vp thelich hout des cruys, vp tcanon vander messe, ende vp dat helege sacrament, dat wi sonder inbreken sullen onderhouden ende vulcommen die voorseyde tractiet van pointe te pointe, sonder nemmermeer te procureiren noch te doen procureirene ter contrarie, ons stellende ende submitterende tallen kerckelicken censuren, niet yeghenstaende dye preuilegien die wi als nv coninck vandenRomeynen moghen hebben ter contrarien. Item ende bouen dyen sullen ter begheerte van ons onse heleghe vader den paeus, den Keyser onsen beminden vadere, ende die.vij.Curuoorsters, die voorseyde heeren vanden bloede, ende die voorseyde staten van alle die landen ten contentemente van die van Vlaendren, ende ooc die bisschoppen van Vtrecht ende van Luycke, ende die hertoghe van Cleuen ende vanGhulicke confirmeren den seluen paeys met hueren openenbrieuen ende seghelen, ende dien belouen te onderhoudene, endeons gheen assistencie noch bystant te doene ter contrarie. Endedaer toe mede die voorseyde bisschoppen van Vtrecht ende vanLuycke, metsgaders den Hertoghe van Ghulicke ende van Cleuensullen belouen ende hem lieden verbinden niet te gheuene eenege passaegien duer huerlieder landt ofte Riuieren eeneghen volcke van orloghen dat souden willen commen vp Vlaendren. Item ende voortconsenteren wi, dat waert so dat god behoe, dat wy in eenegher manieren yet daden of ghedoochden te doene yeghens dyt tractiet, of eenich point van dien, dat in dat caes sonder ander of meer declaracien daer of te doene, dye voorseydeheren vanden bloede, die heeren vander oordenen vanden gulden Vlyese, staten ende inghesetene vanden voorseyde landen, sullen ipso facto nv als dan ende dan als nv ontsleghen sijn van hueren eede, ende oock ontlast van alle beeden subueniencien, pencioenen, of andere lasten ons gheconsenteirt of te consenteirene, ende van alle achterstellen van dien. Ende in sghelijcx dye van Vlaendren van haren pencioene voorseyde. Ende die voorseyde andere landen ende steden van onser subiectie ende onderdanichede sullen ghehouden sijn te assisteirene ende succoereirene die voorseyde van Vlaendren. Ende van dan voort sullen ghegouuerneirt ende gheregiert sijn onder den name van onsen beminden sone bi die voorseydevanden bloede, ende byden Rade int lant, also die van Vlaendren nv gheregiert worden. [fol. CC.li.v] |
[Item, die voorzegde van Vlaanderen] Item, die voorzegde van Vlaanderen alzo wel in het algemeen als particulier zullen blijven in al hun rechten, privilegies, vrijheden, gebruiken en gewoontes zonder te letten of oogmerk te hebben op hetgeen dat gedaan mag wezen in vooroordeel van die rechten of privilegies in wat manier dat het is. En zullen alle brieven van verplichtingen of anders gemaakt ter contrarie terug geven zijn als opgehouden en te niet. En hebben voort beloofd en beloven dat we nimmermeer zullen doen nog procureren zullen direct of indirect enige zaken die komen van keren zouden mogen in vooroordeel, schade en nadeel van dat land en graafschap van Vlaanderen, nog ook de koopman of de koopmanschap er van. En indien dat enige zaak gedaan is ter contrarie van ons en de onzen, hetzij geestelijk censuur of anderszins, die zullen we terstond herroepen en te niet doen. En ze zullen geen brieven van verzekering alle kooplieden en anderen die ze eisen zullen om vredig te mogen gaan en te converseren in hun koopmanschap en anderszins in de Duitse landen en elders alom, zonder ter oorzaak van de zaken voorleden gekweld nog gemolesteerd te zijn in lijf nog in goed, nog anderszins in wat manieren dat het is. [Item, en om verzekering van alles dat er gezegd is] Item, en o om de verzekering van alles dat er gezegd is zullen we zweren op het heilige evangelie, op het heilige hout van het kruis, op de canon van de mis, op het heilige sacrament dat we zonder inbreken zullen onderhouden en volkomen die traktaat van punt tot punt zonder nimmermeer te procederen nog te laten procederen ter contrarie en stellen ons en submitterende te alle kerkelijke censuur, niet tegenstaande de privilegies die we als nu koning van de Romeinen mogen hebben ter contrarie. Item, en bovendien zullen ter begeerte van ons onze heilige vader de paus, de keizer, onze beminde vader en de 7 keurvorsten, die heren van het bloede en die staten van alle landen ten tevredenheid van die van Vlaanderen en ook de bisschoppen van Utrecht en van Luik en de hertog van Kleef en van Gulik dezelfde vrede bevestigen met hun open brieven en zegel en die beloven te onderhouden on geen assistentie nog bijstand te doen ter contrarie. En daartoe mede die bisschoppen van Utrecht en van Luik mitsgaders de hertog van Gulik en van Kleef zullen beloven en hen verbinden niet te geven enige passage door hun land of rivieren enig volk van oorlog dat zou willen komen op Vlaanderen. Item, en voort stemmen we toe, was het dat God dat behoedt, dat we op enige manieren iets deden of gedoogden te doen tegen dit traktaat en enig punt ervan dat in die zaak zonder ander of meer declaratie daarvan te doen die heren van het bloed, de heren van de orde van het gulden vlies, staten en ingezetene van die landen zullen door het feit zelf nu als dan en dan als nu ontslagen zijn van hun eed en ook ontlast van alle beide subsidie, pensioenen of andere lasten ons toegestemd of toestemmen en van alle achterstal van dien. En insgelijks die van Vlaanderen van hun pensioen voorzegde. En die andere landen en steden van onzer onderwerping en onderdanigheid zullen gehouden zijn te assisteren en bijstand te doen die van Vlaanderen. En van dan voort zullen gouverneren en geregeerd zijn onder de naam van onze beminden zoon die van het bloed en bij de raad van het land alzo die van Vlaanderen nu geregeerd worden. [fol. CC.li.v] |
[ Item dit yeghenwoordich tractiet van paeyse sal gheconfirmeirt sijn by den coninc vanVranckerijcke] Item dit yeghenwoordich tractiet van paeyse sal gheconfirmeirt sijn by den coninc van Vranckerijcke als naeste ende barblijckelicste oyr van onsen voorseyde beminden sone, ter cause vander Coninghinne Margriete onse beminde endeweerdegher dochter. Item ende waert so dat dit tractiet van paeyse gheuyoleirt of inghebroken worde, by wien het ware, dye selue sal ghecorrigiert ende ghepuniert worden in exempele van allen anderen, so waer dat hi vonden of ghecreghen worde, als infractuer ende breker van paeyse. Item waert ooc dat naermaels bi eeneghe vanden contractantendit tractiet inghebroken worde in eeneghe van sijnen pointen of artijculen, dat nochtans tselue tractiet van paeyse blijuen sal in sijn cracht. Ende men sal reparacie van dien moeten veruolghen by iusticien, sonder te procedeirene bi weghe van faeyten. |
[ Item, dit tegenwoordig traktaat van vrede zal bevestigd worden bij de koning van Frankrijk] Item, dit tegenwoordig traktaat van vrede zal bevestigd worden bij de koning van Frankrijk als naaste en blijkbaarste erfgenaam van onze beminden zoon ter oorzaak van koningin Margriet, onze beminde en waardige dochter. Item, en was het zo dat dit traktaat van vrede verkracht of ingebroken wordt, bij wie het is, diezelfde zal gecorrigeerd en gestraft worden als voorbeeld van alle anderen zo waar dat hij gevonden of gekregen wordt als inbreker en breker van vrede. Item, was het ook dat later bij enige van de contractanten dit traktaat ingebroken wordt in enige van zijn punten of artikels. Dat traktaat van vrede zal in zijn kracht blijven. En men zal reparatie van dien moeten vervolgen bij justitie, zonder te procederen bij wegen van feiten. |
Item waert ooc dat eenege vanden voornomden Princhen ofte andere, by delaye ofte negligencie of andere ghebreken sijne besegeltheyt niet en gaue so voorseyde es, dat nochtans tvoorseyde tractiet nyet sijnen sal van minder effecte. Ende het sy so dat wi compassie ende medelijden hebbende metten aermenvolcke, begheerende te schuwene ende te beletten alle die quadendie bi diuisien ende orloghen upcommen sijn ende achteruolcht hebben. Ter eeren ende Reuerencie van gode ende van sijne ghebenedyde moedere gheconsenteirt, gheagregeirt, gheconfirmeirt ende gheapprobeirt, ende bi deser yegenwoordeger consenteren, agregeren, confimeren, endeapproberen, ende ter goeder trauwen in conincx ende princelicke woorden, beloue te houdene ende te doen houdene desen paeys in alle sijne pointen ende artijculen hier voren verclaerst, ende by ons veraccoordeirt ende belooft, sonder nemmermeer te doene of te commene yeghen den voorseyde de paeys ofte eeneghe vandenpointen ende artijculen van dien. Ende omme dat ghestandich ende onuerbrekelic te onderhoudene, wi hebben onse landenende conincrijcke ghesubmitteirt, ende submitteren tot allen peynen ende gheestelicke censuren, niet yeghenstaende dies wi ter contrarie van dien moghen hebben. Ende vp dat so ghebuerde, twelcke god voorhoeden wille, dat by ons of andere van onsen weghe yet ghedaen worde yeghens ende in contrarie vandenvoorseyde tractieten, wi consenteren, willen, ordonneren, endebeuelen den princhen hier voren ghenomt, ende die drie statenvanden lande van Brabant, Lymburch, Lutcenburch, Gheldre Holland, Zeelant, Henegauwe, Namen, ende Zutphen, die stede van Valenchienes, van Mechelen, dat alle faueur endebystandichede by hem lieden in dat gheual bi effecte ghedaen ende ghedreghen sy yeghens ons den voorseyde vanden drie leden van Vlaendren ende hueren adherenten, te dien eynde dat die voorseydede paeys in alle sijne pointen ende artijculen onderhouden sy. Ende dat dye inbroken ende infractien vp datter eeneghe waren, worden moghen gereduceirt ende gherepareirt. Ende omme dit te bet te doene sonder eeneghe note of begrijp, hebben in tvoorseyde gheual die voornomde onsen schoonen neuen, ende neue hier voren ghenomt, ende die staten vandenvoorscreuen landen die bi onser ordonnancie ende beuele met ons seghelen sullen desen yegenwoordeghen paeys, of daer of gheuen hare brieuen apaert gheabsolueirt ende gheslaect, absolueren ende slaken van hueren eeden die si tonswaert hebben. So eest dat wi ontbieden ende beuelen onsen lieuen endeghetrauwen Cancelier ende den lieden van onsen groten Rade, den Cancelier ende lieden van onsen Rade in Brabant, onse stedehouders, ende Raden van Lutcenburch, van Gheldre, vanHollandt, Zeelant, Henegauwe, ende Namen, ende alle andere iusticiers ende officiers, ende elcken van hem lieden dat si den voornomden paeys onderhouden ende doen onderhouden, endeelck point ende artijcule van dien, sonder daer yeghens yet te commene ofte te doen ghedooghen ghedaen te sijne in eenegher manieren, wantet ons also ghelieft, ende ghedaen willen hebben. Ende omme dieswille datmen van desen yegenwoordeghen sal hebben te doene in vele diueersche plecken, wi willen dat die copyen van desen of eeneghe pointen van dyen, onder den seghele auctentijc ghelooue ghegheuen sy als den originale Endete dien eynde dat alle saken vast ende van [fol. CC.lij.r] weerden, ghestandich ende gheduerich blijuen, wi hebben onsen segele hier aen doen hangen. Ende in meerder vasticheyt endeversekerthede van den saken voorseyde, hebben gebeden onsen schonen neue die heere van Rauesteyn ende mer Phelips sinensone die here van Beuere ooc onsen neue Ende in sghelijcx die Prelaten, edele, ende steden vanden voornomden landen vanBrabant, Lutcenburch, ende Gheldre, Henegauwe, Hollant Zeelant, Namen, ende Zutphen, Valenchiene, ende Mechelen ooc huere seghelen metten onsen hier aen te hanghene. Twelcke wi Adolf van Cleuen, her vander Marcke, here van Rauesteyn, Phelips van Cleuen ende vander Marcke here van Wijnghendale, Phelips van Bourgoengien, here van Beueren Goossin abt vanAffelghem, Maertin abt van sinte Bernaerts, Marck abt vanGrimberghe, Diederick abt van Paercke, Anthonis van Brabant Rudder, Aernout van Heurne here van Brunen, Willem vanFonteynes here van Mylan, Ian van Gauere, Pieter van herbays, Ian bornaedge, here van parcke, Rudders, daneel bucxhooren, Burchmeestere, Ian pinnoc Rudder, Michiel Absoloens rudder, Phelips van nyle, Pencionris ghedeputeirde vander stadt vanLueuene Roelant de mol Rudder, Heyndric de mol Burchmeestere, Ian eeuvliet Rudder, Pieter van obeerghe, Arent de scrapere, Gheeraert vanden hecke, Pencionaris ghedeputeirde vander stadt van Bruessele, Maertin van Roode, Symon van Gheele, Goort vanDommele, Pencionaris ghedeputeirde van der stadt vanTshertoghenbossche, Ian vander Cappelle, ghedeputeirt vander stadt van Thienen, Heyndrick, ghedeputeirt vander stadt vanLeeuwen, Wouter steuins, ghedeputeirt vander stadt van Nyuele, al te samen representerende die drie staten van Brabant Raphael die bisscop van Rocence abt van sinte Baefs, Phelips abt van sinte Pieters, Gheeraert abt van Eenhaem, Willem abt van Boudeloo, Raese abt van Dronghene Clement proost van.s.Maertins Typre, Pieter bogaert Deken van.s.Donaes in Brugghe, Pieter van Brugge proost in Ronche, Wouter here vander Gracht Rudder, Ian vanStauele.R.here van Iseghem, Colaert van haelwijn.R.here vanBoesijnghen, Adriaen vander Gracht.R.here van Scardam, Cornelis vanden Bare heere van Moscron, Ian van claerhout here vanPithem, Andries vander woestijne here van Beselare, Ioos vander woestijne here van Beselare, Ioos vander poorte heere vanMorslede, Adriaen vileyn R.here van Reeseghem, Gheeraert van hanghereel, Ian de pic, Iacob vanden hulle, Pieter Ghijselins ouerdeken, Lieuin de moor Deken vander weuerye van ghendt, Ioos de deckere Burchmeestere, Ian vander lende, Steuin vander gheinst, Ian beyts pencionaris. Ghedeputeirde van Brugghe, Pieter die lange, Andries palijnc, Ian die coene. ghedeputeirde van Ipre, Hughe gantoys Ian die latre, Ian fransoys pencionaris. Ghedeputeirde van Rijssele, Ame pinchon Ian de la vaquerye. Ghedeputeirde van Duway, Aernout van Scoresse.R.Ian die wulf, Ian meere. Ghedeputeirde van Oudenaerde, Gheeraert de splijtre, Ghedeputeirt van Aelst, alle te samen representerende die drie staten slants van Vlaendren Willem abt van Omont, Anthonis abt van bon esperanche, Michiel de chaers.R.here van cleerphay, Zebaer pieters, Christoffels gautiers, Seruaes wandaert. Ghedeputeirde van Berghen in Henegauwe, Anthonis van Chenis schiltknape, Thomaes de corouble, Govert heruy. Ghedeputeirde van Valenchiene, al te samen representerende die drie statenvanden graefscepe van Henegauwe, Ian Iacobs sone penneman, huyter name vanden prelaet van Middelburch, Cornelis wissezuene, Cornelis boom, Dieric cornelis sone, Clays Iacobs sone. Ghedeputeirde van Siericxee, Ian Diericx sone, ende Pieter die graue. Ghedeputeirde van Rommerswale, Pieter simoens sone, ende Ian gabriels sone. Ghedeputeirde vander goes Guy Ians sone, ende heyndrick Ians sone. Gedeputeirde van Toolne, alte samenrepresenterende die drie staten vanden graefscepe van Zeelant, Ian de lespijne, Loy lodeuoet, ende Ian sosilion. Ghedeputeirde huyter name van den staten van Namen ghedaen, hebbenghegheuen in die stede van Brugge onder onsen groten seghele, den.xvi.dach van Meye. Anno lxxxviij.ende ons Rijcx inden derden iare aldus gheteekent onder den Ploy Maximilianus, endevp den Ploy par le Roy Hauweel. [fol. CC.lij.v] |
Item, was het ook dat enige van de voornoemde prinsen of anderen door vertraging of onverschilligheid zijn bezegeling niet gaf zo gezegd is, dat nochtans dat traktaat niet van minder effect zal zijn. En het is zo dat we compassie en medelijden hebben me het arme volk en begeren te schuwen en te beletten alle kwaden bij verdeling en oorlog opgekomen te zijn en achtervolgd hebben. Ter eren en referentie van zijn gezegende moeder toegestemd, toegevoegd, bevestigd en bij deze tegenwoordig toestemmen, samenvoegen , bevestigen en te goede trouw in koning en prinselijke woorden beloven te houden en te laten houden deze vrede in al zijn punten en artikels hiervoor verklaard en bij ons geaccordeerd en beloofd, zonder nimmermeer te doen of te komen tegen die vrede of enige van de punten en artikels van dien. En omdat gestadig en onbreekbaar te onderhouden hebben we onze landen en koninkrijk gesubmitteerd, en submitteren tot allen straffen en geestelijke censuur, niet tegenstaande dat we ter contrarie van die mogen hebben. En opdat het zo gebeurde, wat God verhoeden wil, dat bij ons of andere vanwege ons iets gedaan werd tegen en in contrarie van het traktaat stemmen we toe en willen, ordonneren en bevelen de prins hier voren genoemd en die drie staten van het land van Brabant, Limburg, Luxemburg, Gelre, Holland, Zeeland, Henegouwen, Namen en Zutphen, de stad Valenciennes, van Mechelen, dat alle gunsten en bijstand door hen in dat geval bij effect gedaan en gedragen is tegens en de drie leden van Vlaanderen en hun adherenten, te dien einde dat die vrede in al zijn punten en artikels onderhouden is. En dat de inbreuken en afwijkingen, opdat er enige waren, worden mogen gereduceerd en gerepareerd. En om dit te beter te doe zonder enige nood en begrip hebben in dat geval die voornoemde onze mooie neven en neef hiervoor genoemd en de staten van de landen die bij onze ordonnantie en bevel met onze zegel zullen deze tegenwoordige vrede of daarvan geven hun brieven apart geabsolveerd en geslaakt, absolveren en slaken van hun eden die ze tot ons hebben .Zo is het dat we ontbieden en bevelen onze lieve en getrouwe kanselier en de lieden van onze grote raad, de kanselier en lieden van onze raad Brabant, onze stadhouders en raden van Luxemburg, van Gelre, van Holland, Zeeland, Henegouwen en Namen en alle andere justitie en officiers en elk van hen dat ze die vrede onderhouden en laten onderhouden en elk punt en artikel er van zonder daar iets tegen te komen of te laten gedogen te doen in enige manier, want het ons alzo gelieft en gedaan willen hebben. En omdat men van deze tegenwoordige zal hebben te doen in vele diverse plekken willen we dat de kopien hiervan of enige punten van die onder de zegel authentiek geloof gegeven is als het originele. En te dien einde dat alle zaken vast en van [fol. CC.lij.r] waarde, gestadig en gedurig blijven hebben we onze zegel hieraan laten hangen. En in meer vastheid en verzekering van die zaken hebben gebeden onze mooie neef de heer van Ravestein en meneer Filips, zijn zoon, de heer van Beveren, ook onze neef. En insgelijks de prelaten, edelen, en steden van de landen van Brabant, Luxemburg en Gelre, Henegouwen, Holland Zeeland, Namen en Zutphen, Valenciennes en Mechelen ook hun zegel met die van ons hieraan te hangen. Wat wij Adolf van Kleef, heer van de Marck, heer van Ravestein, Filips van Kleef en van de Marck, heer van Wijnendale, Filips van Bourgondie, heer van Beveren, Goossin, abt van Affligem, Maertin, abt van Sint Bernard, Marck, abt van Grimbergen, Diederick, abt van Paercke, Anthonis van Brabant, ridder, Aernout van Heurne, heer van Brunen, Willem van Fonteynes, heer van Milaan, Ian van Gavere, Pieter van Herbays, Ian Bornaedge, heer van Perke, Ridders, Daneel Bucxhooren,bBurgemeester, Ian Pinnoc, ridder, Michiel Absoloens ridder, Filips van Nyle, pensionaris, gedeputeerden van de stad Leuven, Roelant de Mol, ridder, Heyndric de Mol, burgemeester, Ian Eeuvliet, ridder, Pieter van Obeerghe, Arent de Scrapere, Gheeraert van de Hecke, pensionaris, gedeputeerden van de stad Brussel, Maertin van Roode, Symon van Gheele, Goort van Dommele, pensionaris, gedeputeerden van der stad Hertogenbos, Ian van de Cappelle, gedeputeerde van de stad van Tienen, Heyndrick, gedeputeerde van de stad Leeuwen, Wouter Stevins, gedeputeerde van de stad Nijvel, alle tezamen representeren die drie staten van Brabant, Raphael de bisschop van Rocence, abt van Sint Baaf, Filips abt van Sint Pieters, Gheeraert, abt van Eenhaem, Willem, abt van Boudelo, Raese, abt van Drongen, Clement, proost van Sint Maarten Te Ieper, Pieter Bogaert, deken van Sint Donaas in Brugge, Pieter van Brugge, proost in Ronche, Wouter, heer van de Gracht, ridder, Ian van Stavele, ridder, heer van Zegem, Colaert van Halewijn, ridder, heer van Boezinge, Adriaen van de Gracht, ridder, heer van Schardam, Cornelis van de Bare, heer van Moeskroen, Ian van Claerhout, heer van Pittem, Andries van de Woestijne, heer van Beselare, Joos van de Woestijne, heer van Beselare, Joos van de Poorte heer van Moorslede, Adriaen Vileyn, ridder, heer van Ressegem, Gheeraert van Hanghereel, Ian de Pic, Jacob van de Hulle, Pieter Ghijselins, overste deken, Livuin de Moor, deken van de weverij van Gent, Joos de Deckere, burgemeester, Ian van de Lende, Stvuin van de Gheinst, Ian Beyts, pensionaris. Gedeputeerden van Brugge, Pieter de Lange, Andries Palijnc, Ian de Coene. Gedeputeerden van Ieper, Hughe Gantoys, Ian de Latre, Ian Fransoys, pensionaris. Gedeputeerden van Rijsel, Ame Pincho,n Ian de la Vaquerye. Gedeputeerden van Duway, Aernout van Scoresse, ridder, Ian de Wulf, Ian Meere. Gedeputeerden van Oudenaarde, Gheeraert de Splijtre, Gedeputeerde van Aalst, allen tezamen representeren de drie staten van het land van Vlaanderen. Willem, abt van Omont, Anthonis, abt van bonne Esperance, Michiel de Chaers, ridder, heer van Cleerphay, Zebaer Pieters, Christoffels Gautiers, Servaes Wandaert. Gedeputeerden van Bergen in Henegouwen, Anthonis van Chenis, schildknaap, Thomaes de Corouble, Govert Heruy. Gedeputeerden van Valenciennes, al len tezamen representeren die drie staten van het graafschap van Henegouwen, Ian Iacobszoon, pennenman, uit naam van de prelaat van Middelburg, Cornelis Wissezuene, Cornelis boom, Dieric Corneliszoon, Clays Jacobszoon. Gedeputeerden van Zierikzee, Ian Diericx zoon en Pieter de Graaf. Gedeputeerden van Remmerswaal, Pieter Simoenszoon en Ian Gabrielszoon. Gedeputeerden van Goes, Guy Ianzoon en Heyndrick Ianszoon. Gedeputeerde van Tholen, alle tezamen representeren de drie staten van het graafschap van Zeeland, Ian de Lespijne, Loy Lodevoet, en Ian Sosilion. Gedeputeerden uit naam van den staten van Namen gedaan hebben gegeven in de stad Brugge onder onze grote zegel de 16de dag van mei anno 1488 en ons rijk in het derde jaar aldus getekend onder Ploy Maximilianus en op den Ploy par le Roy Hauweel. [fol. CC.lij.v] |
Dit es dye voorme vanden eede ghedaen, by den Roomschen Coninck Maximiliaen. WI belouen huyt onsen vryen eyghenen wille, ende in goeder trauwen sweeren vp theleghe Sacrament hier yegenwoordich, vp tweerde heleghe cruyce, vp die weerde helege Euangelien ons heren, ende vp tlichaem vanden heleghen vrient gods mijn here sinte Donaes patroon van paeyse, ende tcanon vander messe, te houdene ende tonderhoudene, ende te vulcommene bi effecte, den paeys, accoort ende vrientscepe, ende goet verstant ghedaen ende ghemaect tusschen ons ouer een sijde, ende onse wel gheminde den staten ende die drie leden slants van Vlaendren, ende huerlider adherenten ouer dandere, tsamen die eendrachtichede ende vnye vanden staten ende alle die landenonderlinge, bi onsen consente ghemaect ende ghesloten in alle sijne ende hueren pointen ende artijculen, naer tinhouden van dien die bi ons, ende ooc onderlinghe by onsen consente beseghelt ende beseghelene. Ende belouen int woort vanden Prinche ende als Coninck, vp ons trauwe ende eere nemmermeer daer yegens te commene, te doen commene, of te laten doen commene, of ghedooghen ghecommen, of ghedaen te sijne directelick on indirectelic, in wat manieren dat sy naer onsen vermoghen, al naer inhouden voorme ende tenuere vander lettere van desen voorseyde paeyse, eendrachtichede, vnye, ende alianchie, ontslaende als nv die van Vlaendren vanden eeden, die si ons als voocht ende momboor van onsen beminden sone ghedaen hebben, ende alle andere in wat manieren het sy. Item wi Adolf van Cleuen heere vander Marcke heere vanRauesteyn, Phelips van Cleuen ende vander marcke here vanWijnghendale, Phelips van Bourgoengien here van Beuere, endealle die staten van alle die voorseyde landen hebben ghelijc eedt ghedaen den voorseyde paeys te houden ende te onderhoudene. Item dye Ostagiers in sghelijcx hebben ghelijcken eedt ghedaen Oostaegiers te sijne naer huytwijsen vanden voorseyde paeyse. |
Dit is de vorm van de eed gedaan bij de Roomse koning Maximiliaan. Wij beloven uit onze vrije en eigen wil en in goed vertrouwen te zweren op het heilige sacrament hier tegenwoordig, op het waardige heilige kruis en op het waardig heilige evangelie van onze heer en op het lichaam van de heilige vriend Gods mijn heer Sint Donaas, patroon van vrede, en het canon van de mis te houden en te onderhouden en te voldoen bij effect, de vrede, akkoord en vriendschap en goed bestand gedaan en gemaakt tussen ons aan de ene zijde en onze goed beminde de staten en die drie leden van het land van Vlaanderen en hun adherenten aan de andere tezamen de eendracht en unie van de staten en alle landen onderling bij onze toestemming gemaakt en besloten in al zijn en haar punten en artikels naar het inhouden van dien die bij ons en ook onderling bij onze toestemming verzegeld en bezegeld. En beloven in het word van de prins en als loven op onze trouw en eer nimmermeer daartegen de komen, te laten komen of gedogen te komen of doen direct of indirect in wat manieren dat het is naar ons vermogen al naar de inhoud en vorm en teneur van de brieven van deze vrede, eendracht, unie en alliantie en ontslaan als nu die van Vlaanderen van de eden die ze ons als voogd en momboor van onze beminden zoon gedaan hebben en alle anderen in wat manieren het is. Item, wij Adolf van Kleef, heer van de Marck, heer van Ravestein, Filips van Kleef en van de Marck, heer van Wijnendale, Filips van Bourgondie, heer van Beveren en alle staten van al die voorzegde landen hebben gelijk eed gedaan de vrede te houden en te onderhouden. Item, de gijzelaars insgelijks hebben gelijke eed gedaan gijzelaars te zijn naar het uitwijzen van die vrede. |
[Item voort achtervolghende, naer denhuytroupene vanden seluen paeyse] [Den.xvi.sten en xvij.sten dach van Meye] Item voort achtervolghende, naer den huytroupene vanden seluen paeyse, ende dat den.coninc.vanden Romeynen vp sijne vrye voeten ghestelt was. Ende ghebuerde den.xvi.sten dach vanMeye smorghens voor die noene, so trac den voorseyde Coninck vanden Romeynen huyter stede van Brugge te Male waert, met Phelips van Rauesteyn ende mijn here van Beuere, want die duytsche heren hadden daer haer tenten ende pauwelioenenghesleghen. Ende die.Coninc.daer commende, si waren seere blijde, ende si triumpheirden. Ende die coninc seyde hem liedendat si lichten moesten, also si terstont deden, ende vertrocken achterwaert. Maer mer Phelips van Rauesteyn ende mijn here vanBeuere quamen terstont weder te Brugge, aengesien dat mer Phelips moeste gaen trecken in ostaegien te Ghendt waert, endeomme dat dye heren die daer gheuanghen waren souden den vierden dach naer den paeys commen te Brugghe, ende het commuyn van Brugghe souden hem lieden ghebeden hebbenomme haerlieder gracie ende absolucie alsoot besloten was indenpaeys. Ende sie lieden souden insghelijcx ghedaen hebben ter cause vanden regemente, want si nyet meer regement hebben en souden, alsoot inden seluen paeys verbonden staet, die welcke ten Schepenhuyse huyt ghelesen was ende ghetoocht met alle denseghelen daer aen, waer omme dat tvolck als doe seere blijde was, ende dancten gode van sijnder gracie dye ghebuert was, ten profijte vanden hertoge Phelips onsen prinche ende van sijnenlanden. Ende terstont deidemen een ghebot ter hallen huyt, te draghene eene deuote processie generale, in welcke processie men drouch het weerde helege bloet, om god te danckene dat denpaeys was ghemaect sonder meer bloetsturtinghe, naer tgroote discoort dat tusschen alle die landen was, twelck was vp den.xvij.sten dach van Meye. Ende vp den.xvi.sten dach van Meye was ooc gheboden, so wie sauens tbeste spel huytbringhen soude, souden hebben.viij.cannen wijns, tware in tvroede of in tsotte. Ende so vie schoonst vieren soude, in sgelijcx ooc.viij.cannenwijns ende daer naer.vi.ende.iiij.Ende datmen voorsie- [fol. CC.liij.r] neghe wake soude houden vp auentuere, wie onse vrienden niet en waren, ende datmen nyement vanden garnysoene vandenconinc in en soude laten, noch ooc yement anders etc. |
[Item, voort achtervolgen na het uitroepen van die vrede] [De 16de dag en de 17de dag van mei] Item, voort achtervolgende na het uitroepen van die vrede en dat de koning van de Romeinen op zijn vrije voeten gesteld was. En gebeurde de 16de
dag van mei ճ morgens voor de noen en zo trok die koning van de Romeinen uit stad Brugge te Male waart met Filips van Ravestein en mijn heer van Beveren, want die Duitse heren hadden daar hun tenten en paviljoenen geslagen. En toen de koning daar kwam waren ze zeer blijde en triomfeerden. En die koning zei hen dat ze lichten moesten, alzo ze terstond deden en vertrokken achteruit. Maar meneer Filips van Ravestein en mijn heer va Beveren kwamen terstond weer te Brugge, aangezien dat meneer Filips moest gaan vertrekken als gijzelaar naar Gent, en omdat de heren die daar gevangen waren zouden de vierden dag na de vrede te Brugge komen en de gemeente van Brugge zouden hen gebeden hebben om hun gratie en absolutie alzo het besloten was in de vrede. En ze zouden insgelijks gedaan hebben ter oorzaak van het regiment, want ze zouden niet meer regiment hebben alzo het in dezelfde vrede verbonden stond die ten schepenhuis uitgelezen was en getoond met alle zegels daaraan waarom dat het volk als toen zeer blijde was en dankten God van zijn gratie dat dit gebeurd was ten profijt van hertog Filips onze prins en van zijn landen. En terstond deed men een gebod ter hal uit te dragen een devote processie generale en in die processie droeg men het waardige heilige bloed om God te danken dat de vrede was gemaakt zonder meer bloedstorting, na de grote twist dat tussen al die landen was, wat was op de 17de dag van mei. En op de 16de
dag van mei was ook geboden zo wie ճ avonds het beste spel uitbrengen zou die zou hebben 8 kannen wijn, het was in het verstandige of in het zotte. En zo wie het mooiste vuur maken zou insgelijks ook 8 kannen wijn en daarna 6 en 4. En dat men voorzienig [fol. CC.liij.r] wake zou houden op avontuur wie onze vrienden niet waren en dat men niemand van het garnizoen van de koning in zou laten, nog ook iemand anders, etc. |
[Item vp den.xvij.sten en en.xxiiij.sten dach van Meye] Item vp den.xvij.sten dach van Meye voorseyde, van dat mer Phelips van Rauesteyn ende mijn here van Beuere vanden Coninc weder int stede ghekeert waren, so en was tgarnisoen vandenconinc niet te bestieren, noch men constet niet ghedoen vertrecken, ende princepalic die ouergheloopene endeinboorlinghen vander stede van Brugghe, die de voorseyde stede meer leedts ende schimps deden dan ander vreimde ruyters, endeooc noch andere ingheborene tslandts vanden Vryen, want naer tverbodt vanden coninc rebelleirden, ende staken tvier in tcasteel van Male, ende noch in twee of drie pachtgoeden daer ontrent. Waer of dat dye mare ghinck dat dat daden vleeschauwers van Brugge, te wetene Aernekin breydele, ende een vanden gheslachte vanden Basseuelden. Ende teenen anderen cante tusschen der speypoorte ende der cruyspoorte waren eenege van dier ghelijcke als voren, ende schoten in die stede viere engienen steenen endeloot, maer daer en was nyement of ghequetst, twelck was gods gracie. Het welcke den coninc vanden Romeynen te hooren quam, daer omme dat hi seer verstoort was, ende swoer teerste die hi ontrent den viere vonde hy soudene daer inne doen worpen. Want hadden die van Brugghe naer hem lieden willen schieten, si soudense vermoort hebben met groten hoopen, metsgaders dat si hem quamen vertooghen ten wijpre van die van Brugge, met groter menichte al varre binnen den schote, waer omme die coninc dede so vele dat si al tghemeene naer die noene vertrocken. Ende die coninc vanden Romeynen quam ghereden met vele duytsche heren, al daer hi dede ontbieden alle die herenende notabele vander stede buyten der poorte, ende sommeghe ghedeputeirde vanden lande, ende badt hem lieden daer een vriendelijcke bede, omme te gheuene den capiteyn vanden Keyser sijnen lieuen vadere eene cleene somme van penninghen, want hi grote cost ghedaen hadde ende gheen quaet. Maer die coninc seyde datter waren wel.vic.ghesellen van Brugge ende van binnenden lande die hi noch qualic bestieren conste, maer soude remedie daer yeghen doen naer sijn vermueghen, ende gafse der wet een deel ouere in ghescrifte, by namen ende by toenamen vp dat sijse naer der hant daer of souden moghen corrigieren, wantet hem pijnlic ghenouch was dandere te doen vertrecken also sijn belofte was, ende daer toe ooc zijn beste dede nae ghelegentheit der sticken. Ende logierden noch som Tardenburch ende te Middelburch in Vlaendren, daer sy noch bleuen, ende deden noch alle daghe al tquaet dat si consten en mochten, vanden lieden te vanghen, van huysen te verbrandene, endenamen den landtslieden haer beesten ende al dat si ghecrijghenconsten, ende bleuen daer noch tot den.xxiiij.sten dach van Meye. Want daer was een duytsch heere dye Middelburch voor hemhouden wilde, ende hem quam te baten eenen gheheeten Rijcke de visch, die toe behoorde tcasteelkin van Cocxye, met ontrent.xxx.peerden, ende.lx.ghesellen te voet alle quade bouuen, die welcke vele quaets hielpen doen ouer die lieue, den seluen dach al voren. |
[Item, op de 17de en 24ste dag van mei] Item, op de 17de dag van mei van dat meneer Filips van Ravestein en mijn heer van Beveren van de koning weer in de stad gekeerd waren zo was het garnizoen van de koning niet te besturen, nog men kon het niet laten vertrekken en voornamelijk de overgelopen en inboorlingen van de stad Brugge, die de stad meer leed en schimp deden dan andere vreemde ruiters e ook nog andere ingeborene van het land van de vrijen, want na het verbod van de koning rebelleerden, en staken het vuur in het kasteel van Male en nog in twee of drie pachtgoederen daar omtrent. Waarvan het bericht ging dat dit deden de vleeshouwers van Brugge, te weten; Aernekin Breydel en een van het geslacht van de Bassevelde. En te andere kant tussen de Speypoort en de Kruispoort waren enige van diergelijke als voren en schoten in de stad vier machines stenen en lood, maar daarvan was niemand gekwetst, wat het was Gods gratie. Wat de koning van de Romeinen te horen kwam waarom dat hij zeer verstoord was en zwoer ten eerste die hij omtrent het vuur vond hij zou ze daarin laten werpen. Want hadden die van Brugge naar hen willen schieten, ze zouden ze vermoord hebben met groten hopen, mitsgaders dat ze zich kwamen tonen ten wijpre van die van Brugge met groter menigte al ver binnen het schot, waarom de koning zoveel deed dat ze algemeen na de noen vertrokken. En de koning van de Romeinen kwam gereden met vele Duitse heren waar hij liet ontbieden alle heren en notabelen van de stad buiten de poort en sommige gedeputeerden van het land en bad hen daar een vriendelijke bede om te geven de kapitein van de keizer, zijn lieve vader, een kleine som van penningen want hij had grote kosten gedaan en geen kwaad. Maar de koning zei dat er waren wel 600 gezellen van Brugge en van binnen het land die hij nog kwalijk besturen kon, maar zou remedie daartegen doen naar zijn vermogen en gaf ze de wet een deel over in geschrift bij namen en bijnamen opdat zij later daarvan mochten corrigeren, wan het was hem pijnlijk genoeg de anderen te laten vertrekken alzo zijn belofte was en daartoe ook zijn best deed naar de gelegenheid van de stukken. En logeerden nog soms te Aardenburg en te Middelburg in Vlaanderen waar ze nog bleven en deden nog alle dagen al het kwaad dat ze konden en mochten van lieden te vangen, van huizen te verbranden en namen de landslieden hun beesten en alles dat ze krijgen konden en bleven daar nog tot de 24ste dag van mei. Want daar was een Duitse heer die Middelburg voor hem houden wilde en hem kwamen te baten een geheten Rijk de Visch die toe behoorde het kasteeltje van Kokszijde met omtrent 30 paarden en 60 gezellen te voet, alle kwade boeven, die vele kwaad hielpen doen over de lieven dezelfde dag al voor. |
[Item vp den.xvij.sten en den.xix en xxi.sten dach van Meye] Item vp den.xvij.sten dach van Meye, so bleuen twee grote heren in ostaegien voor den coninc van den Romeynen, ende waren sijn rechtsweers. Ende vp den.xix dach van Meye, so begheerde die coninc aen die heeren van Brugge ende aen tghemeene commuyn, dat hem lieden ghelieuen soude dye voorseyde heerente ontslane ende te laten gane die voor hem in ostaegien bleuenwaren, omme dat die coninc soude moghen vertooghen voor denkeyser sijnen vadere, dat hy vry ende vranc vp sijne voeten ware, ende dat hi soude mogen tooghen den paeys die hi ghesloten endeghemaect hadde metten ghemeenen lande, als daer of hier voren wel verclaert staet. Ende die notable heeren ende tcommuyn consenteirdent hem tsijnder liefte ende begheerte, waert by aldien dat die drie leden slants van Vlaendren consenteirden, ende ooc met Phelips van Rauesteyn metsgaders dat hy als Ostaegier was te Ghendt. Ende men sandt terstont te Ghendt aen hem, oft hem in sulcker manieren lief ware, ende hi daer sijn consent in dede, [fol. CC.liij.v] alsoo varre alst ware ten oorbore ende profijte van onsen natuerlicken heere ende prinche den hertoghe Phelips, want hi wel wiste datter lettel yement tlandt van Vlaendren beminde, maer vele huyt waren omme dat te nyeuten te doene ende te verderuene, also wel dye ghene dyere groot profijt of ghehadt hadden, als die ghene diere gheen profijt of ghehadt en hadden, noch nyet en wisten wat Vlaendren vermochte, noch watter of was maer princepalic sommeghe steden procureirden om die orloghe te sustineiren, om bi den Brugge te bederuene hadden si gheconnen, maer ten was in haerlieder macht niet. Maer omme haerlieder onminne te betoghene naer haer vermoghen, wan si voor een wrake ende hindere, verboden te commene tot huerenmarcten ende vryheden, so si van te voren gheploghen hadden. Ende verbodent princepalic die van Brugghe, van Ghendt endevan Ipre vp den.xxi.sten dach van Meye, ende ooc dye fransoysen, want si soudense ghearresteirt hebben en si daer ghecommenhadden. Ende maecten bi attreete ende apointemente denVenechianen alianchen met hem lieden, midts sekere beloften die si hem lieden deden, daer mede dat si die galleyen vanMiddelburch thaerlieder coste ghecreghen in hare stede. maer daer wesende en consten haer goet niet vercoopen noch penneghen alsoot hem lieden belooft ende toe gheseyt was. Ende was vele cooplieden berauwen dat si daer ghecommen waren, want god en wilde nyet dat so quam, als dye sommeghe meenden. Ende dit was den galleyen ende hem lieden contrarie van haren rechten ende preuilegien van onser stede van Brugghe. |
[Item, op de 17de en 19de en 21ste dag van mei] Item, op de 17de dag van mei zo bleven twee grote heren in gijzeling voor de koning van de Romeinen en waren zijn rechte zwagers. En op de 19de dag van mei zo begeerde de koning aan de heren van Brugge en aan de gemeente dat het hen gelieven zou die heren te ontslaan en te laten gaan die voor hem in gijzeling gebleven waren omdat de koning zich zou mogen tonen voor de keizer, zijn vader, dat hij vrij en frank was op zijn voeten en dat hij zou mogen tonen de vrede die hij gesloten en gemaakt had met het algemene land zoals dat hiervoor verklaard staat. En de notabelen heren en de gemeente stemden het toe tot zijn believen en begeerte as het bij al dien dat de drie leden van het land van Vlaanderen toestemden en ook met Filips van Ravestein mitsgaders dat hij als gijzelaar was te Gent. En men zond terstond te Gent aan hem, of het hem in zulke manier lief was en hij daar zijn toestemming in deed, [fol. CC.liij.v] alzo ver als het was te nut en profijt van onze natuurlijke heer en prins hertog Filips, want hij wist wel dat er weinig iemand het land van Vlaanderen beminde, maar er velen op uit waren om dat te niet te doen en te bederven alzo wel diegene dier er groot profijt van gehad hadden als diegene die er geen profijt van gehad hadden en nog niet wisten wat Vlaanderen vermochte, nog wat er van was maar voornamelijk sommige steden procedeerden om de oorlog te ondersteunen om daarbij Brugge te bederven, hadden ze gekund, maar het was niet in hun macht. Maar om hun onmin te tonen naar hun vermogen want ze voor wraak en hinder verboden te komen op hun markten en vrijheden zo ze van tevoren gedaan hadden. En verboden het voornamelijk die van Brugge, van Gent en van Ieper op den 21ste dag van mei en ook de Fransen, want ze zouden ze gearresteerd hebben als ze daar gekomen waren. En maakten bij attreete (overeenkomst?) en schikking de Venetianen alliantie met hen, mits zekere beloften die ze hen deden waarmee dat ze galeien van Middelburg tot hun kosten kregen in hun steden, maar toen ze daar waren konden ze hun goed niet verkopen nog penningen alzo het hen beloofd en toegezegd was. En vele kooplieden hadden berouw dat ze daar gekomen waren want God wilde niet dat het zo kwam zoals sommige meenden. En dit was de galeien en hen contrarie van hun rechten en privilegies van onze stad Brugge. |
Hoe die keyser Frederick van Roome, vader vanden Roomschen coninc Maximilianus, quamvoor Ghendt te Euerghem ligghen, met een groot volck van wapenen. [fol. CC.liiij.r] [Den.xvij.sten dach van Meye] ITem vp den.xvij.sten dach van Meye in tselue iaer, so quam den Keyser van Roome vader vanden Roomschen coninc, met sijnen volcke ligghen voor Ghendt te Euerghem, daermen sinte Christoffel versouct, ende was een mijle van ghendt, ende hadde met hem wel xim.vechtende mannen wel voorsien, ende lach daer wel.vi.weken lanc, ende sijn volck quam daghelicx schermutsen yeghens dye van Ghendt, ende vinghen tvolc daer si consten [Den eersten en .vi.sten en vij.sten en viij.sten dach vanWedemaent] Item den eersten dach van Wedemaent soe was te Brugghe gheordonneirt vander wet vander seluer stede, te seyndene ter Sluys.ijc. mannen, omme daer mede toe te siene, maer in die sluys te commene en gheschiede terstont niet, want als die van Brugghe quamen voorder sluys, die vander sluys ende tgarnisoen maecteneen groot alaerme Maer ommer si en schoten niet, want sie warenvan te voren gheaduerteirt dat wi van Brugghe commen souden, maer si en wisten niet wanneer. Maer eenege quaetwillende die binnen der sluys waren die seyden dat die Henewiers die vandengarnisoene waren, niet en wilden ghedooghen in gheender manieren, datmen ons van Brugghe in die sluys laten soude. Endevp den.vi.sten dach van Wedemaent, soe liep tghemeente vander sluys in die wapene, ende was vp haerlieder processie dach, endemaecten een vergaderinghe vp beede die marcten wel voorsien ende ghewapent, ende daer ordonneirden si dat si alle dye Henewiers huyter stede smijten wilden, in dien si met goelicheden niet huytgaen en wilden, of niet sweeren en wilden met onsen natuerlicken prinche den graue Phelips si soudense alle doot slaen. Ende dye Henewiers dit siende, absenteirden hemlieden ende hilden hem verborghen. Ende als dye vander sluys saghen dat hem die Henewiers verborghen hilden, so seyden si waert sake dat dye van Brugghe Middelburcht niet of worpen en wilden, si wilden neutre sitten, ende huerlieder stede selue bewaren, ende dat doende souden ander aduijs nemen. Endeden.vij.sten dac vander seluer maent hadden alle die Henewiers orlof sonder die ghene dye eedt deden mer Phelips vanRauesteyn, huyter name vanden hertoghe Phelips onsen natuerlicken prinche. Ende den.viij.sten dach vander seluer maent, so quamen die ijc.mannen als voren wedde in Brugge, ende hadden alsoo liggen loopen vanden eenen dorpe ten anderen, haddent die vianden gheweten si haddense wel alle gheuanghen of den hals of ghesteken, want si waren ghenouch sonder eeneghe ordonnancie, ende en hadden gheenen capiteyn die si ontsaghen, of daer si of hilden. |
Hoe keizer Frederik van Rome, vader van de Roomse koning Maximiliaan, voor Gent kwam en Evergem te liggen met groot wapenvolk. [fol. CC.liiij.r] [De 17de dag van mei] Item, op de 17de dag van mei in hetzelfde jaar zo kwam de keizer van Rome, vader van de Roomse koning, met zijn volk liggen voor Gent te Evergem waar men Sint Christoffel bezoekt en was een mijl van Gent en had met hem wel 1100 .vechtende mannen goed voorzien en lag daar wel 6 weken lang en zijn volk kwam dagelijks schermutselen tegen die van Gent en vingen het volk waar ze konden. [De eerste en 6de en 7de en 8ste dag van juni] Item, de eersten dag van juni zo was te Brugge geordonneerd van de wet van dezelfde stad te zenden ter Sluis 200 mannen om daarmee toe te zien, maar toen die ter Sluis kwamen geschiedde terstond niets, want toen die van Brugge voor ter Sluis kwamen en die van ter Sluis en het garnizoen maakten groot alarm. Maar immer schoten ze niet want ze waren van tevoren bericht dat wij van Brugge komen zouden, maar ze wisten niet wanneer. Maar enige kwaadwillende die binnen ter Sluis waren die zeiden dat de Henegouwers die van het garnizoen waren niet en wilden gedogen op geen manier dat men ons van Brugge in ter Sluis laten zou. En op de 6de dag van juni zo liep de gemeente van ter Sluis in de wapens en dat was op hun processie dag en maakten een verzameling op beide de markten, goed voorzien en gewapend, en daar ordonneerden ze dat alle ze alle Henegouwers uit de stad smijten wilden indien ze met goedheid er niet uitgaan wilden of niet zweren wilden met onze natuurlijke prins graaf Filips, ze zouden ze allen dood slaan. En de Henegouwers zagen dit en absenteerden zich en hielden zich verborgen. En toen die van ter Sluis zagen dat de Henegouwers zich verborgen hielden zo zeiden ze; was het zaak dat die van Brugge Middelburg niet afwerpen wilden, ze wilden neutraal zitten en hun stad elf bewaren en dat deden ze zonder ander advies nemen. En de 7de dag van dezelfde maand hadden alle Henegouwers verlof zonder diegene die de eed deden aam meneer Filips van Ravestein uit naam van hertog Filips, onze natuurlijke prins. En de 8ste dag van dezelfde maand zo kwamen die 200 mannen als voren weer in Brugge en hadden alzo gelopen van het ene dorp tot het andere en hadden de vijanden het gewezen hadden ze wel allen gevangen of de hals afgestoken wat ze waren genoeg zonder enige ordonnantie en hadden geen kapitein die ze ontzagen of waarvan ze hielden. |
[Den eersten dach van Wedemaent] [Item soe ghebuerdet noch, ende dit was vp den eersten dach van Wedemaent] Item soe ghebuerdet noch, ende dit was vp den eersten dach vanWedemaent dat quam tgarnisoen datter lach te Middelburch te Brugge voor dye poorte tot aen die barriere, seggende dat si vrienden waren, ende vanden volcke van mijn here vanMerwede, ende quamen so si hem ghelieten om in die stede te commene. Ende aldus sprekende yeghen tvolc, sagen haren slach datter een man stont buyten der cruyspoorte vp die Brugghe byder barriere, si reden naer hem ende reden hem in die veste, ende ouer die brugge sijnse, riepen wel luyde dat si waren volc vanden coninc, ende vergaderden terstont bi een wel.xl.peerden, ende veil voetknechten, ende hadden by hem lieden vele gheuanghene, ende vele buytijncx die si weder vp een nieu gherooft hadden. Ende namen eenen waghene met.ij.meryen, dat vp dat si die gheuanghen ghebonden leyden, ende voerdense met hem lieden te Middelburch, ende men seyde dat dien roof die si doe haelden wel weert was.iiijc.libra groten. [Den.ij.sten dach van Wedemaent] Item vp den.ij.sten dach van Wedemaent so dede Denijs metteneye sijnen boogaert voor die cruyspoorte of hauwen, endemen vellede naer dien alle die boomen die ontrent der stede stonden, omme datmen die vyanden te bet soude sien endemoghen beschieten met den engienen vander stede. Want soomenseyde die Keyser ende den coninc vanden Romeynen haddenghesworen dat si Ghendt, Brugge, ende Ipre te nieten soudendoen, ende insghelijcx Bruessele, ende dese steden souden sy alle doen te viere ende te sweerde. Waer vp datmen Raet hilt te Ghendt, met mer Phelips van Rauesteyn ende alle die heeren vanden lande. Ende ordonneirden eene Cruysvaert vp den Keysere ende vp den Coninck sijnen sone, aenghesien sijnder beloften dye hy ghedaen hadde, ende weder ghebroken, [fol. CC.liiij.v] sonder redene of recht contrarie god ende sijnen heleghen, want hi en recompense vanden paeyse ontfanghen hadde terstont wel hondert duysent guldenen, waer of dat hem niet meer belooft en was dan vichtich duysent. Maer als hy die heren buyten der stede van Brugghe hadde, so seyde hy, ghi heren ick dancke hu van huwer goeder visitacie die ghi mi ghedaen hebt als hu lieder ghearresteerde man, maer nv ben ic vp mijn voeten ende ghy sijt mijne gheuanghene nu, of ten sy dat ghy my noch.L.duysent doet hebben terstont, het welcke si hem beloofden te bringhene metten anderen. Ende hy dede nochtans contrarie sijnder belofte, endeden paeys die hi besworen hadde. Ende die mare ghinc dat den keysere Frederic sijnen vadere vele quaets volcx met hem hadde, omme tlant met te meerder ongenadichede te nieuten te doene, daer hy gheen recht noch redene toe en hadde, noch dye coninck sijnen sonde mede. |
[De eerste dag van juni] [Item, zo gebeurde er nog en dit was op de eerste dag van juni] Item, zo gebeurde er nog en dit was op de eerste dag van juni dat het garnizoen kwam dat lag te Middelburg te Brugge voor de poort tot aan de barrire en zeiden dat ze vrienden waren en van het volk van mijn heer van Merwede en kwamen zo ze zich gedroegen om in de stad te komen. En aldus spraken ze tegen het volk zagen ze hun slag dat er een man stond buiten de Kruispoort op de brug bij de barrire en reden naar hem en reden naar hem in de vesting en toen ze over de brug waren riepen ze luid dat ze volk van de koning waren en verzamelden terstond bijeen wel 40 paarden en veel voetknechten en hadden bij hen vele gevangenen en vele buit die zeer weer opnieuw geroofd hadden. En namen een wagen me 2 merries waarop ze de gevangenen gebonden legden en voerden ze met hen te Middelburg en men zei dat die roof die sze toen haalden wel waard was 400 libra groten. [De 2de dag van juni] Item, op de 2de dag van juni zo liet Denijs met het Eye zijn boomgaard voor de Kruispoort afhouwen en men velde daarna alle bomen die omtrent de stad stonden omdat men de vijanden te beter zien mogen en beschieten met de machines van de stad. Want zo men zei de keizer en de koning van de Romeinen hadden gezworen dat ze Gent, Brugge en Ieper te niet zouden doen en insgelijks Brussel en deze steden zouden ze allen doen te vuur en te zwaard. Waarom men raad hield te Gent met meneer Filips van Ravestein en alle heren van het land. En ordonneerden een kruistocht op de keizer en op de koning, zijn zoon, aangezien zijn beloften die hij gedaan had en weer gebroken, [fol. CC.liiij.v] zonder reden of recht contrarie God en zijn heiligen, want hij ter herstelling van de vrede ontvangen had terstond wel 100 00 gulden waarvan dat hem niet meer beloofd dan 50 000. Maar toen hij de heren buiten de stad Brugge had zo zei hij; ԧij heren, ik dank u van uw goede ontvangst die ge mij gedaan hebt als uw gearresteerde man, maar nu ben ik op mijn voeten en gij bent nu mijn gevangene of tenzij ge me nog 50 00 terstond laat hebben, wat ze hem beloofden te brengen met de andere. En hij deed nochtans contrarie zijn belofte en vrede die hij gezworen had. En het bericht ging dat keizer Frederic, zijn vader, veel kwaad volk met hem had om het land met te meer ongenade te niet te doen waar hij geen recht nog reden toe hand, nog de koning zijn zoon mede. |
[Item vp den.vij.sten en x.sten dach van Wedemaent] Item vp den.vij.sten dach van Wedemaent, so wast dat Deyse met grote verraderye ghewonnen was vanden Keyser, want die heeren vande stede gauent hem ouere, ende lieten hem met sijnen volcke daer inne, dat het ghemeene volck niet en wiste. Ende als tghemeen volc gheware wiert vanden volcke vanwapenen, si liepen ouer die selue sijde daer die vianden laghen, ende vluchten in die schepen vanden volcke, ende die viandenslougense doot die si ghecrijghen consten. Ende die princepale van dien ouergheuene was mijn here van Meulenbeke. dat ghedaen hebbende, ghinc alle sijn ondersaten vanghen, endeverbarnde haerlieder huysen, ende vermoorde tvolc. Ende dat meer es, hi verbarnde sijn eyghen dorp ende prochie, endebegonste te verbarnen Lichteruelde, ende hi beroofdet den.x.stendach van Wedemaent, ende verbarnde meer andere dorpen vp den seluen dach. [Item voort vp den viij.sten dach van Wedemaent] Item voort vp den viij.sten dach van Wedemaent, so quamen iiijc.waghenen met vitaelie, ende hadden met hem lieden staet vanden Keyser, wel tot iijc.peerden, ende iijc.voetknechten, al te samen omme te commene int heyr vanden Keysere, twelcke lach te Euerghem by Ghendt. Die van Ghendt wierdens gheware, endewaren daer of gheaduerteirt, als dat si sulcken daghe endetsulcker plecke passeren souden. Ende die van Gendt trockenyeghens hem lieden ende beuochtense, ende sloughen al tpeerde volck doot, ende vinghen meest al tvoetvolc, ende pilgierden endenamen alle die vitaelie, ende oock ooc die waghenen die voor mochten, ende dye waghens die niet volghen en mochten die smeten si in sticken, ende die vaten metten wijne smeten si die boomen inne, ende staken die peerden ende meryen doot, so datter lettel of gheene van dyen volcke en ontghinc, want god was hem lieden yeghen so ons dochte. [Item vp den.ix.sten dach van Wedemaent] Item vp den.ix.sten dach van Wedemaent, so was een vergaderinge ghemaect om met mijn here van Vleters als capiteyn van Brugghe, om te trecken voor tcasteelkin van Brootseynde omme dat of te worpene ende te nieten te doene. Ende daer commende schoten twee schoten dat vp met twee serpentijnen, ende roofden alle dye peerden ende coeyen die vp tneirhof waren, ende quamen also weder te Brugge, metten rooue Ende te Brugghe sijnde, trac terstont weder omme met meer volcx voor tvoorseyde Tcasteel van Brootseynde, waer of die Ruyters vanden casteele verwondert waren, siende al dat volc dat daer ontrent was. Ende vonden in hueren Raet, dat sijt vpgauen sonder slach of stoot behouden haerlieder lijf, huyteghedaen twee Ghijden die vander prochie van Malleghem gheboren waren, die waren met den butijnc ghebrocht te Brugge, ende daer onthooft als verraders vanden lande, ende contrarie haren natuerlicken heere endeprinche den hertoghe Phelips. |
[Item, op de 7de en 10de dag van juni] Item, op de 7de dag van juni zo was het dat Deinze met grote verraad gewonnen was van de keizer want die heren van de stad gaven het hem over en lieten hem met zijn volk daarin wat het gewone volk niet wist. En toen het gewone volk het gewaar werd dat wapenvolk liepen ze over dezelfde zijde waar de vijanden lagen en vluchten in die schepen van het volk en de vijanden sloegen dood die ze krijgen konden. En die belangrijkste van dat overgeven was mijn heer van Meulebeke. dat gedaan hebben ging al zijn onderzaten vangen en verbrandde hun huizen en vermoorde het volk. En dat meer is, hij verbrandde zijn eigen dorp en parochie en begon te verbranden Lichtervelde en hij beroofde het de 10de dag van juni en verbrandde meer andere dorpen op dezelfde dag. [Item, voort op de 8ste dag van juni] Item, voort op de 8ste dag van juni zo kwamen 400 wagens met voedsel en hadden met hen de staat van de keizer wel tot 300 paarden en 300 voetknechten, allen tezamen om in het leger van de keizer te komen wat lag te Evergem bij Gent. Die van Gent werden het gewaar en waren daarvan bericht als dat ze te zulke dagen en te zulke plekken passeren zouden. En die van Gent trokken er tegen en bevochten ze en sloegen al het paardenvolk dood en vingen meest al het voetvolk en plunderden en namen al het voedsel en ook de wagens die voor mochten en de wagens die niet volgen mochten die smeten ze in stukken en de vaten met wijn smeten ze de bomen in en staken de paarden en merries dood zodat er weinig of geen van dat volk ontkwam want God was tegen hen zo we dachten. [Item, op de 9de dag van juni] Item, op de 9de dag van juni zo was een vergadering gemaakt om met mijn heer van Vleters als kapitein van Brugge om te trekken voor het kasteeltje van Brootseinde om dat af te werpen en te niet te doen. En toen ze daar kwamen schoten ze twee schoten met twee serpentijnen en roofden alle paarden en koeien die op de lage hof waren en kwamen alzo weer te Brugge met de roof. En toen ze te Brugge waren trok men terstond weer om met meer volk voor de voorzegde. Het kasteel van Brootseinde, waarvan de ruiters van het kasteel verwonderd waren en zagen al dat volk dat daar omtrent was. En vonden in hun raad dat ze het overgaven zonder slag of stoot en behouden hun lijf, uitgezonderd twee Ghijden (gilden?) die van de parochie van Maldegem geboren waren, die waren met de buit gebracht te Brugge en daar onthoofd als verraders van het land en contrarie hun natuurlijke heer en prins hertog Filips. |
[Item vp den.xi.sten dach van Wedemaent] Item vp den.xi.sten dach van Wedemaent, so waren die ambochten vergadert ten Freren, omme consent te doene vanmaentghelt te leenene, want men hadde twee daghen daer omme huyt gheweist om te ghecrijghen die selue leeninge, om dye penninghen te seyndene den coninc van [fol. CC.lv.r] den Romeynen die eenege vander stadt hem heymelic belooft hadden te seyndene ende te leenene. Ende byder vergaderijnghe beuant men datter was een saufconduyt van.viij.daghen, waer of dat die wet noch tcommuyn nyet en wisten. Ende dit aldus wetende, liepen den seluen dach weder in die wapene, endebegheerden te wetene wie dat Saufconduyt begheert hadde vanden Keysere, dye welcke voor ghendt lach met sijnder macht van welcken sauueconduyte hem lieden die van der wet seere excuseirden dat sy daer nyet of en wisten. Ende om dat discoort ter neder te legghene ende te laten wesene in sijnen staet, so was ter hallen huyt gheroupen, alle die ghene die ghewillich warenharen natuerlicken here ende prinche den hertoge Phelips, dat si hem tsachternoens ten een hueren ghereet souden vinden omme te treckene vp Middelburch, alsoot ghebuerde, want daer quamenende waren vergadert wel.iiij.duysent mannen, maer si en trocken niet vardere dan ten Leestkine, al daer si tvier in staken, ende vinghen den capiteyn, ende brochten alle die prijsen met hem lieden te Brugghe. Ende den lieden van Ghendt was ouerghedreghen dat wi van Brugghe gheheel ende al van hemlieden ghescheeden waren. Twelc wel contrarie bleec byder entreprijse vanden leestkijne als voorseyde es het welcke deerlic ende claghelic was. Voort vp den.xi.sten dach van Wedemaent so trocken die capiteynen van Brugghe met vic.ghesellen te Oudenburch waert, omme te bewarene.xx.waghenen met coorne, die welcke si brochten te Brugge vp den voorseyde dach snachts, ontrent den.xi.hueren inden nacht. [Item vp den.xv.sten dach van Wedemaent] Item vp den.xv.sten dach van Wedemaent, so quam te Brugghe een heraut vanden Roomschen coninck ende van den Keysere sijnen vadere, ende brochte eenen brief aen eenen priestere, die die coninc daer te voren ghesonden hadde aen die heeren vanBrugge om een bestant te maken van.viij.daghen. Ende hier omme so quam een groote beroerte onder tvolc vanden Commune, want si seyden dat hy niet meer brieuen bringhen en soude te Brugghe, of men souden teerste dat hi weder quame doot slaen, want si en wilden van sconincx paeys noch bestant nyet meer horen. [Item den.xxvij.sten dach van Wedemaent] Item den.xxvij.sten dach van Wedemaent, so quam te Brugghe een mare, als dat Dixmude inghenomen soude wesen, het welcke also niet en was. Maer noch seydemen dat mijn here vanDixmude hadde ghehouden mijn here van Meerwede, endeBoxoren, ende Phelips hondekin, ende noch twee Capiteynen. Waer omme dat midts datmen meende dat hijse gheuangen hilt, warende goetwilleghe sonder gaedgie versaemt eene quantiteyt, ten sercourse van die van Dixmude, aenghesien dat si screuen dat ouer dander sijde van Dixmude waren wel.viijcghesellen vanBrugge mijn here van Fletre mede by Dixmude was met denvolcke van Brugge. Ende wesende vp onder half mijle naer Dixmude, sonden een trompet ende twee vanden beste ghemonteirde ghesellen, omme te acoutene, ende si wordengheuanghen. Ende hadde ons volck naerder ghecommen, si soudender alle ghebleuen hebben, [fol. CC.lv.v] maer keerden haestelic weder te Brugghe waert sonder schade of belet. Ende den trompet ende die.ij.Acouters waren weder omme thuys ghesonden vp den.ix.sten dach vander voorseyde maent. |
[Item, op de 11de dag van juni] Item, op de 11de dag van juni zo waren de ambachten vergaderd ten Freren om toestemming te doen van maandgeld te lenen, want men was twee dagen daarom uit geweest om die lening te krijgen om die penningen te zenden de koning van [fol. CC.lv.r] de Romeinen die enige van de stad hem heimelijk beloofd hadden te zenden en te lenen. En bij de vergadering bevond men dat er was een vrijgeleide van 8 dagen waarvan dat de wet nog de gemeente niets wist. En toen ze dit aldus wisten liepen ze dezelfde dag weer in de wapens en begeerden te weten wie die vrijgeleide begeerd had van de keizer die voor Gent lag met zijn macht waarvan die vrijgeleide zich die van der wet zeer excuseerden dat ze daarvan niets wisten. En om deze twist neer te leggen en te laten wezen in zijn staat zo was ter hal uitgeroepen al diegene die gewillig waren hun natuurlijke heer en prins de hertog Filips dat ze zich te achternoen te 1 uur gereed zouden vinden om te trekken op Middelburg, alzo het gebeurde, want daar kwamen verzameld wel 4 000 mannen, maar ze trokken niet verder dan ten Leestkine aldaar ze het vuur in staken en vingen de kapitein en brachten alle prijzen met hen te Brugge. En de lieden van Gent was overgedragen dat wij van Brugge geheel en al van hen gescheiden waren. Wat wel contrarie bleek bij de onderneming van de Leestkine wat deerlijk en te beklagen was. Voort op de 11de dag van juni zo trokken de kapiteins van Brugge met 600 gezellen te Oudenburcht waart ome te bewaren 20 wagens met koren die ze brachten te Brugge op de voorzegde dag ‘s nachts omtrent 11 uur in de nacht. [Item, op de 15de dag van juni] Item, op de 15de dag van juni zo kwam te Brugge een heraut van de Roomse koning en van de keizer, zijn vader en bracht een brief aan een priester die de koning daar tevoren gezonden had aan de heren van Brugge om een bestand te maken van 8 dagen. En hierom kwam zoՠn grote beroerte onder het volk van de gemeente want ze zeiden dat hij niet meer brieven brengen zou te Brugge of men zou ten eerste dat hij weer kwam dood slaan, want ze wilden van de vrede van de koning nog bestand niets meer horen. [Item, de 27ste dag van juni] Item, de 27ste dag van juni zo kwam te Brugge een bericht als dat Diksmuide ingenomen zou wezen, wat alzo niet was. Maar nog zei men dat mijn heer van Diksmuide had gehouden mijn heer van Merwede en Boxoren en Filips Hondekin en nog twee kapiteins. Waarom dat mits dat men meende dat hij ze gevangen hield waren er goedwillige zonder gaedgie (?) verzameld een hoeveelheid te hulp te komen die van Diksmuide, aangezien dat ze schreven dat over de andere zijde van Diksmuide waren wel 800 gezellen van Brugge met mijn heer van Fletre mede bij Diksmuide was met het volk van Brugge. En toen ze waren op anderhalf mijl naar Diksmuide zonden ze een trompet en twee van de beste vermomde gezellen om te spioneren en ze werden gevangen. En as ons volk dichterbij gekomen ze zouden allen gebleven zijn, [fol. CC.lv.v] maar keerden haastig weer naar Brugge zonder schade of belet. En de trompet en de 2 spionnen waren weerom thuis gezonden op de 9de dag van die maand. |
[Item vp den.xviij.sten dach van Wedemaent en derden dach van Hoymaent] Item vp den.xviij.sten dach van Wedemaent, so wasser een scheppere wonachtich by sint Saluators kercke neffens den teyms, dye hem veruoorderde dye duere bouen vp die halle in sticken te slane, ende liep bouen ende slouch dye clocke aen een boort, endestelde daer mede die gheheele stede in roere, want tvolc liep al in die wapene ende quamen ter marct. Voort soe veruoorderde hemdie selue scheppere te halene huyt sijnen huyse den vpper Burchmeestere Ioos die deckere, ende leeden bouen vp die halle, ende riep luyde tot den volcke dat daer vp die marct ghecommen was, midts dat hy die clocke ghesleghen hadde, of hy hem daer langhe alleene vinden soude, ende gheen gheselscap hebben. Ende riep noch tot eeneghe comt bouen wi sullen goede chiere maken, ick weeter noch al vele meer die van dese broede sijn, ende hy seyde den Burchmeester vele vylonyen aen, ende wilden ter veynsteren huyt worpen vp die marct. Ende daer wareneeneghe vp die marckt die hem ghelijc gauen, ende seyden het es nv tijt dat elc sijnen doot slae, ende dat was een out man een cupere. Ende om dit sware stic ende grote vreese ende dangier dat hier in gheleghen was, was tvolck seere beroert, want twas omme tvolc malcanderen doot te slane ghelijc beesten, ten hadde gods gracie ghedaen. Ende die Burchmeestere was van eenege discrete mannen thuys gheleet. Ende tsanderdaechs men beuant dat die voorseyde sceppere dat ghedaen hadde bi foortsen ende huyt eenen quaden wille huyt sijnen eyghenen hoofde, ende dat hijt dede omme een beroerte te makene binnen der stede. om twelcke dat hi gheuanghen was ende gheleet vp den steen, ende was ter vierscare ghebrocht vp den derden dach van Hoymaent, ende was al daer verwesen vanden leuenden lijue ter doot ghebrocht te sijne metten sweerde, als hi was, ende was vp den voorseyde dach onthooft. [Item vp den.xix.sten dach van Wedemaent] Item vp den.xix.sten dach van Wedemaent, so quam die Coninck vanden Romeynen neder staen met tenten ende met pauwelioenen tusschen Brugghe ende Middelburch in Vlaendren, omme een Assault vp Brugghe ende vp den Damme te doene. Ende vp den.xx.sten dach vander seluer maent, so quamen te Brugghe inne die fransoysen, ende waren wel.xiijc.peerden, sonder die voetknechten, waer of dat huerlieder vpper capiteyn was mijn heere van Peenen. Maer hier te voren eer die Fransoysen quamen, soe ghebuerde den slach te Cocxye als hier naer verhaelt staet. [Item den.xxiij.sten dach van Wedemaent] Item den.xxiij.sten dach van Wedemaent, so quam mijn here vanFleters als capiteyn in Brugghe, ende dede eene coerse voor Middelburch, ende hadde met hem wel.xiiijc.mannen, maer daer liepen der altijts meer toe, omme dat te helpene te nieten te doene. Ende voor Middelburch commende, si begonsten te stellene haerlieder engienen, maer die van Middelburch begonsten so veruaerlicken te schieten, so datter drie of vier doot bleuen van die van Brugghe Ende die capiteyn vant in sijnen raet dat hy van daer track voor Tcasteelkin van Cocxye buyten der sluys, twelcke si tsanderdaechs bestormden ende wonnen want sijt vp gauen, behoudende haerlieder lijf diere vp waren tot xxij.ghesellen, huyt ghedaen Rijcke de visch ende eeneghe dye van binnen den lande waren. Ende aldus sijnde hilden alle die gheuanghene bi hemlieden dien nacht, omme eerst te vergaderene die groote pilaedge die in Tcasteel was. Ende die vanskeysers heyr hadden dye tijdinghe dat die van Brugghe huyt waren met simpelder ordonnancie, waer of was in theyr vanden Keyser een ghebodt ghedaen, so wie die van Brugge wilde vpslaenhet soude al sijne behooren dat hi daer vercreghe, sonder yements yeghen segghen. Ende doe nam dat aen mijn here van Zonnenburch, ende quam terstont naer Middelburch, daer hi vernam waer den leghere van die van Brugghe lach, dye als noch laghen sonder ordonnancie tot smorghens den daghe toe [fol. CC.lvi.r] |
[Item, op de 18ste dag van juni en de 3de dag van juli] Item, op de 18de dag van juni zo was er een schepper woonachtig bij Sint Salvator kerk neffens de teems die zich bevorderde de deur boven op de hal in stukken te slaan en liep boven en sloeg de klok aan een boord en stelde daarmee de hele stad in rep en roer, want het volk liep allen in die wapens en kwamen ter markt. Voort zo bevorderde die schepper uit te halen uit zijn huis de opper burgemeester Joos de Deckere en leidde hem boven op de hal en riep luid tot het volk dat daar op de markt gekomen was, mits dat hij de klok geslagen had of hij zich daar lang alleen zou vinden en geen gezelschap hebben. En riep nog tot enige; komt boven, we zullen goede sier maken en ik weet er nog al veel meer die van dit gebroed zijn en hij zei de burgemeester vele kwaadaardigheid aan en wilde hem ter vensters uitwerpen op de markt. En daar waren enige op de markt die hem gelijk gaven en zeiden; het is nu tijd dat elk de zijne dood slaatլ en dat was een oude man en een kuiper. En om dit zware stuk en grote vrees en gevaar dat hierin gelegen was, was het volk zeer bewogen want het was om het volk daar dood te slaan gelijk beesten, het Gods gratie niet gedaan. En de burgemeester was van enige discrete mannen thuis gelegd. En de volgende bevond men dat die schepper dat gedaan had bij kracht en uit een kwade wil uit zijn eigen hoofd dat hij het deed om een beroerte te maken binnen de stad waarom hij gevangen was en gelegd op de steen en was ter vierschaar gebracht op de derde dag van juli en was al daar verwezen van levend lijf ter dood gebracht te worden met het zwaard zoals hij was en was op de voorzegde dag onthoofd. [Item, op de 19de dag van juni] Item, op de 19de dag van juni zo kwam de koning van de Romeinen neer staan met tenten en met paviljoenen tussen Brugge en Middelburg in Vlaanderen om een aanval op Brugge en op den Damme te doen. En op de 20ste dag van dezelfde maand zo kwamen te Brugge in de Fransen en waren wel 1300 paarden, zonder de voetknechten, waarvan dat hun opper kapitein was mijn heer van Peenen. Maar hier tevoren eer die Fransen kwamen zo gebeurde de slag te Kokszijde zoals hierna verhaald staat. [Item, de 23ste dag van juni] Item, de 23ste
dag van juni zo kwam mijn heer van Fleters, als kapitein in Brugge, en deed een koers voor Middelburg en had met hem wel 1400 mannen, maar daar liepen er altijd meer toe omdat te helpen te niet te doen. En toen ze voor Middelburg kwamen begonnen ze op te stellen hun machines, maar die van Middelburg begonnen zo vervaarlijk te schieten zodat er drie of vier dood stierven van die van Brugge. En de kapitein vond in zijn raad dat hij vandaar trok voor het kasteeltjes van Kokszijde buiten ter Sluis wat ze de volgende dag bestormden en wonnen want ze gaven het op, behouden hun lijf die er op waren tot 22 gezellen, uitgezonderd Rijk de Visch en enige die van binnen het land waren. En aldus hielden ze alle die gevangene bij hen die nacht om eerst te verzamelen die grote pilaedge (pilaren?) die in het kasteel was. En die van het leger van de keizer hadden de tijding dat die van Brugge uit waren met eenvoudige ordonnantie waarvan in het leger van de keizer een gebod gedaan, zo wie die van Brugge wilde opslaan, het zou al tot het zijne behoren dat hij daar verkreeg zonder iemands tegenspreken. En toen nam dat aan mijn heer van Zonneburcht en kwam terstond naar Middelburg waar hij vernam waar het leger van die van Brugge lag die als nog lagen zonder ordonnantie tot ճ morgens de dag toe. [fol. CC.lvi.r] |
[Den.xxvij.sten dach van van Wedemaent] Ende was den.xxvij.sten dach vander seluer maent vanWedemaent. Ende smorgens in die dageraet quam die voorseydegraue van Zonnenburch in ghesmackt met .xc.peerden, endewel.ij.duysent voetknechten, wel voor sien met pijcken, colueueren, ende hallebaerden, daer si grote moort daden, endeslougen der wel doot tot.iij.hondert of meer, ende haddender wel.vi.hondert gheuanghen, sonder eeneghe weere te biedene, want dye vianden waren hem lieden vp den hals eer dat sijt wisten of gheware worden, want dye acouters niet en acouten so si behoorden. Ende die capiteyn mijn here van Fleters was vanden eersten dyere gheuanghen was, ende dat dede dat tvolck niet te bestieren en was noch in ordonnancie te stellen, want die capiteyn mijn here van Fleters hadde gheerne tsauens toe vorenthuys gheweist, maer die Deken vanden smeden ende die Deken van den vulders en wilden also niet gaen, noch oock Anthonis vanNyeuwenhoue, het en ware dat si den buytijnc al gheladenhadden, bi welcker ghiericheyt si alle verloren bleuen, vp den.xxvij.sten dach van Wedemaent. Ende waren alle die voorseyde gheuanghen gheuoert in theyr vanden Keysere, daer hi lach Teuerghem bi Ghendt, daer hem lieden vele spijteghe woorden gheseyt waren. Ende die Keyser begheerde aen den graue van Zonnenburch alle die gheuanghene te siene, ende ooc dye coninck vanden Romeynen, twelc also ghebuerde. Ende die gheuanghene moesten twee monsteren doen, deene voor den Keyser ende dandere voorden Coninck. Ende die keyser seyde tot eeneghe van den gheuanghene, ghi sult hijncken, ende tot andere ghi sult drijncken. Ende dye Keyser ende die coninc hadden gheerne alle dye gheuanghene ghecocht yeghens den here van Zonnenburch maer die heere antwoorde dat hijt niet doen en wilde om sijnen laetste man te verliesene, want hi hadde hem lieden haer lijf toe gheseyt, ende dat en wilde hi niet weder trecken, ende hi meendese Ruytersche wijse ten rentsoene te stellene. Waer of dat mijn heere van Fleters Capiteyn als vorenende die Deken vanden smeden ordonneirden een ander maniere, als dat sy een generael rentsoen souden maken, want die Capiteyn mijn heere van Fleters meendet wel te ghecrijghene vp die ghene die vander stede wech gheloopen waren, van haerlieder goedinghen, ende ooc van sommeghe lantslieden. Endealle die gheuangenen consenteirden dat so ghebueren soude, ende ordonneirden.xij.mannen die metten capiteyn trecken souden omme trentsoen, het welcke drouch in tgheheele die somme van drie en vichtich duysent guldenen, elcken gulden weerdich sijnde.xliij.stuuers. Ende die gheuanghen stelden haer lijf te pande voor den capiteyn, ende alle die met hen reden te Brugghe omme trentsoen voorseyde. Ende hadde weder omme belooft binnen achte daghen int heyr vanden keyser te sijne. Endedesen eedt was principalick ghedaen te Euerghem, daer alle dye gheuanghenen laghen, waer of dat mijn heere van Fleters daer gheerne eer hadde gheweist, metsgaders dat hi die penninghennyet ghecrijghen en conste. Maer die van Brugghe en wilden hemdaer niet weder laten keeren, omme dat die somme so seere groot was. Waer omme hi voor hem nam te treckene ten Damme, endevan daer voort om sijne belofte te vulcommen. Twelcke die vanBrugghe vernamen, ende sonden haestelicken ten Damme waert, datmen mijn heere van Fleters ten damme niet inne laten en soude, noch duere passeren. Ende mijn here van Fleters commende ten Damme, hi wilder ommer inne wesen. Ende die capiteyn van den Damme seyde dat hijere niet inne en soude, ten ware bi laste van die van Brugge, waer omme hy den capiteyn vanden Damme vele quade woorden gaf. Ende aldus daer ghearresteirt wesende, so quam mijn heere van Peenen, dye welcke binnen der tijt dat mijn heere van Fleters gheuanghen was te Euerghem, ghecommen was te Brugghe met vele fransoysen, daer hy vpper Capiteyn of was, ende mijn here van Peenen vinck selue mijn here van Fleters noch, omme trensoen van dat hi te Bethune gheuanghen was, twelck hi noch niet betaelt en hadde, ende daer mede was belet dat hy sijn woort niet houden en mochte so hi belooft hadde. Maer binnen.vi.of.vij.dagen daer naer so wast gheconsenteirt dat hy met den sijnen haerlieder belofte souden gaen doen alsoot [fol. CC.lvi.v] ghebuerde. Ende commende te Euerghem, so hadde dye Keyser ende die Coninck vanden Romeynen tgheheele heyr van beedensijden vp ghebroken, ende ghedaen vertrecken, ende waren neder ghesleghen te Bouchoute. Ende mijn here van Fletren dit beuindende, was seer blijde, want hi daer sijn belofte vulquamsonder yements cost of last, ende trac van daer te Ghendt bi mer Phelips van Rauesteyn, verclarende hem die saken. Ende dit verhorende mijn here van Zonnenburch, was seer gram, nochtans stelde hi ende dede stellen die scamele ghesellen vp so ghenadich rentsoen, als dat si hem van hem ende van sijne volcke beloofden. |
[De 27ste dag van juni] En was de 27ste dag van dezelfde maand juni En ‘s morgens in de dageraad kwam de graaf van Zonneburcht ingesmeten met 1000 paarden en wel 2000 voetknechten, goed voorzien met pieken, kolven en hellebaarden waar ze grote moord daden en sloegen er wel dood tot 300 of meer en hadden er wel 600 gevangen zonder enig verweer te bieden, want de vijanden waren hen op de hals eer dat zij het wisten of gewaar werden want de spionnen niet spioneerden zo ze behoorden. En de kapitein mijn heer van Fleters was van de eersten die er gevangen was en dat deed dat het volk niet te besturen was nog in ordonnantie te stellen, want de kapitein mijn heer van Fleters was graag ճ avonds tevoren thuis geweest, maar de deken van de smeden en de deken van de volders wilden alzo niet gaan, nog ook Anthonis van Nieuwenhoven, tenzij dat ze alle buit geladen hadden en door die gierigheid ze allen verloren bleven op de 27ste dag van juni. En waren alle gevangen gevoerd in het leger van de keizer daar hij lag te Evergem bij Gent waar hen vele spijtige woorden gezegd werden. En de keizer begeerde aan de graaf van Zonneburcht alle gevangene te zien en ook de koning van de Romeinen, wat alzo gebeurde. En die gevangene moesten twee monsteren doen, de ene voor de keizer en de andere voor de koning. En de keizer zei tot enige van den gevangene; hij zal hinken; en tot een andere; gij zal drinken. En de keizer en die koning hadden graag alle gevangene gekocht tegen de heer van Zonneburcht, maar die heer antwoorde dat hij het niet doen wilde om zijn laatste man te verliezen want hij had hen hun lijf toegezegd en dat wilde hij niet terug trekken en hij meende deze ruitersgewijs te losgeld te stellen. Waarvan dat mijn heer van Fleters, kapitein als voor, ende de deken van de smeden ordonneerden een ander manier als dat ze een algemeen losgeld zouden maken, want de kapitein mijn heer van Fleters meende het wel te krijgen op diegene die van de stad weg gelopen waren van hun goederen en ook van sommige landslieden. En alle gevangenen stemde toe dat het zo gebeuren zou en ordonneerden 12 mannen die met de kapitein trekken zouden om het losgeld, wat bedroeg in de gehele som van 45 000 guldens en elke gulden is waard 43 stuivers. En die gevangen stelden hun lijf te pand voor den kapitein en allen die met hen reden te Brugge om het losgeld. En had wederom beloofd binnen acht dagen in het leger van de keizer te zijn. En deze eed was vooral gedaan te Evergem waar alle gevangenen lagen waarvan mijn heer van Fleters daar graad eerder had geweest, mitsgaders dat hij die penningen niet krijgen kon. Maar die van Brugge en wilden hem daar niet terug laten keren omdat die som zo zeer groot was. Waarom hij voor zich nam te trekken ten Damme en vandaar voort om zijn belofte te voldoen. Wat die van Brugge vernamen en zonden haastig ten Damme waart dat men mijn heer van Fleters ten Damme niet inlaten zou, nog door passeren. En mijn heer van Fleters kwam ten Damme en hij wilde er immer in wezen. En de kapitein van den Damme zei dat hij er niet in kwam, tenzij bij last van die van Brugge, waarom hij de kapitein van de Damme vele kwade woorden gaf. En aldus werd hij daar gearresteerd en zo kwam mijn heer van Peenen die binnen de tijd dat mijn heer van Fleters gevangen was te Evergem gekomen was te Brugge met vele Fransen waarvan hij opper kapitein van was en mijn heer van Peenen ving zelf mijn heer van Fleters noch om het stuk van dat hij te Bethune gevangen was wat hij nog niet betaald had en daarmee was beleid dat hij zijn woord niet hield zo hij beloofd had. Maar binnen 6 of 7 dagen daarna zo was het toegestemd dat hij met de zijnen hun belofte zouden gaan doen, alzo het [fol. CC.lvi.v] gebeurde. En toen hij kwam te Evergem zo had de keizer en de koning van de Romeinen het gehele leger aan beide zijden opgebroken en laten vertrekken en waren neer geslagen te Boekhout. En mijn heer van Fleters die dit bevond was zeer blijde, want hij voldeed zijn belofte zonder iemands kosten of last en trok vandaar naar Gent bij meneer Filips van Ravestein en verklaarde hem de zaken. En dit hoorde mijn heer van Zonneburcht en was zeer gram, nochtans stelde hij en liet stellen de schamele gezellen op zoՠn genadig losgeld als dat ze hem en zijn volk beloofden. |
[Item theyr van den Keyser] Item theyr van den Keyser ende vanden Roomsche coninck quamen wedere van Bouchoute ligghen Tardenburch, ende dye Roomsche coninck lach te Middelburch, ende die keyser quamligghen ontrent Vynen. Ende die coninc sandt voor Brugghe vansijnen volcke ontrent.ijc.mannen, ende die fransoysen slougenhuyte, diese beuochten, ende en waren niet bouen.lx.peerdennochtans sloughen sijere een ghedeel doot, endebrochtender.vi.gheuanghen. Dit ghebuerde vp den laetsten dach van Wedemaent Ende dye duytschen commende in haerlieder heyr, waren seere verstoort, want hem lieden en quam gheen vitaelgie, ende si en aten anders niet dan vleesch sonder broot, ende loock ende radijs, ende en droncken niet dan watere, endehadden si connen ghecrijghen een broot van xij mijten, si haddender wel voren ghegheuen xij.groten, ende die coninck vanden Romeynen en hadde gheen ghelt om sijn volck mede te betalene, so dat si omme tghebrec dat si daer leden, van hemvertrocken, ende en wilden daer niet blijuen wel tot twee duysent toe. Doe ghinc die coninck als hi dat sach, ende badt het remenant dat si bi hem blijuen wilden, hi soudse alle gadere rijcke makeneer den derden dach totter noene commen soude. Ende hi gaf ende abandoneirde dye stede vanden Damme die Ruyters voor haer propere goet, dat si daer assaut vp doen souden, endepijnent te ghecrijghene, den eersten dach Hoymaent, ende si maecten haere ghereeschepe vp den seluen nacht voor den dach om te commene, maer men hilt soe scherpe wake ten Damme dat si niet en dursten commen, want si saghen die vanden Damme vieren, ende si hadden die mare dat die van Brugge huyt quamenmetten fransoysen, ende die vanden Damme ende die vander sluys in sghelijcx, om den Coninc vp te slane. Ende die coninc dit verhoorende, trac haestelic met al sijnen volcke ende met sijne ghereeschepe byden Keyser sijnen vader ende som van sijnenvolcke bleef te Middelburch, ende daer cochten si een broot van.xij mijten.iiij.groten, ende eb constens noch niet ghenouch ghecrijghen, want het diersde van huere te huere. |
[Item, het leger van de keizer] Item, het leger van de keizer en van de Roomse koning kwamen weer te Boekhout liggen te Aardenburg en de Roomse koning lag te Middelburg en de keizer kwam liggen omtrent Vynen. En de koning zond voor Brugge van zijn volk omtrent 200 mannen en die Fransen sloegen uit die ze bevochten en waren niet boven 60 paarden, nochtans sloegen zij er een deel dood en brachten er 6 gevangen. Dit gebeurde op de laatste dag van juni. En de Duitsers kwamen in hun leger zeer verstoord, want hen kwam geen voedsel en ze en aten anders niet dan vlees zonder brood en look en radijs en dronken niets dan water en hadden ze kunnen krijgen een brood van 12 mijten ze hadden er wel voor gegeven 12 groten en de koning van de Romeinen had geen geld om zijn volk mee te betalen zodat ze om het gebrek dat ze daar leden van hem vertrokken en wilden daar niet blijven tot wel 2000 toe. Toen ging de koning toen hij dat zag en bad de rest dat ze bij hem blijven wilden, hij zou ze allemaal rijk maken eer de derde dag tot de noem komen zou. En hij gaf en deed afstand de stad de Damme de ruiters voor hun propere goed dat ze daar een aanval op doen zouden en pijnigen het te krijgen de eerste dag van juli en ze maakten hun gereedschap op dezelfde nacht voor de dag te komen, maar men hield zoՠn scherpe wake ten Damme dat ze niet durfden te komen want ze zagen die van de Damme vuren en ze hadden het bericht dat die van Brugge uitkwamen met de Fransen en die van de Damme en die van ter Sluis insgelijks om de op de koning te slaan. En di koning die dit hoorde trok haastig met al zijn volk en met zijn gereedschap bij de keizer zijn vader en sommige van zijn volk bleef te Middelburg en daar kochten ze een brood van 12 mijten 4 groten en konden nog niet genoeg krijgen want het werd duurder van uur tot uur. |
[ Item vp den.xx.sten dach van Wedemaent] Item vp den.xx.sten dach van Wedemaent, hier te voren, so quam een man van wapenen bi laste van die van Dixmude te Brugghe, want mijn here van Dixmude santene selue, omme dat die van Brugghe soude ghelieuen te seyndene.xl.of.l.mannen te peerde wel voorsien, omme dye stede van Dixmude te helpen bewarene huyter name van dye van Brugge, ende also ontboot hi in sghelijcx aen tcasteel ter Heye liggende bi Dixmude, als dat si vergaderen soude met die van Brugghe. Maer die vanden casteele begheerden, souden si yement seynden, si wilden hebben twee mannen van Dixmude van den rijcsten in ostaegien, alsoot ghebuerde, want hy sandse. Ende als tvolc van Brugge endevanden Casteele quamen voor Dixmude so quam mijn here vanDixmude ende hiet hem lieden wellecomme, ende begheerde aen die vanden casteele sijne ostaegiers, dye si hem consenteirdenterstont. Ende noch vraechde hi of si eedt doen wilden huyter name vanden hertoghe Phelips onsen natuerlicken prinche, endeals ondersaten van dye van Brugghe Dixmude ende al datter in was logierende wel ende ghetrauwelic te bewaren als huerlieder eyghen lijf, ende nam aldus orlof aen die van Brugghe, ende seyde beyt een lettel tijts ic gae mijn volc in ordonnancie stellen om hu lieden te ontfanghene ende in te latene Vanden welcken hy al contrarie dede, maer stelde sijn volc in ordonnancie, omme als dye van Brugghe in commen souden, hem lieden alle doot te slane ende te schietene, alsoo si [fol. CC.lvij.r] wel toochden, maer si waren te haestich vp haerlieder stick, want als ons volc voor die poorte quam om binnen te commene, soe schoten si eer si binnen der poorte waren een engien, vanwelcker schote drie leden van onsen volcke van Brugghe doot bleuen. Ende tvolck van Brugghe ersselden ende vloden tot vp tcasteel vander heye voorseyt. Also meende mijn heere van Dixmude dye van Brugghe te verrasschene, ende also te nieten te doene. |
[ Item, op de 20ste dag van juni] Item, op de 20ste dag van juni, hier tevoren, zo kwam een man van wapens bij last van die van Diksmuide te Brugge, want mijn heer van Diksmuide zond hem zelf omdat die van Brugge zou gelieven te zenden 40 of 50 mannen te paard en goed voorzien om de stad Diksmuide te helpen bewaren uit naam van die van Brugge en alzo ontbood hij insgelijks aan het kasteel ter Heyde dat lag bij Diksmuide als dat ze verzamelen zouden met die van Brugge. Maar die van de kasteel begeerden, zouden si iemand zenden, ze wilden hebben twee mannen van Diksmuide van de rijkste als gijzelaars alzo het gebeurde, want hij zond ze. En als het volk van Brugge en van het kasteel kwamen voor Diksmuide en zo kwam mijn heer van Diksmuide en zei hen welkom en begeerde aan die van het kasteel zijn gijzelaars die ze hem toestemden. En nog vroeg hij of ze eed doen wilden uit naam van hertog Filips, onze natuurlijke prins, en als onderzaten van die van Brugge. Diksmuide en alles dat er in was beloofden goed en getrouw te bewaren als hun eigen lijf en nam aldus verlof aan die van Brugge en zei; wacht een tijdje, ik ga mijn volk in ordonnantie stellen om u te ontvangen en in te laten. Waarvan hij geheel contrarie deed, maar stelde zijn volk in ordonnantie om als die van Brugge inkomen zouden hen alle dood te slaan en te schieten alzo ze [fol. CC.lvij.r] wel toonden, maar ze waren te haastig op hun stuk want toen ons volk voor de poort kwam om binnen te komen zo schoten ze eer ze binnen der poort waren een machine van welke schot drie leden van ons volk van Brugge dood bleven. En het volk van Brugge aarzelde en vloden tot op het kasteel van de Heyde. Alzo meende mijn heer van Diksmuide die van Brugge te verrassen en alzo te niet te doen. |
Hoe dat skeysers volck, ende tvolc vanden Coninc tsamen een assaut daden vp den Damme, ende hoe sy daer of ghesleghen waren. [Den.xviij.sten dach van Hoymaent] ITem corts hier naer, den.xviij.sten dach van Hoymaent, so quamtheyr vanden Keyser weder van Bouchoute, ende theyr vandenRoomschen Coninck ligghen weder Tardenburch, ende die Coninck lach te Middelburch, ende dreechden ons van Brugghe ende vanden Damme, ende vander Sluys alle te nieten te doen endete verderuene. Ende vp den nacht vanden.xviij.sten dach voorseyde, daden tvolc vanden Coninck, ende ooc van skeysers volc een assaut vp den Damme, ende meendent wel ghewonnen te hebbene, maer si lietender veel volcks, dye int beclemmen doot bleuen ende gheschoten waren vanden engienen vanden Damme, ende ooc in dye veste verdroncken, so dat si dye stede laten moesten. Ende daer bleuen ooc sommeghe heeren ende edele mannen, ende lieten daer al haer ghereeschepe die si met hemghebrocht hadden, omme die stede vanden Damme te beclemmene. [Item den.xxi.sten dach en den laetsten dach van Hoymaent] Item den.xxi.sten dach van Hoymaent, so quam Typre inne monseur des Cordes met.vic.glauyen, ten onderstande endesercourse vanden lande van Vlaendren, ende van onsen natuerlicken here ende prinche den hertoghe Phelips. Ende si [fol. CC.lvij.v] hilden raet omme den Keyser ende den Coninck te commene beuechten, maer den keyser noch den coninck en bleuen nieuwers stille ligghende. Ende corts hier naer so vertrac die Keyser van Ardenburch naer Bouchoute, want hem tlanghe ligghen verdroot, ende van daer so track hy weder Tantwerpen, den laetsten dach van Hoymaent. [Item den.xxiiij.sten en den.xxvij.sten dach van Hoymaent] Item den.xxiiij.sten dach van Hoymaent vergaderde mer Phelips van Rauesteyn met monseur des Cordes, ende mijn here vanBeuere, ende mijn here van Spiers, ende hilden raet den.xxvij.sten dach vander seluer maent, ende sonden van Ipre een duyst voetknechten, calueueriers ende stalen boghen, ende andere stocken te Brugghe waert, waer of men deene heltscheede sandt ter stont te Muenickereede waert, buyten den Damme, om te belettene die duytschen dat si ouer twater niet en souden commen int noortvrye. Ende daer quamen ooc noch hondert knechten van Ipre, die de stede van Ipre sandt tharen coste, ende waren gheleyt ten Damme, omme den Damme te helpen bewarene. |
Hoe dat het volk van de keizer en het volk van de koning tezamen een aanval deden op den Damme en hoe ze daarvan geslagen waren. [De 18de dag van juli] Item, korts hierna de 18de dag van juli zo kwam het leger van de keizer weer van Boekhout en het leger van de Roomse koning liggen weer te Aardenburg en de koning lag te Middelburg en dreigde ons van Brugge en van den Damme en van ter Sluis alle te niet te doen en te verderven. En op de nacht van de 18de dag deed het volk van de koning en ook het volk van de keizer een aanval op den Damme en meenden het wel gewonnen te hebben, maar lieten er veel volk die in het beklimmen dood bleven en beschoten waren van de machines van de Damme en ook in de vesting verdronken zodat ze de stad laten moesten. En daar bleven ook sommige heren en edele mannen en lieten daar al hun gereedschap die ze met zich gebracht hadden om de stad ten Damme te beklimmen. [Item, de 21ste dag en de laatste dag van juli] Item, de 21ste dag van juli zo kwam te Te Ieper in monsieur des Cordes met 600 lansen te onderstand en hulp van het land van Vlaanderen en van onze natuurlijke heer en prins hertog Filips. En ze [fol. CC.lvij.v] hielden raad om de keizer en de koning te komen bevechten, maar de keizer nog den koning en bleven nergens stil liggen. En korts hierna zo vertrok de keizer van Aardenburg naar Boekhout want het lange liggen verdroot hem en vandaar zo trok hij weer naar Antwerpen de laatste dag van juli. [Item, de 24ste en de 27ste dag van juli] Item, de 24ste dag van juli verzamelde meneer Filips van Ravestein met monsieur des Cordes en mijn heer van Beveren en mijn heer van Spiers en hielden raad de 27ste dag van dezelfde maand en zonden van Ieper een 1000 voetknechten, kolveniers en stalen bogen en andere stokken naar Brugge waarvan men de ene helft terstond zond naar Monnikerede buiten den Damme om te beletten de Duitsers dat ze niet over het water zouden komen in het noord vrije. En daar kwamen ook nog 100 knechten van Ieper die de stad Ieper zond op zijn kosten en waren geleid ten Damme om den Damme te helpen bewaren. |
[Item vp den vierden en vij.sten dach van Ougst] Item vp den vierden dach van Ougst, so quam te Brugghe naer die noene yeghen den auent inne mer Phelips van Rauesteyn met vele frissche heeren huyt Vranckerijcke, ende neffens hem reedt mijn here van Spiers, ende den capiteyn van den Schotten, ende noch vele meer ander groote capiteynen, die mer Phelips conuoyierden ghewapender hant met wel onderhalf hondert glauyen, ende waren seere costelic ende triumphelic toeghemaect, met vele ghebardeerde peerden, costelick verchiert met goude ende met seluere ende met costelicke plumaegien, hangende achter tot vp den rugghe vanden peerden, endequamen met opene bannieren en trompetten, ende daer wasser wel hondert al met selueren iorneyen. Ende dye vander wet van Brugghe redender eyghens ende haeldense eerlicken inne, endeconuoyierdense elc in sijn logijts. Ende waren hier tot den.vij.sten dach van Ougst, doe trocken si weder met mer Phelips vanRauesteyn ten Damme, ende vanden Damme ter Sluys. Ende si keerden wedere den viij.sten dach, ende die Schotsche Capiteyn ende den capiteyn van Aryen trocken Typre waert den.ix.sten dach van Ougst, met wel hondert peerden, ende vele voetknechten. [Den ix.sten dach van Ougst] Item vp den seluen.ix.sten dach van Ougst soe quamen die vander Nyeupoort ende van Dixmude wel met hondert peerdenontrent Oostende, ende te Lombaertchye daer sy wat volcx vinghen, ende namen die beesten, ende beroofden tgheheele dorp van Lombaertchye, ende vinghen alle tvolck dat si ghecrijghen consten, ende voerdense ter Nyeupoort ende te Dixmude. [Item vp den.x.sten dach van Ougst achteruolgende] Item vp den.x.sten dach van Ougst achteruolgende, so quamt dat byden consente vanden lande van Vlaendren ende van mer Phelips van Rauesteyn ons generael capiteyn vanden lande voorseyde, dat die drie leden slandts van Vlaendren, me vrauwe de Burchgraefnede van Vuerne thuerer bede, consenteirden dat si soude commen te Brugghe, het welcke alsoo ghebuerde vp den voorseyde thiensten dach van Ougst, ende alle haer medepleghers quamen mede in Brugghe, want si es Burchgraefne van Vuerne, ende ende van Vueren ambocht met datter aen cleift. |
[Item, op de 4de en 7de dag van augustus] Item, op de 4de dag van augustus zo kwam te Brugge na de noen tegen de avond in meneer Filips van Ravestein met vele frisse heren uit Frankrijk en neffens hem reedt mijn heer van Spiers en de kapitein van de Schotten en nog veel meer ander grote kapiteins die meneer Filips begeleidden gewapenderhand met wel 150 lansen en waren zeer kostbaar en triomfantelijk toegemaakt met vele bedekte paarden, kostbaar versierd met goud en met zilver en kostbare pluimage die hing achter tot op de rug van de paarden en kwamen met open banieren en trompetten en daar waren er 100 al met zilveren wapenrok. En die van de wet van Brugge reden er tegen en haalden ze fatsoenlijk in en begeleidde elk in zijn logies. En waren hier tot de 7de dag van augustus toen trokken ze weer met meneer Filips van Ravestein ten Damme en van de Damme ter Sluis. En ze keerden weer de 8ste dag en de Schotse kapitein en de kapitein van Artois trokken te Ieper waart de 9de dag van augustus met wel 100 paarden en vele voetknechten. [De 9de dag van augustus] Item, op dezelfde 9de dag van augustus zo kwamen van de Nieuwpoort en van Diksmuide wel met 100 paarden omtrent Oostende en te Lombardsijde waar ze wat volk vingen en namen de beeste, en beroofden het gehele dorp Lombardsijde en vingen al het volk dat ze krijgen konden en voerden ze ter Nieuwpoort en te Diksmuide. [Item, op de 10de dag van augustus achtervolgen] Item, op de 10de dag van augustus achtervolgende zo kwam het dat bij toestemming van het land van Vlaanderen en van meneer Filips van Ravestein onze generaal kapitein van het land dat de drie leden het land van Vlaanderen, mevrouw de burchtgravin van Veurne op haar bede toestemde dat ze zouden komen te Brugge, wat alzo gebeurde op de 10de dag van augustus en al haar medeplegers kwamen mede in Brugge want ze was burchtgravin van Veurne en van Veurne ambacht met dat er aan kleeft. |
[Item vp den.xi.sten en den.xij.sten en den.xiij.sten en den xx.sten dach van Ougst] Item vp den.xi.sten dach van Ougst, was gheordonneirt ende ghesloten datmen trecken soude te Dixmude ende ter Nyeupoort, omme die te castyene, ende in te nemene, ende meer ander quaetwillende van andere smalle steden, ende trocken als doe huyt Brugghe.xvijc.peerden, ende twee duysent voetknechten, ende ghinghen tsauents logieren Toudenburch, daer si noch vonden wel.vi.duyst voetvolcx huyten Noorden ende Westvrye. Ende trocken den.xij.sten dach voor by Dixmude ter Nieupoort waert, al daer commende ende nederslaende, so wast ghemaect een treue ende bestant van twee hueren, al daer die capiteynen spraken met dye vander nyeupoort. Ende sprekende te samen, so schoten die vander Nyenpoort [fol. CC.lviij.r] eenen quareel in tbeen van mijn heere van Spiers, omwelcke quetsuere hi te Brugghe ghebrocht was omme dat te ghenesen, doe ghinc tvolc van orloghen ooc seere schieten. Endedie vander stede vrachten mijn here Phelips of hi hem lieden wilde nemen in gracien, behoudende lijf ende goet. Daer vp dat mer Phelips van Rauesteyn antwoorde, dat die drie leden slandts van Vlaendren consenteirden, hi wasser mede te vreden. Ende aldus daer liggende, verbeyden monsuer descordes, die quam vp den.xiij.sten dach van Ougst, ende si waren sterc metsgaders tvolck van mer Phelips van Rauesteyn wel.viijm.mannen vanwapenen, ende quamen int westlant. Ende monseur decordes was met veil volcx ende met groten engienen voor sinte wijnnocxberche, maer daer wordt ghetracteirt dat die vanBerghen hem vpgauen, behouden lijf ende goet, waer of mijn heere van Meerwede die doe capiteyn van Berghen was, begeerde huyt te gane ende drie daghen respijt te hebben om tantwoorden, of hy metten hertoge Phelips wesen wilde of blijuen bi denRoomschen coninc, twelc hem gheconsenteirt was. Ende alser monseur descordes in quam, twelc was den.xx.sten dach in Ougst, doen track mijn heere van Meerwede terstont te Burburch binnen, ende dede dye voorboughen of doen, ende wildet houdenhuyter name vanden coninck vanden Romeynen, want hy weder seyde monseur Descordes, ende al die aermeye. aldus was Berghen in ghenomen ten oorbore van onsen natuerlicken prinche. Ende daer was huyt gheroupen den paeys also hi te Brugge ghesloten was hier te voren. |
[Item, op de 11de, de 12de, de 13de en de 20ste dag van augustus] Item, op de 11de dag van augustus was geordonneerd en besloten dat men trekken zou te Diksmuide en ter Nieuwpoort om die te kastijden en te nemen en meer ander kwaadwillende van andere kleine steden trokken toen uit Brugge 1700 paarden en 2000 voetknechten en gingen tճ avonds logeren te Oudenburcht waar ze nog vonden wel 6000 voetvolk uit de Noord en west vrijen. En trokken de 12de dag voorbij Diksmuide naar Nieuwpoort en toen ze daar kwamen en neersloegen zo was gemaakt een trouw en bestand van twee uren al daar de kapiteins spraken met die van de Nieuwpoort. En toen ze tezamen spraken zo schoten die van de Nieuwpoort [fol. CC.lviij.r] een pijl in het been van mijn heer van Spiers en vanwege die kwetsing was hij naar Brugge gebracht om dat te genezen, toen ging het oorlogsvolk ook zeer schieten. En die van de stad vroegen mijn heer Filips of hij hen wilde nemen in gratie, behouden lijf en goed. Waarop dat meneer Filips van Ravestein antwoordde dat de drie leden het land van Vlaanderen het toestemde, hij was er mee tevreden. En aldus toen ze daar lagen en wachtten op monsieur Descordes die op de 13de dag van augustus kwam en ze waren sterk mitsgaders het volk van meneer Filips van Ravestein wel. 8 000 mannen van wapens en kwamen in het Westland. En monsieur Descordes was met veel volk en met groten machines voor Sint Winnoksberge, maar daar werd onderhandeld dat die van Bergen zich overgaven behouden lijf en goed, waarvan mijn heer van Merwede, die toen kapitein van Bergen was, begeerde uit te gaan en drie dagen respijt te hebben om te antwoorden of hij met hertog Filips wezen wilde of blijven bij de Roomse koning, wat hem toegestemd werd. En toen monsieur Descordes er in kwam, wat was op de 20ste dag in augustus, toen trok mijn heer van Merwede terstond te Bourbourg binnen en liet de voorbogen afdoen en wilde het houden uit naam van de koning van de Romeinen, want hij weersprak monsieur Descordes en het hele leger, aldus was Bergen ingenomen ten nut van onze natuurlijke prins. En daar was uitgeroepen de vrede alzo het te Brugge gesloten was hier tevoren. |
[Item onse Capiteynen waren] Item onse Capiteynen waren mer Phelips van Rauesteyn, mijnheere van Peenen, Ian van Spiers, ende mijn here van Fletren, ende een here huyt Scotlant dye die coninc van Vranckerijcke ghesonden hadde ten sercouse vanden vanden lande vanVlaendren ende onsen natuerlicken prinche. Ende als doe was mijn heere van Fletren ghemaect Capiteyn van Berghen om dat te bewaerene huyter name vanden hertoghe Phelips Ende menseyde dat monseur descordes Vuerne ooc inne hadde behoudenlijf ende goet, ende si tracteirden omme Burburch daer mijn here van Meerwede in gheuloden was ooc inne te ghecrijghene. [Item naer alle nyeumaren] Item naer alle nyeumaren, so was waer dat die coninc vandenRomeynen track naer Bieruliet met vele schepen, omme een assault te gaen doen vp Biervliet, alsoot oock ghebuerde den.xxiij.sten dach van Ougst. Ende stormende vp die voorseyde stede van Bieruliet, so schoten die van Biervliet so seer dat si drie huen vanden coninck inden gront schoten, waer of al tvolck datter inne was verdranc, ende die coninc en conste aenBieruliet niet ghedoen, maer moeste van daer vlien. Ende int wech trecken die van Biervliet hadden daer roeybaergien al ghereet liggende met sijnen ruyters, ende volchden hem liedeninden steert, so dat si vinghen.iij.huen vanden scepen vandenRoomschen coninc, al vul duytsche knechten, ende vele edele daer mede die si voerden binnen Biervliet als haerlieder gheuanghenen. Ende die coninck vanden Romeynen quam te Middelburch seer verstoort in Zeelant. [Den.xxvi.sten dach van Ougst] Item voort vp den.xxvi.sten dach van Ougst parlementeirde mer phelips van Rauesteyn met mijn here van Meerwede endeRoxhorne, ende versochten den.xxvij.sten van Ougst aenmijnhere van Meerwede, dat hi Burburch ouer gheuen soude, metsgaders dat hi daer capiteyn of was. Ende die voorseyde heere van Meerwede en wildet niet ouer gheuen, ten ware datmenbetalen soude sijne ghesellen van.iiij.maenden saults, diemenhem lieden verachtert was, maer wierdens emmer eens vp.ij.maenden, ende gauen so Burburch ouere inden handen vanmer Phelips ende mijn here van Peenen Capiteyn van Brugge, ende het volc van wapenen trac ter stont ligghen voor Vuerne. Ende vp desen seluen dach so dedemen te Brugge een ghebot, dat nyement wie hy ware eeneghe letteren messyue soude seyndenbuyten der stede, hi en soudse al voren bringen te visenteirene die vander wet, ende dat omme dat neyement gheene tijdinghe nyeuwers seynden en soude hoer te Brugghe stonde of niet. Endedie eeneghe brieuen sonden sonder die wet die kennesse te doene, soude verbueren.xx.libra parezysen. [fol. CC.lviij.v] |
[Item, onze kapiteins waren] Item, onze kapiteins waren meneer Filips van Ravestein, mijn heer van Peenen, Ian van Spiers en mijn heer van Fletren, en een heer uit Schotland die de koning van Frankrijk gezonden had tot bijstand van het land van Vlaanderen en onze natuurlijke prins. En als toen was mijn heer van Fletren gemaakt kapitein van Berhen om dat te bewaren uit naam van hertog Filips. En men zei dat monsieur Descordes Veurne ook in had behouden lijf en goed en ze onderhandelden om Bourbourg waar mijn heer van Merwede in gevlogen was ook in te krijgen. [Item, naar alle nieuws] Item, naar alle nieuws zo was et waar dat de koning van de Romeinen trok naar Biervliet met vele schepen om een aanval te gaan doen op Biervliet, alzo het ook gebeurde de 23ste dag van augustus. En bestormende op die stad Biervliet en zo schoten die van Biervliet zo zeer dat ze drie boten van de koning in de grond schoten waarvan al het volk dat er in was verdronk en de koning kon aan Biervliet niets doen maar moest daar vandaan vlieden. En in het weg trekken hadden die van Biervliet daar roeibargen al gereed liggen met hun ruiters en volgende hen in de staart zodat ze vingen 3 boten van de schepen van de Roomse koning al vol Duitse knechten en vele edelen waarmee ze voerden binnen Biervliet als hun gevangenen. En de koning van de Romeinen kwam te Middelburg zeer verstoord in Zeeland. [De 26ste dag van augustus] Item, voort op de 26ste dag van augustus sprak meneer Filips van Ravestein met mijn heer van Merwede en Roxhorn en verzochten de 27ste van augustus aan mijn heer van Merwede dat hij Bourbourg over geven zou, mitsgaders dat hij daar kapitein van was. En die heer van Merwede wilde het nier over geven, tenzij dat men betalen zou zijn gezellen van 4 maanden soldij (zout) die men hen achter was, maar werden het immer eens op 2 maanden en haven zo Bourbourg over in de handen van meneer Filips en mijn heer van Peenen, kapitein van Brugge, en het wapenvolk trok terstond liggen voor Veurne. En op in dezelfde dag zo deed men te Brugge een gebod dat niemand wie hij was enige dienstbrieven zenden zouden buiten de stad, hij zou ze al voor brengen te onderzoeken die van de wet en dat omdat niemand geen tijding ergens zenden zou hier te Brugge stonde of niet. En die enige brieven zonden zonder de wet er kennis van te doen die zou verbeuren 20 libra parijzen. [fol. CC.lviij.v] |
[Item naer desen so ghebuerdet dat dye van Middelburch in Zeelant] [Den.xxviij.sten dach van Ougst] Item naer desen so ghebuerdet dat dye van Middelburch in Zeelant, metsgaders den ontfanghere van Middelburch, ende een pylote ordonneirden te liggene voor tswarte gat met seker schepen, omme te nemene sommege fransoysen die met lakene gheladen waren, den.xxviij.sten dach van Ougst. Ende dit vernemende die ruyters vander sluys, trocken tseghen met roeybaergien, ende vondense buyten den swarten gate, endeseyden dat si Bortoenen waren, tot dat si al vast aen die huen waren, die seer wel ghestoffeirt waren van engienen, ende elcke hue hadde inne.xl.mannen wel voorsien, ende dese baerdgiennamen een bortoens schip dat die selue huen gheconuoyiert souden hebben tot Middelburch ghepasseirt, maer si misten vanhueren voortstelle, ende waren gheuoert ter Sluys binnen voor goeden pryse. [Den.xxviij.sten en den laetsten dach van Ougst] den.xxviij.sten dach van Ougst, so conmunikierden die vander Nyeupoort, die van Dixmude, ende die van Vuerne te samen bi eenen valschen rade die si concludeirden, als dat si ouer commensouden met mijn here van Rauesteyn, omme dat theyr vp brekensoude. Ende als al vpghebroken ware ende ghescheeden, so souden si den Roomschen coninc in laten met alle sijnder macht. Alsoot wel bleec den seluen dach als voren, dat als saen als mer Phelips ende dandere capiteynen vpghelicht waren endegecommen tot vp een mijle naer Brugghe, so quammer haestelicken een bode achter hem lieden ghereden die die verraderye van hem lieden vernomen hadde, want hijt selue gesien hadde dat die vander Nyeupoort teekene deden den Coninck vanden Romeynen ende sijnen gheselscepe, die vp dye zee waren voor der Nyeupoort met.xviij.huen, ende met.ij.grote scepen met meerssen, ende si deden ooc der stede van Nyeupoort teekene, als dat si hem te sercourse quamen. Aldus dese bootschap ende kennesse hebbende mer Phelips van Rauesteyn, ontboot haestelicke alle sijne capiteynen gheleghen ontrent der Nyeupoort, ende den anderen, ghelijc int wout van Niepen, dat si van haerlieder stercte niet trecken en souden, want het vpstel vanden.iij.steden voornomt al valsche verraderye was. Endeontboden haestelicken die van Duynkercke, Oostende ende die vander Sluys, als dat si alle hare roeybaergien ghereet soudenmaken, ende souden wesen byden fransche schepen vp dye zee, den laetsten dach van Ougst met alle den ruyters van orloghen die si vercrijghen consten. Ende in sghelijcx ontboot hi te Brugghe aen mijn heere van Spiers, als dat hy haestelicken soude vpsitten met alle sijne Ruyters ende ghesellen van orloghen die hi in Brugghe ghecrijghen conste, ende brijnghen met hemx.of.xij.waghenen met vitaelgie ende met foraegie om die peerden. Ende dat hi den seluen laetsten dach van Ougst hemsoude vinden te Oostende des auents, daer hem verbeydende was vele volcx van wapenen, omme te weeren den Roomschen coninc huyten westlande, twelcke terstont also ghebuerde. Ene was ooc een ghebodt ghedaen te Brugghe, dat alle dye ghene dye haerlieder lij auentueren wilden ter beschermenesse van den lande van Vlaendren ende van onsen natuerlicken prinche, dat si hem vinden souden byden Capiteyn. |
[Item, na deze zo gebeurde het dat die van Middelburg in Zeeland] [De 28ste dag van augustus] Item, na deze zo gebeurde het dat die van Middelburg in Zeeland, mitsgaders de ontvanger van Middelburg, en een stuurman ordonneerden te liggen voor het zwarte gat met zekere schepen om te nemen sommige Fransen die met laken geladen waren de 28ste dag van augustus. En dit vernamen de ruiters van ter Sluis en trokken er tegen met roeibargen en vonden ze buiten het zwarte gat en zeiden dat ze van Bretagne ware tot dat ze al vast aan die boten waren die zeer goed voorzien waren van machines elk had in 40 mannen, goed voorzien, en deze baarden namen een Breton schip dat die boten begeleid zouden hebben tot Middelburg gepasseerd was, maar ze misten van hun opzet en waren gevoerd ter Sluis binnen voor goede prijs. [De 28ste en de laatste dag van augustus] de 28ste dag van augustus zo communiceerden die van de Nieuwpoort, die van Diksmuide en die van Veurne tezamen bij een valse raad die ze concludeerden als dat ze overeen komen zouden met mijn heer van Ravestein zodat het leger zou opbreken. En toen dat opgebroken was en gescheiden zo zouden ze de Roomse koning in laten met al zijn macht. Alzo het wel bleek dezelfde dag als voren dat alzo gauw als meneer Filips en de andere kapiteins opgetrokken waren en gekomen tot op een mijl naar Brugge zo kwam er haastig een bode achter hen gereden die het verraad van hen vernomen had, want hij had zelf gezien dat die van de Nieuwpoort tekens deden de koning van de Romeinen en zijn gezelschap die op zee waren voor Nieuwpoort met 18 boten en met 2 grote schepen met masten en ze deden ook de stad Nieuwpoort teken als dat ze hen te hulp kwamen. Aldus deze boodschap en kennis had meneer Filips van Ravestein ontbood hij haastig al zijn kapiteins gelegen omtrent ter Nieuwpoort en de anderen gelijk in het woud van Niepen dat ze van hun sterkte niet trekken zouden, want het voornemen van de 3 steden was geheel vals verraad. En ontboden haastig die van Duinkerken, Oostende en die van ter Sluis als dat ze al hun roeibargen gereed zouden maken en zouden wezen bij Franse schepen op de zee de laatste dag van augustus met alle ruiters van oorlog die ze krijgen konden. En insgelijks ontbood hij te Brugge aan mijn heer van Spiers als dat hij haastig zou opzitten met al zijn ruiters en gezellen van oorlog die hij in Brugge krijgen kon en brengen met hem 10 of 12 wagens met voedsel en met voer voor de paarden. En dat hij dezelfde laatste dag van augustus hem zou vinden te Oostende ճ avonds en daar op hem wachten met veel wapenvolk om te verweren de Roomse koning uit het Westland, wat terstond alzo gebeurde. En was ook een gebod gedaan te Brugge dat al diegene die hun lijf avonturen wilden ter bescherming van het land van Vlaanderen en van onze natuurlijke prins dat ze hem vinden zouden bij de kapitein. |
[Den.xxx.sten dach van Ougst en den.ij.sten dach van Septembre] Item den.xxx.sten dach van Ougst, twelc was sdaechs hier voren, soe warer wagens met vitaelgie die naer Ghendt voeren. Ende die vianden waren wel.lx.peerden vp bulscamp velt, die welcke namen ende vinghen.iij.vanden seluen waghens. Ende binnen dien auende souden ghecommen hebben die ghedeputeirde van Ghendt binnen Brugghe, maer si moesten wederkeeren, of si hadden al gheuanghen gheworden vanden seluen duytschen. Maer quamen den laetsten dach van Ougst ende vermaecten die wet den.ij.sten dach van Septembre. Ende vp den seluen dach quamen die van Dixmude huyte, omme in te nemene dye langhe brugghe met engienen, maer waren meest al doot ghesleghen ende gheuanghen, ende lietender al haer engienen, ende die reste en conste nauwe te Dixmude binnen gheraken, so rasch waren hem haer vianden vp den hals. Item vp den.v.sten dach van Septembre, soe was dye Wette [fol. CC.lix.r] Duynkercke die mer Phelips van Rauesteyn vermaect hadde, seggende dat si gheen garnisoen in nemen en wilden noch vander eender sijde noch vander andere, maer dadender contrarie des selues daechs, ende sonden die visschers in die zee aen die schepen vanden coninck vanden Romeynen dat si commensouden, ende si lieten die duytschen te twee poorten inne, die welcke doot sloughen als si int stede quamen mannen endevrauwen. Ende die van Nyeupoort daden altemet een course vp tschamel lantsvolc, die si beroofden ende vijnghen endemaectense bijstier bi daghe ende by nachte. [Item vp den.xvi.sten en den.xx.sten en den xxiij.sten dach van Septembre] Item vp den.xvi.sten dach van Septembre, so was raet ghehouden van monseur descordes, ende van mer phelips van Rauesteyn, ende mijn here van peenen, ende veil meer andere heren binnender stede van Ipre, ende sloten sulcken Raet als dat elc van hemlieden last nam bysondere, elc een quaertier te suuerene vandenbouuen die contrarie waren haren natuerlicken heere endeprinche. Te wetene mer Phelips van Rauesteyn te Bruessele endein dat quaertier, ende mijn here van Peenen het Brugsche quaertier, ende monseur descordes het Ipersche ende twestersche quaertier. Ende dat si alle vp eenen dach souden doen assault, alsoot ghebuerde vp die ghene die hielden yeghen die.iij.leden slants, alst bleec, want men trac voor Middelburch in Vlaendren den.xx.sten dach van Septembre, ende wonnen die stede den.xxi.sten dach, ende bleuen daer liggende voor tcasteel want die vianden wildent houden. Ende die van ghendt quamender ooc voren met.vc. mannen, ende ontrent.lx.peerden, ende brochtenmet hem lieden.vi.grote sticken engiens ende schoten vp tcasteel den.xxiij.sten dach van Septembre, ende die van Brugge haddender ooc.ij.grote engienen daer si mede schoten vp tvoorseyde casteel, ende schotender grote gaten inne, maer die van binnen den casteele en verschoten noch nyet. Ende binnender tijt dat si dus voor casteel laghen, so trocken die van Nyeupoort huyte ende die van Dixmude, ende si verbarnden.ij prochyen, deen was Leke, ende dander Keyhem, welcke twee prochien waren berooft ende iammerlijc verdoruen. Ende si verbarnden Womere ende Eesene dye kercken, ende vele lieden daer inne, fransoysen ende andere sonder eeneghe ghenade of ontfaermen, ende verbarnden al dat si vonden. |
[De 30ste dag van augustus en de 2de dag van september] Item, de 30ste dag van augustus, wat was daags hiervoor, zo waren er wagens met voedsel die naar Gent voeren. En de vijanden waren wel 40 paarden op bulskamp veld die namen en vingen 3 van die wagens. En binnen die avond zouden gekomen zijn de gedeputeerden van Gent binnen Brugge, maar ze moesten terug keren of ze waren allen gevangen geworden van die Duitsers. Maar kwamen de laatste dag van augustus en vermaakten de wet de 2de dag van september. En op dezelfde dag kwamen die van Diksmuide uit om in te nemen de lange brug met machines, maar waren meest allen dood geslagen en gevangen en lieten er al hun machines en de rest kon nauwelijks te Diksmuide binnen raken, zo ras waren hen hun vijanden op de hals. Item, op de 5de dag van september zo was de wet. [fol. CC.lix.r] Duinkerken die meneer Filips van Ravestein vermaakt had zeiden dat ze geen garnizoen innemen wilden, nog van de ene zijde nog van de andere, maar deden ter contrarie dezelfde dag en zonden de vissers in de zee naar de schepen van de koning van de Romeinen dat ze komen zouden en ze lieten de Duitsers te twee poorten in die dood sloegen toen ze in de stad kwamen mannen en vrouwen. En die van Nieuwpoort deden altemet een koers op het schamele landvolk die ze beroofden en vingen en maakten ze bijster bij dag en bij nacht. [Item, op de 16de en 20ste en 22ste dag van september] Item, op de 16de dag van september zo was raad gehouden van monsieur Descordes en van meneer Filips van Ravestein en mijn heer van Peenen en veel meer andere heren binnen de stad Ieper en besloten zulke raas als dat elk van hen last nam apart om elke een kwartier te zuiveren van de boeven die contrarie waren hun natuurlijke heer en prins. Te weten; meneer Filips van Ravestein te Brussel en in dat kwartier en mijn heer van Peenen het Brugge kwartier en monsieur Descordes het kwartier van Ieper en het westerse. En dat ze allen op een dag aanval zouden doen, alzo het gebeurde op diegene die hielden tegen de 3 leden van het land zoals het bleek, want men trok voor Middelburg in Vlaanderen de 20ste dag van september en wonnen die stad de 21ste dag en bleven daar liggen voor het kasteel want die vijanden wilden het houden. En die van Gent kwamen er ook voor met 500 mannen en omtrent 60 paarden en brachten met hen 6 grote stukken machines en schoten op het kasteel de 23ste dag van september en die van Brugge hadden er ook 2 grote machines waar ze mee schoten op dat kasteel en schoten er grote gaten in, maar die van binnen het kasteel verschoten nog niet. En binnen de tijd dat ze dus voor kasteel lagen zo trokken die van Nieuwpoort uit en die van Diksmuide en ze verbrandden 2 parochies, de ene was Leke en de ander Keyhem, welke twee parochies waren beroofd en droevig bedorven. En ze verbrandden Womere en Eesene de kerken en vele lieden daarin, Fransen en anderen zonder enige genade of ontferming en verbrandden alles dat ze vonden. |
[Item op den.xxv.sten en den den.xxiiij.stendach van Septembre] Item op den.xxv.sten dach van Septembre, so wan mijn here vanPeenen ende mer Phelips van Rauesteyn tvoorseyde casteel vanMiddelburch, want vp den.xxiiij.sten dach was vp tcasteel eenassault ghedaen in welc assault datter vele doot bleuen, ende dat quam van eender schote die die van ghendt schoten met een groot engien, daer met dier schote doot gheschoten was sonderlinghe een capiteyn vanden Schotten die op een leere stont om Tcasteel te beclemmene, ende meer andere met hem, twelc claghelic was. Ende dye vanden Damme hadden tcasteel eens ghewonnen, ende warer inne wel een half huere, maer hem lieden en quam gheen onderstant rasch ghenouch, so datser weder huyt ghesleghen worden ende moesten vlien, by den welcken sommeghe van die voorseyde vanden Damme verdroncken, wantmense nyet ghehelpen en conste. [Item vp den.xxv.sten en den den.xxvi.sten dach vander maent voorseyde] Item vp den.xxv.sten dach vander maent voorseyde quamenghedeputeirde huyten casteele bi mijn here van peenen, endebaden om gracie van haerlieder lijf, si souden hem het casteel ouer gheuen in sijnen handen met al datter binnen was, het welcke hem lieden mijn here van Peenen consenteirde haerlieder lijf, maer het goet nyet. Ende doe ghinghen die capiteynen int casteel, ende men loet al tgoet datter in was, ende ooc in die stede, vp den.xxvi.sten dach van Septembre, ende men broche al tgoet te Brugge, ende vp den seluen dach stack men tvier alomme in die stede ende ooc in tcasteel, so varre dat Middelburch al gheheel verbarrent ende te nieten ghedaen was, ende alle die bouuendiere vp waren die lietmen alle loopen, metsgaders dat hemlieden haerlieder lijf ghegeuen was. Ende ons volc van Brugge quam den seluen dach thuys met die van ghent ende met al hueren engienen, ende dordonnancie was datmen terstont soude ghetrocken hebben voor Dixmude, maer het bleef also staende. [fol. CC.lix.v] [Item vp den.xxviij sten en den laetsten dach van Septembre] Item vp den.xxviij sten dach van Septembre, so waren die van der wet van Brugge, ende mijn here van Peenen te Rade met die Casselrye vanden west quaertiere, omme te wetene of si wilden betalen.vi.groten van elc ghemet lants, men soude dat quaertier suueren, ende of worpen Dixmude ende Nyeupoort, ende meer ander smalle steden, maer die vrylaten en wildens nyet doen. Ende ghinghen daer omme al verloren, ende worden berooft, verbarrent, gheuanghen, ende al te nieten ghedaen. Ende noch den laetsten dach van Septembre, so vertrack mijn heere Ioris vanwateruliet van Anxame te Dixmude binnen, ende bedrooch alle dat lantsvolc van dien quaertiere, want sy moesten doe alle ruymen ende vluchten, want die vianden quamen te Anxame vp tcasteel ligghen, wel.iijc. knechten vanden coninck van den Romeynen, die welcke veil quaets deden alle daghe tusschen daer ende Brugghe, als van die lieden te vanghene, te beroouene, endedoot te slane. Item den laetsten dach van Septembre, so vertrac mijn here vanPeenen naer sint Omaers wech van Brugge, ende maecte capiteyn in sijne stede missire Anthoine danchy, omme dat te verwarene in die stede van hem, maer daer en bleef gheen volc van wapenen, waer bi die vianden deden in twest quaertier veel quaets, want si wisten dat te Brugghe gheen garnisoen noch volc van orloghen en was, aldus so hadden sijt schone om veil quaets te doene, want daer en was nyement teghen. |
[Item, op de 25ste en 24ste dag van september] Item, op de 25ste dag van september zo won mijn heer van Peenen en meneer Filips van Ravestein dat kasteel van Middelburg, want op de 24ste dag was op het kasteel een aanval gedaan en in die aanval er vele dood bleven en da kwam van een schot die die van Gent schoten met een grote machine waar met dat schot dood geschoten was vooral een kapitein van de Schotten die op een ladder stond om het kasteel te beklimmen en meer andere met hem, wat droevig was. En die van de Damme hadden het kasteel eens gewonnen en waren er in wel een half uur, maar hen kwam geen onderstand snel genoeg zodat ze er weer uitgeslagen werden en moesten vlieden waarbij sommige van die van de Damme verdronken, want men kon ze niet helpen. [Item, op de 25ste en de 26ste dag van die maand] Item, op de 25ste dag van die maand kwamen gedeputeerden uit het kasteel bij mijn heer van Peenen en baden om gratie van hun lijf, ze zouden hem het kasteel over geven in zijn handen met alles dat er binnen was, wat hen mijn heer van Peenen toestemde hun lijf, maar niet het goed. En toen gingen de kapiteins in het kasteel en men verloodde al het goed dat er in was en ook in de stad op de 26ste dag van september en men bracht al het goed te Brugge en op dezelfde dag stak men het vuur alom in de stad en ook in het kasteel, zo ver dat Middelburg al geheel verbrand en te niet gedaan was en alle boeven die er op waren die liet men allen lopen, mitsgaders dat hen hun lijf gegeven was. En ons volk van Brugge kwam dezelfde dag thuis met die van Gent en met al hun machines en de ordonnantie was dat men terstond zou getrokken hebben voor Diksmuide, maar het bleef alzo staan. [fol. CC.lix.v] [Item, op de 28ste en laatste dag van september] Item, op de b28ste dag van september zo waren die van de wet van Brugge en mijn heer van Peenen te raad met het ambtsgebied van het west kwartier om te weten of ze wilden betalen 6 groten van elk gemeten land, men zou dat kwartier zuiveren en afwerpen Diksmuide en Nieuwpoort en meer andere kleine smalle steden, maar de vrijlaten wilden het niet doen. En gingen daarom al verloren en werden beroofd, verbrand, gevangen en al te niet gedaan. En nog de laatste dag van september zo vertrok mijn heer Joris van Watervliet van Anxame te Diksmuide binnen, en bedroog al dat landvolk van dat kwartier want ze moesten toen allen ruimen en vluchten want die vijanden kwamen te Anxame op het kasteel liggen wel met 300 knechten van de koning van den Romeinen die vel kwaads deden alle dagen tussen daar en Brugge als van die lieden te vangen, te beroven en dood te slaan. Item, den laatste dag van september zo vertrok mijn heer van Peenen naar Sint Omaars weg van Brugge en maakte kapitein in zijn plaats monsieur Anthoine dՁnchy om dat te bewaren in plaats van hem, maar daar bleef geen volk van wapens waarom de vijanden veel kwaads deden in het west kwartier want ze wisten dat te Brugge geen garnizoen nog volk van oorlog was, aldus zo hadden zij het mooi om veel kwaads toen doen want er was niemand tegen. |
Hoe mijn here van Breeroode, vertrac van Brugghe met een groot volck te Holland waert, omme dat in te nemene, ten oorbore vanden Hertoghe Phelips onsen natuerlicken Prinche. [Den.x.sten dach van Nouembre] [fol. CC.lx.r] VOort vp den.x.sten dach van Nouembre so vertrac mijn here vanBreederoede te Hollant waert, omme Hollant in te nemene ten oorbore vanden Hertoghe Phelips onsen natuerlicken Prinche met.ij.duysent ruyters van Brugge, dye welcke binnen.xiiij.daghenin namen wel.iiij.steden, ende tvolc wilde al met ons wesen. Endedaer naer wan hi noch Amsterdam met crachte den laetsten dach vander voornomder maent Nouembre. [Item vp den.xx.sten dach van Octobre] Item vp den.xx.sten dach van Octobre quamen wel.ijc.peerdenende ijc.voetknechten tot voor dye barriere van Brugghe, endedaer vinghen si die lieden, ende keerden byder nacht naer Vassenare, ende wachten der tsanderdaechs metten daghe die landtslieden van Noortwaert, ende si vinghender wel.ijc.endenamen wel twee hondert peerden dye si spienen huyt huerenwagens, ende lietense also staen metter vitaelgie. Ende quamenweder den.xxiiij.sten vander seluer maent, ende staken tvier in Iabbeke, ende namen al dat sy daer vonden, ende reden weder thuysewaert, want hem lieden en dede nyement gheen belet, wandt die lantslieden liepen al voren wech. [Voort vp den.xxiiij.sten dach van Octobre] Voort vp den.xxiiij.sten dach van Octobre, so was gheslotentusschen die van Brugge ende die vanden Noortvrye endewestvrye, omme penninghen te vindene ende te gheuene omme te treckene vp Dixmude ende Nyeupoort, ende haerlieder medepleghers of te worpene ende te castijdene alle die contrarie den lande sijn ende onsen natuerlicken prinche. Ende soudencapiteyn maken mijn here Eueraert van Arenberghe of mijn here van Peenen of mijn here vanden Gruythuyse soudt selue doen met meer capiteynen, ende daer vp bleeft ghesloten. Ende del seluen dach verdroncken.iiij.huen, daer men seyde dat me ioncker van Breederoede in een was, maer men wist niet wel. [Den vierden dach van Laumaent] Item vp den vierden dach van Laumaent soe was ghemaect capiteyn van Brugghe onsen Schouteetene, omme te treckene Toudenburch, daer bi hem lieden vergaderen souden die vanGhendt, ende dye van Cortrijcke, ende alle tlanstvolc vandenNoortvrye. Ende al daer Toudenburch maectemen.ij.blochuysen, omme daer mede te treckene voor Dixmude, ende men voerde mede allerhande artijlgerye der orloghe aengaende, ende dat ten coste van die van Brugghe ende die vanden Vryen, dye daer mede weltevreden waren. |
Hoe mijn heer van Brederode vertrok van Brugge met een groot volk naar Holland om dat in te nemen ten nut van hertog Filips onze natuurlijke prins. [De 10de dag van november] [fol. CC.lx.r] Voort op de 10de dag van november zo vertrok mijn heer van Brederode te Holland waart om Holland in te nemen ten nut van hertog Filips onze natuurlijke prins met 2000 ruiters van Brugge die binnen 14 dagen innamen wel 4 steden en het volk wilde allen met ons wezen. En daarna won hij nog Amsterdam met kracht de laatste dag van de voornoemde maand november. [Item, op de 20ste dag van oktober] Item, op de 20ste dag van oktober kwamen wel 200 paarden en 200 voetknechten tot voor de barrire van Brugge en daar vingen ze de lieden en keerden bij de nacht naar Varsenare en wachten er de volgende dag met de dag de landslieden van Noordwaarts en ze vingen er wel 200 en namen wel 200 paarden die ze haalden uit hun wagens en lieten ze alzo staan met het voedsel. En kwamen weer de 24ste van dezelfde maand en staken het vuur in Jabbeke en namen alles dat ze daar vonden en reden weer naar huis want hen deed niemand belet want de landslieden liepen al voren weg. [Voort op de 24ste dag van oktober] Voort op de 24ste dag van oktober zo was besloten tussen die van Brugge en die van de Noord vrijen en west vrijen om penningen te vinden en te geven om te trekken op Diksmuide en Nieuwpoort en hun medeplegers af te werpen en te kastijden allen die contrarie het land zijn en onze natuurlijke prins. En zouden kapitein maken mijn heer Everaert van Arenberg of mijn heer van Peenen of mijn heer van de Gruijthuijsen zou het zelf doen met meer kapiteins en daarop bleef het besloten. En dezelfde dag verdronken 4 boten waar men zei dat meneer jonker van Brederode in een was, maar men wist het niet goed. [De vierde dag van januari] Item, op de vierde dag van januari zo was gemaakt kapitein van Brugge onze schout om te treken naar Oudenburcht waar bij hen verzamelen zouden die van Gent en die van Kortrijk en al het landvolk ban de Noord vrijen. En aldaar te Oudenburcht maakte men 2 blokhuizen om daarmee te trekken voor Diksmuide en men voerde mee allerhande artillerie de oorlog aangaande en dat ten kosten van die van Brugge en die van de vrijen die daarmee goed tevreden waren. |
[Item vp den.vi.sten dach van Laumaent] [Item vp den.vi.sten dach van Laumaent en den.x.sten dach vander seluer maendt en den.xi.sten dach en xij.sten dach] Item vp den.vi.sten dach van Laumaent, so quamen die van Ipre ende van Cortijcke bi die van Brugghe, die welcke laghenToudenburch, daer si hem lieden verbeyden. Ende vertrocken vandaer te samen ende ghinghen ligghen te Thorout, omme van daer te treckene naer Dixmude. Ende daer wesende tot den.x.sten dach vander seluer maendt, so quaman.vic.peerdenende.iiijc.voetknechten Franchoysen met Anthoine danchy te Torout, ende vertrocken den.xi.sten dach bet naerdere Dixmude, so varre dat siden.xij.sten dach in namen tcasteel van Anchame, ende vinghen alle dye ghesellen diere vp waren, wel tot.xxiiij.toe, ende die grote en gienen quamen te watere van Ipre. [Vp den.xvi.sten dach van Laumaent en den.xvij.sten dach vander maent.] Item vp den.xvi.sten dach van Laumaent, so souden vertrockenhebben dye grote engienen van Brugghe ende van Ghendt tot.vi.sticken toe, te weten sint Ioris, snelle, ende het grootste engien van ghendt, ende een grote serpentijne, ende noch.ij.grote serpentijnen van brugghe. Ende den seluen dach quam mijn heere van Meerwede met.x.hondert peerden ende met vi.hondert voetknechten, ende meende wel die engienen te schuttene, maer hi quam voor niet, want si en vertrocken niet voor den.xvij.stendach vander maent. Ende omme dat hijse niet en vant, hy vinc die lieden ende slouchse doot tot Brugghe voor die poorte. |
[Item, op de 6de dag van januari] [Item, op de 6de dag van januari en de 10de dag van dezelfde maand en de 11de en 12de dag] Item, op de 6de dag van januari zo kwamen die van Ieper en van Kortrijk bij die van Brugge die lagen te Oudenburcht waar ze op hen wachtten. En vertrokken vandaar tezamen en gingen liggen te Torhout om vandaar te trekken naar Diksmuide. En toen ze daar waren tot de 10de dag van van dezelfde maand zo kwamen er 600 paarden 400 voetknechten Fransen met Anthoine dՁnchy te Torhout en vertrokken de 11de dag meer naar Diksmuide, zo ver dat ze de 12de dag innamen het kasteel van Anchame en vingen alle gezellen die er op waren, wel tot 24 toe, en de grote machines kwamen te water van Ieper. [Op de 16de dag van januari en de 17de dag van die maand.] Item, op de 16de dag van januari zo zouden vertrokken hebben de grote machines van Brugge en van Gent tot 6 stukken toe, te weten Sint Joris, snelle, en de grootste machine van Gent en een grote serpentijn en nog 2 grote serpentijnen van Brugge. En dezelfde dag kwam mijn heer van Merwede met 1000 paarden en met 600 voetknechten en meende wel die machines te beschutten, maar hij kwam voor niet, want ze vertrokken niet voor de 17de dag van die maand. En omdat hij ze niet vond ving hij de lieden en sloeg ze dood tot Brugge voor de poort. |
[Item die van Oostende vernamen hoe die vander Nieupoort huyt sonden.ij.scepen] Item die van Oostende vernamen hoe die vander Nieupoort huyt sonden.ij.scepen van orloghen, ende wel.xij.huen met vele goets ende schats dat si sonden naer Antwerpen totten.coninc. vandenRomeynen. Ende dye van Oostende voeren huyte met wel.C.boots, ende si vinghen alle dye scepen met alle den volcke ende goede datter inne was, in welcke scepen waren vele lieden van Brugge. [fol. CC.lx.v] [Den.xviij.sten dach van Laumaent en den.xx.sten dach] Item commende tot den.xviij.sten dach van Laumaent so approcierde ons volc ende die garnisoenen vergadert tot.iijm.toe ontrent Dixmude, omme te besiene wat si daer aen doen mochten, vanden welcken sy beuonden groot watere, ende dat nyet moghelick en was dat si daer yet mochten aen doen, wantmer maer eenen voet diepe en dalf men vant watere, wanttet daer te voren wel.x.weken lanc niet en hadde ghedaen dan ghereint, by den welcken dat dye engienen van Brugghe niet duere en mochten, ende die van Ipre haddender al ghenouch. Aldus warensi den.xx.sten dach vander maent voorseyde weder omme thuys ghebrocht. [Den.xviij.sten dach van Laumaent en den.xx.sten dach] Item den.xxiiij.sten dach vander maent so begonste ons volc weder naer huys te commene, want si daer noch nyet doen en mochten om tgroot watere als voorseyde es, maer maecten drie blockhuysen daer ghesellen van orloghen vp bleuen liggende met den Scouteetene van Brugge, omme te beweerene die loopinghe vanden schamele lantslieden, ende maecten een stercte vander kercke te Eesene ende bedoluen die, ende met.ij.blochuysen der neffens aen, vanden welcken dye vianden wat cesseirden van so vele quaets te doene. Aldus houden tot den.vi.sten dach vanSporcle, so quam mijn here die Schouteetene van Brugge thuys omme eeneghe sonderlinghe saken diere hem toe porden. |
[Item, die van Oostende vernamen hoe die van Nieuwpoort uitzonden 2 schepen] Item, die van Oostende vernamen hoe die van de Nieuwpoort uitzonden 2 schepen van oorlog en wel 12 boten met veel goed en schatten dat ze zonden naar Antwerpen tot de koning van de Romeinen. En die van Oostende voeren uit met wel 100 boten en vingen al die schepen met al het volk en goed dat er in was en in die schepen waren vele lieden van Brugge. [fol. CC.lx.v] [De 18de dag van januari en de 20ste dag] Item, komen tot de 18de dag van januari zo stemde in ons volk en de garnizoenen verzameld tot 3000 toe omtrent Diksmuide om te bezien wat ze daaraan doen mochten, waarvan ze bevonden groot water en dat het niet mogelijk was dat ze daar iets aan doen mochten want men er maar een voet diep dolf vond men water want het had daar tevoren wel 10 weken lang niet anders had gedaan dan geregend waarom de machines van Brugge er niet door mochten en die van Ieper hadden er al genoeg. Aldus waren ze de 20ste dag van die maand wederom thuis gebracht. [De 18de dag van januari en de 20ste dag] Item, de 24ste dag van die maand zo begon ons volk weer thuis te komen want ze konden daar niets doen vanwege het grote water, maar maakten 3 blokhuizen daar gezellen van oorlog op bleven liggen met de schout van Brugge om te verweren het lopen van de schamele landslieden en maakte een sterke van de kerke te Essene en bedolven die en met 2 blokhuizen der neffens aan waardoor de vijanden wat verminderden van zoveel kwaads te doen. Aldus hielden ze het tot de 6de dag van februari en zo kwam mijn heer de schout van Brugge thuis om enige bijzondere zaken die hem ertoe porden. |
[Item vp den.vi.sten dach van sporcle so quammonseur descordes te Dornicke] [Vp den.vi.sten dach van sporcle en den.viij.sten dach van Sporcle den.vij.sten dach van Sporcle] Item vp den.vi.sten dach van sporcle so quam monseur descordes te Dornicke, om al daer metten heren van vlaendren endemetten.iij.leden slants te spreken ende te communikierene, als aen gaende der orloghe die.iij.leden slants ende alle die hem die orloghe aentrocken vanden anderen steden, waren al te Doornicke versaemt den.viij.sten dach van Sporcle. Ende also si consilie hilden onder tale ende wedertale tot den auende toe, so gaf antwoorde monseur decordes den seluen ghedeputeirden, ende den.iij.leden slants van Vlaendren, dat si vp houden souden van repliquierene voorder in die materie, ten ware dat sy al voren spraken met malcanderen, als aengaende vanden.ij.gheuanghenen dye noch te Ghendt laghen, die welcke hi tanderen tijden begheert hadde ende als noch begheerde, te wetene mijn here van Nassauwe, ende mijn here van Polem, omme die te doen hebbene in sijnen handen. Ende dat ghedaen sijnde, soude grotelicken ons vrient wesen, ende hadde altoos gheweist, ende wilde als noch blijuen, meerder dan noeyt te voren, doende hem sijne bede. Vanden welcken die van ghendt last hadden hem dye te consenteirene, ende in sghelijcx dye vanIpre, sonder die van Brugge diet noeyt gheconsenteirt en hadde, noch al doe noch gheen last en hadden te consenteirene maer omweldoens wille ende ter begeerte van monseur de Cordes, badendat hem ghelieuen wilde hem lieden te consenteirene dat si mochten scrijuen aen die vander wet, hoofmannen ende Dekenenvander stede van Brugghe, dat si het commuyn daer vp wildendoen vergaderen, ende hem lieden die begheerte van monseur de Cordes te kennen te gheuen. Ende dit doende so beloofde monseur de Cordes dat hi die grote gaerde van vranckerijcke bringhen soude int westlant, om al dat quartier te bringhene ter successie vanden lande van Vlaendren daer si behoorden, met vreese van orloghe of by constrainte van dien, ende van danen niet te scheeden ten soude also ghebuert wesen byden capiteynendaer toe gheordonneirt, te wetene monseur de Cordes, mer Phelips van Rauesteyn, ende mijn here van peenen, ende meer ander Capiteynen. Ende dit was den volcke van Brugge te kennene ghegeuen den vi.sten dach van sporcle. Ende vp denseluen dach wast gheconsenteirt dat hi die.ij.gheuanghenenhebben soude, te wetene mijn here van Nassauwe, ende mijnheere van polem vp die belofte die hi dede ende weder te keerene eene obligacie van.xijm. die hi hadde vanden lande ter cause vanschade ende intereste die hi ghehadt hadde ter cause van onser orloghe. Aldus wast hem gheconsenteirt, maer hy en soude die mannen niet hebben, ten ware dat hi ware metsijnder armeye binnen den westquaertiere, ende daer sijnde soudemen hem dye twee gheuanghenen bringhen in sijnen handen. Ende die vanGhendt ende die van Ipre leuerden hem die gheuanghenenden.vij.sten dach van Sporcle, vp dat hi vulcommen soude tghene dat hi belooft hadde, ten oorbore van onsen natuerlicken here den hertoge Phelips. [fol. CC.lxi.r] |
[Item, op de 6de dag van februari zo kwam monsieur Descordes te Doornik] [Op de 6de dag van februari en de 9ste dag van februari, de 7de dag van februari] Item, op de 6de
dag van februari zo kwam monsieur Descordes te Doornik, om aldaar met de heren van Vlaanderen en met de 3 leden van het land te spreken en te communiceren als aangaande de oorlog van de 3 leden van het land en allen die zich de oorlog aantrokken van de andere steden waren allen te Doornik verzameld de 8ste dag van februari. En alzo ze concilie hielden onder woorden en weerwoorden tot de avond toe zo gaf antwoorde monsieur Descordes diezelfde gedeputeerden en de 3 leden van het land van Vlaanderen dat ze ophouden zouden van repliceren verder in die materie, tenzij dat ze al voren spraken met elkaar als aangaande van de 2 gevangenen die nog te Gent lagen die hij te andere tijden begeerd had en als nog begeerde, te weten mijn heer van Nassau en mijn heer van Polem om die te laten hebben in zijn handen. En toen dat gedaan was zou hij zeer onze vriend wen en was altijd geweest en wilde als nog blijven, meer dan ooit tevoren deed men hem zijn bede. Waarvan die van Gent last hadden hem het toe te stemmen en insgelijks de van Ieper, zonder die van Brugge die het nooit toegestemd hadden, nog al toen nog geen last hadden toe te stemmen, maar vanwege goed doen wil en ter begeerte van monsieur Descordes, baden dat hem gelieven wilde hen toe te stemmen dat ze kochten schrijven aan die van de wet, hoofmannen en dekens van de stad Brugge dat ze gemeente daarop wilden laten vergaderen en hen de begeerte van monsieur Descordes te kennen te geven. En toen ze dit deden zo beloofde monsieur Descordes dat hij de grote gaarde van Frankrijk brengen zou in het Westland om al dat kwartier te brengen ter successie van het land van Vlaanderen daar ze behoorden met vrees van oorlog of met beperking van die en vandaar niet te scheiden, het zou alzo gebeurd worden bij kapiteins daartoe toe geordonneerd, te weten; monsieur Descordes, meneer Filips van Ravestein en mijn heer van Peenen en meer ander kapiteins. En dit was het volk van Brugge te kennen gegeven de 6de
dag van februari. En op dezelfde dag was het toegestemd dat hij die 2 gevangenen hebben zou, te weten; mijn heer van Nassau en mijn heer van Polem op die belofte die hij deed en terug te keren een obligatie van 12 000 die hij had van het land ter oorzaak van schade en interest die hij gehad had ter oorzaak van onze oorlog. Aldus wast het hem toegestemd, maar hij zou die mannen niet hebben, tenzij dat hij was men zijn leger binnen het west kwartier en als hij daar was zou men hem die twee gevangenen brengen in zijn handen. En die van Gent en die van Ieper leverden hem die gevangenen op de 7de dag van februari op dat hij voldoen zou hetgeen dat hij beloofd had ten nut van onze natuurlijke heer hertog Filips.
[fol. CC.lxi.r] |
[Item aldus monseur de Cordes wesende te Doornicke] [Den.xxiiij.sten dach van Sporcle en den.xxvij.sten vander seluer maent en den.xxviij.sten] Item aldus monseur de Cordes wesende te Doornicke ,so ghebuerdet dat het garnisoen vander Nyeupoort ende den capiteyn van tlant van Ghijse, trocken te sint Omaers waert, ten versoucke van sommeghe van hem lieden, dat si commen soudenende in nemen die stede van sint Omaers ten behouue van onsen natuerlicken heere ende prinche. Twelc also ghebuerde den.vi.sten dach, ende sloughense doot alle die hem ter weerre stelden. Ende dit die Fransoysen verhorende, waren seer tonvreden. Ende monseur de Cordes trac haestelicke met dye.ij.gheuanghene byden coninck van Vranckerijcke, al daer hi den seluen nacht vant mer Phelips van Rauesteyn commende, die welcke seere wel ende blijdelick ontfanghen was vanden coninc, ende ooc van alle die heeren die byden coninc waren, ende was ooc vanden coninc seer grotelic beghift van penninghen vanyuweelen, ende van schone artijlgerye, dat noeyt nyet vele sghelijcx ghesien en was, want hi hem schanc,xij.duysen croonenvan goude, ende.x.duyst vrancken alle iare, ende.iiij schoone baghen, ende.xij.schoone sticken engiens, sesse serpentijnen, ende.vi.cortauwen, ende.xij.waghens met yseren clooten, viere waghens met buspoer, ende twee wagens salpetre, ende een koste vul selueren yuweelen ende hondert gulden iorneyen. Ende die coninck schanc het landt.xviijc.peerdevolcx drie maenden te voren betaelt. Ende mer Phelips van Rauesteyn quam met den volcke ende met den engienen in schoonder ordonnancie te Cortijcke den.xxiiij.sten dach van Sporcle, ende bleef daer om Raet te houdene tot den.xxvij.sten vander seluer maent. Endetrack van daer ende quam den.xxviij.sten te Ghendt, daer hi raet hilt met den.iij.leden slandts van Vlaendren, ten oorbore endeprofijte vanden hertoghe Phelips, ende dede bi subtijlheden bi hem ontbieden alle die Henewiers die hem dienden, ende huyt sijnder name te bewaerne hadden beede die casteelen vander Sluys. Ende die daer huyt sijnde, ontboot hi terstont datmen daer capiteynen van Brugge in stellen soude, twelcke also ghedaen was. Ende dit dede hy omme datmen die Casteelen te bet bewaren soude, want men die Henewiers niet wel en betraude want si altijts beter Conincx vanden Romeynen waren dan anders, endemeer ionsten met hem droughen dan metten lande. |
[Item, aldus monsieur Descordes was te Doornik] [De 24ste dag van februari en de 27ste dag van dezelfde maand en de 28ste] Item, aldus monsieur Descordes was te Doornik zo gebeurde het dat het garnizoen van Nieuwpoort en de kapitein van het land van Ghijse trokken te Sint Omaars waart op verzoek van sommige van hen dat ze komen zouden en innemen de stad Sint Omaars ten behoeve van onze natuurlijke heer en prins. Wat alzo gebeurde de 6de dag, en sloegen dood allen die zich te verweer stelden. En toen dit de Fransen hoorden waren ze zeer te ontevreden. En monsieur Descordes trok haastig met de 2 gevangenen bij koning van Frankrijk aldaar hij dezelfde nacht vond meneer Filips van Ravestein komen die zeer goed en blijde ontvangen was van de koning en ook van alle heren die bij koning waren en was ook van de koning zeer groot begiftigd van penningen, van juwelen en van mooie artillerie zodat nooit veel insgelijks gezien was, want hij schonk hem 12 000 kronen van goud en 10 00 franken alle jaren en 4 mooie ringen en 12 mooie stukken machines en zes serpentijnen en 6 kartouwen en 12 wagens met ijzeren kloten, vier wagens met buskruitpoeder en twee wagens salpeter en een kist vol zilveren juwelen en 100 gulden overkleden. En de koning schonk het land 16800 paardenvolk die manden tevoren betaalt. En meneer Filips van Ravestein kwam met het volk en met de machines in mooie ordonnantie te Kortrijk de op de 24ste dag van februari en bleef daar om raad te houden tot de 27ste van dezelfde maand. En trok vandaar en kwam de 28ste te Gent waar hij raad hield met de 3 leden van het land van Vlaanderen ten nut en profijt van hertog Filips en liet subtiel bij hem ontbieden alle Henegouwers die hem diende, en uit zijn naam te bewaren hadden beide kastelen van ter Sluis. En toen die daaruit waren ontbood hij terstond dat men daar kapiteins van Brugge in stellen zou, wat alzo gedaan was. En dit deed hij omdat me de kastelen te beter bewaren zou, want men vertrouwde die Henegouwers niet goed want ze waren altijd beter met de koning van de Romeinen dan anders en meer gunsten met hem droegen dan met het land. |
[Item vp den vierden dach van April] Item vp den vierden dach van April, so trac mer Phelips vanRauesteyn metter compaengie te Bruessel waert, omme te halene die waghens daer si mede gheuytaelgiert hadden gheweist in haerlieder noot. Ende noch moestmense vp taelgieren, want si grooten noot hadden. Ende mer Phelips meende te begheerene aen die van Mechelen den graue Phelips, sone vanden coninc vanden Romeynen, om te brijnghene inden handen vanden.iij.leden slandts van Vlaendren, omme by dien te eer tot paeyse ende teenen goeden accoorde te gherakene. Ende waert bi al dien vp berieden hi soude pijnen te ghecrijghen, of het soude hem aen sijn macht ghebreken, ende ooc aen die macht vander croone van Vranckerijcke Item men seyde als doe dat die coninck van Vranckerijcke hadde ghemaect een bestant metten Bortoenen.iij.iaer lanc, endedat hy selue in twestlandt commen soude metter macht, also ghinc die mare al tlant duere. [Item vp den.xix.sten dach vander maent vanMeye.Anno.M.CCCC.ende.lxxxix.] [Vp den.xix.sten dach vander maent vanMeye.Anno.M.CCCC.ende.lxxxix] Item vp den.xix.sten dach vander maent vanMeye.Anno.M.CCCC.ende.lxxxix.so deden die vrylaten monstre buyten Brugghe achter die magdaleene, ten.viij.hueren voor die noene, omme te treckene met die van Brugge in twestlant, te wetene op Dixmude, Nieupoort Vuerne ende Greuelinghe, endemeer andere die contrarie die drie steden van Vlaendren waren. Ende dese steden ende casselryen hadden vernomen van deser vergaderinghe, ende maecten hem lieden sterc omme te commene achter die magdaleene, omme den voorseyde volcke een daroy te doene, ende omme die heeren van Brugghe te vanghen hadden si gheconnen, maer si sloughen faulte, want si quamen naer der noene, als die monsteringhe voor die noene ghedaen was. Aldus en vonden si daer nyement dan schamel lantsvolcxkin dat [fol. CC.lxi.v] ter stede waert quam met vytaelgie, het welcke si alle scuttedenende vinghen. Ende dus delaygierende, so vernamt het garnisoen van Oudenburch ende van Oostende, metsgaders tlantvolc dat int noortvrye vanden monstre thuys ghecommen was. Ende si versaemden ende wachtense int wederkeeren met al haerlieder gheuanghen, ende worden daer beuochten, ende een deel doot ghesleghen ende ook sommege gheuanghen, waer of dat eene was een inboorlinc van Brugghe, die welcke tsanderdaechs was gheleuert te Brugghe, al daer hi was onthooft vp den xxiij.stendach van Meye, omme dat hi die schamele landtslieden gherooft ende vermoort hadde, ende vele crachts ende foortsen ghedaen. Ende bouen dien vele iniurien ende cleenicheyt gheseyt hadde vander stede van Brugghe, daer hi nochtans een ingheboren Brugghelinc was, ende vry vleeschauwere, ende Foreestier vanden steicspele van Brugghe. |
[Item, op de 4de dag van april] Item, op de vierde dag van april zo trok meneer Filips van Ravestein met de compagnie naar Brussel om te halen de wagens waar hij ze mee bevoorraad had in hun nood. En nog moest men ze bevoorraden want ze hadden grote nood. En meneer Filips meende te begeren aan die van Mechelen de graaf Filips, zoon van de koning van de Romeinen, om die te brengen in de handen van de 3 leden van het land van Vlaanderen, om bij dien te eer, tot vrede en tot een goed akkoord te geraken. En was het bij al dien op beraden hij zou pijnigen hem te krijgen of het zou hem aan zijn macht ontbreken en ook aan de macht van de kroon van Frankrijk Item, men zei toen dat de koning van Frankrijk had gemaakt een bestand met die van Bretagne 3 jaar lang en dat hij zelf in het land kozen zou met macht, alzo ging dat bericht het hele land door. [Item, op de 19de dag van de maand mei anno 1489.] [Op de 19de dag van de maand mei anno 1489] Item, op de 19de dag van de mand mei anno 1489 zo deden de vrijlaten bemonstering buiten Brugge achter de Magdalena te 8 uur voor de noen om te trekken met die van Brugge in het Westland, te weten; op Diksmuide, Nieuwpoort, Veurne en Grevelingen en meer anderen die contrarie de drie steden van Vlaanderen waren. En deze steden en ambtsgebieden hadden vernomen van deze vergadering en makten zich sterk om te komen achter die Magdalena om dat volk een deer te doen en om de heren van Brugge te vangen, hadden ze gekund, maar ze sloegen een fout want ze kwamen na de noen toen die bemonstering voor de noen gedaan was. Aldus vonden ze daar niemand dan schamel landvolk dat [fol. CC.lxi.v] ter stad waart kwam met voedsel wat ze alles schietende vingen. En dus vertragend zo vernam het garnizoen van Oudenburcht en van Oostende, mitsgaders het landvolk dat in het noord vrije van de bemonstering thuis gekomen was. En ze verzamelden en wachten ze op in het terug keren met al hun gevangen en werden daar bevochten en een deel dood geslagen en ook sommige gevangen waarvan de ene een inboorling was van Brugge die de volgende dag was geleverd te Brugge aldaar hij onthoofd werd op de 23ste dag van mei omdat hij de schamele landslieden beroofd en vermoord had en veel kracht en geweld gedaan. En bovendien vele beledigingen en kleinering gezegd had van de stad Brugge, waar hij nochtans een ingeboren Bruggenaar was en vrije vleeshouwer en boswachter van het steekspel van Brugge. |
[Item vp den.xxiiij.sten dach van Meye] [Vp den.xxiiij.sten dach van Meye en xxvi.sten dach vanMeye en vp den.xij.sten dach ver en xiiij.ende.xv.sten dach vander seluer maent ] Item vp den.xxiiij.sten dach van Meye, so vertrocken die van Brugghe, omme twestlandt te gaen dwijnghene, ende trockenToorscamp buyten Brugghe, ende bleuen daer liggende met alle manniere van artijlgerye totten.xxvi.sten dach van Meye. Endetrocken van daer ligghen ten Tempelhoue tusschen der Nieupoort ende Dixmude. Ende van daer trocken si ligghen bi Dixmude, ende laghen daer totten.ij.sten dach van Iunius ende waren sterck metten lantsvolcke ontrent iiijm. duysent mannen, maer tgarnisoen van den westquaertiere en dorsten ons volc nyet beuechten. Ende die van Brugge maecten brugghen om ouer twatere te commene, ende ghinghen in Vuerenambocht, endehaelden daer die coeyen ende beesten, ende vinghen tvolc ende verbarnden die huysen, ende dadender veil quaets. Ende het garnisoen van Dixmude, van Nieupoort die maecten hem so sterc dat sy iiij.daghen lanc alle daghe quamen te Brugghe voor die poorte, ende vinghen die lieden alle dye si ghecrijghen consten. Ende daden dese stoutheyt omme dat si wel wisten dat si vele vrienden binnen der stede hadden. Want het volc binnen der stede gheworden was van twee secten, waer of deene hieten Moneta, te wetene die metten Roomschen coninc waren, endedander hieten Phelippusen, dats verstane die metten hertoghe Phelips waren ende metten.iij.leden slants, twelcke was wel een vermaledyde plaghe, dat dye stede van Brugghe in groot verdriet mede quam, want tvolc was so partyich van dese.ij.benden dat den eenen broeder yeghen dander was, iae dat meer es man endewijf malcanderen ghetraut hebbende, hadden om paeys om der partyen wille. Ende eeneghe vanden montanen daden haer beste om ons volck weder te doen keerene, maer si en consten, maer ghinghen liggen ter beerst bi Dixmude, ende lagen daer.ij.daghenEnde trocken doe bet naerder ende ghinghen ligghen ten abseruanten binnen, ende schoten alle daghe in die stede vanDixmude, ende trocken noch naerder ligghen om dat si huyt commen souden den.x.dach van Iunius. Ende vp den.xij.sten dach vertrocken si weder liggen ter beestbrugghe, daer si vp denseluen dach beuochten worden, metsgaders dat die van Dixmude ontboden hadden mijn here van Meerwede, die welcke met hemghecreech een grote quantiteyt van Inghelschen die ouercommen waren, ende hadden hier binnen den lande ghecocht diueersche artilgerye onder tdecsel van eenen valsche paeyse ende accoorde, die si maecten ende beloofden te houdene tusschen die.iij.ledenslants ende den.coninc.van Inghelant, vry varende ende keerende in beede die quaertieren, als verradelick wel bleec, want si quamen ter assistencie van mijn here van Meerwede ende dye van Dixmude, daer si lieten haren capiteyn die daer doot bleef, maer daer bleef tvolck van Bruggeմondere, ende waren alle meest doot ghesleghen ende gheuanghen, ende Ioris Pycauet capiteyn van Brugghe dye wasser ooc gheuanghen, endeAnthuenis van Nieuwenhoue die wasser versleghen, ende die vanBrugghe losten Ioris pycauet. Ende dit quam al by denInghelschen die daer grote moort daden, want si vrauwen endekijnder mede vermoorden met groter onghenaden. Ende dit deden si metten engienen ende artijlgerye die si hier binnen denlande ghecocht hadden, onder een schijn van paeyse als voorseyde es. Ende die van Dixmude ghecreghen groot ghelt vanden rentsoene vanden gheuanghenen van Brugge. Ende hier huyt rees grote murmuracie onder tvolc te [fol. CC.lxij.r] Brugge, want si eenege personen aenseyden dat si consilie hildenmet suspecte persoonen. Ende ditte gheduerde tot den.xv.stendach vander seluer maent. Doen was te Brugge gheboden datter nyement wercken en soude vp den ban. Ende vp dyen seluendach quamen ter nieupoort wel.vi.duyst Inghelschen, ende die ons volc of wierpen waren.iiijm., ende die die garnisoenen met hem lieden, so dat si waren tsamen wel.vi.duysent, ende ons volc en was ter plaetse gheleghen niet bouen.ijm.mannen. Ende aldus ouer ghecommen sijnde met haer lieder menichte, trocken voor Oostende den xiiij.ende.xv.sten dach vander seluer maent, daer si parlementeirden met die van Oostende, of si hem vp wildengheuen. Daer vp si antwoorden neen, maer schoten met eender serpentijne inden hoop, ende staken terstont eenen dijck inne, byden welcken si moesten van danen vlien. Ende ooc dat si hoorden dat monseur de Cordes volc Typre was, so hadden si vreese of si van achter mochten verlact worden, so trocken si weder in. Ende die van Oostende sonden haestelic om een duyst knechten, ende seyden si soudent wel houden, die welcke hemlieden ghesonden waren. Ende met ordonneirde vp den seluen dach te Brugghe meer volcx, om elder ooc te versiene. |
[Item, op den 24ste dag van mei] [Op de 24ste dag van mei en 26ste dag van mei en de 12de dag en 14de en 15de dag van dezelfde maand ] Item, op de 24ste dag van mei zo vertrokken die van Brugge om het Westland te gaan dwingen en trokken naar Oorskamp buiten Brugge en bleven daar liggen met alle soorten artillerie tot de 26ste dag van mei. En trokken vandaar te liggen te Tempelhof tussen Nieuwpoort en Diksmuide. En vandaar trokken ze liggen bij Diksmuide en lagen daar tot de 2de dag van juni en waren sterk met het landvolk omtrent 4000 mannen, maar het garnizoen van het west kwartier durfde ons volk niet te bevechten. En die van Brugge maakten bruggen om over het water te komen en gingen in Veurne ambacht en haalden daar de koeien en beesten en vingen het volk en verbrandden de huizen en deden er veel kwaads. En het garnizoen van Diksmuide, van Nieuwpoort die maakten zich zo sterk dat ze 4 dagen lang alle dagen kwamen te Brugge voor de poort en vingen de lieden allen die ze krijgen konden. En deden deze stoutheid omdat ze wel wisten dat ze vele vrienden binnen de stad hadden. Want het volk binnen de stad was geworden van twee sekten waarvan de ene heette Moneta, te weten die met de Roomse koning waren, en de andere heetten Phelippusen, dat is verstaan die met hertog Filips waren en met de 3 leden van het land, wat was wel een vermaledijde plaag dat de stad Brugge in groot verdriet mede kwam want het volk was zo partijdig met de ze 2 benden dat de ene broeder tegen de ander was, ja dat meer is, man en wijf die met elkaar getrouwd waren, hadden onvrede vanwege de partijen . En enige van de Moneta deden hun best om ons volk weer te laten keren, maar konden het niet, maar gingen liggen ter Beerst bij Diksmuide en lagen daar 2 dagen. En trokken toen meer dichterbij en gingen liggen ten observanten binnen en schoten alle dagen in de stad Diksmuide en trokken nog dichterbij liggen omdat ze uitkomen zouden de 10de dag van juni. En op de 12de dag vertrokken ze weer liggen ter Beestbrug waar ze op diezelfde bevochten werden, mitsgaders dat die van Diksmuide ontboden hadden mijn heer van Merwede die met hem kreeg een grote hoeveelheid van Engelse die over gekomen waren en hadden hier binnen het land gekocht diverse artillerie onder het deksel van een valse vrede en akkoord die ze maakten en beloofden te houden tussen de 3 leden van het land en de koning van Engeland, vrij te varen en keren in beide kwartieren, zoals wel verraderlijk bleek, want ze kwamen ter assistentie van mijn heer van Merwede en die van Diksmuide waar ze lieten hun kapitein die daar dood bleef, maar daar bleef het volk van Brugge te onder, en waren allen meest dood geslagen en gevangen en Joris Pycavet, kapitein van Brugge, die was er ook gevangen en Anthuenis van Nieuwenhoven die was er verslagen en die van Bruggever losten Joris Pycavet. En dit kwam al door de Engelsen die daar grote moord deden want ze vermoordden vrouwen en kinderen mede met grote ongenade. En dit ze met de machines en artillerie die ze hier binnen het land gekocht hadden, onder een schijn van vrede. En die van Diksmuide kregen groot geld van het losgeld van de gevangenen van Brugge. En hieruit rees grote murmelen onder het volk te [fol. CC.lxij.r] Brugge, want ze zeiden enige personen aan dat ze concilie hielden met verdachte personen. En dit duurde tot de 15de dag van dezelfde maand. Toen was te Brugge geboden dat er niemand werken zou op de ban. En op diezelfde dag kwamen ter Nieuwpoort wel 6000 Engelsen en die ons volk afwierpen waren 4000 en die de garnizoenen met hen zodat ze waren tezamen wel 6000 en ons volk was ter plaatsen gelegen niet boven 2000 mannen. En toen ze aldus overgekomen zijn met hun menigte trokken ze voor Oostende de 14de en 15de dag van dezelfde maand war ze spraken met die van Oostende of ze zich over wilden geven. Waarop ze antwoordden; Լ/span>neenլ maar schoten met een serpentijn in de hoop en staken terstond een dijk in waardoor ze vandaan moesten vlieden. En ook dat ze hoorden dat monsieur Descordes volk te Ieper was zo hadden ze vrees of ze van achter bedrogen mochten worden en zo trokken ze weer in. En die van Oostende zonden haastig om 1000 knechten en zeiden; ze zouden het wel houden die hen gezonden waren. En men ordonneerde op dezelfde dag te Brugge meer volk om elders ook te voorzien. |
[Vp den.xv.sten dach] Item vp den.xv.sten dach als voren int vertrecken van mijn here van Meerwede, so warer.vi.mannen van Oostende die hemvolchden, ende maecten een tractiet met hem, als dat hi wilde met hem lieden allene wederkeeren, sy souden hem seluen sterc maken dat si hem die stede van Oostende ouer souden gheuen in sijnen handen, ter oorbore van onsen prinche den hertoge Phelips, beuanghende drie mijlen ront omme, alsoot den voorseyde dach ghebuerde, ende alle die niet met hem sweeren en wilden lieten si huyt gaen, want die stede bedwanck het garnisoen datter inne was, maer het was een cleen menichte. [Item als mijn here van Meerwede aldus Oostende in ghenomen hadde] [Den.xvij.sten dach vander seluer maent en xxv.sten dach vander maent en den.xxij.sten dach als vore] Item als mijn here van Meerwede aldus Oostende in ghenomenhadde, vp die condicie als voorseyde es, dat hi hemlieden niet mesdoen en soude, niet yeghenstaende dede terstont der contrarie, want hy wel.x.of.xij.vanden machtichsten van Oostende vinck, ende voerdese met hem ter Nieupoort, ende liet in Oostende wel.iiijc. Inghelschen. Ende den.xvij.sten dach vander seluer maent, so quam monseur de Cordes te Ipre wel met.xx.duysent mannen, onder te peerde ende te voet, ende met vele artijlgerye, ende met vele schone engienen, want in die engienen dye hi met hem brochte ghinghen grote menichte vanpeerden om die te trecken. Ende van Ipre quamen si terstont voor Oostende, ende vraechden of si hem ouer gheuen wildenbehouden lijf ende goet. Het welcke si terstont deden, ende liedendie fransoysen binnen commen, ende die Inghelschen liepen al harer veerde ter Nieupoort waert. Ende monsuer de Cordes leyder inne tgarnisoen van sijnen volcke, ende trac terstont met al sijnder macht ligghen voor der Nyeupoort vp den xxv.sten dach vander maent, want alle die princepale capiteynen vandenwestquartiere die waren binnen der Nyeupoort, ende en mochtender hiet huyt, want die macht vanden volcke wasser so groot ontrent datter nyement huyt noch in en mochte, te watere noch te lande, ende die fransoysen schoten so veruaerlic vp die stede van Nyeupoort dattet een wonder was, met diueersche engienen, ende schoten ooc griecx vier in dye stede, bydenwelcken datter sommege huysen verbarnden binnen der stede. Ende het lant ende die drie steden sonden die fransoysen so vele vytaelgien datter ghenouch was, maer daer en mochte nyement commen int heyr, hy en moeste draghen een wit recht cruyce, of si soudense doot ghesleghen hebben. Ende aldus daer liggende begonnen die van Nieupoort te parlementeren om hem lieden vp te gheuene, behoudende lijf ende goet. Twelcke monseur de Cordes nyet consenteren en wilde, maer abandonneirde.iij.steden, te wetene Nieupoort, Vuerne ende Dixmude te viere ende tensweerde, waer of den.xxij.sten dach als voren, Nieupoort seere of gheschoten was poorten ende mueren al in morselinge aen die een sijde, om assault daer vp te gaen doene. |
[Op de 15de dag] Item, op de 15de dag als voren in het vertrekken van mijn heer van Merwede zo waren er 6 mannen van Oostende die hem volgden en met hem een traktaat maakte als dat hij wilde met hen allen wederkeerden, ze zouden zichzelf sterk maken dat ze hem die stad Oostende over zouden geven in zijn handen ter nut van onze prins hertog Filips bevangen drie mijlen rondom, alzo het ook op die dag gebeurde en allen die niet met hem zweren wilden lieten ze uit gaan, want de stad bedwong het garnizoen dat er in was, maar het was een kleine menigte. [Item, toen mijn heer van Merwede aldus Oostende ingenomen had] [De 17de dag van dezelfde maand en de 25ste dag van de maand en de 22ste dag als voor] Item, toen mijn heer van Merwede aldus Oostende ingenomen had op de conditie als gezegd is dat hij hen niets misdoen zou, niet tegenstaande deed hij terstond der contrarie want hij ving wel 10 of 12 van de machtigste van Oostende en voerde ze met hem ter Nieuwpoort en liet in Oostende wel 400 Engelsen. En de 17de dag van dezelfde maand zo kwam monsieur Descordes te Ieper wel met 20 000 mannen waar onder te paard en te voet en met vele artillerie en met vele mooie machines, want in die machines die hij met zich bracht gingen grote menigte van paarden om die te trekken. En van Ieper kwamen ze terstond voor Oostende en vroegen of ze zich over geven wilden behouden lijf en goed. Wat ze terstond deden en lieten de Fransen binnen komen en de Engelsen liepen al hun vaart naar Nieuwpoort. En monster Descordes legde in het garnizoen zijn volk en trok terstond met al zijn macht liggen voor Nieuwpoort op de 25ste dag van die maand, want alle belangrijkste kapiteins van het west kwartier die waren binnen Nieuwpoort en mochten er niet uit want de macht van het volk was er zo groot omtrent dat er niemand uit nog in en mocht, te water nog te land en di Fransen schoten zo vervaarlijk op de stad Nieuwpoort dat het een wonder was met diverse machines en schoten ook Grieks vuur in de stad, waarbij dat er sommige huizen verbrandden binnen de stad. En het land en de drie steden zonden de Fransen zoveel voedsel zodat er genoeg was, maar daar mocht niemand in het leger komen, hij moeste dragen een wit recht kruis of ze zouden hen dood geslagen hebben. En toen ze aldus daar lagen begonnen die van Nieuwpoort te spreken om zich op te geven, behoudende lijf en goed. Wat monsieur Descordes niet toestemmen wilde, maar deed afstand van 3 steden, te weten; Nieuwpoort, Veurne en Diksmuide te vuur en te zwaar waarvan de 22ste dag als voren Nieuwpoort zeer van beschoten was en poorten en meren al in stukken aan de ene zijde om een aanval daarop te gaan doen. |
[Totten laetsten dach vander maent en den eersten dach van Hoymaent en totten sesten dach van Hoymaent en totten.viij.sten dach van Hoymaent en den.ix.sten dach] Item noch volgende totten laetsten dach vander maent soudendie fransoysen assault doen vp Nieuwpoort, maer die Zwitsen die waren qualic versien van harnassche, ende die vander nieupoort scoten so seer dat si deysen moesten[fol. CC.lxij.v] ende vp houden vanden assaulte dat si hadden beghinnen doen, ende bleuen daer also ligghende tot den eersten dach vanHoymaent. Ende quamen doe wedere van danen te Oostende, ende bleuen daer ligghende totten sesten dach van Hoymaent. Maer daer deden dye fransoysen den schamele lieden vele onghelijcx van thare te nemene, daer men lettel wercx of maeckte, ende lettel of gheene iusticie of en dede. Ende om dat si haren wille niet vulbringhen en consten, so begheerde monseur de cordes, ende mijn heere van Vendomme, als dat die stede vanBrugghe die zwitsen betalen soude van een maent saults. Twelck die stede van Brugghe dede, ende die somme drouch.xvicpondengroten, het welcke ghegheuen was terstont. Ende dye pennighenontfanghen hebbende, trocken naer Duynkercke om siedge daer voren te legghene, soe ghebuerde dat die Zwitsers ende die fransoysen worden vechtende yegens malcanderen, soe datter wel drie hondert zwitsers doot bleuen. Ende metsgaders dat gheschil, so quam theyr weder ouer twatere, ende quamenligghen te Coekelare, ende waren daer totten.viij.sten dach vanHoymaent. Ende trocken den.ix.sten dach met engienen ende alle die artijlgerye tot Ypre toe, sonder te segghene waer omme dat sijt daden, of wat causen dat si daer toe hadden, aenghesien dat men hem lieden wel voorsach van vitaelgie ende van andere saken dies hem lieden behoufde. Waer omme mijn here vandenGruythuyse, mer Ian van Nieuwenhoue ende Willem Moreel, mijnhere van Raseghem, ende meer andere notable personen hemlieden volchden, biddende omme te wetene die cause vanhuerlider vertrecken. Waer of die laetste antwoorde ende deerste was, als dat monseur de Cordes hadde vernomen dat dye van sint Omaers huyte waren, omme in te nemene die stede van Aryen, ende van Bethune inder ghelijcke. Waer omme hy haestelicke sijne gaerde moeste seynden omme dat te belettene, ende bleuenaldus Typre totten.xij.sten dach vander maent. Ende binnen der middelen tijt, so verbarnden die vander Nyeupoort ende vanDixmude die stede van Oostende, metsgaders datter mijn heer van Meerwe weder voren quam, ende si gauen hem die stede ouere. Ende als hy daer binnen was met menichte van volcke, so pilgierde hi die stede, ende nam die rijcste gheuanghen endevoerdese ter Nyeupoort, ende si staken tvier in Oostende. Maer hadden si wel toe ghesien, ten hadde gheenen noot gheweist. |
[Tot de laatste dag van de mand en de eerste dag van juli en tot de 6de dag van juli en tot de 8ste dag van juli en de 9de dag] Item, nog volgende tot de laatste dag van de maand zouden de Fransen aanval doen op Nieuwpoort, maar de Zwitsers die waren slecht voorzien van harnas en die van de Nieuwpoort schoten zo zeer dat ze terug trekken moesten [fol. CC.lxij.v] en ophouden van de aanval die ze waren begonnen te doen en bleven daar alzo liggen tot de eerste dag van juli. En kwamen toe weer vandaan te Oostende, en bleven daar liggen tot de 6sde dag van juli. Maar daar deden de Fransen de schamele lieden vele ongelijk van het hunner te nemen, waar men weinig werk van maakten en weinig of geen justitie van deed. En omdat ze hun wil niet volbrengen konden zo begeerde monsieur Descordes en mijn heer van Vendome als dat de stad Brugge de Zwitsers betalen zouden van een maand soldij. Wat die stad Brugge deed en die som bedroeg 1600 ponden groten wat terstond was gegeven. En toen ze de penningen ontvangen hadden trokken ze naar Duinkerken om een beleg daarvoor te leggen en zo gebeurde het dat de Zwitsers en de Fransen tegen elkaar begonnen te vechten zodat er wel 300 Zwitsers dood bleven. En mitsgaders dat geschil, zo kwam het leger weer over het water en kwam te liggen te Koekelare en waren daar tot de 8ste dag van juli. En trokken de 9de dag met machines en alle artillerie tot Ieper toe zonder te zeggen waarom dat zij het deden of wat oorzaak dat ze daartoe hadden, aangezien dat men hen wel voorzag van voedsel en van andere zaken die hen behoefde. Waarom mijn heer van de Gruijthuijsen, meneer Ian van Nieuwenhoven en Willem Moreel, mijn heer van Raseghem en meer andere notabelen personen hen volgden en baden om te oorzaak van hun vertrek te weten. Waarvan het laatste antwoorde en de eerste was als dat monsieur Descordes had vernomen dat die van Sint Omaars uit waren om in te nemen de stad Ariens en van Bethune dergelijke. Waarom hij haastig zijn garde moest zenden om dat te belette e bleven aldus te Ieper tot de 12de dag van die maand. En ondertussen zo verbrandden die van de Nieuwpoort en van Diksmuide de stad Oostende, mitsgaders dat er mijn heer van Merwede weer voor kwam en ze gaven hem de stad over. En toen hij daar binnen was met menigte van volk zo plunderde hij de stad en nam de rijkste gevangen en voerde ze ter Nieuwpoort en ze staken het vuur in Oostende. Maar hadden ze goed opgelet, het was niet nodig geweest. |
[Item vp den.xvi.sten dach vander seluer maent] Item vp den.xvi.sten dach vander seluer maent, so waren die heren van Brugghe als noch ghebleuen Typre, bi monseur de cordes, omme te hebbene een quantiteyt van fransoysen omme te legghene in onse stede ende casselrye, omme bi dien te weerene dye vianden ende quaetwillende van onser stede. Ende aldus quamen si te Brugge den.xviij.dach vander seluer maent metten fransoysen wel drie duysent sterc. Waer of die princepale herenwaren, dye graue van Vendomme, ende mijn here van Peenen, ende noch meer andere Capiteynen daer mede omme die vyanden te weerene, soe sy begonsten midts dat sy onder weghe herwaerts commende, brochten mede.ix.gheuanghene, endewaren alle ouergheloopen ghesellen van hier binnen den lande gheboren, waer of die.viij.te Brugghe vp dye marct aen een galghe alle gheuanghen waren, ende die.ix.ste die hadde gracie, want hi noeyt maer eens met hem lieden huyte gheweist en hadde, dies moeste hi dander.viij.alle selue metter hant hanghen, so hy dede, ende daer mede wan hi sijn lijf ende men lieten loopen sijnder veerde. Ende dit ghebuerde vp den.xviij.sten dach van der maent van Iulius. [Item vp den.x.sten dach van Ougst] Item vp den.x.sten dach van Ougst, so quam die nyeumare te Brugghe als dat die vier coninghen veraccordeirt waren, endehadden tsamen ghesloten eene warachteghen paeys. Te wetene eerst den coninc van Vranckerijcke, den coninc van den Romeynen, den coninc van Inghelant, ende den coninc vanSpaengien, in welc accoort si ghesloten hadden eenen paeys te maken tusschen Vlaendren ende Brabant, ende Hollant, endeZeelandt inder ghelijcke. Dies soude tseggherscip van Vlaendren blijuen ende staen inden coninck van Vranckerijcke, ter cause [fol. CC.lxiij.r] vanden iniurie ende cleenicheyt die si ghedaen souden moghenhebben den coninc vanden Romeynen vadere van onsen natuerlicken here ende prinche, ende dat si dat beteren soudenten segghene ende bi wille ende bi aduijse vanden Coninck van Vranckerijcke, vp twelcke waren gheordonneirt den.xx.sten dach vander seluer maent sekere ambassaden huyter name vander stede van Brugghe, die welcke trecken souden byden Coninc vanVranckerijcke, omme al daer tseggerschip tontfanghene, ende te vulcommene dat hem lieden daer belast ende beuolen souden wesen. Ende die naeruolghende waren die ambassaden. Eerst mijn heere vanden Gruythuyse, mijn here Ian van Nieuwenhoue, ons vpper Burchmeestere, ende twee Scepenen Ian de Keyt, endeCornelis van halewijn, ende den abt van sinte Pieters te ghendt ende noch meer ander abten ende prelaten. Item achteruolghende so sijn onse Ambassadeurs ghecommen, ende gherocht ghesauueirt te Parijs, metsgaders dat si met machte van volcke vanden fransoysen gheconuoyeert waren, twelck wel noot was, want die vanden westquartiere waren seere huyte omme die selue ambassaduers te lettene of te vanghen hadden si gheconnen of ghedoruen, ende hem sterc ghenouch ghekent. Ende es de wetene datter ooc waren Ambassaduers van sconincx weghe vanden Romeynen, om daer present te sijne int voorseydeseggherschip. |
[Item, op de 16de dag van dezelfde maand] Item, op de 16de dag van dezelfde maand zo waren de heren van Brugge als nog gebleven te Ieper bij monsieur Descordes omme te hebben een hoeveelheid van Fransen om die te leggen in onze stad en ambtsgebied om met die te weren de vijanden en kwaadwillende van onze stad. En aldus kwamen ze te Brugge de 18de dag van dezelfde maand met de Fransen wel 3000 sterk. Waarvan de belangrijkste heren waren; de graaf van Vendome en mijn heer van Peenen en nog meer andere kapiteins waren er mede om de vijanden te weren zo ze begonnen mits dat ze onderweg herwaarts kwamen en mee brachten 9 gevangenen en waren allen overgelopen gezellen van hier binnen het land geboren waarvan 8 te Brugge op de markt aan een galg alle gevangen waren en de 9de die had gratie want hij maar eens met hen uit geweest dus moest hij de andere 8 allen zelf met de hand hangen, zo hij deed en daarmee won hij zijn lijf en men lieten lopen zijn vaart. En dit gebeurde op de 18de dag van de maand juli. [Item, op de 10de dag van augustus] Item, op de 10de dag van augustus zo kwam nieuws te Brugge als dat die vier koningen overeen gekomen waren en hadden tezamen gesloten een ware vrede. Te weten; eerst de koning van Frankrijk, de koning van de Romeinen, de koning van Engeland en de koning van Spanje, in welk akkoord ze besloten hadden een vrede te maken tussen Vlaanderen en Brabant en Holland en Zeeland en dergelijke. Dus zou het zeggenschap van Vlaanderen blijven en staan in de koning van Frankrijk, ter oorzaak [fol. CC.lxiij.r] van de krenking en kleinering die ze gedaan zouden mogen hebben de koning van de Romeinen, vader van onze natuurlijke heer en prins, en dat ze dat verbeteren zouden bij het zeggen en bij de wil en advies van de koning van Frankrijk waarop waren geordonneerd de 20ste dag van dezelfde maand zekere ambassadeurs uit naam van de stad Brugge die trekken zouden bij de koning van Frankrijk om aldaar het zeggenschap te ontvangen en te voldoen dat hen daartoe belast en bevolen zouden wezen. En die navolgende waren die ambassadeurs. Eerst mijn heer van de Gruijthuijsen, mijn heer Ian van Nieuwenhoven, onze opper burgemeester en twee schepenen, Ian de Keyt, en Cornelis van Halewijn en de abt van Sint Pieters te Gent en nog meer ander abten en prelaten. Item, achtervolgende zo zijn onze ambassadeurs gekomen raakten begeleid te Parijs, mitsgaders dat ze met macht van volk van de Fransen begeleid waren wat wel nodig was want die van het west kwartier waren er zeer op uit om die ambassadeurs te beletten of te vangen hadden ze gekund of gedurfd en zich sterk genoeg gekend. En het is te weten dat er ook ambassadeurs waren vanwege de koning van de Romeinen om daar present te zijn in het zeggenschap. |
[Item dus onse ambassaduers van Brugge wesende te Parijs den vierden dach vanSeptembre] Item dus onse ambassaduers van Brugge wesende te Parijs denvierden dach van Septembre, ende gesproken hebbende met den.Coninc.ende sijnen hogen raet, die welcke ghesloten endeghemaect hadden eenen goeden vasten ende gheduereghen paeys tusschen die.iiij.coninghen voorseyde, die te houdene endetonderhoudene. Ende dat den paeys van desen lande staen soude int seggherscip vanden coninc van Vranckerijcke als voorseydees. Waervp die voorseyde ambassadeurs antwoorden dat si in huerlieder persoone wel te vreden waren, in dies den coninck gheliefde of daer of segghen soude, maer en souden tvoorseydeseggherschip niet durren affirmeren huyt huerlieder auctoriteyt, sy en haddent den lande laten weten dat daer vp stoet. Endewilden si paeys hebben dat sijt confirmeren souden, ende hemlieden ghetroosten int goet seggherschip vanden coninck vanVranckerijcke. In twelcke den coninc consenteirde datmen soubijtelic seynden souden eenen bode omme dantwoorde. Twelck terstont sonder letten ghedaen was. Waer vp men alle ghemeente dede vergaderen, hem lieden vraghende of sy daer in wilden consenteren of niet. Waer vp si alle agointelick seyden iaesy, ende submitteirden hem int segghen vanden coninck, waer of dat dantwoorde subijtelic ghesonden was te parijs waert byden coninck. [Item den paeys ghehuyt ende ghesloten wesende] [Vp den.viij.sten dach van Octobre. Anno.M.iiijc.ende.lxxxix] Item den paeys ghehuyt ende ghesloten wesende, soe veranderden dye gaernisoenen huyt Vranckerijcke, aenghesien dat sy die stede van sint Omaers alsoo quijte waren, ende nyet weder en consten ghecrijghen, leyden vele laghen ende subtijlheden daer naer, maer en daden gheene faeyten van orloghen in Vlaendren, midts welcken byder ordonnancie vanden coninck van Vranckerijcke gheordonneirt ende ghesloten was, metsgaders dat den paeys vp goede condicie stoet, dat alle die Fransoysen souden ruymen huyten lande van Vlaendren endevertrecken. Ende dat ghedaen sijnde was den paeys terstont ghesloten ende gheconfirmeirt. Ende dyt was vp den.viij.sten dach van Octobre. Anno.M.iiijc.ende.lxxxix. |
[Item, dus onze ambassadeurs van Brugge waren te Parijs de vierde dag van september] Item, dus onze ambassadeurs van Brugge waren te Parijs den vierde dag van september en hadden gesproken met de koning en zijn hoge raad die gesloten en gemaakt hadden een goede vasten en gedurige vrede tussen de 4 koningen die te houden en te onderhouden. En dat de vrede van dit land zou staan in het zeggenschap van de koning van Frankrijk. Waarop die ambassadeurs antwoordden dat ze in hun personen goed tevreden waren indien het de koning geliefde of daarvan zeggen zou, maar zouden het zeggenschap niet durven bevestigen uit hun autoriteit, ze hadden het eerst het land laten weten dat daarop stond. En wilden ze vrede hebben dat zij het bevestigen zouden en zich getroosten in het goede zeggenschap van de koning van Frankrijk. In wat de koning toestemde dat men subiet zenden zou een bode om het antwoord. Wat terstond zonder letten gedaan was. Waarop men de hele gemeente liet vergaderen en vroeg hen of ze daarin wilde toestemmen of niet. Waarop ze allen eigenlijk zeiden; ‘Ja zij’, en onderwierpen zich in het zeggen van de koning, waarvan dat antwoord subtiel gezonden was te Parijs waart bij koning. [Item, toen de vrede geuit en gesloten was] [Op de 8ste dag van oktober anno 1489] Item, toen de vrede geuit en gesloten was zo veranderden de garnizoenen uit Frankrijk, aangezien dat ze de stad Sint Omaars alzo kwijt waren en niet weer konden krijgen en legden vele hinderlagen en subtiel daarna, maar deden geen oorlogsfeiten in Vlaanderen, mits die bij de ordonnantie van de koning van Frankrijk geordonneerd en besloten was, mitsgaders dat de vrede op goede conditie stond dat alle Fransen zouden ruimen uit het land van Vlaanderen en vertrekken. En toen dat gedaan was, was de vrede terstond gesloten en bevestigd. En dit was op de 8ste dag van oktober anno 1489. |
[Item achteruolchende tslot vanden voorseyden paeyse] [Den.xxvij.sten dach van Nouembre] Item achteruolchende tslot vanden voorseyden paeyse, twelcke gheconcludeirt ende ghesloten was te Tours, so vertrocken ende quamen onse ambassaden te Brugghe den.xxvij.sten dach van Nouembre. Ende was den seluen dach binnen der stede vanBrugge met groter triumphen vertoocht ende huytgheroupen met processien, ende met esbatementen, ende vieren, ende diueersche ghenouchten, alsoot wel redene was, aenghesien den groten quets ende grief die dagelicx ghebuerde by der orloghe. Ende aldus bleeft staende tot den [fol. CC.lxiij.v] laetsten daghe vander voornomder maent. Ende worde deneersten dach van Decembre huyt gheroupen in alle die landennaeruolgende. [Item int besoengieren vanden paeyse tottenslote toe] [Den laetsten dach van Decembre] Item int besoengieren vanden paeyse totten slote toe, so en greydet niet wel mijn here Phelips van Rauesteyn naer sijn aduijs, waer omme dat hi dede seere fortifieren ende bebollenwerckenhet grote casteel ter sluys, want hy duchtede dat den paeys niet gheduerich sijn en souden, ende niet wel en soude ghehoudenworden, aenghesien datmen nyeuwers vredelic en mochte reysen sonder saufconduyt. Ende oock omme die munte die so different was ende buyter reghele ghinc, want een roosen nobele dede.xxviij.schellingen, ende den leeu.xv.schellingen groten, die croonen.xij.schellingen groten, dandries guldene.x.schellingen, Hutrechtsche guldene.viij.schellingen, een Rijnsch gulden.ix.schellingen, een postulaet.v.schellingen groten. Ende het seluere ghelt eenen grooten dede een placke, vier grotendede.ix.groten, den penninck metten.ij.leeuwen dede.x.groten, ende also al dander ghelt in aduenante seere hooghe ende buytenalder weerde. Vanden welcken een slot ghesloten was, als datmentghelt of stellen soude vp den ouden ende eersten ganck, waer omme dat tvolc seere murmureirde ende beroert was aenghesien het grote verlies dat daer aen wesen soude, want het volc al noch tot den laetsten dach van Decembre altijt in diuisie endein.ij.partyen waren, hoe wel datter nochtan een ghebot ghedaen was, vp die verbuerte van sijnen lijue dat neyement gheen partyeschip draghen noch houden en soude. [Vp den.xxvi.sten dach van Decembre] Item vp den.xxvi.sten dach van Decembre so was ghemaect Scouteetene van Brugge die here Ian de Witte dhoude, ende was hem dye roede ghegheuen huyter name vanden coninc vandenRomeynen, als voocht ende momboor van onsen natuerlicken here ende prinche den hertoghe Phelips. Ende alsoo deden si alle eedt die in wetten saten. |
[Item, achtervolgende het slot van die vrede] [De 27ste dag van november] Item, achtervolgende het slot van die vrede wat geconcludeerd en besloten was te Tours zo vertrokken en kwamen onze ambassadeurs te Brugge de 27ste dag van november. En was dezelfde dag binnen de stad Brugge met groter triomf getoond en uitgeroepen met processie en met toneelspelen en vuren en diverse genoegens, alzo het wel reden was, aangezien de groten kwetsing en ongerief die dagelijks gebeurde bij de oorlog. En aldus bleef het staan tot de [fol. CC.lxiij.v] laatste dag van de voorgenoemde maand. En werd de eerste dag van december uitgeroepen in alle landen navolgende. [Item, in het onderhandelen van de vrede tot het slot toe] [De laatste dag van december] Item, in het onderhandelen van de vrede tot het slot toe zo geriefde het niet goed mijn heer Filips van Ravestein naar zijn advies, waarom dat hij liet zeer fortificeren en bollenwerken het grote kasteel ter Sluis, want hij vreesde dat de vrede niet gedurig zijn zou en niet wel goed gehouden zou worden aangezien dat men nergens vredig mocht reizen zonder vrijgeleide. En ook om di munt die zo verschillend was en buiten regel ging, want een rozen nobele deed 28 schellingen en de leeuw 15 schellingen groten, de kronen 12 schellingen groten, de Andries gulden 10 schellingen, Utrechtse gulden 8schellingen, een Rijnse gulden 9 schellingen, een postulaat 5 schellingen groten. En het zilver geld een groten deed een plak, vier groten deed 9 groten, de penning met de 2 leeuwen deed 10 groten en alzo al het andere geldt in advenant zeer hoog en buiten alle waarde. Waarvan een slot gesloten was als dat men het geld afstellen zou op de oude en eersten gang, waarom dat volk zeer murmelde en bewogen was aangezien het grote verlies dat daaraan wezen zou want al het volk was nog tot den laatste dag van december altijd in verdeling en in 2 partijen, hoewel dat er nochtans een gebod gedaan was, op het verbeuren van zijn lijf dat niemand geen partijschip dragen nog houden zou. [Op de 26ste dag van december] Item, op de 26ste dag van december zo was gemaakt schout van Brugge de heer Ian de Witte de oude en was hem de roede gegeven uit naam van de koning van de Romeinen, als voogd en momboor van onze natuurlijke heer en prins hertog Filips. En alzo deden ze allen eed die in wetten zaten. |
[Item vp den.xvi.sten dach van Lauwe] Item vp den.xvi.sten dach van Lauwe, so quam te Brugghe mijn here die graue van Nassauwe, als vpper commissaris ghemaect ende gheordonneirt van den coninc vanden Romeynen, ende met vele meer andere heren, als die vpper iaghere, ende den president, ende Ioos de Baenst ende Willem oudmarc, mijn here van Fletren, ende mijn here vanHuytkercke, ende meer ander duytsche heren, ende ooc vandenlande, ende meer andere singuliere persoonen. [Item achtervolghende die date als voren] Item achtervolghende die date als voren, so was den.xviij.sten dach vander seluer maent te Brugghe dye wet vermaect, ende dat huyter name vanden coninc vanden Romeynen. Ende waren in eede ghestelt dese naeruolgende personen. Ten eersten was ghemaect ende ghestelt Schouteeten van Brugge mijnhere Ioos de baenst, ende Baliu mijn here van Huytkercke. Voort so waren ghemaect Burchmeesters, Schepenen, Raet van beede die partyen die gheweist hadden omme te bet alle saken neder te legghene. [Item dient ooc ghenoteirt dattet te diere tijt was een seere grote dierste van allen goeden] Item dient ooc ghenoteirt dattet te diere tijt was een seere grote dierste van allen goeden, want men cochte een hoet tarwe wel.xxiiij.schellingen groten, een werm schoudere.iiij.schellingengroten, eenen cappoen.v.schellingen, een kiekene.xx.groten, een lampereel.ij.schellingen groten, een haentvoghele.ij.schellingengroten, een.xxv.eyeren.xiiij.groten, een pont bueters.xvi.groten, een libra vlaems caes.iij.groten, een libra Inghels caes.v.groten, een cleen schape caes van.ij.libra.xij.groten, een voer houts.vij.of.viij.schellingen, een last turuen een libra groten, endealle ander dinghen in aduenante waren soe ontraetgieuselicke diere, dat nyement wie hi was en conste huys ghehouden. Men cochte eenen stoop Rijnsch wijns.xxviij.of.xxx.groten, ende eenenstoop petaus.xx.groten, ende den rooden wijn in sghelijcx, so dat vele lieden ghenouch van aermoede ende van ghebreke storuenende tvolcwiert al aerm ende bijstier duer den scherpen tijt als voorseyde es. [Vp den.xxvi.sten dach van Lauwe] Item vp den.xxvi.sten dach van Lauwe, so was tcommuyn vanBrugge vergadert ten Freren, omme dieswille dat mijn here denhertoghe van Zassen begheerde in die stede te commene met also vele volcx alst hem gheliefde. Ende metsgaders dattet inden paeys ghesloten was datmen den Roomschen coninck of sijnenstedehoudere obedieren soude, so wast [fol. CC.lxiiij.r] gheconsenteirt, ende quam ter smede poorte inne ghewapender hant met vele volcx, maer si en deden gheene ruytheyt. Ende die vander wet vander stede hadden hem achter die Magdaleene omaedge ghedaen als behoorde. huyter name vanden coninc vanden Romeynen. Ende die voorseyde hertoge van Zassen die passeirde duer dye stede sonder yewers te lettene ofte beetene, tot dat hy wast met sijnen volck binnen der stede vanden Damme, twelck daer naer wel was ten groten grieue ende leede vander stede van Brugghe, als corts daer naer wel bleeck. |
[Item, op de 16de dag van januari] Item, op de 16de dag van januari zo kwam te Brugge mijn heer die graaf van Nassau als opper commissaris gemaakt en geordonneerd van de koning van de Romeinen en met veel meer andere heren als de opper jager en de president en Ioos de Baenst en Willem Oudmarc, mijn heer van Fletren en mijn heer van Uitkerke en meer ander Duitse heren en ook van het land en meer andere singuliere personen. [Item, achtervolgende de datum als voren] Item, achtervolgende de datum als voren zo was de 18de dag van dezelfde maand te Brugge de wet vermaakt en dat uit naam van de koning van de Romeinen. En waren in eed gesteld deze navolgende personen. Ten eersten was gemaakt en gesteld schout van Brugge mijn heer Joos de Baenst en baljuw mijn heer van Uitkerke. Voort zo waren gemaakt burgemeesters, schepenen, raad van beide partijen die geweest waren om te beter alle zaken neer te leggen. [Item, dient ook genoteerd dat het te die tijd zeer grote duurte was van alle goederen] Item, dient ook genoteerd dat het te die tijd een zeer grote duurte was van alle goederen want men kocht een hoed tarwe wel voor 24 schellingen groten, een warme schouder 4 schellingen groten, een kapoen 5 schellingen, een kuiken 20 groten, een lamprei 2 schellingen groten, een haanvogel 2 schellingen groten, een. 25 eieren 14 groten, een pond boter 16 groten, een libra Vlaamse kaas 3 groten, een libra Engelse kaas 5 groten, een kleine schapenkaas van 2 libra 12 groten, een voer hout 7 of 8 schellingen, een last turven een libra groten en alle ander dingen in advenant waren zo ontraad gruwelijk duur dat niemand wie hij was en kon huishouden. Men kocht een stoop Rijnse wijn voor 28 of 30 groten en een stoop van Poitou 20 groten en de rode wijn insgelijks zodat genoeg lieden van armoede en van gebrek stierven en het volk werd geheel arm en bijster door de scherpen tijd. [Op de 26ste dag van januari] Item, op de 16ste dag van januari, zo was de gemeente van Brugge vergaderd ten Freren omdat mijn heer de hertog van Saksen begeerde in de stede te komen met alzo veel volk als het hem geliefde. En mitsgaders dat het in de vrede besloten was dat men den Roomse koning of zijn stadhouder gehoorzamen zou zo was het [fol. CC.lxiiij.r] toegestemd en kwam ter Smedenpoort in gewapenderhand met veel volk, maar ze deden geen ruigheid. En die van de wet van de stad hadden hem achter de Magdalena hulde gedaan zoals het behoorde uit naam van de koning van de Romeinen. En die hertog van Saksen die passeerde door de stad zonder ergens op te letten of af te stijgen totdat hij met zijn volk was binnen de stad de Damme, wat daarna wel was tot groot ongerief en leed van de stad Brugge zoals kort daarna wel bleek. |
[Item achteruolghende vp den eersten dach vanSporcle] Item achteruolghende vp den eersten dach van Sporcle, so dede den hertoghe van Zassen een vraghe voor tcommuyn van Brugge, of si hem houden wilden aen den paeys van Tours, daer toe dat si alle seyden iaesy. Ende hi seyde inder ghelijcke dat hijs ooc houden wilde, ende hem lieden vergaf wat si eyghenden.coninck.vanden Romeynen of yeghens hem mesdaen hadden. Ende dede als doe een ghebodt ten Damme, ende gaf doe ooc te kennene dat sijnen sone doot bleeft int assault voor den Damme, twelc hi hem lieden ooc vergaf, ende dat si voort aen goede kinderen souden blijuen. Ende leyde van sijnen garnisoen binnen Damme, omme die stede van Brugge mede te dwinghene, als ghi hier naer noch hooren sult, ende hadde gheerne ooc met vele volcx binnen der stede vander Sluys gheweist, maer mer Phelips van Rauesteyn en wildet hem nyet consenteren dan met sijnenstate.xl.mannen ende niet meer. Ende aldus quam hi weder te Brugghe, want dye van Ghendt ende dye vander Sluys warens eens, want die Wet en was als doe noch niet vermaect. Item vp onser vrauwen dach Lichtmesse quam den hertoge vanZassen vanden Damme te Brugghe, ende daer was hem eedt ghedaen vander wet, Dekenen ende hooftmannen, die als doe nyeuwe vermaect waren huyter name vanden Roomschen coninck als regent van Vlaendren. Item die nyeu wethouders ende officiers stelden dicwijle voort datmen tghelt ten derden of stellen soude, te wetene dye stuuers vanden ouden hertoge Phelips, ende den dobbelen met.ij.leeuwen.ij.oude placken. Ende in sghelijcx het gouden ghelt in aduenante, te wetene den gouden Andries gulden te.xl.groten, ende al ander gout also achteruolgende, also wel Hertoge Karels munte als andere, ende alle die munte vanden.Coninc.vanVranckerijcke bilgoen. Het welcke vele onderlinghe seyden dattet noeyt ghesien en was, in welcker maniere dattet eerst of gestelt was in Brabant in sommeghe steden, ende daer naer te Bruessele, te Cortrijcke, Toudenaerde, te Rijssele, te Burburch, ter Nyeupoort, te Greuelinghe, ende ooc in Hollant, ende in Zeelant, ende Henegauwe, te Duynkercke, ende te Dixmude. Ende aldus bleeft staende dattet nyement vanden.iij.steden doen en wilden tot meye. Ende binnen der middelen tijt so steldent die van ghent of ten haluen, ende so bleeft staende als voorseyde es. Item naer half vastene int iaer.lxxxix.vp den bandach, soe was ghebannen den Inghelschen capiteyn die welcke dye stede van Brugghe wel ghedient hadde in die tijt voorleden, maer omme dat hi hem veruoordert hadde eeneghe duytschen dye vandenDamme quamen vp sijn verweeren te beuechtene, ter cause vaneenege verwijtinge dye si malcanderen deden wort ghebannen, waer of grote beroerte quam binnen Brugge, want dye voorseydeInghelsman veruoorderde hem te commene corts daer naer inden Burch, midts eenege die hi hadde tsijnder hulpe, ende meende hem te wrekene vp die ghene die hem ghebannen hadden. Endeals doe was Burchmeestere vanden Courpse meester Pieter dye witte, die corts ghecommen was huyt Inghelant, dye als doe inden burch so ghequetst wiert dat hy corts daer naer vander quetsuere starf. Ende in sijne stede was Burchmeester ghemaect Ioos van wulfsberghe. Ende desen voorseyde Inghelschen capiteyn indenburch commende hadde versocht sercours aen den Deken vandensmeden, ende aen die wapemakers, onder al so warer vi.of.viij.die hem bi vielen, daer mede dat hi inden burch quam, wel meenende mijn here van den gruythuyse ende die wet te beschamene. Ende wiert slaende inden hoop so datter ommer een doot bleef, ende was een vuldere, ende een [fol. CC.lxiiij.v] wapemakere was totter doot ghequetst vanden volcke vander wet dat hem ter weere stelde, welcken wapemakere was des anderdaechs onthooft. Ende sommeghe andere liepen die met hem waren vp dye speypoorte, die de voorseyde Inghelsman in nam, ende nam die wakers die slotelen vander speypoorte, endehilt die speypoorte van hem seluen, ende bleef daer tot snachts ten.xij.hueren. Doen vertrac hi naer die sluys bi mijn here Phelips van Rauesteyn die hem metten sijne onderhilt. |
Item, achtervolgende op de eerste dag van februari] Item achtervolgende op de eerste dag van februari zo liet de hertog van Saksen vragen voor de gemeente van Brugge of ze zich houden wilden aan de vrede van Tours, waartoe dat ze allen zeiden; Ԫa wijծ En hij zei dergelijk dat hij het ook houden wilde en hen vergaf wat ze tegen de koning van de Romeinen of tegen hem misdaan hadden. En liet alzo een gebod doen ten Damme en gaf toe ook te kennen dat zijn zoon dood bleef in de aanval voor den Damme, wat hij hen ook vergaf en dat ze voortaan goede kinderen zouden blijven. En legde zijn garnizoen binnen den Damme om er di stad Brugge mee te dwingen zoals ge hierna nog horen zal en was ook graag met veel volk binnen ter Sluis geweest, maar meneer Filips van Ravestein wilde het hem niet toestemmen, dan met zijn staat van 40 mannen en niet meer. En aldus kwam hij eer te Brugge want die van Gent en van ter Sluis waren eens want de wet was als toen nog niet vermaakt. Item, op onze Vrouwe dag Lichtmis kwam de hertog van Saksen van den Damme te Brugge en daar was hem eed gedaan van de wet, dekens en hoofdmannen die toen nieuw vermaakt waren uit de naam van de Roomse koning als regent van Vlaanderen. Item, de nieuwe wethouders ende officiers stelden vaak voor dat men het geld ten derden devalueren zouden, te weten; de stuivers van de oude hertog Filips en de dubbele met de 2 leeuwen van 2 oude plakken. En insgelijks het gouden geld in advenant, te weten de gouden Andries gulden tot 40 groten en al het andere goud alzo achtervolgend alzo wel hertog Karels munt als anderen en alle munten van de koning van Frankrijk biljoen. Wat velen onderling zeiden dat het nooit gezien was in welke manier dat het eerst gedevalueerd was in Brabant in sommige steden en daarna te Brussel, te Kortrijk, te Oudenaarde, te Rijsel, te Bourbourg, ter Nieuwpoort, te Grevelingen en ook in Holland en in Zeeland en Henegouwen, te Duinkerke end te Diksmuide. En aldus bleef het staan dat niemand van de 3 steden doen wilden tot mei. En ondertussen zo stelden die van Gent af ter halve en zo bleef het staan als gezegd is. Item na half vasten in het jaar 1489 op de bandag zo was gebannen een Engelse kapitein die de stad Brugge goed gediend had in de tijd voorleden, maar omdat hij zich bevorderd had enige Duitsers die van den Damme kwamen op zijn verweren te bevechten ter oorzaak van enig verwijt die ze elkaar deden zo werd hij gebannen waarvan grote beroerte kam binnen Brugge, want die Engelsman bevorderde zich te komen gauw daarna in de burcht mits enige die hij tot zijn hulp had en meende zich te wreken op diegene die hem gebannen hadden. En toen was burgemeester van het korps meester Pieter de Witte, die net gekomen was uit Engeland die toen in de burcht zo gekwetst werd dat hij gauw daarna van die kwetsing stierf. En in zijn plaats was burgemeesters gemaakt Joos van Wulfsberghe. En die Engelse kapitein die in de bucht kwam had bijstand verzocht aan de deken van de smeden en aan de wapenmakers alzo daaronder 6 of 8 hem bijvielen waarmee hij in de bucht kwam en wel meende mijn heer van de Gruijthuijsen en de wet te beschamen. En begon te slaan in de hoop zodat er immer een dodo bleef en dat was een volder en een een [fol. CC.lxiiij.v] wapenmaker was tot de dood gekwetst van het volk van de wet dat zich te verweer stelde en die wapenmaker was de volgende dag onthoofd. En sommige anderen liepen die met hem waren op de Speypoort die de Rengelsman innam en nam van de wakers die sleutels van de Speypoort en hield de Speypoort voor zichzelf en bleef daar die nacht tot 3 uur. Toen vertrok hij naar ter Sluis bij mijn heer Filips van Ravestein die hem met de zijne onderhield. |
[Item den hertoghe van Zassen ende mijn here van Nassauwe versochten dickwille omme tghelt of te stellene] Item den hertoghe van Zassen ende mijn here van Nassauwe versochten dickwille omme tghelt of te stellene, twelck tghemeente niet consenteren en wilde. Maer tcommuyn vergadert sijnde vraechden hem of sijt consenteren wilden tghelt ofte stellene, ende of si niet en wilden den paeys onderhouden also wel als andere steden, ende wilden wi den paeys onderhoudendat wi tghelt af stellen souden, want si seyden dat wi seere buytenweghe waren dat wijt niet en consenteirden. Ende dus in dese vergaderinghe sijnde, soe gheliefdet gode dat tvolc al van eenenaccoorde wiert, ende gauen een generale antwoorde sonder die makelaers, maer daer omme en wast nyet ghelaten. Ende dantwoorde was dese, dat si den paeys wilden houden endeonderhouden, ende orloghe voeren vp hem die der contrarie souden willen doen, ende dat wi gheen infractuers van paeyse en waren al en stelden witghelt also niet, want den paeys anders niet in en hielt dan te stellene dye gouden croonen te.xxx.stuuers, ende al ander gout in aduenante, ende van tselueren ghelt in sghelijcx tot.ijc.mijlen varre int ronde. Ende versochten te hebbene een copye van den paeyse, omme dat si hem te bedt wachten souden moghen den paeys in eenegher manieren te brekene. Ende oock waren dye van Ghendt wel blijde dat wi alsoo ghedisponeirt waren ende van eenen accoorde, ten oorbore vanonsen prinche ende van sijnen lande. Ende dese antwoorde hebbende mijn here van Nassauwe ende mijn heere vanden Gruythuyse, saghen vreimdelic vp malcanderen endeverwonderden seere van desen accoorde, ende sonden alle die garnisoenen weder omme elc vp sijnen leghere. Ende den heeren was ghebeden dat si tgarnisoen van Damme souden doen vertrecken, twelc dye heren noch niet en deden, ghemerct dat wi van Brugghe tghelt niet of stellen en wilden, maer al hadde tghelt of ghestelt gheweist, sy en souden noch niet vertrocken hebben, want sy van Damme laghen en proncten yegens mer Phelips van Rauesteyn, omme te siene wiere voren toe tasten soude omme den paeys te brekene. Ende weit dat dye Deynen doe waren met die van Brugghe, Ghendt ende Sluys, ende nyement anders en hadden die van Brugghe te vriende dan die croone van Vranckerijcke, daer si huer hope vp stellen mochten dat sijse niet laten en souden, want sijt voor den paeys wel betoocht hadden. Ende die voorseyde heren versochten aen die van Ipre ooc dat si tghelt of stellen souden naer den cours alsoot in Brabant ghinc, twelc si in gheender manieren consenteren en wilden, maer midts vrienden dye si binnen der stede hadden, daden den commuyne te verstane dat te Brugghe of ghestelt was, twelck nochtans lueghene was. Ende midts dier condicie bedroghensijne, so steldent die van Ipre ooc of, in sulcker wijs alst die herenbegeerden. Ende corts daer naer versochten sijt weder aen dye van Brugge, vraghende waer omme sijt niet also wel en daden als die van Ipre, wantet die also of ghestelt hadden, maer die vanBrugge en wildens niet consenteren dan inder manierenv oorseyde. Item es te wetene dat vp den bandach daer hier voren of ghesproken es, als den Inghelsman ghebannen was, soe warennoch ghebannen eenen Adriaen floreins, die daer te voren in die orloghe roode Roe was binnen Brugghe, ende ooc een buersemakere, die welcke grote aliancie metten voorseydeInghelsman ghehadt hadden, ende seere partijich gheweist yeghen den Roomschen coninc etc. |
[Item, den hertog van Saksen en mijn heer van Nassau verzochten vaak om het geld te verlagen] Item, de hertog van Saksen en mijn heer van Nassau verzochten vaak om het geld te devalueren wat de gemeente niet toestemmen wilde. Maar toen de gemeente vergaderd was vroegen ze hen of ze toestemmen wilde het geld te devalueren en of ze niet de vrede wilden onderhouden alzo goed als andere steden en wilden we de vrede onderhouden dat we het geld devalueren zouden want ze zeiden dat we zeer verdwaald waren dat wij het niet toestemden. En dus in deze vergadering zo geliefde het God dat het volk van een akkoord werd en gaven een algemeen antwoord, zonder de makelaars, maar daarom was het niet gelaten. En het antwoorde was deze, dat ze de vrede wilden houden en onderhouden en oorlog voeren op hen die der contrarie zouden willen doen en dat we geen inbrekers van vrede waren al en stelden we het geld alzo niet, want de vrede anders niets anders inhield dan te stellen de gouden kronen op 30 stuivers en al het andere goud in advenant en van zilveren geld insgelijks tot 200 mijlen ver in het ronde. En verzochten te hebben een kopie van de vrede omdat ze zich te beter wachten zouden mogen dn vrede in enige manieren te breken. En ook waren die van Gent wel blijde dat we alzo beschikt hadden en van een akkoord ten nut van onze prins en van zijn land. En dit antwoorde had mijn heer van Nassau en mijn heer van de Gruijthuijsen en keken vriendelijk naar elkaar en verwonderden zeer van dit akkoord en zonden alle garnizoenen weder omme elk op zijn leger. En de heren was gebeden dat ze het garnizoen van Damme zouden laten vertrekken, wat de heren nog niet deden, gemerkt dat wij van Brugge het geld niet devalueren wilden, maar was al het geld gedevalueerd geweest ze zouden nog niet vertrokken zijn want zij van den Damme lagen en pronkten tegen meneer Filips van Ravestein om zien wier voor toe tasten zou om de vrede te breken. En weet dat de Deynen toen waren met die van Brugge, Gent en ter Sluis en niemand anders hadden die van Brugge tot vriend dan de kroon van Frankrijk waar ze hun hoop op stellen mochten dat zij het niet laten zouden want zij hadden het voor de vrede wel betoond. En die heren verzochten aan die van Ieper ook dat ze het geld devalueren zouden naar de koers alzo het in Brabant ging wat ze op geen manier toestemmen wilden, maar mits vrienden die ze binnen d stad hadden lieten ze de gemeente verstaan dat te Brugge gedevalueerd was, wat nochtans leugen was. En mits die conditiewaren ze bedrogen en zo devalueerden het die van Ieper ook af in zulke wijze als de heren begeerden. En kort daarna verzochten zij het weer aan die van Brugge en vroegen waarom zij het niet alzo goed deden als die van Ieper, want die hadden het alzo verlaagd, maar die van Brugge en wilden het niet toestemmen dan in de manier gezegd. Item, het is te weten dat op de bandag daar hier voren van gesproken is toen de Engelsman gebannen was zo waren er nog gebannen een Adriaen Floreins die daar tevoren in de oorlog rode Roe was binnen Brugge en ook een beursmakelaar die grote alliantie met die Engelsman gehad had en zeer partijdig was geweest tegen de Roomse koning, etc. |
[Item die heeren quelden ghemeente dicwils omme tghelt ofte stellene] Item die heeren quelden] ghemeente dicwils omme tghelt ofte stellene, ende wasser dicwijls bi daer toe ghebrocht datment ghedaen soude hebben, maer twas altoos om beters wille ghelaten. Ende [fol. CC.lxv.r] omme alle die differenten dye aldus dicwijle ghebuerden, so waren gheordonneirt ghedeputeirde ende ghesonden te Mechelen, omme te middelene die gheschillen vander stede, twelcke daer te dier dachuaert midts der beleedinghe niet voort en ghinc, maer bleuen die voorseyde ghedeputeirde achtere, ende en keerden niet wedere te Brugge. Ende waren andere ghedeputeirde gheordonneirt om te treckene byden hertoge vanZassen om een middel te vindene, twelc si nyet en constenghedoen, maer bleuen ooc den meestendeel achtere. Dus warendie van Brugge in groter desolacie, metsgaders dat si tghelt niet en wilden of stellen. dyt siende mijn here van Nassauwe trac ten Damme, ende ghinc fortifieren die stede vanden Damme vangarnisoene ende van capiteynen, ende maecte Schouteeten Cornelis metteneye. Ende dit was ontrent der sluys omme ganck dat die moeyte begonste weder aen te gane ende te rijsene ter deghe, alsoot wel bleec int achteruolghen, ten groten grieue vander stede van Brugghe, god wilt hem vergheuen diere eens deels cause of was. [Item in Hoymaent waren alle daghe vele differente straetmaren] [Den laetste dach van hoymaent] Item in Hoymaent waren alle daghe vele differente straetmaren, om die van Brugge in orloghe te bringhene bi subtijlheden vanversoucke van vreimde nyeuwicheden, altoos roerende vp tofstellen vanden ghelde. Twelc mijn heere vanden Gruythuyse altijt achter hilt om sijn singulier profijt, omme dat hy te lossene hadde die renten vanden grute, die welcke noch nyet alle versekert en waren voor den laetste dach van hoymaent, wanttet costumen ende rechten sijn binnen der stede van Brugge losrenten, het ghelt goet te doene.xij.weken alsoot ooc ghebuerenmoeste. Ende dit ghesciet sijne, so riet mijn here vandengruythuyse datmen tghelt of stellen soude alsoot in Brabant ghinc, het ware best, ende dat was ten derden Eenen phelips penninck een oude placke. den penninc met den.ij.leeuwen.ij.oude placken Doude phelips ende karolus.ij.groten.iiij.mijten min Eenen twaeluaert vier mijten. Een seskin een corte. Drie corten gafmen voor een corte. Een gouden croone iiij.schellingen groten Eenen Rijnsch gulden xx.stuuers Een Andries gulden xx. stuuers Eenen nobele ix. schellingen groten Een gouden leeuw v.schellingen groten Ende al ander ghelt bilgioen, also wel die fransche munte als alle andere haghemunte. Waer vp vele ouders seyden dattet noeyt ghesien en was, ende dat wi bi stellen van dyen en wijt consenteirden orloghe ghecrijghen soude yeghens die croone vanVranckerijcke, want den paeys van Tours dat niet in en hilt, anders dan die gouden croonen te.xxx.stuuers, ende al andere munte in aduenante. Om twelcke tghemeente niet en wilde consenteren int of stellen als voren, maer die van ghendt steldenhet gheldt ten helfte als voorseyde es, naer tinhouden vandenpaeys van Tours. |
[Item, die heren kwelden de gemeente vaak om het geld te devalueren] Item, die heren kwelden de vaak om het geld te devalueren en waren er vaak daartoe gebracht dat men het gedaan zou hebben, maar het was altijd om beters wil gelaten. En [fol. CC.lxv.r] om alle geschillen die aldus vaak gebeurden zo waren geordonneerd gedeputeerden en gezonden te Mechelen om te bemiddelen de geschillen van de stad wat daar te die rechtszitting mits de belediging niet voortging, maar bleven die gedeputeerden achter en keerden niet weer te Brugge. En waren andere gedeputeerden geordonneerd om te trekken bij de hertog van Saksen om een middel te vinden, want zij konden het niet doen maar bleven ook het grootste deel achter. Dus waren die van Brugge in grote desolatie mitsgaders dat ze het geld niet wilden devalueren. Dit zag mijn heer van Nassau en trok ten Damme en ging fortificeren die stad den Damme van garnizoenen en van kapiteins en maakte schout Cornelis met het Eye. En dit was omtrent ter Sluis omgang dat die moeite begon weer aan te gaan en terdege te rijzen alzo het wel bleek in het navolgende tot groot ongerief van de stad Brugge, God wil het hem vergeven dier er eensdeels oorzaak van was. [Item, in juli waren alle dagen vele verschillende straatberichten] [De laatste dag van juli] Item, in juli waren alle dagen vele verschillende straatberichten om die van Brugge in oorlog te brengen met subtiele verzoeken van vreemde nieuwigheden die altijd roerden op het devalueren van het geld. Wat mijn heer van de Gruijthuijsen altijd achter hield om zijn singulier profijt omdat hij te inlossen had de renten van de gruit die nog niet alle, verzekerd waren voor de laatste dag van juli want de gebruiken en rechten zijn binnen de stad Brugge inlosrenten het geld goed te doen 12 weken, alzo het ook gebeuren moest. En toen dit geschied was zo raadde mijn heer van de Gruijthuijsen aan dat men het geld devalueren zou alzo het in Brabant ging, dat was het beste en dat was ten derden Een Filips penning, een oude plak. de penning met de 2 leeuwen, 2 oude plakken De oude Filips en Karolus, 2 groten, 4 mijten minder Een twaelvaert, vier mijten. Een seskin, een korte. Drie korten gaf men voor een korte. Een gouden kroon 4 schellingen groten Een Rijnse gulden 20 stuivers Een Andries gulden 20 stuivers Een nobel 9 schellingen groten Een gouden leeuw 5 schellingen groten. En al het andere geld biljoen alzo wel de Franse munt als alle andere buitenpoorter munt. Waarop vele ouderen zeiden dat het nooit gezien was en dat we bijstellen van die en wij het met toestemmen oorlog krijgen zouden tegen de kroon van Frankrijk, want de vrede van Tours hield dat niet in, anders dan de gouden kronen tot 20 stuivers van alle anderen munt in advenant. Waarom de gemeente niet wilde toestemmen in het devalueren als voren, maar die van Gent stelden het geld ter helft naar het inhouden van de vrede van Tours. |
[Item int eerste van Hoymaent en den.xij.sten dach van Hoymaent] Item int eerste van Hoymaent waren ghesonden eeneghe ghedeputeirde van Brugghe naer der Sluys bi mer Phelips van Rauesteyn, omme een goet middel te vindene dat alle die maniere van coopmanschepe soude moghen commen te Brugghe, wantter van vele dinghen ghebrec was. Die welcke ghecommitteirde commende ten Damme, waren daer gheuanghen endeghehouden. Ende Cornelis metteneye die Schouteeten vanBrugghe, ter begheerde van die vander wet was ghesonden ten Damme, omme datmen die gheuanghene die daer waren nyet mesdoen en soude. Ende die voorseyde Cornelis vanden Damme ghecommen sijnde, versochte weder aen tghemeente consent omme tghelt of te stellene, ende seyder vele redenen bi, dattet groten oorbaer ware ende der stede profijt soude sijn. Ende hier vp vergadert sijnde ten Freren, gauen antwoorde met ghemeenen accoorde, dat si tghelt niet ofstellen en wilden dan bi ghemeenen accoorde vanden.iiij.landen ende dat te helfte. Ende die antwoorde ende rapoort van dyen ter camer ouer ghebrocht sijnde, die Schouteeten Cornelis metteneye ghinc van stonden aenhuyt der camere met verstoorde sinne ende track naer dye ezelpoorte ter steden huyt. Ende dye Burchmeester Ian de boot volchde hem achtere omme weder in die camere [fol. CC.lxv.v] te roupene, maer hi en sach hem niet, want biդien wech gane quam die stede in groten verdriete. Ende hi aldus wech ghegaen sijne, veruoorderde hem een cleerscrijuere, dye welcke int iaer te voren Scepene van Brugghe gheweist hadde, seggende yeghenden Burchmeestere, here ic salne wel weder halen ende hu ghelieft. Ende den Burchmeestere badt den seluen dat hijere omme ghinghe, ende hem bade dat hi weder quame. Ende dese voorseyde volchdene tot buyten der ezelpoorte, twelc hi dede ombeters wille, ende die voorseyde achter halende bydenBurchmeestere wedere, ende yeghen hem spreken. Waer vp dat hi antwoorde dat hijere niet mede te doene en hadde, ende liet den cleerscriuere weder om thuysewaert keeren. Endecommende achter den obseruanten, dede den seluen wederommer roupen ende yeghens hem commen spreken, ende bi hemcommende hilt den seluen cleerscriuere gheuanghen, endeleeddene met hem den Damme, al daer hi daer naer onthooft was, ende sijn hooft ghestelt vp eenen glauyeschacht, ter cause omme dat hi hem in die voorledene iaerscare inde marct staijnghe veruoordert hadde vele saken te coene contrarie denRoomschen.coninc. Ende vp den seluen tijt waren ten Damme ooc onthooft sommege vanden ghedeputeirden die daer gheuanghen waren als voorseyde es. Te wetene eerst den Pensionaris vander stede van Brugghe, ende die Dekene vanden tinnenpotghieters, ende dandere bleuen daer liggende gheuanghen tot midwintere daer naer. Ende dit was den.xij.sten dach van Hoymaent dat Cornelis metteneye die Schouteeten wech ghinc. Ende vp den seluen dach begonsten dye van Damme te roouene ende te barnene tot Brugghe voor die poorte, ende daden der stede vanBrugghe alle tleet dat si consten ende mochten. |
[Item, in het eerste van juli en de 12de dag van juli] Item, in het eerste van juli waren gezonden enige gedeputeerden van Brugge naar ter Sluis bij meneer Filips van Ravestein om een goed middel te vinden dat alle soorten van koopmanschap zou mogen komen te Brugge want er was van vele dingen gebrek. De gecommitteerde kwamen ten Damme en werden daar gevangen gehouden. En Cornelis met Het Eye, de schout van Brugge, ter begeerte van die van de wet was gezonden ten Damme dat men die gevangenen die daar waren niets misdoen zouden. En die Cornelis die van de Damme kwam verzocht weer aan de gemeente toestemming om het geld te devalueren en zei er vele redenen bij dat het zeer nuttig was en de stad profijtelijk zou zijn. En hierop werd vergaderd te Freren en gaven antwoord met algemeen akkoord dat ze het geld niet devalueren wilden dan met algemeen akkoord van de 4 landen en dat te helft. En toen het antwoord en rapport daarvan ter kamer overgebracht was en de schout Cornelis met het Eye ging van stonden aan uit de kamer met verstoorde zin en trok naar de Ezelpoort ter stad uit. En de burgemeester Ian de Boot volgde hem achterom weer in de kamer [fol. CC.lxv.v] te roepen, maar hij zag hem niet, want door zijn weggaan kwam in de stad in groot verdriet. En toen hij aldus weg was bevorderde zich een kleerschrijver die het jaar tevoren schepen van Brugge geweest was en zei tegen de burgemeester; Ԩee , ik zal hem weer halen als het u gelieftծ En de burgemeester bad hem dat hij er om ging en hem bad dat hij weer kwam. En deze volgde hem tot buiten de Ezelpoort, wat hij deed om beters wil, om hem te achterhalen weer bij de burgemeester en tegen hem te spreken. Waarop dat hij antwoordde dat hij er niets mee te doen had en liet de kleerschrijver wederom naar huis keren. En toen hij kwam achter de Franciscanen liet hij die wederom roepen en tegen hem te komen spreken en toen hij bij hem kwam liet hij die kleerschrijver gevangen nemen en leidde hem mee ten Damme aldaar hij daarna onthoofd was en sein hoofd gesteld op een lansschacht, ter oorzaak omdat hij hem in het voorleden jaaropbrengst in de markt staande bevorderd had vele zaken te doen contrarie de Roomse koning. En op dezelfde tijd waren ten Damme ook onthoofd sommige van de gedeputeerden die daar gevangen waren als. Te weten; eerst de pensionaris van de stad Brugge en de deken van de tinpotgieters en de anderen bleven daar liggen gevangen tot midwinter daarnaar. En dit was d 12de dag van juli dat Cornelis met het Eye de schout weg ging. En op dezelfde dag begonnen die van Damme te roven en te branden tot Brugge voor de poort en deden de stad Brugge al het leed dat ze konden en mochten. |
[Item vp den.ij.sten dach van Ougst Anno.xiiijc.ende.xc.] Item vp den.ij.sten dach van Ougst Anno.xiiijc.ende.xc.so vertrocken huyter stede Burchmeesters ende Schepenen endeRaden, ende meer ander lieden huyt vreese vanden ghemeente, want het begonster al wonderlick te gane. Ende vp den seluendach was bevonden een Schepene vander stede die ter poorten huyt ghegaen soude hebben in vrauwen habyten, ende hadde eenen corf aen sijnen aerm als of hy hadde willen gaen om vitaelgie, maer hi wiert bekent, ende was ghenaemt Iacob vanGhulicke, maer hy was weder omme ghedaen keeren ende gheleet in sijn huys, ende hem was beuolen dat hi huyter stede niet gaen en soude onser consent vanden Capiteyn. Ende in desen tijt was ghesonden eenen Ioris pycauet van mer Phelips van Rauesteyn, om als Capiteyn te bewarene dye stede van Brugghe, want die stede als doe in groter noot was, metsgaders dat die wethouders ende vele andere poorters vluchten ende hem absenteirden vander stede van Brugghe. Endedie voorseyde Ioris pycauet was ontfanghen byden ghemeenenvander stede, ende dede sijnen eedt die voorseyde stede te bewarene, ten behouue ende huyter name van den hertoghe Phelips onsen natuerlicken prinche. [Item die vanden Damme verbarnden by ghetale wel.iijc. huysen] Item die vanden Damme verbarnden by ghetale wel.iijc. huysen, te wetene pacht goeden ende schueren daer coorne ende andergraen in was, ende en lieten nyet staen ontrent der stede die muelenen, al dat binnen der mijle was int ronde namen si, enderoofden ende vinghen tvolc om die stede te mineirene in aller manieren daer si consten, ende namen coeyen schapen endeander beesten, darer vele of stont vp tstal, want men dorste nauwelic gheene beesten buyten der poort laten gaen. [Item in dyt seluen iaer van.xiiijc.ende.xc.vp onser vrauwen auent half Ougst] Item in dyt seluen iaer van.xiiijc.ende.xc.vp onser vrauwen auent half Ougst, so quam die grote gaerde vanden Henewiers voor Brugge, ende haelden daer eenen groten roof van beesten voor die stede, ende vingender vele lieden, ende trocken daer mede Toudenburch daer si haren legher maecten, ende lange bleuenliggende, ende quamen alle dage van daer roouen, branden endepilgieren tot Brugghe voor die poorte. Ende in dyen tijt was een ghebot ghedaen al tvrye duere, dat nyement vp die verbuerte vansijnen lijue eenege vitaelgie en brochte te Brugghe want si meenden bi dien die stede te bedwinghene ende te ghecrijghene. [fol. CC.lxvi.r] |
[Item, op de 2de dag van augustus anno 1490] Item, op de 2de dag van augustus anno 1490 zo vertrokken uit de stad burgemeesters en schepenen en raden en meer ander lieden uit vrees van de gemeente, want het begon er al wonderlijk toe te gaan. En op dezelfde dag was bevonden een schepen van de stad die ter poorten uitgegaan zou zijn hebben in vrouwen habijt en had een korf aan zijn arm alsof hij had willen gaan om voedsel, maar hij werd herkend en was genaamd Jacob van Gulik, maar jij was wederom laten keren en gelegd in zijn huis en hem was bevolen dat hij niet uit de stad zou gaan zonder toestemming van de kapitein. En in deze tijd was gezonden een Joris Pycavet van meneer Filips van Ravestein om als kapitein te bewaren de stad Brugge, want de stad was toen in grote nood mitsgaders dat die wethouders en vele andere poorters vluchtten en zich absenteerden van de stad Brugge. En die Joris Pycavet was ontvangen bij de gemeente van de stad en deed zijn eed die stad te bewaren ten behoeve en uit naam van hertog Filips, onze natuurlijke prins. [Item, die van de Damme verbrandden bij getal wel 300 huizen] Item, die van de Damme verbrandden bij getal wel 300 huizen, te weten; pachtgoederen en schuren waar koren en ander graan in was en en lieten niets staan omtrent de stad en de molen, alles dat binnen der mijl was in het ronde namen ze en roofden en vingen het volk om de stad te mineren in alle manieren waar ze konden en namen koeien, schapen en andere beesten waarvan er veel op de stal stonden want men durfde nauwelijks geen beesten buiten de poort te laten gaan. [Item, in hetzelfde jaar 1490 op onze Vrouwe avond half augustus] Item, in hetzelfde jaar 1490 op onze Vrouwe avond half augustus zo kwam de grote garde van Henegouwers voor Brugge en haalden daar een groten roof van beesten voor de stad en vingen er vele lieden en trokken daarmee te Oudenburcht waar ze hun leger maakten en lang bleven liggen en kwamen alle dagen vandaar roven, branden en plunderen tot Brugge voor de poort. En in doe tijd was een gebod gedaan al het vrije door dat niemand op verbeuren van zijn lijf enig voedsel bracht te Brugge ,want ze meenden daardoor de stad tee bedwingen en te krijgen. [fol. CC.lxvi.r] |
[Item in dien seluen tijt so trocken dye vanBrugghe huyt wel met.iiij.of.v.hondert mannenbi Vyuen] [Den derden dach van Septembre] Item in dien seluen tijt so trocken dye van Brugghe huyt wel met.iiij.of.v.hondert mannen bi Vyuen, ende doluen daer huyte tconduyt daert varsche water duer comt huyt Malen vyuere ten Damme, om die vanden Damme haerlieder varsch watere te benemenene, ende brochten.ij.langhe sticken vander pijpe te Brugghe ende stoptent toe, so dat daer duere gheen varsch water ten damme en mochte commen. Ende inden seluen tijt was doude vaert verdoluen ende al schone ghemaect, omme datmen al daer soude moghen ghecrijghen eenich sercours vander Sluys endevan mer Phelips van Rauesteyn, want die van Brugge ende mer Phelips malcanderen eedt ghedaen hadden ghetrauwelic by te stane, huyter name vanden hertoge phelips onsen natuerlickenprinche, yeghens alle die huyt waren om die stede van Brugghe te nieten te doene, ende dat mijn here Phelips gheen paeys makenen soude sonder dye van Brugghe welcken eedt ontfinck van alle tghemeente Ioris pycauet, huyter name van mer phelips voorseyde. Ende als doe was ghedreghen eene deuote processie generael met den fiertre van sinte Donas. Ende dyt was den derden dach van Septembre. [Item ontrent den xviij.sten van Octobre hier voren en den laetsten dach van Octobre.] Item ontrent den xviij.sten van Octobre hier voren, so hadden dye van Damme ghebreck van vitaelgie, ende hadden ghedaen commen wel.xviij.waghens met vitaelgie van westen, die al bi Brugghe passeren moesten, ende die vanden Damme quamen ligghen wel.vi.hondert sterc in sinte cruys kercke, om te wachtene die waghenen die so naer dye stede passeren moesten, maer men wist in die stede niet, hadment gheweten men hadse nyet ghelaten passeren, maer het was bi nachte. Ende smorghens als si vertrocken, verbarnden wel.xij.schone pachtgoeden ende andere huysen. Ende dit was vp den laetsten dach van Octobre. Anno.xiiijc.ende.xc. Ende men sach doe dicwils die vaenkins ter hallen huyt steken wit ende root te vier houcken, want dye gaerde aen deen sijde, ende die vanden Damme aen dander sijde, twelck deerlic ende compasselic om sien was, ende daden menich alaerme voor die stede bi daghe ende bi nachte. [Vp den.viij.sten dach van Septembre] Item vp den.viij.sten dach van Septembre, so was dye voorseydeInghels Capiteyn ende Adriaen floreins die ballinghen waren, weder in gheroupen, dye welcke stonden ghescreuen in een rollekin, welck hem lieden daer naer coste haer bollekin. |
[Item, in diezelfde tijd zo trokken die van Brugge uit wel met 4 0f 500 manen bij Vyven] [De 3de dag van september] Item, in diezelfde tijd zo trokken die van Brugge uit wel met 4 0f 500 mannen bij Vyven, en dolven daaruit het kanaal daar het verse water doorkomtuit Malen vyven (vijver?) ten Damme om die van de Damme hun verse water te benemen en brachten 2 lange stukken van de pijp te Brugge en stopten het dicht zodat daardoor geen vers water ten Damme mocht komen. En in dezelfde tijd was de oude vaart opgedolven en geheel schoon gemaakt omdat men aldaar zou mogen krijgen enige hulp van ter Sluis en van meneer Filips van Ravestein, want die van Brugge en meneer Filips hadden elkaar getrouwe eed gedaan bij te staan uit naam van hertog Filips, onze natuurlijke prins, tegen alle die er op uit waren om de stad Brugge te niet te doen en dat mijn heer Filips geen vrede maken zou zinder de van Brugge , welke eed ontving van alle gemeente Joris Pycavet uit naam van meneer Filips. En als toen was gedragen een devote processie generaal met het relikwiekastje van Sint Donaas. En dit was de derde dag van september. [Item, omtrent de 18de dag van oktober, hiervoor, en de laatste dag van oktober.] Item, omtrent den 18de dag van oktober, hiervoor, zo hadden die van Damme gebrek van voedsel en hadden laten komen we 18 wagens met voedsel van het westen die allen bij Brugge passeren moesten en die van de Damme kwamen liggen we 600 sterk in Sint Kruis kerk om te bewaken die wagens die zo na de stad passeren moesten, maar men wist het in de stad niet, had men het geweten men had ze niet laten passeren, maar het was bij nacht. En ‘s morgens toen ze vertrokken verbrandden ze wel 12 mooie pachtgoederen en andere huizen. En dit was op de laatste dag van oktober anno 1490. En men zag toen vaak de vaantjes ter hal uitsteken wit en rood te vier hoeken, want de garde aan de ene zijde en die van de Damme aan de andere zijde wat droevig en medelijdend om te zien was en deden menig alarm voor de stad bij dag en bij nacht. [Op de 8ste dag van september] Item, op de 8ste dag van september zo was die Engelse kapitein en Adriaen Floreins die ballingen waren weer ingeroepen wat stond geschreven in een rolletjes wat hen daarna kostte hun bolletjes. |
[Item vp desen seluen tijt so trocken die van Brugghe voor tcasteelkin van Vassenare] [Den.xxvi.sten dach van Septembre. Anno.M.CCCC ende xc] Item vp desen seluen tijt so trocken die van Brugghe voor tcasteelkin van Vassenare, ende meende dat wel of gheworpen te hebbene, ende verbarnden tneir hof, ende beroofden die warande van alle twilt datter binnen was, ende schoten seere vp tvoorseyde casteel. Ende binnen der tijt dat die van Brugghe voor Vassenare waren, so was die gaerde van Oudenburch ghetrocken voor die kercke van Lisseweghe, daer dye lantslieden huyten Noortvrye een stercte vp hilden om die te winnene. Endevernemende dat dye van Brugghe waren voor Vassenare, quamendie voorseyde vander gaerde der assistencie van dye van Vassenare ende daden daer die van Brugghe eenen groten vploop, meenende dat sijse van daer ghesleghen souden hebben, maer en consten daer aen nyet ghedoen, maer quamen naer Brugghe in ordonnancien onghegrieft. Ende als die vander gaerde saghen dat si daer niet ghedoen en consten, so quamen si naer dye stede, daer si veil volcx buyten vonden ontrent der stede, huyt gheloopen sonder ordonnancie, daer of datser vele den hals of reden ende ooc sommeghe vinghen ende voerdense mede naer Oudenburch, die si hooghelic rentsoeneirden. Ende dit gheschiede vp den.xxvi.sten dach van Septembre. Anno.M.CCCC ende xc. [Item in die stede van Brugghe was doe also groten noot ende ghebrec van broode] [Den xxvij.sten dach van Octobre] Item in die stede van Brugghe was doe also groten noot ende ghebrec van broode, wantmen die lieden sach doot dringhen voor die backers dueren. Ende grote menichte wasser in Brugge die dicwijle sonder eten slapen ghinghen, ende dye ruyters dye in garnisoene laghen namen altemet broot in dye backers huysen, dat die poorters of dambochtslieden hadden [fol. CC.lxvi.v] ghedaen backen, maer si leyden tghelt daer voren dattet hemlieden dochte weerdich sijnde. Ende dicwijle liepen die leden eenen dach lanc eer si broot ghecrijghen consten, aldus gheduerdet eenen langhen tijt, twelck deerlick om sien was, want daer was groote aermoede binnen Brugghe onder tschamel volc. Maer noch en scriue ic niet half also vele alst was, ende elc hilt sijn broot also nauwe als hy conste. Want een hoet tarwe galt als doe ten diersten was.xx.schilden, ende noch en constment niet ghecrijghen dat was den meesten noot van al. Ende dese dierste ende qualick ghecrijghen began den xxvij.sten dach van Octobre. Anno.M.iiijc.ende.xc. |
[Item, in dezelfde tijd zo trokken die van Brugge voor het kasteeltje van Varsenare] [De 26ste dag van september anno 1490] Item, in dezelfde tijd zo trokken die van Brugge voor het kasteeltje van Varsenare en meende dat wel afgeworpen te hebben en verbrandden de lage hof en beroofden de warande van al het wild dat er binnen was en schoten zeer op dat kasteel. En binnen de tijd dat die van Brugge voor Varsenare waren zo was de garde van Oudenburcht getrokken voor de kerk van Lissewege, waar de landslieden uit de noord vrijen een sterkte ophielden om die te winnen. En vernamen dat die van Brugge waren voor Varsenare toen kwam die garde ter assistentie van die van Varsenare en deden daar die van Brugge een grote oploop en meenden dat ze hen vandaar geslagen zouden hebben, mar ze konden daar niets aan doen maar kwamen naar Brugge in ordonnantie ongerief. En toen die van de garde zagen dat ze daar niets aan konden doen zo kwamen ze naar de stad waar ze veel volk buiten vonden omtrent de stad, uitgelopen zonder ordonnantie waarvan deze er veel de hals afreden en ook sommige vingen en voerden ze mede naar Oudenburcht die ze op hoog losgeld stelden. En dit geschiedde op de 26ste dag van september anno 1490. [Item, in die stad Brugge was toen alzo grote nood en gebrek van brood] [De 27ste dag van oktober] Item, in de stad Brugge was toen alzo grote nood en gebrek van brood want men zag de lieden dood dringen van de deur van de bakkers. En grote menigte was er in Brugge die vaak zonder eten slapen gingen en de ruiters die in het garnizoen lagen namen altemet brood in de bakkers huizen dat de poorters of de ambachtslieden hadden [fol. CC.lxvi.v] laten bakken, maar ze legden het geld daarvoor dat ze dachten dat het hen waard was. En vaak liepen die leden een dag lang eer ze brood krijgen konden, aldus duurde het een lange tijd wat droevig om te zien was want daar was grote armoede binnen Brugge onder het schamele volk. Maar nog schrijf ik niet half alzo veel als het was en elk hield zijn brood zou nauw als hij kon. Want een hoed tarwe gold die toen ten duurste was 20 schilden en nog kon men het niet krijgen, dat was de grootste nood van alles. En deze duurte en slecht te krijgen begon de 27ste dag van oktober anno 1490. |
[Item vp sinte Denijs dach so was een alaerme binnen der stede van Brugghe] [Vp sinte Denijs dach] Item vp sinte Denijs dach so was een alaerme binnen der stede van Brugghe, ende men slouch die clocke vp die halle aen een boort, midts dat dye vander gaerde ende die vanden Damme beroerte maecten voor diueersche poorten vander stede vanBrugghe ,waer omme al tvolc ter marckt quam al ghewapent endewel versien, ende voor elc huys hinck een lanteerne midts dat inden auent spadeշas, ende elck man ghinc in sijn quaertier. Ende Adriaen Florent was roode Roe vp dien tijt. [Item te Brugghe was en ghebodt ghedaen] [Den.v.sten dach van Nouembre en den.vi.sten dach in Nouembre] Item te Brugghe was en ghebodt ghedaen, dat alle die lantspeerden die in Brugghe waren, dat si alle ghereedt souden sijn omme te halene vitaelgie, als coorne ende andere saken, ten oorbore vander stede van Brugghe ende vanden inghesetene van diere. Die welcke terstont ghereet waren tot.ijc.of meer, ende hadden met hem lieden ontrent.C.mannen van wapenen, endevertrocken van Brugghe den.v.sten dach van Nouembre ten.vij.hueren of daer ontrent, ende voerden met hem liedensacken om coorne in te doene, twelc oock al gheladen was ter sluys. Ende int wederkeeren als sy om dye vitaelgie gheweist hadden, waren beleyt ten.ij.plaetsen daer si passeren moesten metter voorseyde vitaelgie, te wetene vp den wech van Vyuen ende bi Spermaelgien, wel met.iiijc.peerden, ende.vic.voetvolcx, ende waren ghestelt daer dye voorseyde van Brugge passerenmoesten, so dat alle dat voetvolc dat metten voorseyde wagenenwas, wiert al meest gheuanghen, ende si voerden alle die wagens metter voorseyde vitaelgie ten Damme, ende mijn heere vanNassauwe was daer selue mede in persone. Ende quamen dien dach voor die stede ende daden daer vele quaets van branden ende andersins. Ende dit ghebuerde Anno.M.iiijc.ende.xc.den.vi.sten dach in Nouembre. Item hier te voren vp sinte Luycx dach.xviij.in Octobre drouchmen te Brugghe processye generael metten weerdenheleghen bloede binnen der kercke van onser vrauwen, omme den almoghenden god te biddene om eenen warachteghen paeys, want men als doe hoepte dat mijn heere van Nassauwe ghetrocken soude hebben ter sluys bi mer phelips van Rauesteyn, waer toe eene dachuaert als doe ghestelt was, maer mijn here vanNassauwe en quam daer niet. |
[Item, Op Sint Denis dag zo was een alarm binnen de stad Brugge] [Op Sint Denis dag] Item, vo Sint Denis dag zo was een alarm binnen de stad Brugge en men sloeg de klok op de hal aan een boort, mits dat di van de garde en die van de Damme beroerte maakten voor diverse poorten van de stad Brugge ,waarom al het volk ter markt kwam geheel gewapend en goed voorzien en voor elk huis hing een lantaren mits dat het laat in de avond was en elke man ging in zijn kwartier. En Adriaen Florent was rode Roe op die tijd. [Item, te Brugge was een gebod gedaan] [D 5de dag van november en de 6dag van november] Item, te Brugge was een gebod gedaan dat alle landspaarden die in Brugge waren dat ze allen gereed zouden zijn om te halen voedsel als koren en andere zaken ten nut van de stad Brugge en van de ingezetene er van. Die terstond gereed waren tot 200 of meer en hadden met hen omtrent 100 mannen van wapens en vertrokken van Brugge de 5de dag van november te 7 uur of daar omtrent en voerden met hen zaken om koren in te doen, wat ook al geladen was ter Sluis. En in het wederkeren toen ze om dat voedsel geweest waren, waren ze belegerd te 2 plaatsen waar ze passeren moesten me dat voedsel, te weten op de weg van Vyven en bij Spermaelgien, wel met 400 paarden en 600 voetvolk en waren gesteld waar die van Brugge passeren moesten, zodat al dat voetvolk dat met wagens er waren en werden al meest gevangen en ze voerden al die wagens met het voedsel ten Damme en mijn heer van Nassau was daar zelf mee in persoon. En kwamen die dag voor de stad en deden daar veel kwaads van branden en anderszins. En dit gebeurde anno 1490 de 6de dag van november. Item, hier tevoren op Sint Lucas dag de 18de in oktober droeg men te Brugge processie generaal met het waardige heilige bloed binnen de kerk van onze Vrouwe om de almogende God te bidden om een ware vrede, want toen hoopte dat mijn heer van Nassau getrokken zou hebben ter Sluis bij meneer Filips van Ravestein waar toen een rechtszitting gesteld was, maar mijn heer van Nassau kwam daar niet. |
[Item vp den seluen tijt waren ter zee gheuanghen drye schepen met engienen] [Den.xx.sten dach van Octobre. Anno.M.CCCC.ende.xc] Item vp den seluen tijt waren ter zee gheuanghen drye schepen met engienen, dye welcke toebehoorden der stede van Zutphen in Ghelderlandt, die welcke quamen van Meynfoort, ende wilden wesen naer Bouchoute, omme van daer te lande te bringhene naer den Damme, want si hadden meeninghe daer mede of te schieten alle die muelens van Brugghe. Ende waren vp die zee gheuanghen van die vander sluys, ende ter Sluys binnenghebrocht. Ende dit was den.xx.sten dach van Octobre. Anno.M.CCCC.ende.xc. [Item den.xxi.sten dach van Octobre] Item den.xxi.sten dach van Octobre, so verbarnden die vanDamme alle die meetstouen die stonden vp den dijck binnen der prochye van Coolkercke, ende vele huysen daer ontrent, daer of dat onnoemelick grote schade quam. [Vp den.xxij.sten dach van Octobre] Vp den.xxij.sten dach van Octobre ofte ommer ontrent diere tijt, was ten Damme een ghebodt ghedaen, huyter name van mijn heere van Nassauwen, ende meer andere Capiteynen die daer waren, datmen vanghen ende rentsoeneren soude, also wel die vrauwen van Brugghe als die mans [fol. CC.lxvij.r] die men vonde met vitaelgie om te Brugghe te draghene, ende die kinderen in sghelijcx. Ende dat was om dat die van Brugghe gheen vitaelgie en souden ghecrijghen, als bueter, caes, endeeyeren die de vrauwen haelden ten halse, ende hier mede meenden si die stede te mineirene, want sijse anders nyet ghedoen en consten. Item vp desen seluen tijt so waren Typre gheladen.vi.waghenenmet engienen, ende met poedere ende andere artijlgerye vanorloghe bi wel wetene vander wet van Ipre, die men ghebrocht soude hebben int heyr vanden Henewiers te Houdenburch, om die stede van Brugghe mede te cranckene naer haerlieder vermueghen ende macht, twelc god van hemelrijcke versach, want het ghemeente wierts gheware, ende si deden die selue engienen weder ontladen. [Item vp den.xxiiij.sten dach van Octobre] Item vp den.xxiiij.sten dach van Octobre, so trac mijn heere vanNassauwe naer der sluys bi mijn here phelips van Rauesteyn, ende was doe daer mijn here van Beueren ende meer andere grote heren om te communikierene deen metten anderen, om te gherakene tot eenen goeden paeyse, waer inne die voorseydeheren laboreirden. Maer eer mijn here van Nassauwe van den Damme vertrac naer der sluys, so dede hi onthoofden den Inghelschen capiteyn die de stede van Brugghe ghedient hadde, dye welcke huyt rijden soude om een course te doene ontrent met.xx.peerden, die welcke met hem reden huyter stede vanBrugghe van welcke.xx.warender.ij.gheuanghen te Dudzeele, waer of Dijnghelsche Capiteyn deene was, ende waren ghebrocht binnen den Damme vp den.xxij.sten dach van Octobre, ende vp den.xxiiij.sten was hi onthooft. Ende eenen meester wijlent Pensionaris van Brugghe daer voren of ghenoteirt es, die wasser ooc onthooft, midts den neersteghen veruolghe van mijn vrauwe van Dudzeele, diet seere veruolchde aen mijn here van Nassauwe, omme dat die voorseyde pensionaris so scherpelick examineirde, so dat hi ooc was ghebrocht vanden leuende lijue ter doodt in dye presencie van mijn here van Nassauwe. |
[Item, op dezelfde tijd waren ter zee gevangen drie schepen met machines] [De 20ste dag van oktober anno 1490] Item, op dezelfde tijd waren ter zee gevangen drie schepen met machines die toebehoorden de stad Zutphen in Gelderland, die kwamen van Meynfoor, en wilden wezen naar Boekhout om vandaar te land te brengen naar den Damme, want ze hadden de bedoeling daarmee af te schieten alle molens van Brugge. En waren op de zee gevangen van die van ter Sluis en ter Sluis binnen gebracht. En dit was de 20ste dag van oktober anno 1490. [Item, de 21ste dag van oktober] Item, de 21ste dag van oktober zo verbrandden die van Damme alle meetstoven die stonden op de dijk binnen de parochie van Koolkerke en vele huizen daar omtrent waarvan onnoemelijke grote schade kwam. [Op de 22ste dag van oktober] Op de 22ste dag van oktober of immer omtrent die tijd was ten Damme een gebod gedaan uit naam van mijn heer van Nassau en meer andere kapiteins die daar waren dat men vangen en op losgeld stellen zou alzo wel ie vrouwen van Brugge als de mannen [fol. CC.lxvij.r] die men vond met voedsel om te Brugge te dragen en de kinderen insgelijks. En dat was omdat die van Brugge geen voedsel zouden krijgen als boter, kaas en eieren die de vrouwen haalden ten hals en hiermee meenden ze de stad te mineren want anders konden ze het niet doen. Item, in dezelfde tijd zo waren te Ieper geladen 6wagens met machines en met buskruitpoeder en andere artillerie van oorlog bij het weten van de wet van Ieper die men gebracht zou hebben in het leger van de Henegouwers in Oudenburcht om de stad Brugge mee te verzwakken naar hun vermogen en mach, wat God van hemelrijk voorzag want de gemeente werd het gewaar en ze lieten die machines weer ontladen. [Item, op de 24ste dag van oktober] Item, op de 24ste dag van oktober zo trok mijn heer van Nassau naar ter Sluis bi mijn heer Filips van Ravestein en was toen daar met mijn heer van Beveren en meer andere grote heren om te communiceren de ene met de andere om te geraken tot een goede vrede waarin die heren werkten. Maar eer mijn heer van Nassau van den Damme vertrok naar ter Sluis zo liet hij onthoofden de Engelse kapitein die de stad Brugge gediend had en die uitrijden zou om een koers te doen met omtrent 20 paarden die met hem reden uit de stad Brugge en van die 20 waren er 2 gevangen te Dudzele waarvan de Engelse kapitein een van was en waren gebracht binnen den Damme op de 2ste dag van oktober en op de 24ste werd hij onthoofd. En een meester die wijlen pensionaris van Brugge was waar tevoren van genoteerd is die was er ook onthoofd, mits het vlijtige vervolg van mijn vrouw van Dudzele die het zeer vervolgde aan mijn heer van Nassau omdat die de pensionaris zo scherp ondervroeg zodat hij ook was gebracht van het levende lijf ter dood in de presentie van mijn heer van Nassau. |
[Item den.xxv.sten in Octobre so quam een herault vanden Coninck van Vranckerijcke] Item den.xxv.sten in Octobre so quam een herault vandenConinck van Vranckerijcke, ende brochte met hem brieuen aen die stede van Brugge, inhoudende vp dat den paeys niet voort en ghinghe, so soude die coninc van Vranckerijcke der stede vanBrugge sulcke assistensie doen van volcke, ende ooc van vitaelgie, byden welcken si commen soude tot hueren rechte. Ende die voorseyde bode verstaende dat mijn heere van Nassauwe ter sluys waert was, terstont sonder letten trac metten seluen brieuen ter Sluys bi mer Phelips van Rauesteyn omme dat sijn bootschap te bet verstaen soude sijn, ende dat mer Phelips soude weten wat sijn brieuen inhilden. Item es te wetene dat alle die boomen dye ontrent Brugge stonden binnen der haluer mijle, die waren alle gheabandoneirt, ende elckerlijc mochtse vellen ende inhalen tsijnen schoonsten, ende maecten daer barninghe of, wantet seere cout weder was, ende tvolc conste qualic aen barninghe gheraken, so datter luttel boomen bleuen staende binnen der haluer mijle. [Item mijn here van Nassauwe quam ter sluys vp den.xxvi.sten dach van Octobre] Item mijn here van Nassauwe quam ter sluys vp den.xxvi.sten dach van Octobre, omme te tracteirene van paeyse, daer was mer Phelips van Rauesteyn, mijn here van Nassauwe, mijn her vanBeuere, ende meer andere heeren. Ende sonderlinge aengaende tstick van Brugge, so begheerde mijn here van Nassauwe te hebbene.iijc.personen om sijne wille ende gheliefte mede te doene, ende noch bouen dien.iij hondert duysent croonen. Endemijn here phelips dit verstaende, en wilde daer inne nyet consenteren, ende en wilde nochtan niet scheeden van dye vanBrugge om gheen paeys te makene, maer met redenen so soude mer Phelips wel te vreden gheweist hebben, maer aldus so en ghinc den paeys vp dien tijt noch niet voort. Ende doe was buytenter Sluys in ghesteken, omme te commene duer doude vaert vander Sluys te Brugghe, [fol. CC.lxvij.v] midts datmen ten Damme met gheene schepen passeren en mochte, ende om datmen van ter sluys soude moghen bringhencoorne ende andere vitaelgie te Brugghe, want daer groot ghebrec van coorne was vp dien tijt. |
[Item, de 25ste van oktober zo kwam een heraut van de koning van Frankrijk] Item, de 25ste in oktober zo kwam een heraut van de koning van Frankrijk en bracht met hem brieven aan de stad Brugge inhoudende opdat de vrede niet voort ging zo zou de koning van Frankrijk de stad Brugge zulke assistentie doen van volk en ook van voedsel waarbij ze tot hun recht zouden komen. En die bode verstond dat mijn heer van Nassau ter Sluis was en terstond zonder letten trok hij met die brieven ter Sluis bij meneer Filips van Ravestein omdat zijn boodschap te beter verstaan zou zijn en dat meneer Filips zou weten wat zijn brieven inhielden. Item, het is te weten dat alle bomen die omtrent Brugge stonden binnen een halve mijl die waren allen afstand van gedaan en elk mocht ze vellen en inhalen tot zijn mooiste en daar vuur van maken want het was zeer koud weer en het volk kon slecht aan brandstof komen zodat er weinig bomen bleven staan binnen die halve mijl. [Item, mijn heer van Nassau kwam ter Sluis op de 26ste dag van oktober] Item, mijn heer van Nassau kwam ter Sluis op de 26ste dag van oktober om onderhandelen van vrede en daar was meneer Filips van Ravestein, mijn heer van Nassau, mijn her van Beveren en meer andere heren. En vooral aangaande het stuk van Brugge zo begeerde mijn heer van Nassau te hebben 300 personen om zijn wil en gelieven meet te doen en nog bovendien 300 000 kronen. En toen mijn heer Filips dit verstond wilde hij daarin niet toestemmen en wilde nochtans niet scheiden van die van Brugge om geen vrede te maken, maar met redenen zo zou meneer Filips wel tevreden geweest zijn, maar aldus zo ging de vrede op die tijd nog niet voort. En toen was buiten ter Sluis ingestoken om te komen door de oude vaart van ter Sluis te Brugge, [fol. CC.lxvij.v] mits dat men ten Damme met geen schepen passeren mocht en omdat men van ter Sluis zou mogen brengen koren en andere voedsel te Brugge want daar was groot gebrek van koren op die tijd. |
[Item dyt naeruolghende es den prijs also die vitaelgie ghemeenlic galt vanden.xxvij.sten in Octobre tot midwinter] Eerst een vette coe ix.libra groten Een middelbaer coe vi.libra groten Een ghemeene coe v.libra groten Een vet schaep xxiiij.schellingen Een vet swijn xxv.schellingen groten Een middelbaer swijn xxv.schellingen groten Item ter marct en quam gheen visch dan die de vrauwenbrochten ende selue haelden te halse Eenen scheluisch galt xvi.groten Een roche xii.groten Een pont bueters xvi.groten Een pont hollantsche buetere xx.groten Een.xxv.eyeren xx.groten Een schapen caes xii.groten Een paer mans schoen xxx.groten Een paer vrauwen schoen ende pantoufelen ij, schellingen groten Een paer pantoufelen xl.groten Een paer plattijnen v.groten Een.xxv.grote appelen vi.groten Een.xxv.midde appelen ij.groten Een bont rapen i.groten [...] Eenen stoop nyeumolcken melc v.groten Eenen stoop kernemelk 1.groten [...] Een vloer besem iij.groten Een pont roete keersen vi.groten Een pont wasse keersen ij. schellingen Een hoet tarwe☩ xxx. schellingen Een hoet rugghe xx. schellingen Een hoet gheerste xij. schellingen Een hondert fasseelhouts xv. schellingen Een hondert rijs xij. schellingen groten [Item es te wetene, dat dese voorseyde orloghe binnen.iij maenden vanden eersten dach van Ougst totten xxvij.sten dach van Octobre] Item es te wetene, dat dese voorseyde orloghe binnen.iij maenden vanden eersten dach van Ougst totten xxvij.sten dach vanOctobre.Anno.xc.ghecost hadde der stede van Brugghe ouer ghebrocht by goeder rekeninghe van Ian van Huytijnc, in die yeghenwoordicheyt vanden Capiteynen die somme van.ix.duysent ponden groten van costen die die stede ghehadt hadde. Ende noch bouen dien moesten die poorters ende die ambochtslieden leenen.xvic.libra groten, die welcke rekeninghe ghedaen was vp den xxvij.sten dach van Octobre Anno.xc. Endedit was van alsulcken ghelde als doe ganc ende cours hadde binnen Brugghe. Ende in desen tijt so en biecken vele lieden in Brugge anders niet dan gheersten broot, want si anders niet ghecrijghen en consten, ende vele leden groot ghebreck. |
[Item, dit navolgende is de prijs alzo dat voedsel gewoonlijk gold van de 27ste in oktober tot midwinter] Eerst een vette koe, 9 libra groten Een middelbare koe, 6 libra groten Een gewone koe, 5 libra groten Een vet schap ☩ 24 schellingen Een vet zwijn, 25 schellingen groten Een middelbaar zwijn 25 schellingen groten Item, ter markt kwam geen vis dan die de vrouwen brachten en zelf haalden te hals. Een schelvis gold 16 groten Een rog, 12 groten Een pond boter, 16 groten Een pond Hollandse boter, 20 groten Een 25 eieren, 20 groten Een schapenkaas, 12 groten Een paar mans schoenen, 30 groten Een paar vrouwen schoenen en pantoffels, 2 schellingen groten Een paar pantoffels, 40 groten Een paar klompen, 6 groten Een 15 grote appels, 6 groten Een 25 midden appels, 2 groten Een bond rapen, 1 groten [...] Een stoop nieuw gemolken melk, 5 groten Een stoop karnemelk, 1 groten [...] Een vloerbezem, 3 groten Een pond rode kaarsen, 6 groten Een pond wassen kaarsen, 2 schellingen Een hoed tarwe ☩ 20 schellingen Een hoed rogge, 20 schellingen Een hoed gerst, 12 schellingen Een honderd bundel hout 15 schellingen Een honderd twijgen, 12 schellingen groten. [Item, het is te weten dat deze oorlog binnen 3 maanden van de eerste dag van augustus tot de 27ste dag van oktober] Item, het is te weten dat deze oorlog binnen 3 maanden van de eerste dag van augustus tot de 27ste dag van oktober anno 1490 gekost had de stad Brugge over gebracht bij goede berekening van Ian van Uitijnc in de tegenwoordigheid van de kapiteins de som van 9 000 ponden groten van kosten die de stad gehad had. En nog bovendien moesten de poorters en de ambachtslieden lenen 1600 libra groten. Die rekening was gedaan op de 27ste dag van oktober anno 1490. En dit was van al zulk geld als toen ging en de koers was binnen Brugge. En in deze tijd zo bakten vele lieden in Brugge anders niet dan gerstebrood want anders konden ze niet krijgen en velen leden groot gebrek. |
[Item die van Brugge dus in groter desolacie sijnde] [Den.xiiij.sten dach van Nouembre] Item die van Brugge dus in groter desolacie sijnde, ende van nyement gheen sercours noch bystant en hadden, vonden in hueren raet dat si huyt maecten twee gheestelicke persoonen, te wetene meester Adriaen de mil vanden predicaren ende meester heyndrick vanden Caermers beede doctueren in Theologie, dye si sonden binnen der stede vanden Damme bi mijnen here vanNassauwe, om te ghecrijghene een goet apointement tusschenmijn heere van Rauesteyn ende mijn here van Nassauwe, endedie van Brugge. Maer mijn here van Nassauwe en wilde niet hooren, als aengaende van mer Phelips van Rauesteyn, maer dat si scheeden wilden van mer Phelips van Rauesteyn, ende dan soudemen van paeyse spreken. Ende met deser antwoorde trocken dye voorseyde twee doctueren naer Brugghe weder omme. Ende int wederkeeren vanden voornomde gheestelicke personen, waren vergadert alle tghemeente van Brugghe, endedaer was hem lieden te kennen ghegheuen trapoort vandenvoorseyde personen. Waer vp dat die voornomde twee gheestelicke persoonen weder ghesonden waren ten Damme bi mijn heere van Nassauwe, maer ne waren niet ghelooft en Damme binnen te commene om huerlieder rapoort te doene, maer moesten weder keeren sonder antwoorde of bescheet te Brugghe. Ende dit was den.xiiij.sten dach van Nouembre. [Ende aldus was binnen Brugghe groote aermoede] [Den.xij.sten dach in Nouembre] Ende aldus was bin- [fol. CC.lxviij.r] nen Brugghe groote aermoede, ter cause vander voorseydeorloghe die mijn heere van Nassauwe so stranghelic voerde vp die stede van Brugghe, metsgaders die vanden Vryen die te Rijssele fynanchie deden mijn here van Nassauwe, daer mede dat hi die Henewiers ende andere van sijnen volcke mede betaelde. Maer daer naer alsoo ten Damme gheboden was, so worden die van der gaerde. Ende die ruyters die te Vassenare laghen vinghen alle die vrauwen ende steldense te rentsoene, twelc daer te voren noeyt ghesien en was, want sijere wel.xxv.vinghen vp eenen dach, die si al rentsoeneirden ende hieldense te Vassenare in een sterc duyue cot tot si haer rentsoen betaelt hadden. Ende dit daden si want si gheen mans en consten ghecrijghen, ende lettel ghelts ontfinghen van huerlider saudye daer si by leuen mochten. Aldus en mochtmen gheen vrauwen meer huyt seynden om vitaelgie, noch om eeneghe andere saken, byden welcken die stede te meer ghebrecx leedt, wat dye vrauwen der stede groot sercours daden, dus wasser die stede van Brugghe qualick aen, want si nyement te vriende en hadden in tgheheele lant, dan alleenlic Sluys endemijn here van Rauesteyn voornomt. Dit was Anno.xiiijc.ende.xc.den.xij.sten dach in Nouembre. |
[Item, die van Brugge dus in grote desolatie waren] [De 14de dag van november] Item, die van Bruggewaren dus in grote desolatie en hadden van niemand hulp nog bijstand en vonden in hun raad dat ze uitmaakten twee geestelijke personen, te weten; meester Adriaen de Mil van de predikanten en meester Heyndrick van de Caermers, beiden doctors in theologie, die ze zonden binnen de stad den Damme bij mijn heer van Nassau om te krijgen een goede schikking tussen mijn heer van Ravestein en mijn heer van Nassau en die van Brugge. Maar mijn heer van Nassau wilde er niets van horen als aangaande van meneer Filips van Ravestein, maar dat ze scheiden wilden van meneer Filips van Ravestein en dan zou men van vrede spreken. En met dit antwoord trokken die twee doctors naar Brugge weder om. En in het terug keren van die geestelijke personen waren vergaderd de hele gemeente van Brugge en daar was hen te kennen gegeven het rapport van die personen. Waarop dat die twee geestelijke personen weer gezonden waren ten Damme bij mijn heer van Nassau, maar nee waren niet geoorloofd ten Damme binnen te komen om hun rapport te doen en moesten terug keren zonder antwoorde of bescheid te Brugge. En dit was de 14de dag van november. [En aldus was binnen Brugge grote armoede] [De 12de dag van november] En aldus was binnen [fol. CC.lxviij.r] Brugge grote armoede ter oorzaak van die oorlog die mijn heer van Nassau zo sterk voerde op de stad Brugge, mitsgaders die van de vrijen die te Rijsel financin deden mijn heer van Nassau waarmee hij de Henegouwers en anderen van zijn volk mee betaalde. Maar daarna alzo ten Damme geboden was zo werden die van der garde. En de ruiters die te Varsenare lagen vingen alle vrouwen en stelden ze op losgeld, wat daar tevoren nooit gezien was, want ze vingen er wel 25 op een dag die ze allen op losgeld stelden en hielden ze te Varsenare en een sterk duivenkot totdat hun losgeld betaald was. En dit deden ze konden geen mannen krijgen en weinig geld ontvingen van hun soldij waar ze van leven mochten. Aldus mocht men geen vrouwen meer uitzenden om voedsel, nog om enige andere zaken waarbij de stad te meer gebrek leed want de vrouwen deden de stad grote hulp, dus was die stad Brugge er slecht aan toen want ze hadden niemand tot vriend in het gehele land dan alleen ter Sluis en mijn heer van Ravestein. Dit was anno 1490 de 12de dag van november. |
[Item daernae waren gheordonneirt schepen wel ghestoffeirt met engienen, [Den.xv.sten dach van Nouembre] metten welcken men trac lancx der leye tot in dye prochye vanOorscamp, daermen alle die voorseyde schepen loet met coorne ende met ander grane, ende alle dat die vrauwen ende kijnderendraghen mochten was in die voorseyde schepen gheladen. EndeIoris Pycauet capiteyn van Brugghe was byder groter steenbrugghe wel met.viijc.mannen, ende daer quamen eenege vander gaerde die welcke meenden ons volc te beschamene, maer si en keerden niet alle weder Toudenburch, wantter daer een deel doot ghesleghen bleuen, ende int wech trecken naer Oudenburch hadden wel gheuanghen.ijc. vrauwen, maer si waren so rasch gheuolcht dat si die moesten loochenen ende achterlaten, endedie schepen waren ghebrocht te Brugghe metten coorne. Maer die voorseyde Henewiers hadden in een vanden schepen tvier ghesteken, maer twas noch ghebrocht in die stede mettenanderen. Ende dit gheschiede Anno.xiiijc.ende.xc.den.xv.sten dach van Nouembre. [Item den.xix.sten in Nouembre] Item den.xix.sten in Nouembre, so warente Brugghe gheordonneirt.xviij.personen met den twee gheestelicke personenvoorseyde, by consente van mijn here Phelips van Rauesteyn, ende byden ghemeenen volcke vander stede, vp auentuere was ouerlaste der stede bi nachte mochte comme om te treckene bi mijn heere van Nassauwe te Damme, omme met hem te communikierene, omme te gherakene teenen goeden paeyse. Item in desen tijt was verboden datmen binnen Brugghe in gheene prochyekercken mochte luyden te mattene, noch oock sauens vp auentuere of der stede yet toe ghecommen hadde bi nachte, datmen by dien die clocke vp dye halle te min hadde moghen horen, ende specialicken om dat dye ghedeputeirde vertrocken waren. [Item die voorseyde ghedeputeirde commende ten Damme] Item die voorseyde ghedeputeirde commende ten Damme, si vielen te voet voor mijn heere van Nassauwe, biddende voor dye stede van Brugghe om een vriendelick apointement. Vp twelcke hi daer antwoorde als aengaende het sic van die van Brugge, dat si verbuert hadden lijf ende goet, twelcke hem verbeden was, ende datment hem al vp gheuen soude tsijnder gheliefte, ende dat hi dan doen soude dat hem dye van Brugghe mochten belouen ende hem dancken. Voort soe begheerde hi te hebben tsijnen wille ende beliefte die hi noteren soude, ende eene seere grote somme van penninghen dye buyter maten groot was. |
[Item, daarna waren geordonneerd schepen goed voorzien met machines, [De 15de dag van november] Met die schepen trok men langs de Leie tot in de parochie van Oorskamp waar men alle die schepen laadde met koren en ander graan en alles dat de vrouwen en kinderen dragen mochten was in die schepen geladen. En Joris Pycavet, kapitein van Brugge, was bij de grote steenbrug wel met 800 mannen en daar kwamen enigen van de garde die meenden ons volk wel te beschamen, maar ze keerden niet allen weer te Oudenburcht want een deel was daar doodgeslagen en in het weg rekken naar Oudenburcht hadden ze wel gevangen 200 vrouwen, maar ze waren zo ras gevolgd dat ze die moesten loochenen en achterlaten en die schepen waren gebracht te Brugge met het koren. Maar die Henegouwers hadden in een van de schepen het vuur gestoken, maar het was nog gebracht in de stad met de anderen. En dit geschiedde anno 1490 de 15de dag van november. [Item, de 19de dag van november] Item, den 19de dag van november zo waren te Brugge geordonneerd 18 personen met den twee geestelijke personen voorzegde met toestemming van mijn heer Filips van Ravestein en met het gewone volk van de stad op avontuur wat overlast de stad bij nacht mocht komen om te trekken bij mijn heer van Nassau te Damme om met hem te communiceren om te geraken tot een goede vrede. Item, in deze tijd was verboden dat men binnen Brugge in geen parochiekerken mocht luiden de metten, nog ook ճ avonds op avontuur of de stad iets mocht toekomen bij nacht zodat men daardoor de klok op de hal minder had mogen horen en speciaal omdat de gedeputeerden vertrokken waren. [Item, die gedeputeerden kwamen ten Damme] Item, die gedeputeerden kwamen ten Damme en ze vielen te voet voor mijn heer van Nassau en baden voor de stad Brugge om een vriendelijke schikking. Waarop hij daar antwoorde als aangaande het stuk van die van Brugge dat ze verbeurd hadden lijf en goed wat hem gebeden was en dat mem het hem al opgeven zou tot zijn gelieven en dat hij dan doen zou dat hem die van Brugge mochten beloven en bedanken. Voort zo begeerde hij te hebben tot zijn wil en believen die hij noteren zou een zeer grote som van penningen die uitermate groot was. |
[Ende onse ghedeputeirde vanden Damme commende] Ende onse ghedeputeirde vanden Damme commende, daden tver- [fol. CC.lxviij.v] tooch voor al tghemeene vander begheerte van mijn heere van Nassauwe, welcke pointen men som niet en consenteren en wilde. Maer was ghesloten ende ouer een ghedreghen bi rijpen Rade datmen soude antwoorden ende alligieren, als dat die vanBrugghe niet ghebroken noch ghedaen en hadden yeghens den paeys van Tours die daer ghesloten was, ende waren vulueerdich daer of te antwoordene int parlement te Parijs. Ende ooc aengaende vanden paymente dat gheuallen was te sint Ians messe. Anno.xc.dat wilden sie gheerne ende minlick vp legghen, ende hem lieden dochte dat si daer inne niet mesdaen en hadden, ende die voorseyde ghecommitteirde trocken met der antwoorde naer den Damme. Ende mijn heere van Nassauwe beantwoorde verstaende, seyde yeghen dye voorseyde ghedeputeirde dat si vertrecken souden, hi soude doen dat in hem ware, ende was tonvreden ende qualick ghemoueirt. [Item vp den dach vander presentacie van Marie] [Vp den dach vander presentacie van Marie] Item vp den dach vander presentacie van Marie, diemen heet onser vrauwe van Melanen, den.xxi.sten dach van Nouembre, ende was vp eenen sondach voor die noene, so was die stede vanBrugghe in grooter noot, ende twas seer mistich wedere datmen nauwe ghesien en conste ouer die veste, ende doe waren die vanden Damme ende vander gaerde wel.xijc.peerdenende.ij.duysent voetganghers wel voorsien, ende die herenvanden Vryen waren met hem lieden Ende alle die capiteynen waren ghecleet in swarten fluweele, ende laghen te scheipsdale buyten der ezelpoorte. Ende hadden toe ghemaect.xij.ruyters in vrauwen abyten met coruen met buetere, ende met eyeren, ende vischmanden met broot, ende quamen voren om also die poorte in te nemene, ende souden die wakers doot ghesleghen hebben, ende dan al tvolck inne ghelaten hebben, ende hem lieden volchden.xij.ruyters met stalen boghen, die waren noch buyten aen dye huysen voor dezelpoorte als dandere in die poorte som waren, ende midts dat dandere nyet rasch en volchden so haddendie wakers quade suspicie. Ende doe wasser een vrauwe dye seyde, certeyn het sijn mans ghecleet in vrauwen abyten. Doen stackmen terstont die barriere toe, ende clopte tclocxken vp die poorte alaerme, ende den roup quam al die stede duere in allen kercken ende in allen plaetsen dat sy binnen der stede waren ende dezelpoorte ghewonnen hadden. Huyten welcken terstont so veil volcx ten poorten ende ter vesten was dattet onmueghelick scheen te sijne, want twas elcken om lijf ende goet gedaen. Endewaren so versaecht die also in vrauwen habyten waren dat sy niet naerder commen en dorsten so si som daer naer seyden, want hem lieden dochte dat si so onnoemelic volc saghen dat sijer in versaecht waren. Ende meenden als doe wel dye stede ghenomen te hebbene, want si vele vrienden binnen der stede hadden, want daer was bouen in scofhec vander poorte eenden stoc ghesleghen, so datment niet neder laten en mochte. Ende dat hadde ghedaeneen winnebroot soomen seyde, want het als doe sijn wake ter poorte was, maer bi der gracien gods si sloughen saulte van harer meeninghe. Ende siende dat sy ghemist hadden, van quaetheden staken tvier in vele huysen te scheipsdale als si vertrocken. |
[En toen onze gedeputeerden van de Damme kwamen] En toen onze gedeputeerden van de Damme deden ze, een betoog [fol. CC.lxviij.v] voor de hele gemeente van de begeerte van mijn heer van Nassau, welke punten men soms niet wilden toestemmen. Maar was besloten en overeen gedragen bij rijp beraad dat men zou antwoorden en beroepen als dat die van Brugge niets gebroken nog gedaan hadden tegen de vrede van Tours die daar gesloten was en waren bereid daarvan te antwoorden in het parlement te Parijs. En ook aangaande van de betaling dat gevallen was te Sint Jans mis anno 1490 dat wilden ze graag en minlijk opleggen en ze dachten dat ze daarin niets misdaan hadden en die gecommitteerde trokken met dat antwoorde naar den Damme. En toen ze mijn heer van Nassau antwoordden die dat verstond zei tegen die gedeputeerden dat ze vertrekken zouden, hij zou doen dat in hem was en was ontevreden en slecht gemotiveerd. [Item, op de dag van de presentatie van Maria] [Op de dag van de presentatie van Maria] Item, op de dag van de presentatie van Maria die men noemt onze Vrouwe van Milaans de 21ste dag van november en dat was op een zondag voor de noen zo was die stad Brugge in grote nood en het was zeer mistig weer zodat men nauwelijks zien kon over de vesting en toen waren die van de Damme en van de garde we 1200 paarden en 2000 voetgangers goed voorzien en de heren van de vrijen waren met hen. En alle kapiteins waren gekleed in zwart fluweel en lagen te Scheepsdale buiten de ezelpoort. En hadden toe gemaakt 12 ruiters in vrouwen habijt met korven met boter en met eieren en vismanden met brood en kwamen voor om alzo die poort in te nemen en zouden die wakers dood geslagen hebben en dan al het volk ingelaten hebben en hen volgden 12 ruiters met stalen bogen, die waren nog buiten aan de huizen voor de Ezelpoort als de anderen in soms in de poort waren en mits dat de anderen niet ras volgden zo hadden die wakers kwade verdenking. En toen was er een vrouw die zei; zeker, het zijn mannen gekleed in vrouwenhabijten. Toen stak men terstond die barrire toe en klopte het klokje op de poort alarm en de roep kwam de hele stad door in alle kerken en in allen plaatsen dat ze binnen de stad waren en de Ezelpoort gewonnen hadden. Waaruit terstond zoveel volk ten poorten en ter vesting was dat het onmogelijk scheen te zijn want het was iedereen om lijf en goed gedaan. En waren zo bang die alzo in vrouwen habijten waren dat ze niet nader komen durfden zo sommigen daarna zeiden want ze dachten dat ze onnoemelijk volk zagen zodat ze er bang van werden. En meenden als toen wel die stad genomen te hebben want ze hadden vele vrienden binnen de stad want daar was boven in het schuifhek van de poort een stok geslagen zodat men het niet neerlaten mocht. En dat had gedaan een Winnebroot zo men zei, want het als was toen zijn wake ter poort, maar bij gratie van God sloegen ze zout (fout?) van hun bedoeling. En zagen dat ze gemist hadden en van kwaadheid staken ze het vuur in vele huizen te Scheepsdale toen ze vertrokken. |
[Item vp Sinte kathelijnen dach snachts ontrent den.ij.hueren] Item vp Sinte kathelijnen dach snachts ontrent den.ij.hueren, so dede mijn heere van Nassauwen met sijnen volcke doen een alaerme vp die stede van Brugghe, schietende vp die speypoorte met.ij.of.iij.engienen, so dat si.ij.of.iij.gaten schoten in die voorseyde speypoorte. Ende die vanden Damme schoten met eenen engiene eenen cloot duer thuys van Vincent van Elsen yeghen ouer thuys van cambron, maer daer en was nyement of ghequetst. Ende daer was gheuonden al bi die carmers kercke eenen yseren cloot, weghende wel xxx.libra, die dye van Damme ooc schoten binnen der stede, maer daer en was nyement mede ghequets. Ende men schoot ooc seere huyter stede naer hemlieden, so datter vele van hem lieden doot bleuen, ende ook seere ghequets. Ende vp desen seluen dach so trocken sachternoens ontrent den.ij.hueren vele schamele lieden Brugghe van aermoeden, want die vitaelgie wiert lancx so dierdere, ende schamel lieden en vonden niet te winnene, [fol. CC.lxix.r] om den cost mede te ghecrijghene, ende elck trac daert hemgheliefde, ende ghinghen alle ter Ghendtpoorte huyt souckenauentueren. Want een hoet tarwe galt doe.iiij.libra groten, den rugghe.ij.libragroten, ende al ander graen in aduenante van dien. Een librabuetere.xvi.groten, een cabuyscole.iij.groten, een.xxv.eyeren.xxxvi groten, een pont broots.xij.groten, een pont caes viij.groten, eenen stoop wijns.xxx.groten. [Item vp den.xxviij.sten dach van Nouembre. Anno.xc.] Item vp den.xxviij.sten dach van Nouembre. Anno.xc.so trockendie van Brugge sauens in den voor auent huyte met schepen, wel voorsien met engienen, ende den capiteyn metal den garnisoene ende sommege ambochtslieden mede naer der sluys, duer die oude vaert om coorne ende ander vitaelgie, want si in groter noot waren, ende en mochten van niement ghesercoureirt worden dan van die vander sluys, ende van mijn here van Rauesteyn, want si nyement anders binnen Vlaendren te vriende en hadden. Endedaer was ooc gheordonneirt datmen noch seyndensoude.vc.mannen ambochtslieden vanden ghenen diere best toe dienden, yeghen dat si weder commen souden vander sluys, vp auentuere of hem lieden die van Damme eenich belet wildendoen als wel scheen, maer dit volck en quam niet tijts ghenouch. Want int wederkeeren vanden seluen schepen metter vitaelgie vander sluys, commende byder brugghe tusschen Oostkercke ende den Damme soe was daer mijn here van Nassauwe met al sijnder macht vanden Damme. Ende daer was Ioris Pycauet capiteyn van Brugghe met sijnen volcke bespronghen. Daer was seere gheuochten, ende daer bleef vele volcx, alsoo wel vandenruyters vanden Damme als van die van Brugge, want Pycauet hem seer vromelick daer weerde, maer ten sijne hi bleefter gheuanghen, ende noch vele andere met hem, ende vele bleeffer doot, metsgaders dat dander volck van Brugghe nyet in tijts en quam. Ende smorghens ontrent den.vij.hueren quam die tijdinghe te Brugghe dattet al verloren was, ende den capiteyn gheuanghen, ende veil andere gheuanghen ende doot gheslegen Ende den capiteyn Ioris pycauet was gheuoert ten Damme, twelc wel een drouue mare was voor die van brugge, maer daer wasser sommege diere inne verblijden. Item es te wetene dat dye ambochten vp desen seluen tijt hadden ghedaen vanghen eenege personen, die men te laste leyde dat sy van desen saken wel wisten, ende van tghene datter ghebuert soude hebben vp onser vrauwendach vander presentacie, vanden welcken die ambochten versochten iusticie van dien personen ghedaen te hebbene, in dien sijs beschuldich waren. Ende vp den seluen dach dat Pycauet gheuangen was, so quamen die vrienden vanden voorseyde poorters, endebegheerden aen die.ix.mannen die ghenomen waren om doorloghe te beleedene, dese voorseyde personen te lichtene endeontsleghen te hebbene in alder manieren, twelc alsoo ghedaen was. Ende als doe eenege die met mijn here Phelips van Rauesteyn toe waren, meenden eene vprijsinghe te makene, metsgaders eeneghe vander seluer bende, daer huyt dat commen was eene grote orloghe, ende dye stede van Brugge in groter noot ende verdriet. |
[Item, op Sint Katelijne dag ‘s nachts omtrent 2 uur] Item, op Sint Katelijne dag ‘s nachts omtrent 2 uur zo liet mijn heer van Nassau met zijn volk een alarm doen op de stad Brugge en schoot op de Speypoort met 2 of 3 machines zodat ze 2 of 3gaten schoten in die Speypoort. En die van de Damme schoten met een machine een kloot door het huis van Vincent van Elsen tegenover het huis van Cambron, maar daar was niemand van gekwetst. En daar was gevonden al bij de Karmelietenkerk een ijzeren kloot die woog wel 30 libra die die van Damme ook schoten binnen de stad, maar daar was niemand mee gekwetst. En men schoot ook zeer uit de stad zodat er velen van hen dood bleven en ook zeer gekwetst. En op in dezelfde dag zo vertrokken te achternoen omtrent 2 uur vele schamele lieden uit Brugge van armoede, want het voedsel werd hoe langer hoe meer duurder en de schamele lieden vonden niets te winnen [fol. CC.lxix.r] om d kost mee te krijgen en elk trok waar het hem geliefde en gingen alle ter Gentpoort uit avonturen zoeken. Want een hoed tarwe gold toen 4 libra groten, de rogge 2 libra groten en al het andere graan in advenant van die. Een libra boter 16 groten, een kabuiskool 4 groten, een 25 eieren 36 groten, een pond brood 12 groten, een pond kaas 8 groten, een stoop wijn 30 groten. [Item, op de 28ste dag van november anno 1490] Item, op d 28ste dag van november anno 1490 zo trokken die van Brugge ‘ss avonds in de vooravond uit met schepen, goed voorzien met machines en de kapitein met het hele garnizoen en sommige ambachtslieden mede naar ter Sluis door de oude vaart om koren en ander voedsel, want ze waren in grote nood en en mochten van niemand geholpen worden dan van die van ter Sluis en van mijn heer van Ravestein want ze hadden niemand binnen Vlaanderen tot vriend. En daar was ook geordonneerd dat men nog zenden zou 500 mannen ambachtslieden van diegenen die er het beste toe dienden tegen dat ze weer terug komen mochten van ter Sluis op avontuur of hen die van Damme enig belet wilde doen zoals wel scheen, maar dit volk kwam niet op tijd genoeg. Want in het terug keren van de schepen met het voedsel van ter Sluis en kwamen bij de brug tussen Oostkerke en den Damme zo was daar mijn heer van Nassau met al zijn macht van de Damme. En daar was Joris Pycavet kapitein van Brugge met zijn volk besprongen. Dar werd zeer gevochten en daar bleef veel volk alzo wel van de ruiters van de Damme als van die van Brugge, want Pycavet weerde zich daar zeer dapper maar ten einde bleef hij gevangen en nog vele anderen met hem en velen bleven er dood, mitsgaders dat het andere volk van Brugge niet op tijd kwam. En ճ morgens omtrent 7 uur kwam de tijding te Brugge dat het geheel verloren was en de kapitein gevangen en veil anderen gevangen en dood geslagen En kapitein Joris Pycavet was gevoerd ten Damme wat wel een droevig bericht was voor die van Brugge, maar daar waren sommigen die zich erin verblijdden. Item, het is te weten dat de ambachten in dezelfde tijd hadden laten vangen enige personen die men te laste legde dat ze van deze zaken wel wisten en van hetgene dat er gebeurd zou zijn op onze Vrouwe dag van de presentatie, waarvan die ambachten verzochten justitie van die personen gedaan te hebben indien zij schuldig waren. En op dezelfde dag dat Pycavet gevangen was zo kwamen de vrienden van die poorters en begeerden aan die 9 mannen die genomen waren om de oorlog te leiden deze personen te lichten en ontslagen te hebben op allerlei manieren, wat alzo gedaan was. En als toen enige die met mijn heer Filips van Ravestein toe waren, meenden een opstand te maken, mitsgaders enige van dezelfde bende waar uit zou komen een grote oorlog en de stad Brugge in grote nood en verdriet. |
Item sachternoens ontrent den.iij.hueren] Item sachternoens ontrent den.iij.hueren, so quam inden burch Cornelis Pieters Lambrecht taeye, ende een backere, ende een schoemakere Heyndrick van Bruwaens sone, ende riepen alle ghelijck huyt eenen voyse, alle die de stede van Brugghe liefhebben ende paeys begheeren, die commen by ons ter marct. Ende es te wetene dat alle dye meeste menichte, alsoo wel poorters als ambochtslieden, begheerden ende riepen om paeys, midts welcken si die bende tonder brochten sonderbloetsturttinghe, maer twas een werc van gode, dat dese.iiij.voorseyde personen dit so stoutelic begrepen endebestonden, ende vele volcx quam terstont bi hem lieden. Ende dit ramoer ghedaen sijnde, Iacob clays die buersemakere, Adriaen floreins, ende ioncker Hans van Rans, ende die Baliu vanHaerlebeke, dese waren die personen die wel meenden een quaet voorstel ghedaen te hebbene inden burch, metsgaders hare medepleghers, maer si en vonden gheen assistencie aen die ambochten. Ende dese quamen wel ghewapent ende voorsien, ende seyden men wil doot slaen die vrienden van mijn here phelips. Ende doe [fol. CC.lxix.v] wasser eenen roup ghegeuen alle die paeys begheeren, die willen der poorterye ende den ambochtslieden by staen. Ende doe was den voorseyde Iacob Claeys dye buersemakere ghesleghen onder die voeten, Ende was seere ghequetst, ende si vinghen oock Adriaen Floreins die soutcoopere, ende dandere namen die vlucht. Ende terstont begonsten alle die notable te vergaderen vp die marct onder des prinche banniere, ende die ambochtslieden onder die hare, maer het volck viel al meest der wet by, want elc riep om paeys. [Item men moet weten datmen vele lieden vandt als doe] Item men moet weten datmen vele lieden vandt als doe, dye niet en aten dan gheersten broot ende van euene, wantmen anders niet ghecrijghen en conste. [Totten xxviij.sten dach van Nouembre] Item binnen den seluen auende was gheuanghen den Deken vanden smeden, dye welcke een was van haerlieder bende. Endedie Deken vanden temmerlieder bende. Ende die Deken vanden temmerlieden hilt hem huyten weghe, ende noch meer andere, ende doe began men eerst van paeyse te sprekene. Ende dese voorseyde orloghe die der stede van Brugghe seer schadelic was, die began ontrent Sint Ians messe, ende gheduerde totten xxviij.sten dach van Nouembre. Anno.xiiijc.ende.xc. |
[Item, de achternoen omtrent 3 uur] Item, de achternoen omtrent 3 uur zo kwam in de burcht Cornelis Pieters Lambrecht, klever, en een bakker en een schoenmaker Heyndrick van Bruwaens zoon en riepen allen gelijk uit een stem dat allen die de stad Brugge liefhebben en vrede begeren die komen bij ons ter markt. En het is te weten dat de grootste menigte, alzo wel poorters als ambachtslieden, begeerden en riepen om vrede, waarmee ze die bende ten onder brachten zonder bloedstorting, maar het was het werk van God dat deze 4 personen dit zo stout begrepen en bestonden en veel volk kwam terstond bij hen. En toen dit rumoer gedaan was, Jacob Clays, de beursmakelaar, Adriaen Floreins en jonker Hans van Rans en de baljuw van Harelbeke, dezen waren die personen die wel meenden een kwaad voorstel gedaan te hebben in de burcht, mitsgaders hun medeplegers, mar ze vonden geen assistentie aan de ambachten. En dezen kwamen goed gewapend en voorzien zeiden; men wil dood slaan de vrienden van mijn heer Filips. En toen [fol. CC.lxix.v] was er een roep gegeven aan allen die de vrede begeerden die wilden de poorterij en de ambachtslieden bij staan. En toen was die Jacob Claeys de beursmakelaar geslagen onder de voeten, En was zeer gekwetst en ze vingen ook Adriaen Floreins de zoutkoper en de anderen namen de vlucht. En terstond begonnen alle notabelen te vergaderen op de markt onder de banier van de prins en de ambachtslieden onder die van hen, maar het volk viel al meest de wet bij want elk riep om vrede. [Item, men moet weten dat men vele lieden vond toen] Item, men moet weten dat men vele lieden vond toen die niet en aten dan gerstebrood en van haver en konden niets anders krijgen. [Tot de 18ste dag van november] Item, binnen dezelfde avond was gevangen de deken van de smeden die een was van hun bende. En de deken van de timmerlieden bende. En de deken van de timmerlieden held zich uit de weg en nog meer andere en toen begon men eerst van vrede te spreken. En deze oorlog die de stad Brugge zeer schadelijk was begon omtrent Sint Jans mi en duurde tot de 28ste dag van november anno 1490. |
[Item es te wetene, dat die voorseyde ghecommitteirde weder waren als doe ghesonden ten Damme aen mijn here van Nassauwe] Item es te wetene, dat die voorseyde ghecommitteirde weder waren als doe ghesonden ten Damme aen mijn here vanNassauwe, ende gauen daer hem te kennene hoe dat te Brugghe stont, ende vielen hem te voete, biddende om een vriendelick apointement, ende vertoochden hem hoe alle tvolck paeys endesijne vrientscap begheerden. Ende mijn here van Nassauwe vertoochde onse ghedeputeirde van Brugge vp wat condicien dat si paeys hebben mochten. Ende des anderen daechs quamen onse ghedeputeirde vanden Damme, ende dambochten ende al tghemeente was vergadert, ende daer gafmen hem lieden te kennene, hoe dat mijn heere van Nassauwe begheerde te hebbene vander stede van Brugghe vanden inwonende vandiere.lxxx.duysent ponden groten ten drien paeymenten. Ende alle die ghene die cause gheweist hadden vander orloghe, die welcke Ioris Pycauet alle bedreghen hadde, want si alle daghe raet met hem hilden, die begeerde hi tsijnen wille, welcke personenhem al meest absent hilden, maer waren daer naer vele ghecreghen ende gheiusticiert. Ende hier vp was den paeys gheconcludeirt. Ende mijn here van Nassauwe sandt om der obediencie dye si hem betoocht hadden, twee sticken Rijnsch wijns, dye welcke ghesconcken ende ghepresenteirt waren der wet hooftmannen ende Dekens. [Vp den.xxix.sten dach van Nouembre] Ende binnen den seluen daghe waren alle die ghesellen die vanden garnisoene waren binnen der stede van mer Phelips van Rauesteyn wege, die moesten alle die stede ruymen, dies dedemenhem betalinge van al dies men hem tachter ende schuldich was, in tclooster vanden Sartreusen buyten Brugghe Ende men sandt terstont te Dixmude, ende alle twestlant duere, dat elc soude moghen bringhen alle maniere van vitaelgie sonder eenich belet, want te Brugghe van veilder hande saken groot ghebrec was. Dit was vp den.xxix.sten dach van Nouembre. Anno.M.CCCC.ende.xc. Dit waren die ghedeputeirde die mijn heere van Nassauwe ten Damme ghesonden waren. Eerst meester Adriaen de mil doctuer ten predicaren, meester Heyndric Inghele doctuer vanden Caermers, mijn here vanLembeke, ende dandere vanden notabelsten ghenomen huyten.ix.leden, tot.xviij.personen int gheheele. Ende weder commende vanden Damme sachternoens ten.iiij.hueren naer der noene quamen twee ende twee te gadere, vp die marct denderden dach van Decembre. |
[Item, het is te weten dat die voorzegde gecommitteerde weer waren als toen gezonden ten Damme aan mijn heer van Nassau] Item, het is te weten dat die voorzegde gecommitteerde weer waren als toen gezonden ten Damme aan mijn heer van Nassau en gaven hem daar te kennen hoe dat het te Brugge stond en vielen hem te voeten en baden om een vriendelijke schikking en toonden hem hoe al het volk vrede en zijn vriendschap begeerden. En mijn heer van Nassau toonden onze deputeerden van Brugge op wat conditie dat ze vrede hebben mochten. En d volgende dag kwamen onze gedeputeerden van de Damme en de ambachten en de hele gemeente was vergaderd en daar gaf men hen te kennen hoe dat mijn heer van Nassau begeerde te hebben van de stad Brugge van de inwoners er van 80 000 ponden groten te drie betalingen. En al diegenen die ter oorzaak geweest waren van de oorlog die Joris Pycavet allen bedrogen hadden, want ze hielden alle dagen raad met hem, die begeerde hij tot zijn wil en die personen hielden zich absent maar daarna waren velen gekregen en berecht. En hierop was de vrede geconcludeerd. En mijn heer van Nassau zond om de onderdanigheid die ze hem getoond hadden twee stukken Rijnse wijn die geschonken en gepresenteerd waren de wet hoofdmannen en dekens. [Op de 29ste dag van november] En binnen dezelfde dag waren alle gezellen die van het garnizoen waren binnen de stad vanwege Filips van Ravestein die moesten allen de stad ruimen, dus deed men hem betaling van alles dat men hem te achter en schuldig was in het klooster van de Chartreuse buiten Brugge. En men zond terstond te Diksmuide en al het Westland door dat elk zou mogen brengen alle soorten van voedsel zonder enig belet, want te Brugge was van velerhande zaken groot gebrek. Dit was op de 29ste dag van november anno 1490. Dit waren die gedeputeerden die mijn heer van Nassau ten Damme gezonden had. Eerst meester Adriaen de Mil, doctor van de predikanten, meester Heyndric Inghele, doctor van de Karmelieten, mijn heer van Lembeek en de andere van de notabelste genomen uit de 9 leden tot 18 personen in het geheel. En terug komende van de Damme de achternoen ten 4 uur na de noen kwamen ze twee en twee tezamen op de markt de 3de dag van december. |
[Item mijn here van Nassauwe] [Vanden eersten dach van Hoymaent tot int laetste van Nouembre] Item mijn here van Nassauwe sandt terstont aen die van ghendt dat si souden willen laten passeren eenege schepen met coorne, ten behouue van die van Brugghe, want si groot ghebrec vancoorne hadden. Waer vp dat die van Ghendt ontboden dat si gheen coorne ontbeeren en mochten, noch gheen te vele en hadden. Daer bleec wel die vrientschap die si de van Brugghe ionden, daer si nochtans ghenouch die orlo [fol. CC.lxx.r] ghe omme aen namen, omme dat si by die van Ghendt blijuenwilden, ende tghelt niet anders of stellen en wilden dan alsoot die van ghendt stelden dat was ten helfte, maer lieten die van Brugge inden noot sonder hem lieden eeneghen bystant of sercours te doene, daer si nochtans waren vanden eersten dach vanHoymaent tot int laetste van Nouembre, dat si nauwe eenen voet buyter poorte en mochten stellen ende screuen alle daghe omsercours ende bystant aen die van ghendt. Die welcke hem liedenniet en daden, maer lietense alleene inden brant, ende hilden dat sy hadden ende sweghen al stille. Huyten welcken ic dit scriue teender memorie ende ghedinckenesse dat ic die van Brugghe niet raden en soude te sijne of yet te doene contrarie huerenPrinche of ooc eenege grote heren, ter cause vanden broederschepe diemen hem lieden toe bewees. [Item mer Enghelbeert van Nassauwe quam te Brugghe met schonen state] Item mer Enghelbeert van Nassauwe quam te Brugghe met schonen state, ende was ghelogiert int huys van Rauesteyn, endedye ghedeputeirde van mijn heere van Nassauwen warenghelogiert tot Ian canneels achter doude halle. Ende waren dese personen, mer phelips van Nassauwen monseur de Molines Die president van Vlaendren Ende Clays van Delft [Den vierden dach van Decembre] Dese quamen ouer die marct, daer dye vander wet metsgaders die poorterye, onder eene opene banniere, ende die voorseydepoorterye ende also wel dye ambochten begeerden alle paeys. Ende binnen den seluen auende quamender.ij.wagens met buetere ende eenen waghene met vissche, so datmen eenenscheluisch diemen smorghens cochte.xxxij.groten met ghelijcken ghelde, sauens hadde om viij.groten. Ende dit ghebuerde denvierden dach van Decembre. [Item es te wetene, dat den paeys gheconcludeirt ende huyt gheroupen was vp sinte Nyclaes dach] Item es te wetene, dat den paeys gheconcludeirt ende huyt gheroupen was vp sinte Nyclaes dach, den.vi.sten in Decembre, ten.iiij.hueren naer der noene. Ende es te wetene datmen die.xxx.duyst gheuen moeste binnen.viij.daghen als doe eerst commende. Ende daer waren huyt ghelesen.lvi.personen, die welcke alle ghesloten waren buyten den paeyse, ende hadden verbuert lijf ende goet soomen seyde. Vandenwelcken.lvi.personen eeneghe maecten hem wech, ende quamenwel daer nae tharen paeyse met mijn here van Nassauwen, endedie sommeghe trocken ter sluys bi mijn here phelips vanRauesteyn. Ende die gheuanghen wierden waren alle onthooft, als ghy hier naer horen sult. Item es te wetene dat dye stede lange tijt gheregiert hadde gheweist van.ix.mannen, ghenomen huyt den.ix.leden, wantter vele wethouders huyter stede gheulucht waren. Ende die wet en hadde niet vermaect gheweist sichtent septembre. Anno.lxxxix. Dus warense wel.xiiij.maenden in die wet. Ende waren sommeghe vander wet die hem altemets met den.ix.mannen vouchden endevertoochden, waer of Ioos van Wulfsberghe ons Burchmeestere een was dye altoos stede hielt. Maer vp wint Gillis dach hier voren int iaer.xc.en wasser gheen wet vermaect, ter cause vander orloghe voorseyde. |
[Item, mijn heer van Nassau] [Van de eerst dag van juli tot in het laatste van november] Item, mijn heer van Nassau zond terstond aan die van Gent dat ze zouden willen laten passeren enige schepen met koren ten behoeve van die van Brugge want ze hadden groot gebrek van koren. Waarop dat die van Gent ontboden dat ze geen koren ontberen mochten, nog geen te veel hadden. Daar bleek wel de vriendschap die ze die van Brugge gunden daar ze nochtans genoeg oorlog [fol. CC.lxx.r] om aannamen omdat ze bij die van Gent blijven wilden en het geld niet anders devalueren wilden dan alzo het die van Gent stelden dat was ten helft, maar lieten die van Brugge in de nood zonder enige bijstand of hulp te doen, waar ze nochtans waren van de eersten dag van juli tot in het laatste van november dat ze nauwelijks een voet buiten de poort mochten stellen en schreven alle dagen om hulp en bijstand aan die van Gent. Die het niet deden, maar lieten ze alleen in de brand en hielden dat ze hadden en zwegen allen stil. Waarom ik dit schrijf tot een memorie en gedenkenis dat ik die van Brugge niet aanraden zou te zijn of iets te doen contrarie hun prins of ook enige grote heren ter oorzaak van de broederschap die men hen toen bewees. [Item, meneer Enghelbeert van Nassau kwam te Brugge met mooie staat] Item, meneer Enghelbeert van Nassau kwamte Brugge met mooie staat en logeerde in het huis van Ravestein en de gedeputeerden van mijn heer van Nassau waren gelogeerd tot Ian Canneels achter de oude hal. En waren deze personen, meneer Filips van Nassau, monsieur de Molines De president van Vlaanderen En Clays van Delft [De vierde dag van december] Dezen kwamen over de markt waar die van de wet mitsgaders de poorterij onder een open banier en die poorterij en alzo wel de ambachten begeerden allen vrede. En binnen dezelfde avond kwamen er 2 wagens met boter en een wagen met vis zodat men een schelvis die men ‘s morgens kocht voor32 groten met direct geld ‘s avonds had voor 8 groten. En dit gebeurde de vierde dag van december. [Item, het is te weten dat de vrede geconcludeerd en uitgeroepen was op Sint Nicolaas dag] Item, het is te weten dat de vrede geconcludeerd en uitgeroepen was op Sint Nicolaas dag de 6de in december te 4 uur na de noen. En het is te weten dat men die. 30 000 geven moest binnen 8 dagen als toen eerst komend. En daar waren uitgelezen 56 personen, die allen gesloten waren buiten de vrede en hadden verbeurd lijf en goed zo men zei. Van die 56 personen maakten enigen zich weg en kwamen daarna tot hun vrede met mijn heer van Nassau en sommige trokken ter Sluis bij mijn heer Filips van Ravestein. En de gevangenen werden allen onthoofd zoals ge hierna horen zal. Item, het is te weten dat de stad lange tijd geregeerd was geweest van 9 mannen, genomen uit de 9 leden, want er waren vele wethouders uit stad gevlucht. En de wet was niet vermaakt geweest sinds september anno 1489. Dus waren ze wel 14 maanden in de wet. En waren sommige van de wet die zich altemets met den 9 mannen voegden en vertoonden waarvan Joos van Wulfsberghe, onze burgemeester, er een van was die altijd plaats hield. Maar Sint Gillis dag hier voor in het jaar 1490 was er geen wet vermaakt ter oorzaak van de oorlog. |
[Vp onser vrauwen dach den.viij.sten in Decembre en den.xxviij.sten dach van Nouembre en den.ix.sten dach van Decembre] Item vp onser vrauwen dach den.viij.sten in Decembre, so drouchmen te Brugge eene processie generale met den fiertre van.s.Donaes, om god te danckene vanden paeyse. Ende alsmenmetter processie quam vp dye marct, so stont dat noch denstandaert die daer ghebrocht was den.xxviij.sten dach vanNouembre, ende was als doe of ghelicht vanden Capiteyn Ian Heyndricx, ende ghebrocht metter processie inde kercke van sinte Donaes. Ende terstont daer naer so was die wet vermaect bydenCommissaresen vanden hertoghe Phelips ende van mijn here vanNassauwen. Ende waren doe Burchmeesters van Brugge ghemaect Clays van Delft, ende Cornelis van Halewijn, ende die Scouteetene mer Cornelis metteneye, ende Baliu mijn here vanHuytkercke. Ende naer den.ix.sten dach van Decembre, soe begonste alle vitaelgie te lichtene, ende daer quam vele goets huyten westlande, so dat een broot dat langhe ghegoldenhadde.xij.mijten dat cochtmen om.vi.mijten, ende een librabueters dat ghegolden hadde.xvi.groten dat cochtmenom.vi.groten. Een hoet tarwen dat ghegolden hadde.iiij.libragroten dat cochtmen terstont om.ij.libra groten, ende alle andervitaelgie in aduenante. Ende van dier tijt voort [fol. CC.lxx.v] so began alle dinghen te lichtene, wantter vele goets quam van alle canten [Item men sal weten dat die somme die die van Brugge gheuen moesten mijn heere vanNassauwe] Item men sal weten dat die somme die die van Brugge gheuen moesten mijn heere van Nassauwe ter cause vanden paeyse, bedrouch.lxxx.duysten ponden groten, waer of dat si teen derde vinden moesten binnen.viij.daghen, ende dander payment te sint Ians daghe midsomers daer naer, int iaer.xci. Ende tghelt vandeneersten paymente was gheuonden in deser manieren, te wetene dat elck hooft van mans ende vrauwen ende kinderen, also wel dienstboden als andere, die moesten betalen voor elck hooft.x.schellingen groten. Te wetene hootghelt alsoot toe noch ghinc. Voort alle die huysen staende binnen der stede, wien si toe behoorden, also wel cloosters prochyekercken als andere, moesten gheuen voor elc huys dat een libra tsiaers galt moeste gheuen.x.schellingen groten, ende alle die huysen die min goldendan een libra groten dye en gauen niet, maer alle dander die meer golden dan een libra groten tsiaers in hueren, die moesten betalen voor elcke eerdtstede dye binnen den huyse waren.x.schellingen groten, wel verstaende alsoot tghelt doe ghinc, dat was eenen gouden guldene, die dede als doe.x.schellingen groten, ende dit was al so ghesloten inden paeys, die huytgheroupen was vp sinte Niclaes dach, den.vi.stenin Decembre. Ende daer was een ghebodt ghedaen metter clocke, dat elc moeste betalen sonder delay, vp daer of ghecorrigiert te sijne. Ende dit was vp den.x.sten dach van Decembre. Anno.M.iiijc.xc. [Vp den.xviij.sten dach van Decembre] Item vp den.xviij.sten dach van Decembre, so waren te Brugghe vp die marct onthooft sommeghe personen van die buyten den paeyse ghesloten waren, ende haerlieder hoofden ghestelt vp glauyeschachten vp dye houde halle in dye nederste voye, aen dye sijde vander marckt, ende huerlieder lichamen waren vp wielen ghestelt buyten der Ghendtpoorte. |
[Op onze Vrouwe dag de 8ste dag van december en de 28ste dag van november en de 9de dag van december] Item, op onze Vrouwe dag de 8ste van december zo droeg men te Brugge een processie generaal met het relikwiekastje van .Sint Donaas om God te danken van de vrede. En toen men met de processie op de markt kwam zo stond daar nog de standaard nog die daar gebracht was op de 28ste dag van november en werd toen uitgelicht van de kapitein Ian Heyndricx en gebracht met de processie in de kerk van Sint Donaas. En terstond daarna zo was de wet vermaakt bij commissarissen van hertog Filips en van mijn heer van Nassau. En waren toen burgemeesters van Brugge gemaakt Clays van Delft en Cornelis van Halewijn en die schout meneer Cornelis met het Eye en baljuw mijn heer van Uitkerke. En na de 9de dag van december zo begon alle voedsel te lichten en er kwam veel goeds uit het Westland zodat een brood dat lang gegolden had 12 mijten dat kocht men voor 6 mijten en een libra boter dat gegolden had 16 groten dat kocht men voor 6 groten. Een hoed tarwe dat gegolden had 4 libra groten dat kocht men terstond om 2 libra groten en alle andere voedsel in advenant. En van die tijd voort [fol. CC.lxx.v] zo begonnen alle dingen te lichten want er kwamen vele goederen van alle kanten. [Item, men zal weten dat sommigen van die van Brugge geven moesten mijn heer van Nassau] Item, men zal weten dat sommigen van die van Brugge geven moesten mijn heer van Nassau ter oorzaak van de vrede een bedrag van 80 000 ponden groten waarvan ze het derde vinden moesten binnen 8 dagen en de andere betaling te Sint Jans dag midzomer daarna in het jaar 1491. En het geld van de eerste betaling was gevonden op deze manier te weten; dat elk hoofd van mannen en vrouwen en kinderen alzo wel dienstboden als anderen die moesten betalen voor elk hoofd 10 schellingen groten. Te weten; hoe het geld alzo het toen nog ging. Voort alle huizen die stonden binnen de stad wie ze toebehoorden, alzo wel kloosters, parochiekerken als anderen moesten geven voor elk huis dat een libra per jaar gelden moest geven 10 schellingen groten en alle huizen die minder golden dan een libra groten die gaven niets, maal alle anderen die meer golden dan een libra groten per jaar in huur die moesten betalen voor elke haardstede die binnen het huis was 10 schellingen groten, wel verstaande alzo het geld toen ging, dat was een gouden gulden die deed toen 10 schellingen groten en dit was alzo besloten in de vrede die uitgeroepen was op Sint Nicolaas dag de 6de van december. En daar was een gebod gedaan met de klok dat elk moest betalen zonder vertraging op daarvan gecorrigeerd te worden. En dit was op de 10de dag van december anno 1490. [Op de 18de dag van december Item, op d 18de dag van december zo waren te Brugge op de markt onthoofd sommige personen van die buiten de vrede gesloten waren en hun hoofden gestald op lansschachten op de oude hal in de eerste voeg aan de zijde van de markt en hun lichamen waren op wielen gesteld buiten de Gentpoort. |
[Item vp den laetsten dach van Decembre] Item vp den laetsten dach van Decembre, soe was te Brugghe tghelt of ghestelt, inder manieren hier naer volghende. Eerst den ingelschen no.mettՠrose. ix.schellingen.iiij.der Den nobele Heynricus viij.schellingen groten Den Inghele van Inghelant vi.schellingne. ij.der Den gouden vlaemsche nobele viij.schellingen groten Den gouden leeu v.schellingen groten Den gouden Andries guldene xl. groten Den rijdere ende hongersche ducaten iiij. schellingen. Iiij der De schutkens ende vrommen mettճonne iii.schellingen xi, der Endie die gouden croonen iii. schellingen x.der Den gouden rijnschen coruosters gul.iij. schellingen iiij der. Tselueren ghelt. Die grote Realen nyeu ghesleghen ix.groten Die dobbele Phelips ende karolus ende metten.ij.helmen iiij.groten Ende metter croone die dobbel met ij.leeuwen iij.groten.viij.mijten Noch gouden ghelt. Lueuensche Pietere, Hutrechts gulden, ende sint Ian guldens iij.schellingen.groten Phelips clinckaert ende beyersche gul. iij.schellingen. vi, der Den Ghelderschen Rijdere ij.schellingen.iiij. groten Die Sauoysche croonen iij.schellingen.x.groten Den Postulaet xx.groten Die Inghelsche stooters iiij.groten Die dobbele van Borbon iij.groten Den penninc phelips diemen hiet coppenolle ij.groten Item es te wetene dat alle vitaelgie ghestelt was naer den cours vanden ghelde, maer ten duerde niet langhe. Item es te wetene dat te Brugghe doe grote triumphe ghedaen was van blijschepen dat wi te paeyse gherocht waren. Ende als doe quam die tijdinghe dat den coninck vanden Romeynen soude ghecroont sijn coninc van Hongheryen, waer omme dat grote triumphe bedreuen was. Ende inden burch was doe ghemaect een schoon groot vier al van nyeuwe stoelen, omme dieswille dat thout qualic om ghecrijghen was, twelc was ghedaen huyt triumphen ende voor een nyeuwicheyt, in welc vier waren verbarrent.v.hondert nyeuwe stoelen. Ende inden burch was ghetemmert voor Tschepen huys een schip wel aerdich ende gent, daer inne datmen ghenouchte bedreef. Ende tsauens esbatementemen inden Burch, daer diueersche prijsen van wijne mede te winnene waren. Ende int voornomde schip stonden Heraulten met schoonen wapenrocken. Ende aen tschip stont ghescreuen dit naervolghende. [fol. CC.lxxi.r] Die baerdge van dancbaerheden is weder ghekeert. Als hebbende voorspoedich voyaedge ghedaen. Dye haers rapoorts wil sijn gheleert. Sal sondaghe claer verstant ontfaen. Nota. Ende vp den seluen sondach auent wo waren ten beelfroote huyt gehangen wel.vic. lanteernen elck met een barnende keerse van bouen, daer als doe stont sinte Michiel tot beneden toe, twelc seer schoone om sien was. int selue iaer.xiiijc.ende.xc.den.ij.stenin Lauwe Item mijn heere van Nassauwe vertrac vander stede vanBrugghe vp den achtsten dach van Lauwe naer Hulst, daer als doe een dachuaert lach van alle dedele vanden lande, ende dat om datmen gheerne een goet apointement soude maken tusschenmijn here Phelips van Rauesteyn, ende alle die edele vanSprinchens landen, want van dien gheschille noch groot dangier quam der stede van Brugge ende ooc tghemeene lant vanVlaendren, maer ten ghinc niet voort. Item es te wetene dat die stede van Brugghe, aenghesien den tijt diet gheweist hadde groot goet tachter ende schuldich was vanrenten ende andersins, waeromme dat gheconsenteirt was om die stadt tontlastene eene kalioote vanden graue.ij.iaer lanc gheduerende, maer si ghinc wel.xx.iaer eer si al of gherochte. Ende men gaf eerst van een hoet taerwen.xxx.groten, vankalioote, vanden rugghe.xx.groten, ende al ander graan in aduenante. Ende es te wetene datmen kalioote gaf van alle maniere vangoede, van coeyen, van schapen van calueren, van lammeren, vanbuetere, van case, van soute, van vissche, ende van allerhande etelicke ware, van barning houte, van turuen ende van buscolen, van foraedgie, vanden ponden groten.xij.groten. |
[Item, op de laatste dag van december] Item, op de laatste dag van december zo was te Brugge het geld gedevalueerd in de manier het hierna volgt. Eerst den Engelsen nobel met de roos, 9 schellingen 4de De nobel Hendrik 8 schellingen groten De Engel van Engeland 6 schellingen, 2de De gouden Vlaamse nobel 8 schellingen groten De gouden leeuw 5 schellingen groten De gouden Andries gulden 40 groten De rijder en Hongaarse dukaten 4 schellingen, 4de De schuitjes en vromen met de zon 4 schellingen 11de En de gouden kronen 3 schellingen 10de De gouden Rijnse keurvorsten gulden 3 schellingen 4de. Het zilveren geld. De grote realen nieuw geslagen 9 groten De dubbele Filips en Karolus en met 2 helmen 4 groten En met de kroon die dubbele met 2 leeuwen 4 groten, 8 mijten Nog goud geldt. Leuvense Pieter, Utrechts gulden en Sint Jan guldens 4 schellingen groten Filips Clinckaert en Beierse gulden, 3 schellingen. 6de De Geldersen Rijder 2 schellingen 4 groten De kroon van Savoie 3 schellingen 10 groten De postulaat 20 groten De Engelse stoters 4 groten De dubbele van Bourbon 3 groten De penning Filips die men noemt coppenolle 2 groten Item, het is te weten dat alle voedsel gesteld was naar de koers van het geld, maar het duurde niet lang. Item, het is te weten dat te Brugge toen grote triomf gedaan was van blijdschap dat we ter vrede geraakt waren. En toen kwam de tijding dat de koning van de Romeinen zou gekroond zijn koning van Hongarije waarom dat grote triomf bedreven was. En in de burcht was toen gemaakt een schoon mooi vuur al van nieuwe stoelen omdat het hout slecht te krijgen was, wat was gedaan uit triomf en voor een nieuwigheid en in dar vuur waren verbrand 500 nieuwe stoelen. En in de burcht was getimmerd voor het schepenhuis een schip wel aardig en bevallig waarin met genoegens bedreef. En ճ avonds toneelvoorstellingen in de burcht waar diverse prijzen van wijn mee te winnen waren. En in date schip stonden herauten met mooie wapenrokken. En aan het schip stond geschreven dit navolgende. [fol. CC.lxxi.r] Dat schip van dankbaarheden is terug gekeerd. Als heeft voorspoedige reis gedaan. Die hun rapport wil zijn geleerd. Zal zondag helder verstand ontvangen. Nota. En op dezelfde zondag avond zo waren te belfort uitgehangen wel 600 lantarens en elk met een brandende kaars van boven waar toen stond Sint Michiel tot beneden toe wat zeer mooi om te zien was in hetzelfde jaar 1490 de 2de van januari. Item, mijn heer van Nassau vertrok van de stad Brugge op de achtste dag van januari naar Hulst waar toen een rechtszitting was van alle edelen van het land en dat omdat men graag een goede schikking zou maken tussen mijn heer Filips van Ravestein en alle edelen van het land van de prins, want van die geschillen nog groot gevaar kwam de stad Brugge en ook het gewone land van Vlaanderen, mar het ging niet voort. Item, het is te weten dat de stad Brugge, aangezien de tijd die er geweest was groot goed te achter en schuldig was van renten en anderszins, waarom toegestemd was om de stad te ontlasten een inzameling van de graaf dat 2 jaar lang duurde, maar het ging wel 20 jaar eer ze van alles afraakten. En men gaf eerst van een hoed tarwe 30 groten van heffing, van de rogge 20 groten en alle andere graan in advenant. En het is te weten dat men heffing gaf van alle soorten van goederen, van koeien, van schapen, van kalveren, van lammeren, va boter, van kaas, van zout, van vis en van allerhande eetbare waar van brandhout, van turven en van buiskool, van voer, van de ponden groten 12 groten. |
Hoe alle de edele ende tghemeene lant vanVlaendren raet hilden, hoe men tlant van Vlaendren bewaren soude. [fol. CC.lxxi.v] [Vp den.xviij.sten dach van Lauwe] ITem vp den.xviij.sten dach van Lauwe was tghemeene landt vanVlaendren vergadert ende ooc alle die edele, omme raet ende aduijs te nemene hoemen tlant van Vlaendren bewaren soude eyghens mer Phelips van Rauesteyn ende die vander Sluys, vp twelcke gheordonneirt was datmen legghen soude volck vanwapenen Tardenburch ende ten Damme ende Theys, omme die vander Sluys te besluyten. Ende datmen te Bieruliet soude legghen schepen van orloghen om die vander sluys ooc te besluytene byder zee, vp dat si gheen vitaelgie en soudenghecrijghen. [Vp den.xviij.sten dach van Lauwe] Item die Henewiers, te weten die gaerde die Toudenburch gheleghen hadde sichtent den.xv.sten dach van Ougst, die vertrocken van daer den.ix.sten dach van Lauwe ende ghinghenliggen Tardenburch ter assistencie van die van Brugge, wantter gheene cooplieden van gheenderhande steden en mochten te Brugge commen, huyt vreese van dye vander sluys die roofdenende pilgierden al dat si vonden. Ende sommeghe vandencapiteynen van den voorseyde Henewiers waren te Brugghe, endemen dede hem lieden betalinghe van dies men hem lieden tachter was. [Den.ij.sten dach van Sporcle] Item vp den.ij.sten dach van Sporcle was te Brugghe vp dye marckt ghemaect een galghe, ende daer waren aen ghehanghen.vi.ghesellen die welcke alle dag die lieden roofden ende pilgierden ontrent der stede van Brugghe. Ende doe was gheboden dat eeneghe die ter Sluys waren van Brugghe dat si thuys commen souden binnen.vi.daghen, vp gherekent te sijne viant tslants ende der stede van Brugghe, ende vp die verbuerte van huerlieder goet. Item vp den.xvij.sten dach van Maerte. Anno.xc.so was ghedaen aen die van Ghendt een begheerte, als dat si tghelt souden of stellen ten derden alsoot al omme ghinck, ende ooc hooft ghelt ende cafcoen ghelt also die van Brugghe ghegheuen hadden. Waer vp dat si antwoorden dat si vanden aduijse niet en waren dat te consenteirene anders dan alsoot te Ghent cours hadde, ende dat was ten haluen. |
Hoe alle edelen en het gewone land van Vlaanderen raad hielden hoe men het land van Vlaanderen bewaren zou. [fol. CC.lxxi.v] [Op de 18de dag van januari] Item, op den 18de dag van januari was het gewone land van Vlaanderen vergaderd en ook alle edelen om raad en advies te nemen hoe men het land van Vlaanderen bewaren zou tegen meneer Filips van Ravestein en die van ter Sluis waarop geordonneerd was dat men leggen zou wapenvolk te Aardenburg en ten Damme en Theys om die van ter Sluis in te sluiten. En dat men te Biervliet oorlogsschepen zou leggen om die van ter Sluis ook in te sluiten bij de zee zodat ze geen voedsel zouden krijgen. [Op de 18de dag van januari] Item, de Henegouwers, te weten de garde de te Oudenburcht gelegen hadden sinds de 15de dag van augustus, die vertrokken vandaar de 9de dag van januari en gingen liggen te Aardenburg ter assistentie van die van Brugge want er mochten geen kooplieden van generhande steden te Brugge komen uit vrees van die van ter Sluis en die roofden en plunderden alles dat ze vonden. En sommige van de kapiteins van deze Henegouwers waren te Brugge en men deed hen betaling van dat men te achter was. [De 2de dag van februari] Item, op d 2de dag van februari was te Brugge op de markt gemaakt een galg en daar waren aan gehangen 6 gezellen die alle dagen de lieden roofden en plunderden omtrent de stad Brugge. En toen was geboden dat enige die ter Sluis waren van Brugge dat ze thuiskomen zouden binnen 6 dagen anders werden ze gerekend vijanden van het land en de stad Brugge te zijn op het verbeuren van hun goed. Item, op de 17de dag van maart. Anno 1490 zo was gedaan aan die van Gent een begeerte als dat ze het geld zouden devalueren ten derde alzo het alom ging en ook hoofdgeld en schootsteengeld alzo die van Brugge gegeven hadden. Waarop dat ze antwoorden dat ze van dat advies niet waren dat toe te stemmen anders dan alzo de koers van Gent was en dat was ten halve. |
[Item vp den.xv.sten dach van April.Anno.xci.] [Item vp den.xv.sten] dach van April.Anno.xci.so was ghebrocht een blochuys huyt Brabant om te stellen in casant, omme twelcke alle die ruyters van Ardenburch trocken met machte in casant, maer als si quamen in Casant si en vonden der niet bouen.xij.persoonen, ende si staken tvier in Casant in diueersche huysen, want het volc van Casant was gheulucht binnen der stede vander Sluys. [Vp den derden dach van Meye] Item vp den derden dach van Meye so was dat weerde helich bloet omme ghedreghen metten keersen vanden ambochten al simpelick sonder trompetten, ende thelich bloet was ghedreghen van buyten totter cruyspoorte, ende daer brochtment binnenende men droucht voort lancx der veste van binnen, ende also weder sinte Baselis naer costume. Item vp desen seluen tijt die vander gaerde haelden eenen groten roof voor Ghent wel van duysentich coeyen, ende vijnghenwel hondert lantslieden. Ende als doe begonste die orloghe vp Ghent, ende die duytschen die ten Damme laghen liepen ende roofden in Tghendtsche al dat sy ghecrijghen consten. [Item.xxvi.in wedemaent galt een hoet taerwe te Brugghe vier gouden croonen] Item.xxvi.in wedemaent galt een hoet taerwe te Brugghe vier gouden croonen, ende den coopman manghelde deen goet yeghen dandere, wantter tghelt seer qualick om crijghen was, ende vele volcx vluchte huyter stede van Brugghe ende ghinghen dolen, want si niet te werckene en consten gheuinden, noch daer en was gheen neeringhe, ende veel volcx mans ende vrauwen die in die wulle of draperie wrochten die ghinghen alle verloren, want nyement vanden rijcke lieden en gaf ghelt huyt daer hi mochte, ende schamel lieden dye haer pandekens moesten vercoopen gauen wel dat een pont groot weert was om.vi.schellingen groten, want men cochte doe een pont fijn tins om.iij.groot, ende tkuer om eenen braspenninc yeghen die schamel lieden diet van groter armoeden ende ghebreke vercochten. [fol. CC.lxxij.r] |
[Item, op de 15de dag van april anno 1491] [Item, op de 14de dag van april anno 1491 zo was gebracht een blokhuis uit Brabant om te stellen in Cadzand omdat alle ruiters van Aardenburg trokken met macht in Cadzand, maar toen ze kwamen in Cadzand vonden ze er niet boven 12 personen en ze staken het vuur in Cadzand in diverse huizen, want het volk van Cadzand was gevlucht binnen de stad ter Sluis. [Op de 3de dag van mei] Item, op de derde dag van mei zo was dat waardige heilige bloed om gedragen met kaarsen van de ambachten al eenvoudig zonder trompetten en het heilige bloed was gedragen van buiten tot de Kruispoort en daar bracht men het binnen en droeg het voort langs de vesting van binnen en alzo weer naar Sint Basilius nar de gewoonte. Item, in dezelfde tijd hadden die van de garde een grote roof voor Gent wel van 1000 koeien en vingen wel 100 landslieden. En toen begon de oorlog op die van Gent en de Duitsers die ten Damme lagen liepen en roofden in het Gentse alles dat ze krijgen konden. [Item, de 26ste in juni gold een hoed tarwe te Brugge vier gouden kronen] Item de 26ste
in juni gold een hoed tarwe te Brugge vier gouden kronen en de koopman ruilde het ene goed tegen het anderen want het geld was zeer slecht te krijgen en veel volk vluchtte uit stad Brugge en gingen dolen, want ze konden geen werk vinden, nog daar was geen nering en veel volk van mannen en vrouwen die in de wol of draperie wrochten die gingen allen verloren, want niemand van de rijke lieden gaf geld uit daar hij mocht en de schamel lieden moesten hun pandjes verkopen gaven wel aan dat een pond groot waard was voor 6 schellingen groten, want men kocht toen een pond fijn tin voor 3 groten en de keur om een braspenning tegen de schamele lieden die het van grote armoeden en gebrek verkochten. [fol. CC.lxxij.r] |
[Item.xxx.in Hoymaent so was te Brugghe onthooft ende ghequaertelleirt, een persoon gheboren huyt Zeelant] Item.xxx.in Hoymaent so was te Brugghe onthooft ende ghequaertelleirt, een persoon gheboren huyt Zeelant, die welcke was commen van der Sluys, ende hilt hem binnen der stede vanBrugghe acht daghen oft meer, om binnen desen middelen tijt eenighe te hemwaert te ghecrijghene ende also eene vergaderinghe te maken omme doot te slane dye wakers van sinte Kathelijne poorte, ende dan soude tgarnisoen vander Sluys teender seker huere hebben gheweest binnen der kercke vansinte Kathelijne. Ende met sulcken liste hadden si meeninghe die stede in te nemene, ende souden hebben ghegheuen eenen roup Rauesteyn ende paeys. [Item vp den.v.sten dach van Ougst warengheleyt weder eenighe saudeniers in Oudenborch] Item vp den.v.sten dach van Ougst waren gheleyt weder eenighe saudeniers in Oudenborch, die welcke behoorden onder mijn heere van Meerwe, want mijn heere hem houdende was binnen der stede van Brugghe ter bewaernesse vander seluer stede. Endevp desen tijt began alle vitaelie wat te lichtene. Ende vp den.xxij.sten dach van Ougst so gaf mijn here van Lichteruelde ouer sijn casteel inden handen vanden ruyters van mijn here vanRauesteyn ende die van Ghendt, ende hy track selue in persoone naer Ghendt ende hilt hem daer, ende me vrauwe sijn gheselnede bleef daer in tcasteel met huere kinderen. Ende in dese selue maent so starf Cornelis van Halewijn Burchmeester vander Courpse vander stede van Brugghe. [Den.ij.sten dach van Septembre. Anno.xci] Item den.ij.sten dach van Septembre. Anno.xci.so was die wet te Brugghe vermaect byden Commissaresen vanden Hertoghe Phelips, ende waren die Burchmeesters mer Iacob de voocht, ende meester Anthonis Spylgaert. |
[Item, de 30ste van juli zo was te Brugge onthoofd en gevierendeeld een persoon geboren uit Zeeland] Item, de 30ste in juli zo was te Brugge onthoofd en gevierendeeld een persoon geboren uit Zeeland die was gekomen van ter Sluis en hield zich binnen der stad Brugge acht dagen of meer om ondertussen enige tot hem te krijgen en alzo een verzameling te maken om de wakers dood te slaan van de Sint Kathelijn poort en dan zou het garnizoen van ter Sluis te zeker uur geweest zijn binnen de kerk van Sint Kathelijn. En met zoՠn list hadden ze de bedoeling de stad in te nemen en zouden hebben gegeven een roep; Ԓavestein en vrede. [Item, op de 5de dag van augustus waren weer enige soldaten gelegd in Oudenburcht] Item, op de 5de dag van augustus waren weer gelegd enige soldaten in Oudenburcht die behoorden onder mijn heer van Merwede, want mijn heer hield zich op binnen de stad Brugge tor bescherming van dezelfde stad. En op deze tijd begon alle voedsel wat goedkoper te worden. En op de 22ste dag van augustus zo gaf mijn heer van Lichtervelde over zijn kasteel in de handen van de ruiters van mijn heer van Ravestein en die van Gent en hij trok zelf in persoon naar Gent en held zich daar en zijn mevrouw, zijn gezellin, bleef daar in het kasteel met haar kinderen. En in dezelfde mand zo stierf Cornelis van Halewijn, burgemeester van het korps van de stad Brugge. [De 2de dag van september anno 1491] Item, de 2de dag van september anno 1491 zo was de wet te Brugge vermaakt bij commissarissen van hertog Filips en waren de burgemeesters meneer Jacob de Voocht en meester Anthonis Spylgaert. |
[Item vp den seluen tijt was te Ghendt ghehouden een collacie] Item vp den seluen tijt was te Ghendt ghehouden een collacie omme te seyndene byden hertoghe Phelips omme te gherakene teenen goeden paeyse. Ende Ian van Coppenolle metten sijnen en was van dien aduijse niet, want hi begeert hadde van elckenhuyse binnen Ghendt staende.ij.schellingen groot, maer anders was haerlieder meeninghe, als datmen soude ordonnerenxij.persoonen die maniere vinden souden omme tghelt te ghecrijghene, om tot eenen goeden paeyse te gherakene. In twelcke si niet en consten accorderen, waer of rees een grote beroerte binnen Ghendt, so dat als doe doot ghesleghen wort den Deken vanden wulleweuers ende noch meer andere, ende daer wassere veel gheuanghen. Ende dyt gheschiede vp den.xxix.sten dach van Septembre.Anno.xci. Item eeneghe vanden garnisoene van mijn heere van Nassauwe trocken te Neuele ende daer ontrent, te wetene duytschen endeInghelschen, die welcke daer ghinghen om eenen roof te doene, maer seer lettele van die daer ghinghen keerden wedere, want si ghescoffiert waren van die van Ghendt, ende bleuender meest al doot ghesleghen. Ende dit was vp den tweesten dach van Octobre Anno.xci Item dye van Ghendt waren ontboden te Denremonde, endehem lieden was beloeft die stede ouer te gheuene, twelck also niet en ghebuerde, maer die van Ghendt ghinghen daer wel met.vic.mannen vanden welcken datter wel.ijc.doot bleuen ende wel.ijc.gheuanghen, ende doen quam die mare dat Coppenolle gheuanghen was, maer ten was so niet. [Den.vi.sten dach van Octobre] Item inden seluen tijt verloren die van Ghendt Hulst, ende dat was inghenomen van Petijt salasaert, ende mijn heere vanWaesmunstre den.vi.sten dach van Octobre. Anno.xci. [Item tes te wetene als mijn here van Nassauwe huyten Damme schiet] Item tes te wetene als mijn here van Nassauwe huyten Damme schiet so liet hi daer twee capiteynen, ende wel.C.ghesellenduytsche knechten, die welcke trocken in Tghendtsche met eeneghe quaetwilleghe bouuen van Ghendt, ende van daer ontrent gheboren roouen ende pilgieren, want alsoot doe ghinc int lant deen ghebuer beroofde den anderen, deen broeder denanderen, ende tkijnt den vadere, ende trocken ooc voor tcasteel te Lichteruelde ende haelden daer gro [fol. CC.lxxij.v] ten butijnck, ende tcasteel wort ghewonnen metsgaders dat mijn heere van Lichteruelde was te Ghendt. Ende twas gheseyt dat die van Lichteruelde souden stille sitten ende niet doen dan tcasteel verwaren, vanden welcken si contrarie daden ende haddenghenomen waghens met coorne dye te Brugghe waert quamen, hoe wel dattet die vanden Damme eerst berocten. Maer midts dat die van Lichteruelde dat ghedaen hadden so tracmen voor Lichteruelde, die capiteyn van Brugghe ende die vanden Damme, want si schotent so ontsticken dat sijn niet gehouden en mochten, wantter vele engienen van Brugghe daer om ghebrocht waren. Ende was met hem lieden ghetracteirt als dat si hem niet meer en moeyden, maer bleuen stille sittende. |
[Item, op dezelfde tijd was te Gent gehouden een samenspreken] Item, op dezelfde tijd was te Gent gehouden een samenspreken om te zenden bij hertog Filips om te raken tot een goede vrede. En Ian van Coppenolle met de zijne was niet van dat advies want hij had begeerd van elk huis dat binnen Gent stond 2 schellingen groten, maar anders was hun bedoeling dat men zou ordonneren 12 personen die de manier vinden zouden om het geld te krijgen om tot een goede vrede te raken. Waarin ze niet konden overeen stemmen waarvan of rees een grote beroerte binnen Gent zodat toen dood geslagen werden de deken van de wolwevers en nog meer anderen en daar waren er veel gevangen. En dit geschiedde op de 29ste dag van september anno 1491. Item, enige van het garnizoen van mijn heer van Nassau trokken te Nevele en daar omtrent, te weten Duitsers en Engelsen, die daar gingen om een roof te doen, maar zeer weinig van die keerden weer terug want ze werden geschoffeerd van die van Gent en bleven er meest al dood geslagen. En dit was op de 2de dag van oktober anno 1491. Item, die van Gent waren ontboden te Dendermonde en hen was beloofd die stad over te geven, wat alzo niet gebeurde, maar die van Gent gingen daar wel met 600 mannen waarvan dat er wel 200 dood bleven en wel 200 gevangen en toen kwam het bericht dat Coppenolle gevangen was, maar het was zo niet. [De 6de dag van oktober] Item, in dezelfde tijd verloren die van Gent Hulst en dat was ingenomen van Petit Salizaert, en mijn heer van Waasmunster de 6de dag van oktober anno 1491. [Item, het is te weten toen mijn heer van Nassau uit den Damme scheidde] Item, het is te weten toen mijn heer van Nassau uit den Damme scheidde zo liet hij daar twee kapiteins en wel 00 gezellen Duitse knechten die trokken in het Gentse met enige kwaadwilligen boeven van Gent en vandaar omtrent geboren roven en plunderen, want alzo ging het toen in het land, de ene buur beroofde de andere, de ene broeder de andere en het kind de vader en trokken ook voor het kasteel te Lichtervelde en haalden daar grote [fol. CC.lxxij.v] buit en het kasteel werd gewonnen mitsgaders dat mijn heer van Lichtervelde was te Gent. En er werd gezegd dat die van Lichtervelde stil zouden zitten en niets doen dan het kasteel bewaren, waarvan ze contrarie deden en hadden genomen wagens met koren die naar Brugge kwamen, hoewel dat het die van den Damme eerst aanstookten. Maar mits dat die van Lichtervelde dat gedaan hadden zo trok men voor Lichtervelde, de kapitein van Brugge en die van den Damme, want ze schoten het zo in stukken dat ze het niet houden mochten want er waren vele machines van Brugge daarom gebracht. En was met hen onderhandeld als dat ze zich niet meer bemoeiden, maar bleven stil zitten. |
Hoe een ghemeene dachuaert gheordonneirt was te houdene binnen Mechelen, daer die van Ghendt, Brugge ende Ipre, met haerlieder ghedeputeirde met seer schonen state naer reysden. [Vp den.xiiij.sten dach van Octobre] ITem vp den.xiiij.sten dach van Octobre so was gheordonneirt eene ghemeen dachuaert binnen der stede van Mechelen, daer alle die edele vanden lande vergaderen souden, ende ooc mijn here van Nassauwen, ende dit om eenen paeys te vercrijghene met mijn heere van Nassauwen ende dye van Ghendt. Ende dye dachuaert soude dienen den.xv.sten in Nouembre. [Vp den.x.sten dach in Sporcle] Item corts daer naer vertrocken die van Ghendt, Brugghe ende Ipre met haerlieder ghedeputeirde, ende alle andere steden met seer schoonen state naer Mechelen ter voorseyde dachuaert. Endesi lieden daer commen sijnde, ende oock alle die heeren versaemt, so was die dachuaert verstelt tot vp den.x.sten dach in Sporcle. [fol. CC.lxxiij.r] Item vp desen seluen tijt in die maent van Lauwe soe wast seer cout wedere ende seer gheurosen. Ende binnen der stede van Dixmude waren eeneghe die alianchie maecten met die van Ghendt, so dat si quamen vp eenen nacht naer Dixmude, ende quamen heymelicke tot voor die stede met menichte van volcke, ende wel voorsien ende snachts quamendye personen ouer thijs, want die vesten ouerurosen waren, endeseyden. Wilt ghy Dixmude hebben tes nv tijt volcht my. Ende die van Ghendt trocken clouckelic ouer die veste, ende sloughen doot tauwet van eender poorte, twelc seer sober was, want si schamel auwet hilden alst bleec Ende tvolc aldus al in ghecommen sijnde, soe wasser een oudt man die liep ter marct ende riep alaerme, ende dye was daer terstont doot ghesleghen. Item dyt gheruchte hoorende een rijck man vanden Vryen, ghenaemt Cornelis Ioris die lange tijt schepene vanden vryen gheweist hadde, ende meende te commene huyt sijnen huyse om ter marct te gane, ende wort daer ooc doot ghesleghen. Ende die van Ghendt ghinghen terstont ter marct, ende wonnen also die stede van Dixmude, ende si liepen terstont in alle der rijcker lieder huysen, ende vinghense ende ghecreghender grote schat van penninghen ende van yuweelen Ende eeneghe vloden met vele ghelts ende yuweelen duer die veste, die daer mede wech gherochten. Ende daer waren sommege vrauwen die ooc meenden met vele ghelts gheladen hebbende ouer dye veste te commene, maer eer si wech gheraken consten, het was hem lieder weder al ghenomen. |
Hoe een algemene rechtszitting geordonneerd was te houden binnen Mechelen waar die van Gent, Brugge en Ieper met hun gedeputeerden met zeer mooie staat naar reisden. [Op de 14de dag van oktober] Item, op de 14de dag van oktober zo was geordonneerd een algemene rechtszitting binnen de stad Mechelen waar alle edelen van het land vergaderen zouden en ook mijn heer van Nassau, en dit om een vrede te verkrijgen met mijn heer van Nassau en die van Gent. En die rechtszitting zou dienen de 15de van november. [Op de 10de dag van februari] Item, kort daarna vertrokken die van Gent, Brugge en Ieper met hun gedeputeerden en alle andere steden met zeer mooie staat naar Mechelen naar die rechtszitting. En toen ze daar gekomen waren en ook alle heren verzameld zo was die rechtszitting versteld tot op de 10de dag van februari. [fol. CC.lxxiij.r] Item, in dezelfde tijd in de maand januari zo was het zeer koud weer en zeer gevroren. En binnen de stad Diksmuide waren enige die alliantie maakten met die van Gent zodat ze op een nacht kwamen te Diksmuide en kwamen heimelijke tot voor die stad met menigte van volk en goed voorzien en ճ nachts kwamen die personen over het ijs, want die vesting was bevroren, en zeiden;. Wilt gij Diksmuide hebben, het is nu tijd, volg mij. En die van Gent trokken kloek over de vesting en sloegen dood de bewaker van een poort wat zeer sober was, want ze hielden schamele waak zoals het bleek. En het volk dat aldus binnen gekomen was zo was er een oude man die liep ter markt en riep alarm en die was daar terstond dood geslagen. Item, dit gerucht hoorde een rijke man van de vrijen, genaamd Cornelis Joris, die lange tijd schepen van de vrijen geweest was en meende te komen uit zijn huis om ter markt te gaan en werd daar ook dood geslagen. En die van Gent gingen terstond ter markt en wonnen alzo die stad Diksmuide en ze liepen terstond in alle de rijke lieden huizen en vingen ze en kregen grote schat van penningen en van juwelen, En enige vloden met veel geld en juwelen door de vesting die daarmee weg raakten. En daar waren sommige vrouwen die ook meenden met veel geld geladen over de vesting te komen, maar eer ze weg komen konden was het hen alles weer genomen. |
[Item mijn heere van Nassauwen dit vernemende] Item mijn heere van Nassauwen dit vernemende, corts daer naer met die van Brugge ende die gaerde die Tardenburch lach, endedie van Cortrijcke metten garnisoene van daer ontrent wel voorsien van gheschotte ende engienen, trocken voor die stede van Dixmude, ende begonsten te stormene vp die voorseydestede, so varre dat die van Ghendt die binnen der stede waren die stede weder ouer gauen, behouden dies dat si vertrecken moestenin haerlieder wambaeysen ende anders niet, twelcke hem lieden gheconsenteirt was. Ende die gaerde binnen der stede sijnde daden iusticie ouer die ghene die de stede also verraden hadden, maer die capiteyn vanden Damme bleeffer inne, met meer andere, ende die beroofden die stede, ende voerdender huyt groot goet ende vinghen vanden rijcsten dye si mede voerden, daer sy noch groot goet of ghecreghen, so dat ghemeente van Dixmude niet vele en behilt, want die voorseyde duytschen vanden Damme quamen als si van Dixmude quamen met selueren croesen, schalen, lepelen vp huerlieder hoeden ende bonetten hanghende seere vele. Item es te wetene dat dit garnisoen van den Damme van nyemende en hilden noch van heeren noch van yemant anders, maer roofden ende daden groote schade al tlant duere endenamen al dat sy vonden, also wel ontrent Brugghe als eldere, namen si die schamele lieden haerlieder beesten, ende moestense weder yeghens hem lieden lossen, ende by hem lieden heuet tlant die meeste schade ghehadt onder voren ende naer diet van alle der orloge ghehadt hadde, god wilt hem vergheuen dieser eerst leyde ende inbrochte. Item in den seluen tijt so quamen dye vandenDamme voor dezelpoorte, daer si eenen wakere doot sloughen. Item die selue vanden Damme quamen vp eenen nuchtenstont voor sinte Kathelijne poorte, ende laghen daer in bleeckerye en doken, ende meenden wel alle die beesten ghenomen te hebbene, diemen ter poorten huyt ghedreuen soude hebben, maer men wierts gheware ende men dreef die beesten weder omme al in die stede. Ende si dat siende quamen tot in dye poorte ende sloughenvoren in die poorte eenen waker doot. Ende vijnghen een vanscapiteyns ghesellen, gheheeten Ian Mariot, ende keerden weder naar den Damme, roouende ende nemende al dat si vonden vp den wech van beesten ende andersins. Ende dit daden si huyt causen dat sy wilden betaelt sijn van die van Brugghe van alle den tijt dye si ten Damme gheleghen hadden. [fol. CC.lxxiij.v] [Item vp den.ix.sten dach van Sporcle] Item vp den.ix.sten dach van Sporcle, so vertrocken die ghedeputeirde van Brugghe ter dachuaert te Mechelen, daer alle die edele vanden landen vergadert waren ende dye ghedeputeirde van allen steden, ende dat om eenen generalen paeys te makene. [Vp den.x.sten dach van Sporcle] Item vp den.x.sten dach van Sporcle, so track Ian Denijs schipman heymelick huyt Ghendt, ende trac vp tcasteel te Honsdom bi Neuele, ende hi was daer Capiteyn ende hadde by hem wel.C.ghesellen seere wel voorsien, ende tcasteel was seer sterc ghebollewerct ende wel bewatert, ende deden vele schimps der stede van ghendt, ende vinghen ende beroofden tlandtsvolc daer ontrent. |
[Item, mijn heer van Nassau die dit vernam] Item, mijn heer van Nassau die dit vernam, kort daarna met die van Brugge en de garde die te Aardenburg lag en die van Kortrijk met het garnizoen vandaar omtrent goed voorzien van geschut en machines trokken voor de stad Diksmuide en begonnen te bestormen op die stad, zo ver dat die van Gent die binnen de stad waren de stad weer overgaven, behouden dus dat ze vertrekken moesten in hun wambuizen en anders niet, wat hen toegestemd was. En de garde die binnen de stad was deed justitie over diegene die de stad alzo verraden hadden, maar de kapitein van den Damme bleef er in met meer anderen en die beroofden de stad en voerden er uit groot goed en vingen van de rijksten die ze mee voerden waar ze nog groot goed van kregen zodat de gemeente van Diksmuide niet veel behield, want toen de Duitsers van den Damme toen ze van Diksmuide kwamen ze zeer veel met zilveren kroezen, schalen, lepels op hun hoeden en bonnetten hangen. Item, het is te weten dat dit garnizoen van den Damme van niemand hielden, nog van heren nog van iemand anders, maar roofden en daden grote schade al het land door en namen alles dat ze vonden, alzo wel omtrent Brugge als elders en namen ze van de schamele lieden hun beesten en moesten ze weer ten hen inlossen en door hen had het land die meeste schade gehad onder voor en na dit van alle oorlogen gehad had, God wil het hem vergeven die ze eerst leidde en inbracht. Item, in dezelfde tijd zo kwamen die van den Damme voor de Ezelpoort waar ze een waker dood sloegen. Item, diezelfde van de Damme kwamen op een morgenstond voor Sint Kathelijn poort en lagen daar in blekerij en doken en meenden wel alle beesten genomen te hebben die men ter poorten uitgedreven zou hebben, maar men werd het gewaar en men dreef de beesten wederom allen in de stad. En toen ze dat zagen kwamen ze tot in de poort en sloegen voor in de poort een waker dood. En vingen een van de kapiteins gezellen, geheten Ian Mariot, en keerden weer naar den Damme rovend en namen alles dat ze vonden op de weg van beesten en anderszins. En dit deden ze uit oorzaak dat ze betaald wilden zijn van die van Brugge van alle tijd dat ze ten Damme gelegen hadden. [fol. CC.lxxiij.v] [Item, op de 9de dag van februari] Item, op de 9de dag van februari zo vertrokken de gedeputeerden van Brugge ter rechtszitting te Mechelen waar alle edelen van het landen vergaderd waren en de gedeputeerden van alle steden en dat om een algemene vrede te maken. [Op de 10de dag van februari] Item, op de 10de dag van februari zo vertrok Ian Denijs, schipper, heimelijk uit Gent en trok op het kasteel te Honsdom bij Nevele en hij was daar kapitein en had bij hem wel 100 gezellen zeer goed voorzien en het kasteel was zeer sterk gebolwerkt en goed bewatert en deed veel schimp de stad Gent en vingen en beroofden het landvolk daar omtrent. |
[Item vp den.xiiij.sten] dach van Sporcle, so trocken die van ghendt voor Tcasteel van Honsdom met grooter macht van volcke, Item vp den.xiiij.sten dach van Sporcle, so trocken die van ghendt voor Tcasteel van Honsdom met grooter macht van volcke, maer wonnen tvoorseyde tcasteel, niet yegenstaende dat si grote weere deden, ende daer bleef vele volcx doot, also wel van Ghendt als van die vanden casteele, ende tcasteel was verbarnt, ende die Capiteyn was gheuanghen ende ghebrocht te ghendt met meer andere, daer hy corts daer naer onthooft was. [Item vp den seluen tijt so quam ter Sluys int swijn met schonen state me vrauwe van Rauesteyn] Item vp den seluen tijt so quam ter Sluys int swijn met schonenstate me vrauwe van Rauesteyn huyt Vranckerijcke, grauinne van mer Phelips van Rauesteyn, die daer eerlic ontfanghen was [Vp den.xvij.sten dach van Sporcle] Item vp den.xvij.sten dach van Sporcle so quamenwel.xvi.of.xx.schepen binnelanders vander Nyeupoort ende vanOostende, gheladen met coorne wijn ende fruyt, om te commene naer Brugghe. Maer dye van Ghendt ende vander Sluys vinghenalle dye schippers, ende namen huyt der voorseyde schepen al dat hem lieden gheliefde, ende voerden die voorseyde scippers ter sluys gheuanghen. Item vp den seluen tijt verbarnden die van Ghendt tclooster vanden Satreusinnen] Item vp den seluen tijt verbarnden die van Ghendt tclooster vanden Satreusinnen, ende namen daer coeyen, schapen endepeerden. Ende vp desen tijt so was verpacht dye kalioote vanden houte, dat mans vrauwen ende kinderen ten halfe in brochtenende moeste gheuen elcken bont dye wat groot was.iiij.mijten, ende eenen cleenen bont.ij.mijten, ende telcker poorte daer si in quamen waren lieden ghestelt die tghelt ontfinghen. In desen seluen tijt vercochtmen altoos broot ten braemberghe, ende oock thout vp die marct by cleenen pennewaerde, twelck groot gherief was voor tschamel volc. Item.xxviij.in Sporcle Anno.xci.naer dat dye stede aldus ghetrauelgiert was van gheuene, so moestense noch gheuen den Capiteyn ende den ruyters.iijc. guldenen, sonder alle tverlies dat si van te voren ghehadt hadden, of si dreechden tvier in die stede te stekene, ende moesten borghen stellen teenen sekeren daghe dye voorseyde penninghen te betalene. |
[Item, op de 14de dag van februari zo trokken die van Gent voor het kasteel van Honsdom met grote macht van volk, Item, op de 14de dag van februari zo trokken die van Gent voor het kasteel van Honsdom met grote macht van volk, maar wonnen het kasteel, niet tegenstaande dat ze grote verweer deden en daar bleef vele volk dood alzo wel van Gent als van die van het kasteel en het kasteel was verbrand en de kapitein was gevangen en gebracht te Gent met meer andere, waar hij kort daarna onthoofd was. [Item, op dezelfde tijd zo kwam ter Sluis in het Zwin met mooie staat mevrouw van Ravestein] Item, op dezelfde tijd zo kwam ter Sluis in het Zwin met mooie staat mevrouw van Ravestein uit Frankrijk, gravin van meneer Filips van Ravestein die daar fatsoenlijk ontvangen was [Op de 17de dag van februari] Item, op de 17de dag van februari zo kwamen er wel 16 0f 30 schepen binnenlanders van de Nieuwpoort en van Oostende, geladen met koren, wijn en fruit om te komen naar Brugge. Maar die van Gent en van ter Sluis vingen alle schippers en namen uit die schepen alles dat hen geliefde en voerden die schippers ter Sluis gevangen. Item, op dezelfde tijd verbrandden die van Gent het klooster van de Chartreuse] Item, op dezelfde tijd verbrandden die van Gent her klooster van de Chartreuse en namen daar koeien, schapen en paarden. En op deze tijd zo was verpacht de heffing van het hout dat mannen, vrouwen en kinderen ten halve inbrengen moesten geven elke bundel die wat groot was 4 mijten en een kleine bundel 2 mijten en te elke poort daar ze inkwamen waren lieden gesteld die het geld ontvingen Item, in dezelfde tijd verkocht men altijd brood te Braamberg en ook het hout op de markt van kleine penning waarde, wat groot gerief was voor het schamele volk. Item, 28ste februari anno 1491 nadat de stad aldus belast was van geven zo moesten ze nog geven de kapitein en de ruiters 300 gulden, zonder al het verlies dat ze van tevoren gehad hadden of ze dreigden het vuur in de stad te steken en moesten borgen stellen tot een zekere dag om die penningen te betalen. |
[Item den.vi.sten in Maerte vp den vastenauent dach] Item den.vi.sten in Maerte vp den vastenauent dach, soe wasser een steicspel ghehouden te Brugghe vp die vrydachs marckt, waer of berouper was Lodewijc metteneye, sone van mer Cornelis metteneye Schoutheeten van Brugghe, in sadelen van orloghen, met ghecroonde speeren. Ende daer quam yeghens hem eenSpaengiaert ende noch een ander edel man, welcke twee staken yeghens den beroupere, so datter diueersche speeren ghebrokenwaren. Ende die voorseyde beroupere stac den Spaengiaert sijn harnasch of vp sijn schoudere, ende tpeert vanden andere man en wilde doe niet meer loopen. Ende dese berouper beriep noch eens al dat commen ende gaen wilde, omme tsondaechs daer naer denxi.sten in Maerte vrouch inde bane te sijne Ende daer versaemdenin die bane vp den seluen dach wel.xi.personen, al int vulle harnasch, elc met sijnen gheselschepe, daer of datter een was die stedehouder vanden capiteyn vanden Damen, die welcke was seer rijckelic verchiert, ende een Spaengiaert ende een duytsch heer, ende meer andere inwonende van Brugghe. Ende die beroupere antwoordese alle diere quamen, ten minsten tot.iij. [fol. CC.lxxiiij.r] gheraken, ende hi behaelde daer grote eere, ende die capiteyn van Brugghe Tinteuijle was altijt mede in die bane. Ende tsauents hiltmen open hof ten huyse vanden voorseyde capiteyn. [Item den.xxviij.sten dach in Maerte] Item den.xxviij.sten dach in Maerte, so trocken die van ghendt ontrent Cortrijcke wel met. viijc.mannen Doe quamen die vanBrugghe ende dye van Cortrijcke met groter menichte yeghens hem lieden, ende versloughen wel.iic.mannen van die van ghendt, ende vele warer gheuanghen. Ende int wederkeeren van die van Ghendt naer huys, vonden si.x.of.xij.landtslieden, die si vinghen, ende voordense mede te ghendt. Item inde selue maent so verbarnden die vander Sluys die stede van Ardenburch. Ende corts daer naer verbarnden die van Ghendt die prochye vanWijnghene, ende beroofdense van al dat sijer vonden. Item in desen seluen tijt was den ionghen hertoghe van Gheldre huyt Vranckerijcke ghesonden met schoonen state int landt vanGheldre, daer hy heerlicke ende minlick ontfanghen was met groter triumphe. [Vp den.xxix.sten dach in Maerte] Item vp den.xxix.sten dach in Maerte so was vergadert den raet van Brugge, ende daer was te kennene ghegheuen die begeerte vanden prinche, omme alle saken te bringhene teenen goedenapointemente, ende mijn here Phelips van Rauesteyn soude daer vp verantwoorden binnen.xiiij.daghen. |
[Item, de 6de van maart op Vastenavond dag] Item, de 6de van maart op Vastenavond dag zo was er een steekspel gehouden te Brugge op de vrijdag markt waarvan beroeper was Lodewijk met het Eye, zoon van meneer Cornelis met het Eye schout van Brugge, in oorlogszadels met gekroonde speren. En daar kwam tegen hem een Spanjaard en nog een andere edel man en die twee staken tegen de beroeper zodat er diverse speren gebroken werden. En die beroeper stad de Spanjaard zijn harnas af op zijn schouder en het paard van de andere man wilde toen niet meer lopen. En deze beroeper beriep nog eens al dat komen en gaan wilde om zondag daarna de 11de van maart vroeg in de baan te zijn. En daar verzamelde in die baan op die dag wel 11 personen, allen in het volle harnas en elk met zijn gezelschap waarvan dat er een was de stadhouder van de kapitein van den Damen die zeer rijk versierd was en een Spanjaard en een Duitse heer en meer andere inwoners van Brugge. En de beroeper antwoordde ze allen die er kwamen, ten minsten tot 3 [fol. CC.lxxiiij.r] te raken en hij behaalde daar grote eer en de kapitein van Brugge Tintevijle was altijd mede in de baan. En tճ avonds held men open hof ten huis van de voorzegde kapitein. [Item, de 28ste dag in maart] Item, de 28ste dag van maart zo trokken die van Gent omtrent Kortrijk wel met 800 mannen Toen kwamen die van Brugge en die van Kortrijk met grote menigte tegen hen en versloegen we 200 mannen van die van Gent en velen waren er gevangen. En in het wederkeren van die van Gent naar huis vonden ze 10 of 12 landslieden die ze vingen en voerden ze mede te Gent. Item, in dezelfde maand zo verbrandden die van ter Sluis de stad Aardenburg. En kort daarna verbrandden die van Gent de parochie van Wingene en beroofden het van alles dat ze er vonden. Item, in dezelfde tijd was de jonge hertog van Gelre uit Frankrijk gezonden met mooie staat in het land van Gelre waar hij heerlijk en minlijk ontvangen was met grote triomf. [Op de 29ste dag van maart] Item, op de 29ste dag van mart zo was vergaderd de raad van Brugge en daar was te kennen gegeven de begeerte van de prins om alle zaken te brengen tot een goede schikking en mijn heer Filips van Ravestein zou daarop verantwoorden binnen 14 dagen. |
Hoe die van Gendt met machte huyt toghen, ende wonnen die stede van Gheertsberghe.[ fol. CC.lxxiiij.v] ITem vp den.xxx.sten dach van Maerte, soe trocken dye van Ghendt huyte, ende wonnen dye stede van Gheertsberghe, ende beroofden die stede, ende staken tvier in sommeghe huysen, endehadden al tgoet gheladen vp waghens omme te ghendt waert te voerene. Ende ontrent een mijle van daer sijnde, die Henewiers ende eeneghe vander gaerde dit gheware wordende sloughen vanachtere in haren steert, ende versloughen vele van den seluen Ghentenaers. Item inden seluen tijt ghecreghen die van Ghendt wedere die stede van Hulst, ende verbarnen die voorboughen ende dadengrote schade ontrent der stede. Item den.xiiij.sten in April voor paesschen soe trocken die van Ghendt huyte wel met.v.of.vi.duysent mannen ter Sluys om vitaelgie. Ende daer vitaelgie ghecocht hebbende ende gheladen te waghene ende te schepe, so quamen die van Brugghe ende die vanden Damme, ende ghecreghen wel van hem lieden.C.schepenmet coorne ende andere vytaelgie binnelanders, ende waren alle ten Damme binnen ghebrocht, ende die van Ghendt trocken thuysewaert metten waghens, maer si daden luttel profijts aen die reyse. Item den.xxv.sten in April.Anno.xcij.so trac die Capiteyn vanBrugghe Tijnteuyle, Typre, Toostende, ende in meer steden int west quaertier, omme te communikierene hoemen dye orloghe voeren soude yeghen die van Ghendt ende die vander Sluys, maer die van Ipre ende die van Rijssele, ende meer andere en warenvan gheenen aduijse om yet te gheuene om die orloghe mede te voerene, maer om paeys souden si gheerne mede helpen last draghen. [Ende vp den seluen tijt so was te Ghendt collacie ghehouden] Ende vp den seluen tijt so was te Ghendt collacie ghehouden, ter cause van dat snachts inne ghelaten waren.xv.personen te peerde, commende vanden graue van Nassauwen, ende terstont lieten si vallen het schofhec vander poorte. Ende tsegghen van hem lieden was als dat die gaerde ende al sijn volc in ghecommen soude hebben, omme twelcke si vinghen dese.xv.personen, omme te wetene wie dat van huerlieder Rade waren, ende liepen terstont in die wapene staen ter marct, ende men slouch die groote clocke aen een boort vp tbeelfroot, ende daer was eene grote beroerte onder hem lieden, ende dit was den laetsten dach van April. Anno.M.iiijc.ende.xcij. |
Hoe die van Gent met macht uittrokken en wonnen de stad Geraardsbergen. [ fol. CC.lxxiiij.v] Item, op d 30ste dag van maart zo trokken die van Gent uit en wonnen de stad Geraardsbergen en beroofden die stad en staken het vuur in sommige huizen en hadden al get goed geladen op wagens om naar Gent te voeren. En toen ze omtrent een mijl daar vandaan waren werden dit de Henegouwers en de garde dit gewaar en sloegen van achteren in hun staart en versloegen vele van die Gentenaars. Item, in dezelfde tijd kregen die van Gent weer de stad Hulst en verbrandden de voorbogen en deden grote schade omtrent de stad. Item, de 14de van april voor Pasen zo trokken die van Gent uit wel met 5 of 6000 mannen ter Sluis om voedsel. En toen ze daar voedsel gekocht hadden en geladen te wagen en te scheep zo kwamen die van Brugge en die van de Damme en kregen wel van hen 100 schepen met koren en ander voedsel van de binnenlanders en waren alle ten Damme binnen gebracht en die van Gent trokken naar huis met wagens, maar ze deden weinig profijt aan die reis. Item, de 25ste van april anno 1492 zo trok de kapitein van Brugge Tijntevyle naar Ieper, te Oostende en in meer steden in het west kwartier om te communiceren hoe men di oorlog voeren zou tegen die van Gent en die van ter Sluis, maar die van Ieper en die van Rijsel en meer andere waren van geen advies om iets te geven om er die oorlog mee te voeren, maar om vrede zouden ze graag mee helpen last dragen. [En op dezelfde tijd zo was te Gent samenspraak gehouden] En op dezelfde tijd zo was te Gent samenspraak gehouden ter oorzaak van dat ‘s nachts ingelaten waren 15 personen te paard en kwamen van de graaf van Nassau en terstond lieten ze vallen het schuifhek van de poort. En het zeggen van hen was als dat de garde en al zijn volk ingekomen zou hebben waarom ze vingen deze 15 personen, omme te weten Wie dat van hun raad was en liepen terstond in de wapens staan ter markt en men sloeg de grote kok aan een boort op het belfort en daar was een grote beroerte onder hen en dit was de laatste dag van april anno 1492. |
[Item vp den.vi.sten dach van Meye so was den grooten Raet van Brugghe versaemt] Item vp den.vi.sten dach van Meye so was den grooten Raet vanBrugghe versaemt, ter cause vander laetste dachuaert die ghehouden was te Mechelen dat die.iiij.landen in alle stedensouden gheuen van elcken huyse.ij.guldens al sprinchens landen duere, dies so soude die hertoghe van Zassen so vele doen dat den coopman soude vry varen ende keeren in die voorseyde landen, te watere ende te lande, ende hi soude doen lichten alle die garnisoenen wten landen ende steden, ende dese penninghensoudemen gheuen binnen eenen iare te.iiij.paeymenten. Waer vp dat die van Brugghe antwoorden, dat si wel vanden aduijse warenom te doene al dat redelic ware. [Item vp den.viij.sten dach van Meye Anno.xcij.] Item vp den.viij.sten dach van Meye Anno.xcij.so track al tgarnisoen huyt van Brugge te peerde ende te voet tot onder Ghendt, ende die van Gendt en quamen niet huyte, ende si verbarnden.ij.muelens voor Ghendt ende sommeghe andere huysen, maer si en vonden daer gheen volc, ende int wederkeeren so vonden si sommeghe coeyen ende ander beesten die si mede brochten te Brugghe waert. [Item vp den.xxviij.sten dach van Meye was den groten Raet van Brugge weder vergadert] Item vp den.xxviij.sten dach van Meye was den groten Raet vanBrugge weder vergadert ter cause van die twee guldenenvoorseyde, die welcke die capiteyn begheerde te hebbene omme dye orloghe te sustineirene. Waer vp dat verantwoort was dat die hertoghe van Zassen soude doen ghelijck als in die laetste dachuaert ghesloten was ende belooft, dat was dat tgat vander Sluys open gaen soude, ende dat den coopman soude moghen varen ende keeren vry onghemolesteirt, ende tgarnisoen doen vertrecken huyten lande, ende dan souden sijt gheuen gheerne ende minlicke alsoot ghesloten was. Item vp den seluen tijt so was die gaerde ontrent Cortrijcke, daer si veel ruytheden bedreuen vp die lantslieden ende foortse. Om twelcke die heere van dier prochye niet wel te vreden en was, ende si dreechden hem doot te slane, waer omme hi sprac met eeneghe van sijnen naesten prochyen, ende sy sloten te gadere datmen die clocken aen een boort slaen soude soot ghebuerde, so datter veel volcx vergaerde, ende quamen daer die gaerde lach ende beuochtense, so datter veel doot bleuen ende gheuanghen vander voorseyde gaerde. [Item vp den eersten dach van Wedemaent. Anno.xcij.] Item vp den eersten dach van Wedemaent. Anno.xcij.so quameneeneghe vanden garnisoene van Damme te Brugghe, wel voorsien, ghewapent ende met ghespannen boghen. Endequamen achter tschepen huys, ende vonden daer Roelant de Feuere capiteyn van Cortrijcke ende ontfangher generael van Vlaendren, die welcke meende te gane inde tresorye, ende si namen hem daer vp ende droughen tot vp den braemberch, daer si hem stelden vp een peert ende voerden hem ter cruyspoorte huyt ende trocker mede naer den Damme, ende daer en was nyement dier yeghen seyde. Ende dit daden si om betaelt te sijne van harer saudye. Item vp den vierden dach van Wedemaent so trocken die van Ghendt huyte met eenen groten heyrcrachte ontrent Deynse, ende metsgaders die prochien daer ontrent, ende sommege herenvanden voorseyde prochien, ende quamen daer die gaerde was ende versloughender grote menichte ende daer wasser vele gheuanghen, ende die gaerde was seer gheschoffiert. Item vp den.ix.sten dach van Wedemaent so hadde denontfangher van sint Truwen gheweist om ghelt in Zeelant, ende hi quam int wederkeeren met sijn medegeselle in Brugghe, endetsanderdaechs verwachte men hem thuys, maer hy en quam niet, ende men wiste wel dat hi veel ghelts ontfaen hadde, endeniement en wist waer hi beuaren was die tijt. |
[Item, op de 6de dag van mei ze de grote raad van Brugge verzameld] Item, op de 6de dag van mei zo was de grote raad van Brugge verzameld ter oorzaak van de laatste rechtszitting die gehouden was te Mechelen dat de 4 landen en alle steden zouden geven van elk huis 2 gulden geheel het land van de prins door en dus zou de hertog van Saksen zoveel doen zodat de koopman vrij zou varen en keren in die landen, te water en de land en hij zou laten lichten alle garnizoenen uit de landen en steden en deze penningen zou men geven binnen een jaar te 4 betalingen. Waarop dat die van Brugge antwoorden dat ze wel van het advies waren om te doen alles dat redelijk was. [Item, op de 8ste dag van mei anno 1492] Item, op de 8ste dag van mei anno 1492 zo trok al het garnizoen uit van Brugge te paard en te voet tot onder Gent en die van Gent kwamen niet uit en ze verbrandden 2 molens voor Gent en sommige andere huizen, maar ze vonden daar geen volk en in het wederkeren zo vonden ze sommige koeien en andere beesten die ze mee brachten te Brugge waart. [Item, op de 28ste dag van mei was de grote raad van Brugge weer vergaderd] Item, op de 28ste dag van mei was de raad van Brugge weer vergaderd ter oorzaak van die twee guldens die de kapitein begeerde te hebben om de oorlog te onderstaan. Waarop geantwoord was dat de hertog van Saksen zou doen gelijk zoals in de laatste rechtszitting besloten en beloofd was en dat was dat het gat van ter Sluis open zou gaan en dat de koopman zou mogen varen en keren zonder molesteren en het garnizoen laten vertrekken uit het land en dan zouden ze het graag geven en minlijk alzo het besloten was. Item, op dezelfde tijd zo was de garde omtrent Kortrijk daar ze veel ruigheid bedreven op de landslieden en geweld. Om wat de heer van die parochie niet goed tevreden was en ze dreigden hem dood te slaan waarom hij sprak met enige van zijn naaste parochie en ze besloten tezamen aan een boort te slaan zou het zo gebeuren zodat er veel volk verzameld werd waar de garde lag en bevochten werd zodat er velen dood bleven en gevangen van die garde. [Item, op de eerste dag van juni anno 1492] Item, op de eerste dag van juni anno 1492 zo kwamen enige van het garnizoen van den Damme te Brugge, goed voorzien, gewapend en met gespannen bogen. En kwamen achter het schepenhuis en vonden daar Roelant de Feuere, kapitein van Kortrijk en ontvanger generaal van Vlaanderen, die meende te gaan in de schatkamer en ze namen hem daar op en droegen hem tot op de Braamberg waar ze hem stelden op een paard en voerden hem ter Kruispoort uit en trokken er mee naar den Damme en dar was er niemand die er wat tegen zei. En dit deden ze om betaald te worden van hun soldij. Item, op de vierde dag van juni zo trokken die van Gent uit met een grote legermacht omtrent Deinse en mitsgaders de parochies daar omtrent en sommige heren van die parochies en kwamen daar de garde was en versloegen er een grote menigte en daar waren er veel gevangen en de garde was zeer geschoffeerd. Item, op de 9de dag van juni zo had de ontvanger van Sint Truiden geweest om geld in Zeeland en hij kwam in het wederkeren met zijn medegezel in Brugge end e volgende dag verwachte men hem thuis, maar hij kwam niet en men wist wel dat hij veel geld ontvangen had en niemand wist waar hij heen gegaan was die tijd. |
[Item vp den.xvi.sten dach van Wedemaent so was grote rommelinghe binnen der stede van Ghendt] [Item vp den.xvi.sten] dach van Wedemaent so was grote rommelinghe binnen der stede van Ghendt, so varre dat haerlieder nyeuwe Capiteyn ghenaemt Aernout de clerc, gheseyt die ploughenare, dye welcke gheordonneirt hadde metsgaders Coppenolle ende sijn broeder om met hem wt te treckene met vier duyst mannen wel voorsien. Ende hi buyten commende en vant hem nyet sterc bouen vier hondert mannen, om twelcke hi hemseer vergramde ende keerde weder binnen der stede, endecomende voor der stadthuys, daer sloughen si den ouden capiteyn Remeeus doot ende quetsten seer Coppenolle, so varre dat si hemvinghen ende Gillis vanden broucke sijn broedere, ende vinghen eeneghe vander wet ende meer andere, ende des anderdaechs tsachternoens so was Coppenolle onthooft, ende sijn broedere, ter cause dat si meenden die stede ouer te gheuene inden handen vanden Hertoghe van Zassen Item vp den.xxviij.sten dach van Wedemaent.Anno.xcij.so was te Brugghe onthooft eenen man geboren huyt Zeelant diemen met eenen byname hiet Zeeuken, die welcke metten voorseydeontfanghere van sint Truwen quam huyt Zeelant. Ende als hy sauents in die stede quam twas late, ende hi leede den voorseydeontfanghere tsijnen huyse daer hy woonde, ende was inde oostmersch om daer dien nacht te logierene, ende dese voorseyde woonde daer alleen ende hy en hadde gheen wijf. Ende desen ontfanghere huyt een goet betrauwen met hem gaende, endesittende aen sijn tafele wel wetende dat den voorseydeontfanghere vele ghelts ouer hem hadde, so heift hi hem om sijns ghelts wille die kele of ghesteken ende also deerlicken vermoort, ende heiftene in een spindekin in sijn huys ghedreghen ende daer ghedoluen, half in deerde ende half daer buten endeouerdecktene met rijse Ende die van sint Truwen ghemissende desen ontfangher, verstonden ommer van sommege lieden dat haerlieder ontfangher met sulc eenen man ghecommen was binnen der stede tsauents vp sinte Bonefacius dach, huytenwelcken si quade suspicie hadden vp den seluen Zeeuwe [fol. CC.lxxv.v] ende midts desen gheruchte, ende oock midts dat moort ghemeenlick nyet verholen en blijft, so wort desen voorseydegheuanghen, ende gheuanghen sijnde men ghinc met sijnenslotelen in sijn huys, daermen den voorseyde ontfangher vandt int spindeken deerlick vermoort ligghende. Ende dese voorseydewas om deser moorts wille gheuoert vp eenen waghen, ghebonden aen eenen stake huyter burch ouer den braemberch ouer die Eechout brugghe, also tot ouer die marct ten houcke, ende van daer ouer die plaetse Mauberch weder inden burch, daer hi ende tot meer plaetsen ghegheesselt was dat hem tbloet of liep, twelc hi pacintelic leedt, segghende. Ach slaet stijf ick hebt soe wel verdient, ende was doe terstont onthooft ende sijn lichame vp een rat ghestelt. |
[Item, op de 16de dag van juni zo was grote rommeling binnen de stad Gent] Item, op de 16de dag van juni zo was grote rommeling binnen de stad Gent, zo ver dat hun nieuwe kapitein, genaamd Aernout de Klerk genoemd de ploegschaar, die geordonneerd had mitsgaders Coppenolle en zijn broeder om met hen uit te trekken met 4 000 mannen goed voorzien. En toen hij buiten kwam vond hij zich niet sterk boven de 400 mannen waarom hij zeer vergramde en keerde weer binnen de stad en kwam voor het stadhuis en daar sloegen ze de ouden kapitein Remeeus dood en kwetsen Coppenolle, zo ver dat ze hem vingen en Gillis van de Broucke, zijn broeder, en vingen enige van de wet en meer anderen en de volgende dag te achternoen zo was Coppenolle onthoofd en zijn broeder ter oorzaak dat ze meenden de stad over te geven in de handen van de hertog van Saksen. Item, op de 28ste dag van juni anno 1492 zo was te Brugge onthoofd een man geboren uit Zeeland die men met een bijnaam noemde Zeeuken die met die ontvanger van Sint-Truiden kwam uit Zeeland. En toen hij ‘s avonds in de stad kwam en het was laat en hij leidde die ontvanger naar zijn huis daar hij woonde en was in de Oostmeers om daar die nacht te logeren en hij woonde daar alleen en hij had geen wijf. En deze ontvanger uit een goed vertrouwen ging met hem en zat aan zijn tafel en goed wist dat die ontvanger veel geld bij hem had zo heeft hij hem vanwege het geld de keel afgestoken en alzo droevig vermoord en heeft hem in een pottenkast in zijn huis gedragen en daar bedolven, half in de aarde en half daarbuiten en bedekt met twijgen. En die van Sint Truiden misten deze ontvanger en verstonden immer van sommige lieden dat hun ontvanger met zoՠn man gekomen was binnen de stad ճ avonds ovp Sint Bonifatius dag waardoor ze kwade verdenking hadden op die Zeeuw [fol. CC.lxxv.v] en mits dit gerucht en ook mits dat moord gewoonlijk niet verholen blijft, zo werd hij gevangen en toen hij gevangen was ging men met zijn sleutels in zijn huis waar men die ontvanger vond in de pottenkat droevig vermoord liggen. En hij werd vanwege deze moord gevoerd op een wagen en gebonden aan een staal uit burcht over de Braamberg over de Eekhout brug en alzo tot over de markt en vandaar over de plaats Mauberg weer in de burcht waar hij en tot meer plaatsen gegeseld was zodat hem het bloed afliep wat hij geduldig verdroeg en zei; ԁch sla stijf, ik heb het zo goed verdiend;, en was toen terstond onthoofd en zijn lichaam op een rad gesteld. |
[Item vp den seluen dach so quam die hertoghe van Zassen wel met hondert schepen oft meer ter sluys int swijn] Item vp den seluen dach so quam die hertoghe van Zassen wel met hondert schepen oft meer ter sluys int swijn, ende met vele volcx van wapenen, te wetene viere grote schepen met meersen, ende dandere waren meest huen, ende men maecte groote ghereeschepe om die stede vander Sluys te bestormene. Ende vp den seluen dach was te Brugge een ghebodt ghedaen dat alle die wercken consten metter spade ende ooc temmerlieden dat si commen souden sint Annen ter mude, men soudse te wercke stellen ende wel betalen. Item vp den eersten dach van Hoymaent soe quamen dye Ambassaduers weder te Ghendt van Mechelen daer si geweist hadden byden hertoghe Phelips, ende brochten met hem liedenhaer appointement, twelc den heren van Ghendt te kennen ghegheuen was ende ooc alle het ghemeente vander stede Item vp den seluen tijt vinghen die vanden garnisoene vandenDamme eeneghe van den rijcsten poorters vander stede die burchmeesters gheweist hadden ende meer andere goede mannen, ter cause dat si nyet betaelt en waren van huerlider saudye, maer si waren cortelinghe ontsleghen midts dat si hem lieden paeyden. Item den.viij.sten in Hoymaent so quamen ter Sluys in tswijn.xij.schepen huyt Inghelant wel voorsien van wapenen vanartchiers ter assistencie vanden hertoghe van Zassen. Endeschoten den eersten nacht dat si commen waren seere vreeselicken vp die casteelen ende ooc vp die stede vander Sluys voorseyt. [ Item in dye selue maent so vielen ontrent Cortrijcke wonderlicke grote haghelsteenen] Item in dye selue maent so vielen ontrent Cortrijcke wonderlicke grote haghelsteenen die grote schade deden in die vruchten die vp tlandt stonden, want si waren som also groot als hokernoten.ende maeckte groot tempeest van donderen ende van blixeme. Item den.xv.sten dach in Hoymaent so quam den hertoge vanZassen in casant met al sijnen gheselschepe. Ende daer quamenby hem sekere ghedeputeirde van ghendt om haerlieder stick hem het te apointierene, maer het en ghinc als doe niet voort. Item den.xxij.sten in Hoymaent so was den groten Raet vander stede van Brugge vergaert, ende daer was te kennen ghegheuen hoe dat die Hertoghe van Zassen begheerde van Brugghe Ipre ende tvrye.lxxx.duysent guldenen omme te betalene tgaernisoen dat lach binnen den lande van Vlaendren, dies soude hi dat doen ruymen ende vertrecken. Waer vp si antwoorden dat si gheerne in al wilden tbeste doen, in dyen men tgarnisoen wilde doen lichten. [Vp dyen seluen tijt so waren ghesonden sekere ghedeputeirde oude notabele mannen in Casant byden hertoghe van Zassen] Vp dyen seluen tijt so waren ghesonden sekere ghedeputeirde oude notabele mannen in Casant byden hertoghe van Zassen om te hebbene bi sijnder ghenade vanden Prinche, ende begheerden te latene.xij.persoonen in ostaedgen tot dat die penninghen endealle dye pointen vanden prinche vulcommen waren. Ende vp den seluen tijt so was den paeys huytgheroupen in Casant ende oock int heyr ter Mude. [Vp den laetsten dach van Hoymaent] Item vp den laetsten dach van Hoymaent soe was te Brugghe ter hallen huyt gheroupen den paeys van Gendt tusschen die welwillende vander stede van Brugghe ende den Roomschen Coninck ende den hertoge van Zassen als Stedehoudere ende regent [fol. CC.lxxvi.r] van Vlaendren alle manne vry varende ende keerende, endecoopmanscepe met malcanderen doende gelijc van ouden tijden. Ende vp den seluen dach was den voorseyde paeys te ghendt ooc huytgheroupen inder ghelijcke als voorseyde es |
[Item, op dezelfde dag zo kwam de hertog van Saksen wel met 100 schepen of meer ter Sluis in het Zwin] Item, op dezelfde dag zo kwam de hertog van Saksen wel met 100 schepen of meer ter Sluis in het Zwin en met veel wapenvolk, te weten; vier grote schepen met koopwaar en de anderen waren meest boten en men maakte groot gereedschap om de stad ter Sluis te bestormen. En op dezelfde dag was te Brugge een gebod gedaan dat alle die werken konden met de spade en ook timmerlieden dat ze komen zouden te Sint Anna ter Muiden, men zou ze te werk stellen en goed betalen. Item, op de eerste dag van juli zo kwamen de ambassadeurs weer te Gent van Mechelen waar ze geweest waren bij hertog Filips en brachten met hen hun regeling, wat de heren van Gent te kennen gegeven was en ook de hele gemeente van de stad. Item, op dezelfde tijd vingen die van de garnizoen van den Damme enige van de rijkstenpoorters van de stad die burgemeesters geweest waren en meer andere goede mannen ter oorzaak dat ze niet betaald waren van hun soldij, maar ze werden gauw ontslagen mits dat ze hen paaiden. Item, den 8ste van juli zo kwamen ter Sluis in het Zwin 12 schepen uit Engeland goed voorzien van wapens, van boogschutters ter assistentie van de hertog van Saksen. En schoten de eersten nacht dat ze gekomen waren zeer vreselijk op die kastelen en ook op de stad ter Sluis. [ Item, in dezelfde maand zo vielen omtrent Kortrijk wonderlijke grote hagelstenen] Item, in dezelfde maand zo vielen omtrent Kortrijk wonderlijke grote hagelstenen die grote schade deden in de vruchten die op het land stonden, want ze waren soms alzo groot als walnoten en maakten grote tempeest van donder en van bliksem. Item, de 15de dag van juli zo kwam de hertog van Saksen in Cadzand met al zijn gezelschap. En daar kwamen bij hem zekere gedeputeerden van Gent om hun stuk hem te schikken, maar get ging toen niet voort. Item, de 22ste van juli zo was de groten raad van de stad Brugge vergaderd en daar was te kennen gegeven hoe dat de hertog van Saksen begeerde van Brugge, Ieper de vrijen 80 000 gulden om te betalen het garnizoen dat lag binnen het land van Vlaanderen, dus zou hij dat laten ruimen en vetrekken. Waarop ze antwoorden dat graag in alles het beste wilden doen indien met het garnizoen wilde laten lichten. [Op dezelfde tijd zo waren gezonden zekere gedeputeerden oude notabele mannen in Cadzand bij de hertog van Saksen] Op dezelfde tijd zo waren gezonden zekere gedeputeerden oude notabele mannen in Cadzand bij de hertog van Saksen om te hebben bij zijn genade van de prins en begeerden te laten 12 personen in gijzeling totdat die penningen en alle punten van de prins volkomen waren. En op dezelfde tijd zo was den vrede uitgeroepen in Cadzand en ook in het leger ter Muiden. [Op de laatste dag van juli] Item, op de laatste dag van juli zo was te Brugge ter hal uitgeroepen de vrede van Gent tussen de welwillende van de stad Brugge en de Roomse koning en de hertog van Saksen als stadhouder en regent [fol. CC.lxxvi.r] van Vlaanderen dat alle man vrij varen en keren en koopmanschap met elkaar deden gelijk van oude tijden. En op dezelfde dag was die vrede te Gent ook uitgeroepen dergelijk als gezegd is. |
opye vanden paeyse Mijn here die hertoghe van Zassen als regent van Vlaendren, des Roomsch Conincx ende mijnen gheduchten here den hertoghe Phelips van Bourgoengien sijnen sone, sullen te vreden sijn die van Ghendt in gracien te nemene, ende in ghenaden te ontfanghene vp die condicien ende pointen hier naer volghende. Eerst dat dye voorseyde van Ghent onsen alder ghenadichstenhere den coninc vanden Romeynen, ontfaen ende kennen sullen als vader voocht ende momboer van onsen edelen gheduchtenheere den hertoghe Phelips, als huerlieder natuerlick here endeprinche. Ende in sijne ghenade ende qualiteyt eedt doen endeonbedieren also goede ende ghetrauwe ondersaten schuldich sijn van doene ende te obedierene haren prinche. Voort sullen betalen haerlieder porcie ende hantdeel van.vc.ende.xx.duysent pondenparesysen daer inne dat si ghehouden sijn inden tractiet vanTours, ende dat inder manieren ende termijnen hier naer volghende. Te wetene.xxvc.libra paresysen binnen vier weken naer tbesluyten vanden paeyse, ende daer of versekeren mijnengheduchten heere oft ostagiers stellen oft by brieuen van te verbuerene haerlieder preuilegien. Ende dye reste binnen.ij.iarenten viere paeymenten, dat eerst nu te midwintere eerstcomende, ende voort telcken haluen iare totter vulder betalinghe. Ende men sal hem lieden gheuen certificatie ende satisfactie van den coninc vanden paeyse van tours. Voort sullen consenteren ende betalendie gheuanghene van Ghendt dat si hem lieden schuldich sijn naer tractiet van franckeuoort. Ende als vanden delay vandenpaeymente sy sullen mueghen spreken metten heeren voorseyde, die welcke si sullen redelic vinden. Ende om twelcke te bet te moghen doene die voorseyde heeren en sullen haerlieder schult nyet moghen volghen bi riguere van iusticien tot sinte Martens messe nv eerst commende, omme binnen den voorseyde tijt hopende by vriendelicken apointemente dese sake in state ghehouden te sijne, ende alle arreesten ter cause van dien ghedaen, sijn ontsleghen. Voort omme die heerlicke deliberacie van diligencie, ende messusen bi hem lieden ghedaen endeghecommitteirt, gheduerende dese laetste gheschillen alle dye ghene die in wetten sijn metsgaders alle die Dekenen ende ghesworene vanden ambochten oft ommer sulc ghetal van hemlieden als mijn voorseyde heere den hertoghe van Zassen ghelieuen sal sullen commen vp mijn gheleede in een vandensmalle steden vanden quaertiere van Ghent met swarte cleederenonghegort Ende al daer vallen vp haerlieder knien voor den hertoghe Phelips of voor den hertoghe van Zassen huyt sijnder name als Stedehoudere generael, seggende bi een vanden Pensionarisen van Ghendt dat hem lieden seer hertelicken leedt es dat si hem yeghen den Roomschen coninc Maximiliaen ende sijnen sone erfachtich heere ghestelt hebben, ende dat si hemvoort aen wachten sullen van ghelijcken te doene. Ende sullen bidden om dit bitter passie van onsen heere omme in gracien ende in ghenaden ontfanghen te sijne. |
Kopie van de vrede. Mijn heer de hertog van Saksen als regent van Vlaanderen, de Roomse koning en mij n geduchte heer de hertog Filips van Bourgondie, zijn zoon, zullen tevreden zijn die van Gent in gratie te nemen en in genaden te ontvangene op de conditie en punten hierna volgende. Eerst dat die van Gent onze aller genadigste de koning van de Romeinen ontvangen erkennen zullen als vader voogd en momboor van onze edelen geduchte heer hertog Filips als hun natuurlijke heer en prins. En in zijn genade en kwaliteit eed doen en dienen alzo goede en getrouwe onderzaten schuldig zijn te doen en te onderdanig hun prins. Voort zullen betalen hun portie en aandeel van 520 000 ponden parasijnen waarin dat ze gehouden zijn in het traktaat van Tour ,en dat in de manier en termijnen hierna volgende. Te weten; 2500 libra parasijnen binnen vier weken na het besluiten van de vrede en daarvan verzekeren mijn geduchte heer of gijzelaars stellen of bij brieven van verbeuren van hun privilegies. En de rest binnen 2 jaren te vier betalingen en de eerste nu te midwinter eerstkomende en voort te elk half jaar tot de volle betaling. En men zal hen geven certificatie en satisfactie van de koning van de vrede van Tours. Voort zullen toestemmen en betalen die gevangene van Gent dat ze schuldig zijn na het traktaat van Frankfort. En als van de vertraging van de betaling zullen ze mogen spreken met de heren gezegd die ze redelijk zullen vinden. En om wat te beter te mogen doen die voorzegde heren zullen hun schuld niet mogen volgen bij strengheid van justitie tot Sint Martens mis nu eerst komend om binnen die hopen op vriendelijke schikking deze zaak te houden en alle arresten ter oorzaak van dien gedaan zijn ontslagen. Voort om die heerlijke beraadslaging van ijver en verzoeken bij hen gedaan en gecommitteerd gedurende dit laatste geschil alle diegene die in wetten zijn mitsgaders alle deken en gezworene van de ambachten of immer zulk getal van hen als mijn heer de hertog van Saksen gelieven zal zullen komen op mijn geleide in een van de kleine steden van het kwartier van Gent met zwarte zonder kleren en zonder gordels. En aldaar vallen ze op hun knien voor hertog Filips of voor de hertog van Saksen uit zijn naam als stadhouders generaal en zeggen bij een van de pensionarissen van Gent dat het zeer hartelijk leed is dat ze tegen de Roomse koning Maximiliaan en zijn zoon erfachtige heer gesteld hebben en dat ze zich voortaan wachten zullen van dergelijke te doen. En zullen bidden om de bittere passie van onze heer om in gratie en in genaden ontvangen te worden. |
[Voort dit ghedaen sijnde dye coninclike maiesteyt ende mijn gheduchte heere sijnen sone den hertoghe Phelips] Voort dit ghedaen sijnde dye coninclike maiesteyt ende mijn gheduchte heere sijnen sone den hertoghe Phelips, si sullen die voorseyde van Ghent consenteren alle huere vryheden endepreuilegien hier voortijts hem lieden ghegheuen metsgaders alle hare rechten costumen ende vsaegien die si behouden sullen, huyte ghesteken eeneghe pointen ende articulen in desen paeys begrepen, ende vp condicien ende reformacien also die inhouden, aengaende der heerlichede vander stede ende vanden Prinche, dye welcke te lanc waren om te scrijuen. Voort dat dye witte capproenen gheaboligiert ende of ghestelt sullen sijn, maer die van Ghendt om den here ende wet assistencie te doene, sullen.x.of.xij.ghesellen moghen houden. Item vp den.xi.sten dach van Ougst so hadden die Inghelschen die laghen sint Annen ter Mude scarmutsinge yegens die vander [fol. CC.lxxvi.v] Sluys ende ooc vanden cleenen casteele, waer of datter eeneghe vanden Inghelschen doot ghesleghen waren, ende vele warer ghequetst vanden gheschotte dat quam huyter stede, so dat si weder in haer parck moesten keeren. [Item vp den seluen tijt so quammer een vroom capiteyn vanden hertoghe van Zassen met sijnen volcke ligghen ontrent Lapschuere] Item vp den seluen tijt so quammer een vroom capiteyn vandenhertoghe van Zassen met sijnen volcke ligghen ontrent Lapschuere, ende aldus so was dye stede vander Sluys ront omme beleyt. Ende vp den seluen tijt so moesten huyter steden vanden Damme ruymen twee hondert ghesellen ende trocken voor die stede vander Sluys byden voorseyde capiteyn, ende dedendaghelicx vele schermutsingen voor der sluys sonder cesseren. Item vp den.ij.sten dach van Septembre was die wet te Brugghe vermaect ende waren als doe Commissaresen Mijn heere van Nassauwen Mijn heere van Symay Meester pauwels de Baenst Die capiteyn van Brugghe Tietevyle Ende waren doe Burchmeesters Iacob de heere.F.Anthuenis Rogier vander Eecke. Item vp den.v.sten dach van Septembre, so quamen die vanden Damme noch voor die poorte van Brugge, te weten voor dezelpoorte, tot binnen der barriere ende schermutsten teghendie saudeniers vander stede, ende waren ontrent si.xij.of.xiiij.vanden Damme so varre datter.v.of.vi.van hem liedenghequetst waren, maer si staken doot eenen waker vander voorseyde ezelpoorte eer si schieden. Item vp den seluen tijt so quamen die vanden Damme noch voor sinte Kathelijne poorte, ende namen daer ontrent wel.xx.peerden ende veel coeyen, so varre dat si daer ontrent der poorte veil schade deden ende schermutsten yeghen die saudeniers van sinte Kathelijne poorte, so varre datter twee of.iij.vanden wakers vander poorte so ghequetst waren tot vp die doot. Ende si vinghen een vanden saudeniers binnen der barriere. Item den.xi.sten in Septembre trac den Bisschop van Sarepten suffragaen van Doornicke, van Brugge te Ghendt waert om daer oordene te gheuene. Ende onder weghe sijnde vp een velt quamen daer sommeghe sluysenaers ende beroofden den Bisschop van alle sijne ringhen ende ander iuweelen, maer si lieten hem rijden te ghendt waert. [Item den.xxviij.sten in Septembre so trocken mijn heere van Nassauwen ende mijn heere vanSymay ter Sluys by mijn heere van Rauesteyn] Item den.xxviij.sten in Septembre so trocken mijn heere van Nassauwen ende mijn heere van Symay ter Sluys by mijn heere van Rauesteyn, vp meeninghe alle saken teenen goeden accoorde te brijnghene. Ende doe was een bestant ghemaect van.iij.daghen. Ende vp den seluen tijt so waren.vi.gedeputeirde ghesonden vandie van Brugge aen den hertoge van Zassen omme te trecken ter Sluys bi mijn here van Rauesteyn om alle saken te paeyse te bringhene. Item vp den seluen tijt waren die Inghelschen die ter Mude laghen bespronghen by nachte van die vander Sluys, commende int heyr vanden Inghelschen wel.iiijc. sterc sijnde schoten alle haer engienen huyte, waer of dat veel Inghelschen doot bleuen, ende daer was seere gheuochten eer dat si schieden, want die Inghelschen waren bespronghen vp haer weecste. [Item den.xij.sten in Octobre. Anno.xcij.] Item den.xij.sten in Octobre. Anno.xcij.so quam sauents die tijdinghe te Brugghe dat den paeys certeyn ghesloten was, tusschen mijn here Phelips van Rauesteyn ende den hertoghe vanZassen vp en dyen dat mijn heere Phelips tcleen casteel soude ouer gheuen binnen.xiiij.dagen eerst commende, ende ooc die stede vander sluys dies soude hi blijuen binnen den grotencasteele totter tijt dat hi alle sijn penninghen soude hebbendiemen hem tachter ende schuldich was. Om welcke tijdinghe ende blijschepe men in alle kercken luyde ende beyaerde diueersche poosen, ende men hilt ende bedreef alle dien nacht grote ghenouchte binnen der stede van Brugge, gode vanhemelrijcke bedanckende van sijnder gracie die hi ons verleent hadde, wanttet wel eene schadelicke orloge gheweist hadde voor die stede van Brugge ende ooc voor tgeheele lant Anno.M.iiijc.xcij. In octobre den.xij.sten dach voorwaer Wast paeys ter sluys int openbaer. [fol. CC.lxxvij.r] |
[Voort toen dit gedaan was is de koninklijke majesteit en mijn geduchte heer en zijn zoon hertog Filips] Voort toen dit gedaan was heeft de koninklijke majesteit en mijn geduchte heer en zijn zoon hertog Filips die van Gent toegestemd al hun vrijheden en privilegies te geven mitsgaders alle hun rechten, gewoontes en gebruiken die ze behouden zullen, uitgezonderd enige punten en artikels in deze vrede begrepen en op conditie en reformatie alzo die inhouden aangaande de heerlijkheid van de stad en van de prins die te lang zijn om te schrijven. Voort dat de witte kappen weg gedaan en afgesteld zullen zijn, maar die van Gent om de heer en wet assistentie te doen zullen 10 of 12 gezellen mogen houden. Item, op den 11de dag van augustus zo hadden de Engelsen die lagen Sint Anna ter Muiden schermutseling tegen die van ter [fol. CC.lxxvi.v] Sluis en ook van het kleine kasteel waarvan dat er enige van de Engelsen dood geslagen waren en velen waren er gekwetst van het geschut dat uit de stad kwam zodat ze weer in hun perk moesten keren. [Item, op dezelfde tijd zo kwam er een dappere kapitein van de hertog van Saksen met zijn volk liggen omtrent Lapscheure] Item, op dezelfde tijd zo kwam er een dappere kapitein van de hertog van Saksen met zijn volk liggen omtrent Lapscheure en aldus zo was de stad ter Sluis rondom belegerd. En op dezelfde tijd zo moesten uit de stad van de Damme ruimen twee honderd gezellen en trokken voor de stad ter Sluis bij die kapitein en deden dagelijks vele schermutselingen voor ter Sluis zonder ophouden. Item, op de 2de dag van september was de wet te Brugge vermaakt en waren als toen commissarissen Mijn heer van Nassau Mijn heer van Sinaai Meester Pauwels de Baenst De kapitein van Brugge Tietevyle En waren toen burgemeesters Jacob de heer F. Anthuenis Rogier van de Eecke. Item, op de 5de dag van september zo kwamen die van de Damme nog voor de poort van Brugge, te weten voor de Ezelpoort tot binnen de barrire en schermutselden tegen de soldaten van de stad en waren omtrent 12 0f 14 van de Damme zo ver dat er 5 of 6 van hen gekwetst waren, maar ze staken dood een waker van die Ezelpoort eer ze scheiden. Item, op dezelfde tijd zo kwamen die van de Damme nog voor Sint Kathelijnpoort en namen daar omtrent wel 20 paarden en veel koeien, zo ver dat ze daar omtrent de poort veel schade deden en schermutselden tegen de soldaten van Sint Kathelijnpoort, zo ver dat er 2 of 3 van de wakers van de poort zo gekwetst werden tot op de dood. En ze vingen een van de soldaten binnen de barrire. Item, de 11de van september trok de bisschop van Sarepta, suffragaan van Doornik, van Brugge naar Gent om daar orde te geven. En toen hij onderweg was en op een veld was kwamen sommigen van ter Sluis en beroofden de bisschop van al zijn ringen en andere juwelen, maar ze lieten hem rijden te Gent waart. [Item, de 28ste van september zo trokken mijn heer van Nassau en mijn heer van Sinaai bij mijn heer van Ravestein] Item, de 28ste van september zo trokken mijn heer van Nassau en mijn heer van Sinaai ter Sluis bij mijn heer van Ravestein met de bedoeling alle zaken tot een goed akkoord te brengen. En toen was een bestand gemaakt van 3 dagen. En op dezelfde tijd zo waren 6 gedeputeerde gezonden van die van Brugge aan de hertog van Saksen om te trekken ter Sluis bij mijn heer van Ravestein om alle zaken tot vrede te brengen. Item, op dezelfde tijd waren de Engelsen die ter Muiden lagen besprongen bij nacht van die van ter Sluis en kwamen in het leger van de Engelsen wel 400 sterk en schoten al hun machines uit waarvan veel Engelsen dood bleven en daar werd zeer gevochten eer dat ze scheiden want de Engelsen waren besprongen op hun weekste. [Item, de 12de dag van oktober anno 1492] Item, de 12de oktober anno 1492 zo kwam ճ avonds de tijding te Brugge dat de vrede zeker gesloten was tussen mijn heer Filips van Ravestein en de hertog van Saksen opdien dat mijn heer Filips het kleine kasteel zou overgeven binnen 14 dagen eerst komende en ook de stad ter Sluis, dus zou hij blijven binnen het grote kasteel tot de tijd toe dat hij al zijn penningen zou hebben die men hem te achter en schuldig was. Om welke tijding en blijdschap men in alle kerken luidde en beierde diverse pozen en men hield en bedreef die hele nacht grote genoegens binnen de stad Brugge en bedankten God van hemelrijk van zijn gratie die hij ons verleend had want het was wel een schadelijke oorlog geweest voor de stad Brugge en ook voor het gehele land anno 1492. In oktober de 12de dag voorwaar Was het vrede ter Sluis in het openbare.
[fol. CC.lxxvij.r] |
opye vanden paeyse, vander stede vander Sluys int corte. AElbrecht byder Gods ghenaden hertoge van Zassen Lantsgraue in Duninghen, Marcgraue van Messene, regent van Vlaendren, ende stedehoudere vanden Roomschen Coninck, ende van onsen lieuen ende beminden neue Hertoghe Phelips sijnen sone, in desen hueren landen van herwaerts ouere, doen condt eenenyeghelicken yegenwoordich ende toecommende, also die wel gheboren onsen lieuen neue mijn heer Phelips van Rauesteyn etc.sekere tijt van iaren die stede vander Sluys ende beede die casteelen in sijnen handen ghehouden heeft, daer inne ende huyt den seluen sloten ende stede ghedaen ende ghedaen doen denghewillege landen ende ondersaten ons gheduchts heeren endeneue voorseyde, diueersche affeeren van orloghen, daer duere ende omme dese saken te remedierene ende den voorseyde heere van Rauesteyn die stede ende beede dye Casteelen vander Sluys te bringene ter ghehoorsaemheyt ons inden handen als stedehouder voorseyde Ende bi expressen beuele vander Coninclijcker maiesteyt van nooden es gheweest die voorseyde stede endesloten in heyrcracht te belegghene, ende naer dat wy die voorseyde here van Rauesteyn dye stede ende beede die casteelen sekeren tijt beleyt hebben ghehadt, so heeft die voorseyde here van Rauesteyn aen ons ghedaen versoucken, omme met ons te moghen communikierene, omme te paeyserene ende te wederlegghene alle die defencien ende gheschillen wesende tusschen den coninc Maximiliaen ende onsen voorseyde neue denEertshertoghe aen deen sijde, ende hem ende sijne adherenten aen dander sijde. In welcke communicatie so vele ghedaen es bi tusschen sprekene vanden wel gheboren, ende bysondere onsen lieuen neue mijn heere Inghelbeert van Nassauwen, heere van Breeda, Stedehouder van Vlaendren, Kaerle die prinche vanSymay, Phelips van Bourgoengien heere van Beuere, dat sulc een tractiet ghemaect es tusschen ons inden name als Stedehouder voorseyde ter eender sijde, ende den voorseyde here van Rauesteyn aen dander sijde. Eerst dat die voorseyde here eedt doen sal inden handen van onsen ghenadeghen heere als stedehouder generael, den coninck Maximiliaen ende mijn heere den Eertshertoge, goet ende ghetrouwe te sijne ende te blijuene, ende al te doene dat een goet ende ghetrauwe Vassael ende ondersate schuldich es ende behoort te doene. Voort aengaende den ban ghedaen Tantwerpen by den roomschen coninc, dat soude slaen in discretie vanden heeren vander oordene ende den hertoghe van Zassen, ende den erfachteghen heere den hertoghe Phelips, die daer of tlast ende kennesse hebben sullen Voort waert bi also dat die hertoge Phelips niet en quame tot sijnen.xviij.iaren so soude die voorseyde here van Rauesteyn naer die voorseydetijt ghehouden sijn tslot ouer te gheuene ende te beuelene inden handen vanden erfachteghen heere. Ende tallen tijden als den coninc Maximiliaen ende den Eertshertoghe sijnen sone, in persoone bi rechte ghelieuen te commen in tvoorseyde slot met alsulcker macht alst hem ghelieuen sal sonder eeneghe condicie, ende sal terstont eedt doen vp dye verbuerenesse van sijnen lijue ende van alle sijne goedinghen. Ende voort belettende binnendesen middelen tijden datmen gheene schade doen en sal huyter stede noch vanden voorseyde casteelen yeghen den coninc Maximiliaen, te water noch te lande, noch ooc yeghen den Coninc van Inghelant, ofte sijnen ondersaten. Voort sal dye voorseydeheere van Rauesteyn terstont tcleen casteel ende die stede vander Sluys stellen in onsen handen, als inden handen van den Roomschen coninc Maximiliaen ende sijnen sone, ende leueren inden handen vanden hertoghe van Zassen als Stedehoudere generael, sonder eenich middele of delay daer inne te souckene. Voort dat die voorseyde heere van Rauesteyn hebben sal alsulc pensioen als hi gheploghen heeft, te wetene.vi.duysent gulden tsiaers, ende terstont.vim.gulden ghereet. Ende voor also langhe alst den coninc ghelieuen sal. Voort sullen hem volghen die rentenende goedinghen vander hertoghinne van rechts weghe, ende ooc sloten ende steden hem toebehoorende in allen landen, so waer dat die gheleghen sijn. [fol. CC.lxxvij.v] |
Kopie van de vrede van de stad ter Sluis in het kort. Albrecht bij Gods genaden hertog van Saksen, landgraaf in Thuringen , markgraaf van Messene, regent van Vlaanderen, en stadhouder van de Roomse Koning en van onze lieve en beminde neef hertog Filips, zijn zoon, in dit uur landen van herwaarts over maakt bekend iedereen tegenwoordig en toekomend alzo die goed geboren onze lieve neef mijn heer Filips van Ravestein etc., zekere tijd van jaren de stad ter Sluis en beide de kastelen in zijn handen gehouden heef waarin en uit diezelfde burchten en stad gedaan en gedaan heet de gewillige landen en onderzaten van onze geduchte heer en neef, diverse oorlogszaken waardoor en om deze zaken die heer van Ravestein die stad en beide kastelen van ter Sluis te brengen ter gehoorzaamheid ons in de handen als stadhouder En door uitdrukkelijk bevel van de koninklijke majesteit is het nodig gewest die stad en burchten met legermacht te belegeren en nadat we die heer van Ravestein die stad en beide de kastelen zekere tijd belegerd hebben zo heeft die heer van Ravestein aan ons laten verzoeken om met ons te mogen communiceren om de bevredigen en weerleggen alle defensie en geschillen die er waren tussen koning Maximiliaan en onze neef de aartshertog aan de ene zijde en hem en zijn adherenten aan de andere zijde. In die communicatie is zoveel gedaan door onderhandelen van de goed geboren en vooral onze lieve neef mijn heer Inghelbeert van Nassau, heer van Breda, stadhouder van Vlaanderen, Karel de prins van Sinaai, Filips van Bourgondie, heer van Beveren dat zoՠn traktaat gemaakt is tussen ons in de naam als stadhouder ter ene zijde en die heer van Ravestein aan de andere zijden. Eerst dat die heer eed zal doen in de handen van onze genadige heer als stadhouder generaal koning Maximiliaan en mijn heer de aartshertog, goed en getrouw te zijn en te blijven en alles te doen dat een goede en getrouwe vazal en onderzaat schuldig is en behoort te doen. Voort aangaande de ban gedaan te Antwerpen bij de Roomse koning, dat zou slaan in discretie van de heren van de orde en de hertog van Saksen en de erfachtige heer hertog Filips die daarvan last of kennis van zullen hebben. Voort was het alzo dat hertog Filips niet kwam tot zijn 18 jaren zo zou die heer van Ravestein na die tijd gehouden zijn de burcht over te geven en te bevelen in de handen van de erfachtige heer. En te alle tijden als koning Maximiliaan en de aartshertog, zijn zoon, in persoon bij recht gelieven te komen in die burcht met al zulke macht als het hen gelieven zal zonder enige conditie en zal terstond eed doen op het verbeuren van zijn lijf en van al zijn goederen. En voort beletten ondertussen dat men geen schade doen zal uit de stad nog van die kastelen tegen koning Maximiliaan, te water nog te land, nog ook tegen de koning van Engeland of zijn onderzaten. Voort zal die heer van Ravestein terstond het kleine kasteel en de stad ter Sluis stellen in onze handen als in de handen van de Roomse koning Maximiliaan en zijn zon en leveren het in de handen van de hertog van Saksen als stadhouder generaal zonder enig middel of vertraging daarin te zoeken. Voort dat die heer van Ravestein hebben zal al zulk pensioen als hij gehad heeft, te weten; 6000 gulden per jaar en terstond 6000 gulden gereed. En voor alzo lang als het de koning gelieven zal. Voort zullen hem volgen de renten en vergoedingen van de hertogin van rechts wege en ook burchten en steden die hem toebehoren in alle landen, zo waar dat die gelegen zijn. [fol. CC.lxxvij.v] |
[Item den.xiij.sten dach in Octobre.Anno.xcij.] Item den.xiij.sten dach in Octobre.Anno.xcij.so ontfinc die hertoghe van Zassen tcleen Casteel in sijnen handen, huyter name vanden coninc Maximiliaen by mijn heere Phelips van Rauesteyn, twelcke hi terstont dede mannen met sijnen volcke, ende stelder inne eenen nyeuwen capiteyn. Ende mijn here Phelips dede tzwijn opene doen, ende si waren ter Sluys te samen met groter vrientschepe ende met minsaemheyt. [Item vp sinte Lucas dach den.xvi.sten in Octobre] Item vp sinte Lucas dach den.xvi.sten in Octobre, so vertrack die hertoghe van Zassen vander Sluys duer toude zwijn te scepe tot voor die poorte van Brugghe. Ende ter speypoorte sijnde so quam hi te peerde met schoonen state, ende met sijnen sone neffens hem, ende alle sijne heren ghinghen neffens hem te voete met eenen herault voor hem, verwapent met een tornikeel, met sijnder wapene. Ende die Baliu, Schouteeten ende die wet, reden yeghens hem, ende hi reedt also tot int hof van Chaerloys, daer mijn here van Nassauwen ende meer ander heren blijdelicke hemontfinghen, danckende god vander gracie die hi verleent hadde dat hi ende mijn heere Phelips van Rauesteyn so vriendelic veraccoordeirt waren. [Item vp den.xx.sten in Octobre so quam mijn heere van Rauesteyn binnen der stede van Brugghe] Item vp den.xx.sten in Octobre so quam mijn heere vanRauesteyn binnen der stede van Brugghe, daer hi seer minlick ende blijdelijck ontfanghen was, ende ghinck logieren int hof vanRauesteyn, ende die Capiteyn Tientevyle dye moeste gaen logieren int huys van Willem Moreel. Ende tsanderdaechs daer nae was een groote maeltijt van triumphe ghehouden vp Tschepen huys, daer dye Hertoghe van Zassen, ende mijn here van Rauesteyn beede waren ter maeltijt, ende veel meer groote heeren. Ende daer was hem lieden seer blijde chiere ghedaen van der wet vanBrugghe, die hem lieden seer bedancten vander grooter gracie die si der stede ghedaen hadden ende den gheheelen lande van Vlaendren, ende daer was hem lieden ghebeden dat si tlant voort in paeyse ende in iusticien wilden houden. [Item vp den derden dach van Nouembre so was tgaernisoen vertrocken huyten Damme] Item vp den derden dach van Nouembre so was tgaernisoen vertrocken huyten Damme, dye welcke seer qualicken huyt wilden, maer si moesten een laetsten vanden slotelen scheeden, ende si waren betaelt van alle achterstellen, ende die stede vanden Damme quam weder naer huer oude costume. Item vp den seluen dach soe ghinghen alle die poorten van Brugghe opene, dye welcke binnen twee Iaren nyet alle te samen opene gheweist en hadden. Ende alle dye Saudeniers vanden poorten waren gheslaect, ende tlandtsvolc dat in die stede al duere ghelegen hadde trac thuysewaert elck in tsijne. |
[Item, de 13de dag van oktober anno 1492] Item, de 13de dag van oktober anno 1492 zo ontving de hertog van Saksen het kleine kasteel in zijn handen uit naam van koning Maximiliaan bij mijn heer Filips van Ravestein, wat hij terstond liet bemannen met zijn volk en stelde er in een nieuwe kapitein. En mijn heer Filips liet het Zwin open doen en ze waren ter Sluis tezamen met grote vriendschap en met minzaamheid. [Item, op Sint Lucas dag de 16de van oktober] Item, op Sint Lucas dag de 16de van oktober zo vertrok de hertog van Saksen van ter Sluis door het oude Zwin te scheep tot voor de poort van Brugge. En toen hij ter Speypoort kwam zo ging hij te paard met mooie staat en met zijn zoon neffens hem en al zijn heren gingen neffens hem te voet met een heraut voor hem gewapend met een wapenrok met zijn wapen. En de baljuw, schout en de wet reden tegen hem en hi reedt alzo tot in de hof van Charlois waar mijn heer van Nassau en meer ander heren hem blijde ontvingen en bedankten God van de gratie die hij verleend had dat hij en mijn heer Filips van Ravestein zo vriendelijk overeen gekomen waren. [Item, op de 20ste dag van oktober zo kwam mijn heer van Ravestein binnen de stad Brugge] Item, op de 20ste dag van oktober zo kwam mijn heer van Ravestein binnen de stad Brugge, waar hij zeer minlijk en blijde ontvangen was en ging logeren in de hof van Ravestein en de kapitein Tientevyle die moest gaan logeren in het huis van Willem Moreel. En de volgende dag daarna was een grote maaltijd van triomf gehouden op het schepenhuis waar de hertog van Saksen en mijn heer van Ravestein beiden waren ter maaltijd en veel meer grote heren. En daar was hen zeer blijde sier gedaan van de wet van Brugge die hen zeer bedankten van de grote gratie die ze de stad gedaan hadden en het gehele land van Vlaanderen en daar was hen gebeden dat ze het land voort in vrede en in justitie wilden houden. [Item, op de derde dag van november zo was het garnizoen vertrokken uit de Damme] Item, op de derde dag van november zo was het garnizoen vertrokken uit de Damme die er zeer kwalijk uit wilden, mar ze moesten tenslotte van de sleutels scheiden en ze werden betaald van alle achterstellen en de stad den Damme kwam weer naar hun oude gewoontes. Item, op dezelfde dag zo gingen alle poorten van Brugge open die binnen twee jaren niet allen tezamen open geweest waren. En alle soldaten van de poorten waren ontslagen en het landvolk dat in de stad aldoor gelegen had trok naar huis en elk in de zijne. |
[Item.xiiij.in Nouembre so quam mijn heere vanden Gruythuyse al sieck binnen der stede van Brugghe] Item.xiiij.in Nouembre so quam mijn heere vanden Gruythuyse al sieck binnen der stede van Brugghe, ende wiert soe lancx so sieckere, soe dat hy corts daer naer starf. Ende vp den.xxvij.sten van Nouembre. Anno.xcij.soe was hy begrauen tsauents ontrent den neghen hueren in onser vrauwen kercke, in sijn tombe seer simpelicken, vier Canonicken droughen hem, ende daer en waren maer.xij.personen verslooft, elck met een barnende toortse in dye hant, sonder wapenen aen tlijck, ende daer ghinghen seer lettel personen inden Rauwe. Ende twas vp dye huere als hi begrauen was seer horribel weder van grooten winde, datter vp onser vrauwen kerchof boomen huyter eerde woeyen, god ghedincke sijn siele ende alle sielen Amen. [fol. CC.lxxviij.r] [Item den.xxix.sten in Decembre. Anno.xcij.] Item den.xxix.sten in Decembre. Anno.xcij.so was den groten Raet van Brugghe vergadert ter cause vander kalioote, die welcke ghegaen hadde.ij.iaer, ende daer was begheert van die van der wet datmen dye kalioote noch soude laten gaen, midts dat die stede in grooten laste was. Vp twelcke verantwoort was endeghesloten datmen die voorseyde kalioote soude laten gaen tot Lichtmesse naestcommende, ende datmen den twintichsten penninc die ter Sluys ghestelt was vp alle maniere van coopmanschepe, of doen soude, men soude dan doen al dat goede ondersaten schuldich sijn van doene. [Item vp den.ij.sten dach van Lauwe] Item vp den.ij.sten dach van Lauwe, soe ghebuerdet snachts ontrent den.xij.hueren, datter quamen.ij.mannen persoonen beselscheipt met vrauwen, tot eens priesters huys in dye oude burch in een cleen straetken, ende gherochten in sijn huys, ende quamen tot aen sijn bedde, nemende den priestere byder kele. Die priestere ontwaken worden besief dat dye voorseyde gheselle een mes in sijn hant hadde om hem die kele of te stekene, dye voorseyde priestere ontwranck hem tmes ende stack den seluen gheselle doot. Ende dit ghedaen sijnde dander vloden, maer eyndelick dye ghebuers wierdens gheware so varre dat sijn medegheselle gheuanghen wordt, ende des daechs daer naer was hi onthooft inden Burch vp een schauot, ende vp den seluen dach wasser noch een persoon onthooft, dye der lieden goten van loode ghestolen hadde in diueersche plaetsen, ende noch meer quade feyten dye hy ghedaen hadde. [Item in desen seluen tijt so ghebuerdet datmenghemiste diueersche cooplieden te Antwerpen] [Den.xi.sten dach van Lauwe] Item in desen seluen tijt so ghebuerdet datmen ghemiste diueersche cooplieden te Antwerpen, diemen niet en wiste waer si beuaren waren, so varre datmen quade suspicie hadde vp eenen man een herberghier voor Antwerpen wonende vp tveer, daer diueersche cooplieden logierden, so dat dese man gheuanghen wort, dye welcke verkende dat hy wel thien oft twelf cooplieden vermoort hadde selue bi nachte binnen sijnen dienstboden, ende hebbense gheworpen int water ende verdroncken, vanden welcken hi groten schat ghecreghen hadde, ende hy was Tantwerpen onthooft vp den.xi.sten dach van Lauwe. Anno.M.CCCC.ende.xcij. |
[Item de 14de van november zo kwam mijn heer van de Gruijthuijsen heel ziek binnen de stad Brugge] Item, de 14de dag van november zo kwam mijn heer van de Gruijthuijsen heel ziek binnen de stad Brugge en werd hoe langer hoe meer zieker zodat hij kort daarna stierf. En op de 27ste van november anno 1492 zo was hij begraven ճ avonds omtrent negen uur in onze Vrouwe kerk in zijn tombe zeer eenvoudig en vier kanunniken droegen hem en daar waren maar 12 personen uitgenodigd, elk met een brandende toorts in de hand, zonder wapens aan het lijk en daar gingen zeer weinig personen in de rouw. En het was op dat uur toen hij begraven was zeer horribel weer van grote wind zodat er op onze Vrouwe kerkhof bomen uit de aarde waaiden. God gedenkt zijn ziel en alle zielen. Amen. [fol. CC.lxxviij.r] [Item, de 29ste dag van december anno 1492] Item, de 29ste van december anno 1492 zo was de grote raad van Brugge vergaderd ter oorzaak van de heffing die gegaan was 2 jaar en daar was begeerd van die van de wet dat men die heffing nog zou laten gaan, mits dat die stad on grote last was. Waarop geantwoord was en besloten dat men die heffing zou laten gaan tot Lichtmis naast komend en dat men de 20ste penning die ter Sluis gesteld was op alle soorten koopmanschap af doen zou en men zou dan doen al dat goede onderzaten schuldig zijn te doen. [Item, op de 2de dag van januari] Item, op de 2de dag van januari zo gebeurde het ճ nachts omtrent 12 uur dat er 2 mannen kwamen vergezelschapt met vrouwe, tot een priester huis in de oude burcht in een klein straatje en raakten in zijn huis en kwamen bij zijn bed en namen de priester bij de keel. Die priester werd wakker en besefte dat die gezel een mes in zijn hand had om hem de keel af steken die de priester hem ontwrong en stak er die gezel mee dood. En toen dit gedaan was vlogen de anderen maar eindelijk werden de buren het gewaar zo ver dat zijn medegellen gevangen werden en de dag daarna was hij onthoofd in de bucht op een schavot en op dezelfde dag was er nog een persoon onthoofd die van de lieden goten van lood gestolen hadden in diverse plaatsen en nog meer kwade feiten die hij gedaan had. [Item, in dezelfde tijd zo gebeurde het dat men miste diverse kooplieden te Antwerpen] [De 11de dag van januari] Item, in dezelfde tijd zo gebeurde het dat men miste diverse kooplieden te Antwerpen waarvan men niet wist waar ze gevaren waren zo ver dat men kwade verdenking had op een man een herbergier die voor Antwerpen woonde op het vee waar diverse kooplieden logeerden zodat deze man gevangen werd die bekende dat hij wel 10 of 12 kooplieden vermoord had bij nacht binnen zijn dienstboden en hadden ze geworpen in het water en verdronken waarvan hij grote schat gekregen had en hij was te Antwerpen onthoofd op de 11de dag van januari anno 1492. |
[Item vp den.xxv.sten dach in Lauwe vp Sinte Pauwels dach], Item vp den.xxv.sten dach in Lauwe vp Sinte Pauwels dach, ende was vp eenen vrydach, soe wast een seer onghetijdich wedere van winde, van sneeu, van dondere ende van blixeme, soe dat ontrent den een hueren naer die noene ontstack den torre vander ouder halle, te wetene tbeelfroot, int alder vpperste van den torre recht onder Sinte Michiel, dier doe bouen vp stont, so varre dat den torre al verbarnde dye gheheel cappe ende al thout werck tot vp die vaulte daermen tlof tsauents speilt, ende die clocken endeschellen smolten duer den grooten brant, ende men mochte gheen weere ghedoen, ende daer bleef een oudt schoelapper doot inden torre, midts dat hy hem te varre auanchierde, ende sinte Michiel dier vp stont viel metter spille vpt dach, dat tgrote schade dede Ende van dien viere ontstack eenen looden appele bouen vpt dack vander vanghenesse dye welcke men terstont of saechde, ende wiert alsoo ghebluscht. Ende vanden seluen ongheweirte so verbarnde vp den seluen voorseyden dach den torre van onser vrauwen kercke ter Sluys, int iaer ons heeren duysent vier hondert ende twee en tneghentich. M ichiel den enghele men.vij.iaer sach C hierlic vp die halle bi wijsen bestiere C ompasselick te Brugghe nederlach C laghelic lacen vp sinte Pauwels dach C locken thor verbrande bijden helschen viere. X pristus weet cause deser wreed' aniere C laer warachtich dit viandelick abuys I uuste gheuiel ooc also putertiere I n onser vrauwen thor ter Sluys fol. CC.lxxviij.v] Bi ongewedere men deerlic verbarnen sach Tbeelfroot te brugge vp.s.pauwels dach Item in dye maent van Maerte so quamen diueersche gedeputeirde van sommeghe nacien. Te wetene Oosterlinghen ende andere, omme te communikierene met dye van Brugghe, om dat elc soude moghen blijuen in sijn recht van ouden tijden. Item.xi.in Maerte Anno.xcij.so biecken die backers van Brugghe weder taerwen broot van.iiij.mijten, ende corts daer nae oock regiert ende wit van.iiij.mijten, twelc binne.v.iaren nyet ghebuert en hadde. Lof is god. Item den.xx.sten dach in Meye. Anno xciij.so was die hertoghe van Zassen binnen der stede vander Sluys, ende visenteirde beede die casteelen, ende eeneghe vanden poorters vander Sluys die maeckten hem huyten weghe. Item in dye selue maent soe waren ter sluys vele persoonengheuanghen, byden beuele vanden hertoghe van Zassen, endevan dien wasser drie onthooft, ende dat ter cause dat si riepen als die hertoghe van Zassen binnender sluys quam, eenighe Rauesteyn, ende dandere Oostenrijcke. Ende.xviij.persoonen warende ghebannen, ende een priester vander Sluys moeste oock die stede ruymen. |
[Item, op de 25ste dag van januari op Sint Paulus dag], Item, op de 25ste dag van januari op Sint Paulus dag en dat was op een vrijdag zo was het zeer ontijdig weer van wind, van sneeuw, van donder en van bliksem zodat omtrent 1 uur na de noen ontstak de toren van de oude hal, te weten het belfort, in het aller oppsterste van de toren recht onder Sint Michiel die er toen bovenop stond, zo ver dat de toren geheel verbrandde de kap en al het houtwerk tot op de vouwen waar men de lof ճ avonds speelt en die klokken en schellen smolten door de grote brand en men mocht geen verweer doen en daar bleef en oude schoenlapper dood in de toren mits dat hij zich te ver waagde en Sint Michiel die er op stond viel met de spil op het dak wat grote schade deed. En van het vuur ontstak een loden appel boven op het dak van de gevangenis die men terstond afzaagde en werd alzo geblust. En van datzelfde onweer zo verbrandde op dezelfde dag de toren van onze Vrouwe kerk ter Sluis in het jaar ons heren 1492. M Michiel de engel met 7 jaar zag C sierlijk op de hal met wijs bestuur C droevig te Brugge neerlag C beklagend helaas op Sint Paulus dag C klokkentoren verbrandde bij het helse vuur. X Christus weet oorzaak van deze wrede manier C helder waarachtig deze vijandelijke abuis I juist geviel ook alzo snood I n onze Vrouwe toren ter Sluis [fol. CC.lxxviij.v] Bij onweer men deerlijk verbranden zag T Het belfort te Brugge op Sint Paulus dag. Item, in de maand maart zo kwamen diverse gedeputeerden van sommige naties. Te weten Oosterlingen en anderen om te communiceren met die van Brugge om dat elk zou mogen blijven in zijn recht van oude tijden. Item, de 9de van maart anno 1492 zo bakten de bakker van Brugge weer tarweboord van 4 mijten en kort daarna ook regeert en wit van 4 mijten, wat binnen 5 jaren niet gebeurd was. Lof is God. Item, de 20ste dag van mei anno 1493 zo was de hertog van Saksen binnen de stad ter Sluis, en bezocht beide kastelen en enige van de poorters van ter Sluis die maakten zich uit de voeten. Item, in dezelfde maand zo waren ter Sluis vele personen gevangen op bevel van de hertog van Saksen en van die aren er drie onthoofd en dat ter oorzaak dat ze riepen toen de hertog van Saksen binnen ter Sluis kwam enige 'Ravestein' en de andere 'Oostenrijk.'' En 18personen waren er gebannen en een priester van ter Sluis moest ook de stad ruimen. |
[Item.xxij.in Meye so was den paeys ghesloten tusschen den coninck van Vranckerijcke ende den Roomschen coninc] Item.xxij.in Meye so was den paeys ghesloten tusschen den coninck van Vranckerijcke ende den Roomschen coninc, ende den hertoghe Phelips ons erfachtich here, ende Graue van Vlaendren te Chenlijs present den ambassaduers vanden coninck van Vranckerijcke ende sijne edele, dat alle cooplieden souden moghen vry varen ende keeren. [Item vp den.xxx.sten dach in Meye was te Brugghe den paeys ter hallen huytgheroupen] [Vp den.xxx.sten dach in Meye en vp den.ij.sten dach van Wedemaent] Item vp den.xxx.sten dach in Meye was te Brugghe den paeys ter hallen huytgheroupen, present den capiteyn, den heer ende der wet. Ende was ghelesen in vorme van eenen plackate, present eenen heraut vanden hertoghe Phelips, betoghende dat hy den paeys ghebrocht hadde, ende daer waren twee barnende toortsen ter veynstere huytghesteken ter wijle datmen den paeys huyt riep, ende huyt gheroupen sijnde, men saeyde ghelt ter veynsteren huyt van blijschepen, ende die toortsen waren neder gheworpente rapene diet gheliefde, ende men beyaerde in alle kercken vander stede van blijschapen. Ende vp den.ij.sten dach van Wedemaent, soe waren te Brugghe in diueersche straten schone vieren ghemaect, daer wijn mede te winne was, ende esbatementen speeldemen in den burch, daer ooc prijsen van wijne mede te winnen waren. [ Item in die selue maent soe quam Margriete, suster vanden hertoghe Phelips van Vranckerijcke] Item in die selue maent soe quam Margriete, suster vanden hertoghe Phelips van Vranckerijcke, daer sy wel thien iaer gheweist hadde als Coninghinne van Vranckerijcke, die welcke arriueerde met schoonen state van Fransoysen binnen der stede van Valenchijne in Henegauwe, daer haer dye Duwagiereghe ende me vrauwe van Rauesteyn seer minlick ontfinghen vandenvoorseyden heeren. Ende daer was ghemaect een schoone poorte daer si duer leedt al van broode, ende tvoorseyde broot was al ghedeelt den aermen, ende daer was grote triumphe ghedaen, ende si bleef daer.iij.oft.iiij.daghen. Ende corts daer naer namen die fransoysen orlof die de voorseyde Ioncfrau Margriete ghebrocht hadden, ende trocken weder omme naer Vranckerijcke. |
[Item, de 22ste van mei zo was den vrede gesloten tussen de koning van Frankrijk en de Roomse koning] Item, de 22ste van mei zo was den vrede gesloten tussen de koning van Frankrijk en de Roomse koning en hertog Filips, onze erfachtige heer en graaf van Vlaanderen te Senlis present de ambassadeurs van de koning van Frankrijk en zijn edelen dat alle kooplieden zouden mogen vrij varen en keren. [Item, op de 30ste dag van mei was te Brugge de vrede ter hal uitgeroepen] [Op d 30ste dag van mei en op de 2de dag van juni] Item, op d 30ste dag van mei was te Brugge de vrede ter hal uitgeroepen en present de kapitein, de heer en de wet. En was gelezen in vorm van een plakkaat, present een heraut van hertog Filips en betoonde dat hij de vrede gebracht had en daar waren twee brandende toortsen ter venster uitgestoken terwijl dat men de vrede uitriep en toen het uitgeroepen was zaaide men geld ter venster uit van blijdschap en de toortsen waren neer geworpen te rapen die het geliefde en men beierde in alle kerken van de stad van blijdschap. En op de 2de dag van juni zo waren te Brugge in diverse straten mooie vuren gemaakt waar wijn mee te winnen was en toneelvoorstellingen speelde men in de burcht waar ook prijzen van wijn mee te winnen waren. [ Item, in dezelfde maand zo kwam Margriet, zuster van hertog Filips van Frankrijk] Item, in dezelfde maand zo kwam Margriet, zuster van hertog Filips van Frankrijk, waar ze wel 10 jaar geweest was als koningin van Frankrijk en die arriveerde met een mooie staat van Fransen binnen de stad Valenciennes in Henegouwen waar haar de douairire en mevrouw van Ravestein zeer minlijk ontvingen die heren. En daar was gemaakt een mooie poort waar ze door ging geheel van brood en dat brood was geheel verdeeld onder de armen en daar was grote triomf gedaan en ze bleef daar 3 of 4 dagen. En kort daarna namen de Fransen verlof die de jonkvrouw Margriet gebracht hadden en trokken wederom naar Frankrijk. |
Hoe ioncfrau Margriete ghebrocht wart van die Duwagiereghe met schoonen state in Brabant Hoe ioncfrau Margriete ghebrocht wart van die Duwagiereghe met schoonen state in Brabant, binnen der stede van Mechelen by haren broedere den edelen Hertoghe Phelips, dye haere seer vriendelic ontfinck, met alle die heeren vander oordene endemetten heeren vander wet, ende wart vander gheheelder ghemeynte triumphelijc ontfanghen met grooter blijschap. [fol. CC.lxxix.r] ALs dan die Fransoysen oorlof ghenomen hadden aen die voorseyde Ioncfrouwe Margriete, so brochtse dye Duwagiereghe met haren state van daer in Brabant, ende sonderlinghe te Mechelen, daer haer broeder den Hertoghe Phelips teghen haer track buyten der poorten, daer si beede beeteden van hueren peerden, ende willecomden malcanderen seer vriendelijcken, ende ghinghen een langhe poose wandelende tsamen Ende corts daer naer was haer ghebrocht eene schone witte tellenaer, om dat si daer vp sitten soude, ende commen alsoo in dye stede, maer sie begeerde achter hueren broeder den hertoghe Phelips te rijdene, twelcke alsoo gheschiede, ende reden alsoo tsamen binnen der stede van Mechelen, daer groote triumphe om huer ghedaen was ende was vanden heren vander oordene ende vander wet vander stede seer eerlijck ontfanghen.xxij.in Wedemaent Anno.xciij Ende corts daer naer trocken si Tantwerpen daer si ooc eerlick ontfanghen waren, ende was in die maent van Ougst Anno xciij. [Den.ij.sten dach van Septembre en Vp den.xij.sten dach van Septembre en den.xxix.sten in Maerte Anno.xciij] Item den.ij.sten dach van Septembre was te Brugghe die wet vermaect, ende waren doe Burchmeesters Ian vanNyeuwenhoue.f.Claeys, ende Michiel van Temseke Vp den.xij.sten dach van Septembre, so was te Brugghe gheboden dat alle mannen ende vrauwen wel mochten reysen Tantwerpen in die marct, twelck men in drye iaren niet ghedaen en hadde. Item den.xxix.sten in Maerte Anno.xciij. so ouerleedt meester Gillis die baerdemakere Suffragaen van Doornicke, binnen [fol. CC.lxxix.v] der stede van Rijssele, daer hy ghetrocken was om oordene te gheuene, ende was ghebrocht vp den paessche dach doot ligghende in eenen waghene met sijn wapene bouen vp tlijck ten Cellebroerkins, ende tsanderdaechs van daer ghedreghen met processien, daer vele prelaten mede ghinghen, ende alle die doctueren vanden vier oordenen, ende voor tlijc drouchmen sijn crootse, ende achtere sijnen mijtre, ende met.xij.toortsen ende vier stallichten met datter toebehoort. Ende lach metten blooten aensichte, ende achter tlijck ghinghen die vrienden ende maghen, ende daer naer dye wet ende vele andere notabele, ende Dekens ende vinders vanden ambochten. Ende men luyde in allen kercken daer tlijc leedt, ende was also ghedregen van vier broeders al ghegheerutten Freren, ende daer begrauen, daermentsanderdaechs sijn huytuaert seer solempnelick dede. |
Hoe jonkvrouw Margriet gebracht werd van de douairire met mooie staat in Brabant. Hoe jonkvrouw Margriet gebracht werd van de douairire met mooie staat in Brabant binnen de stad Mechelen bij haar broeder de edele hertog Filips die haar zeer vriendelijk ontving met alle heren van de orde en met de heren van de wet en werd van de hele gemeente triomfantelijk ontvangen met grote blijdschap. [fol. CC.lxxix.r] Toen de Fransen verlof genomen hadden aan jonkvrouw Margriet zo bracht de douairire haar met haar staat vandaar in Brabant en vooral te Mechelen waar haar broeder hertog Filips tegen har trok buiten de poorten waar ze beiden afstegen van hun paarden en verwelkomden elkaar zeer vriendelijk en gingen een lange poos wandelende tezamen. En kort daarna was haar gebracht een mooie schone witte telganger zodat ze daar op zitten zou en alzo in de stad komen, maar ze begeerde achter haar broeder hertog Filips te rijden, wat alzo geschiedde en reden alzo tezamen binnen de stad Mechelen waar grote triomf om haar gedaan werd en was van de heren van de orde en van de wet van de stad zeer fatsoenlijk ontvangen de 22ste van juni anno 1493. En kort daarna trokken ze naar Antwerpen waar ze ook fatsoenlijk ontvangen waren en dat was in de maand augustus anno 1493. [De 2de dag van september en op de 12de dag van september en de 29ste van maart anno 1493] Item, de 2de dag van september was te Brugge de wet vermaakt en waren toen burgemeesters Ian van Nieuwenhoven f.Claeys, en Michiel van Temseke. Op de 12de dag van september zo was te Brugge geboden dat alle mannen en vrouwen wel mochten reizen naar Antwerpen in de markt, wat men in drie jaren niet gedaan had. Item, de 29ste van maart anno 1493 zo overleed meester Gillis de Baerdemakere, suffragaan van Doornik, binnen [fol. CC.lxxix.v] de stad Rijsel waar hij getrokken was om orde te geven, en was gebracht op de Paasdag dood liggend in een wagen met zijn wapen boven op het lijk te cellebroertjes en de volgende dag vandaar gedragen met processie waar vele prelaten mede gingen en alle doctors van de vier orden en voor het lijk droeg men zijn staf en achter zijn mijter en met 12 toortsen en vier stallichten met dat er toebehoort. En lag met het blote aanzicht en achter het lijk gingen de vrienden en verwanten en daarna de wet en vele andere notabelen en dekens en vinders van de ambachten. En men luidde in alle kerken waar het lijk langs ging en was alzo gedragen van vier broeders al gegoede kloosterbroeders en daar begraven waar men de volgden dag zijn uitvaart zeer plechtig deed. |
[Item den.viij.sten dach in April naer paesschen Anno.xciiij.] Item den.viij.sten dach in April naer paesschen Anno.xciiij.so was te Brugghe een ghebodt ghedaen bi Ottroy vanden prinche ende byden ghemeenen volcke vander stede, datmen vp den seluen dach verhooghen soude die kelioote vanden corene, gheordonneert byden.xl.mannen dye daer toe ghenomen waren, te wetene.iij.iaer lanc gheduerende. Ende daer waren toe gheordonneert viere personen die daer die handelinghe of hebben souden omme daer mede te betalene dachterstellen ende schult vander stede van Brugge, ende om dat elck poortere soude moghen vry gaen ende keeren in allen steden sonder ghemolesteirt te sijne ter cause van eenege renten oft schulden vander voorseyde stede. Ende dit waren die vier personen, Ian de boot, Anthuenis voet Iacob die donckere, Fransoys parmentier. Item dye kelioote was ghestelt vp elck hoet tarwe. xxx.groten. Een hoet mesteliuun xxiiij.groten. Een hoet rugghe. xx.groten. [Totten laetsten dach van Ougst] End al het andere graen in aduenance. Ende die brussche keyte galt eenen groten de stoop Ende doude kelioote van alle maniere van vittaelgie die soude blijuen gaende totten laetsten dach van Ougst. Item vp den Meydach Anno.xciiij.soe was te Brugghe een steicspel ghehouden vp doosterlinghen plaetse, in platten sadelen van oorloghen, waer of dat beroupers waren, mijn heere vander Mote ende die bastaert metteneye. Ende eyghens hem lieden quam een edel man wter name vanden Hertoghe Phelips, endenoch eenen man vander Sluys dit steicspel gheduerde.v.daghenlanc met, ende grooter triumphe. [In dye maent van Hoymaent quam die Coninghinne van den Coninck Maximiliaen te Mechelen] [Den.ij.sten dach van Septembre Anno.xciiij en up den.viij.sten dach van Nouembre den.x.sten in Nouembre vp sinte Maertens auent] In dye maent van Hoymaent quam die Coninghinne van den Coninck Maximiliaen te Mechelen, daer sy vanden Hertoghe Phelips ende Margriete sijn sustere, ende die heren vanden Rade ende vander Wet vander stede seer eelick ontfanghen was, ende men bedreeffer seer grote ghenouchte al dye stede duere. Item den.ij.sten dach van Septembre Anno.xciiij.was die wet van Brugge vermaect, ende waren Burchmeesters, Ian die deckere, mer Ian van Praet. Vp den.viij.sten dach van Nouembre was te Brugge of gheroupen die kelioote, die een seker tijt ghegaen hadde op thoet tarwe.xxx.groten, ende was ghestelt vp.xx.ende die rugghe.x.groten, ende ander graen in aduenance. Den.x.sten in Nouembre vp sinte Maertens auent so wast een groot tempeest van winde ende watere, ende tsauents tusschenviij.ende.ix.hueren wast groot tempeest van donder ende vanblixeme te lande ende ter zee, ende daer verdroncken vele visschers. |
[Item, de 8ste dag van april na Pasen anno 1494.] Item, de 8ste dag in april na Pasen anno 1494 zo was te Brugge een gebod gedaan bij machtiging van de prins en bij het gewone volk van de stad dat men op dezelfde dag verhogen zou de heffing van het koren, geordonneerd bij 40 mannen die daartoe genomen waren, te weten 3 laar lang durend. En daartoe waren geordonneerd vier personen die daar de handeling van hebben zouden om daarmee te betalen het achterstellen en schuld van de stad Brugge en omdat elke poorter vrij zou mogen gaan en keren in allen steden zonder gemolesteerd te worden ter oorzaak van enige rente of schulden van die stad. En dit waren die vier personen, Ian de Boot, Anthuenis Voet, Jacob de Donckere, Fransoys Parmentier. Item, die heffing was gesteld op elke hoed tarwe tarwe. 30 groten. Een hoed mengsel half tarwe en rogge 24 groten. Een hoed rogge 20 groten. [Tot de laatste dag van augustus] En al het andere graan in advenant. En de heffing van Brugge gold een groten de stoop En de oude heffing van alle soorten van voedsel die zou blijven gaan tot de laatste dag van augustus. Item, op de meidag anno 1494 zo was te Brugge een steekspel gehouden op de oosterlingen plaats in platte oorlogszadels waarvan dat beroepers waren mijn heer van de Mote en de bastaard met het Eye. En tegen hen kwam een edele man uit naam van hertog Filips en nog een man van ter Sluis en dit steekspel duurde 5 dagen lang en met grote triomf. [In de maand juli kwam de koningin van de koning Maximiliaan te Mechelen] [De 2de dag van september anno 1494 en op de 8ste dag van november, de 10de van november op Sint Maarten avond] In de maand juli kwam de koningin van koning Maximiliaan te Mechelen waar ze van hertog Filips en Margriet, zijn zuster, en de heren van de raad en van de wet van de stad zeer fatsoenlijk ontvangen was en men bedreef er zeer groot genoegen de hele stad door. Item, de 2de dag van september anno 1494 was de wet van Brugge vermaakt en waren burgemeesters, Ian de Deckere, meneer Ian van Praad. Op de 8ste dag van november was te Brugge afgeroepen die heffing die te zekere tijd gegaan was op een hoed tarwe 30 groten en was gesteld op 20 en de rogge 10 groten en ander graan in advenant. De 10de van november op Sint Maartens avond zo was er een grote tempeest van wind en water en tճ avonds tussen 9 en 9 uur was er grote tempeest van donder en van bliksem te land en ter zee en daar verdronken vele vissers. |
[Hoe die Roomsche Coninck ende sijne Coninghinne] Hoe die Roomsche Coninck ende sijne Coninghinne, ende dye Hertoghe Phelips, ende Margriete sijn sustere, hielden haerlieder Natael van midwintere, binnen der stede van Mechelen, daer si grote triumphe ende ghenouchte bedreuen met grooter costelicheyt. [fol. CC.lxxx.r] ITem vp dien tijt so hielden dye Roomsche coninc ende sijne Coninghinne, ende die hertoghe Phelips, ende Margriete sijne sustere haerlieder Natael van midwintere te Mechelen, ende si bleuen daer met haren state langhen tijt, omme dat die landen niet wel en consten accoorderen vp tstic van tlandt van Vlaendren te besweerene vp dien tijt. [Vp den.xxvij.sten in decembre Anno xciiij.vp sinte Steuens dach] Item vp den.xxvij.sten in decembre Anno xciiij.vp sinte Steuens dach doe beswoeren tlant van Vlaendren dese naervolgende persoonen, te wetene te Ghendt. Die Marcgraue van Baden Mijn heere van Nassauwe Meester Ian Saluaedge Die Graue van Sooren Boudewijn de Lille Meester Pauwels de Baenst. Ende trocken buyten Ghendt te Zwijnhaerde, ende beswoerendaer tlant van Vlaendren te houden in rechten, ende in iusticien ende te beschermene voor die vianden, ende alle preuileigien ende oude costumen te onderhoudene van sijne voorsaten. Endevan daer trocken si tsinte Peeters te Ghendt, ende beswoeren daer die helege kercke van ghelijcken, ende van daer trocken si int Schepen huys, ende beswoeren daer dye stede van Ghendt te houdene in rechten ende in iusticien, huyter name vanden hertoghe Phelips, ende waren daer eerlic ontfanghen. Ende dit ghedaen sijnde dese voorseyde heren trocken weder bydenprinche te Mechelen, ende droughen hem den eedt ouere dye sy huyt sijnder name ghedaen hadde. Hier eyndt genouch dese Coronijcke, want den hertoghe Phelips corts hier naer volchen sal, in sijne possessie ende eerlicheden als sijne voorders ende ouders ghecostumeert sijn van doene. [fol. CC.lxxx.v] |
[Hoe de Roomse koning en zijn koningin] Hoe de Roomse koning en zijn koningin en hertog Filips en Margriet zijn zuster, hielden hun geboortedag van midwinter binnen de stad Mechelen waar ze grote triomf en genoegens bedreven met grote kostbaarheid. [fol. CC.lxxx.r] Item, op die tijd zo hielden de Roomse koning en zijn koningin en hertog Filips en Margriet zijn zuster, hun geboortedag van midwinter te Mechelen en ze bleven daar met hun staat lange tijd omdat de landen niet goed konden overeen komen op het stuk van het land van Vlaanderen te bezweren op die tijd. [Op de 27ste van december anno 1494 op Sint Steven dag] Item, op de 27ste van december anno 1494 op Sint Steven dag toen bezwoeren het land van Vlaanderen deze navolgende personen, te weten te Gent. De marktgraaf van Baden Mijn heer van Nassau Meester Ian Salvaedge De graaf van Sooren Boudewijn de Lille Meester Pauwels de Baenst. En trokken buiten Gent te Zwijnaarde en bezwoeren daar het land van Vlaanderen te houden in rechten en in justitie en te beschermen voor de vijanden en alle privilegies en oude gebruiken te onderhouden van zijn voorzaten. En vandaar trokken ze te Sint Peters te Gent en bezwoeren daar de heilige kerk dergelijk en vandaar trokken ze in het schepenhuis en bezwoeren daar de stad Gent te houden in rechten en in justitie uit naam van hertog Filips en waren daar fatsoenlijk ontvangen. En toen dit gedaan was trokken die heren weer bij de prins te Mechelen en droegen hem de eed over die ze uit zijn naam gedaan hadden. Hier eindigt genoeg deze kroniek, want hertog Filips zal hierna gauw volgen on zijn bezittingen en heerlijkheden zoals zin voorouders gewoon waren te doen. [fol. CC.lxxx.v] |
Hier begint die Coronijcke vanden edelen Prinche Hertoghe Phelips, sone van den Roomschen coninc Maximiliaen, endedie.xxxiij.ste Erfachtich Graue van Vlaendren, geboren te Brugghe. Dat.lxix.Capittel. [Vp den vierden dach van Lauwe Anno.xciiij en en.xxviij.sten in Maerte] ITem vp den vierden dach van Lauwe Anno.xciiij.soe was te Brugge een ghebodt ghedaen huyter name vanden Hertoge Phelips, out sijnde ontrent.xvij.iaer, graue van Vlaendren, wantmen in sulcker manieren noch noeyt gheen ghebot ghedaenen hadde sichtent sijnder gheboorte. Item den.xxviij.sten in Maerte so was te Brugghe een ghebodt ghedaen in vorme van mandemente, hoe dat die rijnsche wijnen souden gheuen van nv voort aen van assijse van elcken stoop.ij.groten. Ende van alle corte wijnen eenen groten. meer dan si plochten te gheuene. Ende dat ghebodt ghedaen sijnde, so trocken alle die taueernen vanden hansen haerlieder banniereninne, ende en wilden niet meer gheenen wijn vercoopen, aenghesien dat haerlieder preuilegien daer mede ghecorrumpeert souden sijn, ende sonden terstont die tijdinghe aen dye stedenvander duytscher hansen, ende also bleeft een wijle tijts staende. [Item.xxix.in meye Anno.xcv.] Item.xxix.in meye Anno.xcv.so was ghehouden tgroote Capittel generael vanden Fremenueren, twelc binnen.xl.Iaren daer te voren te Brugge niet gheweist en hadde. Ende die processie ghinghen huyten cloostere vanden Freren gaende tot den Iacoppijnen, daer si eerlicken ontfanghen waren, want daer inden reiftere die tafelen ghedect waren ende ghestoffeirt met spijse, daer si mochten inbijten die dat gheliefde. Ende van daer ghinghen si ten Carmers, daer si ooc eerlic ontfanghen waren, ende van daer ten Augustijnen van ghelijcken. Ende van daer ghinghen si te sinte Claren, daermen een solempnele hoochmesse dede, ende daer was hem lieden een eerlick inbijt gheschoncken, naer betaemte. Ende van daer quamen si ouer die Vlaminck brugge duer dye Vlaminck strate, daer voor den soppere van die ghesellen vanden.iij. Sanctinnen ghetoocht was een schoone figure van sinte Fransoys in stomme personagien, ende ghingenalso rontomme die marct voor by Cranenburch, ende also duer dye breydel strate rontomme die burch duer sinte Donaes kercke, ende quamen weder duer dye breydel strate, duer dye wulle strate, ouer die groote eechout brugghe, ende van daer weder binnen den cloostere vanden Fremenueren. Ende waren tsamen met dye van binnen ende metten kinderen wel.iiijc.personen oft meer, welcke processie was eerlijc gheordonneirt ende schoone om sien, waer of tvoorseyde cloostere groten cost hadde, want sy mostense alle den cost gheuen ten minsten vijf maeltijden. Ende noch waren tot sommeghen plaetsen daer si leden seer schoone personagien ghetoocht ende ander behanghinghe, ter verchieringhe vander voornoemder processye. Ende alle dye ghene die haer aelmoessen deden den voorseyde cloostere verdienden groote gracien ende pardoenen, ghegheuen vandenpaeus huyter name vanden capittele voorseyde. [fol. CC.lxxxi.r] |
Hier begint de kroniek van de edele prins hertog Filips, zoon van de Roomse koning Maximiliaan en de 33ste erfachtige graaf van Vlaanderen, geboren te Brugge. Dat 69ste kapittel. [Op de vierde dag van januari anno 1494 en de 28ste in maart] Item, op de vierde dag van januari anno 1494 zo was te Brugge een gebod gedaan uit naam van hertog Filips die oud was omtrent 17 jaar en graaf van Vlaanderen, want men had op zoՠn manier nog nooit een gebod gedaan sinds zijn geboorte. Item, de 28ste dag van maart zo was te Brugge een gebod gedaan in vorm van mandement hoe dat de Rijnse wijnen zouden geven van nu voortaan meer accijns van elke stoop 2 groten. En van alle korte wijnen een groten, meer dan ze plachten te geven. En toen dat gebod gedaan was zo trokken alle tavernes van de Hanze hun banieren en en wilden niet meer wijn verkopen, aangezien dat hun privilegie daarmee mede geschonden zou zijn en zonden terstond die tijding aan de stad van de Duitse Hanze en alzo bleef het een tijdje staan. [Item, 29ste dag van mei anno 1495] Item, de 29ste
van mei anno 1495 zo was gehouden het grote kapittel generaal van de Minderbroeders was binnen 60 jaren daar tevoren te Brugge niet geweest was. En die processie ging uit het klooster van de Minderbroeders tot de Jakobijnen waar ze fatsoenlijk ontvangen waren, want daar in de refter waren de tafels gedekt en bekleed met spijs waar ze mochten inbijten die dat geliefde. En vandaar gingen ze te Karmelieten aar ze ook fatsoenlijk ontvangen waren en vandaar ten Augustijnen dergelijk. En vandaar gingen ze te Sint Clara waar men een plechtige hoogmis deed en daar was hen een fatsoenlijk ontbijt geschonken, naar het betamen. En vandaar kwamen ze over de Vlamingbrug door de Vlamingstraat waarvoor het souper van de gezellen van de 3 santinnen getoond was een mooie figuur van Sint Franciscus in stomme personage en gingen alzo rondom de markt voorbij Cranenburg en alzo door de Breydelstraat rondom de burcht door Sint Donaas kerk en kwamen weer door de Breydelstraat, door de Wollestraat over de grote Eekhoutbrug en vandaar weer binnen het klooster van de Minderbroeders. En waren tezamen met die van binnen en met de kinderen wel 400 personen of meer, welke processie fatsoenlijk was geordonneerd en mooi om te zien waarvan het klooster grote kosten van had, want ze moesten alle kosten geven ten minsten vijf maaltijden. En nog waren tot sommige plaatsen waar ze gingen zeer mooie personages getoond en ander behang ter verziering van die processie. En al diegene die hun aalmoezen dat klooster gaven verdienden grote gratie en pardon gegeven van de paus uit naam van het kapittel. [fol. CC.lxxxi.r] |
[Vp den.xxiiij.sten dach van Wedemaent] Item vp den.xxiiij.sten dach van Wedemaent ende was den sondach van Triniteyt. Anno xcv.so maectet groot ongeweirt vandonder ende blixem ontrent den.v.hueren smorgens, so dat dentorre van thuys van mijn heere van.s.Ioris in die oude burch wiert door dongeweirte alle die scaelgien of ghetrocken, die ghespannen ghebroken binnen, ende oo.ij.trappen ontween ghetrocken, ende.ij.steenen pylaren vanden seluen torre gheschet, maer het reynde so seere metten seluen ongheweder datter tvier qualic yewers aen geuesten mochte, gode lof Item in dien tijt so was een man van Poperinghe een Drapier sittende vp sint Ians brugge, te Brugghe vp ghenomenende gheuoert tot in Zeelant, niet wetende hoe hi daer gherochte. Ende tot hem seluen commende quam weder te Brugge ende trac naer huys, maer hi bleef daer naer altijt licht van sinnen. Item den.xxvij.sten dach van Wedemaent, soe was te brugghe in.s.Donaes kerc een gebot gedaen, dat alle officiers souden verlaten sijn binnen.xiiij.dagen eerst commende endedatmen alle dofficien verpachten soude ten profijt vandenhertoghe Phelips Ende vp den.x.sten van hoytmaent waren verpacht diueersche officien, by dye ghecommitterde vandenprinche, byden welcken worde doe Schouteeten van Brugghe in dye stede van mer Cornelis metteneye eenen Phelips Pinnoc. EndeGhelein van Banck wiert Baliu van Male, ende Ian baue Baliu vanden Zietseelschen, ende meer ander officien wierden verpacht in diueerschen plaetsen. [Item.xiij.in Hoymaent] Item.xiij.in Hoymaent. Anno.xcv.waren dye laetste.iij.beilden voor Tschepen huys staende al vulmaect. Ende vp sint Iacob endes.Christoffels auent was teerste gebot ghedaen byden nyeuwenScouteeten phelips pinnoc. [Den.ij.sten van Septembre] Den.ij.sten van Septembre was die Wet te Brugge vermaect. Ende waren doe Burchmeesters, Ian die hont grossier, ende Ian van Claerhout heere van Piettem. Vp den.xi.sten van septembre.Anno.xcv.so vercochten die tappers vander duytscher hanse waren weder haerlieder rijnsche wijnen nae doude costume, te weten Ipre den gouden leeu, lonnen, ende meer andere ende staken weder haer bannierenhuyt, te.vi.groten. den stoop. |
[Op de 24ste dag van juni] Item, op de 24ste dag van juni en dat was de zondag Triniteit anno 1495 zo maakte groot onweer van donder en bliksem omtrent 5 uur ճ morgens zodat de toren van het huis van mijn heer Sint Joris in de oude burcht werd door het onweer alle schalin afgetrokken de voetbogen gebroken en ook 2 trappen tuk getrokken en 2 stenen pilaren van die toren geschonden, maar het regende zo zeer met dat onweer zodat het vuur zich moeilijk ergens aan vestigen mocht, God lof. Item, in die tijd zo was een man van Poperinge een lakenkoper die zat op Sint Jansbrug, te Brugge opgenomen en gevoerd tot in Zeeland en niet wist hoed hij daar gekomen was. En toen hij tot zichzelf kwam en weer naar Brugge en trok naar zijn huis, maar hij bleef daarna altijd licht van zin. Item, de 27ste dag van juni zo was te Brugge in Sint Donaas kerk een gebod gedaan dat alle officiers zouden verlaten zijn binnen 14 dagen eerst aankomend en dat men alle officies verpachten zou ten profijt van hertog Filips. En op de 10de dag van juli waren verpacht diverse officies door de gecommitteerden van de prins waarbij toen werd schout van Brugge in de stad meneer Cornelis met het Eye, ene Filips Pinnoc en Ghelein van Banck werd baljuw van Male en Ian Bave baljuw van de Zietseelschen en meer ander officies werden verpacht in diversen plaatsen. [Item, de 13de van juli] Item de 13de van juli anno 1495 waren de laatste 3 beelden die voor het schepenhuis stonden geheel volmaakt. En op Sint Jacob en Sint Christoffels avond was het eerste gebod gedaan bij de nieuwe schout Filips Pinnoc. [De 2de van september] De 2de van september was de wet te Brugge vermaakt. En waren toen burgemeesters, Ian die Hont, grossier, en Ian van Claerhout, heer van Piettem. Op de 11de van september anno 1495 zo verkochten de tappers die van de Duitse Hanze waren weer hun Rijnse wijnen naar het oude gebruik, te weten Ieper de gouden leeuw, lonnen en meer andere en staken weer hun banieren uit te 6 groten de stoop. |
Hoe een Ambassaet quam wt Spaengien, aenden hertoge phelips, om te hebben teenen wijue Margriete sijn suster voor des conincx sone van Spaengien. [fol. CC.lxxxi.v] ITem in die selue maent so quam huyt Spaengien een groote personagie in Ambassade aen den hertoge Phelips, ende aen sinenRaet, omme te communikierene met hem lieden omme te hebbene teenen wettelicken wijue, Margriete die sustere vandenhertoge phelips, voor den sone vanden coninc van Spaengien. Vp twelcke tsamen ghesproken was met al den landen, also dat si alle daer inne consenteirden ende wel vanden aduijse waren. Endewas ghesloten dat voorseyde huwelic naer edeler wijse bydenheeren vanden prinche, ende by den Ambassade voorseyde, die welcke ambassade daer te Bruessele eerlicken ontfanghen was, ende hem was grote triumphe ende chiere ghedaen, ende daer was een steicspel ghehouden dye wijle dat den ambassaduer daer was. Ende dat ghedaen sijnde namen orlof aen die bruyt endevertrocken met blijscap weder naer huys. Item int selue iaer.xcv.so vertrac hertoghe Phelips van Bruessele naer Henegauwe, daer vele heren bi hem vergaderden, ende corts daer nae volchde hem sijn sustere met schonen state tot der stede van Namen. Ende men maecte daer grote ghereeschepe omme te treckene tot sijnen vader, ende sijn sustere bleef daer. In desen seluen tijt so haelden die tappers van duytscher hanse weder hare bannieren inne, midts dat si weder ghemolesteirt waren, aengaende vander assyse, ende en wilden haerlieder preuileigien niet laten in breken. [xv.in April Anno.xcvi] Item.xv.in April Anno.xcvi.soe was te Brugghe huyt gheroupen, den paeys tusschen den coninc van Inghelant ende den Hertoge phelips van Bourgoengien, ter presencie van drie Heraulden, te wetene eene vanden Coninck van Inghelant, een vandenHertoghe Phelips, ende een van Artoys, elc met haerlieder tornijckeel aen, so dat alle cooplieden mochten varen ende keerenvry ende sonder eenege molestacie, ende die veynstere daermenden paeys huyt riep ter ouder halle, die was behanghen met schoonder tapijtserie, ende daer stonden barnende toortsen. Endedit ghedaen sijnde, so speilden die stadt speillieden vanblijschepen, ende huyt triumphen. |
Hoe een ambassade kwam uit Spanje bij hertog Filips om te hebben tot een wijf Margriet, zijn zuster, voor de koningszoon van Spanje. [fol. CC.lxxxi.v] Item, in dezelfde maan zo kwam uit Spanje een grote personage in ambassade aan hertog Filips en aan zijn raad om te communiceren met hen om hebben tot een wettig wijf Margriet, de zuster van hertog Filips, voor de zoon van de koning van Spanje. Waarop tezamen gesproken was met alle landen alzo dat ze daarin allen toestemden en wel van dat advies waren. En was besloten dat het huwelijk naar edele wijze bij de heren van de prins en bij de ambassade. Die ambassade was daar te Brussel fatsoenlijk ontvangen en hem was grote triomf en sier gedaan en daar was een steekspel gehouden de tijd dat de ambassadeur daar was. En toen dat gedaan was nam hij verlof aan de bruid en vertrok met blijdschap weer naar huis. Item, in hetzelfde jaar 1495 zo vertrok hertog Filips van Brussel naar Henegouwen waar vele heren bij hem vergaderden en kort daarna volgde hem zijn zuster met mooie staat tot de stad Namen. En men maakte daar groot gereedschap om te trekken tot zijn vader en zijn zuster bleef daar. In dezelfde tijd zo haalden di tappers van Duitse Hanze weer hun hare banieren in mits dat ze weer gemolesteerd waren aangaande de accijns en wilden hun privilegie niet laten inbreken. [15de april anno 1496] Item, 15de april anno 1496 zo was te Brugge uitgeroepen de vrede tussen dn koning van Engeland en hertog Filips van Bourgondie ter presentie van drie herauten, te weten; een van de koning van Engeland, een van hertog Filips en een van Artois, elk met hun wapenrok aan zodat alle koplieden mochten varen en keren vrij en zonder enige molestatie en het venster waar men de vrede uitriep ter oude hal die was behangen met mooie tapijten en daar stonden brandende toortsen. En toen dat gedaan was zo speelde stad stadsspeellieden van blijdschap en triomf. |
Hoe hertoghe Phelips vertrac huyt Henegauwe, naer duytschlant, tot sinen vader den Roomschen coninck. [fol. CC.lxxxij.r] ITem.xxv.in April.Anno.xcvi.so vertrac Hertoghe Phelips huyt Henegauwe met sijnen state van veel diueersche heren endeedele mannen, seer rijckelick verchiert, naer dye duytsche landentot sijnen vadere den Roomschen coninc, dye welcke varre vanhem was, maer sijn meeninghe was altijt om hem te volghene. Item corts daer naer trocken ghedeputeirde van Brugghe, te wetene eenen meester Gouaert doctuer in Theologie, Anthuenis voet, ende een Pensionaris vander stede van Brugge in Oostlant, omme met hem lieden te communikierene vander duytscher hanse, ende aengaende den rijnschen wijnen, metsgaders dat si van haerlieder preuileigie niet scheeden en wilden. [Item vp den.xxx.sten] dach van April. Anno.xcvi.] Item vp den.xxx.sten dach van April. Anno.xcvi.was ten Carmers ghehouden tgrote capittel generael, daer vele schone disputacien ghehouden waren binnen der voorseyde conuente onder hemlieden, twelck elckerlic hooren mochte. Ende si droughen seer schone processien, te wetene, tsinte Donaes, tonser vrauwen, tsinte Saluators, ende also voort, ende ghinghen vp den heleghenbloetdach alle mede in die processie vanden heleghen bloede, ende waren tsamen met die van binnenontrent.ijc.ende.lxxx.broeders. Ende hem lieden waren ghetoocht diueersche schoone figuren in haerlieder processie, dienende ter matere van haerlieder oordene, ende dat ghedaen sijnde trac elc weder in tsijne. Item vp den.xxv.sten dach van Meye quamen die voorseydeghedeputeirde van Brugghe, wederhuyt Oostlant, maer si en brochten niet sulcke antwoorde, dat die voornoemde Tauerniers haerlieder wijnen wilden vercoopen anders dan vp haerlieder oude costumen ende preuilegien. |
Hoe hertog Filips vertrok uit Henegouwen naar Duitsland naar zijn vader de Roomse koning. [fol. CC.lxxxij.r] Item, 25ste van april anno 1496 zo vertrok hertog Filips uit Henegouwen met zijn staat van veel diverse heren en edele mannen, zeer rijk versierd naar de Duitse landen tot zijn vader de Roomse koning die ver van hem was, maar zijn bedoeling was altijd om hem te volgen. Item, kort daarna trokken gedeputeerden van Brugge, te weten; een meester Govaert, doctor in theologie, Anthuenis Voet en een pensionaris van de stad Brugge in Oostland om met hen te communiceren van de Duitse Hanze en aangaande de Rijnse wijnen, mitsgaders dat ze van hun privilegie niet scheiden wilden. [Item, op de 30ste dag van april anno 1496] Item, op de 30ste dag van april anno 1496 ten Karmelieten gehouden het grote kapittel generaal waar vele mooie disputaties gehouden waren binnen het convent onder hen wat elk horen mocht. En ze droegen zeer mooie processie, te weten, te Sint Donaas, te onze Vrouwe, te Sint Salvator en alzo voort en gingen op de heilige bloeddag allen mede in die processie van het heilige bloed en waren tezamen met die van binnen omtrent 280 broeders. En hen waren getoond diverse mooie figuren in hun processie dienden ter materie van hun orde en toen dat gedaan was trok elk weer in het zijne. Item, op de 25ste dag van mei kwamen die voorzegde gedeputeerden van Brugge, weer uit Oostland, maar ze brachten niet zo’n antwoord, dat die voornoemde taveernes hun wijnen wilden verkopen anders dan hun oude gewoontes en privilegies. |
[Item vp desen seluen tijt so warer vele liedenvan wapenen] Item vp desen seluen tijt so warer vele lieden van wapenen, te wetene fransoysen, ende ooc Bortoenen ontrent der stede van sint Omaers, ende hadden wel meeninghe die voorseyde stede in te nemene, maer God versacht want si quamen wel twee hueren spadere dan si ghecommen souden hebben, ende quamen alsoo te spade. Ende dye vander stadt wierdens gheware, waer of eeneghe vanden vpsetters van dien gheuanghen waren, ende corts daer naer gheiusticiert. In dye selue maent van Meye wast seer onghetijdich weder vangroten watere ende winde, van dondere ende van blixeme, so dat also groot water was, alst in twintich iaer int lant gheweest hadde. Hoe den Lantprijs Tantwerpen ghehoudenwas, van Rethoroijcken. ITem vp desen seluen tijt was ghehouden Tantwerpen dye grote ende schoone triumphe ende den Lantprijs van Rethorijcke, daer of den vpper prijs vanden spele van sinne, waren.iij.sieluren cannen, welcken vpper prijs wonnen die ongheleerde van Liere. Ende die Materie dier huyt ghegheuen was, was dese metsgaders ander voor redenen daer si toe seyden. Deducerende daer mede dalder oorboorlicste, ende meest misterye ofte gracie dye god tot des menschens oorboor ende salicheyt gheordonneirt ende verleent heeft. In welcke triumphe van Rethorijcke versaemt waren.xxviij.cameren ofte tijtelen van Rethorijcken, te wetene huyt Brabant, huyt Vlaendren, ende huyt Hollant, ende Zeelant. Te wetene van Ghendt drie cameren, eerst die fonteyne vander stede van Ghendt, die Barbaristen, ende dye van der boomloose mande. Voort die van Oudenaerde, dye van Aelst, dye van Denremonde, die van Hulst, die vander Sluys die van Oostende, die van Ipre, ende dye van Seuencote bi Ghistele, maer die vanbrugge en quamer nyet. Somme vanden ghenen die huyt Vlaendren quamen.xi.cameren. Ende vanden.xxviij.cameren so quamen dye xxij.in ende dedenhuere intreye te lande al vp eenen dach, ende dandere.vi.quamen inne te watere vp den.ij.sten dach daer naer. Te wetene die fonteyne van Ghendt, die van Berghen vp den Zoom, dye vanAmsterdam in Hollant, die van Remerswale huyt Zeelant die vander Sluys, ende die van Oostende. [fol. CC.lxxxij.v] Item in welcke intreyen beede te watere ende te lande grote ende onbegripelicken cost ende triumphe ghedaen was, so dattet met lettel redenen niet scrijuelick en ware, want ick Andries die smet die dit screef, als ghenouchte hebbende in die Retorijcke, track van Brugghe daer omme Tantwerpen ende sacht al diesser of ghebuerde. Item int selue Iaer starf mer Cornelis metteneye, die welcke daer te voren Schoutheeten gheweist hadde, ende was begrauen ten Augustijnen. Item vp den.vi.sten van Wedemaent drouchmen te Brugge een deuote processie generael, in die welcke men drouch tweerdich helich Sacrament, ende men drouchse huyter Burch den grooten ommeganc, ende also weder tsinte Donaes, omme den almoghende God te biddene om ghetijdich wedere. |
[Item, in dezelfde tijd zo waren vele wapenlieden] Item, in dezelfde tijd zo waren vele wapenlieden, te weten; Fransen en ook van Bretagne omtrent de stad Sint Omaars en hadden wel de bedoeling die stad in te nemen, maar God voorkwam het want ze kwamen wel 2 uur te laat dat ze gekomen zouden hebben en kwamen alzo te laat. En die van de stad werden het gewaar waarvan enige van de aanstichters van die gevangen waren en kort daarna berecht. In dezelfde maand mei was het zeer ontijdig weer van groot water en wind, van donder en van bliksem zodat het alzo groot water was als het in 20 jaar in het land geweest was. Hoe de landprijs te Antwerpen gehouden was van retoriek. Item, in dezelfde tijd was gehouden te Antwerpen de grote en mooie triomf van de landprijs van retoriek waar van de opperste prijs van het spel van de zin waren 3 zilveren kannen en die opperste prijs was gewonnen van de ongeleerde van Liere. En de materie die er uit gegeven was, was deze mitsgaders andere voorredenen waartoe ze zeiden. Deduceren daarmee aller nuttigste en de meeste mysterie of gratie die God tot de mensen nut en zaligheid geordonneerd en verleend heeft. In die triomf van de retoriek waren verzameld 28 kamers of titels van retoriek, te weten; uit Brabant, uit Vlaanderen en uit Holland en Zeeland. Te weten; van Gent drie kamers, eerst de Bron van de stad Gent, de Barbaristen en die van der boomloze mand. Voort die van Oudenaarde, die van Aalst, die van Dendermonde, die van Hulst, die van ter Sluis, die van Oostende, die van Ieper en die van Zevekote bij Gistel, die van Brugge kwamen er niet. Sommige van diegenen die uit Vlaanderen kwamen met 11 kamers. En van de 28ste kamer zo kwamen er 22 en deden hun intrede te land allen op een dag en de andere 6 kwamen binnen te water op de 2de dag daarnaar. Te weten; de Bron van Gent, die van Bergen op Zoom, die van Amsterdam in Holland, die van Reimerswaal uit Zeeland, die van ter Sluis en die van Oostende. [fol. CC.lxxxij.v] Item, in die intrede beide te water en te land grote en onbegrijpelijke kosten en triomf gedaan was zodat het met weinig reden niet te schrijven was want ik, Andries de Smet die dit schreef, als genoegen te hebben in de retoriek trok van Brugge daarom te Antwerpen en zag alles war er van gebeurde. Item, in hetzelfde jaar stierf meneer Cornelis met het Eye die daar tevoren schout geweest was en was begraven ten Augustijnen. Item, op de 6de dag van juni droeg men te Brugge een devote processie generaal, waarin men droeg het waardige heilige sacrament en men droeg het uit de burcht de grote omgang en alzo weer te Sint Donaas om de almogende God te bidden om goed weer. |
Item vp Sinte Baselis dach quamen die scotters vanden ouden boghe van eenen schietspele dat gheweest hadde te Denremonde Item vp Sinte Baselis dach quamen die scotters vanden oudenboghe van eenen schietspele dat gheweest hadde te Denremonde, daer sy beschoten hadden ende met hem lieden brochten dentweesten prijs te wetene.vij.silueren schalen, ende waren triumphelicken in ghehaelt vanden capiteyn, Baliu endeSchouteeten, ende vele andere notabele. Ende triumpheerden tsauents vp die poorters loodgie, daer vele ghenouchten was van esbatementen ende anders, ende der stede speellieden warendaer ooc spelende diueersche montetten, ende vp Sint Ians brugghe was een schoon vier ghemaect. In die selue maent van Wedemaent maectet sulck een ongheweerte van dondere ende van blixeme, so dat een Ian van houte wesende vp sijn goet te Ronche in sijn eetcamere, daer den dondere ende blixeme quam door tcafcoen, waer of dat dye voorseyde Ian daer doot ghesleghen was, ende corts daer naer ghebrocht ghekist vp eenen waghene in sint Ians huys, daer vrienden ende maghen tlijck verbeyden, ende was tsauents ontrent den.x.hueren begrauen in onser vrauwen kercke, in die capelle van Ian van Nyeuwenhoue doude. Int eerste van Septembre was dye wet van Brugge vermaect, als costume es, ende was doe Burchmeester van Scepenen mer Ian van Claerhout heere van Pitthem, die int iaer te voren Burchmeestere vanden Courpse gheweest hadde, ende met hembleuen aen.v.schepenen vander ouder wet, welcke ordonnancie daer te voren noeyt ghesien en was. Ende doe was ghemaect Burchmeester vanden courpse Iacob despaers Tresoriers, Adriaen van drabbe, ende Iacob die Donckere. [Vp den derden dach van Septembre] Item vp den derden dach van Septembre was of gheroupen die kelioote vander poellage, ende van hoye ende van stroo, maer alle dander keliooten bleuen noch gaende. [Vp den.vij.sten dach van Septembre] Vp den.vij.sten dach van Septembre was te Brugghe of ghestelt dye assyse vanden corte wijnen nae doude costume, sonder die heete wijnen, ende dat elckerlijc vry varen ende keeren mochte, ende coopmanscap doen in allen landen van onsen prinche denhertoghe Phelips.vi.maenden lanc gheduerende. |
Item, op Sint Basilius dag kwamen de schutters van de oude boog van een schietspel dat geweest was te Dendermonde. Item, op Sint Basilius dag kwamen de schutters van de oude boog van een schietspel dat geweest was te Dendermonde waar ze geschoten hadden en met hen brachten de tweede prijs, te weten; 7 zilveren schalen en waren triomfantelijk ingehaald van de kapitein, baljuw en schout en vele andere notabelen. En triomfeerden tճ avonds op de poorters loods waar vele genoegens was van toneelspelen en anders en de stadsspeellieden waren daar ook spelen diverse composities en op Sint Jans brug was een mooie vuur gemaakt. In dezelfde maand juni maakte het zoՠn onweer van donder en bliksem zodat een een Ian van Houte die op zijn goed was te Ronche in zijn eetkamer waar de donder en bliksem kwam door de schouw waarvan die Ian daar dood geslagen was en kort daarna gebracht gekist op een wagen in Sint Jans huis waar vrienden en verwanten op het lijk wachtten en was ‘s avonds omtrent 10 uur begraven in onze Vrouwe kerk in de kapel van Ian van Nieuwenhoven de oude. In het eerste van september was de wet van Brugge vermaakt, zoals gewoon is, en was toen burgemeester van schepen meneer Ian van Claerhout, heer van Pittem die in het jaar tevoren burgemeester van het korps geweest was en met hem bleven 5 schepenen van de oude wet, welke ordonnantie daar tevoren nooit gezien was. En toen was gemaakt burgemeester van het korps Jacob Despaers en penningmeester Adriaen van Drabbe en Jacob de Donckere. [Op de 3de dag van september] Item, op de 3de dag van september was afgeroepen die heffing van de hoenders en van hooi en van stro, maar alle andere heffingen bleven nog gaan. [Op de 7de dag van september] Op de 7de dag van september was te Brugge afgesteld de accijns van de korte wijnen naar het oude gebruik, zonder de hele wijnen, en dat elk vrij varen en keren mocht en koopmanschap doen in alle landen van onze prins de hertog Filips 6 maanden lang durende. |
[Vp onser vrauwen dach in Septembre] Vp onser vrauwen dach in Septembre was te Brugghe een deuote processye generael ghedreghen tonser vrauwen, omme te biddene dat vrau Iehanne Sconincx van Spaengien dochtere, bruyt vanden hertoge Phelips, die welcke met vele schone schepen lach voor Calis, ter sluys int zwijn met blijschepen soude moghen arriueren, maer het gheuiel dat si arriueerde in Zeelant wel met.C.ende.lxxx.schepen, den.ix.sten dach in Septembre, endebleef daer een stick tijts gheduerende. [ Item corts daerna so vertrack die voorseyde bruyt huyt Zeelant te Antwerpen] Item corts daerna so vertrack die voorseyde bruyt huyt Zeelant te Antwerpen, daer si seer eerlicken ontfanghen was, maer dye wulle ende tysere, ende meest al die coopmanschepe quam te Brugghe te stapele naer costume, maer alle die schepen endemaroniers bleuen al meest in Zeelant. [fol. CC.lxxxiij.r] Item vp dien seluen tijt waren ghecontinueert byder wet vanBrugghe, te wetene dat vanden eeden van beede die ramen, die breede ende die smalle ramen, aen blijuen souden een vandenpoorters die in die voorseyde eeden waren, te wetene vander breede rame.iiij.ende vander smalle rame.iij.twelc een nyeuwe ordonnancie was, maer alle andere Dekens, ende Eeden waren vermaeckt naer doude costumen. [Item me Ioncfrau Margriete hertoge Phelips sustere] Item me Ioncfrau Margriete hertoge Phelips sustere, trac huyt Henegauwe naer die stede van Antwerpen, omme die bruyt van hueren broedere daer te ontfanghene, ende sadt in eenen osbare, ende quam daer met schoonen state seer rijckelic, als ghecleet seer costelic in witten gulden lakene. Ende achter haer quam me vrauwe van Rauesteyn te peerde, al wit ghecleet in schoonen costelicken sijden lakene, met vele Ioncfrauwen achter haer te peerde, die oock seer rijckelijc verchiert waren. Ende daer quamen.viij.vergulden waghenen rijckelick verchiert met vrauwen ende Ioncfrauwen. Ende so huyten Osbare ghebeet sijnde met al haren gheselschape, ende ooc met eeneghe heren van der oordene, ghinc ende ontfinck ende willecoemde die bruyt vanden edelen hertoghe Phelips met seer groter vrientscap, twelc schoone om sien was. |
[Op onze Vrouwe dag in september] Op onze Vrouwe dag in september was te Brugge een devote processie generaal gedragen te onze Vrouwen om te bidden dat vrouw Johanna, koningsdochter van Spanje en bruid van hertog Filips, die met vele mooie schepen lag voor Calais, ter Sluis in het Zwin met blijdschap zou mogen arriveren, maar het geviel dat ze arriveerde in Zeeland wel met 180 schepen de 9de dag van september en bleef dar een tijdje liggen. [ Item, kort daarna vertrok die bruid uit Zeeland te Antwerpen] Item, kort daarna zo vertrok die bruid uit Zeeland te Antwerpen waar ze zeer fatsoenlijk ontvangen was, maar de wol en het ijzer en meest het hele koopmanschap kwam te Brugge te stapele naar het gebruik, maar alle schepen en mariniers bleven al meest in Zeeland. [fol. CC.lxxxiij.r] Item, op diezelfde tijd waren gecontinueerd bij de wet van Brugge, te weten; dat van de eden van beide de ramen, die brede en de smalle ramen, aanblijven zouden een van d poorters die in die eden waren, te weten; van de brede ramen 4 en van de smalle ramen 3, wat een nieuwe ordonnantie was, maar alle andere dekens en eden waren vermaakt naear het oude gebruik. [Item, mevrouw jonkvrouw Margriet, hertog Filips zuster] Item, mevrouw jonkvrouw Margriet, hertog Filips zuster, trok uit Henegouwen naar de stad Antwerpen om de bruid van haar broeder daar te ontvangene en zat in een draagkoets en kwam daar met mooie staat zeer rijk als gekleed zeer kostbaar in witte gulden laken. En achter haar kwam mevrouw van Ravestein te paard, geheel wit gekleed in mooie kostbare zijnde laken met vele jonkvrouwen achter haar te paard die ook zeer rijk versierd waren. En daar kwamen 8 vergulden wagens rijk versierd met vrouwen en jonkvrouwen. En toen ze zo uit de draagkoets steeg met al haar gezelschap en ook met enige heren van de orde ging en ontving en verwelkomde ze de bruid van de edele hertog Filips met zeer groter vriendschap, wat mooi om te zien was. |
Hoe die edele Prinche Hertoghe Phelips trauwede binnen der stede van Liere in Brabant, sijne weerdeghe bruyt Iohanna des Conincx dochter van Spaengien. [fol. CC.lxxxiij.v] ITem corts daer naer quam hertoge Phelips te Mechelen, die welcke bi sijnen vader geweest hadde den coninc vanden Romeynen in Almaengien met seer schoonen state ende trac vandaer te Liere in Brabant, ende daer trauwede hy sijne weerdeghe bruyt Iohanna des conincx dochter van Spaengien, ende was daer beslapen, maer men hielt noch gheene openbare feeste vander brulocht, ende dat omme dat hy corts moeste beweghen sijn sustere Margriete naer Spaengien. Ende die voornoemde Hertoghe Phelips met sijne gheselnede trocken nae Berghen met sijnder suster Margriete, om huer van daer te beweghene naer Zeelant, om van daer te treckene naer Spaengien [Item die Hertoge Phelips een lettel tijts in Zeelandt gheweest hebbende] Item die Hertoge Phelips een lettel tijts in Zeelandt gheweest hebbende, ende sijn suster Margriete den Amyrael van Spaengien ouergheleuert hebbende met schoonen state als princersse van Spaengien ende bruyt van des conincx sone voorseyde, met vele vrauwen ende ioncfrauwen, so nam hy oorlof aen sijn sustere ende aen al haer gheselschap, daer was groot mesbaer vanweenen ende van screyen als si van malcander schieden. Endemidts dat den wint langhe tijt contrarie bleef liet hi sijn suster daer met haren gheselschape princhersse, ende track met haer van daer naer Bruessele. Ende daer waren baelgien ghemaect om te stekene ende te triumpherene ter eeren vander nyeuwer Princhersse ende van harer blijden incomste, ende si waren daer seer eerlic ontfanghen. etc. [Item.xxvi.in Nouembre] Item.xxvi.in Nouembre was te Brugghe verboden metter clocke, dat gheene aerme persoon van nu voort aen en gheorloue te gane in gheene kercken, noch ooc in eeneghe Cloosters om aelmoessene lancx der kercke, maer souden moeten sitten buyten der kerck dueren in ordonnancien, omme aldaer daelmoessen van eenen yeghelijcken te ontfanghene, diemen hem lieden souden gheuen. |
Hoe die edele prins hertog Filips trouwde binnen de stad Liere in Brabant zijn waardige bruid Johanna de koningsdochter dochter van Spanje. [fol. CC.lxxxiij.v] Item, kort daarna kwam hertog Filips te Mechelen die bij zijn vader geweest was de koning van de Romeinen in Allemagne met zeer mooie staat en trok vandaar te Liere in Brabant en daar trouwde hij zijn waardige bruid Johanna de koningsdochter dochter van Spanje en was daar beslapen, maar men hield nog geen openbaar feest van de bruiloft en dat omdat hij gauw moest brengen zijn zuster Margriet naar Spanje. En die hertog Filips met zijn gezellin trokken naar Bergen met zijn zuster Margriet om haar vandaar te brengen naar Zeeland om vandaar te trekken naar Spanje [Item, toen hertog Filips een tijdje in Zeeland was] Item, toen hertog Filips een tijdje in Zeeland was en zijn zuster Margriet de admiraal van Spanje overgeleverd had met mooie staat als prinses van Spanje en bruid van de koningszoon met vele vrouwen en jonkvrouwen zo nam hij verlof aan zijn zuster en aan al haar gezelschap en daar was groot misbaar van wenen en schreien toen ze van elkaar scheidden. En mits dat de wind lange tijd contrarie bleef liet hij zijn zuster daar met haar gezelschap en trok met zijn prinses naar Brussel. En daar waren palissades gemaakt om te steken en te triomferen ter eren van de nieuwe prinses en van haar blijden inkomst en ze waren daar zeer fatsoenlijk ontvangen, etc. [Item, de 26ste van november] Item, de 26ste van november was te Brugge verboden met de klok dat geen armee persoon van nu voortaan verloofd was te haan in geen kerken, nog ook in enige kloosters om aalmoezen langs de kerken, maar zouden moeten zitten buiten de kerkdeuren in ordonnantie om aldaar de aalmoezen van iedereen te ontvangen die men hen zou geven. |
[Item in desen seluen tijt waren gheordonneirt vander stede weghe dye welcke in alle sermoenen omme gaen souden voor die aerme huysweecken] Item in desen seluen tijt waren gheordonneirt vander stede weghe dye welcke in alle sermoenen omme gaen souden voor die aerme huysweecken, ende voor sommeghe verweeckte poorters, ende dat souden si distribueren alle die stede duere daert hemlieden nootsakelijc dochte. Ende dese voorseyde personen souden sijn ghecleet root ende swart, ende ontrent den hals eenen silueren rinck metten heleghen gheest. [Den.xxvij.in Nouembre] Item den.xxvij.in Nouembre starf dye Baliu van Brugghe mer Kaerle van Huytkercke, ende was begrauen ten Augustijnen, daermen drouch met den lijcke.xx.iiij.toortsen, alle dye lieden gheslooft gaende int swarte, elck metter wapene voor sijne borst, ende aen die toortsen, ende met.iiij.stal lichten. Ende vp tlijc lach sijne wapene metten tymmere van schilderyen seer chierlic ende was begrauen in die cappelle byden hooghen outaer bi sijnenvoorders. Item vp den seluen tijt was te Brugge gheordonneert datmen elc sestendeel maer eens tsiaers panden en soude, ende datmen niet meer dan.viij.poortersche dinghedaghen houden en souden, endedatmen alle questien huyten soude. [Item.xv.in Decembre] Item.xv.in Decembre doe swoer mijn heere Adriaen vanclaerhout here van Pitthem, Baliu van Brugghe, dye welcke als doe was Burghmeester van schepenen, ende was gheslaect van sijnen eede, ende mer Ian van Nyeuwenhoue, worde als doen Burchmeester in sijn stede, te wetene mer Ian vanNyeuwenhoue.F.claeys. Item in dit elue iaer wast eenen couden wintere, van reyn ende van grooten storme van winden ende van watere, so datter vp die zee vele schepen verdoruen, ende daer gheschiede seer grote schade in Vlaendren in diueersche plaetsen. Item vp den Nyeuauent.Anno.xcvi.] Item vp den Nyeuauent.Anno.xcvi.so was te Brugge eerst begonnen te doene tsauents een schoon lof van Maria, met orghelen ende met sanghe in Sinte Saluators kercke, ende met schoonen lichte, beghinnende inden wintere [fol. CC.lxxxiiij.r] tsauents te.v.hueren, ende inden somere tusschen vijf ende sessen. Ende es ghefondeirt eewelick ende erffelick gheduerende bi heer Michiel van Hille, gheseyt van Male poortere endelakensnijdere binnen Brugghe, ende te sijnen ouerlijdene een vanden kercmeesters vander voorseyder kercke van sint Saluators. Requiescant in pace. Item vp den.viij.sten dach van Sporcle Anno.M.CCCC.ende.xcvi. doe seylde me ioncfrauwe Margriete, als bruyt van den Coninck van Spaengien huyt Zeelant met eender schoonder vlote van schepen, dye welcke vier maenden lanck hadde ghereet gheleghen beydende naer den wint, ende arriueerden met groter blijschepen sonder eeneghen wederstoot ontrent Paesschen. |
[Item, in dezelfde tijd waren geordonneerd vanwege de stad in alle sermoenen omgaan zou voor de arme huisweken] Item, in dezelfde tijd waren geordonneerd vanwege de stad dat alle in alle sermoenen omgaan zou voor de arme huisweken en voor sommige verweekte poorters en dat zouden ze de hele stad door waar het hen noodzakelijk dacht. En die personen zouden zijn gekleed rood en zwart en omtrent de hals een zilveren ring met de heilige Geest. [De 27ste dag van november] Item, de 27ste dag van november stierf de baljuw van Brugge, meneer Karel van Uitkerke, en was begraven ten Augustijnen waar men het lijk droeg met 24 toortsen en alle lieden gingen gesloofd in het zwart en elk met het wapen voor zijn borst en aan de toortsen en met 4 stallichten. En op het lijk lag zijn wapen met het timmerwerk van schilderijen zeer sierlijk en was begraven in de kapel bij het hoge altaar bij zijn voorouders. Item, op dezelfde tijd was te Brugge geordonneerd dat men elk zesde deel maar eens per jaar verpanden zou en dat men niet meer da 8 poorters dingdagen houden zouden en dat men alle kwesties uiten zou. [Item, 15de van december] Item, 15de van december toen zwoer mijn heer Adriaen van Claerhout, heer van Pittem, baljuw van Brugge, die toen burgemeester was van schepenen en was ontsloegen van zijn eed en meneer Ian van Nieuwenhoven werd toen burgemeester in zijn plaats, te weten; meneer Ian van Nieuwenhoven F.claeys. Item, in ditzelfde haar was het een koude winter van regen en grote stormen van van winden en van water zodat er op de zee vele schepen bedierven en daar geschiedde zeer grote schade in Vlaanderen in diverse plaatsen. Item, op Nieuwjaarsavond anno 1491] Item, op de Nieuwjaarsavond anno 1491 zo was te Brugge eerst begonnen te doen tճ avonds een mooi lof van Maria met orgels en met gezang in Sint Salvator kerk en met mooi licht dat begon in de winter [fol. CC.lxxxiiij.r] ճ avonds te 5 uur en in de zomer tussen vijf en zes. En is gefundeerd eeuwig en erfelijk durend bij heer Michiel van Hille, genoemd van Male poorter en lakensnijder binnen Brugge en tot zijn overlijden een van de kerkmeesters van die kerk van Sint Salvator. Requiescant in pace. Item, op de 8ste dag van februari anno 1491 doen zeilden mevrouw jonkvrouw Margriet als bruid van de koning van Spanje uit Zeeland met een mooie vloot van schepen die vier maanden lang gereed hadden liggen en wachtten op wind en arriveerden met grote blijdschap zonder enige weerstand omtrent Pasen. |
[Hoe dye edele Hertoghe Phelips, met sijnder coninghinne quam binnen der stede van Ghendt] Hoe dye edele Hertoghe Phelips, met sijnder coninghinne quam binnen der stede van Ghendt, seer rijckelijc verchiert, metten Toysoene aen sijnen hals, daer hi seer eerlicken ontfanghen wert vander wet, met der gheheelder ghemeynte vander stede. [Den.x.sten dach in Maerte] ITem den.x.sten dach in Maerte, so quam die edele hertoghe Phelips, met sijnder coninginne binnen der stede van Ghent, dye welcke binnen.xi.of.xij.iaren binnen Vlaendren nyet gheweist en hadde, maer hadde hem altijt ghehouden in Brabant, ende hy quam seer rijckelick inne metten Toysoene aen sijnen hals. Ende me vrauwe die Princhersse was ghecleet met gulden lakene, ende sadt in eenen osbare seer rijckelic verchiert, ende al hare ioncfrauwen quamen achter al vp muylen met costelijcke sadelen ende ghetuyghe, ende alle groote breede hoeden vp thooft, endewaren alle seer rijckelic ende wtnemende costelick ghecleet nae die Spaensche maniere. Ende voor hem lieden reden soe mijn [fol. CC.lxxxiiij.v] heere van Beuere, mijn heere van Rauesteyn, ende meer ander heeren vander oordene. Ende voor die voorseyde heeren reden xij.paeygien, al gheheelijc gecleet met root lakene met goudenstringhen gheborduert ende met gheschakierde hoeden, endequammer inne tsauents ontrent den.ix.hueren. Ende die vander wet met notable vander stede reden yeghens den prinche, ende daer waren ghetoocht vele schoone spelen vander poorte totten houe toe, ende vele notabele vanden schutteryen reden oock yeghens hem, ende die huysen waren al chierlic behanghen, ende met menichte van schonen lichte van toortsen was hi beweicht tot binnen sijnen houe toe. Ende alsdus was hi daer seer eerlicken ontfanghen, maer die ballinghen van Ghendt en quamen nyet inne voor tsanderdaechs. Ende die voorseyde hertoghe Phelips confirmeirde die van Ghent den eedt die huyt sijnder neme te voren ghedaen was. Ende dye voorseyde stede verghifte hem seer eerlicke, ende dit staet dus int corte etc. |
[Hoe de edele hertog Filips met zijn koningin kwam binnen de stad Gent] Hoe de edele hertog Filips met zijn koningin kwam binnen de stad Gent, zeer rijk versierd met het gulden vlies aan zijn hals waar hij zeer fatsoenlijk ontvangen werd van de wet, met de gehele gemeente van de stad. [De 10de dag van maart] Item, de 10de
dag van maart zo kwam die edele hertog Filips met zijn koningin binnen de stad Gent die binnen 11 of 12 jaren niet binnen Vlaanderen geweest was, maar had zich altijd gehouden in Brabant en hij kwam zeer rijk binnen met het gulden vlies aan zijn hals. En mevrouw de prinses was gekleed met gulden laken en zat in een draagkoets zeer rijk versierd en al haar jonkvrouwen er achter allen op muilezels met kostbare zadels en tuigen en alle grote brede hoeden op het hoofd en waren allen zeer rijk en uitnemend kostbaar gekleed naar de Spaanse manier. En voor hen reden zo mijn [fol. CC.lxxxiiij.v] heer van Beveren, mijn heer van Ravestein en meer ander heren van de orde. En voor die heren reden 12 pages allen geheel gekleed met rood laken en met gouden strengen geborduurd en met geschakeerde hoeden en kwam er in ճ avonds omtrent 9 uur. En die van de wet met de notabelen van de stad reden tegen de prins en daar waren getoond vele mooie spelen van de poort tot de hof toe en vele notabele van de schutterijen reden ook tegen hem en de huizen waren allen sierlijk behangen en met menigte van mooie lichten van toortsen was hij bewogen tot binnen zijn hof toe. En al dus was hi j daar zeer fatsoenlijk ontvangen, maar de ballingen van Gent kwamen er niet in voor de volgende dag. En die hertog Filips bevestigde die van Gent de eed die uit zijn naam tevoren gedaan was. En de stad vergaf het hem zeer fatsoenlijke en dit staat dus in het kort, etc. |
[Item vp den.xviij.sten dach in Maerte. Anno.xcvi.] Item vp den.xviij.sten dach in Maerte. Anno.xcvi.so quam Hertoghe Phelips te Brugghe, met sijnder coninghinne inder manieren alsoo hi te Ghendt in quam, ende dye poorte daer hy in quam was seere verchiert. Ende hem waren ghetoocht vele schoone spelen van stommen personagien vander poorte totten houe, byden neghen leden vander stede van Brugghe vp diueersche manieren ghemaeckt, waer of tverstant van alle voorseyde spelen te lanc ware om scriuen. Ende die nacien vanden cooplieden hadden diueersche huysen tusschen der muelenbrugghe ende den houe, die seer rijckelic verchiert warenmet behanghe ende met lichte van toortsen, ende sonderlinge die Venechianen al behanghen met gulden lakenen, ende die Spaengiaerden met lakene root ende blaeu, ende alle dandere rijckelijcken verchiert met diueerschen wapenen van schilderyen. Ende dye Spaengiaerden lieten huyt loopen twee pijpen wijns, die elck drincken mochte diet gheliefde, ende meer ander nacien deden van ghelijcken, ende eeneghe warender die stroyden cruyt ende tregye. Item die poorterye ende alle dye ambochten stonden lancx der straten alle in ordonnancien lancx den baelgien diere toeghemaeckt waren alle met toortsen, ende elck ambacht ende neeringhe met hueren wapenen aen die voorseyde toortsen, ende alle die huysen vander poorte totten houe waren chierlick behanghen met lakene ende met diueersche tapijtserye ende met lichte Ende die Baliu, die Schout, die wet, ende alle die notabele vander stede reden yegens den prinche, ende presenteerden hem buyten der poorten dye slotelen vander stede, ende sommeghe vanden drie boghen reden oock yeghens hem met seer schoonenstate Ende vp dye marckt was een groot vier ghemaect dat barnde tot byden daghe. Ende beede dye hallen waren behanghen met lakene, root, wit ende blaeu, ende met diueerschen lichte van toortsen vp die voorseyde hallen. Ende tbeelfroot was verchiert met rooden lakene bouen ende oock met toortsen, ende alle die clocken vander stede van Brugghe beyaerden van dat die Prinche Hertoghe Phelips ter poorten quam tot dat hi was binnen sijnenhoue. In deser manieren waren die Prinche ende dye Princersse seer minlic ontfanghen in huere stede van Brugghe. Ende hem lieden waren seer schoone ghiften gheschoncken van die vanBrugghe tot haerder blijder incomste. Ende die ballinghen quamen met hem inne, maer sy quamen wat voren metter roode Roede diese beweichde. Ende die prinche hertoghe Phelips hielt sijn natael van paesschen te Brugghe. Anno domini.M.CCCC.ende.xcvij. |
[Item, op de 18ste dag van maart anno 1491] Item, op de 18de dag van maart anno 1491 zo kwam hertog Filips te Brugge met zijn koningin in de manieren alzo hij te Gent inkwam en de poort waar hij inkwam was zeer versierd. En hem waren getoond vele mooie spelen van stomme personages van de poort tot de hof bij negen leden van de stad Brugge op diverse manieren gemaakt waarvan het verstand van al die spelen te lang was om te schrijven. En de naties van de kooplieden hadden diverse huizen tussen de molenbrug en het hof waren zeer rijk versierd en behangen en met licht van toortsen en vooral di Venetianen geheel behangen met gulden laken en de Spanjaarden met rood en blauw laken en alle anderen rijk versierd met diverse wapens van schilderijen. En de Spanjaarden lieten uitlopen twee pijpen wijn die elk drinken mocht die het geliefde en meer ander naties deden dergelijk en enige waren er die strooiden kruiden en suikergoed. Item, die poorterij en alle ambachten stonden langs de straten en allen in ordonnantie langs de palissaden die ertoe gemaakt waren en allen met toortsen en elk ambacht en nering met hun wapens aan die toortsen en alle huizen van de poort tot de hof toe waren sierlijk behangen met laken en met diverse tapijten en met licht. En de baljuw, de schout, de wet en alle notabelen van de stad reden tegen de prins en presenteerden hem buiten de poort de sleutels van de stad en sommige van de drie bogen reden ook tegen hem met mooie staat. En op de markt was een groot vuur gemaakt dat brandde op de dag. En beide de hallen waren behangen met laken, rood, wit en blauw en met diversen lichten van toortsen op die hallen. En het belfort was versierd met rood laken boven en ook met toortsen en alle klokken van de stad Brugge beierden van dat prins hertog Filips ter poort kwam en dat hij was binnen zijn hof. In deze manieren waren de prins en de prinses zeer minlijk ontvangen in hun stad Brugge. En hen waren zeer mooie giften geschonken van die van Brugge tot hun blijder inkomst. En de ballingen kwamen met hem in, maar ze kwamen wat voor met de rode Roede die ze bewoog. En de prins hertog Filips hield zijn geboortedag van Pasen te Brugge anno 1492. |
Hoe die edele Prinche Hertoghe Phelips, erfachtich Graue van Vlaendren, beswoer dye stede van Brugghe. [fol. CC.lxxxv.r] [Den.xxviij.sten dach van Maerte] ITem den.xxviij.sten dach van Maerte naer paesschen. Anno.xcvij.doe beswoer Hertoghe Phelips, graue van Vlaendren die stede van Brugge, eerst hoorende messe tsinte Donaes, daer beswoer hy dye heleghe kercke naer costume. Ende naer die messe quam hi bouen vp tschepen huys, daer hi bouen in die veynster ghinc ligghen, daer een schoon gouden lakenghespannen was, ende beswoer al daer die stede van Brugghe vp thelege cruyce huerlieder rechten ende preuileigien ende goede costumen te houdene ende te onderhoudene gelijc als die sijne voorders ghegeuen ende onderhouden hadden, den welcken eedt hem staefde meester Ian rogiers Pensionaris vander stede vanBrugge. Ende beneden inden burch stont een parc ghemaect daer hoofmannen ende Dekenen in waren, huyter name vandenghemeenen volcke vander stede, ende meester Ian Rogiers die staefde den volcke dat beneden was den eedt, ende swoeren hemghetrauwe ende onderdanege subdijten te sijne, ende sijn palenvanden landen te helpen beschermene naer haerlieder macht. Ende vp den seluen dach so beswoer hi oock tlant vanden Vryen. Ende corts daer naer vertrac hy naer Ipre, ende die Princersse bleef te Brugge, ende men maecte grote ghereeschepe te Brugge omme een steicspel te houden. Ende corts daer naer so quam die prinche te Brugge, ende hadde besworen Ipre, Rijssele endeOudenaerde, daer hi al omme blijdelic ontfanghen was. Item voort es te weten, vrau Margriet in Spaengien sijnde, ende ghetraut hebbende den.Coninc.van Spaengien so wiert si beurucht, ende hadde eenen iongen sone bi haren man, dye welcke ionc starf. Ende corts daer naer so ouerleet die voorseydeprinche van Spaengien, des conincx sone, ende vrau Margrite wedewe wesende, corts daer naer soe keerde sy weder huyt Spaengien herwaerts ouer naer haers broeders landen, endearriueerde in Zeelant, ende van daer trac si te Bruessele in Brabant, bi haren broedere den hertoge Phelips graue van Vlaendren. |
Hoe die edele prins hertog Filips, erfachtige graaf van Vlaanderen bezwoer de stad Brugge. [fol. CC.lxxxv.r] [De 28ste dag van maart] Item, de 28ste dag van maart na Pasen anno 1492 toen bezwoer hertog Filips, graaf van Vlaanderen, de stad Brugge en hoorde eerst mis te Sint Donaas en daar bezwoer hij de heilige kerk naar gebruik. En na de mis kwam hij boven het schepenhuis waar hij boven in de venster ging liggen waar een mooi gouden laken gespannen was en bezwoer aldaar de stad Brugge op het heilige kruis hun rechten en privilegies en goede gebruiken te houden en te onderhouden gelijk als die zijn voorouders gegeven en onderhouden hadden, die eed hem staafde meester Ian Rogiers, pensionaris van de stad Brugge. En beneden in de burcht stond een perk gemaakt daar hoofmannen en dekens in waren, uit naam van het gewone volk van de stad en meester Ian Rogiers die staafde het volk dat beneden was de eed en zwoeren hem getrouwe en onderdanige onderzaten te zijn en zijn palen van de landen te helpen beschermen naar hun macht. En op dezelfde dag zo bezwoer hij ook het land van de vrijen. En kort daarna vertrok hij naar Ieper en de prinses bleef te Brugge en men maakte groot gereedschap te Brugge om een steekspel te houden. En kort daarna zo kwam de prins te Brugge en had bezworen Ieper, Rijsel en Oudenaarde waar hij alom blijde ontvangen was. Item, voort is het te weten dat vrouw Margriet die in Spanje was en getrouwd was met de koning van Spanje zo werd ze bevrucht en had een jonge zoon bij haar man die jong stierf. En kort daarna zo overleed de prins van Spanje, des koningszoon en vrouw Margriet die weduwe was keerde kort daarna weer uit Spanje herwaarts over naar haar de landen van haar broeder en arriveerde in Zeeland en vandaar trok ze te Brussel in Brabant, bij haar broeder, hertog Filips, graaf van Vlaanderen. |
Hoe die Hertoghe van Sauoyen, een Ambassade seynde aen den hertoge Phelips, om te hebbende die voorseyde weduwe vrau Margriete te huwelicke. [fol. CC.lxxxv.v] ITem corts naer desen tijt soe quammer een eerlick ambassade byden hertoghe Phelips, huyter name vanden seer edelen endemachteghen hertoghe van Sauoyen, die welcke begeerde dye voorseyde weduwe vrau Margriete te huwelijcke, welcke huwelick gheconsenteirt was ende ghesloten by den Princhen ende edelen vanden lande, ende was dye voorseyde Margriete bi rade ende aduijse van vele groote heren ende princhen, die ten sluytene vanden seluen huwelicke waren, corts daer naer met schoonen state ende costelicheyt ghesonden naer dat Hertoochdom van Sauoyen, ende was gheconuoyeert vandenHertoghe Phelips haren lieuen broedere, ende met meneghen seer edelen man. [Vp den Paesschen dach] Item int iaer ons heeren duyst vier hondert ende.xxviij.so ghebuerde te Ghendt vp den Paesschen dach ter vesper tijt, datmen den Fierter vanden heleghen vrient gods sinte anthonis van Belle, ghedreghen hadde Tsinte Baefs in shelichs Kerst kercke. Ende daer sijnde so ghinck tvolc met groter druyst ouer die brugghe, soe men gaet naer Sinte Baefs ende die brugghe was versuymt te sluytene, midts dat een brugghe es diemen vp ende neder laet, om die schepen met seylen duer te lijdene, ende die voorseyde brugghe dye ghinc deen eynde vp ende tander eynde nedere, metsgaders tghewichte vanden seer groten volcke, so datter bi dien ghewichte ende swaerheyt viel in die schelde vele volcx ende oock verdranck. Ende onder al so wasser een vrauwe die welcke swaer ghinc met kinde, die welcke gheuischt wort, ende ghelach daer naer, corts sonder mesquame oft dangier dwelck een seer schoon ende groot myrakel was, Gode hebbe lof etc. |
Hoe de hertog van Savoie een ambassade zond aan hertog Filips om vrouw Margriet te huwelijk te hebben. [fol. CC.lxxxv.v] Item, kort na deze tijd zo kwam er een fatsoenlijk ambassade bij hertog Filips uit naam van de zeer edele en machtige hertog van Savoie die begeerde die weduwe vrouw Margriet te huwelijken welk huwelijk toegestemd was en gesloten bij de raad van de prins en edelen van het land, en was Margriet bij raad en advies van vele grote heren en prinsen die te sluiten van het huwelijk waren kort daarna met mooie staat en kostbaarheid gezonden naar dat hertogdam van Savoie ren was begeleid van hertog Filips haar lieve broeder en met menige zeer edele man. [Op de Paasdag] Item, in het jaar ons heren 1498 zo gebeurde te Gent op de Paasdag ter vesper tijd dat men de relikwiekast van de heilige vriend Gods Sint Anthonis van Belle gedragen het te Sint Baaf in de heilige christenkerk. En toen men daar was zo ging het volk met groot gedruis over de brug zo men gaat naar Sint Baaf en die brug was verzuimd te sluiten mits dat het een brug was die men op en neer laat om de schepen met zeilen door te laten gaan en die brug ging het ene einde op en het andere einde neer mitsgaders het gewicht van het zeer grote volk zodat het door dat gewicht en zwaarheid in de Schelde veel volk viel en ook verdronk. En onder allen zo was er een vrouw die zwaar ging met kind die opgevist werd en lag daarna kort daarna zonder miskwam of gevaar wat een zeer mooie n groot mirakel was, God heeft lof, etc. |
[Dit es dat grote ende seer wtnemende costelicke Schietspel vanden edelen Cruysboghe der ouder gulden] Dit es dat grote ende seer wtnemende costelicke Schietspel vanden edelen Cruysboghe der ouder gulden, vanden heleghenmartelare sint Ioris, ghehouden binnen der stede van Ghendt, daer vele schoone ende rijckelijcke prijsen te winnene waren. Waer af die quarte ende kennesse van desen voorseydeschietspele, te kennen ghegheuen was elcke plaetse bysondere byder stadtbode etc. Dat.lxx.Capittel. [fol. CC.lxxxvi.r] [Den.xvi.sten dach van Lauwe.xcvij] OIt es dye Quarte vanden Schietspele, dat was binnen Ghendt in Vlaendren vanden Cruysboghe, vanden ouden gulden van mijn heer sint Ioris, die welcke quarte huyt ghesonden ende te kennene ghegheuen was elcke stede ende plaetse besondere, den.xvi.sten dach van Lauwe.xcvij.het welcke seer costelick enderijckelick ende schoon was, also ghi hier naer wel hooren endeverstaen sult. Alle den ghenen die dese presente letteren sullen sien oft hooren lesen, oft kennesse daer of hebben, sonderlinghe alle Keyseren, Coninghen, heeren, coninckstauel, Prouoosten, Dekenen, ghesworene, prouisuers, ende ander eerbaer mannenende ghesellen vander groter ende ouder gulde vanden edelenconsteghen ende eerbaren spele vanden voetboghe, wesende binnen alle vryen ghepreuilegierde steden daermen vseert endegheplogen heeft, te hantieren vanden seluen voetboge, Baliu, scepenen, [fol. CC.lxxxvi.v] ende Raet, Coninck, Deken, ende prouisuers, ende die ghemeene guldebroeders vanden grooten gulden vanden edelen gloriosen Ruddere ende heleghen sandt mijn heere sint Ioris binnen der stede van Gendt, Saluyt met alder ionsten, vrientschape endeminne. Hoe die edele ende eerbare lieue heeren medebroeders ende weerde vrienden, wt dien dat die menschelijcke natuere bewijst dat alle goede creatueren ghehouden ende schuldich sijn in allen reynen, eerbaren, duechdelijcke, solacelijcke spele, tverblijden sonderlinghe daer ghenouchte, eendrachtigheyt endebroederlijcke communicacie huyt spruyten mach, endeonderhouden ghebroederen moghen werden, ende ooc dat onder alle heren ende goede mannen hoghe middele, ende neder, vanwat state oft condicien dat si sijn, bouen allen anderen spelen, tspel vanden edelen voetboghe midts der reynicheyt endeconsteghe aert daer toe dienende, van ouden tijden in eeren meest ende consolacie oft weerdicheden ghehantiert endeverheuen heeft gheweest ende noch es, ende dat byder seluer eerbare hantieringe alle vruecht ende ghenouchte inden mensche vermeerst ende verwect werden, ende alle onghenouchten versteken ende verdreuen. So eest dat wy aensien tghene dat voorseyde es, ende midts dien gheneghen sijnde blijscap ende alle reyn ghenouchte met v lieden naer onsen vermoghen te hebben ende ghebruyckene, daer conste eere ende vrientschap wt spruyten moghen, v ende elck Saluyt besondere becondeghen, ende doen te wetene dat wi byder gracien ende weerdichede van Gode van hemelrijcke, sijnder ghebenedider moedere, ende den voorseyde edelen gloriosen Ruddere ende heleghen sant sint Ioris, ende alle gods heleghen. Ende bi consente orloue ende Ottroye van onsen edelen gheduchtighen heere ende erfachteghen prinche, denEertshertoghe Phelips van Oostenrijcke, hertoge vanBourgoengien, van Lotrijck, van Brabant, van Brabant, van Stier, van Camele, van Carinten, van Lymborch, van Lutcenborch, ende van Gheldre. Graue van Hasborch, van Vlaendren, van Tyrol, vanArtoys, van Loreynen, van Italieen, van Henegauwe, Lantgraue van Elzaten, Marcgraue van Borgauwe, ende van sghelijcx rijcke van Hollant, van Zeelant, van Ferretten, van Kyburch, van Namen, ende van Zuytphen graue, here van Vrieslant, vp dye marcht van Salouonie, van Poortenaus, van Salinis, ende van Mechelen. Hebben eendrachtelick gheordonneert een ghenouchlicke feeste ende schietspel te houden binnen deser voorseyde stede van Ghent, ter maten ende lengden, te wetene van xliij.roeden lanck, lettel min oft meer, sulck als hi die brengher van desen onsen mede broedere v lieden tooghen sal, daer van wy ghelijcke lengde ende exempel onder ons houden. Ende om dat elc ter voorseyde feesten vrelijck en versekerlick sal moghen commen, soe heeft onse voorseyde gheduchteghe heere ende prinche verleent ende ghegheuen bi sijnen openen letteren, goet sekere ende vry gheleede allen personen die ten seluen schietspele sal ghelieuen te commen, midtsgaders huerlider familie ende goedinghen, omme daer te wesene ende te blijuene den tijt van dien gheduerende, endeweder thuys te keerene sonder datmen dien sal moghen vanghen ofte arresteren om eenegherhande schulden, het sy Renten oft ander saecken in eenegher manieren. Wel verstaende dat hier niet in begrepen en sijn dye schulden van onsen gheduchten heere ende prinche, ende ooc die persoonen ghebannen rebelle ende fugitiue van sijnen voorseyde lande, alsoo v lieden dat claerlic blijcken mach bi eenen Vidimus onder deser stede seghele, die v dese onse boden ende gulde broedere brengt. |
[Dit is dat grote en zeer uitnemende kostbare schietspel van de edele kruisboog der oude gilden] Dit is dat grote en zeer uitnemende kostbare schietspel van de edele kruisboog der oude gilden van de heilige martelaar Sint Joris gehouden binnen de stad Gen war vele mooie en rijke prijzen te winnen waren. Waarvan de kwart en de kennis van dit schietspel te kennen gegeven was op elke plaats apart bij de stadsbode, etc. Dat 70ste kappittel. [fol. CC.lxxxvi.r] [De 16de dag van januari 1497] Dit is de kwart van het schietspel dat was binnen Gent in Vlaanderen van de kruisboog van de ouden gilden van mijn heer Sint Joris die kwart uitgezonden en te kennen gegeven was elke stad en plaats apart de 16de dag van januari 1297 wat zeer kostbaar, en rijk en mooi was zoals ge hierna wal zal horen en verstaan. Al diegene die deze presente brieven zullen zien of horen of kennis daarvan hebben vooral alle keizers, koningen, legeraanvoerders, provoosten, dekens, gezworenen, provisors en ander eerbare mannen en gezellen van de grote en oude gilde van het kunstige en eerbare spel van de voetboog die waren binnen alle vrije geprivilegieerde steden war men gebruikt en gedaan heeft te hanteren van die voetbogen, baljuw, schepenen, [fol. CC.lxxxvi.v] en raad, koning, deken, en provisors en de gewone gildebroeders van de grote gilde van de edele glorieuze ridder en heilige Sint mijn heer Sint Joris binnen de stad Gent, saluut met alle gunsten, vriendschap en minne. Hoe die edele en eerbare lieve heren medebroeders en waarde vrienden waaruit de menselijke natuur bewijst dat alle goede creaturen gehouden en schuldig zijn in alle reine, eerbare, deugdelijke wereldse spelen te verblijden en vooral daar genoegen, eendracht en broederlijke communicatie uitspruiten man en onderhouden gebroeders mogen worden en ook dat onder alle heren en goede mannen hoge en middelbare en lage, van wat staat of conditie ze zijn boven alle andere spelen, het spel van de edele voetboog mits de reinheid en kunstige aart dat daartoe dient van oude tijden in eren meest en vertroosting of waardigheid gehanteerd en verheven heeft gewest en nog is en dat bij dezelfde eerbare hantering alle vreugde en genoegens in de mens vermeerderd en opgewekt worden en alle ongenoegens versteken en verdreven. Zo is het dat we aanzien hetgeen gezegd is en mits dien genegen zijn blijdschap en alle reine genoegens met u naar ons vermogen te hebben en gebruiken daar kunst, eer en vriendschap uit mag spruiten u en elke saluut en vooral verkondigen en laten weten dat we bij de gratie en waardigheid van God van hemelrijk, zijn gezegende moeder en de edele glorieuze ridders en heilige Sint Joris en allen Gods heiligen. En met toestemming en verlof en machtiging van onze geduchte heer en erfachtige prins de aartshertog Filips van Oostenrijk, hertog van Bourgondie, van Lotharingen, van Brabant, van Brabant, van Steier, van Camele, van Karinthie, van Limburg, van Luxemburg en van Gelre. Graaf van Habsburgs, van Vlaanderen, van Tirol, van Artois, van Lotharingen, van Italie, van Henegouwen, landgraaf van Elzas, markgraaf van Borgauwe, en insgelijks het rijk van Holland, van Zeeland, van Ferretten, van Kyburcht, van Namen, en van Zutphen graaf, heer van Friesland, op de grens van Sloveni, van Portenau, van Salins en van Mechelen. Hebben eendrachtig geordonneerd een genoeglijk feest en schietspel te houden binnen deze stad Gent ter maten en lengte te weten; van44 roeden lang wat minder of meer zulks als de brenger van deze onze medebroeder u tonen zal waar we van gelijke lengte en voorbeeld onder ons houden. En omdat elk ter feest vredig en verzekerd zal mogen komen zo heeft onze geduchte heer en prins verleend en gegeven bij zijn open brieven goede en zekere vrijgeleide alle personen die tot dat schietspel zullen gelieven te komen mitsgaders hun familie en goederen om daar te wezen en te blijven de tijd dat het duurt en weer naar huis te keren zonder dat men die zal mogen vangen of arresteren om enigerhande schulden, hetzij renten of andere zaken in enige manieren. Wel verstaande dat hierin niet begrepen zijn de schulden van onze geduchte heer en prins en ook de personen gebannen, rebels en vluchtend zijn uit zijn land alzo u dat duidelijk blijken mag bij een vidimus (1) onder deze zegel die u deze onze boden en gildebroeder brengt. (1) In een vidimus-akte verklaart een autoriteit een oudere akte gezien te hebben waarna de volledige tekst van die akte overgenomen wordt. |
[Tsondaechs den.xx.sten dach van Meye.iiijc.xcviij] Welcke feeste vanden voorseyde ghenouchlicke schietspele, sal beghinnen ende ingaen tsondaechs den.xx.sten dach vanMeye.iiijc.xcviij.eerst commende, daer elc gheselschap commende van buyten lande van Vlaendren, ghehouden werden te sijne ten daghe voor noemt binnen sonnen schijne, ende hem lieden te vertooghene endete presenterene voor den coninck ende sijn gheselschap, ter plaetsen daer si haerlieder Tafel ende staet houden sullen. Ende die ghene van schutters die schieten sullen, ende elc sonderlinghe al daer te seluen daghe te doen teekenen ende in scriuen bi [fol. CC.lxxxvij.r] namen ende toenamen vanden ghenen die last hebben sullen omme te loten, alsoo hier naer verclaerst sal staen. Ende het tsander daechs daer naer werden ghehouden alle dye gheselschapen van buyten den lande van Vlaendren, te commen oock binnen sonneschijne hem lieden te vertooghen ende te doen scriuen als voren. Int sghelijcx die te watere sullen commen tsy van binnen den lande van Vlaendren oft daer buyten, werden ghehouden sdijsendaechs daer nae binnen sonne schijne te commene binnen der seluer stede met huerlieder schepen ende gheselschapen in die cooruileye, tusschen sinte Michiels brugge ende die vee brugghe, lijende voor dye taneelhauders al daer. Ende dat ghedaen, wtgaende ten lande ende hem lieden vertooghen voor het Princepael taneel, ende dan hem lieden te doen teekenen endescrijuen, als voren. Wel verstaende dat gheen geselscap int incommen te lande ende te watere, ander gulden van boghen onderstant doen en sullen in persoone noch in habijte, vp versteken tsijne van prijse. |
[Zondag de 20ste dag van mei 1498] Welk feest van het genoeglijke schietspel zal beginnen en ingaand de zondag de 20ste dag van mei 1498 eerst komend waar elk gezelschap dat komt van buiten het land van Vlaanderen, gehouden wordt te zijn de dag voor genoemd binnen de zonschijn en hen te vertonen en te presenteren voor de koning en zijn gezelschap ter plaatse daar ze hun tafel en staat houden zullen. En diegene van schutters die schieten zullen en elk apart aldaar dezelfde dag te laten inteken en inschrijven [CC.lxxxvij.r] namen en toenamen van diegenen die last hebben zullen om te loten, alzo hierna verklaard zal staan. En de volgende dag daarna worden gehouden alle gezelschappen van buiten het land van Vlaanderen te komen ook binnen zonneschijn hen te tonen en te laten inschrijven als voren. Insgelijks die te water zullen komen, hetzij van binnen het land van Vlaanderen of daar buiten, worden gehouden dinsdag daarna binnen zonneschijn te komen binnen dezelfde stad met hun schepen en gezelschappen in die koorvilei (?) tussen Sint Michiels brug en de Veebrug en belijden het voor de staatsiehouders aldaar. En als dat gedaan is uitgaan ten lande en hen vertonen voor het belangrijkste staatsie en hen te laten inteken en inschrijven als voren. Wel verstaande dat geen gezelschap in het inkomen te land en te water andere golden van bogen onderstand doen zullen in persoon nog in habijt op verstoken te zijn van prijzen. |
[Den.xxiij.sten dach vander seluer maent] Ende tsondaechs daer naer, den.xxiij.sten dach vander seluer maent ten seuen hueren voor noene, weder te commene ter seluer plaetsen, omme alle voorgaende gheschillen gheschiet sichtent den lesten ghehouden schietspelen onghedissideert te dissiderene ter minnen ende berechten voor tlot, ende naer tlot en salmen gheen voorleden gheschillen moghen in bringhen noch berecht daer of doen. Maer ghemeenlic eenege gheschillen naer tlot binnen onsen voorseyde tschietspele oft feeste, die sullen werden ghedissideert, ghetermineert ende berecht bi ons ende by sulcken anderen coninghen ende notabele mannen als ons ghelieuen sal daer toe te nemen, sonder dat te betrecken in eeneghe ander plaetsen bi eeneghen iugen. Ende naer die desysie vanden seluen gheschillen salmen vergaderen omme te lotene ende te doene alsomen ouer een draghen sal, ten dien eynde daer men tsanderdaechs naer dat gheloot sal sijn, salmen moghenbeghinnen te schietene, ter sulcker hueren alsmen stellen sal. Te wetene ouer elck stede oft plaetse.xij.schutters, ende nyet meer.x.schutters ende nyet min, elc.xij.schueten schietende, daer af huyt elcken loten ghehouden werden te blijuene tot dat si gheschoten sullen hebben, vier personen oft meer vandenvoornoemde schutters ende niet min. Ende int sghelijcx ander gheselschapen die vp eeneghe prijsen van schietene in commen oft andersins staen, sullen werdenghehouden met.iiij.persoonen oft meer, te blijuen ligghende tschietspel gheduerende, ende dat vp dye verbuerte dat si winnenmochten oft ghewonnen hadden. Maer gheuielt so dat God verhoede dat in eenich gheselschap eenich vanden schutters storue oft siet worde dat hi niet en mochte schieten, so sullen dander moghen schieten, ende sullen telcken loot also vele persoonen van binnen schieten om den wijn. Ende so wie eerst ghecrijghen sal drye schueten, eerst van binnen oft van buyten, vp elc eynde winnende met eender vijle, sullen winnen den wijn, te wetene vp elcken man twee groten.Vlaemscher munte. Endedye van buyten sullen nemen also vele maten als hem lieden ghelieuen sal, binnen haren voorseyde.xij.schueten, ende ten eynde elc hem houdende aen sijn cortste mate, behouden dien dat onse meeninghe ende ordonnancie es waer, alsoo onse gheduchte heere ende prinche bi sijnder gracie gheliefde te schieten, dat sy onghehouden, sullen werden van incommen ende van lotene, maer sullen moghen schieten te wat tijde ende daghe alst hemlieden ghelieuen sal binnen der feesten gheduerende. Ende waert ooc so dat ons bode versuymde ende achterliet bi nootsake oft andersins, eeneghe goede ghevryde ende ghepreuilegierde steden oft plaetsen met desen onsen letteren te commen, ende eenich ghesworen gheselschap vanden ouden gulden vander seluer vergheten stede oft plaetse tonser feestenquamen binnen den tijde en condicien voren verclaerst, dat die sullen moghen inne commen, loten, schieten naer iuweelen, ghelijc oft ons bode daer gheweest hadde sonder fraude. Ende om dat wi begeeren dese dinghen voor noemt, ende om met den condicien in dese letteren begrepen wel ghehouden endeghehantiert te sijne sonder eeneghe ghebreken bi eeneghen engiene, niet yegenstaende fol. CC.lxxxvij.v] eeneghe ordonnancie ter contrarien in ander plaetsen gheordonneert alle die iuweelen ende prijsen hier naer bescreuen. Eerst te wetene, so waer schutters van eender stede, van eeneneede ende cleede schoonst ende eerlicxt incommen sal binnen den voornoemde lande van Vlaendren te lande, dye salmengheuen twee rijckelicke silueren cannen, weghende vijf marck. Ende so wie daer naer schoonst ende eerlicxt in commen sullen van buyten den lande van Vlaendren te lande, die salmen gheuen in sghelijcx twee silueren cannen weghende vijf marck. So wie daer naer schoonst ende eerlicxt in commen sal vanbuyten den voorseyde lande van Vlaendren, als bouen die salmen gheuen twee rijckelicke cannen van siluere, weghende drie marck. Item so wie schoonst ende eerlicxt incommen sal van binnen den lande van Vlaendren te watere, die salmen gheuen twee rijckelicke silueren cannen, weghende drie marck. Ende soe wie dat daer naer schoonst ende eerlicxt incommen sullen van binnen den lande van Vlaendren te watere, die salmengheuen twee rijckelicke silueren cannen, weghende twee marck. Item so wie schoonst ende eerlicxt in commen sullen te watere, van huyten lande van Vlaendren voornoemt, die salmen gheuen twee rijckelicke silueren cannen, weghende drye marck. Ende so wie schoonst ende eerlicxt in commen sullen te watere van buyten den voornoemden lande van Vlaendren, die salmen gheuen twee rijckelicke silueren cannen, weghende twee marck. Item so wat gheselschap vanden schutters, die commen sullen omme schieten vanden verrensten lande, die salmen gheuen twee rijckelicke silueren cannen, weghende drye marck. Item soe wat schutters commen ende schieten van verrensten watere, die salmen gheuen twee rijckelicke silueren cannen, weghende twee marck. Dese voornoemde iuweelen van schoonste ende verrenste incommen sal men presenteren naer tlot endeeermen schieten sal. |
[De 23ste dag van dezelfde maand] En zondags daarna de 23ste dag van dezelfde maand te 7 uur voor noen weer te kommen terzelfder plaats om alle voorgaande geschillen die geschied zijn sinds het laatst gehouden schietspelen ongestoord andere meningen doen ter minnen en berechten voor het lo, en na het lot zal men geen voorleden geschillen mogen inbrengen nog bericht daarvan doen. Maar algemeen enige geschillen na het lot binnen ons schietspel of feest die zullen worden anders gedaan, afgesloten en berecht bij ons en bij sommige anderen koningen en notabele mannen als ons gelieven zal daartoe te nemen, zonder dat te betrekken tot enige ander plaatsen bij enige rechters. En naar de verdeling van die geschillen zal men vergaderen om te loten en te doen alzo men overeen komen zal tot dat doel daar men de volgende dag daarna dat geloot zal zijn zal mogen beginnen te schieten ter zulk uur zoals men stellen zal. Te weten; over elke stede of plaats 12 schutters en niet meer dan 20 schutters en niet minder die elke 12 schoten schieten waarvan uit loting gehouden worden te blijven totdat ze geschoten zullen hebben vier personen of meer van die schutters en niet minder. En insgelijks andere gezelschappen die op enige prijzen van schieten inkomen of anderszins staan zullen worden gehouden met 4 personen of meer te blijven liggen gedurende het schietspel en dat op het verbeuren dat ze winnen mochten of gewonnen hadden. Maar gebeurde het zo dat God verhoedde dat in enig gezelschap enige van de schutters stierf of ziek werd zodat hij niet mocht schieten, zo zullen de anderen mogen schieten en zullen te elke lot alzo veel personen van binnen schieten om de wijn. En zo wie het eerste krijgen zal drie schoten, is het van binnen of van buiten, op elk einde winnende met een pijl zullen winnen de wijn, te weten; op elke man twee groten Vlaamse munt. En die van buiten zullen nemen alzo vele maten als hen gelieven zal binnen hun 12 schoten en ten einde dat alk zich houdt aan zijn kortste mate, behouden dien dat onze bedoeling en ordonnantie waar is alzo onze geduchte heer en prins bij zijn gratie geliefde te schieten dat ze opgehouden zullen worden van het inkomen en van het loten, maar zullen mogen schieten te wat tijd en dag als het hem gelieven zal binnen het feest gedurende. En waas het ook zo dat onze bode verzuimde achterliet door noodzaken of anderszins enige goede vrije en geprivilegieerde steden of plaatsen met deze onze brieven te komen en enig gezworen gezelschap van de ouden gilden van dezelfde vergeten steden of plaatsen tot ons feest kwamen binnen de tijd en conditie voor verklaard dat die zullen mogen inkomen, loten, schieten naar juwelen, gelijk of onze bode daar geweest was zonder fraude. En omdat we begeren deze dingen voor genoemd en om met de conditie in deze brieven begrepen goed gehouden en gehanteerd te zijn zonder enige gebreken bij enige machines, niet tegenstaande fol. CC.lxxxvij.v] enige ordonnantie ter contrarie in andere plaatsen geordonneerd alle juwelen en prijzen hierna beschreven. Eerst te weten, zo waar schutters van een stad, van een eed en kleed het mooist en fatsoenlijkst binnen komen zal binnen het land van Vlaanderen te land di zal men geven twee rijke zilveren kannen die wegen vijf mark. En zo wie daarna het mooist en fatsoenlijkst inkomen zullen van buiten het land van Vlaanderen te land die zal men geven insgelijks twee zilveren die wijf mark wegen. Zo wie daarna het mooist en fatsoenlijkst inkomen zal vanbuiten het land van Vlaanderen als boven die zal men geven twee rijke kannen van zilver die wegen drie mark. Item, zo wie het mooist en fatsoenlijks inkomen zal van binnen het land van Vlaanderen te water die zal men geven twee rijke zilveren kannen die drie mark wegen. En zo wie dat daarna het mooist en fatsoenlijks inkomen zullen van binnen het land van Vlaanderen te water, die zalmen geven twee rijke zilveren kannen die twee mark wegen. Item, zo wie het mooiste en fatsoenlijkste inkomen zullen te water van uit het land van Vlaanderen, die zal men geven twee rijke kannen die drie mark geven. En zo wie het mooiste en fatsoenlijkste inkomen zullen te water van buiten het land van Vlaanderen, die zal men geven twee rijke zilveren kannen die wegen twee mark. Item, zo wat gezelschap van de schutters die komen zullen om te schieten van de verste landen, die zal men geven twee rijke zilveren kannen die wegen drie mark. Item, zo wat schutters komen en schieten van verre te water, die zal men geven twee rijke zilveren kannen die wegen twee mark. Deze voornoemde juwelen van het mooiste en verste inkomen zal men presenteren na het lot en eer men schieten zal. |
Item voort es te wetene dat tonser voornoemder feesten sullen sijn te winnene acht iuweelen met schietene, in manieren ende in die condicie hier naer verclaerst. Item inden eersten so wie van buyten, binnensinen.xij.schueten viere die cortste maten schieten sal naest den stake in een vergaderinghe, dyen salmen gheuen sesse rijckelijcke silueren cannen, weghende.xxxij.marck.als voor thoochste iuweel. Item den ghenen dye hebben sal binnen sijnen.xij.schueten als voren gheseyt es, vier die cortste maten daer naer, dien salmengheuen vijf rijckelicke silueren cannen, weghende.xxiiij.marck, als voor tander iuweel. Item die ghene die hebben sal binnen sijnen.xij.schueten als voren gheseyt es, vier die cortste maten daer naer, die salmengheuen vier rijckelijcke silueren cannen, weghende.xvi.marck, als voor terde iuweel. Item so wie van buyten die voorseyde eerste cortste vier matenin persone, inder manieren bouen verclaerst, gheschoten sal hebben, daer mede dat hy tvoorseyde hoochste iuweel winnen sal, dye salmen gheuen voor sijnen persoon te hebbene ende te behouwene eenen rijckelicken silueren verdecten croes, weghende een marck siluers, als voor tvierde iuweel. Item die ghene die hebben sal binnen sijne.xij.schueten als vooren gheseyt es, drie die cortste maten, dien salmen gheuendrye rijckelicke silueren cannen, weghende.x.marck voor tvijfste iuweel. Item die ghene die hebben sal binnen sijnen.xij.schueten als voorseyde es, drie die cortste maten daer naer, die salmen gheuentwee rijckelicke silueren cannen, weghende ses marck, als voor tseste iuweel. Item sie ghene die hebben sal binnen sijne.xij.schueten als voren gheseyt es, twee die cortste maten daer naer, dyen salmen gheuen twee rijckelijcke cannen, weghende.iiij.marck, voor tseuenste iuweel. Item so wie van buyten die meest schieten sal vry binnen den witte ende naest den staecke, ne gheen vandenvoorseyde.vij.iuweelen winnende, dyen salmen gheuen een rijckelicke silueren canne, wegende vier marck voor tachste iuweel. [fol. CC.lxxxviij.r] Ende es ons meeninghe ende ordonnancie dat huyt elcken steden plaetsen, oft gulden maer een gheselschap tonser voorseyde feesten commen sal, omme naer dye voornoemde iuweelen te schietene niet meer dan een iuweel oft prijs vanden voornoemden seuene iuweelen sijn en sal moghen winnen, endedat bi een man, hebbende also vele maten als voren verclaerst staet ende hem houden aen sijn cortste mate, ende dandere latenvaren sonder arghelist. Ende so wie vanden schutters die omme dye voornoemde iuweelen schieten sullen tsy van buyten oft van binnen also menichweruen als si verschieten sullen binnen den ringhe dye int witte vanden doele ghestelt sal sijn, dien salmen gheuen een gulden rinck. Item so wat schutters van binnen die meest ringhen winnen sal, dien salmen gheuen een silueren roosen hoet, wegende.ij.onsen Item so waer gheselschap ontfanghen wert om schieten denschoonsten heerlicsten ende rijckelicsten staet houden sal met vierene, ende andersins daer toe dienende, dye selue onse feeste ghedurende, dye salmen gheuen twee rijckelicke silueren cannen, weghende.vi.marck. Die daer naer schoonst staet houden sal so voorseyde es, dien salmen gheuen twee silueren cannen, weghende vier marck. Item so wie het achterste lot ghebuert van schietene, die sal hebben twee rijckelicke staken, weghende ses onsen, ende het laken daer die doelen mede vercleet sijn Item so wat gheselschap van Rethorijcken commen met denseluen schutters van buyten ter seluer onser feesten, die schoonst ende ghenouchlicxt es batementede, spelen sullen in duytschen talen ronden ryme, sonder eeneghe vylonie oft dorperheyt tselue batement inhebbende, dwelcke sy spelen sullen voor onsen coninc oft sijn gheselscap daer sy tsauents haerlieder staet houden sullen die voorseyde feeste gheduerende, dyen salmen gheuen twee rijckelicke cannen, weghende ses marck. Item so wat gheselscap ter seluer onser feesten commen vanRethorijcken, daer naer oock in duytsche talen spelen sullen dye schoonste ende ghenouchlijcste battementen als voren, dye voornoemde feeste gheduerende, dien salmen gheuen een rijckelicke silueren canne weghende.vi.marck. Item so wat gheselschap van Rethorijcke als voorseyde es, tonser feesten commende es daer naer sghelijcx in walscher talen spelen sullen, die schoonst ende ghenouchlicxt es batementende als binnen die voorseyde onse feeste gheduerende, dye salmen gheuen een rijckelijcke silueren canne weghende drye marck. |
Item, voort is het te weten dat tot ons feest zullen zijn te winnen acht juwelen met schieten, in manieren en in de conditie hierna verklaard. Item, als eerste zo wie van buiten binnen zijn 12 schoten vier de kortste maten schieten zal naast de staak in een verzameling die zal men geven zes rijke zilveren kannen die wegen 32 mark als voor het hoogste juweel. Item, diegene die hebben zal binnen zijn 12 schoten, als voor gezegd is, vier de kortste maten daarna, die zal men geven vijf rijke zilveren kannen die wegen 24 mark als voor het volgende juweel. Item, diegene die hebben zal binnen zijn 12 schoten, als voor gezegd is, vier de kortste maten daarna, die zal men geven vier rijke zilveren kannen die wegen 16 mark als voor het derde juweel. Item, zo wie van buiten de eerste kortste vier maten in persoon, inde manier boven verklaard, geschoten zal hebben waarmee hij het hoogste juweel winnen zal die zal men geven voor zijn persoon te hebben en te behouden een rijke zilveren bedekte kroes die een mark zilver weegt als voor het vierde juweel. Item, diegene die hebben zal binnen zijn 12 schoten, zoals voor gezegd is, drie de kortste maten, die zal men geven drie rijke zilveren kannen die wegen 10 mark voor het vijfde juweel. Item, diegene die hebben zal binnen zijn 12 schoten, zoals voor gezegd is, drie kortste maten daarna die zal men geven twee rijke zilveren kannen die wegen zes mark als voor het zesde juweel. Item, diegene die hebben zal binnen zijn 12 schoten, zoals voor gezegd is, twee kortste maten daarna die zal men geven twee rijke kannen die wegen 4 mark voor het zevende juweel. Item, Zo wie van buiten die meest schieten zal vrij binnen de witte en naast de staak, zal nee geen van die juwelen winnen die zal men geven een rijke zilveren kan die weegt vier mark voor het achtste juweel. [fol. CC.lxxxviij.r] En onze bedoeling en ordonnantie is dat uit elke stad of plaats of gilde maar een gezelschap tot ons feest zal komen om naar die juwelen te schieten en niet meer dan een juweel of prijs van de zeven juwelen zal mogen winnen en dat bij een man en heeft alzo veel maten als voor verklaard is en zich houden aan zijn kortste maat en de anderen laten gaan zonder arglist. En zo wie van de schutters die om die juwelen schieten zullen hetzij van buiten of van binnen alzo menigmaal als ze schieten zullen binnen de ring die in het witte van het doel gesteld zal zijn die zal men geven een gulden ring. Item, zo wat schutters van binnen de meeste ringen winnen zal die zal men geven een zilveren rozenhoed die 2 ons weegt. Item, zo waar gezelschap ontvangen wordt om schieten de mooiste, heerlijkste en rijkste staat houden zal met vuren, en anderszins daartoe dienende in dezelfde ons feest gedurende, die zal men geven twee rijke zilveren kanen die 6 mark wegen. Die daarna de mooiste staat houden zal zo gezegd is die zal men geven 2 zilveren kanen die vier mark wegen. Item, zo wie het achterste lot gebeurd van schieten die zal hebben twee rijke staken di wegen zes ons en het laken aar de doelen mee bekleed zijn. Item, zo wat gezelschap van retoriek komen met die schutters van buiten ter dat feest die het mooiste en genoeglijkste is van toneelspel zullen spelen in Duitse taal ronde rijmen zonder enige kwaadheid of onbeschaamdheid dat het toneelspel bevat die zullen spelen voor onzen koning o zijn gezelschap waar ze tճ avonds hun staat houden zullen zoals dat feest duurt en die zalmen geven twee rijke kannen die zes mark wegen. Item, zo wat gezelschap tot ons feest komt van retoriek en daarna ook zo lang het duurt en daarna ook in Duitse taal spelen zullen de mooiste en genoeglijkste toneelspel als voor zolang het feest duurt die zal men geven een rijke zilveren kan die weegt 6 mark. Item, zo wat gezelschap van retoriek te ons feest gekomen is en daarna insgelijks in Waalse taal zullen spelen en die het mooiste en genoeglijkste toneelspel spelen zolang als het feest duurt die zal men geven een rijke zilveren kan die drie mark weegt. |
[Ende es onse meyninghe ende oock ons lieder ordonnancie dat elck gheselschap maer een Battement en sal ghehouden sijn van spelene] Ende es onse meyninghe ende oock ons lieder ordonnancie dat elck gheselschap maer een Battement en sal ghehouden sijn van spelene daermen den prijs mede winnen mach vp elcken auont, ons ooc dan ouergheuende eermen spelen sal die copie, om daer vp terminacie te maken alsoot behoeuen ende noot wesen sal, ende oock dat elc gheselschap metten voorseyde es battamentende, maer een vanden voorseyden prijsen winnen en sal moghen, ende als vander ordonnancie hoe dese batementers van elcker stede gheordonneert sullen werden van spelene, het sy drye oft viere spelen, elcx auont oft anders, dat resigneren wy lieden tonswaert, omme datte ordonneren ter minster questien vanden Esbattementers die tonser voorseyder ghenouchlijcker feesten vanden edelen cruysboghe commen sullen. Wel verstaende dat men loten sal ende dye lotinghe ordonneren sal vp dye voornoene vanden eersten daghe dat men sal beghinnen te schietene om tsauonts te beghinnene te spelene, ende also te continuerene elck sijnen tour tot den eynde van onser voorseyder feeste, vp die verbuerte van haerlieder prijs, in sulcker ordonnancien als si dan ghestelt ende gheordonneert sullen werden. Welcke voorseyde prijsen bi ons ende andere wijse eerbare mannen dye daer aen gheuroeden moghen, van hem lieden gheiugeert ende ghewijst sullen moghen werden vp elcke stede naer haerder verdiente, [fol. CC.lxxxviij.v] so wi alder naest connen ende moghen dat bi ons daer vanghetermineert sal moghen werden sal moeten hebben sijn vol affect, sonder daer vp te nemene eeneghe contradictie van appeele oft reformacie in eenegher manieren. Item voort so wat gheselschap dye eerlicste ende chierlicste sijnen prijs halen sal die hy met schieten ghewonnen hebben sal, ende tsauonts voor haer vertrec eerbaerlijcxt sijn taneel houden sal, die salmen gheuen een rijckelicke silueren canne, weghende twee marck. Item die daer naer int sghelijcx den seluen sijn prijs die hie met schieten ghewonnen sal hebben so voorseyde staet, ende ooc het sauonts voor haer vertrec eerbaerlicxt sijn Taneel houden sal, dyen salmen gheuen eenen rijckelijcken croes, wegende een marc siluers. C Item so wie best den sot maken sal, commende met eeneghen gheselschapen van schutters, van ghenouchten sonder schimp oft vylonie, dyen salmen gheuen een iuweel van viere onsen siluers Die daer naer den sot best maken als bouen, sal hebben een iuweel weghende drie onsen siluers. Item dye daer naer best den sot maken sal als bouen, dye sal hebben een silueren iuweel weghende twee onsen. Wel verstaende in dien so ghebuerde dat twee gheselschapen oft meer, stonden vp een prijs in sulcker wijs datmen niet iugerenen conste, soe taduijs tontstane met een prijs sonder meer. Ende alle die voorseyde iuweelen sijn in vlaemscher marcken.vi.onsen voor elck marck oft beter, ende sullen sijn verwapent met sint Ioris ende der stede wapene van Ghent, ende in gheen vanden voornoemde iuweelen en sijn gout noch fautsoen gherekent. Ende es te wetene datmen die voornoemde iuweelen die te winnen sijn met schietene met tschoonst staet te houdene, schoonst vieren ende met esbatementene, gheuen sal bi aduijse ende rade vanden seuen steden oft den meesten deel van dien die alle dye feeste ghesien sullen hebben elcke diese ghewonnen sullen hebben naer tinhouden deser onsen brieuen. Item so es meeninge ende wille dat nyemant en sal schieten met eeneghen boghe daer den loop vander tallure achter oft vorenghesplet sal wesen, oft met eenegher subtijlheyt besteken oft ghemaect sal sijn. Ende met sulcken boghe ende vijlen als elc begint te schietene om prijs, so sal hy vol schieten of hi en worde vp die stede ontreect van boghe oft van vijle, maer vp dat sijn sloot liete ende die vijle verloren ende ghebroken worden, so soude hi moeten doen sijnen eedt vp dat mens begheerde, dat sijns ondancx ware ende gheen arghelist daer inne en sochte. Ende dan sal hi hem moghen gaen stellen in proefstaecken endenemen een ander vijle, ende proeuens in voornoemde proefstaken een schoot sonder meer, ende dan commen sijn schoten vol schieten. Ende in dien eenich schutter ontreect worde van boghe, doende als voren, sal moghen stellen.ij.staecken ende schieten ouer endeweder, dats te verstane twee schoten sonder meer, ende dan commen sijn schuete volschieten. Behouden dat elck schutter ghehouden wert te stane met beede den voeten vry binnen den latten die voor elcken doel ghesleghen sal sijn. Item dat elc sijnen boghe doen spannen sal moghen diet belieuen sal. Ende gheuielt so dat eeneghe vijle binnen den doele gheschoten ware, weder mense saghe oft niet, die mate salmen nemen aen den naesten cant daer dye vijle inghinc, te wetene vande gate sonder eenich wit af te schindene. Item gheuielt so dat daer yemant schote yeghen dye meet staken, in sulcker manieren dat die vijle weder huyt viele endespronghe huyt den doele, dye schuere sal gherekent sijn mater sonder mate. Ende es ons ordonnancie datmen in dit voornoemde Schietspel niet schieten en sal met eeneghen stalen boghen omme die voorseyde prijsen. |
[En is onze bedoeling ook en ook onze ordonnantie dat elk gezelschap maar een voorstelling zal houden van zijn spel] En is onze bedoeling ook en ook onze ordonnantie dat elk gezelschap maar een voorstelling zal houden van zijn spel waar men de prijs mee winnen mag op elke avond en ons dan ook overgeven eer men spelen zal de kopie om daarop een beslissing te maken alzo het behoeven en nodig zal wezen en ook dat elk gezelschap met die voorstelling maar een van die prijzen zal mogen winnen en als van de ordonnantie hoe deze voorstelling van elke stad geordonneerd zal worden van spelen, hetzij drie of vier spelen elke avond of anders dat resigneren we tot ons om dat ordonneren ter minste kwestie van de voorstellingen die tot ons genoeglijke feest van de edele kruisboog komen zullen. Wel verstaande dat men loten zal en de loting ordonneren zal op de voornoen van de eerste dag dat men zal beginnen te schieten om ճ avonds te beginnen te spelen en alzo te continueren elk zijn tour tot het einde van ons feest op het verbeuren van hun prijs in zulke ordonnantie als het dan gesteld en geordonneerd zal worden. Welke prijzen bij ons en andere wijze eerbare mannen die daaraan verstand hebben mogen berecht en gewezen zullen mogen worden op elke plaats naar hun verdienste [fol. CC.lxxxviij.v] zo goed we kunnen en mogen dat bij ons daarvan bepaald zal mogen worden en zal mogen worden zijn volle effect zonder daarop te nemen enige contradictie van appel of reformatie in enige manieren. Item, voort zo wat gezelschap de fatsoenlijkst en sierlijkste zijn prijs halen zal die hij met schieten gewonnen hebben zal en ճ avonds voor zijn vertrek fatsoenlijkst zijn stellage houden zal die zal men geven een rijke zilveren kan die twee mark weegt. Item, die daarna insgelijks zijn prijs die hij met schieten gewonnen zal hebben zo gezegd staat en ook ճ avonds voor zijn vertrek het fatsoenlijkst zijn stellage houden zal die zal men geven een rijke kroes die een mark zilver weegt. C. Item, ze wie het beste de zot maken zal dat komt van enig gezelschap van schutters, van genoegens zonder schimp of kwaadaardigheid die zal men een juweel geven van vier ons zilver. Die daarna de zot het beste maakt zoals boven zal hebben een juweel die weegt drie ons zilver. Item, die daarna het beste de zot maken zal als boven die zal hebben een zilveren juweel dat weegt 2 ons. Wel verstaande indien het zo gebeurde dat twee gezelschappen of meer stonden op een prijs in zulke wijze dat men het berechten kon zo is het advies te ontstaan met een prijs zonder meer. En alle voorzegde juwelen zijn in Vlaamse marken van 6 ons en voor elke mark of beter zullen zijn gewapend met Sint Joris en het stadswapen van Gent en in geen van die juwelen zijn goud nog nog mengsel gerekend. En het is te weten dat men die voornoemde juwelen die te winnen zijn met schieten met de mooiste staat te houden, mooiste vuren en met toneelvoorstelling geven al bij advies en raad van de zeven steden of het grootste deel van diegene die het hele feest gezien zullen hebben en elke die ze gewonnen zullen hebben naar de inhoud van deze ons brieven. Item, zo is de bedoeling en wil dat niemand zal schieten met enige boog waar de loop van de gangwerk achter of voren gespleten zal wezen of met enige subtiel bestoken of gemaakt zal zijn. En met zoՠn boog en pijlen als elk begint te schieten om prijs zo al hij vol schieten of hij wordt op die plaats ontnomen van boog of pijl, maar opdat zijn slot liet en die pijl verloren en gebroken werd zo zou hij zijn eed moeten doen opdat men het begeerde dat het tegen zijn wil was en geen arglist daarin zocht. En dan zal hij zich mogen gaan stellen in proefstaken en nemen een andere pijl en beproeven het in die proefstaken een schot zonder meer en dan komen zij schoten vol schieten. En indien enige schutter ongerede wordt van boog, doende als voren, zal mogen stellen 2 staken en schieten over en weer, dat is te verstaan twee schoten zonder meer en dan komen zijn schot volschieten. Behouden dat elke schutter gehouden wordt te staan met beide de voeten vrij binnen de latten die voor elk doel geslagen zal zijn. Item, dat elk zijn boog laat spannen zal mogen die het believen zal. En gebeurde het zo dat enige pijl binnen het doel geschoten was en of men het zag of niet, die maat zal men nemen aan de naaste kant daar de pijl inging, te weten van het gat zonder enig wit er van te schenden. Item, gebeurde het zo dat er iemand schoot tegen de meet staak op zoՠn manier dat de pijl er weer uitviel en sprong uit het doel, die scheur zal gerekend zijn zonder maat. En is onze ons ordonnantie dat men in dit voornoemde schietspel niet schieten zal met enigen stalen bogen om die prijzen. |
[Den.ij.sten in Iulio] Item so salmen byder gracien gods een gulde sdaechs schieten, wtghedaen Ascencioens dach, Sinscendach, des sacraments dach, sinte Ian baptisten dach, ende onser vrauwen dach den.ij.sten in Iulio, ende alle andere daghen salmen schieten, tsulcker hueren[ fol. CC.lxxxix.r] als bi ons gheordonneert sal werden. Item waer dat yemant donckerheyt oft tweeuoudich verstant maecte in eeneghe pointen oft articulen vanden voorseydeschietspele, also wel dies in die princepale letteren mencie ghemaect ware oft niet ghemaect en ware, ende by dien gheschil oft debat reste, dat al datte ende tghene datter wt spruytenmochte resigneren wi tonswaert omme daer af tordonneren endetappointieren met den ghenen diet ons ghelieuen sal daer toe te nemene ende te roupene, vp dat ons noot ware sonder eeneghe condicie. Ende om dat wy gheneghen sijn alle eerbare vruecht, solaes, ende broederlicke minne te maken die meest spruyt huyt conuersacien van goeden edelen ende notabelen persoonen. Bidden wy v lieden vriendelick met minnelijcker herten, endeelcken sonderlinghe, dat v lieden ghelieuen wille te commene ten voorseyden tijde, daghe, ende feeste, omme te verdienene byder conste van den edelen voetboghe ende Rethorijcke, die iuweelen ende prijsen hier voren verhaelt winnen in dancke, alsulcke gracie als v god verleenen sal, ende ouerpeynsen in v herte eenpaerlicke die grote minnelike vruecht blijschap, solaes, ende ghenouchte dye ter ghelieften van god te deser onser feeste ghedaen ende ghehantiert sal werden. [Den.xvi.sten dach in Lauwe. Anno.M.CCCC.ende.xcvij] Ter welcker feeste onse lieue heere God ende ghebenedijde moeder v allen verleene te commene tuwer vrome eere ende liefde ende ons met v in sghelijcx te wesene, biddende oock vriendelicke, dat u ghelieuen wille dese onsen bode endemedebroeder expedicie te doene als hi bi v comt ten houe, dat hi cortelick mach voldoen sijn sake also wi hem ghelast hebben. Ende in teekene dat hi by v gheweest heeft uwen seghele hier aen te hanghene aen een vanden steerten daer vp te scrijuene den name van huerlieder ende plaetse. Ende willen ende sullen onderhouden ende volcommen alle die puncten ende artijculen byder gracien Gods hier voren verclaert in orconschepen ende versekertheden, so hebben wi Baliu, schepenen ende raet vandenvoorseyden steden Coninck, Deken ende prouisuers bouen ghenoemt, dese presente letteren metten walsschen hier onder ghescreuen, dwelcke wi hebben doen translateren van woorde te woorde wt den Vlaemsche, omme dye diueersche marssen, endeelc te bet te ghelieuene, ghedaen seghelen met onsen seghele huythanghende den.xvi.sten dach in Lauwe. Anno.M.CCCC.ende.xcvij. |
[De 2de van juli] Item, zo zal men bij de gratie Gods een gulde daags schieten, uitgezonderd Hemelvaartsdag, Pinksterdag, de sacrament dag en Sint Johannes de Doper dag en onze Vrouwe dag de 2de in juli en alle andere dagen zal men schieten te zulk uur [fol. CC.lxxxix.r] als bij ons geordonneerd zal worden. Item, was het dat iemand duisterheid of dubbele opmerkingen maakte in enige punten of artikels van de schietspel alzo wel die in de belangrijkste brieven mentie van gemaakt was of niet gemaakt was en bij dat geschil of debat rest dat al dat en hetgeen eruit spruiten mocht resigneren we tot ons waart om daarvan te ordonneren en te agenderen met diegenen die het ons gelieven zal daartoe te nemen en te roepen opdat het nodig was zonder enige conditie. En omdat we genegen zijn alle eerbare vreugde, solaas en broederlijke minne te maken die meest spruit uit conversatie van goede edele en notabele personen. Bidden wij u lieden vriendelijk met minnelijk hart en elk apart dat het u lieden gelieven wil te komen te die voorgezegde dag en feest om te verdienen met kunst van de edele voetboog en retoriek die juwelen en prijzen te winnen in dank al zulke gratie als u God verlenen zal en overdenken in uw hart eenparig de grote en minnelijke vreugde en blijdschap, solaas en genoegen die ter gelieven van God tot ons feest gedaan en gehanteerd zal worden. [De 16de dag van januari anno 1497] Ter welk feest onze lieve heer God en gezegende moeder u allen verleent te komen tot uw vrome eer en liefde en ons met u insgelijks te wezen en bidden ook vriendelijk dat het u gelieven wil deze ons bode en medebroeder afschrift te doen als hij bij u komt te hof zodat hij gauw mag voldoen zijn zaak alzo we hem gelast hebben. En als teken dat hij bij ut geweest is uw zegel hieraan hangen aan een van de staarten daarop te schrijven de naam van hun plaats. En willen en zullen onderhouden en volkomen alle punten en artikels bij de gratie Gods hier voor verklaard in oorkonde en verzekering en zo hebben wij baljuw, schepenen en raad van de steden van de koning, dekens en provisors boven genoemd deze presente brieven in het Waals hieronder geschreven die we hebben laten vertalen van woord tot woord uit het Vlaams om de diverse talen en elk te beter te gelieven laten zegelen met onze zegel uitgehangen de 16de dag van januari anno 1497. |
Die schoone incomste der Schutteryen te Ghendt gheschiet Int iaer duysent vier hondert ende.xcvij.den twintichsten ende eenen twintichsten van Meye, by diueersche steden, so ghi hier nae hooren sult, ghestelt in properder rethorijcke Dits Tprohemium vander voorseyde intreye. O moghende god lof uwe gracien Dat wi nv hebben ghesien den dach Der eerlicker incomste ende visitacien Daermen wel langhe of spreken mach Die vruecht die blijscap hadde ouerslach Die broederlicke minne bi goede geseynt Die men.xx.ende.xxi.in Meye sach Van Brabant, van Vlaendren binnen ghent Ick meene dat sint gods ghebaren Van gheenen schietspele also rijckelick Men sach sulc broederlic vergaren Van brabant vlaendren, als daer was blijckelic Van Artoys ende Henegauwe, ghelijckelic Van doornicke, die so chierlic quamen Te lande te watere elc, onbeswijckelic Twas om sien een paradijs vol vramen Vander stadthuys, tot aen tbeelfroot Sachmen verdect, een schoone alleye Met twee doelen.ij.schutters huysen bloot Bedect met schaelgien, binnen der Ghentscher contreye Twaelf silueren stoopen, tot elckens greye Ende.xiiij.cannen al silueren fijn Onder.xxi.vierendeelen, ende vry van gescreye Een croes, twee maetstaken, eenen roosen hoet alst sou sijn Voor die rethorisijnen twee potten ende een Eenen sot een sottine, een simme daer by Noch twee vierendeel sijnder onuerscheen [fol. CC.lxxxix.v] Een pinte ende een croes, dit toocht hem vry |
De mooie inkomst van de schutterij te Gent geschiet in het jaar 1497 de 20 en 21ste dag van mei bij diverse steden zo ge hierna horen zal gesteld in goede retoriek. Dit is de introductie van die intrede. O almogende God lof uw gratie Dat we nu hebben gezien de dag De fatsoenlijke inkomst en visitatie Daar men wel lang van spreken mag De vreugde, de blijdschap had overslag De broederlijke minne bij goed gezonden Die men 20 en 21 van mei zag Van Brabant, van Vlaanderen binnen Gent Ic meen dat sinds Gods geboren Van geen schietspel alzo rijk Men zag zulk broederlijke vergaren Van Brabant, Vlaanderen als daar bleek Van Artois en Henegouwen, gelijk Van Doornik die zo sierlijk kwamen Te land, te water elk, onbezweken Het was om te zien een paradijs vol geluk Van het stadhuis tot aan het belfort Zag men bedekt een mooie allee Met twee doelen, 2 schutters huizen bloot Bedekt met schalin, binnen de Gentse contreien Twaalf zilveren stopen, tot elk zijn gerieven En 14 kannen geheel van fijn zilver Onder 21 vierendelen en vrij van geschrei Een kroes, twee maatstaken, een rozenhoed zoals het zou zijn Voor de retoriek twee potten en een Een zot en zottin, een aap daarbij Nog twee vierendeel zijn er ongescheiden[fol. CC.lxxxix.v] Een pint en een kroes, dit toon hen vrij. |
Eerst die van Ipre. Ipre in vlaendre sachmen eerst in comen Xx. in Meye tsondaechs voor noene Daer hertoghe Phelips lach tonser vromen Ende ons princersse bi haren baroene Passerende tanneel in reynen doene Eerst eenen waghene wit bouen ghecleet Met haren wapenen vol schutters coene Dander waghen met bagaedgien root verdect ghereet Xij.peerden een tamboerijn sot int beleet Een man van wapenen die den standaert drouch Twee herauden.iij.trompetten naer tbeleet Doe den.Coninc. daer menich int herte om louch Een paedgie met een boge wel int geuouch Verguld, daer naer.lij.peerden. Root en wit ghecleet chierlic ghenouch Bonnetten tanneyt met wrongen van weerden Rijssele Rijssele quam daer na met.ij.wagenen voren Verdect met peersch laken, vol lelyen reyne ende met hertoghe phelips wapene hoge geboren Daer na.xij.peerden ende.ij.sotten niet cleyne Vp een peerts rugghe, ghemeyne Hem volchde een root vercken daer vp so sadt Een sot ghemaect, ende tvercken inden pleyne Metten sot melc huyten pollepel adt Noch.xij.peerden volchden vp tstadt Doe den standaert ende den coninc verheuen Daer naer.xv.peerden van moede niet mat In peerssce abijten swarte hoen net bescreuen Damme Damme met.v.waghenen in quam Eenen standaert blaeu sijden metter parruere Den coninc met.viij.peerden men vernam In abijten swart en peersch te dier huere Aelst. Met.xij.waghenen quam aelst in eerlick Vp elcx peert stont een bannierken claer Vp den lesten waghen dies was vruecht vermeerlick Saten der stadt pijpers, so elc sach daer Een sot met een rinc inden neuse quam naer Den standaert ende.vi.peerden daer mede Twee sotten voor den coninc was openbaer Doe.xxiij.peerden volchden ter stede Haer abijt al root metter parrueren snede Ende swarte hoeden dit es waerhede |
Eerst die van Ieper. Ieper in Vlaanderen zag men eerst inkomen 20ste in mei de zondag voor de noen Daar hertog Filips lag te onze bate En onze prinses bij haar baron Passerende pracht in reine doen Eerst een wagen wit boven gekleed Met hun wapen vol schutters koen De andere wagen met bagage rood bedekt gereed 12 paarden, een tamboerijn zot in het geleide Een man van wapens die de standaard droeg Twee herauten, 3 trompetten na de geleide Toen de koning waar menigeen in het hart om lachte Een page met een boog goed in het gevoeg Verguld, daarna 52 paarden. Rood en wit gekleed sierlijk genoeg Bonnetten bruingeel met wrongen van waarde. Rijsel Rijsel kwam daarna met 2 wagens voren Bedekt met paars laken, vol lelies rein en met hertog Filips wapen hoog geboren Daarna 12 paarden en 2 zotten niet klein Op een paardenrug algemeen Hem volgde een rood varken waarop zat Een zot gemaakt, en het varken in het plein Met de zot melk uit de pollepel at Nog 12 paarden volgden op de plaats Toen de standaard en de koning verheven Daarna 15 paarden van moede niet mat In paarse habijten zwarte hoeden niet beschreven Damme Damme met 5 wagens inkwam Een standaard blauwe zijde met het versiersel De koning met 8 paarden men vernam In habijten zwart en paars te dat uur. Aalst. Met 12 wagen kwam Aalst in fatsoenlijk Op elk paard stond een baniertje helder Op de laatste wagen, dus was de vreugde vermeerder Zaten de stadpijpers, zo elk zag daar Een zot met een ring in de neus kwam na De standaard en 6 paarden daarmede Twee zotten voor de koning was openbaar Toen 23 paarden volgden ter plaatse Hun habijt al rood met de versierde snede En zwarte hoeden, dit is waarheid. |
Brugghe. Brugghe naer haer rijckelicke maniere Brachten.v.waghens met haer rethorijke Ende ooc vol schutters met blijder chiere Xij.peerden, daer naer den standaert der ghelijcke Ende vier stadtpijpers twas baerblijcke Doen hondert peerden ende noch meer Twee honden trocken eenen wagen te prijcke Daer eenen sot insadt net alte teer Xxv.peerden volchden hem int ghekeer Ses trompetten ende claroenen schone Doen.xxiiij.paer peerden, elc scheen een heer Van Lombaerdyen ende huyter spaenscher wone Ende ooc duytschen huyter keyserlicke crone Daer naer quam eerlic van brugghe die wet Met.xxvi.peerden in reynen persoone Noch.iiij.trompetten met sint Ioris wapene net Doen hertoghe phelips eerlick vpgheset Als.Coninc.te brugghe van sint Ioris ghilde Want hi met sijn edele handen onuerlet den papagaey of scoot, dies elc dragen wilde Blaeu en tanneyt, ghelu hoen duerulochten milde Met witte ende roode bandekens fijn sijden Som capproenkens twaer weert datment onthielde Ghehackelt na tduytsche, twas om verblijden Denremonde. Denremonde quam properlic in tanneyt swarte hoeden eenen pijl in die hant Acht waghens haddense chierlic bereyt Eenen standaert diemen daer naer ontwant Den coninck sachmen daer rijden playsant Met.xiiij.peerden onder al Naer haerlieder doen seer triumphant Al waren si cleen menichte int ghetal ortrijcke Cortrijcke quam inne naer dees manieren Een man te peerde.ij.wagens gheladen Met schutters naer der boghen anthieren Doe eenen standaert om drucx tontladen Daer naer den coninc om drucx versmaden Tusschen twee peerden ende noch.iiij.daer by Doe noch tweewaghens dus mochtment volraden Dabijt root met swarte hoeden vry Oostende. Een waghen met.vi.trompetten dye van Oostende [fol. CC.xc.r] Quamen in, eenen sot, ende den standaert doen Ses peerden men voor den coninck bekende Tanneyt habijt hadden si na ons beuroen Nyeupoort. Nyeupoort quam in eerst eenen standaert Eenen tamboerijn, daer naer een sot Die coninc met.viij.peerden scone gheaert In peersch abijt ende noch twee wagens dits tslot |
Brugge. Brugge naar hun rijke manier Brachten 5 wagens met hun retoriek En ook vol schutters met blijde sier 12 paarden, daarna de standaard dergelijk En vier stadpijpers het was blijkbaar Toen honderd paarden en nog meer Twee honden trokken een wagen te prijk Daar een zot inzat net al te teer 25 paarden volgden hem in het keren Zes trompetten en klaroenen mooi Toen 24 paarden, elk scheen een heer Van Lombardije en uit Spaanse wonen En ook Duitsers uit keizerlijke kroon Daarna kwam fatsoenlijk van Brugge de wet Met 26 paarden in reine personen Nog 4 trompetten met Sint Joris wapen net Toen hertog Filips fatsoenlijk opgezeten Als koning te Brugge van Sint Joris gilde Want hij met zijn edele handen onverlet De papegaai afschoot, dus elk dragen wilde Blaauw en bruingeel hoeden doorvlochten milde Met witte en rode bandekens fijne zijden Sommige kapjes was het waard dat men onthield Gehakkeld naar het Duitse, het was om verblijden Dendermonde. Dendermonde kwam goed in geelbruin zwarte hoeden, een pijl in de hand Acht wagens hadden ze sierlijk bereid Een standard die men daarna ontwond De koning zag men daar rijden plezierig Met 14 paarden onder al Naar hun doen zeer triomfantelijk Al waren ze een kleine menigte in het getal. Kortrijk Kortrijk kwam in naar deze manieren Een man te paard, 2 wagens geladen Met schutters naar de bogen hanteren Toen een standaard om de druk te ontladen Daarna de koning om druk te versmaden Tussen twee paarden en nog 4 daarbij Toe nog twee wagens, dus mocht men het vol raden Het habijt rood met zwarte hoeden edel. Oostende. Een wagen met 6 trompetten die van Oostende [fol. CC.xc.r] Kwamen in, een zot en de standaard toen Zes paarden men voor de koning bekende Geelbruin habijt hadden ze naar ons bevroeden Nieuwpoort. Nieuwpoort kwam in eerst een standaard Een tamboerijn, daarna een zot Die koning met 8 .paarden mooie geaard In paars habijt en nog twee wagens, dit is het slot. |
Hulst Hulst quam inne met eenen standaert goet Met claroenen ende ooc trompetten Xij.paer mannen, dye.vi.met boghen te voet Eenen sot, doe den coninc, nyet om vernetten Elc aenhebbende een tanneyt abijt Dus daden dye van hulst wilt hier vp letten Properlic voor tanneel hueren duerlijdt Oudenaerde. Oudenaerde quam inne met veruolge groot Eerst twee wagens, daer inne drie lieden Een trompet, tabijt wit, die hoeden root Doen.C.ende.xxx.wagens reyn om bedieden Ouerdect met wit laken dus was tgeschieden In elc.iij.schutters, daer naer een tamboerijn Doen.ijc.mannen wilt vruecht bespieden Vier trompetten ende een trommelijn Doe die stadt bode volchde hem fijn Doen quamer te peerde.lviij.paer Den standaert, ende doen.viij.peerden twou sijn Doen vier schalmeyen volchden daer Ende veel scutters voor den coninc tes claer Met pijlen in die hant daer na noch ghereden Den coninc volchden.xxiiij.peerden naer Ende eenen waghen met baegaedgien met vrolicheden Wijnnocxberghe. Twee tamboerijns brochten van winnocxberge Die schutters ende eenen standaert bloot Die pijlen inden hals beurijt van erghe Ende.xij.peerden metten coninck minioot Haer abijt tanneyt swarte hoen daer in tconroot Deurne. Eenen wagen hebbende van veurne gebrocht Eenen sot trompetten ende claroenen met Dabijten peersch ende swart ghewrocht Swarte hoeden hadden si, dits mijn vermet Xij.peerden doen metten coninc drye Elc hadde een oorcussen hier wel vp let Aen thooft als slapers twas een melodye Waestene. Waestene quam ooc ten laetsten in Eenen standaert ende den coninc daer nae Viij.oft.x.peerden lettel meer oft min Dus was haer incoemste dattet elc verstae Hier mede so schiet dincomste van vlaendere Doe quam Brabant ic bens vermaendere Metten buyten landen ooc binnen ghent |
Hulst Hulst kwam in met een standaard goed Met klaroenen en ook trompetten 12 paar mannen, en 6 met bogen te voet Een zot, toen de koning, niet om verletten Elk aan had een geelbruin habijt Dus deden die van Hulst wil hierop letten Proper voor versiering hun doorgaan. Oudenaarde. Oudenaarde kwam in met gevolg groot Eerst twee wagens, daarin drie lieden Een trompet, het habijt wit, de hoeden rood Toen 130 wagens rein om aan te duiden Overdekt met wit laken dus was het gescheiden In elk 3 schutters, daarna een tamboerijn Toen 200 mannen wil, vreugde bespieden Vier trompetten en een trommeltje Toen de stadsbode volgde hen fijn Toen kwamen er te paard 58 paar De standaard en toen 8 paarden het wilde zijn Toen vier schalmeien volgden daar En veel schutters voor de koning, het is duidelijk Met pijlen in de hand daarna nog gereden Dn koning volgde 24 paarden na En een wagen met bagage met vrolijkheid. Winoksbergen. Twee tamboerijnen brachten van Winoksbergen De schutters en een standaard bloot De pijlen in de hals bevrijd van erg En 12 paarden met de koning lieftallig Hun habijt geelbruin, zwarte hoeden daar in het konvooi. Deurne. Een wagen hebben van Veurne gebracht Een zot, trompetten en klaroenen mee De habijten paars en zwart gewrocht Zwarte hoeden hadden ze, dit is mijn vermeet 12 paarden toen met de koning drie Elk had een oorkussen, hier wel op let Aan het hoofd als slapers het was een melodie Waasten. Waasten kwam ook tenslotte in Een standaard en de koning daarna 8 of 10 paarden, weinig meer of minder Dus was hun inkomst zodat elk het verstaat. Hiermee zo scheidde de inkomst van Vlaanderen Toen kwam Brabant, ik ben de vermaner Met de buitenlanden ook binnen Gent. |
Eerst Maestricht. Maestricht quam voren huyt Brabant Smaendaechs in Meye ten.xxi.sten dage Met trompetten claroenen so liefde haer huyt sant Groen abijten roode hoen, hoort wat ick ghewaghe Daer om witte wronghen reyn van behaghe Viij.peerden, daer naer den coninck quam Vol silueren paelgen, hoort dye toelaghe Was fijn abijt, ende.ij.lackacyen lofsam Aen elcke sijde, vol paelgien men vernam Drie paedgien van siluere bouen en beneden Deen voerde den standaert, daer vruecht in clam Ende sijn getuge met silueren doppen ter steden Ons prinche deidse tweewarf intreden Met.lxxxij.peerden si het tanneel leden Doornicke. Doornicke brochte eenen waghen gheladen Eenen standaert, ende trompetten doen Haer abijt was swart, ende reden met staden Witte hoen vp thooft wilt dit beuroen Daer naer den standaert reyn int fatsoen Voort tsestich peerden schoon int besorch ende voor haer wagen de wapen metter borch Mechelen. Mechelen quam in als een lant alleene Eenen wagen brochtense met haer scalmeyen Ende noch.ix.waghens verdect al reene Met peersch laken dat elcken mocht greyen Xxij.peerden volchden sonder beyden Een trompet ende noch.vij.peerden doe quamen Den.coninck.met.iiij.paedgien int lustich vermeyen Noch.vi.peerden sachmen achter hem versamen Neghen persoonen, sachmen vol vramen Vp elcke waghen, dander.vi.met herten blye Haer abijten peersch roode hoen na tbetamen Huerer was als hondert personen en drye Halle. Halle hadde eenen waghene daer in sat fol. CC.xc.v] Een sot met een muelenken en speelde Tabijt root ende vijf waghens bouen dat In elc vier schutters, ende een maria beelde Stont inden standaert, rijdende den pat Daer naer so quam die coninc van weerden Verselscheipt noch met.iij.schone peerden |
Eerst Maastricht. Maastricht kwam voren uit Brabant Mandag in mei de 21ste dag Met trompetten, klaroenen zo liefde hen uitzond Groene habijten, rode hoeden, hoort wat ik gewaag Daarom witte wrongen rein van behagen 8 paarden, daarna de koning kwam Vol zilveren schilfers, hoort de toelage Was fijn habijt en 2 lakeien roemrijk Aan elke zijde vol schilfers men vernam Drie schilfers van boven en beneden De ene voerde de standaard, waar vreugde in klom En zijn opgetuigd met zilveren doppen ter plaatse Onze prins liet ze tweemaal intreden Met 82 paarden ze de staatsie leiden. Doornik. Doornik bracht een wagen geladen Een standaard en trompetten doen Hun habijt was zwart en reden met pozen Witte hoeden op het hoofd, wil het bevroeden Daarna de standard rein in het fatsoen Voort 60 paarden mooi in het verzorgen en voor hun wagen het wapen met de burcht. Mechelen. Mechelen kwam in als een land alleen Een wagen brachten ze met al hun schalmeien En nog 9 wagens bedekt geheel rein Met paars laken dat elk mocht gerieven 22 paarden volgden zonder wachten Een trompet en nog 7 paarden toen kwam De koning 4 pages in lustig vermeien Nog 6 paarden zag men achter hem verzamelen Negen personen, zag men vol vreugde Op elke wagen, de andere 6 met blijde harten Hun habijten paars en rode hoeden naar het betamen Van hen waren er honderd personen en drie, Halle. Halle had een wagen daarin zat fol. CC.xc.v] Een zot met een molentje en speelde Hert habijt rood en vijf wagens boven dat In elk vier schutters en een Maria beeld Stond in de standaard en reed het pad Daarna zo kwam de koning van waarde Vergezelschapt nog met 3 mooie paarden |
Berghen in Henegauwe. Berghen in henegauwe wier walsscer tale Hadden eenen waghen, al root int abijt vi.paer peerden daer nae in reynen verhale Den standaert, elc was int sien verblijt Ende die coninck met.iiij.peerden passeerde vp die tijt. Lueuene. Lueuene sachmen passeren het tanneel Een sot vp tpeert sadt vanden waghen Drie waghens in al was tghedeel vij.schutters sachmen elcken waghen draghen Den standaert voor den.coninc.om elcx behaghen Xx.peerden sachmen daer in tbetart Haerlieder abijten die waren alle swart Aet in Henegauwe. Aet ooc schutters huyt Henegauwe Brochten een karre haer abijten tanneyt Viij.peerden, een standaert van beschauwe Daer nae den coninc en heeft niet ghebeyt Drie peerden volchden hem, dus eest volseyt Nyuel. Nyuel in Brabant quam ooc ter feeste Met drie waghens in elc ses persoonen Ende een sot auerecht boerdelick van gheeste Die coninc dye volchde als doe die meeste Achter hem drye peerden sonder yegen croonen Hare abijten tanneyt niet om verschoonen |
Bergen in Henegouwen. Bergen in Henegouwen wiens Waalse taal Hadden een wagen, geheel rood in het habijt 6 paar paarden daarna in rein verhaal De standaard, elk was in het zien verblijd En de koning met 4 paarden passeerde op die tijd. Leuven. Leuven zag men passeren de staatsie Een zot op het paard zat van de wagen Drie wagens in al was gedeeld 7 schutters zag men elke wagen dragen De standaard voor de koning om elk behagen 20 paarden zag men daar in het betrad Hun habijten die waren allen zwart. Aat in Henegouwen. Aat ook schutters uit Henegouwen Brachten een kar, hun habijten bruingeel 8 paarden, een standaard van beschouwen Daarna de koning en heeft niet gewacht Drie paarden volgden hem, dus is het vol zegt. Nijvel. Nijvel in Brabant kwam ook ter feest Met drie wagens in elk zes personen En een zot averecht grappig van geest De koning die volgde als toen de meeste Achter hem die paarden zonder tegen kreunen Hun habijten geelbruin niet om verschonen. |
Antwerpen. Antwerpen treyn Iulius ghestichte Quam in, vp elcx mauwe den roosen hoet Al root abijt, tanneyt int ghesichte Was elcx hoet, ende ooc tgheulichte Was een witte vaessche die edelick stoet Twee trompetten, ende twee half tot half vroet Daer na quamen hondert wagens en vijue In elc vier mannen, doe quammer te voet twee hondert paer en half al rustich van lijue Bet dan.ixc.wasser in vraeyen motijue. Daer naer vier silueren trompetten ic scrijue Daer dye burch in sijden ghemaect aen hinc Daer scheen een olifant sijnde inden bedrijue Acht peerden vermeerderden der feesten rinc Daer naer den standaert noeyt schoonder dinc Doen sachmer.xij.peerden commen So schutterlick als oeyt herte beuinck Noch vijftich peerden groot tharer vromen Die mauwen vol peerlen ende ghesteenten huytghenomen Daer naer een musele soot was aen schijn Doe quammer noch.ijc.en dertich ghereden Noch moestender.vi.silueren trompetten sijn Daer noch menichte van peerden tusscen leden die statpijpers quamen ooc met vrolicheden Daer naer die wet ende den rudderlicken staet Mijn ioncker van Colemburch vol edelder seden Ende dye.coninc.metten halsbande naer den raet Den sceptre van goude, hadde dedel gelaet Met den papegaey in die hant seer schoone Hem en gebrac niet dan een coninclike croone Meer dan.vic.peerden twelck ick belye Hadden si in haerlieder compaengye Item des ander daechs sijn die van Antwerpen seer statelijc met groter triumphe ter kercken ghegaen, ende deden daer een messe singhen seer solempenelic, met.xij.sangers al int roode ghecleet. Daer sachmen seer rijckelicke ornamenten omme den dienst gods mede te doene, ampullen van siluere, ende silueren wijwater vat, silueren quispele, een gouden kelc ende eenen Enghele rijckelic vergult ende groot, dabijten, die casufele, ende dyaken rocx waren van gouden lakene Daer offerden die heren ende rudders seer eerlicken, daer naer hielden si open hof, die spijse, schotelen, potten gauen si alle om gode den aermen. Ende alle die roode lakens van.C.ende.v.wagens die deelden si alle den aermen om gods wille, ende ontrent elcken waghene waren ontrent.viij.ellenlakens. |
Antwerpen. Antwerpen de reine Julius stichting Kwam in, op elke mauw de rozenhoed Al rood habijt, geelbruin in het gezicht Was elke hoed en ook het licht Was een witte vaas die edel stond Twee trompetten, en twee half tot half vroed Daarna kwamen honderd wagens en vijf In elk vier mannen, toen kwamen er te voet twee honderd paar en half al rustig van lijf Meer dan 900 waren er in fraaie motieven. Daarna vier zilveren trompetten, ik schrijf Waar de burcht burcht in zijde gemaakt aan hing Daar scheen een olifant te zijn in het bedrijven Acht paarden vermeerderden de feesten ring Daarna de standaard nooit mooier ding Toen zag men er 12 paarden komen Zo lieflijk (?) als ooit een hart beving Nog vijftig paarden groot tot hun baat De mouwen vol parels en gesteenten uitzonderlijk Daarna een muilezel zo het was in schijn Toen kwamen er nog 200 en 30 gereden Nog moesten er 6 zilveren trompetten zijn Daar nog menigte van paarden tussen gingen die stadspijpers kwamen ook met vrolijkheid Daarna de wet en de ridderlijke staat Mijn jonker van Culemborg vol edele zeden En de koning de halsband naar de raad De scepter van goud, had een edel gelaat Met de papegaai in de hand zeer mooi Hem ontbrak niets dan een koninklijke kroon Meer dan 600 paarden wat ik belijd Hadden ze in hun compagnie Item, de volgende dag zijn die van Antwerpen zeer statig met grote triomf ter kerk gegaan en lieten daar een mis zingen zeer plechtig met 12 zangers allen in het rood gekleed. Daar zag men zeer rijke ornamenten om de dienst Gods mee te doen, ampullen van zilver en zilveren wijwater vat, zilveren wijwaterkwast, een gouden kelk en een engel rijk verguld en groot, de habijten, de kazuifel en de diaken rok waren van goud laken. Daar offerden de heren en ridders zeer fatsoenlijk, daarna hielden ze open hof, de spijzen, schotels en potten gaven ze alle om God de armen. En alle rode lakens van 105 wagens die verdeelden ze aan alle armen om Gods wil en omtrent elke wagen waren omtrent 8 ellen lakens. |
Antwerpen. Antwerpen treyn Iulius ghestichte Quam in, vp elcx mauwe den roosen hoet Al root abijt, tanneyt int ghesichte Was elcx hoet, ende ooc tgheulichte Was een witte vaessche die edelick stoet Twee trompetten, ende twee half tot half vroet Daer na quamen hondert wagens en vijue In elc vier mannen, doe quammer te voet twee hondert paer en half al rustich van lijue Bet dan.ixc.wasser in vraeyen motijue. Daer naer vier silueren trompetten ic scrijue Daer dye burch in sijden ghemaect aen hinc Daer scheen een olifant sijnde inden bedrijue Acht peerden vermeerderden der feesten rinc Daer naer den standaert noeyt schoonder dinc Doen sachmer.xij.peerden commen So schutterlick als oeyt herte beuinck Noch vijftich peerden groot tharer vromen Die mauwen vol peerlen ende ghesteenten huytghenomen Daer naer een musele soot was aen schijn Doe quammer noch.ijc.en dertich ghereden Noch moestender.vi.silueren trompetten sijn Daer noch menichte van peerden tusscen leden die statpijpers quamen ooc met vrolicheden Daer naer die wet ende den rudderlicken staet Mijn ioncker van Colemburch vol edelder seden Ende dye.coninc.metten halsbande naer den raet Den sceptre van goude, hadde dedel gelaet Met den papegaey in die hant seer schoone Hem en gebrac niet dan een coninclike croone Meer dan.vic.peerden twelck ick belye Hadden si in haerlieder compaengye Item des ander daechs sijn die van Antwerpen seer statelijc met groter triumphe ter kercken ghegaen, ende deden daer een messe singhen seer solempenelic, met.xij.sangers al int roode ghecleet. Daer sachmen seer rijckelicke ornamenten omme den dienst gods mede te doene, ampullen van siluere, ende silueren wijwater vat, silueren quispele, een gouden kelc ende eenen Enghele rijckelic vergult ende groot, dabijten, die casufele, ende dyaken rocx waren van gouden lakene Daer offerden die heren ende rudders seer eerlicken, daer naer hielden si open hof, die spijse, schotelen, potten gauen si alle om gode den aermen. Ende alle die roode lakens van.C.ende.v.wagens die deelden si alle den aermen om gods wille, ende ontrent elcken waghene waren ontrent.viij.ellenlakens. |
Antwerpen. Antwerpen de reine Julius stichting Kwam in, op elke mauw de rozenhoed Al rood habijt, geelbruin in het gezicht Was elke hoed en ook het licht Was een witte vaas die edel stond Twee trompetten, en twee half tot half vroed Daarna kwamen honderd wagens en vijf In elk vier mannen, toen kwamen er te voet twee honderd paar en half al rustig van lijf Meer dan 900 waren er in fraaie motieven. Daarna vier zilveren trompetten, ik schrijf Waar de burcht burcht in zijde gemaakt aan hing Daar scheen een olifant te zijn in het bedrijven Acht paarden vermeerderden de feesten ring Daarna de standaard nooit mooier ding Toen zag men er 12 paarden komen Zo lieflijk (?) als ooit een hart beving Nog vijftig paarden groot tot hun baat De mouwen vol parels en gesteenten uitzonderlijk Daarna een muilezel zo het was in schijn Toen kwamen er nog 200 en 30 gereden Nog moesten er 6 zilveren trompetten zijn Daar nog menigte van paarden tussen gingen die stadspijpers kwamen ook met vrolijkheid Daarna de wet en de ridderlijke staat Mijn jonker van Culemborg vol edele zeden En de koning de halsband naar de raad De scepter van goud, had een edel gelaat Met de papegaai in de hand zeer mooi Hem ontbrak niets dan een koninklijke kroon Meer dan 600 paarden wat ik belijd Hadden ze in hun compagnie Item, de volgende dag zijn die van Antwerpen zeer statig met grote triomf ter kerk gegaan en lieten daar een mis zingen zeer plechtig met 12 zangers allen in het rood gekleed. Daar zag men zeer rijke ornamenten om de dienst Gods mee te doen, ampullen van zilver en zilveren wijwater vat, zilveren wijwaterkwast, een gouden kelk en een engel rijk verguld en groot, de habijten, de kazuifel en de diaken rok waren van goud laken. Daar offerden de heren en ridders zeer fatsoenlijk, daarna hielden ze open hof, de spijzen, schotels en potten gaven ze alle om God de armen. En alle rode lakens van 105 wagens die verdeelden ze aan alle armen om Gods wil en omtrent elke wagen waren omtrent 8 ellen lakens. |
Atrecht. Atrecht quam inne met eenen waghen Vier trompetten, eenen standaert mede Dabyten tanneyt ende om claer vraghen Witte hoen ende swarte vaesschen ter stede Elck hadde een bannierken dats waerhede Vp den hoet.xxij.peerden men sach Den coninck volghen in reynder sede Ende twee wagens verdect, waer of douerslach Was blaeu vol lelyen claer als den dach Bruessele. Bruessele quam seer lustich inne Deerste wagen vol sotten gheen ouerdecken In elc ses mannen betooghende minne Root abijt swarte hoen eest vertrecken [fol. CC.xci.r] Vijftich waghens reyn sonder vlecken Ende noch ander vol fleuten ende ruyspijpen Doen.xxxvi.waghens sonder ghecken Ende twee root verdect niet onbegrijpen Ende noch wagens verdect hier willet nijpen Met foelgien vergult, abelic ghebeilt In elcken waghen een toortse, om vruecht doen rijpen Dier wasser.xxiij.twaer schade gheheelt Met sint Ioris wapene, dies therte speelt Een waghen noch vol volcx, al met seluer mauwen Noch eenen waghene, viercant wien verueelt daermen die rethorisijnen vp mochtescauwen S.michiel, een maecht.s.Ioris, vol trauwen Sachmen elcken met toortsen daer lichten Noch.C.ende.xv.peerden sonder flauwen Ende elc man hadde een toortse sonder swichten Noch.xij.peerden, daer vp die schutterlicke ghestichten vol siluers haer mauwen, van bouen tot ondre Doe.xij.verdecken, niet vanden slichten met ghebeelt versoelget laken, twas wondre In elc sadt een man te peerde, besondre die peerden hadden ooc gebeelde couertueren Doe quamen die schalmeyen, dye dreuen druck tondere. Ende een trompet, noch.v.peerden te dier hueren Men sach daer den cancelier, int labueren In een root pauwelioen, ende bescreuen. Met gouden letteren, wat reynder kueren Daer achter volchde, hertoge Phelips verheuen Als coninc vanden scutters, al vast beneuen Tshertoghen Bossche. In quam die.ij.ouerdect int sien Met peersch laken, die nae prijs, ooc ghisten Daer.vij.wagens, na volchden bouen dien Ende in elcken waghen, saten drye dicke die lien Die waghens rontomme met peersch lakenbehanghen Sy saten vp bancxkens, so men in Hollant siet gheschien haer wapen hinc, rontomme, na rechte gangen Een wagen quammer noch, om prijs tontfangen Daer vier leeuwen, vp elcken houc, een saten Ende een maecht, elc mochte naetsien verlangen In witten damaste schoone bouen maten Een wilt man met eender cudse willet vaten Vanden Bossche die wapene voor hem hielt ende de maecht sat, tmocht elcker herten baten In een purperen pauwelioen weselic ghestilt Ront bescreuen met gulden letteren wiet schilt Die.ij.leeuwen saten elc ter sijden van haer Sint Ioris standaert houdende, niet te wilt In een silueren bosch scheent sijnde dats claer Daer waren twee ceptren, deen hadde een croone eerbaer Dander sceptre een papegaey so ick lye Die drougen.ij.herauten metten standaert daer Voor den coninc wat lieuelicker raminge Bet dan.lij.peerden waren in haer versaminge |
Atrecht. Atrecht kwam in met een wagen Vier trompetten, een standaard mede De habijten bruingeel en om helder vragen Witte hoeden en zwarte vazen ter plaatse Elk had een baniertjes, dat is waarheid Op de hoed 22 paarden men zag De koning volgen in reine zede En twee wagens bedekt waarvan de overslag Was blauw vol |