Die historie vanden vromen ridder parijs

Over Die historie vanden vromen ridder parijs

Gheraert Leeu; Antwerpen 19 mei 1487, roman, de historie van de dappere ridder Paris en de mooie Vienna. De dochter van de Dauphin. Uit; https://www.dbnl.org/tekst/_his017hist01_01/_his017hist01_01_0004.php Door; Nico Koomen.

[a2r] Hier begint die historie vanden seer vromen ridder parijs: ende vander scoonder vienne des dolphyns dochtere. die welcke om getrouwe liefden wille vele wederspoets leden. al eer sy haer minne ghebruycken mocht

Ten tiden van coninc kaerle van vrancrijc int iair ons heren M.cc.lxxi was int lant van dolfinie in een stadt geheten vienne een rijc baenre here dolfyn die men hiet her godeuaert dallenson. ende was van sconincx bloede een seer machtich here ende groot van hem seluen van lande ende van goede ende was een seer wijs man also dat hi doer sijn vroeddom vanden coninc seer bemint was. ende insgelijcx van alle den anderen heren ende baenroodsen vandes conincs houe. Dese hadde te wiue een seer schoone vrouwe geheten dyane ende was so vterliken schone als dat si werdich was dies naems dyane. dat is te seggen negensterre. want sy was vol alder edelheit ende hoosheit die een vrouwe soude ende mocht hebben Dese dolphijn ende diane waren te gadere seuen iaren sonder te vercrighen vruchten. hoe wel dat sij die gherne genomen hadden. ende baden onsen here god dat hi hen een vrucht verleenen wilde. also dat ons heere god aenhoorende haer ghebet, hen int achste iaer verleende een dochter seer schone. dair af doer alle tlant van dolfnie grote blyscap was. ende in teeken van groter liefden deden si die heeten vienne nader stadt dair si inne geboren wert. ende wart voert meer beuolen te bewaren ende te houden eenere groter vrouwen die vander seluer stadt was die welcke oec hadde een ionge maechdeken vander ouder van vienne gheheeten ysabeele. die gelijc met vienne op wies ende wart bider voerster versellet met vienne op dat sy te gader spelen ende hen vermaken souden Dese ghecreghen malckanderen so lief dat deene sonder dander niet ghesyn en conste ende hieten malckanderen ghesusteren Vienne wies van daghe te dage op in wtnemender schoonheyt alsoe datse niet alleen in dolfinye maer oec in engelant ende al omme elder ghehouden wert ende ghepresen voir die scoenste die men wiste. ende dies vele te meer dat sy van alsulcker afcoemst was. doir dwelc si nader hant als sij tharen iaren quam van coningen hertogen ende anderen groten heren dicwijlen te huwelick versocht wart Dese dolfyn hadde te deser tijt binnen zyn stadt een seer edel riddere van ouder afcomst mechtich van lande castelen rijcheden. ende was geheten heer iacob, den welcken die dolfin ende alle tvolc seer lief hadden Dese ridder hadde eenen sone seer schoon die men hiet paris. den welcken die vader in alle dingen dede leeren ende wegen. tot dat hi tsynen xv. iaren comen was, ende daer na dede hy en leeren ter wapenen. ende wart binnen cortten tijden ridder geslagen biden dolfijn Also dat seer corts na dien nyewers ter werelt ternoy noch ridderspel en was. hy en vant hem al daer oeck. In sulcker maten als dat hi ende synen naem ouer al bekent werdt. Ende was ghepresen een vanden [a2v] vroomsten ridderen die men wiste. want hi hielt hem met allen nettelic in de wapen. ende blidelic onder tgeselscap. ende hielt doergaens den tijt vogelen ende honden om oic alle maniere van iachten mede te pleghen. ende dier ghelijck also vele dattet voer eenen hertoghe oft graue ghenoech ware gheweest. ende hadde aldus kennisse met vele groote heren. Ende onder dandere soe hielt hi groot gheselschap met eenen ionghen ridder van dier stadt die gheheeten was eduwaert. ende waren beide genoech van eender ouder malckanderen seer hertelic beminnende. ende versellende tallen steecspelen ende ternoyen sonderlinghe van die in vrancrijc ghehouden werden ende en quamen nyewerts sy en behaeldender eere ende groten prijs Oec konsten sy singen ende luyden op alle spel Maer paris was vele beter zanger dan eduwaert Nochtans dat eduwaert seere vrijde een ioncfrouwe int hof van brabant Paris en wist noch niet wat minnen was anders dan hi rechts omtrent een iair hadde begonst te vrijen die schone vienne sijns heren des dolphijns dochter Ende hoe hij meer wies ende ouder wardt. hoe hem hare minne meer beuinck Mer hi dachte altijt dat hem die minne niet wel en geleke. mits dien dat hi niet en was van soe hogher afcomste als vienne Ende soe wachte hi hem te meer dat dat niemant vernemen en mochte dan alleen eduwaert syn geselle, dien hi sijn herte ontdecte. Die schone vienne en wert des oec niet ghewaer dat paris hair minde. nochtans en wies parijse die minne dies te haerwert niet te min.

[a2r] Hier begint die historie van de zeer dappere ridder Paris en van de mooie Vienna, de dochter van de dauphin, die vanwege getrouwe liefde veel weerspoed leden al eer ze hun minne gebruiken mochten.

Ten tijde van koning Karel van Frankrijk in het jaar ons heren 1271 was er in het land van Dauphin in een stad geheten Vienna een rijke baanderheer dauphin die men noemde heer Godevaart Dallenson en was van koningsbloed. Een zeer machtige heer en groot van zichzelf van land en van goed en was een zeer wijze man alzo dat hij door zijn wijsheid van de koning zeer bemind was. Insgelijks van alle andere heren en baanderheren van de hof van de koning. Deze had tot wijf een zeer mooie vrouwe geheten Diana en was zo uitzonderlijk mooi zodat ze de naam van Diana waardig was, dat betekent negen sterren. Want ze was vol alle edelheid en hoffelijkheid die een vrouw zou mogen hebben. Deze dauphin en Diana waren tezamen zeven jaren zonder vruchten te krijgen, hoewel dat zie die graag genomen hadden. Ze baden onze heer God dat hij hen een vrucht verlenen wilde, alzo dat God onze heer hun gebed aanhoorde en verleende hun in het achtste jaar een zeer mooie dochter. Daarvan was in het hele land van de Dauphin grote blijdschap. Als teken van grote liefde lieten ze die noemen Vienna naar de stad waarin ze geboren was. Ze werd voort meer bevolen te bewaren en te houden een grote vrouwe die van dezelfde stad was die ook een jong maagdje had en van de ouders van Vienna geheten Isabella die gelijk met Vienna opgroeide en werd bij de voedster vergezelt met Vienna opdat ze tezamen spelen en zich vermaken zouden. Dezen kregen elkaar zo lief zodat de ene niet zonder de ander kon zijn en noemde elkaar zusters. Vienna groeide van dag tot dag op in uitnemende schoonheid alzo dat ze niet alleen in de Dauphin maar ook in Engeland en alom elders werd geprezen voor de mooiste die men wist en dus veel meer omdat ze van zo’n afkomst was. Waardoor ze naderhand toen ze tot haar jaren kwam van koningen, hertogen en andere grote heren vaak ten huwelijk verzocht werd. Deze dauphin had te deze tijd binnen zijn stad een zeer edele ridder van oudere afkomst, machtig van landen, kastelen en rijkdommen en was geheten heer Jacob die de dauphin en al het volk zeer lief hadden. Deze ridder had een zeer mooie zoon die men noemde Paris. Die de vader in alle dingen liet leren en overwegen totdat hij tot zijn 15de jaar gekomen was. Daarna liet hij hem ter wapen leren en werd binnen korte tijd ridder geslagen door de dauphin. Alzo dat zeer kort daarna ergens ter wereld een toernooi noch ridderspel was, hij bevond zich aldaar ook. In zulke maten als dat hij en zijn naam overal bekend werd. En was geprezen een van de [a2v] dapperste ridders die men wist. Want hij hield zich geheel net in de wapen en blijde onder gezelschap en hield doorgaans de tijd om vogels en honden om ook alle soorten van jagen mee te plegen en diergelijke. Alzo veel dat het voor een hertog of graaf genoeg was geweest en had aldus kennis met vele grote heren. En onder anderen zo hield hij groot gezelschap met een jonge ridder van die stad die geheten was Eduard en waren beide genoeg van een ouderdom die elkaar zeer hartelijk beminden en vergezelde te alle steekspelen en toernooien en vooral van die in Frankrijk gehouden werden en kwamen ze ergens dan behaalden ze eer en grote prijs. Ook konden ze zingen en klinken op alle spel. Maar Paris was een veel betere zanger dan Eduard. Nochtans dat Eduard zeer vrijde een jonkvrouw in de hof van Brabant. Paris wist noch niet wat minnen was, anders dan hij recht omtrent een jaar was begonnen te vrijen die mooie Vienna, de dochter van zijn heer de dauphin. En hoe hij meer groeide en ouder werd hoe hem haar minne meer beving. Maar hij dacht altijd dat hem die minne niet goed geleek mits dien dat hij niet van zo’ n hoge afkomst was als Vienna. En zo wachtte hij zich te meer dat niemand het zou vernemen dan alleen Eduard, zijn gezel, die hij zijn hart opende. Die mooie Vienna werd het dus ook niet gewaar dat Paris haar minde. Nochtans groeide Paris die minne dus tot haar toe niet minder.


[a3r] Hoe paris ende eduwaert voer viennen camer quamen spelen ende genoechte maken. DOen ouerdroegen parijs ende eduwaert dat sy viennen met spelen vermaken wouden. ende gingen dicwilen des nachts te gader daerwerts daer sy wisten dat viennens camer stont ende songen ende speelden met so groter melodyen ende sueticheden dattet alle gelude te bouen ginc. ende datter die dolfyn ende zyn huysvrouwe ende oec vienne grote ghenoechte in grepen. ende hadden groote begherte te weten wie die wesen mochten die hen die hen die genoechte aen deden. Ende om dat te beuinden so dede die dolfyn toeleggen een groot hof ende bancket ende seynde om alle die speelliede van synen lande, hen beuelende dat sy in persone niet en lieten daer te syne Ende alsmense alle gader hadde gehoort spelen. so en beuant men nochtans niet die gene diemen sochte. dies die dolfijn seer droeuich was. ende als vienne hoorde die speelliede die daer ter feesten speelden sprack sij tot ysabeele hare ioncfrouwe Bi mijnre trouwen myn lieue suster, dese speelliede en geliken niet den ghenen die voer onse camer quamen spelen Het verdriet mij dat ick niet en mach weten wie dat sy sijn. want sijer niet en quamen dan ter lieften van mi.

[a3r] Hoe Paris en Eduard voor Vienna ‘s kamer kwamen spelen en genoegens maken. Toen kwamen Paris en Eduard overeen dat ze Vienna met spelen vermaken wilden en gingen vaak ‘s nachts tezamen derwaarts daar ze wisten dat Vienna ‘s kamer stond. Ze zongen en speelden met zon grote melodie en lieflijkheid zodat het alle geluid te boven ging en dat die dauphin en zijn huisvrouw en ook Vienna grote genoegen in grepen. Ze hadden grote begeerte te weten wie dat wezen mochten die hun die genoegens aandeden. En om dat te bevinden zo liet de dauphin aanleggen een groot hof en banket en zond om alle speellieden van zijn landen en beval hun dat ze in persoon het niet lieten daar te zijn. En toen men ze alle tezamen had gehoord spelen zo bevond men nochtans niet diegene die men zocht. Dus was de dauphin zeer droevig. En toen Vienna hoorde die speellieden die daar ter feesten speelden sprak ze tot Isabella har jonkvrouw; Bij mijn trouw, mijn lieven zuster, deze speellieden gelijken niet op diegene die voor onze kamer kwamen spelen. Het verdriet mij dat ik niet mag weten wie dat ze zijn want dat ze er niet kwamen dan ter liefde van mij.

Hoe dat die dolfijn sandt tyen gewapende mannen om paris ende eduaert te vanghen daer sij speelden voer Viennans camer.

[arv] ALs die dolphijn aenhoorde die woerden van synder dochter soe dacht hij in hem seluen dat hi dat weten soude wiese waren ende ordineerde dat ter plaetsen daer sij te comen plaghen thien ghewapende mannen haer heymelijcken wachten souden. ende beual dien dat sy hem lieten spelen. ende als sy ghespeelt souden hebben dat syse dan voer hem brachten. het waren thueren dancke oft ontdancke Ende als die duyster nacht aen quam. so quamen dese twee ionge ridderen parijs ende eduwaert met gaders eenen ionghen die hair instrumenten droech. niet wetende van desen des hier bouen gheseyt is. ende begonsten zoe suetelicken te spelene als sy ye ghededen Ende als sy ghedaen hadden, ende meynden weder te keeren, soe lieten hem sien die tien ghewapende mannen ende gruetteden dese twee met hoescheden hem segghende hoe sy twee met hen moesten gaen toespreken mijn heere den dolfijn. Paris die bat hem dat sy een wenich vertoeuen wouden. hij soude hem daer op antwoerde gheuen. Ende met dien tradt hi een weynich ter sijden segghende tot eduwaert aldus Mijn lieue broeder ghi siet wel in wat maten dat wi staen Ick en name niet gherne dat ghi oneere oft hynder om mijnen wille gecreecht. mer ic segghe v voerwaer dat ick lieuer hadde te steruen dan men ons brochte voer den dolfijn. daerom mijn lieue broeder laet ons besien. wat wij doen selen Oec mede moeten wij des iongen gade slaen die ons onse instrumenten gebracht heeft. want wi bi hem op dat hi ghegrepen ware souden ghemelt syn Ende met dien so deden sy den ionghen tuyswaert gaen. Ende doe seyde eduwaert tot parijs. Mijn lieue bruedere van my en ducht niet. laet ons doen gelijck ghij wilt Doen seyde paris totten tien ghewapende mannen Ghij heren wij bidden v dat ghi ons wilt laten gaen. want wij sijn tot mijns heren des dolphijns besten. ende alle synen heeren vanden houe. ende weet dat wi omme geen dinc op dese tijt voer hem gaen en selen

Hoe dat die dauphin zond tien gewapende mannen om Paris en Eduard te vangen daar ze speelden voer de kamer van Vienna.

[arv] Toen de dauphin de woorden van zijn dochter aanhoorde zo dacht hij in zichzelf dat hij dat weten zou wie ze waren en ordineerde dat ter plaatsen daar ze te komen plagen tien gewapende mannen die zich heimelijk wachten zouden. Hij beval die dat ze hen lieten spelen en als ze gespeeld zouden hebben dat ze hen dan voor hem brachten het was met hun wil of ertegen. En toen de duistere nacht aankwam zo kwamen deze twee jonge ridders Paris en Eduard tezamen met nog een jongen die hun instrumenten droeg en wisten niets van wat hierboven gezegd is. Ze begonnen zo lieflijk te spelen zoals ze nooit gedaan hadden. En toen ze klaar waren en meenden terug te keren zo lieten zich die tien gewapende mannen zich zien en groetten deze twee met hoffelijkheid en zeiden hen hoe zij twee met hen moesten gaan spreken mijn heer de dauphin. Paris die bad hen dat ze wat vertoeven wilden, hij zou hen daarop antwoord geven. En met dien trad hij wat ter zijde en zei tot Eduard aldus. Mijn lieve broeder ge ziet wel in wat maten dat we staan. Ik zie niet graag dat gij oneer of hinder vanwege mij kreeg. Maar ik zeg u voorwaar dat ik liever had te sterven dan men ons bracht voor de dauphin. Daarom mijn lieve broeder, laat ons bezien wat wij doen zullen. Ook mede moeten wij op die jongen gadeslaan die onze instrumenten gebracht heeft want hij zou vermelden dat we bij hem waren als hij gegrepen was. En met die zo lieten ze de jongen huiswaarts gaan. En toen zei Eduard tot Paris; Mijn lieve broeder, denk niet om mij, laat ons doen gelijk ge wilt. Toen ze Paris tot de tien gewapende mannen; Gij heren, wij bidden u dat ge ons wilt laten gaan want wij zijn van mijn heer de dauphin de besten en alle heren van zijn hof en weet dat we om geen ding op deze tijd voor hem zullen gaan.

Hoe ende in wat manieren dat paris ende eduwaert sijn gheselle hem verweerden teghen tien ghewapende mannen diese vanghen wouden.

SIende dese tyen mannen van wapenen dat die twe ridders so wederspenich vielen seiden si. ghi moet mede gaen weder het sij tuwes dancx oft ondancx. ende mettyen begonsten sy te slaen haer handen aen haer messen Dese twee ridders en hadden anders [a4r] niet ouer hem dan haer messen ende haer bokelaers. metten welcken sij hen soe seer wel weerden ende bedecten. als datter gheen vanden thienen en was hi en was swaerliken gequetst. ende deden hen die plaetse ruymen weder sy wouden oft niet. also dat dese twee ridders van daer gheraecten sonder schade Des mergens quamen dese thien mannen voir den dolphyn ende vertelden hem haren groten wederspoet ende mesual die hem beiegent was alleenlic bi tween mannen. ende hoe sy met groter schaemten hadden moeten vlien. bouen dien dat deene van hem gewont was int hooft ende dandere inden arme ende dander in die dien. om welcks dinghes wille die dolphijn seer gram was. ende dachte wel dattet mannen waren van groter weerden. also dat hi tsnachts dair nae al daer seynde hondert mannen vanden besten van synen houe. maer dat was al te vergheefs. want die twe ionghe ridders daer niet weder en quamen. ende hielden alsoe dese dinghen heymelicken Als vienne sach dat sy niet en mochte weten wie die speellieden waren. so dachte sy datthet eenighe groote heeren waren die haer beminden, also dat sy ende haer ioncfrouwe yzabeele seer luttel anders daden dan daer af spraken int welc sij hen seer vermaecten. siende paris dat hi niet en dorste tonen die grote liefte [a4v] die hi ter schoender viennen waert droech dacht hi dat hi sijn herte metallen ledich stellen soude. ende sloech voertdaen meer gade den bisscop van sinte laureys die hem zeer grote eere bewees, ende goede dingen leerde van onsen here Als de dolfijn sach dat vienne sijn dochter so droeuich was om dat si niet weten en mochte wie die speelliede waren. dede hij beroepen een steecspel in die stadt van vienne, om viennen daer bi te vermaken. ende vienne was dies wel verhoget want sy dachte bi dier feesten te vernemen ghelijc sy seyde tot ysabeelen wie sy waren die gene die haer so beminden Die dolphijn die dede wt roepen ouer alle vrancrijc ende enghelant dat alle die ghene die steecspel ende ridderschap hantieren woude. dat die quame in die stadt van vienne den eersten dach van meye naestcomende. die ghene die hem vromelicst inde wapen hadde dien soude hi geuen eenen costeliken schilt van cristale. ende daer toe eenen crans van bloemen Tegens dien dach bereyden hem den meesten deel vanden heren ende ridderen van vrancrijck engelant ende vlaendren. ende besonder vele baenreheren wt vrancrijck ende engelant die viennen beminden om hare scoonheit wille. Onder die welcke was ian van bourboen neue des conincks van vranckrijcke Eduwaert des conincs sone van enghelant Anthonijs des greuen sone van prouencen. Gheraert des mercgreue sone van montferrat. willem des hertoghen sone van carues Dese baenreheeren quamen aldaer ter liefden van vienne seer edelijcken toe ghemaeckt om vromicheyt te bedriuen Siende paris dat die feeste alsodanich wesen soude dacht hi in hem seluen wat hi doen soude weder hy daer oec wesen woude oft niet. mer die grote liefde die hi droech tot viennen die bedwanc hem dat hi dair hem seluen oec vant. nochtans soe beriet hi hem oec iersten met eduwaert synen gheselle. die welcke hem antwoerdde aldus. eest dat ghijer gaet Ic sal met v gaen. mer wy moeten daer int heymelick oft bedect comen dat wi niet en worden ghekent. Ende metten ganghe deden sy bereet maken harnasch ende peerden ende haer wapenen in huer tinberen ende bereydselen ende aen haer paerden maecten sy al wit sonder ander teeken Doen den dach quaem dyer beteykent was dede die dolphijn maken een scauot oft stellinghe, daer vienne seer rijckelicken op was toeghemaect. ende so suuerlijcken dat hem alle tvolc van hare schoonheit genoech te verwonderen hadde. Die heeren ende ridderen begonsten hem te wapenen ende toe te maken costelicken na die ghise van dien lande Daer waren vele instrumenten van spelen ende gelude dair vienne nernstichlicken na hoorde om te weten oft sy niet en soude connen onderkennen den genen die hair so behertet hadde Paris was genomen dien dach om te dienen den dolphijn ter tafelen. dwelc hi seer bequamelicken dede, hebbende stedeuast die ooghe op viennen. also dat die liefde van hem hoe langer hoe meer wies. nochtans wachte hi hem also dats niemant en wart gheware

Hoe en in wat manieren dat Paris en Eduard zijn gezel zich verweerden tegen tien gewapende mannen die ze vangen wilden.

Deze tien mannen van wapens zagen dat die twee ridders zo weerspannig vielen en ze zeiden; Gij moet meegaan hetzij met uw wil of ertegen en met deze begonnen ze hun handen te slaan aan hun messen. Deze twee ridders hadden niets anders [a4r] bij zich dan hun messen en beukelaars waarmee ze zich zo zeer goed verweerden en bedekten zodat er geen van de tien was of hij was zwaar gekwetst en lieten hen de plaats ruimen of ze wilden of niet. Alzo dat deze twee ridders daar vandaan raakten zonder schade. ‘s Morgens kwamen deze tien mannen voor de dauphin en vertelden hem hun grote weerspoed en misval die hen bejegend was en alleen door twee mannen en hoe ze met grote schaamte hadden moeten vlieden. Bovendien dat de ene van hen gewond was in het hoofd en de andere in de armen en de andere in de dijen. Vanwege die dingen was de dauphin zeer gram en dacht wel dat het mannen waren van grote waarde alzo dat hij ‘s nachts daarna aldaar zond honderd mannen van de besten van zijn hof. Maar dat al tevergeefs want de twee jonge ridders kwamen daar niet weer en hielden alzo deze dingen heimelijk. Toen Vienna zag dat ze niet mocht weten wie die speellieden waren zo dacht ze dat het enige grote heren waren die haar beminden alzo dat zij en haar jonkvrouw Isabella weinig anders deden dan daarvan te spreken waarin ze zich zeer vermaakten. Paris zag dat hij niet durfde de grote liefde te tonen [a4v] die hij ter mooie Vienna waart droeg en dacht dat hij zijn hart geheel leeg stellen zou en sloeg voortaan meer gade de bisschop van Sint Laurentius (Maurice?) die hem zeer grote eer bewees en goede dingen leerde van onze Heer. Toen de dauphin zag dat Vienna zijn dochter zo droevig was om at ze net weten mocht wie die speellieden waren liet hij beroepen een steekspel in de stad van Vienna om Vienna daarbij te vermaken. Vienna was dus wel verheugd want ze dacht bij dat feest te vernemen gelijk ze zei tot Isabella wie ze waren diegene die haar zo beminde. De dauphin die liet uitroepen over al Frankrijk en Engeland dat al diegene die steekspel en ridderschap hanteren wilden dat die in de stad van Vienna de eerste dag van mei aankomende kwamen. Diegene die zich het dapperste in de wapens gedroeg die zou hij geven een kostbaar schild van kristal en daartoe een krans van bloemen. Tegen die dag bereiden zich het grootste deel van de heren en ridders van Frankrijk, Engeland en Vlaanderen en vooral veel baanderheren uit Frankrijk en Engeland die Vienna beminden vanwege haar schoonheid. Onder die was Jan van Bourbon, neef van de koning van Frankrijk, Eduard de koningszoon van Engeland, Anthonijs de zoon van de graaf van Provence. Gheraert, de zoon van de markgraaf van Montserrat. Willem, de zoon van de hertog van Carves. Deze baanderheren kwamen aldaar ter liefden van Vienna zeer edel opgemaakt om dapperheid te bedrijven. Paris zag dat dit feest al zodanig wezen zou en dacht in zichzelf wat hij zou of hij daartoe ook wezen wilde of niet. Maar de grote liefde die hij droeg tot Vienna die dwong hem dat hij zich daar ook bevond. Nochtans zo beraadde hij zich eerst met Eduard, zijn gezel. Die antwoorde hem aldus; is het dat gij er gaat, ik zal met u gaan. Maar wij moeten daar in het heimelijk of bedekt komen zodat we niet herkend worden. En met een gang lieten ze gereed maken harnas en paarden en hun wapens in hun schede en breidels en aan hun paarden maakten ze alles wit zonder andere tekens. Toen de dag kwam die betekend was liet de dauphin maken een schavot of stelling daar Vienna zeer rijk op was toegemaakt en zo zuiver zodat al het volk zich van haar schoonheid genoeg te verwonderen had. De heren en ridders begonnen zich te wapenen en kostbaar toe te maken naar de wijze van doen van die landen. Daar waren vele speelinstrumenten en geluiden waarnaar Vienna vlijtig hoorde om te weten of ze niet zou kunnen onderkennen diegene die haar zo in het hart had. Paris was genomen die dag om de dauphin ter tafel te dienen wat hij zeer bekwaam deed en had steevast het oog op Vienna, alzo dat de liefde van hem hoe langer hoe meer groeide. Nochtans wachtte hij zich alzo dat niemand het gewaar werd.

Hoe paris tsteecspel wan inde stede van Vienne. [a5r]

ALs den dach aenquam vander feesten soe was elckerlijck bereet ter banen. ende paris ende eduwaert vonden een plaetse daer si hen heymelicken toemaecten. ende quamen also al int wit toe ghemaect oec ter banen waert op een eynde dair hen dochte datse niemant kennen en soude ende waren beijde seer rijckelicken ghewapent. Alle die andere ridderen ende baenreheeren waren ghekent bi haer wapenen ende deuysen wtghenomen die twee witte ridderen Aleer dat die ternoy begonste so dede die dolfijn ghebieden dat elck ouer die bane synen monstre doen soude Ende mitten gange waest ghedaen. ende sy waren alle gader so wel toe gemaect ende gewapent dat elckerlic seide dattet frissche ridders waren wel toegemaect ende gewapent Mer die amorueste van allen was Eduwaert des conincs sone van engelant want hi was in faijten van wapenen ende ridderscapen seer vernaemt Vienne aensiende alle dese ridderen sprac tot harer ioncfrouwen ysabeele Mijne schoone suster wye dunct v dat amorueselicste dede. ysabeele antwoerde. Eerweerde vrouwe my dunct dat hi ter lieften van v bat dede dan alle dandere. die ghene die den selueren leeu vuert. Voerwaer seyde vienne die twee witte ridderen die gheen wapene en vuerden die vuerden hem bat dan eenighe andere na minen dunckene. niet te min: wi selense schiere syen Die ridders stonden alle bereet [a5v] om die wapen te besighen. Eerst quammer een ridder die in syn wapen vuerde een gulden crone dat een coen ende vroem ridder was Ende tegens hem quam die goede ridder eduwaert parijs gheselle die welcke malckanderen alsoe begrueten datse beyde haer lancien braken. ende met dien quamen daer meer ander, daer deen af vanden peerde stortte. ende dander hem vromelicken hielt. sommige ander raecten malckanderen so fellicken dat man ende peert beide ter aerden vielen. elckerlic hadde hem daer omme die eere te behalen van dier feesten Ende doen quam eduwairt des conincs sone van engelant die van vele ridderen den prijs hadde. ende tegens hem quam die starcke riddere parijs die al daer wonderlick wapenspel bedreef ende warp met synre vromicheyt den seluen eduwaert af ter aerden, vanden welken hi ghecreech groten prijs. ende dit gheduerde tot snoenens ten eten tijde. ende alst quam ten auonde waren daer hurer vele vermoeyt ende namen plaetse om te rusten Maer parijs dede noch meer wonders inde wapene dan hi tsmergens gedaen hadde, in sulcker manieren dat nyemant der banen en dorste ghenaken also dat hi den prijs behielt

Hoe Paris het steekspel won in de stad Vienna. [a5r]

Toen de dag aankwam van het feest zo was elk gereed ter banen. Paris en Eduard vonden een plaats daar ze zich heimelijk klaar maakten en kwamen alzo in het wit opgemaakt ook ter banen waart op een einde daar ze dachten dat niemand ze herkennen zou en ze waren beide zeer rijk gewapend. Alle andere ridders en baanderheren waren gekend bij hun wapens en deviezen, uitgezonderd die twee witte ridders. Aleer dat het toernooi begon zo liet de dauphin gebieden dat elk over de baan zijn uitmonstering doen zou. En met een gang was het gedaan en ze waren allemaal zo goed toegemaakt en gewapend zodat elk zei dat het frisse ridders waren goed toegemaakt en gewapend. Maar de amoureuste van allen was Eduard de koningszoon van Engeland want hij was in feite van wapens en ridderschap zeer voornaam. Vienna zag al deze ridders aan en sprak tot haar jonkvrouw Isabella; Mijn mooie zuster, wie denkt u dat het amoureuste deed. Isabella antwoorde. Eerwaarde vrouwe, het lijkt me dat hij ter liefde van het beter deed dan alle anderen diegene die de zilveren leeuw voert. Voorwaar, zei Vienna, die twee witte ridders die geen wapens voerden die gedroegen zich beter dan enige andere naar mijn denken. Niettemin; we zullen het snel zien. Die ridders stonden allen gereed [a5v] om de wapens te gebruiken. Eerst kwam er een ridder die in zijn wapen voerde een gouden kroon dat een koene en dappere ridder was. En tegen hem kwam die goede ridder Eduard, Paris gezel, die elkaar alzo begroetten zodat ze beiden hun lansen braken. Met die kwamen er meer andere waarvan de ene van het paard stortte en de ander zich dapper hield. Sommige anderen raakten elkaar zo fel zodat man en paarde beide ter aarde vielen. Elk gedroeg zich daar om de eer behalen van die feesten. En toen kwam Eduard de koningszoon van Engeland die van vele ridderen de prijs had en tegen hem kwam die sterke ridder Paris die aldaar wonderlijk wapenspel bedreef en wierp met zijn dapperheid die Eduard af ter aarde waarvan hij grote prijs kreeg. Dit duurde tot de noen ten eten tijd. Toen het kwam ter avond waren velen van hen vermoeid en namen plaats om te rusten. Maar Paris deed noch meer wonderen in de wapens dan hij ‘s morgens gedaan had op zo’n manier dat niemand de banen durfde te genaken alzo dat hij de prijs behield.

Hoe dat den schilt vanden cristale ende den rosen crans parijse gegeuen werdt als den ghenen diet best ghedaen hadde [a6r]

ALs die feeste gedaen was so wert desen twee ridders metter witter wapenen groote ere ende lof gegeuen Ende parijs wart ghebracht opt scauot daer vienne was ende die langde hem daer den cristalen schilt ende den bloemen crans die sy in haer handen ghehouden hadde Ende na dien so schieden paris ende eduwaert sijn gheselle van daer so sy heimelicsten consten. ende ghingen hem weder ontwapenen daer sy hem te voren ghewapent hadden. Alle die baenreheren ende ridderen die daer waeren hadden ghenoech te segghen vander vromicheyt ende ridderschape vanden twee ridders metter witter wapenen. also dat die dolphijn ende dander grote heeren groot verlanghen hadden die te syene ende te weten wie sy waren. mer sy waren so heymelyken van daer ghescheiden dat niemant van hem en wiste noch waerwert dat sy henen waren

ELck vertrack hier na wederomme tsynen lande waert. ende en konsten niet vergheten der feesten die hem die dolphijn aenghedaen hadde. noch der vroemheit van dien twe ridderen metten witten. noch oick die ouerdraghende schoonheit van vienne Binnen der spraken van desen so gerees gheschil tusschen der baenreheeren ende ridderschape van vrancrijck ende van enghelant. want daer waren der enige die beminden shertoghen dochter van normandien Ende andere hadden kennisse van des conincs suster van engelant. ende seiden datse vele schoonder was dan vienne des dolphijns dochter van viennois. Andere die seyden contrarie als dat vienne vele schoonder was ende haer te bouen ghinc in schoonheden ende allen dinghen. Des dolphijns naeme ende lof was te meerder om der feesten willen om deswille dat die so wel vergaen was ende den ridderen soe ghename gheweest hadde Vienne die dachte altijt wiet geweest mocht hebben die ghene die den prijs so properlic behaelt hadde, ende seyde tot ysabeele harer ioncfrouwen Bi mynder trouwen soete suster die ghene die hier den schilt van cristale ende mynen crans ghehaelt heeft: dat is gheweest die ghene die alle nachts quam singhen ende spelen voer onse camer. want myn hertte tuyghet mi Bi mijnder trouwen suster het is een volmaect ridder wijs in alle syn dinghen ende van groter werden. waeromme ick segge v voerwair dat ic op hem gheset hebbe alle mijn herte. myn sinnen, mijn liefde ende wille. ende nemmermeer en sal ic ghenoechte nemen tot dat ic weet voirwaer wie hi is noch en sal connen gespreken van enigen dinghen die mi bat selen mogen vermaken. Ende begonst doen daerom te suchten ende te clagen. want tot hier en waest hair niet ter herten ghegaen. maer parijs en wiste hier niet af. ende hi hielt syn minne heimelicken in sijnre herte sonder die te doruen tontdecken. wair bi hi sijn leuen leyde in grooter droefheyt. hy was altijt int gheselscap des bisschoppen van [a6v] sinte laureys: ende en geliet hem niet yewerts nae Heere iacob die vader uan parijs die de feeste ghesien hadde en wist niet dat sijn daer gheweest was. des hy met allen droeuich was. ende seide, sone ic ben bedroeft dat ghi niet meer so blijde en sijt als ghi pleecht te wesen. Ghy pleecht die wapene ende ridderscap te hanteeren ende eere te behalen. nv sydi alsoe verselt met desen duuelschen bisschop dat ghij synt noyt uwes selfs en waert. ic beducht my dat hi van v yet geestelicx maken sal. ick en weet oft ghi yemande mysdaen oft mysseyt moecht hebben, dat v daer toe berueren mach. Ic bidde v myn lieue sone dat ghij doch niet en wilt verliesen uwen name ende lof die ghi in uwer ioncheit vercregen hebt gehadt Dit aenhorende parijs en antwoirde niet een woerdeken sijnen vader maer bleef in grooten ghepeynse van vienne ende beleyde dat so heymeliken dats nyemant ghewaer en wart

Hoe dat de schild van kristal en de rozenkrans Paris gegeven werd als diegene die het beste gedaan had. [a6r]

Toen het feest gedaan was zo werden deze twee ridders met de witte wapens grote eer en lof gegeven. En Paris werd op het schavot gebracht daar Vienna was en die overhandigde hem daar het kristalen schild en de bloemen krans die ze in haar handen gehouden had. En na dien zo scheiden Paris en Eduard, zijn gezel, vandaar zo heimelijk ze konden en gingen zich weer ontwapenen daar ze zich tevoren gewapend hadden. Alle baanderheren en ridders die daar waren hadden genoeg te zeggen van de dapperheid en ridderschap van de twee ridders met de witte wapens. Alzo dat die dauphin en de andere grote heren groot verlangen hadden die te zien en te weten wie ze waren. Maar ze waren daar zo heimelijk vandaar gescheiden zodat niemand van hen wist noch werwaarts dat ze heen waren.

Elk vertrok hierna wederom tot zijn land waart en konden het feest niet vergeten die hun de dauphin aangedaan had, noch de dapperheid van die twee ridders in het wit, noch ook de overdragende schoonheid van Vienna. Binnen deze woorden hiervan zo rees een geschil tussen de baanderheren en ridderschap van Frankrijk en van Engeland, want daar waren er enigen die beminden de dochter van de hertog van Normandië. En anderen hadden kennis van de koningszuster van Engeland en zeiden dat die veel mooiers was dan Vienna, de dochter van de dauphin van Viennois. Andere die zeiden contrarie als dat Vienna veel mooier was en haar te boven ging in schoonheden en alle dingen. De naam van de dauphin en lof was te groter vanwege de feesten en daarom omdat die zo goed vergaan was en de ridders zo aangenaam was geweest. Vienna die dacht altijd wie het geweest mocht hebben diegene die de prijs zo goed behaald had en ze zei tot Isabella, haar jonkvrouw; Bij mijn trouw lieve zuster, diegene die hier het schild van kristal en mijn krans gehaald heeft dat is geweest diegene die alle nachten kwam zingen en spelen voor onze kamer, want mijn hart getuigt het mij. Bij mijn trouw, zuster, het is een volmaakte ridder, wijs in al zijn dingen en van grote waarde. Daarom ik u zeg voorwaar dat ik op hem gezet heb mijn hele hart, mijn zinnen, mijn liefde en wil. Nimmermeer zal ik genoegen nemen totdat ik weet voorwaar wie hij is, noch zal kunnen spreken van enige dingen die me beter zullen mogen vermaken. En begon toen daarom te zuchten en te klagen, want tot hier was het haar niet ter harte gegaan. Maar Paris wist hier niets van en hij hield zijn minne heimelijk in zijn hart zonder die te durven te openbaren. Daarbij legde hij zijn leven in grote droefheid. Hij was altijd in het gezelschap van de bisschop van [a6v] Sint Laurentius en liet zich nergens naar. Heer Jacob, de vader van Paris, die het feest gezien had en niet wist dat zijn zoon daar geweest was, dus was hij geheel droevig en zei; zoon, ik ben bedroefd dat ge niet meer zo blijde bent zoals ge plag te wezen. Gij plag de wapens en ridderschap te hanteren en eer te behalen. Nu ben je alzo vergezeld met deze duivelse bisschop zodat gij nooit u zelf bent. Ik vrees dat hij van u iets geestelijks maken zal. Ik weet niet of ge iemand iets misdaan of miszegd mocht hebben dat u zich daartoe beroeren mag. Ik bid u, mijn lieve zoon, dat ge toch niet wil verliezen uw naam en lof die ge in uw jonkheid verkregen hebt gehad. Dit hoorde Paris aan en antwoorde zijn vader geen woordje maar bleef in het grote gepeins van Vienna en verborg dat zo heimelijk zodat niemand het gewaar werd.

NV seyt die hystorie ghelijc ghi gehoort hebt dat omme deser drien ioncfrouwen wille groot gescil was tusschen die baenre heren bouen ghescreuen. want des grauen sone van vlaendren was seer ghestoort op die broeders van breuues. ende hadden onderlinge malckanderen seer geslaghen soe datmens niet ghepaysen en conste. want elc van hem hielt sijn vrouwe die scoonste sijnde Soe geboerde dat op een tijt hem opsetteden v ridders. die welcke seyden hoe sy bereet waren te proeuen ende een geuecht daerom aen te nemen. dat florije des hertogen dochter van normandien die scoonste ioncfrouwe vander werelt was. mettien setten hem daer op noch v ander die welcke seiden dat constancie sconincx suster van engelant noch vele scoonder was Ende na dien stonden dair op noch v ander ridders die hielden ende sustineerden die scoone Vienna des dolphins dochter ende also dat dit gescille quam voer die kennisse des conincs van vrancrijc. die welke seide dat hier af van desen gebueren mochte een groot quaet. ende dattet een sorchlic dinc was alsdusdanighe gescille onder der baenreheren Ende geboot hen hier omdat sy voer hem comen souden hi soudtse beslichten van haren ghescille. also dat elc van hem te vreden wesen soude Dit was hen allen wel te wille ende quamen voer den coninc. ende dair gecomen sijnde ordineerde die coninc terstont een steecspel ter liefden van desen drien ioncfrouwen Ende geboot dat sy alle quamen bereet ende toeghemaect om te steken van harnasch ende paerde den achtsten dach der maent van septembri binnen der stadt van paris ende dat die ghene diet beste dade ende vromelicst hem in dat bewijsde. die al dair die eere behalen soude voer hem ende voer die ioncfrouwe daer hi voer twistende ware Mettien geboot die coninc den vaders van desen drien ioncfrouwen dat sij wouden comen tot der feesten ende dat elc met hem brachte ter liefden van desen drien ioncfrouwen enige properlike presenten die de gene winnen mochten die hem vromelicste inde wapen hebben soude in teyken van victorien. Hierom zo seynde die coninc van engelant ten vorsten [b1r] ter liefden van constancie sijnre suster een schoon gulden croone al vol perlen ende costelicx ghesteynsts, die zeer costelick was Die hertoghe van normandyen seynde ter lieften van florijen zynder dochtere eenen seer schonen vranckerijcschen hoet, oeck vol costelijcs ghesteynsts van menegherley varwen dye zeer schoone ende rijckelijcken was Ende die dolfijn seynde ter liefden van Viennan sijnre dochteren eenen costelicken halsbant omwracht oec met costelijcken gesteynte. die oeck eenen costelijcken schat weerdich was, den welcken hem gesonden hadde die grauinne van vlaenderen die sijn vrouwe was. Dese drie iuwelen warden ghepresenteert oft ghegeuen den coninc van vrancrijck. Die ridders die peysden hoe sij hem frisschelijcsten toemaken mochten tegens dien dach. want voerwaer in vrancrijcke en was noyt so grooten edelheyt vergadert geweest van baenreheeren ende ridderen, alst op dien dach was Dair waren alle die meeste princen ende baenreheren van vranckerijck van engelant ende van normandien ende elck van hem gaf hem dair toe. om te onderstane ende te houdenne tghene dat si ghesproken hadden. Die baenreheeren maecten haer levereyen ende deuysen daermense by soude moghen onderkennen. Ende den roep ghinc onder tvolc wt wanen ende vermoeden genoech int heymelicken dat constancye die eere van dyer feesten hebben soude. om dieswillen datter so vele vrome ridderen hem toemaecten om hair schoonheit te sustineren. Parijs die te Viennan int stadt was ende van deser feesten wel wiste soe beriet hi hem met eduwaert synen gheselle weder dat hi daer oec wesen woude oft niet Eduwaert riet hem daer te gane maer dattet bedectelic ware want sprac hi eest dat v god gracie gheeft te hebbene die eere van dier feesten v sal der meerder eere af comen Ende gaet ghi daer blijcbaerlic ende dat ghi bekent sijt vanden dolphijn ende den anderen heeren. soe en selens sijt niet achten om dyes willen dat ghi niet en sijt van so grooter afcoemste als dandere sijn. waeromme al hadde Vienna die eere doer v. ten soude als niet gheacht wesen Mer gecrijcht sij die eere doer eenen ridder die onbekent is soe sel haer dat te meer aen gheuen in haer hertte te hemwaerts. die dat doer haer ghedaen heeft Aldus gaetter opt heymelicste dat ghij cont. want ick hope eest dat ghijer gaet dat ghij die eere met v vueren sult. Ende en wildijer niet syn. so sal icker dan lieuer selue voer v reysen. eer ick Viennan alsoe laten soude. ende sal mijn vtertste best doen Parijs die liet hem ghesegghen, ende sy maecten hem oeck toe opt rijckelijcste dat sij consten Die coninck dede grote prouisye van spysen ende van allen anderen dinghen des men behoeuen mochte. ende dede voert bereeden die plaetse daermen die ternoye houden soude. ende dede dair ront omme maken vele scauotten oft stellingen dair die vrouwen ende ioncfrouwen opstaen souden om den welcke die ternoye gesciede maer sy en quamen niet Also dat die coninc in die stede van dien dede maken drye [b1v] zeer costelicke banieren Die ierste was wit ende daer stont inne gescreuen met gulden letteren. Vienna myns heren dochter heer godeuaerts dalenson dolfyn van viennois Die tweeste baniere was root ende daer stont in met gulden letteren Constancie des conincx suster van enghelant Die derde banier was oic root. ende daer stont inne oec met gulden letteren. flourye des hertogen dochter van normandien Ende dede tvolc vanden ternoye also trecken in drie partijen. ende in elcke eene dede hi vueren een van desen banieren. Ende doe geboet die coninc dat sy na malkanderen horen souden Vele lieden die waeren daer die van ouer twee daghen daer te voren opte scauotten haer plaetsen begrepen hadden, om die groote menichte wille vanden volcke dat daer was

Nu zegt de historie gelijk ge gehoord hebt dat vanwege deze drie jonkvrouwen groot geschil was tussen de baanderheren boven geschreven. Want de zoon van de graaf van Vlaanderen was zeer verstoord op die broeders van Brevues (?) en ze hadden elkaar onderling zeer geslagen zodat men het niet bevredigen kon. Want elk van hen hield zijn vrouwe de mooiste te zijn. Zo gebeurde het op een tijd dat zich opzette 5 ridders die zeiden hoe ze bereid waren te beproeven en een gevecht daarom aan te nemen dat Florije, de dochter van de hertog van Normandi de mooiste jonkvrouw van de wereld was. Meteen zetten zich daarop noch 5 anderen die zeiden dat Constance, de zuster van de koning van Engeland, noch veel mooier was. En na die stonden daarop noch 5 andere ridders die hielden en beweerden dat het die mooie Vienna was, de dochter van de dauphin. Alzo dat dit geschil kwam tot kennis van de koning van Frankrijk. Die zei dat hiervan een groot kwaad gebeuren mocht en dat het een zorgelijk ding was al dusdanig geschil onder de baanderheren. En gebood hun hier dat ze voor hem komen zouden, hij zou het geschil beslechten alzo dat elk van hen tevreden zou wezen. Dit was hen allen wel ter wille en kwamen voor de koning. Toen ze daar gekomen waren ordineerde de koning terstond een steekspel ter liefden van deze drie jonkvrouwen. En gebood dat ze allen bereid en toegemaakt kwamen om te steken van harnas en paard de achtste dag van de maand september binnen de stad van Parijs en dat diegene die het beste en dapperste deed en zich daarin bewees die alle eer behalen zou voor hem en voor die jonkvrouw waarvoor hij twistte. Meteen gebood de koning de vaders van deze drie jonkvrouwen dat ze wilden komen tot de feesten en dat elk met hem bracht ter liefden van deze drie jonkvrouwen enige goede presenten die diegene winnen mocht die zich het dapperste in de wapens gedragen zou als teken van victorie. Hierom zo zond de koning van Engeland de vorst [b1r] ter liefden van Constance, zijn zuster, een mooie gouden kroon geheel vol parels en kostbare gesteenten die zeer kostbaar was. De hertog van Normandi zond ter liefde van zijn dochter Florije een zeer mooie Franse hoed, ook vol kostbare gesteenten en van menigerlei kleuren die zeer mooi en rijk was. En de dauphin zond ter liefden van zijn dochter Vienna een kostbare halsband gewrocht ook met kostbare gesteenten die ook een kostbare schat waard was. Die had hem gezonden de gravin van Vlaanderen die zijn vrouw was. Deze drie juwelen werden gepresenteerd of gegeven de koning van Frankrijk. Die ridders die peinsden hoe ze zich op het friste toemaken mochten tegen die dag, want voorwaar in Frankrijk was nooit zoՠn grote edelheid verzameld geweest van baanderheren en ridders zoals het op die dag was. Daar waren alle de hoogste prinsen en baanderheren van Frankrijk van Engeland en van Normandir en elk van hen begaf zich daartoe om de onderstaan en te houden hetgeen dat ze gesproken hadden. De baanderheren maakten hun livreien en deviezen op waaraan men ze zou mogen herkennen. En de roep ging onder het volk en maande en vermoeden genoeg in het heimelijke dat Constance die eer van die feesten hebben zou. Daarom omdat er zoveel dappere ridders zich toemaakten om haar schoonheid aan te voeren. Paris die te Vienna in de stad was en van deze feesten wel wist zo beraadde hij zich met Eduard zijn gezel of dat hij daar ook wezen wilde of niet. Eduard raadde hem aan te gaan maar dat het bedekt was want hij sprak; is het dat God u gratie geeft de eer van die feesten te hebben u zal er met meer vandaan komen. En gaat gij er blijkbaar en dat ge herkend bent van de dauphin en de andere heren zo zullen ze het niet achten vanwege omdat ge niet van zo’n grote afkomst bent zoals de anderen zijn. Waarom al had Vienna die eer door u het zou als niet geacht wezen. Maar krijgt ze die eer door een ridder die onbekend is zo zal ze dat te meer aangeven in haar hart tot hem toen die dat voor haar gedaan heeft. Aldus ga er heen op het heimelijkste zo ge kan want ik hoop is het dat gij er heengaat dat gij die eer met u voeren zal. En wil je er niet zijn dan zal ik er liever zelf voor u reizen eer ik Vienna alzo laten zal en zal mijn uiterste best doen.

Paris die liet hem gezeggen en ze maakten zich op toe op het rijkste dat ze konden. De koning deed grote provisie van spijzen en van alle anderen dingen die men behoeven mocht en liet voorts bereiden de plaats daar men dat toernooi houden zou, Hij liet daar rondom maken vele schavotten of stellingen daar de vrouwen en jonkvrouwen opstaan zouden waarom dat toernooi geschiede, maar ze kwamen niet. Alzo dat de koning in plaats van die liet maken drie [b1v] zeer kostbare banieren. De eerste was wit en daarin stond geschreven met gouden letters. Vienna, de dochter van mijn heer Godevaart Dalenson, dauphin van Viennois. De tweede banier was rood en daarin stond met gouden letters Constance, de zuster van de koning van Engeland. De derde banier was ook rood en daarin stonde ook met gouden letters Florije, de dochter van de hertog van Normandi. En liet het volk van het toernooi alzo trekken in drie partijen en in elke ene liet hij voeren een van deze banieren. En toen gebood de koning dat ze naar elkaar zouden horen. Vele lieden die waren daar die van over twee dagen daar tevoren op de schavotten hun plaatsen begrepen hadden vanwege de grote menigte van volk dat daar was.

ALs die vierde dach van septembri quam ende die heeren hem toeghemaect ende bereet hadden so vonden sy hem te parijs in alsulken ghetale datmen noyt zynder in vrancrijck alsulcken menichte van edelen vergadert en sach. want daer van allen sijden tvolc aenghecomen was. die sommighe om die wapenen te hantierene. ende die sommighe om de feeste te siene Des mergens ten ghenaemden dage dede die coninck de drie iuweelen inde banieren stellen die vanden perlen ende gesteente seer scoon blinckeden Ende als elc bereet ter banen quam ginc de coninc op sijn stellinge. ende sprac in luder stemmen dattet elc hooren mochte aldus Ghi ridders ende baenreheren die hier versaemt sijt om faite van wapenen te doen. gaet elck onder sinen standaert vander vrouwen die hi vueren wille. ende haer scoonheit maniteren Ende wi gebieden dat dit velt oft dese bane sij minnentlic ende heusschelic gelijc v toebehoirt Niet te min wi willen wel dat elckerman sijn wapenen ende ridderschape pleghe doer die ioncfrouwe die hij sustineert. Ende die gene diet velt winnen sal. sal hebben den prijs ende die eer vander feesten. ende die ioncfrou sal gepresen sijn die scoonste vander werelt. ende sal hebben die eere van die van engelant van vrancrijc ende van normandyen Ende willen dat hier tegens nyemant tegen en segge opte peyne ende verboerte van sijnen liue. voert meer seide hi ghi siet hier een scoon croone die de coninginne van vrancrijck ghesonden heeft te dien eynde datmense gheue den vader van dier ioncfrouwen die de eere vanden velde ende vanden steeckspele hebben sal Ende die riddere die den prijs vanden steecken hebben sal, sal hebben alle drie die banieren metten iuweelen daer inne staende . Ende gheboot dat die baniere van normandien ierst haren monstre doen soude. Dair na de baniere van constancie. ende dan dair na de baniere van viennen Het waer te vele langhe te vertellen die namen vanden heeren ende ridderen die daer vergadert waren. want daer wasser vele gecomen wt spaengien ende wt arragon om te proeuen haer macht ende haer personen Item onder die baniere van normandien waren als vanden principaelsten die hier na volgen te weten inden eersten ian des greuen sone van vlaenderen. Philippus van beyeren neue vanden edelen coninck van [b2r] vrancrijc. Eduwaert des hertoghen sone van bourgondien. Ian des greuen sone van Araneiat Galaxus des mercgreuen brueder van saluce Godeuaert hertoghe van picaerdien. ende hem volchden vele meer ander ghewapende Daer na quaem die baniere van constance den welcken verselden ian shertoghen sone van breuuez. Gastomont de gastre bruedere vanden greue van foys. Anthonis alegie des hertoghen sone van carues. Larer shertoghen neue van bourgoigne Die gepresen ian van brabant Salomon dalenson brueder des greuen vander mercke. ende hem volchden oec vele ander baenreheeren ende ridderen Ende dair na quam die bannier vander scoonder viennen. die verselden Huge shertogen sone van bourboen Eduwairt des conincx sone van engelant. willem des hertogen sone van barrij Anthonis shertogen sone van prouencen. paris heer iacobs sone van viennen. Dormande van montferant des mercgrauen sone Trois shertoghen sone van carues Ian perilleur hertoghe van normandien. ende na dien quamen vele meer ander heeren ende ridderen wel ghewapent ende opgheseten Ende als den monstre gedaen was so keerde elcke banier wederom in haer plaetse Dair waest een genoechte tansiene alle die heren ende ridderen also wel gewapent ende opgeseten Die dolphyn ende heer iacob waren gecomen om die feeste taensiene

Toen de vierde dag van september kwam en de heren zich toegemaakt en bereid hadden zo vonden ze zich te Parijs in al zulk getal zodat men nooit sinds in Frankrijk al zoՠn menigte van edelen verzameld zag want die waren van alle zijden toegekomen. Sommige om de wapens te hanteren en sommige om het feest te zien. ‘s Morgens te genoemde dag liet de koning de drie juwelen in de banieren stellen die van de parels en gesteente zeer mooi blonken. En toen elke bereid ter banen kwamen ging de koning op zijn stelling en sprak met luide stem zodat elk het horen mocht aldus; Gij ridders en baanderheren die hier verzameld zijn om feiten van wapens te doen, gaat elk onder zijn standaard van de vrouw die hij voeren wil en haar schoonheid onderhouden. En wij gebieden dat dit veld of deze baan is minnelijk en eerlijk gelijk u toebehoort. Niettemin willen we wel dat elke man zijn wapens en ridderschap pleegt toe doen voor die jonkvrouw die hij onderhoudt. En die ene die het veld winnen zal die zal hebben de prijs en de eer van de feesten en die jonkvrouw zal geprezen zijn als de mooiste van de wereld en zal hebben de eer van die van Engeland, van Frankrijk en van Normandi. En is het dat hier iemand tegenspreekt dat is op de boete en verbeuren van zijn lijf. Voort meer zei hij; ge ziet hier een mooie kroon die de koningin van Frankrijk gezonden heeft te dien einde dat men die geeft de vader van die jonkvrouw die de eer van het veld en van het steekspel hebben zal. En die ridder die de prijs van het steken hebben zal die zal hebben alle drie die banieren met de juwelen die daarin staan. En gebood dat die banier van Normandië eerst zijn opmaak zou doen. Daarna de banier van Constance en dan daarna de banier van Vienna. Het was veel te lang te vertellen de namen van de heren en ridders die daar verzameld waren. Want daar waren er veel gekomen uit Spanje en uit Aragon om te beproeven hun macht en hun personen. Item onder de banier van Normandi waren als van de belangrijkste die hierna volgen, te weten als eerste Jan, de zoon van de graaf van Vlaanderen. Philippus van Beieren, neef van de edele koning van [b2r] Frankrijk. Eduard, de zoon van de hertog van Bourgondi. Jan de zoon van de graaf van Araneiat. Galaxus, de broeder van de markgraaf van Saluces. Godfried, hertog van Picardi en hem volgden veel meer ander gewapende. Daarna kwam de banier van Constance. Die vergezelde Jan, de zoon van de hertog van Breuvez. Gastomont de Gastre, broeder van de graaf van Fois. Anthonis Alegie, de zoon van de hertog van Carves. Larer, de neef van de hertog van Bourgogne. De geprezen Jan van Brabant. Salomon Dalenson, broeder van de graaf van de Marque en hem volgden ook vele andere baanderheren en ridders. En daarna kwam de banier van de mooie Vienna. Die vergezelden Huge, de zoon van de hertog van Bourbon. Eduard, de zoon van de koning van Engeland. Willem, de zoon van de hertog van Barri. Anthonis, de zoon van de hertog van Provence. Paris, de zoon van heer Jacob van Vienna. Dormande van Montferrand, de zoon van de markgraaf. Trois, de zoon van de hertog van Carves. Jan Perilleur, hertog van Normandi en na die kwamen veel meer andere heren en ridders goed gewapend en opgezeten. Toen de bemonstering gedaan was zo keerde elke banier wederom in zijn plaats. Daar was het een genoegen te aanzien alle heren en ridders alzo goed gewapend en opgezeten. De dauphin en heer Jacob waren gekomen om die feesten te aanzien.

[b2v] Hoe paris het steecspel wan binnen der stadt van parijs.

TEn drien vren begonst die ternoye ende doen quam te velde seer edelicken gewapent ian sgreuen soen van vlaendren. ende hem quam te ghemoete iohan des hertoghen zone van breuuez ende sy gheraecten beide malckanderen seer herttelijc alsoe datse haer lancen braken. ende ian sgreuen sone van vlaenderen viel ter aerden onder syn paert. Ende dare na quam tegens ian van breuues eduwaert shertogen sone van bourgoendien. ende dese twe ridders stack ian van breuuez af vromelicken tot dat hem genaecte ian perilleux hertoghe van normandien. dien so sterckelicken gheraecte dat hijen warp onder sijn paert. ende brac hem den arme. ende berechten also dat hi niet en wiste weder het dach was oft nacht Ende teghens ian perilleux quaem anthonis a legre tshertoghen sone van carues. ende dede so vele vromicheden dat hi ian perilleux ende oec noch vijf. ander ridders van sijnder partyen af stac int aerde met cracht van wapen Ende tegens antonis alegre quam godefroy van picardyen ende stac anthonis doe also dat hi ter aerden viel, ende dair toe noch vi ander ridders die seer starc waren hier na dede hi so vele wapenspels ende ternoys dat sy allegadere seyden. dat hi deere vander banen gecreech Ende doe quam die vrome riddere parijs te gemoete godefroye sijn glauie gheuelt hebbende. ende gauen malckanderen soe swaren steeck. dat sy alle beyde met gaders den paerden ter neder vielen. wair bij die coninc van vrancrijck hem beiden wederomme ter banen dede gaen. dwelc parijs consenteerde Ende malckanderen weder ghemoetende so gaf paris godefroy eenen alsoe zwaren steeck. als dat den seluen godefroy sijn paert onder hem ter neder storttede. ende dat godefroy ter aerden viel. Maer want tpaert ghestort hadde so wart gheseyt dat het bi des paerts schulden toe quam dat hy godefroy gheuallen was want daer wasser vele die met godefroy seer wenschten metter herten. ende onderschieden voer dbeste dat si wederkeeren souden ten steecspele. Ende paris omme dat hy niet en was bekent en hadde hi nyemande die voer hem sprack. Niet te min die coninc van vrancrijck bevoelde ende wiste wel dat godefroy wel ende ghetrouwelijcken verwonnen was. ende oeck reynliken. ende en woude daeromme gheen onghelijck doen den riddere die van groter machten ende crachten was. ende seynde hem daeromme eenganckx eenen heraut hem segghende hoe die coninc bekende ende wiste dat parijs synen ridder verwonnen hadde. nochtans waert soe dat hy weder ter banen keeren woude wt synder edelheit. hij dade hem seluen grote eere Op dwelcke paris terstont antwoerde. hoe dat die schoonheyt van vyenne soe ouerdraghende was dat in alle die werrelt dies ghelijck niet en was ende daeromme ben ick al bereyt nae [b3r] dien dattet den coninck gelieft om haren wille te ternoyen noch een reyse met den seluen riddere Ende mettyen begonst hi teghens den seluen godefroy te stekenne, alsoe langhe tot dat godefroy sonder enich teghenseggen verwonnen was Ende doe keerde die heraut totten coninck hem vertellende dese gheschiedenisse. daer af dat die coninc zeer wel te vreden was segghende dat die riddere te weten paris eenich groot heere wesen mochte. want hij van groter weerden was ende crachtich. ende was van schoonder ende sueter spraken. Daer nae wisselde parijs teghen eenen anderen een paert dat hem eduwaert sijn geselle toeghemaect hadde Ende daer nae ghinghen si wederom ternoyen ende staken malckanderen soe ontsichlicken als dat godefroy ten lesten ter aerden sloech met allen seer gequetst onder syn paert

[b2v] Hoe Paris het steekspel won binnen de stad van Parijs.

Te drie uur begon dat toernooi en toen kwam te velde zeer edel gewapend de zoon van de graaf van Vlaanderen en hem kwam tegemoet Johan, de zoon van de hertog van Breuvez en ze raakten elkaar zeer hartelijk alzo dat ze hun lansen braken en Jan, de zoon van de graaf, viel ter aarde onder zijn paard. En daarna kwam tegen Jan van Breuvuz de zoon van de hertog van Bourgondi en deze tweede ridder stak Jan van Bruevez dapper af tot dat hem genaakte Jan Perilleux, de hertog van Normandi die hem zo sterk raakte zodat hij hem onder zijn paard wierp en brak hem de arm en berechte hem alzo dat hij niet wist of het dag of nacht was. En tegen Jan Perilleux kwam Anthonis Alegre, de zoon van de hertog van Carvens en deed zoveel dapperheid zodat hij Jan Perilleux en ook noch vijf andere ridders van hun paarden afstak in de aarde met de kracht van wapen. En tegen Antonis Alegre kwam Godfried van Picardi en stak Anthonis toen alzo zodat hij ter aarde viel en daartoe noch 6 andere ridders die zeer sterk waren. Hierna deed hij zoveel wapenspel en toernooien zodat ze allemaal zeiden dat hij de eer van de banen kreeg. En toen kwam die dappere ridder Paris Godfried tegemoet die zijn lans geveld had en ze gaven elkaar zoՍ n zware steek zodat ze alle beiden mitsgaders de paarden ter neder vielen waarbij de koning van Frankrijk hen beiden wederom ter banen liet gaan wat Paris toestemde. En toen ze elkaar weer ontmoetten zo gaf Paris Godfried een alzo zware steek zodat die Godfried met zijn paard onder hem ter neder stortte en dat Godfried ter aarde viel. Maar omdat het paard neergestort was zo werd gezegd dat het door de schuld van het paard kwam dat Godfried gevallen was. Want er waren velen die Godfried met het hart het zeer wensten en en onderscheiden voor de beste dat ze terug zouden komen ten steekspel. En omdat Paris niet bekend was had hij niemand die voor hem sprak. Niettemin voelde de koning van Frankrijk en wist wel dat Godfried goed en getrouw overwonnen was en ook redelijk en wilde daarom geen ongelijk doen aan die ridder die van grotere machten en krachten was en zond hem daarom in een gang een heraut die hem zei hoe de koning bekende en wist dat Paris zijn ridder overwonnen had. Nochtans was het zo dat hij weer ter banen keren wilde uit zijn edelheid, hij deed zichzelf grote eer. Waarop Paris terstond antwoorde hoe dat de schoonheid van Vienna zo overduidelijk was dat in de hele wereld haar gelijke niet was en daarom ben ik geheel bereid nadien [b3r] dat het de koning gelieft vanwege haar te toernooien noch een keer met dezelfde ridder. En meteen begon hij tegen dezelfde Godfried te steken en alzo lang totdat Godfried zonder enige tegenspraak overwonnen was. En toen keerde die heraut tot de koning en vertelde hem deze geschiedenis waarvan de koning zeer goed tevreden was en zei dat die ridder, te weten Paris, enige grote heer wezen mocht want hij was van grote waarde en krachtig en was van mooiere en lieflijker taal. Daarna wisselde Paris tegen een anderen een paard dat hem Eduard zijn gezel toegemaakt had. En daarna gingen ze wederom toernooien en staken elkaar zo ontzaglijk zodat Godfried tenslotte ter aarde sloeg en geheel zeer gekwetst onder zijn paard.

ALst quam ter vespertijde soe waert die ternoye zoe starck als dat die partijen alle drye ter aerden gheslaghen waeren gheweest. alsoe datter vander syden der schoonre viennen niemant ouer ghebleuen en was dan die vrome riddere parijs alleenlijck. ende vander syden van normandyen drie ridders starck ende machtich. te weten balaxo. smarckgrauen broedere van saluse. ian des grauen sone van aranegiat. ende philips van beyeren. Ende vander syden van constancye warender oeck noch drye andere. Te weten ian van brabant. larer tshertoghen neue van bourgoendien . ende salomon dalenson sgrauen broeder vander marck. Dese begonsten onderlinghe te sprekene als datmen de ternoye schorssen soude tot des anderen daghes, want sy alle gader seer vermoyt waren. Als paris dat sach soe velde hij weder syn lancye. ende hem quam teghens balaxo smarcgreuen neue van saluse. den welcken parijs ten eersten ganghe ter aerden stac onder sijn paert Insghelijcks soe dede hy oeck die ander vyue seer vromelicken ende edelicken. ende behielt alsoe die eere vanden ternoye ende vanden velde

Toen het kwam ter vespertijd zo werd dat toernooi zo sterk als dat de partijen alle drie ter aarde geslagen waren geweest. Alzo dat er van de zijde van de mooie Vienna niemand over gebleven was dan alleen die dappere Paris. Van de zijde van Normandië drie sterke en machtige ridders, te weten Balaxo, de broer van de markgraaf van Saluses. Jan, de zoon van de graaf van Aranegiat en Philips van Beieren. En van de zijde van Constance waren er ook noch drie andere. Te weten Jan van Brabant. Larer, de neef van de hertog van Bourgondi, en Salomon Dalenson, de broeder van de markgraaf van de Marque. Deze begonnen onderling te spreken als dat men het toernooi schorsen zou tot de volgende dag want ze waren allen zeer vermoeid. Toen Paris dat zag zo velde hij weer zijn lans en hem kwam tegen Balaxo, de neef van de markgraaf van Saluses die Paris in de eersten gang ter aarde stak onder zijn paard. Insgelijks zo deed hij ook die andere vijf zeer dapper en edel en behield alzo de eer van het toernooi en van het veld.

Hoe ende in wat manieren dat die coninck van vrancrijck parijse dede geuen die drye banieren ende iuweelen viennens campioen. [b3v]

ALs die ternoye geeyndt was zo hadde paris ghewonnen die schoonheyt van sijnre vrouwen viennen. ende doe wert paris gheleydt opt ardoys oft schauot daer die coninck was ende dander grote heren ende ridderen. ende daer worden parijse gegeuen die drye banyeren, ende die drie iuweelen die daer inne stonden. ende doe dede parijs met dien monstre langs ouer de bane oft velde in teeken dat vyenne bi dien ionghen riddere die eere behouden hadde te wesenne die scoonste ioncfrouwe van alle der werelt. Als parijs ontfangen hadde die drie banieren ende die drie rijkelijcke iuweelen. so trocken hij ende eduwaert syn geselle van parijs ende wt franckerijck so bedecteliken als sij emmermeer mochten ende keerden weder in dolfynoys ende al daer gecomen synde sloech parijs wederomme aen tgeselschap vanden voersyden bisschop van sinte laureys . rechts oft hy te dyer feesten niet geweest en ware. ende vraechde dagelics niemare vanden ternoye. ende wie aldaer die eere behouden hadde

Hoe en in wat manieren dat de koning van Frankrijk Paris liet geven die drie banieren en juwelen de kampioen van Vienna. [b3v]

Toen dat toernooi geindigd was zo had Paris gewonnen de schoonheid van zijn vrouw Vienna. Toen werd Paris geleid op de steen of schavot daar die koning was en de andere grote heren en ridders. Daar werd Paris gegeven die drie banieren en de drie juwelen die daarin stonden en toen deed Paris met die de bemonstering langs over de baan of veld als een teken dat Vienna door die jonge ridder de eer behouden had te wezen de mooiste jonkvrouw van de hele wereld. Toen Paris ontvangen had die drie banieren en die drie kostbare juwelen zo trok hij en zijn gezel Eduard van Parijs en uit Frankrijk zo bedekt als ze immermeer mochten en keerden weer in Dauphin en toen ze aldaar gekomen zijn sloeg Paris wederom aan het gezelschap van de voor genoemde bisschop van Sint Laurentius recht alsof hij bij het feest niet geweest was. Hij vroeg dagelijks nieuws van het toernooi en wie aldaar de eer behouden had.

Als die feeste ghedaen was hadden die baroenen ende alle dander ridderen grote begheerte om te weten. wie die wesen mochte die soe vromelijcken ende soe edelicken dien dach den prijs ghewonnen hadde. te dien eynde dat sij hem eere bewysen mochten. maer noyt en consten sy dat gheweten des sij te male [b4r] onghemoedt waren. ende seyden dat die ridder van groter vroedommen was dat hi niet bekent en woude wesen. Na desen namen die baroenen ende ridderen oerlof vanden coninck. ende keerden wederomme thueren lande waert alle onghemoetich om des wille dat si die eere vanden ternoye niet behaelt en hadden. Ende noch waren sy vele onghemoetigher om des willen dat sij niet en wisten wien sy die ere ende den prijs toe scriuen souden Die coninck die den dolfijn seer lief hadde dede hem grote feeste ende eere. ende gaf hem de croone, die de coninghinne ghegeuen hadde. om voert te reycken der gheender die de eere vanden steeckspele ende ternoye hebben soude. te dyen eynde dat hi die gaue synre dochter vienna in teyken dat sij die schoonste ioncfrouwe was vander werelt Na desen keerde de dolfyn ende parijs vader in dolfinoys met groter eeren ende blischapen Doen vienna wiste dat haer vader quam ghinck sij hem teghens ghelijc sy ghewoen was van doene Alse die dolfijn sach. soe custe hijse ende settede haer opt hoot die crone die hem die coninc gegeuen hadde ende seide doen haer hoe sij hadde dye eere te wesene die alre schoonste ioncfrouwe vander werelt Ende siet hier sprack hi dese schoone crone die v seyndet die coninghinne van vranckerijcke in teekene dat ghij die eere behouden hebt. niet teghenstaende dat ghi vele wederstoots ghehadt hebt. maer ghij hebt ghehadt eenen seer goeden bescudder, ende die heeft v wel van noode gheweest. want van elcker sijden waren dair ghebleuen drie ridders seer starc ende machtich. ende van uwer sijden en wasser ghebleuen maer een. ende die was sonder teeken oft wapene daermen by bekennen mochte. ende is al heymeliken van daer gescheyden: sonder datter oeck man oft wijf af wiste te spreken. ia oeck die coninck selue en wiste niet waer hi vervoer. ende heeft de drie banieren met hem gevuert ende die drie cleenheden die daer inne stonden met gaders den prijs ende die eere vander feesten Waer bi myn lieue dochter ghi niet en weet wyene dat ghi te dancken hebt van alsulcker grooter eeren die v al daer ghedaen is. Ick bidde gode onsen heere ende synder lieuer moeder dat sij hem verleenen willen duecht eere ende blyschap. ende in allen sijnen doene victorye. ghelijckerwys dat hy is thoot van alre eren ende van allen ridderschapen in deser werelt. want ic en sach noch en hoorde noyt spreken van ridder die hem so hoesschelijcken ende graceliken droech in synre wapenen ende ridderschape Als vienne dese mare verhoort hadde ende dat sy sach den prijs ende die grote weerdicheit die haer gedaen was, ende dattet toecomen was bi dien edelen riddere sprack sy tot ysabelen harer ioncfrouwen Myn lieue suster en seyde icks v niet wel dat ick bemint was vanden alder edelsten ende den alder vroemsten riddere van vranckerijcke. ende bi mijnder trouwen suster het is die gheene die welcke die zoe suetelicken sanck. ende die tsteeckspel [b4v] in dese stadt oeck gewan. ende die met hem vuerde den cristalen schilt ende mijnen crans. hi schiet oeck van hier dats noit man en bekende. Siet doch mijn lieue suster wat eeren dat my coemt van synder grooter vromicheit ende goetheit. ic mach wel bedroeft wesen van dat ick niet weten en mach wie hi es Ick beduchte mij sekerlic suster dat mijns leuens niet langhe wesen en sal. omme den groote toerne dye ick doergaens hebbe in mijn herte. Ick en sal nemmermeer anders ghedoen dan screyen. ende alsoe leefde sij in grooten druck: maer sij droech dat soe heymelicken, dats niemant dan ysabeele ghewaer en wert

Toen het feest gedaan was hadden de baronnen en alle de andere ridders grote begeerte om te weten wie het wezen mocht die zo dapper en zo edel die dag de prijs had gewonnen te dien einde dat zij hem eer bewijzen mochten. Maar nooit konden ze dat weten, dus waren ze ten enenmale [b4r] ontmoedigd en zeiden dat die ridder van grote wijsheid was dat hij niet bekend wilde wezen. Na deze namen de baronnen en ridders verlof van de koning en keerden wederom tot hun landen waart allen ontmoedigd vanwege dat ze de eer van het toernooi niet behaald hadden. En noch waren ze veel meer ontmoedigd omdat ze niet wisten wie ze de eer en de prijs toeschrijven zouden. Die koning die de dauphin zeer lief had deed hem grote feesten en eer en gaf hem de kroon die de koningin gegeven had om over te rijken diegene die de eer van het steekspel en toernooi hebben zou tot dien einde dat hij die gaf aan zijn dochter Vienna als teken dat zij de mooiste jonkvrouw van de wereld was. Na deze keerde de dauphin en Paris vader in Dauphin met grote eer en blijdschap. Toen Vienna wist dat haar vader kwam ging ze hem tegemoet gelijk ze gewoon was te doen. Toen de dauphin haar zag zo kuste hij haar en zette op haar hoofd de kroon die hem de koning gegeven had en zei toen tegen haar hoe zij de eer had te wezen de allermooiste jonkvrouw van de wereld. En ziet hier, sprak hij, deze mooie kroon die u zendt de koningin van Frankrijk als teken dat gij de eer behouden hebt, niet tegenstaande dat ge veel tegenstand gehad hebt. Maar gij hebt gehad een zeer goede behoeder en die was u wel nodig want van elke zijde waren daar gebleven drie zeer sterke en machtige ridders en van uw zijde was er maar een gebleven en die was zonder teken of wapen waarmee men hem herkennen mocht en is al heimelijk vandaar gescheiden zonder dat er ook een man of wijf van wist te spreken. Ja, ook de koning zelf wist niet waar hij vervoer. En hij heeft de drie banieren met hem gevoerd en die drie kleinheden die daarin stonden tezamen met de prijs en de eer van de feesten. Waarbij, mijn lieve dochter, gij niet weet aan wie ge dat te danken hebt van al zulke grote eer die u aldaar gedaan is. Ik bid God onze heer en zijn lieve moeder dat zij hem verlenen willen deugd, eer en blijdschap en in al zijn doen victorie. Gelijkerwijs dat hij is het hoofd van alle eer en van alle ridderschap in deze wereld. Want ik zag noch en hoorde nooit spreken van een ridder die zich zo hoffelijk en gracieus gedroeg in zijn wapens en ridderschap. Toen Vienna dit bericht gehoord had en dat ze de prijs zag en die grote waardigheid die haar gedaan was en dat het toegekomen was door die edele ridder sprak ze tot Isabelle haar jonkvrouw; Mijn lieve zuster, zei ik u niet wel dat ik bemind was van de aller edelste en de aller dapperste ridder van Frankrijk en bij mijn trouw zuster, het is diegene die zo lieflijk zong en het steekspel [b4v] in deze stad ook won en die met hem voerde het kristallen schild en mijn krans. Hij scheidde ook van hier zodat nooit een man hem herkende. Ziet toch mijn lieve zuster, wat eer dat me komt van zijn grote dapperheid en goedheid. Ik mag wel bedroefd wezen van dat ik niet weten mag wie hij is. Ik beducht mij zeker zuster, dat mijn leven niet lang wezen zal vanwege de grote toorn die ik doorgaans in mijn hart heb. Ik zal nimmermeer anders doen dan schreien. Alzo leefde ze in grote droefheid: maar ze droeg dat zo heimelijk zodat niemand dan Isabella het gewaar werd.

PAris vadere die metten dolfyn ter feesten geweest was, en hadde parijse synen sone niet gesien dies hi seere droeuich was. want hi plach hem te syene in allen edelen ternoyen ende nv sach hijen gaen metten bisschop van sinte laureys. oec dachte hi ende hem quam te voren hoe dat paris wonderlike fayten van wapen te hanteeren ende te doen pleecht. waeromme hi op een tijt tot hem sprac aldus Myn sone ic hadde ghehopet groot vermaken ende consolacie van v te hebbene. maer ghi keert my gansselic tot ongenuechten. nv als ick sye dat ghi van desen bisschop niet scheijden en wilt. Parijs verstont wel synen vader mer nochtant en antwoerde hy niet een woert. Als die vader dat sach ghinck hi tot eduwaert paris heymeliken geselle ende sprack hem toe aldus Ick mercke wel het grote gheselscap dat ghi ende parijs myn sone tsamen hebt. wilt van mi weten hoe groten onghenuechte dat ick int herte hebbe als ick ouerlegghe hoe paris mijn sone lof ende eere van ridderschapen te hebben pleghe. ende dat hi nv met desen bisschop gaet ende laet sijn vogelen sijn honden ende sijn peerden steruen van hongher Ick bidde v dat ghi myn hier toe raet gheuen wilt Dit hoorende eduwaert hadde hi medelijden met hem. ende troosteden soe hi best mochte ende schiet so van hem. als hi bi paris quam soe vertelde hij hem dit. Ic gevoele wel dat v liefde bedwingt soe seere dat ghi machteloos wert. uwes leuens en sal niet langhe wesen Ende v vader ende vrienden sijn uwer alrede qualicken te vreden Ick segge v voerwaer dat gode duecht ende vromicheyt ghename is. ende ghy maeckt uwen vader groote onghenoechte doer die liefde van eender vrouwen. ghi en soudt billickx om gheen dinck ter werelt laten die gaue die ghi hebt van ridderscape Het schynt dat in v gheen macht meer en es. Ick bidde v dat ghi doch uwen vader te vreden stelt, hi heues op my begheert dat ict v seggen woude Als paris dit hoirde sprack hij tot eduwaert aldus. Ick weet wel tgene dat ghi mi segget dattet doechdeliken is ende eerbair. maer het is my vele te zwaer mij te stellene vten ghepeijnse al daer ick inne ben. Niet te min. ick bidde v dat ghij my beraedt wat ick best doen mochte. Doen sprac [b5r] eduwaert my soude wel ouer goet duncken op dattet v gheliefde dat wij trocken in brabant. want het is wel .vi. maenden gheleden dat ick mijn vrouwe niet ghesien en hebbe. ende laet ons daer ridderscap pleghen daer wy lof ende eere af gecrigen moghen Paris antwoerde dat hijs te vreden was alsoe te doen Ende eengancx ghingen sy paerden ende harnasch toemaken. ende si screuen terstont daerwerts: ende also paris in sijn camer liggende hadde alle die dingen die hi inder ridderscapen ghewonnen hadde. soe sloot hi syn camer ende gaf synre moeder daer af den slotel. ende bat haer hertelijcken dat sy die poerte doch niet op doen en woude, ende hoeden datter nyemant in en quame. Ende alsoe ghinghen sy henen te brabant waert. ende daer bedreuen sy groote ridderlike fayten. ende behaelden groote ere ende lof vanden vrouwen ende ioncfrouwen Ende parijs geliet hem oft hi daer soude hebben willen blyuen wonende om eduwaerts wille, mer sijn herte toech hem altijt ter schoonder viennen waert. die hi seere hertelicken beminde.

Paris vader die met de dauphin ter feesten geweest was had Paris, zijn zoon, niet gezien dus was hij zeer droevig want hij plag hem te zien in alle edele toernooien en nu zag hij hem gaan met de bisschop van Sint Laurentius. Ook dacht hij en kwam hem tevoren hoe dat Paris wonderlijke feiten van wapens te hanteren en te doen plag. Daarom sprak hij hem op een tijd aan aldus; Mijn zoon, ik had gehoopt groot vermaak en troost van u te hebben, maar ge keert me gans tot ongenoegen toen ik u zei dat ge van deze bisschop niet scheiden wilt. Paris verstond wel zijn vader, maar nochtans sprak hij geen woord. Toen de vader dat zag ging hij naar Eduard, Paris heimelijke gezel, en sprak hem toe aldus; Ik merk wel het grote gezelschap dat gij en Paris mijn zoon tezamen hebt. Wil u van mij weten hoe grote ongenoegen dat ik het hart heb als ik overleg hoe Paris mijn zoon lof en eer van ridderschap te hebben plag en dat hij nu met deze bisschop gaat en laat zijn vogels, zijn honden en zijn paarden sterven van honger. Ik bid u dat gij mij hiertoe raad wil geven. Dit hoorde Eduard en medelijden met hem en troostten hem zo goed hij mocht en scheidde zo van hem. Toen hij bij Paris kwam zo vertelde hij hem dit. Ik voel wel dat uw liefde u bedwingt en zo zeer zodat ge machteloos wordt. Uw leven zal niet lang wezen. En uw vader en vrienden zijn met u alreeds kwalijk tevreden. Ik zeg u voorwaar dat goede deugd en dapperheid aangenaam is en ge maakt uw vader grote ongenoegen door de liefde van een vrouw. Ge zou billijk om geen ding ter wereld die gave laten die ge hebt van ridderschap. Het schijnt dat in u geen macht meer is. Ik bid u dat ge toch uw vader tevredenstelt, hij heeft van mij begeert dat ik het u zeggen zou. Toen Paris dit hoorde sprak hij tot Eduard aldus. Ik weet wel hetgeen dat gij me zegt dat het deugdelijk en eerbaar is, maar het is me veel te zwaar me uit het gepeins te zetten aldaar ik in ben. Niettemin, ik bid u dat gij me beraad wat ik het beste doen mag. Toen sprak [b5r] Eduard, het zou me wel zeer goed lijken opdat het u geliefde dat wij trokken in Brabant, want het is wel 6 maanden geleden dat ik mijn vrouw niet gezien heb. Laat ons daar ridderschap plegen daar we lof en eer van krijgen mogen. Paris antwoorde dat hij tevreden was alzo te doen. En gelijk gingen ze paarden en harnas toemaken en ze schreden terstond derwaarts. Alzo toen Paris in zijn kamer lag en alle dingen die hij in ridderschap gewonnen had zo sloot hij zijn kamer en gaf zijn moeder daarvan de sleutel en bad haar hartelijk dat ze die poort toch niet opendoen wilde en hoeden dat er niemand in kwam. En alzo gingen ze henen te Brabant waart en daar bedreven ze grote ridderlijke feiten en behaalden grote eer en lof van de vrouwen en jonkvrouwen. En Paris gedroeg zich alsof hij daar zou hebben willen blijven wonen vanwege Eduards, maar zijn hart trok hem altijd ter mooie Vienna waart die hij zeer hartelijk beminde.

Hoe dat dyane ende vienne ghinghen besuecken parijs vader die sieck gheworden was [b5v]

HEt gheboerde die wijle dat parijs ende eduwaert in brabant waren dat parijs vader in een sieckte viel vander cortse dat hem doer die onghenoechte van synen sone toecomende was. die wijle dat hi so lach ginck hem die dolfijn besuecken ende troosten so hi best mochte. ende hiet syn vrouwen dat sijen oec besuecken ghingen Ende so ginck diane ende vienne haer dochter met ysabeelen ende meer anders geselscaps daerwerts heer iacob paris vader besueckende. ende bi hem comende vraechde dyane hem na die toecomste van synder siecten Heer iacob antwoerde hair dat hem sijn siecte toequam van parijs sijns soens weghen den welcken hi een wijle met groter bliscap aengesien hadde. maer nv ginc hi daghelijcx metten bisschop van sinte laureys. ende ic beduchte dat hijen in een clooster trecken mochte. ende ick en hebbe niet meer kinder dan hem wat sal ick dan maken metten goede dat mi god onse here verleent heeft Myn vrouwe dyane die troosteden so si best conste ende seide hem. hoe syn sone vanden dolphijn zeere bemint was ende van vele groter heeren. ende dat hem noch goet gebueren soude Ende met dien sprac dyane voert van dingen tsijnre gesontheit hem dienende Daer nae bat paris moedere diane datse tcasteel met haer wilde gaen besien Ende in dat doende so leydde sij haer ten eersten in een zale al vol haernasch ende ghewere Daer na leydde syse in een ander sale daer in dat stonden valcken sperweren ende dier gelyc voghelen dienende ter iachte, ende daer na leydde syse in veel meer andere salen ende cameren zeer rijckelic toegemaect dat te vele ware te vertellen Ende nae dien wees sy haer paris camer daer hi inne sliep ende daer hi sijn ghewaden inne hadde die genoech waren geweest voer eenen prince. ende in dier cameren stonden twee cofferen ouerdect na die vransce maniere Deen was vol gulden stucken syden ghewaden ende dies ghelijcken Mettien sprac vienne tot ysabeelen. bi mynder trouwen suster ten geeft my gheen wonder dat van desen iongen riddere soe vele mencien ghemaect es gheweest. want die ordinancie van synen dinghen bewijst wel dat hi van groter weerden is. Ende dit aldus ouersiende versach vienne al daer een witte couuertorie van eenen paerde ende haer dochte dattet die selue was daer parijs den ternoy mede ghewan in de stadt van vienne Daer op ysabeele antwoerdende vraechde oft sy meynde datmen elderswaer van gheliken niet en vonde. segghende dat haer dat liegen mochte Vienne die besach die noch bat ende sprac aldus tot harer moeder Mijn lieue moeder mi coemt een wedomme ouer. waerom op dat v geliefde ick in dese camer gerne wat rusten soude. ende laet my alleenlic met mijn suster ysabeele. ende metten gange ghingen sy alle gader wt, ende ysabeele greyndelde van achter die dore.

Hoe dat Diana en Vienna gingen bezoeken Paris vader die ziek geworden was. [b5v]

Het gebeurde in die tijd dat Paris en Eduard in Brabant waren dat Paris vader in een ziekte viel van de koorts dat hem door het ongenoegen van zijn zoon aangekomen was. De tijd dat hij zo lag ging hem de dauphin bezoeken en troosten zo goed hij kon en zei zijn vrouwen dat zij hem ook bezoeken gingen. En zo ging Diana met haar dochter Vienna en met Isabella en meer ander gezelschap derwaarts om heer Jacob, Paris vader, te bezoeken. Toen ze bij hem kwamen vroeg Diana hem naar de aankomst van zijn ziekte. Heer Jacob antwoorde haar dat hem zijn ziekte aankwam vanwege Paris zijn zoon die hij een tijdje met grote blijdschap had aangezien, maar nu ging hij dagelijks met bisschop van Sint Laurentius en ik vrees dat hij hem in het klooster mocht trekken. Ik heb niet meer kinderen dan hem, wat zal ik dan maken met het goed dat me God onze heer verleend heeft. Mijn vrouwe Diana die troostte hem zo goed ze kon en zei hem hoe zijn zoon van de dauphin zeer bemind was en van vele grote heren en dat hem noch goeds gebeuren zou. En met die sprak Diana voort van dingen die tot zijn gezondheid dienden. Daarna bad Paris moeder Diana dat ze het kasteel met haar wilde gaan bezien. En in dat doen zo leidde ze haar als eerste in een zaal al vol harnas en geweren. Daarna leidde ze haar in een andere zaal waarin valken, sperwers en diergelijke vogels stonden die ter jacht dienden. Daarna leidde ze haar in veel meer andere zalen en kamers die zeer rijk toegemaakt waren dat te veel is om te vertellen. En na dien wees ze haar Paris kamer waarin hij sliep en daar hij zijn gewaden in had die genoeg waren geweest voor een prins. In die kamer stonden twee koffers bedekt naar de Franse manier. De ene was vol gouden stukken zijden gewaden en diergelijke. Meteen sprak Vienna tot Isabella, bij mijn trouw zuster, het verwondert me niet dat van deze jonge ridder zoveel vermelding is genaamd geweest want de ordening van zijn dingen bewijst wel dat hij van grote waarde is. En dit aldus overziende zag Vienna aldaar een witte bedekking van een paard en zij dacht dat het dezelfde was daar Paris het toernooi mede won in de stad van Vienna. Waarop Isabella antwoorde en vroeg of ze meende dat men elders dergelijke niet vond en zei dat ze dat liegen mocht. Vienna die bezag die het noch beter en sprak aldus tot haar moeder. Mijn lieve moeder, me komt een weedom over waarom dat als het u gelieft ik in deze kamer graag wat rusten zou. Laat me alleen met mijn zuster Isabella. Men een gang gingen ze allen tezamen er uit. Isabella grendelde van achter de deur.

Doen sprack vienne. nv selen wij sien oft wi negheen souden moghen gheuinden dat wi noch bat kennen mochten want mijn herte tuycht mij ia, na [b6r] dien dat sy alle die camere doergaens besien hadden. so vonden sy ter sijden der cameren een cleen poertaelken dair af datten slotel aldaer neffens hinc aen eenen horen. sy sloten die dore op ende ghinghen daer inne. ende saghen daer eene cleynachtighe camere van omtrent xij. voeten lanck . ende daer stont inne een oratorie daer te mael puntelicken op een cleyn outaerken stont die maiesteyt ihesu christi. ende op elck eynde vanden outaerken stont een silueren candelaer dair parijs sijn ghebeth dede als hi op ghestaen was ende als hi oec slapen ghinck. Ende daer waren die drie banyeren die paris ghewonnen hadde in de stadt van parijs Ende die drie iuwelen vanden drie ionckfrouwen. ende den cristallinen schilt ende oec den crans die hem vienne gegeuen hadde. doen hi den ternoye in die stadt van viennen gewan Ende als vienne dit sach so was sij versekert dat parijs die ghene was die haer alle die eere gedaen hadde. ende van groter bliscapen sanc sy neder ter aerden. al daer sij een lange wijle bleef ligghende sonder spreken. Ende tot haer seluen gecomen sijnde sprac sij tot ysabeelen Myn lieue suster geloeft sy god onse heere van deser goeder dach reysen. want ick en gesie niet van deser cameren te gherakene. helacen ick hebbe soe langhe begheert ghehadt te weten wie die gene wesen mochte die so wel sanck ende soe sueten gheluyt sloech die mi so bi was ende nv so verre. ende doen begonst haer ysabeele die maniere van doene te misprijsene segghende ende haer toe sprekende in deser manieren Mijne lieue weerde gheminde vrouwe ick bidde v hertelicken dat ghij v doch niet anders en draecht dan soe v betaemt. ende ghi costumelijc sijt van doene op dattet v voer gheene dwaesheit gherekent en worde. ende gebruyct doch uwer goeder synnen. want al yst dat parijs aldus begaeft is Soe moet ghij nochtans aensien dat hi uwes gelijck niet en is van gheboerten. noch oeck van state. want ghi weet wel dat v vele grooter ende moghender heeren te huwelijcke ghesocht hebben die v beminnen ende groote dinghen doer v doen. ghij en behoeft niet die eeren die v parijs ghedoen kan. die welcke dat v vassael ende ondersaet is. Van desen woerden so was die scone vienne seer toernich op ysabeelen. ende sprack aldus in deser manieren tot yzabeelen. Och heere god ick ben wel ongetroest ende weder slaghen van dij in tghene des ick soe langhen tijt begheert hebbe te weten. ick hadde gemeynt dat ghi mij emmers in geender manieren eenighe onghenuechte aen ghedaen en soudet hebben. Ic segghe v voerwair dat ick desen beminnen wille. ende ick gheloue v eest dat ghijt mi weder segghet ick sal mij seluen dooden. ende so suldi sijn die saecke van mijnder doot. want ick en wil noch en mach niet laten tghene dat ic so seer bemint hebbe tot noch toe. ende ic segghe v noch yst dat ghi mi meer dyer gelijcke woerden segget van minen sueten lieue paris, ghi [b6v] en sult niet hebben den tijt anderweruen die te spreken. want aenmercte ghi sijn edele condicien ende manieren ghi soudet hem wel anders prijzen dan gi doet En weet ghi niet dat die coninc van vranckerijck woude dattet hem ghecost ware half syn rijcke. ende loduwijc syn sone so vroem ware als parijs. Het begeren so vele notable heeren kennisse ende vrientschap met hem te hebben Besiet doch bi uwer trouwen oft ghij oyt man saecht die bi hem te ghelijcken was. want in hem is alle duecht Na dien dat die fortune my brenghet tot sijnre liefden so is hi mijnre lieften werdich Ende en hebbe ick niet wel reden om hem te beminnen die my so vele duechden ende eer gedaen heeft sonder sijn lijf tontsiene. en is dit niet groote eere voer mijnen vader, dat hi heeft tot eenen vassael den besten ridder vander werelt Heeft myn vader eenighen die doer hem so vele oyt dede, voerwaer neen hi. Mettyen quamen daer twee ioncfrouwen voer die camer cloppen segghende tot vienne, dat sij quame thuerer vrou moeder. doen seyde vienne tot ysabeele. myn sustere na dien dat wi van hier moeten. laet ons nemen van desen iuweelen ende bergense tot dat parijs coemt, ende laet ons syen hoe hi hem daeromme hebben sal. ende so namen sy het collier ende de witte bannier van viennen ende verborghen dat onder haer tabbaerts ende ghingen also ter cameren waert van heer iacob ende sijnre vrouwen Hier na ghenas heer iacob dies vienne seer blide was:

Toen sprak Vienna, nu zullen we zien of we er geen zouden mogen vinden dat we noch beter herkennen mochten want mijn hart getuigt mij ja. Nadat [b6r] ze de hele kamer doorgegaan en bezien hadden zo vonden ze ter zijde van de kamer een klein portaaltje waarvan de sleutel aldaar neffens hing aan een horen. Ze sloten die deur open op en gingen daarin en zagen daar een kleine kamer van omtrent 12 voeten lang en daarin stond een oratorium daar helemaal punctueel op een klein altaartje stond de majesteit Jezus Christus. Op elk einde van het altaartje stond een zilveren kandelaar waar Paris zijn gebed deed als hij opgestaan was en als hij ook slapen ging. En daar waren die drie banieren die Paris gewonnen had in de stad van Paris. En die drie juwelen van de drie jonkvrouwen en het kristallen schild en ook de krans die hem Vienna gegeven had toen hij het toernooi in de stad van Vienna won. En toen Vienna dit zag zo was ze verzekerd dat Paris diegene was die haar al die eer gedaan had. Van grote blijdschap zonk ze neer ter aarde aldaar ze een lange tijd bleef liggen zonder te spreken. En toen ze tot zichzelf gekomen was sprak ze tot Isabella; Mijn lieve zuster, geloofd is God onze heer van deze goed dagreis wan tik weet niet hoe ik uit deze kamer mag geraken. Helaas, ik heb zo lang begeerd gehad te weten wie die ene wezen mocht die zo goed zong en zo’n lieflijk geluid sloeg die mij zo nabij was en nu zo ver.

Toen begon Isabella haar die manier van doen te misprijzen en zei en sprak haar toe op deze manier; Mijne lieve waarde beminde vrouwe, ik bid u hartelijk dat gij u toch niet anders gedraagt dan zo u betaamt en ge gewoonlijk bent te doen opdat het u voor geen dwaasheid gerekend wordt. Gebruik toch uw goede zinnen want al is het dat Paris aldus begaafd is zo moet gij nochtans aanzien dat hij uw gelijke niet is van geboorte, noch ook van staat. Want ge weet wel dat u vele grotere en vermogende heren ten huwelijk gezocht hebben die u beminnen en grote dingen door u doen. Gij behoeft niet die eer die u Paris doen kan die uw vazal en en onderzaat is. Van deze woorden zo was die mooie Vienna zeer vertoornd op Isabella en sprak aldus op deze manier tot Isabella; Och heer God, ik ben wel ongetroost en weerslagen van u in hetgeen dat ik in zo ծ lange tijd begeerd heb te weten. Ik had gemeend dat ge mij immers op geen manieren enige ongenoegen aangedaan zou hebben. Ik zeg u voorwaar dat ik deze beminnen wil. En ik beloof u is het dat gij mijn tegenspreekt ik zal mij zelf doden en zo zal je de oorzaak zijn van mijn dood. Want ik wil noch mag niet laten hetgeen dat ik zo zeer bemind heb tot nog toe. Ik zeg u noch, is het dat gij mij meer dergelijke woorden zegt van mijn zoete lieve Paris, gij [b6v] zal niet de tijd hebben andermaal dat te spreken. Want als ge aanmerkte zijn edele conditie en manieren zou ge hem wel anders prijzen dan ge doet. En weet ge niet dat de koning van Frankrijk wilde dat het hem gekost had half zijn rijk dat Lodewijk zijn zoon zo dapper was als Paris. Er begeren zoveel notabele heren kennis en vriendschap met hem te hebben. Beziet toch bij uw trouw of ge ooit een man zag die bij hem te vergelijken is want in hem is alle deugd. Na dien dat het fortuin mij brengt tot zijn liefde zo is hij mijn liefde waardig. En heb ik niet goede reden om hem te beminnen die mij zoveel deugden en eer gedaan heeft zonder zijn lijf te ontzien. Is dit niet een grote eer voor mijn vader dat hij tot een vazal de beste ridder van de wereld heeft. Heeft mijn vader enige die voor hem ooit zoveel deed, voorwaar neen hij. Meteen kwamen daar twee jonkvrouwen voor die kamer kloppen en zeiden tot Vienna dat ze kwam tot haar vrouwe moeder. Toen zei Vienna tot Isabella, mijn zuster nadien dat we van hier moeten laat ons nemen van deze juwelen en bergen ze tot dat Paris komt en laat ons zien hoe hij zich daarom gedragen zal. Zo namen ze het collier en de witte banier van Vienna en verborgen dat onder hun tabbaarden en gingen alzo ter kamer waart van heer Jacob en zijn vrouwen. Hierna genas heer Jacob dus was Vienna zeer blijde:

Hoe parijs ende eduwaert weder keerden van brabant

ALs parijs aldus een lange tijt met eduwaert synen gheselle in brabant gheweest hadde so verlanggede hem seer na die scone vienne te siene want die minne van haer bedwanc hem seere, hoe wel dat hi dat eduwaerde niet en dorste segghen om deswil oft hi by auentueren niet en soude willen mede vertrecken. Ouer vijf daghen hier nae quamen paryse brieuen hoe dat syn vadere seer sieck was. die ouerlesen hebbende sprac hi tot eduwaerdt. mijn lieue geselle myn vader legget seer sieck. mi dunct op dat ghyt mede consenteert dat wi daerwerts willen. ende alsoe biddijck v dattet v niet en vernoeye want wi op dat god wilt ter stont wederkeeren selen. ende also schieden sy van daer ende quamen te viennen. van welcker coemste heere iacob seere blijde was. ende alremeest want hi ghehoort hadde dat paris seer groote vrome fayten van wapenen ghedaen hadde Nu ghebuerdet doen parijs thuys ghecomen was ende dat hi soude gaen slapen dat hi ghinc in syn oratorie doende syn ghebet. ende dat ghedaen synde ghinck hi onder syn dinghen besien of hem daer niets en gebrack. ende beuant dat hem ghebrac tghene dat hy alder liefste hadde dies hi seer ongestelt was ia dat hi van alle den nacht niet geslapen en conste Ende tsmergens seide hy tot synder moeder. hoe datse qualicken [c1r] ende niet wel sijn camer ghesloten hadde ghehouden. want hij daer sommighe dinghen ghemiste. die hy om geen eertsche dinck en woude verloren hebben. Bij mynre trouwen soen sprac sijn moeder daer en heeft noyt yemandt inne gheweest dan op een tijt doen v vader siec lach. diane ende vienne haer dochtere. Doen sij uwen vader besocht hadden, clommen sij opwaert om tcasteel te besiene. ende doen ghinghen sy in uwer cameren. maer ic en kan niet ghepeisen dat sy v yets ghenomen souden hebben. want sy daer niet en toefden dan vienne met ysabeelen harer ioncfronwen . die daer wat bleef omme dat haer aen therte qualic gheworden was. waeromme sone ick bidde v dat ghijer gheen ongenuechte in maken en wilt Dit hoorende paris seide hi in hem seluen. eest sake dattet bi genen dieue gedaen en is te min leyter ane want bi dien en salt niet geopenbaert werden Ick en weet oft vienne yet ghedaen mocht hebben yewers omme. Voert na desen ginck hij hem cleeden ende abyllieren so hi houelicste mochte. ende ghinck soe ten dolfijn weert omme hem dyane ende vienne te doen die behoirlike reuerencie. Die dolfyn ontfinck hem seer blijdelijcken ende vraechde hem nae niemaren ende van anderen dinghen Ende als vienne parijse sach wart sy ghedaen root ghelijck eender roosen. van grooter begheerten die sij hadde om hem te siene. ende doer dye liefde die sij te hemwaerts droech. ende si en conste niet versaden van haren lieuen paris te aenschouwen. ende hoe sij hem meer aensach. hoe haer die liefde meer wies. Parijs was voer den dolphijn op sijn knyen oetmoedelijcken. ende en dorste viennen niet eens aensien dwelck dat hem int herte pijn dede. ende dien wel gekent hadde. soudt wel ane sijn aensicht ghesien hebben. doen dye dolphijn hem ghevraecht hadde tghene dat hem beliefde. soe nam parijs aen hem oerlof ende aen dyanen ende vienne hair dochter. ende keerde weder tot sijns vaders waert

Hoe Paris en Eduard terug keerden van Brabant.

Toen Paris aldus een lange tijd met Eduard zijn gezel in Brabant geweest was zo verlangde hij zeer om die mooie Vienna te zien want de minne van haar bedwong hem zeer, hoe wel dat hij dat Eduard niet durfde te zeggen omdat die bij avonturen niet mee zou willen vertrekken. Over vijf dagen hierna kwamen bij Paris brieven hoe dat zijn vader zeer ziek was. Toen hij die gelezen had sprak hij tot Eduard; Mijn lieve gezel, mijn vader ligt zeer ziek, het lijkt me opdat ge het mede toestemt dat we derwaarts willen. Alzo bid ik u dat het u niet verdriet want wij opdat God het wil terstond terug keren zullen. Alzo scheiden ze vandaar en kwamen te Vienna. Van hun komst was heet Jacob zeer blijde en aller meest want hij had gehoord dat Paris zeer grote dappere feiten van wapen gedaan had. Nu gebeurde het toen Paris thuisgekomen was en dat hij zou gaan slapen dat hij in zijn oratorium ging en zijn gebed doen. Toen dat gedaan was ging hij onder zijn dingen bezien of er niets ontbrak. Hij bevond dat hem ontbrak hetgeen dat hij het allerliefste had, dus was hij zeer ongesteld. Ja, dat hij daarvan de hele nacht niet slapen kon. En ‘s morgens zei hij tot zijn moeder hoe dat ze kwalijk [c1r] en niet goed zijn kamer gesloten had gehouden want hij daar sommige dingen miste die hij om geen aardse dingen verloren wilde hebben. Bij mijn trouw zoon, sprak zijn moeder, daar is nooit iemand in geweest dan op een tijd toen uw vader ziek lag dan Diana en Vienna haar dochter. Toen ze uw vader bezocht hadden klommen ze opwaarts om het kasteel te bezien en toen gingen ze in uw kamer. Maar ik kan niet bedenken dat ze iets genomen zouden hebben. Want daar niet vertoefden dan Vienna met Isabella haar jonkvrouw die daar wat bleef omdat het haar aan het hart wat kwalijk geworden was. Waarom zoon, bid ik u dat ge er geen ongenoegen in maken wilt. Dit hoorde Paris en zei in zichzelf, is het zaak dat het bij geen dief gedaan is te min ligt het eraan want bij die zal het niet geopenbaard worden. Ik weet niet of Vienna iets gedaan mocht hebben ergens om. Voort hierna ging hij zich kleden en opmaken zo hoffelijks als hij mocht en ging zo ten dauphin waart om hem Diana en Vienna te doen de behoorlijke reverentie. Die dauphin ontving hem zeer blijde en vroeg hem naar nieuws en van anderen dingen. En toen Vienna Paris zag werd ze van gedaante rood gelijk een roos van grote begeerte die ze had om hem te zien. Door de liefde die ze tot hem droeg kon ze zich niet verzadigen van haar lieve Paris te aanschouwen. Hoe meer ze hem aanzag hoe haar de liefde meer groeide. Paris was voor de dauphin op zijn knien en durfde Vienna niet eens aan te zien zodat hem zijn hart pijn deed. Die hem goed gekend hadden die zouden het wel aan zijn aanzicht gezien hebben. Toen de dauphin hem gevraagd had hetgeen dat hem beliefde zo nam Paris aan hem verlof en aan Diana en Vienna haar dochter en keerde weer tot zijn vader waart.

Binnen cortten daghen na desen seyde vienne tot ysabeelen haerer ioncfrouwen als die ghene die mit allen seer met liefden beuangen was. Mijn suster mi dunct dat paris gaet al peysende. ic meyn dattet is om sijn dingen wille die hi niet en vint in sijn oratorie. ic soude raden voir dbeste der wi hen daden weten dat wise hebben. dat wair wel gedaen sprac isabele mer dattet emmers eerbaerliken ende heimeliken gedaen werde. Doen seide vienne. ic sal een manier daer op ramen. Op een pas dairna seide vienne tharer moeder hoe si haer een luttel gevuelde van consciencien ghelast. waerom si haer begeerde te biechten tegens enigen goeden persoen. ende seide voert hoe sij gehoirt hadde dat die bisscop van sinte laureys een eerbaer ende deuoet man was ende badt daerom harer moeder dat sijen ontbieden woude om hem te mogen spreken. ende eensgancs dede diane den bisscop halen. vienne biechte haer seer deuotelic sprekende altijt van gode ende syn geboden ende gebiecht sijnde so bat sij hem hertelicken dat hij [c1v] tsanderdaechs weder tot haer comen woude. want haer syn goede woerden seer vertroost hadden. ende als dan soe moest sy hem noch eenighe dinghen te kennen gheuen int heymelicken Des anderen daechs daer na quam die bisschop weder tot viennen. ende vienne seide hem aldus Mijn gheestelick vader het syn eenige stucken genomen geweest op een plaetse die welcke toebehoren parijse heer iacobs sone Ende die persoen diese heeft maecter consciencie af. waer omme ick bidde v dat ghi hem wt uwer goedertierenheyt segghen wilt. bij alsoe dattet syn mach dat hi merghen met v tot hier come. Die bisschop die nenen verstont wat viennens meyninge was seyde dat hijt sonder twiuel doen soude

Binnen korte dagen hierna zei Vienna tot Isabella haar jonkvrouw als diegene die geheel zeer met liefde bevangen was. Mijn zuster, het lijkt me dat Paris al peinzend gaat en ik denk dat het vanwege zijn dingen is die hij niet vindt in zijn oratorium. Ik zou voor het beste aanraden dat we hem lieten weten dat wij ze hebben. Dat was goed gedaan, sprak Isabella, maar dat het immer eerbaar en heimelijk gedaan wordt. Toen zei Vienna, ik zal daarop een manier beramen. Op een pas daarna zei Vienna tot haar moeder hoe ze zich wat voelde van een geweten belast waarom ze zich begeerde te biechten tegen een goede persoon en ze zei voort hoe ze gehoord had dat de bisschop van Sint Laurentius dat het een eerbaar en devoot man was en bad daarom haar moeder dat ze hem ontbieden wilde om hem te mogen spreken. En gelijk liet Diana de bisschop halen. Vienna biechtte zich zeer devoot en sprak altijd van God en zijn geboden. Toen ze gebiecht had zo bad ze hem hartelijk dat hij [c1v] de volgende dag weer bij haar wilde komen want zijn goede woorden hadden haar zeer vertroost en als dan zo moest ze hem noch enige dingen te kennen geven in het heimelijke. De volgende dag daarna kwam de bisschop weer tot Vienna en Vienna zei hem aldus; Mijn geestelijke vader, er zijn enige stukken genomen geweest op een plaats die toebehoren aan Paris, de zoon van heer Jacob. En die persoon die ze heeft maakt er gewetenswroeging van waarom ik u bid dat gij hem uit uw goedertierenheid het zeggen wil bij alzo dat het zijn mag dat hij morgen tot u hier komt. De bisschop die niet verstond wat Vienna’ s bedoeling was zei dat hij het zonder twijfel doen zou.

Hoe ende in wat manieren dat die schoone vienne parijse haer herte ontdecte

DEs anderen daechs ghinck die bisschop met groter nernsten derwerts ende leyde parijse met hem Ende vienne groette parijs zonder hem te tooghen enich gelaet van liefden. ende mettyen vertradt vienne een luttel vanden bisschop ende oeck vanden anderen een weynich ende sprack tot parijse aldus. Ten is niet langhe geleden dat ghi getrocken waert in Brabant [c2r] ende dat ick verselde met mijn vrou moeder om te besueckenne uwen vader die sieck lach. ende doen besaghen wij alle tcasteel tot uwer oratorien toe. ende dair sach ick sommighe iuweelen die mi seer hertelick behaechden. ende alsoe nam ick die met my. ende hebse tot noch toe bewaert Ick weet wel datse v toe behooren. ende soe willick v die wederkeeren Ende bidde v hieromme eest dat ick v daer ane vertorent hebbe dat ghijt mi wilt vergheuen. want inder waerheyt ick en hebs in gheenen arghe gedaen. op dwelcke parijs haer in groter reuerencien oetmoedelicken antwoerdde aldus segghende Vrouwe bi uwen oerloue ghi quamt wt uwer goeder duecht mijnen vader besueken bi welcken besuecke niet alleen mijn vader maer alle onse vrienden ontfaen hebben een seere ouerdraghende grote eere. nochtans hoghe weerde vrouwe dat mijn vader ende mijn moeder ende wij alle uwe syn met gaders alle tghene dat wi hebben Ende oft dan bi auentueren uwe hoochheyt ghelieft heeft te nemen van mynen iuweelkens. voerwaer dat is v meer dan gheorloeft te moghen doene. ende ic bens in myn herte bat te vreden dan eenich mensche gepeynsen can. ende noch meer soude waert dat die selue iuweelkens die helft beter waren dan sy syn Daeromme biddic v eerweerde vrouwe dat ghi niet alsoe en wilt segghen. want niet alleen die iuweelkens maer oick myn vader ende ic zyn geheel v ende bereet v dienst ende ghehoorsamheyt te bewisene. U belieue oick te weten mijn weerde vrouwe hoe dattet niet langhe geleden en is dat mi die iuweelkens bi eenen fransschen riddere ghegeuen worden.

VIenne antwoerde hem daer op aldus. men en behoeft my niet te seggen wan die iuweelen ghecomen syn. want ic weet so wel als ghi doet. My verwondert hoe ghi my uwe minne dus langhe verborghen moecht hebben Ick bidde v so hertelic als ick emmermeer bidden mach, ende opt betrouwen dat ghi te mi wert hebt dat ghi my doch segghen wilt die waerheit van des ick v vragen sal want icket bouen maten beghere te weten. Doen seide paris O eerwerdighe hooghe ende gheminde vrouwe. ghi en behoeft niet te biddene al dair ghi macht hebt te ghebiedene. Vienne seyde. Do beghere ick dan ten iersten te weten. oft ghi niet en waest die ghene die in dat iaer alle nachten quam synghen ende spelen voer mijn camer. Voerdane begheer ick te weten of ghi niet en waest die ghene die den ternoye wan die in dese stadt was den eersten dach van mey ende oft ghi met v niet en vuerdet den cristallynen schilt ende het cransken van bloemen dat ic in v oratorie gesien hebbe. Noch beghere ick te wetene oft ghi niet en waest die ghene die den ternoye gewan die in die stadt van parijs geschiede den achtsten dach van septenbri. dair soe vele edele ridders waren ende baroenen. ende oft ghij niet met v en vuerdet die drie juweelen ende die drie banieren die ick in v oratorie ghesien hebben. Ende [c2v] dat ghi voert segghet ofte ghij my dienst ghedaen hebt. want alsulcken dinghen en behoort ghi niet te swyghene Ende oft ghijt bi auonturen hebt ter eeren ende liefden van mijnen vader ofte van sijnen houe gedaen wi sijns grootelic in v ghehouden ende wi behoorens v te danckene Ende of ghyt bi auentueren ghedaen hebt om eniger vrouwen wille oft ter liefden van mij. soe danck icx v soe ick emmermeer meest mach. ende is wel reden dat ghijs geloont wert ende ghedanct. Weet mijn lieue vriendt sprack voert vienne dat ick dit ouer langhen tijt begheert hebbe te wetene, ende nv begheer ickx aldermeest waeromme ick bidde v op dat ghy mij liefde doen wilt dat ghi mi die waerheit hier af segghen wilt.

Hoe en in wat manieren dat die mooie Vienna Paris haar hart opende.

De volgende dag ging de bisschop met grote ernst derwaarts en leidde Paris met hem. En Vienna groette Paris zonder hem enig gelaat van liefde te tonen en meteen trad Vienna wat van de bisschop en ook van de anderen een weinig en sprak tot Paris aldus. Het is niet lang geleden dat ge getrokken bent in Brabant [c2r] en dat ik vergezelde met mijn vrouw moeder om uw vader te bezoeken die ziek lag en toen bezagen wij het hele kasteel tot uw oratorium toe. Daar zag ik sommige juwelen die me zeer hartelijk behaagden en alzo nam ik die met mij en heb ze tot nog toe bewaard. Ik weet wel dat ze u toebehoren en zo wil ik ze u teruggeven. En ik bid u hierom, is het dat ge u daaraan vertoornd bent dat gij het me wil vergeven. Want in de waarheid, ik heb het in geen erg gedaan. Waarop Paris haar in grote reverentie ootmoedig antwoordde en zei aldus; Vrouwe, met uw verlof, ge kwam vanwege uw goede deugd mijn vader bezoeken en bij dat bezoek hebt ge niet alleen mijn vader maar al onze vrienden ontvangen met een zeer overdragende grote eer. Nochtans hoge waardige vrouwe dat mijn vader en mijn moeder en wij allen de uwe zijn tezamen met al hetgeen dat wij hebben. En of het dan bij avonturen uw hoogheid geliefd heeft te nemen van mijn juweeltjes, voorwaar dat is u meer dan veroorloofd te mogen doen. Ik ben in mijn hart meer tevreden dan enig mens peinzen kan en noch meer zou het waard zijn dat diezelfde juweeltjes de helft beter waren dan ze zijn. Daarom bid ik u eerwaarde vrouwe dat ge het niet alzo wil zeggen, want niet alleen die juweeltjes maar ook ik en mijn vader zijn geheel bereid u dienst en gehoorzaamheid te bewijzen. U gelieve ook te weten mijn waarde vrouwe hoe dat het niet lang geleden is dat me die juweeltjes bij een Franse ridder gegeven werden.

Vienna antwoorde hem daarop aldus. Men behoeft mij niet te zeggen waarvan die juweeltjes gekomen zijn, want ik weet het net zo goed zoals u doet. Mij verwondert hoe gij uw minne aldus lang verborgen mocht hebben. Ik bid u zo hartelijk als ik immermeer bidden mag en op het vertrouwen dat gij tot mij waart hebt dat ge me de waarheid wil zeggen van dat ik u vragen zal. Want ik begeer het boven mate te weten. Toen zei Paris; O eerwaardige hoge en geminde vrouwe, ge behoeft niet te bidden al daar ge macht hebt te gebieden. Vienna zei. Dan begeer ik ten eerste te weten of gij niet was diegene die in dat jaar alle nachten kwam zingen en spelen voor mijn kamer. Verder begeer ik te weten of gij het niet was diegene die het toernooi won in deze stad en dat was de eerste dag van mei. En of ge met u niet voerde het kristallen schild en het kransje van bloemen dat ik in uw oratorium gezien heb. Noch begeer ik te weten of gij niet was diegene die het toernooi won in de stad van Parijs wat geschiede de achtste dag van september. Daar waren zoveel edele ridders en baronnen en of gij niet met u voerde die drie juwelen en die drie banieren die ik in uw oratorium gezien heb. En [c2v] dat ge voortzegt of gij mij dienst gedaan hebt. Want al zulke dingen behoort ge niet te verzwijgen. En of ge het bij avonturen hebt gedaan ter eren en liefde van mijn vader of van zijn hof. We zijn ook zeer in u gehouden en wij behoren u te bedanken. En of ge het bij avonturen gedaan hebt vanwege enige vrouwe of ter liefden van mij. Zo dank ik u zo ik immermeer het meeste mag en is het wel reden dat gij beloond en bedankt wordt. Weet mijn lieve vriend, sprak voort Vienna, dat ik dit over lange tijd begeerd heb te weten en nu begeer ik het aller meest waarom ik u bid dat gij mij liefde doen wilt dat gij me de waarheid hiervan zeggen wilt.

DOen sprack paris mit grooter beschaemptheit haer antwoerdende aldus Eerwerde lieue gheminde vrouwe. ick en ben niet weerdich te hebbene den name vanden ghenen daer ghi nae vraecht. maer al eest dat ick ben cleyne van state. ick bid de v nochtans dat ghij mijn antwoerde niet in onweerdicheiden verstaen en wilt. want v edelheyt en sal des niet te minder sijn This waer seyde hy voert met ghebuechden knyen ende groter reuerencien eerweerde vrouwe dat ic parijs v alderminste dienre die gene hem daer ghi na vraecht Ende noch so wil ic v onderdanich sijn ende v dienen in allen dinghen want sijndert dat ic verstant ghecreghen hebbe heeft mij therte altijts ghedraghen tuwen dienste. Doen seyde vienne. Paris mijn lieue vrient. ten gheeft nv gheen pas Daer op tantwoerdene. want die tale mocht te langhe vallen. maer niet te min. ick wille wel dat ghijt weet dat my uwe minne beuanghen heeft so seere datter gheen dinck ter werelt en is dat ick soe beminne als v. daeromme so hebt goeden moet ende. weest blije. want ic hope oft god wilt: dat ghij dat sult waer beuinden. Doen parijs dese antwoerde was hoorende vander scoonder viennen sprack hi met blijder herten aldus O eerwerde geminde vrouwe wie kan nv ghepensen die bliscap die mijn herte ontfaet doer die antwoerde Ick en meende nemmermeer alsulcken troosteliken antwoerde ontfangen van v te hebben Het waer eenen coninc genoech v minne te hebben Ic bidde gode dat hi mi macht gheue te doene dingen die di behaechlijck wesen moeten Ende dat ick nemmermeer alsoe langhe en moet leuen als dat ick eenighe dinghen bestae die tuwen ondanck syn Ende alsoe schieden sij van malkanderen met veel meer der liefden dan sy oyt te voren gehadt hadden. ende namen dach dat sy malckanderen sien mochten, ende dat zoe eer so lieuer. Aldus keerde vienne vele blider dan sij haer gheliet ende ghinck in haers moeders camere Ende paris verselde den bisschop al tot in sijn pallays, ende als hi thuys quam vertelde hi eduwaerde sijnen gheselle die woerden die hy met vienne gehadt hadde. Doen seide eduwaert mijn lieue gheselle ende broedere. daer en schuylt gheen [c3r] bedroch inne. maer ick bidde v dat ghi v dinghen doch heymelicken beleydt. want der valscher tongen is vele. Hierna bedreuen parijs ende eduwairt sijn gheselle vele faiten ende spelen van wapenen die der schoonre viennen te mael wel behaechden Item die dolfijn aensiende dat vienne sijn dochtere xv. iaren oudt wart. soe begonst hi te peynsene om vienne sijn dochter te hijlicken. ghelijck hi alreede menichweruen aensocht was van vele groter heren Ende als paris dat verhoirde was hi seer bedroeft ende seide in hem seluen. hoe en bedacht oft en versach ic dit niet van te voren eer icse aenghesproken hadde. wat soude ic oec peisen te hebben alsulcken edelen vrouwe, die van so veel edelen heeren ende princen te huwelike versocht is aldus so verfuwede paris hem seluen. Niet te min hi dede so vele dat hi vienne quaem te spreken. ende seide haer aldus O schone vienne wat mach dit bedieden dat myn auentuer aldus cranc is, ende dat ick alreede vergheten ben O schone vienne waer laet ghi uwe schone ende lieflike ghelofte die ghi mi dedet doen ick van v schiet. hoe mach dit bi comen dat uwe vader spreeckt van v te hijlijcken

Toen sprak Paris met grote beschaamdheid en antwoorde haar aldus; Eerwaarde lieve geminde vrouwe, ik ben het niet waard de naam te hebben van diegene waar gij naar vraagt. Maar al is het dat ik klein van staat ben bid ik u nochtans dat gij mijn antwoord niet in onwaardigheid verstaan wil want uw edelheid zal dus niet te minder zijn. Het is waar, zei hij voort met gebogen knien en grote reverentie, eerwaarde vrouwe dat ik Paris uw allerminste dienaar en diegene ben waar gij naar vraagt. En noch zo wil ik u onderdanig zijn en u dienen in alle dingen. Want sinds dat ik verstand gekregen heb heeft mijn hart altijd tot uw dienst gedragen. Toen zei Vienna. Paris mijn lieve vriend, het geeft mij nu geen pas daarop te antwoorden want dat gesprek mocht te lang vallen. Maar niettemin ik wil wel dat gij weet dat mij uw minne bevangen heeft en zo zeer zodat er geen ding ter wereld is dat ik zo bemin dan u. Daarom zo hebt goede moed en weest blijde want ik hoop als God het wil dat hij dat zal waar bevinden. Toen Paris dit antwoord hoorde van de mooie Vienna sprak hij met een blijde hart aldus; O eerwaarde geminde vrouwe, wie kan nu bedenken die blijdschap die mijn hart ontvangt door dat antwoord. Ik meende nimmermeer al zulke troostend antwoord van u te ontvangen te hebben. Het was een koning genoeg uw minne te hebben. Ik bid God dat hij me macht geeft te doen dingen die u behaaglijk wezen moeten. En dat ik nimmermeer alzo lang moet leven als dat ik enige dingen besta die tot uw ondank zijn. En alzo scheiden ze van elkaar met veel meer liefden dan ze ooit tevoren gehad hadden en namen een dag dat ze elkaar zien mochten en dat zo eerder hoe liever. Aldus keerde Vienna veel blijder dan ze zich gedroeg en ging in haar moeders kamer. En Paris vergezelde de bisschop al tot in zijn paleis en toen hij thuiskwam vertelde hij Eduard zijn gezel de woorden die hij met Vienna gehad had. Toen zei Eduard; mijn lieve gezel en broeder, daar schuilt geen [c3r] bedrog in maar ik bid u dat ge uw dingen toch heimelijk overlegt want er zijn veel valse tongen. Hierna bedreven Paris en Eduard zijn gezel vele feiten en wapenspelen die de mooie Vienna helemaal behaagden. Item die dauphin die aanzag dat Vienna zijn dochter 15 jaren oud werd zo begon hij te peinzen om Vienna zijn dochter te huwelijken gelijk hij alreeds menigmaal verzocht was van vele grote heren. En toen Paris dat hoorde was hij zeer bedroefd en zei in zichzelf; hoe bedacht en voorzag ik dit niet van tevoren eer ik haar aangesproken had. Wat zou ik ook te peinzen hebben al zulke edele vrouwe die van zoveel edele heren en prinsen ten huwelijk verzocht is. Aldus zo verfoeide Paris zichzelf. Niettemin deed hij zoveel zodat hij Vienna kwam te spreken en zei tegen haar aldus; O mooie Vienna, wat mag dit betekenen dat mijn avontuur zo zwak is en dat ik alreeds vergeten ben. O mooie Vienna, waar laat ge uw mooie en liefelijke belofte die ge mij deed toen ik van u scheidde. Hoe mag dit komen dat uw vader spreekt van u te huwelijken.

ALs vienne dit hoorde soe antwoerde sy dair op aldus Parijs vrient, al eest dat myn vader spreect van mi te huwen dat en is niet alte vreemdt. want ick en machs hem niet verbieden niet te min. ic en hebber noch gheen consent toe gedraghen. ende ghi weet wel dat gheen huwelick voert en gaet sonder consent van beyde den partijen Hier omme bidde ic v dat ghi des te vreden sijt. ende ick gheloue v dat ic nemmermeer man nemen en sal dan v. Ende ic wille dattet oeck voertganck hebbe corttelinghe bi den wille gods eerbairlicken ende duechdeliken. ende niet in sonden oft anders in sulcker wijs Ende daerom begeer ic dat ghi een dinc beprueft. dwelc v swaer ende sorchlijcken wesen sal. nochtans moettijt doen. dats dat ghi van stonden aen segghet uwen vader dat hi gae aen mijnen heer vader ende versuecke mij aen hem te huwelike. ende dat emmers dair inne gheen faute en sy. Ende als parijs hoorde den wille van viennen soe was hi seer verslaghen ende seide. eerweerde vrouwe wildi dat ic also sterue. ick bidde v oft wesen mach om verdrach van dien Vienne antwoerde weder, hoe soe. en gheuet v niet meer ane dat ghi dat niet en soudet willen aen nemen te doene. waer is nv uwe begrijpelicheijt ende verstant. het moet emmers ghedaen sijn Metten gange antwoerde paris. eerweerde vrouwe in dien ghi dit emmers dus hebben wilt soe sal ickt volbrenghen al soude icker dusent doden om steruen. Ende mettyen nam hij verlof aen viennen ende ghinc tsijnen vader ende seide tot hem Mijn lieue vader ghij hebt mij oyt bewesen groote liefde dwelcke dat v god onse heere loonen moet. Ick soude v gheerne bidden myn lieue vader om een dinc. maer om dattet beduchtelicken is. so begheer ick dat ghijt mi toesegghen wilt te doene. al eer ickt v open doe. want anders en wil [c3v] icks v niet te kennen geuen Sijn vader antwoerde hem seggende. my lieue sone ic en weet niet ter werelt dat ick doir v niet doen en soude. ende daerom segget mi coenlicken Ende doen begonste parijs te vertellen synen vader vanden dingen ende geloften tusschen hem ende vienne, verhandelt. te dien eynde dat hi mits dien synen vader te bat verwecken soude te doene tghene dat hi segghen woude. Die bede die ic v doen wille is dese sprack paris voert dat ghi lieue vader, den dolfyn seggen wilt, dat hi my sijne dochter te huwelike geue. ende ick bidde v dat ghi mi dat niet weygheren en wilt. Als heere iacob synen sone hoorde spreken, so waest wonder dat hi sijn sinnen niet en gemiste om der dwaesheit wille die hem sijn sone seide. ende seyde hem daer af straffende. dat hi dair af nemmermeer en sprake. want hi en woude om des dolfijns dochter wille niet steruen. maer dat hi ghesynde ander dingen. want dit mer een dwaesheit en ware Paris antwoerde. mijn eerwerdige lieue vader dit dinc is also sorchlick voer mi als voer v Ic en verwondere mi niet dat ghijt weygert te doene, maer liefde bedwingt mi soe seere, dat ick haluelinge confuys ben. ende ben also wel te ureden dattet niet en gebuere als dattet ghebuere. mer dat ghi doch v vermogen daer inne doen wilt. Ende also langhe bat paris synen vader dat hijt hem gheloefde te doene.

Toen Vienna dit hoorde zo antwoorde ze daarop aldus; Paris vriend, al is het dat mijn vader spreekt van mij te huwen dat is niet al te vreemd want ik mag het hem niet verbieden. Niettemin ik heb er noch geen toestemming toe gegeven en ge weet wel dat geen huwelijk voortgaat zonder toestemming van beide de partijen. Hierom bid ik u dat gij dus tevreden bent en ik beloof u dat ik nimmermeer een man nemen zal dan u. En ik wil dat het ook gauw voortgang zal hebben met de wil van God eerbaar en deugdelijk en niet in zonden of anders in zulke wijze. En daarom begeer ik dat ge geen ding beproefd die u zwaar en zorgelijk zullen wezen. Nochtans moet gij het doen en dat is dat ge van stonden het uw vader zegt dat hij gaat naar mijn heer vader en verzoekt mij aan hem ten huwelijk en dat immers daarin geen fouten zijn. En toen Paris de wil hoorde van Vienna zo was hij zeer verslagen en zei; Eerwaarde vrouwe, wil je dat ik alzo sterf. Ik bid u als het wezen mag om verdrag van die. Vienna antwoorde weer, hoe zo, ik geef u niet meer aan dan dat ge niet zou willen aannemen te doen, waar is nu uw begrip en verstand. Het moet immer gedaan zijn. Gelijk antwoorde Paris; eerwaarde vrouwe, indien ge dit immer dus hebben wilt zo zal ik het volbrengen al zou ik er duizend doden om sterven. En meteen nam hij verlof aan Vienna en ging naar zijn vader en zei tot hem; Mijn lieve vader, ge hebt mij ooit grote liefde bewezen wat u God onze heer belonen moet. Ik zou u graag bidden mijn lieve vader om een ding, maar omdat het te beduchten is zo begeer ik dat ge met het toezeggen wil te doen al eer ik het u vertel want anders wil [c3v] ik het u niet te kennen geven. Zijn vader antwoorde en zei hem; Mijn lieve zoon, ik weet niets ter wereld dat ik voor u niet zou doen en zeg het me daarom koen. En toen begon Paris zijn vader te vertellen van de dingen en beloften tussen hem en Vienna verhandelt te dien einde dat hij mits dien zijn vader te beter verwekken zou te doen datgenen dat hij zeggen wilde. Die bede die ik u doen wil is deze sprak Paris voort; dat gij lieve vader de dauphin zeggen wilt dat hij mij zijn dochter ten huwelijk geeft en ik bid u dat gij me dat niet weigeren wilt. Toen heer Jacob zijn zoon hoorde spreken zo was het wonder dat hij zijn zinnen niet miste vanwege de dwaasheid die hem zijn zoon zei en zei hem daarvan straffende dat hij daarvan nimmermeer sprak. Want hij wilde vanwege de dochter van de dauphin niet sterven maar dat hij andere dingen zei want dit is maar een dwaasheid. Paris antwoorde; mijn eerwaardige lieve vader, dit ding is alzo zorgelijk voor mij als voor u. Ik verwonder me niet dat gij het weigert te doen, maar liefde bedwingt me zo zeer zodat ik half confuus ben en ben alzo goed tevreden als het niet gebeurt als dat het gebeurt, maar dat ge toch uw vermogen daarin zal doen. En alzo lang bad Paris zijn vader zodat hij het hem beloofde te doen.


Hoe dat heer iacob aen den dolfijn te huwelic versochte sijn dochtere voer parijse synen sone [c4r]

DOen ghinck nae desen heer iacob totten dolfijn met ongeverweden aensichte. ende seyde aldus Mijn alre gheduchtingste heere mij es een bede ghelast om v te segghene, die mi dunct van cleynre achtinghen. ende daerom biddick v dat ghij myn dwaesheyt vergeuen wilt op dat het v tonpasse sy Die dolfijn hem betrouwende inde wijsheit ende verstandelheyt van heer iacob. gaf hem oerlof te segghen dat hem gheliefde. Doen sprack heer iacob aldus Mijn lieue hoghe ende gheduchtighe heere, parijs mijn sone die heeft mij gebeden v te segghen dat hi viennen uwe dochter hebben mochte te wiue. welcke dingen niet alleen te segghen maer oeck te peynsen is een grote ende dwase verwaentheit. maer die liefde van mijnen sone bedwingt my so hertelic dat ickt v emmers segghen moet Ende mettien ontstac de dolfijn van toerne also seere dat hi heer iacob niet horen en mochte volspreken. maer hi straften ende seide hem aldus Du snoode vassael die ghi syt. bewairt ghi aldus mijn eer Ick salder v so af castijen dat ghi dies ghelijcke nemmermeer dencken en sult ende beual hem dat hij hem terstont van daer maken soude. ende dat hi noch sijn sone nemmermeer en quamen voer zyn ooghen. Ende soe schiet heer iacob al beschaemt van daer weder tsynen huse waert. ende vertelde parijse sijnen sone alle dat ghene des tusschen den dolfijn ende hem gheschiet ende ghedaen was. Van den welcken dat parijs synen vadere grooten loon bat ende menichfuldelijck dancte

DIe dolfijn ghinc al peynsende wandelende in sijn palays met ghestoorden moede. zoe seere dat niemant hem toe comen oft toespreken en dorste. ende dede mettyen voer hem comen sijn dochter vienne, ende seide haer. wi hebben seer onghenuechlijcke woorden ghehadt Die vileyn heer iacob heeft ons gheseit dat wi v souden willen gheuen te wyue synen sone parijs Besiet wat wysheyden. ick soude bij onsen here v lieuer nonne maken. Ende ten sal niet langhe ghelijden ghi en sult so hoechlicken ghehilijct zyn dat ghijs wel te vreden wesen sult. Ende ick swere v dat, en daden die grote diensten die hi my ghedaen heeft ic dede hem syn hoot af houwen. Ende als vienne haren vadere soe seer verstoirt sach op heer iacob ende synen sone. soe seynde sij om eduwaerde dat hi haer quam toe spreken. ende als hi ghecomen was doe seyde hem vienne hoe dat haer vader seer verstoert ware op heer iacob ende parise des si te mael seer rouwich was seggende voert, dat sy hair grote sorge hadde voer parise dat haer vader hem arch doen mochte. ende daerom sprac sy willet hem segghen, op dat hi hem verborgen houden mach ic sal besien oft wi synen toirne niet ghesaten en mochten Mettien so nam eduwaert oerlof ende ghinck parise dit aldus segghen. Voert soe seyde hy hem my soude goed gheraden duncken dat [c4v] ghi een wijle van hier vertroct buten desen lande. want bi auentueren die dolfyn en sal sinen toren niet lichteliken vergeten na dat mi vienne gheseit heeft Parijs antwoerde na dien dat v geraden dunct so sal ict doen. niet teghenstaende dien dat my tverscheiden druckelic weseu sal maer al eer dat ick noch van hier scheide so willick oerlof nemen aen die schone vienne al soudicker om moeten steruen.

Hoe dat heer Jacob aan de dauphin ten huwelijk verzocht zijn dochter voor Paris zijn zoon. [c4r]

Toen ging hierna heer Jacob tot de dauphin met een ongekleurd aanzicht en zei aldus; Mijn aller geduchtste heer, mij is een bede gelast om u te zeggen die me van kleine achting lijkt en daarom bid ik u dat gij mijn dwaasheid wil vergeven opdat het u te onpas is. De dauphin vertrouwde zich op de wijsheid en verstandigheid van heer Jacob en gaf hem verlof te zeggen dat hem geliefde. Toen sprak heer Jacob aldus; Mijn lieve hoge en geduchte heer, Paris mijn zoon die heeft mij gebeden u te zeggen dat hij Vienna uw dochter hebben wilde tot wijf. Welke dingen niet alleen te zeggen maar ook te peinzen een grote en dwaze verwaandheid is, maar de liefde van mijn zoon bedwingt me zo hartelijk zodat ik het u immer zeggen moet. En meteen ontstak de dauphin van toorn alzo zeer zodat hij heer Jacob niet horen mocht volspreken, maar hij strafte hem en zei aldus; U snode vazal die u bent, bewaart gij aldus mijn eer. Ik zal u er zo van kastijden zodat ge diergelijke nimmermeer denken zal en beval hem dat hij zich terstond vandaar maken zou en dat hij noch zijn zoon nimmermeer voor zijn ogen kwamen. En zo scheidde heer Jacob geheel beschaamd vandaar weer naar zijn huis toe en vertelde Paris zijn zoon al hetgeen er tussen de dauphin en hem geschied en gedaan was. Waarvan dat Paris zijn vader grote loon bad en menigvuldig bedankte.

De dauphin ging al peizend wandelen in zijn paleis met gestoord gemoed en zo zeer dat niemand hem toe komen of toespreken durfde en liet meteen voor hem komen zijn dochter Vienna en zei haar; wij hebben zeer ongenoeglijke woorden gehad. Die kwade kerel heer Jacob heeft ons gezegd dat wij u zouden willen geven tot wijf zijn zoon Paris. Beziet wat wijsheid, ik zou bij onze heer u liever non maken. En het zal niet lang duren ge zal zo hoog gehuwelijkt zijn zodat ge goed tevreden zal zijn. En ik zweer u dat, deden niet die grote diensten die hij me gedaan heeft, ik zou hem zijn hoofd afhouwen. En toen Vienna haar vader zo zeer verstoord zag op heer Jacob en zijn zoon zo zond ze om Eduard dat hij naar kwam te spreken. En toen hij gekomen was toen zei hem Vienna hoe dat haar vader zeer verstoord was op heer Jacob en Paris. Dus was ze helemaal rouwig en zei voort dat ze grote zorgen had voor Paris dat haar vader hem erg doen mocht en daarom sprak ze; wil het hem zeggen opdat hij zich verborgen houden mag. Ik zal bezien of we zijn toorn niet matigen mochten. Meteen zo nam Eduard verlof en ging naar Paris dit aldus te zeggen. Voorts zo zei hij hem; het zou me goed geraden lijken dat [c4v] ge een tijdje van hier vertrok buiten deze landen want bij avonturen die dauphin zal zijn toorn niet licht vergeten naar dat Vienna me gezegd heeft. Paris antwoorde, na dien dat u geraden lijkt zo zal ik het doen, niet tegenstaande dien dat mij het verscheiden droevig wezen zal. Maar aleer dat ik noch van hier scheidt zo wil ik verlof nemen aan die mooie Vienna al zou ik er om moeten sterven.

Hoe dat paris viennen toesprac doer een venstere

PAris dede so vele dat hy vienne geraecte te spreken doer een neder venster Daer seide hem vienne. Ic ben des sekers dat myn vadere wille heeft v arch te doene. dies ic in grooten drucke ben. want ick ter werelt negheen dinck bouen v beminne. waert dat ghi bi misualle quamt te steruene. ick en begherde niet langher te leuene Doen sprack parijs. Eerwerdighe vrouwe my dunct gheraden dat ick een wijle van hier trecke. tot dat myn heer uwe vadere synen grammen moet vergheten heeft Tis mij een druckelijck dinc van v te scheiden. want myn leuen sal des te droeuer wesen Niet te min ic sal nochtans v te wille wesen in alle tgene dat ghi mi beuelen sult. my comer af dat mach Aensiende vienne dat goede herte van parijs. seide sy hem na meer woerden Myn lieue vrient paris ic bekenne wel die groote liefde die ghij te my waert draecht. Ende in dien het al soe is so sweere ick v by mijnder trouwen dat ghi sonder mij nemmermeer van deser stadt trecken en selt want het is soe mynen wille. waerom bereydt v ende versiet v van allen dinghen dye wij behoeuen mochten so ghi ierst moecht. Ende vint maniere dat we wt dit conincrijck gheraken moghen Nochtans aleer wi van hier scheiden wil ic dat ghij mi gheloeft twee dingen. Deerste is. dat ghi minen persoen niet en sult ghenaken voer dat wi wettelic ghetrout sijn Dat ander is, dat ysabeele met ons deyle ende gheniete alle ons goets dat wi hebben Anders soe en beghere ic niet. dan dat onse reyse corttelinge ghebure. ende ick sal ons versien van sommighe iuweelkens: ende van ghelde voer ons behoefte. Ende dit so gheloefde haer paris aldus. ende mettien schieden sy van malckanderen.

ALs paris van viennen ghesceiden was ghinc hi tot eenen man geheeten iorijs ende seide. mijn liene vrient iorijs Ic hebbe altijt myn betrouwen op v gheset ghehadt. waer omme ick v nv bidde dat ghi mi niet faillieren en wilt in tghene des ic v segghen sal, want ghi en sulter niet aen verliesen. iorijs geloefde hem te doen al dat hi vermochte van goeder herten. doen seide paris. weet dat ick haet ende nijt draghe op eenen binnen deser stadt om ongenuechte die hy my aene doet. waerom dat icken doot slaen wille. ende alsoe gheringhe als icken doot sal hebben. soe wil ick trecken vten gehelen conincrijc van vrancrijc Ende dairom biddic v dat ghij wilt gaen in agemoirte opt zee. ende dat ghi dair leent ende toemaect [c5r] een galeye die al ghereet bliue ligghende van allen dinghen tot dat ick al dair aen come. ende bidde v voirt dat ghi besorcht dat van hier in agemoirte van v. mijlen te vijf mijlen ghereescap van peerden sy. ende dat dit gheschie so heymelicken alst emmermeer mach. ende hout daer daer is ghelt om dat mede te volbrenghen Iorijs seide dat hijt gherne doen soude. ende als hi in agemoirte quam huerde hi terstont een galeye ende bestelde al omme die passagien ghelijc hem paris belast hadde. ende als doen quam hi wederom tot viennen, ende seide parise hoe dat hijt al beschict hadde. Ende parijs bat hem dat hi voert met hem gaen woude hi soudet hem wel loonen Ende daer na ghinc parijs viennen segghen hoe alle dinc bereet was ghelijc sy beuolen hadde. ende dat sy daerom haer bereet maken woude teghens den toecomenden nacht. ende zoe sloten sij datse beyde gader als dan gereet wesen souden inden voernacht ten eersten slape. Ende doen beual parijs iorijse dat hi inden stal gaen soude ende nemen al daer twee peerden, ende sadelen die buyten der stadt ende dat hijen aldaer op een seker plaetse verbeyden soude tot dat hi ghecomen ware Ende hier en wist eduwaert sijn geselle niets niet af

Hoe dat Paris Vienna toesprak door een venster.

Paris deed zoveel zodat hij Vienna geraakte te spreken door een laag venster. Daar zei hem Vienna. Ik ben dus zeker dat mijn vader de wil heeft u erg te doen, dus ik ben in grote droefheid want ik ter wereld nee geen ding boven u bemin. Was het dat ge bij misval kwam te sterven dan begeer ik niet langer te leven. Toen sprak Paris. Eerwaardige vrouwe, me lijkt geraden dat ik een tijdje van hier vertrek totdat mijn heer uw vader zijn gramme gemoed vergeten heeft. Het is me een droevig ding van u te scheiden want mijn leven zal des te droeviger zijn. Niettemin zal ik u nochtans te wille wezen in al hetgeen dat ge mij bevelen zal wat me ervan komen mag. Vienna zag aan dat goede hart van Paris en zei hem na meer woorden; Mijn lieve vriend Paris, ik beken wel die grote liefde die gij tot mij waart draagt. En indien het alzo is zo zweer ik bij mijn trouw dat gij zonder mij nimmermeer van deze stad vertrekken zal want dat is zo mijn wil. Waarom bereid u zich niet en voorziet u zich van allen dingen die wij behoeven mochten zo gauw ge mag. En vindt een manier zodat we uit dit koninkrijk geraken mogen. Nochtans aleer we van hier scheiden wil ik dat gij mij twee dingen beloofd. De eerste is dat gij mijn persoon niet zal genaken voordat we wettelijk getrouwd zijn. De tweede is, dat Isabella met ons deelt en geniet al ons goed dat we hebben. Anders zo begeer ik niets dan dat onze reis gauw gebeurt en ik zal ons voorzien van sommige juweeltjes en van geld voor onze behoefte. En dit zo beloofde haar Paris aldus en meteen scheiden ze van elkaar.

Toen Paris van Vienna gescheiden was ging hij naar een man geheten Joris en zei; mijn lieve vriend Joris. Ik heb altijd mijn vertrouwen op u gezet gehad waarom ik u nu bid dat ge mij niet falen wilt in hetgeen dat ik u zeggen zal want gij zal er niets aan verliezen. Joris beloofde hem te doen alles dat hij vermocht van een goed hart. Toen zei Paris, weet dat ik haat en nijd draag op een binnen deze stad vanwege ongenoegen die hij mij aandoet waarom dat ik hem wil dood slaan. En alzo gauw als ik hem gedood zal hebben zo wil ik trekken uit het gehele koninkrijk van Frankrijk. En daarom bid ik u dat gij wilt gaan in Aigues-Mortes op de zee en dat ge daar leent en toemaakt [c5r] een galei die geheel gereed blijft liggen van allen dingen totdat ik aldaar aankom. Ik bid u voort dat ge bezorgt in Aigues-Mortes van u vijf mijlen gereedschap van paarden is en dat dit geschiedt zo heimelijk als het immermeer ma en houdt daar. Daar is geld om dat mede te volbrengen. Joris zei dat hij het graag doen zou. Toen hij in Aigues-Mortes kwam huurde hij terstond een galei en bestelde al om de passages gelijk hem Paris belast had. Toen kwam hij wederom tot Vienna en zei Paris hoe dat hij alles beschikt had. En Paris bad hem dat hij voort met hem gaan wilde, hij zou het hem wel belonen. En daarna ging Paris Vienna zeggen hoe alle dingen bereid waren gelijk ze bevolen had en dat ze zich daarom gereed maken wilden tegen de toekomende. Zo besloten ze dat ze beide tezamen als dan gereed zouden wezen in de voornacht ten eersten slaap. En toen beval Paris Joris dat hij in de stal zou gaan en daar twee paarden nemen en die zadelen buiten de stad en dat hij hem aldaar op een zekere plaats afwachten wilde totdat hij gekomen was. En hiervan wist Eduard zijn gezel niets van.


[c6r] Hoe parijs die schone vienne ende ysabeelen heymelicken bi nachten ewech vuerde [c5v] ALs paris hem aldus versien hadde van ghelde ende alle ander dinghen die hy meende dat hi behoeuen soude. soe ginc hij henen heymelijcken ende alleene ter plaetsen die sy begrepen hadden. ende daer dede hij viennen een teeken. ende mettien ghinghen haer vienna ende ysabeele cleeden in mans cleederen ende stalen hem vanden casteele ende quamen ter plaetsen al dair die peerden stonden. ende reden voert henen also gheringe als sy emmermeer mochten Ende iorijs ginc stedevast voir henen om des wille dat hi den wech wiste Ende binnen desen dat sy dus reden so hief daer op eenen grooten wint ende eenen grooten regen die geduerde al tot des anderen daechs te vespertijde dat si quamen aen een cleen dorpken. maer sy en quamen binnen den dorpe niet. op dat sij niet bekent en souden werden. ende namen haer logijs in een cleen capelleken niet verre vanden voerseide dorpken. daer sij vonden eenen capellaen diese seer willichlick ontfinc ende onthaelde soe hi best conste Ende alst ten auonde quaem sliepen parijs ende die cappellaen te gader in een cleen huysken neffens tvoirseyde cappelleken. Joris ende paris knape sliepen biden stal bi die beesten Ende vienne ende ysabeele sliepen int cappelleken. Ende tsmergens saten sij weder op te perde, ende reden henen tot datse quamen op een riuiere die met allen seer als doen ghewassen was biden reghen dyer geuallen hadde. des paris seere tonpasse was. ende bat iorijse dairomme dat hi eenighe lidinghe suecken woude dair si doer passeren mochten Doe schiet iorijs van hem ende reet in de riuiere op een plaetse daer hem dochte datmen wel passeren soude. ende als hi in die middel vanden water quam soe viel sijn paert. ende dair verdranc beyde man ende peert Paris dat siende was seer tonpasse. nochtans en dorste hij hem alsoe niet ghelaten van anxte dat die schone vienne daer ongenuecht in nemen soude Daer na vraechde vienne wel na iorijse. mer paris die antwerde haer dat hyen geseynt hadde om den besten wech te verspiedene ende seyde voert tot viennen dattet beter ware dat sij weder keerden ter kercken wert daer sij voren gheweest hadden Vienne die seyde dattet haer wel gheliefde. want sij hair vervaerde te passeren doir die riuiere Paris en bleef dair niet seer gherne om des willen dat hem dochte dat hi daer niet al te seker en was. Ende vraechde dairomme den cappellaen ofte men in gheenre manieren die riuiere passeren en mochte op dat pas. Daer op die cappelaen hem antwoerde. dat neen. emmers niet in drien daghen eer dat water verschoten ware Doen bat paris den cappellaen dat hi woude gaen int dorp ende besien oft hi daer gheeu sceepluden ghevinden en conste die een cleen pont brochten. daer sy niet ouer lijden mochten. want hi daer om gheenderhande goet bliuen en woude op dat hijs anders verby mochte. ende seyde dat hijt vterlicken wel loonen woude. Die capelaen seide dat hijt gerne proeuen woude. also en peynsde paris niet anders dan hoe hi wech geraken mochte ende ghepasseren doer die riuyere.

Hoe Paris die mooie Vienna en Isabella heimelijk bij nacht weg voerde. [c5v]

Toen Paris zich aldus voorzien had van geld en alle ander dingen die hij meende dat hij behoeven zou zo ging hij heimelijk heen en alleen ter plaatse die ze begrepen hadden. Daar deed hij Vienna een teken en meteen gingen Vienna en Isabella zich kleden in mannenkleren en staken zich van het kasteel en kwamen ter plaatsen aldaar de paarden stonden en reden voort henen alzo snel als ze immermeer mochten. En Joris ging steevast voor hem omdat hij de weg wist. En ondertussen dat ze aldus reden zo hief daarop een grote wind en een grote regen die duurde al tot de volgende dag ter vespertijd zodat ze kwamen aan een klein dorpje. Maar ze kwamen niet binnen het dorpje opdat ze niet herkend zouden worden. Ze namen hun logies in een klein kapelletje niet ver van het voor genoemde dorpje. Daar vonden ze een kapellaan die ze zeer gewillig ontving en onthaalde zo goed hij kon. En met de avond sliepen Paris en de kapelaan tezamen in een klein huisje neffens het voorgenoemde kapelletje. Joris en Paris knaap sliepen bij de stal bij de beesten. En Vienna en Isabella sliepen in het kapelletje. En ‘s morgens zaten ze weer op te paard en reden henen totdat ze aan een rivier kwamen die toen zeer geheel gewassen was door de regen die er gevallen was. Dus was Paris zeer te onpas en bad Joris daarom dat hij enige doortocht zoeken wilde waardoor ze passeren mochten. Toen scheidde Joris van van hem en reed in de rivier op een plaats waarvan hij dacht dat men wel passeren zou en toen hij in het midden van het water kwam zo viel zijn paard en daar verdronken beide, man en paard. Paris die dat zag was zeer te onpas, nochtans durfde hij zich alzo niet te gelaten vanwege angst dat de mooie Vienna daarvan ongenoegen zou nemen. Daarna vroeg Vienna wel naar Joris, maar Paris die antwoorde haar dat hij hem geseind om de beste weg te bespieden en zei voort tot Vienna dat het beter was dat ze terug keerden ter kerke waart daar ze tevoren geweest waren. Vienna die zei dat het haar wel geliefde want ze was bang geworden om door die rivier te passeren. Paris bleef daar niet graag vanwege dat hij dacht dat hij daar niet al te zeker was. En vroeg daarom de kapellaan of men op geen manier die rivier passeren mocht op dat pas. Waarop de kapelaan hem antwoorde, dat neen. Immers niet in drie dagen eer dat water verschoten was. Toen bad Paris de kapelaan dat hij in het dorp wilde gaan en bezien of er daar geen schippers vinden kon die een kleine pont brachten daar ze niets over gaan mochten. Want hij wilde daarom generhande goed blijven wilde opdat hij er anders voorbij mocht en zei dat hij het uiteindelijk goed belonen zou. De kapelaan zei dat hij het graag beproeven wilde. Alzo peinsde Paris niets anders dan hoe hij weg geraken mocht en passeren door die rivier. [c6r]


Hoe die dolphijn viennen dede suecken bi sijne dieners.

LAet ons nv af laten van paryse te sprekenne. enspreken vanden dolphijn Des ander daechs doen vienne ewech was wardet den dolfyn gheseyt die daeromme meynde sijn sinnen te gemissen. ende tgheheele hof werdt daeromme wt dermaten seer verslagen Ende doe schicte die dolfijn terstont wt volck te peerde ende te voete tot allen canten. so sy heymelicsten conste. ende bat hem dat sij hem doch viennen brachten het ware leuende oft doot Het gheuiel dat een van desen lieden te voete bi auontueren gheraecte in dit dorp daer die cappellaen ghecomen was sueckende yemant die de ponte maken mochte Dese man vraechde elckerlick ofte sy niet en hadden ghesyen twee ioncfrouwen die wt des dolphyns houe ghevloden waren. Doen seyde die capellaen dat niets langhe gheleden en was dat hijer twee hadde syen passeren met meer ander lieden Die bode meynende dat die capellaen met hem ghebourdet hadde. ende seide voert hoe die dolfijn sijn doot ghezworen hadde. diese verstaec oft wiste ende niet en openbaerde. De capellaen dit hoorende wert vervaert ende hiet den man dat hi al daer vertoeuen woude. hi soudse ter liefden vanden dolfijn gaen suecken. ende alsoe geringe [c6v] als hier af vername soude hijt hem te weten laten Ende also schiet hi van dair ende vertelde parijse dit dat hi ghehoort hadde, seide oec voert dat hi hem beduchte dattet waren die ioncfrouwen van synen gheselschape diemen sochte. ende bat hem daeromme dat hi van daer vertrecken woude ende hem niet stellen in de sorghe van sijnen liue. ende hiet hem te nemen den besten raet die hi nemen mochte. want sij waren hurer wel viftich gewapender mannen te perde die hem sochten Men en derf niet vragen oft parijs onghestelt van herten was doen hi dit hoorde. hi ontverwede van grooter bedructheit ende seide totten capellaen Ic bidde u dat ghi wat verbeidet dat ic v antwoirden mach. ende mettyen ghinc parijs totter schoonder viennen om haer dit te vertellen En als vienne parijse sach comen so onghedaen, so bleec: sprack sij aldus. O paris wat tijdingen brengt ghi dat ghi alsdus ongedaen sijst van verwen Doe seide paris met bedructer herten. O schoon bloeme die tijdinge die ick brenge, en is niet goet voer v noch voer my. want onse suete auentuere sal cortelinghe verkeeren int suere. ende woude daeromme dat ick doot ware Ende al beclaghende sprac hi voert aldus. O lieue heere hoe bedrueft ende hoe rouwich is my myn herte dat ick dusdanigen hooghe vrouwe als ghi sijt ghestelt hebbe in desen noode. Och god hoe en waes ick niet ghestoruen die doot eer ic v wt uwes vaders huyse gehaelt hadde Och myn lieue vader ende moeder hoe salt mit v wesen als die dolfyn weten sal dat ic hem sijn dochter soe ontvuert hebbe. Och eduwaert myn trouwe gheselle hoe en ben ick v niet te rade ghegaen gheweest. eer ic dese dwaesheyt bestaen hadde Ende daer nae keerde hi hem wederomme te vienne waert segghende. wat sal uwes gheschieden als v de dolphijn v vader sien sal Ic hope hoe hert dat hi is. als hi uwen edelen persoen sal aenschouwen dat hi v gheen arch doen en sal Och here god verleent mi doch dat ic die pyne van desen wercke alleene dragen mach ende niemant el Och goede weerde vrouwe wat ongeluckiger dach was dat voer v ende voer my doen ghi mi ierstwerf leerde kennen Ende als parijs syn clachte voleyndet hadde ghinc hi viennen vertellen alle tghene dat hi van den capellaen ghehoort hadde Ende met dien nam hi syn zweert als een desperaet mensche ende soude hem seluen doersteken hebben en hadt gedaen vienne dye als de vrome hem dat mes benam. ende trooste parise segghende aldus O francke ridder, myn vruechde, myn leuen, ende myn solaes wat wilt ghi maken. en weet ghi niet die hem seluen doot dat hy lyf ende siele verliest. sterf dy. ic seg v voirwaer dat ick mede steruen sal. ende soe sult ghi sijn oersake van mynder doot alsoe wel als vander uwer. O paris waer is nv uwe wijsheit ende vroemicheit. nv ghi alder manlicst wesen soudt nv hebdi anxst O ridder ten is niet nieuwe dat die lieden inder werelt verkerende tribulacien hebben, hoe groot dat sij oic zyn Voerwaer dit en is gheen herte van alsulcken vromer ridder. want nv ghi mi [d1r] troosten soudet, nv behoeuet dat ick v seluen trooste Ende hierom mijn lieue vrient ick bidde v. dat ghi van hier sceidet, ende eest dat ghijs niet en doet so sal ic mi met uwen zweerde bederuen: niet uwe scheiden en is mi emmers so swaer alstuwe wesen mach, maer men moet van tween quaden het beste kiesen. ghij sult weten dit al eest dat ic mijnen heere vader gefailleert hebbe. dat hi mi nochtans daerom niet mysdoen en sal aen mijn leuen. aengesien die grote liefde die hi te my waert oyt gedraghen heeft ghehadt. mer waert dat ghi dair wairt ick segghe v voerwaer dat wi daerom beyde steruen souden. ende noch hebbe ic goet betrouwen dat mijn meyninghe ten goeden eynde comen sal. ende syt des seker eest dat hijt mi vergheeft nemmermeer en sal ick anderen man nemen dan v. ende dat so gheloue ick v op my trouwe Ende dairom soe biddick v dat ghi my om gheen andere vrouwe vergheten en wilt. Ende als ghi in vreemden landen syt dat ghi my doch ouerscrijft van uwen auontueren Ende op dat ghi mijnder te bat gedencken moecht siet hier is eenen rinck met eenen dyamante die ick v bidde dat ghi ter liefden van my verwaren wilt.

Hoe de dauphin Vienna liet zoeken door zijn dienaars.

Laat ons nu aflaten van Paris te spreken en spreken van de dauphin. De volgende dag toen Vienna weg was werd het de dauphin gezegd die daarom meende zijn zinnen te missen en het gehele hof werd daarom uitermate zeer verslagen. En toen schikte de dauphin terstond uit volk te paard en te voet naar alle kanten zo heimelijk als ze konden. Hij bad hen dat ze hem toch Vienna brachten hetzij levend of dood. Het gebeurde dat een van deze lieden te voet bij avonturen geraakte in dit dorp daar die kapellaan gekomen was om iemand te zoeken die de pont maken mocht. Deze man vroeg iedereen of ze niet hadden gezien twee jonkvrouwen die uit de dauphin hof gevloden waren. Toen zei de kapellaan dat het niet lang geleden was dat hij er twee had zien passeren met meer andere lieden. Die bode meende dat de kapellaan met hem geboerd had en zei voort hoe de dauphin zijn dood gezworen had die ze verstak of wist en niet openbaarde. De kapelaan die dit hoorde werd bang en zei de man dat hij aldaar wachten wilde, hij zou ze ter liefden van de dauphin gaan zoeken en alzo gauw [c6v] als hij hiervan vernam zou hij het hem te weten laten. En alzo scheidde hij vandaar en vertelde Paris dit wat hij gehoord had en zei ook voort dat hij hem beduchte dat het waren die jonkvrouwen van zijn gezelschap die men zocht en bad hem daarom dat hij vandaar vertrekken wilde en hem niet te stellen in de zorg van zijn lijf en zei hem te nemen de beste raad die hij nemen mocht want zij waren wel met vijftig gewapende mannen te paard die hem zochten. Men behoeft niet te vragen of Paris ongesteld van hart was toen hij dit hoorde. Hij verontwaardigde van grote droefheid en zei tot de kapellaan. Ik bid u dat ge wat wacht zodat ik u antwoorden mag. Meteen ging Paris tot de mooie Vienna om haar dit te vertellen. En toen Vienna Paris zo ongedaan zag komen en zo bleek sprak ze aldus. O Paris, wat tijdingen brengt ge dat ge aldus ongedaan bent van kleur. Toen zei Paris met een droevig hart. O mooie bloem, de tijding die ik breng is niet goed voor u noch voor mij want ons zoete avontuur zal gauw veranderen in het zure en daarom wilde ik dat ik dood was. En al klagend sprak hij aldus voort; O lieve heer, hoe bedroeft en hoe met rouw is mijn hart dat ik dusdanige hoge vrouwe zoals gij in deze nood gesteld heb. Och God, hoe was ik niet de dood gestorven eer ik u uit uw vaders huis gehaald had. Och mijn lieve vader en moeder, hoe zal het met u wezen als de dauphin weten zal dat ik hem zijn dochter zo ontvoerd heb. Och Eduard mijn trouwe gezel, hoe ben ik u niet te rade gegaan geweest eer ik deze dwaasheid bestaan had. En daarna keerde hij zich wederom tot Vienna waart en zei; wat zal u geschieden als de de dauphin uw vader u zien zal. Ik hoop hoe hard dat hij is dat als hij uw edele persoon zal aanschouwen dat hij u geen erg doen zal. Och heer God, verleen me toch dat ik de pijn van dit werk alleen dragen mag en niemand anders. Och goede waarde vrouwe, wat ongelukkige dag was dat voor u en voor mij toen ge me de eerste keer leerde kennen. En toen Paris zijn klacht geindigd had ging hij Vienna vertellen al hetgeen dat hij van de kapellaan gehoord had. En met die nam hij zijn zwaard als een desperaat mens en zou zichzelf doorstoken hebben had niet gedaan Vienna die als de dappere hem dat mes benam en troostte Paris en zei aldusջ O franke ridder, mijn vreugde, mijn leven en mijn solaas, wat wilt gij maken, weet ge niet die zichzelf doodt dat hij lijf en ziel verliest. Sterf je, ik zeg u voorwaar dat ik mede sterven zal en zo zal je de oorzaak van mijn dood zijn alzo wel als van de uwe. O Paris, waar is nu uw wijsheid en dapperheid nu ge aller mannelijkste wezen zou nu heb je angst. O ridder, het is niet nieuw dat de lieden die in de wereld verkeren tribulatie hebben, hoe groot dat ze ook zijn. Voorwaar dit is geen hart van al zulke dappere ridder want nu ge mij [d1r] troosten zou nu behoeft het dat ik u zelf troost. En hierom mijn lieve vriend, ik bid u dat ge van hier scheidt en is het dat gij het niet doet dan zal ik mij met uw zwaard bederven. Niet uw scheiden is me immer zo zwaard als het u wezen mag, maar men moet van twee kwaden het beste kiezen. Gij zal dit weten, al is het dat ik mijn heer vader gefaald heb, dat hij me nochtans daarom niet misdoen zal aan mijn leven aangezien de grote liefde die hij tot mij waart ooit gedragen heeft gehad. Maar was het dat gij daar was, ik zeg u voorwaar dat wij daarom beiden sterven zouden. Noch heb ik goed vertrouwen dat mijn mening ten goede einde komen zal. En wees dus zeker is het dat hij mij vergeeft en nimmermeer zal ik een andere man nemen dan u en dat zo beloof ik u op mijn trouw. En daarom zo bid ik u dat hij om mij geen andere vrouw vergeten wil. En als ge in vreemde landen bent dat gij mij toch schrijft van uw avonturen. En opdat gij me beter gedenken mocht, zie hier is een ring met een diamant die ik bid dat gij die ter liefden van mij bewaren wil.


Hoe ende in wat manieren dat parijs van viennen schiet in die kercke met grooten drucke [d1v]

NAe dese woerden so nam hi viennen ende custese seer suchtende ende weenende. ende sij die troostede hem ten besten dat sy mochte. biddende onsen heere dat sijen in cortten tijden weder sien mochte: gelijc haer herte begherde meer dan eenich dinc ter werelt Ende mettien soe schiet paris van viennen in groten drucke Ende nam den wech met synen knechte ter riuieren waert daer sij niet en hadden mogen passeren. ende al sonder eenich achterdencken reden sy daer dore. ende reden twee daghen lanc sonder eten ende drincken, want sy en dorsten doir die steden niet passeren, ende also ghinc hi tot aiguemoirte. ende al daer vant hi die galeye die iorijs gehuert hadde, daer mede dat hi voer tot genueuen toe. Parijs hadde hem so messelicken op die galeije dat sy alle meenden dat hi dwaes waer gheweest. want hi niet en dede dan hi doirgaens peynsde sonder een woert te sprekene. Daer na als hi te geneuen quam zo huerde hi een casteel daer hij een wile woende in drucke ende groter onghenuechten. Nu keeren wi weder segghende hoe vienne inder kercken geuonden was ende hoe sy voer haren vader gebracht wart

ALs parijs van vienne gesceyden was, bleef sy alleene met ysabeelen inder kercken driuende soe grooten rouwe dattet niet te vertellene en ware. want sy hadde wel alzoe lief gehadt te steruene als te leuene, ende als sy wenens moede was. ende dat si sach datse emmers weder keren moeste tot haren vader den dolphijn. so sette sy haer seluen te vreden so sy best conste. ende streeck eensgancs den capellaen halen den man te voete, ende leydene in die kercke Ende terstont so ghinc die cappellaen haer vertellen hoe dat sij van menigen riddere gesocht wart. Doe sprac die schone vienne siende datter ghenen raet meer en was sy en moeste wederom thuyswaert keeren seggende. ganc henen segt den ridders dat ghi mi gheuonden hebt ende brengtse met v hier. ende hi dede also. Ende als die ridderen daer quamen groetteden sy viennen ende seyden haer hoe dat die dolfyn haer vadere alle die werelt dore haer liet suecken. Ende daer na begonsten sijse te troosten ende seiden haer toe. dat huer vadere haer niet mesdoen en soude. want hi sal so blide sijn als hi v sien sal dat hi sijns torens al vergheten sal. Ende mettyen ghinc sij te paerde ende leidde den cappellaen mede om dat hijse voer haren vader ontschuldighen soude. ende seyde hem hoe sij van haren lichame noch net ende suuer ware

Hoe en in wat manieren dat Paris van Vienna scheidde in die kerk met grote droefheid. [d1v]

Na deze woorden zo nam hij Vienna en kuste haar zeer zuchtend en wenend en zij die troostte hem ten beste dat ze mocht en bad onze heer dat ze hem in korte tijd weer zien mocht gelijk haar hart begeerde meer dan enig ding in de wereld. En meteen zo scheidde Paris van Vienna in grote droefheid. En nam de weg met zijn knecht ter rivier waart daar ze niet hadden mogen passeren en al zonder enig nadenken reden ze erdoor en reden twee dagen lang zonder eten en drinken want ze durfden door die steden niet te passeren. Alzo ging hij tot Aigues-Mortes en daar vond hij de galei die Joris gehuurd had en daarmee voer hij tot Geneve toe. Paris gedroeg zich zo misselijk op die galei zodat ze allen meenden dat hij dwaas was geweest want hij deed niets anders dan steeds peinzen zonder een woord te spreken. Daarna toen hij te Geneve kwam zo huurde hij een kasteel waarin hij wilde wonen in droefheid en grote ongenoegen. Nu keren we weer en zeggen hoe Vienna in de kerk gevonden was en hoe ze voor haar vader gebracht werd.

Toen Paris van Vienna gescheiden was bleef ze alleen met Isabella in de kerk en dreef zoՠn grote rouw dat het niet te vertellen is want ze had wel alzo lief gehad te sterven als te leven en toen ze wenen moe was en dat ze zag dat ze immer terug keren moest tot haar vader de dauphin zo zette ze zichzelf tevreden zo goed ze kon. Ze liet gelijk de kapelaan halen de man te voet en leiden hem in de kerk. En terstond zo ging de kapellaan haar vertellen hoe dat ze van menige ridder gezocht werd. Toen sprak die mooie Vienna die zag dat er geen raad meer was, ze moest wederom huiswaarts keren; ga heen en zeg de ridders dat ge mij gevonden hebt en breng ze met u hier en hij deed alzo. En toen die ridderen daar kwamen groetten ze Vienna en zeiden haar hoe dat die dauphin haar vader haar de hele wereld door liet zoeken. En daarna begonnen ze haar te troosten en zeiden haar toen dat haar vader haar niets misdoen zou want hij zal zo blij zijn als hij u zien zal zodat zijn toorn geheel vergeten zal. En meteen ging ze te paard en leidde de kapellaan mede omdat hij haar voor haar vader verontschuldigen zou en zei hem hoe ze van haar lichaam noch net en zuiver was.


Hoe ende in wat manieren dat die schone vienne wederom thuys quam tot haren heer vadere den dolphijn. ende hoe datse de cappellaen ontschuldichde [d2r]

DIe hystorie die seit als vienna voir haren vader gecomen was, was hi seere tonvreden Niet te min. vienne viel neder met beide haer knyen ter aerden. ende sprac al wenende aldus Mijn geduchtighe vader ic sye ende bekenne wel hoe dat ick mi groteliken mesgrepen hebbe teghens v. dies ic hebbe seer groot mishagen. mer dwase minne heeft mi daer toe ghebrocht. dat ic hebbe moeten minnen den ghenen dies wel waerdich was gemint te werden vander meester vrouwen van al vranckerijke, gemerct die liefde die in hem is. want ick meyne dat in alle die werelt sijns ghelijck niet en is Ende oec ick vermoede wel dat ick nyet deerste en ben die bi sulcker manieren ghemist heeft. waeromme seer geduchtige vader ick ben in uwer ghenaden. wreecket ouer my tuwer ghelieften, also dattet my sij een castijement ende anderen een exempel. Niet te min: ick wille wel dat ghi weet ende swere v dat bij gode ende mijnre sielen dat ick van mijnen liue alsoe suuer ben als ick was den iersten dach doen ick van hier schiet Syet hier dese capellaen die mach v die wairheyt daer af segghen. Doe ghinc hem die capellaen vertellen, hoe dat sy met drie mans quam vanden welken deen een seer schoon ionc riddere was. die ic meyne dat int passeren ende doirliden van eender riuieren verdroncken was. [d2v] ende die twee ioncfrouwen waren te minen huyse ende sliepen bi malckanderen. ende die ridder sliep bi mij. ende die twee ander mans sliepen inden stalle biden paerden Als sie dolphijn dese nieumare verstont was hijs te bat te vreden hoe wel hijs gheenen schijn en dede. ende gaf den cappellaen ghelt ende goet weder mede thuyswaert te keerene. Daer na nam die dolfijn viennen metter hant. ende leydese in die camer daer haer moeder van ongenuechten siec was. ende al daer straften sijse ende ysabelen mede. maer ysabeele seide hem, hoe dat vienne al noch so suuer was van lichame. als si was des eersten daechs dat sy van daer schiet Och sprack die dolphin. wat groter scaemten ende schoffiericheit hebt ghy ons aenghedaen alle die werelt dore. Ick gheloue v dat alle die ghene dyer ouer gheweest hebben selent becoopen. ende besonder die arghe ende quade verradere parijs die van alle dese wercken oersake is. mach ick hem emmermeer gecrighen ick sallen den honden doen verschoren. ende ghi twe en sulles niet af wesen sonder penitencie ende groot liden Doen sprack vienne al weenende. ic sye ende mercke wel dat ghi inden wille hebt mij vele zwaer lidens aen te doene. ende dat mijns leuens niet langhe wesen en sal. Ende daerom so zweer ick v in gansscher trouwen. dattet negeen man ter werelt en is. die ic so begere ende lief hebbe als den ghenen die ghi so dreyghet. want op hem hebbick ghestelt alle myn herte ende mijn ghedachte. sonder emmermeer af te laten. doet ghi mi corttelinghe aen mijn penitencie so vele te cortter mach mi myn doot wesen. want ick ben bereet doer hem ende syn liefte te steruene Mettyen so schoot die dolfin uter cameren seer onwerdelijc. ende beual datmen parijs vader in een quade gevanckenisse steken soude. Ende datmen hem alle syn goet name. ende datmen viennen ende ysabelen sluten soude in een camer ende datmen hem soberlijken teten ende te drincken gaue. ende daer warden sy langhen tijt inne ghehouden, maer al dat vienne droomde was van parijse Ende als sy gheraecte te sprekene met eduwaerde parijs gheselle bat sy hem dat hi woude vernemen na eenighe tijdinge van paryse. ende dat hijt haer liet te weten. Ende in deser manieren leyde vienne haer leuen in groter ongenuechten.

Hoe en in wat manieren dat die mooie Vienna wederom thuiskwam tot haar heet vader de dauphin en hoe dat de kapelaan haar verontschuldigde. [d2r]

De historie die zegt dat toen Vienna voor haar vader gekomen was toen was hij zeer ontevreden. Niettemin viel Vienna neer met beide haar knien ter aarde en sprak al wenende aldus; Mijn geduchte vader, ik zie en beken wel hoe dat ik me zeer misgrepen heb tegen u, dus heb ik zeer groot mishagen, maar dwaze minne heeft me daartoe gebracht dat ik heb moeten minnen diegene die het wel waard was gemind te worden van de meeste vrouwen van heel Frankrijk, gemerkt de liefde die in hem is. Want ik meen dat in de hele wereld zijn gelijke niet is. En ook vermoed ik wel dat ik niet de eerste ben die bij zulke manieren gemist heeft. Waarom zeer geduchte vader, ik in uw genade ben, wreek over mij tot uw gelieven alzo dat het me een kastijding is en voor anderen een voorbeeld. Niettemin: ik wil wel dat ge weet en zweer dat bij God en mijn ziel dat ik van mijn lijf alzo zuiver ben zoals ik de eerste dag was toen ik hiervan scheidde. Ziet hier deze kapellaan die mag u daarvan de waarheid zeggen. Toen ging hem de kapellaan vertellen hoe dat ze met drie mannen kwamen waarvan de ene een zeer mooie jonge ridder was waarvan ik meen dat die in het passeren en doorgaan van een rivier verdronken was. [d2v] Die twee jonkvrouwen waren tot mijn huis en sliepen bij elkaar en die ridder sliep bij mij en die twee ander mannen sliepen in de stal bij de paarden. Toen de dauphin dit nieuws verstond zo was hij beter tevreden, hoe wel hij het niet schijnen liet en gaf de kapellaan geld en goed om weer mee naar huis te keren. Daarna nam de dauphin Vienna bij de hand en leidde haar in de kamer daar haar moeder van ongenoegen ziek was en al daar straften ze haar en Isabella mede. Maar Isabella zei hem hoe dat Vienna al noch zo zuiver was van lichaam zoals ze was de eerste dag toen ze vandaar scheidde. Och, sprak de dauphin, wat grote schaamte en schoffering hebt ge ons aangedaan de hele wereld door. Ik beloof het u dat al diegene die over u geweest zijn het zullen bekopen en vooral die erge en kwade verrader Paris die van alle deze werken oorzaak is. Mag ik hem immermeer krijgen zal ik hem door de honden laten verscheuren en gij twee zullen er niet van af komen zonder penitentie en groot lijden. Toen sprak Vienna al wenende, ik zie en merk wel dat gij de wil hebt mij veel zwaar lijden aan te doen en dat mijn leven niet lang zal wezen. En daarom zo zweer ik u in ganse trouw dat er nee geen ter wereld is die ik zo begeer en lief heb dan diegene die gij zo dreigt want op hem heb ik al mijn hart gesteld en zonder mijn gedachte er immermeer af te laten. Doet ge mij gauw aan mijn penitentie zoveel te korter mag me mijn dood wezen want ik ben bereid door hem en zijn liefde te sterven. Meteen zo schoot de dauphin uit de kamer zeer onwaardig en beval dat men Paris vader in een kwade gevangenis steken zou. En dat men hem al zijn goed nam en dat men Vienna en Isabella opsluiten zou in een kamer en dat men hen sober te eten en te drinken gaf. Daar werden ze een lange tijd in gehouden, maar alles dat Vienna droomde was van Paris. En toen ze geraakte te spreken met Eduard, Paris gezel, bad ze hem dat hij wilde vernemen naar enige tijding van Paris en dat hij het haar liet te weten. En op deze manier leidde Vienna haar leven in groot ongenoegen.

ALs vienne aldus een lange wile ghelegen hadde dachte die dolfijn dat sy voirtane ghenoech ghecastijt ware. ende ordineerde dat hise wt laten soude. ende gheuen haer eenen man. ende also stelde hise weder in haren eersten staet. des alle thof seer blide was. ende sonderlinghe eduwaert paris geselle Ende binnen cortten daeghen screef die dolfijn den graue van vlaenderen hoe hi sijn dochter hilijcken woude hem biddende dat hi hem raet daer op gheuen woude. want hijen daer mede belaste Ende hoe wel dat vienne uter ghevanckenisse was So en conste haer nochtans therte niet verlichten. maer bleef stedeuast in rouwen ende groten druc. om dies [d3r] wille dat sy niet en wiste, weder parijs haer lief leuende oft doot was. Als die dolfijn dat aensach. so seide hi tot viennen aldus. o mijn lieue dochter hoe gelaet ghi v aldus droeue. doet v seluen vrede. want ic en dencke niet meer opt tgheene des gheschiet is. wes ghi van mi begheert sal v geschieden Doen antwoerde vienne die alsnoch parise haer lief niet vergheten en hadde. Eerweerde vader waer ick des sekere dat v verbij ware ende vergheten tghene des ghesciet is ick soude te bat te vreden wesen. maer ick houde sekerlick dat ghijs blijft ghedenckende. want ghi houdt alnoch ghevanghen ligghen heer iacob paris vader. die van alle desen wercke noch sake noch oecsuyn en is. gheliefde v my te doene de gracie als dat ghijen ontsloecht ende gaeft hem weder sijn goet, so soudic blide wesen Die dolphijn sprac dattet hem wel te wille waer, ghelijck sy seyde. Ende eensgancs dede die dolfin heer iacob ontslaen. ende hem syn afghenomen goet wederkeeren. des heer iacob seer blijde was. want hadde hijer yets langher in ghebleuen ghehadt. hi ware ghestoruen van gebreke. want hij en hadde niemande die tot hem sach dan alleen eduwaert. die welcke hem trooste ende te helpen quam so hi best mochte Vienne was seere blijde dat heer iacob ontslaghen was: nochtans alle haer verbliden ende vermaken was alleenlick als sij mocht spreken met eduwaerde van haren lieuen parise. ende also leydde sij haren tijt ten besten dat sy conste

ALs die graue van vlaenderen ouerlesen hadde den brief dye hem biden dolfijn gesonden was. inhoudende dat hij vienne sijnder dochteren die van xv. iaren oudt was, eenen man gheuen woude. Soe riet hij den dolfijn haer te gheuene enen van desen tween. te wetene tsheroghen sone van bourgoendien, die doe groten naem hadde in vranckerijcke. oft sconincs sone van enghelant Ende ontboet den dolfijn dat hi hem liet weten welck van tween dat hi liefste hadde. niet tegenstaende dien dat hem dochte dat shertogen zone van bourgoendien de beste ware voer hem. want hi den coninc daer aen groote liefde doen soude. Na vele handelinghen van desen. ende dat die dolfyn verstont dat thuwelijck van shertogen sone van bourgoendien sinen neue alder best aenstont So moeyde hem die graue dies huwelijcks so verre dattet volquam.

Toen Vienna aldus een lange tijd gelegen had dacht de dauphin dat ze voortaan genoeg gekastijd was en ordineerde dat hij haar eruit zou laten en haar een man geven. Alzo stelde hij haar weer in haar eerste staat, dus was het hele hof zeer blijde en vooral Eduard, Paris gezel. En binnen korte dagen schreef de dauphin aan de graaf van Vlaanderen hoe hij zijn dochter huwelijken wilde en bad hem dat hij hem daarop raad geven wilde want hij belaste hem daarmee. En hoewel dat Vienna uit de gevangenis was zo kon ze nochtans haar hart niet verlichten, maar bleef steevast in rouw en grote droefheid omdat [d3r] ze niet wist of Paris haar lief leefde of dood was. Toen de dauphin dat aanzag zo zei hij tot Vienna aldus; o mijn lieve dochter hoe gelaat ge u aldus droevig, doe u zelf vrede want ik denk niet meer aan datgene dat geschied is, wat ge van mij begeert zal u geschieden. Toen antwoorde Vienna die als noch Paris haar lief niet vergeten had; Eerwaarde vader, was ik dus zeker dat het bij u voorbij en vergeten was hetgeen dat er geschied is dan zou ik te beter in vrede wezen, maar ik hou het voor zeker dat hij het blijft gedenken want ge houdt als noch gevangen liggen heer Jacob, Paris vader, die van al dit werk noch zaak noch gelegenheid is. Gelieft u me te doen gratie als dat gij hem ontsloeg en gaf hem weer zijn goed dan zou ik blijde wezen. Die dauphin sprak dat het hem wel te wille was, gelijk hij zei. En gelijk liet de dauphin heer Jacob ontslaan en hem zijn afgenomen goed teruggeven. Dus was heer Jacob zeer blijde want had hij er iets langer in gebleven dan was hij gestorven van gebrek want hij had niemand die naar hem keek dan alleen Eduard die hem troostte en te hulp kwam zo goed hij kon. Vienna was zeer blijde dat heer Jacob ontslagen was. Nochtans alle haar verblijden en vermaken was alleen als ze mocht spreken met Eduard van haar lieve Paris en alzo leidde ze haar tijd ten beste dat ze kon.

Toen de graaf van Vlaanderen overlezen had de brief die hem van de dauphin gezonden was die inhield dat hij Vienna zijn dochter die 15 jaren oud was tot een man wilde geven. Zo raadde hij de dauphin aan haar te geven een van deze twee, te weten de zoon van de hertog van Bourgondi die toen een grote naam had in Frankrijk. Of de koningszoon van Engeland. En ontbood de dauphin dat hij hem liet weten welke van die twee dat hij het liefste had. Niet tegenstaande die dat hij dacht dat de zoon van de hertog van Bourgondi de beste was voor hem, want hij zou de koning daarmee grote liefde doen. Na vele verhandelingen van deze en dat de dauphin verstond dat het huwelijk van de zoon van de hertog van Bourgondi, zijn neef, het aller beste aanstond. Zo bemoeide zich de graaf van het huwelijk zo ver zodat het gereed kwam.


Hoe ende in wat manieren dat parijs eduwaerde synen gheselle van synen state ontboet. [d3v]

NV so houden wi op hier af meer te sprekenne. ende keren ons redenen weder tot paris die sijn leuen seer druckelic leyde in de stadt van geneuen die wijle dat men van desen huwelic tracteerde doer de liefde die hi te viennen weert droech. hij gedeech so deuoet ende oetmoedich teghens gode dattet een wonder was. ende also dat hem alle tvolc vander stadt lief gecrech ende hielden voer enen edelen man. segghende dattet daer sonder niet wesen en mochte hi en moest eens groot heeren sone wesen Parijs die creech seer groot verlanghen na viennen. ende hoe dattet met harer auentueren vergaen mocht wesen Ende ordineerde hieromme twee brieuen: den eenen aen synen vader. ende den anderen aen synen gheselle eduwairt. vanden welcken syns vaders brief luyde aldus

HArde lieue ende eerweerde heer vadere v ghelieue te weten hoe dat ic ben in groten dogen ende seer bedruct van mijnder crancker auentueren. ende also woen ic alleen te geneuen in een casteel beroeft van allen vruechden ende solaze der werelt. want al myn gepeys is te dienen gode ende onser vrouwen. ende en meyn niet dat ghi mi oec emmermeer sien sult. want ic wille gaen pelgrymagie alle die werelt dore. Ende oft gebuerde dat ic storue eer ghi mi weder gesaecht. so biddic v dat ic emmers niet steruen en moet in uwen euelen moet. maer wilt mi myn misdaet vergheuen. [d4r] ende geeft my uwe benedictye. Ic bidde v dat ghi mynen lieuen broeder ende gheselle eduwaert in mijnen name ontfangen wilt. ende dat hy v sy gherecommandeert als zone in dye stede van my. also wel in uwe erflicheyt als in anderen dinghen. Die heylige geest sy met v. Ghebiet mij tot mijnre vrouwen moedere

Hoe en in wat manieren dat Paris zijn gezel Eduard van zijn staat ontbood. [d3v]

Nu zo houden we op hiervan meer te spreken en keren onze redenen weer tot Paris die zijn leven zeer bedroefd leidden in de stad Geneve in de tijd dat men dit huwelijk handelde door de liefde die hij tot Vienna waart droeg. Hij gedroeg zich zo devoot en ootmoedig tegen God dat het een wonder was alzo dat het al het volk van de stad hem lief kreeg en hielden hem voor een edele man en zeiden dat het daar zonder niet wezen mocht, hij moest de zoon van een grote heer wezen. Paris die kreeg zeer groot verlangen naar Vienna en hoe dat het met haar avonturen vergaan mocht wezen. En ordineerde hierom twee brieven: de ene aan zijn vader en de andere aan zijn gezel Eduard waarvan zijn vaders brief luidde aldus;

Erg lieve en eerwaarde heer vader u gelieve te weten hoe dat ik ben in groot gedogen en zeer bedroefd vanwege mijn zwakke avontuur en alzo woon ik alleen te Geneve in een kasteel beroofd van alle vreugden en solaas van de wereld. Want al mijn gepeins is te dienen God en onze vrouw en meen niet dat gij me ook immermeer zal zien want ik wil pelgrimage gaan doen de hele wereld door. En als het gebeurde dat ik stierf eer ge me weer zag zo bid ik u dat ik immers niet sterven moet in uw euvele moed, maar wilt ge mijn misdaad vergeven [d4r] en geef mij uw zegen. Ik bid u dat gij mijn lieve broeder en gezel Eduard in mijn naam ontvangen wil en dat hij u aanbevolen is als zoon in plaats van mij alzo wel in uw erfelijkheid als in anderen dingen. Die heilige geest zij met u. Gebiedt mij tot mijn vrouw en moeder.

Dit is dinhout vanden brieue die hy seynde sijnen trouwen gheselle eduwaerde.

BEsonder lieue broeder ende vrient eduwaert. die crancke auentuere van parijs die werdt verladen met allen crancken geluck Ic paris groet v alsoe seer als ic mach ende can Ghelijck als wij pleghen malckanderen te scriuen brieue van minnen ende van ridderschapen. soe beualt mi nv te scriuene brieuen van bitterheiden ende van crancker auentueren. want helacen ick ongeluckich ben alleen in vremden landen, ende verdreuen van allen ghenuechten. peynsende dach ende nacht op die schoone vienne want ick duchte datse om mijnen wille sterflijcke smerte geleden heeft. Ende ick segghe v ouerwaer wiste ick int sekere datse om mijnen wille in alsulcken swaren verstranghen ende lijdene gheweest waer. ick soude my seluen bederuen. want ick ben weerdich daeromme alleene ende niemant anders te lidene. Ende hieromme soe bidde ick gode ende allen sinen heylighen dat syse doch behueden willen van allen quade. ende haer verleenen voerspoet in allen eeren ende goede. ghelijc sy wel ende sonder twifel weerdich is ende ick des beghere Mijn alder liefste broeder ende gheselle. tghene des ick beghere bouen alle dinck is ten eersten male dat ghi der lieuer viennen segghen wilt, hoe dat ick alnoch leuende ben te geneuen leyddende al dair mijn leuen in soe grooten drucke ende verdriete. dat ick duchte dat ict besteruen sal, om dat ick haren liefliken persoen deruen moet. ende dat mij mijn auentuere aldus cranckelijcken veruolcht Ende niet te min. bidt doch haer van mijnent weghen vriendelycken dat sijt my vergheuen wille alle tghene datse om mijnen wille so onverdientlicken gheleden heeft. och god weet mijn herte ende in wat tribulacien dat ick leue Nae dien dat gode ons voirnemen niet ghelieft en heeft, so behorent wi in paciencyen te verdragen. Ick bidde v dat ghi haer wilt seggen, dat sy gheenen man nemen en wille tot dat sye hoe dat ons auentuere eynden sal. Voerdane myn lieue broeder ende gheselle ick bidde v dat ghi mynen vader ende moeder vermaken wilt. ende dat ghi hem wesen wilt gelijc een sone. want gemerct die vrientscap die wi altijt tsamen gehadt hebben, so heb ic mijnen vader ende moeder ghescreuen dat sy in de stede van mi v nemen ende ontfangen willen voir haren sone. ende dat si v na hem haer erfghenaem maken willen Hierom bidde ic v mijn lieue broeder dat ghi hem gehoirsam ende onderdanich wesen wilt ende ghi sulles te bat hebben. Ende oft ghi mi bi auentueren wederom scriuen wilt soe bestelt den brief in [d4v] mijns heer vaders huys. die heylighe gheest wil v behueden. Desen brief gaf hi eenen loopere die binnen cortten tyden in dolphinoys was. ende daer gaf hi desen brief al heymeliken den goeden riddere eduwairde Doen eduwaert desen brief ontfanghen hadde ende wiste dat paris leuende was. verblide hi hem so seere dattet niet en ware te vertellen Hi behielt den looper tsijnent op dats de dolphijn niet vernemen en soude Ende als hi sijnen brief ouerlesen hadde, so ghinck hi tot heer iacob paris vadere. ende seide hem hoe dat hi hem tijdinghe brachte van paris synen zone. Heer iacob en conste niet versaden den brief te lesen van groter genuechten Daer na als hi den brief tsynen passe genoech ghelesen hadde so badt hi eduwaerde dat hi hem int lange ouerscriuen woude alle tgheene dat hem na syn vertrecken ghebuert was: hier nae ghinck eduwaert totter schoonre viennen die hi seer droeuich vant peynsende op haren lieuen paris. haer segghende aldus. Eerwerde vrouwe hoe sijt ghi in desen punte. Ende vienne antwoerde Helaes ick hebbe wel redenen bedruct te wesen. want mijn herte blyft nacht ende dach peynsende op mijnen goeden ridder parijs. want ic niet en weet weder hi leuende oft doot is. na hem en lust mi niet te leuene. Woude mi onse heere god anders syn gracie doen dat ic mocht weten op dat hy noch leeft in wat lande dat hi wesen mach. op dat ic hem een luttel ghelts seynden mochte om te onderhoudene synen persoen. Doen sprac eduwaert. vrouwe wat suldi mij gheuen dat ic v van hem goede niemare segghe ende die warachtich Vienne antwoirde. bi mynder trouwen ten is gheen dinck ter werelt dat ick behouden mijnre eeren v daer voer weygheren woude. Doen seide eduwaert Siet hier eenen brief die hi my gesonden heeft Sy deden open. ende dien ghelesen hebbende. was sy so blide, dattet scheen datse gode onsen heere ghenaeckt hadde. Ende voerwaer die blijschap die si hadde in thertte, scheen haer wel int aenschijn Want sy noyt alsoe en gheliet syndert datse met parijse haren lieuen vrient ewech track. Ende als die blischap langhe ghenoech geduert hadde. so hiesch eduwairt den brief wederomme om parijse daer op antwoerde te scriuene Vienne seyde voerwaer mi ghelieft wel dat ghi hem antwoerde scrijft maer den brief moet mi wedercomen. Doen seide eduwaert. mijn vrouwe en hebt ghi mi niet gheloeft te geuene alle dat ic v heysschen soude. Iae ick sprack sy. Doe seyde eduwaert wederom. ick en wille niet anders dan dat ghi mi mijnen brief weder gheeft Sy antwoerde hem aldus Van nv voerdane en vermaent my niet van dien brieue. want ick v alsoe lief mijn leuen gaue. maer gelieft v yet anders te heysschene dat is my lief Ende hier na ordineerde eduwairt wederom eenen brief aen parijse in deser manieren

Dit is de inhoudt van de brief die hij zond tot zijn trouwe gezel Eduard.

Bijzondere lieve broeder en vriend Eduard. Dat zwakke avontuur van Paris die werd verladen met alle zwakke geluk. Ik, Paris, groet u alzo zeer als ik mag en kan. Gelijk als wij plagen elkaar brieven van minne te schrijven en van ridderschap zo bevalt het me nu brieven van bitterheid te schrijven en van zwakke avonturen want helaas ik ben ongelukkig en alleen in vreemde landen en verdreven van alle genoegens en peins dag en nacht op die mooie Vienna want ik vrees dat ze vanwege mij sterflijke smart geleden heeft. En ik zeg u voor waar, wist ik zeker dat ze vanwege mij in al zulke zware en sterk lijden geweest was, ik zou me zelf bederven want ik ben het waard daarom alleen en niemand anders te lijden. En hierom zo bid ik God en al zijn heiligen dat ze haar toch behoeden willen van alle kwaad en haar voorspoed verlenen willen in alle eer en goed gelijk ze wel en zonder twijfel waard is en ik dus begeer. Mijn aller liefste broeder en gezel, hetgeen dat ik begeer boven alle dingen is ten eersten maal dat gij de liever Vienna zeggen wil hoe dat ik als noch levend ben en te Geneve aldaar mijn leven leidt in zoՠn grote droefheid en verdriet zodat ik vrees dat ik het besterven zal omdat ik haar lieflijke persoon derven moet en dat me mijn avontuur aldus zwak vervolg. En niettemin bidt toch haar vanwege mij vriendelijk dat ze me vergeven wil al hetgene dat ze vanwege mij zo onverdiend geleden heeft. Och God weet mijn hart en in wat tribulatie dat ik leef. Nadien dat God ons voornemen niet geliefd heeft zo behoren we het in geduld te verdragen. Ik bid u dat ge haar wil zeggen dat ze geen man nemen wil totdat ze hoort hoe ons avontuur eindigen zal. Voortaan mijn lieve broeder en gezel, ik bid u dat gij mijn vader en moeder vermaken wilt en dat ge hen wezen wil gelijk een zoon. Want gemerkt de vriendschap die we altijd tezamen gehad hebben zo heb ik mijn vader en moeder geschreven dat ze in plaats van mij u nemen en ontvangen willen voor hun zoon en dat ze u na hem erfgenaam maken willen. Hierom bid ik u mijn lieve broeder dat ge hen gehoorzaam en onderdanig wil wezen en ge zal alles te beter hebben. En als ge me bij avonturen wederom schrijven wil zo beste de brief in [d4v] mijn heer vaders huis, de heilige geest wil u behoeden. Deze brief gaf hij een loper die binnen korte tijden in de Dauphinois was en daar gaf hij deze brief al heimelijk de goede ridder Eduard. Toen Eduard deze brief ontvangen had en wist dat Paris levend was verblijde hij zich zo zeer dat het niet te vertellen was. Hij behield de loper bij hem opdat het de dauphin niet vernemen zou. En toen hij zijn brief overlezen had zo ging hij tot heer Jacob, Paris vader, en zei hem hoe dat hij hem tijding bracht van Paris zijn zoon. Heer Jacob kon zich niet verzadigen de brief te lezen van grote genoegen. Daarna toen hij de brief tot zijn pas genoeg gelezen had zo bad hij Eduard dat hij hem in het lange overschrijven wilde al hetgene dat hem na zijn vertrek gebeurd was. Hierna ging Eduard tot de mooie Vienna die hij zeer droevig vond peinzen op haar lieve Paris en zei haar aldus. Eerwaarde vrouwe, hoe bent ge in dit punt. En Vienna antwoorde; Helaas, ik heb wel redenen bedroefd te wezen want mijn hart blijft nacht en dag peinzen op mijn goede ridder Paris want ik weet niet of hij leeft of dood is, na hem lust me niet te leven. Wilde mij onze heer God anders zijn gratie doen zodat ik mocht weten opdat hij noch leeft en in wat land dat hij wezen mag opdat ik hem wat geld zenden mocht om zijn persoon te onderhouden. Toen sprak Eduard; vrouwe, wat zal je mij geven dat ik van hem goed nieuws zeg en dat waarachtig. Vienna antwoorde, bij mijn trouw, er is geen ding ter wereld dat ik behouden mijn eer u daarvoor weigeren wil. Toen zei Eduard. Ziet hier een brief die hij mij gezonden heeft. Ze deed het open en toen ze die gelezen had was ze zo blijde of ze God onze heer genaakt had. En voorwaar die blijdschap die ze in het hart had scheen haar wel in het aanschijn. Want ze gedroeg zich alzo nooit sinds dat ze met Paris haar lieve vriend wegtrok. En toen die blijdschap lang genoeg geduurd had zo eiste Eduard de brief wederom om Paris daarop een antwoorden te schrijven, Vienna zei; voorwaar mij gelieft het wel dat ge hem antwoord schrijft, maar de brief moet mij wederkomen. Toen zei Eduard; mijn vrouwe hebt ge mij niet beloofd te geven alles dat ik eisen zou. Ja ik, sprak ze. Toen zei Eduard wederom; ik wil niets anders dan dat ge me mijn brief teruggeeft. Ze antwoorde hem aldus; Van nu voortaan vermaan me niet van die brief want ik gaf u alzo lief mijn leven, maar gelieft u iets anders te eisen dat is me lief. En hierna ordineerde ze Eduard wederom een brief aan Paris in deze manier.


Hoe eduwaert parise synen geselle antwoerde ouerscreef in de stadt van geneue. [d5r]

HArde lieue bruedere vrient ende gheselle. v vader ende moeder doen v seer groeten, die welcke doer v geleden hebben vele quaets ende groote pyne. ende bijsonder v vader die een lange wile inder gevauckenissen geweest heeft, ende so was hem afgenomen alle sijn goet. Ende bouen alle die suldi weten hoe vienne uter maten seer blijde was als sij verhoirde dat ghi noch leuende waert datz niet te scriuenne en ware. want alle hair vermaken stont alleen op eenighe tijdinghe van v te hoorenne. ende sij ghebiet hair tuwerts so seer als si emmermeer mach. ende si heeft groote begherte v te siene. ende bidt v dat ghi v niet ververren en wilt van hair noch van deser contreyen. ende dat ghi haer doch dicwille van uwen state scriuen wilt. Ende sy seyndt v enen wissel van .iij. dusent cronen daer ghy v mede vermaken sult, want alle haer hope staet op v Ende weet oeck dat mense inder gheuanckenissen ghehouden heeft een lange wile, maer gode lof sy isser weder vte. uwen brief dien heb ic hair laten sien ende oyt syndert soe heeft syen gehouden ghehadt. alsoe dat icken nie weder ghecrighen en conste. ende seide my datse lieuer hadde te verliesene alle tghene dat sy hadde. dan alleen dien brief Ende weet oeck dat die dolfyn tracteert van haer eenen man te gheuene, te weten shertogen sone van bourgoendien. ende hoept van dage te daghe dattet voert gaen sal Niet te min. na dat ghene dat mi vienne geseit heeft so en betrouwe ick hair nemmermeer datse eenen anderen man nemen sal dan v. [d5v] daerom leeft blijdelicken op hope Myn lieue broeder ick danck v so seer als ick emmermeer dancken mach vander presentacien die ghi mi gedaen hebt V siele behoude god onse here. den welcken ick bidde dat hi v in sijn gracie nemen wille Doen dese letteren ghescreuen waren langdese eduwaert eenen lopere die terstont dese letteren droech te geneuen tot den ridder parijs

ALs hi desen brief gesien hadde ende dat hi wiste dat vienne gheuangen was geweest was hi te mael seer tonvreden ende vermalendide den dolfijn haren vader segghende aldus. O wreet ende onbekent vadere hoe heeft v herte dat connen gedogen te houden geuangen alsulcken edelen creatuere die vol is alre duecht. sij en is geen sake van desen stucke mer tis alleen myn werck. ende daerom behoor ic te liden ende niemant anders. och hoe en gaf dat god niet dat ic voer haer geuangen gheweest hadde. o schone vienne wat redenen hebt ghi doer mi also vele geleden te hebben Ende als hi hier na sach dat sy wederomme in haren iersten punte was. soe was hy te bat te vreden Ende doen hi den wissel vant die hem vienne seynde: huerde hi een schoon huis ende cleede hem rijckeliken ende maeckte kennisse ende vrientscap metten besten vander stadt also dat sij hem alle groote eere bewesen. ende altijt wies hem syn liefde te viennen waert. ende en was noyt maent sy en screuen malckanderen brieuen. dinhout vanden welcken te vele lanc waer al hier te verhalen.

Hoe Eduardzijn gezel Paris antwoord overschreef in de stad van Geneve. [d5r]

Erg lieve broeder, vriend en gezel, uw vader en moeder doen u zeer groeten die door u geleden hebben vele kwaads en grote pijn en vooral uw vader die een lange tijd in de gevangenis geweest heeft en zo was hem afgenomen al zijn goed. En boven alles zal je weten hoe Vienna uitermate zeer blijde was toen zij hoorde dat ge noch in leven was wat niet te beschrijven is. Want al haar vermaken stond alleen op enige tijding van u te horen en zij gebiedt tot uw waart zo zeer als ze immermeer mag en ze heeft grote begeerte u te zien en bid u dat ge u niet bang maken zal van haar noch van deze contreien en dat ge haar toch vaak van uw staat schrijven wilt. En ze zend u een wissel van 3000 kronen waarmee ge u vermaken zal want al haar hoop staat op u. En weet ook dat men haar in de gevangenis gehouden heeft een lange tijd. Maar God lof, ze is er weer uit. Uw brief die heb ik haar laten zien en ooit sinds zo heeft ze die gehouden gehad alzo dat ik het niet terug krijgen kon en ze zei me dat ze liever had te verliezen al hetgeen dat ze had, dan alleen die brief. En weet ook dat de dauphin onderhandelt van haar een man te geven, te weten de zoon van de hertog van Bourgondi en hoopt van dag tot dag dat het voort zal gaan. Niettemin na datgene dat me Vienna gezegd heeft zo vertrouw ik erop dat ze nimmermeer een andere man nemen zal dan u. [d5v] Daarom leef blijde op hoop. Mijn lieve broeder ik dank u zo zeer als ik immermeer danken mag van de presentatie die ge mij gedaan hebt. Uw ziel behoudt God onze heer die ik bid dat hij u in zijn gratie aannemen wil. Toen deze brieven geschreven waren verlangde Eduard een loper die terstond deze brieven droeg naar Geneve tot de ridder Paris.

Toen hij deze brief gezien had en dat hij wist dat Vienna gevangen was geweest was hij helemaal zeer te onvreden en vermaledijde de dauphin haar vader en zei aldus; O wrede en onbekende vader, hoe heeft uw hart dat kunnen gedogen te houden gevangen al zulk edele creatuur die vol is van alle deugd. Zij is geen zaak van dit stuk, maar het is alleen mijn werk en daarom behoor ik te lijden en niemand anders. Och hoe gaf dat God niet dat ik voor haar gevangen geweest was. O mooie Vienna, wat redenen hebt ge door mij alzo veel geleden te hebben. En toen hij hierna zag dat ze wederom op haar eerste punt was zo was hij te beter tevreden. En toen hij de wissel vond die Vienna hem zond huurde hij een mooi huis en kleedde zich rijk en maakte kennis en vriendschap met de besten van de stad alzo dat ze hem allen grote eer bewezen. En altijd groeide hem zijn liefde te Vienna waart en er was nooit een maand of ze schreven elkaar brieven waarvan de inhoud veel te lang was al hier te verhalen.


Hoe des hertogen sone van bourgoendien quam om viennen te trouwen [d6r]

DIe historie die seit nv als die graue van vlaendren thuwelijck gemaect hadde. van des hertoghen sone van bourgondien so sette hi synen sone op te peerde met geselscape. ende dede den dolfyn te wetenne dat hi hem bereet maken soude van allen des hi behoefde. Als die dolphijn hoorde dat die ghene die hi so seer beminde comen soude. was hi bouen maten seer blide. ende dede bereeden seer grote costelicheden Hier binnen soe dede dye hertoghe van bourgoendien synen sone oec toe maken van peerden ende volcke, dattet schoone was ende genuechlik om siene Ende alsoe seynde hijen totten graue van vlaenderen dien ontfinc met grooter blischap ende weerdicheden twee daghen lanck gheduerende. ende daer na gaf hi hem mede synen sone ende seyndede also totten dolfyn. Ende als die dolphin haer coemste vernam soe dede hi grote cierlicheyt bereyden. Ende als sy quamen op een dachuaert na viennen so quam hem die dolphijn te ghemoete met vele ridderscaps ende ontfincse met grooter blyschappen. Niet te min. al eer die dolphijn bi des hertoghen sone van bourgoendien quam, so ghinc hi ende syn huysvrouwe in viennens camere seggende aldus O mijn schoon dochter. het heeft ghelieft gode onse heere dat ick ende v moeder vij. iaren lanc tsamen ghewoent hebben ghehadt. sonder dat wi eenige oorye vercregen. ende alst quam in .viij.ste iaer so verblide ons here god mit v daer alle onse herte op staet. want wy en hebben sone noch dochtere anders dan v. ende en verbeidender oec niet meer te hebben, anders dan doer v. So is waer gelijc het gode gelieft dat wi v willen versamen tot enen seer weerden huwelic dat ons vter maten wel behaecht. ende segghen v voerwair dat des conincs dochter van vranckerijc seer begeert heeft te hebben. den genen die ghi hebben sult. want god ons here die heeftem begaeft met soe vele duechden als in eenighen ridder wesen mach Ende zoe hebben wi bi den wille gods ende der maecht marien sijnre lieuer moeder gemaect een huwelic van shertogen sone van bourgoendien ende van v. ende bidden v hierom dat ghijer v toe gheuen wilt ende tselue huwelic van weerden hebben. Doen antwoerde vienne haren vader Eerweerde vadere ende heere ick weet ende bekenne wel waert sake dat mijn profijt ende weluaren niet en wair ghy en haddes niet ghedaen Mer niet te min al yst dat ic gecomen ben tot ouder om te mogen huwen. ende dat ic bi dien huwelijk vereerbaert soude wesen meer dan ic weerdich ben: so en sal ic mynochtans alnoch tot geenen huwelic geuen. hebben wi desen niet so selen wi op dat god wille ghecrighen enen anderen aldus goet oft beteren. Ende myn lieue vader en denct niet dat ic dit segge teniger ontscult. mer het is nu xiiij dagen dat ic seer qualicken ghestelt ben geweest van mijnen persone. ende dat hout mi dat ic in geenen dinghen ghenuechte genemen en kan. want ic hebbe geloeft gode genen man te nemen also lange als ic in desen punte ben: noch desen noch eenigen anderen Die dolfijn peynsde dat vienne dit wt scaemten geseit hadde ende also bleef hi haer daer met quellende [d6v] mer sy en wouder haer consent in geenderwijs toe gheuen. want therte droech haer alleen tot parijse

Des anderdaechs smergens quamen shertoghen sone van bourgoendien ende sgreuen sone van vlaendren binnen der stadt van vienne. des de dolfijn seer verblijt was. ende maecten daer wel xiiij. dagen lanc groote feeste met danzen singen spelen ende andere genoechten. Ende duerende dese feeste bat die dolfijn shertoghen sone van bourgoendien. op dat hi gheen achterdencken hebben en soude waerom dat metten trouwene soe langhe vertoghen wert. dat hi hem doch niet en woude den tijt laten verdrieten want inder waerheit sprac hi mijn dochter is so cranck dat sy nauwelic gespreken en kan. ende als sy hier af hoorde. heeftet haer so vreemdt gegeuen dat si van scaemten heeft willen wesen wt hair camer. Des hertoghen soone die welcke dat van goeder trouwen was die geloofde dat lichtelicken Niet te min de dolphijn en hielt niet op noch nacht noch dach syn dochter te betreckenne tot desen huwelicke. Deen reyse met schonen woerden ende danderde reyse met dreyghen. maer emmers en const hise geenssints daer toe ghebrengen dat sij daer toe haer consent ghegeuen hadde

Hoe de zoon van de hertog van Bourgondië kwam om Vienna te trouwen.[d6r]

De historie die zegt, toen de graaf van Vlaanderen het huwelijk gemaakt had van de zoon van de hertog van Bourgondi zo zette hij zijn zoon op te paard met gezelschap en liet de dauphin te weten dat hij zich gereed zou maken van alles dat hij behoefde. Toen de dauphin hoorde dat diegene die hij zo zeer beminde komen zou was hij boven maten zeer blijde en liet bereiden zeer grote kostbaarheden. Ondertussen zo liet de hertog van Bourgondië zijn zoon ook klaar maken van paarden en volk zodat het mooi en genoeglijk was om te zien. En die zond hij tot de graaf van Vlaanderen die hem ontving met grote blijdschap en waardigheden dat twee dagen lang duurde en daarna gaf hij hem mee zijn zoon en zond ze tot de dauphin. En toen de dauphin hun komst vernam zo liet hij grote sierlijkheid bereiden. En toen ze kwamen op een dagreis na Vienna zo kwam hun die dauphin tegemoet met veel ridderschap en ontving ze met grote blijdschap. Niettemin al eer de dauphin bij de zoon van de hertog van Bourgondi kwam zo ging hij en zijn huisvrouw in de kamer van Vienna en zei aldus; O mijn mooie dochter, het heeft geliefd het God onze heer dat ik en uw moeder 7 jaren lang tezamen gewoond hebben zonder dat we enige erfgenaam kregen en toen het kwam in het 8ste jaar zo verblijde ons de heer God met u waarop al ons hart staat. Want wij hebben zoon noch dochter anders dan u en verwachten ook niet meer te hebben, anders dan door u. Zo is het waar gelijk het God gelieft dat we u willen verzamelen tot een zeer waardig huwelijk dat ons uitermate goed behaagt en zeggen u voorwaar dat het de koningsdochter van Frankrijk zeer begeerd heeft te hebben diegene die gij hebben zal. Want God onze heer die heeft hem begaafd met zoveel deugden als er in enige ridder wezen mag. En zo hebben we bij de wil van Gods en de maagd Maria zijn lieve moeder een huwelijk gemaakt met de zoon van de hertog van Bourgondi en van u en bidden u hierom dat gij u er toegeven wil en dat huwelijk van waarde te hebben. Toen antwoorde Vienna haar vader; Eerwaarde vader en heer, ik weet en beken wel was het zaak dat mijn profijt en welvaren het niet was dan had ge het niet gedaan. Maar niettemin al is het dat ik gekomen ben tot ouderdom om te mogen huwen en dat ik bij dat huwelijk meer geerd zou wezen dan ik waard ben: zo zal ik me nochtans al noch tot geen huwelijk begeven. Hebben we deze niet zo zullen we dat op God het wil een andere krijgen aldus goede of betere. En mijn lieve vader, denk niet dat ik dit zeg te enige verontschuldiging, maar het is nu 14 dagen dat ik zeer kwalijk gesteld ben geweest van mijn persoon en dat houdt in dat ik in geen dingen genoegen nemen kan. Want ik heb God beloofd geen man te nemen alzo lang als ik in dit punt ben: noch dezen noch enige anderen. De dauphin peinsde dat Vienna dit uit schaamte gezegd had en alzo bleef hij haar daarmee kwellen, [d6v] maar ze wilde haar toestemming op geen manier daartoe geven want haar hart droeg haar alleen tot Paris.

De volgende dag ‘s morgens kwam de zoon van de hertog van Bourgondi en de zoon van de graaf van Vlaanderen binnen de stad van Vienna, dus was de dauphin zeer verblijd. Ze maakten daar wel 14 dagen lang groot feest met dansen, zingen, spelen en andere genoegens. En gedurende dit feest bad de dauphin de zoon van de hertog van Bourgondi zodat hij geen achterdocht hebben zou waarom dat met het trouwen zo lang uitgesteld werd zodat hij hem toch de tijd niet wilde laten verdrieten. Want in de waarheid sprak hij; mijn dochter is zo zwak zodat ze nauwelijks spreken kan en toen ze hiervan hoorde is het haar zo vreemd geweest zodat ze van schaamte niet uit haar kamer wilde wezen. De zoon van de hertog die van goede trouw was die geloofde dat licht. Niettemin de dauphin hield niet op noch nacht noch dag zijn dochter te betrekken tot dit huwelijke. De ene keer met mooie woorden en de andere keer met dreigen, maar immers kon hij haar daar geenszins toe brengen dat ze tot daartoe haar toestemming wilde geven.

Hieromme dedese die dolfijn leggen te watere ende te broode. maer des en baette al niet. want hoemen hieromme haer meer verdriets aen dede. hoe sij meer verharde in haer voernemen Als die dolfijn dit sach peynsde hij hoe hi shertoghen sone best wederom seynden mochte. want hij beduchte zeere dat hem dit werck ter oren ghecomen mocht hebben op dat hij daer langher ghebleuen hadde. Ende also gaf ende schencte hi hem seer proper iuweelkens die hi hadde. ende seide hem aldus Myn lieue sone v en sal niet meshagen tgene dat ic v seggen sal. mij dunct dat op dese tijt thuwelic tusschen v ende mijne dochter niet en sal voertgaen. Den wille gods so mi dunct es voerder dan mi wel past dat mi om uwen wille van goeder hertten leet is. Dit hoorende des hertogen sone van bourgoendien nam doen oerloef vanden dolfijn ende keerde wederomme tsynen lande waert. ende geloefde alsoe gheringe als hi vername dat vienne ghenesen ware dat hi dan wedercomen soude. om thuwelic te volbrenghen. gelyc die dolfijn ghesloten hadde.

Hierom liet de dauphin haar leggen op water en brood, maar het baatte al niet. Want hoe men haar hierom meer verdriet aandeed hoe meer ze verhardde in haar voornemen. Toen de dauphin dit zag peinsde hij hoe hij de zoon van de hertog het beste terugzenden mocht want hij vreesde zeer dat hem dit werk ter oren gekomen mocht hebben opdat hij daar langer gebleven zou zijn. En alzo gaf en schonk hij hem zeer proper juweeltjes die hij had en zei hem aldus; Mij n lieve zoon, u zal het niet mishagen wat ik tegen u zeggen zal. Het lijkt me dat op deze tijd het huwelijk tussen u en mijn dochter niet zal voortgaan. De wil van God is het zo me lijkt verder dan het me past en dat me vanwege uw goede hart leed is. Dit hoorde de zoon van de hertog van Bourgondi en nam toen verlof van de dauphin en keerde wederom tot zijn land waart en beloofde alzo gauw als hij vernam dat Vienna genezen was dat hij wederom komen zou om het huwelijk te volbrengen gelijk de dauphin besloten had.


Hoe dat die dolfyn vienne dede gheuanghen setten om datse hair consent tot desen huwelic niet en geuen wilde. [e1r]

COrts na tvertreck van shertoghen sone dede die dolphijn van groter omverduldichheit tot hem comen eenen werckman hem beuelende dat hi binnen den palaise maken soude een cleen duystere geuanckenisse. ende daer inne soe dede hi vienne ende ysabeele setten. ende beual dat men hem niet anders dan water end broot geuen en soude tot nootdorsten. ende also leydden die twee een wile haer leuen. niet dat vienne daerom haer propoest veranderde. maer haren wille wies haer dies te meer altijt tot parise haren lieue. ende altijt so vertroostede sy ysabeelen seggende mijn lieue suster en wilt v van deser duysternissen niet veruaren. Ick betrouwe mij in gode dat v noch hier voren vele duechden ghebueren sal. want voerwaer suster this redene dat ick wat lijde om den goeden ridder paris die welcke dat soe vele doer mi lidet ende aldus so troosteden sij deene den anderen

Hoe dat die dauphin Vienna gevangen liet zetten omdat ze haar toestemming tot dit huwelijk niet geven wilde. [e1r]

Kort na het vertrek van de zoon van de hertog liet de dauphin van grote ongeduldigheid tot hem komen een werkman die hij beval dat hij binnen het paleis zou maken een kleine duistere gevangenis. Daarin liet hij Vienna en Isabella zetten en beval dat men hen niets anders dan water en brood geven zou tot nooddruft en alzo leidden die twee een tijdje hun leven. Niet dat Vienna daarom haar opzet veranderde, maar haar wil groeide haar dus te meer altijd tot Paris haar geliefde en altijd zo vertroostte ze Isabella en zei; mijn lieve zuster, wil toch van deze duisternis niet bang zijn. Ik vertrouw me op God dat u noch hier voor vele deugden zullen gebeuren want voorwaar zuster, het is reden dat ik wat lijd vanwege de goede ridder Paris die zoveel om mij lijdt en aldus zo troostte de ene de andere.

Hoe dat shertogen sone van bourgoendien wt synen lande schiet omme te comen besien die schoone vienne

ALs shertogen sone een wyle tsynen lande gheweest hadde, so wart hi op een tijt peynsende op die grote scoonheit van viennen. alsoe dattet hem verdroot dat hij al soe ghegaen was sonder viennen ghesien oft toe gesproken te hebben. ende nam [e1v] voer hem dat hijse eens woude trecken besuecken Het ghebuerde dat hi sinen wech nam in dolphinoys. ende als doen track hi voerts in de stadt van viennen al daer hem de dolfijn met groter eren ontfinc Doen bat hij den dolphijn dat hi hem viennen woude laten sien hoe siec dat sij was. want hi des bouen alle dinc ter werelt begheerte hadde Als dit de dolfijn hoorde mercte hi dat hi hem sijn herte niet langher en soude connen verberghen. ende antwoerde hem aldus. mijn lieue sone, bi alle tghene des ick van gode houwende ben soe ghelooft mi dat ick gherne ghesien hadde dat dit huwelick voert ghegaen hadde. maer myne dochter en wilt op dit pas geenen man hebben, twelck dat my seer tonwille is om uwen wille. ende op dat ghij oeck moecht weten dattet niet en hout aen mij, soe gelooft my dat icse ye syndert na uwen vertrec van hier ghehouden hebbe in gheuanckenisse al daer sij niet anders dan water ende broot ghenut en heeft. Ende ick hebbe ghezworen dat sijer nemmermeer wt gheraken en sal, voer dat sy tot desen huwelijcken haer consent ghegeuen sal hebben. Aldus zo biddic v dat ghijs in gheenen ontdancke nemen en wilt dat ghijse nv niet sien en moecht. want ghi doch nemmermeer myssen en moecht groot huwelijck te doen. al waert dat v dit looghe. Doen antwoerde des hertoghen zone van bourgoendien. Eerweerde heere ick bidde v hertelicken in dien dattet mogelijcken is dat ickse doch spreken mach, eer dat ick vertrecke. Ick salse versuecken ende smeecken oft ickse omme gesetten conste Die dolphijn seyde dat hijer wel mede te vreden was. ende mettien soe seynde hi viennen sijnre dochter cleederen ende spise om haer toe te maken. wantse in tween maenden te voren noyt dan broot ende borne gheprueft en hadde. dair sy seer af gheflauwet was alst aen hair aensicht wel schinen mochte Als vienne vernam dat des hertogen sone van bourgoendien haer soude comen toespreken, sprack sy aldus tot ysabeelen hare ioncfrouwe. Mijn lieue suster besiet doch hoe mijn vader ende myn moeder mij van mynen propoeste wanen keeren. met desen cleederen ende met desen hoene. nemmermeer en ghelieue dat gode dat ick dat gedoe Na dien nam sij thoen vanden gheenen diet brachte ende seide hem aldus. na dien dat hem ghelieft met my te comen spreken. soe segt hem dat hy niet en come voer ouer drie daghen. ende op dat hi als dan comen wille dat hi dan met hem bringhe den bisschop van sinte laureys. Die bode droech dit aldus ouer haren vader ende moedere Ende doen nam vienne die twee quartieren vanden seluen hoene ende leyde die onder haer ocselen ende hielt die daer onder liggende tot datse wel seer stoncken Alstquam ten derden dage so ghingen die bisschop ende shertogen sone daer waerts. ende al daer comende deden si een traellievenster open soe datse viennen sagen Doen sprac shertogen sone tot haer wt compassien die hij hadde. O edele vienne. hoe wilt ghi aldus steruen. ia dair toe grotelijcken bij uwen schulden. En wilde [e2r] ghy niet dat v vader mij v gegeuen heeft te huwelicke. ghi mesdoet ende sondicht zwaerliken met uwen verharde herte. en duchty niet dattet god op v wreken sal. doer uwe onghehoorsamheit die ghij bewijst uwen vader ende moedere Ic bidde u dat ghi my segghen wilt bi wat redenen ghi mij niet hebben en wilt Beduchte ghi als ghi bi mi waert dat ghi dan v niet en soudet geuen mogen om gode te dienene. Ick soude v wel ghelouen dat ghi soudt hebben uwe ghenuechte ende vrijen wille van alle des ghij moecht begheren. Hieromme biddick v dat ghi doch v seluen aldus druckelicken niet en wilt dooden Ende oft ghijs emmers om mijnen wille niet laten en wilt soe doetet omme uwes vaders ende moeders wille. die welke dat om uwen wille leuen in grooter onghenuechten. dat v met rechte deren soude

Hoe dat de zoon van de hertog van Bourgondi uit zijn land scheidde om te komen bezien die mooie Vienna.

Toen de zoon van de hertog een tijdje in zijn land geweest was zo begon hij te peinzen op die grote schoonheid van Vienna. Alzo dat het hem verdroot dat hij alzo gegaan was zonder Vienna gezien of toegesproken te hebben. Hij nam [e1v] zich voor dat hij eens wilde trekken om haar te bezoeken. Het gebeurde dat hij zijn wegnam in Dauphinois en toen trok hij voort in de stad van Vienna aldaar hem de dauphin met grote eer ontving. Toen bad hij de dauphin dat hij hem Vienna wilde laten zien hoe ziek dat ze was want dat hij dit boven alle dingen ter wereld had begeerd. Toen dit de dauphin hoorde merkte hij dat hij hem zijn hart niet langer kon verbergen en antwoorde hem aldus; Mijn lieve zoon, bij al hetgeen dat ik van God houd zo geloof me dat ik graag gezien had dat dit huwelijk voort gegaan had, maar mijn dochter wil op dit pas geen man hebben, wat me zeer te onwil is vanwege u. Opdat ge ook mag weten dat het niet aan mij ligt zo geloof me dat ik haar sinds uw vertrek van hier gehouden heb in gevangenis aldaar ze niets anders dan water en brood genuttigd heeft. Ik heb gezworen dat ze er nimmermeer uit raken zal voordat ze tot dit huwelijk haar toestemming gegeven zal hebben. Aldus zo bid ik u dat gij het in geen ondank nemen wilt dat gij haar nu niet zien mag want ge toch nimmermeer missen mag van een groot huwelijk te doen, al was het dat ik dit u loog. Toen antwoorde de zoon van de hertog van Bourgondi. Eerwaarde heer, ik bid u hartelijk indien dat het mogelijk is dat ik haar toch spreken mag eer dat ik vertrek. Ik zal haar verzoeken en smeken of ik haar omzetten kan. De dauphin zei dat hij er wel mee tevreden was. Meteen zo zond hij Vienna zijn dochter kleren en spijs om zich klaar toe te maken want ze had in geen twee maanden tevoren nooit dan brood en water geproefd waarvan ze zeer flauw was zoals het aan haar aanzicht wel schijnen mocht. Toen Vienna vernam dat de zoon van de hertog van Bourgondi haar zou komen toespreken sprak ze aldus tot Isabella, haar jonkvrouw; Mijn lieve zuster, beziet toch hoe mijn vader en mijn moeder mij van mijn opzet wanen te keren met deze kleren en met deze hoen. Nimmermeer gelieve het God dat ik dat doe. Na dien nam ze de hoen van diegene die het bracht en zei hem aldus. Na dien dat het hem gelieft met mij te komen spreken zo zeg hem dat hij niet komt voor drie dagen en opdat hij als dan komen wil dat hij met hem brengt de bisschop van Sint Laurentius. De bode droeg dit aldus over aan haar vader en moeder. En toen nam Vienna de twee kwarten van dat hoen en legde die onder haar oksels en hield die daaronder totdat ze zeer goed stonken. Toen het kwam tot de derde dag zo gingen de bisschop en de zoon van de hertog derwaarts en toen ze aldaar kwamen deden ze een tralievenster open zodat ze Vienna zagen. Toen sprak de zoon van de hertog tot haar uit medelijden die hij had; O edele Vienna, hoe wilt ge aldus sterven, ja daartoe zeer bij uw schuld. En wilde [e2r] ge niet dat uw vader mij u gegeven heeft ten huwelijk, ge misdoet en zondigt zwaar met uw verharde hart. Denk je niet dat God het op u wreken zal door uw ongehoorzaamheid die gij bewijst uw vader en moeder. Ik bid u dat ge me zeggen wilt bij wat redenen ge mij niet hebben wilt. Beducht ge als ge bij mij was dat ge u dan niet zou geven mogen om God te dienen. Ik zou u wel beloven dat ge zou hebben uw genoegen en vrije wil van alles dat ge mag begeren. Hierom bid ik u dat ge u zelf aldus droevig niet wil doden. En als ge immer vanwege mij het niet laten wil zo doe het vanwege uw vader en moeder die vanwege u leven in groot ongenoegen dat u met recht deren zou.

DOen vienne dit hoirde antwoerde sy, dat behouden synder weerdicheyt sij gehuwet was hoe wel sy niet en wiste wye haer ter herten lach. ende seide voirt. ick wil dat wel dat ghij weerdich sijt een vele grooter vrouwe te hebben dan mij. nochtans om den ghenen die ic begere soude ick al noch veel meer liden dan ick noch lide Ende daerom biddic v dat ghijer my niet meer af vermanen en wilt Ende oec ben ic aen mynen persone so qualic gestelt. eest dattet yets langher duert dat mijns leuens niet lange wesen en sal. gelijc ic v waert tameliken wel tonen soude. niette min ghi moecht my wat naerder comen op dat ghi mi te bat gelouen moecht. mettyen traden sy haer naerder ende vernamen alsdoe so quaden roec van vienne comende dat sij nauwelic en consten gedueren. dwelck quam van haren oecselen daer sy dye twee quartieren vanden hoene onder geleit hadde die al verrot waren Hier namen si van haer oerlof met groter compassien die si met haer hadden. ende seyden den dolphijn hoe vienne alrede half verrot was ende dat sy stanck. ende dat hem dochte dat sy niet langhe lenen en soude, ende dat haer doot scadelic ware. ouermits haer wtnemende schoonheit Ende mits desen nam shertoghen sone oerlof vanden dolfijn ende keerde wederom tsynen lande vertellende sijnen vader tgene dat hier voren geseit is. des alle die ghene diet hoorden groot lijden ende mededogen hadden

Toen Vienna dit hoorde antwoorde ze, dat behouden zijn waardigheid ze gehuwd was, hoe wel ze niet wist wie haar ter harte lag en zei voort; ik wil dat wel dat gij waardig bent een vele grotere vrouwe te hebben dan mij. Nochtans om diegeen die ik begeer zou ik al noch veel meer lijden dan ik noch lijd. En daarom bid ik u dat ge me hiervan niet meer vermanen wilt. En ook ben ik aan mijn persoon zo kwalijk gesteld is het dat het iets langer duurt dat mijn leven niet lang zal wezen gelijk ik tot u waart tamelijk goed tonen zou. Niettemin ge mocht wel wat nader opdat ge me geloven mocht. Meteen traden ze haar nader en vernamen als doen de kwade reuk die van Vienna kwam zodat ze het nauwelijks verduren konden. Dat kwam van haar oksel daar ze de twee kwarten van de hoen onder gelegd had die geheel verrot waren. Hier namen ze van haar verlof met groot medelijden die ze met haar hadden. Ze zeiden de dauphin hoe Vienna alreeds half verrot was en dat ze stonk en dat ze dachten dat ze niet lang leven zou en dat haar dood schadelijk was vanwege haar uitnemende schoonheid. En mits deze nam de zoon van de hertog verlof van de dauphin en keerde wederom tot zijn land en vertelde zijn vader hetgeen dat hier tevoren gezegd is. Dus al diegene die het hoorden hadden groot medelijden en mededogen.

ALs die dolfyn sach dat dat huwelic gescut was bi toedoen van synre dochter doe swoer hi datse nemmermeer daer vte comen en soude leuende. ten waer datse hem te wille ware. Ende also bleef sy menigen tijt in dat geuanckenis met grooten drucke ende gepeynse. ende hoe seer haer verlangede na tidinge van haren lieuen parise so en mocht haer dat niet gebueren Als eduwaert paris gheselle sach dat vienne in sulcken verdriet bleef leuende ende dat nyemant haer toe en dorste spreken so dede hi wt compassien die hy hadde met viennen een capelleken maken in een kercke die bi tpalays stont. ende die dede hi also holen ter zyden waert vanden palayse als dat hi aen tfondament vander geuancknissen quam. ende op datmens niet gewaer werden en soude soe en woude hi niet datmer [e2v] meer aen hoelde Doen de cappelle volbracht was brac eduwairt tvoirseyde hol voert dore. ende maecte daer een schuyfvenstre daer hi viennen doersprac. Doen eduwaert alre eerst viennen daer doer sprac: was vienne so blide dat haer dochte dat sij vander doot ghenas. ende deerste datse hem vraechde was oft hi gheen tijdinghe en hadde van parijse. ende eduwaert antwoerde, dats niet langhe geleden en was dat hi van hem eenen brief ontfinc te geneuen gescreuen Doen seyde vienne al weenende. helaes wanneer selt wesen den dach dat icken eens sal moghen sien Ick ware te vreden dat onse heere god dan met my sijnen wille dade. want ic niet anders ter werelt en beghere Helas lieue brueder wat dunct v van mijnen leuen ende vander scoonder camer daer ic inne wone Ick gheloue voerwaer wiste parijs dat ick doer hem so vele lede, dat hem therte vermorwen soude van medelydene. Ende daer na vertelde sij eduwaerde tstuc ende die gheschiedenisse vander hynnen ende bat hem dat hijt parijse ontbieden woude. ende dat sij haer seer gheboot te hemwaerts ende oec datse gheen ander hope en hadde dan op hem. Achter dien tijt bracht haer eduwaert teten ende anders des sij behoefde. ende vertroostese voerdane meer so hi best mochte. Eduwaert die screef dit alle parijse int lange ende hoe sy van hongher doot waer en had dijs niet voersien Ende screef hem oec alle die manieren die vienne gehouden hadde met shertoghen sone van bourgoendien. ende datse niet en begeerde dan hem te siene, ende oec dat sy hem bat dat hij vter contreyen niet scheiden en woude.

Als die edel paris den brief ontfanghen hadde van eduwaert. ende dat hi wiste dat vienne inder gheuancknissen lach, soe en was hij niet luttel mysmoedich eenssints om haer lidens wille: andersints om dat hi duchte datse van pynen aen eenen anderen soude moeten huwen doer dat swaer liden datmen haer aen dede. ende seyde. Ick sye wel dat ic niet ontvlieden en mach vienne en sal moeten ghehuwet werden. ende alsoe sal onser beyder liefde moeten scheyden. Helaes katijf wat sal mijns ghewerden. ick wille zo verre trecken dat ick nemmermeer tijdinghe van haer vernemen en sal. noch oeck sy van mij. noch weder begonste hij syn clachte segghende O gewarich god van hemelrijcke hoe en doedy mi niet die gracie dat ik dat lijden voer haer draghen mochte. O wreede fortune ongenadich vol van wreeden tormenten, wat heeft die schone goedertieren vienne ghedaen dat sy moet lijden so swaren penitencie. En waert niet redeliker ende behoorlijker dat ickt lede diet tquaet selue ghedaen hebbe, dan sy: dier gheen schult toe en heeft. voerwaer iaet

Toen de dauphin zag dat het huwelijk gestut was door toedoen van zijn dochter toen zwoer hij dat ze nimmermeer daaruit levend zou komen, tenzij dat ze hem te wille was. En alzo bleef ze menige tijd in die gevangenis met grote droefheid en gepeins en hoe zeer ze verlangde naar tijding van haar lieve Paris zo mocht het haar niet gebeuren. Toen Eduard, Paris gezel, zag dat Vienna in zulk verdriet bleef leven zodat niemand haar toe durfde te spreken zo liet hij uit medelijden die hij had met Vienna een kapelletje maken in een kerk die bij het paleis stond en die liet hij alzo uithollen te zijde waart van het paleis als dat hij aan het fundament van de gevangenis kwam en opdat men het niet gewaar worden zou zo wilde hij dat men er niet meer uithaalde [e2v] . Toen de kapel volbracht was brak Eduard het voor genoemde hol verder door en maakte daar een schuifvenster waardoor hij met Vienna sprak. Toen Eduard allereerst Vienna daardoor sprak was Vienna zo blijde zodat ze dacht dat ze van de dood genas en het eerste dat ze hem vroeg of hij geen tijding had gehad van Paris. Eduard antwoorde, dat is niet lang geleden het was dat hij van hem een brief ontving te Geneve geschreven. Toen zei Vienna al wenende; helaas, wanneer zal het wezen de dag dat ik hem eens zal mogen zien. Ik was tevreden dat onze heer God dan dat met zijn wil deed want ik begeer niets anders ter wereld. Helaas lieve broeder, wat denkt u van mijn leven en van de mooie kamer waarin ik woon. Ik geloof voorwaar wist Paris dat ik door hem zo veel leed heb dat hem het hart vermurwen zou van medelijden. En daarna vertelde ze Eduard het stuk en die geschiedenis van de hoen en bad hem dat hij het Paris ontbieden wilde en dat ze zich gebood tot hem waart en ook dat ze geen andere hoop had dan op hem. Na die tijd bracht Eduard haar te eten en anders die ze behoefde en vertrooste hij haar verder meer zo goed hij kon. Eduard die schreef dit alles aan Paris in het lange en hoe ze van honger dood was had hij haar niet voorzien. En schreef hem ook alle manieren die Vienna gehouden had met de zoon van de hertog van Bourgondië en dat ze niet begeerde dan hem te zien en ook dat ze hem bad dat hij uit de contreien niet scheiden wilde.

Toen die edele Paris de brief ontvangen had van Eduard en dat hij wist dat Vienna in de gevangenis lag zo was hij niet weinig mismoedig enigszins vanwege haar lijden; enigszins omdat hij vreesde dat ze vanwege pijn aan een andere zou moeten huwen door dat zware lijden dat men haar aandeed en zei; Ik zie wel dat ik niet ontvlieden mag van Vienna en zal moeten gehuwd worden en alzo zal onze beider liefde moeten scheiden. Helaas ellendige, wat zal van mij geworden. Ik wil zo ver trekken zodat ik nimmermeer tijding van haar vernemen zal, noch ook zij van mij. Ndolphoch weer begon hij zijn klacht en zei; O ware God van hemelrijk, waarom doe je me niet de gratie dat ik dat lijden voor haar dragen mocht. O wrede fortuin, ongenadig vol van wrede kwellingen, wat heeft die mooie goedertieren Vienna gedaan dat ze moet lijden zoՠn zware penitentie. En was het niet redelijker en behoorlijker dat ik het leed die het kwaad zelf gedaan heb dan zij die er geen schuld toe heeft, voorwaar ja het.


Hoe parijs eduwaerde sijnen geselle den lesten brief. ende hoe hij hem beueelt dat hi doch viennen vertroosten woude die welke dat in grooten drucke ende lidene altijt was [e3r]

ALs aldus paris sijn clachte gedaen hadde screef hi eduwaerde eenen brief hem doende te weten hoe hi so groten verdriet hadde om viennen die geuanghen lach. ende dancte hem seere vau synder goedertierenheit die hi hair bewesen hadde hem biddende dat hi doch haer niet vergeten en woude mer stedeuast helpen ende troosten Voertmeer screef hi hem hoe hi wt melancolien in vremden landen trock. ende dat hi also geen brieue meer en seynde. ende dat hy sijnre niet meer ghewaghen en woude dan ghelijc oft hy doot ware Als eduwairt desen brief ontfangen ende ouerlesen hadde. soe was hi soe vter maten seere bedrueft. dattet niet te segghen en ware. Ende terstont zoe ghinck hi tot paris vader ende moedere ende liet hemlieden den brief lesen. die daeromme soe rouwich waren datse hair sinnen meenden te myssene. Daer na seyt eduwairt der schoonre vienne der welcker dat so leyder tijdinghe was, dat en hadde gedaen het vertroosten van eduwaert. sy ware van rouwe ghestoruen geweest. Sij claechdet ysabeelen segghende na dien datse nemmermeer tijdinghe en verhoepte te hebben van parijs haren lieue. datse willich ende bereet was om steruen. ende nemmermeer en mocht sy op dese werelt genuechte hebben, ende hadde wel gewilt datse doot geweest ware. niet temin ysabeel en hielt niet op van haer te troosten [e3v]

Hoe Paris zijn gezel Eduard de laatste brief schreef en hoe hij hem beval dat hij toch Vienna vertroosten wilde die altijd in grote droefheid en lijden was. [e3r]

Toen Paris aldus zijn klacht gedaan had schreef hij Eduard een brief en liet hem weten hoe hij zoՠn groot verdriet had om Vienna die gevangen lag en bedankte hem zeer van zijn goedertierenheid die hij haar bewezen had en bad hem dat hij haar niet vergeten wilde maar steevast helpen en troosten. Voort meer schreef hij hem hoe hij uit melancholie in vreemde landen trok en dat hij alzo geen brieven meer zond. Dat hij hem niet meer gewagen zou dan gelijk of hij dood was. Toen Eduard deze brief ontvangen on overgelezen had zo was hij uitermate bedroefd dat het niet te zeggen was. En terstond zo ging hij naar Paris vader en moeder en liet hun de brief lezen die daarom zo rouwig en waren dat ze hun zinnen meenden te missen. Daarna zei Eduard het de mooie Vienna die dat zoՠn tijding zo leed was, had niet gedaan het vertroosten van Eduard, ze was van rouw gestorven geweest. Ze klaagde Isabella en zei na dien dat ze nimmermeer tijding hoopte te hebben van Paris haar lieve en dat ze gewillig en bereid was om te sterven en nimmermeer mocht ze op deze wereld genoegen. Ze had wel gewild dat ze dood geweest was. Niettemin Isabelle hield niet op van haar te troosten. [e3v]


Hoe paris te venegien tscepe ghinc om te besueckene theylich graf

EEnsgancx na desen sciet paris van geneuen ende toech na venegien al dair hi met synen knecht tschepe ghinc ende quam alsoe in alexandrien. al daer hij een wijle bleef. ende liet hem die wijle onderwijsen van den wech te iherusalem waert ende ten berge van caluarien niet te min. al eer hi den wech bestont so leerde hi eerst spreken zarazijns. ende als hi dat conste soe nam hi den wech met sijnen knechte na indien ende van daer voert nae pape ians lant. al daer hy oeck eenen langhen tijt wonende bleef. ende als hem den baert lanc genoech ghewassen was. so nam hi oec het habijt ane van dien lande, met gaders hair luder manieren ende costumen. hebbende nochtans altoos goet vast ghelooue in onsen here ihesu cristo. ende in die gloriose maget marien syure lieuer moedere Hier na quam hem te synne dat hi woude trecken besoecken theilich graf in iherusalem om syn bedevaert mede te volbrenghen Als hi te iherusalem comen was keerde hi hem mit allen tot deuocien. ende badt stedelick onsen lieuen heere dat doer die verdiensten synre heyligher passien, hi hem verleenen woude behoudenisse synre sielen ende vertroostinghe inden lichame. ende also bat hi oeck voer vienne. hij schiet doen van daer. Ende [e4r] als hi quam onder den soudaen so wart syn ghelt vast sober. ende alsoe huerde hij aldaer een huus ende bleef daer een luttel tijts woonende in drucke ende verdriete ende te meerder so was hem syn lijden als hij dandere sach groote heerlicheden bedriuen ende dat oec laten moeste doer faute van ghelde

Het ghebuerde eens op een tijt als parijs buiten ghinck hem vermaken. dat hem te ghemoet quamen des soudaens valckenaers die van vlieghens quamen. die welcke al daer hadden eenen siecken valcke. ende het was die selfde valck die de soudaen alder liefste hadde. Paris die vraechde hem waer dat hij sieck was. maer sy seiden dat sijs niet en wisten Parijs die aensachen bat. ende ghesien hebbende seyde hy hem hoe dat die valck inder waerheit geen drie daghen leuen en soude sij en daden dat hy hem riet. ende op dat hij daer mede niet en gheneset, soe en sal hi nemmermeer ghenesen. Doen seyde hem die valckenaer. Ick bidde v helpt mij gheraden hoe ick hem helpen mochte. Ic versekere v het sal v ende mij stade doen want dye soudaen verloos hem alsoe lief een van sijnen besten steden als desen valck. Doen so ghinck paris eenre hande cruyt suecken ende gaft den valckenare ende seide hem dat hijt den valck aenden voet bonde. ende metten gange was den valck ghenesen ende alsoe ghesont als hij oyt was. van dwelcke dat de soudaen met allen blijde was. ende ter saecken van desen so maecte hi den valckenare een groot heere in sijn hof Doen de valckenaer dit aensach ende dat hijt hadde doer parijse soe dede hi hem vele vrientschappen. ghelijck ofte sijn broeder geweest ware. ende bracht hem in die gracie vanden soudaen: alsoe dat hi in sijn hof ontfanghen waert. ende dair begracijde die soudaen hem soe seere dat hi hem gaf een groot officie ende hielten in grooter eeren

Hoe Paris te Venetië te scheep ging om het heilige graf te bezoeken.

Een tijdje na deze scheidde Paris van Geneve en trok naar Venetië alwaar hij met zijn knecht te scheep ging en kwam alzo in Alexandrië alwaar hij een tijdje bleef. Hij liet zich in die tijd onderwijzen van de weg te Jeruzalem waart en de berg van Calvarie aleer hij de weg bestond. Zo leerde hij eerst spreken Saraceens en toen hij dat kon zo nam hij de weg met zijn knecht naar Indi en vandaar voort naar paap Jan ‘s land. Aldaar bleef hij ook een lange tijd wonen. Toen hem de baard lang genoeg gegroeid was zo nam hij ook het habijt aan van dat land tegelijk met hun manieren en gebruiken. Had nochtans altijd goed en vast geloof in onze heer Jezus Christus en in die glorieuze maagd Maria zijn lieve moeder. Hierna kwam hem in de zin dat hij wilde trekken om het heilige graf te bezoeken in Jeruzalem om zijn bedevaart te volbrengen. Toen hij te Jeruzalem gekomen was keerde hij zich met alle devotie en bad steeds onze lieve heer dat door de verdiensten van zijn heilige lijden hij hem verlenen wilde het behouden van zijn ziel en vertroosting van het lichaam. Alzo bad hij ook voor Vienna en scheidde toen vandaar. En [e4r] toen hij kwam onder de sultan zo werd zijn geld zo sober en alzo huurde hij daar een huis en bleef daar een tijdje wonen in droefheid en verdriet en Te groter was zijn lijden toen hij de volgende dag zag bedrijven grote heerlijkheden en dat ook laten moest door geldgebrek.

Het gebeurde eens op een tijd toen Paris zich buiten ging vermaken dat hem tegemoetkwamen de valkeniers van de sultan die van vliegen kwamen die aldaar een zieke valk hadden. Het was dezelfde valk die de sultan het allerliefste had. Paris die vroeg hem waar dat die ziek was, maar ze zeiden dat zij het niet wisten. Paris die het aanzag bad en zei hen hoe dat die valk in de waarheid geen drie dagen leven zou tenzij ze deden wat hij hen aanraadde. Opdat hij daarmee niet geneest zo zal het nimmermeer genezen. Toen zei hem de valkenier. Ik bid u dat u me helpt aanraden hoe ik het helpen mag. Ik verzeker u het zal mij bijstand doen want de sultan verloor alzo lief een van zijn besten steden als deze valk. Toen zo ging Paris een soort kruid zoeken en gaf het de valkenier en zei hem dat hij het de valk aan de voet bond en met een gang was de valk genezen en alzo gezond als hij ooit was. Daarvan was de sultan geheel blijde en ter oorzaak hiervan maakte hij de valkenier een grote heer in zijn hof. Toen de valkenier dit aanzag en dat hij het had vanwege Paris zo deed hij hem veel vriendschap gelijk of het zijn broeder geweest was. Hij bracht hem in de gratie van de sultan: alzo dat hij in zijn hof ontvangen werd en daar begaafde de sultan hem zo zeer dat hij hem gaf een groot officie en hielde hem in grote eer.


Hoe ende in wat manieren dat die dolfijn totten coninck van vranckerijcke coemt. ende hoe dat hem die coninck seyndt om ouer dmeer te trecken ende te bespiene tlant vanden soudaen [e4v]

DIe coninck van vranckerijke als hi ontfangen hadde des paus brief van stonden aen so ontboet hi den dolfyn van viennoys dat hy met hem quam spreken. ende als hy ghecomen was, seyde hi hem. heer godeuaert wij hebben v ontboden want wi v houden voer een vanden vroetsten van onsen houe, ende oeck so sydi van onsen bloede. Hierom wilt weten hoe onse heilige vader die paus ons ghescreuen heeft dat hy een cruusvaert leggen wilt teghens die ongelouige, dair wi ter eeren gods dencken te wesen. Niet te min wi hebben ghedacht dat ghi daerwaerts gaet. ende bidden v daerom dat ghi ter eeren gods den last aenverden wilt Doen antwoerde hem de dolfijn Ick ben bereet heere v te belieuene met goeder herten. maer hoe dat ick mochte ghelijden doer die sarazijnen dat en weet ick niet. want vernamen sy enichsints daet ick daer quame omme haer lant te bespiedene. nemmermeer en mochtick quader doot ontgaen. op dat my god onse heere daer voren niet en behoedde Doen antwoirde die coninck aldus. ghi ende alle v geselschap moecht daer vrielijck verkeeren in pelgrims habijten. ghij weet doch wel datter deerste niet en is dat die kerstenen al daer ghegaen syn. Hieromme soe bidde ick doer die name ons heeren ihesu christi dat ghy [e5r] daer wilt gaen. ende neemt met v van onser ridderschappen also vele als v belieft Als die dolfijn aensach den goeden wille vanden coninck. ende dat hi van stonden ane moest reysen soe sende hi brieue tsyner huysvrouwen. hoe dat hi toech ten heylighen lande in iherusalem dye heylighe plaetsen besueken ende de pelgrimagyen. ende bat haer datse dlant wel bewaren soude. ende datmen viennen emmers niet wt en liet. voer dat hi weder quame want hi dachte corttelinghe daer weder te sijne

Hoe en in wat manieren dat die dauphin tot de koning van Frankrijk komt en hoe dat hem de koning zendt om over het meer te trekken en te bespieden het land van de sultan. [e4v]

De koning van Frankrijk toen hij de brief van de paus ontvangen had zo ontbood hij de dauphin van Viennois dat hij met hem kwam spreken. Toen hij gekomen was zei hij hem; heer Godevaart wij hebben u ontboden want we houden u voor een van de verstandigste van ons hof en ook zo ben je van ons bloed. Hierom wil je weten hoe onze heilige vader de paus ons geschreven heeft dat hij een kruisvaart leggen wil tegen de ongelovigen daar we ter eren Gods denken te wezen. Niettemin we hebben gedacht dat gij derwaarts gaat en bidden u daarom dat ge ter eren Gods de last aanvaarden wilt. Toen antwoorde hem de dauphin; Ik ben bereid heer u te believen met een goed hart, maar hoe dat ik mocht komen door de Saracenen dat weet ik niet. Want vernamen ze enigszins dat ik daar kwam om hun land te bespieden, nimmermeer mag ik daar een kwade dood ontgaan opdat me God onze heer daarvoor niet behoedt. Toen antwoorde hem de koning aldus. Gij en al uw gezelschap mag daar vriendelijk verkeren in pelgrims habijten. Gij weet toch wel dat u de eerste niet bent en dat de christenen aldaar gegaan zijn. Hierom zo bid ik door de naam van onze heer Jezus Christus dat ge [e5r] daar wilt gaan en neem met u van ons ridderschap alzo vele als u belieft. Toen de dauphin aanzag de goede wil van de koning en dat hij van stonden aan moest reizen zo zond hij brieven naar zijn huisvrouw hoe dat hij trok naar het heilige land in Jeruzalem om de heilige plaatsen te bezoeken en pelgrimage te doen. Hij bad haar dat ze het land goed bewaren zou en dat men Vienna er immer niet uit liet voordat hij terugkwam want hij dacht daar weer gauw te zijn.

Hoe die dolfijn ter zee ghinc op weghe van iherusalem.

NA desen ghinck die dolfijn tschepe ende passeerde doir syrien ende damasco tot iherusalem, ende doersach dat lant herde wijsseliken ende liet hem vanden pelgrimmen vast onderwisen sonder dat hi ontdeckte wat syns sints was Niet te min enige quade kerstenen die daer waren ghingent den soudaen verbootscapen, omme alzoe bij dien ghelt te ghecrighene Doen dit de soudaen wiste. en maecte hij dair af gheen werck alst scheen. maer heymeliken al stille zwyghens dede hi besetten ende oeck bewaren alle die plaetsen dair die pelgryms van costuymen pleghen te lijdene. alsoe dat bi dien die dolphijn ende alle sijn geselscap geuangen worden. teender plaetsen die welcke dat gheheeten was ramon niet verre van iherusalem. ende doe werdde die dolfijn terstont ghevuert voer den soudaen. dye welcke ordineerde datmen pynighen ende tormenteren soude. Die dolphin dit siende. bat dat men hem doch niet tormenteren en woude, hi soude hem die gerechtighe waerheyt daer af segghen. ende ghinck doen alsoe den soudaen vertellen. hoe dat die paus op geleyt hadde een cruusvaert teghens hem lieden ende dat hij daeromme gecomen was omme dlant al daer te verspiedene. Als die soudaen dat hoorde geboet hy dat men hem terstont vueren soude in alexandrien. in een harde gheuanckenisse ende datmen hem niet anders en gaue dan water ende broot. men soude die wile ordineren om hem alsucken quaeden doot aen te doen. datter alle dander exempelen aen nemen mochten dyer quamen om dlant te bespiedene. Doen wart die dolfijn ghevuert in alexandrien ende geset in eenen stercken torre. aldaer hi met wachters inne bewaert wart. ende aldaer leydde hi een wijle dat leuen seer allendelicken. ende en meynde nemmermeer leuende van daer te gheraeckene. Die paus ende de coninck van vranckerijcke arbeydden seere om hem wederomme moghen te ghecrijghene met schatte ende goede. maer ten mochte al gheen stade doen. want die soudaen bleef daer stedeuast bij. dat hijen so wt rechten woude datter hem alle dandere aen spieghelen souden. die daer comen wilden sijn lant te bespiedene.

Hoe die dauphin ter zee ging op weg naar Jeruzalem.

Hierna ging de dauphin te scheep en passeerde door Syrië en Damascus tot Jeruzalem en bezag dat land erg wijs en liet zich van de pelgrims onderwijzen zonder dat hij ontdekte wat zijn zin was. Niettemin enige kwade christenen die daar waren gingen het de sultan boodschappen om alzo bij die geld te krijgen. Toen dit de sultan wist maakte hij daar geen werk van zoals het scheen, maar liet heimelijk en stilzwijgend bezetten en bewaren al die plaatsen daar de pelgrims van gewoonte plegen te gaan. Alzo dat daardoor de dauphin en al zijn gezelschap gevangen werden te ene plaats die geheten was Ramon niet ver van Jeruzalem. Toen werd de dauphin terstond gevoerd voor de sultan die ordineerde dat men hem pijnigen en kwellen zou. De dauphin die dit zag bad dat men hem toch niet kwellen wilde. Hij zou hem de rechte waarheid daarvan zeggen. Hij ging toen alzo de sultan vertellen hoe dat de paus opgelegd had een kruisvaart tegen hem en dat hij daarom gekomen was om het land te bespieden. Toen de sultan dat hoorde gebood hij dat men hem terstond voeren zou in Alexandrië in een harde gevangenis en dat men hem niets anders gaf dan water en brood. Men zou die tijd ordineren om hem al zulke kwade dood aan te doen zodat anderen daar een voorbeeld aannemen mochten die er kwamen om het land te bespieden. Toen werd de dauphin gevoerd in Alexandri en gezet in een sterke toren aldaar hij met wachters in bewaard werd. Aldaar leidde hij een tijd het leven zeer ellendig en meende nimmermeer levend vandaar te geraken. De paus en de koning van Frankrijk arbeiden zeer om hem wederom te mogen krijgen met schatten en goed. Maar het mocht al niet baten want de sultan bleef daar steevast bij dat hij hem zo berechten wilde zodat anderen zich daaraan spiegelen zouden die daar komen wilden om zijn land te bespieden.

Hoe dat parijse die in babilonien was twee minderbrueders te gemoet quamen. ende seyden hem hoe die dolfijn gheuangen lach in alexandrien dwelc hem verwonderde [e5v]

NV soe keeren wi weder tot parijs dye hier af niet en wiste. Paris was te babilonien ghelijc ghi bouen ghehoort hebt Soe ghebuerdet dat bi auentueren twee minderbroeders die haer pelgrimagie deden passeerden ende leden doer babilonien ende bleuen al daer besiende den staet vanden soudaen ende syn macht. want hi hem doe al daer hielt met grooter mogentheyt. Dese twee minderbrueders waren van deser syden des meers. ende quamen bi gheualle parijse te gemoete. ende hi groettese ende vraechde hem na nieumare van herwerts ouer seggende aldus. ic hebbe horen seggen hoe ghi kerstenen hebt eenen paus die machtich is. ende veele meer ander coningen ende grote heren van groten steden ende casteelen, my geeft wonder hoe ghi luden gedoecht dat wi die van uwer wet niet en syn besitten theilich lant dat v doch toe behooren soude na dat ghi segt. Als die twee minderbroeders aldus hoorden spreken parijse antwoerde deed van hem in sarazijnscher talen want sij waenden dat hi van dien lande geweest ware Voerwair ick gheloue wel dat ghijt moecht hebben hooren segghen. dat aen gheen syde des meers vergadert waren groote menichte van volcke van wapenen, om te comen herwaerts ouer, om des wille dat onse heilighe vader die paeus hadde doen legghen een cruusvaert. Ende binnen der wylen dat hem dat volc vast vergaderde so seynde die coninck van vranckerijc dye de machtichste van vranckerijcke is herwaerts eenen seere edelen baroen die gheheeten was dye dolfijn van viennoys om te besuecken die landen van herwaerts ouer. ende als hi hier binnen tslants was soe dede de soudaen besetten die plaetsen daer die pelgrems te passerene pleghen. ende van stonden ane wart hi aengetast ende geuanghen in een stadt die geheeten is ramon. ende deden daer na vueren in alexandrien ende legghen in een quade gheuanckenis daer ick meyne dat hi lange in ghestoruen is. ende also wart dat werc ontdect Doen vraechde paris hoe dye heere gheheeten was. Die broeder die antwoerde hoe hi den name hadde heer godeuaert dalenson dolfijn van viennois Ende als paris dat hoorde was hi te male seer verslaghen. hoe wel dat hi des niet en baerde: mer hi peynsde dat syn auentuere eens beter werden mochte. Doen vraechde hi hem voert na vele meer ander dingen. ende seide hem hoe hi op een ander tijt noch meer met hem spreken soude. ende vraechde hem waer sy waren ghelogeert. dwelcke sij hem niet gherne en berechten. want sy duchteden dat hijt meer om harluder gevraecht hadde den anderssints

Hoe dat Paris die in Cairo was twee minderbroeders tegemoet kwam en zeiden hem hoe de dauphin gevangen lag in in Alexandri wat hem verwonderde. [e5v]

Nu zo keren we weer tot Paris die hiervan niets wist. Paris was te Cairo gelijk ge boven gehoord hebt. Zo gebeurde het bij avonturen dat twee minderbroeders die hun pelgrimage deden passeerde en gingen door Cairo en bleven aldaar bezien de staat van de sultan en zijn macht. Hij onthield zich toen aldaar met grote mogendheid. Deze twee minderbroeders waren van deze zijde van het meer en kwamen bij toeval Paris tegemoet en hij groette ze en vroeg hen naar nieuws van herwaarts over en zei aldus; Ik heb horen zeggen hoe gij christenen een paus hebt die machtig is en veel meer andere koningen en grote heren van grote steden en kastelen, me geeft verwondering hoe gij lieden gedoogd dat wij die van uw wet niet zijn het heilige land bezitten dat u toch toebehoren zou nadat ge zegt. Toen die twee minderbroeders aldus hoorden spreken Paris antwoord en deed dat hen in Saraceense taal waanden ze dat hij van dat land geweest was. Voorwaar, ok geloof wel dat gij het mag hebben horen zeggen dat aan gene zijde van het meer een grote menigte van wapenvolk verzameld is om herwaarts over te komen omdat onze heilige vader de paus een kruisvaart had laten leggen. En binnen de tijd dat zich het volk vast verzamelde zo zond de koning van Frankrijk die de machtigste van Frankrijk was herwaarts een zeer edele baron die geheten was de dauphin van Viennois om te de landen van herwaarts over te bezoeken. Toen hij hier binnen het land was zo liet de sultan bezetten die plaatsen daar die pelgrims te passeren plegen en van stonden aan werd hij aangetast en gevangen in een stad die geheten is Ramon. Ze lieten hem daarna voeren in Alexandri en leggen in een kwade gevangenis waar ik meen dat hij al lang gestorven is en alzo werd dat bekend. Toen vroeg Paris hoe die heer geheten was. De broeder die antwoorde hoe hij de naam had van heer Godevaart Dalenson, dauphin van Viennois. En toen Paris dat hoorde was hij helemaal zeer verslagen, hoewel dat hij dat niet openbaarde: maar hij peinsde dat zijn avontuur eens beter worden mocht. Toen vroeg hij hem voort naar veel meer andere dingen en zei hen hoe hij op een andere tijd noch meer met hen spreken zou. Hij vroeg hen waar ze gelogeerd waren wat ze hem niet graag berichten want ze vreesden dat hij het meer om hen gevraagd had en anderszins.

ALs parijs dus vanden broeders ghescheiden was zoe ouerleyde hi bij hem seluen hoe hi in alexandryen comen mochte den dolfyn te siene. ende hoe hi hem vter gheuanckenissen helpen mochte. Hi wart van rade dat hij ghinck ter herberghen [e6r] vanden minnerbrueders. ende namse mitter hant. ende leyddese spacieren doir de stat sprekende van menegerley dinghen. algader in sarazijnscher talen Doen seide hi hem ten lesten hoe hi grote begerte hadde te sien den kerstenen ridder die in alexandrien was, op auentuer of hi hem yet helpen mochte. wilt ghyliede tot daer met mi gaen. ick gheloue v te doen goede chiere sonder dat v yets wederuaren sal. ende daer aen en twifelt niet Die broeders en wisten van anxste hier op watte tantwoerden. nyet te min. op dbetrouwen dat sy te gode waert onsen heere hadden. gheloefden sy met hem te gaen al souden syer oec om steruen. Sy baden gode metter hertten dat hi hem gracye verlenen woude den dolfijn vte te helpen Parijs was blide vander antwoerden vanden broeders, want hy en meynde den dolfijn niet ghesien te hebben. maer om te sien deynde van sijnre auentueren. met dien schiet hi van hem. ende ghinck tot des soudaens valckeneer waert. daer hi groote kennise aen hadde. ende seyde aldus. Here ick danck v wt alre mijnder herten van uwer duecht die ghi mi ghedaen hebt V ghelieue te weten hoe dat ic op ghenomen hebbe te reysene in alexandrien. ende ick gheloue v dat doer dye liefde die ic tuwerts hebbe dat ic niet langhe vertueuen en sal weder te keerene Ende om des wille dat ick in dit lant onbekent ben. so biddic v dat ghi mi wilt doen hebben een mandement vanden soudaen. biden welcken hi beuele ende ghebiede datmen my vrijdelick doer alle sijn landen laet lyden ende passeren. ghemerct dat hem niemant te seere wel bewaren en mach vanden quaden volke. ende dat ghi my voerdaen ghebieden wilt in de goede gracie van mynen heere den soudaen Eensgancs so ghinck die valkenaer ten soudaen waert. ende dede hem open parijs requeste. van stonden ane soe beliefdet den soudaen segghende dat hem tvertreck van parijse seere leet was. waert dat hi in syn hof blyuen woude hi souden maken een groot here Doen seyde die valckenaer. Lieue geduchtyghe heere hi heeft my gheloeft in cortten tiden weder te keerenne. Die soudaen dede het mandement maken ghelijc paris dat begheerde. beuelende alle sijnen heeren officieren ende ondersaten van steden plaetsen ende casteelen dat sy hem bewesen alle eere ende alle sijne behoefte. sonder daer af gout seluer of yet anders van hem te nemene. Doen gaf de soudaen parijse seere costelijcke cleederen aen van goude ende syden. ende oeck soe gaf hi hem schats mede om vele ende bat hem dat hi also gheringhe wederkeren woude als hij mochte. ende als dan gheloefde hi hem te maken een groot heere Ende mettyen dede hi hem langhen het voerseide mandement. dwelcke dat mit sijns selues hant gheteekent was ende beseghelt met synen seghele. [e6v]

Toen Paris dus van de broeders gescheiden was zo overlegde hij bij zichzelf hoe hij in Alexandri komen mocht de dauphin te zien en hoe hij hem uit de gevangenis helpen mocht. Hij werd van raad dat hij ter herberg ging [e6r] van de minderbroeders en nam ze bij de hand en leidde ze wandelen door de stad en sprak van menigerlei dingen en allemaal in de Saraceense taal. Toen zei hij hen tenslotte hoe hij grote begeerte had om te zien de christenridder die in Alexandri was op avontuur of hij hem iets helpen mocht. Wil gij daar met me gaan, ik beloof u te doen goede sier zonder dat u iets wedervaren zal, twijfel daaraan niet. De broeders wisten van angst hier niet wat op te antwoorden, niettemin op het vertrouwen dat ze tot God waart onze heer hadden beloofden ze met hem te gaan al zouden ze er ook om sterven. Ze baden God met het hart dat hij hen gratie verlenen wilde de dauphin eruit te helpen. Paris was blijde van het antwoord van de broeders, want hij meende de dauphin niet gezien te hebben, maar om het einde van zijn avonturen te zien. Met die scheidde hij van hen en ging naar de valkenier van de sultan waart daar hij grote kennis aan had en zei aldus. Heer, ik dank u uit mijn hele hart van uw deugd die ge mij gedaan hebt. U gelieve te weten hoe dat ik voorgenomen heb te reizen naar Alexandrië en ik beloof u dat door te liefde die ik heb tot u waart dat ik niet lang vertoeven zal en terug keer. En om dat ik in dit land onbekend ben zo bid ik u dat gij me wil laten hebben een mandement van de sultan waarbij hij beveelt en gebiedt dat men vrij door al zijn landen laat gaan en passeren. Gemerkt dat zich niemand te zeer goed bewaren mag van het kwade volk en dat gij mij voortaan gebieden wilt in de goede gratie van mijn heer de sultan. Gelijk zo ging de valkenier ter sultan waart en deed hem open Paris verzoek. Van stonden aan zo beliefde het de sultan en zei hem dat hem het vertrek van Paris zeer leed was. Was het dat hij in zijn hof blijven wilde hij zou hem een grote heer maken. Toen zei de valkenier; Lieve geduchte heer, hij heeft me beloofd in korte tijden terug te keren. De sultan liet het mandement maken gelijk Paris dat begeerde en beval al zijn heren officieren en onderzaten van steden, plaatsen en kastelen dat ze hem alle eer bewezen en al zijn behoefte zonder daarvan goud, zilver of iets anders van hem te nemen. Toen gaf de sultan Paris zeer kostbare kleren van goud en zijde en ook zo gaf hij hem schatten mee om veel en bad hem dat hij alzo gauw wederkeren wilde als hij kon en als dan beloofde hij hem te maken een grote heer. En meteen liet hij hem brengen het voorgenoemde mandement wat met zijn eigen had getekend was en bezegeld met zijn zegel. [e6v]


Hoe paris mitten twee broederen in alexandrien toech al dair hi van den admirael seer minnelick ontfanghen wart

ALs paris alle dese dingen hadde. ende voerts oerlof genomen hadde aen thof so ghinc hi henen metten twee broeders in alexandrien Ende alsoe schiere als hi daer was soe toechde hi sijn mandement den admirael. dwelcke als hi ghesien hadde boet hem eere ende reuerencie. ende dede hem een schoon huys ghestoffeert van alle des hem behoefde Ende insghelijcks dede hi den broeders oec een. Die admirael quam alle daghe parise besuecken om hem gheselschap te houdene. ende soe reden sy omme de stadt. ende om deswille dat paris soe costelicken gecleet was dede hem elckerlick reuerencie ende eere segghende dat hi eens groots heeren sone wesen moeste. Op een tijt als sy alsoe reden doer die stadt, leden sij verbi den toren daer die dolphin inne geuanghen lach. Doen vraechde paris den admirael. wat torren dat dat was die soe schoon scheen Die admirael antwoerde hem dattet was een verueerlic gheuanckenis. daer inne dat die soudaen geuanghen hout eenen groten here ende baroen vten lande van ouer tmeer. die welcke dat gecomen was al daer omdlant te bespiedene. Doen seide parijs ick bidde v laet ons doch dien gaen besien. [f1r] gheerne seide de admirael. mettien traden si van haren perden ende ghingen in die geuancnis: ende als paris den dolfijn sach iammerde hem sijnre grotelijc doer het lijden dat hi aen hem sach Paris vraechde dien wachters wat mans dattet was, ende si antwoerden hem hoe dattet was een groot baroen wt franckerijc Doen vraechde parijs oft hi gheen sarazijns en verstont. ende si seiden hem neen. mer woude hi hem toespreken sy souden hem wel trosmans genoech halen. doen antwoirde paris dat hi op een ander tijt wel weder comen soude hem ondervragende nader lande van ouer tmeer Ende also bat hi den admirael dat hi den wachters seggen woude dat sijer hem toe lieten gaen als hi daer quame. ende dat geschiede. Ende namen mettyen verlof vanden wachters. Binnen cortten dagen quam paris daer weder ende brachte met hem den brueder die sarazijns spreken conste Ende als sy daer binnen waren, hiet hi den brueder dat hiem heusschelicken groeten soude. niet wetende die selue broeder dat paris franchois verstont. Doen seide die broeder totten dolfijn hoe die heere al dair gecomen was om hem te visiteren. ende dat hi die kerstene seer lief hadde ende dat hi wel was inde gracie van den soudaen. ende gheloofde hem alsoe wel als enigen man in sijn lant. ende in deser manieren vraechde die brueder den dolfyn vele voir den persoen van parijse. ende seide hemwaert dat hi hem yewers aen liefde doen mochte dat hijt gherne doen soude

Hoe Paris met de twee broederen in Alexandrië trok aldaar hij van de admiraal zeer minnelijk ontvangen werd.

Toen Paris al deze dingen had en voorts verlof nam aan het hof zo ging hij heen met de twee broeders in Alexandrië. En alzo snel als hij daar was zo toonde hij zijn mandement aan de admiraal en toen hij die gezien had bood hij hem eer en reverentie en deed hem een mooi huis gestoffeerd van alles dat hem behoefde. En insgelijks deed hij de broeders ook een. De admiraal kwam alle dagen Paris bezoeken om hem gezelschap te houden en zo reden ze om de stad en omdat Paris zo kostbaar gekleed was deed iedereen hem reverentie en eer en zeiden dat hij een grote heren zoon wezen moest. Op een tijd toen ze alzo door de stad reden kwamen ze voorbij de toren daar de dauphin in gevangen lag. Toen vroeg Paris de admiraal wat toren dat dit was die zo mooi scheen. De admiraal antwoorde hem dat het was een vervaarlijke gevangenis waarin de sultan gevangen houdt een grote heer en baron uit het land van over het meer die daar gekomen was aldaar om het land te bespieden. Toen zei Paris, ik bid u, laat ons toch die gaan bezien. [f1r] Graag, zei de admiraal, en meteen stegen ze af van hun paarden en gingen in de gevangenis. Toen Paris den dolfijn zag jammerde het hem vanwege het grote lijden dat hij aan hem zag. Paris vroeg die wachters; wat man dat het was en ze antwoorden hem hoe dat het was een grote baron uit Frankrijk. Toen vroeg Paris of hij geen Saraceens verstond en ze zeiden hem neen. Maar wilde hij hem hem toespreken ze zouden hem wel tolken genoeg halen. Toen antwoorde Paris dat hij op een andere tijd wel weer komen zou en hem ondervragen naar het land van over het meer. En alzo bad hij de admiraal dat hij de wachters zeggen wilde dat ze hem ertoe lieten gaan als hij daar kwam en dat geschiede. En nam meteen verlof van de wachters. Binnen korten dagen kwam Paris daar weer en bracht met hem de broeder die Saraceens kon spreken. En toen ze daarbinnen waren zei hij de broeder dat hij hem hoffelijk groeten zou en dat die broeder niet wist dat Paris Frans verstond. Toen zei die broeder tot de dauphin hoe die heer aldaar gekomen was om hem te visiteren en dat hij de christen zeer lief had en dat hij goed was in de gratie van de sultan en geloofde hem alzo goed als enige man in zijn land. Op dezer manieren vroeg de broeder de dauphin veel voor de persoon van Paris en zei tot hem waart dat hij hem ergens aan liefde doen mocht dat hij het graag doen zou.

ALs die dolphijn alsoe hoorde den religieux spreken vten naem vanden sarasijne verwonderde hi hem seer. biddende onsen heere dat hi hem int herte seynden woude dat hi doch vter geuanckenissen geraken mochte Paris die seer verlangede nyeumare te hooren van vienne. seide den broeder dat hi den dolfijn vragen soude ofte hi wijf ende kinder hadde Doen begonst de dolfin te screyen ende antwoerde hem hoe dat hy een wijf hadde ende een dochter die gehouden was voer die scoonste van al vranckerijcke. die welcke hi geuanghen hielt. om deswille datse ghenen man nemen en woude. Doe begonste paris hem te troosten doer den mont vanden bruedere segghende dat hi goede verduldicheit hebben woude in sijn liden, ons heer god souden noch wt helpen alsoe dat die dolfijn blide wert ende van herten verlicht. ende was schade sprac hi totten broedere diet woert vuerde dat paris gheen kersten en was. ende bat onsen heere dat hi hem dyer duecht loonen moeste. ende also schieden sy wel ghetroost van malckanderen. Doe seide paris den wachters hoe hi in den gheuanghene so vele vermakens geuonden hadde. dat hi dicwil weder comen soude al dair clappen ende couten. die wachters seiden dattet hem wel te wille waer ende so schieden si van daer Paris seide nae desen den brueders wistick dat ic uwer versekert ware ende mi op v betrouwen mochte. ick soude wel meynen desen geuanghen vter geuanckenisse te helpen. als die broeders dat hoorden verwonderden sy hem seere. ende antwoerde aldus. Bij der trouwen die wi onsen heere god schuldich syn. wi verclaren v dat. dat ghi daer aen gheen twifel hebben en dorst. ende bi also dat ghi des wille hebt. latet ons [f1v] proeuen maer dat bedectelick. ghij siet doch wel hoe dat hi daghelicx ghewacht wert. Doen seide paris. ic weet daer toe goeden raet. mer ierst behoeft ons twe dinghen. eerst dat ghi beyde met mi gaet Dandere dat hi my van mynre leeftochten besorghe eerliken so wanneer ic in zijn lant ben. mer ick beduchte mi als ic hem wt ghehulpen hebbe ende dat hi in sijn lant comen is. dat hijs mi negheen houden ende sal noch mijnre gade slaen. Ick en kan gheenreleyde werck noch neringhe. ende also waric qualic geraect. hierom willic mi des versekert hebben. ende dat hi mi gheue een ghifte van die ic hem eysschen sal. als wi in sijn lant wesen selen Ende mits desen sal icken verlossen. ende laten om sijnen wille myn lant. nochtans dat ghy moecht sien in wat state dat ick ben

Toen de dauphin alzo hoorde de religieus spreken uit de naam van de Saraceen verwonderde hij zich zeer en bad onze heer dat hij hem in het hart zenden wilde dat hij toch uit de gevangenis geraken mocht. Paris die zeer verlangde om nieuws te horen van Vienna zei de broeder dat hij de dauphin vragen zou of hij een wijf en kinderen had. Toen begon de dauphin te schreien en antwoorde hem hoe dat hij een wijf had en een dochter die gehouden was voor die mooiste van al Frankrijk die hij gevangen hield omdat ze geen man nemen wilde. Toen begon Paris hem te troosten door de mond van de broeder en zei dat hij goed geduld hebben moest in zijn lijden. Onze heer God zou hem er noch uit helpen alzo dat die dauphin blijde werd en van hart verlicht. Het was schade, sprak hij tot de broeder die het woord voerde, dat Paris geen christen was en bad onze heer dat hij hem die deugd belonen moest. Alzo scheiden ze goed getroost van elkaar. Toen zei Paris de wachters hoe hij in de gevangene zoveel vermaak gevonden had zodat hij vaak weer komen zou aldaar klappen en kouten. De wachters zeiden dat het hen ter wille was en zo scheiden ze vandaar. Paris zei, naar deze broeders wil ik dat u verzekerd bent en me u op vertrouwen mocht. Ik zou wel menen deze gevangene uit de gevangenis te helpen. Toen de broeders dat hoorden verwonderden ze zich zeer en antwoorde aldus. Bij de trouw die we onze heer God schuldig zijn zo verklaren we u dat ge daaraan geen twijfel hebben zal en bij al dien ge dus de wil hebt laat het ons [f1v] beproeven, maar bedekt, ge ziet toch wel hoe dat hij dagelijks bewaakt wordt. Toen zei Paris, ik weet daartoe goede raad. Maar eerst behoeven we twee dingen. Eerst dat gij beide met mij gaat. De andere dat hij mij van mijn leeftochten fatsoenlijk bezorgt wanneer ik in zijn land ben. Maar ik vrees dat als ik hem eruit geholpen zou hebben en dat hij in zijn land gekomen is dat hij het mij niet onthouden zal en noch me gadeslaan. Ik kan geen soort werk noch nering en alzo kwam ik kwalijk terecht. Hierom wil ik me dus verzekerd hebben en dat hij me een gift geeft die ik hem eisen zal als we in zijn land zullen wezen. En mits deze zal ik hem verlossen en verlaten vanwege hem mijn land. Nochtans dat ge mag zien in wat staat dat ik ben.

DEs anderdaechs quaemen paris ende die twee brueders in de gheuancknis. ende die brueders verrekende alle dit den dolfijn, ende als hi dat hoorde. docht hem dattet onse heere god daer geweecht hadde. Ende seyde aldus. ic dancke desen sarazijn menichfout van synen goeden wille die hi te mijwaert heeft. want ic hem noyt dienst en dede. daerom dat hi dit doer mij doen mochte Niet te min. eest gods geliefte dat hi mij hier wt helpt. ick ben bereet te zwerene opt lichaem ons heeren ihesu christi. dat also gheringe als ic in mijn lant van hier gecomen sal syn. dat icken houden sal in meerderen state dan hi hier is. Ende ick consentere dat hi met mijnen lande sijnen wille doe. want tis mi genoech dat ick den cost hebbe voir my ende mijn wijf. ende daerom willic al doen des hem gelieft. ende dit segt hem van minen twegen Doen ghinc die broedere dit parijse vertellen Doen begheerde parijs dattet de dolfijn zweren soude op dlichaem ons heeren. op dat hijs te bat versekert ware. Die dolfijn dede alsoe. Ende om parijse te bat te contenteren nam hi dat sacrament inne sprekende aldus. dat dat wesen moeste tsijnre verdoemnissen. bi alsoe hi hem niet en hielde alle tghene des hi hem geloeft hadde, so wanneer hi in sijn lant quame. Als dat also ghedaen was. ghinghen paris ende die twee minderbroeders tot opt water. om te besiene ofter gheen schepe en waren, die aen dese sijde vanden meer wesen wilden. ende bi auentueren ende groten gheualle vonden sy een schip Sij spraken den patroen toe ende gheloefden hem duisent gouden besanten. waert dat hi huer vijf personen ouer vueren woude. Die patroen dat hoorende seide dat hijs te vreden ware. maer dat si hem deen helft gereet gauen. Doen seide hi voert. mijn heeren Ic biddu dat ghi v spoedet want vonden ons die sarasijnen van desen lande wi warender allegader om doot Doen seide paris dat hi hem bereet maken soude want hi van dien auonde ter middernacht comen soude. met desen keerde paris weder omme metten twee brueders tsijnen logise waert. ende dede bereet maken seer costelicke spyse. ende die beste wijn die hy wiste te ghecrighene. ende voert des dair meer toebehoorde [f2r]

De volgende dag kwamen Paris en de twee broeders in de gevangenis en de broeders verrekende al dit de dauphin en toen hij dat hoorde dacht hij dat onze heer God daarin gewrocht had. En zei aldus; Ik dank deze Saraceen menigvuldig van zijn goede wil die hij tot mij heeft want ik deed hem nooit een dienst waarom hij dit voor mij doen mocht. Niettemin, gelieft het God dat hij mij hieruit helpt ben ik bereid te zweren op het lichaam van onze heer Jezus Christus dat alzo gauw ik in mijn land van hier gekomen zal zijn dat ik hem houden zal in een grotere staat dan hij hier is. En ik stem toe dat hij met mijn landen zijn wil doet want het is me genoeg dat ik de kost heb voor mij en mijn wijf en daarom wil ik alles doen dat hem gelieft en zeg hem dit vanwege mij. Toen ging de broeder dit Paris vertellen. Toen begeerde Paris dat de dauphin dat zou zweren op het lichaam van onze heer opdat hij te beter verzekerd was. De dauphin deed het alzo. En om Paris te beter te bevredigen zo nam hij dat sacrament in en sprak aldus; dat dit wezen moest tot zijn verdoemenis mits hij zich alzo niet hield al hetgeen hij hem dus beloofd had zo wanneer hij in zijn land kwam. Toen dat gedaan was gingen Paris en die twee minderbroeders tot op het water om te bezien of er geen schepen waren die aan deze zijde van het meer wezen wilden. Bij avonturen en groot toeval vonden ze een schip. Ze spraken de patroon toe en beloofden hem duizend gouden bisanten was het dat hij hen vijf personen over voeren wilde. De patroon die dat hoorde zei dat hij tevreden was, maar dat ze hem de ene helft gereed gaven. Toen zei hij voort; mijn heren, ik bid u dat ge u spoedt want vonden ons die Saracenen van deze landen we waren er allemaal om gedood. Toen zei Paris dat hij zich gereed maken zou want hij zou die avond ter middernacht komen. Met deze keerde Paris wederom met de twee broeder tot zijn logies waart en liet zich gereed maken zeer kostbare spijzen en de beste wijn die hij wist te krijgen en voort wat er meer toebehoorde. [f2r]


Goe die dolfijn bi paris verlost wert wt der gheuancknisse in alexandrien

ALs dit ghereet was ghinc paris biden wachters vander geuanckenisse ende seide aldus Mijn heeren ick dancke v vter maten seer van uwer goeder duecht die ghi mi gedaen hebt Ic wil vertrecken van hier wederom te mijnen heer weert den soudaen. Maer ic wil eerst desen auont met v eten ende bat hem dat sijs hem niet weygeren en wouden. Het dochte hem goet. ende paris ghinc seynden om de spyze. ende alsoe schiere als die gecomen was zo ghingen sy tsamen eten. Dair droncken hem die wachters allegader so droncken. mits dat sy niet ghewoen en sijn wyn te drincken, datse ontslaep vielen. ende sliepen also seer vast dat sy niet en hoorden wat datmer dede Als paris dat sach so hiet hi den broeders datse den geuanghenen vten yzere slaen souden. ende dat sy die gheuanckenisse open daden. ick salder op wachten sprack hij ofter yemant ontspringt ende dien sal ick ter stont dooden. Doen begonsten die brueders den dolfijn vastelic te ontyseren met grooten anxte biddende onsen lieuen heere dat hy hem helpen woude. Doen hi vten yser was ghinghen sy hem cleeden al ghelijc eenen sarazijn. Daer na doode parijs alle die wachters deen nae dander op datse hem niet veruolghen en souden bij alsoe dat sij ontwaect warden.

Hoe de dauphin bij Paris verlost werd uit de gevangenis in Alexandrië.

Toen dit gereed was ging Paris naar de wachters van de gevangenis en zei aldus; Mijn heren, ik dank u uitermate zeer van uw goede deugd die ge mij gedaan hebt. Ik wil vertrekken van hier wederom tor mijn heer waart de sultan. Maar ik wil eerst deze avond met u eten en bad hen dat ze hem dat niet weigeren wilden. Het dacht hen goed en Paris ging zenden om de spijzen en alzo snel als die gekomen waren zo gingen ze tezamen eten. Daar dronken zich de wachters allemaal zo dronken mits dat ze niet gewoon waren om wijn te drinken zodat ze in slaap vielen en sliepen alzo zeer vast zodat ze niet hoorden wat dat men er deed. Toen Paris dat zag zo zei hij de broeders dat ze de gevangene uit de ijzers zouden slaan en dat ze de gevangenis opendeden. Ik zal erop wachten, sprak hij, of er iemand ontspringt en die zal ik terstond doden. Toen begonnen de broeders de dauphin vast te ontijzeren met grote angst en baden onze lieve heer dat hij hen helpen wilde. Toen hij uit de ijzers was gingen ze hem kleden al gelijk een Saraceen. Daarna doodde Paris alle wachters de ene na de andere zodat ze hem niet vervolgen zouden bij alzo dat ze wakker werden.


Hoe dat de dolfijn ende paris metten twe broeders tschepe ginghen [f2v]

HIer na quamen de dolfijn paris sijn knecht ende die twe brueders ter hauenen ende eensgancs ghingen sy tscepe ende hieuen tseyl op. ende voeren henen also dat si binnen cortten tiden quamen te leuan, dat doen kersten was ende daer tradt de dolfijn wt om deswille dat hi al vermoeyt was so vander see so vander gheuanckenissen daer hi wt quam. ende al dair leende hi gelt daer sy mede quamen in cypren al daer een coninc was die in des conincx hof van vranckerijcke ghewoent hadde. die welcke als hi hoorde dat die dolfijn van viennoys quam, ghinc hi hem tegens biddende hem hertteliken dat hi woude comen logieren in syn palays. dwelck die dolfijn dede. des de coninc seer blide was. ende deden malckanderen grote chiere wantse deen den anderen in des conincx hof van vranckericke dicwille gesien hadden Daer na ghinc hem die coninc vragen van synder auentueren daer op dat de dolfijn al int lange vertelde Ende van blischapen bedreef de coninc grote feeste ende ontfincken seer weerdichliken met grote bliscapen also lange alst hem beliefde. Doen de dolfijn een wile daer gheweest was nam hi verlof vanden coninc hem danckende van synre goedertierenheit Als de coninc emmers sach dat de dolfijn emmers ewech woude scanck hi hem scone ghiften ende dede toemaken twe galeyen met volke van wapenen daer hijen mede dede geleiden ende alst god woude so viel hem den wint mede. also dat sy binnen cortten tijden quamen in aiguemorte [f3r]

Hoe dat de dauphin en Paris met de twee broeders te scheep gingen. f2v]

Hierna kwam de dauphin, Paris zijn knecht en de twee broeders ter haven en gelijk gingen ze ter scheep en hieven het zeil op en voeren heen alzo dat ze binnen korte tijd kwamen te Levant dat toen christen was en daar trad de dauphin eruit omdat hij geheel vermoeid was zo van de zee zo van de gevangenis waar hij uit kwam. Daar leende hij geld waarmee ze kwamen in Cyprus al daar een koning was die in het koningshof van Frankrijk gewoond had die toen hij hoorde dat de dauphin van Viennois kwam ging hij hem tegemoet en bad hem hartelijk dat hij wilde komen logeren in zijn paleis, wat de dauphin deed. Dus was de koning zeer blijde en deden elkaar grote sier want de een had de andere in het koningshof van Frankrijk vaak gezien. Daarna ging hem de koning vragen van zijn avonturen waarop de dauphin alles in het lange vertelde. En van blijdschap bedreef de koning grote feesten en ontving hem zeer waardig met grote blijdschap alzo lang als het hem beliefde. Toen de dauphin daar een tijdje geweest was nam hij nam hij verlof van de koning en bedankte hem van zijn goedertierenheid. Toen de koning immer zag dat de dauphin weg wilde schonk hij hem mooie giften en liet toemaken twee galeien met wapenvolk waar hij hem mee liet geleiden en zoals het God wilde zo viel hem de wind mede alzo dat ze binnen korte tijden kwamen in Aigues-Mortes. [f3r]


Hoe dat de dolfijn ende parijs vanden volcke van vranckerijc met groter bliscap ende eeren ontfanghen waren

ALs de dolfin aengecomen was in aiguemorte was de tijdinge in dolfinoys ghelopen. waerom hem alle die ridders aldaer wapenden ende toemaecten. ende reden den dolfijn te ghemoete al tot in aiguemorte. ende aldaer ontfinghen sy hem met groter eeren Ende also reysden sy voert tot datse quamen te viennen in viennoys. al daer tvolc van groter blischappen xv. dagen lanc feeste hielden die wtnemende groot was Parijs en veranderde syn abiten net. ende en liet hem in geenrewijs kennen. mer hi ghinc dagelicx ter missen ende behielt sinen bairt ende tvolc dede hem bi beuele vanden dolfijn also vele eeren. dat hijs hem seluen scaemde Hier na een luttel tijts dede de dolfijn parijse vraghen om genoech te doen van synder beloften oft hi hebben woude de heerlicheyt van synen lande, want hi al bereet was hem te quijten zijn gelofte. Paris antwoirde. dat hi zijn lant selue behielde, het ware hem genoech Doen dede de dolfijn hem vragen oft hi woude hebben vienne synre dochter tenen wyue. Paris dede hem dair op seggen ter antwoirden. dat hi dat wel woude op dattet hem gheliefde Ende also ghinghen sy tot viennen, ende bi hair comende. sprack die minderbroeder eerst aldus. Mijn vrouwe. ghy weet wel dat mijn heere v vader langhen tijt gheuanghen geleghen heeft, al daer hi noch ware [f3v] gheweest, en hadde ghedaen god ons heere ende dese man. dien wt dyer grooten perikel geholpen heeft in vreesen sijns lijfs ter liefden van uwen vader. soe suldi weten. hoe wel ghy uwen vader alle ghehoorsamheyt schuldich syt. dat v vader v bidt dat doir alle die liefde die ghi hem emmermeer doen moecht, uwe gheliefte sy desen sarasynschen man te trouwen teenen man. ende hy sal v alle v mysdaet vergheuen die ghi oyt tegen hem misdaen hebt. aensiende in desen, dat v vader desen man eeuwelijc schuldich is onderdanich ende gehorich te wesen Als vienne den brueder aldus hadde hooren spreken antwoerdde sy hem aldus. Die bisschop van sinde laureys die hier tegenwoerdich in stadt is. weet wel dat ick ouer langhe tijden wel gehuwet ware gheweest op dat ic hadde willen huwen, daer mijn vader meer eeren af ghehadt soude hebben dan van desen sarazijn. Want shertoghen sone van bourgoendien soude mi ghetrout hebben gehadt. hadde ict willen consenteren. mer ons heere god heeft my gestelt in alsulcker crancheyt als dat ick op dese werelt niet langhe leuen en mach ende alle dage verswaert my dat ende ben alrede half verrot. wair omme wilt mynen heere vader seggen dat hi mi doch houden wille ouer gheexcnseert. want ick gheenen man nv en wille Die dofijn hiet den broedere dat hi dit den sarrazijn segghen soude

Hoe dat de dauphin en Paris van het volk van Frankrijk met grote blijdschap en eer ontvangen werden.

Toen de dauphin aangekomen was in Aigues-Mortes was de tijding in Dauphinois gelopen waarom zich alle ridders aldaar wapenden en toemaakten en reden de dauphin tegemoet al tot in Aigues-Mortes en aldaar ontvingen ze hem met grote eer. En alzo reisden ze voort totdat ze kwamen Vienna in Viennois aldaar het volk met grote blijdschap 15 dagen lang feest hield die uitzonderlijk groot was. Paris veranderde zijn habijt niet en liet zich op geen manier kennen. Maar hij ging dagelijks ter mis en behield zijn baard en het volk deed hem op bevel ban de dauphin alzo veel eer zodat hij zichzelf schaamde. Hierna een tijdje liet de dauphin Paris vragen om genoegdoening van zijn beloften of hij hebben wilde de heerlijkheid van zijn landen, want hij was geheel bereid zich te kwijten van zijn belofte. Paris antwoorde dat hij zijn land zelf behield, het was hem genoeg. Toen liet de dauphin hem vragen of hij wilde Vienna zijn dochter hebben tot een wijf. Paris liet hem daarop zeggen ten antwoord dat hij dat wel wilde opdat het hem geliefde. En alzo gingen ze tot Vienna en toen ze bij haar kwamen sprak de minderbroeder eerst aldus. Mijn vrouwe, ge weet wel dat mijn heer uw vader lange tijd gevangen gelegen heeft aldaar hij noch was [f3v] geweest had niet gedaan God onze heer deze man die hem uit groot perikel geholpen heeft in vrees van zijn lijf ter liefde van uw vader. Zo zal je weten, hoewel ge uw vader alle gehoorzaamheid schuldig bent, dat uw vader u bidt dat door alle liefde die ge hem immermeer doen mag het u gelieft deze Saraceense man te trouwen tot een man en hij zal u alle misdaad vergeven die gij ooit tegen hem misdaan hebt. Zie aan in deze dat uw vader deze man eeuwig schuldig is, onderdanig en gehoorzaam te wezen. Toen Vienna de broeder aldus had horen spreken antwoordde ze hem aldus. De bisschop van Sint Laurentius die hier tegenwoordig in de stad is weet wel dat ik over lange tijden wel gehuwd was geweest opdat ik had willen huwen daar mijn vader meer eer van gehad zou hebben dan van deze Saraceen. Want de zoon van de hertog van Bourgondi zou me getrouwd hebben gehad, had ik het willen toestemmen. Maar onze heer God heeft me gesteld in al zulke zwakte zodat ik op deze wereld niet lang leven mag en alle dagen verzwaar me dat en ben alreeds half verrot. Daarom wil ge mijn heer vader zeggen dat hij me toch houden wil voor gexcuseerd want ik wil nu geen man. De dauphin zei de broeder dat hij dit de Saraceen zeggen zou.

Dit horende paris hadde hi duchte te verliesene de liefde van vienne. ende ghinc metten broedere ende metten bisscop van sinte laureys tot hair in de gheuanckenisse Ende als hise also gestelt sach hadde hi groot lijden met hair ende dedese biden broeder groeten. ende sy dancten seere Doen dede hi den broeder haer segghen aldus. Mijn vrouwe ghij weet wel dat ic uwen vader wt den geuangenissen geholpen hebbe. dat v billicx lief wesen soude, ende waere alnoch daer, en hadde ict ghedaen. ende vergheeft v al des ghy oyt teghens hem misdaen hebt. ende bidt v dat ghi my teenen man nemen wilt ende wil dat wi sijn heeren van dolfinois Hieromme bidde ic v dat ghy noch ick dese eere niet en verliesen. Ende al en ware des niet so soudi billicx uwen vader ghehoorsam wesen. Doen antwoerdde vienne den brueder in de persoen van parijs Ic weet wel dat ghi mijnen vadere vter gheuancknissen geholpen hebt ende dat sal v mijn vader wel loenen dat ghijs v niet beclagen en sult Ic bekenne oec wel dat ghi een man syt van groter geboirten ende dat ghi wel werdich sijt vele meer der vrouwe te hebben dan my maer die bisschop van sinte laureys die hier inder stadt tegenwoerdich is weet wel dat om der siecten wille daer ic inne ben ic niet langhe leuen en sal. Doen antwoerde paris bi monde vanden brueder dat om des wille dat hi sarasijn was sy hem also wederleyde. Ick beloue v sprack hy dat ick kersten werden sal. Ic meyn wel wistij wie ick ben ende wat ick achter ghelaten hebbe om uwen vader vter gheuanckenissen te trecken. ghi soudt my weerder hebben dan ghi doet. weet dat v vader meyneedich wesen sal. want hi heeft mij geloeft dat ghi myn wijf wesen sult Doen antwoerde vienne. Ick [f4r] hebbe wel hooren segghen vele deuchden van v. nochtans aenghesien die siecte daer ic inne ben soe en soude my niemant raden tot huwelike want mijns leuens en mach niet langhe wesen. ende op datmen ghevoelen mach dat ic warachtich segghe. so coemt my naerder ende ghij selt ghevuelen in wat punte dat ick ben aengaende mijnen persoen. Ende mettyen ghinghen sij haer wat naerder. ende vienne hadde wederom onder hair oecselen gesteken die twee quartieren vanden hoene wt den welcken dat quam so swaren reuck. dats de bisscop noch die broedere niet verdraghen en consten. Niet te min Paris en rooc des niet dat den anderen wondere gaf. ende hi dede den broeder segghen dat hij haer dairom nemmermeer laten soude ende dat hi van daer niet scheyden en soude voer datse haer consent ghegheuen hadde tot haers vaders begheerte Doen antwoerde vienne in grammen moede ende sprack bij alle tghene des sij van gode hielt. sij soude hair hoot teghens den muer smyten dat haer dye herssenen in de kele springhen souden ende van dyer mijnre doot sult ghi de saecke wesen. Die bruedere seyde haer. dat sij des niet en dade. want hi en souder haer nemmermeer af vermanen. in dien het uwen wille niet en is. Niet te min Ic bidde v een dingen dat ghijer desen nacht meer op letten wildt. ende merghen keer ick weder. met alsulcker antwoirden als ghi mi dan sult geuen. ende dairom beraedt v mit uwer gesellinnen der ioncfrouwen. ic bidde gode dat hi v wel wille laten beraden. ende dit sprack hi al te mael aldus inden persoen van paris Ende hiermede schieden sy van viennen. ende ghingen dit aldus den dolfijn vertellen, die daerom seer tonpasse was. ende dede parise bidden dat hi hem van dien oueronschuldich houden woude. want hi daer geen schout toe em hadde. Doen sij van vienne ghescheiden waren sprack sy tot ysabelen Mijn lieue suster wat dunckt v van der wijsheijt van minen vader die welke meynt dat ick desen heidenen teenen man nemen sal Daer ick shertoghen sone van bourgoendien wederseyt hebbe, nemmermeer en moet dat god gelieuen dat ick anderen man nemen en sal dan parijse. die ic noch meyne te hebbene. Voerwaer sprack ysabeele. ick en weet wat segghen van uwen vadere, die v desen heidenen gheuen wille. ende heeft gheseyt dat hi merghen weder comen sal. ende dat ghijer daer binnen op letten soudet

Dit hoorde Paris en had vrees te verliezen de liefde van Vienna. Hij ging met de broeder en met de bisschop van Sint Laurentius tot haar in de gevangenis. En toen hij haar alzo gesteld zag had hij groot medelijden met haar en liet ze bij de broeder groeten en ze bedankte hem zeer. Toen liet hij de broeder haar zeggen aldus. Mijn vrouwe, gij weet wel dat ik uw vader uit de gevangenis geholpen heb dat u billijk lief zou wezen en hij was noch aldaar had ik het niet gedaan en hij vergeeft u alles dat ge ooit tegen hem misdaan hebt en bid u dat ge mij tot een man nemen wilt en wil dat we zijn heren van de Dauphin. Hierom bid ik u dat gij noch ik deze eer niet verliezen. En al was je dus niet zo billijk uw vader gehoorzaam wezen. Toen antwoordde Vienna de broeder in de persoon van Paris. Ik weet wel dat ge mijn vader uit de gevangenis geholpen hebt en dat zal u mijn vader goed belonen zodat ge u niet beklagen zal. Ik beken ook wel dat ge een man bent van grote geboorte en dat ge het wel waard bent veel grotere vrouwe te hebben dan mij, maar de bisschop van Sint ~Laurentius die hier in de stad tegenwoordig is weet wel dat vanwege de ziekte daar ik in ben niet lang leven zal. Toen antwoorde Paris bij monde van de broeder omdat hij een Saraceen was dat ze hem alzo weerlegde. Ik beloof u, sprak hij, dat ik christen worden zal. Ik meen wel wist gij wie ik ben en wat ik achtergelaten heb om uw vader uit de gevangenis te trekken, ge zou me waardevoller hebben dan ge doet. Weet dat uw vader meinedig wezen zal want hij heeft mij beloofd dat gij mijn wijf wezen zal. Toen antwoorde Vienna. Ik [f4r] heb wel vele deugden horen zeggen van u, nochtans aangezien de ziekte waarin ik ben zo zou me niemand aanraden tot huwelijk want mijn leven mag niet lang wezen en zodat men voelen mag dat ik het waar zeg zo kom me nader en ge zal voelen in wat punt dat ik ben aangaande mijn persoon. En meteen gingen ze haar wat nader en Vienna had wederom onder haar oksels gestoken twee kwarten van een hoen waaruit zoՠn zware reuk kwam zodat het de bisschop noch die broeder het niet verdragen konden. Niettemin Paris rook het niet zodat het de anderen verwonderde en hij liet de broeder zeggen dat hij haar daarom nimmermeer verlaten zou en dat hij van daar niet scheiden zou voordat ze haar toestemming gegeven had tot haar vaders begeerte. Toen antwoorde Vienna in gram gemoed en sprak bij al hetgeen dat ze van God hield. Ze zou haar hoofd tegen de muur smijten zodat haar de hersens in de keel zouden springen en van die mijn dood zal ge de oorzaak wezen. De broeder zei haar dat ze dat niet deed want hij zou haar er nimmermeer van vermanen indien het uw wil niet is. Niettemin ik bid u een ding dat gij er deze nacht meer op letten wilt en morgen keer ik weer met al zulk antwoord zoals ge me dan zal geven. Daarom, beraad u zich met uw gezellin de jonkvrouw. Ik bid God dat u zich goed laat beraden. Dit sprak hij allemaal aldus in de persoon van Paris. En hiermede scheiden ze van Vienna en gingen dit aldus de dauphin vertellen die daarom zeer te onpas was en liet Paris bidden dat hij zich van dien verontschuldigde houden wilde want hij daar geen schuld toe had. Toen ze van Vienna gescheiden waren sprak ze tot Isabella. Mijn lieve zuster, wat denkt u van de wijsheid van mijn vader die meent dat ik deze heiden tot een man nemen zal. Daar ik de zoon van de hertog van Bourgondi weersproken heb, nimmermeer moet dat God gelieven dat ik een andere man nemen zal dan Paris die ik noch meen te hebben. Voorwaar sprak Isabella, ik weet niet wat te zeggen van uw vader die u deze heiden geven wil en hij heeft gezegd dat hij morgen weer zal komen en dat gij er ondertussen op beraden zou.


Hoe paris viennen quam besuecken in die gheuancknisse. ende doe dat sy hem wert kennende [f4v]

DEs anderdaechs tsmergens cleedde hem paris vele costeliker dan hi te voren ghedaen hadde, ende gordde een costeliick zweert aen hem. ende also ghinc hi tot viennen met den bruedere Doen seyde die broeder Mijn vrouwe wy syn onder ons beiden weder gecomen om uwe goede antwoerde te hebben Vienne antwoirdde terstont. myn heeren mijn meyninghe is dat ick nemmermeer mijn gelofte breken en sal. want ic hebbe geloeft dat ick nemmermeer man nemen en sal noch hier wt comen voer dat ick doot ben. ende daerom moechdi wel keeren ende gaen uwer veerden. Bij mynre trouwen seyde die broeder ic en weet wat seggen tis groot iammer dat ghi v in dese geuancnis dese pyne aen doet In dien ghijs emmers niet doen en wilt. so bidt v dese heyden dat ghij desen rinck ter liefden van hem draghen wilt Dit selue was den rinck die vienne parise gaf doen hi van haer schiet inder kercken. ende vienne nam den rinck op dat sij harer quijt werden soude. Ende doen sy den rinck aenveerdt hadde, bat parijs den broeder dat hi sijnder een weenich verbeyden woude om te siene wat contenancien datse houden soude. Vienne wart vast besiende den rinck Ende als hi dat mercte begonst hi haer toe te spreken in volcomen franscher talen seggende aldus O edel vrouwe hoe verwondert ghi v alsoe seere van dien rinck Voerwaer antwoerde vienne. nae mijnen [f5r] dunckene soe en saghick noyt schoonderen. Doen seyde hi. daeromme bidde ick v dat ghyen in dancke nemen wilt want hoe dat ghijen bat besiet hoe ghi en lieuer hebben sult.

Hoe Paris Vienna kwam bezoeken in de gevangenis en dat ze hem toen begon te herkennen. [f4v]

De volgende dag ‘s morgens kleedde Paris zich vele kostbaarder dan hij tevoren gedaan had en gordde een kostbaar zwaard aan zich en alzo ging hij tot Vienna met de broeder. Toen zei die broeder; Mijn vrouwe, we zijn onder ons beiden weer gekomen om uw goede antwoord te hebben. Vienna antwoordde terstond; mijn heren, mijn mening is dat ik nimmermeer mijn gelofte breken zal want ik heb beloofd dat ik nimmermeer een man nemen zal noch hieruit kom voordat ik dood ben. Daarom mag ge wel keren en ga uw vaart. Bij mijn trouw, zei de broeder, ik weet niet wat te zeggen, het is grote droefheid dat ge u in deze gevangenis deze pijn aandoet. Indien gij het immer niet doen wilt zo bidt u deze heiden dat gij deze ring ter liefden van hem dragen wilt. Dit was dezelfde ring die Vienna Paris gaf toen hij van haar scheidde in de kerk. Vienna nam de ring aan opdat ze hen kwijt wilde worden. En toen ze ring aanvaard had bad Paris de broeder dat hij een weinig wachten wilde om te zien wat capaciteit dat ze zich houden zou. Vienna ging goed bezien de ring. En toen hij dat merkte begon hij haar toe te spreken in volkomen Franse taal en zei aldus; O edele vrouwe, hoe verwondert ge u alzo zeer van die ring. Voorwaar, antwoorde Vienna, naar mijn [f5r] denken zo zag ik nooit mooiere. Toen zei hij, daarom bid ik u dat ge die in dank aannemen wilt want hoe dat gij hem beter beziet hoe ge hem liever zal hebben.

ALs vienne den heydenen aldus hoorde spreken so was sy mit allen seer verslaghen van verwonderen. als die gene die meynde oft sy yet betoouert wardde. ende seyde. och heere god wat is dit. dat ick sye ende hoore spreken. ende gheliet haer oft sy van vare wt der gheuanckenissen ghespronghen soude hebben. om dat sy den heydenen alsoe hoorde spreken. Doen seyde parys. O edele vrouwe en veruaert v niet. Siet hier parijse uwen ghetrouwen dienre. doen was vienne noch veel meer veruaert dan te voren ende seyde. Voerwaer ten mach niet wesen Ick segghe v sekerlijcken sprack paris die v met yzabeelen liet inde kercke. al daer ghy mij gaeft den dyamant dien ick v daer ghegheuen hebbe. Ende ghy gheloefdet mij dat ghy nemmermeer man nemen en soudet dan my. En verwondert v niet van mijnen bairde noch oeck van mijnen cleederen. Ic weet wel dat sy v benemen mijn kennisse. ende dyer ghelijck seide hi haer so vele met goeden bescheede, als dat sij hem wart kennende. Ende van grooter outsprekelijcker liefden ende blijscapen soe wardt sy weenende, ende vyel tusschen syn armen. ende hy die omvingse seer minnelijck ende vriendelijck, ende custese menichweruen, met seer sueten woerden haer vertroostende. ende alsoe bleuen sy langhen tijt. Daer nae begonste hij haer te vraghene van harer auontueren. Ende daer ghinck sijt hem allegader vertellen. Haer ioncfrouwe ysabeele en hadde des nachts te voren niet gheslapen. wair bi datse nv seer onslapen gheworden was. als dat sij niets niet ghehoort en hadde noch en wiste van tghene des voerseyt is. mer ouermits die groote blijschap die paris ende vienne tsamen bedreuen zoe wardt sy ontwaeckt. Ende als sy den heydenen sach inden arme van vienen. soe was si verschrict ende verwondert segghende tot harer vrouwen wie dat daer ware. ende oft sij wt haren synne was dat sy den turck in haren armen behielt. ende vraechde haer oft sy alreede van hem betoouert was, om datse met hem soe grooten ghemeenschap hadde. ende of dat die trouwe was die sy parise den edelen ridder geloeft hadde: doer wyen dat sy soe vele gheleden hadde. Mijn lieue suster sprac die schone vienne en spreeckt niet meer alsoe. coemt ende verblijt v met my. want al soe wel heb dij gheuonden v gheluck ende auentuere als ick doe die myne: Siet hier mijn wtvercoren lief parijs, die wy soe langhe begheert hebben Met dien soe ghinck hem ysabeele naerder ende sach dattet parijs was. doe ghinc sy hem omhelsen ende cussen. ende bedreuen alle drije soe grooten blijschap dattet niet te vertellen en waer. Ouer een poose oft wijle daer nae sprack parijs tot vienne. mijn lieue sustere het behoeft [f5v] dat de dolfijn van desen onsen dinghen eens wete. ic wil gaen te hemwaerts Niet te min. ick begheere op v dat ghij nyewers af en vermaent voer dat ickt v selue segge ende hete. ende also ghinghen sy vter gheuanckenissen, al dair sij den brueder alnoch vonden staende parijse ontbeydende. ende ghinghen mit hem eensgancx voert voer den dolfijn die seer verblijt was doen hise sach aen comen. nochtans verwonderde hy hem zeere hoe vienne wt quam. Doen seide paris totten bruedere. Segt den dolfijn dat ick sijn dochter bekeert hebbe tsinen wille. ende ten mijnen. ende dat hem ghelieue haer mij te gonnen teenen wyue: doen sprack die dolfyn tot viennen aldus. ghi sult nemen teenen man desen die mi wt den geuanckenis geholpen heeft in groter sorghen sijns leuens. Doen vraechde vienne parijse oft hem lief ware dat sy antwoerde. ende paris seide ia. Mettyen sprac vienne voert. mijn lieue vader ick ben bereet te doene uwen wille ende den sijnen. Ick bidde v dat ghy my vergheuen wilt mijn misdaet. ende gheuen mi uwe benedictye. ende als sy dat ghesproken hadde vergaeft haer huer vadere ende gaf haer die benedictye. ende custese. Siet hier nv o vader sprac sy mijn wtuercoren lief paris dien ick so langhe begheert hebbe. ende daer doer ick zoe vele gheleden hebbe Hi is die so wel zanc. ende tsteecspel wan in dese stadt. ende die den cristalen schilt met hem vuerde ende mynen crans Hi is die gene die oeck tsteecspel ghewan in de stadt van parijs. ende die de drie iuweelen ende die drie banieren met hem droech bedectelic van daer sceidende. dattes niemant gewaer en werdt Na desen soe ghinc paris tsynen vadere waert. ende als die sach dattet paris sijn sone was daer hem soe lange na verlanghet hadde greep hijen in syn armen van grooter blischappen. ende mettyen vraechde hi den dolfijn oft hem gheliefde dat hij synen sone mede thuys leidde om sijn moeder te siene ende sijnen gheselle eduwaert Daer op de dolfijn antwoerde dattet hem lief ware dien dach meer. maer niet langher. want ick wille dat merghen die brulofte ghehouden worde hier binnen. Voirwaer ten was geen wondere doen parijs tot sijns vaders huys quam dat daer groote blischape was. want sij en hadden maer dien eenighen sone. ende dye soude trouwen haers heeren dochtere

Toen Vienna de heiden aldus hoorde spreken zo was ze geheel zeer verslagen van verwondering als diegene die meende of ze iets betoverd was en zei; och heer God, wat is dit dat ik zie en hoor spreken en ze gedroeg zich of ze van gevaar uit de gevangenis gesprongen zou hebben omdat ze de heiden alzo hoorde spreken. Toen zei Paris; O edele vrouwe, wees niet bang. Ziet hier Paris uw trouwe dienaar. Toen was Vienna noch veel meer banger dan tevoren en zei. Voorwaar, het mag niet wezen. Ik zeg u zeker, sprak Paris, die u met Isabelle verliet in de kerk aldaar ge mij gaf de diamant die ik u daar gegeven heb. En gij beloofde mij dat ge nimmermeer een man zou nemen dan mij. En verwondert u niet van mijn baard noch ook van mijn kleren. Ik weet wel dat ze u benemen mijn herkenning en diergelijke zei hij haar zoveel met goed bescheidt zodat ze hem begon te herkennen. En van grote onuitsprekelijke liefde en blijdschap zo begon ze te wenen en viel tussen zijn armen en hij omving haar zeer minnelijk en vriendelijk en kuste haar menigmaal en met zeer lieve woorden vertrooste hij haar en alzo bleven ze lange tijd. Daarna begon hij haar te vragen van haar avonturen. En daar ging ze hem alles vertellen. Haar jonkvrouw Isabella had die nacht tevoren niet geslapen waarom dat ze zeer in slaap geworden was zodat zij er niets niet gehoord had noch wist van hetgeen dat gezegd is. Maar vanwege de grote blijdschap die Paris en Vienna tezamen bedreven zo werd ze wakker. En toen ze de heiden zag in de armen van Vienna zo werd ze verschrikt en verwonderd en zei tot haar vrouwe wie dat was en of ze uitzinnig was dat ze de Turk in haar armen hield. Ze vroeg of ze alreeds van hem betoverd was omdat ze met hem zo’ n grote gemeenschap had en of hoe het met de trouw was die ze Paris de edele ridder beloofd had door wie ze zoveel geleden had. Mijn lieve zuster, sprak die mooie Vienna, spreek niet meer alzo, kom en verblijdt u zich met mij want alzo goed heb jij uw geluk en avontuur gevonden als ik de de mijne; Ziet hier mijn uitverkoren lief Paris die we zo lang begeerd hebben. Met die zo ging Isabella hem nader en zag dat het Paris was. Toen ging ze hem omhelzen en kussen. Zo bedreven ze alle drie grote blijdschap dat het niet te vertellen was. Na een poos of tijdje daarna sprak Paris tot Vienna; mijn lieve zuster, het behoeft [f5v] dat de dauphin van deze onze dingen eens weet, ik wil naar hem gaan. Niettemin ik begeer van u dat gij nergens van vermaant voordat ik het zal zeggen en noemen. Alzo gingen ze uit de gevangenis aldaar ze de broeder al noch staan vonden die op Paris wachtte. Ze gingen met hem gelijk voort voor de dauphin die zeer verblijd was toen hij ze zag aankomen. Nochtans verwonderde hij zich zeer hoe dat Vienna eruit kwam. Toen zei Paris tot de broeder; Zeg de dauphin dat ik zijn dochter bekeerd heb tot zijn wil en tot de mijne en dat het hem gelieve haar aan mij te gunnen tot een wijf. Toen sprak de dauphin tot Vienna aldus; ge zal tot een man nemen deze die mij uit de gevangenis geholpen heeft in grote zorgen van mijn leven. Toen vroeg Vienna aan Paris of het hem lief was dat ze antwoorde en Paris zei ja. Meteen sprak Vienna voort; mijn lieve vader, ik ben bereid uw wil te doen en de zijne. Ik bid u dat gij mij vergeven wilt mijn misdaad en geef me uw zegen. Toen ze dat gesproken had vergaf het haar de vader en gaf haar de zegening en kuste haar. Ziet hier nu o vader, sprak ze; mijn uitverkoren lief Paris die ik zo lang begeerd hen en waardoor ik zoveel geleden heb. Hij is die zo goed zong en het steekspel won in deze stad en die het kristallen schild met hem voerde en mijn krans. Hij is ook diegene die het steekspel won in de stad Parijs en die de drie juwelen en die drie banieren met hem bedekt weg droeg toen hij vandaar scheidde zodat niemand het gewaar werd. Hierna zo ging Paris tot zijn vader waart en toen die zag dat het Paris zijn zoon was waar hij zo lang naar verlangd had greep hij hem in zijn armen van grote blijdschap. Meteen vroeg hij de dauphin of het hem geliefde dat hij zijn zoon mede naar huis leidde om zijn moeder te zien en zijn gezel. Daarop antwoorde de dauphin dat het hem lief was die dag, maar niet langer want ik wil dat morgen de bruiloft gehouden wordt hierbinnen. Voorwaar het was geen wonder toen Paris tot zijn vaders huis kwam dat daar grote blijdschap was want ze hadden maar die enige zoon en die zou trouwen met de dochter van hun heer.


Hoe dat paris die schoone vienne trouwede. ende van dier feesten die dyer ghehouden wart [f6r]

DEs ander daegs dede de dolfijn parijse synre dochter trouwen. daer af dye feeste groot was. ende gheduerde wel xiiij. dagen lanc so blidelijken datmens niet en soude konnen vertellen Welck paris ende vienne leefden tsamen eenen langen tijt in groter ghenuechten ende blischapen. mer paris vader ende moeder en leefden daer na als ghenen tijt in deser werelt Ende paris ghecreech van viennen drie kinderen, twee sonen ende een dochtere, die de dolfijn tot schoonen ende heerliken huwelike halp Doen paris vader doot was, woude paris dat eduwaert sijn gheselle als erfgenaem alle sijn goeden aenveerden soude. ende insgelijcs van synre moeder Ende gaf hem ysabelen te wiue die langhen tijt tsamen leefden in groter liefden ende eendrachticheden Ouer een wile hier na soe storuen de dolfyn ende syn wijf, also dat paris doen dolfyn ghebleef. Die welcke dair na op dese werelt gheleefde met viennen xl. iaren ende storuen daer na salichlijc ende wel beyde in een iaer. alsoe dat de sommighe houden dat sij in hemelrijck verheuen sijn, insghelycs storuen eduwaert ende ysabeele oeck in een iaer Laet ons daerom gode bidden onsen here dat hi ons gracie verlenen wille ons leuen al hier so te beleiden dat wi met hem in sijn eewich rijck tsamen regneren ende leuen moeten in der ewicheyt Amen

Hoe dat Paris die mooie Vienne trouwde en van de feesten die er gehouden werden. [f6r]

De volgende dag liet de dauphin Paris met zijn dochter trouwen waarvan het feest groot was en duurde wel 14 dagen lang en zo blijde zodat men het niet zou kunnen vertellen. Paris en Vienna leefden tezamen een lange tijd in grote genoegens en blijdschap, maar Paris vader en moeder en leefden daarna geen tijd meer in deze wereld. En Paris kreeg van Vienna drie kinderen, twee zonen en een dochter die de dauphin tot mooie en fatsoenlijke huwelijk hielp. Toen Paris vader dood was wilde Paris dat Eduard zijn gezel als erfgenaam al zijn goed zou aanvaarden en insgelijks van zijn moeder. En gaf hem Isabella tot wijf die een lange tijd tezamen leefden in grote liefde en eendracht. Een tijdje hierna zo stierven de de dauphin en zijn wijf alzo dat Paris toen dauphin bleef. Die daarna leefde op deze wereld met Vienna 40 jaren en stierven daarna zalig en goed beide in een jaar alzo dat sommige het ervoor houden dat ze in het hemelrijk verheven zijn. Insgelijks stierven Eduard en Isabella ook in een jaar. Laat ons daarom God onze heer bidden dat hij ons gratie verlenen wil en ons leven al hier zo lijden zodat we met hem in zijn eeuwige rijk mogen regeren en leven moeten in de eeuwigheid. Amen.

Zie verder: http://www.volkoomen.nl/