Die wonderlike vreemde ende schone historie van Melusijnen ende van haren geslachten

Over Die wonderlike vreemde ende schone historie van Melusijnen ende van haren geslachten

Jean van d ‘Arras, 1392-1394, Hier begint een mooie historie die spreekt van een vrouwe geheten Melusine, van haar kinderen en haar geslacht en van haar wonderlijke werken. Uit; de Koninklijke Bibliotheek van België, KBR. Door; Nico Koomen.

Zo ziet het boek eruit. Alleen een scan, dus moet elke letter getypt worden. Maar dat geeft je een beter inzicht in de schrijver van het boek. De u die voor v staat wordt dus als een v geschreven.

Hier begint een schoen historie sprekende van eenre vrouwen gheheeten meluzine, van haren kinderen ende haren geslachten, ende van haren wonderliken wercken

Ter eeren gods ons heren, ende synre liever moeder der maeget marie is begonnen al hier in duitsche die historie van meluzinen ende van raymondyn, hier voermaels ter begherten van hogher memorien Coninc Jan van vranckerijcke, versaemt wt diverschen croniken ende anderen boecken, die daerom met groter nersticheit doer socht syn gheweest

David die prophete seyt hoe de ordeelen ons heeren gods grondeloes syn, ende syn castijnghen onbegripelic

Daerom en sal die mensche hem niet te seer vermoeyen, ende dan by synen verstande te ondersueckene: maer sal den heere die sulcdanighe wondere ende ordeelen ordineert mz weerdicheden loven ende dancken sonder murmureren.

Die mensche die een redelike creature gods is sal nernstelic overlegghen in hem selven ghelijck aristotiles seyt, dat die dingen die god hier beneden gheschapen heeft ende laten gheschieden: voer alsose sy te houdene ende te kennen alsmense weet ende siet van dage te daghe. ghelycmen biden genen verhoorende is die de verre ende vreemde plaetzen ende landen besocht hebben ende daer af scrivende syn. Ende om deswille dat die plaetse van lusigne daer deze materie op rusten sal ghesticht is by eenre alvinnen, ende hoe ende in wat manieren na de warachtighe historien ende croniken. so wil ic eerste vertellen tenen biteekene van eenen ridder geheeten heer Rocher van roussel casteele in die provincie van Ary. hoe hi met aventueren vant in een velt opte rivyere geheeten de serain een alvinnen die hy eensganscx hebben woudete wivie, welcke alvinnen haer consent daer toe gaf op alsulcken voerwaerde dat hise nemmermeer naect en zoude sien, ende alzo waren sy langen tyt te gader: ende die ridder wies van daghe te daghe in voerspoede. Over langen tijt hier na ghebuerdet dat die riddere dese alvinnen sien woude. Alsoe dat sy ten laetsten haer hoot stac int water, ende terstont wart sy verwandelt in een serpent, ende en was noyt sindt gezien. ende daer na begonste dese ridder van dage te daghe te declieren van synen voerspoede ende allen anderen dinghen. Nu so sullen wi hier hooren voert vanden edelen geslachte dat van deser alvinnen ghecomen is, ende dat eewelyc totten ynde vande werelt regneren sal ghelyc het tot noch toe ghedaen heeft Ende eerst van Meluzinen der selver alvinnen dochtere

Hier begint een mooie historie die spreekt van een vrouwe geheten Melusine, van haar kinderen en haar geslacht en van haar wonderlijke werken.

Ter eren God, onze heer, en zijn liever moeder, de maagd Maria, is begonnen al hier in Duits die historie van Melusine en van Raymond, hier voormaals ter begeerte van hoge memorie koning Jan van Frankrijk, verzameld uit diverse kronieken en andere boeken die daarom met grote vlijt doorzocht zijn geweest.

David die profeet zegt hoe de oordelen van onze heer Gods grondeloos zijn en zijn kastijden onbegrijpelijk.

Daarom zal de mens zich niet te zeer vermoeien en dat bij zijn verstand te onderzoeken: maar zal de heer die dusdanige wonderen en oordelen ordineert met waardigheid loven en danken zonder murmelen.

De mens die een redelijk creatuur Gods is zal vlijtig overleggen in zichzelf gelijk Aristoteles zegt dat die dingen die god hier beneden geschapen heeft en laat geschieden: voor alzo ze te houden en te kennen als men ze weet en ziet van dag tot dag, gelijk men van diegene hoort die in verre en vreemde plaatsen en landen bezocht hebben en daarvan schrijven. En omdat dat die plaats van Lusigne daar deze materie op rusten zal gesticht is bij een elf (fee) en hoe en in wat manieren naar de ware historiën en kronieken zo wil ik eerste vertellen tot een voorbeeld van een ridder geheten heer Rocher van Roussel kasteel in de provincie van Ary hoe hij met avonturen vond in een veld op rivier geheten de Seraing een elf die hij gelijk tot wijf hebben wilde en die elf gaf haar haar toestemming toe op al zulke voorwaarden dat hij haar nimmermeer naakt zou zien en alzo waren ze lange tijd tezamen: en die ridder groeide van dag tot dag in voorspoed. Over lange tijd hier na gebeurde het dat die ridder deze elf zien wilde. Alzo dat ze tenslotte haar in het water en terstond werd ze veranderd in een serpent en was nooit sinds meer gezien. En daarna begon deze ridder van dag tot dag te verminderen van zijn voorspoed en alle andere dingen. Nu zo zullen we hier voort horen van het edele geslacht dat van deze elf gekomen is en dat eeuwig tot het einde van de wereld regeren zal gelijk het tot nog toe gedaan heeft. En eerst van Melusine die dochter van die elf.

Hier na volghen die namen ende den staet vanden kinderen die vanden huwelycke waren van raymondyn ende van meluzinen

Erst quam daer van die coninc uriam die in cipres regneerde. ende die conint gynom, die moghentlic regueerde in armenien Item die coninc reynout, die seer machtiglyc regneerde in bemen Item anthonis die hertoghe was van lutzenborch Item raymont die greve was van foretten Item godevaert metten grooten tande die heere was van luzigne Item daer quam af dierick die here was van pertinay Item froymont die een monnick was te mailliers int cloestere. twelck de voersyede godevaert mette grooten tande verbrande, ende den abt met hondert monnicken

Hierna volgen de namen en de staat van de kinderen die van het huwelijk waren van Raymond en van Melusine.

Eerst kwam daarvan die koning Urian die in Cyprus regeerde en die koning Guyon die vermogend regeerde in Armenië. Item die koning Reinout die zeer machtig regeerde in Bohemen. Item Anthonis die hertog was van Luxemburg. Item Raymond die graaf was van Foret. Item Godfried met de grote tand die heer was van Lusigne. Item daar kwam af Diederik die heer was van Perpignan. Item Froymont die een monnik was te Maillezais (?) in het klooster wat die voornoemde Godfried met de grote tand verbrande en de abt met honderd monniken.

Hoe ende in wat manieren Elinas iaghende in een bosch opt zee vondt een schoen vrouwe staen bider fonteyne geheeten dorstborne die seere sueteliken zanc, aldaer hi soude drincken gaen.

Hoe en in wat manieren Elinas die aan het jagen was in een bos en bij de zee een mooie vrouwe vond die bij een bron stond geheten dorstborne die zeer lieflijk zong aldaar hij zou gaan drinken.

HEt is waer dat in albanyen een coninc was die een seer vroem man was. ende die historie seyt dat hy van synen iersten wyve hadde vele kinderen. daer af deerste sone gheheeten was nathas, die vader was van florimont Ende deze coninc hiet elinas ende was vroem ende cloec ter hant. Het gebuerde op een tyt na dat syn huysvrouwe gestorven was, dat hy voer iagen in een bosch opte zee, int welcke bosch stont een seer schoone fonteyne. ende metten selve quam hem so groten dorst ende lust over om drincken dat hi synen wech derwarts nam. ende als hi der fonteynen ghenaecte, so hoirde hi een stemmen so melodyliken singhen dat hi niet en meynde ten ware en ingelicke stemme: maer doch verstont hi wel door die groote sueticheyt dattet was een stemme van eenre vrouwen Met dien so trad hi af van sinen perde op dat het paert geen misbair maken en soude ende bantet aen eenen tack, ende ghinc wandelen ter fonteynen soe sach hy een die schoenste vrouwe die hi oyt ghesien hadde na synen dunckene Hi bleef al stille staende als verwonderende in die grote schoenheyt die hi in die vrouwe sach die so melodyliken zanc dat noyt merminne oft enighe creatuere bat en zanck, ende also in dyer manieren hielt hij hem selven staende, soe om harer schoenheyt wille soe om harer sueter stemme wille, ende berchde hem onder die bladeren so hi best mochte op dat sy hem niet ghewaer en soude werden, ende vergat alsoe syns iaghens ende des dorstes die hi hadde van te voren. Ende begonde also te peynsene ende te denckene op haren sueten zanc ende op haer wtnemende schoenheit dat sy hem bevinck met liefden ende dat hi gans schelijck syns selfs vergat. ende dat hy niet en wiste weder het dach oft nacht was, ende weder hi waecte oft sliep

Nu alsoe als ghij hooren moecht was deze coninc Elynas versot oft verleyt mz harer wtnemende schoenheyt ende sueten zanghe dat hy op gheen dinck ter werelt meer en gedacht dan alleen haer te siene ende te hooren singhene. ende bleef hem also stille houdende een groote langhe wyle. Met dien quamen daer gheloopen twee van synen honden, die hem deden grote feeste. ende hem op tlyf springhende, ontspranck hy ende quam tot hem selve, ghelijck een die wt synen slape ontspringet Ende doen ghedachte hi weder des iaghens. ende hadde so groten dorst dat hi sonder letten voertghinc op den cant vander fonteynen, ende dranck vanden watere Ende aensach doen die vrouwe die haer singhen ghelaten hadde, ende groette se oetmoedichlijck. ende dede haer alle die eere die hi ghedoen mochte op dwelcke sy die vele eerbaerheiden wiste, hem seere gracelijcken antwoerde Die coninck elynas sprack doen aldus. vrouwe doer uwe huescheyt en wilt u niet belghen dat ic u ghevraecht hebbe na uwen staet ende van uwen wesene, want my daer toe porret alsulcdanighe redene, u ghelieve te wetene vrouwe dz ick dees lants kondich ben ende hier omtrent datter op vier oft vijf mylen na negheen casteel of ander fortresse en staet ick en kent. ende ic en weet wien dattet toebehoort. behalven tghene daer ick heden vroech af ghereyst ben dwelck dat omtrent twee mijlen mach wesen van hier

Ende alsoe verwondere ick mi hoe oft van waer eene so schoonen ende wel gheraeckten vrouwe als ghy sijt ghecoemen mach wesen aldus onversien van geselschape. soe wiltet my vergheven want het mijnre vermetelheit schout es te vragene, maer die groote begheerte heeft my verstout dat te doene

Het is waar dat in Albion een koning was die een zeer dapper man was en de historie zegt dat hij van zijn eerste wijf had vele kinderen waarvan de eerste zoon geheten was Nathas, die vader was van Florimont. En deze koning heet Elinas en was dapper en kloek ter hand. Het gebeurde op een tijd nadat zijn huisvrouw gestorven was dat hij voer jagen in een bos bij de zee en in dat bos stond een zeer mooie bron en gelijkkwam hem zo’n grote dorst en lust aan om te drinken dat hij zijn weg derwaarts nam en toen hij de bron genaakte zo hoorde hij een stem zo melodieus zingen dat hij niet meende dan dat het was een stem van een engel: maar toch verstond hij wel door die grote lieflijkheid dat het was een stem van een vrouw. Met dien zo steeg hij af van zijn paard opdat het paard geen misbaar maken zou en bond het aan een tak en ging wandelen ter bron en zo zag hij een van de mooiste vrouwe die hij ooit gezien had naar zijn denken. Hij bleef geheel stil staan als verwonderend in die grote schoonheid die hij in die vrouwe zag die zo melodieus zong dat nooit een meermin of enige creatuur beter zong en alzo op die manier hield hij zichzelf staande, zo vanwege haar schoonheid zo vanwege haar liefelijke stem en verborg zich onder de bladeren zo goed hij kon op dat zij hem niet gewaar zou worden en vergat alzo zijn jagen en de dorst die hij had van tevoren. En begon alzo te peinzen en te denken op haar liefelijke zang en op haar uitnemende schoonheid dat zij hem beving met liefde en dat hij gans schielijk zich zichzelf vergat en dat hij niet wist of het dag of nacht was en of hij waakte of sliep.

Nu alzo als gij horen mag was deze koning Elinas verzot of verleid met haar uitnemende schoonheid en liefelijke gezang zodat hij aan geen ding ter wereld meer dacht dan alleen haar te zien en te horen zingen en bleef hem alzo stilhouden een grote lange tijd. Met dien kwamen daar gelopen twee van zijn honden die hem deden groot plezier en sprongen hem op het lijf zo ontsprong hij en kwam en kwam tot zichzelf, gelijk een die uit zijn slaap ontspringt. En toen gedacht hij weer dat jagen en had zo’n grote dorst dat hij zonder letten voortging naar de kant van de bron en dronk van het water. En aanzag toen die vrouwe die haar zingen gelaten had en groette haar ootmoedig en deed haar alle eer die hij doen mocht waarop zij die vele eerbaarheid wist hem zeer gracieus antwoorde. Die koning Elinas sprak toen aldus: vrouwe door uw hoffelijkheid wil u niet verbolgen dat ik u gevraagd heb naar uw staat en van uw wezen, want mij daartoe dwingt al zulke dusdanige redenen, u gelieve te weten vrouwe dat ik dit land bekend ben en hieromtrent dat erop vier of vijf mijlen na geen kasteel of ander fort staat, ik ken het. En ik weet van wie dat het toebehoort. Behalve hetgeen daar ik heden vroeg van vertrokken ben wat dat omtrent twee mijlen mag wezen van hier.

En alzo verwonder ik me hoe of van waar een zo mooie en goed gevormde vrouwe als gij bent gekomen mag wezen aldus onvoorzien van gezelschap. Zo wil het mij vergeven want het mijn vermetelheid schuld niet is het te vragen, maar die grote begeerte heeft me verstout dat te doen.

DEr ridder sprac die vrouwe ten is gheene vermetelheit maer het coemt wt uwer groter huesscheyt ende eeren Ende ghi sult oeck weten her riddere dat ick niet alte lange alleene wesen en sal alst my anders past Ick hebbe myn dienres versonden tot dat ick mij hier wat vermaect hadde Met dien so quam daer een heerlijck gheselle wel gheabitueert op eenen hencxst seer wel ghereden. ende brachte ter rechter hant met hem gheleid eenen witten tellenaer soe rijckelijcken toe ghemaect dat de coninc wonder gaf vanden edelen ghewade, ende vander rijcheyt die hi omgaens den tellener sach. ende dacht in hem selven dat hy noyt alsulcdanigen paert noch ghewade ghesien en hadde.

Doen seyde die knape totter vrouwen Mijn vrouwe tes tijt dat ghy rijt coemt alst u belieft. sy sprack in gods namen eensgancx. ende met dien seyde sy tottten coninck. Her coninc uwen orlof ende grooten danc van uwer huesscheyt Ende doen ghinck sy tot den tellenaer waert om op te zittene. ende soe trad die coninc naerder ende halp haer sueteijcken te paerde, ende sy dancte hem seere ende vertrac voert Die coninc ghinc tsynen paerde ende sad oec op. ende doe quamen syn lieden die hem sochten, ende seyden hem hoe sy eenen hert ghevanghen hadden. hi antwoerde, dats mi lief ende begonde te denkene op die wtnemenden schoonheyt van dier vrouwe voerschrevenen, ende was soe seer bevanghen met harer liefden dat hi niet en wiste hem te onthoudene. ende sprack tot synen volcke dat si voer ghinghen hi soude hemlieden terstont volghen hi woude daer een weynich vertoeven. ende also ghinc syn volc wech ende lieten daer den coninc alleene bliven want sy bemercten wel dat hi yet ghevonden hadde Ende met dien liet die coninc syns peerts thoom ende reet henen met grooter haesten na den wech daer hi die vrouwe hadde ghesien henen ryden

Heer ridder, sprak die vrouwe, het is geen vermetelheid, maar het komt uit uw grote hoffelijkheid en eren. En gij zal ook weten heer ridder dat ik niet al te lang alleen wezen zal als het mij anders past. Ik heb mijn dienaars weggezonden tot dat ik mij hier wat vermaakt had. Met dien zo kwam daar een heerlijke gezel goed gekleed op een hengst zeer goed gereden. Die bracht ter rechterhand met hem geleid een witte telganger zo rijk uitgedost dat de koning het wonder gaf van het edele gewaad en van de rijkheid die hij omgaande de telganger zag en dacht in zichzelf dat hij nooit al zulk danig paard noch gewaad gezien had.

Toen zei die knaap tot de vrouwe: Mijn vrouwe, het is tijd dat gij rijden komt als het u belieft. Zij sprak, in Gods naam, gelijk en met dien zei zij tot de koning. Heer koning uw verlof en grote dank van uw hoffelijkheid. En doen ging ze naar de telganger waart om op te zitten en zo trad de koning nader en hielp haar lieflijk te paard en zij dankte hem zeer en vertrok voort. De koning ging tot zijn paard en zat ook op en toen kwamen zijn lieden die hem zochten en zeiden hem hoe zij een hert gevangen hadden. Hij antwoorde, dat is me lief, en begon te denken op die uitnemende schoonheid van die vrouwe voorschreven en was zo zeer bevangen met haar liefde dat hij niet wist hem te onthouden en sprak tot zijn volk dat ze voor gingen, hij zou hen terstond volgen, hij wilde daar een weinig vertoeven. En alzo ging zijn volk weg en lieten daar de koning alleen blijven want zij merkten wel dat hij iets gevonden had. En met dien liet die koning zijn paard de toom en reed henen met grote haast naar de weg daar hij die vrouwe had zien henen rijden.

Die historie vertelt ons dat die coninc elynas alsoe langhe volchde die vrouwe dat hise vant in een wout daer vele boomen waren recht op gaende. ende het was inden tyden dattet seer suet weder was en gracelijc. ende die plaetze vanden woude was seer genuechlijc Ende als die vrouwe aenhoorde tgebriesch van des conincs elynas paerde die seer ghereden quam so seyde sy tot haren knape. Laet ons hier houden ende verbeyden deze heere, ick meyne dat hi coemt ons segghen een deel syns sints daer hi te hants niet op bedacht en was, want wijhen saghen seer peynsende te paerde opsitten. vrouwe seyde die kecht alst u ghelieft. Met dien soe quam die coninck vast aen rijdende ter siden vander vrouwen rechts oft hise noyt gesien en hadde ende groettese ongheboudelic mits dat hi soe met harer liefden bevaen was dat hi niet en wiste wat hy dede. Doen seyde die vrouwe die ghenoech wiste wie dat het was ende dat sy tharer meyninghen comen soude. Coninck elynas wat gaedy sueken so haestelijcken my na. ontdraghick u yet vanden uwen Als de coninck hem hoorde noemen met synen name so was hy verslaghen want hij haer niet en kende. Niet te min hy antwoerde. myn lieve vrouwe vanden mijnen en ontdraechde ghi mi niet anders dan dat ghy lijdt doer mijn lant. ende tis groote cleynicheyt na dien dz ghi een wtlandige vrouwe syt dat ic u niet en gheleyde eerweerdichlic doer myn lant, niet ick en soudet gherne doen waer ic anders in gheleghene plaetsen om dz te moghen doen. Doen antwoerde die vrouwe. Coninck elynas ick houde u over ontschuldich, ende ick bidde u yst dat ghi ons anders niet en wilt dat ghi daarom niet en derft laten wederom te keeren Doe antwoerde die coninc. vrouwe noch ander dinghen sueck ic Ende wat dinghen syn die seyde sy segget mi coenlijken. Die coninc sprack tot haer: Mijn lieve vrouwe na dien dattet u gelieft sal icket u seggen Ic beghere boven eenich dinck ter wereld te hebben uwe minne ende uwe goede gracie Bi mynre trouwen seide die coninck elynas die en sal u niet gebreken op dz ghy niet anders en dinct of meynt dan eere. Want nemmermeer man en sal mijn minne ghecryghen tsynen roeme. Mijn lieve vrouwe ic en dencke oft en peyse in gheenrewijs oneerbaerheyt Doen sach die vrouwe dat hij bevanghen was met harer liefden, ende seide hem, heer coninc yst u gheliefte dat ghij my wilt nemen te wive in huwelijck so moet ghi mi zweren dat ghi u nemmermeer pynen en sult my te siene oft te versoecken in mijn kinderbedde oft crame. Noch dat ghi gheen weghen suecken en sult my als dan te siene in eenigher manieren Ende in dien ghi dat also doen wilt soe ben ic gereet die u ghehoorsaem wesen sal gelyc een vrouwe schuldich is te syne haren man Doen ghinc haer die coninc sweren dat hyt so doen soude.

Af geslaghen vele talen sy warden getroudt ende leydden lange een goet leven te gader. maer het lant vanden coninc elynas was seer verwonderende wie die vrouwe was. nochtans datse dlant wel te rechte wijslicken ende heerlicken regeerde. Maer nathas die sone vanden coninc elynas haettese seere. so ghebuerdet dat sy inne ghelach van drie dochteren teenre dracht. die eerste gheborene was geheeten meluzine. die tweeste melior. ende die derde palatijne Coninc elynas en was doen niet tegenwoirdich op die stede, maer syn sone coninc nathas was daer ende besach syn drie susteren die soe schone waren dathet wonder was Hi ghinc totten coninck synen vader waert ende seide hem aldus. Heere mijn vrouwe prissyne de coninghinnen uwe huysvrouwe heeft u ghebracht drie die alderschoenste dochteren die oyt ghesien waren, coemt ende besietse. Doen seyde coninck Elynas dat hijt doen soude, niet gedenckende tghene des hi prissyne synen wive gheloeft hadde, ende quam openlijc in die camer daer sy haer iii. kinder baerde, ende als hyse sach soe seyde hy. god zeghene die moeder ende die dochteren oeck, ende was sekerlibe Ende als hem prisyne hoirde antwoerde sy. O valsch coninc ghi hebt ghebroken dyn voerwaerde des di groot quaet comen sal. ende my heb di verloren tewigen daghen, maer ick weet wel dattet is doer dijnen sone nathas. ick moet van du scheyden onversien. maer noch eens sal ic van dynen sone gewroken zyn bi mynre susteren ende geselline myn vrouwe van lissle die verloren es. Ende na dier talen nam sy hair drie dochteren ende ghinc wech met dien, so datse noyt sindert int lant meer gesien en was.

De historie vertelt ons dat die koning Elinas alzo lang die vrouwe volgde dat hij haar vond in een woud daar vele bomen waren die rechtop gingen. En het was in de tijd dat het zeer zacht weer was en aangenaam en die plaats van het woud was zeer genoeglijk. En als die vrouwe hoorde de gebries van konings Elinas paard die zeer aangereden kwam ze zei zij tot haar knaap. Laat ons hier houden en opwachten deze heer, ik denk dat hij ons komt zeggen een deel van zijn zin daar hij gelijk niet op bedacht was, want wij zagen hem zeer peinzend op het paard zitten. Vrouwe, zei die knecht, als het u gelieft. Met dien zo kwam die koning vast aan rijden ter zijde van de vrouwen recht of hij haar noch nooit gezien en had en groette haar onbehouwen mits dat hij zo met haar liefde bevangen was dat hij niet wist wat hij deed. Toen zei die vrouwe die genoeg wist wie dat het was en dat zij tot haar mening komen zou. Koning Elinas, wat ga je zo haastig zoeken mij achterna, ontneem ik u iets van de uwe. Toen de koning hem hoorde noemen met zijn naam zo was hij verslagen want hij kende haar niet. Niettemin hij antwoorde; mijn lieve vrouwe van de mijne en ontneem gij me niets anders dan dat gij gaat door mijn land. En het is grote kleinigheid na dien dat gij een buitenlandse vrouwe bent dat ik u niet geleide eerwaardig door mijn land, niet dat ik het graag zou toen was ik anders in gelegene plaatsen om dat te mogen doen. Toen antwoorde die vrouwe; Koning Elinas ik hou u voor onschuldig, ik bid u is het dat gij van ons niets anders wilt dat gij daarom niet durft te laten wederom te keren. Toen antwoorde die koning; vrouwe, noch een ander ding zoek ik. En wat dingen zijn die, zei zij, zeg het mij koen. Die koning sprak tot haar: Mijn lieve vrouwe, na dien dat het u gelieft zal ik het u zeggen. Ik begeer boven enig ding ter wereld te hebben uw minne en uw goede gratie. Bij mijn trouw, zei die koning Elinas, die zal u niet ontbreken op dat gij niets anders denkt of meent dan eer. Want nimmermeer zal een man mijn minne krijgen tot zijn roem. Mijn lieve vrouwe, ik denk of peins op geen manier oneerbaarheid. Toen zag die vrouwe dat hij bevangen was met haar liefde en zei hem, heer koning is het uw gelieven dat gij mij wilt nemen te wijf in huwelijk zo moet gij mij zweren dat gij u nimmermeer pijnen zal mij te zien of te bezoeken in mijn kinderbed of kraam. Noch dat gij geen wegen zoeken zal mij als dan te zien op enige manier. En indien gij dat alzo toen wilt zo ben ik gereed u gehoorzaam te wezen zal gelijk een vrouwe schuldig is te zijn haar man. Toen ging haar die koning zweren dat hij het zo toen zou.

Achter gelaten vele woorden zij werden getrouwd en leidden lang een goed leven tezamen. Maar het land van koning Elinas was zeer verwonderd wie die vrouwe was. Nochtans dat ze het land wel te recht en wijs en heerlijk regeerde. Maar Nathas die zoon van de koning Elinas haatte haar zeer. En zo gebeurde het dat zij lag van drie dochters te ene dracht. De eerstgeborene was geheten Melusine. Die tweede Melior. en die derde Palatine. Koning Elinas was toen niet tegenwoordig op die plaats, maar zijn zoon koning Nathas was daar en bezag zijn drie zusters die zo mooi waren dat het een wonder was. Hij ging tot de koning, zijn vader, waart en zei hem aldus. Heer mijn vrouwe Prisine de koningin uw huisvrouw heeft u gebracht drie de allermooiste dochters die ooit gezien waren, kom en bezie ze. Toen zei koning Elinas dat hij het doen zou en dacht niet aan hetgeen dat hij Prisine zijn wijf beloofd had en kwam openlijk in die kamer daar zij haar 3 kinderen baarde en toen hij ze zag zo zei hij: God zegen die moeder en die dochters ook en was zeer blijde. En toen hem Prisine hoorde antwoorde ze: O valse koning, gij hebt gebroken uw voorwaarde, dus u zal groot kwaad komen en mij heb je verloren ten eeuwige dagen, maar ik weet wel dat het is door uw zoon Nathas. Ik moet van u scheiden onvoorzien, maar noch eens zal ik van uw zoon gewroken zijn bij mijn zusters en gezellin, mijn vrouwe van Lissle die verloren is. En na die woorden nam zij haar drie dochters en ging weg met dien zo dat ze nooit sinds in het land meer gezien was.

DIe historie seyt ons doen de coninck prissynen syn wyf verloren hadde ende syn iij. dochteren dat hi soe verslaghen was dat hi niet en wiste wat te doen oft te segghen. ende was seven iaer lanc dat hy niet en dede dan clagen suchten karmen, ende iammerlijck leven leyden om die groote liefde die hi droech tot der schoenre prissynen synder huysvrouwen die hi met gewarigher minne lief hadde Ende tvolc van synen lande seyde dat hy versot ende al kintsch gheworden was. ende gaven eensgancx met eenen ghemeynen rade het regimet over synen sone nathas, die welck dat het lant heerlijcken ende wijslicken regeerde. ende synen vadere hielt in grooter weerdicheyt ende liefden. Doe gaven hem die baroenen van Albanien te wyve een rijc ende wel gheboren wyf, die welcke dat een vrouwe was van ycris Ende van desen tween soe quam florimont daer hier te voren af gheseyt is. Die daer na vele pynen ende arbeyts aen nam. maer wat onse historie op hem niet begrepen en is so laten wi dat versweghen ende keeren weder totter materien tonsen propoeste dienende.

Die historie zegt ons toen de koning Prisine, zijn wijf, verloren had en zijn 3 dochters dat hij zo verslagen was dat hij niet wist wat te toen of te zeggen. Het was zeven jaar lang dat hij niet anders deed dan klagen, zuchten, kermen en een droevig leven leidde om die grote liefde die hij droeg tot de mooie Prisine, zijn huisvrouw, die hij met ware minne lief had. En het volk van zijn land zei dat hij verzot en al kinds geworden was en gaven gelijk met algemene raad het regiment over aan zijn zoon Nathas, die dat het land heerlijk en wijs regeerde en zijn vader hield in grote waardigheid en liefde. Doe gaven hem die baronnen van Albion tot wijf een rijk en goed en geboren wijf die een vrouwe was van Ycris. En van deze twee zo kwam Florimont daar hier tevoren van gezegd is. Die daarna vele moeite en arbeid aan nam. Maar omdat onze historie op hem niet begrepen is zo laten we dat verzwijgen en keren weer tot de materie dat tot ons voorstel dient.

DIe historie seyt als prissyne met haren drie dochteren wech was, so ghinck sy tot ten dale gheheeten tverloren eylant, omme dat gheen man daer vele geweest en hadde ende om dat ter oec gheen tot haer gheraken soude dan bi grooter aventueren, ende aldaer soe voedde sy haer drie dochteren tot dat sy vyftien iaren oud waren. ende leiddese alle merghenen op eene hooghe gheberchte, die welcke als die historie seyt is gheheeten elineos dat in duytscher talen so vele te segghen is als den ghebloeyden berch want van daer so sach sy beschelicken ghenoech dlant van hybernien, ende daer na soe seyde sy haren drie dochteren al schryende ende suchtende Mijn dochteren siet daer dat lant dair ghi uwe welvaert ende eere ghehad soudt hebben: en hadde ghedaen die schade van uwen vader die u ende my geset heeft in groter allenden sonder ynde totter utersten dage vanden ordeele gods die de quade pinighen sal ende die goede verheffen sal na haerlieder verdiensten ende duechden

De historie zegt toen Prisine met haar drie dochteren weg was zo ging zij tot een dal geheten het verloren eiland omdat geen man daar veel geweest was en omdat er ook geen tot haar geraken zou dan bij grote avonturen en aldaar zo voedde zij haar drie dochters op tot dat zij vijftien jaren oud waren. Ze leidde ze alle morgens op een hoog gebergte die, zoals de historie zegt, is geheten Elineos dat in Duitse taal zo veel betekent als de bloeiende berg want van daar zo zag zij bescheiden genoeg het land van Ierland en daarna zo zei zij haar drie dochters al schreiend en zuchtend. Mijn dochters ziet daar dat land daar gij uw welvaart en eer gehad zou hebben: had niet gedaan die schade van uw vader die u en mi gezet heeft in grote ellende zonder einde tot de uiterste dagen van het oordeel Gods die de kwade pijnigen zal en de goede verheffen zal naar hun verdiensten en deugden.

MEluzine deerste dochter die vraechde haer moeder wat valscheden heeft u ons vader ghedaen daer wi desen last omme hebben. Doe begonde haer moeder haer te vertellen die maniere vanden dingen hier te voren verhaelt. Ende doen meluzine hare moeder dat hadde hooren vertellen so brocht sy haer moeder op een andere tale ende woerden, haer vraghende na den staet vanden lande, ende die namen vanden steden ende casteelen van albanien. ende hier af sprekende ghinghen sy te samen vanden geberchte, ende quamen weder in dz eylant voerscreven Ende doe nam meluzine haer ij. susteren ter syden, te weten melior ende palatine. ende seyde tot hem beiden aldus. Mijn lieve susteren laet ons bemercken de allende dair ons vader inne geset heeft ons ende onse moeder, die altyt in weelden ende eeren geweest souden hebben. wat dochter u goet toe gedaen. want als aengaende mi ick dencket te wreken, ende also hi onser moeder luttel solaes verworven heeft mits syne valscheyt so meyne ic hem weder luttel blisycapen aen te doene

Doe antwoerden haer die ij. gesusteren. ghi syt onse outste suster: wi sullent u volgen ende gehorich wesen in alle tghene des ghi daer van doen wilt ende ordineren Meluzine seide. ghi bewyst goede minne ende dat ghy goede ende getrouwe dochteren syt van onse moeder, want het by met trouwen wel gheseyt is Ic heb gedacht op dattet u goet dunct dz wy en sullen besluten in dat hoege gheberchte van northobelan geheeten brunbeliois, ende dat hi in die alleynde sy synen leefdach lanc. Doe spraken dander twee. suster wi syn beraden dat mede te doen, laet ons dz spoeden want ons verlangt daer na dat onse moeder ghewroken ware vander ongetrouwicheit die ons vader haer ghedaen heeft Dese drie dochteren deden doe so vele by harer valscher conste datse haren vader namen ende sloetenen int voerseide geberchte. ende quamen doe weder tharer moederen waert, ende seyden haer Moedre en laet u niet te na gaen die ongetrouwicheyt die ons vader u ghedaen heeft want hijs gheloont is. hi en sal nemmer meer geraken noch comen uten gheberchte van brunbelioys daer wyen inne ghesloten hebben. ende dair hi syn leven leyden sal in groter kativicheyt

Ja valsche dochteren hoe hebt ghi dat dorren doen sprack prissine die moeder, ghi hebt seer qualicken ghedaen dat ghi den ghenen die u ghewonnen heeft, also gepinicht hebt met uwen verharden herten. want het was die ghene daer ic alle myn genuechte af hadde in dese sterflycke werelt. ende dien hebdy my genomen. weet voerwaer dat icx u loonen sal na uwe verdienste Ghi meluzine die de oudste sijt ende die billicx die wetenste wesen soud: dit is bi di toeghecomen. want ic weet wel dat ghi dynen vader de ketten gaeft, ende alsoe sult ghi die eerste ghepinicht wesen want niet tegenstaende den misvalle van uwen vader. ghi ende u susteren soud cortelinge verlost hebben geweest uten handen vanden aventueren van iamphes ende faeez sonder daer ymmermeer meer weder in ghecomen te hebben. van nu voerdane u beghiftic u meluzine dat ghi alle saterdaghe sult wesen een serpent vanden navel nederwaerts, want kondi gevinden enen die u trouwen wille ende ghelouen dat hi u des saterdaechs nemmermeer sien en sal noch ontdecken noch segghen eenigen mensche, so suldi uwen natuerliken loep leven ende sterven ghelyc ene natuerlike vrouwe. ende van di sal comen een seer edel gheslachte dat hoghe ende groot wesen sal van vromicheden. ende oft ghi by aventueren ontdect wart van dinen man. soe weet dz ghi wederom worden soud die ghi te voren waert, ende soo sult bliven totter tyt dat die hoochste richter ten ordeele sitten sal

Ende ghi sult u vertoonen voer tslot dat ghi maken sult ende dat ghi mz uwen name noemen sult, drie daghe te voren als dat slot synen heere vernieuwen sal. ende oec als daer een van uwen gheslachte sterven sal

Ende ghi melior ic geve u in groot armenieen een schoon ende ryckelyc casteel. daer in dat ghi eenen sperwaer bewaren sult ten lesten dage toe Alle ridderen van edelen geslachte ghecomen synde die daer willen gaen waken den nacht ende dach van den twintichsten dach der maent van iunius sonder slapen sullen van dy moghen verghift worden van enighen titeliken dinghe dat sy wensscen moghen. te weten van aertsche dingen, ende datse niet en begheren u lyf noch uwe minne te huwelicke noch ander sints Ende alle die gene die u emmers also hebben willen sonder hem des te willen verdraghen, sullen wesen ongheluckich totter neghenster clufte toe ende sullen worden veriaecht wt allen haren gelucke Ende du palatine sult syn besloten int gheberchte van guigo met den ghehelen schat van dynen vader totter tyt datter sal comen een ridder van dinen gheslachte, die welc sal hebben den selven schat ende sal mz dien helpen vercrygen dlant van beloften ende sal u verlossen van uwer beigentheit Doe waren dese drie dochtere seer bedroeft ende vertrocken mits dien van harer moeder. Ende melusine vervoer wech doer die wildernissen Ende melior ende voer int casteel vanden sperwaer in groot armenien Ende palatine vervoer oec wech na tgeberchte van guigo al daerse harer vele gesien hebben. ende die meester die dese historie over geset heeft wt den fransois seit over waer dz hi dit selve heeft hooren oerconden den coninc van argoenien ende vele meer andere van synen lande

Ende al yst dat dit seer luttel alhier dient so verlaet ment nochtan om tvervolch te bat te verstaen Maer al eermen daer voerder inne trede so salmen ierst hier horen hoe elinas die coninc syn leven eynde in deser wereld: ende hoe hem prissyne begroef. int gheberchte in een seer ryckelicke scryne

Melusine de eerste dochter die vroeg haar moeder wat valsheden heeft u onze vader gedaan daar we deze last van hebben. Toen begon haar moeder haar te vertellen die manier van de dingen hier tevoren verhaalt. En toen Melusine haar moeder dat had horen vertellen zo bracht zij haar moeder op een ander onderwerp en woorden en vroeg haar naar de staat van het land en de namen van de steden en kastelen van Albion en hiervan sprekende gingen zij tezamen van het gebergte en kwamen weer in dat eiland voorschreven. En toen nam Melusine haar 2 zusterster zijden, te weten Melior en Palatine, en zei tot hen beiden aldus. Mijn lieve zusters, laat ons bemerken de ellende daar onze vader in gezet heeft ons en onze moeder die altijd in weelde en eer geweest zou hebben. Want dacht het u goed toegedaan want als mij aangaande denk ik het te wreken en alzo hij onze moeder luttel solaas verworven heeft met zijn valsheid zo denk ik hem weer luttel blijdschap aan te doen.

Toen antwoorden haar die 2 zusters, gij bent onze oudste zuster: wij zullen u volgen en gehoorzaam wezen in al hetgene dat is gij daarvan doen wilt en ordineren. Melusine zei; gij bewijst goede minne en dat gij goede en getrouwe dochters bent van onze moeder, want het met trouw goed gezegd is. Ik heb gedacht op dat het u goed denkt dat wij hem zullen besluiten in dat hoge gebergte van Northumberland geheten Brumbelio en dat hij in die ellende is zijn levensdagen lang. Toen spraken de ander twee; zuster, wij zijn beraden dat mede te doen, laat ons dus spoeden want ons verlangt daarna dat onze moeder gewroken ware van de ontrouw die onze vader haar gedaan heeft. Deze drie dochters deden toen zo veel bij hun valse kunst dat ze hun vader namen en sloten hem in het voorzeide gebergte en kwamen toen weer tot hun moeder waart, en zeiden haar: Moeder laat u niet te na gaan die ontrouw die onze vader u gedaan heeft, want hij is beloond. Hij zal nimmermeer geraken noch komen uit het gebergte van Brumbelio daar we hem in gesloten hebben en daar hij zijn leven leiden zal in grote ellende.

Ja, valse dochters, hoe hebt gij dat durven doen, sprak Prisine die moeder, gij hebt zeer kwalijk gedaan dat gij diegene die u gewonnen hebt alzo gepijnigd hebt met uw verharden harten. Want het was diegene daar ik al mijn genoegen van had in deze sterfelijke wereld en die heb je mij genomen. Weet voorwaar dat ik het u lonen zal naar uw verdienste. Gij Melusine die de oudste bent en de billijkste die het beste weten zou: dit is door u toegekomen want ik weet wel dat gij uw vader de ketting gaf en alzo zal gij als de eerste gepijnigd worden want niettegenstaande de misval van uw vader, gij en uw zusters zouden gauw verlost zijn geweest uit de handen van de avonturen van Jamphes en Faes zonder daar immermeer meer weer in gekomen te hebben. Van nu vooraan u begiftig ik u Melusine dat gij alle zaterdag zal wezen een serpent van de navel nederwaarts, want kon u vinden enen die u trouwen wil en beloven dat hij u de zaterdag nimmermeer zien zal noch verhalen noch zeggen enig mens, zo zal je uw natuurlijke loop leven en sterven gelijk een natuurlijke vrouwe. En van u zal komen een zeer edel geslacht dat hoog en groot wezen zal van dapperheden. En als gij bij avonturen ontdekt wordt van uw man zo weet dat gij wederom worden zou die gij tevoren was en zo zal blijven tot de tijd dat die hoogste rechter ten oordeel zitten zal.

En gij zal u vertonen voor het slot dat gij maken zal en dat gij met uw naam noemen zal, drie dagen tevoren als dat slot zijn heer vernieuwen zal en ook als daar een van uw geslacht sterven zal.

En gij Melior ik geef u in groot Armenië een mooi en rijk kasteel waarin dat gij een sperwer bewaren zal ten laatste dag toe. Alle ridders die van edele geslachte gekomen zijn die daar willen gaan waken de nacht en dag van de twintigste dag der maand juni zonder slapen zullen van u mogen begiftigd worden van enige tijdelijke dingen dat ze wensen mogen. Te weten van aardse dingen en dat ze niet begeren uw lijf noch uwe minne ten huwelijk noch anderszins. En alle diegene die u immers alzo hebben willen zonder hem dus te willen verdragen zullen wezen ongelukkig tot de negende kluft toe en zullen worden verjaagd uit allen hun geluk. En u Palatine zal zijn besloten int gebergte van Guigo met de gehele schat van uw vader tot de tijd dat er zal komen een ridder van uw geslacht die zal hebben dezelfde schat en zal mitsdien helpen verkrijgen het land van beloften en zal u verlossen van uw bejegening. Toen waren deze drie dochters zeer bedroefd en vertrokken mits dien van hun moeder. En Melusine vervoer weg door die wildernissen. En Melior voer in het kasteel van de sperwer in groot Armenië. En Palatine vervoer ook weg naar het gebergte van Guigo al daar haar velen gezien hebben. En de meester die deze historie overgezet heeft uit het Frans zegt voor waar dat hij ditzelfde heeft horen verkondigen de koning van Aragon en veel meer anderen van zijn land.

En al is het dat dit zeer luttel alhier dient zo verlaat men het nochtans om het vervolg te beter te verstaan. Maar al eer men daar verder in treedt zo zal men eerst hier horen hoe Elinas die koning zijn leven eindigde in deze wereld: en hoe hem Prisine begroef in het gebergte in een zeer rijke schrijn.

Doen coninc elinas langhen tyt in tgeberchte gheweest was tot dz hem die doot bevinc Doen quam prissyne syn wijf ende begroeffene in een rijckelycke tomme dat noyt man des gelyc en sach ende daer was in de camer soe vele rijckelicheden dattet niet en is te gelijcken. daer syn goude kandelaers met costelijcken gesteente. ende toertsen ende lampen die dach ende nacht bernen Ende ten voeten eynde vanden tommen sette sy een albasteren beelt van hoecheden ende van figueren also scone dattet niet schoenre wesen en conde Ende dat beelt hielt in syn hant een gulden tafel, daer dese voerscreven aventuere inne ghescreven stond ende al daer stelde sy eenen gigant die dat beelde wachtede die seer fel ende vervaerlic was, ende alle dlant onder hem hielt. ende na hem so hieldent vele meer ander giganten al totter comst van godevaert metten groten tande, daer ghi hier na af horen sult. Nu hebdi van den coninck elinas ende van prissynen syn wyf gehoort. nu suldy horen de historie ende het wonder vanden casteele van lusignen in petauwe, hoe, waeromme ende in wat manieren dat dat gesticht was

Toen koning Elinas lange tijd in het gebergte geweest was tot dat hem de dood beving. Toen kwam Prisine, zijn wijf, en begroef hem in een rijke tombe dat men nooit dergelijke zag en daar was in de kamer zo vele rijkdom dat het niet en is te vergelijken. Daar zijn gouden kandelaars met kostbare gesteente en toortsen en lampen die dag en nacht branden. En ten voeteneinde van de tombe zette zij een albasteren beeld van hoogte en van figuren alzo mooi dat het niet mooier wezen kon. En dat beeld hield in zijn hand een gulden tafel, daar deze voorschreven avonturen in geschreven stonden en al daar stelde zij een gigant die dat beeld bewaakte die zeer fel en vervaarlijk was en alle het land onder hem hield en na hem zo hielden het veel meer andere giganten al tot de komst van Godfried met de grote tand, daar gij hierna van horen zal. Nu heb je van de koning Elinas en van Prisine zijn wijf gehoord. Nu zal je horen de historie en het wonder van het kasteel van Lusigne in Poitiers, hoe, waarom en in wat manieren dat dit gesticht was.

DIe historie seyt ons hoe hier voermaels in wilt britanien was een edel man die ghescil had mz des conincx sone van britannien also dz hi niet langer int lant en dorste bliven, mer nam mz hem alle sinen schat ende ghinc buten slants over die geberchte. ende vant also op een tyt op een fonteyne een schoen vrouwe die hem vertelde alle syn geschiedenisse. ten slote sy verliefden op malcanderen. ende die vrouwe dede hem vele onderstants ende troosts, also dz sy begonsten te stichten in haer lant dwelck onbewoent ende wilt was vele steden ende sloten, ende also dat tselve lant in corter stont wel bewoent ende beset was. ende hieten dat lant het wilde lant, om deswille dat syt vonden vol bosschen, gelyc dz het noch huden sdaechs geheeten is. Het gebuerde dz tusschen de ridder ende deser vrouwen groten twist gerees waeromme en weet men niet te seggen. Alsoe datse onverhoets van hem schiet: des die ridder seer droevich was. Niet te min hi wies altyt in groter eren ende voerspoede Alsoe datten die edelen van synen lande versagen van eenre welgeborene vrouwe die des greven van poitiers suster was die doen regneerde, vanden welcker hy hadde vele knapelicke kinderen, onder den welcken daer een was te weten die derde die den naem hadde raymondyn. die seer schoone gracelijc subtijl ende verstandel was in allen dingen. Ende mocht doen ter tyt oud wesen xiiij,iaren

Die historie zegt ons hoe hier voormaals in wild Brittannië was een edele man die geschil had met de koningszoon van Brittannië alzo dat hij niet langer in het land durfde te blijven, maar nam met hem al zijn schat en ging buitenlands over die gebergte en vond alzo op een tijd op een bron een mooie vrouwe die hem vertelde al zijn geschiedenis. Tenslotte zij verliefden op elkaar en die vrouwe deed hem veel onderstand en troost, alzo dat zij begonnen te stichten in hun land wat onbewoond en wild was vele steden en sloten en alzo dat hetzelfde land in korte tijd stond goed bewoond en bezet was en noemden dat land het wilde land omdat dat zij het vonden vol bossen, gelijk dat het noch hedendaags geheten is. Het gebeurde dat tussen de ridder en deze vrouwe groten twist rees, waarom weet men niet te zeggen. Alzo dat ze onverhoeds van hem scheidde: dus die ridder zeer droevig was. Niettemin hij groeide altijd in grote eren en voorspoed. Alzo dat hem de edelen van zijn land voorzagen van een welgeborene vrouwe die de graaf van Poitiers zuster was die toen regeerde, van wie hij had vele knapen kinderen, onder die daar een was, te weten die derde, die de naam had Raymond die zeer mooi, bevallig, subtiel en verstandig was in alle dingen. En mocht toen der tijd oud wezen 14 jaren.

Doe die greve van poitiers ontboet den greve van foret te komen ter feesten van sinen sone.

Hoe die graaf van Poitiers ontbood de graaf van Foret te komen ter feest van zijn zoon.

DIe grave van poitiers hielt een grote feeste voer eenen sone die hi hadde ende dien hy ridder maken woude die gheheeten was bertrand. ende anders en hadde hy geen kinderen dan een seer schone dochter die genoemt was zwane Greve heinric ontboet aldaer een frissche gheselscap ter eeren vanden ridderschape van sinen sone. ende onder dander ontboet hi de grave van foret dz hy quame ende mz hem brachte drie van sinen outste kinderen want hi die begherde te siene Alsoe dat die grave van foret wt dien aldaer ghinck opt eerbarlicste dat hi mocht mz drie van sinen kinderen Die feeste was seer groot ende aldaer waren vele meer ridders ghemaeckt ter liefden van bertrand die ridder geslagen was, ghelijc oec so was die oudste zone vanden grave van foret die seer wel stack Die feeste was onderhouden viij. daghen, ende die greve van poitiers schencte ewech seer vele schone ghiften. ten scheidene vanderfeesten begherde en versochte die greve van poitiers den grave van foret dat hi liet raymondyn synen neve ende dz hi nemmermeer meer voir hem besorcht en ware, want hijen wel voersien soude. ende die greve van foret die gonden hem. ende raymondyn bleef metten greve van poitiers sinen oem dien seer lief hadde. Ende also schiet die feeste minnelijc ende eerlijck

Die historie vertelt ons ende oec die gewarige croniken, hoe dz die selve greve heynric groot vader was van sinte willem doe oec een grave was. ende die alle syn tijtelic goet achter liet om onsen here te dienen in een cloester daer hi hem inne begaf Maer om onse materie te achtervolgen. soe is waer dz die historie seyt dz dese grave heinrijc een seer vroem ridder was die de edelheyt lief hadde ende was die wyste in de const van astronomien die op dat pas sint aristoteles tijt gheweest was. hi beminde raymondyn so seer als hi mocht. ende so dede tkint oec wederom he. want het gaf hem seer om synen oem te dienen ende in allen dingen te believen Dese grave hadde vele voghelen ende honden van alderley manieren groot ende clein die ter iachten dienen mochten. Het gebuerde datter een vanden boschwachters hem quam boetschapen hoe dattter int bosch van colombiers over lanc gesien was een vreemde beeste van enen vercken dat daer was. dwelck een het schoenste beleydt wesen soude dat oyt ghesien was Die grave seide dat men die honden bereet maken soude teghen des ander daechs hij souder hem toe gheven. ende also schiet die boschwachter ewech om bereet te make des men totter iacht behoeven soude. Doe die grave voer iagen ende raymondyn mz hem.

Die graaf van Poitiers hield een groot feest voor een zoon die hij had en die hij ridder maken wilde die geheten was Bertrand en anders had hij geen kinderen dan een zeer mooie dochter die genoemd was Zwane. Graaf Henrik ontbood aldaar een fris gezelschap ter ere van de ridderschap van zijn zoon. En onder de anderen ontbood hij de graaf van Foret dat hij kwam en met hem bracht drie van zijn oudste kinderen want hij die begeerde te zien. Alzo dat die graaf van Foret uit dien aldaar ging op het eerbaarste dat hij mocht met drie van zijn kinderen. Dat feest was zeer groot en aldaar waren veel meer ridders gemaakt ter liefden van Bertrand die ridder geslagen was, gelijk ook zo was de oudste zone van de graaf van Foret die zeer goed stak. Dat feest was onderhouden 8 dagen en die graaf van Poitiers schonk weg zeer vele mooie giften. Ten scheiden van het feest begeerde en verzocht die graaf van Poitiers de graaf van Foret dat hij liet Raymond, zijn neef, en dat hij nimmermeer voor hem bezorgd was, want hij heen goed voorzien zou en die graaf van Foret die gunde het hem. Raymond bleef met de graaf van Poitiers, zijn oom, die hem zeer lief had. En alzo scheidde het feest minnelijk en fatsoenlijk.

De historie vertelt ons en ook die ware kronieken hoe dat diezelfde graaf Henrik grootvader was van Sint Willem die ook een graaf was en die alle zijn tijdelijk goed achterliet om onze heer te dienen in een klooster daar hij hem in begaf. Maar om onze materie te achtervolgen zo is het waar dat de historie zegt dat deze graaf Henrik een zeer dappere ridder was die de edelheid lief had en was de wijste in de kunst van astronomie die op dat pas sinds Aristoteles tijd geweest was. Hij beminde Raymond zo zeer als hij mocht en zo deed het kind ook wederom hem. Want het begaf hem zeer om zijn oom te dienen en in alle dingen te believen. Deze graaf had vele vogels en honden van allerlei manieren, groot en klein, die ter jacht dienen mochten. Het gebeurde dat er een van de boswachters hem kwam boodschappen hoe dat er in het bos van Colombiers lang geleden gezien was een vreemd beest van een varken dat daar was. Wat een van het mooiste belegd zou wezen dat ooit gezien was. Die graaf zei dat men de honden gereed maken zou tegen de volgende dag, hij zou er hem toe geven. En alzo scheidde die boswachter weg om gereed te maken wat men tot de jacht behoeven zou. Toen ging die graaf jagen en Raymond met hem.

Des mergens so voer de greve van poitiers henen ende raymondijn met hem ende vele meer ander baroenen ende ridderen Raymondyn was alre naest hem geseten op eenen hengst het mes op de side ghegort hebbende. ende als sy quamen int wout so begonden si iaghens van stonden aen: also dathet vercken gevonden wart ende so seer verwermt wart, so naemt synen loep doer het bosch ende hoe wel dz syt mz groter arnste bestonden te volghene so en wasser nochtans noch hont noch iagher so stout diet dorste verbeiden noch raken. mettien quamen die heren ridders ende knechten aen. maer daer en was negheen so coen dat hi voet op daerde gheset hadde om na tverken te stekene oft te slane. Die grave quam oec aene. ende riep sal ons dit soghenbaggele al wat onser is verheeren. als raymondyn synen oom hoirde spreken so scaemde hys hem ende trad vanden perde syn sweert inde hant hebbende ende haeste hem den vercken tegen ende gaf hem eenen harden slach. Ende het vercken dat keerde te hemwaerts ende deden vallen op syne knien, maer terstont was hi weder op als een vroem en coen iongelinc ende meynde na tvercken weder te slane oft te stekene. maer het vercken ontweec hem ende liep alsoe seer datter noch ridder noch hont en was diet int oghe behouden conde, dan alleen de grave ende raymondyn syn neve, die weder opgeseten was ende het vercken soe scarpelijc vervolchde al henen voer de coninc ende alle dander dat die greve anxst hadde dat het Raymondyne vermencken soude ende riep mijn schoon neve laet doch wesen dit iagen dz hij ongeval hebben moet diet ons aenbrachte Maer raymondijn en achte des niet noch en sorchde voer gheen ongeluc oft anders dat hem gebueren mochte, so seer was hijer op verwarmt ende bleef het vercken volghende Die grave volchde hem vast op de spore die hi sach anders soe bleven alle dander achter mids dz haer perden te seer verwarmt waren: Ende raymondyn ende die greve iaechden so lange dz den duisteren nacht aenquam, also sy hielden onder eenen groten boom Doen seide die greve tot raymondijn. mijn schoone neve wy sullen hier blijven tot dz die mane op gaet Over een wijle daer na so ghinc die mane op wel schoon ende claer ende die sterren lichtenden oec seer claer Die greve die vander const vanden astronomien wiste wart den hemel aensiende ende terstont wart hi versuchtede seer swaerlic, ende na dien versuchtene sprac hi ende seyde aldus O warachtich almogende god here hoe groot syn die dinghen die ghi hier beneden ghelaten hebt, datmen volcomelic bekennen macht die crachten ende die wonderliche natuere van desen aertscen dinghen: ten en mocht niet wesen en ware dat ghijt wt uwer milder gracien wtstortedet, sonderlinge van deser wondrlijcker avontueren die ic nu tegenwoerdelijc hier bemercke in de sterren die ghi daer boven gheset hebt, byde hogher const van astronomen daer ghi my heer eenen tac af verleent hebste te bekennenen, dies ic u hoechlic loven ende dancken moet. o god almachtich hoe mach dit wesen dat ick sie u ordeel na tmensschelic verstant wtgheven. ten mach toch geen mensch voer goet quaet te loon hebben. nochtans hebt ghi my verleent dat ik het bedieden van desen verstae. ende also sprekende begonst hi noch meer dan hy te voren gedae hadde te versuchtene Raymondijn die vast onledich was geweest over tvier te makene quam tot synen oom en seide dathet vier ontsteken was ende dat hi hem quame warmen. hi seide voert dz hi meynde dat sy cortelinge tijnge vander iacht hebben souden want hi tgeluyt vanden honden gehoort hadde Die grave seide ende antwoerde dat hem daer af noch el nyewers af gheschiet en was dan van tghene des hi sach. ende met dien so sach hi weder inden hemel ende versuchte noch meer dan te voren Raymondijn die sinen oom seer lief hadde seide wat here om gods wille laet wesen dese dinghen. ten behoirt nz alsulcken prince als ghi syt thertte te ghevenen tot alsulcker conste. ghi behoort gode te dacken van dz hi u soe hoghen ende edelen heerlicheyt ende rijcdom verleent heeft. het is te vele slecht van u dat ghi u selven quelt met sulcdanigen dinghen die u baten noch hinderen en mogen Ja sot seyde die grave wist ghi die groote rycheden ende aventueren die ic sie ghi souter u wel af verwonderen. Raymondyn die geen quaet en dachte seide. wilt mi dat segghen op dattet u ghelieft heere ende op dattet yet doenlyc is, ende op dat ict behoore te wetene, voerwaer seide die grave ghi sullet weten Ic woude dats ons heer noch de werelt oft tleven u nz en liet gebreken. Die aventuere sal u van mi selven comen, want ic worde voerdaen meer oud ende ic hebbe vrienden ghenoech om myn heerlicheiden te houdende, ic hebbe u so lief dat ic woude dat die eere u geschieden mocht. Die aventuere is dese. waert dz op dese ure een ondersaet synen here doot sloech die soude worden die machtichst ende die meeste gheeerde die oyt quam wt synen geslachte Ende van hem soude gheboerte comen daer mencie af wesen soude ende ghedenckenisse tot int ynde vanden werelt. ende weet certain dat dz warachtich is Raymondyn seide dat hi dz emmers niet ghelooven en conste. want het ware tegens redene dat een mensch goet voer quaet hadde. Tis alsoe waer sprac die grave als ict u segghe. Raymondyn seide dz hijs hem niet en soude doen gelooven. Met dien vielen sij beyde in ghepeyse. ende also sittende hoirden si van verre groot gerucht ende rijsselinghe vanden cleynen houte ende tacken Doe greep raymondijn syn sweert op vander aerden Insgelycs trac die greve oec syn zweert wt. ende verwachtende also al peisende wat het was. ende ghingen over die syde vanden viere van der sy tgerucht ende die rijsselinge van den rizeren hoirden, en also bleven sy staende tot dat sy daer sagen aencomen loepende een vercken seer wonderliken ende vervaarliken verwermt die tanden thoonende Doen seyde raymondyn heer klimt haestelic op eenen boom, dz u dit wilt zwyn gheen quaet en doe ende laetter my mede geworden. Die grave sprac dat en sal god niet gehengen dat ic u laten sal in sulker aventueren. Als raymondyn dat hoorde nam hy syn zweert mettten scarpen ten zwine waert meynende dat te stekene. ende mettien keerde hem het swyn van raymondyn ten greve waert. bij dien nam raymondijn groot verdriet daer hem namaels so groten gheluck af quam als die warachtige historie ons vertelt

Die morgen zo voer de graaf van Poitiers henen en Raymond met hem en veel meer andere baronnen en ridders. Raymond was aller naast hem gezeten op een hengst en had het mes op de zijde gegord. En als zij kwamen in het woud zo begonnen te jagen van stonden aan: alzo dat het varken gevonden werd en zo zeer verwarmd werd, zo nam het zijn loop door het bos en hoewel dat ze het met grote ernst bestonden te volgen zo en was er nochtans noch hond noch jager zo stout die het durfde op te wachten noch te raken. Met dien kwamen die heren ridders en knechten aan, maar daar was er geen zo koen dat hij voet op de aarde gezet had om naar het varken te steken of te slaan. Die graaf kwam ook aan en riep zal ons dit zeugen biggetje al de onze beheersen. Als Raymond zijn oom hoorde spreken zo schaamde hij hem en trad van het paard en had zijn zwaard in de hand en haastte hem naar het varken en gaf het een harde slag. En het varken dat keerde zich tot hem waart en liet hem vallen op zijn knieën, maar terstond was hij weer op als een dappere en koene jongeling en meende weer naar het varken te slaan of te steken, maar het varken ontweek hem en liep alzo zeer dat er noch ridder noch hond was die het in het oog houden kon, dan alleen de graaf en Raymond, zijn neef, die weer opgezeten was en het varken zo scherp achtervolgde al henen voor de koning en alle de anderen dat die graaf angst had dat het Raymond verminken zou en riep’ mijn mooi neef, laat toch wezen dit jagen dat hij ongeval hebben moet die het ons aanbracht.’ Maar Raymond achtte dat niet noch en bezorgde voer geen ongeluk of anders dat hem gebeuren mocht, zo zeer was hij erop verwarmt en bleef het varken achtervolgen. Die graaf volgde hem vast op het spoor die hij zag anders en zo bleven alle de anderen achter mits dat hun paarden te zeer verwarmd waren. En Raymond en die graaf jagen zo lang tot dat de duistere nacht aankwam, alzo zij hielden stil onder een grote boom. Toen zei die graaf tot Raymond; mijn mooie neef, wij zullen hier blijven tot dat de maan opkomt. Na een tijdje daarna zo ging die maan op wel mooi en helder en de sterren lichtende ook zeer helder. De graaf die van de kunst van de astronomie wist begon de hemel te bekijken en terstond begon hij zeer zwaar te zuchten en na dit zuchten sprak hij en zei aldus: O waarachtig almogende god heer hoe groot zijn die dingen die gij hier beneden gelaten hebt dat men volkomen bekennen mag de krachten en die wonderlijke natuur van deze aardse dingen: het mocht niet wezen tenzij dat gij het uit uw milde gratiën uitstortte, vooral van dit wonderlijke avontuur die ik nu tegenwoordig hier bemerk in de sterren die gij daarboven gezet hebt, bij de hoge kunst van astronomen daar gij mij heer een tak van af verleend heb te te bekennen, dus ik u hoog loven en danken moet. O god almachtig hoe mag dit wezen dat ik zie uw oordeel naar het menselijke verstand uitgeven. Het mag toch geen mens voor goed kwaad te loon hebben. Nochtans hebt gij mij verleend dat ik het aanduiden hiervan versta. En alzo sprekende begon hij noch meer dan hij tevoren gedaan had te verzuchten. Raymond die vast onledig was geweest om het vuur te maken kwam tot zijn oom en zei dat het vuur ontstoken was en dat hij hem kwam warmen. Hij zei voort dat hij meende dat zij gauw tijding van de jacht hebben zouden want hij had het geluid van de honden gehoord. Die graaf zei en antwoorde dat hem daarvan noch ander nieuws van geschied was dan van hetgene dat hij zag. En met dien zo zag hij weer in de hemel en verzuchte noch meer dan tevoren. Raymond die zijn oom zeer lief had zei; wat heer, om Gods wil laat het wezen deze dingen, het behoort niet al zulke prins als gij bent te begeven tot al zulke kunst. Gij behoort god te danken van da hij u zo’n hoge en edele heerlijkheid en rijkdom verleend heeft. Het is veel slechter van u dat gij u zelf kwelt met al zulkdanige dingen die u baten noch hinderen mogen. Ja zot, zei die graaf, wist gij die grote rijkdommen en avonturen die ik zie, gij zou er u wel van verwonderen. Raymond die geen kwaad dacht zei, wilt mi dat zeggen op dat het u gelieft heer en op dat het iets te doen is en op dat ik het behoor te weten, voorwaar zei die graaf, gij zal weten. Ik wilde dat het onze heer noch de wereld of het leven u niet liet ontbreken. Dat avontuur zal u van mij zelf komen, want ik word voortaan meer oud en ik heb vrienden genoeg om mijn heerlijkheden te houden, ik heb u zo lief dat ik wilde dat die eer u geschieden mocht. Dat avontuur is deze: was het dat op een uur een onderzaat zijn heer dood sloeg, die zou worden die machtigste en die meeste geerde die ooit kwam uit zijn geslacht. En van hem zou geboorte komen daar vermelding van wezen zou en gedenkenissen tot in het einde van de wereld. En weet zeker dat dit waarachtig is. Raymond zei dat hij dat immers niet geloven kon, want het was tegen reden dat een mens goed voer kwaad had. Het is alzo waar, sprak die graaf, als ik het u zeg. Raymond zei dat hij hem niet toen zou toen geloven. Met dien vielen zij beide in gepeins en alzo zittende hoorden ze van verre groot gerucht en ritselen van klein hout en takken. Toen greep Raymond zijn zwaard op van de aarde. Insgelijks trok die graaf ook zijn zwaard uit en verwachten alzo al peinzend wat het was en gingen over de zijde van het vuur vandaar ze het gerucht en dat ritselen van den twijgen hoorden en alzo bleven zij staan tot dat zij daar zagen aankomen lopen een varken zeer wonderlijk en vervaarlijk die verwarmd was en de tanden toonde. Toen zei Raymond, heer klimt haastig op een boom dat u dit wilde zwijn geen kwaad doet en laat er mij mee geworden. Die graaf sprak dat zal god niet toestaan dat ik u laten zal in zulk avontuur. Als Raymond dat hoorde nam hij zijn zwaard met het scherpe ter zwijn waart en meende dat te steken en meteen keerde hem het zwijn van Raymond ten graaf waart. Bij dien nam Raymond groot verdriet daar hem later zo' n groten geluk van kwam als die warachtige historie ons vertelt.

Hoe raymondijn den grave van poitiers synen oem dootsloech

Hoe Raymond de graaf van Poitiers, zijn oom, dood sloeg.

In dit capittel so vermaent ons de historie doen raymondijn den swyne te ghemoet quam om dat te keren dattet niet en soude slaen op synen heere. ende als tswijn dz sach soe keerder sinen wech mz grooter hitten op den grave. Ende als hijt sach comen so sach hi omtrent hem eenen zwynspiet ende hielt dien wel lege op deerde. ende also hi hem des iagens verstont so stac hi tzwijn in synen scilt, maer die herdicheyt van des zwijns scilt wederstont dz so dathet den greve op syn knyen ter aerden werp Ende doen quam raymondijn gelopen syn sweert in syn hand hebbende meynende dat swyn te stekenen tusschen syn voeten, alsoet de graeve over syde ghesteken hadde. maer hi raymondijn miste ende staect op syne borstelen vande rugghe, ende alsoeder raymondijn so ghierichlic na stac, so schoet den steec over doer de rugge. ende raecte den grave die aen dander syde vanden swyne op syn knyen gevelt lach so dat hem den steec voer inne ende achter doer ghinc. Raymondijn verhaelde den steec op tswijn ende staect dattet ter aerden viel doot, ende mettien trad hi ten greve waert, meynende dien op te heffen. mer twas om niet want hi alrede doot was Doe raymondyn die wonden ende het bloet sach daer wt geronnen, so was hi wonderliken verslaghen ende begonst te criten te screyen ende syn handen te slaen, ende deed so groten iammer als oyt man sach, segghende aldus O valsche fortune hoe bistu soe verkeert dattu mi hebst doen dooden den ghenen die mi van herten lief hadde ende die my so vele doechden gedaen heeft O god vader almachtich welc is nu het lant daer hem deze arme sondaer in sal mogen onthouden want voerwaer alle die ghene die van desen misgripe horen, sullen mi mz goeder redenen willen ter doot want noit sondaer arger en dede O eerde opent u ende verslint mi want icx verdient hebbe. in deser droefheyt was raymondijn langen tijt. ten laesten als hi tot hem selven quam, so seide hij in hem selven aldus Myn here die daer leyt seyde mi waert dz mi alsulcken aventuere gebuerde, dat ic wesen soude daler meeste van mynen gheslachte. maer ic sie wel die contrarie. want inder waerheit so yst waer dz ic dalre ongeluckichste ben, ende bi mijnder trouwen ic bens wel werdich Ja dien dat het anders niet wesen en wille so wil ick my gaen pinen wt desen lande, ende suecken myn aventuere die my god verleenen wille teeniger plaetsen daer ik mijn sonden beteren mach op dat het goede gelieft Doe quam raymondijn tot sinen here die daer doot lach en custenen al screyende ende mz so droeviger herten dat hi een woert nz spreken en conde. ende met dien so sat hy op synen paert nemende den wech doer den bosch dweers. hij reet seer mistroest, ende en wist oec niet waer dat hij reed

In dit kapittel zo vermaant ons de historie toen Raymond het zwijn tegemoet kwam om dat te keren dat het niet zou slaan op zijn heer en als het zwijn dat zag ze keerde het zijn weg met grote hitte op de graaf. En als hij het zag komen zo zag hij omtrent hem een zwijnen spies en hield die wel laag op de aarde en alzo hij hem het jagen verstond zo stak hij het zwijn in zijn schild, maar de hardheid van het zwijnen schild weerstond dat zodat het de graaf op zijn knien ter aarde wierp. En toen kwam Raymond gelopen die zijn zwaard in zijn hand had en meende dat zwijn te steken tussen zijn voeten, alzo het de graaf omver gestoken had. Maar hij Raymond miste en stak het op zijn borstels van de rug, en alzo er Raymond zo begeerlijk naar stak zo schoot de steek over door de rug en raakte de graaf die aan de andere zijde van het zwijn op zijn knien geveld lag, zo dat hem de steek voer in en achter doorging. Raymond verhaalde de steek op het zwijn en stak het zodat het ter aarde dood viel en meteen trad hij ten graaf waart, meende die op te heffen. Maar het was om niet, want hij was alreeds dood. Toen Raymond die wonden en het bloed zag daaruit geronnen, zo was hij wonderlijk verslagen en begon te krijten te schreien en zijn handen te slaan en deed zoծ grote droefheid als ooit man zag en zei aldus. O valse fortuin, hoe bent u zo veranderd dat u mij hebt laten doden diegene die mij van harten lief had en die me zo vele deugden gedaan heeft. O god vader almachtig, welke is nu het land daar hem deze arme zondaar in zal mogen onthouden, want voorwaar alle diegene die van deze misgrijpen horen zullen mij met goeder redenen willen ter dood want nooit deed een zondaar erger. O aarde opent u en verslind mij want ik heb jet verdiend. In deze droefheid was Raymond lange tijd. Ten slotte toen hij tot zichzelf kwam zo zei hij in zichzelf aldus. Mijn heer die daar ligt zei me waas het dat me al zulk avontuur gebeurt, dat ik wezen zou de allergrootste van mijn geslacht. Maar ik zie wel de contrarie, want in de waarheid zo is het dat ik de aller ongelukkigste ben en bij mijn trouw, ik ben het wel waard. Ja, indien dat het anders niet wezen mag zo wil ik me laten weggaan uit dit land en zoeken mijn avonturen die me god verlenen wil te enige plaatsen daar ik mijn zonden verbeteren mag op dat het god gelieft. Toen kwam Raymond tot zijn heer die daar dood lag en kusten hem al schreiend en met zo’n droevig hart dat hij geen woord spreken kon en met dien zo zat hij op zijn paard en nam de weg dwars door het bos. Hij reed zeer mistroostig en wist ook niet waarheen dat hij reed.

Als raymondijn aldus van synen heer schiet latende hem doot liggen neffens tvier, ende het zwijn daer bi, so reet hi henen al totter middernacht soe dat hij gheraecte op een fonteyne die geheten was die dorstborne, enige ander hetense die fontaeine faeese om deswille dz daer onderwilen vele wonders gheschiet was: die fonteyne stont beneden aenden voet van eenre groter roetsen ende liep doer seere schone velden langs verbi die hoghe bosschagen

Die mane scheen schoon ende clair syn paert droech raymondijn vast henen somtyts dat hi truerde somtijts dat hi sliep al tot dat hi op dese fonteyne quam. Op die fonteyne waren doe drie vrouwen die hem daer vermaecten, onder die welcke datter deen boven dander die opperste was ghelijc ghi voertdaen noch wel hooren sul

Hoe Raymondijn op die fonteyne quam al daer hi vant meluzinen verselschapt met twee ander vrouwen. ghi en dorst u niets nz veysen, want ick weet wel hoet met u gaet Doen hi hoorde dat syen noemde by synen name was hij so seer verslagen dat hi niet en wiste wat tantwoerden Sy die mercte dat hi bescaemt viel om dat zy van synen state wiste, seyde doen voert. Raymondijn naest gode ben ick die ghene die u gheraden mach ende voerderen in dit sterflijc leven ende alle uwen tegenspoet bekeeren int goede. gi en derft niet verswighen want ic weet wel dattu dinen heer dood hebste, so bij onghelucke oft misvalle soe ock mede al willens, hoe wel dat ghyt op die ure niet en meyndet gedaen te hebben. ende ic weet wel alle die woerden die hi u seyde uter const vanden astronomien Als raymondyn dz hoorde was hi noch meer verslaghen dan te voren. ende seyde myn vrouwe ghi segget die waerheyt. mer het geeft my wonder hoe dz ghi soe claerlick weten moecht ende wiet u soe gheringe gheboetscapt heeft Sy seide ick weeter alles die waerhyt af, ende en meynt niet dat het fantasye oft duvelie zij want ick verseker u dat ic van godsweghen ben ende ick gheloove als een goet kersten mensch schuldich is te ghelooven. ende weet dat ghi sonder my ende mynen raet niet en sult moghen comen ten ynde van uwen bestane. Maer wildi ghelooven vastelijcken alle die selve woerden die dy dijn heer oom gheseyt heeft, sy sullen dy uter maten seer nut ende profytelijc wesen bider hulpen gods ende ick sal di maken enen die meesten heere die oyt van alle uwen gheslachte gheweest heeft ende de rijcsten van hem alle Als raymondijn die ghelofte aenhoorde soe gedachte hi der woerden van synen oome ende overdachte in hem selven die groote perikelen daer hi inne gheiaecht was ende hem selven vant. hi dachte dat hyt aventueren soude ende gelooven der vrouwen in tgene des sy hem segghen soude want hi maer eens die doot sterven en mochte. so antwoerde hy seer oetmoedelijcken aldus Mijn eerweerdighe vrouwe ic danc u vanden schoenen geloften die ghy my biet. ende weet dz het bi mynen toe doen niet en sal bliven ongedaen noch om arbeit oft moeyte die ghi gedencken moecht, ic en sal uwen willen doen ende alle dat ghene dat ghi mi ghebieden sult na mijnen vermoghene, ende dat een kersten met eeren doen sal. ende doen mach Raymondyn seide de vrouwe. tis ghesproken wt vrijer herte,want ic en sal nz seggen noch raden daer en sal duecht af comen maer te vorsten moet ghi my gelooven dat ghi mi te wive nemen sult principaelicken. ende en twyvelt niet ick en ben van gods wegen. Doe sprac raymondijn. vrouwe na dien dat ghi my des versekert dat het so is, so sal ick na alle myn vermoghen doen alle tghene dat ghi wilt ende gebieden sult Ende van stonden ane ghelove ick u dat icket alsoe doen sal getrouwelic. Nu raymondijn sprac die vrouwe ghi moet mi noch annder dinghen zweren. doe seyde raymondijn ick ben daer toe bereet op dat ict gedoen mach Ja ghi sprack die vrouwe als sonder hinderen. ghi sult my geloeven bi alle die sacramenten ende eeden van eenen warachtigen gheloovigen mensche ende van geloeve ende zweren dz ghi nemmermeer also lange als ic in uwe geselscap wesen sal arbeyden noch pynen en sult om my te siene des saterdaechs noch te sueckenen de plaetse daer ic dan wesen sal in gheenre manieren Als sy dat geseit hadde so sprack sy voert tot raymondijn aldus. opt perikele van mijnre sielen so sweer ic dat ic nemmermeer op dien dach doen en sal dingen dat tuwen achterdeele sy oft anders dat tuwen eeren. noch oeck dencken dan hoe ic u best mocht vermeerderen ende al uwe geslacht. ende raymondyn geloefde te doen oec van ghelijcke Nu hoort na mi sprac die vrouwe ic sal u seggen hoe dz ghi sult doen, ende verslaet u niet iewers omme. maer gaet heen recht voirt te poitiers waert. ende als ghi dair comt so suldijer vele vinden die vanden iachten gecomen selen syn ende die u vragen sullen na tijnghe vanden grave uwen oom ghi sult dan seggen aldus, hoe en is hi niet comen. ende sy sullen u antwoerden neen Ende dan suldi hen weder seggen hoe ghijs noyt sindt en saecht dat die iacht wies, ende dz ghyen doe verloert int wout van columbiere, ende gelaet u mede vreemdelic ghelyc die andere En corts daer na sullen aencomen die iaghers ende syn andere volck die welc hem al doot met hen brenghen sullen. ende tsal schinen dat die wonde geslaghen is van eens wilden everzwynts tant. en sullen seggen allegader dathem tswijn gedoot heeft. ende sullen noch meer seggen dz de grave het swyn oeck doot heeft doer sine groote vromicheyt Met dien sal daer groten rouwe worden Grave bertram syn sone ende blacke syne dochtere, ende alle syn ander gesinne groot ende cleyn sullen altemael groten rouwe bedriven, ende van gelycken sult ghi oeck doen met hem ende cleeden u met swarten ghelyc den anderen Na dien dat dit alle aldus ter eeren beschict sal wesen ende dat den baroenen sal syn betekent dach omme te comen ende manscap te doene den ionghen greve, so suldi wederom keeren al hier tot mi des daechs te voren eer die manschap geschieden sal ende ghi sult my vinden te deser selver plaetsen ende met die schieden sy, seggende die voerseyde vrouwen aldus hout lief ic gheve u omme onse liefde te beghinnen twee vingerlingen. van den welcken die steenen seer grote virtuten hebben. Dats te wetene den eenen soe wiene dien wt liefden gegeven wordt die en sal niet sterven van quetsueren van wapenen also lange hij en over hem draecht Ende den anderen dat hi hen sal gheven voerspoet ende victorie teghen syn vianden ende quaetwillende. het sy in ghedinge of twiste. ende daerom so gaet coenlicken myn lieve vrient Ende doe nam hi orlof vander vrouwen al suetelijcken omhelsende ende eerbaerliken cussende, ghelyc der gheenre daer hi hem gheheelic innen betrouwede want hi was doen met harer minnen bevaen. Raymondyn te peerde opgheseten synde wees hem die vrouwe den rechten wech te poitiers toe. ende van haer ghescheiden synde begonste hy hem te bedroeven want hi se alreede behert hadde so seer dz hi wel doergaens bij haer hadde willen blive overmits haren goeden ende subtyle raet. ende met dien keerde die vrouwe wederom ter fonteyne waert al daer haer die ander vrouwen verbeydden. Met desen laet die historie werc hier af meer te sprekenen

Toen Raymond aldus van zijn heer scheidde en liet hem dood liggen neffens het vuur en het zwijn daarbij, zo reed hij henen al tot de middernacht zodat hij geraakte op een bron die geheten was die dorstborne, enige anderen noemen het die fontaeine faees omdat daar ondertussen vele wonderen geschied waren: die bron stond beneden aan de voet van een grote rots en liep door zeer mooie velden langs voorbij die hoge bossen.

De maan scheen mooi en helder en zijn paard droeg Raymond vast henen, somtijds dat hij treurde, somtijds dat hij sliep al tot dat hij op deze bron kwam. Op die bron waren toen drie vrouwen die zich daar vermaakten, waaronder dat er een boven de andere de opperste was gelijk gij voortaan noch wel horen zal.

Hoe Raymond op die bron kwam al daar hij vond Melusine vergezelschapt met twee andere vrouwen. Gij behoeft u niets te veinzen want ik weet wel hoe het met u gaat. Toen hij hoorde dat ze hem noemde bij zijn naam was hij zo zeer verslagen dat hij niet wist wat te antwoorden. Zij die merkte dat hij beschaamt viel omdat zij van zijn staat wist zei toen voort. Raymond naast god ben ik diegene die u aanraden mag en bevorderen in dit sterflijk leven en al uw tegenspoet veranderen in het goede. Gij behoeft niets te verzwijgen want ik weet wel dat u uwe heer heer gedood hebt, zo bij ongeluk of misval zo ook mede al willens, hoewel dat gij het op dii uur niet meende het gedaan te hebben. En ik weet wel alle woorden die hij u zei uit de kunst van de astronomie. Toen Raymond dat hoorde was hij noch meer verslagen dan tevoren en zei; mijn vrouwe, gij zegt de waarheid, maar het geeft me wonder hoe dat gij het zo duidelijk weten mag en wie het u zo gauw geboodschapt heeft. Zij zei, ‘ik weet er alle de waarheid van en denk niet dat het fantasie of duvelswerk is, want ik verzeker u dat ik van godswegen ben en ik geloof als een goed christen mens schuldig is te geloven. En weet dat gij zonder mij en mijn raad niet zal mogen komen ten einde van uw bestaan. Maar wil vast geloven al dezelfde woorden die u uw heer oom gezegd heeft, zij zullen het uitermate zeer nut en profijtelijk wezen bij de hulp Gods en ik zal u maken een van de grootste heren die er ooit van al uw geslacht geweest zijn en de rijkste van hen allen. Toen Raymond die belofte aanhoorde zo gedacht hij de woorden van zijn oom en overdacht in zichzelf die grote perikelen daar hij in gejaagd was en zichzelf vond. Hij dacht dat hij het avonturen zou en geloven de vrouw in hetgene dat zij hem zeggen zou want hij mocht maar een dood sterven. Zo antwoorde hij zeer ootmoedig aldus. Mijn eerwaardige vrouwe ik dank u van de mooie beloften die gij me biedt, en weet dat het bij mijn toedoen niet ongedaan zal blijven noch om arbeid of moeite die gij gedenken mag, ik zal uw wil toen en al datgene dat gij me gebieden zal naar mijn vermogen en dat een christen met eren doen zal en doen mag. Raymond, zei de vrouwe, het is gesproken uit een vrij hart want ik zal niets zeggen noch aanranden daar zal deugd van komen maar ten eerste moet gij mij beloven dat gij me tot wijf nemen zal principaal en twijfel niet, ik ben van Gods wegen. Toen sprak Raymond, vrouwe na dien dat gij mij dus verzekert dat het zo is zo zal ik naar al mijn vermogen doen alle hetgene dat gij wilt en gebieden zal. En van stonden aan beloof ik u dat ik het alzo toen zal getrouwelijk. Nu Raymond, sprak die vrouw, gij moet me noch een ander ding zweren. Toen zei Raymond ik ben daartoe bereid op dat ik het doen mag. Ja gij, sprak die vrouwe al zonder hinderen, gij zal me beloven bij alle sacramenten en eden van een waarachtige gelovig mens en van beloven en zweren dat gij nimmermeer alzo lange als ik in uw gezelschap wezen zal arbeiden noch werken zal om mij te zien zaterdags, noch te bezoeken de plaats daar ik dan wezen zal op geen manier. Toen zij dat gezegd had zo sprak zij voort tot Raymond aldus. Op het perikel van mijn ziel zo zweer ik dat ik nimmermeer op die dag doen zal dingen dat tot uw nadeel is of anders dat tot uw eer, noch ook denken dan hoe ik u best mocht vermeerderen en al uw geslacht. Raymond beloofde te doen ook dergelijk. Nu hoort naar mij, sprak die vrouwe, ik zal u zeggen hoe dat gij zal doen en verslaat u niet ergens om. Maar gaat heen recht voort te Poitiers waart en als gij daar komt zo zal je er velen vinden die van de jacht gekomen zullen zijn en die u vragen zullen naar tijdingen van de graaf, uw oom, gij zal dan zeggen aldus, hoe is hij niet gekomen en zij zullen u antwoorden, neen. En dan zal je hen weer zeggen hoe gij hem nooit sinds zag dat die jacht groter werd en dat gij hem toen verloor in het woud van Columbiere en gelaat u mede vreemd gelijk die anderen. En kort daarna zullen aankomen die jagers en zijn andere volk die hem al dood met hen brengen zullen. En het zal schijnen dat die wonde geslagen is van een wilde everzwijn tand en zullen allemaal zeggen dat hem het zwijn gedood heeft en zullen noch meer zeggen dat de graaf het zwijn ook gedood heeft door zijn grote dapperheid. Met dien zal daar grote rouw worden. Graaf Bertram, zijn zoon, en Zwane zijn dochter en alle zijn ander gezin groot en klein zullen allemaal grote rouw bedrijven en dergelijk zal gij ook doen met hem en kleden u met zwart gelijk de anderen. Na dien dat dit alle aldus ter eren beschikt zal wezen en dat de baronnen zal zijn betekend de dag om te komen en manschap te doen de jonge graaf, zo zal je wederom keren al hier tot mij de dag tevoren eer die manschap geschieden zal en gij zal me vinden te deze zelfde plaats en met dien scheiden zei en zei die voorgenoemde vrouwe aldus houdt lief, ik geef u om onze liefde te beginnen twee ringen waarvan die stenen zeer grote krachten hebben. Dat is te weten de ene zo wie hem die uit liefde gegeven wordt die zal niet sterven van kwetsingen van wapens alzo lang hij het over hem draagt. En de andere dat hij hem zal geven voorspoed en victorie tegen zijn vijanden en kwaadwillende, het zij in gedingen of twist en daarom zo ga koen mijn lieve vriend. En toen nam hij verlof van de vrouwe al lieflijk te omhelzen en eerbaar te kussen, gelijk diegene daarin zich geheel in vertrouwde want hij was toen met haar minnen bevangen. Raymond die te paard was opgezeten wees hem die vrouwe de rechte weg te Poitiers toe. Toen hij van haar gescheiden was begon hij zich te bedroeven want hij haar alreeds begeerd had zo zeer dat hij wel voortaan bij haar had willen blijven overmits haar goede en subtiele raad. En met dien keerde die vrouwe wederom ter bron waart aldaar haar die andere vrouwen opwachten. Met deze laat de historie het werk om hiervan meer te spreken.

Hoe raymondyn tot poytiers quam ghereden daer hem elc vraechde na den graven ende waer hi waer

Hoe Raymond tot Poitiers kwam gereden daar hem elk vroeg naar de graaf en waar hij was.

Die historie seit voert als raymondijn te poitiers quam so vant hijer vele die vanden iacht gekeert waren, die sommige als van tsavons, die ander al van tsmerghens. die hem vraechten waer es mijn heere. hoe so sprac raymondyn en is hi niet ghecomen, ik en saechs nye sint dat die stercke iacht begonste, ende dathet everzwijn hem ververrede vanden honden Onder desen dz sy hier af spraken so begonden die lieden vander iacht aen te comen deen voer ende dander na, ende wat tijnghen datmen hen vraechde na den grave elc antwerde ghelijc raymondyn gheantwoert hadde. ende sommighe seyden datse noyt also onmateliken iacht ghesien en hadden, noch oeck eenich swijn dat alsoe liep, ende hielden over waer dathet swyn buiten synnen repasse gheloopen was Ende want sy ghecomen waren om den grave al dairt aen die poerte te verwachtene so vertoefde sy daer een langhe wijle ende doergaens henen quamer al noch volc vander iacht dat alle den nacht inder bosschagien ghedoelt hadde, die alleens seiden ghelyc dander geseyt hadden des sy alle seer verslaghen waren

Die historie zegt voort toen Raymond te Poitiers kwam zo vond hij er vele die van de jacht gekeerd waren, sommige als van ‘s avonds, die ander al van Գ morgens die hem vroegen waar is mijn heer. Hoe zo, sprak Raymond, en is hij niet gekomen, ik zag hem niet sinds dat die sterke jacht begon en dat het everzwijn hem verwijderde van de honden. Ondertussen dat ze hiervan spraken zo begonnen de lieden van de jacht aan te komen, de een voor en de ander na en welke tijdingen dat men hen vroege naar de graaf elk antwoorde gelijk Raymond geantwoord had en sommige zeiden dat ze nooit alzo onmatige jacht gezien hadden, noch ook enig zwijn dat alzo liep en hielden voor waar dat het zwijn buiten zijn engte gelopen was. En omdat zij gekomen waren om de graaf aldaar aan de poort te verwachten zo vertoefde zij daar een lange tijd en doorgaans verder kwam er al noch volk van de jacht die de hele nacht in het bos gedoold hadden die allen gelijk zeiden zoals de anderen gezegd hadden, dus zij allen zeer verslagen waren.

Hoe raymondyn tot poytiers quam ghereden daer hem elc vraechde na den graven ende waer hi waer

Hoe Raymond tot Poitiers kwam gereden daar hem elk vroeg naar de graaf en waar hij was.

Die historie seit voert als raymondijn te poitiers quam so vant hijer vele die vanden iacht gekeert waren, die sommige als van tsavons, die ander al van tsmerghens. die hem vraechten waer es mijn heere. hoe so sprac raymondyn en is hi niet ghecomen, ik en saechs nye sint dat die stercke iacht begonste, ende dathet everzwijn hem ververrede vanden honden Onder desen dz sy hier af spraken so begonden die lieden vander iacht aen te comen deen voer ende dander na, ende wat tijnghen datmen hen vraechde na den grave elc antwerde ghelijc raymondyn gheantwoert hadde. ende sommighe seyden datse noyt also onmateliken iacht ghesien en hadden, noch oeck eenich swijn dat alsoe liep, ende hielden over waer dathet swyn buiten synnen repasse gheloopen was Ende want sy ghecomen waren om den grave al dairt aen die poerte te verwachtene so vertoefde sy daer een langhe wijle ende doergaens henen quamer al noch volc vander iacht dat alle den nacht inder bosschagien ghedoelt hadde, die alleens seiden ghelyc dander geseyt hadden des sy alle seer verslaghen waren

Die historie zegt voort toen Raymond te Poitiers kwam zo vond hij er vele die van de jacht gekeerd waren, sommige als van ‘s avonds, die ander al van ‘s morgens die hem vroegen waar is mijn heer. Hoe zo, sprak Raymond, en is hij niet gekomen, ik zag hem niet sinds dat die sterke jacht begon en dat het everzwijn hem verwijderde van de honden. Ondertussen dat ze hiervan spraken zo begonnen de lieden van de jacht aan te komen, de een voor en de ander na en welke tijdingen dat men hen vroege naar de graaf elk antwoorde gelijk Raymond geantwoord had en sommige zeiden dat ze nooit alzo onmatige jacht gezien hadden, noch ook enig zwijn dat alzo liep en hielden voor waar dat het zwijn buiten zijn engte gelopen was. En omdat zij gekomen waren om de graaf aldaar aan de poort te verwachten zo vertoefde zij daar een lange tijd en doorgaans verder kwam er al noch volk van de jacht die de hele nacht in het bos gedoold hadden die allen gelijk zeiden zoals de anderen gezegd hadden, dus zij allen zeer verslagen waren.

Hoe die greve te poitiers doot ghebracht wart

Hoe die graaf te Poitiers dood gebracht werd.

Doerdane so vertelt die historie hoe tvolc dat dair by raymondijn vergadert was aen der poerten so lange verbeidde dat sy saghen van verre aencomen eenen groten hoep volkcx. ende int ghenaken van dien so hoorden sy met weenenden stemmen seer claghen daer sy hem seer af verwonderden ende beduchten hem quader aventueren vanden grave Als dese hem vaster by quamen begonsten sy te roepen ende te criten aldus O ghi alle ghi moecht wel screyen, ganc henen ende cleedt u met swarten. want dit sogenbagghel dit vercken heeft doot onsen goeden heer den grave aymeri. ende na tlichaem quamen twe iagers diet swyn brachten dat wonderliken seere groot was, ende alsoe quamen sy die stad inne met grooten rouwe Doe begosten syn mannen te drivenen grooten druck ende vermalendiden den ghenen die de iachte voert brachte ende begonste. aldus drivende desen groten rouwe ende druc quamen sy al tot den palaise ende al daer wert den lichaem neder gheset, die weder al dair van nieus bescreyt ende beweent wert van den gravinnen ende van sinen kinderen ende van synen volcke allegader

Verder zo vertelt die historie hoe het volk dat daar bij Raymond verzameld was aan de poort zo lang wachten totdat ze zagen van verre aankomen een grote hoop volk en in het genaken van dien zo hoorden zij met wenende stemmen zeer klagen daar zij zich zeer van verwonderden en ze beduchten kwade avonturen van de graaf. Toen deze hen dichterbij kwamen begonnen zij te roepen en te krijsen aldus. O gij allen, gij mag wel schreien, ga henen en kleed u met zwarten want dit zeugen biggetje, dit varken heeft gedood onze goede heer de graaf Hendrik. En na het lichaam kwamen twee jagers die het zwijn brachten dat wonderlijk zeer groot was en alzo kwamen zij de stad in met grote rouw. Toen begonnen zijn mannen te bedrijven grote droefheid en vermaledijden diegene die de jacht voortbracht en begon. Aldus dreven dezen groten rouw en droefheid en kwamen zij al tot het paleis en aldaar werd het lichaam neergezet die weer aldaar opnieuw beschreid en beweend werd van de gravin en van zijn kinderen en van zijn volk allemaal.

Raymondyn dreef emmers so groten rouwe als iemant van den anderen, want hem berouwede syn mesdaet. ende en hadde ghedaen het toesegghen van synre vrouwen hi en soude hem niet hebben connen onthouden hi en soude hem lieden daer syn gheval ende aventuer vertelt hebben Dit afgheslaghen men ghinc van stonden aen doen duutvaert seer rijckelijcken in onser vrouwe kercke van poitiers na gelegentheyt vanden tide. Die goede luden vanden lande namen metter versscher daet het zwijn ende ghingent bernen voer der kercken Nu is wel waer datter ghenen rouwe so groot en is hi en versuet binnen den derden dage Als alle dit gedaen was quamen die baroenen vanden lande totter vrouwen ende troestense soe sy best consten met haren twee kinderen. Maer den rouwe van raimondyn wies van daghe te daghe. so by dien dat hem syn misdaet vastelick leeder wert. om dies wille dat hy den grave so lief hadde ghehad

Den raet gedroech datmen alle de baroenen vanden lande teenen sekeren daghe ontbieden soude, om hulde en manschap te comen doenen haren ionghen heere des graven sone Ende also schiere als raymondyn dat wiste sat hi op syn paert ende alleen reed hij der stad wt ter wildernissen waert omme synre vrouwen te houden syne belofte

Raymond dreef immers zo’n grote rouw als iemand van de anderen, want hem berouwde zijn misdaad en had niet gedaan het toezeggen van zijn vrouwe, hij zou hem niet hebben kunnen onthouden, hij zou hen daar zijn ongeval en avontuur verteld hebben. Toen dit gedaan was ging men van stonden aan doen de uitvaart zeer rijk in onze vrouwe kerk van Poitiers naar gelegenheid van de tijd. Die goede lieden van het land namen met de verse daad het zwijn en gingen het branden voor de kerk. Nu is wel war dat er geen rouw zo groot is het verzacht binnen de derde dag. Toen dit alles gedaan was kwamen die baronnen van het land tot de vrouwe en troosten haar zo goed ze konden met haar twee kinderen. Maar de rouw van Raymond groeide van dag tot dag, zo bij dien dat hem zijn misdaad vaster leed werd omdat hij den graaf zo lief had gehad.

De raad kwam overeen dat men alle baronnen van het land te en zekere dag ontbieden zou om hulde en manschap te komen doen hun jonge heer, de zoon van de graaf. En alzo gauw als Raymond dat wist zat hij op zijn paard en alleen reed hij de stad uit ter wildernissen waart om zijn vrouwe te houden zijn belofte.

Hoe raymondyn weder keerde tsynre vrouwen. ende hoe hy daer sach een schone capelle die hi te vore nye ghesien en hadde

Hoe Raymond wederkeerde tot zijn vrouwe en hoe hij daar zag een mooie kapel die hij tevoren niet gezien had.

Raymondijn reet soe lange tot dat hy quam te colombiers. ende hy leet doer dat dorken op tgheberchte, ende voert tot in de valeye oft marassche die onder die voerseide roetze leyt boven den dorstborne ende der fonteinen voerseit. ende dair versach hi een steenen huys ghemaect ghelijck eender capellen, die welcke hy daer noyt te voren ghesien en hadde: hoe wel dz hi daer te voren noch dicwijs gheweest hadde. Ende als hij wat naerder quam der plaetzen, soe sach hij daer vele ioncfrouwen ridderen ende edelinghen die hem groote feeste ende vrientschap aen deden, dwelc hem seer verwonderde Onder alle so wasser een riddere die hem seyde Heere treedt af ende coemt tot mijnre vrouwen waert die u verbeyt in haer pauwellioen Raymondijn dit hoorende trad terstont van synen paerde ende ghinc mz hem. ende hi met vele meer ander heren leyddenen eerlic ende manierlic tot voer der ioufvrouwen Daer nam hem die ioufvrouwe met ter hant ende leydden binnen haren pauwellion. ende daer ghincen sy sitten by malcanderen op een rijckelike coetse ende alle dander bleven daer buyten Ende doe begonst hem toe te sprekenen ende onder ander woerden so seide sy hem aldus. Mijn lief ende vrient ick weet wel dz ghi wel onthouden hebt al tgenen dz ic u onderwesen hadde, ic sals mi voerdaene vele meer te bat op u betrouwen Ic heb vrouw sprac raymondijn tbeghin van uwen woerden so goet bevonden dz ghi mi geen dingen bevelen en sult van dz een menschelic herte begripen mach. ic en salt volbrengen. Sy antwoerde. raymondijn om mynent willen en suldi geen dinghen bestaen ghi en sulter ten goede ynde mz comen.

Mz dien quam daer een ridder die voir haer ter aerden toe knyelde eerweerdelijc ende seyde tot haer aldus. mijn vrouwe alst u gelieft alle dinc is bereet. die vrouwe hiet hem dz hi hem decken soude Doen ghinghen raymondyn ende die vrouwe hen dwaen, ende ghingen sitten aen een rijckelike tafel, ende int pauwelioen waren vele meer ander tafelenen al gherecht ende gedect daer vele daghelycx volcx ane geseten was. Als raymondijn dat sach verwonderde hi hem seer ende vraechde der vrouwen van waer haer alle dz volc comen was. op twelc hem die vrouwe niet en antwoerde: waerom hi haer dz noch eens wederom vraechde. wan haer dz volc ende die schone ioncfrouwen quamen Raymondijn sprac die vrouwe ten is geen noot dz ghi dit verwondert, want sy syn alle bereet tuwen gebode om u te dienen ende noch vele meer dan ghi hier siet. met dien so sweech raymondijn, ende dair warden den gerechten aen gebracht so overvloedelijc dattet wonder was om taensien Als sy gheheten hadden mettten corsten gheseyt warden die ammelakenen op genomen, ende daer na als sy haer handen ghedwaet hadden ende die gracie geseyt was, so nam die vrouwe raymondyn metter hant ende leidden sitten op die coetse, ende met dien vertrac elk daer hem paste ende daer hi behoorde na synen state

Doen sprac die vrouwe tot raimondijn. lief mergen is den dach dz die baroenen van poitiers hulde ende eed doen sullen den iongen greve bertram. weet dat ghi daer moet wesen ende doen dz ghene des ic u seggen sal op dattet u gelieft Nu hoort na mi ende onthoud dz ic u zeggen sal, ghi sult daer blyven tot dz sy alle haer manschap ende hulde gedaen sullen hebben Ende dan sult ghy voert treden ende bidden de iongen greve om een bede ende ghifte, in vergeldinghen van allen den diensten die ghy oyt synen vader ghedaen hebt. ia u sekert hem vrijelic eerst dz ghi noch stede noch slot en begeert noch anders yet dz hem costen mach Ende ick weet wel dz hijt u sal gonnen want de baroenen sullent hem raden Ende also schiere als hijt u gegont heeft, so bid hem in deser roetsen ende hier omtrent om so vele plaetsen als een huit van eenen hertte ombevaen mach ende besluyten. ende hi salt u gheven also vry datter u niemant belet in doen en sal moghen, noch daer af eysschen manschap van leene, dienst, noch andere rente Ende als hi u dz verleent heeft soe doet so vele dat u daer af ghewerden brieven ende seghele van den graefschape ende vanden ghenoten vanden lande. als ghi dit alsoe ghedaen hebt so suldi vinden tsaterdaechs op uwen wech int comen eenen man gheladen hebbende in een sack een hertten vel al gheconreyd. ende dz coept soe hyt u verlaet Ende daer na so doet dz vel snyden so ghi smaelste moecht ter goederwys in riemen. ende dan doet u uwe plaetse leveren die welcke ghi dan vinden sult al ghehouden ende bereet daert mi best gelieft dat sy ghelegen sy Ende yst dat int samen bringhen van beide de ynden het selve velle lanc genoech valt, so doetet trecken ende leiden ter valleyenwaert: ende daer sal dan springhen een schoen fonteyne daer eenen waterganc af wassen sal die de lande naderhant wel behoeven sal. Gaet henen ende schaft u coenliken u dingen, sonder yet te ontsiene want het sal al goet wesen ende wel tieren. ende sanderdaechs alsmen u uwe ghifte ghelevert heeft ende bebrieft so suldy weder keeren al hier tot my Mijn lieve vrouwe; antwoerde hi ick sal na al mijn vermooghen uwen wille doen. Ende met dien custensy malcanderen ende namen suetelicken orlof van malcanderen Met desen swycht de historie hier meer van te sprekenen.

Raymond reed zo lang tot dat hij kwam te Colombiers en hij ging door dat dorpje op het gebergte en voort tot in de vallei of moeras die onder die voorgenoemde rots ligt boven de dorstborne en de bron voorzegt. En daar verzag hij een stenen huis gemaakt gelijk een kapel die hij daar nooit tevoren gezien had: hoe wel dat hij daar tevoren noch dikwijls geweest was. En als hij wat nader kwam ter plaatse zo zag hij daar vele jonkvrouwen, ridders en edelingen die hem groot feest en vriendschap aan deden, wat hem zeer verwonderde. Onder allen zo was er een ridder die hem zei: Heere treedt af en kom tot mijn vrouwen waart die u opwacht in haar paviljoen. Raymond die dit hoorde trad terstond van zijn paard en ging met hem. En hij met veel meer andere heren en leidde hem fatsoenlijk en goed gemanierd tot voor der juffrouwen. Daar nam hem die juffrouw met de hand en leidden binnen haren paviljoen en daar gingen zij zitten bij elkaar op een rijke bank en alle de anderen bleven daarbuiten. En toen begon ze hem toe te spreken en onder andere woorden zo zei zij hem aldus. Mijn lief en vriend, ik weet wel dat gij goed onthouden hebt al hetgeen dat ik u onderwezen had, ik zal me voortaan veel meer te beter op u vertrouwen, Ik heb vrouwe, sprak Raymond, het begin van uw woorden zo goed bevonden dat gij mij geen dingen bevelen zal van dat een menselijk hart begrijpen mag, ik zal het volbrengen. Zij antwoorde; Raymond vanwege mij zal je geen dingen bestaan, gij zal er tot een goed einde van komen.

Mits dien kwam daar een ridder die voor haar ter aarde toe knielde eerwaardig en zei tot haar aldus. Mijn vrouwe als het u gelieft, alle ding is bereed. Die vrouwe zei hem dat hij het dekken zou. Toen gingen Raymond en die vrouwe zich wassen en gingen zitten aan een rijke tafel en int paviljoen waren veel meer andere tafels al opgericht en gedekt daar veel dagelijks volk aan gezeten was. Toen Raymond dat zag verwonderde hij hem zeer en vroeg de vrouwe vanwaar haar al dat volk gekomen was. Waarop hem die vrouwe niet antwoorde: waarom hij haar dat noch eens wederom vroeg waarvan haar dat volk en die mooie jonkvrouwen kwamen. Raymond, sprak die vrouwe, het is geen nood dat gij dit verwondert, want zij zijn allen bereid te uw gebod om u te dienen en noch veel meer dan gij hier ziet. Met dien zo zweef Raymond en daar werden de gerechten aan gebracht zo overvloedig dat het wonder was om te aanzien. Toen zij geheten hadden, in het kortste gezegd, werden die tafellakens opgenomen en daarna als ze hun handen gewassen hadden en die gratie gezegd was zo nam die vrouwe Raymond met de hand en leidde hem zitten op die bank en met dien vertrok elk daar het hem paste en daar hij behoorde naar zijn staat.

Toen sprak die vrouwe tot Raymond; lief, morgen is de dag dat de baronnen van Poitiers hulde en eed doen zullen den jonge graaf bertram. Weet dat gij daar moet wezen en doen datgene dat ik u zeggen zal op dat het u gelieft. Nu hoort naar mij en onthoud dat ik u zeggen zal, gij zal daar blijven totdat zij allen hun manschap en hulde gedaan zullen hebben. En dan zal gij voorttreden en bidden de jonge graaf om een bede en gift in vergelding van alle diensten die gij ooit zijn vader gedaan hebt. Ja, verzeker hun vrij en eerst dat gij noch stad noch slot begeert noch iets anders dat hem kosten mag. En ik weet wel dat hij het u zal gunnen want de baronnen zullen het hem aanraden. En alzo snel als hij het u gegund heeft, zo bidt hem in deze rotsen en hier omtrent om zo vele plaatsen als een huid van een hert omvangen mag en omsluiten. En hij zal het u geven alzo vrij dat er u niemand in beletten zal mogen, noch daarvan eisen manschap van leen, dienst, noch andere rente. En als hij u dat verleend heeft zo doe zo veel dat u daarvan geworden mag brieven en zegels van het graafschap en van de gelijken van het land. Als gij dit alzo gedaan hebt zo zal je zaterdag vinden op uw weg in het komen een man die geladen heeft in een zak een herten vel geheel bereidt en dat koop je zo hij u verlaat. En daarna zo laat dat vel snijden zo het op het smalste mag ten goede wijze in riemen. En dan doe he u uw plaats leveren die gij dan vinden zal al gehouden en gereed daar het me het beste gelieft dat het gelegen is. En is het dat in het samenbrengen van beide einden dat vel lang genoeg valt zo ga het trekken en leiden ter vallei waart: en daar zal dan ontspringen een mooie bron daar een watergang van groeien zal die de landen naderhand wel behoeven zal. Gaat henen en schaft u koen u dingen, zonder iets te ontzien want het zal geheel goed wezen en goed tieren. En de volgende dag als men u uwe gift geleverd heeft en gebrieft zo zal je wederkeren al hier tot mij. Mijn lieve vrouwe; antwoorde hij ik zal naar al mijn vermogen uw wil doen. En met dien kusten zij elkaar en namen lieflijk verlof van elkaar. Hiermee zwijgt de historie hier meer van te spreken.

Hoe raymondijn den iongen grave na dat hem die baroenen hulde gedaen hadden bad om een bede

Hoe Raymond de jonge graaf na dat hem die baronnen hulde gedaan hadden bad om een bede.

Als dit gedaen was so reedt raymondyn met dezen opset te poitiers waert, al daer hi alrede vant een groot deel vanden baroenen ende heren die ghecomen waren om den ionge grave bertrant hulde ende eed te doene. die welc hem algader ere ende reverencie bewese. Des anderdaechs ghingen sy alle te samen tsinte hylarius kercke waert van poitiers. ende daer deden sy den dienst seer rijckelic ende eerwerderlijc doen. Ende daer was in dien dienst de ionghe grave in canonincx state ghelijck hair abt ende dede die soleniteiten ende cerimonien die daer toe behoirde. ende die baroenen deden hem daer hulde ende manscap Hier na quam raymondijn ende trad voer den greve oetmoedelijc ende seide aldus. ghi mijn heren baroenen ende andere edelen wilt doch verstaen myn begheerte die ic de greve doen wille mijnen here, te dien ynde op datse u redelijcken duncket dat ghi voer mi wilt doen bidden dat hijse mi gonne Die baenreheren antwoerden dat syt gherne doen wouden. ende met dien soe versaemden sy hem allegader voer den greve Doe begonste raymondyn syn redene vast te ontbinden. ende seyde aldus. Seer gheduchtighe heere ic bidde u oetmoedelijc dat in vergheldinghen van alle den diensten die ic oyt uwen vaders ghedede dien god genadich sy, u gelieven wille my te gevene een ghifte die u als niet costen en sal, want mijn heere ghi sult weten dat ic noch stede noch slot noch andere fortresse en begere noch ander dinc dz van eeniger weerden sy Die grave antwoerde het is my lief op dathet mynen baroenen ghelieft. Die baroenen antwoerden ende seyden: yst here van so cleynre weerden tghene dat hi beghert so en suldys hem niet weigeren. hi is des wel weert ende hevet wel verdient Doe sprac die greve. Na dien dat ghijt mi raet so accorderic hem dat. ende met dien hiet hy raymondinen stoutelicken bidden Raymondijn dancte den graven seer hertelick. ende seyde heere ic en begeere niet anders dan dz ghi mi geeft rechts boven den dorstborne inden roetsen ende ten hogen houte daert mi gelieven sal te nemene also vele plaetsen als eens hertten vel omvaen ende begripen mach Voerwaer sprack die grave ic en sals u niet weigheren ick gheeft u seide hi so vrijelicken dat ghijer mij noch myne nacomelinghen nemmermeer manschap ontfanck oft anders renten af gheven en sult. Doen viel raymondijn neder op sijne knyene en dancte den greven seer oetmoedelick. ende bad datmen hem daer af verleenen woude brieven ende seghelen, die welcke hem blideliken gheaccordeert warden ende gemaect opt alre beste datmen conden ende mochte. ende warden besegelt met des greven groten seghele ter relacien vande xij. genooten vanden lande. die haer seghelenen mede daer aen hinghen teen kennissen van confirmacien ende dat die ghifte redelijcken was. met dien schieden sy wt der voerseyder kercken. ende quamen in die sale dair die feeste groot was vanden groten here die daer waren,die rijckelicken ghedient warden mz vele gherechten ende groote melodien van spele ende gheluide Ende opdie male schanck die greve over maeltijt vele costelike ghiften Van allen den ghenen die te deser feesten waren. so es te wetenen dz raymondijn den lof hadde dat hi den gracelickste die schoonste ende vanden bester contenncien was Des anderdaechs smerghens als die feeste overleden was ghinghen sy misse hooren in de abdie van montiers. Ende raymondijn bat onsen heere oetmoetdelijc dat hi hem verlenen woude voerspoet in syn voernemen ter salicheyt synre sielen, ende ter welvaert van hem ende synre vrouwen.

Toen dit gedaan was zo reed Raymond met deze opzet te Poitiers waart al daar hij alreeds vond een groot deel van de baronnen en heren die gekomen waren om de jonge graaf Bertrand hulde en eed te doen die hem allemaal eer en reverence bewezen. De volgende dag gingen zij alle tezamen te sint Hilarius kerk waart van Poitiers en daar deden zij de dienst zeer rijk en eerwaardig toen. En daar was in die dienst de jonge graaf in kanunnik staat gelijk hun abt en deed die plechtigheden en ceremoniën die daartoe behoren. En de baronnen deden hem daar hulde en manschap. Hier a kwam Raymond en trad voor de graaf ootmoedig en zei aldus. Gij mijn heren baronnen en andere edelen wil toch verstaan mijn begeerte die ik de graaf doen wil, mijnen heer, te dien einde op dat ze u redelijk denkt dat gij voor mij wilt laten bidden dat hij ze mij gunt. Die baanderheren antwoorden dat zij het graag doen wilden en met die zo verzamelden ze hen allemaal voor de graaf. Toen begon Raymond zijn reden vast te ontbinden en zei aldus. Zeer geduchte heer, ik bid u ootmoedig dat in vergelding van alle diensten die ik ooit uw vaders deed, die god genadig is, u gelieven wil mij te geven een gift die u als niet kosten zal, want mijn heer gij zal weten dat ik noch stede noch slot noch andere fort begeer noch ander ding dat van enige waarde is. Die graaf antwoorde het is mij lief opdat het mijn baronnen gelieft. Die baronnen antwoorden en zeiden: is het heer van zo’n kleine waarden hetgene dat hij begeert zo zal je het hem niet weigeren. Hij is het wel waard en heeft het wel verdiend. Toen sprak die graaf. Nadien dat gij het mij aanraadt zo stem ik hem dat toe en met dien zei hu Raymond dapper te bidden. Raymond dankte de graven zeer hartelijk en zei, heer ik begeer niets anders dan dat gij mij geeft rechtsboven de dorstborne in de rotsen en ten hoge hout daar het mi gelieven zal te nemen alzo vele plaats als een herten vel omvangen en begrijpen mag. Voorwaar, sprak die graaf, ik zal het u niet weigeren, ik geef het u zei hij zo vrij dat gij er mij noch mijn nakomelingen nimmermeer manschap ontvangt of anders renten van geven zal. Toen viel Raymond neer op zijn knieën en dankte de graaf zeer ootmoedig en bad dat men hem daarvan verlenen wilde brieven en zegels, die hem blijde toegestemd werden en gemaakt op het aller beste dat men kon en mocht en werden bezegeld met de grote zegel van de graaf ter relatie van 12 gelijken van het land die hun zegels mede daaraan hingen tot een kennis van confirmatie en dat die gift redelijk was. Met dien scheiden zij uit der voor genoemde kerk en kwamen in de zaal daar dat feest groot was van de groten heren die daar waren die rijk bediend werden met vele gerechten en grote melodien van spelen en geluid. En op die keer schonk die graaf aan de maaltijd vele kostbare giften. Van al diegene die te deze feest waren zo is te weten dat Raymond de lof had dat hij den gracieuste, de mooiste en van de beste houding was. Des volgende dag ’s Morgens toen het feest geleden was gingen zij mis horen in de abdij van Montier. En Raymond bad onze heer ootmoedig dat hij hem verlenen wilde voorspoed in zijn voornemen ter zaligheid van zijn ziel en ter welvaart van hem en zijn vrouwe.

Hoe raymondijn ghemoette enen man die gheladen hadde een hertten vel dwelck dat hi cochte

Hoe Raymond ontmoette een man die geladen had een herten vel wat dat hij kocht.

DOen raymondijn misse gehoort hadde ende sijn devocie gedaen. soe vant hij rechts int wtgaen vander kercken aen ghene zide vanden casteelt eenen man die gheladen hadde een hertten velle in eenen sack op synen hals. die welcke raymondijn te ghemoet quam ende vraechde hem oft hij dat vel coopen woude omme iachtzeelen ofte coerden af te makene voer syne iaghers. Raymondyn antwoerde ia op dat hi woude. ende vraechde hem wat hijt met enen woerde gheven woude alsoet ware. Die man antwoerde dat hijer hondert schellinghe parisys voer gheven soude, op dat hijt hebben woude Raimondyn hiet hem dat hijt hem thuys brachte, hi woudet hem betalen, ende alsoe dede hij, hier na zo ontboet raimondyn eenen zadelmaker, ende seide hem vrient ghi moet my dit vel snyden in alsoe smalen riemen als ghi sult connen maer dat het aen een blive Die sadelmaker sneed hem also ende alzo gesneden staken syt weder inden sac

Metten corsten gheseyt die ghene de belast waren raymondijne syn ghifte te leveren, schieden van poitiers ende raymondijn mz hem. ende reden henen tot dz sy quamen op tgeberchte boven de colombiere. ende dair bevonden sy dat opte roetze vanden dorstborne groote ghereetscap ghemaect was ende dat die bomen al omme ghevelt waren dat henluiden verwonderde. want sy daer noyt ghesien en hadden datter oyt eenighe boomen af ghehouwen hadden gheweest Niet te min raymondyn die sweech ende dacht wel dat syn vrouwe meluzine dat ghedaen hadde.

Ende als sy beneden int maras waren so schudden sy tvelle uten sacke

Toen Raymond mis gehoord had en zijn devotie gedaan zo vond hij recht in het uitgaan van de kerk aan gene zijde van het kasteel een man die geladen had een herten vel in een zak op zijn hals. Die kwam Raymond tegemoet en vroeg hem of hij dat vel kopen wilde om jachttouwen of koorden van te maken voor zijn jagers. Raymond antwoorde ja, op dat hij wilde en vroege hem wat hij het met een woord geven wilde alzo het was. Die man antwoorde dat hij er honderd schellingen Parijs voor geven wilde opdat hij het hebben wilde. Raymond zei hem dat hij het hem thuisbracht, hij wilde het hem betalen en alzo deed hij. Hierna zo ontbood Raymond een zadelmaker en zei hem, vriend gij moet me dit vel snijden in alzo smalle riemen als gij zal kunnen, maar dat het aaneen blijft. Die zadelmaker sneed hem alzo en alzo gesneden staken ze het weer in de zak.

In het kort gezegd, diegene de belast waren Raymond zijn gift te leveren scheiden van Poitiers en Raymond met hen en reden henen totdat zij kwamen op het gebergte boven Colombiere en daar bevonden zij dat op de rots van de dorstborne groot gereedschap gemaakt was en dat die bomen al om geveld waren dat hen verwonderde want zij daar nooit gezien hadden dat er ooit enige bomen afgehouwen waren geweest. Niettemin Raymond die zweeg en dacht wel dat zijn vrouwe Melusine dat gedaan had.

En toen zij beneden in het moeras waren zo schudden zij het vel uit de zak.

Hoe die ghene die daer toe gecommittert waren raymondijne syn ghifte bewesen

Hoe diegene die daartoe gecommitteerd waren Raymond zijn gift bewezen.

Als dese leveraers het vel saghen altoe smal ghesneden: waren si seer verslaghen. ende seyden raymondijnen dat sy niet en wisten hoe sy doen souden Ende met dien quamen dair twee mans aenghegaen, segghende hoe sy daer ghesonden waren om hem te hulpenen. Daer ontdeden sy het vel ende droeghent bi der fonteynen alsoe bi der roetzen als hi emmermeer mochten, ende daer sloeghen sy eenen staec daer sy deen ynde vanden velle aenbonden ende also omvingen sy die roetze ende sloeghen alomme vast staken dair sy tvel aenhechtenden. ende als sy weder quamen tot den vorsten pale so schoet hem een groot deel over vanden velle. ende om dz oec mede te bestaden so toghen sy dat ter valleyen waert af. ende na datmen daer te lande seit ende dat die ghewarighe historie oec tuycht, soe spranck dair eenen loep van watere daer vele molenen mede ghinghen ende sindert langhe ghemaelt hebben gehad. Dese die de plaetse leverden verwonderden hem seer, soe om des waters wille dat sy dair alsoe onversien saghen loopen, soe om der grotten wille vanden plaetsen want dien omganck vanden velle begreep wel ij. mylen omgaens Niet te min sy leverden raymondijne de plaetse naden tekst van synen brieve. Ende al so schiere als sy ghedaen hadden so schieden van hem die twee mannen die hem te hulpe ghecomen waren so dat sy niet en wisten waer dat sy vervoeren ofte waer sy bleven Sy trocken alte samen wederom te poitiers waert. Ende als sy daer quamen vertelden sy den grave ende synre moeder alle dese gheschiedenisse Des graven moeder seide. ic en gheloove nemmermeer anders raymondijn en moet eenige aventuere gevonden hebben in dz wout van colombiers. want dat woud es somtijts vol wonderlijcken aventueren ghevonden geweest Ick geloove vrouw moeder sprack die grave dat ghi die waerheit segget. ick heb dicwyls hooren segghen datmen onder dier roetsen op der fonteynen vele wonderlike dinghen ghesien heeft ghehadt. Maer als aengaende hem so bidde ick gode dat hi hem dit tot synre eeren wille laten ghebruycken Amen sprack doen die moeder Mz dien quam raimondijn aen ende viel den grave te voeten om hem te dancken van synre ghiften Bi mynre trouwen sprack die grave tot raymondijn. tis een cleyn dinck dit mer wilt god ic sal noch bider tijt bat doen. Maer raymondijn sprac voert die grave hoort doch wat wonderlicker aventueren datmen mi vertelt heeft dat nu ghevallen es in die plaetze die u van mijnent weghen gegeve oft ghelevert is. ende de welcke ic u seer willichlijken ende gherne gegeven hebbe Ick bidde u dat ghi mij die waerheit daer af segghen wilt, Voerwaer herde gheduchtighe heere sprack raymondyn ist dat die gene die daer geweest hebben u maer die waerheyt gheseit en hebben van dat ghene dat sy ghesien hebben: soe hebben sy wel ghedaen Het si wel waer dat die plaetse die therte velle bevanghen heeft inder rontheyt ij. milen begrepen heeft oft daer omtrent Ende als vanden twee mannen die hem hebben helpe meten ende oeck vanden spronc ende loope vanden water die daer soe onversienlicken op ghespronghen is Soe is te wetenen dat dad also inder waerheyt ghebuert is By mynder trouwen sprac die grave ic hoore groot wondere Het moet emmers wesen ghelijck dat ons dunct dz ghy daer eenighe aventuere gevonden hebt daerom so bidde ick u dat ghier ons doch wat wilt vertellen om ons te hulpenen wt onsen ghepeynse. Mijn gheduchtighe heere sprac raymondijn ic en hebber noch niet anders dan duecht ende eerbaerheyt ghevonden. maer ick hebbe meer ghenuechten op dese tijt daer te verkeerene dan in eenighe ander plaetsen omme deswille dat die plaetse vernaemt is voer een aventuerlicke plaetse. ic verhope my aen gode dz hi mi eenighe goede dinghen toesenden sal. die my aen siele ende aen lyve voerdelijck wesen sal Ende daeromme mijn lieve here en wilt my niet meer daer na vraghen. want anders en saghe ick u op dit pas niet te berechten. ende met dien en vermaender die grave niet meer af alsoe hij raymondijnen lief hadde, ende en woude hem niet gram maken Ende raymondyn die nam alsoe orlof vanden grave

Als deze leveraars het vel zagen helemaal smal gesneden waren ze zeer verslagen en zeiden Raymond dat zij niet wisten hoe zij doen zouden. En met dien kwamen daar twee mannen aangegaan en zeiden hoe zij daar gezonden waren om hen te helpen. Daar ontdeden zij het vel en droegen het bij de bron alzo bij de rotsen als ze immermeer mochten en daar sloegen zij een staak daar zij het ene einde van de vel aanbonden en alzo omvingen zij die rots en sloegen alom vast staken daar zij het vel aanhechten en als zij weer kwamen tot de voorste paal zo schoot henen groot deel over van het vel en om dat ook mede te gebruiken zo trokken ze het naar de vallei waart af, en na dat men daar te lande zegt en dat die ware historie ook getuigt, zo sprong daar een waterloop uit daar vele molens mede gingen en sinds lang gemaald hebben gehad. Deze, die de plaats leverden, verwonderden hem zeer zo vanwege het waters dat zij daar alzo onvoorzien zagen lopen, zo vanwege de grootte van de plaats, want die omgang van het vel begreep wel 2 mijlen omgang. Niettemin, zij leverden Raymond de plaats naar de tekst van zijn brief. En al zo snel als zij het gedaan hadden zo scheiden van hem die twee mannen die hem te hulp gekomen waren zodat zij niet wisten waar dat zij vervoeren of waar zij bleven. Zij trokken al tezamen wederom te Poitiers waart. En toen zij daar kwamen vertelden zij den graaf en zijn moeder alle deze geschiedenis. De moeder van de graaf zeil ik geloof nimmermeer anders, Raymond moet enige avontuur gevonden hebben in dat woud van Colombiers. Want dat woud is somtijds vol wonderlijke avonturen gevonden geweest. Ik geloof vrouw moeder, sprak die graaf dat gij de waarheid zegt. Ik heb vaak horen zeggen dat men onder die rotsen op de bron vele wonderlijke dingen gezien heeft gehad. Maar als aangaande hem zo bid ik god dat hij hem dit tot zijn eer wil laten gebruiken. Amen, sprak toen die moeder. Met dien kwam Raymond aan en viel de graaf ten voeten om hem te danken van zijn gift. Bij mijn trouw, sprak die graaf tot Raymond, het is een klein ding dit, maar wil het god ik zal noch bij de tijd beter doen. Maar Raymond sprak voort tot die graaf, hoort toch wat wonderlijke avonturen dat men mij verteld heeft dat nu gebeurd is in die plaats die u van mijnenwegen gegeven of geleverd is en die ik u zeer willig en graag gegeven heb. Ik bid u dat gij mij die waarheid daarvan zeggen wilt. Voorwaar erg geduchte heer, sprak Raymond, is het dat diegene die daar geweest hebben u maar de waarheid gezegd hebben van datgene dat zij gezien hebben: zo hebben zij goed gedaan. Het is wel waar dat die plaats die het herten vel omvangen heeft in de ronde 2 mijlen begrepen heeft of daar omtrent. En als van de twee mannen die hem hebben helpen meten en ook van de ontspringen en loop van het water die daar zo onvoorziens opgesprongen is. Zo is te weten dat dit alzo in de waarheid gebeurd is. Bij mijn trouw, sprak die graaf. Ik hoor groot wonder. Het moet immers wezen gelijk dat ons dunkt dat gij daar enig avontuur gevonden hebt, daarom zo bid ik u dat gij er ons toch wat wilt vertellen om ons te helpen uit ons gepeins. Mijn geduchte heer, sprak Raymond, ik heb er noch niet anders dan deugd en eerbaarheid gevonden, maar ik heb meer genoegen op deze tijd daar te verkeren dan in enige ander plaats omdat die plaats vernoemt is voor een avontuurlijke plaats. Ik hoop mee aan god dat hij mij enige goede dingen toezenden zal die me aan ziel en aan het lijf voordelig zullen wezen. En daarom mijn lieve heer wil me niet meer daarna vragen want anders weet ik u op dit pas niet te berichten. En met dien en vermaande die graaf er niet meer van alzo hij Raymond lief had en wilde hem niet gram maken. En Raymond die nam alzo verlof van de graaf.

Hoe raymondyn weder kerende tot meluzinen synre vrouwen quam: die hi vant ter plaetsen voerseyt

Hoe Raymond terug keerde tot Melusine, zijn vrouwe, die hij vond ter plaatse voor gezegd.

NA desen soe toech raymondyn eensgancx tsynre vrouwen waert daer hy wiste dz hise ghelaten hadde. die welc hem seere blideliken ontfinc Ende seyde hem aldus Mijn vrient ghi beghint wel seer onse heymelicheyt te helene. yst dat ghi also blyft doende u salre groote duecht af comen. ende emmertoes suldy des gheware worden ende dz sien Mijn vrouwe sprack raymondijn ick ben bereet u in alle tghene te believen dat ick mach Raymondyn sprac die vrouwe ghi en moecht van onsen secrete niet meer weten voer der tijt dat ghi my ghetroudt hebt Mijn vrouwe sprack raymondijn wanneer ghi wilt ben ic bereet. Noch niet antwoerde die vrouwe tot raimondijn. het behoeft anders ghedaen te wordenen. want ghi sult ierst moeten bidden den grave, synre moeder, ende alle uwe andere vrienden dat sy u willen comen eere doen tot deser plaetsen op uw bruloft ende maendaghnaest comende, op dat sij moghen sien die hoecheden die ick dencke te maken om uwe eere te vermeerderen. ende dz si nz en dorren vermoeden dat ghy armelijcken ghehuwet syt maer na uwen staet te rekenen soe moechdi hem wel segghen dat ghij neemt eens conincx dochter, ende niet voerder en suldi hem ontdecken. ende dat wacht u alsoe lief als ghi mi hebt Vrouwe sprac raymondijn daer voer en hebt geene anxt Insghelycx en hebt ghi oec geenen anxt sprac de vrouwe hoe grote vrienden dat ghi hier brengt sy en sullen seer wel onthaelt ende ghelogiert syn, voer hen ende voer haer paerden, van alderhande behoeften ende des syt seker Ende met dien hiet sy hem henen gaen rijden, ende also schieden sy van een, malckanderen seer vriendelicken omhelsende ende cussende Raymondijn reet henen tot dat hi quem te poitiers int stad. al daer hi vant den grave, ende sijne moeder met een groot deel vande baenreheeren vande lande. die welcke dat alle blide waren van synre comsten, ende vraechden hem van waer dat hi quam. ende raymondijn antwoerde hemluden dat hi quam van spelen rijdens Ende als sy alsoe van eens ende anders ghesproken hadden. soe ghinc raymondijn ten laetsen voer den grave al knyelende ende seyde aldus Herde geduchtighe heere ic bidde u oetmoedelycken op alle die diensten die ic u emmermeer ghedoen mach oft oyt gedaen hebbe uwen vader dz ghy my doch so vele eeren bewisen wilt als dat ghi en maendaghe nu naestcomende wilt wesen op mynen troudach ten dorstborne: ende dat ghij doch daer met u brenghen wilt uwen moeder moeder. ende alle uwe ridderschappen om ons ende onsen gheslachte te eren ende te verselschapen. Als die grave dat van raymondijn ghehoort hadde, soe wart hij hem seer verwonderende ende sprack aldus. wat here god neve raymondijn sijt ghi alrede van ons soe seer vervreemt dat ghij huwelijck doet sonder dat wijer yets yet af hebben moghen weten voer tot nu toe als trouwenstijt is. weet voerwaer dz dad ons seer groot wonder gheeft. want wi allegader hadden gemeynt dat ghi u met ons eerste beraden soudet hebben Doen antwoerde raymondijn. heere wilt u niet belgen want liefde die heeft soe grooten macht dat sy al haer dinghen doen doet soet haer past Soe yst met my ick ben in dit misval so verre getreden dat ik niet en kan gheersselen. ende al mochtix emmertoes af wesen soe en soude icx nochtans om gheen dinck ter werelt laten. Nu wel aen dan heerschap sprack die grave. segghet ons doch emmers ten minsten wie sy is ende van wat gheslachte. By minre trouwen sprack raimondijn heer ghi vraecht mi dinghen die ic u niet en soude konnen berechten, want noyt so en hebbe icx selve geondervraecht. Hoort doch hier wel een groot wonder sprac de grave Raymondijn die wilt huwen ende hi en weet niet aen wat wive noch oeck aen wat geslachte. Raymondijn antwoerde. heer na dat sy my ghenoecht soe moet sy u oec wel ghenoegen en te passe wesen want ick en neme gheene omme u te hinderen maer my selven, ende so sal icker den rouwe selve af dragen of die blyschap. dwelck gode ghelieven sal Bi mijnre trouwen ghy segget wel sprack die grave, als aengaende mi ick en salder donghenuechte nz af hebben op datter eenighe valt. niet te min indien het soe is so bidde ick gode dat hi u vrede ende goede aventuere wille verleenen te gader, ende wy sullen gherne ter bruloft comen ende bringhen met ons onse moeder ende meer ander vrouwen ende ioncfrouwen, ende oeck onse baenerye Ick dancke u hoochlijcken heere, sprack raymondyn ik meyne als ghi die vrouwe sult sien dat sy u wel behagen sal, ende met dien lieten sy hier af meer te sprekene, ende warden seggende van eens ende van anders tot dattet etenstijt ward Niet te min die grave en conde raymondijns niet vergeten ende seyde totten anderen dathet eenighe aventuere was die raimondijn al daer ter fonteynen ghevonden hadde

Die grave synde in dese ghepeynse quam hem die hoefmeester segghen hoet al bereet ware. Met dien dwaden sy haer handen ende ghinghen sitten ten eten. ende naden etene spraken sy van menigherley materien ende daer na ghinghen sy slapen

Des anderdaechs smergens ghinc de grave sijn misse hooren, ende dede ontbieden syn baroenen om mz hen te trecken ter bruloft van raymondijn. ende onder andere heeren so ontboet die grave van poytiers oec den grave van foretten die raymondyns broeder was want syn vader doot was Die vrouwe melusine maecte hier en tusschen alle haer gereetscap int marasch onder die fonteyne hier boven genoemt. welcke gereetscap soe uter maten rijckelijck ende groot was dat het wonder was te vertellene. want daer nyets nyet en ghebrack dat der eeren toe behoirde ende der feesten, al waert geweest omme eenen coninc te ontfangen mz allen synnen state Des sonnendaechs quam elck toe gemaect om te bruloft te gane den nacht ghinc over.

Des anderdaechs stelde hem die grave opten wech met synre moedere ende suster ende baenreheeren ende anderen gheselschape. Doen vraechde die grave onderweghen raymondyne na den staet van synen wive. maer hi en wouder hem niet af segghen Ende alsoe tesamen rydende quamen sy tgheberchte op soe verre dat sy siende worden die trankysen die soe onversienliken gemaect waren. ende doe saghen sy die fonteyne die so overvloeilicken opspranc Elckerlijck verwonderde hem hoe alle die dinghen soe overdweers al daerghemaect waren Ende daer na reden sy den berch neder besiende het marasschen. in dat welcke daer inne stonden soe vele grooter hooge en costelijcke pauwelioenen dat hem elckerlijck verwonderde van die fatzoene ende costelijcheyt. ende sonderlinghe als sy saghen also grooten menichte van edelinghen wandelende ende spelen rydende omtrent den marassche. want men sach daer vrouwen ridderen ende schilt knechten met costelijcken gewade. Daer sachmen loopen paerden ende hakeneyen in groter menichten Ende teghens den berch over dair sachmen het kokengewant ende onder die fonteyne een schone ende wel gheordineerde kercke van onser liever vrouwen. die welcke dat sy lieden daer noyt eer gheenen en hadden dyer ghelijcke die so costelicken toe ghemaect was Doe sprack die grave tot synen heeren. dit es emmers een seer schoon beghin, openbaerlic blikende van grooter edeleheden ende eeren. ick en weet niet wat dat ic hier meer af seggen sal. hier sal noch een groot wonder na volghen

Hierna trok Raymond gelijk tot zijn vrouwe waart daar hij wist dat hij haar gelaten had die hem zeer blijde ontving. En zei hem aldus. Mijn vriend, gij begint wel zeer onze heimelijkheid te verhelen, is het dat gij alzo blijft doen u zal er grote deugd van komen en altijd zal je dat gewaarworden en dat zien. Mijn vrouwe, sprak Raymond, ik ben bereid u in al hetgene te believen dat ik mag. Raymond, sprak die vrouwe, gij mag van ons geheim niet meer weten voor de tijd dat gij mij getrouwd hebt. Mijn vrouwe, sprak Raymond, wanneer gij wilt ben ik bereid. Noch niet, antwoorde die vrouwe tot Raymond, het behoeft anders gedaan te worden want gij zal eerst moeten bidden de graaf, zijn moeder en al uw andere vrienden dat zij u willen komen eer doen tot deze plaats op uw bruiloft op de volgende maandag op dat zij mogen zien die hoogten die ik denk te maken om uwe eer te vermeerderen en dat ze niet durven vermoeden dat gij armoedig gehuwd bent, maar naar uw staat te rekenen zo mag jen hen wel zeggen dat gij neemt eens konings dochter en niet verder zal je hen vertellen en dat wacht u alzo lief als gij mij hebt. Vrouwe, sprak Raymond, daarvoor hebt geen angst. Insgelijks hebt gij ook geen angst, sprak de vrouwe, hoe grote vrienden dat gij hier brengt zij zullen zeer goed onthaald en gelogeerd worden en zo voor hen en voor hun paarden van allerhande behoefte en weet dat zeker. En met dien zei zij hem henen gaan rijden en alzo scheiden zij vaneen, elkaar zeer vriendelijk omhelzen en kussen. Raymond reedt henen tot dat hij kwam te Poitiers in de stad aldaar hij vond de graaf en zijn moeder met een groot deel van de baanderheren van het land die allen blijde waren van zijn komst en vroegen hem vanwaar dat hij kwam. Raymond antwoorde hun dat hij kwam van spelen rijden. En toen zij alzo van het ene en het andere gesproken hadden zo ging Raymond tenslotte voor de graaf al knielend en zei aldus; Erg geduchte heer, ik bid u ootmoedig op alle die diensten die ik u emmermeer doen mag of ooit gedaan heb uw vader dat gij mij toch zo vele eren bewijzen wilt als dat gij maandag nu naast komend wilt wezen op mijn trouwdag ten dorstborne: en dat gij toch daar met u brengen wilt uw moeder en al uw ridderschap om ons en ons geslacht te eren en te vergezelschapen. Toen die graaf dat van Raymond gehoord had zo begon hij hem zeer te verwonderen en sprak aldus. Wat heer god, neef Raymond bent gij alreeds van ons zo zeer vervreemd dat gij huwelijk doet zonder dat wij er iets ooit van hebben mogen weten voor tot nu toe als trouw tijd is, weet voorwaar dat dit ons zeer groot wonder geeft, want wij allemaal hadden gemeend dat gij u met ons eerste beraden zou hebben. Toen antwoorde Raymond, heer wilt u niet verbolgen want liefde die heeft zo’n grote macht dat zij al haar dingen doet zo het haar past. Zo is het met mij, ik ben in dit misval zo ver getreden dat ik niet kan aarzelen al mocht ik altijd afwezen zo zou ik nochtans om geen ding ter wereld laten. Nu wel aan dan heerschap, sprak de graaf, zeg ons toch immers ten minsten wie zij is en van wat geslacht. Bij mijn trouw, sprak Raymond, heer gij vraagt mij dingen die ik u niet zou kunnen berichten, want nooit zo heb ik haar zelf ondervraagd. Hoort toch hier wel een groot wonder sprak de graaf, Raymond die wil huwen en hij weet niet aan wat wijf noch ook van wat geslacht. Raymond antwoorde; heer na dat zij mij vergenoegt zo moet zij u ook wel vergenoegen en te pas wezen want ik en neer er geen om u te hinderen maar mij zelf en zo zal ik er de rouw zelf van dragen of de blijdschap wat god gelieven zal. Bij mijn trouw gij zeg goed, sprak die graaf, als aangaande mij ik zal er het ongenoegen niet van hebben op dat er enige valt. Niettemin indien het zo is zo bid ik god dat hij u vrede en goed avontuur wil verleen tezamen en wij zullen graag ter bruiloft komen en brengen met ons onze moeder en meer ander vrouwen en jonkvrouwen en ook onze baanderheren. Ik dank u hoog heer, sprak Raymond, ik meen als gij die vrouwe zal zien dat zij u wel behagen zal en met dien lieten zij hier af meer te spreken en begonnen te zeggen van het ene en van het andere tot dat het etenstijd werd. Niettemin die graven konden Raymond niet vergeten en zeiden tot de anderen dat het enig avontuur was die Raymond al aar ter bron gevonden had.

Die graaf die in dit gepeins was kwam hem die hofmeester zeggen dat alles bereid was. Met dien wasten ze hun handen en gingen zitten te eten en na het eten spraken zij van menigerlei materie en daarna gingen zij slapen.

De volgende dag ‘s morgens ging de graaf zijn mis horen en liet ontbieden zijn baronnen om met hen te trekken ter bruiloft van Raymond en onder andere heren zo ontbood de graaf van Poitiers ook de graaf van Foret die Raymondՠs broeder was want zijn vader was dood. Die vrouwe Melusine maakte ondertussen al haar gereedschap in het moeras onder de bron, hierboven genoemd.

Welk gereedschap zo uitermate rijk en groot was dat het wonder was te vertellen. Want daar ontbrak niet iets dat de eren toebehoorde en het feest, al was het geweest om een koning te ontvangen met al zijn staat. De zondags kwam elk opgemaakt om te bruiloft te gaan, de nacht ging over.

De volgende dag stelde hem de graaf op de weg met zijn moeder en zuster en baanderheren en ander gezelschap. Toen vroeg de graaf onderweg Raymond naar de staat van zijn wijf, maar hij wilder hem er niets van zeggen. En alzo tezamen rijdende kwamen zij te gebergte op zo ver dat zij begonnen te zien die omheiningen die zo onvoorzien gemaakt waren. En toen zagen zij die bron die zo overvloedig ontsprong. Elk verwonderde zich hoe alle die dingen zo overdwars aldaar gemaakt waren. En daarna reden zij de berg neder en bezagen het moeras waarin stonden zo vele grote hoge en kostbare paviljoenen zodat zich elk verwonderde van die vorm en kostbaarheid en vooral toen zij zagen al zo’n grote menigte van edelingen die wandelden en speelden, reden omtrent het moeras. Want men zag daar vrouwen, ridders en schildknechten met kostbare gewaden. Daar zag men lopen paarden en hackney in grote menigten. En tegenover de berg daar zag men het koken gewant en onder die bron een mooie en goed geordineerde kerk van onze lieve vrouwe dat zij daar nooit eerder geen hadden diergelijke die zo kostbaar uitgedost was. Toen sprak die graaf tot zijn heren, dit is immer een zeer mooi begin, openbare blijk van grote edelheden en eren. Ik weet niet wat dat ik hiervan meer zeggen zal, hier zal noch een groot wonder na volgen.

mHoe ende in wat manieren dz die grave van poytiers met synen geselscape ter bruyloft ontfanghen warden van meluzinen

Hoe en in wat manieren dat de graaf van Poitiers met zijn gezelschap ter bruiloft ontvangen werden van Melusine.

DOe die grave ende syn volc tgeberchte neder ghecomen waren so sat daer op een tellenaer een oud riddere met costelicken ghewade van gordelen ende ghesteynte, die verselscapt was mz omtrent . xij. mannen van eeren oeck costelicken toeghemaect. ende quam seer blidelicken ten hoope waert vanden grave. ende alder eerst vant hi den grave van foret ende raymondynen synen broedere rijckelicken toeghemaect. ende als hy haerlieden ghewaer wert ende kennende, groette hi raimondynen seer eerwerdichlic ende daer na den grave van forette sinen broeder ende alle huer gheselscap, ende hem keerende tot raymondijn waert seyde hi heere doet mi doch leiden voer den greve van poytiers. want ic souden geerne spreken Ende als hi voer hem quam so groette hyen hoochlicken. ende die grave dancten weder feesteliken. ende vraechde hem wat sy gheliefte was daeromme hi na hem ghevraecht hadde Doe antwoerde die ridder aldus. Heere mijn ioncfrouwe melusine van albanien ghebiet haer tuwaerts alsoe hertelijcken seer als si emmermeer meest mach ende danct u vander hoogher ende grooter eeren die ghi doet raymondijn uwen neve ende oeck haer, indien dat u belieft wt uwer deucht om hem te comen verselscapen tharen trouwene Bi mijnre trouwen antwoerde die grave den riddere. het is is niet danckens weert want ic ben doch gehouden te doene alle die eerwerdicheyt ende eere die men ghedencken mach mijnen neve Die riddere seyde wederomme, heere ghij segget uwe heussccheyt, maer mijn ioncfrouwe weet wel was sy behoirt te doene. ende daerom heeft sy mij ende mijn gheselschap aen u gesonden Die grave antwoerde. her riddere ick en wiste niet dat hier so na omtrent mij alsulcdanighen edele ioncfrouwen ghelogiert was van soe hooghen ende rijckelijcken affaire ende sie soe vele edel volcx by haer hadde. Ja her grave sprac doen die riddere. alst mijnre ioncfrouwen belieft soe heeft sijer wel meer want sy en dertfse maer ontbieden Ende dus sprekende tegens malckanderen genaecten sy dat pauwellioen. ende daer wert die grave ghelogiert int rijckelickste logijs dat hi oyt ghesacht. ende daer nae alle dander elc na sinen staet. ende seyden dat sy in haer eygen huysen nz bat gelogiert en souden hebbe geweest: ende haer paerden warden gelogiert int grote tenten wel geleitert tharen gemake also datter nz een knecht en was hy en beloefdes hem ende elc verwonderde hem hoe sulcker rycheit dair gecomen was

Toen de graaf en zijn volk het gebergte neder gekomen waren zo zat daar op een telganger een oude ridder met kostbaar gewaad van gordels en gesteente die vergezelschapt was met omtrent 12 mannen van eren en ook kostbaar uitgedost en kwam zeer blijde ten hoop waart van de graaf. Allereerstvond hij den graaf van Foret en Raymond zijn broeder rijk uitgedost en als hij hen gewaarwerd en herkende groette hij Raymond zeer eerwaardig en daarna de graaf van Foret, zijn broeder, en al hun gezelschap en keerde zich tot Raymond waart en zei; heer doet mij toch leiden voor de graaf van Poitiers want ik zou hem graag spreken. En toen hij voor hem kwam zo groette hij hem zeer en die graaf dankten hem weer feestelijk en vroeg hem wat zij geliefden was het waarom hij naar hem gevraagd had. Toen antwoorde die ridder aldus. Heer, mijn jonkvrouw Melusine van Albion gebied haar tot u waart alzo hartelijk zeer als ze immermeer het meeste mag en dankt u van de hoge en groter eren die gij doet Raymond uw neef en ook haar, indien dat het u belieft uit uw deugd om hem te komen vergezelschappen tot haar trouwen. Bij mijn trouw antwoorde die graaf de ridder, het is geen bedanken waart want ik ben toch gehouden te doen alle eerwaardigheid en eer die men gedenken mag mijn neef. Die ridder zei wederom, heer gij zegt uw hoffelijkheid, maar mijn jonkvrouwen weet wel was zij behoort te doen en daarom heeft zij mij en mijn gezelschap aan u gezonden. Die graaf antwoorde, heer ridder, ik wist niet dat hier zo na omtrent mij al zulk danig edele jonkvrouwen gelogeerd was van zo’n hoge en rijke affaire en zie zo veel edel volk bij haar hebben. Ja heer graaf, sprak toen die ridder, als het mijn jonkvrouw belieft zo heeft zij er wel meer want zij behoeft ze mar te ontbieden. En aldus sprekende tegen elkaar genaakten zij dat paviljoen en daar werd die graaf gelogeerd in het rijkste logies dat hij ooit zag en daarna alle de anderen, elk naar zijn staat. En ze zeiden dat zij in hun eigen huizen niet beter gelogeerd zouden hebben geweest: en hun paarden werden gelogeerd in de grote tenten goed geleid tot hun gemak alzo dat er geen knecht was hij beloofde zich en elk verwonderde hem hoe zulke rijkheid daar gekomen was.

mHoe raymondyn ende melusine trouweden

Hoe Raymond en Melusine trouwden.

DAr na qaumen die gravinne des greven moeder en swane haer dochter. der welker melusine terstont tegen schicte den ouden ridder die den grave verselscapt hadde. ende met dien so ghinghen vele vrouwen ende ionffrouwen van hoghen ende edelen state die der gravinnen ende huerer dochter grote eere ende werdichyt bewesen, ende leyddese in een rijckelijc pauwellion van gulden lakenen mz perlen ende ghesteenten bestict Metten cortsten geseit sy waren so rijckelicken ghelogiert dz sy hem alle gader verwonderende, ende oec vanden schoenen geluide dair sy mede ontfanghen warden Ende als die gravinne haer een luttel gherust hadde, ende haer toe ghemaect hadde metgaders dander heeren ende vrouwen van haren geselscape: so ghinghen sy inden cameren vanden bruyt die alle den anderen sonder gelijckenisse te boven ghinc. ende daer was die bruyt so hoechlyken toe gemaect ende so schoonlic verciert dat sy noyt die gelijcx gesien en hadden. ende en conden hem niet genoech verwonderen van harer schoenheit ende vander costelicheyt van haren habijten Ende die gravinne overmerckende desen staet so seyde sy, datse meynde datter coninghinne noch keiserinne inder werelt en ware die so vele goets verleesten mochte als die iuwelen ghedroeghen die de bruyt aen hadde Cortelinge geseyt die grave van poitiers ende een van synen meesten baenreheeren, te wetende die greve van foret die rechteden die bruyt op, ende leydese soetliken so dat betaemde ter voerseyder cappellen waert, die oeck so ryckelicken versiert ende toe ghemaect was: datmens niet en soude connen gheprijzen noch gescatten den rijcdom die daer was van vreemden gulden stucken, met perlen gebourduert. ende mz gulden ende zelveren beelden van crucxifuxen ende crucen. ende daer waren so rijckelijcke boecken so vele alsmen ter werelt wenschen mochte. Ende terstont was daer een bisschop gereet die se trouwede seer eerlick

Daarna kwam de gravin, de moeder van de graaf, en Zwane haar dochter die Melusine terstond tegen schikte de oude ridder die de graaf vergezelschapt had en met dien zo gingen vele vrouwen en jonkvrouwen van hoge en edele staat die de gravin en haar dochter grote eer en waardigheid bewezen en leidden ze in een rijk paviljoen van gulden lakens met parels en gesteenten bestikt. In het kort gezegd, zij waren zo rijk gelogeerd zodat ze zich allemaal verwonderden en ook van het mooie geluid waarmee ze ontvangen werden. En toen de gravin zich wat gerust en zich uitgedost had mitsgaders de andere heren en vrouwen van haar gezelschap: zo gingen zij in de kamer van de bruid die alle de anderen zonder gelijkenis te boven ging en daar was die bruid zo uiterst mooi uitgedost en zo mooi versierd dat zij nooit dergelijke gezien hadden en konden zich niet genoeg verwonderen van haar schoonheid en van de kostbaarheid van haar kleed. En de gravin bemerkte deze staat en zo zei ze dat ze meende dat er een koningin noch keizerin in de wereld was die zo veel goeds bekostigen mocht als die juwelen droegen die de bruid aan had. In het kort gezegd; de graaf van Poitiers en een van zijn grootste baanderheren, te weten de graaf van Foret, die richten die bruid op en leidde haar lieflijk zo dat betaamde ter voor genoemde kapel waart die ook zo rijk versierd en uitgedost was: dat men het niet zou kunnen prijzen noch schatten de rijkdom die daar was van vreemden gulden stukken, met parels geborduurd en met gulden en zilveren beelden van crucifixen en kruisen en daar waren zulke kostbare boeken en zo veel als men ter wereld wensen mocht. En terstond was daar een bisschop gereed die ze trouwde zeer fatsoenlijk.

Hoe hoechlicken dat sy ter maeltijt ghedient waren

Na den dienste gods rustenden sy hem een weinich, ende doen was die maeltijt bereet in een groot pauwelioen midden int marasch. ende daer waren sy ghedient mz so menigherley gherechten, ende met so goeden wyne gelijck ypocras. ende dier gelyck andere vremde winen datter hem elc af verwonderde vam waer alsulcken rijckdommen comen mochte. ende alle die gherechten warden gedient in gulden ende silveren vaten also punteliken ende manierliken dat so geringhe als desen gerechte vander tafelen ghinc, so was dander daer bereet

Hoe dat zij zeer goed ter maaltijd gediend waren.

Na de dienst Gods rusten zij zich een weinig en toen was die maaltijd bereid in een groot paviljoen midden in het moeras en daar waren zij gediend met zo menigerlei gerechten en met zo’n goede wijn gelijk hipocras en diergelijke en andere vreemde wijnen zodat zich elk ervan verwonderde waar al zulke rijkdom komen mocht en alle gerechten werden gediend in gulden en zilveren vaten alzo ter punten en met goede manieren dat zo gauw als dit gerecht van de tafeleging zo was de ander daar gereed.

Hoe ende in wat manieren dat die ridders ende die sciltknechten naden etene staken

Hoe en in wat manieren dat de ridders en de schildknechten na het eten staken.

NA dat sy hadden ghegeten ende die tafelen weder op genomen waren ende dz die gracie geseit was, ende datter gedient was van velerhande specien, so ghincker hem een deel wapenen ende opsitten te perde Die bruyt ende ioncfrouwen traden op een scavot dat daer stont. Daer begonste dat steecspel seer scerpelyc Die grave van poitiers stac utermaten seer wel. soe dede oeck die greve van foret Mer der bruyt ridder bedreef wonderlike feyten van wapenen als mz crachte beide man ende paert ter aerden vellende Doe quam raymondijn op eenen tellenaer geseten die seer rijckelijcken toe gemaect ende met witten overdect was. ghelychen syn vrouwe toe gemaect hadde. ende metten eersten nope die hi dede met synen paerde, so stack hi den grave van foret te neder synen broeder. ende dede soe vele meer als dattter nyemant en was sy en ontsaghen hem allegader Doen verwonderde hem seer die grave van poytiers wi die ridder wesen mochte. ende leyde syne lancie inde clincke om hem te rennene. maer raymondijn dien kende nam syn gemerck op eenen riddere van poitau. den welcken hi geraecte so vreeseliken in sinen schilt dat hy ter aerden viel met synen paerde. Metten corsten geseit raymondijn hadde hem dien dach alsoe dat elckerlic seide dz die ridder metten witten utermaten seer gesteken hadde Het steecspel schiet overmits dat den avont aen quam. ende die vrouwen ghingen wederom metter bruyt in haer pauwellioen. ende al daer en rusteden sy hem als niet langhe ten was etens tijt Doen vergadeerden sy hem alle gader wederom in die groote tente. ende ghingen hem dwaen ende stellen ten etene. ende daer warden sy rijckelicken gedient. na den avontmael ende dat die gracie geseyt was, ghingen die heren ende die ionfrouwen in huer vertrec cameren ende deden wt haer langhe tabbaerts ende vercleedden hem met lichte cleederen. ende bedreven vele ghenoechlicheden ende feesten. ende verwonderde hem seer alle die ghene die metten grave ghecomen waren vanden groten lichte ende vander groter hoeflycheyt die sy daer saghe. Ende als tijt was leydden sy die bruyt eerwerdelicken slapen in een seer rijckelijck pauwellioen die nieuwelinge dair toe geslaghen was. ende daer leverden die grave van poitiers ende die grave van foret die bruyt den vrouwen Doe quamen die gravinne van poytiers ende dander vrouwen ende leydden die bruit daer inne ende onderwesen haer hoe sy doen soude Hoe wel nochtans sy daer af ghenoech voersien was. niet te min sy dancktese oetmoedelijcken om deswille dat syt daden om harer eeren wille ende om gheen andere saken. Als sy ghelegen was int bedde bleven sy bi haer noch vast coutende van menigherley stucken alsoo lange tot dat raymondijn quam. die welcke dat biden grave en de synen broeder ghebleven was. ende danctese seer van dat sy hem int steecspel soe wel onderwesen hadden. Bi mijnder trouwen sprack die grave neve van foret ghi hebt wel tot anderen tyden horen segghen dat die liefde ende minne van vrouwen somtijts den vrijers moeyte ende pinen en doet ende den paerden de doot gheeft Here sprack die grave van foret dat heeft my raimondijn myn broeder huden wel bewesen dattet waer is Ja mijn heeren sprac raymondijn wilt doch dit schimpen ende spotten met my laten staen ende bedenct u anders, want ick ben niet die ghene dien ghij meynt. na dien dat ghi heeren emmers my houden wilt voer den ghenen die metten witten overdect was. Niet te min ick woude wel dat my ons heer god die gracie verleent hadde dat ict so wel ghedaen hadde Met dien soe quaem dair een ridder seer wel toe ghemaect dien de vrouwen dair gesonde hadden ende seide Mijn heeren en wilt doch in u materije niet verwarmen. want hier is noch een ander sake te doene. Ick gheloove sprak de grave van potiers dz ghy waer segt Doe seyde die ridder wederom. mijn heeren brengt raymondijn ane, want die vrouwen ontbiedenem om deswille dat syne weder partye bereet is, doen loeghen sy allen ende seiden dat hi dies gheen ghetuighinghe en behoefde. Want het was hem wel te gheloeven

Nadat zij hadden gegeten en die tafels weer opgenomen waren en dat de gratie gezegd was en dat er gediend was van velerhande specerijen, zo ging er zich een deel wapenen en opzitten te paard. De bruid en jonkvrouwen traden op een schavot dat daar stond. Daar begon dat steekspel zeer scherp. De graaf van Poitiers stak uitermate zeer goed en zo deed ook die graaf van Foret. Maar de ridder van de bruid bedreef wonderlijke wapenenfeiten als met kracht, beide man en paard, die ter aarden vellen. Toen kwam Raymond op een telganger gezeten die zeer rijk uitgedost en met wit overdekt was. Gelijk hem zijn vrouwe uitgedost had en met de eerste nopen die hij deed met zijn paard zo stak hij de graaf van Foret ter neder, zijn broeder, en deed zo veel meer als dat er niemand was zij en ontzagen hem allemaal. Toen verwonderde hem zeer die graaf van Poitiers wie die ridder wezen mocht en legde zijn lans in de klink om naar hem te rennen. Maar Raymond die hem herkende en nam zijn merk op een ridder van Poitou die hij zo vreselijk raakte in zijn schild zodat hij ter aarden viel met zijn paard. On het kort gezegd: Raymond gedroeg hem die dag alzo dat elk zei dat die ridder in het wit uitermate zeer gestoken had. Het steekspel scheidde overmits dat de avond aankwam en die vrouwen gingen wederom met de bruid in haar paviljoen en aldaar rusten zij zich niet lang, het was etenstijd. Toen verzamelden zij zich allemaal wederom in die grote tent en gingen zich wassen en stellen ten eten. En daar werden zij rijk bediend. Na het avondmaal en dat die gratie gezegd was gingen de heren en de jonkvrouwen in hun vertrek kamers en deden uit hun lange tabbaards en verkleedden zich met lichte klederen en bedreven vele genoeglijkheden en feesten en verwonderde zich zeer al diegene die met de graaf gekomen waren van het grote licht en van de grote hoffelijkheid die ze daar zagen. En toen het tijd was leidden zij de bruid eerwaardig te slapen in een zeer rijk paviljoen die nieuw daartoe geslagen was en daar leverden die graaf van Poitiers en de graaf van Foret de bruid de vrouwen. Toen kwamen de gravin van Poitiers en de andere vrouwen en leiden de bruid daarin en onderwezen haar hoe zij doen zou. Hoewel nochtans zij daarvan genoeg voorzien was. Niettemin zij dankte ze ootmoedig omdat zij het deden vanwege haar eer en om geen andere zaken. Toen zij gelegen was in het bed bleven zij bij haar noch vast koutende van menigerlei stukken alzo lange tot at Raymond kwam. Die wast bij de graaf en de zijn broeder gebleven en dankte ze zeer van dat zij hem int steekspel zo goed onderwezen hadden. Bij mijn trouw, sprak die graaf, neef van Foret, gij hebt wel tot anderen tijden horen zeggen dat die liefde en minne van vrouwen somtijds de vrijers moeite en pijnen doet en de paarden de dood geeft. Heer, sprak die graaf van Foret, dat heeft me Raymond mijn broeder heden wel bewezen dat het waar is. Ja, mijn heren, sprak Raymond, wil toch dit schimpen en spotten met mij laten staan en bedenkt u anders, want ik ben niet diegene die gij meent nadien dat gij heren immers mij houden wilt voor diegenen die met het wit bedekt was. Niettemin ik wilde wel dat me onze heer god die gratie verleend had dat ik het zo goed gedaan had. Met dien zo kwam daar een ridder zeer goed uitgedost die de vrouwen daar gezonde hadden en zei. Mijn heren wilt toch in uw materie niet verwarmen want hier is noch een andere zaak te doen. Ik geloof, sprak de graaf van Poitiers dat gij waar zegt. Toen zei die ridder wederom, mijn heren brengt Raymond aan want die vrouwen ontbieden hem omdat zijn wederpartij gereed is, toen lachten zij allen en zeiden dat hij dus geen getuigen behoefde. Want het was hen wel te geloven.

Hoe die bisschop het bedde seghende metten wijwater. daer raymijndijn ende meluzine inne gelegen waren

Hoe de bisschop het bed zegende met wijwater daar Raymond en Melusine in gelegen waren.

MEt desen leidden sy raymondinen ten pauwellioen waert ende corts daer na ghinc hi bi meluzinen te bedde. Doe quam die bisschop diese ghetrout hadde ende zeghende het bedde mz wijwater. ende elckerlijc nam daer na orlof. die sommige ghingen oec slapen ende die sommighe andere danssen ende spelen Ende hier mede latic dit staen, ende schriven voert hoe dese twee hair leven leidden binnen haren huwelijcken staet

Alst tvolc al vertrocken was ende dat pauwellioen gesloten was. Soe seyde meluzine tot raymondyne aldus

Mijn lieve heere ende vrient ick danc u vander eeren die mij huden desen daghe geschiet is van uwen magen ende vrienden, ende oec dat ghi so wel gesweghen hebt tghene dat ghi mi geloefdet, dien wi eerst tsamen spraken ende met malckanderen over kwamen. weet voerwaer eest dz ghijt altyt so wel houdt ghisult wesen die machtichste ende die meeste geeerde die oyt in uwe gheslachte was Ende yst dat ghi oec anders doet ghi ende uwe erfgenamen sult van tyde te tide vast vergaen en vervallen van uwen state ende van uwen lande dz ghi sult hebben ende houden so wanneer ghi die contrarie alsoe doen sult dat god uw hueden moet. ende dz lant en sal dair na nemmeermeer weder vanden uwen gehouden werden Raymondyn antwoerde mijn lieve vrouwe en hebt daer voer gheene anxt, ic hope aen gode dat my nemmermeer dat overgaen en sal Myn lieve vrient sprac meluzine in dien ic my aldus verre overgegeven hebbe so moet ic wel verwachten gods wille, ende mijn betrouwen setten in uw gelofte. wacht u dan mijn lieve vrient my daer in de fallieren. want naest my soud ghi daer meest aen verliesen. Ja lieve vrouwe, sprac raymondijn als my dat ghebeuert so moet ick die dach vergaen. Laet ons dan laten seide melusine hier af meer te sprekene. want van mijnen weghen en sal daer aen gheen gebrec wesen, ghi en sult wesen die alder gheluckichste die oyt was in u gheslachte Ende mettien lieten sy die tale daer van te sprekene. Ende so werd op dien nacht van hemluden ghewonnen die vrome urian. die welcke dz nader hant coninc van cypren was ghelijc ghi hier na hooren sult

Met dezen leidden zij Raymond ten paviljoen waart en kort daarna ging hij bij Melusine te bed. Toen kwam de bisschop die ze getrouwd had en zegende het bed met wijwater en elk nam daarna verlof. Sommige gingen ook slapen en sommige andere dansen en spelen. En hiermee laat ik dit staan en schrijf voort hoe deze twee hun leven leidden binnen hun huwelijkse staat.

Toen al het volk vertrokken was en dat paviljoen gesloten was zo zei Melusine tot Raymond aldus.

Mijn lieve heer en vriend, ik dank u van de eren die mij heden deze dag geschied is van uw verwanten en vrienden en ook dat gij zo goed gezwegen hebt hetgene dat gij mij beloofde wat we eerst tezamen spraken en met elkaar overeen kwamen. Weet voorwaar is het dat gij het altijd zo goed houdt, gij zal wezen de machtigste en die meeste geerde die ooit in uw geslacht was. En is het dat gij ook anders doet, gij en uw erfgenamen zal van tijd tot tijd vast vergaan en vervallen van uw staat en van uw land dat gij zal hebben en houden en zo wanneer gij het contrarie alzo doen zal dat god uw hoeden moet en dat land en zal daarna nimmermeer weer van de uwen gehouden worden. Raymond antwoorde, mijn lieve vrouwe hebt daarvoor geen angst, ik hoop aan god dat me nimmermeer dat gebeuren zal. Mijn lieve vriend, sprak Melusine, in dien ik me aldus veel overgegeven heb zo moet ik wel verwachten Gods wil en mijn vertrouwen zetten in uw gelofte. Wacht u dan mijn lieve vriend me daarin te falen, want naast mij zou gij daar meest aan verliezen. Ja lieve vrouwe, sprak Raymond als mij dat gebeurt zo moet ik die dag vergaan. Laat ons dan laten, zei Melusine, hiervan meer te spreken want van mijnenwegen zal daaraan geen gebrek wezen, gij zal wezen de aller gelukkigste die ooit was in uw geslacht. En met dien lieten zij de woorden daarvan te spreken. En zo werd op die nacht van hen gewonnen die dappere Urian die naderhand koning van Cyprus werd gelijk gij hier na horen zal.

Hoe die grave van poitiers ende die grave van forette ende die baenreheren ende vrouwen des morghens ter kercken ghinghen met raymondyn ende melusinen. ende hoe sy daer na van hem orlof namen

Hoe de graaf van Poitiers en de graaf van Foret en die baanderheer en vrouwen 's morgens ter kerk gingen met Raymond en Melusine en hoe zij daarna van hen verlof namen.

DIe historie seyt voert hoe dese ij. ghelieven int bedde bleven totten hogen schonen daghe toe Ende doe stont raimondijn op ende cleedde hem. Met die waaren daer gereet die grave van poitiers ende de grave van foret die sijnre verwachtenden. ende daer leyden sy hem weder in die capelle daer sy alle ghelyc misse hoorden Doe ghinghen sy weder ten pauwellioen waert. ende begonden die feeste weder op een nieuwe Die gravinne ende dandere vrouwen maeckten melusinen toe ende leyddense met allen rijckelike toe ghemaect in die voersyede cappelle ende daer hoorden si die misse. ende die offerhande was soe groot ende rijckelic dat het niet te seggen en ware Ende naden dienst ghinghen sy alle weder ten pauwellioenen waert. wat wille ick u vele seggen, die feeste was groot ende rijckelijck. ende geduerde wel xiiij. dagen lanc. ende melusine die gaf den vrouwen grote ghiften van cleynooden. ende insgelijcx den ridderen ende schiltknechten oeck. ende ten ynde vander feesten so namen die greve ende die gravinne ende alle die baenreheren orlof om te vertreckenen Melusine dede doen wtgeleyde der gravinnen ende harer dochteren al doer het dorpken van colombriers Int scheyden si gaf den gravinnen eenen costeliken halsbant ende harer dochteren eenen perlen hoet met costelijken saphieren robynen ende diamanten ghestoffeert ende alrehande ghesteynte, alsoe costelic dat hem elc van desen iuweelen verwonderde van waer alle die rijckelichheyt comen mochte. ende seiden doen allegader dat raymondijn grootelijck moghentlic en doechelijck ghehuwet was Ende na alle dit nam melusine eerlike orlof vanden greve ende vander gravinnen en harer baenderye. ende keerde doen weder met haren gheselscape int pauwellioen. ende raymondijn bleef den grave gheleydende Ende al rijdende bi den weghe soe sprack die grave tot raymondijn aldus Mijn schone neve segt my doch op dattet wesen mach van wat gheslachte uwe huisvrouwe is Doe wel dat die ridder doen hi ons quam logieren ons dancte van uwent wegen vander eeren die wy quamen doen melusynen mynre vrouwen van albanien zoe vraghe ict u noch eens op dz wi die waerheit daer af weten mochten want na dat wy gesien en ghemercken connen aen haren staet ende aen al haer manieren ende gelaet. soe tuycht sy dat sy wt eenre seer edelre ende machtiger plaetsen gesproten is Ende die sake die ons beruert om dat te weten is dese, ofte wi ons yet begrepen mochten hebben dat wi haer alsulcken eere niet bewesen en hadden als haer wel toe behooren soude. Bi mijnder trouwen sprack die grave van foret ick hebbe oeck met dier selven saken te mael seer beladen gheweest. daerom so syn wy u allegader biddende myn lieve vrient ende broeder dat ghi ons die waerheit hier af seggen wilt Raimondijn aenhoorend dese woerden wart van harten seer gram, want hij beminde ende ontsach syn vrouwe boven alle dinck ende beduchte hem oft haer yet tonwille gheweest mocht hebben. niet te min hij antwoerde hen flawelicken aldus Bi mijnre trouwen heere wien dat ic inden werelt myn heymelicheyt swigen zoude. u en soude icx emmers niet verswighen op dathet dingen waren die ic enichsins vertellen mocht ende dz ic oeck wiste ende also weet dz ic daer op antwoerden sal na thene des ick seker weet. u ghelieve te weten dat icker noyt so vele ondersuecx af gedaen en hebbe, als ghi emmertoes van my begeert hebt te weten Maer also vele weet ic u wel te segghen als dat sy is eensmoghende conincx dochter, ende dat moechdi oec wel gevoelen bi den state ende gelate dat ghi aen haer gesien hebt, ende dz sy in gheenre armoeden op ghehouden en is: maer in eeren ende overvloedicheyde van allen goede Ende daerom bidde ick u mijn heren ende vrienden dat ghijer my niet dieper op ondervraghen en wilt want anders en suldi van my nz hebben. ende alsulck als sy is so heb icse behert ende soe geneucht sy mi. want ic ben des seker dat sy is den oerspronc van alle mijnre welvaert ende mijn behoudenisse. Voerwaer beminden neve sprac die grave van poitiers als aengaende mynen persoen soe en dencker ic u niet meer na te vragen want ghelyc ghi segt wi mogent selve sien aen het dragen van onser nichten dat sy is van hoger aert ende van groter rijcheit. voerwaer here sprac die grave van foret ghi segt waer ic en dencker hem oec niet meer nae te vraghene, hoe wel nochtans dat hi myns selfs broeder is Aldus dit afgeslaghen raymondijn nam orlof vanden grave van synen broedere ende vanden baenreheren. ende keerde weder ten dorstborne waert Insgelijcx nam die grave van foret oeck orlof vanden grave van poitiers, van synder moeder ende suster, ende van allen den baenreheeren ende track tsyne lande waert, ende dancte hem seer vander eeren die hi raymondyn synen broeder op syn bruloft ghedaen hadde ende den anderen heeren oec desgelycs Elkerman trac thuyswaert ende en conden niet vergeten der eeren ende der rijcheden die sy daer ter bruloft ghesien hadden, ende vanden water dz daer so onversienliken synen loop ghenomen hadde. niet te min sy leiden wel int ghemeyn datmen dies wonders daer omtrent wel meer gesien hadde op ander tijden

De historie zegt voort hoe deze 2 gelieven in het bed bleven tot de hoge mooie dag toe. En toen stond Raymond op en kleedde hem. Met die waren daar gereed de graaf van Poitiers en de graaf van Foret die hem opwachten en daar leiden zij hem weer in de kapel daar zij allen gelijk mis hoorden. Toen gingen zij weer ter paviljoen waart en begon het feest weer opnieuw. De gravin en de andere vrouwen dosten Melusine toe en leidden haar met zijn allen rijk uitgedost in die voornoemde kapel en daar hoorden ze de mis en de offerande was zo groot en rijk dat het niet te zeggen was. En na de dienst gingen zij alle weer ten paviljoenen waart. Wat wil ik u vele zeggen, dat feest was groot en rijk en duurde wel 14 dagen lang. En Melusine die gaf de vrouwen grote giften van kleinoden en insgelijks de ridders ende schildknechten ook. Ten einde van het feest zo namen die graaf en die gravin en alle baanderheren verlof om te vertrekken. Melusine deed toen uitgeleide de gravin en haar dochter al door het dorpje van Colombiers. In het scheiden gaf ze de gravin een kostbare halsband en haar dochter een parel hoed met kostbare saffieren, robijnen ende diamanten gestoffeerd en allerhande gesteente, alzo kostbaar dat zich elk van deze juwelen verwonderde vanwaar alle die rijkdom komen mocht en zeiden toen allemaal dat Raymond zeer vermogend en deugdelijk gehuwd was. En na alle dit nam Melusine fatsoenlijk verlof van de graaf en van de gravin en haan baanderheren en keerde toen weer met haar gezelschap in het paviljoen en Raymond bleef de graaf geleiden. En al rijdende bij de weg zo sprak de graaf tot Raymond aldus. Mijn mooie neef, zegt me toch op dat het wezen mag van wat geslacht uw huisvrouw is. Doe wel dat die ridder toen hij ons kwam logeren ons bedankte vanwege u van de eren die we kwamen toen Melusine, mijn vrouwe, van Albion zo vraag ik he u noch eens opdat we de waarheid daarvan weten mochten, want nadat wij gezien en bemerken konden aan haar staat en aan al haar manieren en gelaat zo getuigt zij dat zij uit een zeer edel en machtige plaats gesproten is. En de zaak die ons beroert om dat te weten is deze, of we ons iets begrepen mochten hebben dat we haar niet al zulke eer bewezen hadden als haar wel toebehoren zou. Bij mijn trouw, sprak de graaf van Foret, ik ben ook met diezelfde zaken helemaal zeer beladen geweest, daarom zo bidden we u allemaal mijn lieve vriend en broeder dat gij ons de waarheid hiervan zeggen wil. Raymond hoorde deze woorden aan en werd van hart zeer gram, want hij beminde en ontzag zijn vrouwe boven alle dingen en beduchte hem of haar iets te onwil geweest mocht hebben. Niettemin hij antwoorde hun flauw aldus. Bij mijn trouw, heer wie dat ik in de wereld mijn heimelijkheid verzwijgen zou, u zou ik het immers niet verzwijgen op dat het dingen waren die ik enigszins vertellen mocht en dat ik ook wist en alzo weet dat ik daarop antwoorden zal naar hetgeen dat ik zeker weet. U gelieft te weten dat ik er nooit zo veel onderzoek van gedaan hebt, zoals gij altijd van mij begeerd hebt te weten. Maar alzo veel weet ik u wel te zeggen als dat zij is een vermogende koningsdochter en dat mag je ook wel bemerken bij de staat en gelaat dat gij aan haar gezien hebt en dat zij in geen armoede opgehouden is: maar in eren en overvloedigheid van alle goed. En daarom bid ik u mijn heren en vrienden dat gij er mij niet dieper op ondervragen wilt want anders zal je van mij niet hebben. En al zulke zoals zij is zo heb ik haar begeerd en zo vergenoegt zij mij, want ik ben dus zeker dat zij is de oorsprong van al mijn welvaart en mijn behoud. Voorwaar beminden neef, sprak de graaf van Poitiers, als aangaande mijn persoon zo denk ik u niet meer ernaar te vragen want gelijk gij zegt, we mogen het zelf aan het gedrag van onze nicht zien dat zij is van hoge aart en van grote rijkheid. Voorwaar heer, sprak de graaf van Foret, gij zegt waar en ik denk er ook hem niet meer naar te vragen, hoe wel nochtans dat hij mijn eigens broeder is. Aldus dit afgeslagen nam Raymond verlof van de graaf, van zijn broeder en van de baanderheren en keerde weder ten dorstborne waart. Insgelijks nam de graaf van Foret ook verlof van de graaf van Poitiers, van zij moeder en zuster en van alle de baanderheren en track tot zijn land waart en dankte hem zeer van de eren die hij Raymond, zijn broeder, op zijn bruiloft gedaan had en de andere heren ook desgelijks. Elke man trok huiswaarts en konden niet vergeten de eren en de rijkheden die zij daar ter bruiloft gezien hadden en van het water dat daar zo onvoorzien zijn loop genomen had. Niettemin zij belijden wel in het algemeen dat en die wonderen daar omtrent wel meer gezien hadden op andere tijden.

ALs dit al gedaen was ende raymondijn thuys quam, so vant hi die feeste noch vele meerer dan sy te voren geweest was, ende daer waren vele meer edelinghen ende hovelinghen dan daer te voren oyt ghewest hadden. welck hem allegader quamen willecome heeten segghende. dit is ons heere dien wi toebehooren ende die wi onderdanich wesen willen. ende desgelijcx soe seyden oeck alle die ioncfrouwen

God dancke u sprack raymondijn vander eeren die ghi mi bewyst Ende met dien quam melusine dyen oeck seer eerwerdichlic willecoem hiet, ende trac hem ter syden ende verhaelde hem alle die redenen van woerde tot woerde die tusschen hem ende den grave van poitiers gheschiet waren ende den grave van foret, ende seide hem aldus Mijn lieve vrient raymond alsoe langhe als ghi dese maniere onderhout so sal u alle goet toe wassen Ic sal merghen den meesten deel van onsen landen orlof geven die tonser feesten ghecomen syn. want wij ons anders moeten regulieren. vrouwe ghelijct u ghelieft sprac raymondijn Als quam aenden merghen des anderdaechs schiet melusine al haer volk deen vanden anderen. ende behielt die ghene die haer gheliefden ende liet dandere weder gaen Ende mz desen laet die historie hier af te sprekene

Toen dit alles gedaan was en Raymond thuiskwam zo vond hij dat feest noch veel groter dan zij tevoren geweest was en daar waren veel meer edelingen en hovelingen dan daar tevoren ooit geweest waren die zich allemaal kwamen verwelkomen zeiden en zegde; dit is onze heer die we toebehoren en die we onderdanig wezen willen en desgelijks zo zeiden ook alle jonkvrouwen.

God dank u, sprak Raymond, van de eren die gij mij bewijst. En met dien kwam Melusine die hen ook zeer eerwaardig verwelkomde en trok hem ter zijde en verhaalde hem alle redenen van woord tot woord die tussen hem en den graaf van Poitiers geschied waren en de graaf van Foret en zei hem aldus; Mijn lieve vriend Raymond alzo langhals gij deze manier onderhoudt zo zal u alle goed aangroeien. Ik zal morgen het grootste deel van onze landen verlof geven die te ons feest gekomen zijn want wij ons anders moeten regelen. Vrouwe gelijk het u gelieft, sprak Raymond. Toen de volgende morgen aankwam scheidde Melusine al haar volk de een van de anderen en behield diegene die haar geliefden en liet de andere weer gaan. En met dezen laat de historie hiervan te spreken.

Hoe ende in wat manieren dz melusine begonden die fortresse te fonderen seer edelicken gheheeten lusigne daer te voren af gheseit is

Hoe en in wat manieren dat Melusine begon dat fort te funderen zeer edel en geheten Lusigne daar tevoren van gezegd is.

DOen die feeste ghescheyden was dede melusine comen met allen vele wercluiden ende gravers. ende dede terstont afhouwen ende wtwerpen die grote bomen ende dede die roetse boven al suver ende reyn maken. ende oec beneden ghelijc dat vel vanden herte begrepen ende omvangen hadde Oec mede dede sy comen een groot deel metzelaerts ende steenhouwers Ende daer na dede sy opte roetse het fondament legghen alsoe starck dattet wonder was Ende die wercluiden die maeckten binnen corten tijden soe vele wercx dathet wonder was alsoe dat sijer alle af verwonderden dier verbi ghinghen. ende alle saterdaghe betaelde sise wel sonder dz daer eenich ghebrec in was. ende vonden daer broot wijn ende vleesch ghenoech ende alles des sy behoeven mochte Ende niemant en wiste van waer dese wercluden waren. also dat in corten tyt dese fortresse ghemaect was niet alleen die fortresse maer oeck tot dyer noch twee ander al eermen tot die hoocheyt comen mochte, so waren daer noch drie fortressen geheelijc ommuert ende ombegraven met stercken toeren van ghegotenen calcke. ende die toernens waren ghegraed ende ghewendelsteynt ende beneden mz seer schone vaulten ghemaect. ende boven wel ghecanteelt. ende tusscen die plaetsen waren wel bewaert met goede posternen Ende over dander syde ter hoger bosschagien waert beneden die beecken was die steenroetse so hooghe ende recht opgaende dat gheen creaturen die bewoenen mochten. Die welcke doerhouwen was met brainen ende andere veynsteren thuerer bewarenissen dienende Die grave van poitiers ende alle syn baroenen mitgaders alle den volcke dair omtrent verwonderden hem seer hoe alsulcdanighe werc volbracht mochte wesen binnen soe cortter tijt. Die vrouwe ghinc doen dair innen logiere. ende raymondyn dede wtroepen een grote feeste. totter welcker dat quamen die greve van poitiers syn moeder syn sustere, ende die baroenen vanden lande, ende oec van meer ander nacyen ende tot dien so vele vrouwen ende ioncfrouwen dat het genoech mocht weses tot sulker feesten Daer wart alle ghenuechten bedreven ende ghehanteert van steken van danssen Ende als melusine harentijt sach ghinck sy die twee graven ende die baenreheren seer dancken vander grooter eren die sy haer gedaen hadden Ende die redene waeromme wi u gebeden hebben hier te comen sal ic u nu verclaren

Toen dat feest gescheiden was liet Melusine komen gelijk vele werklieden en gravers en liet terstond afhouwen en uitwerpen die grote bomen en liet de rotsen boven al zuiver en rein maken en ook beneden gelijk dat vel van het hert omgrepen en omvangen had. Ook mede liet zij komen een groot deel metselaars en steenhouwers. En daarna liet zij op de rots het fundament leggen alzo sterk dat het wonder was. En die werklieden die maakten binnen korte tijden zo vele werk dat het wonder was alzo dat zij zich er allen van verwonderden die er voorbijgingen. En alle zaterdagen betaalde ze hen goed zonder dat daar enig gebrek in was en vonden daar brood, wijn en vlees genoeg en alles dat zij behoeven mochten. En niemand wist vanwaar deze werklieden waren. Alzo dat in korte tijd dit fort gemaakt was en niet alleen het fort, maar ook tot die noch twee anderen al eer men tot die hoogte komen mocht, zo waren daar noch drie forten geheel ommuurt en om begraven met sterke torens van gegoten kalk. En die torens waren met treden van wentelstenen en beneden met zeer mooie zolders gemaakt en boven goed gekanteeld en tussen die plaatsen waren ze goed bewaard met goede poorten. En over de andere zijde ter hoger bossen waart beneden die beek was die steenrots zo hoog en recht opgaande dat geen creaturen die bewonen mochten. Die doorhouwen was met holtes en andere vensters die tot hun bewaring dienden. Die graaf van Poitiers en alle zijn baronnen mitsgaders alle het volk daar omtrent verwonderden hem zeer hoe al zulk danig werk volbracht mocht wezen binnen zo korte tijd. Die vrouwe ging toen daarin logeren en Raymond liet uitroepen een groot feest. Daartoe dat kwamen de graaf van Poitiers, zijn moeder, zijn zuster en de baronnen van het land en ook van meer ander naties en tot dien zo vele vrouwen en jonkvrouwen dat het genoeg mocht wezen tot zulke feesten. Daar werden alle genoegens bedreven en gehanteerd van steken en van dansen. En toen Melusine haar tijd zag ging zij die twee graven en die baanderheer zeer bedanken van de grote eren die zij haar gedaan hadden. En die reden waarom we u gebeden hebben hier te komen zal ik u nu verklaren.

Hoe melusine raets pleechde hoe men die plaetse noemen soude, die sy hadde doen maken

Hoe Melusine raad pleegde hoe men die plaats noemen zou die zij had laten maken.

Mijn heren sprack die vrouwe ghy syt hier doen vergaderen om dat wi souden hebben ende pleghen uwes raets hoe dese fortresse sal ghenoemt syn daer bi een eewighe ghedenckenisse blyven mochte: hoe sy ghefondeert es aldus aventuerlijc By mijnder trouwen sprack die greve van poitiers, wi begheren schoen nichte int ghemeine dat ghi selve hair de name gheeft die sy hebben sal. want in alle onser vergaderinghnen en is so vele wijsheden niet als is alleen in u. die binnen so korten tiden sulcdanighen werck volbracht hebt. in der waerheyt nyemant en sal hem des onderwinden. Mijn weerde heere sprack melusine. dese antwoerde so hebt ghy bedacht van te voren, om my daer mede den mont te stoppen maer wes daer af sij ick bidde u dat ghi my uwes sints daer af wilt segghen. Die grave antwoerde. mijn lieve vrouwe na dyen dat ghy die plaetse gemaect ende volbracht hebt, ende oec alleene: soe suldi haer den name oec gheve tuwer ghiften. Ja mijn here sprack melusine in dien ghyt dan emmers alsoe hebben wilt. soe gheve ick haer den naem lusigen Die grave antwoerde, by mijnder trouwen dien name betaemt haer wel, overmits tween redenen, want ierst ghy syt ghenaemt melusine van albanien dat in griecxschen so vele gheseyt is als sonder ghebrec. ende melusine is te segghen also vele als dingen van wonder. ten propoest dese plaetsen es ghefondeert wonderliken, want ick en geloove niet al so langhe als si staen sal men en sal der altyt yet wonderlijcx vinden

Doen antwoerden sy alle met ghemeynder stemmen Inder waerheyt heere men en mocht haer gheenen bequaemeren name gheven dan haer wesen Desen naem wart binnen corte daghen also verkundicht als dat hi over alle tlant bekent viel ende dat hi totten laetsten dage toe ghedueren sal Hier na namen sy cortelinghe allegader orlof. ende melusine ende raymondijn verghiftese met vele cleynhoeden ende iuweelen ende also schiet die feeste in alder minelicheyt ende ghenochten

Mijn heren, sprak die vrouwe, gij bent hier verzameld om at we zouden hebben en plegen uw raad hoe dat dit fort zal genoemd zijn waarbij een eeuwige gedenkenissen blijven mocht: hoe het gefundeerd is aldus avontuurlijk. Bij mijn trouw, sprak die graaf van Poitiers, wij begeren mooie nicht in het algemeen dat gij zelf het de naam geeft die het hebben zal. Want in alle onze verzameling is niet zo veel wijsheden als is alleen in u die binnen zo korten tijden dusdanig werk volbracht hebt. In de waarheid niemand zal het dus onderwinden. Mijn waarde heer, sprak Melusine, dit antwoord zo hebt gij bedacht van tevoren om mij daarmee de mond te stoppen, maar wat daarvan is ik bid u dat gij mij uw zin daarvan wilt zeggen. Die graaf antwoorde, mijn lieve vrouwe nadien dat gij die plaats gemaakt en volbracht hebt en ook alleen: zo zal je het de naam ook geven tot uw gift. Ja, mijn heer, sprak Melusine, indien gij het dan immer alzo hebben wilt ze geef ik het de naam Lusigne. Die graaf antwoorde, bij mijn trouw, die naam betaamt haar wel overmits twee redenen, want eerst bent ge genaamd Melusine van Albion dat in Grieks zo veel gezegd is als zonder gebrek en Melusine is te scheggen alzo veel als dingen van wonder. Ten voorstel is deze plaats gefundeerd wonderlijk want ik geloof niet al zo lang als het zal staan men zal er altijd iets wonderlijks vinden.

Toen antwoorden zij allen met algemene stem. In de waarheid heer, men mocht het geen bekwamere naam geven dan haar wezen. Deze naam werd binnen korte dagen alzo verkondigt als dat het over al het land bekend werd en dat het tot de laatste dag toe duren zal. Hierna namen zij gauw allemaal verlof en Melusine en Raymond begiftigde ze met vele kleinoden en juwelen en alzo scheidde dat feest in alle minnelijkheid en genoegen.

Hoe hem melusine ende raymondijn regeerden ende te samen droeghen in huwelicken state

Hoe zich Melusine en Raymond regeerden en tezamen droegen in huwelijkse staat.

Doen die feeste ghedaen was bleef melusine seer grof gaende van kinde dat sy hadde begort tot dat haren tijt quam ende ghelach doen van een ionghen sone wel ghedaen ende gheselscapen van allen leden anders dan hi het aensicht cort ende breet hadde. ende deen oghe root ende dander persch. Hy werdt kersten ghemaect ende ghenoemt urian. ende hadde oec die meeste ooren die oyt ghesien waren kint hebbende. want doen hy volwassen was, waren sy soe groot als ooren van eenen wanne Doe riep melusine raymondynen tot hair ende seide Mijn weerde geselle ende ghenoot ick en wille niet dat ghi verloren laet gaen uwe erve die u als nu toegecomen is in bretaignien van uwen voervaders die ghestorven syn in bretaignien want u ende uwen broeder sullen toebehooren guerende ende penicense, ende alle die plaetsen ende maertsen van dien lande Reyst derwaerts en versoect den coninc van bretanien dat hi u recht ontfange, ende segt hem hoe u vader ter doot brocht synen neve int beschermen van sinen live. om welcker saken wille hy tlant nz houden dorste, maer hielt hem vremde Ende al yst dat hi u u ierstmael te rechte niet houden wilt so en verslaet u selven nochtans daerom niet, want hi na der hant blide wesen sal dz hi u ontfangen mach Doen sprac raimondyn aldus. vrouwe ic en weet gheen dinc dz ghi my heet ende beveelt ic en salt doen. want ic bemercke wel dz u alle u dingen altyt niet anders en strecken dan na eere ende duecht Tis is grote reden vrient sprac melusine na dien dat ghi u op mi betrouwet dz ick u die waerheyt segge Het is waer dz u vader van syn voerder weghen in bretanien schoene dinghen behort te hebben. welcke dinghen u verclaert sullen worden als ghy daer int lant wesen sult Nu dan ghi sult derwaerts varen trecken ende nemen uwen wech van hier rechts na een bellefroit dz gheheeten is quemenigant, ende daer suldi vinden eenen ouden ridder die broedere was van uwen vaders ende is gheheeten alain, ende uw vader was gheheeten henric van leon, ende was in sijnen iongen tijden cloec ende vroem. ende ontsach gheen dingen die mensche teghen hem begripen dorfde want hij was vol ionger hitten ende stouticheden. om des wille dz hi so abel was so gecreech hem die coninc van bretanien seer lief ende maecte van hem sijnen drossaert Voert so is waer hoe die selve coninck eenen neve hadde die bi inghevene vanden sommigen uwen vader benydde. want sy maecten hem wys dat die coninc syn oom synen erfghenaem maecte van heinrijc uwen vadere ende seiden den neve aldus O gherechtich oer van bretanienen ghy wort wel ghesteken wt dier edelre contreyen van bretaniem voerwaer laet ghijer u also wtsteken bi uwer slapheit alle die werelt sal haer ghecken oft spot mz u houden Als dit des conincs neve aenhoorende was soe sprack hi als een die ghene die seer verstoert was seggende. wie is die ghene die mi verongeliken mach, ten sy dat mi onse heere god hinderen wille. want ick weet wel voerwaer dat mi geen mensche daer wt ghestekene kan. ende dat die coninc myn oom gheenen wille en heeft enighen anderen erfghename te maken dan my By myner trouwen sprack daer een ghy sijt qualick onderwesen van dien stucke want u oom heeft ghemaect synen erfgenaem van heynrick van leon ende die brieven synder af ghepasseert Als dit die sone hoirde van des conincx suster was hi seer droevich ende seide aldus. wistic voerwaer dz dat so ware ic soudet wel gheringe benemen in sulcker maten dat hihier nemmermeer lant oft aerde houden en soude.

Met die antwoerde hem een ridder gheheeten ioes vanden briggen seggende dat het so ware. om deswille dat wi na des conincx overliden gheenen anderen en begeren dan u so worden wi u des vermanende. want de coninc u oem heeftet heymeliken aldus ghedaen op dat ghijs niet en weten zoudt. ende weet voerwaer dz wi die hier staen daer bi ende over waren:ondervraget den anderen oft ic u niet die waerheit en segghe Voerwaer spraken sy allegader mz gemeynde stemmen. here hy seyt u die puere warachticheit. besiet anders wat ghijer toe doen sult

Toen dat feest gedaan was bleef Melusine zeer grof gaan van kind dat zij had bevatte totdat haar tijd kwam en lag toen van een jonge zoon goed gevormd en geschapen van alle leden, anders dan dat hij het aanzicht kort en breed had en het ene oog rood en de ander paars. Hij werd gedoopt en genoemd Urian en had ook de grootste oren die ooit gezien waren dat een kind had. Want toen hij volwassen was waren zij zo groot als oren van een wanne. (korenzeef) Toen riep Melusine Raymond tot haar en zei; Mijn waarde gezel en echtgenoot ik wil niet dat gij verloren laat gaan uw erfgoed die u als nu toegekomen is in Bretagne van uw voorvaders die gestorven zijn in Bretagne want u en uw broeder zullen toebehoren Guerande en Pontivy en alle plaatsen en streken van dat land. Reist derwaarts en verzoek de koning van Bretagne dat hij uw recht ontvangt en zeg hem hoe uw vader ter dood bracht zijn neef in het beschermen van zijn lijf. Vanwege die zaak hij het land niet houden durfde, maar hielt hem weg. En al is het dat hij u de eerste keer te recht niet houden wil zo verslaat u zelf nochtans daarom niet, want hij zal nader hand blijde wezen dat hij u ontvangen mag. Toen sprak Raymond aldus; vrouwe ik weet geen ding dat gij mij zegt en beveelt, ik zal het doen want ik bemerk wel dat u alle uw dingen altijd niet anders strekt dan naar eer en deugd. Het is is grote reden, vriend sprak Melusine, na dien dat gij u op mij vertrouwt dat ik u de waarheid zeg. Het is waar dat uw vader vanwege zijn voorouders in Bretagne mooie dingen behoort te hebben welke dingen u verklaart zullen worden als gij daar in het land wezen zal. Nu dan gij zal derwaarts gaan trekken en nemen uw weg van hier rechts naar een wachttoren dat geheten is Quemenigant, (Quiberon?) en daar zal je vinden een oude ridder die broeder was van uw vader en is geheten Alain en uw vader was geheten Hendrik van Leon en was in zijn jonge tijden kloek en dapper en ontzag geen dingen die mensen tegen hem begrijpen durfden want hij was vol jonge hitte en dapperheden. Omdat hij zo geschikt was zo kreeg hem di koning van Bretagne zeer lief en maakte van hem zijn drost. Voort zo is waar hoe diezelfde koning een neef had die bij ingeven van sommigen uw vader benijdde want zij maakten hem wijs dat die koning, zijn oom, zijn erfgenaam maakte van Hendrik, uw vader, en zeiden de neef aldus. O gerechtige erfgenaam van Bretagne, gij wordt wel gestoken uit die edele contreien van Bretagne. Voorwaar laat gij er u alzo uitsteken bij uw slapheid de hele wereld zal gekken of spot met u houden. Toen dit de konings neef hoorde zo sprak hij als een diegene die zeer verstoord was en zie: wie is diegene die mij verongelijken mag, tenzij dat mij onze heer god het verhinderen wil want ik weet wel voorwaar dat mij geen mens daaruit steken kan en dat de koning, mijn oom, geen wil heeft enige anderen erfgenaam te maken dan mij. Bij mijn trouw, sprak daar een, gij bent slecht onderwezen van die stukken want uw oom heeft gemaakt zijn erfgenaam Hendrik van Leon en de brieven zijn ervan gepasseerd. Toen dit die zoon hoorde van de konings zuster was hij zeer droevig en zei aldus. Wist ik voorwaar dat het zo was, ik zou het wel gauw benemen in zulke maten dat hij hier nimmermeer land of aarde houden zou.

Met die antwoorde hem een ridder geheten Ioeffelijn van de Bruggen en zei dat het zo was. Omdat we na de konings overlijden geen anderen begeren dan u zo worden we u het dus vermanen want de koning, uw oom, heeft het heimelijke aldus gedaan op at gij het niet weten zou en weet voorwaar dat wij die hier staan daarbij en over waren: ondervraag de anderen of ik u niet die waarheid zeg. Voorwaar spraken zij allemaal met algemene stemmen, heer hij zegt u die pure waarachtigheid, beziet anders wat gij ertoe doen zal.

Die iongelinc sprac bij mijnder trouwen dat is seer qualic ghedaen, ende noch meer van mijnen oome dan van heynric van leon, hoe wel hi des gheloent sal worden, ic salt so besorghen dat hi my mijn erve niet ontrecken en sal. ende also namen sy orlof ende scieden blideliken van daer. Dit berieden sy heynric uwen vader van groten hate die sy op hem hadden om deswillle dat hem de coninc beminde, gheloofde, ende syns raets pleechde. want hem en roecte op dat sijen verderven mochten wat schaden datter af quam Des anderdaechs smergens soe ghinc hem des conincx neve wapenen ende verlaechde uwen vader in een cleyn bosselken. ende so als u vader meende gaen spelen beneden leon, begonst des conincx neve hem aen te roepen segghende. ghi valsch verrader wildy my versteken van mijnre erven, ende met dien toech hi syn swert wt ende meynde uwen vader te slaen, maer u vader schoet achterwaert, ende in dz hem des conincx neve verbi schoet so toech hem u vader het mes wt de hant Doen toech des conincx neven een cleyn scarp mes ende meynden anderwerven te steken, maer u vader ontrad hem weder, ende gaf hem met dien enen slach metten appel vanden sweerde dat hy hem afghewonnen hadde in sinen slaep vanden hoefde, also dz hijer af viel doot ter aerden Maer doen hi sach dz hijt was so was hy seer droevich ende ghinc tuyswaerts ende nam alle synen scat ende ghelt. ende trackter mede in deser contreyen, die men nu heet foret aldaer hi gecreech vele troest ende bistandicheiden van eenre vrouwe die hi daer vant dair ic nu voert meer af zwighe Na den vertrec van haer die hem gebracht hadde in syn regiment, ende geholpen hadde fonderen ende maken de fortressen steden ende woeninghen al daer ende tlant bewoenen Soe nam hi te wive die sustere van dier vrouwen die welcke doen ter tijt regeerde het graefscap van poitau ende gecreech van haer vele kinderen dair ghijer een af syt Siet vrient sprack melusine nu hebbe ic u vertrocken van waer u vaderwas ende hoe hi alle syne erve achterliet die welcke nu uwe is. Aldus en prijse ick niet dat ghi die verloren laet. weet oeck voert hoe ioeffelijn vander brugghen noch leeft. ende heeft eenen sone die nu regeert al dz lant van leon dat u toebehoort. nu dan so suldi gaen tot uwen oome alain van quemenigant ende maect u bekent met hem ende hi sal u wel ghelooven tghene des ghi hem segghen sult Ende weet voerwaer dat hi heeft twee verstandele rijcke kinderen die ridders syn ende u neven. die welck die coninck van bretanyen seer lief heeft Bi den eenen van desen tween suldi ioefken vander brugghen van leon doen comen voer den coninc. ende segt hem op hoe hy die verraderije stichte dz des conincx neve uwen vader den oploep dede, voert suldi weten hoe dat hi heeft enen zone geheeten olivier vander bruggen van leon. diey daeromme bevechten sal Mer ghi sulten gheringe beschamen ende die vadere ende die sone sullen alle beide verordeelt werden te hanghen want die vader sal die verraderie geheelic ende altemale bekennen voer den coninc ende voer alle syn heeren, ende u lant sal u toe ghewesen werden. ende sulter wederom ghestelt worden in goeder vredeliker possesien biden ghenooten vanden lande Mijn lieve vrient aldus soe gaeter coenliken henen ende en versaecht u niet. want voerwaer god sal u helpen in uwen dingen die doch recht veerdich syn ende goet

Die jongeling sprak, bij mijn trouw, dat is zeer kwalijk gedaan en noch meer van mijn oom dan van Hendrik van Leon, hoewel hij dus beloond zal worden, ik zal het zo bezorgen dat hij me mijn erfgoed niet onttrekken zal. En alzo namen zij verlof en scheiden blijde van daar. Dit beraden zij Hendrik, uw vader, van grote haat die zij op hem hadden omdat hem de koning beminde en geloofde en zijn raad pleegde. Want het was hem een zorg dat zij hem verderven mochten en wat schaden dat ervan kwam. De volgende dag ‘ s morgens zo ging hem des konings neef zich wapenen en lag in een hinderlaag tot uw vader in een klein bosje en zo als uw vader meende gaan spelen beneden Leon begon de konings neef hem aan te roepen en zei; gij valse verrader wild je mij versteken van mijn erfgoed en met dien trok hij zijn zwaard uit en mende uw vader te slaan, maar uw vader schoot achteruit en in dat hem de konings neef voorbij schoot zo trok hem u vader het mes uit de hand. Toen trok de konings neef een klein scherp mes en meende andermaal te steken, maar uw vader ontkwam hem weer en gaf hem met die een slag met den appel van het zwaard dat hij hem afgewonnen had in zijn slaap van het hoofd alzo dat hij af viel dood ter aarden. Maar toen hij zag dat hij het was zo was hij zeer droevig en ging huiswaarts en nam al zijn schat en geld en trok er mee in deze contreien die men nu heet Foret aldaar hij kreeg veel troost en bijstand van een vrouwe die hij daar vond daar ik nu voort meer van zwijg. Na het vertrek van haar die hem gebracht had in zijn regiment en geholpen had funderen en maken het fort, steden en woningen aldaar en het land bewenen. Zo nam hij tot wijf de zuster van die vrouwe die toentertijd regeerde het graafschap van Poitou en kreeg van haar vele kinderen daar gij er een van bent. Ziet vriend, sprak Melusine, nu hee ik u verhaald vanwaar uw vader was en hoe hij al zijn erfgoed achterliet wat nu de uwe is. Aldus prijs ik niet dat gij die verloren laat, weet ook voort hoe Ioeffelijn vander Bruggen noch leeft en heeft een zoon die nu regeert al dat land van Leon dat u toebehoort. Nu dan zo zal je gaan tot uwen oom Alain van Quemenigant en maak u bekent met hem en hij zal u wel geloven hetgene dat gij hem zeggen zal. En weet voorwaar dat hij heeft twee verstandige rijke kinderen die ridders zijn en uw neven die de koning van Bretagne zeer lief heeft. Bij de ene van deze twee zal je Ioeffelijn vander Bruggen van Leon doen komen voor de koning en zeg hem op hoe hij dat verraad stichtte dat de konings neef uw vader de oploop deed, voort zal je weten hoe dat hij heeft een zone geheten Olivier vander Bruggen van Leon die je daarom bevechten zal. Maar gij zal hem gauw beschamen en de vader en de zoon zullen alle beide veroordeeld worden te hangen want die vader zal dat verraad geheel en helemaal bekennen voor de koning en voor al zijn heren en uw land zal u toegewezen worden en zal er wederom gesteld worden in goede vredige bezit bij de gelijken van het land. Mijn lieve vriend, aldus zo ga er koen heen en versaagt u niet want voorwaar god zal u helpen in uw dingen die toch rechtvaardig zijn en goed.

Doen antwoerde raymondijn vrouwe ic sal mijn alder best doen om u gebot te volbrenghen Ende nam met dien orlof van melusine ende trac henen met eenen sconen getale van ridderen ende knechten wel tot ij. hondert toe allegader oft den meestendeel gewapent ende wel voersien van harnas ende glavien, tot dat dz si quamen in de contreye die men heet de beute bretaigne. alder hem tvolc seer af verwonderde wat dat volck suecken mochte. mer overmits dien dat sy wel ende mildelicken betaelden so vermoeyden sy wel dat tselve volck gheen arch en woude. want die oude ridder die van melusyns huysghesinne was bestierde ende beschicte raimondijns werc al. Ende hoe wel die coninc van bretanynen wiste dat dad volc in synlant quam soe en vervreesde hi hem nochtans daeromme niet want hi voer niemant en duchte. mer hy sende gheringhe ij. oude ridders die eerlijck waren aen raymondijn hem vraghende wat hi suecken mochte alsoe ghewapent doer syn lant reyzende Raymondijn antwoirde hemluden wel oetmoedelijken. myn heren ghi sult de coninc segghen dz ic niet en come dan om deucht ende om recht te hebben in syn hof van tgene des ick op doen sal ende dz na dat den coninc ende synen rade goet duncken zal. ende cortelinghe dencke ick daeromme my te vinden voer syne mogentheyt Die ridders seyden weder tot raymondijn in dien ghy daeromme hier coemt soe syt willecoem, ende weet dat u die coninck recht ende redene doen zalmaer op dathet u gelieft so wilt ons seggen waer ghi van hier gaen wilt Bi mijnre trouwen antwoerde raymondijn ic woude dz icware te quemenigant. Doen seyde deen van hem hoe dz hi op goeden wech was, ende dattet maer v. milen van dair en was ende weet dz ghi dair vinden sult alain van leon die u seer goede chiere doen sal, ende ghi sulter noch twee ander ridders vinden dz eerlijke ende deghelicke mans syn. ende houd altijs desen wech soe en mochdi niet dolen. ende met dien beval hi hem te gode. ende gheboet hem seer te coninc waerts

Als dese ij. ridders een stuc van raymondijn gereden waren begonsten sy onderlinge te spreken hoe dat een eerweerdich gheselscap was. ende dat sy eyntelicken niet en quamen om eenighe cleyne dingen Laet ons gaen seyden sy over quemenigant ende laet ons alayne hair coemst boetscapen. sy deden also ende als alayn dz hoorde so verwonderde hy hem seer. ende riep tot hem sijn twee sonen beide ridders. dair die outste af was geheten alain. ende de ioncste henric. ende seide hem aldus Mijn kinderen sittet op ende rijdet vreemde deze heren teghen ende ontfanctse eerweerdeliken ende doetse logeren. want na dat ic versta so syn sy wel ij. oft iij. hondert perden. mer wat hi seide was al om niet: want die oude ridder van melusinen was daer lange te voren gheweest ende hadde al gereet overgeslagen eer alains sonen bereet waren, hoe sy daer niet alle logieren en mochten. ende hadde daer ronts omme doen slaen een groot deel tenten ende pauwellioenen ende sende over alle tlant om spize ende dranc ende alrehande vitaeillie. ende betaelde so mildeliken dat hem vele meer spyzen toegebracht wart dan hi behoefde. Alain dit hoorende ende wist wat dencken om die costelicheit wille die dit volc bedreef

Toen antwoorde Raymond, vrouwe ik zal mijn aller best doen om uw gebod te volbrengen. En nam met dien verlof van Melusine en trok henen met een mooi getal van ridders en knechten wel tot 200 toe allemaal of het meestendeel gewapend en goed voorzien van harnas en lanspunten totdat ze kwamen in de streek die men heet de beute Bretagne aldaar hem het volk zeer van verwonderde wat dat volk zoeken mocht. Maar overmits die dat zij goed en mild betaalden zo vermoedden zij wel dat hetzelfde volk geen erg wilde want die oude ridder die van Melusine huisgezin was bestuurde en beschikte Raymonds werk al. En hoewel die koning van Bretagne wiste dat dit volk in zijn land kwam zo vreesde hij hem nochtans daarom niet want hij duchtte zich voor niemand. Mar hij zond gauw 2 oude ridders die eerlijk waren aan Raymond en hem vroegen wat hij zoeken mocht alzo gewapend door zijn land reizend. Raymond antwoorde hun wel ootmoedig: mijn heren, gij zal de koning zeggen dat ik niet anders kom dan om deugd en om recht te hebben in zijn hof van hetgeen dat ik op doen zal en dat na dat de koning en zijn raad goed denken zal en gauw denk ik daarom me te vinden voor zijn mogendheid. Die ridders zeiden weer tot Raymond, indien gij daarom hier komt zo wees welkom en weet dat u de koning recht en reden doen zal, maar op dat het u gelieft zo wil ons zeggen waar gij van hier gaan wilt. Bij mijn trouw, antwoorde Raymond, ik wilde dat ik was te Quemenigant. Toen zei de ene van hen hoe dat hij op de goede weg was en dat het maar 5 mijlen vandaar was en weet dat gij daar vinden zal Alain van Leon die u zeer goede sier doen zal en gij zal er noch twee ander ridders vinden dat eerlijke en degelijke mannen zijn en houdt altijd deze weg zo mag je niet verdwalen en met dien beval hij hem tot god en gebood hem zeer te koning waart.

Toen deze 2 ridders een stuk van Raymond gereden waren begonnen zij onderling te spreken hoe dat het een eerwaardig gezelschap was en dat zij eigenlijk niet kwamen om enige kleine dingen. Laat ons gaan, zeiden zij, over Quemenigant en laat ons Alain gun komst boodschappen. Zij eden alzo en toen Alain dat hoorde zo verwonderde hij hem zeer en riep tot hem zijn twee zonen, beide ridders, daar de oudste van was geheten Alain en de jongste Hendrik en zei hen aldus. Mijn kinderen zit op en rijdt deze vreemde deze heren tegen en ontvang ze eerwaardig en laat ze logeren. Want na dat ik versta zo zijn zij wel 2 of 300 paarden. Maar wat hij zei was al om niet: want die oude ridder van Melusine was daar lang tevoren geweest en had alles gereed overgeslagen eer Alains zonen gereed waren, hoewel zij daar niet allen logeren mochten en had daar rondom laten slaan een groot deel tenten en paviljoenen en zond over al het land om spijzen en drank en allerhande voedsel en betaalde zo milddadig dat hem veel meer spijzen toegebracht werden dan hij behoefde. Alain die dit hoorde wist niet wat te denken vanwege de kostbaarheid die dit volk bedreef.

Hoe dat alayn raymondijn ontfinc in syn casteel

Hoe dat Alain Raymond ontving in zijn kasteel.

DIe historie seyt ons nu voerdaen dat die twee ghebroeders so verre reden, als dat sy raymondijnen ghemoetten. ende daer hieten sy hem hoechlijcken willecomt. ende baden hen van haers vaders weghen seer vriendelijcken dat hij woude comen logieren boven opt casteel Raymondijn danctese seer ende haren vader oeck vander huesscheyt die sy hem bewesen Niet te min sprack raymondijn tuwer beghertensal ick met u gaen bi uwen vader om hem ere ende reverencie te doene. ende sal sommighe met my nemen. want ic hebbe groote begheerte gehadt om hem te siene om der grooter deucht wille die icker af gehoort hebbe Aldus al ridende ende al coutende so quamen sy bi het dorpken Doen quamen die oude ridder van melusinen ende seyde. raymondijn here ick hebbe doen opslaen u pauwellioen ende een deel tenten voer u ende u volc te logeren. ende wi syn seer wel voersien gode lof. Het is goet ghi hebt wel ghedaen sprack raymondijn. slaet ons volc gade maer my en wacht heden meer niet want ick gae boven waerts met desen twee edelingen, ende met dien schiet hi van die ouden riddere ende quam boven Alain die heere vanden hove die raymondijns coemste wel wiste hadde hem doen bringhen voer aen die poerte. ende also gheringhe als raymondijn hem sach, so kende hijen ende mercte wel dat hi den here van dair binnen was ende groettene seer oetmoedeliken. ende alain hieten seer vriendeliken willecoem. doen ghinck men daer hoveren ende eten seer manierliken. Ende na den etenen nam alain raymondijn metter hant, ende leydde hem in een camere al daer sy onderlinghe tsamen spraken so lange tot dz alle dander volc ghegeten hadden. ende die twee sonen bewesen den ghenen die mz raymondijn gecoemen waren vele eeren ende reverencien. Die heer alain die subtijl was ende vele wiste coutede raymondijn vast aen een seyde. Her ridder ic ben rechts verblijt van uwer coemsten om deswille dz ghi soe wel ghelijct een mijnen broeder die van hier toech wel over xl. iaer gheleden, om eens dincx wille dat hem mesvallen was teghen sconincx neve, die doen regneerde in deze landen. besiet dits emmertoes de vierde coninck die sindt gheregneert heeft dair ick u af segghe. ende om deswille dat ghi mi dunct hem te gelycken, daerom soe sie ick u vele te liever Danc hebt here sprac raimondijn. want al eer ic van u scheiden sal soe sal ic vertellen hoe dz mesval bi quam, tusscen uwen broeder ende des conincs neve. Ik en ben nieuwersel hier om gecomen dan om die waerheyt u daer af te ontdecken Alayn dit horende verwonderde hem seer, ende begonst raymondijn vast scarpelelijk aen te siene. ende sprak ten laetsten hoe dat het wesen mocht aenghesien dat hi alnoch geen xxx. jaren oud en was ende dat noyt niemant de waerheyt daer af en wiste. want doen tstuck ghebuerde soe vertrack mijn broer soe overdweers dat ick noch niemant noyt daer af en verhoorden noch en wisten waer hi vervoer ende dat mach emmertoes wel . xl. iaer gheleden syn. Here sprac raymondijn segt my doch op dat het u ghelieft. en leeft hier nyemant in deze lande oft deser contreyen op dese tijd die van machten was int hof doen u broeder hier in dit lant syn leven leidde Jaet sprac alain, maer daer en isser maer een. ende die selve besit geheelichlic alle mijns broeders erve. want die coninck gafse eenen synen sone die hi heeft. die welcke dat een ridder es ghelijck mijn oudste sone Ic weet wel sprac raimondijn hoe hi heet. hoe dan vraechde alayn. raymondyn antwoerde dz hi hiet ioeffelijkndu pont van leon. ende syn sone heet olivier. her ridder sprac alayn dats warachtich, segt my doch hoe ghi dz weten moecht. neen heere sprac raymondijn op dit pas en suldi van mi niet meer weten. mer gelievet u ghij ende u kinder sult mi vertellen tot in sconincx hof, ik sal u dan die claechte op doen claerlic dat ghys te blider sult syn op dz ghi uwen broeder oyt lief had, ende als alayn dz verstont verwonderde hij hem noch meer dan oyt te voren. want hi en meende nz syn broeder en ware langhe doot geweest want dies so langhe geleden was datter gheen ghedenckenisse af en was, ende met dien bleef hy een lange wile peynsende sonder een woert te sprekenen Ende dair na sprac hi her ridder na dien dz ic hier op dese stede uwen wil niet weten en mach soe consentereic uwe begheerte, ick sal u gherne versellen ende gaen met u tot sconincx hove. danc hebt sprack raymondijn ic sal u daer scadeloes houden ende cost vrij

Wat wil ic u hier af lange tale maken. Alain versaemde een groot deel van synen vrienden die hem allegader toemaecten om te gane sconinx hove waert. ende trocken al te samen daer warts op eenen dijzen dach voer pinxten Die coninc die van harer coemst ghewaerscuwet was, trac van estorien daer hi lach ende quam te nantes: want die ij. ridders die hi gesonden hadde tot raymondijn waert: waren wederomme gecomen ende hadden den coninc vertelt raimondijns antwoerde ende den grooten staet daer hy mede gecomen was. ende daerom vertroc die coninc te nantes ende ontboet een deel van synen baenreheren ende ridderen mede om deswille dat hi niet en woude dz hem raymondijn onversien ende bloot vinden soude van volcke Ende onder dandere ontboet hi ioeffelijn de pont van leon, om raets met hem te pleghene op die begherte van raymondijn want hi seer wijs was Raimondijns oude ridder trac mz allen de ghereetscapen ende dede die tenten ende pauwellioenen opslaen ende bereet maken seer rijkeliken Alle die van der steden verwonderden hem seere vander grooter voersienicheit ende bereetscapen die raymondijs volc maecten Doe quamen raymondijn ende alayn mz sinen twee sonen ende stonden af voer tgroetste pauwellioen ende ghingen hem vercleeden om voer den coninck te gane ende hem te doen die behoirlicke reverencie. ende reden also uten tenten wel mz xl. perden so rijckeliken opgeseten ende toeghemaect dathet wonder was. ende hadde syyn baenreheren mz hem. ende also quamen sy tot inde sale vanden coninc die welcke si al geheel volden mz hueren edelen ende volcke. ende deden daer den coninc grote revenrencie: ende hij ontfinc se blideliken

De historie zegt ons nu voortaan dat die twee gebroeders zo ver reden als dat zij Raymond ontmoetten en daar zeiden ze hem hartelijk welkom en baden hen vanwege hun vaders zeer vriendelijk dat hij wilde komen logeren boven op het kasteel. Raymond dankte ze zeer en hun vader ook van de hoffelijkheid die zij hem bewezen. Niettemin sprak Raymond. Ter uwe begeerte zal ik met u gaan bij uw vader om hem eer en reverentie te doen en zal sommige met mij nemen want ik hebbe grote begeerte gehad om hem te zien vanwege de grote deugd die ik ervan gehoord heb. Aldus al rijdende en al koutende zo kwamen zij bij het dorpje. Toen kwam die oude ridder van Melusine en zei. Raymond heer, ik heb laten opslaan uw paviljoen en een deel tenten voor u en uw volk te logeren en we zijn zeer goed voorzien, god lof. Het is goed, gij hebt goed gedaan, sprak Raymond. Sla ons volk gade maar wacht op mij heden meer niet want ik ga boven waart met deze twee edelingen en met dien scheidde hij van die oude ridder en kwam boven. Alain die heer van de hof die Raymonds komst wel wist had hem laten brengen voor aan de poort en alzo gauw als Raymond hem zag zo herkende hij hem en merkte wel dat hij de heer van daarbinnen was en groette het zeer ootmoedig en Alain zei hem zeer vriendelijk welkom. Toen ging men daar hoven en eten zeer fatsoenlijk. En na het eten nam Alain Raymond bij de hand en leidde hem in een kamer aldaar zij onderling tezamen spraken zo lang tot dat alle ander volk gegeten hadden. Die twee zonen bewezen degenen die met Raymond gekomen waren vele eren en reverenties. Die heer Alain die subtiel was en veel wist koutende Raymond vast aan en zei. Heer ridder, ik ben recht verblijd van uw komst omdat gij zo goed gelijkt op een van mijn broeders die van hier trok wel over 40 jaar geleden vanwege een ding dat hem misvallen was tegen konings neef die toen regeerde in deze landen. Bezit dit altijd de vierde koning die sinds geregeerd heeft waarvan ik u zeg en omdat gij mij dunkt hem te gelijken, daarom zo zie ik u veel te liever. Dank hebt heer, sprak Raymond, want al eer ik van u scheiden zal zo zal ik vertellen hoe dat misval bij kwam, tussen uw broeder en de konings neef. Ik ben niet om niets anders hierom gekomen dan om die waarheid u daarvan te verhalen. Alain die dit hoorde verwonderde hem zeer en begon Raymond vast scherp aan te zien en sprak tenslotte hoe dat het wezen mocht aangezien dat hij al noch geen 30 jaren oud was en dat nooit iemand de waarheid daarvan wist. Want toen het stuk gebeurde zo vertrok mijn broeder zo onverwachts dat ik noch niemand ooit daarvan verhoorden noch wisten waar hij vervoer en dat mag altijd wel 40 jaar geleden zijn. Heer, sprak Raymond, zeg me toch op dat het u gelieft, leeft hier niemand in deze landen of deze contreien op deze tijd die van macht was in de hof toen uw broeder hier in dit land zijn leven leidde. Ja het, sprak Alain, maar daar is er maar een en die bezit geheel alle mijn broeders erfgoed want die koning gaf ze een van zijn zonen die hij heeft die dat een ridder is gelijk mijn oudste zoon. Ik weet wel, sprak Raymond, hoe hij heet. Hoe dan, vroeg Alain. Raymond antwoorde dat hij heet Ioeffelijn du pont van Leon en zijn zoon heet Olivier. Heer ridder, sprak Alain, dat is waarachtig, zeg me toch hoe gij dat weten mag. Neen heer, sprak Raymond, op dit pas zal je van mij niet meer weten. Maar gelieft het u, gij en uw kinderen zullen mij vertellen tot in de koningshof, ik zal u dan die klacht helder op doen zodat gij het te blijder zal zijn op dat gij uw broeder ooit lief had en toen Alain dat verstond verwonderde hij hem noch meer dan ooit tevoren. Want hij meende niet anders dat zijn broeder was al lang dood geweest want dat het zo lang geleden was dat er geen gedenkenissen van was en met dien bleef hij een lange tijd peinzen zonder een woord te spreken. En daarna sprak hij, heer ridder, na dien dat ik hier op deze stede uw wil niet weten mag zo stem ik uw begeerte, ik zal u graag vergezellen en gaan met u tot koningshof. Dank hebt, sprak Raymond, ik zal u daar schadeloos houden en kost vrij.

Wat wil ik u hiervan lange woorden maken. Alain verzamelde een groot deel van zijn vrienden die hem allemaal klaar maakten om naar koningshof waart te gaan. Ze trokken alle tezamen derwaarts op een dinsdag voor Pinksteren. De koning die van hun komst gewaarschuwd was, trok van Estorien daar hij lag en kwam te Nantes: want die 2 ridders die hij gezonden had tot Raymond waart en waren wederom gekomen en hadden de koning verteld Raymonds antwoorde en de grote staat daar hij mede gekomen was en daarom vertrok de koning te Nantes en ontbood een deel van zijn baanderheren en ridders mede omdat hij niet wilde dat hem Raymond onvoorzien en bloot vinden zou van volk. En onder de andere ontbood hij Ioeffelijn de pont van Leon om raad met hem te plegen op de begeerte van Raymond want hij zeer wijs was. Raymonds oude ridder trok met alle gereedschappen en liet die tenten en paviljoenen opslaan en gereed maken zeer rijk. Alle die van der steden verwonderden hem zeer van de grote voorzienigheid en gereedschappen die Raymonds volk maakten. Toen kwamen Raymond en Alain met zijn twee zonen en stonden af voor het grootste paviljoen en gingen hem verkleden om voor de koning te gaan en hem te doen de behoorlijke reverentie en reden alzo uit de tenten wel met 40 paarden en zo rijk opgezeten en uitgedost dat het wonder was en had zijn baanderheren met hem. En alzo kwamen zij tot in de zaal van de koning die ze al geheel vulden met hun edelen en volk en deden daar de koning grote reverentie en hij ontving ze blijde.

DOen riep die coninck tot hem alaynen ende seide hem aldus. My gheeft wonder van desen vreemden riddere daer ghy aldus mede bekent sy. waeromme dat hi hier coemt, ende wat hij in dit lant hier suecken mach Her coninc heere sprac raymondijn Ic verwonder my noch hondertwerf meer dan ghi moecht van dz my geseit heeft Niet te min wij sullens terstont wijs wesen tghene des wi begheren te wetenen. met dien dat raymondijn deze woerden totten coninck sprac so sach hy daer by hem comen alayns oudste sone den welcken hi vraechde oft dair onder tsconincx gheselscap niet een man en was geheeten ioeffelijk du pont van leon Doen antwoerde alayn die daer selve bi stont iaet. Raymondijn seide voert ic woude dathet gode gheliefde ende dats hem die coninc niet storen en woude ende ick dien ioeffelijn gedoot hadde. Want hi besit die erven van eenen mijnen oome ende die ons toebehooren soude Doen seyde alayn siet hem daer die outste die daer byden coninc is gheseten die yst Ende weet dz voerwaar datmen in thien coninckrijken gheenen argheren vinden en mochte Ende siet daer olivieren synen soene die niet vele beter en is Bi mijnder trouwen her ridder sprack raimondijn ghi sulter cortelinghe af ghewroken werden gelievet gode. ende met desen lieten sy de tale daer af meer te sprekenen ende ghinghen voer de coninc segghende aldus O hooghe here ende moghende coninc, tis wel waer sprak raimondijn alsoe die gemeynen fame over al loept hoe dat u hof so edelen hof is ende soe redelijcke in rechte als dathet den naem heeft te wesene een fonteyne der iusticien ende der redelicheyt Het mach wel waer wesen her riddere sprac die coninck, maer waeromme dat ghi dz segt en weetic niet By mijnre trouwen seyde raymondijn her coninc eer ic u dat te kennen gave so woude ick dat ghi mi ierst gheloefdet te doene recht ende iusticie. want tgene dat ic gherne segghen soude es eensdeels tuwer eeren ende voerdeel. want een coninck die met verraders verknaept is en is niet wel vry noch sekerlijc gelogiert Ghi segt warachtichlic sprac die coninc, segt coenlicken tghene dat ghi seggen wilt, want ick sweere u bi alle tgene des ic van gode houwende ben dz ic u redenen ende recht doen sal na tgelijck dat ghi hebt. al waert oec teghen mijns selfs broedere Ghedanct moet ghi wesen duzentfout her coninc sprack raymondijn, want ghi spreect als een edel here ende een wys man. Ende mz dien stelde hem de coninc om te recht te sitten Edele ende moghende her coninc sprac raimondijn. tis wel waer dz uw voersate voer u seer moghende ende machtich regneerde. ten tiden dz ioeffelijn du pont ionck was ende oec alain de quemegnigant die hier beyde syn voer uwen ogen Die welck bi hem hadde enen edelen iongelinc teene neve Ende doe tertijt wasser oeck een baenreheere geheeten heynrick van leon die broeder was van alayn hier tegenwoerdich Dz is waer sprac ioeffelijn. ende die selve henric brocht des sconincx neve ter doot mz verraderien ende vloet daerom buten slans. ende doen gaf my die coninc al syn goet ende land dwelck hi verbuert hadde Die coninc seyde wi hebben van dier materien ghenoech gehoort, laet desen riddere volseggen syn redene die hy begonst heeft

Toen riep die koning tot hem Alain en zei hem aldus. Mij geeft het wonder van deze vreemde ridder daar gij aldus mee bekend bent waarom dat hij hier komt en wat hij in dit land hier zoeken mag. Heer koning heer, sprak Raymond, ik verwonder me noch honderdmaal meer dan gij mag van dat me gezegd heeft. Niettemin wij zullen het terstond wijs wezen hetgene dat we begeren te weten. Met dien dat Raymond deze woorden tot de koning sprak zo zag hij daar bij hem komen Alains oudste zoon die hij vroeg of daar onder konings gezelschap niet een man en was geheten Ioeffelijn du pont van Leon. Toen antwoorde Alain die daar zelf bij stond. Ja het. Raymond zei voort, ik wou dat het god geliefde en dat hem die koning niet storen wilde en ik die Ioeffelijn gedood had. Want hij bezit dat erfgoed van een van mijn ooms en die ons toebehoren zou. Toen zei Alain ziet hem daar die oudste die daar bij de koning is gezeten die is het. En weet dat voorwaar dat men in tien koninkrijken geen ergeren vinden mag. En ziet daar Olivier zijn zoon die niet vele beter is. Bij mijn trouw, heer ridder, sprak Raymond, gij zal er gauw van gewroken woerden gelieft het god. En hiermee lieten zij de woorden daarvan meer te spreken en gingen voor de koning en zeiden aldus. O hoge heer en vermogende koning, het is wel waar, sprak Raymond, alzo die algemene faam over al loopt hoe dat uw hof zoծ edel hof is en zo redelijk in recht als dat het de naam heeft te wezen een bron der justitie en de redelijkheid. Het mag wel waar wezen heer ridder, sprak de koning, maar waarom dat gij dit zegt weet ik niet. Bij mijn trouw, zei Raymond, heer koning eer ik u dat te kennen geef zo wilde ik dat gij mij eerst beloofde tet te doen recht en justitie want hetgene dat ik graag zeggen zou is eensdeels te uw eren en voordeel. Want een koning die met verraders verwant is die is niet wel vrij noch zeker gelogeerd. Gij zegt waarachtig, sprak die koning, zeg koen hetgeen dat gij zeggen wilt, want ik zweer bij al hetgeen dat ik van god gehouden ben dat ik u reden en recht doen zal naar het gelijk dat gij hebt, al was het ook tegen mijn eigen broeder. Gedankt moet gij wezen duizendvoudig heer koning, sprak Raymond, want gij spreekt als een edele heer en een wijze man. En met dien stelde hem de koning om te recht te zitten. Edele en vermogende heer koning, sprak Raymond, het is wel waar dat uw voorzaten voor u zeer vermogend en machtig regeerden ten tijden dat Ioeffelijn du pont jong was en ook Alain de Quemenigant die hier beide zijn voor uw ogen. Die bij hem had een edele jongeling tot een neef. En toentertijd was er ook een baanderheer geheten Hendrik van Leon die de broeder was van Alain hier tegenwoordig. Dat is waar, sprak Ioeffelijn. Diezelfde Hendrik bracht de konings neef ter dood met verraad en vloog daarom buiten het land en toen gaf me die koning al zijn goed en land wat hij verbeurd had. Die koning zei, we hebben van die materin genoeg gehoord, laat deze ridder uitpraten zijn redenen die hij begonnen heeft.

Doen antwoerde raymondijn ende seide voert Her coninc heere tis wel redene dz hijer af spreke want hi salder noch meer af seggen moeten, hoe wel hi emertoes ghemist heeft vanden waerheyt in tgene des hi seyt dat henric van leon des conincx neve in verraderijen dootsloech, want hi wel weet de sake waeromme dathet was ende tehants en leefter niemant meer die de waerheit weet anders dan hy want alle dander van synder aliancien die syn doot. ende daerom segt hem her coninc op dz u gelieft dz die gherechtige waerheit segge Als iooffelijn dat hoirde was hi seer verslaghen Niet te min hi antwoerde aldus Her ridder syt ghi alhier ghecomen in dit lant op mynen scampe. Raimondijn antwoirde ende seide openlicken, bi mijnder trouwen valsch verrader hi en seget emmers niet die de openbare waerheyt seyt Ende mettien keerde raymondijn syn tale ten coninck waert ende seide. her coninc tis wel waer dz heinrick van leon een vroem ende een stout ridders was heussch ende wel gemaniert also dat hem die coninck ende syn neve seer beminden ende syns raets leefden want die in hem syn betrouwen sette. nu so ghebeuerdet dz die verraders dyer doen vele int hof waren quame tot sconincx neve ende seiden hem aldus Joncker wy syn alle seere verstoert van uwer scandeliker scaden ende verhese dat ghi al dus onnoselike sult worden onterft van sulcdanighen edelen landen als dlant van bretanien is Hoe dz sprac die iongelinc die coninc heeft sinen erfghenaem gemaect van heynric van leon. ic meyne dz die selve heinric den coninc betovert heeft ende die baroenen vanden lande mede, want die brieven synder emmertoes af gemaect ende beseghelt met haerlieden zeghelen ende met des conincs grooten zeghele. ende dat stercten ende affimeerden die verraders dathet alsoe was Doe seyde die ionckere is dat waer dat waer mi een groot hinder. Ende met dien zwoeren syt hem anderwerf dathet alsoe was Die ionckere begonste hem des seer te bedroeven Ende van desen bederve was ioeffelijn die principaelste. ia doen hi sach dat het die ionghelinc ter hertten nam sprack hi tot hem Eest dat ghi u van uwen leede dorret wreken wi sullen der u alle toe helpen Ende die iongelinc sprack dat hys wille hadde ende daer toe wel gehert was Gaet henen dan sprac ioeffelijn ende wapent u ende maect u toe soe datmen u niet en bekenne. wi sullen uwer verbeyden rechts buten der stad, ende wy sullen u leyden ter plaetsen daer ghys u sult mogen wreken tuwen ghemake Hi dese alsoe ende keerde na hem om dat te doen Nu dan edele ende mogende coninc sprac voert raymondijn. ic en kan my niet langer onthouden na dien dat ic ben in een hof van rechte ende van iusticien ic en moet u voert segghen, ic ben heinnricx van leons sone Met dien woerden verwonderden hem sy alle. ende want sy dair op sweghen soe hernam raymondyn dat woert noch eens segghende aldus Her coninc heere mijn vader hadde orlof genomen aenden coninc ende was gegaen tsynen lande waert nu so yst waer dz hi van costumen hadde dat hi alle mergen hem ghinc verwandelen syn ghetiden alleen lesende int bosch dat neffens de fortresse leyt. daer brochte die valsche verrader met syen medepleghers sconincx neve ende verborgen hem tot dz mijn vader quam die hier niet af en wiste. ende als mijn vadere daer quaem so seyde ioeffelijn totten ioncker. nu yst tijt dat ghi u wreect want hi en heeft noch wapen noch mes aen hem hy en mach u niet ontgaen. niet te min, sien wi dat des noot sy wi sullen u helpen, ende also schiet hy van hem in grammen moede tot mijnen vader waert mz eenen bloten zwerde scarp op mijnen vader houdende. roepende her aen verrader ter doot ter doot. ende na dat hi die woerden anderwerven verhaelde meynende mijnen vader te doersteken, so verschoet mijn vader ter syden waert alsoe dat dandere missede den steec. ende met dien keerde hem myn vader om te hemwaert die hem alsoe vermoerden woude ende vloech hem aen ende nam het mes met fortzen wt den handen Eer iets langhe keerde hem dander weder ende toech eenen opsteker ende stac mijnen vader daer mede in syne dyenen. niet te min hi meynde mynen vader wel gheraect te hebbene in syn lijf. Als mijn vaders dat gevoelde ende dbloet ter wonden sach wtloopen. soe sloech hem myn vader metten appel van den sweerde inden slape van synen hoofde eenen swaren slach, alsoe hy starc ende een vroem riddere was ende oec den appel swaer was ende de slaep qualic versien van wapenen, als dat dander doot hem neder strecte ter aarden bi crancker aventueren Doen myn vader dat sach ende dat dander hem niet en verroerde, ghinc myn vader hem thooft ontdecken ende het aensicht, ende mettien kende hijem ende wart seer swaren rouwe bedryvende, denckende dat hem dz yemant anders hadde doe doen. want sulcken werc wiste hij wel dat dat van des conincx neve alleen niet en quam, mer dathet anderssints bi gemaecter verraderijen bi comen moeste. Niet te min mijn vader en dorste niet langher meer dair te bliven wt ontsiene ende vreesen vanden coninck. ende nam alsoe alle syn gereet goet bi hem. ende toech tot sulcker plaetsen daer hi lants genoech vercreech Doen seyde ioeffelijn du pont die valsche verrader tot synen meplegers. nu syn wi ten eynde gheraect van onser meyningen. want sconincx neve doot is ende heinric wort hi gecregen en mach der doot nemmermeer ontgaen, ende so sullen wi metten coninc gedoen gelyc wi plegen ende soet ons past. laet ons hier int heymelic houden tot dat heinric wech is. ende laet ons dan maken een bare ende laet ons daer op sconincx neve leggen overdect mz riseren ende dragen voer den coninc hem segghende, hoe henric van leon synen neve verradelijc ter doot gebracht heeft O edel coninc alsoe heeft die verrader dat begaen. ende yst dat hi dair teghens seyt. so biede ic hem den hanscoe om dat te doen liden. ende op dat niemant vermoeden en derve sprac raimondijn dz ic dit wt eenigher ghiericheyt doe anders dan om te hoeden mijne erve ende openbaer te maken die moert ende verraderije van desen verradere ende synen medeplegers, ten ynde dat sy mijnen vader vande coninc verjagen mochte. so bidde ic u her coninc dz hi neme op dat het u gelieft olivier synen sone ende eenen anderen van sinen alder naesten vrienden, ende ic salse bi adviese en orlove vanden iusticien van uwe hove beyde bevechten deen naden anderen. ende met dien so werp hy sinen pand daer neder, mer daer en was niemant die hem oyt een woert antwoerde Als alain ende syn kinderen raymondijn aldus hoirde spreken, liepen sy hem aen ende ombevingen met groter vrientscapen ende custenen van bliscapen ende mededoogen dat sy hadde van dat si hem so deerliken die geschiedenisse hoorden vertrecken.

Toen antwoorde Raymond en zei voort. Heer koning heer, het is wel reden dat hij er van spreekt want hij zal der noch meer van scheggen moeten, hoe wel hij altijd gemist heeft van de waarheid in hetgeen dat hij zegt dat Hendrik van Leon des konings neef in verraderijen doodsloeg, want hij wel de zaak weet waarom dat het was en tegenwoordig leeft er niemand meer die de waarheid weet, anders dan hij want alle de anderen van zijn alliantie die zijn dood en daarom zeg hem heer koning opdat het u gelieft dat hij de rechtig waarheid zegt. Toen Als Ioeffelijn dat hoorde was hij zeer verslagen. Niettemin hij antwoorde aldus. Heer ridder, ben gij alhier gekomen in dit land op mij te schampen. Raymond antwoorde en zei openlijk, bij mijn trouw, valse verrader hij zegt immers niet die wat openbare waarheid is. En met dien keerde Raymond zijn woorden ten koning waart en zei, heer koning, het is wel waar dat Hendrik van Leon een dapper en een stout ridder was. Hoffelijk en goed gemanierd, alzo dat hem de koning en zijn neef zeer beminden en zijn raad geliefden want die in hem zijn vertrouwen zette. Nu zo gebeurde het dat die verraders die er toen vele in het hof waren kwamen tot konings neef en zeiden hem aldus. Jonker, wij zijn alle zeer verstoord van uw schandelijke schaden en vrezen dat gij al dus onschuldig zal worden onterfd van zodanig edele landen als het land van Bretagne is. Hoe dat, sprak die jongeling, die koning heeft zijn erfgenaam gemaakt van Hendrik van Leon, ik bedoel diezelfde Hendrik die de koning betoverd heeft en die baronnen van de landen mede, want die brieven zijn er al van gemaakt en bezegeld met hun zegels en met de konings grote zegel en dat versterkten en bevestigden die verraders dat het alzo was. Toen zei die jonker, is dat waar, dat was mij een groot hinder. En met dien zwoeren zij het hem andermaal dat het alzo was. Die jonker begon hem dus zeer te bedroeven. En van dit bederven was Ioeffelijn de voornaamste. Ja, toen hij zag dat het die jongeling ter harte nam sprak hij tot hem. Is het dat gij u van uw leed durft te wreken, wij zullen er u allen toe helpen. En die jongeling sprak dat hij wil had en daartoe wel geaard was. Ga henen dan, sprak Ioeffelijn, en wapent u en maakt u klaar zodat en u niet herkent. Wij zullen uw opwachten recht buiten de stad en wij zullen u leiden ter plaatse daar gij u zal mogen wreken op uw gemak. Hij deed het alzo en keerde naar hem om dat te doen. Nu dan edele en vermogende koning, sprak voert Raymond, ik kan meniet langer onthouden na dien dat ik ben in een hof van recht en van justitie. Ik moet u voortzeggen, ik ben Hendrik van Leonՠs zoon. Met dien woorden verwonderden hem zij allen omdat zij daarop zwegen zo hernam Raymond dat woord noch eens en zei aldus. Heer koning heer, mijn vader had verlof genomen aan de koning en was gegaan tot zijn land waart. Nu zo is het hij van gewoonte had dat hij alle morgen hem ging wandelen zijn getijden en alleen las in het bos dat neffens het fort ligt. Daar bracht die valse verrader met zijn medeplegers konings neef en verborgen zich totdat mijn vader kwam die hiervan niets wist en toen mijn vader daar kwam zo zei Ioeffelijn tot de jonker, nu is het tijd dat gij u wreekt, want hij en heeft noch wapen noch mes aan hem hij mag u niet ontgaan. Niettemin, zien wij dat het nood is wij zullen u helpen en alzo scheidde hij van hem in gram gemoed tot mijn vader waart met een ontbloot zwaard die hij op mijn vader hield en riep hier aan verrader ter dood ter dood. En na dat hij die woorden andermaal herhaalde en meende mijn vader te doorsteken zo schoot mijn vader ter zijden waart alzo dat de andere miste de steek en met dien keerde hem mijn vader om tot hem waart die hem alzo vermoorden wilde en vloog hem aan en nam het mes met kracht uit de handen. En al gauw keerde hem de ander weer en trok een dolk en stak mijn vader daarmee in zijn dijen. Niettemin hij meende mijn vader goed geraakt te hebben in zijn lijf. Toen mijn vader dat voelde en het bloed ter wonden zag uitlopen zo sloeg hem mijn vader met de appel van het zwaard in de slaap van zijn hoofd een zware slag, alzo hij een sterke en dappere ridder was en ook de appel zwaar was en de slaap slecht voorzien van bewapening zodat de ander dood zich neer strekte ter aarde dood door zwak avontuur. Toen mijn vader dat zag dat de ander hem niet verroerde ging mijn vader hem het hoofd ontbloten en het aanzicht en meteen kende hij heem en begon zeer zware rouw te bedrijven, en dacht dat hij met anders had te doen want van zulk werk wist hij wel dat dit van de konings neef alleen niet kwam, maar dat het anderszins gemaakt was van verraderijen gekomen moest. Niettemin mijn vader durfde niet langer meer daar te blijven uit ontzien en vrees van de koning en nam alzo al zijn gereed goed bij hem en trok tot zulke plaatsen daar hij land genoeg verkreeg.

Toen zei Ioeffelijn du pont die valse verrader tot zijn medeplegers, nu zijn we ten einde geraakt van onze bedoelingen want de konings neef is dood en als Hendrik wordt gekregen mag de dood nimmermeer ontgaan en zo zullen we met de koning doen gelijk wij plegen en zo het ons past. Laat ons hier in het heimelijke houden totdat Hendrik weg is en laat ons dan maken een baar en laat ons daarop de konings neef leggen overdekt met twijgen en dragen voor de koning en hem zeggen hoe Hendrik van Leon zijn neef verraderlijk ter dood gebracht heeft. O edele koning, alzo heeft die verrader dat begaan en is het dat hij daartegen zegt zo bied ik hem de handschoen om dat te doen belijden en op dat niemand vermoede en durft, sprak Raymond, dat ik dit uit enige gierigheid doe anders dan om te hoeden mijne erfgoed en openbaar te maken die moord en verraad van deze verrader en zijn medeplegers, ten einde dat zij mijn vader van de koning verjagen mochten zo bid ik u heer koning dat hij het opneemt op dat het u gelieft. Olivier, zijn zoon, en een andere van zijn aller naasten vrienden en zal ik ze bij advies en verlof van de justitie van uw hof beide bevechten de een na de andere. Met dien zo werp hij zijn pand daar neer, maar daar was niemand die hem ooit een woord antwoorde. Toen Alain en zijn kinderen Raymond aldus hoorden spreken liepen zij naar hem en omvingen het met grote vriendschap en kusten hem van blijdschap en mededogen dat zij hadden van dat ze hem zo deerlijk die geschiedenis hoorden verhalen.

Als die coninck hoorde dz niemant daer op antwoerde en gaf, so seide hi wel luyde dat het elckerlick hooren mochte: ioeffelijk syt ghi doef, ic sie wel dat het proverbium dwelc men ghemeynlic te segghen pleecht warachtich is. Dats dat doude sonden nieuwe bescaemptheyt in brenghen Dese vremde riddere brengt u vreemde tijnghe ende wonderlike medicine van verren landen Beraet u daer op tantwoerden want tis u wel van doene Doen antwoerde ioeffelijn her coninc ick en ben niet die gene die op sulcke sake antwoerden soude Ic meyne dz hijer mede spot Doen seide raimondijn. dat spotten valsche verrader sal over u wtgaen. Ick bidde u edel coninc dat ghy my wilt houden te recht ende laten mi iuisticie verwerven Doen sprac die coninc daer aen en twivelt niet het sal ghescheden Joeffelyn seide die coninck ghy moet antwoerde gheven op dese clachte Doen olivier syn sone hoirde tgene dat de coninc synen vader seyde antwoerde hi. her coninc dese ridder heeft so groten ancxt dz hy beeft ick meyne dat hi de cranen meynt te vanghen al vliegende Bij mijnre trouwen het sal behoeven na dat hy seyt want mijn vader is een degelic man ende oprecht in allen dinghen Ic neme die bataille aen gelijc als hi selve geordineert heeft. ende siet daer mynen pand. hij sal seer wel gheluckich wesen mach hi my verwinnen ende eenen tot mij die ick van mijnre maesschap daer toe kiesen sal

Doen de coninc dese woerden hoorde wart hi toernich ende seide. dat en sal nemmermeer in mijn hof gebueren also lange als ic leven sal: dat een riddere alleen twee andere bevechten sal voer een sake ende clachte. het is grote scande van u dz ghi sulcdanich bedroch in u herte peysen soud. voerwaer ghi en bewijst uz dat u vader goede sake heeft, ende daerom beschede ick dach ten versuecke vanden riddere ten daghe die hem ghelieven sal u te beteykenen Bi mijnre trouwen sprac raymondijn. het ghelieft mij wel al gereet want ic heb alle myn harnas hier bi my, god moet u loonen her coninc van uwen rechtveerdighen vonnisse dat ghi gegheve hebt Doen hoorde men daer groote murmuracie van alle den volcke daer omtrent, en seyden also. siet daer den vroemsten riddere die wi oyt saghen sijn recht eisschende Ende wie datter droef omme was alayn van quemenigant wasser seer blide omme. ende hi ende syn sone heinric seyden daeromme tot raymondyn. schoen neve en wilt u niewers omme verslaen. neemt den camp coenliken aen voer u ende voir ons beyden tegen desen valschen verrader. want wi sullens wel corttelinghe bider hulpen van gode tenen goeden ynde comen. Mijn lieve heren sprac raymondijn die wille neem aenden kamp voer hem selven. maer desen sal ick beleyden selve. Ende en twyvelt niet ic en sals wel comen ten goeden ynde bider hulpen van gode ende van mynen goeden rechte dat ic daer toe hebbe. ende bedancke me seer van des conincx goeder iusticien ende ic bidde gode dz hijt hem in der eewicheyt loonen wille

Toen de koning hoorde dat er niemand daarop antwoord gaf, zo zei hij wel luide zodat het elk horen mocht: Ioeffelijn ben je doof, ik zie wel dat het proverbium wat men gewoonlijk te zeggen pleegt waarachtig is. Dat is dat de oude zonden nieuwe beschaamdheid in brengen. Deze vreemde ridder brengt u vreemde tijdingen en wonderlijke medicijn van verre landen. Beraad u daarop te antwoorden want het is u wel nodig. Toen antwoorde Ioeffelijn, heer koning, ik ben niet diegene die op zulke zaak antwoorden zou. Ik meen dat hij er mee spot. Toen zei Raymond, dat spotten valse verrader zal over u uitgaan. Ik bid u edele koning, dat gij mij wilt houden te recht en laten mij justitie verwerven. Toen sprak die koning, daaraan twijfel niet, het zal geschieden. Ioeffelijn, zei die koning, gij moet antwoord geven op deze klacht. Toen Olivier, zijn zoon, hoorde hetgeen dat de koning zijn vader zei antwoorde hij, heer koning, deze ridder heeft zo’n groten angst dat hij beeft, ik denk dat hij de kranen meent te vangen al vliegende. Bij mijn trouw, het zal behoeven naar dat hij zegt want mijn vader is een degelijk man en oprecht in alle dingen. Ik neem die strijd aan gelijk als hij zelf geordineerd heeft en ziet daar mijn pand. Hij zal zeer wel gelukkig wezen mag hij mij overwinnen en een tot mij die ik van mijn manschap daartoe kiezen zal.

Toen de koning deze woorden hoorde werd hij vertoornd en zei dat zal nimmermeer in mijn hof gebeuren alzo lang als ik leven zal dat een ridder alleen twee anderen bevechten zal voor een zaak en klacht. Het is grote scande van u dat gij dusdanig bedrog in uw hart peinzen zou. Voorwaar gij bewijst u dat uw vader goede zaak heeft en daarom bescheid ik de dag ten verzoek van de ridder ten dag die hem gelieven zal u te betekenen. Bij mijn trouw, sprak Raymond, het gelieft mij wel al gereed want ik heb al mijn harnas hier bij mij, god moet u lonen heer koning van uwen rechtvaardige vonnis dat gij gegeven hebt. Toen hoorde men daar grote murmelen van al het volk daar omtrent en zeiden alzo. Ziet daar den dapperste ridder die we ooit zagen zijn recht eisen. En wie dat er droevig om was, Alain van Quemenigant was er zeer blijde om en hij en zijn zoon Hendrik zeiden daarom tot Raymond. Mooie neef wil u nergens om verslaan, neem het kamp koen aan voor u en voor ons beiden tegen deze valse verrader want we zullen wel gauw met de hulp van god tot een goed einde komen. Mijn lieve heren, sprak Raymond, die wilt neemt aan het kamp voor zichzelf, maar deze zal ik zelf doen. En twijfel niet, ik zal wel tot een goed einde komen bij de hulp van god en van mijn goede recht dat ik daartoe heb en bedank me zeer van de konings goede justitie en ik bid god dat hij het hem in de eeuwigheid belonen wil.

Ondertusschen dat deze murmuracie onder tvolc was sende die coninc haestelinge om die poertente doen sluten van anxt datter geen mesquamen bi dien en ghebuerde, aenghesien dat die partijen van seer grooten geslacht waren. ende deedse wachten bi volc van wapenen. ende riep daer na sinen raet te hemwarts ende verhaelde hem int langhe die clachte die hem gedaen was Welcken raet overdroech ende riet den coninc alle tghene datter hem innne te doene stont Met dien keerde de coninc weder in syn zale, ende gheboet elken op syn lijf niet een woert te sprekenen Ende seide doen voert. nu mijn lieve heeren dese clachte en es niet cleyn want het ghelt denen eenen van u beiden syn leven oft syn eere. niet te min ic en mach noch ic en wil niemande recht weygheren binnen mynen hove Ende seyde voert tot oliviere Olivier wildy uwen vader beschudden ende verwantwoerden van deser verraderijen Ja ick heere vryelicken antwoerde olivier Doe seyde die coninc die lijsten syn al bereet Ende daeromme ordinere ic u op merghen den kamp ende bi alsoe ghy verwonnen wort soe weet dat ghi noch uwen vader nemmermeer my ontgaen en sult ghi en sulter beide gader om ghehangen worden ende oec alle uwe partijen en sal nz vele bat varen Ende daerom ontlast u selven ende stelt uwe hostagiers. ende ten iersten u vader salder bliven. ende met dien dede die coninc leyde bi iiij. ridders in eenen groten starcken torre Ende doen sprac hi tot raymondijn. her ridder langt mi uwe obstagiers of borghen Ende mz dien trad raymondijn voer alain synen oom ende voer beide syn sonen. ende voer meer ander wel tot viftien ridders toe. die welc alle gader riepen ende seyden heer coninck wi bliven daer borge voer Bi mijnder trouwen sprac die conincx. tis genoech. ende ghi lieden en derfter niet om ghevangen gaen. want ick weet wel dat die ridder dit niet bestaen en soude hebben gehad, en had hys nz willen voleynden. Ende met dien schieden die partijen vande coninc. Ende raymondyn ghinc mz sinen lieden ende mz synen oome ende neven tot sinen pauwellioen Ende savons ghinck hy in syn oratorie ende bleef daer een wyle in syn devocie Insgelijcs ghinc oec olyvier tsynen huyze ende dede syn harnas ende peert gereet maken Des aderdaechs smerghens ghingen sy misse horen. ende daer waren die coninc ende syn hoechste baroenen geseten op haer paerden omtrent den lijsten ende die wachters van, den campe oeck wel ende behoirlicken gheordineert

Omtrent priemen tyt quam raimondijn met eenen edelen geselscape seer rikelic gewapent te velde hebbende den schilt aende hals. die lancie buiten der clincken, synen wapenrock ghebourduert met silver ende lazuere, ende quam binnen den percke geseten op eenen hooghen hengst wel toe gemaect ende gewapent tot de clauwen vanden voeten ghelyc als in sulcker bataillien behoort. ende daer dede hi de coninc ende allen den baroenen die behoorlike reverencien ende eere Bi mijnder trouwen spraken sy allegader, wi en saghen in menighen tiden noyt schoender man in wapenen. noch van schoender wesene. hij en heeft onnae gedaen die met sulcke manne te doen heeft. ende met dien trad raimondijn van synen paerde so gherade als oft hi niet gewapent en ware geweest, ende ghinc neder sitten verwachtende syne teghenpartye Over een wile hierna quam olivier zeer wel ende edelic ghewapent geseten op enen schonen hengst seer rijckeliken ghelijc een man van grooter weerden als hi was. ende met hem soe quam ioeffelijn syn vader voer hem op enen grauwen hengst ende deden den coninc hoechliken hair reverencie ghelijc sy sculdich waren van doen. Met dien trad olivier oec van sinen paerde wel gerasscelic

Ende metten corsten gheseyt. men ghinc daer voerthalen theylich evangelium ende raymondijn swoer dz ioeffeleyn quade sake hadde ende dz hi die verraderie gedaen hadde also hi boven verhaelt hadde. ende daer na knielde hi neder ende custe theylich ewangelium ende ghinc doen weder sitten Hierna zwoer ioeffelijn oec maer hi en gheraecte theylich evangelium niet: hoe wel hi nochtans wiste dat hi onrecht hadde. ende dat gedaen synde ghinc hi oec sitten in synen zetele. Ende van stonden aen riep daer een heraut mz luder stemmen van sconincx weghen dat niemant op syn lijf en sprake noch teyken en gave dat eenich vanden campioenen verstaen mocht noch gewaer werden. Ende met dien ruymde een ieghelijck die plaetse behalven die ghene dier gestelt waren om te bewaren het campvelt ende ioeffelyn oeck Ende doe ghinc raymondyn weder te perde wel lichteliken. alsoe dede oec olivier ende elc leyde syn glavie in de clincke Ende met dien riep daer een heraut drye werf Ghi campioenen laet varen uwe paerden ende doet uwe devoier

Nu als dien roep ghedaen was so liet raymondayn syne glavie dalen tot op den hals van synen paerde ende sloech voer hem het teken des heylighen cruyses driewerf. dat versach syn viant ende sloech syn paert mz sporen ende velde syn lancie ende renden raimondynen op syn been eer hi daer voer ghehoeden conde, soe herdelijck dat hem syn lancie in stucken brack. ende dat raymondijn van dien steke syn lancie liet vallen ter aerden O verrader sprac raymondijn ghi achtervolcht wel uwen valsche geslachte daer ghi wt ghesproten syt maer ten sal u gheen stade doen

Ende also sloeghen sy ende vochten een langhe wile onderlinge. ende gaven malckanderen menighen harden slach Ende ten laetsen stont raymondyn af te voete ende nam syn glavie die ter aerden lach ende liep na sinen viant waert. den welcken soe hi best conste van hem verweerde. ende liet raymondijn vast naevolghen want hi hadde syn paert also wel te passe dathet wonder was Ende also meynde hi raymondijne moede te maken dat hi aflaten soude. oft dat hi den dach laten overgaen soude. maer raymondyn wart des ghewaer ende sach weder na syn paert dat achter het campvelt liep. ende nam den stegelreep met eenre hant ende syne lancie in dander hant. ende keerde hem doen tsynen viant waert Ende als olivier hem sach ende syn voirnemen gewaer wart soe en wist hi niet hoe hem raymondijn meynde te bespringen ende noepte syn paert ende meynde mz een rennen raymondijn geraect te hebben op syn borst ghelyc hi te voren ghedaen hadde. maer raymondijn versaecht ende onder reet hem mz der lancien also sterckelic dat het yser van sijnre lancien oliviers pert doer ghinc sijn voerwapenen:alsoe dat olivier om dat hem tpaert verhalen soude den thoen gaf, ende sloecht met sporen. maer met dien dat hem dat peert rechten soude so gaf raimondijn oliviere enen steec in de syde mz der lancien dat het ysere enen halven voet int lijf liep ende dat hi soe ter aerden viel. ende eer hi weder op gestaen conde soe gaf hem raymondijn also vele groter slagen dat hi hem niet verroeren en konde ende doirsloech hem het beckenneel vanden hoefde doer, ende viel hem metter knien op syn lijf ende metter slincker hant greep hy hem bider kelen dat hy hem niet verroeren en conde eenichsints

Ondertussen dat dit murmelen onder het volk was zond de koning haastig om die poorten doen sluiten van angst dat er geen miskwam bij die gebeurde, aangezien dat die partijen van zeer groot geslacht waren en liet ze bewaken met wapenvolk en riep daarna zijn raad tot hem waart en verhaalde hen in het lange die klacht die hem gedaan was. Die raad kwam overeen en raadde de koning aan wat hem er in t doen stond. Met die kwam de koning weer in zijn zaal en gebood elk op zijn lijf niet een woord te spreken. En zei toen voort, nu mijn lieve heren, deze klacht is niet klein want het geld de enen van u beiden zijn leven of zijn eer. Niettemin ik mag noch ik wil niemand recht weigeren binnen mijn hof. En zei voort tot Olivier. Olivier wil je uw vader behoeden en verwantwoorden van dezer verraderijen. Ja ik heer, vrij antwoorde Olivier. Toen zei de koning, de omheiningen zijn al gereed. En daarom ordineer ik u op morgen de kamp en bij alzo gij overwonnen wordt zo weet dat gij noch uw vader nimmermeer mij ontgaan zal, gij zal er beiden tezamen om gehangen worden en ook al uw partij zal het niet veel beter gaan. En daarom ontlast u zelf en stel uw gijzelaars en ten eerste uw vader zal er blijven. En met dien deed de koning hem leiden met 4 ridders in een grote sterke toren. En toen sprak hij tot Raymond, heer ridder, geef mij uw gijzelaars of borgen. En mitsdien trad Raymond voor Alain, zijn oom, en voor beide zijn zonen en voort meer anderen wel tot vijftien ridders toe die allemaal riepen en zeiden, heer koning wij blijven daar borg voor. Bij mijn trouw, sprak de koning, het is genoeg en gij lieden behoeft er niet om gevangen te gaan want ik weet wel dat die ridder dit niet bestaan zou hebben gehad had hij het niet willen eindigen. En met dien scheiden die partijen van de koning. En Raymond ging met zijn lieden en met zijn oom en neven tot zijn paviljoen. En ԕs avonds ging hij in zijn oratoria en bleef daar een tijd in zijn devotie. Insgelijks ging Olivier ook tot zijn huis en liet zijn harnas en paard gereed maken. De volgende dag ‘s morgens gingen zij mis horen en daar waren de koning en zijn hoogste baronnen gezeten op hun paarden omtrent de omheining en de wachters van het kamp ook wel en behoorlijk geordineerd.

Omtrent priem tijd kwam Raymond met een edel gezelschap zeer rijk gewapend te velde en had het schild aan de hals, die lans buiten de klink, zijn wapenrok geborduurd met zilver en lazuur en kwam binnen het perk gezeten op een hoge hengst goud opgemaakt en gewapend tot de klauwen van de voeten gelijk als in zulke strijd behoort. Daar deed hij de koning en alle baronnen die behoorlijke reverentie en eer. Bij mijn trouw, spraken zij allemaal, we zagen in menige tijden nooit mooiere man in wapenen, noch van mooier wezen hij en heeft onwaarde gedaan die met zulke man te doen heeft. Met dien trad Raymond van zijn paard zo snel alsof hij niet gewapend was geweest en ging neder zitten en verwachten zijn tegenpartij. Na een tijdje hierna kwam Olivier zeer goed en edel gewapend en gezeten op een mooie hengst zeer rijk gelijk een man van grote waarde zoals hij was. Met hem zo kwam Ioeffelijn, zijn vader, voor hem op een grauwe hengst en deden de koning zeer hun reverentie gelijk zij schuldig waren te doen. Met dien trad Olivier ook van zijn paard wel snel.

En in het kort gezegd, men ging daar voort halen het heilig evangelie en Raymond zwoer dat Ioeffelijn kwade zaak had en dat hij dat verraad gedaan had alzo hij boven verhaald had en daarna knielde hij neer en kuste het heilig evangelie en ging toen weer zitten. Hierna zwoer Ioeffelijn ook, maar hij raakte het heilig evangelie niet aan: ho wel hij nochtans wist dat hij onrecht had. Toen dat gedaan was ging hij ook zitten in zijn zetel. En van stonden aan riep daar een heraut met luide stem van wege de koning dat niemand op zijn lijf sprak noch teken gaf dat enige van de kampioenen verstaan mocht, noch gewaar worden. En met dien ruimde iedereen die plaats behalve diegene die er gesteld waren om te bewaren het kamp veld en Ioeffelijn ook. En toen ging Raymond weer te paard wel licht en alzo deed ook Olivier en elk legde zijn lanspunt in de klink. En met dien riep daar een heraut driemaal; Gij kampioenen laat gaan uw paarden en doe uw plicht.

Nu als die roep gedaan was zo liet Raymond zijn lanspunt dalen tot op de hals van zijn paard en sloeg voor hem het teken der heilige kruis driemaal. Dat zag zijn vijand en sloeg zijn paard met sporen en velde zijn lans en renden Raymond op zijn been eer hij zich daarvoor hoeden kon, zo hard zodat hem zijn lans in stukken brak en dat Raymond van die steek zijn lans liet vallen ter aarden. O verrader, sprak Raymond, gij achtervolgt wel uw valse geslacht daar gij uit gesproten bent, maar het zal u geen hulp doen.

En alzo sloegen zij en vochten een lange tijd onderling en gaven elkaar menige harden slag. En tenslotte stond Raymond af te voet en nam zijn lans die ter aarden lag en liep naar zijn vijand waart die hem zo goed hij kon verweerde en liet Raymond vast navolgen want hij had zijn paard alzo wel te pas dat het wonder was. En alzo meende hij Raymond moede te maken dat hij aflaten zou of dat hij de dag voorbij zou laten gaan. Maar Raymond werd dat gewaar en zag weer naar zijn paard dat achter het kampveld liep en nam de stegelreep met een hand en zijn lans in de andere hand en keerde hem toen tot zijn vijand waart. En toen Olivier hem zag en zijn voornemen gewaar werd zo wist hij niet hoe hem Raymond meende te bespringen en noopte zijn paard en meende met een rennen Raymond geraakt te hebben op zijn borst gelijk hij tevoren gedaan had, maar Raymond zag het en onder reed hem met de lans alzo sterk dat het ijzer van zijn lans Olivier paard door ging zijn voorwapen: alzo dat Olivier om dat hem het paard verhalen zou de toom gaf en sloeg het met sporen. Maar met dien dat hem dat paard zich oprichten zou zo gaf Raymond Olivier een steek in de zijde met de lans zodat het ijzer een halve voet in het lijf liep en dat hij zo ter aarden viel en eer hij weer opstaan kon ze gaf hem Raymond alzo vele grote slagen dat hij hem niet verroeren kon en doorsloeg hem het bekkeneel van het hoofd door en viel hem met de knien op zijn lijf en met de linkerhand greep hij hem bij de keel zodat hij zich niet verroeren kon enigszins.

ALs olivier dus verwonnen was so hielten raymondijn langhe liggene in daerde, ende nam syn mes dat hi hadde op syne syde ende seide hem aldus Ha valsch verrader nu gheeft u verwonnen of ghy syter om doot Bi mijnre trouwen sprac olivier, ic hebbe liever te sterven bi die handen van eenen soe vromen man als ghi syt dan van yemants anders handen Doe wert raymondijn beweecht mz compassijen op hem ende vraechde hem op die verdoemenissen sijnre sielen oft hi niet en wiste vander verraderijen die ioeffelijn syn vader ghedaen hadde. op twelc hem olivier antwoerde neen, ende dat hi doen noch niet geboren en was als dat gebuerde Ende al ist dat hem de aventuere nu contrarie viel nochtan hielt hi synen vader voer eenen oprechten man ende ontschuldich van dien feyte Als raymondijn dat hoirde die welc dat nochtan wel die contrarie wiste wart hi swaermoedich ende toernich ende sloech den selven olivier voert met synre vuyst metten hantschoe dat hy verdoeft wert ende van hem selven niet en wiste Doen stont raymondijn op ende nam olivieren met beide den beenen ende slepten tot aen die lijsten. Ende met dien keerde hi hem van daer ten coninc waert hebbende synen helm opgeslagen ende vraechde den coninc oft hi hem gequeten hadde want waert dat hi yet meer te doen hadde hi was bereet dat te doene ter ordinancien van hem ende synen hove Bi mijnder trouwen sprac die coninc her ridder ghi hebt u wel gequeten Ende doen beval de coninc datmen ioeffelijn ende synen sone hangen soude. Die ghene die den last hadden vanden coninc ghingen terstont ioeffelijn binden. ende ioeffelijn riep seer aen den coninc om ghenade Die coninck seide hem dat hi die waerheyt kennen soude vander clachten. hem soude bij aventueren ghenade geschieden Doen antwoerde ioeffelijn heere coninck ten baet niet langer ghesweghen hebt compassie op mij op dattet u ghelieft Het is inder waerheyt also gebuert als die riddere verclaert heeft. ende weet dat olivier mijn sone al noch nz geboren en was Bi mijnre trouwen sprac die coninc dat was een grote mesdaet. ende hadt gods wille niet geweest dz ghi dairom gepinicht had geweest ghi en haddet aldus lange niet geleeft. ende voerwaer daer aen en suldi niet missen Met dien riep die coninc met luider stemmen totten gheordineerden volke dat men terstont den vader ende den sone hinge. Doen trad raymondijn wat naeder ende dancte den coninc so seer als hi mochte van der goede iusticien die hi hem had laten geschieden ende vanden recht dz hi in syn hof houdende was. mer heere sprack hy ic bidde u doer u ontfermicheyt dz ghi mi doch gheven wilt oliviers leven aengemerct syn grote vromicheyt die ic in hem bevonden hebbe. ende oeck dz hi van deser misdaet geen scult en heeft. syn doot wair noch schadelic ende hi mach alnoch goets genoech doen ende vele deuchden Ende als van sinen vader aengaende, overmits dien dat icken aensie voer oud ende cranc soe ben ic te vreden van mijnen wegen op dat het u ghelieft dat ghi hem gracie doet. ende daer bidde ic u omme mz goede hertten, in dien dz my myn erve weder gheworde. ende dz die vruchten ende proffyten die hijer af gheven mach hebben na tverleggen vanden ghelde dat men daer mede stichte een godshuis van bedinghen. ende dat men die monnicken van dier bedinghen versie na die grootte vanden gelde om eeuwelijc te bidden voer die siele van des conincx neve Doen sprac die coninc tot sinen baroenen: ghi heeren siet hier dese grote vrijheit ende duecht van desen riddere. hi bid dat ic sinen vianden de doot verstrecken soude, maer biden trouwen die ick gode sculdich ben, ioeffelijn noch syne sone en sullen nemmeermeer verraderye doen. noch oeck nemmermeer man wt mijnen lande verdrive Ende metten ganghe dede hijse beyde hanghen. ende gaf raymondijnen syn lant. ende boven die alle dlant dz ioeffelijn toe behoort hadde. dair af dat raymondijn hem seer dancte ende manscap dede Na desen begonste de coninc open hof te houwen, ende daer wert groot feeste bedreven. ende de coninc was seer blide om dz hi soe edelen man in syn lant ghevonden hadde maer dz was om niet. want raymondijn en dachte daer niet langer te bliven maer hi woude vertrecken tot melusine waert, want hem na haer seer verlangde te siene

Toen Olivier dus overwonnen was zo hield hem Raymond lang liggen in de aarde en nam zijn mes dat hij had op zijn zijde en zei hem aldus. Ha valse verrader, nu geeft u overwonnen of gij bent erom dood. Bij mijn trouw, sprak Olivier, ik hee liever te sterven door de handen van zoՠn dapper man als gij bent dan van iemands anders handen. Toen werd Raymond bewogen met medelijden op hem en vroeg hem op de verdoemenis van zijn ziel of hij niets wist van de verraderijen die Ioeffelijn zijn vader gedaan had. Waarop hem Olivier antwoorde neen, en dat hij toen noch niet geboren was toen dat gebeurde. En al is het dat hem het avontuur nu contrarie viel, nochtans hielt hij zijn vader voor een oprechte man en onschuldig van dien feiten. Toen Als Raymond dat hoorde die nochtans wel de contrarie wist werd hij zwaarmoedig en toornig en sloeg die Olivier voort met zijn vuist met de handschoen zodat hij verdoofd weert en van zichzelf niets wist. Toen stond Raymond op en nam Olivier met beide de benen en sleepten tot aan de omheining. En met dien keerde hij hem van daar ten koning waart en had zijn helm opgeslagen en vroeg de koning of hij hem gekweten had, want was het dat hij iets meer te doen had hij was gereed dat te doen ter ordinantie van hem en zijn hof. Bij mijn trouw, sprak de koning, heer ridder gij hebt u goed gekweten. En toen beval de koning dat men Ioeffelijn en zijn zoon hangen zou. Diegene die de last hadden van de koning gingen terstond Ioeffelijn binden en Ioeffelijn riep zeer aan de koning om genade. De koning zei hem dat hij die waarheid kennen zou van de klachten, hem zou bij avonturen genade geschieden. Toen antwoorde Ioeffelijn, heer koning het baat niet langer gezwegen, hebt compassie op mij op dat het u gelieft. Het is in de waarheid alzo gebeurd als die ridder verklaard heeft en weet dat Olivier, mijn zoon, al noch niet geboren was. Bij mijn trouw, sprak de koning, dat was een grote misdaad en hadt Gods wil er niet geweest dat gij daarom gepijnigd had geweest, gij had het aldus lang niet geleefd en voorwaar daaraan zal je niet missen. Met dien riep de koning met luide stem tot het geordineerde volk dat men terstond de vader en den zoon hing. Toen trad Raymond wat nader en dankte de koning zo zeer als hij mocht van de goede justitie die hij hem had laten geschieden en van het recht dat hij in zijn hof hield. Maar heer, sprak hij, ik bid u door uw ontferming dat gij mij toch geven wilt Olivier leven aangemerkt zijn grote dapperheid die ik in hem bevonden heb en ook dat hij van deze misdaad geen schuld heeft. Zijn dood was noch schadelijk en hij mag al noch goeds genoeg doen en vele deugden. En als van zijn vader aangaande, overmits dien dat ik heen aanzie voor oud en zwak zo ben ik tevreden van mijnen wegen op dat het u gelieft dat gij hem gratie doet. en daarom bid ik u met een goed hart, indien dat mijn erfgoed terug gegeven wordt en dat de vruchten en profijten die hij er van geven mag hebben na het overleggen van het geld dat men daarmee sticht een godshuis van bidden en dat men die monniken van dat bidden voorziet naar de grootte van het geld om eeuwig te bidden voor de ziel van de konings neef. Toen sprak di koning tot zijn baronnen: gij heren, ziet hier deze grote vrijheid en deugd van deze ridder, hij bidt dat ik zijn vijanden de dood vergeven zou, maar bij de trouw die ik god schuldig ben, Ioeffelijn noch zijn zoon, zullen nimmermeer verraderijen doen, noch ook nimmermeer een man uit mijn land verdrijven. En met een gang liet hij ze beiden hangen en gaf Raymond zijn land en boven die al het land dat Ioeffelijn toebehoort had waarvan dat Raymond hem zeer dankte en manschap deed. Hierna begon de koning open hof te houden en daar werd groot feest bedreven en de koning was zeer blijde omdat hij zo’n edele man in zijn land gevonden had, maar dat was om niet, want Raymond dacht daar niet langer te blijven, maar hij wilde vertrekken tot Melusine waart, want hij zeer verlangde om haar te zien.

Als dit al gedaen was ende dat die coninc ende dander baroenen seer blijde om raymondijns comste waren, want sy meynden dz hi daer int lant bliven soude. soe quam raymondijn tot den coninc en seyde Her coninc ic bidde u oetmoedelic dz u gelieven wille dat ic die baenerye van leon die heynric mynen vader toe behoorde wiens siele god ontfermen moet geven mach minnen neve heinric, so salse toch den naem hebben van haren gerechten here. want hi is vander gherechtiger linien, ende ghi sult den rechte leenman hebben van den ouden naem heinric By mynder trouwen sprac die coninc. in dient u belieft so gelievet ons Doen riep die coninc heinriken want hijen seer lief hadder. ende seye Henric aenveerde dese ghifte vander baenderien van leon die u uw neve gheeft. ende doet mi hulde ende manschap. Dwelck heinric dede also dz behoorde. ende dancte den coninc ende raymondijne Ende als dz ghedaen was riep raymondijn alain synen neve tot hem ende seyde Mijn lieve neve ic geve u het lant dz my die coninc ghegeven heeft dat ioeffelijn du pont van leon toe behoorde. ende doet den coninck daer hulden ende manscap af. ende hij viel op syn knyen ende dancten seer. ende dede den coninc manschap diem blideliken ontfinck. Maer die baenreheren vanden land begosten doen zeer te murmureren ende seyden aldus Nu sien wij wel dat dese ridder in dit lant niet ghecomen en is wt ghiericheden. maer hy heeft alleenlyc syn lyf gestelt in groter aventueren om syn erve weder te gecrigen. Het moet wel wesen dz hi vele groter rijcdommen elders heeft, overmits dz hi hem deser erven so geringe quijt gemaect heeft. Doen quamen doude ridder daer gegaan. ende raimondijn hem siende so hiet hi hem dz hij hem spoeden soude te doene tghene dz hem syn vrouwe bevolen hadde Hi antwoerde: mijn lieve heere daerom ben ic tot u gecomen. ende met dien soe presenteerde hi den coninc van synder vrouwen wegen een rijckelic iuweel van goude mit welcke dz vele costelike gesteenten stonden Ende desghelijcx gaf hi alle den baroenen oec costelike iuwelen daer hen elc af verwonderde van waer al sulcke rijcdomme comen mochten Ende seiden allegader hoe raymondyn een seer moghende ende rijc man wesen moest Doen vernieude die feeste noch meer ende alayn mz sinen ij. sonen waren oeck seer blide datse sulcken neve gevonden hadden Over dander syde was dair oec seer grooten rouwe ende druc, van ioeffelijns geslachte die niet vergheten en conden die doot van haren neve gelijc ghi hier na hooren sult vertellen Ende met desen soe late ick hier nu meer af te spreken. ende wille voert vertellen van melusinen hoe sy haer regeerde binnen der tijt dz raymondijn wech was

Toen dit alles gedaan was en dat die koning en de ander baronnen zeer blijde om Raymonds komst waren, want zij meenden dat hij daar in het land blijven zou, zo kwam Raymond tot de koning en zei; Heer koning, ik bid u ootmoedig dat het u gelieven wil dat ik die baanderheer van Leon die Hendrik, mijn vader, toebehoorde wiens ziel god ontfermen moet geven mag minnen neef Hendrik, zo zal het toch de naam hebben van haar gerechten heer, want hij is van de gerechtige linie en gij zal de rechte leenman hebben van den oude naam Hendrik. Bij mijn trouw, sprak de koning, indien het u belieft zo gelieve het ons. Toen riep die koning Hendrik, want hij had hem zeer lief, en zei; Hendrik aanvaard deze gift van de baanderheer van Leon die u uw neef geeft en doe mij hulde en manschap. Wat Hendrik deed alzo dat behoorde en dankte de koning en Raymond. En toen dat gedaan was riep Raymond Alain, zijn neef, tot hem en zei; Mijn lieve neef ik geef u het land dat me de koning gegeven heeft dat Ioeffelijn du pont van Leon toe behoorde en doe de koning daar hulde en manschap van. Hij viel op zijn knien en dankten gem zeer en deed de koning manschap die hem blijde ontving. Maar de baanderheren van het land begonnen toen zeer te murmureren en zeiden aldus. Nu zien wij wel dat deze ridder in dit land niet gekomen is uit gierigheid, maar hij heeft alleen zijn lijf gesteld in grote avonturen om zijn erfgoed weer te krijgen. Het moet wel wezen dat hij vele grote rijkdommen elders heeft, overmits dat hij hem dit erfgoed zo gauw kwijt gemaakt heeft. Toen kwamen de oude ridder daar gegaan en Raymond die hem zag zo zei hij hem dat hij hem spoeden zou te doen hetgene dat hem zijn vrouwe bevolen had. Hij antwoorde: mijn lieve heer, daarom ben ik tot u gekomen. en met dien zo presenteerde hij de koning vanwege zijn vrouwen een rijk juweel van goud waarin veel kostbare gesteenten stonden. En desgelijks gaf hij alle baronnen ook kostbare juwelen daar zich elk van verwonderde vanwaar al zulke rijkdom komen mochten. En zeiden allemaal hoe Raymond een zeer vermogende en rijk man wezen moest. Toen vernieuwde dat feest noch meer en Alain met zijn 2 zonen waren ook zeer blijde dat ze zulke neef gevonden hadden. Over de ander zijde was daar ook zeer grote rouw en druk van Ioeffelijn geslacht die niet vergeten konden de dood van hun neef gelijk gij hierna horen zal vertellen. En met deze zo laat ik hier nu meer van te spreken en wil voortvertellen van Melusine hoe zij haar regeerde binnen de tijd dat Raymond weg was.

DIe wile dat raymondijn in bretanien was so dede melusine beslechten die plaetse van lusignen. ende dede die mueren fonderen op een roetse met stercken torren na bi een. ende binnen den mueren al overwelven, om de archiers al overdect daer onder te gaen. ende van buten oec des gelijcx met diepen trankizen. Ende binnen der borch dede sy maken enen grooten torre met vaste moertere. ende die mueren vanden torre waren wel xvi. oft xx. voeten dicke ende sy deden so hooghe maken dat die wachters van allen zijden saghen wat ter steden waert quam. ende op en stercste torre stelde sy trompetters, diede trompetten sloegen als sy yemande vernamen Ende alle de treckinzen vanden borch dede sy beschouwen daers behoefde, gelijc noch hedensdaechs scynen mach Ende die torren dede de vrouwe des trompers torre heten Nu swyghic van melusine, ende begin weder te spreken van raymondijnen

Die feeste te nantes was seer groot ende die coninc dede raymondijn vele eeren. ende daer wert een steecspel beroepen int welcke raymondijn grote prijs behaelde. Daer waren alle die edelste vrouwen vanden lande die allegader raymondijns maniere seere prezen ende seyden hoe hij werdich was een groot lantscap te besitten ende verwonderden hem alle seer vanden rijcommen die sy omtrent hem saghen van daghe te daghe Maer wie dat ter feeste bedreef van raymondijns syden, die castelyn van arval en conde geen genoechte bedriven, want hy was ioeffelynss neve vander brugghen. Ende daerom zende hi haestelick brieven tot alle syn magen ende oec ioeffelijns vrienden hem ontbiedende hoe alle dinc vergaen was, ende dat sy coemen wouden tenen sekeren dage die hi hem noemde op een wthof dat hi hadde int bosch van guerende dat hem toe behoorde Als sy die tidinge hoorden waren sy seer droevich: ende vergaderden hem wel omtrent ij. hondert mannen van wapenen wel gheabilliert, ende quamen int voerseyde wthof Ende doen schiet de castelyn heimelicken wt des conincx hove sonder orlof te nemen vanden coninc of vanden anderen baenreheren. maer hij liet int hof drie van synen magen om te weten wat wech dz raimondijn kiesen souden Die casteleyn comende opt wthof vertelde synen magen ende vrienden vander aventuren dyer gevallen was. ende hoe dz iooffelijn ende syn sone gehangen waren, hem vraghende hoe dat sy daer toe gemoeyt waren ende wat sy daer toe dachten te doen raymondijnen die dat ghedaen hadde ende hem allegader soo grooter scande ende scaemte aengedaen hadde die hem allen teeuwigen dagen te verwijten stont Doen antwoerde daer voir hem allen een stout ridder die sone was van ioeffelijns broeder sone aldus Her casteleyn wi willen dz ghyt weet dat dat so niet onghewroken bliven en sal. want wi willen met ghemeynen accoerde ende ghelijcker hant ter doot brenghen den ghenen die ons dese scaemte ende scande aen gedaen heeft Doen sprac die casteleyn Nu houde ic wel bestaedt wesende die eere die ioeffelyn mijn oem u gedaen heeft ghehad hier voertijts. ic sal u terstont brenghen ter plaetsen dair wy uwen wille sullen moghen volbrenghen vanden ghene die ons sulcken scaemte aen gedaen heeft Hi en mach ons nergent ontgaen want wi hebben goede verspieders diet ons over al boetscapen sullen Doe antwoerden si allen mz eenre stemmen, ghebenedijt soe moet ghi wesen. want watter af comen sal die vornemen moet voleynt syn. ende wi sullen den valschen ridder doot slaen die ons dese scande aengedaen heeft. Hier mede so wille ic swijghen vanden casteleyn. ende keeren tot raimondijn hoe dat hi vanden coninc sciet, ende hoe hi quam ter fortresse die henric sinen vader toebehoirde

Als die feeste xv. dagen lanc in groter ghenuechten ende minnelicheyt gheduert hadde so woude raimondyn vertrecken ende nam orlof aenden coninc ende baenreheren ende dancte hen noch weder vander goede iusticie die hy hem in syn hof gedaen hadde. ende schiet al eerliken van hem allen. hoe wel die coninc om sijns scheidens wille seer bedroeft was. ende also vertrac raimondijn ende alain syn oem met hem ende syn twee kinderen ende alle die van synen gheslacht waren. ende reden tot leon toe Maer ghi sult weten dz de oude ridder altoes voer henen was. ende hadde doen opslaen tenten ende pauwellioenen ende alle dinck beschict hi soet behoorde Ende also quamen raimondijn syn oem en syns oems twe sonen ende die meeste van synen geslachte logeren int casteel. ende ander in de borch. ende daer was die feeste met alle groot Ende raymondijn gaf alle den baroenen die daer waren rijckelicke ghiften Maer als tvolc vanden landen vernam dat die sone van haren gerechten lantheere daer gecomen was so waren sy allegader seer blide ende presenteerden hem vele scoen ghiften na die ghewoente van dien lande al daer was, als wijn, beesten, visch, hoy, havere ende vele andere dinghen. ende verblydden hem utermaten seer In die raimondijn aldaer niet bliven en woude noch dz lant behouden, dat sy comen souden totter rechter lynien van haren heere. ende oec om deswille dat sy waren uten gewelde van ioeffelijn. Raymondijn danctese seer van haren presenten ende ghiften. ende bad hem lieden dat sy allegader goede ondersaten wesen wilden henricke dien hi dat lantschap ghegheven hadde. dwelck sy hem allegader alsoe gheloefden te doene. Hier en binnen dz dese dinghen aldus ghesciedden soe quamen daer lieden die de boetscap brochten hoe dat daer verspieders inlaghen waren gelegen. vanden welcken die sommighe quamen ten wthoeve waert daer die casteleyn darval ende ioeffelyns geslachte al ghereet laghen. ende die andere verspieders bleven dair omtrent om te weten wat wech dz raymondijn kiesen soude

Die tijd dat Raymond in Bretagne was zo liet Melusine beslechten die plaats van Lusigne en deed die muren funderen op een rots met sterke toren na bijeen en binnen de muren al overwelven om de boogschutters al overdekt daar onder te gaan en van buiten ook desgelijks met diepe wallen. En binnen der borg liet zij maken een groten toren met vaste mortel en de muren van de toren waren wel 16 of 20 voeten dik en zij liet het zo hoog maken dat de wachters van allen zijden zagen wat ter steden waart kwam en op en sterkste torren stelde zij trompetters die de trompetten sloegen als zij iemand vernamen. En alle wallen van de borg liet zij beschouwen daar het behoefde, gelijk noch hedendaags schijnen mag. En die toren liet de vrouwe de trompetters toren heten. Nu zwijg ik van Melusine en begin weder te spreken van Raymond.

Date feest te Nantes was zeer groot en de koning deed Raymond veel eer en daar werd een steekspel beroepen waarin Raymond grote prijs behaalde. Daar waren alle de edelste vrouwen van het land die allemaal Raymonds manier zeer prezen en zeiden hoe hij waardig was een groot landschap te bezitten en verwonderden hen alle zeer van de rijkdommen die zij omtrent hem zagen van dag tot dag. Maar wie dat ter feest bedreef van Raymonds zijde, de kastelein van Arval kon geen genoegen bedrijven want hij was Ioeffelijn ‘s neef vander Bruggen. En daarom zond hij haastig brieven tot al zijn verwanten en ook Ioeffelijnՠs vrienden en ontbood hen hoe alle ding vergaan was en dat zij komen wilden tot een zekere dag die hij hem noemde op een uithof dat hij had in het bos van Gurande dat hem toebehoorde. Toen zij die tijding hoorden waren zij zeer droevig: en verzamelden hen wel omtrent 200 mannen van wapenen goed uitgerust en kwamen int voorgenoemde uithof. En toen scheidde de kastelein heimelijk uit de koningshof zonder verlof te nemen van de koning of van de andere baanderheren, maar hij liet in de hof drie van zijn verwanten om te weten wat weg dat Raymond kiezen zou. Die kastelein die op de uithof kwam vertelde zijn verwanten en vrienden van de avonturen die er gevallen waren en hoe dat Ioeffelijn en zijn zoon gehangen waren en vroeg hen hoe dat zij daartoe gesteld waren en wat zij daartoe dachten te doen Raymond die dat gedaan had en hen allemaal zo’n grote schande en schaamte aangedaan had die hen allen te eeuwige dagen te verwijten stond. Toen antwoorde daar voor hen allen een dappere ridder die de zoon was van Ioeffelijn broeders zoon aldus. Heer kastelein, wij willen dat gij het weet dat dit zo niet ongewroken blijven zal want we willen met algemene overeenstemmen en gelijker ter dood brengen diegene die ons deze schaamte en schande aangedaan heeft. Toen sprak die kastelein: Nu hou ik wel bestaat te wezen die eer die Ioeffelijn, mijn oom, u gedaan heeft gehad hier voortijds. Ik zal u terstond brengen ter plaatse daar we uw wil zullen mogen volbrengen van degene die ons zulke schaamte aangedaan heeft. Hij mag ons nergens ontgaan want wij hebben goede verspieders die het ons overal boodschappen zullen. Toen antwoorden ze allen met een stem, gebenedijd zo moet gij wezen, want wat ervan komen zal, dat voornemen moet volbracht zijn en wij zullen de valse ridder dood slaan die ons deze schande aangedaan heeft. Hiermee zo wil ik zwijgen van de kastelein en keren tot Raymond hoe dat hij van de koning scheidde, en hoe hij kwam ter fort die Hendrik zijn vader toebehoorde.

Toen dat feest 15 dagen lang in grote genoegen en minnelijkheid geduurd had zo wilde Raymond vertrekken en nam verlof aan de koning en baanderheren en dankte hen noch weer van de goede justitie die hij hem in zijn hof gedaan had en scheidde fatsoenlijk van hen allen. Hoe wel de koning vanwege zijn scheiden zeer bedroefd was. Alzo vertrok Raymond en Alain, zijn oom, met hem en zijn twee kinderen en allen die van zijn geslacht waren en reden tot Leon toe. Maar gij zal weten dat de oude ridder altijd voor henen was en had laten opslaan tenten en paviljoenen en alle dingen beschikte hij zo het behoorde. En alzo kwamen Raymond, zijn oom en te twee zonen van zijn oom en die meeste van zijn geslachte logeren in het kasteel en anderen in de borg en daar was dat feest met allen groot. En Raymond gaf alle baronnen die daar waren rijkelijke giften. Maar als het volk van de landen vernam dat de zoon van hun gerechte landheer daar gekomen was zo waren zij allemaal zeer blijde en presenteerden hem vele mooie giften naar de gewoonte van dat land al daar was als wijn, beesten, vis, hooi, haver en vele andere dingen en verblijdden zich uitermate zeer. Indien Raymond aldaar niet blijven wilde noch dat land behouden dat zij komen zouden tot de rechte linie van hun heer en ook omdat zij waren uit het geweld van Ioeffelijn. Raymond dankte ze zeer van hun presenten en giften en bad hen dat zij allemaal goede onderzaten wezen wilden Hendrik die hij dat landschap gegeven had, wat zij hem allemaal alzo beloofden te doen. Ondertussen dat deze dingen aldus geschieden zo kwamen daar lieden die de boodschap brachten hoe dat daar verspieders inlagen waren gelegen waarvan sommige kwamen ten uithof waart daar de kastelein Arval en Ioeffelijn geslachte al gereedlagen en de andere verspieders bleven daar omtrent om te weten wat weg dat Raymond kiezen zou.

RAymondyn dese woerden niet wetende vanden verspieders, schiet van synen magen van leon ende quaem te quemenigant. ende daer wert die feeste weder verheven ende vernieuwet Na dz die feeste geleden was woude raymondijn van sinen magen orlof nemen maer sy hielden hem daer noch v. dagen bi henlieden Binnen dees tijt quam tot henric alains sone een man die hem seyde hoe dz hi int liden des casteleys hof daer hi gesien had wel tot ij. hondert ruyters. ende dz hi verstaen hadde bi enen van casteleyns knapen hoe sy daer u wachten sommige lieden die sy nz goed en gonden mer nz meer weticker af Als henric dz hoirde so sende hij terstont daer enen man om die waerheyt te vernemen. twelck de bode wel bewairde ende sach wie datter was ende hoe vele volcx dat hi hadde Ende seide henric wat hi al gesien hadde. ende hoe sterc dz si waren. henric dit horende beval den bode scerpeliken dat hijer niemande af segghen en soude. ende eensgancx riep hi sinen broeder alain ende sommige andere vanden notabelsten van synen maghen ende vertelde hem dit werck Bi der waerheyt gods wi en weten daer wt wat dencken dan dat si hem gherne wreken souden van raymondijn onsen neve, oft ons orloghe om die saken wille aen te doene, ende dat waer goet voersien. daerom so laet ons heimelicken als bij een houden, ende onse maghen ontbieden ende besien wat sy begrypen sullen. tot dien ynde oft sy op ons quamen dz sy ons niet bloot en vonden, ende oec oft raymondijn reysde dz hy van henluiden onder wegen niet belaecht en worde. want hebben sy meyninge hem yet te mysdoen dat ghelt hem syn leven worden sy hems machtich. Dander dit horende seyden dats warachtich. ende daerom soe laet ons spoeden ende onse boetscap voleynende alsoe geringe ende heymeliken als wi mogen Ende also deden sy. ende vergaderde een grooten deel volcx so gheringe dattet wondere was om seggen des andaechs te voren omtrent iiij. hondert mannen van wapenen so van haren magen so van haren souwenieren. ende die deden sy al heimelick logieren in eenen bosch, dattet niet vele luden en wisten Nu so ghebuerdet dz raimondijn daer niet langer bliven en woude. ende nam orlof aen alain synen oem die te quemenighant woende, ende aen syn twee kinderen die welcke hem geleydden met eenen groten hoep volcx van haren maghen. ende watter af ghebeurde sy en woudens emmer niet laten gaen alleene sonder hem te geleiden. ende deden al har volc achterwaerts trecken op deen syde. also langhe tot dat sy quamen op een mile na het bosch, dair des castelains wthof stont welc casteleyn dz terstont bi syn bespieders ghewaer wert ende seyde synen magen aldus. nu salmen sien wie dz ioeffelyn oyt beminde ende olivieren sinen sone die salt hier wel bewisen int wert. want hier moghen wi op dit pas ter doot brenghen hem ende alle syn geslachte die ons ende den onsen alsulcke scaemte aen ghedaen heeft. Ende sy antwoerden hem hoe datter niet een ontgaen en soude levende Maer ghelyc men te seggen pleecht, die sulcke meynt syn scande te wreken die se vermenicht. also wast nz den casteleyn ende mz sinen vrienden Binnen deser wile quaem die oude ridder tot raymondijn seggende. heere tis u wel van noede dz ghi ende u volc al gewapent doer dit bosch rijdt in ordinancien. want die vrienden van ioeffelijn die ghi te nieuten ghebracht hebt ende beminnen u nz. ende also mochten sy wel u ende u volc beschadigen vonden sy u onversien. mijn herte tuyght mi dz wyse vinden sullen eer iet lanc. ende alain ende heynric syn sone ende alle hair maghen waren al gereet. ende hadden al haer volc voer henen ghesonden in lagen op een half mile nae des casteleyns hof Raymondyn dit siende dat syn magen al gheharnast waren en wist wat peysen,mer eer iet lanc ontdecte sy hem die waerheyt. ende hoe sy vier hondert mannen voer henen ghesonden hadden om hem te bewaren tegens syn vianden Bi mynder trouwen sprac raimondijn, men en behoert gheene deucht te vergeten, so en sal ic oec wanneer ghi mynt te doen hebt. ende alsoe reden sy henen tot dat sy quamen int bosch. ende het was seer ghenoechlic om te siene raymondijn ryden in so schoenre ordinancien

Raymond die van deze woorden niets wist van de verspieders scheidde van zijn verwanten van Leon en kwam te Quemenigant en daar werd het feest weer verheven en vernieuwd. Na dat het feest geleden was wilde Raymond van zijn verwanten verlof nemen, maar zij hielden hem daar noch 5 dagen bij hen. Binnen deze tijd kwam tot Hendrik, Alains zoon, een man die hem zei hoe dat hij in het voorbijgaan van de kasteleins hof waar hij gezien had wel tot 200 ruiters en dat hij verstaan had bij een van de kasteleins knapen hoe zij daar u opwachten sommige lieden die zij niets goed gunden, maar niet meer weet k er van. Toen Hendrik dat hoorde zo zond hij terstond daar een man om de waarheid te vernemen. Wat de bode goed deed en zag wie dat er was en hoe veel volk dat hij had. En zei Hendrik wat hij al gezien had en hoe sterk dat ze waren. Hendrik die dit hoorde beval de bode scherp dat hij er niemand van zeggen zou en gelijk riep hij zijn broeder Alain en sommige andere van de notabelste van zijn verwanten en vertelde hun dit werk. Bij de waarheid Gods, wij weten niet daarvan te denken dan dat ze zich hem graag wreken zouden van Raymond, onze neef, of ons oorlogen vanwege die zaak aan te doen en dat was goed te voorzien. Daarom zo laat ons heimelijk als bij en houden en onze verwanten ontbieden en bezien wat zij begrijpen zullen. Tot dat einde of zij op ons kwamen dat zij ons niet bloot vonden en ook of Raymond reisde dat hij van hen onderweg niet belaagd wordt want hebben zij mening hem iets te misdoen dat kost hem zijn leven worden zij hem machtig. De andere die dit hoorden zeiden dat is waarachtig en daarom zo laat ons spoeden en onze boodschap eindigen alzo gauw en heimelijk als we mogen. En alzo deden ze en verzamelden een groot deel volk zo gauw dat het wonder was om zeggen de dag tevoren omtrent 400 mannen van wapenen zo van hun verwanten zo van hun soldaten en die deden zij al heimelijk logeren in een bos zodat het niet vele lieden wisten. Nu zo gebeurde het dat Raymond daar niet langer blijven wilde en nam verlof aan Alain, zijn oom, die te Quemenigant woonde en aan zijn twee kinderen die hem geleidden met een grote hoop volk van hun verwanten en wat ervan gebeurde, zij wilden hem immer niet laten gaan alleen zonder hem te geleiden. Ze lieten al hun volk achteruittrekken op de ene zijde alzo lang totdat zij kwamen op een mijl na het bos daar de kasteleins uithof stond en die kastelein die het terstond bij zijn bespieders gewaar werd en zei zijn verwanten aldus. Nu zal men zien wie dat Ioeffelijn ooit beminde en Olivier zijn zoon die zal het hier wel bewijzen in het werk. Want hier mogen we op dit pas ter dood brengen hem en al zijn geslacht die ons en de onze al zulke schaamte aangedaan heeft. En zij antwoorden hem hoe dat er niet een ontgaan zou levend. Maar gelijk men te zeggen pleegt die zulks meent zijn schande te wreken die ze vermeerdert, alzo was het nu de kastelein met zijn vrienden Binnen deze tijd kwam die oude ridder tot Raymond en zei, heer het is u wel nodig dat gij en uw volk al gewapend door dit bos rijdt in ordinantie want die vrienden van Ioeffelijn die gij te niet gebracht hebt beminnen u niet en alzo mochten zij wel u en uw volk beschadigen vonden zij u onvoorzien. Mijn hart getuigt men dat we ze al gauw vinden zullen. En Alain en Hendrik, zijn zoon, en al hun verwanten waren al gereed en hadden al hun volk voor henen gezonden in hinderlagen op een half mijl na de kasteleins hof. Raymond die dit zag dat zijn verwanten al geharnast waren wist niet wat peinzen, maar al gauw ontdekten zij hem die waarheid en hoe zij vierhonderd mannen voor henen gezonden hadden om hem te bewaren tegen zijn vijanden. Bij mijn trouw, sprak Raymond, men behoort geen deugd te vergeten, zo zal ik ook wanneer gij mij te doen hebt. Alzo reden zij henen tot dat zij kwamen in het bos en het was zeer genoeglijk om Raymond te zien rijden in mooie ordinantie.

Hoe dat die casteleyn raymondijnen bevocht int bosch dair hi doer passeren soude. ende hoe die casteleyn gevanghen wart ende syn volc verslaghen

Hoe dat die kastelein Raymond bevocht in het bos daar hij door passeren zou en hoe die kastelein gevangen werd en zijn volk verslagen.

Als dit geschiet was, so was die casteleyn op syn wthof verwachtende den verspiedere dien hi laetstwerf gesonden hadde om te weten wanneer raimondijn int bosch comen soude, ten laetsten als hi quaem so seyde hyt den casteleyn Ende die casteleyn dz horende riep mz lude stemme te peerde te peerde alle de ghene die ioeffelyn oyt beminden ende olivieren sinen sone die volgen my. Met dien ghinc elckerlic te perde. ende waren wel tot viij. hondert vechtender mannen. ende namen haren wech doer tbosch tot raymondijn waert. ende leden verbi die lage die henric ende syn vrienden beschict hadden. ende sy lietense riden sonder hem te openbaren. ende daer na pynden sy hem te volgen Dander reden so verre tot datse raymondinen gemoetten mz synen ruyters. maer als syse saghen al ghewapent in ordinancien waren si verslaghen. nochtans en waren daer maer in den iersten hoop die knechten. ende omtrent hondert mannen van wapenen, ende riepen tot henluden al doot, al doot, qualicken sydij geraect ghi die ons die scaemte ende scade van ioeffelijn aen gedaen hebt Als sy dat verstonden pynden sy hen te velde waert ende deden die trompetten slaen. ende met dien vielen ende sloegen dander op hem ende deden raymondijns volc grote scade al eer raymondyne aen gecomen conste. ende also geringe als hi aenquam velde hi syn lancie ende den ierste dien hi gemoette werp hi ter aerden. ende daer na trac hi syn zweert ende sloech aen allen syden. ende dede op syn vianden grote scade Maer als hem die casteleyn sach was hi seer droevich. ende wees hem synen iij. neven Siet daer sprac hi den riddere die al onse geslachte die scaemte aenghedaen heeft, waren wi vandien verlost alle dandere en mochten voer ons nz dueren Met dien noepten si alle iiij. hare paerden ende velden haer lancien. die twee in synen schilt ende dandere op syn syden. ende alsoo reden sy op hem so rudelic dz si hem metten perde ter neder worpen ende also reden sy verbi Raymondijn ter aerden liggende sloech syn paert ende sproncker op so geringe dat hi noyt stegelreep en miste noch zijn mes uter hant. Ende reet also na den castelein den welcke hi so swaren slach gaf op zynen helm want hi inde hant sterc was dz hi wt den stegelreep viel ende doe sloech hem raymondijn tzwert wt de hant ende stieten voert vander peerde Ende metten selven began tgedranghe vannden volcke te wassen so seer dz de casteleyn vanden paerden ende vanden volcke overlopen wert ende geminet Daer wert groot gevecht ende grote scade aen beide syden Ende daer quaemen die oude ridder henric ende alayn. ende daer bedreven si grote bloetstorttingen op haer vianden. ende de casteleyn was geraect uten gedrange ende creech weder een starc paert. daer wert den stryt weder vernieuwet. want als hem syn volc sach grepen si enen moet. ende dair wert menige dode vorme gemaect aen beide syden. ende raymondijns volc had vele te liden want haer partye vocht seer wreedelic Maer doen die laghe aen quam die heynric gheleit hadde ende begonde dandere van allen siden te bespringen. soe dat sy niet en wisten hem te berghen noch te verwerene noch en conden oec niet gevlieden. ende so werd des casteleyns syde die crancste. ende hi wert ghevanghen ende raimondijnen ghelevert. dien voert den ouden ridder beval ende veertich van synen mannen. ende alle dander waren voert in cortter tijt gedoot ende ghevanghen Ende als dat ghesciet was quamen sy totten wthove boven geseyt. Doen sprac raymondyn tot sinen vrienden. ghi heere ic mach u wel lief hebben ende dancken vander hulpen die ghi my bewesen hebt heden desen dach. want ic weet wel en hadde gedaen gods hulpe ende uwe bistandicheyt dz mi dese verrader verradelic ter doot gebracht soude hebben. laet sien wat ons nu staet te doene. Bi mijnre trouwen sprac doude ridder doeter uwen wille mede. ic sal u segghen sprac raymondyn wat wi willen doen. laetse ons al op nemen die van ioeffelins bloede syn omtrent dit wthof. ende den casteleyn ende dander laet ons senden den coninc van bretanien om getugenisse te geven van deser verraderijen die ons gedaen is. ende dan mach hijer alsulcken correctie ende punicie over doen alst hem gelieft Bij mijnre trouwen spraken sy alle heere ghi segt wel Doen worden alle die gevangenen gesocht, ende alle die van ioeffelijns bloed waren, ende den casteleyn oeck sende sy met drie hondert gesellen tot den coninc van bretanien te vannes waert die daer vertrocken was. ende daer presenteerden sy den casteleyn ierst,ende alain vertelde hem haer geschiedenisse. ende seyde voert hoe raymondijn hem seer te hemwaerts geboet. ende bad dz hy hem niet belgen en woude dat hy syne vianden gewroken hadde die hem hadden willen verderven ende verraderliken vermoerden,ende dz hi hem sende den casteleyn ende dandere, om te weten die warachticheit vanden saken. ende dz hise corrigeerde tsynen wille Die coninc vraechde de casteleyn hoe hi so stout ware alsulken overdaet te doen gemerct die groote verraderije die ioeffelijn u oem bekent hadde gedaen te hebben. Bi mijnre trouwen sprack die coninc this wel recht ende redene datter u quaet af come. O edele coninc sprac die casteleyn wilt mijnder ontfermen. want tgrote verdriet dz ick gehad hebbe om der scaemten wille die raymondijn dede onsen gheslachte heeftet mi doen doen. Bi mijnder trouwe sprac de coninc tis quaet eenen verrader teenen gheselle te hebben: den stal is goet gesloten eer die paerden verloren syn. Ghi weet wet dathet niet en behoort eenen edelen man verradeliken te dooden Ic en sal eten noch drincken voer den tijt dat ghi gehangen seyt ende alle die gene die met u syn Met dien dede die coninc al des casteleyns volc hangen. ende den casteleyn sende hi te nantes waert, ende daer wert hi gehanghen bi ioeffelijn synen oem ende olivieren synen neve Alsoe wel dede die coninck van bretanien op die tijt recht ende iusticie

Doen alain wederom bi raymondijn gecomen was opt wthof ende hem vertelt hadde tghene dat die coninc ghedaen hadde. seyden allegader diet hoerden dz die coninc gedaen hadde als een vroem man ende een oprecht rechtere Ende si doen riep raymondijn alain, heinric sinen sone ende dander van sinen maghen. ende seyde tot hemluden aldus. Mijn lieve neven Ick beghere dz ghi laet stichten een cloester van viij. , monnicken ter eeren der heyliger drievuldicheyt. ende dat ghi die versiet met renten dz sij teewighen dagen moghen gode dienen voer die siele van mijnen vader ende vanden neve des conincx die mijn vader onnoselijc doot sloech. ende voer alle die ghene die allendelick doot bleven syn Daerop sy antwoerden hem dz sijt emmers doen souden Ende doen bad hi hem voerts dat si hem ghebieden wouden tot den coninc ende tot alle syn baroenen ende oec totten ouden alain haren vader. ende mettien nam hi orlof van hem die welck van syn scheyden seer bedroeft waren. ende oec mede omdat hise niet voerder en liet trecken. ende raymondijn quaem te guerende daer hij blidelicken ontfanghen was Na desen namen heinric ende alain orlof van haren geslechte ende keerden tot haren vader waert ende vertelden hem alle de geschiedenissen van den casteleyn. ende hoe sy van haren neve ghescheiden waren. ende hoe hi op hen luden begheert hadde te stichten een gods huys Bi mijnder trouwen sprac die vader. nu is dlant wel verlost van ioeffelyns geslachte. god sy der sielen ghenadich hoe wel sy ons noyt lief en hadden. Nu kinderen ick sal u segghen wat ghi doen sult. ten eersten so suldi gaen bi den coninck ende bidden hem dat hi u so vele plaetsen verlenen wille dat ghi een godshuys dair op stichten moecht. ende segt hem die maniere hoet u neve op u begheert heeft, ic meyn dz hi u goede antwoerde daer op gheven sal Met desen namen sy orlof aen haren vader ende reden na vannes. maer daer comende bevonden sy dz die coninc vertrocken was te sussuion spelen riden ende iagen Sy saten weder op ende reden derwarts ende daer vonden sy den coninck int bosch onder enen grooten boem op een strange van een waterken daer hi eenen hert verwachtede dien de honden iaechden. Die twee ghebroeders traden an deen side op dz sy den coninc niet verstoren en souden, twelck de coninc aenmercte ende wistes henlieden grooten danc. niet langhe en waest het hertte en quam slaende inde strange ende daer warthet vanden honden gevangen, ende wt den water ghetogen Daer wart het op ghesneden ende den honden haer recht gegeven Als dat ghedaen was was so ghinghen alayn ende henric biden coninc: ende deden hem die behoerliken reverencie. ende seiden voertdaen haer boetscap die hen raimondijn haer neve belast hadde.

Toen dit geschied was zo was de kastelein op zijn uithof en verwachten de verspieder die hij de laatste keer gezonden had om te weten wanneer Raymond in het bos komen zou, tenslotte toen hij kwam zo zei hij het de kastelein. En de kastelein die dit hoorde riep met luide sten te paard, te paard al diegene die Ioeffelijn ooit beminden en Olivier zijn zoon die volgt mij. Met dien ging elk te paard en waren wel tot 800 vechtende mannen en namen hun weg door het bos tot Raymond waart en gingen voorbij die hinderlaag die Hendrik en zijn vrienden beschikt hadden en zij lieten ze rijden zonder hen te openbaren en daarna pijnden zij hem te volgen. De ander reden zo ver totdat ze Raymond ontmoetten met zijn ruiters. Maar toen ze hen zagen geheel gewapend in ordinantie waren ze verslagen. Nochtans waren daar maar in de eerste hoop de knechten en omtrent honderd mannen van wapenen en riepen tot hen al dood, al dood, kwalijk ben je hier geraakt gij die ons die schaamte en schade van Ioeffelijn aangedaan hebt. Toen zij dat verstonden werkten zij hen te velde waart en lieten die trompetten slaan en met dien vielen en sloegen de andere op hem en deden Raymonds volk grote schade al eer Raymond aankomen kon en alzo gauw als hij aankwam velde hij zijn lans en de eerste dien hij ontmoette wierp hij ter aarden en daarna trok hij zijn zwaard en sloeg aan alle zijden en deed op zijn vijanden grote schade. Maar toen hem de kastelein zag was hij zeer droevig en wees hem zijn 3 neven. Ziet daar, sprak hij, de ridder die al ons geslachte die schaamte aangedaan heeft, waren we van die verlost alle de andere mochten voor ons niet duren. Met dien noopten ze alle 4 hun paarden en velden hun lansen, twee bij zijn schild en de andere op zijn zijde en alzo reden zij op hem zo ruw dat ze hem met het paard ter neder wierpen en alzo reden zij voorbij Raymond die ter aarde lag en sloeg zijn paard en sprong erop zo gauw dat hij nooit de stegelreep miste noch zijn mes uit de hand. En reedt alzo naar de kastelein die hij zo’n zware slag gaf op zijn helm, want hij was in de hand sterk, zodat hij uit de stegelreep viel en toen sloeg hem Raymond het zwaard uit de hand en stootte hem voort van het paard. En gelijk begon het gedrang van het volk te groeien en zo zeer dat de kastelein van de paarden en van het volk overlopen werd en verminkt. Daar begon groot gevecht en grote schade aan beide zijden. En daar kwamen de oude ridder, Hendrik en Alain en daar bedreven ze grote bloedstortingen op hun vijanden en de kastelein was geraakt uit het gedrang en kreeg weer een sterk paar. Daar werd de strijd weer vernieuwd want toen zijn volk hem zag grepen ze een moed en daar werd menige dode vorm gemaakt aan beide zijden. Raymonds volk had veel te lijden want hun partij vocht zeer wreed. Maar toen die hinderlaag aankwam die Hendrik geleid had en begon de andere van alle zijden te bespringen zodat zij niet wisten hoe ze zich bergen noch te verweren noch konden ook niet vlieden en zo werd de kasteleins zijde de zwakste en hij werd gevangen en aan Raymond geleverd. Die hem voort de oude ridder beval en veertig van zijn mannen en alle de anderen waren voort in korte tijd gedood en gevangen. En toen dat geschied was kwamen zij tot de uithof boven gezegd. Toen sprak Raymond tot zijn vrienden; gij heren, ik mag u wel lief hebben en danken van de hulp die gij mij bewezen hebt heden deze dag want ik weet wel had niet gedaan Gods hulp en uw bijstand dat mij deze verrader verraderlijk ter dood gebracht zou hebben. Laat zien wat ons nu te doen staat. Bij mijn trouw, sprak de oude ridder, doet er uw wil mede. Ik zal u zeggen, sprak Raymond, wat wij willen doen. Laat ze ons al op nemen die van Ioeffelijn bloed zijn omtrent dit uithof en de kastelein en de andere laat ons die zenden de koning van Bretagne om getuigenis te geven van deze verraderijen die ons gedaan is en dan mag hij er al zulke correctie en straf over doen als het hem gelieft. Bij mijn trouw, spraken zij allen, heer gij zegt goed. Toen werden alle gevangenen gezocht en allen die van Ioeffelijn bloed waren en de kastelein ook die zonden zij met drie honderd gezellen tot de koning van Bretagne te Vannes waart die daar vertrokken was en daar presenteerden zij de eerst de kastelein en Alain vertelde hem hun geschiedenis en zei voort hoe Raymond hem zeer te hem waart gebood en bad dat hij hem niet verbolgen wilde dat hij zijn vijanden gewroken had die hem hadden willen verderven en verraderlijk vermoorden en dat hij hem zond de kastelein en de anderen om te weten de waarheid van de zaken en dat hij ze corrigeerde tot zijn wil. Die koning vroeg de kastelein hoe hij zo stout was al zulke overdaad te doen, gemerkt dat grote verraad die Ioeffelijn, uw oom, bekend had gedaan te hebben. Bij mijn trouw, sprak de koning, het is wel recht en reden dat er u kwaad van komt.

O edele koning, sprak die kastelein, wil mij ontfermen want het grote verdriet dat ik gehad heb vanwege de schaamte die Raymond deed ons geslacht heeft het me laten doen. Bij mijn trouw, sprak de koning, het is kwaad een verrader tot een gezel te hebben: de stal is goed gesloten eer die paarden verloren zijn. Gij weet wet dat het niet behoort een edele man verraderlijk te doden. Ik zal eten noch drinken voor de tijd dat gij gehangen bent en al diegene die met u zijn. Met dien liet de koning al het volk van de kastelein hangen en de kastelein zond hij te Nantes waart en daar werd hij gehangen bij Ioeffelijn, zijn oom, en Olivier, zijn neef. Alzo goed deed de koning van Bretagne op die tijd recht en justitie.

Toen Alain wederom bij Raymond gekomen was op de uithof en hem verteld had hetgene dat die koning gedaan had zeiden allemaal die het hoorden dat die koning gedaan had als een dappere man en een oprechte rechter. En toen riep Raymond Alain, Hendrik, zijn zoon, en de ander van zijn verwanten en zei tot hen aldus. Mijn lieve neven; Ik begeer dat gij laat stichten een klooster van 8 monniken ter eren der heilige Drievuldigheid en dat gij die voorziet met renten dat zij te eeuwige dagen god mogen dienen voor de ziel van mijn vader en van de neef van de koning die mijn vader onschuldig dood sloeg en voor al diegene die ellendig dood gebleven zijn. Daarop zij antwoorden hem dat zij het immer doen zouden. En toen bad hij hem voorts dat ze zich gebieden wilden tot de koning en tot al zijn baronnen en ook tot de oude Alain, hun vader. Meteen nam hij verlof van hem die van zijn scheiden zeer bedroefd waren en ook mede omdat hij ze niet verder liet trekken. Raymond kwam te Gurande daar hij blijde ontvangen was. Hierna namen Hendrik en Alain verlof van hun geslacht en keerden tot hun vader waart en vertelden hem alle geschiedenissen van de kastelein en hoe zij van hun neef gescheiden waren en hoe hij van hen begeerd had te stichten een godshuis. Bij mijn trouw, sprak die vader, nu is het land wel verlost van Ioeffelijn geslacht. God zij de zielen genadig, hoewel zij ons nooit lief hadden. Nu kinderen, ik zal u zeggen wat gij doen zal, ten eerste zo zal je gaan bij de koning en bidden hem dat hij u zo vele plaatsen verlenen wil dat gij een godshuis daarop stichten mag en zeg hem de manier hoe het uw neef van u begeert heeft, ik meen dat hij u goed antwoord daarop geven zal. Hiermee namen zij verlof aan hun vader en reden naar Vannes. Maar toen ze daar kwamen bevonden zij dat de koning vertrokken was te Soissons spelen, rijden en jagen. Zij zaten weer op en reden derwaarts en daar vonden zij de koning in het bos onder een grote boom op een strand van een watertje daar hij een hert verwachte die de honden joegen. Die twee gebroeders traden aan de ene zijde opdat zij de koning niet verstoren zouden, wat de koning merkte en wist hen grote dank. Niet lang was het dat het hert kwam aanslaan in het strand en daar werd het van de honden gevangen en uit het water getrokken. Daar werd het open gesneden en de honden hun recht gegeven. Toen dat gedaan was zo gingen Alain en Hendrik bij de koning en deden hem die behoorlijke reverentie en zeiden voortaan hun boodschap die hen Raymond, hun neef, belast had.

Die coninck hietse willecome ende vraechde seere na den staet van raimondijn Ende si antwoerden hem tghene dat sy ghesien hadden daer af. ende voerdaene vertelden sy hem hoe hi hem belast haddete stichten een godshuys van viij. monnicken ende die te beghiften met renten dat sy eeuwelic singhen mochten den dienst gods voer die siele van sconincx neve ende heinric sinen vader. ende oeck van alle der gheenre die daerom de doot gesmaect hadden Ende dat sy den coninc bidden souden dz hi hem plaetse verleenen woude om dz volbrenghen Bi mijnder trouwen sprac de coninc die begheerte is redelicken, ende daerom sal ic u eensgancx leyden dair ic wil dathet ghesticht worde. Met dien schieden sy van daer ende ghingen al langes die muer tot op deynde vanden slote Doen seide die coninc. ghi heren doet hier een godshuys stichten ende neemt daer toe soe vele plaetsen alst u ghelieft, ic geve u het bosch tot uwen verdoene om daer timmerhout wt te nemen Ende als die monnicken daer inne gestelt syn so gheve ic hem hout voer haer behoefte ende voer allen haren gesinne. ende ic gheve hen oec dat sy vrijelic vissschen moghen in die zee een vierendeel van eender mylen verre hier bi. ende dz sy int bosch moghen voghelen ende hem daer af spysen tharer ghelieften Ende voert gheve ic hem alle dlant ende die boomen hier omtrent op een halve mile na ghelegen Ende van alle dese ghifte gaf hi hem goede brieven. om dwelc hem desen ij. ghebroeders hertelicken dancten Ende deden terstont comen metzers ende timmerluden die daer terstont een kercke gemaect hadden ende een bedehuys. ende dair stelden si broeders inne met witten ghecleet tot den ghetale toe van viij. personen. die noch huden daechs dragen boven op haer opperste cleet een blauwe cruys gelyc den lazuere. ende die versaghen sy mz renten daer si wel op leven mochten thueren ghemake Hier mede so swighe ick van desen ij. gebroeders, ende sal seggen voert hoe raymondijn hem beleydde

De koning heet ze welkom vroeg zeer naar de staat van Raymond. En ze antwoorden hem hetgene dat zij daarvan gezien hadden en voortaan vertelden zij hem hoe hij hem belast had te stichten een godshuis van 8 monniken en die te begiftigen met renten dat zij eeuwig zingen mochten dn dienst Gods voor de zielen van konings neef en Hendrik, zijn vader en ook van alle diegene die daarom de dood gesmaakt hadden. En dat zij de koning bidden zouden dat hij hem een plaats verlenen wilde om dat te volbrengen. Bij mijn trouw, sprak de koning, die begeerte is redelijk en daarom zal ik u gelijk leiden daar ik wil dat het gesticht wordt. Met dien scheiden zij van daar en gingen al langs die muur tot op einde van de sloot. Toen zei de koning, gij heren doet hier een godshuis stichten en neem daartoe zo veel plaats als het u gelieft, ik geef u het bos tot uw verdoen om daar timmerhout uit te nemen. En als die monniken daarin gesteld zijn zo geef ik hen hout voer hun behoefte en voor al hun huishouden en ik geef hen ook dat zij vrij vissen mogen in de zee een vierendeel van een mijl ver hierbij en dat zij in het bos mogen vogels en zich daarvan spijzen tot hun geliefde. En voert geef ik hun alle het land en die bomen hier omtrent op een halve mijl na gelegen. En van al deze giften gaf hij hun goede brieven waarom hem deze 2 gebroeders hartelijk bedankten. En deden terstond komen metselaars en timmerlieden die daar terstond een kerk gemaakt hadden en een bedehuis en daar stelden ze broeders in met wit gekleed tot het getal toe van 8 personen die noch hedendaags dragen boven op hun opperste kleed een blauw kruis gelijk het lazuur. En die voorzagen zij met renten daar ze wel goed op leven mochten tot hu gemak. Hiermee zo zwijg ik van deze 2 gebroeders en zal voortzeggen hoe Raymond zich gedroeg.

Nu suldij weten hoe raymondijn bleef in die plaetse van guerrende, tot dat hi daer versoende ende vereenichde sommige baroenen. dair tusschen dat grooten twist langen tijt gheweest hadde also dat sy goede ghevriende bleven. ende doen schiet raimondijn van daer ende vanden ghemeynen volcke die seer droevich waren om sijn vertreck Ende reet so langhe dz hij quam int lant van poytau al daer hi vant vele wildernissen die nz bewoent en waren. daer vele wilde beesten in waren als herten, hinden deyne en dier gelijc. ende in anderen plaetsen vant hi een schoon morasch van beneden ende riviere Bi mijnder trouwen sprac raimondijn tis grote scade dz dit lant niet bewoent en is want dese contreye es seer vruchtbaer ende vet op die riviere Ende also reet raimondijn vast henen tot dat hi quam in een oude abdye seer groot geheeten te mailliers dair wel . L. monnicken waren sonder die conversen. ende dair logierde raimondijn so wel tsyne gemake dz hi daer bleef iij. dagen ende iij. nachten Ende dair schencte raimondijn seer schone iuwelen. ende reet van daer henen soe verre tot dat hi ghenaecte lusignen. ende ierst wert hi siende der trompers torre ende die borch. ende doen meynde hij mesraect te wesene. om der onkenisse wille vanden torre ende vander borch die daer ghemaect waren binnen der tijt dz hi wech geweest had Ende verwonderde hem seere doen hij de trompetten hoorde vanden trompers torre

Doen raymondijn quam boven lusignen ende dat hi wart siende de borch die gesloten was met hoogen mueren ende met groten torren wel vast bij een. ende die graven wel diepe al van gecante steenen. ende dat hair de borch also wt stac hogher dan die lengde van eenre lancien, ende hoe hi mz den volcke naerder quam hoe die trompetten meer sloegen. also dz hi hem wert verwonderende ende seyde tot den ouden ridder. wat mach dit wesen. mi dochte tehants dz ic verdoelt was om lusignen te gheraken, ende noch dinckes mi Doe begonst die oude ridder te lachen. ende raymondijn seyde. nu spot ghi mz her riddere. ic segge u voerwair dat dit den torre niet en was ende die borch die ick nu sie Bi mijnre trouwen sprac doude ridder ghi sulter u zaen vinden mz groter blijscap wilt god Nu suldi weten datter eenige van den voetknechten ende vanden sommiers voer liepen ende hadde melusine die boetscap ghebracht Ende melusine dat hoorende dede een deel heren ende ridders hem ghereet maken die welck sy sandt raymondijnen tegen. ende sy ginck selve oeck met den heren ende ridders achter nae met eenen schonen hoep vrouwen ende ioncfrouwen alle gader seer rijckeliken toegemaect Raymondijn sach voer hem ende sach tvolck aencomen van beneden uter valleyen twee ende twee in ordinancien. ende doen sy raymondijn versaghen riepen sy allegader mz gemeynder stemmen: willecoem moetghi wesen heere Raymondijn warter vele kennende. ende seyde ghi heeren waen coemdi. ende sy antwoerden dat sy quamen van lusignen. raymondijn de vraechde oft verre van daer was: Doen verstonden sy wel dz lusigne raymondijne onbekant was. om der borch wille ende om den torre die melusine daer ghemaecthadde na raymondijns vertrec Siet dair spraken sy tot raymondyn waer u ons vrouwe te gemoet comt Raymondyn verwonderde hem seer. maer doch denckende hoe sy die fortresse van lusigne in so corter tyt gemaect hadde liet hys hem te bat ghenoegen Met dien quam melusine aen, ende hieten seere eerlicken willecome segghende aldus. Myn lieve heere ic ben seer blide dat ghi so wel ende hoechliken uwe reyse ghedaen hebt. Raymondyn dancte haer seer vriendeliken, ende al coutende van eens ende van anders quamen sy te lusignen daer sy grote vruecht ende blijschap bedreven viij. dagen lanc. dair was die grave van foret die raimondijn oec willecoeme hiet. ende nae die feeste vertrocken sy van lusignen ende quame te poytiers tot den greve, diese oeck aldaer vriendelic ontfinc Doen vraechden sy raymondijn waer hi so langhe geweest hadde Daer vertelde raimondijn alle syn aventuren ende gheschiedenissen Met den corsten gheseyt die grave was zeer blide ende bedreef groote feeste om synre comsten wille. ende daer na soe schieden die ghebroeders van hem ende namen orlof Doen ghinc deen van hem tween in forette ende raymondyn te lusignen. daer hem melusine seer vriendelijcken ontfinc Die vrouwe ghinc doen grof met kinde ende droecht haren tijt wt. ende ghelach van eenen sone die welck was geheeten edon. ende hadde deen oore vel meerder dan anders. anders so wast van allen leden seer perfect ende schoone die selve edon hadde nae der hant te wyve des greven dochtere vander marcke, ende was daer grave af: ende met desen so late ic van hem meer te spreken. ende sal voert segghen van raynomdijnen ende melusinen

Doen die vrouwe haren tyt gelegen hadde ende uten kinderbede op ghestaen was, so was daer grote blicap van vele edelen Ende opt selve iair dede die vrouwe maken de borch ende het casteel van melle, ende vouvant, ende mervant. Ende daer na dede sy maken die borch ende den torre van sinte marentius ende begonst die abdye te makene. ende dede den armen vele deuchden

Daer na int tweeste iaer gecreech sy eenen sone geheeten guyon dz een schoen kint was, anders dan het deen ooghe hogher hadde dan dandere

Nu zal je weten hoe Raymond bleef in die plaats van Gurande totdat hij daar verzoende en verenigde sommige baronnen waartussen dat grote twist lange tijd geweest was, alzo dat zij goede vrienden bleven en toen scheidde Raymond van daar en van het gewone volk die zeer droevig waren om zijn vertrek. En reedt zo lang dat hij kwam in het land van Poitou aldaar hij vond vele wildernissen die niet bewoond waren, daar vele wilde beesten in waren als herten, hinden, damherten en diergelijke en in anderen plaatsen vond hij een mooi moeras van beneden een rivier. Bij mijn trouw, sprak Raymond, het is grote schade dat dit land niet bewoond is want dit land is zeer vruchtbaar en vet op die rivier. En alzo reedt Raymond henen totdat hij kwam in een oude abdij zeer groot geheten te Maillezais daar wel 50 monniken in waren zonder de conversen en daar logeerde Raymond zo goed op zijn gemak dat hij daar bleef 3 dagen en 3 nachten. En daar schonk Raymond zeer mooie juwelen en reedt vandaar henen zo ver totdat hij genaakte Lusigne en eerst zag hij de trompetten toren en de borg en toen meende hij mis gegaan te wezen vanwege de onbekendheid van de toren en van de borg die daar gemaakt waren binnen de tijd dat hij weg geweest was. En verwonderde hem zeer toen hij de trompetten hoorde van de trompetters toren.

Toen Raymond kwam boven Lusigne en dat hij begon te zien de borg die besloten was met hoge muren en met grote toren goed vast bijeen en die grachten wel diepe al van kantige stenen en dat zich de borg alzo uitstak hoger dan die lengte van een lans en hoe hij met het volk nader kwam hoe die trompetten meer sloegen, alzo dat hij zich begon te verwonderen en zei tot de oude ridder. Wat mag dit wezen ik dacht toch gelijk dat ik verdwaald was om te Lusigne te raken en noch denk ik het me. Toen begon die oude ridder te lachen en Raymond zei; nu spot gij met me, heer ridder, ik zeg u voorwaar dat deze toren er niet was en die borg die ik nu zie. Bij mijn trouw, sprak de oude ridder, gij zal het gelijk vinden met grote blijdschap, wil het god. Nu zal je weten dat er enige van de voetknechten en van de lastpaarden voor liepen en hadden Melusine de boodschap gebracht. En Melusine die dat hoorde liet een deel heren en ridders zich gereed maken die ze zond Raymond tegemoet. Zij ging zelf ook met den heren en ridders achterna met een mooie hoop vrouwen en jonkvrouwen allemaal zeer rijk uitgedost. Raymond zag voor hem en zag het volk aankomen van beneden uit de vallei twee en twee in ordinantie en toen zij Raymond zagen riepen zij allemaal met algemene stemmen: welkom moet gij wezen heer. Raymond begon er veel te kennen en zei, gij heren waarvan kom je. En zij antwoorden dat zij kwamen van Lusigne. Raymond die vroeg of het ver vandaar was: Toen verstonden zij wel dat Lusigne Raymond onbekend was vanwege de borg en om de toren die Melusine daar gemaakt had na Raymonds vertrek. Ziet daar, spraken zij tot Raymond, waar u onze vrouwe tegemoet komt. Raymond verwonderde hem zeer, maar toch dacht hij hoe zij dat fort van Lusigne in zoծ korte tijd gemaakt had en liet zich te beter vergenoegen. Met dien kwam Melusine aan zei hem zeer fatsoenlijk welkom en zei aldus. Mijn lieve heer, ik ben zeer blijde dat gij zo goed en hoog uw reis gedaan hebt. Raymond dankte haar zeer vriendelijk en al koutende van het ene en van het andere kwamen zij te Lusigne daar zij grote vreugde en blijdschap bedreven 8 dagen lang. Daar was die graaf van Foret die Raymond ook welkom zei en na dat feest vertrokken zij van Lusigne en kwamen te Poitiers tot de graaf die ze ook aldaar vriendelijk ontving. Toen vroegen zij Raymond waar hij zo lang geweest was. Daar vertelde Raymond al zijn avonturen en geschiedenissen. In het kort gezegd, die graaf was zeer blijde en bedreef groot feest vanwege zijn komst. Daarna zo scheidden de gebroeders van hem en namen verlof. Toen ging de ren van hen twee in Foret en Raymond te Lusigne daar hem Melusine zeer vriendelijk ontving. Die vrouwe ging toen grof met kind en droeg haar tijd uit en lag van een zoon die was geheten Edon en had het ene oor vee groter dan anders. Anders zo was het van allen leden zeer perfect en mooi. Die Edon had naderhand tot wijf de graven dochter vander marcke en was daar graaf van: en met deze zo laat ik van hem meer te spreken en zal voort zeggen van Raymond en Melusine.

Toen die vrouwe haar tijd gelegen had en uit het kinderbed opgestaan was zo was daar grote blijdschap van vele edelen. En in hetzelfde jaar liet die vrouwe maken de borg en het kasteel van Melle en Vouvant en Mervent. En daarna liet zij maken die borg en de toren van sint Marentius en begon die abdij te maken en deed de armen vele deugden.

Daarna int tweede jaar kreeg zij een zoon geheten Guyon dat een mooi kind was, anders dan het de ene oog hoger had dan de andere.

Melusine hadde over tijt so goede voesteren dathet wondere was. ende was seer sorchfuldich tharen kinderen waert also datse so wel wiessen ende gedeghen dathet elcken wonder gaf diese sagen Ende in dien tiden dede sy stichten int lant dat sy hadden int graefscap van poitau, ende int hertoechdom van ghienne seer schone huzen. ende oec de borch ende tcasteel van pertinay also starc ende so schone dattet sonder gelijckenisse was. daer na stichte sy die torren van rochelle ende het casteel. ende begonst oeck vander stad een deel te maken. ende omtrent drie milen van daer stont eenen torre die iulius cesar hadde doen maken,ende was geheten der enghels torre, om dieswille dat iulius cesar in syn baniere droech eenen aren als keysere Melusine dede dien torre mz grote stercke tornen ende mueren omsetten ende dede dat heeten het casteel vanden airne Ende daer na maecte sy pons in potauwe ende paintes dat doen geheeten was linges. ende daer na maecte sy talmont ende talmondois, ende vele meer ander plaetsen ende fortressen. ende raimondijn ghecreech also vele in bretanien in ghienne ende in gascongnien datter gheen prince soo machtich en was hi en ontsach hem te verstoren oft tegen hem enige onminnen te hebben

Hier na droech melusyne het vierde kint ende gelach tharen tijden. ende wert geheeten anthonijs. noyt schoender kint en was gesien. maer alst ter werelt quam brachtet eenen leeuwen clauwe. vanden welcken diet saghen hem seer verwonderden

Nu seyt die historie dat int sevenste iaer daer na melusine droech tvijfste kint ende gelach daer af oec tharen tyde. ende was geheeten reynault. geen schoender kint en mocht men oec sien maer ten bracht maer een oghe ter werelt. maer dair mede gesach hi so claer dat hijeen schip int water oft eenich ander dinc sach wel iij. kennissen verre twelc dat wel maken xxi. mylen. dese was heusch ende goedertiren ghelyc ghi hier na wel hooren sult int vervolch

Hier na gelach melusine int achste iaer vanden sesten kinde dat oeck een sone was. ende wort geheeten godefroy ende die bracht ter werelt eenen groten tandt, die hem wt den monde stont meer dan enen duym verre. ende daerom was hi geheeten godefroy mz den groten tande, ende die was grof lanc ende wel gemaect van live. ende was wonderliken starc coene ende ongevreest. also datten elc ontsach. ende die dede in sinen tyden wonderlike dingen so ghij hier na hooren sult

Hier na int neghenste iair ghelach melusine van noch eenen sone ende wert geheten froimond, die redelicken schoen was. maer op synen nase bracht hij een placxken rouwe gelyc oft waren haren geweest van eenen molle ende was seer devoet. ende wart by consente van vader ende moeder monnick ghemaect te mailliers. daer ghy noch hierna af hooren sult

Voert hier na so bleef melusine ij. iaren sonder kint te dragenen. maer int ellefste iaer so bracht sy eenen sone die de achste was ende was seer groot ende brocht ter werelt doen hij gheboren wert drie oghen. daer af dz deene in syn voerhooft stont. ende was so fel ende so wreet dz hi twee voesteren doodde eer hij iiij. iaer oud was ende van desen seyt die historie hoe hij sterf ende begraven wert int nieuwe clooster te poytiers

Melusine had over tijd zulke goede voedsters dat het wonder was en was zeer zorgvuldig tot haar kinderen waart alzo dat ze zo wel groeiden en gedegen dat het elk wonder gaf die ze sagen. En in dien tijden liet zij stichten in het land dat zij hadden in het graafschap van Poitou en in het hertogdom van Guyenne zeer mooie huizen en ook de borg en het kasteel van Perpignan alzo sterk en zo mooi dat het zonder gelijkenis was. Daarna stichtte zij die toren van Rochelle en het kasteel en begon ook van de stad een deel te maken. Omtrent drie mijlen vandaar stond een toren die Julius Cesar had laten maken en was geheten de engelen toren omdat Julius Cesar in zijn banier droeg een arend als keizer. Melusine deed die toren grote sterke torens en muren omzetten en liet dat heten het kasteel van de arend. En daarna maakte zij Pons, in Poteaux en Paintes, dat toen geheten was Linges, en daarna maakte zij Talmont en Talmondois en vele meer andere plaatsen en forten en Raymond kreeg alzo veel in Bretagne, in Ghienne en in Gascogne dat er geen prins zo machtig was, hij ontzag hem te verstoren of tegen hem enige onmin te hebben.

Hierna droeg Melusine het vierde kind en lag tot haar tijd en werd geheten Anthonijs. Nooit werd er een mooier kind gezien. Maar toen het ter wereld kwam bracht het een leeuwenklauw warvan die het zagen zich zeer verwonderden

Nu zegt de historie dat in het zevende jaar daarna Melusine droeg het vijfde kind en lag daarvan ook tot haar tijd en was geheten Reinout. Geen mooier kind mocht men ook zien, maar het bracht maar een oog ter wereld, maar daarmee zag hij zo helder dat hij een schip in het water of enig ander ding zag wel 3 kennissen ver wat dat wel maken 21 mijlen. Deze was hoffelijk en goedertieren gelijk gij hierna wel horen zal in het vervolg.

Hier na lag Melusine in het achtste jaar van het zesde kind dat ook een zoon was en werd geheten Godfried en die bracht ter wereld een grote tand die hem uit de mond stond meer dan een duim ver. en daarom was hij geheten Godfried met de grote tand en die was grof, lang en goed gemaakt van lijf en was wonderlijk sterk, koen en onbevreesd alzo dat hem elk ontzag en die deed in zijn tijd wonderlijke dingen zo gij hier na horen zal.

Hierna in het negende jaar lag Melusine van noch een zoon en werd geheten Froymont die redelijk mooi was. Maar op zijn neus bracht hij een plekje ruw gelijk of waren haren geweest van een mol en was zeer devoot en werd met toestemming van vader en moeder monnik gemaakt te Maillezais, daar gij noch hierna van horen zal.

Voort hierna zo bleef Melusine 2 jaren zonder kind te dragen, maar in het elfde jaar zo bracht zij een zoon die de achtste was en was zeer groot en bracht ter wereld toen hij geboren werd drie ogen waarvan de ene in zijn voorhoofd stond en was zo fel en zo wreed dat hij twee voedsters doodde eer hij 4 jaar oud was en van deze zegt de historie hoe hij stierf en begraven werd in het nieuwe klooster te Poitiers.

MElusine voedde haer kinderen alsdus op tot dz urian die oudste was, xviij. iaren oud was. die welc dz doen seer groot ende sterc was, ende bedreef wonder ende elckerlic was synre tenonvreen om dat hi so groten aensicht hadde. want het was cort ende breet. ende deen oghe root ende dander peersch. ende de oren had hy so groot als dooren van eenen wanne Ende edon syn broeder was doen oudt omtrent xvij iaer. ende guyon omtrent xvi. iaer. ende die ij. hadden malckanderen seer lief. ende bedreven dicwijls tsamen spel, als steken ternoyen ende dyer gelijc Het gebuerde dz op die tijt ij. ridders quamen van iherusalem wt poytau. ende vertelden vanden nieumaren die daer doer dlant liepen: ende onder ander hoe dat die soudaen van damasco beleyde den coninc van cypers in syn stad van famogosse ende dat hi hem hielt in seer groten drucke, ende dat de coninc gheen orije en hadde dan alleen een dochter die utermaten seer schoen was. ende dese nieumare wert soe seer verbreyt als datse quam ten ooren van urian Bi mijnre trouwen sprack urian tot synen broeder guyon. het ware grote weldaet datmen die coninc te hulpen quame tegens die sarazijnen. wij syn emmertoes onser viij,knapelicke kinderen. Ons vaders lant en sal ongheoort niet bliven al en waer onser gheen. waer bij dat wy des te bat moghen arbeiden te wandelen om eere te vercrighen Bi mijnre trouwen sprac guyon ghi segt waer, wairom broeder siet my al ghereet om te volcoemen alle tghene dat u gelieft. mijn broeder sprac urian ghi segt wel. laet ons ontbieden die twee ridders die van iherusalem ghecomen syn over dmeer. ende laet ons dese ridders vander waerheyt naerder bevragen van desen dinghen: si ontboden die ij. ridders die seere willichlicken quamen. ende die twee gebroeders ontvinghense seer vriendelicken. ende begonsten hem te vragen vanden wege, van den costumen ende manieren vanden landen daer sy gheweest hadden,ende sy verteldent hem so sy best consten. Urian seyde. wi hebben verstaen dat ghi doer gheleden hebt een plaetse ende een eilant daer een kersten coninc af is ende dat die seer verdruct wort vanden soudaen vanden sarasynen. waer bi het mi vreemdt gheeft hoe ghi daer by dien coninc niet en syt gebleven om hem te helpen in dier orlogen ende te troosten ghi die so vroem vernaemt syt. ons dunct dat doch alle goede kerstenen verbonden syn malckanderen te hulpene tegens die ongelovige. oec dunct ons dat grote caritate wesende hem bi te stane in alsulcke noede Deze ij. ridders antwoerden hier op aldus Bi mijnder trouwen ioncheren wi willen wel dat ghy weet hadden wi weghen ghesien om in die stad te comen oft gecomen te hebben sonder perikel vander doot oft van gevangen te wesene. wi waren certain dair binnen ghegaen. ende hadden verwacht der aventueren met den coninc van cipres sulc als ons god ghelieft hadde te verleenene Ghy moecht oec bevoelen dz twee ridders alleen niet en mochten ghedoen teghens lx. oft lxxx. dusent zarasynen. dat was die sake die ons van daer behielt. want hi wel sot geheeten is die tegens den wint om starc blaest. om den wint te verwinnen, oft te doen stille syn Het is wel verantwoert sprac urian. maer nu seg my ofter volc waer dz macht hadde aldaer te brengen xxij. oft xxv. duizent mannen van wapenen, souden die daer iet begrypen mogen om den coninc te helpenen Bi mijnre trouwen sprac deen ridder, ia sy. anghemerct dat die stad starc is. ende daer is vitaellye ghenoech te relikerwys. ende oec volc van wapenen om die stadt mede te behoudenen. ende daer syn vele stercten geleghen daer se die van rodes comen verversschen ende vertroosten. ende sonder twivel men soude daer wel geraken ic woude dattet mynen geselle geliefde mede te trecken in dz geselscap daer ghi af segt ende dz wy daventuere mz hem verwachten souden Bi mijnder trouwen sprac urian Mijn broeder ende ick sullen u ontfanghen ende u daer op te vertoeven Als dese ij. ridders dz horende waren, so verblijdden sy hem seere ende seyden dat dz vrome herten wesen moesten die dat begrepen te doene Met desen woerden so swighe ic van desen twee ridders te sprekene

Melusine voedde haar kinderen aldus op totdat Urian die de oudste was 18 jaren oud was die toen zeer groot en sterk was en bedreef wonder en elk was zijn hem te onvrede omdat hij zo’n groot aanzicht had, want het was kort en breed en de ene oog rood en de ander paars en de oren had hij zo groot als de oren van een wanmolen. En Edon, zijn broeder, was toen oud omtrent 17 jaar en Guyon omtrent 16 jaar en die 2 hadden elkaar zeer lief en bedreven dikwijls tezamen spel als steken toornooien en dergelijke. Het gebeurde dat op die tijd 2 ridders kwamen van Jeruzalem uit Poitou en vertelden van het nieuws die daar door het land liepen: en onder ander hoe dat de sultan van Damascus belegerde de koning van Cyprus in zijn stad van Famagusta en dat hij hem hield in zeer grote druk en dat de koning geen erfgenaam had dan alleen een dochter die uitermate zeer mooi was. Dit nieuws werd zo zeer verspreid als dat het kwam ten oren van Urian. Bij mijn trouw, sprak Urian tot zijn broeder Guyon. Het was grote weldaad dat men die koning te hulp kwam tegen die Saracenen. Wij zijn altijd van ons 8 knapen kinderen. Ons vaders land en zal niet zonder erfgenaam blijven al was er van ons geen waarbij dat we dus des te beter mogen arbeiden te wandelen om eer te verkrijgen. Bij mijn trouw, sprak Guyon, gij zegt waar, waarom broeder ziet me al gereed om te volkomen al hetgene dat u gelieft. Mijn broeder, sprak Urian, gij zegt goed, laat ons ontbieden die twee ridders die van Jeruzalem gekomen zijn over het meer en laat ons deze ridders van de waarheid nader vragen van deze dingen. Ze ontboden die 2 ridders die zeer gewillig kwamen en die twee gebroeders ontvingen ze zeer vriendelijk en begonnen hen te vragen van de wegen, van de gebruiken en manieren van de landen daar zij geweest hadden en zij vertelden het hun zo goed zij konden.

Urian zei, wij hebben verstaan dat gij doorgegaan hebt een plaats en een eiland daar een christen koning van is en dat die zeer verdrukt wordt van de sultan van de Sarasijnen waarbij het mij vreemd geeft hoe gij daar bij die koning niet bent gebleven om hem te helpen in die oorlogen en te troosten, gij die zo dapper genaamd bent. Wij denken dat toch alle goede christenen verbonden zijn elkaar te helpen tegen die ongelovige. Ook lijkt ons dat het grote liefdadigheid wezen zou hem bij te staan in al zulke nood. Deze 2 ridders antwoorden hierop aldus. Bij mijn trouw, jonkheren we willen wel dat gij weet hadden we wegen gezien om in die stad te komen of gekomen te hebben zonder perikel van de dood of van gevangen te wezen, we waren zeker daarbinnen gegaan en hadden verwacht het avontuur met de koning van Cyprus zulk als ons god geliefd had te verlenen. Gij mag ook aanvoelen dat twee ridders alleen niets mochten doen tel 60 of 80 duizend Sarasijnen. Dat was die zaak die ons vandaar weghield want hij wel zot geheten is die tegen de wind om het sterkste blaast om de wind te overwinnen of te toen stil zijn. Het is wel verantwoord, sprak Urian, maar zeg me nu of er volk is dat de macht had aldaar te brengen 22 0f 25 000 duizend mannen van wapenen, zouden die dar iets doen mogen om de koning te helpen. Mij mijn trouw, sprak de ene ridder, ja jij, aangezien dat die stad sterk is en daar is genoeg te redelijkerwijs en ook volk van wapenen om die stad mee te behouden en daar zijn vele sterkten gelegen daar die van Rhodes ze komen verversen en vertroosten. En zonder twijfel men zou dar wel geraken. Ik wilde dat het mijn gezel geliefde mee te trekken in dat gezelschap daar gij van zegt en dat we het avontuur met hem verwachten zouden. Bij mijn trouw, sprak Urian, mijn broeder en ik zullen u ontvangen en u daarop te vertoeven. Toen deze 2 ridders dat hoorden waren zo verblijdden zij zich zeer en zeiden dat dit dappere harten wezen moesten die dat begrepen te doen. Met deze woorden zo zwijg ik van deze twee ridders te spreken.

Hoe urian ende guyon orlof wouden nemen van haren vader ende moeder. ende vanden hulpe ende bistandicheyt die hem haer vader ende moeder deden.

Hoe Urian en Guyon verlof wilden nemen van hun vader en moeder en van de hulp en bijstand die hen hun vader en moeder deden.

URian ende guyon quamen tot haer moeder melusine ende urian begonst haer te seggen Mijne vrouwe moeder het waer wel tyt gheliefdet u dat wi vertrocken van hier aventuere suecke ende die landen besien, om eere te verwerven ende goeden lof buten slanste vercrighene. ende oec mede ander talen te leeren,ende op dat ons goede aventuere bi staen wilde om lantscapen te ghewinnen. want wi bemercken hoe dat onser alreede acht ghebroeders syn. ende syn gescapen onser noch alsoe vele te wordene oft meer gelievet gode. Ende daerom om inder waerheyt te sprekenen waert dat u goet in soe vele deylen ghedeylt worde, het waer sober voer den oudsten om op uwe heerlicheyt enighen staet te moghen leidenene. aengemerct den groten staet die myn heer vader ende ghy leydet Ende hierom so verthijden guyon mijn broedere ende ic ons aengedeel datter ons af bevallen mochte, wtghenomen uwe goede gracie ende bistandicheyt die u sal gelieven ons nu tegenwoerdelyc te bewisenen om onse reyse mede te volcomen Voerwaer mijn kinderen sprac melusine uwe versueck dat ghij doet coemt wt grooter vromicheyt van herten ende daerom en sal sy u niet gheweigert syn. ic sal van deser saken spreken met uwen vader, want sonder syn constent en sal icx u niet consenteren. Met dien schiet melusine van daer ende ghinc raymondijn dit vertellen. Raymondyn antwoerde ten slote. voerwaer vrouwe duncket u goet desen soe laetse gheworden. Ghij segghet wel ende warachtich sprack melusine. weet voerwaer datse op dese reise niet beginnen en sullen, ten sal hem keeren tot groter eeren ende profyte wilt god Doen ghinc melusine bi haer twee kinderen ende seyde aldus. Mijn lieve kinderen stelt u voerdaen meer na weldoen. u vader consenteert u uwe begheerte ende ic oec. ende en laet u nieuwers aen ligghen. want binnen corten tyden sal ic op uwe sake letten ende versien also dat ghys my danck weten sult wilt god. maer nu segt mi warwerts wildy henen reysen op dz ic u daer na versien mach van alle des u behoeven sal. urian antwoirde Mijn vrou moeder tis wel waer dat wi seker tidinge hebben, hoe dat die coninc van cypers belegen is vanden soudaen in de stad van samagosse, ende ghelievet gode so hebben wi ghedacht dairwerts te reysen om hem te hulpen te comene tegens die ongeloevige sarazynen. Hier op sprack melusine so moet dan versien wesen also wel vanden stucke vander zee als vanden lande Ic salder u bi der hulpen gods also op versien dat ghys mi bedancken sult, ende dat cortelinghe Met dien vielen sy neder op hair knyen voer haer moeder ende dancten se oetmoedeliken. ende die vrouwe hief se weder op ende custese met weenenden ooghen. want dat scheyden harer herten te na ghinc, hoe wel sy anders dede of seyde. Melusine was seer nernstich om te besorghen tghene des haer kinderen behoeven souden. ende dede te roussiele vele groter schepen aenbringen ende ghaleyen, ten minsten van twee overdeckselen ende die sommighe van drien. so datter wel iiij. dusent mannen van wapenen in logierden Hier en binnen ontboden dese twe ghebroeders die ij. ridders die hem van deser reysen gheopenbaert hadden, ende deden hem seggen datse hem bereyt maken souden om cortelinge te reysen ghelijc sy hem geloeft hadden Die ridders antwoerden hoe sy allegader gereet waren. ende hoe sy vele edelingen met ende tot hem getrocken hadden die hem al gereet maecten te comen in haer lieder gheselscap ende tharen dienste. urian danctese seer ende metten cortsten geseyt melusine dede so vele dathet al gereet was, ende hadde daer iiij. baroenen wt poytau ende wt ghienne. den welcken sy haer kinderen beval ende daer was eenen grooten hoop van ridders ionckeren ende schiltknechten ten getale toe wel van twee dusent ende v. hondert arbalestriers. ende daer nae bestelde melusine vytaellie die artillerije, harnas ende paerden Het volc ghinc vast te scepe. daer mocht men aenschouwen menigherande banieren wimpelen ende standaerden, Daer sloeghen die trompetten ende ander instrumenten. daer hoerde men die perden neyen ende briesschen. twelck een genoechlijc dinc was taensien ende te hoeren. dese twee kinders namen vastelick orlof aen haer broeders ende aen haer kennisse, diese met weenenden oogen te gode bevalen. Raimondijn ende melusine die geleydden haer twee kinderen tot op die zee Ende doen sy daer gecomen waren namse melusine metter hant op deen syde, ende seyde properlic, nu hoort myn lieve kinderen wat ick u segghen wille Siet hier twee vingherlingen die ick u geve, vanden welcken die steenen beyde van eenre cracht syn. ende weet voir waer also lange als ghi getrouwe seyt sonder arch te doene noch boeverije, ende dat ghi di over u hebt, so en sul di nemmermeer teghenspoet hebben in enigherhande fayten van wapenen op dat ghi goede sake hebt. geen toverye oft bedroch van nigromancien noch poysoen en sal u deeren mogen noch letten ten sal allegader verliesen syne cracht als ghyt aenschouwen sult. ende met dien gaf sy elcken eenen. ende die kinderen dancten haer seer oetmoedelicken mz geboghen knyen Doen seyde melusine noch voert aldus.

Urian en Guyon kwamen tot hun moeder Melusine en Urian begon haar te zeggen. Mijne vrouwe moeder, het waar wel tijd geliefde het u dat wij vertrokken van hier avonturen zoeken en de landen bezien om eer te verwerven en goede lof buitenlands te verkrijgen en ook mede ander talen te leren en op dat ons goede avontuur bij staan wil om landschappen te winnen, want we bemerken hoe dat van ons alreeds acht gebroeders zijn en zijn geschapen van ons noch alzo veel te worden of meer gelieft het god. En daarom om in de waarheid te spreken waas het dat uw goed in zo vele delen verdeeld wordt, het was sober voor de oudsten om op uw heerlijkheid enige staat te mogen leiden gemerkt de grote staat die mijn heer vader en gij leidt. En hierom zo verdelen Guyon, mijn broeder, en ik ons gedeelte dat er ons van vallen mocht, uitgezonderd uw goede gratie en bijstand die u zal gelieven ons nu tegenwoordig te bewijzen om onze reis mee te volkomen. Voorwaar mijn kinderen, sprak Melusine, uw verzoek dat gij doet komt uit grote dapperheid van harten en daarom zal zij u niet geweigerd orden. Ik zal van deze zaken bespreken met uw vader, want zonder zijn toestemming zal ik het niet toestemmen. Met dien scheidde Melusine vandaar en ging Raymond dit vertellen. Raymond antwoorde tenslotte, voorwaar vrouwe, lijkt het u dit goed zo laat ze geworden. Gij zegt goed en waarachtig, sprak Melusine. Weet voorwaar dat ze op deze reis niet beginnen zullen, het zal hem keren tot grote eren en profijt, wil het god. Toen ging Melusine bij haar twee kinderen en zei aldus. Mijn lieve kinderen, stelt u voortaan meer naar weldoen, uw vader stemt toe uw begeerte en ik ook en laat het u nergens aan liggen want binnen korte tijden zal ik op uw zaken letten en het alzo voorzien dat gij het mij dank weten zal, wil het god. Maar nu zeg me werwaarts wil je henen reizen opdat ik u daarnaar voorzien mag van alles dat u behoeven zal. Urian antwoorde: Mijn vrouw moeder, het is wel waar dat we zekere tijding hebben hoe dat die koning van Cyprus belegerd is van de sultan in de stad van Famagusta en gelieve het god zo hebben we gedacht derwaarts te reizen om hem te hulp te komen tegens die ongelovige Saracenen. Hierop sprak Melusine, zo moet dan voorzien wezen alzo wel van de stukken van de zee als van de landen. Ik zal er u bij de hulp Gods alzo op voorzien zodat gij het mij bedanken zal en dat gauw. Met dien vielen zij neer op hun knien voor hun moeder en dankten haar ootmoedig en die vrouwe hief ze weer op en kuste ze met wenende ogen want dat scheiden gig haar hart te na, hoe wel zij anders deed of zei. Melusine was zeer vlijtig om te bezorgen hetgeen dat haar kinderen behoeven zouden en liet te Roussel vele grote schepen aanbrengen en galeien, ten minsten van twee over bedekking en van sommige van drie zodat er wel 40000 mannen van wapenen in logeerden. Ondertussen ontboden deze twee gebroeders die 2 ridders die hen van deze reis geopenbaard hadden en lieten hen zeggen dat ze zich gereed maken zouden om gauw te reizen gelijk zij hem beloofd hadden. Die ridders antwoorden hoe zij allemaal gereed waren en hoe zij vele edelingen met en tot hem getrokken hadden die zich alle gereed maakten om te komen in hun gezelschap en tot hun dienst. Urian bedankte ze zeer en in het kort gezegd, Melusine deed zo veel zodat het al gereed was en had daar 4 baronnen uit Poitou en uit Ghienne die zij haar kinderen beval en daar was een grote hoop van ridders, jonkers en schildknechten ten getal toe wel van twee duizend en 5 honderd voetboogschutters en daarna bestelde Melusine voedsel, de artillerie, harnas en paarden. Het volk ging vast te scheep en daar mocht men aanschouwen menigerhande banieren, wimpels en standaarden. Daar sloegen de trompetten en ander instrumenten. Daar hoorde men de paarden hinniken en briesen wat een genoeglijk ding was te aanzien en te horen. Deze twee kinders namen vast verlof aan hun broeders en aan hun kennissen die ze met wenende ogen tot god aanbevalen. Raymond en Melusine die geleidden hun twee kinderen tot op de zee. En toen zij daar gekomen waren nam Melusine ze met de hand aan de ene zijde en zei proper, nu hoort mijn lieve kinderen wat ik u zeggen wil.

Ziet hier twee ringen die ik u geef waarvan de stenen beide van een kracht zijn en weet voorwaar alzo lang als gij getrouwe bent zonder erg te doen noch boeverijen en dat gij die over u hebt, zo zal je nimmermeer tegenspoed hebben in enigerhande wapenen feiten op dat gij goede zaak hebt. Geen toverij of bedrog van nigromantie, noch gif zal u deren mogen, noch letten het zal allemaal verliezen zijn kracht als gij het aanschouwen zal. En met dien gaf zij er elk een en de kinderen dankten haar zeer ootmoedig met gebogen knien. Toen zei Melusine noch voort aldus.

Myn lieve kinderen ic belast u dz ghi in allen plaetsen dair ghi comen sult den dienst gods hoort alle dagen eer ghi eenich ander dinc bestaet. ende dz ghi gode altijt ten iersten aenroept onse scepper ende dient hem nernstelijcken ende bemint hem ende ontsiet hem, ende eert altyt onse moeder die heilighe kercke ende houd die te rechte Beraet die vrouwen weduwen ende weesen ende doetse opvoeden. Eert alle vrouwen vertroest die maechden diemen veronghelycken wille. hebt lief die edele ende houdt hem gheselscap. syt oetmoedich, soet, huesch ende goedertieren: also wel tegens die cleyne als teghens die groote. Siet ghi eenen man van wapenen die verarmt es oft qualijc ghecleet deylt hem vanden uwen na uwen vermoghen. syt milde teghens die goede. ende als ghi yet gheven wilt so geeft dat lichtelick sonder eenich lanc verbeyden. maer altijt aensient, wien wanneer: want ende waerom dz ghijt gheeft Eest dat ghy yet geeft wt wel behagenen. wacht u dz u dwase miltheyt niet schimpe. want ander diet bat tegens u verdient hadden souden dat swaerlic nemen ende ander vreemde soudender u achter rugge om bespotten Ende emmers wacht u van te geloeven tgene dz ghi niet volbrengen en cont Ende en begheer niemants wyf daer ghi lief getal wesen wilt. En gelooft nz uwe knecht noch en treckes niet te seer na bi u voer dat ghijne geproeft hebt ende dz ghy syn zeden kent. En geloft oec niet den ghierighen noch en stelt dien tot gheenre officien. want die meer scaden behalen mochte dan u profyt volbrenghen En borcht niet so vele ghi en moechtet betalen. heeft u den noet bedwongen te borgen so betaelt also gheringe als ghi vermoecht also doende moechdi eerbaerlic leven. Ende yst dat u god aventuere verleent dat ghi landen verwerft, so regeert u volc na die natueren ende condicien dz sy syn Ende vallense u weder spanich so maket also dz ghi haer meester wort sonder uw rechten laten verbi te liden. want laet ghise boven u machtich werden. so moet ghise regeren na haer gheliefte Maer wat u geschiet wacht emmers dz ghi gheen nieuwe costumen op en stelt die onredelic syn, hoe goet dat u volc oec is, anders dan dz ghi neemt u recht sonder hem mz nieuwen scattingen te belasten. want daer die gemeinte arm is daer is die here genoech verwaten. coemt hem noot van orlogen so en hevet hi nz mede hem te behelpen. ende also mach comen in groter eyghenheit ende armoede. daer hi luttel beclagers om hebben soude. want het kenlicken is dathet vlies van eenen iare vele beter ende proffytelicker is dan dat vlyes het welcke dat twee werven binnen den iare geschoren is geweest Nu hoort mijne kinderen ic verbiede u noch dz ghi geen gokelaers noch flatterers en gheloeft, noch andere die achter rugge van iemande quaet seggen Oeck ende gehelooft den raet niet vanden man die voervluchtich is oft wt sinen lande ghebannen is, aengaende ende ruerende den genen die bannen oft wthouden, ten sy dat hi merckelicke redenen u bewise om hem te hulpene, want u dat anders seer hinderlic wesen mochte int rizen van uwer eeren Ende boven al bevelic u dat ghi elcken goed iusticie laet gebueren also wel den armen als den rijcken. ende en laet u niet roecken al uwe leyt te wreken En lastert uwen viant niet achter rugghe hoe cleyn dat hi oec is, mer syt altijt op u hoede Onder uwe gelijcke ghesellen soe en houdt u noch en draecht u niet voer den meesten gelijc haer heere. maer weest gemeynsam met grooten ende met cleyen. eenen ieghlicken gheeft woerden ende houd elcken gheselscap van syn qualiteyt. als nu met eenen ende dan metten anderen want dat trect haer hertte tot liefden tuwaert Tegen uwe vyanden soe hebt eens leeuwen herte ende bewyst henlieden uwe cracht. Aengaende den wercken van orlogen so gelooft den vromen manen die hem des verstaen Ic verbiede u oec dat ghi mz uwen viant gheen lanc tractaet en maect want daer dicwijlen vele bedrochs inne schuylt. want men siet den scalcken synen loep verre achter halen om dz hi te voerder springhen soude, so doet die wyse als hi siet dz hi synen vyant niet wederstaen en mach met machten soe iaecht hi om een tractaet te maken om also den tijt te verwachten dat hij machtiger vallen mochte ende syn viant crancker. ende dan vintmen lichtelick een sake dat tractaet te breken ende van gheenre weerden te houden Daerom rade ic u dz ghi uwen viant nz en spaert daer ghijen verwinnen moecht met eeren, want die huesscheit die ghi hem dan ghedaen hebt oft doet, moghen u dan keeren tot grooter scaden Aldus leerde ende onderwees melusine hair kinderen. dair na seyde sy. myn lieve kinderen ic hebbe besocht van goude ende van silveren inden schepen omme uwen staet mede te houdenen ende om u volc mede te betalen vier iaren lanc En sorcht oeck niet voer gheen bischuyt noch voer suet watere noch voer azyn noch voer gesouten vleesch oft visch noch voer menigen tiden Ende vaert henen inde godsgewout die u wille behueden gheleyden ende weder brenghen met blischappen Peinst altijt om wel te doen ende laet u ghedencken mynre leeren

Mijn lieve kinderen, ik belast u dat gij in allen plaatsen daar gij komen zal de dienst Gods hoort alle dagen eer gij enig ander ding bestaat en dat gij god altijd ten eerste aanroept onze schepper en dient hem vlijtig en bemint hem en ontziet hem en eert altijd onze moeder de heilige kerk en houdt die te recht. Beraad de vrouwen, weduwen en wezen en doe ze opvoeden. Eert alle vrouwen, vertroost de maagden die men verongelijken wil. Hebt lief de edele en houdt hen gezelschap. Wees ootmoedig, lief hoffelijk en goedertieren: alzo wel tegen de kleine als tegen die grote. Ziet gij een man van wapenen die verarmd is of slecht gekleed deel hem van de uwen naar uw vermogen. Wees mild tegen die goede en als gij iets geven wilt zo geeft dat licht zonder enig lang te wachten. Maar zie altijd aan wie en wanneer: want en waarom dat gij het geeft. Is het dat gij iets geeft uit welbehagen, wacht u dat uw dwaze mildheid niet beschimpt wordt want ander die het beter tegen u verdiend hadden zouden dat zwaar op nemen en andere vreemde zouden er achter uw rug om bespotten. En wacht u immers van te geloven hetgeen dat gij niet volbrengen kunnen. En begeer niemands wijf daar gij lieftallig wezen wilt. En gelooft niet uw knecht noch trek ze niet te zeer nabij u voordat gij hem beproefd hebt en dat gij zijn zeden kent. En gelooft ook niet de gierige noch stelt die tot geen officie want die meer schaden behalen mocht dan u profijt te brengen. En borgt niet zo veel, gij mocht het betalen. Heeft u de nood bedwongen te borgen zo betaal alzo gauw als gij mag en alzo doende mag je eerbaar leven. En is het dat u god avonturen verleent dat gij landen verwerft, zo regeert uw volk naar de natuur en conditie daar zij zijn. En vallen ze u weerspannig, zo maak het alzo dat gij hun meester wordt zonder uw rechten voorbij laten te gaan, want laar gij ze boven u machtig worden zo moet gij ze regeren naar hun gelieven. Maar wat u geschiet wacht immer dat gij geen nieuwe gebruiken opstelt die onredelijk zijn, hoe goed dat uw volk ook is, anders dan dat gij neemt uw recht zonder hen met nieuwen schattingen te belasten. Want daar de gemeente arm is daar is de heer genoeg verweten. Komt hem nood van oorlogen en heeft hij niets mee om hem te behelpen en mag alzo komen in grote eigenheid en armoede daar hij weinig beklagers om hebben zou. Want het is kenbaar dat het verlies van een jaar veel beter en profijtelijker is dan dat verlies wat dat tweemaal binnen een jaar geschoren is geweest. Nu hoort mijn kinderen, ik verbied u noch dat gij geen goochelaars noch vleiers gelooft, noch andere die achter de rug van iemand kwaad zeggen. Ook gelooft de raad niet van de man die voorvluchtig is of uit zijn land gebannen is, aangaande en aanroeren diegenen die verbannen of uithouden, tenzij dat hij met merkelijke redenen u bewijst om hem te helpen, want u dat anders zeer hinderlijk wezen mocht in het rijzen van uw eren. En boven al beveel ik u dat gij elk goede justitie laat gebeuren alzo wel de armen als de rijken en laat u het niet schelen al uw leed te wreken. En belaster uw vijand niet achter de rug, hoe klein dat hij ook is, maar wees altijd op uw hoede. Onder uw gelijke gezellen zo houd u noch en draagt u niet voor de groten gelijk hun heer, maar wees gemeenzaam met groten en met kleinen. Geef iedereen woorden en houdt elk gezelschap van zijn kwaliteit als nu met de ene en dan met den andere want dat trekt hun harten tot liefden tot u waart.

Tegen uw vijanden zo hebt een leeuwenhart en bewijst hen uw kracht. Aangaande de werken van oorlogen zo geloof de dappere manen die hen dat verstaan. Ik verbied u ook dat gij met uw vijand geen lang traktaat maakt, want daar schuilt vaak veel bedrog in. Want men ziet de schalken zijn loop ver achterhalen omdat hij te verder springen zou en zo doet de wijze als hij ziet dat hij zijn vijand niet weerstaan mag met macht, zo jaagt hij om een traktaat te maken om alzo de tijd te verwachten dat hij machtiger vallen mocht en zijn vijand zwakker en dan vindt men licht een zaak dat traktaat te breken en van geen waarde te houden. Daarom raad ik u aan dat ge uw vijand niet spaart daar gij hem overwinnen mocht met eren, want de hoffelijkheid die gij hem dan gedaan hebt of doet, mogen u dan keren tot grote schaden. Aldus leerde en onderwees Melusine haar kinderen. Daarna na zei ze, mijn lieve kinderen, ik heb bezorgd van goud en van zilver in de schepen om uw staat mede te houden en om uw volk mede te betalen vier jaren lang. En bezorg ook niet voor geen biscuit, noch voer zoet water, noch voer azijn, noch voer gezouten vlees of vis, noch voor menige tijden. En vaart henen inde godsgeweld die u willen behoeden, geleiden en weer brengen met blijdschappen. Peinst altijd om goed ter doen en laat u gedenken mijn leren.

Hoe ende in wat manieren urian ende guion orlof namen aen raymondinen ende meluzinen. ende datse tscepe ghinghen

Hoe en in wat manieren Urian en Guyon verlof namen van Raymond en Melusine en dat ze te scheep gingen.

Als melusine alle dese dinghen voerseit volbracht hadde so namen dese twee kinderen orlof aen vader ende moedere ende ghinghen tscepe Die anckers werden inne gehaelt ende die seylen op getrocken. die patroenen bevalen hem selven te gode na haer costume biddende onsen heere dat hi hem gonnen woude datse haer reyse volbrenghen mochten Sy staken af in die diepte vander zee, de wint viel rechts int zeyl also datse in corter stont wt den oghen en buten tghesicht waren. Raymondyn ende melusine schieden doen met haren volcke van dair tot opt slot van aiglon Ende nu soe swighe ick van melusinen ende raimondyn: ende sal u voert seggen van urian ende van guyon ende van hair lieder volcke die haren wech leydden na cypers toe soe sy best mochten, want sy voeren verbi menich eylant daer sy hem selven dicwils ververschten te meniger plaetsen. Ende aldus seylende quamen sy so verre dat sy saghen een grote menichte van schepen die twee galeyen voer iaechden. Die patroen als hi des gewaer wert so sprac hi tot desen twee ghebroederen Laet ons een galeye wt maken omme te vernemen wat lieden dat het syn. ende binnen dier wilen doen wy ons volc wapenen op alle aventueren Bi mynre trouwen sprac urian dat dunct my goet Die galeye genakenden den anderen tween galeyen dyer gheiaecht warden riep hem aen wie sy waren. Sy antwoerden wi syn twee galeyen van rodes die ghevonden syn vanden sarazzijnen die welcke ons hier iaghen. wi sien wel spraken sy voert dat ghi kersten sit. syn oeck alle die andere kerstenen die wi ghinder sien. Dese vander galeyen antwoerden ia sy. Doen seyde die patroen vanden twee galeyen. spoet u gheringe weder te hemwaerts ende doetse haesten. want ghy lieden een schoon aventuere gevonden hebt. daer is van des soudaens volcke van damasco. die welc reysen totter siegen ende belegghe van famagosse Die de neder geworpen conde die dade den coninc van cypers eenen grooten dienst. ende den soudaen groot hinder Als dese vander galeien dat verhoorden maecten sy hem ten tween ghebroederen waert dat kundigende Alle tvolc pynde hen terstont om ghereetscap te makene ende te climen in de meerssen vanden masten met lancien met stralen ende ander ghereetscapen. Die boeghen ende bussen waren bereyt ende men sloech die trompetten ende men liet die scepen lopen na die zarasinen. ende het was een genoechte te siene die galeyen voert te zeylen met den roeyen Als die zarasynen ghewaer werden die groote scepen op hem comene en wisten sy wat dencken. want sy nemmermeer ghemeynt hadden:dat daer sulcken menichte van kerstenen had geweest so na bi hem. sy begonsten te eersselen maer die kersenen leiden hem bat aen ende omvingense. ende begonsten te schieten metten bussen vervaerlicke van allen syden Doen die sarazinen sagen dat sys niet verbi en mochten namen sy een schip dat sy op die van rodes ghenomen hadden ende tvolc daer af inde zee gheworpen hadden, ende vulden dat schip met riete ende anderen drooghen dinghen dair sy pec terre ende zwavel onder mengden Ende als sy die kerstenen saghen hem ghenaken so staken sy daer tvier innen. ende dat dreven sy den kerstenen alsoe teghen maer die kersten sloegen des gade, ende namen doen haren keer over dander syde: ende van daer quamen sy tusschen die sarazinen. daer stelden sy te wercken haer bussen serpentinen bogen ende ander geweer so lange dz de kerstenenen dz bernende scip dreven onder die sarasynenen ende hoe seer sy hem weerden so verderf nochtans iij. van hair scepen so datse alle verdroncken dyer in waren, ende terstont maecte hem die sarazijnen vluchtich ende werden allegader doot geslagen oft gevangen so dz doe kerstenen groot goet wonnen welck die ij. broeders al den gesellen gaven. Ende aldus quamen dese twee galeyen van rodes hen verversschen te rodes. ende daer gaven sy den ridders van der oerdenen die scepen die sy gewonnen hadden Die meester vander oerdenen ontfinchse vriendeliken ende bat hemlieden dat sy dair bliven wouden om hem te vermakene. ende alsoe bleven sy daer vier dagen lanc ende ververschten haer water Doen vraechde de meester vander oerdenen na die sake van harer reysen. sy antwoerden dz sy trocken den coninc van cypers te hulpen. Doen vraechde hi hem noch na vele ander saken. op die welcke sy hem heusschelick antwoerden Doen dede hem die meester vander ordenen noch vele meerder chiere dan hi te voren gedaen hadde. ende seyde hem hoe hi een deel van synen broeders van wapenen mede schicken soude

Toen Melusine al deze dingen voorzegt volbracht had zo namen deze twee kinderen verlof aan vader en moeder en gingen te scheep. Die ankers werden ingehaald en de zeilen opgetrokken. De patronen bevalen zichzelf tot god en baden naar hun gebruik onze heer dat hij hen gunnen wilde dat ze hun reis volbrengen mochten. Zij staken af in de diepte van de zee, de wind viel recht in het zeil alzo dat ze in korte stond uit de ogen en buiten het gezicht waren. Raymond en Melusine scheiden toen met hun volk vandaar tot op het slot van Aiglons. En nu zo zwijg ik van Melusine en Raymond: en zal u voortzeggen van Urian en van Guyon en van hun volk die hun weg leidden naar Cyprus toe zo goed de konden, want zij voeren voorbij menig eiland daar zij zichzelf dikwijls verversten te menige plaatsen. En aldus zeilende kwamen zij zo ver dat zij zagen een grote menigte van schepen die twee galeien voortjoegen. De patroon toen hij dat gewaar weert zo sprak hij tot deze twee gebroeders; Laat ons een galei uit zetten om te vernemen wat lieden dat het zijn en ondertussen laten wij ons volk wapenen op alle avonturen. Bij mijn trouw, sprak Urian, dat lijkt me goed. Die galei genaakte de andere twee galeien die er opgejaagd werden en riep hen aan wie zij waren. Zij antwoorden, wij zijn twee galeien van Rhodes die gevonden zijn van de Sarasijnen die ons hier opjagen. We zien wel, spraken zij voort, dat gij christen bent, zijn ook alle die andere christenen die we ginder zen. Deze van de galei antwoorden, ja zij. Toen zei de patroon van de twee galeien; spoed u gauw weer toot hen waart en laat ze haasten want gij lieden hebt een mooi avontuur gevonden. Daar is van de sultans volk van Damascus die reizen tot beleg en belegeren die van Famagusta. Die hen neer werpen kon die deed de koning van Cyprus een grote dienst en de sultan groot hinder. Toen deze van de galeien dat hoorden maakten zij hem te twee gebroeders waart en verkondigden dat. Al het volk zetten zich terstond om gereedschap te maken en te klimmen in de touwen van de masten met lansen, met pijlen en ander gereedschappen. De bogen en bussen waren bereid en men sloeg di trompetten en men liet de schepen lopen naar de Saracenen en het was een genoegen te zien die galeien voort te zeilen met het roeien. Toen di Saracenen gewaar werden die grote schepen op hen te kome wisten zij niet wat te denken want zij hadden nimmermeer gemeend dat daar zoՠn menigte van christen waren geweest zo nabij hen. Zij begonnen te aarzelen, maar de christenen legden hen beter aan en omvingen ze en begonnen te schieten met de bussen vervaarlijk van allen zijde. Toen de Saracenen zagen dat ze voorbij mochten namen zij een schip dat zij op die van Rhodes genomen hadden en het volk daarvan af in de zee geworpen hadden en vulden dat schip met riet en andere droge dingen daar ze pek, teer en zwavel onder mengden. En toen zij de christene zagen hen genaken zo staken zij daar het vuur in en dat dreven zij d christenen alzo tegen, maar de christenen sloegen dat gade en namen toen hun keer over de andere zijde: en van daar kwamen zij tussen de Sarasijnen. Daar stelden zij te werk hun bussen, serpentijnen, bogen en ander geweer zo lang dat de christenen dat brandende schip dreven onder de Saracenen en hoe zeer zij zich weerden zo bedierf nochtans 3 van hun schepen zodat ze allen verdronken die erin waren en terstond maakten zich de Saracenen vluchtend en werden allemaal dood geslagen of gevangen zodat de christenen groot goed wonnen dat die 2 broeders al de gezellen gaven. En aldus kwamen deze twee galeien van Rhodes hen verversen te Rhodes en daar gaven zij de ridders van de orde die schepen die zij gewonnen hadden. Die meester van de orde ontving ze vriendelijk en bad hen dat zij daar blijven wilden om zich te vermaken en alzo bleven zij daar vier dagen lang en verversten hun water.

Toen voeg de meester van de orde naar die zaak van hun reizen en zij antwoorden dat zij trokken de koning van Cyprus te hulp. Toen vroeg hij hen noch naar vele ander zaken waarop zij hem hoffelijk antwoorden. Toen deed hen die meester van de ordenen noch veel meer sier dan hij tevoren gedaan had en zei hem hoe hij een deel van zijn broeders van wapenen mee schikken zou.

Die meester vander ordenen dede toe maken vi. galeyen met seer vrome mannen van wapenen ende arbalestriers. ende also bleven dese gebroederen dair tot dathet volc bereet was ende alsoe vertrocken sy doen tsamen. ende quamen in vougant over dzee. ende voer tot dat sy ghenaecten den eylande van coles, ende al daer vernamen sy eene groten roock Doen seide die meester vander ordenen. my dunck ghi heeren dathet beter ware datmen soude met eenen boote om te besien ofter gheen volc in dat eyland en is Eest datter gheen volc en is : soe en yst niet lange geleden daer en heeft volck gheweest: Urian antwoerde dat het hem lief ware. men zende eenen boot met volcke daerwaerts. ende daer comende vernamen sy vele viers ende vele logyzen. waer bij datse wel saghen na haren dunckene datter wel xxx. dusent mannen van wapenen ghelogiert mochten hebben ende datse daer getoeft mochten hebben wel iiij. oft v. daghen. want sy vonden omtrent buten den logyzen vele hoernen van beesten Die bootlieden keerden doen weder den kerstenen scepen te gemoete. den welcken sy vertelden alle tghene datse gevonden hadden Ic geloove sprac die meester dz het sarasijnen sijn. die ten soudane waert reysen in de siege ende beleggen Ende dat die ghene die ghi verstroit ende vernielt hebt daer ghi my die scepen af ghegeven hebt waren van haren geselschape. ende datse dese verwachtenden die in dit eylant waren Met desen woerden so seylden si voert henen al voer den wint doer die zee so langhe datse quamen aen een abdy op die zee boven een geberchte daer men sinte andrise versuect Heere sprac die meester vander ordenen. Het ware goet dat wi in dese cleyne haven bleven liggende. tot dz ghi ende ic sullen ghesonden hebben te limassen om nieuwe tidinghe te vernemene. ende om te weten oft sy ons souden willen ontfangen om onse scepen al daer te bergenne ende te behouden binnen haren flote. Meester sprack urian het dunct my goet. in gods namen moet al syn Sy zeylden voert innewarts ende quamen in de havene, ende ontboden al daer in die voersyde abdije. dat sy gheen sorghe en hadden. want het waren allegader haer vrienden ende dat die meester van rodes mz hem was Als die vanden havenen ende vander abdyen dat verstonden, waren sy verblyt ende ghingen van blischappen het lichaem van sinte andries wt den cappen neder zetten Ende doen sonden sy te lymasson waert eenen broedere om te boetscappen die comste vanden bijstande dat den coninc quam: terstont als dat wiste de capiteyn van dyer plaetsen was hij seer blide. Ende dede terstont toebereyden een galiote ende viel daer inne ende quaem eensgancx tot desen lieden waert. ende vraechde na den here van dier armeyen. ende die gene die hi daer na vraechde die ghinc hem leyden daer urian guyon ende die meester van rodes ende meer andere baroenen waren in een rijckelyc pauwellioen, die sy hadden doen slaen op tvelt omtrent der havenenen. ende daer wysde hi hem urian, guyon synen broeder ende den meester van rodes zittende. Alse de capiteyn sach verwonderde hi hem seer vander grootte van urian ende van sinen ghesichte: niet te min. hi ghinc hem eerweerdelicken groeten. ende urian ontfincken minneliken Daer na sprack die capiteyn. heere ick hebbe verstaen dat ghi ghetrocken syt wt uwen lande in meyningen om te comen helpen den coninc van cipers Het is waer sprack urian Die capiteyn seyde. heere het is wel redelijck datmen u steden ende castelen opendoe daer u ghelieft binnen den conincrijcke van cypers. ende daeromme als van deser fortressen ende havenen die sal ick u utermaten gherne open doen, omme uwe schepen daer inne te bewarene Urian dancte den capiteyn seere ende seyde het is dan hooghe tyt dat wij ons darwaerts haesten. want mijn broedere ende ick hebben groote begheerte tot harer baten oft profyte mer ter gods eeren op dat het gode ghelieft ende op dz wi ons vermeten volcomen connen. Die capiteyn seyde tot urian voert Heere het is betere dat ghi een deel van uwen paerden op brenget also vele als ghi wilt ende dat ghi van uwen volcke oec mede neemt ende dat wi alsoe reysen over dlant. Het dochte urian alsoe goet syn. ende dede terstont wapenen vier honderd edele mannen van den meesten ende wt ghelesensten baroenen ende ridderen. ende hi ende syn broedere wapenden hem selven oec ende ghingen te paerde ende ontdeden haer banieren die gebourduert waren met silvere ende lazuer, eenen leeyw inde lombre totter kelen toe seer wel gefaetzoeneert Die meesters van rodes ende die andere bleven met hem in de scepen ende dedense in de haven brengen Ende die capiteyn bracht urian ende syn gheselscap in die stad daer sy wel ende heerlicken gheloegiert warden. ende terstont hier na quam tscip aen zeylen ende dair deden sy haer perden op ende al dz hem gheliefde Daer ghingen sy in haer tenten ende pauwellioenen logieren buyten der stad. ende aldere die geen tenten en hadden maecten hair logyze so sy best conden Ende het was een ghenoechte dz heer taensien doen sy gelogiert waren Die baroenen ende dander edelinghen waren ghelogiert binnen der stad Die schepen werden bevolen te bewaren goeden ende getrouwen lieden Die capiteyn vanden stad mercte seer nauwe dat here ende haerlieder manieren. ende prijsde die seer in syn herte ende en const hem van harer grooter vromicheyt niet ghenoech verwonderen dat so cleynen hoep volcx qauem om te bevechten den soudaen. want hi wel hondert dusent mannen sterck was. Ende urian en hadde niet boven iiij. dusent vechtender mannen tvolck van rodes nochtans mede getelt. ende aensiende die grotte van urian ende van synen broedere. ende die felheyt van haren gesichten. sprac hi tot syns selfs volcke, hoe dathet mannen waren om en werelt te ghewinnen. ende dachte in hem selven datse god onse heer daer gesonden moest hebben wt gracie om den coninc bi te staen, ende het kersten ghelove te vermeerderen ende te sterckene

Die historie seyt voert dat doen dese capiteyn in gescrifte dede stellen den aencoemst van urian, ende van synen broeder ende van haren volcke ende hair lieder ghesteltenisse. ende hoe sy hieten ende van wat lande datse waren. Ende dat hi doen riep tot hem eenen synen neve. ende beval hem dat hi dien brief te famogosse droegen ende gave den coninc Die bode antwoerde. bij mijnre trouwen heere ghi stelt mi ende den brief in groter aventueren ende sorgen als ghi wel weet. want werdic bi ongevalle soet dicwille ghebuert vanden sarazynen ghevanghen, mijns levens en ware niet meer. niet te min omme u mijn oem te believene ende den coninc moet te ghevene ende goede hoepe om verlost te werden wt synen node sal ick my selven aventueren biddende gode dat wt synre goedertierende gracien dz hem ghegeven wille mi te gheleyden ende weder te bringen in behoude Met dien nam hi den brief ende sat op eenen cleynen coursier van barbaryen ende bestont te rijdene henen syns weechs

Die meester van de orde liet toen maken 6 galeien met zeer dappere mannen van wapenen en voetboogschutters en alzo bleven deze gebroeders daar totdat het volk gereed was en alzo vertrokken zij toen tezamen en kwamen in Vougant over de zee en voer tot dat zij genaakten het eiland van Coles en aldaar vernamen zij een grote rook. Toen zei die meester van de orde, ik denk gij heren, dat het beter was dat men zou met een boot gaan om te bezien of er geen volk in dat eiland is. Is het dat er geen volk is: zo is het niet lang geleden, daar is volk geweest: Urian antwoorde dat het hem lief was en men zond een boot met volk derwaarts en toen ze daar kwamen vernamen zij veel vuur en vele logies waarbij dat ze wel zagen naar hun denken dat ter wel 30 000 mannen van wapenen gelogeerd mochten hebben en dat ze daar vertoefd mochten hebben wel 4 of 5 dagen. Want zij vonden omtrent buiten het logies vele horens van beesten. De bootlieden keerden toen weer ten christenenschepen tegemoet die zij vertelden al hetgene dat ze gevonden hadden. Ik geloof, sprak de meester, dat het Saracenen zijn die ten sultan waart reizen in het beleg of beleggen. En dat diegene die gij verstrooit en vernield hebt daar gij me die schepen van gegeven hebt waren van hun gezelschapen dat ze deze opwachten die in dit eiland waren.

Met deze woorden zo zeilden ze voort henen al voor de wind door de zee zo lang dat ze kwamen aan een abdij bij de zee boven een gebergte daar men sint Andries verzoekt. Heer, sprak de meester van de orde, het was goed dat we in deze kleine haven bleven liggen tot dat gij en ik zullen gezonden hebben te Limasol om nieuwe tijding te vernemen en om te weten of zij ons zouden willen ontvangen om onze schepen aldaar te bergen en te behouden binnen hun vloot. Meester, sprak Urian, het lijkt me goed, in Gods naam moet alles zijn. Zij zeilden voort inwaarts en kwamen in de haven en ontboden aldaar in die voorgenoemde abdij dat zij geen zorgen hadden want het waren allemaal hun vrienden en dat de meester van Rhodes met hen was. Als die van de haven en van de abdij dat verstonden waren zij verblijd en gingen van blijdschappen het lichaam van sint Andries uit de kappen neer zetten. En toen zonden zij te Limasol waart een broeder om te boodschappen de komst van de bijstand dat de koning kwam: terstond toen dat de kapitein van die plaats wist was hij zeer blijde. En liet terstond klaar maken een galjoot en viel daarin en kwam gelijk tot deze lieden waart en vroeg naar de heer van dat leger en diegene die hij daarnaar vroeg die ging hem leiden daar Urian, Guyon en de meester van Rhodes en meer andere baronnen waren in een rijk paviljoen die zij hadden laten slaan op het veld omtrent de haven en daar wees hij hem Urian, Guyon, zijn broeder, en de meester van Rhodes zitten. Toen de kapitein hen zag verwonderde hij hem zeer van de grootte van Urian en van zijn gezicht: niettemin hij ging hem eerwaardig groeten en Urian ontving hem minlijk. Daarna sprak de kapitein, heer, ik heb verstaan dat gij vertrokken bent uit uw land in mening om te komen helpen de koning van Cyprus. Het is waar, sprak Urian. De kapitein zei, heer, het is wel redelijk dat men u steden en kastelen opendoet daar het u gelieft binnen het koninkrijk van Cyprus. Daarom als van dit fort en haven die zal ik u uitermate graag opendoen om uw schepen daarin te bewaren. Urian dankte de kapitein zeer en zei, het is dan hoog tijd dat wij ons derwaarts haasten, want mijn broeder en ik hebben grote begeerte tot hun baten of profijt en meer ter Gods eren op dat het god gelieft en opdat wei ons vermeten volkomen kunnen. Die kapitein zei tot Urian voort, Heer het is beter dat gij een deel van uw paarden op brengt alzo veel als gij wilt en dat gij van uw volk ook mee neemt en dat we alzo reizen over het land. Het dacht Urian alzo goed te zijn en liet terstond wapenen vierhonderd edele mannen van de meeste en uitgelezene baronnen en ridders en hij en zijn broeder wapenden zichzelf ook en gingen te paard en openden hun banieren die geborduurd waren met zilver en lazuur, een leeuw in de schaduw tot de keel toe zeer goed gefatsoeneerd. Die meesters van Rhodes en die andere bleven met hem in de schepen en liet ze in de haven brengen. En die kapitein bracht Urian en zijn gezelschap in die stad daar zij goed en heerlijk gelogeerd werden. En terstond hierna kwam het schip aanzeilen en daar deden zij hun paarden op en alles dat hen geliefde. Daar gingen zij in hun tenten en paviljoenen logeren buiten de stad en al dier er geen tenten hadden maakten hun logies zo goed ze konden. En het was een genoegen dat leger te aanzien toen zij gelogeerd waren. Die baronnen en de andere edelingen waren gelogeerd binnen de stad. De schepen werden bevolen te bewaren goede en getrouwe lieden. De kapitein van de stad merkte zeer nauw dat leger en hun manieren en prees die zeer in zijn hart en kon hem van hun grote dapperheid niet genoeg verwonderen dat zo’n kleine hoop volk kwam om te bevechten de sultan, want hij wel honderdduizend mannen sterk was. En Urian had niet boven 4000 vechtende mannen, het volk van Rhodes nochtans meegeteld. En zag aan de grootte van Urian en van zijn broeder en de felheid van hun gezichten en sprak hij tot zijn volk hoe dat het mannen waren om de wereld te winnen en dacht in zichzelf dat ze god onze heer daar gezonden moest hebben uit gratie om de koning bij te staan en het christen geloof te vermeerderen en te sterken.

Die historie zegt voort dat toen deze kapitein in geschrifte liet stellen de aankomst van Urian en van zijn broeder en van hun volk en hun lieden gesteltenis en hoe zij heten en van wat land dat ze waren. En dat hij toen riep tot hem een van zijn neven en beval hem dat hij die brief te Famagusta droeg en gaf het de koning. Die bode antwoorde, bij mijn trouw, heer gij stelt mij en de brief in grote avonturen en zorgen als gij wel weet. Want word ik bij ongeval zo het vaak gebeurt van de Saracenen gevangen, mijn leven was er niet meer. Niettemin om u mijn oom te believen en de koning moed te geven en goede hoop om verlost te worden uit zijn nood zal ik me zelf avonturen en bidden god dat uit zijn goedertieren gratie dat hem geven wil mij te geleiden en weer te brengen in behoud. Met dien nam hij den brief en zat op een kleine harddraver van Barbarijen en bestond te rijden heen zijn weg.

Hoe hem urian hier en binnen hadde die wile dat dese bode ten coninc waert was, daer hi nochtans niet af en wiste

Hoe zich Urian ondertussen had in die tijd dat deze bode ten koning waart was, daar hij nochtans niets van wist.

Urian riep den meester van rodes ende den capiteyn ende vraechde hem of die soudaen waer een ionc man. ende ofte hi oeck ware van begirpe. sy antwoerden hem ia Hoe dat sprack urian. heeft hi oyt gheweest in orloghen in dese maertse dan nu dese reyse. sy antwoirden neen hi. wat mach hem dan sprac urian nu hier toe beruert hebben, dz hi het meer overgecomen is ende hier met so groter heercracht neder ghesleghen is daer ghi hem soe na ghebueren syt Bi mynre trouwen antwoerde die capiteyn tis waer dz ons coninc heeft een seer schoe dochtere omtrent van xv. iaren oudt Die welcke dat die soudaen heeft willen hebben met fortssen. ende ons coninc en heeftse hem niet willen gheven ten ware dat hi hem woude laten doepen Nu so ist waer dat wi oyt onderlinge bestant hebbe ghehad so lange dz gheen ghedenckenisse ter contrarien is. Doen dan die soudaen sach dz ons coninc hem syn dochtere niet geven en woude, seyde hi hem syn bestant op ende ontseiden metten selven Ende hi was al gereet opt zee wel mz hondert ende viftich duisent sarazinen ende quam met alle syn volc ende gereescap te lande slaen, ende dede beleggen die stad famagosse daer hi den coninc vant op syn onversienste want hi nz en wiste van synre coemsten. maer sindert heeft hi volc daer inne ghecreghen ondancx den soudaen, ende hebben alreede menighe schermutsinghen ghehad: daer vele volcx aen beyde syden inne ghebleven is Ende daer na hebben hem die zarasijnen verstarct ende ververscht van nieuwen volcke, also dat hij nu wel hondert dusent starc is. maer in harer laetster aencomst hebben si een partije van haren schepen verloren ghehadt ende oec mede van haren volcke dz sy verwachteden int eilant van coles want eene van onse galeyen van swarten berge die hem volchde, heeft ons gheseyt hoe datse iaechden twee galeyen van der oerdenen van rodes, ende en weten niet waer sy sindert ghebleven syn. want sy dair na int voerseyde eylant laghen wachtenden wel vi. weken tijts. ende als sy sagen dat se niet en quamen soe syn sij vertrocken ten heer waerts Voerwaer heere sprack die meestere van rodes dat mach wel warachtich wesen Siet hier urian ende synen broedere myne heeren dyer u wel op souden weten tanwoerdene. want sy alle doot ende verslaghen syn ende die hebben ons hare schepen gegeven Des moet god geloeft wesen seide die capiteyn. nu hebbe ic u vertelt sprac die capitein voert die toecoemst van deser orlogen. ende waerom dat die soudaen over dmeer ghecomen is Doen seide urian, die minne vermach ende is wel so crachtich om alsulcken dinc te bestane Ende voerwaer na dien dat die soudaen also met minnen bevangen is, dies es hi te meer tontsiene. wat men van minnen wel begrypen ende bestaen derre dat men anders niet doen en soude en daedt de minne. ende noch ist te meer tontsiene om dat hy van hem selven stout ende voertvarende is. niet te min den wille gods die moet gheschieden, wi willen oft god wille mergen vroech van hier scheiden na den dienst gods hemlieden gaen besoecken Hier na geboet urian die trompetten te slane, bevelende eenen ieghelicken hem bereit te makende datse mettten derden trompetten slaghe vertrocke ieghelijck onder syn baniere in goeder ordinancien ende datse der eerster bataillien volchden In die nacht beval urian die wake enen stouten ridder van synen huyse ende wapeninghen met . l. mannen te perde ende vijf hondert scutters

Urian riep de meester van Rhodes en de kapitein en vroeg hen of die sultan een jonge man was en of hij ook ware van begrip. Zij antwoorden hem, ja. Hoe dat, sprak Urian, heeft hij ooit geweest in oorlog in deze streek dan nu deze keer. Zij antwoorden, neen hij. Wat mag hem, dan sprak Urian, nu hiertoe beroert hebben dat hij het meer overgekomen is en hier met zo’n grote legermacht neer geslagen is daar gij hem zulke naburen bent. Bij mijn trouw, antwoorde de kapitein, het is waar dat onze koning heeft een zeer mooie dochter omtrent van 15 jaren oud. Die dat die sultan heeft willen hebben met kracht en onze koning en heeft ze hem niet willen geven tenzij dat hij hem wilde laten dopen. Nu zo is het waar dat we ooit onderlinge bestand hebben gehad en zo lange dat er geen gedenkenis ter contrarie is. Toen dan de sultan zag dat onze koning hem zijn dochter niet geven wilde, zei hij hem zijn bestand op en ontzei het hem gelijk. En hij was al gereed op de zee wel met honderdvijftig duizend Saracenen en kwam met al zijn volk en gereedschap te land slaan en liet belegeren die stad Famagusta daar hij den koning vond op zijn onvoorziene want hij wist niets van zijn komst. Maar sinds heeft hij volk daarin gekregen ondank de sultan en hebben alreeds menige schermutselingen gehad: daar vele volk aan beide zijden in gebleven is. En daarna hebben zich de Sarasijnen versterkt en ververst van nieuw volk, alzo dat hij nu wel honderdduizend sterk is. Maar in hun laatste aankomst hebben ze een partij van hun schepen verloren gehad en ook mede van hun volk dat zij verwachten in het eiland van Coles want een van onze galeien van de zwarte berg die hen volgde heeft ons gezegd hoe dat ze achtervolgende twee galeien van de orde van Rhodes en weten niet waar zij sinds gebleven zijn. Want zij daarna in het voorgenoemde eiland lagen en wachten wel 6 weken tijd en toen zij zagen dat ze niet kwamen zo zijn zij vertrokken ten leger waart. Voorwaar heer, sprak die meester van Rhodes, dat mag wel waarachtig wezen. Ziet hier Urian en zijn broeder, mijne heren die er u wel op zouden weten te antwoorden want zij allen dood en verslagen zijn en die hebben ons hun schepen gegeven. Dus moet god geloofd wezen zei de kapitein. Nu heb ik u verteld, sprak de kapitein voort, die toekomst van deze oorlog en waarom dat die sultan over het meer gekomen is Toen zei Urian, die minne vermag en is wel zo krachtig om al zulk ding te bestaan, En voorwaar na dien dat die sultan alzo met minnen bevangen is, dus is hij te meer te ontzien wat men van minnen wel begrijpen en bestaan durft dat men anders niet doen zou en deed niet de minne. En noch is het te meer te ontzien om at hij van zichzelf dapper en voortvarend is. Niettemin de wil Gods die moet geschieden, we willen of god wil morgen vroeg van hier scheiden na de dienst Gods hen gaan bezoeken. Hierna gebood Urian de trompetten te slaan en beval iedereen zich gereed te maken dat ze met de derde trompetten slag vertrokken elk onder zijn banier in goede ordinantiën en dat ze het eerste bataljon volgden. In die nacht beval Urian die waak een dappere ridder van zijn huis en wapeningen met 50 mannen te paard en vijfhonderd schutters.

Van des capiteyns neve die te famagossen waert reed mz groter nernsticheyt

Van de neef van de kapitein die te Famagusta waart reedt met grote vlijt.

DEse bode becortte sinen wech also gheringhe als dat hi omtrent de middernacht quam op een eynde van eenen bossche, boven op een cleyn berchelken ende alsoe hy nederwaerts wert siende in de valeye, so sach hi theer vanden sarazynen overmits die claerheyt vanden vieren die in haerlieden logyzen waren. ende sach die stad also seer belegen vanden sarasynen. dat hi niet en wiste hoe hi in de stad geraken mochte Het gebuerde die wile dat dese bode hier mede beladen was dat smerghens inder dageraet doer een wiket uterstad quamen lxxx. becleedde ridders van menigherleye vreemde nacien. die welcke in manieren van bataillien in beroerten maecten tgheel heer Die wake was rechts op die ure wech den meesten deel te logise waert. ende dese becleedde mannen traden int heer met sommigen vanden wakers dier niet en op en achteden overmits dien datse gemeynt hadden dat het van haers selfs volc geweest hadde, ende geraecten also bi den tenten vanden soudaen Ende doen begonsten sy uter maten seer fellicken te steken ende te slane. ende onder dandere sloeghen sy ontwe de coerden vanden pauwellioene. ende deden onder die sarasynen een grote moert na die menichte die sy waren. Het heer vergaderde vastelic bi een om dese te wederstane. ende begonden te roepene alarme alarme Als dander tachentich mannen voerseyt dat saghen soe pijnden sy hem voet voer voet weder ter stad waert vellende ende houwende alle die ghene die si vonden in haer ghemoet Als dese bode dit sach so sloech hi syn pert mz sporen ende aventuerdet besyden om vanden tenten. ende alsoe leet hi verbi dat heer ende vant hem selven corts dair na in de stad Daer binnen comende riep hij de luden ane datse goeden moet hebben souden want hi bracht hem een bliden ieumare segghende Die bloeme van allen ridderscapen wt kerstenheyt coemt u te hulpen Dat syn die twee ioncheeren van lusignen die welc dat alreede eenen groten deel van des soudaens volc verslagen hebben op die zee. ende brenghen met hem wel vier duzent vechtender mannen Als sy dit hoorden so waren sy seer blide Die soudaen was seer ontstelt dat dese lxxx. becleedde mannen sonder scade binnen der stad ghekeert waren Doen seynde die soudaen een deel van synen volcken om te scermutzen voer die barrieren ende draybomen darer vele gequetst was Ten lesten die kersten deden de heydenen van daer eersselen met fortsen. Ende vertrocken synde quam dese bode tot den coninc. ende bewees hem die behoorlijke reverencie van syns ooms weghen. ende thoende hem den brief dien de coninc goedertierlicken ontfinc. ende als hi dien ghevisiteert hadde ende verstaen vanden bistande dat hem quam sloech hi syn handen ten hemel waert seggende O gewarich god vanden hemel wat heb ic arme creatuer u arme dienare u al te dancken van dat ghi mijnre niet vergheten en hebt in deser groter alleinden daer ic ende alle myn vrienden dus langhe in gheweest hebben Ende gheboet in allen kercken te luydene metten cruycen ende met bernenden torzen. lovende ende danckende gode. ende oec biddende dat hise doer syne goedertierentheit behoeden wilde vanden handen der ongheloovigher Die blicap was daer seer groot doen dese tijnge doer die stad ghesprayt was Die sarasyen die dese bliscap ghewaer werden verwonderden hem seer wat die redenen daer af wesen mocht. die soudaen seyde. sy sullen eyntelike eenige niemaer hebben daer wi niet af en weten. of si doent om ons te doen verstaen dat sy volcx ende vitaelgie ghenoech hebben om hem mede te verweren teghen onse moghentheyt

Deze bode bekortte zijn weg alzo gauw als dat hij omtrent de middernacht kwam op een einde van een bos, boven op een klein bergje en alzo hij naar beneden begon te zien in de vallei zo zag hij het leger van de Sarasijnen overmits de helderheid van het vuur die in hun logies waren en zag de stad alzo zeer belegerd van de Saracenen zodat hij niet wist hoe hij in de stad geraken mocht. Het gebeurde ie tijd dat deze bode hiermee beladen was dat ‘s morgens in de dageraad door een luikje uit de stad kwamen 80 geklede ridders van menigerlei vreemde naties die in manieren van bataljons in beroerten maakten het gehele leger. Die waak was recht op dat uur weg en het grootste deel te logies waart en deze bekleedde mannen traden in het leger met sommigen van de wakers die er niet op achten overmits dien dat ze gemeend hadden dat het van hun eigen volk geweest was en geraakten alzo bij de tenten van de sultan. En toen begonnen zij uitermate zeer fel te steken en te slaan en onder de andere sloegen zij stuk de koorden van het paviljoen en deden onder die Saracenen een grote moord naar de menigte die zij waren. Het leger verzamelde vast bijeen om deze te weerstaan en begonnen te roepen alarm, alarm. Toen de ander tachtig mannen voorgenoemd dat zagen zo pijnden zij hem voet voor voet weer ter stad waart en velden en hieuwen al diegene die ze vonden in hun ontmoeting. Toen deze bode dit zag zo sloeg hij zijn paard met sporen en avontuurde het bezijden om van de tenten en alzo ging hij voorbij dat legen en vond zichzelf kort daarna in de stad. Toen hij daarbinnen kwam riep hij de lieden aan dat ze goede moed hebben zouden want hij bracht hun een blijde nieuws aan en zei: De bloem van alle ridderschap uit christenheid komt u te hulp. Dat zijn die twee jonkheren van Lusigne die dat alreeds een groot deel van de sultans volk verslagen hebben op de zee en brengen met hen wel vierduizend vechtende mannen. Toen zij dit hoorden zo waren zij zeer blijde. Die sultan was zeer ontsteld dat deze 80 geklede mannen zonder schade binnen der stad gekeerd waren. Toen zond de sultan een deel van zijn volk om te schermutselen voor die barrire en draaibomen waar er vele gekwetst werden. Tenslotte lieten die christen de heidenen vandaar aarzelen met kracht. En toen ze vertrokken waren kwam deze bode tot de koning en bewees hem de behoorlijke reverentie vanwege zijn oom en toonde hem de brief die de koning goedertieren ontving en toen hij dien gevisiteerd had en verstaan van de bijstand dat hem kwam sloeg hij zijn handen ten hemel waart en zei: O ware god van de hemel, wat heb ik arme createur, uw arme dienaar u al te danken van dat gij mijn niet vergeten hebt in deze groter ellenden daar ik en al mijn vrienden aldus lang in geweest zijn. En gebood in allen kerken te luiden met de kruisen en met brandende toortsen, loofde en dankte god. En ook bidden dat hij ze door zijne goedertierenheid behoeden wilde van de handen der ongelovige. Die blijdschap was daar zeer groot toen deze tijding door die stad verspreid was. Die Sarasijnen die deze blijdschap gewaar werden verwonderden hem zeer wat de redenen daarvan wezen mocht. De sultan zei; zij zullen eindelijk enig nieuws hebben daar we niets van weten of ze doen het om ons te doen verstaan dat zij volk en voedsel genoeg hebben om hen mede te verweren tegen onze mogendheid.

Van hermine des concincx dochter van deser bistandicheyt een luttel ghehoort hadde wat sy doen dede

Van Hermine, de koningsdochter, die van deze bijstand wat gehoord had en wat zij toen deed.

DOen die ioncfrouwen daer af gehoirt hadde ontboet sy tot haer den genen die de tijdinghe gebracht hadde. ende als hi daer gecomen was spracse aldus. mijn vrient nu segt mi van uwer niemaren Doen seide hy haer al datter af was Vrient sprac die ionffrouwe hebdi die heden gesien dair ghi af segt. iaic seker sprac die bode. het syn die wt ghelenste mannen van wapenen ende die frischste lieden die oyt in dit lant quamen ende sowel toegemaect Nu segt mi sprack die ionffrouwen wt wat lande zij syn ende wie is haer overste Het syn sprack de bode poitevijns en dair syn twee ionge ioncheren diese beleyden,ende die seggen hem te wesen van lusigne: dair af die oudste geheten is urian. ende dander guyon. ende syn noch so ionc datse noch baert noch stoppelen en hebben Lieve vrient sprac die ioncfrouwe Synt oeck alsoe schone ioncheren als ghi ons segt Bi mijnder trouwen sprac die bode Die oudste vanden tween es zeer groot van leden wel gemaect ende starc. maer hi heeft dz aensicht cort ende breet over dweers. ende een ooge root ende dander peersch ende dooren utermaten groot. maer anderssints van live ende van leden so ist een die scoenste man die ic ye ghesach van mijnen daghen Die ioncste en is niet so groot maer van live ende van aensicht is hi seer wel geraect anders dat hem deen ooghe wat hogher staet dan dander. maer ten messtet hem niet sere Ende wise siet die seyt datse weert syn een weerelt tonderdoene Vrient sprac hermijne en suldi niet cortelinge daerwaerts gaen Joncfrouwe seyde hi also schiere als ick sal moghen wt der stad geraken, ende den sarazijnen ontsluypen. mijn lieve vrient sprac die ioncfrouwe ghy sult my die ioncheeren seer groten ende gheeft den oudsten dit iuweelken ende segt hem dz hi dz drage ter liefden van mi Ende den ioncsten geeft dese rinc metten diamanten ende groetten mij menichwerven Hi antwoerde ioncfrouwe ick salt seer gheerne doen Ende met dien schiet hi van daer ende quam tot den coninc. die welc doen hadde doen wt roepen die antwoerden hier boven gheruert. Die coninc dede alle syn ridders ende ruiters wapenen ende hem toe maken. ende al heimelicken wt der stadt trecken, slaende ende smytende opt heer vanden soudaen datter voer lach. ende eer hem die sarasynen ghewapenen conden soe hadden sy groote schade vanden coninc Niet te min die sarasynen sloegen wt haer tenten ende pauwellioenen ende iaechden des conincx volck wederomme al tot den barrieren ende drayboomen: ende daer gherees eenen fellen stryt soe datter vele volc aen beye syden doot bleef: want tgheheele heer vanden sarazynen vertrack ende quam darwerts. Met desen dat dit ghevecht daer gheschiede so werd die bode wt ghelaten tot een ander poerte vander stad soe dattet die sarasynen niet ghewaer en werden. ende reet alsoe henen tot synen oeme waert met groter nernsticheyt ende sorghen, want hem verlangde seer syn nieumare te kundigen Dese voerseyde scermutzinghe en gheduerde niet seer lange. want die soudaen dede syn volc vertrecken achterwaerts aenghemerct dat hi meer verliesen mochte dan ghewinnen

Toen die jonkvrouw daarvan gehoord had ontbood zij tot haar diegenen die de tijding gebracht had en toen hij daar gekomen was sprak ze aldus. Mijn vriend, nu zeg mij van uw nieuws. Toen zei hij haar al dat ervan was. Vriend, sprak die jonkvrouw, heb je die heden gezien daar gij van zegt. Ja ik zeker, sprak de bode. Het zijn die uitgelezenste mannen van wapenen en de friste lieden die ooit in dit land kwamen en zo goed uitgerust. Nu zeg mij sprak, die jonkvrouw, uit wat lande zij zijn en wie is hun overste. Het zijn, sprak de bode, van Poitou en daar zijn twee jonge jonkers die ze leiden en die zeggen hen te wezen van Lusigne: waarvan de oudste geheten is Urian en de ander Guyon en zijn noch zo jong dat ze noch baard noch stoppels hebben. Lieve vriend, sprak die jonkvrouw. Zijn het ook alzo mooie jonkers als gij ons zegt. Bij mijn trouw, sprak de bode, de oudste van de twee is zeer groot van leden, goed gemaakt en sterk, maar hij heeft dat aanzicht kort en breed overdwars en een oog rood en de ander paars en de oren uitermate groot. Maar anderszins van lijf en van leden zo is het een van de mooiste man die ik ooit zag in mijn dagen. Die jongste is niet zo groot, maar van lijf en van aanzicht is hij zeer goed gevormd, anders dat hem het ene oog wat hoger staat dan de ander. Maar met misstaat hem niet zeer. En wie ze ziet die zegt dat ze waard zijn een wereld te onderdoen. Vriend, sprak Hermine, zal je niet gauw derwaarts gaan. Jonkvrouw, zei hij, alzo snel als ik zal mogen uit de stad geraken en de Sarasijnen ontsluipen. Mijn lieve vriend, sprak die jonkvrouw, ge zal me die jonkheren zeer groeten en geef de oudsten dit juweeltje en zeg hem dat hij dat draagt ter liefden van mij. En de jongste geef deze ring met de diamanten en groet hem van mij menigmaal. Hij antwoorde, jonkvrouw, ik zal het zeer graag doen. En met dien scheidde hij van daar en kwam tot de koning die toen had toen uitroepen die antwoorden hier boven aangeroerd. Die koning liet al zijn ridders en ruiters wapenen en hem klaar maken en al heimelijk uit de stad trekken, slaande en smijtende op het leger van de sultan dat ervoor lag en eer zich de Saracenen wapenen konden zo hadden zij grote schade van de koning. Niettemin, de Saracenen sloegen uit hun tenten en paviljoenen en joegen het konings volk wederom al tot de barrire en draaibomen: en daar rees een felle strijd zodat er veel volk aan beide zijden dood bleef: want het gehele leger van de Sarcenen vertrok en kwam derwaarts. Met deze dat dit gevecht daar geschiede zo werd die bode uitgelaten tot een andere poort van de stad zodat het de Sarcenen niet gewaar werden en reedt alzo henen tot zijn oom waart met grote vlijt en zorgen want hem verlangde zeer zijn nieuws te verkondigen. Deze voor genoemde schermutseling duurde niet zeer lange want de sultan liet zijn volk vertrekken achteruit aangemerkt dat hij meer verliezen mocht dan winnen.

Hoe hem urian ende syn broeder hier na hadden en beleydden

Hoe zich Urian en zijn broeder hierna hadden en overlegden.

Urian dede syn trompetten slaen metten opgange van den daghe op dat hem elckerlijc gereet maken soude ende die paerden sadelen Hier na ghingen die twee ghebroeders haer misse hooren ende soe deden oeck die andere heeren ende baroenen Na der missen dede urian roepen dat die ghene die eten ende drincken wilden ende haer perden voeren datse hem haesten. ende datse ten tweden trompetslage in ordinancien stellen souden die gene die de avantgaerde houden souden. ende mits dese vertrocken sy Hier en binnen is des capiteyns neve aen gecomen, die syn brieven vanden coninc synen oom over gaf: die open ghebroken ende gevisiteert hebbende bevant hi dz hem die coninc beval dat hij die stad stellen soude ter ghelieften van dese ij. gebroeders. ende hoe hy liet weten dat mense liet passeren doer alle syn sloten ende steden. ende hem bewesen alle onderdanicheyt Als die capiteyn dz hoorde soe nam hi den brief ende lieten urian ende synen broeder sien ende overlesen Den welcken als sy ghevisiteert ende oversien hadden riepen sy den capiteyn, den meester van rodes ende die ij. ridders die hem gecondicht hadden het belegge vanden soudaen, ende desen lazen sy den brief openbaerlijck Doen sprack urian die capiteyn. wij dancken den coninc vander eeren die hi ons bewesen heeft. niet te min onse meyninghe en is niet in syn steden oft sloten te comene, also langhe als wi anderssint gepasseren moghen. Mer wi dencken ons te velde te houdenen ende den soudaen orloge te leveren ende strijt Nu segt ons hoe sterc mogen uwe garnizoenen wesen. die ghi wt alle den plaetsen ende steden soudet mogen leveren ende u steden bewaert souden bliven. want ons dat behoeft te wetene, ende oft oeck mannen syn daer hem een op verlaten mach. Want wi syn in meininghen gonnet ons gode den soudaen te bevechtene. ende een eynde te maken van deser orloghen aenghesien dat wij dairom hier ghecomen syn. Bi mijnder trouwen sprack die capiteyn dat ware seer quaet ende sorchlijcken om doen want die sarazijnen syn wel in ghetale wel van hondert duzent mannen oft meer En laet u dair an niet ligghen sprac urian Wi hebben goet recht in allen zijden. want sy sijn gecomen over ons landen sonder recht ende reden, dwelc ons bat met recht betamen soude te doene dan hem lieden aenghesien datse gods vianden sijn: Hieromme so en ontsiet u niet haer groote menichte: want vele starcker is een peper coren oft scarper op de tonghe dan een sack vol corens. Ende oeck die victorie en is niet geleghen in die menichte vanden volcke maer int goet bestier ende regiment Alexander die alle die werelt gewan en woude noyt meer dan x. duzent mannen van wapenen hebben tegens alle die werelt op eenen dach smaels Mz desen redenen stelde die capitein hem selven wat bat te vreden. ende dachte dat urian wel de seghe ende victorie behouden mochte, segghende aldus tot urian Ic sal u leveren vier duyzend vechtender mannen. ende wel twee duyzent brigandiers ende artchiers: alle wt ghelesen mannen Urian antwoerde daer op aldus Het is ons genoech doet so vele dat wijse moghen vinden bereet omtrent eenen halven dach reysens bij onse vianden. ende dat daer aen gheen ghebreck en ware. Mits desen es ghecomen die neve vanden capiteyn die welcke dat nedere viel op sijn knyen voer urian ende guyon ende seyde aldus O ghi edele ioncheeren die alre scoonste ende edelste maghet die ic weet doet u seer groeten ende sy zendt u van haren cleenheden Doen nam hi die gulden broke daer dat inne stonden menich costelijcke gesteynte. ende seyde aldus tot urian in deser manieren Houd daer heere neemt die cleynoden van het minnen wegen ons conincx dochtere die welcke u utermaten seer bidt dat ghijt doch draghen wilt ter liefden van haer Urian namdat seer blidelijcken, ende dedet hechten op synen wapenrock. ende seyde totten ghenen diet hem ghebracht hadde aldus Mijn lieve vrient god dancx der iouffrouwen die mij de groote eere bewijst. ick salt voerwaer seerre weerdelichlijcken houden ter liefde van haer ende god loons den bode Daer na presenteerde hi oeck guyon den rinck insghelijcx vander ioncfrouwen weghen. ende seyde hoe si hem bade dat hi dien tharer liefden draghen woude Op dwelck guyon antwoerde dat hijt gheerne doen soude. ende mits dien stack hijen an synen vingher ende dancte der ionfrouwen ende den bode oeck seere. ende hier en boven schencten sy den boden seer costelicken iuwelen. Eensgancx ghinghen die trompetten slaen. ende een ieghelijck ghinc hem stellen ter vaert ende op weghe Daer mochte men sien een schoon heerlick gheselschap. Die capiteyn schicte aen alle die garnizoenen vanden fortressen ende deedse allegader versamen, so datter wel vijf hondert volcx van wapenen meer was dan die capiteyn den tween ghebroeders gheseyt hadde. Op dat pas logierde urian op een cleyn rivierken Ende des ander daghes smerghens vertrocken sy. ende reysden alsoo verre dat sy rechts voer middach quamen in een schoon velt op een groote riviere daer vele boomen stonden. Niet verre van daer lach een groote brugghe daer men over liden moeste. ende het en was maer seven milen van famagosse Urian dede hier omtrent syn volck neder slaen ende logieren segghende dat hi den capiteyn met synen volcke daer verwachten woude Binnen der wijlen van deser verbeydinghen so reden daer sommighe ridders ende ionckers spelen tot den voerseyder brugghen waert Ende saghen dair bi omtrent vijftien mannen van wapenen die daer beneden ghecomen waren met haer lancien in de hant ende haer helmen opt hooft. Ende over dander sijde vander brugghen saghen sij op comen dringhen omtrent vier hondert mannen van wapenen die uter maten seer haesten om dandere te bespringhen ende te benauwen Doen reedt een van desen ridderen weynich daerwaerts, ende riep hem aen wi datse waren. Sij antwoerden dat sy kerstenen waren ende dat sij toe behoorden den coninck van cypers. ende dandere die ghi ghinder siet syn alle sarazijnen ende ongheloevighe. ende hem volghen noch wel vi. oft seven duzent heydenen, die welc dat op dlant hebben gheweest om fouragie te halen. ende die hebben ons ghevonden dus onversien ende hebben wel hondert van onse ghesellen doot gheslaghen Die riddere sprack Och ghi heeren ghi moecht u noch een luttel onthouden want ghi sult terstont souccoers hebben Dandere antwoerden. wij haddens wel van grooten node want die sarasynen haten ons. so gaet dan henen ende wi sullent hier houden also lange als wy sullen connen Die ridder sloech syn paert met sporen. ende comende bi syn geselscap vertelde hi hem dit mz den cortsen. ende eensgancx pynden sy hem tharen heere weert. ende onder wegen vonden sy xx. archiers scutters den welcken sy bevalendat sy hen terstont souden laten ter bruggen waert om die te helpen bewaren, daer die xv. mannen van wapenen waren teghen die heydenen Als die archiers dat verstonden pynden sij hem daerwarts. ende ghenakenden der brugghen, saghen sy alreede drie vanden kerstenen op der bruggen vanden perde gesteken. gheringe aen riep deen van den archiers, wi toeven te lange. en siet ghi niet hoe dat die honden die vrome kerstenen daer verdrucken. Sij spienen alle ghelijck haer boghen ende sonden al teenemael haer gescut inden hoop vanden heydenen, also dz zijer wel met dyer reysen xxij. doot vander brugghen saghen vallen Als die sarazynen dat vernamen worden sy seer verslaghen ende traden wat achterwarts vanden brugghen Met dien holpen die kerstenen malckanderen weder op die ter aerden ghesteken waren. ende die archiers gaven doen eenen so vervaerlicken creet datter geen sarazijn synen voet weder op ter bruggen setten en dorste, maer si deden haer artchiers voer staen, ende dair begonst die scermutzinge te wassen. mer het hadde den sarazynen beter gheweest datse vertrocken hadden. want die ridders boven geruert die aen de brugge waren spelen gereden waren doen int heer gecomen ende haddent dair geboetscapt Urian wapende hem mz ter haesten ende nam met hem een dusent mannen van wapenen ende hondert artchiers al schutters Ende dede hem noch ander dusent mannen van wapenen en dusent artchiers volgen om hem te baten te comen, op dat hijs behoefde. ende van die te gheleiden gaf hi den last eenen baenreheere geheeten poytevin. voert so beval hi dz hem tgheheel heer wapenen soude ende stellen hem in ordinancien. ende dat beval hi guyon sinen broeder ende den meester van rodes te beschicken Ende doen dede hij den standaert voer henen rijden al in ordinancien, ende selve pijnde hi hem voer metter lancien in de hant. ende hielt tvolck so vast bi een dat si niet eenen duym breet deen vanden anderen verscheyden en reysden.

Urian liet zijn trompetten slaan met de opgang van de dag opdat hem elk gereed maken zou en de paarden zadelen. Hierna gingen die twee gebroeders hun mis horen en zo deden ook die andere heren en baronnen. Na de mis liet Urian roepen dat diegene die eten en drinken wilden en hun paarden voeren dat ze zich haasten en dat ze ten tweede trompetslag in ordinantie stellen zouden diegene die de voorhoede houden zouden en mits deze vertrokken zij. Ondertussen is de neef van de kapitein aangekomen die zijn brieven van de koning aan zijn oom overgaf: toen die opengebroken en gevisiteerd was bevond hij dat hem die koning beval dat hij die stad stellen zou ter geliefde van deze 2 gebroeders en hoe hij liet weten dat men ze liet passeren door al zijn burchten en steden en hen bewezen alle onderdanigheid. Toen de kapitein dat hoorde zo nam hij de brief en liet het Urian en zijn broeder zien en overlezen. Die toen ze gevisiteerd en overzien hadden riepen zij de kapitein, de meester van Rhodes en die 2 ridders die hem verkondigt hadden het beleg van de sultan en dezen lazen zij de brief openbaar. Toen sprak Urian die kapitein; wij danken de koning van de eren die hij ons bewezen heeft. Niettemin onze bedoeling is niet in zijn steden of burchten te komen, alzo lang als we anderszins passeren mogen. Mar we denken ons te velde te houden en de sultan oorlog te leveren en strijd. Nu zeg ons hoe sterk mogen uw garnizoenen wezen die gij uit alle plaatsen en steden zou mogen leveren en uw steden bewaard zouden blijven. Want ons dat behoeft te weten en of er ook mannen zijn daar zich een op verlaten mag. Want we zijn in mening gunt het ons god de sultan te bevechten en een einde te maken van deze oorlogen, aangezien dat wij daarom hier gekomen zijn. Bij mijn trouw, sprak die kapitein, dat was zeer kwaad en zorgelijk om doen want de Sarcenen zijn wel in getal wel van honderdduizend mannen of meer. En laat het u daaraan niet liggen, sprak Urian. Wij hebben goed recht aan alle zijden want zij zijn gekomen over ons land zonder recht en reden, wat ons beter met recht betamen zou te doen dan hen, aangezien dat ze Gods vijanden zijn: Hierom zo ontziet u niet hun grote menigte: want veer sterker is een peperkorrel of scherper op de tong dan een zak vol koren. En ook de victorie en is niet gelegen in de menigte van volk, maar in het goede bestuur en regiment. Alexander die de hele wereld won wilde nooit meer dan 10 000 mannen van wapenen hebben tegen de hele wereld op een dag per keer. Met dezen redenen stelde de kapitein zichzelf wat beter tevreden en dacht dat Urian wel de zege en victorie behouden mocht en zei aldus tot Urian. Ik zal u leveren vierduizend vechtende mannen en wel tweeduizend brigadiers en boogschutters: allen uitgelezen mannen. Urian antwoorde daarop aldus. Het is ons genoeg, doe zo veel dat wij ze mogen vinden gereed omtrent een halve dag reizen bij onze vijanden en dat daaraan geen gebrek is. Mits dezen is gekomen de neef van de kapitein die ter neer viel op zijn knien voor Urian en Guyon en zei aldus. O gij edele jonkers, die allermooiste en edelste maagd die ik weet doet u zeer groeten en zij zendt u van haar kleinigheden. Toen nam hij die gulden broche daar dat in stonden menig kostbaar gesteente en zei aldus tot Urian op deze manier. Houdt daar heer, neemt die kleinoden vanwege het minnen van onze koningsdochter die u uitermate zeer bidt dat gij het toch dragen wilt ter liefden van haar. Urian nam dat zeer blijde en liet het hechten op zijn wapenrok en zei tot diegene die het hem gebracht had aldus. Mijn lieve vriend, god dankt de juffrouw mij de grote eer bewijst. Ik zal het voorwaar zeer waardig houden ter liefde van haar en god loont de bode. Daarna presenteerde hij ook Guyon de ring insgelijks vanwege de jonkvrouw en zei hoe ze hem bad dat hij dien te harer liefden dragen wilde. Waarop Guyon antwoorde dat hij het graag toen zou en mits dien stak hij het aan zijn vinger en dankte de jonkvrouw en de bode ook zeer en hierboven schonken zij de boden zeer kostbare juwelen. Gelijk gingen de trompetten slaan en iedereen ging zich stellen ter vaart en op weg. Daar mocht men zien een mooi heerlijk gezelschap. Die kapitein schikte aan alle garnizoenen van het fort en liet ze allemaal verzamelen zodat er wel vijfhonderd volk van wapenen meer was dan de kapitein de twee gebroeders gezegd had.

Op dat pas logeerde Urian op een klein riviertje. En de volgende dag ‘s morgens vertrokken ze en reisden alzo ver dat zij recht voor de middag kwamen in een mooi veld op een grote rivier daar vele bomen stonden. Niet ver van daar lag een grote brug daar men over gaan moest en het was maar zeven mijlen van Famagusta. Urian liet hier omtrent zijn volk neer slaan en logeren en zei dat hij de kapitein met zijn volk daar verwachten wilde. Binnen de tijd van dit wachten zo reden daar sommige ridders en jonkers spelen tot de voor genoemde brug waart. En zagen daarbij omtrent vijftien mannen van wapenen die daar beneden gekomen waren met hun lansen in de hand en hun helmen op het hoofd. En over de andere zijde van de brug zagen ze aankomen dringen omtrent vierhonderd mannen van wapenen die uitermate zeer haasten om de andere te bespringen en te benauwen. Toen reedt een van deze ridders weinig derwaarts en riep hem aan wie dat zee waren. Zij antwoorden dat zij christenen waren en dat zij toebehoorden de koning van Cyprus en de andere die gij ginder ziet zijn allen Sarasijnen en ongelovige en hen volgen noch wel 6 of zevenduizend heidenen die op het land hebben geweest om foerage te halen en die hebben ons gevonden aldus onvoorzien en hebben wel honderd van onze gezellen dood geslagen. Die ridder sprak. Och gij heren, gij mag u noch een luttel onthouden want gij zal terstond bijstand hebben. De andere antwoorden, wij hadden het wel zeer nodig want die Sarasijnen haten ons. Zo ga dan henen en wij zullen het hier houden alzo lang als we zullen kunnen. Die ridder sloeg zijn paard met sporen en toen hij bij zijn gezelschap kwam vertelde hij hen dit in het kortste en gelijk pijnden ze zich tot hun leger waart en onderweg vonden zij 20 boogschutters en schutters die zij bevalen dat zij hen terstond zouden laten gaan ter brug waart om die te helpen bewaren, daar die 15 mannen van wapenen waren tegen de heidenen. Toen de boogschutters dat verstonden pijnden ze zich derwaarts en genaakten de brug en zagen ze alreeds drie van de christenen op de brug van de paarden gestoken. Gauw ga aan, riep de ene van de boogschutters, we toeven te lang en ziet gij niet hoe dat die honden die dappere christenen daar verdrukken. Zij spanden allen gelijk hun bogen en zonden al ten enenmale hun geschut in de hoop van de heidenen, alzo dat zij er wel met die keer 22 dood van de brug zagen vallen. Toen die Sarasijnen dat vernamen werden zij zeer verslagen en traden wat achteruit van de brug. Met dien hielpen de christenen elkaar weer op die ter aarden gestoken waren en die boogschutters gaven toen een zo vervaarlijke kreet dat er geen Sarrazin zijn voet weer op de brug zetten durfde. Maar ze lieten hun boogschutters voor staan en daar begon die schermutseling te groeien. Maar het was de Saracenen beter geweest dat ze vertrokken waren want die ridders boven aangeroerd die aan de brug waren spelen gereden waren toen in het leger gekomen en hadden het daar geboodschapt. Urian wapende hem met een haast en nam met hem een duizend mannen van wapenen en honderd boogschutters, al schutters En liet hem noch ander duizend mannen van wapenen en duizend boogschutters volgen om hem te baten te komen, op dat hij ze behoefde. En van die te geleiden gaf hij de last een baanderheer geheten Poytevin. Voort zo beval hij dat hem het gehele leger wapenen zou en stellen zich in ordinantie en dat beval hij Guyon, zijn broeder, en de meester van Rhodes te beschikken. En toen liet hij de standaard voor henen rijden al in ordinantie en zelf pijnde hij hem voor met de lans in de hand en hielt het volk zo vast bijeen dat ze niet een duimbreed de een van de anderen gescheiden reisden.

Maer eer sy ter brugghen quamen so waren daer vij. duisent zarasynen ghecomen, die daer den den kerstenen grooten last aendeden. ende haddense alreede vander brugghen gedreven Met dien so quam urian ende trad af te voete ende nam syne lancie in die hant. so dede oec alle syn volc seer cloeckelijc. ende dede syn baniere ontslaen. Die archiers stonden over beyde syde vander bruggen,ende daer bestonden sy die sarazijnen te over laden also datse eersselen moesten Ende doen begonst urian te roepen lusignen lusignen met luyder stemmen ende daer wert syne baniere gherecht opter brugghen Daer volchede hem syn volc seer scarpelick ende begonden al daer tegens die zarasijnen haer lancien te proeven Urian reet daer enen sarazyn op syn borst dat hi hem levere ende longene metter glavien doerstac Daer gerees eene felle scermutsinge. maer ten laetsten moesten die sarasynen die brugghe laten also dat int verliesen vander brugghe huerer vele in der riviere vielen. Die kerstenen haesten mids dien seer snellijcken over die brugghe, ende traden den sarazijnen weder aen Daer gerees een starcke bataillie alsoe datter vele doot bleef ende ghequetst. maer die sarazijnen verloren wederom haer plaetse Tussen dese vechtinge so quam over die achtergairde vast aen ende passeerde over die brugghe geringelijc. daer begonst dat gevecht fellijcken uter maten, so dat daer vielen vele doden ende gequetsten. maer ten laetsten sprongen die sarasynen op haer perden die conden en pijnden hen al vliende tharen volcke waert die vast besich waren met haren rove als van coeyen scapen ende verckenen wech te drivene Doen trad urian oec op syn paert ende syn volc mede. ende beval der achtergaerde dat sy hem volgen soude in ordinancien van bataelgien Daer volchden sy die sarazijnen met groter nernsticheyt. ende alle die daer achterhaelt waren warden doot geslagen ende dien slach geduerde bi na v. uren lanc Doen deden die sarazinen haer volc hueren roof achterlaten ende trocken op eenen berch tegen famagosse over. ende daer stelden sy hem weder in ordinancien Daer quam urian hem gevolcht met sinen volcke ende versaemde daer weder, in welcke vergaderinghe menich mensche doot bleef aen beyde syden Die sarazynen hielden hen seer vast want sy waren in groten ghetale Urian besprancse seere scarpelic ende bedreef daer so vele feyten van wapenen dattet elcken wonder gaf. Doen so quamen dachtergaerde dair dat inne waren wal M. mannen van wapenen ende L. artchiers. ende mz dien verloren die sarasijnen weder haer plaetse ende moesten vlieden. also dat daer op die selve plaetse bleven wel vier dusent mannen van wapenen sonder die gene die aen der brugghen bleven. ende dat voervlieden ende iaghen gheduerde bi na tot den groten here vanden sarasynen Urian dede doen sijn volck eersselen ende dede hemlieden met nemen den roof die de sarazijnen hadden laten varen Aldus verschieden si in cortter tijt deen vanden anderen Die kerstenen namen haren wech ter brugghen waert. ende die zarasynen trocken voert rechts toe ende aen tot haren here al roepende, alarme. doen liepen die sarasynen ter wapenen Ende hier en binnen wasser een sarazijn die den sandaen haer aventuer vertelde. Die soudaen verwonderde hem seer wie dat mochte wesen die dz volc bracht hadde dwelck hem so grote scade ghedaen hadde Die van binnen der stadt verwonderden hem seer vanden gheschalle vanden trompetten die sy int heer hoorden Niet te min sy wapenden hem oec ende waren op haer hoede Met dien quam daer ter poerten een vanden ridders die aen die brugghe geweest hadde ende die bi aventueren doer der sarasijnen heer was geraect. ende die alle de fayten van urian ghesien hadde. ende dese riep wel luyde datmen hem die poerten open doen soude. want hy goede tijnghe brachte. die van binnen der stad vraechden hem wie dz hi ware Hi antwoerde dz hi een ridder was vander fortressen vanden swarten berghe. Sy lieten hem inne ende leydenen voer den coninc, die hem terstont kende, want hijen daer te voren ghesien hadde. hij deden den coninc de behoorlike reverencie. ende die coninc ontfinckem goedertierelicken ende vraechde hem wat nieumaren dat hi brachte Dair vertelde hi hem van woerde te woerde alle die gheschiedenisse hier boven gheruert hoe urian den roof ghenomen hadde. ende die aventure vander brugghen. ende hoe dat urian van sinne was terstont den souden te bevechten Bi mijnder trouwen sprac die coninc. dien man was mi god ons heere schuldich te zenden om mijn lant te beschudden van desen fellen sarasynen ende om onse heylighe gheloeve te beschermen ende te verheffenen. voerwaer ick selt merghen den soudaen doen ghevoelen dat mij mijn souccoers bi is ende dat ick hem niet en ontsie. Vrient sprac die coninc gaet ende vertelt dese tidinghe mijnre dochteren Die ridder dedet gherne. ende die ioncfrouwe vragede hem oft hi selve in de bataillie gheweest hadde. hij sprak ia. sy vraechde hem. is dan dese ridder daer ghi af segget metten vreemden aensichte so vroem ende voerspoedich inden striden alsmen seyt Hi antwoerde ia ende hondertwerf meer. want hi nyemand en ontsiet hoe groot dat hi es, ende wat men u seyt. hij es die vroemste dien ic oyt sach Sy seyde goetheit ende vroemheit es beter dan schoonheit. nu swige ic van desen. ende urian bleef omtrent der bruggen ende vant syn heere gelogiert aen dander syde vander bruggen. ende oec den capiteyn die tvolc van wapenen gheleyd hadde ende die garnizoenen die hij wt allen sloten gehaelt hadde. ende waren sterc tusschen den vier ende v. dusent mannen van wapenen. ende twee duzent ende v. hondert archiers sonder tvoetvolc dz ter oeck vele was. ende waren alle ghelogiert in een velt aen dander syde van der rivieren Daer vant urian syn pauwelioen op gerecht ende die ander oec die de sarasinen vervolcht hadden. Die coninc van cypers was seer blijde vanden souccoerse dat hem ghecomen was. ende daer af danckende hi onsen heere. maer wie datter blide was hermijne en was nz wel te vreden. want sy en conde haers selven niet verlaten te peynsen op urian. Sy begeerden zeer te siene doer tghene datter af gheseyt was. alsoe dat sy haer liet duncken al waert dat hij daensicht hadde noch also vreemdt ende mismaect als hijt hadde. dz hi nochtans weerdich waer te hebben eens des meesten conincx dochter van alder werelt doer syn grote vroemheyt ende deucht. Aldus was hermine alle dien nacht in haer gepeys besich met urian

Maar eer zij ter brug kwamen zo waren daar 7 000 Saracenen gekomen die daar de christenen grote last aandeden en hadden ze alreeds van de brug gedreven. Met dien zo kwam Urian en trad af te voet en nam zijn lans in die hand. Zo deed ook al zijn volk zeer kloek en liet zijn banier openen. De boogschutters stonden over beide zijden van de brug en daar bestonden zij de Saracenen te overladen alzo dat ze aarzelen moesten. En toen begon Urian te roepen; Lusigne. Lusigne met luide stem en daar werd zijn banier opgericht op de brug. Daar volgde hem zijn volk zeer scherp en begonnen aldaar tegen die Sarasijnen hun lansen te beproeven. Urian reedt daar een Sarrazin op zijn borst zodat hij hem lever en longen met de lanspunt doorstak. Daar rees een felle schermutseling, maar tenslotte moesten de Sarasijnen die brug laten, alzo dat in het verlies van de brug van hen velen in de rivier vielen. De christenen haasten mitsdien zeer snel over de brug en traden de Saracenen weer aan. Daar rees een sterke strijd, alzo dat er velen dood bleven en gekwetst, maar de Saracenen verloren wederom hun plaats. Tussen dit vechten zo kwam over die achterhoede vast aan en passeerden over die brug gauw. Daar begon dat gevecht fel en uitermate, zo dat daar vielen vele doden en gekwetsten. Maar tenslotte sprongen die Saracenen op hun paarden die konden en pijnden hen al vliedende tot hun volk waart die vast bezig waren met hun roof als van koeien, schapen en varkens weg te drijven. Toen trad Urian ook op zijn paard en zijn volk mede en beval der achterhoede dat zij hem volgen zou in ordinantie van bataljon. Daar volgenden zij die Sarcenen met groter vlijt en allen die daar achterhaald waren werden doodgeslagen en die slag duurde bijna 5 uren lang. Toen lieten de Sarasijnen hun volk hun roof achterlaten en trokken op een berg tegenover Famagusta en daar stelden zij zich weer in ordinantie. Daar kwam Urian hem gevolgd zijn volk en verzamelde daar weer, in verzameling bleef menig mens dood aan beide zijden. Die Saracenen hielden zich zeer vast want zij waren in groot getal. Urian besprong ze zeer scherp en bedreef daar zo vele wapenenfeiten dat het elk wonder gaf. Toen zo kwamen de achterhoede waarin waren wel 1000 mannen van wapenen en 50 boogschutters en met dien verloren de Sarcenen weer hun plaats en moesten vlieden. Alzo dat daar op diezelfde plaats bleven wel vierduizend mannen van wapenen, zonder diegene die aan de brug bleven en dat voort vlieden en jagen duurde bijna tot het grote leger van de Saracenen. Urian liet toen zijn volk aarzelen en liet hen meenemen de roof die de Sarasijnen hadden laten varen. Aldus verscheiden ze in korte tijd de een van de anderen. De christenen namen hun weg ter brug waart en die Sarcenen trokken voort recht toe en aan tot hun leger al roepende, alarm. Toen liepen de Saracenen ter wapenen. En ondertussen was er een Sarasijn die de sultan hun avontuur vertelde. Die sultan verwonderde hem zeer wie dat mocht wezen die dat volk gebracht had wat hem zoծ grote schade gedaan had. Die van binnen der stad verwonderden zich zeer van het geschal van de trompetten die zij in het leger hoorden. Niettemin zij wapenden zich ook en waren op hun hoede. Met dien kwam daar ter poort een van de ridders die aan die brug geweest was en die bij avonturen door het Saracenen leger was geraakt en die alle feiten van Urian gezien had en deze riep wel luid dat men hem de poort opendoen zou want hij bracht goede tijding. Die van binnen de stad vroegen hem wie dat hij was. Hij antwoorde dat hij een ridder was van het fort van de zwarte berg. Zij lieten hem in en leidden hem voor de koning die hem terstond kende, want hij had hem daar tevoren gezien. Hij deed de koning de behoorlijke reverentie en die koning ontving hem goedertieren en vroeg hem wat nieuws dat hij bracht. Daar vertelde hij hem van woord tot woord de hele geschiedenis hierboven aangeroerd hoe Urian de roof genomen had en het avontuur van de brug en hoe dat Urian van zin was terstond de sultan te bevechten. Bij mijn trouw, sprak de koning, die man was mij god onze heer schuldig te zenden om mijn land te behoeden van deze felle Sarasijnen en om ons heilige geloof te beschermen en te verheffen. Voorwaar ik zal het morgen de sultan laten voelen dat mij mijn bijstand nabij is en dat ik hem niet ontzie.

Vriend, sprak de koning gaat en vertel deze tijding mijn dochter. Die ridder deed het graag en die jonkvrouw vroeg hem of hij zelf in die slag geweest was. Hij sprak, ja, zij vroeg hem, is dan deze ridder daar gij van zegt met het vreemden aanzicht zo dapper en voorspoedig in de strijd als men zegt. Hij antwoorde, jam en honderdmaal meer want hij ontziet niemand hoe groot dat hij is, en wat men u zegt, hij is de dapperste die ik ooit zag. Zij zei, goedheid en dapperheid is beter dan schoonheid. Nu zwijg ik hiervan. En Urian bleef omtrent de brug en vond zijn leger gelogeerd aan de andere zijde van de brug en ook de kapitein die het volk van wapenen geleid had en dat garnizoen die hij uit alle burchten gehaald had en waren sterk tussen de vier en 5 duizend mannen van wapenen en tweeduizend en 500 boogschutters, zonder het voetvolk dat er ook veel was. Ze waren allen gelogeerd in een veld aan de andere zijde van de rivier. Daar vond Urian zijn paviljoen opgericht en de andere ook die de Sarasijnen vervolgd hadden. De koning van Cyprus was zeer blijde van de bijstand dat hem gekomen was en daarvan bedankte hij onze heer. Maar wie dat er blijde was Hermine en was niet goed tevreden want zij kon zichzelf niet verlaten te peinzen op Urian.

Zij begeerden zeer te zien door hetgeen dat ervan gezegd was. Alzo dat zij zich liet denken al was het dat hij het aanzicht had noch alzo vreemd en mismaakt zoals hij het had da hij nochtans waard was te hebben een de grootste koningsdochter van de hele wereld door zijn grote dapperheid en deugd. Aldus was Hermine die hele nacht in haar gepeins bezig met Urian.

Hoe hem de coninc van cypers des ander daechs tsmerghens hadde

Hoe zich de koning van Cyprus de volgende dag gedroeg.

DEs anderdaech smerghens had die coninc alle syn volc van wapenen mettten daghe ghereet ende traden wt der stad in getale wel dusentich mannen van wapenen ende wel duzent brigandeniers ende archiers. die al heymelic ghingen liggen in lagen verwachtende op haer lieder hant over beyde syden vander barrieren. Die coninc die sloech int heer vanden sarasijnen ende dede op hem grooten scade. want hij hadde verboden opten hals dat niemant gevanghene op nemen soude, maer dz syt al doot sloegen dat sy mochten. dit dede hi om deswille dat sy van ghiericheden hem niet te seer verlaten ende souden op roven ende stelen. ende oeck omdat sy hem te bat bi een houden souden. ende dat hise te bat wederomme sonder scade achterwaerts trecken soude Doen begonste hem het heer vanden sarazijnen vast te rueren ende ter weer te comen Doen die coninc sach dat hy vast begonden te wassen dede hi syn volc versamen ende al suverlicken wederom trecken. selve stelde hi hem achter metten messe in de hant Ende als hi yemande wt den here sach comen. dien dede hi weder eersselen. ende als sie synre verwachtede, dien castijdde hi alsoe dats hem niet meer en luste. ende daer hadde hem de coninc so vromelicken dat elc seyde dz hi vailliant ende doghende ter hant was. want daer niemant vanden sarasynen soe coene was die hem eenen slach verwachtene dorfde Doen quam die soudaen aen met eenen grooten hoep zarazijnen. ende als hi den coninc sach sijn volc so slaen so nam hi een ghevenijnde strael ende schoten ter slincker siden inne dattet hem te anders syden quaem. Corts hier na ghevoelde die coninc grote banghicheyt ende trac het strael wt synre syden ende meyndet den soudaen wederom te schieten. maer die soudaen keerde syn peert so snellicken dattet strael hem verbi voer. ende doerschoet eenen sarasyijn alsoe dat hi doot der aerden viel mits dien dat hi qualicken ghewapent was. Maer eer al dat die soudaen wt des conincx oghen gheraecte soe gaf hem die coninck eenen so ongemeten slach met synen sweerde opt hooft dat hi al verdoeft ter aerden viel. mids dien quamen die sarasynen so over starc dat hem die coninc weder eersselen moetse tsynen volcke waert. Die soudaen was wederom terstont op syn paert geset: ende der sarasynen hoep wies zo seer dat die coninc ende syn volc wijcken moesten binnen haren barrieren. doen begonsten die van cypers den pas bewaerden te treckenen ende te schieten seer sterckelic soe datttet vele sarazijnen doot bleven. mer die sarasinen vielen de kerstenen te machtig overmits haer menichte Ende die coninc wart machteloes van dz hi seer gebloet hadde. Ende hoe wel hi hem alsoe ghevoelde. niet te min hi verblide syn volck ende gaf hem goeden moet. des hem tvolck seer verwonderde, ende hi dede so vele dat die quade sarasynen emmers niet soo vele en gewonnen sy en verloren vele meer Hoe wel nochtans dat die schermutzing seer felle ende vreeslic was. ende aldus doende brachte die coninc syn volcx weder in de stad. twelc wonder was dat een man soe ghequetst hem op syn pert gehouden mochte Niet dat hem die quetzure gescaedt soude hebben en hadde tfenyn ghedaen daer die straelt mede besmeert was, alst wel scheen want hi in corter spacien daer na aflivich wart. mer hi hadde therte so vol vromicheden dat hijs niet en gedachte te seggen synen volcke voer der tijt dattet een van sinen heeren ghewaer wart overmids dat die coninc al van synen lancken der slincker syden tot op syn voeten vanden bloede beronnen was also dz die plaetse daer hi stille hielt terstont bebloet was. welck ridder dat siende sprack tot hem. mijn heere ghi hebt hier te lange geweest. coemt ende doet u volc geringhe vertrecken in die stad eer dathet te spade wart op dat die sarasijnen metter schermutsinghen hem niet en steken met ons in die stad. Die coninc die hem niet wel ghevoelde consenteerdet Doen dede die ridder voer die drayboemen comen staen hondert mannen van wapenen al versch ende dede de weder op een nieuwe die sarazynen bespringen met noch hondert versche scutters Die welcke dat den sarasynen dede eersselen. die de soudaen seer gestoert was. ende riep syn volc seer sterckelijcken aen aldus Al aen ghi heeren ende baroenen hebt u nu vromelijcken want die stadt zal heden ons syn. sijen mach niet ontgaen Dair mocht men die sarasynen sien de kerstenen seer bevechten. ende die kerstenen hem mannelic verweren. Maer doen die coninc van cypers sach die sarasynen wassen ende stercker werden dan sy waren soe greep hi eenen moet ende werp hem in hueren hoop. daer verarbeidde hi hem selven so seer dat hi vele aderen binnen sinen live scoerde. met welcken veraerbeidene soe die sommige seyden hi hem dleven seer corte Niet te min hi dede die sarasinen daer mede seer eersselen. soe datter vele doot bleven ende ghequetst Hier en binnen quam hem dien nacht aen op die hant ende die sarasynen vertrocken. want die coninc conforteerde syn volck also vromelicken datse gheen slagen en ontsaghen. Doe die sarasynen vertrocken waren doen keerde syn volc oec binnen der stad Maer als sy verhoirden vanden aventueren die den coninc ghevallen was, waren sy bedroeft die coninc dat siende sprac totten volcke. en wilt genen rouwe bedriven: maer peis altijt u te bescudden, ende ons heere god sal in uwe hulpe wesen dwelc ick hem biddende ben alsoe oetmoedelicken als ic emmermeer mach, ende ghelievet hem ic sal corts ghenesen. Met desen woirden was tvolc wat vertroest nochtans ghevoelde de coninc wel in hem selven dat hi emmers sterven moeste hoe wel hi alsdus sprac omme syn volc te troestene ende te verblidene Doen beval hi syne volcke datse goede wake hielden ende gafse alsoe orlof. ende doen ghinc hi tsynen palaise weert Daer quam tot hem syn dochter die van dier aventueren gehoort hadde vanden lieden die hem syn harnas wt deden. ende als sy syn harnas al bebloet sach ende daer nae de wonde soe viel sy neder in onmacht gelijc oft sij doot ware geweeest Die coninc beval dat mense dragen soude in haer camer Daer na quamen die cyrurginen tot den coninc die in syn bedde geleghen was, ende syn wonde gevisiteert hebbende seiden sy dat hi hem niet verslaen en soude hi en hadde gheen noot van den live Bi mijnder trouwen sprac de coninc ic weet wel hoet met me gaet gods wille moet aen my geschieden. ten mach niet langer versweghen syn ick wille dat ment den volcke vander stad laet weten. dwelck also ghedaen wart. dat den volcke groot liden ende verdriet was:

De volgende dag ‘s morgens had die koning al zijn volk van wapenen met de dag gereed en traden uit de stad in getal wel duizend mannen van wapenen en wel duizend brigadiers en boogschutters die al heimelijk gingen liggen in hinderlagen en verwachten op hun hand over beide zijden van de barrire. De koning die sloeg in het leger van de Sarasijnen en deed op hen grote schade want hij had verboden op de hals dat niemand gevangenen opnemen zou, maar dat ze alles dood sloegen dat zij mochten. Dit deed hij omdat zij van gierigheden hem niet te zeer verlaten zouden op roven en stelen en ook omdat zij zich te beter bijeen houden zouden en dat hij ze te beter wederom zonder schade achteruittrekken zou. Toen begon zich het leger van de Sarasijnen vast te roeren en te verweer te komen. Toen de koning zag dat het vast begon te groeien liet hij zijn volk verzamelen en al zuiver wederom trekken. Zelf stelde hij zich achter met een mes in de hand. En als hij iemand uit het leger zag komen die liet hij weer aarzelen en als ze opwachten die kastijdde hij alzo dat het hem niet meer lust en daar had hem de koning zo dapper dat elk zei dat hij stoutmoedig en deugdelijk ter hand was want daar was niemand van de Saracenen zo koens die zich voor een slag wachten durfde. Toen kwam die sultan aan met een grote hoep Saracenen en toen hij den koning zag zijn volk zo slaan zo nam hij een giftige pijl en schoot het ter linkerzijde in zodat het hem ten andere zijde uitkwam. Korts hierna voelde de koning grote bangheid en trok de pijl uit zijn zijde en meende het de sultan wederom te schieten. Maar de sultan keerde zijn paard zo snel dat de pijl hem voorbij voer en doorschoot een Sarasijn alzo dat hij dood der aarden viel mits dien dat hij slechte harnas aan had. Maar eer al dat de sultan uit de konings ogen raakte zo gaf hem di koning een zo ongemeten slag met zijn zwaard op het hoofd dat hij geheel verdoofd ter aarden viel. Mits dien kwamen de Sarasijnen zo over sterk dat zich de koning weer haasten moest tot zijn volk waart. De sultan was wederom terstond op zijn paard gezet: en de Saracenen hoop groeide zo zeer dat de koning en zijn volk wijken moesten binnen hun barrire, toen begonnen die van Cyprus die de pas bewaarden te trekken en te schieten zeer sterk zodat er vele Saracenen dood bleven. Maar de Saracenen vielen de christenen te machtig overmits hun menigte. En die koning werd machteloos van dat hij zeer gebloed had. En hoewel hij hem alzo voelde, niettemin hij verblijde zijn volk en gaf hun goede moed. Dus zich het volk zeer verwonderde en hij deed zo veel dat de kwade Sarasijnen immers niet zo veel wonnen, maar zij verloren veel meer. Hoewel nochtans dat die schermutseling zeer fel en vreselijk was en aldus doende bracht die koning zijn volk weer in de stad. Wat wonder was dat een man zo gekwetst zich op zijn paard houden mocht. Niet dat hem die kwetsing geschaad zou hebben had het venijn niet gedaan daar die pijl mede besmeerd was zoals het wel scheen want hij in korte tijd daarvan aflijvig werd. Maar hij had het hart zo vol dapperheid dat hij het niet dacht te zeggen zijn volk voor de tijd dat het een van zijn heren gewaar werd overmits dat de koning al van zijn flanken ter linker zijde tot op zijn voeten van het bloed geronnen was, alzo dat de plaats daar hij stil hield terstond bebloed was. Wat die ridder zag sprak tot hem, mijn heer, gij bent hier te lang geweest, kom en laat uw volk gauw vertrekken in die stad eer dat het te laat wordt op dat de Sarasijnen met de schermutselingen zich niet steken met ons in de stad. De koning die hem niet goed voelde stemde het toe. Toen liet die ridder voor de draaibomen laten staat honderd mannen van wapenen al vers en liet die weer opnieuw de Sarcenen bespringen met noch honderd verse schutters. Die lieten de Saracenen aarzelen en de sultan die zeer verstoord was riep zijn volk zeer sterk aan aldus. Al aan, gij heren en baronnen gedraag u nu dapper want die stad zal heden van ons zijn, zij mogen ons niet ontgaan. Daar mocht men die Sarcenen zien de christenen zeer bevechten en die christenen zich mannelijk verweren. Maar toen die koning van Cyprus zag de Saracenen aangroeien en sterker werden dan zij waren zo greep hij een moed en wierp hem in hun hoop. Daar verwerkte hij zichzelf zo zeer dat hij vele aderen binnen zijn lijf scheurde en met dat werken, zo sommige zeiden, dat hij hem het leven zeer korte, Niettemin, hij deed de Sarasijnen daarmee zeer aarzelen zodat er vele dood bleven en gekwetst. Ondertussen kwam hen die nacht aan op de hand en de Sarasijnen vertrokken want de koning bemoedigde zijn volk alzo dapper dat ze geen slagen ontzagen.

Toen de Sarasijnen vertrokken waren toen keerde zijn volk ook binnen de stad. Maan zij hoorden van de avonturen die de koning gevallen was waren zij bedroefd. De koning die dat zag sprak tot het volk, wil geen rouwe bedrijven: maar peins altijd u te behoeden en onze heer god zal in uw hulp wezen, wat ik hem bid alzo ootmoedig als ik immermeer mag en gelieft het hem ik zal gauw genezen. Met deze woorden was het volk wat vertroost, nochtans voelde de koning wel in zichzelf dat hij immer sterven moest, hoewel hij al dus sprak om zijn volk te troosten en te verblijden. Toen beval hij zijn volk dat ze goede wacht hielden en gaf ze alzo verlof en toen ging hij tot zijn paleis waart. Daar kwam tot hem zijn dochter die van die avonturen gehoord had van de lieden die hem zijn harnas uit deden en toen zij zijn harnas al bebloed zag en daarna de wonde zo viel zij neer in onmacht gelijk of zij dood was geweest. Die koning beval dat men haar dragen zou in haar kamer. Daarna kwamen die chirurgen tot de koning die in zijn bed gelegen was en zijn wond onderzocht hadden zeiden zij dat hij hem niet verslaan zou, hij had geen nood van het lijf. Bij mijn trouw, sprak de koning, ik weet wel hoe het met me gaat, Gods wil moet aan mij geschieden, het mag niet langer verzwegen zijn, ik wil dat men het volk van de stad laat weten. Wat alzo gedaan werd dat het volk groot lijden en verdriet was.

Hoe urian ende syn broeder hem regeerden doen sy haer pauwellioenen aen dese sijde der brugghen vonden ghestelt

Hoe Urian en zijn broeder zich regeerden toen zij hun paviljoenen aan deze zijde van de brug gesteld vonden.

ALs urian sach dz volc dwelc die capiteyn aenghebracht hadde soe was hi seer blide Ende des merghens gheboet hy allen den capiteynen die volc onder hem hadden datse quamen monstren mz allen haren volcke Ten selven mergenstonden als urian die misse ghehoort hadde stont hi voir syn tente. ende daer dede hi deen voer ende dander na comen alle die capiteynen met haren volcke. alle die standaerden wimpelen ende wapenen om die te besiene Ende daer stelde hise met dat sy passeerden in ordinancien op een velt daer bi tot dat sy allen gepasseert waren also wel die vreemde als die syne. hi aensach ende aenmercte seere scarpelijc haerlieden wesen ende onthielt wel die gene die hem dochten van manieren die haestichste Ende eensgancs dede hi overslaen tghetal vanden volcke van wapenen dier vergadert waren also wel vanden synen als vanden anderen. te weten vanden capiteynen als vanden meester van rodes. ende bevant dat sy wesen mochten in alles, tusschen die negen ende die x. dusent vechtender mannen. Doen sprac urian tot hem allen aldus Mijn lieve heren nu hoort wy syn hier vergadert om te helpen bescermen dat heylighe kersten gheloove ihus crysti die ons allen gescapen heeft ende verlost ghelijc wi allen weten. ende oec dat hi voer ons die bitter doot gheleden heeft om ons alle gader te verlossene vander pynen der hellen: waeromme wij oeck niet weygeren en sullen ons lijf voer hem te stellene ende te verwachtene daventuere die hem ghelieven sal ons te verleenen Ende al yst dat wi hebben een stercke wederpartije so datse wel syn tien mannen teghen een: nochtans hebben wi goede sake om ons te verweren want si comen ons bespringen ende bevechten sonder eenighe sake oft redene opt onse Oec so en sullen wi ons niet te seer ontsien want ihus crysti nam voer ons allen aen die felle orloge alleen ende overmits syn doot sullen alle die goede behouden bliven. Ende alsoe moechdi sekerlic weten dat alle die hier doot bliven behouden sullen wesen ende daer voer hebben hemelrijcke Aldus segghe ic u allen ghemeynlicken hoe ick in meyninghen ben onse vianden te genaken ende te bevechten so ic eerst mach Daerom bidde ick u allen eest datter yemant es die hem niet en ghevoelt cloec ende vroem ghenoech om daventuere te verwachten die gode ghelieven sal ons te verleenene. dat die vertrecke over een syde. want bi eenen alsulcken truwant soude een geheel heer bescaemt werden Ende daeromme alle die ghene dier van goeder hertten niet comen en willen. dien sal ic ghelts genoech gheven. ende scepinge ende vitaellie besorghen om het meer mede te passeren. Hier na dede hi oprechten syn baniere omtrent en boech schoet weechs boven opt geberchte: ende dede die houden synen broeder guyon die seer wel geseten was op eenen hoeghen hengst Doen riep hi wel luyde alle die ghene die devocie hebben te wrekene die doot van onsen here ihud. ende te verheffen dat heylich kersten geloove ende den coninc van cipers te hulpen comen die comen onder mijne baniere. ende dies niet en willen die passeren die brugghe Als die edele herten dat hoorden soe verstonden sy syn meyninge wel ende hieldenen van groten verstande ende van groter vromicheden. ende ghingen allegader onder syn baniere in een, weenende van blicsapen om de woerden die hem urian gheseyt hadde Doen was urian seer blide ende dede die trompetten slaen. ende nam mz allen den volcke de wech na die sarazijnen Die meester van rodes ende die capitein van limassen seyden onderlinge daer sy reden in bataillien dat tegens urian ende syn volc niemant weren en soude connen gedoen Ende aldus ridende ende coutende quamen sy op tgeberchte aldaer des daechs te voren die bataillie geweest hadde. ende hier en binnen sullen wi sien hoe wi ons vianden best bevechten moghen. dwelck sy allegader consenteerden Doen ghingen sy dair logeren soe sy best conden soe vast bi een als sy mochten op datmen haer getal niet overmerken en soude konnen

Toen Urian zag dat volk wat die kapitein aangebracht had zo was hij zeer blijde. En ճ morgens gebood hij alle kapiteins die volk onder hen hadden dat ze kwamen bemonsteren met al hun volk. Terzelfder morgenstond toen Urian de mis gehoord had stond hij voor zijn tent en daar liet hij de een voor en de ander na komen alle kapiteins met hun volk en alle standaarden, wimpels en wapens om die te bezien. En daar stelde hij ze met dat zij passeerden in ordinantin op een vel daarbij totdat zij allen gepasseerd waren, alzo wel de vreemde als de zijne. Hij aanzag en aanmerkte zeer scherp hun wezen en onthield wel diegene die hem dochten van manieren de haastigste. En gelijk liet hij opslaan het getal van volk van wapenen die er verzamel waren, alzo wel van de zijne als van de anderen. Te weten van de kapiteins als van de meester van Rhodes en bevond dat zij wezen mochten in alles, tussen die negen en de 10 000 vechtende mannen. Toen sprak Urian tot hen allen aldus. Mijn lieve heren, nu hoort, wij zijn hier verzameld om te helpen beschermen dat heilige christen geloof Jezus Christus die ons allen geschapen heeft en verlost gelijk wij allen weten. Ook dat hij voor ons de bittere dood geleden heeft om ons allemaal te verlossen van de pijnen der hellen: waarom wij ook niet weigeren zullen ons lijf voor hem te stellen en te verwachten het avontuur die hem gelieven zal ons te verlenen. En al is het dat wij hebben een sterke wederpartij zodat ze wel zijn tien mannen tegen een: nochtans hebben we goede zaak om ons te verweren want ze komen ons bespringen en bevechten zonder enige zaak of reden op ons. Ook zo zullen we ons niet te zeer ontzien want Jezus Christus nam voor ons allen aan die felle oorlog alleen en overmits zijn dood zullen alle goede behouden blijven. En alzo mag je zeker weten dat allen die hier dood blijven behouden zullen wezen en daarover hebben hemelrijk. Aldus zeg ik u allen algemeen hoe ik in mening ben onze vijanden te genaken en te bevechten zo gauw ik mag. Daarom bid ik u allen is het dat er iemand is die hem niet kloek en dapper genoeg om het avontuur te verwachten die god gelieven zal ons te verlenen dat die vertrekt over een zijde. Want bij zo’n al zulke trawant zou een geheel leger beschaamd worden. En daarom al diegene die er van goede harten niet komen willen die zal ik geld genoeg geven en schepen en voedsel bezorgen om het meer mee te passeren. Hierna liet hij oprichten zijn banier omtrent en boogschot weg boven op het gebergte: en liet die houden zijn broeder Guyon die zeer goed gezeten was op een hoge hengst. Toen riep hij wel luid, al diegene die devotie hebben te wreken de dood van onze heer Jezus en te verheffen dat heilig christen geloof en de koning van Cyprus te hulp komen die komen onder mijn banier en die het niet willen die passeren die brug. Toen die edele harten dat hoorden zo verstonden zij zijn bedoeling wel en hielden zich van groot verstand en van grote dapperheid en gingen allemaal onder zijn banier ineen, wenende van blijdschappen om de woorden die hen Urian gezegd had. Toen was Urian zeer blijde en liet die trompetten slaan en nam met alle volk de weg naar de Saracenen. De meester van Rhodes en de kapitein van Limasol zeiden onderlinge daar zij reden in bataljon dat tegens Urian en zijn volk niemand zich verweren zou kunnen doen. En aldus rijdende en koutende kwamen zij op het gebergte aldaar de dag tevoren die slag geweest was en ondertussen zullen we zien hoe we onze vijanden het beste bevechten mogen wat zij allemaal consenteerden. Toen gingen zij daar logeren zo goede ze konden en zo vast bijeen als zij mochten op at men hun getal niet bemerken zou kunnen.

DIe soudaen hadde al binnen der stad syn verspieder bi die welcke hi wel wiste dat den coninc van cypers secourse aen quam. want tvolc vander stadt wasser vele te stouter omme Ende oec so wiste hi wel dat die coninck seer ghequetst was. ende dattet volc weder over ander syde om die saken seer verslaghen was Bi desen redenen soe gedachte dien soudaen dat hi die stad woude doen scerpeliken bespringen. ende dede syn trompetten slaen tsmerghen ter sonnen opganghe: ende ordineerde alle syne batallien. Doen quamen syn archiers vast ane te graven ende ten drayboomen waert al schietende Die van binnen schoten oec seer verveerlicken wt met bussen: also datter velen vanden sarasynen gequetst ende ghedoot warden Doen quam die soudaen ende riep met luider stemme. wel aen ghi heren ende ghi ridderen. laet ons arbeiden dat wi ghecrigen dese stad eer hem secours aen coemt Bi mamet ic sal den eersten gheven dyer inne coemt gewichte swaer selvers. in der selver manieren alsoe hi daer inne coemt Het was een wonder te siene hoe dat volc doen aen quam ende toe viel met alreley ghereetscappen om die stad mede te overvallene Maer die van binnen warpen so van den mueren met steenen, met ziedende pecke. met heete calcke, met tonnen gevult van wercke ende solfere al bernenden, alsoe dat die sarasynen tharen ontdancke die plaetse laten moesten want daer menich man bleef van haren volcke. maer die van binnen verweerden hem weder ghelijc sy te voren hadden ghedaen: want sy te bat gehert waren opt secours dair sy hen toe verlieten Nu so eest te weten voert meer dat hoe urian ende syn volc alrede ghescict hadden hair bespieders die welcke als sy vernamen dat die soudaen die stad dede bespringen. keerden sy weder terstont ende seydent urian hoe dat die stad ware in groter sorghen van gewonnen te werden. ten ware datse corts secours ende ontset ghecreghe. ende hoe dat die coninc ghequets was Van welcker tijnghen urian ende guyon niet seer verblijt en waren. niet te min urian dit hoorende ghinc terstont die trompetten doen slaen ende alle syn volc wapenen ende stelde dat in iiij. batailien. vander welcken hi selve een beleidde. syn broeder die anderde. die meester van rodes die derde. die capiteyn voerscreven die vierde Ende alle die bagagien ende sommierpaerden dede hi stellen in een valleye. ende dede die bewaren mz hondert mannen van wapenen ende met viftich armborstscutters Ende daer na begonnen sy den berch vast op te climmen ende eensgancs saghen sy theer vanden sarasinen ende hoe datse die stad vast besprongen. urian dit siende sprac tot sinen volke aldus. Ghi heere siet haren hoop is seer groot, maer niet te min gelievet gode ten eersten sysnse allegader ons in corter wilen. laet ons allegader gaen tegens het heer sonder den here yet te mesdoene en laet ons eerst bevechten die ghene die de stad bespringen Ic hope bider hulpen gods datse ons niet en sullen mogen verdueren Ende syn volck antwoerde met eendrachtigher stemmen dathet hem also goet dochte Met dien namen sy haren wech int nedercomen van den berge om van achter der sarasynen heer te passeren. maer int verbi liden soe wardens die sarazynen ghewaer ende sagen dathet van haren volcke niet en was Daer begonsten die sarasynen te gebaren ende te roepen te wapenen te wapenen Met dien soe hiet Urian den capiteyn dz hi syn baniere keeren soude ten here waert vanden sarasynen ende dat hise wel scherpeliken bevechten soude Ende urian metten tween anderen bataillien sloech tusschen die wakers ende die ghene die de stad vastelic besprongen also dz die wakers ende die logyzen te bewaren hadden allegader verslaghen waren ende ghedoot: ende sy lieten daer van haers selfs volc om die logyzen te bewaren. ende smeten eensgancs op die gene die de stad besprongen, mer het ghebuerde datter een ghecomen was die dit den soudaen geboetscapt hadde segghende. Heere alle die tenten ende pauwellioenen syn genomen ende die wachters verslagen. ende daer comen op ons die felste mannen die oyt ghesien waren Met dien keerde die soudaen hem omme ende sach daer aen comen vele banieren ende wimpelen ende het volc so vast in een gedrongen dat harer niet en scheen half so vele alser was Die soudaen was seer ontstelt ende dede terstont syn trompetten slaen om achterwaert te trecken syn volc vander stad ende te stellen in ordinancien Maer eer hi dz half vergaderen mochte soe brack urian in syn heer ende bevochtse seer scerpelicken. also datter groot verlies viel ende vele sarasinen verslegen warden want sy die meeste scade ghecreghen om dieswille datse den tijt niet en hadden hem te stellen in ordinancien. ende oec want se seer vermoeyt waren vanden affoute dat sy op die stad ghedaen hadden. alsoe dat sy als neghene onder haer baniere bevonden en waren doen sy aldus onversienlicken besprongen waren van desen kerstenen die van groter crachten waren. ende gaven hen also harer vele ter vlucht Maer die soudaen die een man was vol vromicheden vergaderde syn volc weder bi een ende leverde urians volcke eenen swaren strijt Daer wert menich man ghedoot ende gequetst. ende urians volck hadde daer vele te lijden ende was in groter sorghe. want die soudaen hadde in beiden handen een haetse seer swaer ende sloech dair mede aen alle syden ende dede een grote moert in urians volck: want hem qualiyc verginc die hem den wech in tijts niet en ruymde. Als urian den soudaen sach aldus gheberen ende seide teghens hem selven aldus Bi mynder trouwen het is groote scade dese heyden onghelovich es. aengesien dat hi vander hant soe vroem es Maer om der scaden wille die ic sie dat hi doet in mijn volck, en mach ics hem niet langer gehengen Oec en hebben wi hier gheen stonde langer sprake te houden Mettien vaette hi syn zweert ende noepte syn paert mz sporen ende reet na den soudaen waert Als die soudaen hem versagh en ontweeck hi hem niet: maer nam sijn haetse meynende urian te gheven eenen slach op syn hooft Urian ontsette den slach, ende so die haetse swair was ende hi den slach missede dien hy seer hooge geheven hadde so vloech sy hem uter hant Ende met dien schoet hem urian toe ende gaf hem mz sinen zweerde eenen slach op den helm also swaer als hij slaen mochte wt sinen live Van welcken slagen die soudaen also overladen was dat hi syns selfs vergat noch en sach noch en hoorde ende liet den toem vanden paerde vallen ende die stegelreepen Als urian dat sach gaf hi hem noch eenen alsulcken slach metten selven sweerde tusscen hals ende hooft, ende geraecten besiden der gorgijen ende doersloech mede het hecsele daer sy medegehecht was. mits den welcken die soudaen eensgancx ter aerden viel, dair was tgedrange vanden perden so groot van beyden syden ende tghevecht so fel dat hem syn volck niet en konde gehelpen. ende daer so bloedde hi hem selven doot Also geringhe als die sarasynen des ghewaere worden, waren sy seer verslagen ende noyt sindert en consten sy meer met goeder herten gevechten Daer deden noch urian ende syn broeder soe vele fayten van wapenen datter gheen man en was diet aensach hi en prijsdese. Ende metten cortsten daer lieten hem die poyteusche ende dander baroenen also kennen als dat die sarasynen in corter stont die vlucht gaven ende nauwelic ongheslagen ende ongevanghen ontvlieden en consten. Doen logeerde urian met sinen volcke inder sarasynen logijsen: ende dede ontbieden syn bagaigien ende sommaigie. dwelc die wachters blideliken aenbrachten ende logierden daer blidelijcken tharen gemake Ende den roef deden dese . ij. ghebroeders mildelijken deylen den souwenieren dat hem des een ieghelic bedancte

De sultan had al binnen de stad zijn verspieder waarbij hij wel wist dat de koning van Cyprus bijstand aankwam want et volk van de stad was er veel te stouter om. En ook zo wist hij wel dat de koning zeer gekwetst was en dat het volk weer over de andere zijde vanwege die zaak zeer verslagen was. Bij deze redenen zo dacht die sultan dat hij die stad toen wilde scherp bespringen en liet zijn trompetten slaan ‘s morgens ter zonsopgang en ordineerde al zijn bataljons. Toen kwamen zijn boogschutters vast aan de gracht en ten draaibomen waart al schietend. Die van binnen schoten ook zeer vervaarlijk uit met bussen: alzo dat er velen van de Sarasijnen gekwetst en gedood werden Toen kwam de sultan en riep met luide stem; wel aan, gij heren en gij ridders, laat ons arbeiden dat we deze stad krijgen eer hem bijstand aankomt. Bij Mohammed, ik zal de eerste geven die erin komt zijn gewicht zwaar zilver in dezelfde manier alzo hij daarin komt. Het was een wonder te zien hoe dat volk toen aan kwam en toe viel met allerlei gereedschappen om die stad mee te overvallen. Maar die van binnen wierpen zo van de muren met stenen, met kokend pek, met hete kalk, met tonnen gevoelt van doeken en zwavel geheel brandend, alzo dat de Sarasijnen tot hun ondank die plaats laten moesten want daar menig man bleef van hun volk. Maar die van binnen verweerden hem weer gelijk zij tevoren hadden gedaan: want zij te beer gehard waren op de bijstand waartoe ze zich verlieten. Nu zo is het te weten voort meer dat hoe Urian en zijn volk alreeds gestuurd hadden hun bespieders die toen zij vernamen dat de sultan stad liet bespringen keerden zij weer terstond en zeiden het Urian hoe dat die stad was in groter zorgen van gewonnen te worden, tenzij dat ze gauw bijstand en ontzet kregen en hoe dat de koning gekwetst was. Van die tijding waren Urian en Guyon niet zeer verblijd, niettemin Urian die dit hoorde ging terstond de trompetten laten slaan en al zijn volk wapenen en stelde dat in 4 bataljons waarvan hij zelf een leidde. Zijn broeder die andere en die meester van Rhodes de derde, de kapitein voorschreven de vierde. En alle bagage en pakpaarden liet hij stellen in een vallei en liet die bewaren met honderd mannen van wapenen en met vijftig armborstschutters. En daarna begonnen zij de berg vast op te klimmen en gelijk zagen ze het leger van de Sarasijnen en hoe dat ze die stad vast besprongen. Urian die dit zag sprak tot zijn volk aldus. Gij heren, ziet hun hoop is zeer groot, maar niettemin gelieft het god, ten eerste zijn ze allemaal van ons in korte tijd. Laat ons allemaal gaan tegen het leger zonder het leger iets te misdoen en laat ons eerst bevechten diegene die de stad bespringen. Ik hoopt met Gods hulp dat ze ons niet zullen mogen verduren. En zijn volk antwoorde met eendrachtige stem dat het hen alzo goed dacht. Met dien namen zij hun weg in het neerkomen van de berg om van achteren het Saracenen leger te passeren. Maar in het voorbij gaan zo werden de Sarasijnen ze gewaar en zagen dat het van hun volk niet was. Daar begonnen de Saracenen te gebaren en te roepen; te wapen, te wapen. Met dien zo zei Urian de kapitein dat hij zijn banier keren zou ten leger waart van de Saracenen en dat hij ze wel scherp bevechten zou. En Urian met de twee anderen bataljons sloeg tussen de wakers en diegene die de stad vast besprongen, alzo dat de wakers en het logies te bewaren hadden allemaal verslagen waren en gedood: en zij lieten daar van hun eigen volk om het logies te bewaren en smeten gelijk op diegene die de stad besprongen, maar het gebeurde dat er een gekomen was die dit de sultan geboodschapt had en zei. Heer alle tenten en paviljoenen zijn genomen en de wachters verslagen en daar komen op ons die felste mannen die ooit gezien waren. Met dien keerde de sultan zich om en zag daar aankomen vele banieren en wimpels en het volk zo vast ineen gedrongen dat van hen niet scheen half zo veel als er waren. De sultan was zeer ontsteld en liet terstond zijn trompetten slaan om zijn volk achteruit te trekken van de stad en te stellen in ordinantie. Maar eer hij dat half verzamelen mocht zo brak Urian in zijn leger en bevocht ze zeer scherp. Alzo dat er groot verlies viel en vele Saracenen verslagen werden want zij kregen de meeste schade om dieswille dat ze de tijd niet hadden zich te stellen in ordinantie en ook omdat ze zeer vermoeid waren van de actie dat zij op die stad gedaan hadden. Alzo dat zij als geen onder hun banieren vonden en toen waren zij aldus onvoorzien besprongen van deze christenen die van groter krachten waren en gaven hun alzo van hen vele ter vlucht. Maar de sultan die een man was vol dapperheden verzamelde zijn volk weer bijeen en leverde Urian ‘s volk een zware strijd. Daar werd menig man gedood en gekwetst en Urian ‘s volk had daar veel te lijden en was in grote zorgen, want de sultan had in beide handen een zeer zware strijdbijl en sloeg daarmee aan alle zijden en deed een grote moord in Urian’ s volk: want het verging hem kwalijk die zich niet op tijd de ruimde.

Toen Urian de sultan zag aldus gebaren en zei tegen zichzelf aldus. Bij mijn trouw, het is grote schade dat deze heiden ongelovig is aangezien dat hij van de hand zo dapper is. Maar vanwege de schade die ik zie dat hij doet in mijn volk mag ik het hem niet langer toestaan. Ook hebben we hier geen stonde langer woorden te houden. Meteen vatte hij zijn zwaard en noopte zijn paar met sporen en reedt naar de sultan waart. Toen de sultan hem zag ontweek hij hem niet: maar nam zijn strijdbijl en meende Urian een slag op zijn hoofd te geven. Urian ontweek de slag en zo die strijdbijl zwaar was en hij de slag miste die hij zeer hoog geheven had zo vloog het hem uit de hand. En met dien schoot hem Urian toe en gaf hem met zijn zwaard een slag op de helm alzo zwaar als hij slaan mocht uit zijn lijf. Van die slag werd de sultan alzo overladen dat hij zichzelf vergat, noch zag noch hoorde en liet de toom van het paard vallen en de stegelreep. Toen Urian dat zag gaf hij hem noch een al zulke slag met hetzelfde zwaard tussen hals en hoofd en raakte hem bezijden het halsstuk en doorsloeg mede het hengsel waarmee zij gehecht was waardoor de sultan gelijk ter aarden vier. Daar was het gedrang van de paarden zo groot van beiden zijden en het gevecht zo fel dat hem zijn volk niet kon helpen en daar zo bloedde hij zichzelf dood. Alzo gauw als de Saracenen dat gewaar werden waren zij zeer verslagen en nooit sinds konden zij meer met goede harten vechten. Daar deden noch Urian en zijn broeder zo vele wapenfeiten dat er geen man was die het aanzag, hij prees ze. En in het kort, daar lieten hem die van Poitou en de andere baronnen alzo kennen als dat die Saracenen in korte stond de vlucht gaven en nauwelijks ongeslagen en niet gevangen ontvlieden konden. Toen logeerde Urian met zijn volk in de Saracenen logies: en liet ontbieden zijn bagage en drinken wat die wachters blijde aanbrachten en logeerden daar blijde op hun gemak. En de roof deden deze 2 gebroeders mild verdelen de soldaten zodat hem iedereen bedankte.

Hoe die capiteyn van lyymasson hem pynde te famagossen dese victorie de kundighen

Hoe de kapitein van Limasol zich pijnde te Famagusta deze victorie te verkondigen.

NA dese nederlage vanden sarasinen schiet de capitein van den twee gebroeders ende nam met hem noch xxx. ridders van edelen doene ende quam in de stad van famagossa al daer men hem die poerten opende dede blydelicken Ende als hi daer inne quame so vant hi tvolc die sommige seer blijde om datse hem selven verlost saghen wt den handen der sarasynen ende ghebenediden gode van dat die kinderen van lusignen int lant gecomen waren Sommighe andere vanden volcke bedreven groote rouwe om dat haer coninc also gequets was: ende dat hen niet te helpen en was Aldus en wiste dese capiteyn wat peysen want hi niet en wiste dat die coninck ghequetst was. niet te min hi vorderde synen wech tot dat hi quam int palays al daer hi tvolck seere mistroostich vant Hi vraechde watter ghaens ware Bi mijnder trouwen sprac dair een. meer dan genoech ledt ons. want wi verliesen eenen den besten man die oyt in dit rijcke quam Hoe soe sprack die capiteyn is dan die coninc cranc O lieve here en weet ghijer niet meer af antwoirde daer een ridder wij trocken ghisteren wt onse vianden bespringhen ende int wederkeren wart ons coninc geraect vanden soudaen met eenen ghevenynden strale dair af hi so siec is dat men daer geen remedie toe gevonden en kan want wi meynden dat dese ij. edele ioncheren over iij. dagen gecomen souden hebben Ende oec so bedryft des conincs dochter so groten rouwe dz het iammer is om te sien want het wort twee dagen datse niet en heeft willen eten noch drincken. wi synder qualiken aen verliesen wi onse coninc ende onse ioncfrouwe mede. want coemt dat bi so yst tlant seer beroeft ende sonder heere Mijn lieve vrient sprac die capiteyn ten is niet al verloren dat inder aventueren staet Hebt goet betrouwen in onse heere ihesu christ. ende hi sal u helpen Ic bidde u wilt my leyden bide coninc Dat is goet om doen sprac die ridder. want hi leyt daer in een camer daer een ieghelijc gaen mach ghelijc oft hem niet mesvallen en ware: hi heeft zijn testament alreede ghemaect ende syn dienaers voersien so dat hem elc beloeft. ende heeft oec syn biechte gesproken. ende theylich sacrament ghenut. Bi mijnre trouwen sprac die capiteyn dies en sal hi maer te bat varen. met dien trad hi in die camer ende viel neder op syn knyen voer des conincx bedde. ende dede den coninc die behoirlike reverencie Her capiteyn sprac die coninc willecome. ic dancke u uter maten seer van uwer goede nernsticheyt die ghi ghedaen hebt int aenbringen van desen ij. edelen mannen bij den welcken mijn lant verlost es wt der subiectien ende gehoorsamheyt vanden sarasynen. want ic en hadde gheen macht mijn volc langer te regeren Ic bidde u dat ghi hem van mynent wegen wilt gaen seggen dat hem ghelive te comen mi te besuecken al eer ic sterve. want ic hebbe groote begerte hen genoech te doene na mijnder macht vander liefden ende huesccheyt die sy mij ghedaen hebben. Ende oec heb icse grote begherte te siene. Ende oec te sprekene om seker redene wille die ic hemlieden verclaren sal Here sprac die capiteyn ic wilt gherne doen Doen beval die coninc datmen die grote straten vander poerten dair die twee ghebroeders passeren souden, behinghe met tapeten ende ander costelicke clederen al tot den palaise toe

Na deze nederlaag van de Saracenen scheidde de kapitein van de twee gebroeders en nam met hem noch 30 ridders van edele doen en kwam in de stad van Famagusta aldaar men hem blijde de poorten openden. En toen hij daarin kwam zo vond hij het volk waarvan sommige zeer blijde waren dat ze zich verlost zagen uit de handen der Saracenen en gebenedijde god van dat die kinderen van Lusigne in het land gekomen waren. Sommige anderen van het volk bedreven grote rouw omdat hun koning alzo gekwetst was: en dat hem niet te helpen was. Aldus wiste deze kapitein niet wat te peinzen, want hij wist niet dat de koning gekwetst was. Niettemin hij bevorderde zijn weg totdat hij kwam in het paleis aldaar hij het volk zeer mistroostig vond. Hij vroeg wat er gaande was. Bij mijn trouw, sprak daar een, meer dan genoeg let ons want we verliezen een der beste man die ooit in dit rijk kwam. Hoe zo, sprak die kapitein, is dan die koning ziek. O lieve heer, weet gij er niet meer van antwoorde daar een ridder, wij trokken gisteren uit om onze vijanden te bespringen en in het wederkeren werd onze koning geraakt van de sultan met een giftige pijl waarvan hij zo ziek is dat men daar geen remedie toe vinden kan, want we meenden dat deze 2 edele jonkers over 3 dagen gekomen zouden hebben. En ook zo bedrijft de koningsdochter zo’n grote rouw dat droevig is om te zien. Want het wordt nu al twee dagen dat ze niet heeft willen eten noch drinken. Wij zijn er kwalijk aan verliezen we onze koning en onze jonkvrouw mede want komt dat aan zo is het land zeer beroofd en zonder heer. Mijn lieve vriend, sprak die kapitein, het is niet al verloren dat in de avonturen staat. Hebt goed vertrouwen in onze heer Jezus Christus en hij zal u helpen. Ik bid u wilt me leiden bij de koning. Dat is goed om doen, sprak die ridder, want hij ligt daar in een kamer daar iedereen gaan mag gelijk of hem niets misvallen was: hij heeft zijn testament alreeds gemaakt en zijn dienaars voorzien zo dat hem elk beloofd is en heeft ook zijn biecht gesproken en het heilig sacrament genuttigd. Bij mijn trouw, sprak die kapitein, dus zal hij maar te beter gaan. Met dien trad hij in de kamer en viel neer op zijn knien voor de konings bed en deed de koning de behoorlijke reverentie. Heer kapitein, sprak de koning, welkom, ik dank u uitermate zeer van uw goede vlijt die gij gedaan hebt in he aanbrengen van deze 2 edele mannen waarbij mijn land verlost is uit de onderwerpen en gehoorzaamheid van de Sarasijnen, want ik en had geen macht mijn volk langer te regeren. Ik bid u dat gij hen vanwege mij wil gaan zeggen dat hen gelieve te komen mij te bezoeken al eer ik sterf. Want ik heb grote begeerte hen genoegen te doen na mijn macht van de liefden en hoffelijkheid die zij mij gedaan hebben. En ook heb ik grote begeerte ze te zien en ook te spreken vanwege zekere reden die ik hen verklaren zal. Heer, sprak de kapitein, ik wil het graag toen. Toen beval die koning dat men die grote straten van de poort daar die twee gebroeders passeren zouden, behing met tapijten en andere kostbare kleren al tot het paleis toe.

Die capiteyn haeste alsoe langhe tot dat hi quam int heer inder twee gebroeders tente. welcke ghebroeders hem blydelijcken ontfingen Ende doen vertelde hi hem hoe dat die coninc over seer ghequetst was. ende dat hi hemlieden bad dat hem gelieven wilde te comene bij hem. op dat hi hem bedancken mochte van den groten bistande ende hulpe die si hem ghedaen hadden. oec om hem liden te vergheldene van haren groten arbeyde ende coste na synders macht Ende oec om met hemlieden te spreken van andere saken. Voerwaer sprac urian wi en syn hier niet ghecomen om soudie te hebbenene oft gelt te winnen. maer alleene om te stercken dz heylich kersten gelove Ende wi willen wel dattet elc wete dat wi gelts genoech hebben om ons volc te betalen nz te min wi willen gerne bi hem gaen. ende ic sal van mijns selfs wegen bi hem comen in sulcke doene als ic wt der batallien quam. want dien dient hem gelieft so wil ic van hem ontfangen die ordene der ridderscape van synder hant om der duecht ende vroemicheit wille die ieghelic hem toe geeft Ende ghi capiteyn ghi moghet hem gaen seggen dat wi merghen voer die prieme tijt ick mijn broeder ende die meestere van rodes op dz god wille hem sullen comen besuecken Die capiteyn ghinc henen van daer ende comende in de stadt soe en wart hi blideliken ontvangen Ende als hi int palays quam vant hi den coninck noch gelijc hijen gelaten hadde. ende daer vant hi hermynen des conincx dochtere die groten rouwe bedreef om haers vaders smerte ende quetsure. niet te min sy vermaecte hair nochtans bi dien van datmen hair seyde dat dese ij. ioncheeren des anderen daechs smergens daer comen soude wantse seer begherde urian te siene Die capiteyn groette den coninc alsoe dat behoirde ende die coninck hieten hoechliken willecome hem vragende wat tijngen dat hi brachte vanden twee ioncheren ende oft sy comen souden Jae sy her coninck antwoirde die capiteyn met hondert van haren meesten baroenen. ende u gelieve te wetene hoe sy vanden uwen niet en begheren te hebben. want nae dat sy segghen so en synt gheen souwenieren van ghelde maer sy seggen hem te wesen souweniers van onsen here Ende so heeft mi urian geseyt dat hi als mergen voer priemtijt op dat god wille bi u comen sal in alsulcken doene als hi uter bataillgien quam want hi wilt ontfangen van uwer hant die ordene vanden ridderscape Doen seide die coninck geloeft moet god wesen van dz hem gelieft dat ic eenen ridder maken mach al eer ic sterven van eenen alsulcken vromen ende hogen prince, ic sals te bat ende te willichlijker sterven Als hermine die nieumare hoorde so was sy so seer verblijt van herten datse niet en wiste hoe si haer onthouden soude. niet te min sy en beweest niet maer geliet hair seer droevich Sy nam mz dien orlof ende custe haeren vader vriendelic al weenende ende ghinc in hair camer ende beclaechde haren vader een geheele ure lanc. ende hadde groot verlanghen om hem te siene want syn verbeyden viel haer swaer also datse van den geheelen nacht niet en sliepende bracht also den tijt over al peynsende tot des anderdaechs te priem tijt Des anderdaechs smerghens dede die coninc bevelen edelen ende onedelen datse die straten toemaken ende chieren souden ende datse desen ij. ioncheren eere ende alle eerwerdicheyt bewisen souden in harer coemsten. ende dat syse vermaken souden met alderley spelen ende melodyen daer men genuechten in vernemen mochte Ende voerwaer tvolc quijtede hem dair inne seer wel ende dadent vele meer ende bat dan die coninc bevolen hadde. Met den corsten geseit dese ij. ghebroeders quamen omtrent den priemtijt in die stad geseten elck op eenen hogen hengst. ende urian was noch al gewapent ende voerde syn sweert bloot in de hant ghelijc hi wt der bataillien quam Ende guyon syn broeder was ghecleet met eenen rijckelicken lakene van damast wel gevoedert. ende voer hem ghingen xxx. vanden hoechsten baroenen seer edelicken toe gemaect Ende rechts voer hem quam die capiteyn van limasso Ende achter die gebroeders quamen tseventich ridders met haren ionckeren ende pagien verselscapt: ende also quamen sy in de stad: daer had men mogen horen menigherley spel van trompetten ende anderen gheluide van sueter melodyen Daer riepen die lieden alle ghemeynlicken met blijder stemmen. weest willecome wy verlost syn vander onghenadiger eygentheyt der vianden ons heeren ihesu Daer mocht men die vrouwen ende ioncfrouwen sien ligghen ter veynsteren Die oude edelinghen ende die borgers verwonderden hem seer vander herdicheyt van den edelen urian die maer daensicht en hadde sonder wapenenen ende eenen groenen hoet op syn hooft ende het tzweert bloot in de hant. Die capiteyn droech hem sinen helm voer. Ende als tvolck die felheit van sinen aensichte sagen seyden sy. voerwaer dit is wel een man om alle die gheheel werelt tonder te brenghen By mijnre trouwen spraken dander Hi bewyset wel want hi in die stad ghecomen is ghelyc oft hise ghewonnen hadde. Ende dander seyden. het fayt dat hi ghedaen heeft is wel so groot als oft hi die stadt gewonnen hadde Ende sommige anderen seyden al eest dat syn broeder niet so fellen gesicht en heeft nochtans schijnt hi wel een man van groter weerden ende van cloecken bestane Ende aldus sprekende geleydden sy die ij. gebroeders met haren gheselscape ten palayse vanden coninck daer sy af saten.

Die kapitein haastte alzo lang totdat hij kwam in jet leger en in de twee gebroeders tent en die gebroeders ontvingen hem blijde. En toen vertelde hij hun hoe dat die koning over zeer gekwetst was en dat hij hen bad dat hem gelieven wilde te komen bij hem opdat hij hen bedanken mocht van de grote bijstand en hulp die ze hem gedaan hadden. Ook om hen lieden te vergelden van hun grote arbeid en kosten naar zijn macht. En ook om met hen te spreken van andere zaken. Voorwaar, sprak Urian, we zijn hier niet gekomen om soldij te hebben of geld te winnen, maar alleen om te sterken dat heilig christen geloof. En we willen wel dat het elk weet dat we geld genoeg hebben om ons volk te betalen, niettemin, we willen graag bij hem gaan en ik zal vanwege mij bij hem komen in zulke doen als ik uit de slag kwam. Want indien het hem gelieft zo wil ik van hem ontvangen de orden der ridderschap van zijn hand vanwege de deugd en dapperheid die iedereen hem toe geeft. En gij kapitein, gij mag het hem gaan zeggen dat we morgen voor de priem tijd mijn broeder en ik en de meester van Rhodes op dat het god wil hem zullen komen bezoeken. De kapitein ging henen vandaar en toen hij in de stad kwam zo werd hij blijde ontvangen. En toen hij in het paleis kwam vond hij de koning noch gelijk hij hem gelaten had en daar vond hij Hermine de koningsdochter die grote rouw bedreef om haar vaders smart en kwetsing. Niettemin zij vermaakte zich nochtans bij dien van dat men haar zei dat deze 2 jonkers de volgende dag ‘s morgens daar komen zou den, want ze zeer begeerde Urian te zien. De kapitein groette de koning alzo dat behoorde en de koning zei hem zeer welkom te zijn en vroeg hem wat tijdingen dat hij bracht van de twee jonkers en of zij komen zouden. Ja zij heer koning, antwoorde die kapitein, met honderd van hun grootste baronnen en u gelieve te weten hoe zij van de uwe niets begeren te hebben. Want nadat zij zeggen zo zijn ze geen soldaten van geld, maar zij zeggen zich te wezen soldaten van onze heer. En zo heeft mij Urian gezegd dat hij als morgen voor priemtijd op dat god het wil bij u komen zal in al zulke doen als hij uit de slag kwam want hij wil ontvangen van uw hand de orde van het ridderschap. Toen zei de koning, gelooft moet god wezen van dat hem gelieft dat ik een ridder maken mag al eer ik sterf van een al zulke dappere en hoge prins, ik zal te beter en te gewilliger sterven. Toen Hermine dat nieuws hoorde zo was zij zo zeer verblijd van hat dat ze niet wist hoe ze zich onthouden zou. Niettemin zij bewees het niet maar gedroeg zich zeer droevig. Zij nam mits dien verlof en kuste haar vader vriendelijk al wenende en ging in haar kamer en beklaagde haar vader een geheel uur lang en had groot verlangen om hem te zien want zijn wachten viel haar zwaar alzo dat ze de gehele nacht niet sliep en bracht alzo de tijd door al peinzend tot de volgende dag te priemtijd. De volgende dag Գ morgens liet de koning bevelen edelen en onedele dat ze die straten toemaken en versieren zouden en dat ze deze 2 jonkers eer en alle eerwaardigheid bewijzen zouden in hun komst en dat ze hen vermaken zouden met allerlei spelen en melodien daar men genoegen in vernemen mocht. En voorwaar het volk kwijten hen daarin zeer goed en deden het veel meer en beter dan de koning bevolen had. In het kort gezegd, deze 2 gebroeders kwamen omtrent de priemtijd in de stad elk gezeten op een hoge hengst en Urian was noch al gewapend en voerde zijn zwaard bloot in de hand gelijk hij uit de slag kwam. En Guyon, zijn broeder, was gekleed met een rijk laken van damast goed gevoerd en voor hem gingen 30 van de hoogste baronnen zeer edel uitgedost. En recht voor hen hem kwam de kapitein van Limasol. En achter de gebroeders kwamen zeventig ridders met hun jonkers en pages vergezelschapt: en alzo kwamen zij in de stad: daar had men mogen horen menigerlei spel van trompetten en ander geluid van liefelijke melodieën. Daar riepen de lieden algemeen met blijde stemmen; weest welkom, wij zijn verlost zijn van de ongenadige eigenschap der vijanden van onze heer Jezus.

Daar mocht men die vrouwen en jonkvrouwen zien liggen ter vensters. Die oude edelingen en de burgers verwonderden hem zeer van de hardheid van de edele Urian die maar het aanzicht had zonder wapens en een groene hoed op zijn hoofd en het zwaard bloot in de hand. De kapitein droeg hem zijn helm voor. En toen het volk de felheid van zijn aanzicht zagen zeiden ze; voorwaar dit is wel een man om de gehele wereld ten onder te brengen. Bij mijn trouw, spraken de anderen: Hij bewijst het wel want hij is in de stad gekomen gelijk of hij die gewonnen heeft. En de anderen zeiden, het feit dat hij gedaan heeft is wel zo groot alsof hij de stad gewonnen had. En sommige anderen zeiden al is het dat zijn broeder niet zo’n fel gezicht heeft, nochtans schijnt hij wel een man van grote waarde en kloen bestaan. En aldus sprekende geleidden zij die 2 gebroeders met hun gezelschap ten paleize van de koning daar zij af stegen.

Hoe die ij. gebroeders biden coninc quamen

Hoe de 2 gebroeders bij de koning kwamen.

Dese ij. ghebroeders quamen seer eerlicken den coninc besuecke dair hi siec lach: ende hi ontvingse seer blidelicken. ende danctese seer van harer hulpen seggende. hoe dat sy naest gode met synen volcke syn conincrijc verlost hadden wt de handen der sarasinen. want en hadt ghi hier niet gecomen die sarasinen hadden ons alle verniet ende ghedoot oft bedwongen dat wi haer wet aen genomen souden hebben dwelc ons arger geweest waer dan tijtelic sterven. aenghemerct dier haer consent toe dragen metter herten moeten eewelijc verdoemt syn Ende hierom sprack die coninc voert so eest recht dz ic u loone na mijn vermogen. hoe wel dat icx niet en mach gedoen na die verdienste vander hoger eeren die ghy mi gedaen hebt. niet te min ghi sult mijn cleyn vermogen ende den goeden wille in dancke nemen Voerwaer sprac urian. her coninc syt des seker dz wy hier niet en syn gecomen om van uwen goude oft zelver te hebben noch oeck van uwen steden casteelen oft landen. maer alleenlijcken om eere te verwerven ende te nieute te brenghen gods vianden ende theylige kersten gelove te verheffene Ende also her coninc suldi weten hoe wi onsen arbeyt houden wel vergouden te syne bi alsoo u gelieve so vele eeren te doen dat ghi mij ende mijnen broeder van uwer hant ridder slaen wilt. Bi mijnder trouwen sprac die coninc hoe wel dz ics niet weerdich en ben uwe begeerte en sal u niet gheweighert syn. maer eerst salmen den missen doen ende den dienst gods Urian was dies wel te vreden. ende terstont was die capellaen daer al bereet ende began die misse. ende na der misse quam urian voer den coninc ende trac sy sweert wt ende knielde voer dbedde daer die coninc op lach Ende seyde heer coninc. ic bidde u doer alle die diensten die ic u ghedaen hebbe ende emmermeer noch doen mach mijn leefdage lanc, dat u gelieven wille my met desen sweerde ridder te slane. ende daer mede eest mijnen broeder ende mi genoech geloent van alle tghene dat wi u ende uwen rijcke ghedaen mogen hebben. want ic die oerdene van niemants handen ontfanghen mach dan vanden uwen Voerwaer her ionckere antwoerde die coninc. ghi gheeft mi meer eeren dan ghij sculdich syt, want die begherte accorderic u want alsulcken edelen ionckere als ghy syt en behoort niet geweyghert te worden: maer na dat ick uwe begheerte ghedaen sal hebben so suldi my schuldich wesen te ghevene een ghifte daer ghi gheen achterdeel bi vercrigen en sult. maer het sal u keeren tot groten orbore ende profyte. Voerwaer sprack urian ic ben al bereet uwen wille te volbrenghen Doen rechtede hem die coninc op in syn bedde sittende. ende nam tzweert dat hem urian reycte metten hechte ende gaf urian en guyon den halslach seggende aldus Inden naem gods moettij ridders wesen ende god verleen u voertganc in deuchden Met dien gaf hi urian tzweert weder. mz welcker moeyten den coninc syn wonden weder op borsten ende begonsten al gotelinge te bloeyen. dies urian ende dander diet saghen seer verslagen ende tonpasse waren Maer die coninc viel weder neder in syn bedde seggende dz hi niet quaets en ghevoelde Ende eensganvcx beval hi daer twee ridders hem te halen syn dochter. ende als hise voer hem sach comen seyde hi. dochter danct desen edelen mannen vanden onderstande datse gedaen hebben mi ende u ende onsen rijcke: want en hadde ghedaen die gracie gods. en haerlieden macht wi waren alle bedorven oft ten minsten verdreven wt onsen lande. ten ware dat wi ons hadden willen geven tot haren gheloeve. dwelc dat ons arghere geweest ware dan na den werelt te stervene

Deze 2 gebroeders kwamen zeer fatsoenlijk de koning bezoeken daar hij ziek lag: en hij ontving ze zeer blijde en dankte ze zeer van hun hulp en zei hoe dat zij naast god met zijn volk zijn koninkrijk verlost hadden uit de handen der Sarasijnen. Want was gij hier niet gekomen de Sarasijnen hadden ons alle vernielt en gedood of bedwongen zodat we hun wet aangenomen zouden hebben wat ons erger geweest was dan tijdelijk te sterven. Aangemerkt die er hun toestemming toe dragen met het hart moeten eeuwig verdoemd zijn. En hierom, sprak de koning voort, zo is het recht dat ik u beloon naar mijn vermogen. Hoewel dat ik het niet mag doen naar de verdienste van de hoge eer die gij mij gedaan hebt. Niettemin gij zal mijn klein vermogen en de goede wil in dank nemen. Voorwaar, sprak Urian, heer koning wees dus zeker dat we hier niet zijn gekomen om van uw goud of zilver te hebben, noch ook van uw steden, kastelen of landen, maar alleen om eer te verwerven en te niet te brengen Gods vijanden en het heilige christen geloof te verheffen. En alzo, heer koning, zal je weten hoe we onze arbeid houden wel vergolden te zijn bij alzo u gelieve zo veel eren te doen dat gij mij en mijn broeder van uw hand ridder slaan wilt. Bij mijn trouw, sprak de koning, hoe wel dat ik het niet waardig ben uw begeerte zal het u niet geweigerd worden. Maar eerst zal men de mis doen en de dienst Gods. Urian was dus wel tevreden en terstond was de kapelaan daar al gereed en begon de mis. Na de mis kwam Urian voor de koning en trok zijn zwaard uit en knielde voor het bed daar de koning op lag. En zei, heer koning, ik bid u door alle diensten die ik u gedaan heb en immermeer noch doen mag mijn levensdagen lang dat het u gelieven wil mij met dit zwaard ridder te slaan en daarmee is het mijn broeder en mij genoeg beloond van alle hetgene dat we u en uw rijk gedaan mogen hebben want ik mag de orden van niemands handen ontvangen dan van de uwe. Voorwaar heer jonker, antwoorde de koning, gij geeft mij meer eren dan gij schuldig bent, want die begeerte stem ik u toe u want al zulke edele jonker als gij bent behoord niets geweigerd te worden: maar na dat ik uw begeerte gedaan zal hebben zo zal je mij schuldig wezen te geven een gift daar gij geen nadeel bij verkrijgen zal, maar het zal u keren tot groot oorbaar en profijt. Voorwaar, sprak Urian, ik ben al gereed uw wil te volbrengen. Toen richtte zich de koning op die in zijn bed zat en nam het zwaard dat hem Urian aanreikte met de hecht en gaf Urian en Guyon de halsslag en zei aldus: In de naam Gods moet hij ridders wezen en god verleent u voortgang in deugden. Met dien gaf hij Urian het zwaard weer en met die moeite barste de koning zijn wonden weer op en begonnen al gietende te bloeden. Dus Urian en de anderen die het zagen zeer verslagen en te onpas waren. Maar de koning viel weer neer in zijn bed en zei dat hij geen kwaads voelde. En gelijk beval hij daar twee ridders hem te halen zijn dochter. En toen hij haar voor hem zag komen zei hij: dochter, dank deze edele mannen van de onderstand dat ze gedaan hebben mij en u en ons rijk: want had niet gedaan de gratie Gods en hun macht, we waren alle bedorven of tenminste verdreven uit ons land, tenzij dat we ons hadden willen geven tot hun geloof wat dat ons erger geweest was dan na de wereld te sterven.

Met dien viel sy neder voer die twee ghebroeders op haer knien ende grottese ende danctese seer oetmoedelijcken. Sy was seer beroert soe overmits den liden dat sy aen haren vader sach. soe overmits den ghepeynsen die sy hadde tot urian als datse halvelinghe van haer selven scheen gaende. Urian die des ghewaer wert dz haer sinnen beroert waren schoet op ende rechtese suetelicken op ende bewesen malckanderen grote eere Och spraken die lieden vanden lande oft des ionge edelman onser ioncfrouwen getrout hadde te wive hoe wel soude ons allen geschiet syn wi en dorfden niet sorghen voer iemande die ons deren mochte Ende met dien riep die coninc syn dochter ende hietse bi hem neder sitten segghende Mijn dochter ick meyne dat wy malckanderen niet lange gheselscap en sullen houden Sy zat neder al weenende ende alle die gene dier waren warden oec bedroeft vanden iammere ende drucke die de maecht bedreef Die coninc dit siende seyde aldus Mijn lieve dochter laet wesen desen rouwe wantter niet anders syn en mach. hoe wel dattet natuerlijc is dat elck creature meliden heeft met synen vrient oft naesten als men dien verliest Maer niet te min ic sal u versien in goederwijs eer ic van hier scheiden sal op dattet gode gelieft also dz ghi ende alle mijn baroen te vreden sult syn Doen begonste die maecht noch vele meer te wenenen dan te voren: ende alle syn baroenen bedreven so groten rouwe dattet iammer was om sien Mijn schoone dochter ende ghy allegader sprac die coninck desen rouwe is nodeloos. want ic noch ghi en mogens beteren maer ghi beswaerter mijn liden mede Waer bi ick u bevele allegader dat ghi aflaet van uwen drucke. iae bi also ghi mi noch levende behouden wilt met u Hierna onthielden sy hem so sy best mochten Ende met desen rechte die coninc hem weder op kerende hem tot urian waert seggende Her riddere ick danck u van uwer ghiften die ghi mi ghegont hebt op alsulcken besprec dat ic vanden uwen noch van uwen goede niet en sal begheren Heere sprac urian wilt al eysschen dat u gelieft, eest eenich dinc dat ic vercrighen mach ick saelt volbrenghen sonder falgieren Ick danck u seer sprac die coninc, ende weet dat int ghene dat ick van u begherende ben sal ic u gheven eenen seer edel dinc. Nu dan her riddere sprac die coninc voert. ick begere dat u ghelieven wille te nemen mijn dochtere teenen wyve ende alle mijn conincrijc daer mede ende van stonden aene sette ick dat in uwen handen ende ick ga des af Het is te wetene dat die coninc hem hadde laten bringhen die crone die welcke hi met desen woerden nam en seide aldus Houdt daer urian ende en weyghert u niet van mijnre begheerten die ick u bidde. Doen waren die baroenen vanden lande soe seer verblijt dat hemlieden die ooghen van grooter bliscapen over liepen Urian als hi dese redene aen hoerde bedacht hem een luttel ende was seer bedroeft. want hi hadde groote begheerte die werelt die landen ende alle die contreyen te besiene ende om eere te verwervene. urian en woudet den coninc niet ontsegghen Ende als die baroenen vanden lande sagen hem daer op bepeysen. riepen sy met luder stemmen O edelman en wilt den coninc dese begerte niet weygheren En soudic sprac urian Met dien knielde hi neder voir des conincs bedde ende nam die croene en settese hermynen in haren scoet seggghende. Houdt daer ioncfrouwen sy is de uwe. ende in dien het dus gecomen is so sal icse u helpen bewaren gelievet gode alle mijn leefdaghe lanc teghen alle onse vianden ende die ghene diese oeck souden willen vertreden. Doen wart die coninc utermaten blide: so deden hi comen den aertschbisscop vander stad die welck datse onder trouwede maer hermijne seyde datse sien woude wat eynde dat haer vaders nemen soude van synder siecten eer sy voerder varen soude. Urian seyde dathet hem wel gheliefde Die coninc wert hieromme toernich ende seyde tot hermijnen Dochter ghy bewijst wel dz ghi mij niet alte lief en hebt in dien dat ghi niet en wilt volbrenghen tghene dat ic boven alle dinc ter werelt voer mijne doot begere te siene: nu sien ick wel dz ghy mijn doot beghert Als die maget dat hoorde was sy seer bedroeft ende viel neder op haer knyen al wenende ende seide. mijn alregeduchtichste heer vader ten es gheen dinc ter werelt tot stervens toe dat ick u soude willen weygheren. beveelt mi uwen wille Doe seide die coninc ghy spreect gelijc een goede dochter sculdich is te doene haren vader van toerne te wachten Nu dan soe bevele ic u allen dz ghi dese rouwe laet wesen ende doet de sale behangen ende begint bliscap te maken. Ende doet ghereetscap maken tot der missen ende na der missen doet de tafelene rechten: ende na den etene so begaet die feeste al hier voer mijn ooghen, ghelijc ooft ick emmertoes op te voeten ware. Want weet dat voerwaer dat mijn herte dies verlichten sal Het wart also gedaen alst die coninc gheboet. ende na der missen wart hermijne gheset aen een tafele die voer haers vaders bedde stont. ende urain aen haer zyde: ende guyon diende hermyne voer Die coninc geliet hem blideliker dan hem thertte droech om syn baenreheren te vermaken Ende na den etene begonst die feeste ende geduere tot den avonde Doen riep de coninc urian ende seide. mijn sone ic begere dz ghi mergen mijn dochtere trout. ende ic wille u crone van deser rijcke want ic en mach niet langer leven. ende daerom wille ic dat u alle die baroenen vanden rijcke manscap ende hulde doen voor mijn doot. Heer sprac urian indient het u gelieft so is uwe wille den mynen. ende doen wart hermyne voertgebracht ende ghepresenteert. ende si en weygerde haren vadere niet wes hem geliefde van haer te doene.

Met dien viel zij neder voor die twee gebroeders op haar knieën en groette ze en dankte ze zeer ootmoedig. Zij was zeer bewogen zo overmits het lijden dat zij aan haar vader zag, zo overmits het gepeins die zij had tot Urian als dat ze half van zichzelf scheen te gaan. Urian die dat gewaarwerd dat haar zinnen bewogen waren schoot op en richtte haar lieflijk op en bewezen elkaar grote eer. Och, spraken die lieden van het land, of deze jonge edelman onze jonkvrouw getrouwd had tot wijf hoe goed zou ons allen geschied zijn. We behoefden ons niet te bezorgen voer iemand die ons deren mocht. En met dien riep die koning zijn dochter en zei haar bij hem neer te zitten en zei: Mijn dochter ik denk dat we elkaar niet lang gezelschap zullen houden. Zij zat neer al wenende en al diegene die er waren werden ook bedroefd van de droefheid en druk die de maagd bedreef. De koning die dit zag zei aldus: Mijn lieve dochter, laat wezen deze rouw want het mag niet anders zijn. Hoe wel dat het natuurlijk is dat elk createur medelijden heeft met zijn vriend of naasten als men die verliest. Maar niettemin, ik zal u voorzien in goeder wijs eer ik van hier scheiden zal, opdat het god gelieft, alzo dat gij en al mijn baronnen tevreden zullen zijn. Toen begon die maagd noch veel meer te wenen dan tevoren: en al zijn baronnen bedreven zoծ grote rouwe dat het droevig was om te zien. Mijn mooie dochter en gij allemaal, sprak de koning, deze rouw is nodeloos, want ik noch gij mogen het verbeteren, maar gij bezwaart er mijn lijden mee. Waarbij ik u beveel allemaal dat gij het aflaat van uw droefheid. Ja, bij alzo gij mij noch levend behouden wilt met u. Hierna onthielden zij hem zo zij goed ze mochten. En met deze richtte die koning zich weer op en keerde zich tot Urian waart en zei: Heer ridder, ik dank u van uw giften die gij mij gegund hebt op al zulk gesprek dat ik van de uwe noch van uw goede niets zal begeren. Heer, sprak Urian, wil alles eisen dat u gelieft, is het enig ding dat ik verkrijgen mag, ik zal het volbrengen zonder falen. Ik dank u zeer, sprak de koning, en weet dat in hetgene dat ik van u begeer zal ik u geven een zeer edel ding. Nu dan heer ridder, sprak de koning voort, ik begeer dat u gelieven wil te nemen mijn dochter tot een wijf en al mijn koninkrijk daarmee en van stonden aan zet ik dat in uw handen en ik ga dat af. Het is te weten dat de koning hem had laten brengen de kroon die hij met deze woorden nam en zei aldus. Houdt daar Urian en weiger u niet van mijn begeerte die ik u bid. Toen waren de baronnen van het lande zo zeer verblijd zodat hen de ogen van grote blijdschappen over liepen. Urian toen hij deze reden aanhoorde bedacht hem een luttel en was zeer bedroefd, want hij had grote begeerte de wereld, de landen en alle contreien te bezien en om eer te verwerven. Urian wilde het de koning niet ontzeggen. En toen de baronnen van de landen zagen hem daarop bepeinzen riepen zij met luide stemmen. O edelman, wil de koning deze begeerte niet weigeren. Niet zou ik, sprak Urian. Met dien knielde hij neer voor de konings bed en nam die kroon en zette die Hermine in har schoot en zei. Houdt daar jonkvrouw, levensdagen lang, het is de uwe en indien het dus gekomen is zo zal ik het u helpen bewaren gelieft het god al mijn levensdagen lang tegen alle onze vijanden en diegene die ze ook zouden willen vertreden. Toen werd de koning uitermate blijde: zo liet hij komen de aartsbisschop van de stad die ze deed ondertrouwen. Maar Hermine zei dat ze zien wilde wat einde dat haar vader nemen zou van zijn ziekte eer zij verder gaan zouden. Urian zei dat het hem wel geliefde. De koning werd hierom vertoornd en zei tot Hermine. Dochter gij bewijst wel dat gij mij niet al te lief hebt indien dat gij niet wilt volbrengen hetgene dat ik boven alle ding ter wereld voor mijn dood begeer te zien: nu zie ik wel dat gij mijn dood begeert. Toen de maagd dat hoorde was zij zeer bedroefd en viel neer op haar knien al wenend en zei. Mijn aller geduchtste heer vader, er is geen ding ter wereld tot sterven toe dat ik u zou willen weigeren, beveel mij uw wil. Toen zei de koning, gij spreekt gelijk een goede dochter schuldig is te doen haar vader van toorn te wachten. Nu dan zo beveel ik u allen da gij deze rouwe laat wezen en laat de zaal behangen en begin blijdschap te maken.

En laat gereedschap maken tot de mis en na de mis laat de tafels oprichten: en na het eten zo begaat dat feest al hier voor mijn ogen, gelijk ooft ik altijd op te voeten ware. Want weet dat voorwaar dat mijn hart dit verlichten zal. Het werd alzo gedaan als het de koning gebood en na de mis werd Hermine gezet aan een tafel die voor haar vaders bed stond en Urian aan haar zijde: en Guyon diende Hermine voor. De koning gedroeg zich blijder dan hem het hart droeg om zijn baanderheren te vermaken. En na het eten begon dat feest en duurde tot de avond. Toen riep de koning Urian en zei, mijn zoon ik begeer dat gij morgen mijn dochter trouwt en ik wil u kronen van dit rijk want ik mag niet langer leven en daarom wil ik dat u alle baronnen van het rijk manschap en hulde doen voor mijn dood. Heer, sprak Urian, indient het u gelieft zo is uw wil de mijne. Toen werd Hermine voortgebracht en gepresenteerd en ze weigerde haar vader niet wat hem geliefde van haar te doen.

Hoe ende in wat manieren dat urian des conincs dochter van cypers trouwede met grooter bliscapen

Hoe en in wat manieren dat Urian de koningsdochter van Cyprus trouwde met grote blijdschappen.

DEs mergens omtrent tercie tijde soe was die bruyt seer costelijcken toe ghemaect ende die capelle was oec seer rijckelijcken toe ghemaect. ende daer troudese die ertsbisshop van famagosse Daer na so quam urian ende knyelde neder voer des conincx bedde. ende die coninc nam syn croene ende settese hem op syn hooft. dies hem urian seer hoechlicken dancte Doen riep die coninc alle die baroenen van den lande. ende beval hemlieden datse urian hulde ende manscap doen souden synen sone. dwelck sy allegader blideliken deden Na desen soe begonst men die misse te singen. ende na dat die misse ghedaen was ghinghen sy eten. ende naden eten maecten sy weder groote feeste geduerde tot den avont toe. ende na den avontmael begonst die feeste weder ende daer na warden die bruyt ende den bruygom slapen gheholpen. ende die eertsbisschop ghebenedide het bedde Ende dit ghedaen synde schiet een yeghelijc van daer. deen slapen, dander danssen. die derde spelen oft dairt hem geliefde. Des mergens quamen sy allegader weder tot den coninc gelijc te voren. ende die misse wert daer begonst. ende die coninghinne wart voertgebracht oft gheleydt bi guyon haren broeder ende bi enen vanden meesten baroenen vanden lande ter missen Des mergens omtrent tercie tijt quam urian die coninc met vele baenreheeren van poytau ende vanden lande van cypers voer den coninc synen vader ende dede hem grote revenrencie seer manierliken Mijn lieve sone sprac die coninc sijt willecome, ick ben seere verblijt van uwer coemste. doet mijn dochter comen ende laet ons hooren den dienst gods. Doen quam hermijne seer edelijcken verselscapt met vrouwen ende ioncfrouwen soe dat betaemde. ende comende bi haren vader neech sy hem toe ende groetteden seer suetelicken Haer vaders hietse oec willecome ende seyde Ic ben utermaten blide vander gracien die my god gedaen heeft dat ick u binnen mijnen leven so hoechliken bestaed hebbe. ick sals te blideliker sterven om dat ick versekert ben dz ghy ende mijn lant sijt wt der vresen vanden sarasijsen want ghi hebt een goet toeverlaet ende enen seer vromen prince ende voerspoedich in striden, die u seere wel bescudden sal teghens alle uwe vianden: ende besonder teghens die vianden ihesu cristi Met desen woerden begonst die capellaen die misse, ende als ons here geheven was dede die coninc roepen urian ende hermijne sijn dochter. ende begonst hemluden toe te spreken aldus Mijn schoen kinderen ic bidde u hertelijcken seer dat ghi malckanderen altijt wilt lief hebben ende malckanderen bewaren ende ghetrouw wesen. want ic en mach u niet langher gheselscap houden, ick bevele u den coninc der glorien die u tsamen verlenen wille pays ende vrede: ende een goet lanck leven altijt in deuchden verbeterende. ende geve u oec macht ende victorie tegens die vianden gods. ende aldus sprekende sloet hy syn oghen ende gaf synen gheest te gode, also suetelicken dat hemlieden dochte dat hi in slape gevallen was Maer doen sy vernamen dat hi verscheyden was doen was daer groten rouwe. ende hermijne die wart gheleyd in haer camer want sy bedreef so groten rouwe dathet een iammer om sien was Met den cortsten gheseyt. die coninc wart ter aerden gedaen also eerliken alsmen mochte met vigilien ende wtvaerden na die costume van dien lande. Alle tvolc bedreef groten rouwe maer sy gaven hem selven wederom moet overmits datse also vromen heere vercreghen hadden

‘s Morgens omtrent 9 uur tijde zo was de bruid zeer kostbaar uitgedost en de kapel was ook zeer rijk uitgedost en daar trouwde ze de aartsbisschop van Famagusta. Daarna zo kwam Urian en knielde neer voor het bed van de koning en di koning nam zijn kroon en zette die hem op zijn hoofd. Dus Urian hem zeer hoog bedankte. Toen riep de koning alle baronnen van het land en beval hun dat ze Urian hulde en manschap doen zouden, zijn zoon, wat zij allemaal blijde deden. Hierna zo begon men de mis te zingen en nadat de mis gedaan was gingen zij eten en na het eten maakten zij weer groot feest dat duurde tot den avond toe. En na het avondmaal begon dat feest weer en daarna werden de bruid en de bruidegom slapen geholpen en de aartsbisschop zegende het bed. En toen dit gedaan was zo scheidde iedereen vandaar. De een slapen, de ander dansen, de derde spelen of daar het hem geliefde. ‘s Morgens kwamen zij allemaal weer tot de koning gelijk tevoren en de mis werd daar begonnen en die koningin werd voortgebracht of geleid bij Guyon, haar broeder en bij enen van de hoogste baronnen van het land ter mis. ‘s Morgens omtrent 9 uur kwam Urian naar de koning met vele baanderheren van Poitou en van het land van Cyprus voor de koning, zijn vader, en deed hem grote reverentie zeer fatsoenlijk. Mijn lieve zoon, sprak de koning, wees welkom, ik ben zeer verblijd van uw komst, laat mijn dochter komen en laat ons horen de dienst Gods. Toen kwam Hermine zeer edel vergezelschapt met vrouwen en jonkvrouwen zo dat betaamde en toen ze bij haar vader kwam neeg zij hem toe en groette hem zeer lieflijk. Haar vaders zei haar ook welkom en zei. Ik ben uitermate blijde van de gratin die me god gedaan heeft dat ik u binnen mijn leven zo’n hoog besteed heb. Ik zal te blijder sterven omdat ik verzekerd ben dat gij en mijn land uit de vrees bent van de Sarasijnen, want gij hebt een goede toeverlaat en een zeer dappere prins en voorspoedig in strijden die u zeer goed beschutten zal tegens al uw vijanden: en vooral tegen de vijanden van Jezus Christus. Met deze woorden begon de kapellaan de mis en toen onze heer geheven was liet de koning Urian en Hermine zijn dochter roepen en begon hen toe te spreken aldus. Mijn mooie kinderen, ik bid u zeer hartelijk dat gij elkaar altijd wilt liefhebben en elkaar bewaren en getrouw wezen, want ik en mag u niet langer gezelschap houden, ik beveel u de koning der glorie die u tezamen verlenen wil rust en vrede: en een goed lang leven altijd in deugden verbeteren en geef u ook macht en victorie tegen de vijanden Gods. En aldus sprekende sloot hij zijn ogen en gaf zijn geest tot god alzo lieflijk zodat ze dachten dat hij in slaap gevallen was. Maar toen zij vernamen dat hij verscheiden was toen was daar grote rouw. Hermine die werd geleid in haar kamer want zij bedreef zoծ grote rouwe dat het droevig om te zien was. In het kort gezegd, de koning werd ter aarden gedaan alzo fatsoenlijk als men mocht met vigilin en uitvaarten naar het gebruik van dat land. Alle volk bedreef grote rouw, maar zij gaven zichzelf wederom moed overmits dat ze alzo dappere heer gekregen hadden.

Den rouwe verginc vast alte met also dat corts na desen urian track doer syn lant die castelen ende de plaetsen besuecken. Een partije van sinen volcke dede hy guyon synen broeder ende den meester van rodes ende die ter zee gaen vernemen oft de sarasinen yet weder quamen gewapender hant om in syn lant te comene want sprac urian wi en dencken voerdaen niet so lange te beyden als dat sy op ons comen sullen ons te velde eysschende. maer wi denckense selve te besueckenen oft god wille also geringhe als wi die ghelegentheit van onse landen bekennen. ende met desen schieden guyon, die meestere van rodes ende die capiteyn van limasson van dair ende ghingen also tscepe mz drieduisent ghewapende mannen Ende urian ende hermyne syn huys vrouwe die trocken visireren haer steden borgen ende die stercten van haren lande Int dwelck doende hem ghegeven warden vele costelicke ghiften ende presenten. ende sy werden over al blidelicken ontfanghen Die vanden grooten steden quamen den coninc ende der coninghinnen te ghemoete met processien ende die borgers bedreven grote feeste met schone geluide van alderhanden spelen. dwelck urian seer danckeliken nam. ende aldus rydende oversach hi nernstelic wes den plaetsen voer den toecomende tijt soude mogen behoeven in gevallen van orlogen. soe dat elckerlic hem verwonderde van hem ende van synder grootheyt ende machten van lichame, ende seyden dattet een man was onder alle mannen die sy oyt gesien hadden. ende die meer tontsien ware van gram te makene Aldus vertrac urian vander eenre plaetsen ter anderen alle syn coninrijc doer Ende alle dat hi goet bevant dat prees hij: ende liet die officiers in haren wesen: ende daer hij sach dats behoefde daer scicte hi remedyen toe bij goede avise van synen baroene. ende beval hem scerpelicken dz sy elcken recht ende iustcye lieten verwerven tallen tyden also wel den cleynen als den groten sonder yemande te savoeren oft te benauwen, hem verclarende seer scerpelicken bi also die contrarie bevonde dat hise daer af corrigeren soude so streghelic dz hem andere daer bij spiegelen souden Ende hier na keerden hy syn huisvrouwe ende haer volck weder te famagossen waert ende hermyne bleef groot gaende van kinde

De rouw verging vast al te met alzo dat kort na deze Urian trok door zijn land de kastelen en de plaatsen bezoeken. Een partij van zijn volk liet hij Guyon, zijn broeder, en de meester van Rhodes en die ter zee gaan vernemen of de Saracenen iets weer kwamen gewapende hand om in zijn land te komen, want, sprak Urian, we denken vooraan niet zo lang te wachten als dat zij op ons komen zullen en ons te velde eisen. Maar we denken ze zelf te bezoeken, als god het wil, alzo gauw als wij de gelegenheid van onze landen bekennen. En hiermee scheiden Guyon, de meester van Rhodes en die kapitein van Limasol vandaar en gingen alzo te scheep met drieduizend gewapende mannen. En Urian en Hermine, zijn huisvrouw, die trokken visiteren hun steden, borgen en de sterkten van hun land. Waarin ze bezig waren en hen gegeven werden vele kostbare giften en presenten en zij werden overal blijde ontvangen. Die van de grote steden kwamen de koning en de koningin tegemoet met processies en de burgers bedreven grote feesten met mooi geluid van allerhande spelen wat Urian zeer dankbaar nam. En aldus rijdende overzag hij vlijtig welke plaatsen voor de toekomende tijd zou mogen behoeven in gevallen van oorlogen. Zodat elk zich verwonderde van hem en van zijn grootte en macht van lichaam en zeiden dat het een man was onder alle mannen die zij ooit gezien hadden en die meer te ontzien was van gram te maken. Aldus vertrok Urian van de ene plaats ter andere al zijn koninkrijk door. En alles dat hij goed bevond dat prees hij: en liet die officiers in hun wezen: en daar hij zag dat het behoefde daar schikte hij remedies toe bij goed advies van zijn baronnen en beval hun scherp dat ze iedereen recht en justitie lieten verwerven te allen tijde alzo wel de kleinen als de groten zonder iemand te begunstigen of te benauwen en verklaarde hen zeer scherp bij alzo die contrarie bevonden werd dat hij ze daarvan corrigeren zou zo streng dat hen andere daaraan spiegelen zouden. En hierna keerden hij en zijn huisvrouw en hun volk weer te Famagusta waart en Hermine bleef groot gaan van kind.

Hoe guyon ende die meester van rodes met haren scepen die zee doer liepen tegens surien over. ende damas, baruth. ende oec over teghens tuppele ende damietten om te siene oft sy eenighe sarasinen vernemen mochten

Hoe Guyon en de meester van Rhodes met hun schepen die zee door liepen tegenover Syrië en Damascus, Beiroet en ook tegenover Tripoli en Damiate om te zien of zij enige Saracenen vernemen mochten.

Die historie seyt dat sy die zeer doerliepen also lange tot dz sy omtrent een mile na hem sagen genaken een deel scepen. maer dyer en wasser niet vele alsoe hem dochte Die selve scepen schicten een galeye tot guyon waert die syn volck al in ordinancien hadde staende. Die galeye deedt den anderen terstont te wetene Ende die kerstenen trocken eensgancx haer zeilen op ende zeilden also sterckeliken na die sarasinen dat syse merckeliken waren kennende Die heydenen waren seer verslaghen als syse aensagen comen ende meynden wel ontieyit te hebben ende gekeert in die havene van baruth. maer guyons scepen onderghingen hem de wech ende liepense op aan allen syden. metten cortsten gheseyt die sarasynen warde verslagen ende haer scepen genomen. die vol van allen costelicken goede waren. Ende hierna werpen hem die baroenen weder ter zee waert in om te keeren na cypers toe. maer bi storme ende onweder so quamen sy aen te cruli in armenien Als die coninc van armenien die gebroeder was vanden overledenen coninc van cypres dat vernam, soe sende hi haestelinge daerwarts om te weten wat volc dattet was Doen seyde die meester van rodes. ghy heren segt den coninc dattet is die broeder van urian van lusignen coninc van cypers. die welcke coemt wt der zee besueckende oft die sarasinen gheen wapeningen op en stelden om te comen op die van cypers, om des soudaens wille die met allen sinen volcke inden grooten stryt voer famagossen verslagen is geweest Hoe dat spraken die van armenien is in cypers een ander coninc dan die coninck die broeder was van onse coninc Jaet seide die meester. want hi wert vanden soudaen gequetst met eenen fenynden strale daer hi af sterf Ende binnen der tijt dz hi noch leefde gaf hi syn dochter den vromen urian van lusignen die den soudaen versloech inden groten strijt ende alle syn volc veriaechde Sy lieden ghingen dit terstont haren coninc seggen: die welc seer bedroeft was om syns broeders doot wille. niet te min hi quam met eenen groten deel volcs ter havenen ende trad int scip dair guyon ende die meester van rodes in waren Als guyon syn coemst vernam ghinc hi hem teghemoet ende groetten malckanderen seer feestelic Doen seyde die coninc tot den meester van rodes. meester in dien dese ioncheere broeder is van mynder nichten man soe waert wel onheusch van my, nu hi in myn lant gecomen is dz ics niet en ontfinge so eerlicken als hem toe behoorde. ende daerom bidde ic u dz ghi hem van mijnent wegen bidden wilt dat hem ghelieven wille te comenen tonsen palayse op dat wi hem doen mogen alle die chiere die wi konnen Die meester van rodes dede alsoe Ende guyon antwoerde minnelicken. dz hy noch vele meer doer den coninc doen soude op dat hi mochte ende met dien trocken sy tesamen daerwaerts Guyon nam mz hem een schoen ridderscap van poitienis,elckerlick gecleet met sinen wapenrock in goeder ordinancien ghelijck lieden die inde wapene geleert waren ende alsoe sceepten sy met cleyne sceepkens over int lant. ende doen ghingen sy weder te perde te cruli waert

De historie zegt dat zij die zeer doorliepen alzo lang totdat zij omtrent een mijl na hen zagen genaken een deel schepen, mar van die waren er niet veel alzo ze dachten. Diezelfde schepen schikten een galei tot Guyon waart die zijn volk al in ordinantie had staan. De galei liet de anderen terstond te weten. En de christenen trokken gelijk hun zeilen op en zeilden alzo sterk naar de Sarasijnen dat ze hen merkelijk goed begonnen te kennen. De heidenen waren zeer verslagen toen ze hen zagen aankomen en meenden wel ontkomen te hebben en gekeerd in de haven van Beiroet. Maar Guyonՠs schepen onderliepen hen de weg en liepen ze op aan allen zijden. In het kort gezegd, die Sarasijnen werden verslagen en hun schepen genomen die vol van al kostbaar goed waren. En hierna wierpen zich de baronnen weer ter zee waart in om te keren naar Cyprus toe. Maar door storm en onweder zo kwamen zij aan te Cruli in Armenië. Toen de koning van Armenië, die broeder was van de overledenen koning van Cyprus, dat vernam, zo zond hij haastig derwaarts om te weten wat volk dat het was. Toen zei de meester van Rhodes, gij heren zeg de koning dat het is de broeder van Urian van Lusigne, koning van Cyprus, die komt uit de zee onderzoeken of de Saracenen geen wapeningen opstelden om te komen op die van Cyprus, vanwege de sultan die met al zijn volk in de groten strijd voor Famagusta verslagen is geweest. Hoe dat, spraken die van Armeni, is in Cyprus een ander koning dan de koning die broeder was van onze koning. Ja het, zei die meester, want hij werd van de sultan gekwetst met een giftige pijl waarvan hij stierf. En binnen de tijd dat hij noch leefde gaf hij zijn dochter de dappere Urian van Lusigne die de sultan versloeg in de grote strijd en al zijn volk verjaagde. Zijn lieden gingen dit terstond hun koning zeggen die zeer bedroefd was vanwege de dood van zijn broeder. Niettemin hij kwam met een groot deel volk ter haven en trad in het schip waarin Guyon en de meester van Rhodes ware. Toen Guyon zijn komst vernam ging hij hem tegemoet en begroetten elkaar zeer feestelijk. Toen zei die koning tot de meester van Rhodes, meester indien deze jonkheer broeder is en de man van mijn nicht zo was het wel onheus van mij nu hij in mijn land gekomen is dak hem niet zo fatsoenlijk ontving als hem toe behoorde en daarom bid ik u da gij hem vanwege mij bidden wil dat het hem gelieven wil te kome tot ons paleis opdat we hem doen mogen alle sier die we kunnen. De meester van Rhodes deed alzo. En Guyon antwoorde minnelijke dat hij noch veel meer voor de koning toen zou opdat hij mocht en met dien trokken zij tezamen derwaarts. Guyon nam met hem een mooi ridderschap van Poitou en elk gekleed met zijn wapenrok en in goede ordinantie gelijk liedenheden die in de wapens geleerd waren en alzo scheepten zij met klein scheepjes over in het land en toen gingen zij weer te paard te Cruli waart.

Van florie des coninck dochter van armenien

Van Florie, de koningsdochter van Armenië.

DIe coninc van armenien hadde een dochter die seer schoen was van synder huysvrouwen: die doen van live ter doot gecomen was. ende die en was noch maer xij. iaren oudt ende anders en hadde die coninc gheen kinderen. Ende so is oec te wetene hoe dese coninc ende die coninc van cypers sijn broeder ghetrout hadden twee gesusters des coninc van mallegies dochteren. ende elc van hem hadde van synre vrouwen behouwen een dochtere daer af dz hermyne die urian getroud hadde deene was. ende dander dese maecht florie daer af begonnen is te sprekenen. Dese maegt was op dese tijt te cruli daer sy blide om was wantse oec ghenuechte nam int vreemdt volc te siene Die coninc quaem te crulli tsynen casteele. ende daer stont hi af met sinen geselscape dz hi bi hem hadde ende ghingen in de grote zaele: daer quam florie haren vader te ghemoete ende ontfinckem seer minneliken. Die coninc seide. doet desen edelen heren goede chiere ende ontfangse eerlijcken ende besonder den broeder van mijnder nichten man van cipers oec uwer nichten Die ionge maegt ghinc doen tot guyon ende nam hem metter hant ende seyde zuetelicken aldus Joncker syt willecome in mijns heer vaders rijcke Hi dancte die ioncfrouwe. ende met dien begonst men daer te maken groote feeste. ende daer warden guyon ende die syne rijckelicken ghedient van menigherley gherechten Hier en binnen dat guyon ende dese ioncfrouwe vele gracelicke woerden tesamen hadden. ende voerwaer guyon soude haer gheerne voert ontdect hebben syn hertte haddet anders pas gegeven Maer die wile datse aldaer saten in haer solaes so quam daer een galiote aen ter havene van Rodes geseylt. die welcke dat vander stadt ende van allen den heeren seer wel onthaelt waren. ende sy waren oec seer blyde om datse haer volc daer vonden Sij vraechden terstont na den meester van rodes. men antwoerde hem hoe dat hi met des conincx broeder van cypers ghegaen ware bi de coninc van armenien diese seer feestelicken willecome hiet Gaet gheringhe sprac daer een van hem tot hemluden ende segt hem hoe verbi ons eylant ghepasseert syn seer grote sarasynsce scepen ende wi en weten niet waer sy henen gekeert syn. maer ons dochte datse den wint namen na cypers te zeylen Ende men seyt dathet is die caliphe van baldach met alle synre macht Met dien pijnde hem een ridder vander oerden derwaerts daer die meester van rodes was ende gaf hem dese tijnge te kennen Die meester dat verstaende ghinc tot guyon ende seyde. Heer het is wel meer dan tyt dat wi van hier scheyden om seker tidingen wille dier ghecomen syn. het sal tbeste wesen dat wi wederkeeren na cypers Waerom antwoerde guyon weet ghy yet nieus om twelc ons noot ware wederomme te trecken soe haestelinge Ja ic sprac die meester ende verhaelde hem die tijnge voerseit Als guyon dat hoirde seide hi totter maegt die hi metter hant hadde Ioncfrouwe ic bidde u herteliken dat ghi mijnre gedencken wilt want ic en mach hier niet langer blyven: niet te min siet hier uwen dienare altijt bereet tot uwen dienste Voert ghinc hi tot den coninc ende nam orlof seer manierlicken. Ende als die coninc verstont die sake van synen vertrecke so haestelicken soe was hi seer bedroeft ende dede hem gheleyden al totter havenen ende dair soe ginck guyon met alle syn gheselscape terstont tscepe ende trocken haer seylen eensgancs op ende seylden voirt met vollen seylen na cypers toe. Florie daer af gheseyt is was geclommen ter vensteren op eenen hooghen torre dair sy niet wt en schiet also langhe als si tgesichte van desen scepen bermercken conste

De koning van Armenië had een dochter die zeer mooi was van zijn huisvrouw, die toen van lijf ter dood gekomen was en die was noch maer 12 jaren oud en anders had die koning geen kinderen. En zo is ook te weten hoe deze koning en de koning van Cyprus, zijn broeder, getrouwd hadden twee zusters van de koning van Mallegies dochter en elk van hem had van zijn vrouw gehouden een dochter waarvan dat Hermine die Urian getrouwd had de ene was en de ander deze maagd Florie waarvan begonnen is te spreken. Deze maagd was op deze tijd te Cruli daar zij blijde om was want ze ook genoegen nam in het vreemde volk te zien. Die koning kwam te Cruli tot zijn kasteel en daar steeg hij af met zijn gezelschap dat hij bij hem had en gingen in de grote zaal: daar kwam Florie haar vader tegemoet en ontving hem zeer minlijk. De koning zei, doe deze edele heren goede sier en ontvang ze fatsoenlijk en vooral de broeder van de man van mijn nicht van Cyprus, ook uw nicht. Die jonge maagd ging toen tot Guyon en nam hem bij de hand en zei lieflijk aldus. Jonker wees welkom in mijn heer vaders rijk. Hij bedankte die jonkvrouw en met dien begon men daar te maken groot feest en daar werden Guyon en de zijne rijk gediend van menigerlei gerechten. Ondertussen dat Guyon en deze jonkvrouw vele bevallige woorden tezamen hadden en voorwaar Guyon zou haar graag voort verteld hebben zijn hart, had het anders pas gegeven. Maar in de tijd dat ze aldaar zaten in hun solaas zo kwam daar een galjoot aan ter haven van Rhodes gezeild die van de stad en van alle heren zeer goed onthaald waren en zij waren ook zeer blijde omdat ze hun volk daar vonden. Zij vroegen terstond naar de meester van Rhodes. Men antwoorde ze hoe dat hij met de konings broeder van Cyprus gegaan was bij de koning van Armenië de zeer feestelijk welkom zei. Gaat gauw, sprak daar een van hen tot hen, en zeg hem hem hoe voorbij ons eiland gepasseerd zijn zeer grote Sarasijnse schepen en we weten niet waarheen zij gekeerd zijn. Maar wij dachten dat ze de wind namen om naar Cyprus te zeilen. En men zegt dat het is de kalief van Bagdad met al zijn macht. Met dien pijnde hem een ridder van de orde derwaarts daar demeester van Rhodes was en gaf hem deze tijding te kennen. Toen die meester dat verstaan had ging hij naar Guyon en zei. Heer, het is wel meer dan tijd dat we van hier scheiden vanwege zekere tijdingen die er gekomen zijn. Het zal het beste wezen dat we wederkeren naar Cyprus. Waarom, antwoorde Guyon, weet gij iets nieuw waarom het ons nood is wederom te trekken zo haastig. Ja ik, sprak de meester en verhaalde hem die tijding voor genoemd. Toen Guyon dat hoorde zei hij tot de maagd die hij bij de hand had. Jonkvrouw, ik bid u hartelijk dat gij mij gedenken wilt, want ik mag hier niet langer blijven: niettemin, ziet hier uw dienaar altijd gereed tot uw dienst. Voort ging hij tot de koning en nam verlof zeer fatsoenlijk. En toen de koning verstond de zaak van zijn vertrek zo haastig zo was hij zeer bedroefd en liet hem geleiden al tot de haven en daar zo ging Guyon met al zijn gezelschap terstond te scheep en trokken hun zeilen gelijk op en zeilden voort met volle zeilen naar Cyprus toe. Florie, waarvan gezegd is, was geklommen ter venster op een hoge toren waar ze niet uitscheidde alzo lang als ze het gezicht van deze schepen bemerken kon.

Waer de caliphe van baldach mz sinen volcke henen keerde. ende hoe dat guyon een deel van sinen volcke versloech die vanden anderen verscheiden waren mits den quaden wedere dat sy hadden op die zee

Waar de kalief van Bagdad met zijn volk heen keerde en hoe dat Guyon een deel van zijn volk versloeg die van de anderen verscheiden waren mits het slechte weer dat zij hadden op de zee.

DIe caliphe van baldach ende die coninc brandimont van tharsen die oem was vanden soudaen van damast hadden die tijdingen hoe dat die soudaen int eylant van cipres doot gebleven was ende alle syn volc verslagen. wairom datse hem ghereyden ende quamen ter zee weert inne mz allen den volcke datse vergaderen mochten so datse wel lx duysent mannen sterc waren om te commen verderven het eylant van cypers ende die inwoenders van daer, dwelck sy meynden te doene in corter tijt. want sy meynden dat die van cypers geenen coninc gehad en hadden om deswille dat sy wel wisten dat haer coninc in den stryt vanden soudaen doot ghebleven was Ende daerom haeste sy hem soe sy meeste mochten om int lant te vallen eer datment ghewaer warde. Maer die van rodes haddent al ghereet te weten gedaen den coninc urian. die syn volc daer op hadde doen vergaderen ende leggen in goede ordinancien om hemlieden te verwachten. Ende over al op de havenen hadden hi wachters geleyt om also gheringe als syse sagen dat si dan teykenen geven souden mz viere. dair bi datmen dat dan binnen eenre nacht alle dlant doer weten soude: ende dat terstont en ieghelijck die wapen dragen mochten hem dairwarts pinen soude. ende dat hadde de coninc bevolen op de hals Die coninc die hielt hem te velde int middel van de havenen van synen rijcke om so geringer te syne al daer die sarasynen landen souden Die coninc gheliet hem soe nernstich dat hi al syn volc moet en therte gaf so sterc dat sy met hem ende synen bestane wel souden hebben dorren bevechten de caliphe met alle synre macht Nu ghebuerdet dat bi der gracien gods bi fortunen in der zee op hief een onweder so groot dat die sarasynen al vervaert waren van anxste. ende dat sy van malckanderen schieden ende niet en wisten maer seven scepen bi een Des anderdaechs smergens omtrent priem tijt was die lucht claer ende den wint ghelegen ende die sonne scheen wel schoon ende claer Het grootste scep nam doen synen wech na de havene van limasson Nu suldi voert hooren van viij vanden anderen scepen die biden storme verlengt ende versteken waren In dese scepen was al haerlieder artillerije als van bussen, ghescut, leeren ende dier ghelijc. ende dese namen haren wech om te suekene dander scepen metten volcke In haren wech quamen guyon ende die meester van rodes mz haren volcke die wel iiij. M. sterck waren. Daer werden sy malkanderen kennende dat deen kerstenen waren ende dander sarasinen Daer besprongen sy malckanderen. als met bussen te scieten ende bogen ende met stralen. ende int versamen soe werpen sy malckanderen met stralen so dicke ende geringe dattet scheen hagelen vanden ghescutte datter vloech. den strijt was strange ende groot. niet te min guyon ende die meester van rodes met haren volcke overloeden dander so seer datse niet en wisten waer henen keeren om hem te bescudden Daer hadt men die sarasinen mogen hooren roepen op haer goden. maer niet tegenstaende dien sy warden alle verslagen ende veriaecht Doen die amirael van cordes die meestere was vander artillerien aensach die nederlaghe keeren op die syne. so dede hi werpen wt den grote schepe een galiote met acht riemen die in dz schep was ende daer ghingen inne omtrent huerer viij. van synen heymelicsten vrienden. ende die namen die aventuere vanden winde ende voeren so snellijcken dattet die kerstenen af verwonderden. niet te min sy en gelieten hem niet dz sy se vervolghen wouden Maer sy sloeghen aen boert ende sprongen in haer scepen ende begonste al buyten boerts te werpen datse vonden wt ghenomen omtrent tweehondert sarasinen die sy gevangen namen. van den welcke guyon den meestere van rodes gaf een hondert om sommige kerstenen dair mee te verlossen die van harer oerdenen waren ende die vanden torken ghevangen waren in een bataillie die sy op die zee gehadt hadden Ende oec mede gaf hi hem vanden groten scepen die si gewonnen hadden. die welcke dz die meester terstont zende te rodes waert Hier na nam guyon die ij. meeste scepen vanden anderen ende die andere hondert sarasinen beval hi eenen riddere van rodes dat hijse brochte te cruli waert ende dat hi hem seer ghebieden soude tot den coninck ende tot synnre dochteren. ende dat hi die ij. scepen gelijc sy toe gemaect waren presenteren soude der dochteren. ende die hondert gevangenen den coninck. Dese riddere vander oerdenen dede syn boetscap wel ende wijslicken. ende in dat doende vertelde hi hem die nederlage vanden sarasynen. ende hoe vromelicken guyon hem daer inne ghehad hadde Die coninck hiet den riddere blideliken willecome ende dancten seere van syns ioncheren weghen: ende die ioncfrouwe was so blide van dier tijnghen datse noyt blider en was. want sy guyon beminde net alre herten Die coninc ende die ioncfrouwe gaven doen den ridder vele schoenre rijckelicke ghiften. daer af dz hise seer dancte: ende schiet so van daer ende keerde weder na rodes Na syne vertrecke onder vraechde de coninc de sarasinen: waer dan het heer vanden caliphe van baldach ende vande coninc brandimont landen souden. ende sy seyden in cypres om te wrekene die doot vanden soudaen die die van cypers verslaghen hadden ende syn volc ter neder gheworpen. Bi mijnre trouwen sprack die coninc van armenien. ghy hebt ghefailgiert te slaene mijnen neve de coninck van cypers. doen dede hise al in yseren boeyen sluyten ende in putten legghen: ende die scepen dede hy ledigen. ende tgoet datter inne was bewaren Guyon ende die meester van rodes verstonden oeck vanden sarasyen dat die groote vlote vanden den anderen scepen opslaen ende landen souden in cypers Doen vielen guyon ende die meester van rodes te rade om deswille dat si te vele scepen hadden ende te luttel volcs dz sy alle die artillerie over slaen wouden in haers selfs scepen ende oec vanden anderen dinghen die hem behoefden. ende die ydel scepen gaf guyon den meester van rodes diese terstont te rodes zeynde. ende daer na trocken sy haer seylen op ende namen mz groten nernsticheit haren wech na cypers toe. ende met desen swijcht die historie hier van. ende seyt voert hoe die admirael van damast ende die caliphe van baldach seer bedroeft waren van harer scaden. ende alsoe langhe doelde die admirael in de zee dz hi vant die havene van limasson ende daer sach hi doen voer die stadt ligghen groote scepen Ende als hi op een luttel na dair bi was hoorde hi die trompetten slaen ende verveerlicken schieten met bussen. ende int genaken wart hy gewaer datttet die caliphe van baldach was ende die coninc brandimont van tharsen die haer scerpeliken besprongen die ghene die de havene wachten Mer die capiteyn met sinen volcke weerden hem soe vromelicken, als dat die sarasinen hem die havene niet af gewinnen en konsten Die caliphe ende coninc brandimont beclaechden seer haer scepen die overmits den storm van hen verdoelt waren. die welcke dat haer artillerye inne hadden ende alle haer beste dinghen Met dien quam die admirael al roepende over luyt Bi onser wet van machumet caliphe ten gaet u niet wel. want ghi hebt verloren u scep daer wi inne waren op de zee ende oec u ghescut. want die kerstenen hebben ons op die zee te ghemoet gecomen ende wi hebben die nederlaghe gehadt. want daer af niemant en ontghinck dan alleen wi die ghi hier siet: ende met den corsten geseyt het is al verloren. Als die caliphe dat verstont was hi seere droevich Bi mijnre trouwen sprac die caliphe ghi heeren dat is een harde tydinge om horen. ick sie wel dat die aventure tonsen behoef cranc es. ende emmertoes langen tyt ghedaen heeft. alsoe wel als sy voer den soudaen oec gedaen heeft onsen neve die in dit eylant doot ghebleven is met allen synen volcke datter thelsche vier in steken moet Doen sprac die admirael. here eest dat ghi uwer volcke thoent dat ghi verflaut syt. sy sullen meynen dat ghi mz allen ter neder gheworpen syt Ende oec na dat ic vernemen can dese lieden die op dese havene ligghen en hebben gheenen wille in gheender manieren om u te laten comen op slaen sonder groote scade of stoet te liden want sy en bewisen niet datse u ontsien. ende daerom soudic u raden dat wi weder vertrocken in die zee. ende latense wat vercoelen. ende merghen metten dage vroech sullen wi comen aen een cleyn havene niet seer verre van hier diemen heet tsinte andries hoode. ende daer en sal ons niemant benemen te landene. ende also deden sy. Alse die kerstenen sagen vertrecken staken sy terstont wt der havenen een cleyn boetken dat hemlieden volchde soe lange tot dat het sach datse op den avont anckerden omtrent een mile van der voerseyde havenen tsinte andries hoode Dit gaf die man vanden bootken aldus den kersten te kennen die hi weder te limasson in de haven quam Terstont dede die capiteyn voerseit op die wachte vier maken ende gaf dz teyken ter zee waert inne. ende als geringe als dz naeste wake vernam dede sy oec also voert den anderen wachten. ende alle dander des ghelijcs alsoe dz die fame terstont was doer alle tconincrijc Met dien stelde hem een ieghlyc opten wech alsoo wel te voete als te paerde ende trocken henen ter plaetsen dair coninc urian was die alreede syn verspieder wt ghescict hadde om te wetene waer sy landen souden. ende beval dat hem elck houden soude in syn fortresse. ende dat mense met ghemake liet op slaen. mer dz nien hen met allen niet en liet in nemen vanden stercken ende plaetsen. want daer en salder niet een weder keeren over die zee bider gods hulpen

Die kalief van Bagdad en de koning Brandimont van Thracie die oom was van de sultan van Damascus hadden die tijdingen hoe dat die sultan in het eiland van Cyprus dood gebleven was en al zijn volk verslagen waarom dat ze zich bereiden en kwamen ter zee waart in met al het volk dat ze verzamelen mochten zodat ze wel 60 000 mannen sterk waren om te komen verderven het eiland van Cyprus en de inwoners van daar dat zij meenden te doen in korte tijd. Want zij meenden dat die van Cyprus geen koning gehad hadden omdat zij wel wisten dat hun koning in de strijd van de sultan dood gebleven was. En daarom haastten zij zich zo ze het beste konden om in het land te vallen eer dat men het gewaar werd. Maar die van Rhodes had alles reeds te weten gedaan de koning Urian die zijn volk daarop had laten verzamelen en leggen in goede ordinantie om hen te verwachten. En overal op de havens had hij wachters gelegd om alzo gauw als ze hen zagen dat ze dan tekens geven zouden met vuur waarbij dat men dat dan binnen een nacht alle het land door weten zou: en dat terstond iedereen die wapen dragen mochten zich derwaarts spoeden zou en dat had de koning bevolen op de hals. De koning die hield hem te veld in het midden van de havens van zijn rijk om zo gauwer te zijn aldaar de Sarasijnen landen zouden. De koning gedroeg zich zo vlijtig dat hij al zijn volk moed en hart gaf zo sterk dat zij met hem en zijn bestaan wel zouden hebben durven bevechten de kalief met al zijn macht. Nu gebeurde het dat bij de gratie Gods bij fortuin in de zee ophief een onweder zo groot dat de Saracenen allen bang waren van angst en dat zij van elkaar scheiden en niet wisten dan maar zeven schepen bijeen. De volgende dag ‘s morgens omtrent priemtijd was de lucht helder en de wind was gaan liggen en de zon scheen zeer mooi en helder. Het grootste schip nam toen zijn weg naar de haven van Limassol. Nu zal je voort hooren van 8 van de anderen schepen die met de storm verdwaald en verstoken waren. In deze schepen was al hun artillerie als van bussen, geschut, ladders en diergelijke en dezen namen hunn weg om te de andere schepen te zoeken met het volk. In hun weg kwam Guyon en de meester van Rhodes met hun volk die wel 4 000 sterk waren. Daar begonnen ze elkaar te kennen dat de ene christenen waren en de andere Saracenen. Daar besprongen zij elkaar als met bussen te schieten en bogen en met pijlen en in het verzamelen zo wierpen zij elkaar met pijlen zo dik en snel dat het scheen te hagelen van het geschut dat er vloog. De strijd was sterk en groot. Niettemin Guyon en de meester van Rhodes met haren volk overladen de andere zo zeer dat ze niet wisten waar heen te keren om zich te behoeden. Daar had men die Sarasenen mogen horen roepen op hun goden. Maar niet tegenstaande dien zij werden allen verslagen en verjaagd. Toen de admiraal van Cordes. die meester was van de artillerie, aanzag die nederlaag keren op de zijne zo liet hij werpen uit de grote schepen een galjoot met acht riemen die in dat schip was en daar gingen in omtrent van hen 8 van zijn heimelijkste vrienden en die namen het avontuur van de wine en voeren zo snel dat het de christenen er van verwonderden. Niettemin zij gelieten hen niet dat zij ze vervolgen wilden. Maar zij sloegen aan boord en sprongen in hun schepen en begonnen alle buiten boord te werpen dat ze vonden, uitgezonderd omtrent tweehonderd Sarasijnen die zij gevangen namen. Waarvan Guyon de meester van Rhodes gaf een honderd om sommige christenen daarmee te verlossen die van hun orde waren en die van de Turken gevangen waren in een strijd die zij op die zee gehad hadden. En ook mede gaf hij hem van de grote schepen die ze gewonnen hadden die dus de meester terstond zond te Rhodes waart. Hierna nam Guyon die 2 grootste schepen van de anderen en de andere honderd Sarasenen beval hij een ridder van Rhodes dat hijs ze bracht te Cruli waart en dat hij hem zeer gebieden zou tot de koning en tot zijn dochter. en dat hij die 2 scgepen gelijk zij uitgerust waren presenteren zou de dochter en die honderd gevangenen de koning. Deze ridder van de orde deede zijn boodschap goed en wijs en terwijl hij dat deed vertelde hij hem de nederlaag van de Saracenen en hoe dapper Guyon zich daarin gehad had. De koning zei de ridder blijde welkom en bedankten hem zeer vanwege zijn jonkers: en die jonkfrouw was zo blijde van die tijding dat ze nooit blijer was want zij beminde Guyon met al haar hart. De koning en die jonkfrouw gaven toen de ridder vele moooie rijke giften waarvan hij ze zeer dankte: en scheidde zo vandaar en keerde weer naar Rhodes. Na zijn vertrek ondervroeg de koning de Sarasijnen waar dan het leger van de kalief van Bagdad en van de koning Brandimont landen zouden en zij zeiden in Cyprus om te wreken de dood van de sultan die die van Cyprus verslagen hadden en zijn volk ter neder geworpen. Bij mijn trouw, sprak de koning van Armenie, gij hebt gefaald te slaan mijn neef de koning van Cyprus. Toen liet hij ze allen in ijzeren boeien sluiten en in putten leggen: en de schepen liet hij legen en het goed dat er in was bewaren. Guyon en de meester van Rhodes verstonden ook van de Saracenen dat die grote vloot van de de andere schepen opslaan en landen zouden in Cyprus. Toen vielen Guyon en de meester van Rhodes te raad omdat dat ze te veel schepen hadden en te luttel volk dat zij alle artillerie overslaan wilden in hun eigen schepen en ook van de andere dingen die hen behoefden. En die lege schepen gaf Guyon de meester van Rhodes die ze terstond te Rhodes zond. Daarna trokken zij hun zeilen op en namen met grote vlijt hun weg naar Cyprus toe. En hiermee zwijgt de historie hiervan en zegt voort hoe de admiraal van Damascus en de kalief van Bagdad zeer bedroefd waren van hun schade en alzo lang doolde de admiraal in de zee zodat hij vond de haven van Limassol en daar zag hij toen voor de stad liggen grote schepen. En toen hij op een luttel na daarbij was hoorde hij de trompetten slaan en vervaarlijk schieten met bussen en in het genaken werd hij gewaar dat het de kalief van Bagdad was en de koning Brandimont van Thracië die hen scherp besprongen diegene die de haven wachten. Maar de kapitein met zijn volk weerden zich zo dapper als dat de Sarasenen hen de haven niet afwinnen konden. De kalief en koning Brandimont beklaagden zeer hun schepen die overmits de storm van hen verdwaald waren die dat hun artillerie in hadden en al hun beste dingen. Met dien kwam die admiraal al roepend over luid; Bij onze wet van Mohammed, kalief , het gaat u niet goed want gij hebt verloren uw schepen daar we in waren op de zee en ook uw geschut want de christenen zijn ons op die zee tegemoet gekomen en we hebben de nederlaag gehad. Want daarvan niemand ontging dan alleen wij die gij hier ziet: en in het kort gezegd, het is al verloren.

Toen de kalief dat verstond was hij zeer droevig. Bij mijn trouw, sprak de kalief, gij heren dat is een harde tijding om te horen. Ik zie wel dat het avontuur tot onze behoefte zwak is en altijd lange tijd gedaan heeft. Alzo wel als zij voor de sultan ook gedaan heeft, onze neef, die in dit eiland dood gebleven is met al zijn volk, dat men er het helse vuur in steken moet. Toen sprak de admiraal, heer, is het dat gij uw volk toont dat gij verflauwd bent, zij zullen menen dat gij met allen ter neder geworpen bent. En ook nadat ik vernemen kan deze lieden die op deze haven liggen hebben geen wil of geen manier om u te laten komen opslaan zonder grote schade of stoot te lijden want zij bewijzen niet dat ze u ontzien en daarom zou ik u aanraden dat we weer vertrokken in de zee en laten ze wat verkoelen en morgen vroeg met de dag zullen we komen aan een kleine haven niet zeer ver van hier die men heet sint Andries hoofd en daar zal ons niemand benemen te landen en alzo deden ze. Toen de christenen ze zagen vertrekken staken ze terstond uit de haven een klein bootje dat hen volgde zo lang totdat ze zagen dat ze op de avond ankerden omtrent een mijl van de voor genoemde haven te sint Andries hoofd. Dit gaf die man van het bootje aldus de christenen te kennen toen hij weer te Limassol in de haven kwam. Terstond liet die voor genoemde kapitein op de wacht vuur maken en gaf dat teken ter zee waart in en alze gauw als de naaste wachter dat vernam deden zij ook alzo voort de anderen wachters en alle de andere desgelijks alzo dat die faam terstond was door al het koninkrijk. Met dien stelde zich iedereen op de weg alzo wel te voet als te paard en trokken henen ter plaats daar koning Urian was die alreeds zijn verspieder uit gezonden had om te weten waar zij landen zouden. Hij beval dat zich elk houden zou in zijn fort en dat men ze met gemak liet opslaan maar dat ze niet hen met allen liet innemen van de sterken en plaatsen want daar zal er niet een terug keren over de zee met de hulp van god.

Die sarasinen die also voer gheseyt is ter zee waren gevaren haelden des mergens also vroech als sy den dach vernamen haer anckeren op. ende quamen al met eenre vloten ter havenen in ende landen daer Die vanden abdyen al daer wardens terstont ghewaer. Ende lietent terstont weten te telymasson ende die capiteyn ontboet den coninc urian dyer seer blide om was ende begonst hem te bereiden terstont rechts oft hadde geweest ten strijde Ende de caliphe dede al syn dingen opslaen op tlant. ende dede syn logijs maken dair bi omtrent eenhalve mile nae der havenen op eenen grote loep van suten water dat in die zee viel op eenen hoec van en cleyn bosschelken om hem te ververschen,ende daer liet hi wel iiij. dusent heidenen om die scepen te bewarene Binnen desen middele quamen guyon ende die meester van rodes met haren volcke te limasson ende daer begonst men hen te seggen hoe dat sarasinen te lande geslagen waren. ende dat haer scepen laghen op eene myle na tsinte andries hoode Bi mynder trouwen sprac guyon wi selense gaen besuecken: want diese mocht op lichten nemmermeer en quamer een weder in surien noch in tharsen. Aldus vast sprekende ghingen sy weder tscepe ende becortteden hare wech also dz sy quamen niet verre vanden sarasinnen. ende datse sagen die havene tsint andries hoode ende de schepen dier laghen in groten getale. Doen ghingen sy alle haer dingen te passe stellen ende hem selven in goed ordinancien. ende also quamen sy ghelijc den blixem ende tempeeste met groter druyst gheslagen op die sarasynsce schepen al schietende ende worpende daer inne soe verveerlicken datter niet een sarasyn hem en dorste ter weren stellen: maer die opt lant ghespringen consten ende hen haestelic wech gesaten ten heer waert die hielt hem selven wel geluckich Ende bi deser manieren warden alle die scepen genomen ende alle die sarasinen die sy achterhalen consten ghevangen Die kerstenen sonden doen eenen groten deel van den goede dat sy op die sarasinen gewonnen hadden in de abdye Ende van den scepen naemen sy een quantiteyt ofte menichte met hen geladen vol vanden sarasynscen goede. ende in dander die sy niet en teemden mede te nemen daer staken sy tvier innen Ende die ghene dier wech geraken consten quamen int heer al roepende met luider stemmen te wapenen te wapenen seggende hoe dat die kerstenen haer scepen besprongen hadden Doen brac het heer op ende liepen allegader tot der havenen waert. al daer sy vele van haren volcke verslagen vonden ligghende. ende vele geborghen inden bosschen ende hagen Ende als sy sagen dat die kerstenen wederom keerden. so quamen si ter zee weert aen. ende ghecregen omtrent vi. van haren scepen die sy vanden brande ghebluscht hadden. Die caliphe was seer droevich als hem die tijnge van deser scade quam. Bi machumet sprac hi tot den coninc brandimont Dese kerstenen die wt vranckerijc hier gecomen syn: syn seer fel ende wel geleert ter wapenen. eest datse noch eenigen tijt ghedueren moghen sy sullen ons groote scade doen Bi machumet sprac die coninc brandimont. ick en scheyde van hier nemmermeer alsoe lange als ick niet met allen ter neder gheworpen en worde, soe sal ick oec seyde die caliphe. Doen leyden sy in de vi. scepen die hem ghebleven waren seer goede hoede. ende keerden doen weder tot haer logysen

De Sarasenen die alzo voor gezegd is ter zee waren gevaren haalden ‘s morgens alzo vroeg als zij de dag vernamen hun ankers op en kwamen al met een vloot ter haven in en landen daar. Die van de abdij aldaar werden het terstond gewaar lieten het terstond weten te te Limassol en de kapitein ontbood koning Urian die er zeer blijde om was en begon hem terstond te bereiden recht of het had geweest ten strijd. En de kalief liet al zijn dingen opslaan op het land en liet zijn logies maken daarbij omtrent een halve mijl naar de haven op een grote loop van zoet water dat in die zee viel op een hoek van een klein bosje om zich te verversen en daar liet hij wel 4 000 heidenen om die schepen te bewaren. Ondertussen kwamen Guyon en de meester van Rhodes met hun volk te Limassol en daar begon men hen te zeggen hoe dat de Sarasenen te land geslagen waren en dat hun schepen lagen op een mijl na sint Andries hoofd. Bij mijn trouw, sprak Guyon, we zullen ze gaan bezoeken: want als die ze mochten oplichten, nimmermeer kwam er een weer in Syrië, noch in Thracië. Aldus vast sprekende gingen zij weer te scheep en verkorten hun weg alzo dat zij kwamen niet ver van de Sarasijnen en dat ze zagen de haven sint Andries hoofd en de schepen die er lagen in groot getal. Toen gingen zij al hun dingen te pas stellen en zichzelf in goede ordinantie en alzo kwamen zij gelijk de bliksem en tempeest met groot gedruis ingeslagen op de Sarasijnse schepen al schietend en wierpen daarin zo vervaarlijk dat er niet een Sarasijn zich durfde te verweren stellen: maar die op het land springen konden en zich haastig weg maakten ten leger waart die hielden zichzelf wel gelukkig. En op deze manieren werden alle schepen genomen en alle Sarasenen die zij achterhalen konden gevangen, De christenen zonden toen een groot deel van het goed dat zij op de Sarasenen gewonnen hadden in de abdij. En van de schepen namen zij een kwantiteit of menigte met hen geladen vol van het Sarasijnse goed en in de anderen die zij niet meenden mee te nemen daar staken zij het vuur in. En diegene die er weg raken konden kwamen in het leger al roepende met luide stemmen te wapen, te wapen en zeiden hoe dat die christenen hun schepen besprongen hadden. Toen brak het leger op en liepen allemaal tot de haven waar aldaar zij veel van hun volk verslagen vonden liggen en vele verborgen in de bossen en hagen. En toen zij zagen dat de christenen wederom keerden zo kwamen ze ter zee waart aen en kregen omtrent 6 van hun schepen die zij van de brand geblust hadden. De kalief was zeer droevig toen hem die tijding van deze schade kwam. Bij Mohammed, sprak hij tot de koning Brandimont. deze christenen die uit Frankrijk hier gekomen zijn die zijn zeer fel en goed geleerd ter wapen, is het dat ze noch enige tijd geduren mogen, zij zullen ons grote schade toen. Bij Mohammed, sprak de koning Brandimont, ik en scheide van hier nimmermeer alzo lang als ik niet geheel ter neder geworpen wordt, zo zal ik ook, zei de kalief. Toen legden zij in de 6 schepen die hen gebleven waren zeer goede hoede en keerden toen weer tot hun logies.

Die coninc urian was ghelogiert in een schoen velt op een riviere. ende dz was op die selve plaetse daer des soudaens foeuriers die nederlage hadden bider brugghe Die coninc hadde syn verspieders gesonden om te wetene waer die sarasynen ghelogiert waren Met dien quam daer die meester van rodes die voer des conincs tente af stont van sinen paerde ende groettde den coninc seer minnelic. ende die coninc verblijde hem seer van synre coemsten ende ontfinckem seer vriendeliken ende vraechde hem hoe guyon sijn broeder voer. Bij mijnre trouwen heere sprack die meester van rodes als een welvarende man Hi gebiet hem tuwaerts also seer als hi mach Dat es my seer lief om hooren sprac urian. nu segt mi voert hoedat gi ghevaren hebt sint dat ghy van ons schiedt. Die meester ghinc hem doen verhalen alle syn aventueren die hi gehadt hadde onder weghen op die zee teghen die scepen van den fellen caliphe. die sy verdorven hadden bi sinte andries hoofde: ende hoe syse verbrant hadden Doen sprack die coninck. bi mijnder trouwen ghi hebt wel een heerlycke reyse gedaen ende voerspoedighe. dies ick gode mijner sceppere love Ende als van mynen oem den coninc van armenyen soe ben ik wel blide dat ghi hem in goeden punte ghelaten hebt. maer wi moetent anders toe leggen dat die sarasynen ter neder geworpen worden. ick sal verlogieren met mynen volcke tharen here waert want sy hebben te lange geleghen in onsen landen sonder van ons vernomen te hebben. gaet ghy weder tot mynen broeder ende segt hem dz ick verlogiere om die vianden gods te bevechtene Die meester nam orlof aenden coninc ende reysde te lymasson Ende terstont dede die coninc syn heer verlogeren ende sloech neder op een mile na van des caliphen heer sonder dat die sarasinen van harer coemsten wisten Die meester dede syn boetscap aen guyon Ende als hi dat hoorde dede hi terstont die trompetten slaen ende quam logieren op een cleyn riviere die in der zee viel. ende op die selve riviere waren de sarasynen ghelogiert soe dat tusschen hem beiden maer een geberchte en lach omtrent een mile ommegaens. ende nu late ic te seggen meer van guyon ende sal u voert verhalen van urians vromicheyt die hi dede

Die koning Urian was gelogeerd in een mooi veld bij een rivier en dat was op dezelfde plaats daar de sultans voedsel halers die nederlaag hadden bij de brug. De koning had zijn verspieders gezonden om te weten waar de Sarasijnen gelogeerd waren. Met dien kwam daar de meester van Rhodes die voor de konings tent afsteeg van zijn paard en groette de koning zeer minnelijk en die koning verblijde hem zeer van zijn komst en ontving hem zeer vriendelijk en vroeg hem hoe het met Guyon, zijn broeder, ging. Bij mijn trouw heer, sprak de meester van Rhodes, als een welvarend man. Hij gebiedt hem tot u waart alzo zeer als hij mag. Dat is me zeer lief om te horen, sprak Urian. Nu zeg mij voort hoe dat ge gedaan hebt sinds dat gij van ons scheidde. De meester ging hem toen verhalen al zijn avonturen die hij gehad had onderweg op de zee tegen de schepen van de felle kalief die zij verdorven hadden bij sint Andries hoofd: en hoe ze die verbrand hadden. Toen sprak die koning. bij mijn trouw, gij hebt wel een heerlijke reis gedaan en voorspoedige, dus ik god mijn schepper loof. En als van mijn oom de koning van Armenië zo ben ik wel blijde dat gij hem in een goed punt gelaten hebt. Maar we moeten het aanleggen dat die Saracenen ter neder geworpen worden. Ik zal mijn volk verplaatsen tot hun leger waart, want zij hebben te lang gelegen in ons land zonder van ons vernomen te hebben. Gaat gij weer tot mijn broeder en zeg hem dat ik verplaats om de vijanden Gods te bevechten. De meester nam verlof van de koning en reisde te Limassol. En terstond liet de koning zijn leger verplaatsen en sloeg neer op een mijl na van de kaliefs leger zonder dat de Sarasijnen van hun komst wisten. De meester deed zijn boodschap aan Guyon. En toen hij dat hoorde liet hij terstond de trompetten slaan en kwam logeren op een kleine rivier die in de zee viel. Op diezelfde rivier waren de Saracenen gelogeerd zodat tussen hen beiden maar een gebergte lag omtrent een mijl omgaans. Nu laat ik te zeggen meer van Guyon en zal u voort verhalen van Urianՠs dapperheid die hij deed.

Coninc urian verlangde seere om te weten waer die sarasinen ghelogiert waren. ende oec omme te weten haer menichte ende bestier Ende hierom riep hi tot hem eenen ridder wt cypers die alle die contreyen wel wiste ende hiet hem wapenen ende dz hi soude sitten op syn alder beste peert dat hi hadde ende dat hi dan alleen quame voer syn logys sonder iemande daer af te wetene. Van daer suldi sprack urian voert met my gaen daer ick u leyden sal Die ridders dede also urian hem hiet. Ende als hi weder quam vant hi den coninc al gereet gheseten op eenen gerayen hengst. ende beval vele van sinen princen dat sy hem niet en souden roeren voer datse van hem seker tydingen hadden. maer oft ic niet weder en quame seide hi soe doet dat u dese ridder van mynent wegen kundigen sal. ende sy seiden dat syt alsoe doen souden Als dese ridder ende die coninc buten der logyzen waren ghereden seyde urian tot den ridder. nu leydt ons den corsten wech daer ic sien mach die havene daer die sarasynen aengecomen syn Daer leydde hi den coninc omtrent een mile verre op eenen hoghen berch. ende daer wysde die ridder den coninc die havene ende die abdye daer beneden Hoe dit sprac de coninc men hadde my gheseyt dat haer scepen verbrant waren ende daer ligghen noch scepen. Doen sach die coninc af ter slicnker syden in den diepten vanden valleyen ende daer sach hij het heer van sinen broedere dwelck op die riviere gelogiert was. ende over dander side so sach hi het heer vanden sarasynen die in groter menichten waren Siet daer sprac die coninc die grote menichte vanden sarasynen die bekenne ic ghenoech. maer dese die hoer over dandere side ligghen en weet ic niet wiese syn. verbeyd mijnre hier sprac die coninc ic sal gaen besien oft icse yet kennen mochte Met dien reed die coninck henen alsoe dat hi eer yet lanc hem selven vant omtrent den here. ende by ghevalle vant hi daer eenen riddere die uten here quam ende dien hi wel kende ende sprac hem toe vragende oft syn broeder in dien hoop was. Die riddere sach hem aen ende als hijem wart kennende so neech hi hem toe ende antwoerde alsdus Ja hi heere Weldan sprac urian gaet henen tot hem ende segt hem dat hi come my toe spreken hier op desen berch Dwelc die ridders also dede. ende guyon dit hoorende sat eensgancx op te perde ende die meestere van rodes met hem Die coninc doen hy om guyon aldus ghesonden hadde, keerde hem ten ridder waert die hem verbeydden op den berch, seggende tot hem Vrient alle goede tijnghe. het is guyon mijn broeder die daer beneden ghelogiert leyt Hier na soe quam guyon aen met den meestere van rodes. ende die twee gebroeders waren seer verblijt datse malckanderen gevonden hadden Doen wysde die coninc hemlieden het sarasynsce heer Ic en wist niet sprac guyon dz wi hem soe bi waren. Wel aen seide die coninc sy en mogen ons bi der hulpen gods niet ontgaen. ten ware dz sy ons ontquamen met die scepen dier in de havene liggen. Als guyon dat sach verwonderde hi hem seer segghende, hoe dit, hebben die duvelen daer noch ander schepen bracht. ten is gheen drie dagen gheleden dz wi hem lieden alle haer scepen verbranden. Ic vermoede wel sprack die meester wat het is het selve bi aventueren enige syn die gheleghen hebben in de scepen die doen noch niet gevonden en waren die daer aen gecomen syn Bi mijnder trouwen sprac die coninc dat mach also wesen. maer dair salmen moeten toe sien want bi dien mochten wi ende die na ons comen wel groot verlies nemen Hoe dz sprack die meestere van rodes het luydt aen u spreken oft ghise alreede al neder ghetrocken haddes, behalven de caliphe ende den coninc brandimont Doen antwoerde die coninc. den waren daer maer dese ij. na dat ick van u verstaen hebbe ons en behoefde onna soe vele volcx als ons god hier verleent heeft, want dair en behoefde maer guyon myn broeder tegen die welcke ons wel van hem verlossen soude Wel dan sprac guyon tot sinen broeder, als ghy geboert hebt mz mi ende dan mz noch eenen so en yst maer mz tween. niet te min ic dancke gode onsen heere vander aventueren die hi mi verleent heeft, hoe wel datse bij der uwer niet te gelijcken en is. Mijn broeder sprac die coninc ic en meyne niet mz u te gabben want waren onse dinghen op dit stuck na ten eynde ghebracht, ick soude my betrouwen in gode ende oec in u dat wi gheen aventueren anders meer en dorsten verbeyden Ganc henen voert sprac hi tot sinen riddere int heer ende doet hem al ons volc wapenen sonder enich gerucht te maken ende doetse trecken in goede ordinancien ende brengtse onder den voet van desen berge Met dien vertrac die riddere ende dede also tghebot van sconincx wegen Ende alst volc aenquam so hiet de coninc syns broeders volck doen wapenen ende da hi dz dede passeren die riviere ende deedt gaen liggen tusschen der sarasynen heer ende haer scepen. ende dat hi haren here so bi quame als hi mochte op dat hi vernemen soude haerlieden contenancien ende regiment. Ende ghi meestere van rodes sprack hi voert Pynt u met uwen volcke ter zee waerts ende coemt opten pas vander havene. op aventuere oft die sarasinen in haer scepen vlieden wouden ende so ontcomen, datse dan niet ontwijcken en moghen Ende ick sal gaen ordineren mijn volc om de sarasinen te bevechten. ende alsoe synse ghescheiden van een elc op tsijne

Koning Urian verlangde zeer om te weten waar die Sarasijnen gelogeerd waren en ook om te weten hun menigte en bestuur. En hierom riep hij tot hem een ridder uit Cyprus die alle contreien wel wist en zei hem wapenen en dat hij zou zitten op zijn aller beste paard dat hij had en dat hij dan alleen kwam voor zijn logies zonder iemand daarvan te weten. Vandaar zal je, sprak Urian, voort met me gaan daar ik u leiden zal. De ridders deed alzo Urian hem zei. En toen hij weer kwam vond hij de koning al gereed gezeten op een snelle hengst en beval veel van zijn prinsen dat zij zich niet zouden roeren vordat ze van hem zekere tijding hadden. Maar als ik niet weer kom, zei hij, zo doet dat u deze ridder vanwege mij verkondigen zal en zij zeiden dat zij het alzo doen zouden. Toen deze ridder en de koning buiten het logies waren gereden zei Urian tot de ridder, nu leidt ons de kortste weg daar ik zien mag de haven daar de Sarasenen aangekomen zijn. Daar leidde hij de koning omtrent een mijl ver op een hoge berg en daar wees de ridder de koning de haven en de abdij daar beneden. Hoe dit, sprak de koning, men had mij gezegd dat hun schepen verbrand waren en daar liggen noch schepen. Toen zag die koning af ter linker zijde in de diepte van de vallei en daar zag hij het leger van zijn broeder die bij die rivier gelogeerd was en over de andere zijde zo zag hij het leger van de Sarasijnen die in grote menigte waren. Ziet daar, sprak de koning, die grote menigte van de Sarasenen die beken ik genoeg, maar deze die zich over de andere zijde liggen weet ik niet wie ze zijn. Wacht hier op mij, sprak de koning, ik zal gaan bezien of ik ze iets kennen mocht. Met dien reed de koning heen alzo dat hij al gauw lang zichzelf vond omtrent het leger en bij toeval vond hij daar een ridder die uit het leger kwam en die hij wel kende en sprak hem toe en vroeg of zijn broeder in die hoop was. De ridder zag hem aan en toen hij hem herkende zo neeg hij hem toe en antwoorde aldus. Ja hij heer. Welaan, sprak Urian, gaat heen tot hem en zeg hem dat hij komt me toe spreken hier op deze berg. Wat die ridder alzo deed en toen Guyon dit hoorde zat hij gelijk op te paard en de meester van Rhodes met hem. De koning toen hij om Guyon aldus gezonden had, keerde hem ten ridder waart die hem opwachte op de berg en zei tot hem. Vriend, alle goede tijdingen, het is Guyon, mijn broeder, die daar beneden gelogeerd ligt. Hierna zo kwam Guyon aan met de meester van Rhodes en die twee gebroeders waren zeer verblijd dat ze elkaar gevonden hadden. Toen wees de koning hen het Sarasijnse leger. Ik wist niet, sprak Guyon, dat we hen zo nabij waren. Wel aan, zei de koning, zij mogen ons met de hulp van god niet ontgaan, tenzij dat zij ons ontkwamen met die schepen die er in de haven liggen.

Toen Guyon dat zag verwonderde hij hem zeer en zei, hoe dit, hebben de duivels daar noch ander schepen gebracht. Het is geen drie dagen geleden dat we hen al hun schepen verbranden. Ik vermoed wel, sprak de meester, wat het is hetzelfde die bij avonturen enige zijn die gelegen hebben in de schepen die toen noch niet gevonden waren die daar aangekomen zijn. Bij mijn trouw, sprak de koning, dat mag alzo wezen, maar daar zal men moeten toe zien want met die mochten we en die na ons komen wel groot verlies nemen. Hoe dat, sprak de meester van Rhodes, het lijkt aan uw spreken of ge ze alreeds geheel te neder getrokken had, behalve de kalief en de koning Brandimont. Toen antwoorde de koning, en waren daar maar deze 2, nadat ik van u verstaan heb, ons behoefde ongeveer zo veel volk als ons god hier verleend heeft, want daar behoefde maar Guyon, mijn broeder, tegen die ons wel van hen verlossen zou. Wel dan, sprak Guyon tot zijn broeder, als gij gebied hebt met mij en dan met noch een zo is zijn er maar met zijn twee. Niettemin ik dank god onze heer van de avonturen die hij mij verleend heeft, hoe wel dat ze bij de uwe niet te vergelijken is. Mijn broeder, sprak de koning, ik bedoel niet met u te gekken want waren onze dingen op dit stuk na ten einde gebracht, ik zou me vertrouwen in god en ook in u dat we geen avonturen anders meer durfden af te wachten. Ga heen voort, sprak hij tot zijn ridder in het leger en laat zich al ons volk wapenen zonder enig gerucht te maken en laat ze trekken in goede ordinantie en breng ze onder de voet van deze berg. Met dien vertrok de ridder en deed alzo het gebod vanwege de koning. En toen het volk aankwam zo zei de koning zijn broeders volk laten wapenen en dtat ze hen lieten passeren de rivier en dan ze laten liggen tussen het Saracenen leger en hun schepen en dat hij hun leger zo nabij kwam als hij mocht opdat hij vernemen zou hun houding en regiment. En gij meester van Rhodes, sprak hij, voort gaat u met uw volk ter zee waart en kom op de pas van de haven op avontuur of de Saracenen in hun schepen vlieden wilden en zo ontkomen, dat ze dan niet ontwijken mogen. En ik zal gaan ordineren mijn volk om de Sarasenen te bevechten en alzo zijn ze gescheiden vaneen elk op het zijne.

Hoe ende in wat manieren de coninc urian den coninck brandimont versloech met allen synen volcke. ende hoe die felle caliphe vloet mz x. mannen alleenlic in syn scepen

Hoe en in wat manieren koning Urian koning Brandimont versloeg met al zijn volk en hoe die felle kalief vloog met 10 mannen alleen in zijn schip.

DIe coninc ghinc also doen ende quam in schoenre ordinancien ontdect boven opten berch sodat sij het heer vanden heydenen sagen ende trocken also voet voer voet tot dz sy op een boechsoetweechs na der heydenen heer waren eer die heydenen volcomelic van hem wisten. maer also schiere als die heydenen hem geware waren riepen sy alarme alarme. met dien quamen theer vast aen allen siden Ende terstont schicte de coninck omtrent duyzent geredenen die met eenen loepe doer der sarasinen heer reden ende hem grote scade beiaechden. ende gaven hem so vele te doene datse die moeyte niet en hadden hem te gereeden thaerer passe Niet te min sy stelden hem ter wereten besten datse kondon: ende die kerstenen versaemden hem. ende daer gheviel eenen seer groten slach mids ghecutte onder die heydenen Met dien quam coninc urian vastelic aene seer arbeydende om syn vianden te verdriven ende dede soe vele fayten van wapenen datter niet een sarasyn en was so koen dien verbeyden dorste maer vloeden voir hem ghelyck die partijs voer den havick Als die caliphe dat aensach: wysde hyt den coninc brandimont segghende. Wy syn sekerlick oec wel sot dat wi van desen man dus verveert syn. alle dandere sullen ons voertdaen cleyn achten ende luttel loefs toe gheven Met dien so sloech hi sy paert met sporen in so nydigen toeren dat hem dbloet aen beyden syden af liep. dese Caliphe was een die vroemste ende stercste man syns lyfs die op die tyt leefde. hi werp syn targie achter op synen rugge ende greep syn zweert met beyden handen ende sloech wat hi wt sinen live slaen mochte urian op syn hoeft maer synen helm was so hart dat den slach af scampte ende viel op urians peerts hals soe diep int vleesch dat die twee principale zenuwen in stucken waren ende met dien seech syn paert ter neder Dit siende die coninc brandimont reet terstont op urian. ende als urian ghewaer wert dat syn paert hem begaf so liet hyt varen ende greep den coninc brandimont biden halse ende trackem tyns ondancs ter neder onder hem Daer gheviel een groot bloetstortinge so aen beide siden om hare heere weder te hebben soe datter vele doot bleef Met dien track urian eenen knyf wt die hi bi hem hadde ende stack den coninc brandimont van ondere syn gorgije in syn kele. dat hijer doot bleef ligghende op daerde. daer hadde coninc urian vele te lidenen want hi daer menighen slach ontfinck vanden sarasynen eer hi hem opgherechten konde. ende als hi op gherecht was riep wel lude. lusignen lusigne. ende die van poitiers dit hoorende quamen aen allen siden aen ghesmeten so strenghelicken datter vele sarasinen doot bleven. daer dede urian soe vele wonderlicke fayten van wapenen, dat die sarasynen tharen ontdancke die plaetse mz scaden ruymen moesten. Doen ghinc urian sitten op conincs brandimons peert. terstont vervolchde hem die caliphe van baldach so dz den stryt weder vernyeude vele stercker dan te voren soe datter vele doot bleef aen beyde syden Niet te min die sarasynen voelden hem seer gecranct soe biden doot van coninc brandimont: so van haren anderen volcke Hier en binnen quam guyon van lusignen dair inne geslagen met ij. duzent verssche mannen wel gewapent. ende dair wert de bataillie weder vernieut Als die caliphe dat sach dat hi also van allen siden bevochten wert. soe vloet hi al heymelicken wt den gedrange met synder x. na die zee toe. daer comende vant hi den admirael van damast diese alle ontfinc in een cleyn galiote daer hi onderwylen mede ontcomen was alsoe hier voerseyt is ende dede eensgancx het scip vanden lande steken

De koning ging alzo doen en kwam in mooie ordinantie bedekt boven op de berg zodat zij het leger van de heidenen zagen en trokken alzo voet voor voet totdat zij op een boogschot weg na het heidense leger waren eer de heidenen volkomen van hen wisten. Maar alzo snel als de heidenen hen gewaar waren riepen zij alarm, alarm. Met dien kwam het leger vast aan alle zijden. En terstond schikte de koning omtrent duizende beredenen die met een loop door het Saraceense leger reden en hen grote schade bejaagden en gaven hen zo veel te doen dat ze de moeite niet namen zich te bereiden tot hun goede vorm. Niettemin zij stelden zich te weer ten besten dat ze kondon en de christenen verzamelden zich en daar viel een zeer grote slag mits geschut onder de heidenen. Met dien kwam koning Urian vast aan die zeer werkte om zijn vijanden te verdrijven en deed zo veel wapenfeiten dat er niet een Sarasijn zo zo koen was die hem durfde op te wachten, maar vlogen voor hem gelijk de patrijs voor de havkk. Toen de kalief dat zag wees hij het koning Brandimont en zei. Wij zijn zeker ook wel zot dat wij van deze man aldus bang zijn, alle de andere zullen ons voortaan klein achten en luttel lof toe geven. Met dien zo sloeg hij zij paard met sporen in zoծ nijdige toorn dat hem het bloed aan beide zijden af liep. Deze kalief was een van de dapperste en sterkste man van zijn lijf die op die tijd leefde. Hij wierp zijn schild achter op zijn rug en greep zijn zwaard met beide handen en sloeg wat hij uit zijn lijf slaan mocht Urian op zijn hoofd, maar zijn helm was zo hard dat de slag afschampte en viel op Urians paardenhals zo diep in het vlees dat de twee belangrijkste zenuwen in stukken waren en met die zeeg zijn paard ter neder. Dit zag koning Brandimont en reedt terstond op Urian en toen Urian gewaar werd dat zijn paard hem begaf zo liet hij het gaan en greep de koning Brandimont bij de hals en trok hem tegen zijn wil ter neder onder hem. Daar geviel een grote bloedstorting zo aan beide zijden om hun heer weer te hebben zodat er velen dood bleven. Met dien trok Urian een mes uit die hij bij hem had en stak de koning Brandimont van onder zijn halsstuk in zijn keel zodat er dood van bleef liggen op de aarde. Daar had koning Urian veel te lijden want hij ontving daar menige slag van de Sarasijnen eer hij zich oprichten kon en toe hij opgericht was riep hij wel luid Lusigne, Lusigne en die van Poitiers die dit hoorden kwamen aan alle zijden aan gesmeten zo sterk dat er vele Saracenen dood bleven. Daar deed Urian zo vele wonderlijke wapenfeiten dat de Saracenen tegen hun wil die plaats met schade ruimen moesten. Toen ging Urian zitten op koning Brandimonՠs paard. Terstond vervolgde hem de kalief van Bagdad zodat de strijd weer vernieuwde en veel sterker dan tevoren zodat er vele dood bleven aan beide zijden.

Niettemin de Sarasenen voelden zich zeer verzwakt zo bij de dood van koning Brandimont: zo van hun andere volk. Ondertussen kwam Guyon van Lusigne daarin geslagen met 2 0000 verse mannen en goed gewapend en daar werd strijd weer vernieuwd. Toen de kalief dat zag dat hij alzo van alle zijden bevochten werd zo vloog hij al heimelijk uit het gedrang en met hem 10 naar de zee toe. Toen hij daar kwam vond hij de admiraal van Damascus die ze allen ontving in een kleine galjoot daar hij ondertussen mee ontkomen was alzo hiervoor gezegd is en liet gelijk het schip van het land steken.

Als dese felle sarasynen saghen ende ghewaer werden dat coninc brandimont van tharsen doot was ende dat die caliphe hemlieden ghelaten hadde in dat perikel. soe waren sy seer verflaut al vlinde ende loopende wt den velde na die zee toe. maer dat was om niet. Want alle die scepen waren ghevolcht den caliphe. ende den ammirael van damast. ende metten cortsten gheseyt die heydenen moesten daer alle sterven ende verdrincken Doen trocken die baroenen in die logysen der heydenen al daer si vele costelicheden vonden Die caliphe was seer gestoert ende swoer bi syne goden mocht hy behouden over comen in damast dat hi dien van cypers noch groot verdriet aen doen soude. maer dz een dwaes hem vermeet dat blyft dicwyls half ongedaen. Ende als hi aldus meynde geraect te sine wt dien handen vanden kerstenen. so wert hem die meester van rodes siende op die zee verborgen lach. hi dachte wel doen dz die sarazynen die nederlage gehad hadden ende riep tot sinen volcke. wel aen ghy knechten gods sullen wi ons dese vianden gods dus laten ontgaen dat stont ons ten grooten verwyte Doen ghingen sy alle haer volc in ordinancien stellen ende vielen den vianden aen boert met bussen ende anderen gescutte dat het vreslic was om te sien Als die ammirael van damas sach dongeluc keren op de sijne so toech hi syn seyl op ende dede so sterckelicken roeyen dat hi den kerstenen ontquam. ende die galiote was terstont soe verlengt datse wt der kerstenen gesicht was. alsoe dat syse lieten te vervolghen mits den anderen scepen diese bevochten ende werpen die heidenen al overboert. ende also brochten sy die vi. scepen tsinte andries hoode Daer trad die meestere van rodes te lande met L. van synder oerdenen. ende ghinc den coninc ende den baroenen alle syn aventuer vertellen hoe die vi. scepen aenghebracht waren ende die heidenen verslaghen ende gevanghen. ende hoe dat die caliphe met den ammirael in een cleyn galiote ontcomen was. des die coninc seer bedroeft was. niet te min sy dancten gode. Ende die coninc liet den gesellen al deylen ende behouden dat op de heidenen gewonnen was behalven sommige tenten ende artilleye Doen trac hi van daer ende gaf vele vanden baroenen orlof ende bedanctese seere elck na syn verdienste Ende sy schieden allen rijck van daer dies si den coninc seer dancten seggende dathet die vroemste coninc was die op die tijt regneerde: Coninc urian quam na desen met synen broeder ende met den meestere van rodes ende met sinen baroenen van sinen lande Dair ontfingse hermyne ende dancten allegaders gode vanden victorien die hi hem verleent hade

Die coninghinne ghinc doen seer grof met kinde. ende die coninc dede van bliscapen wt roepen een vry open hof want hi woude syn baroenen verbliden met rusten ende vreden Ende viij. daghen eer die feeste begonste soe quam daer int hof groot volck dair die coninc blide om was: ende dede daerom verbieden op lijf ende goet dat niemant binnen dierwijlen de vitaelgie verdieren en soude Het ghebuerde dat rechts iij. dagen voer die feeste hermine die coninghinne gelach van eenen schonen sone Die feeste wert doen vele meerder dan te voren ende tkint wert kersten gedaen ende geheten henrick: om der afcoemste wille vanden coninc wiens groot vader oec heynric geheeten was Hier na waren daer sommige baroenen te cypers van poytau die orlof namen aenden coninc ende aen de coninghinne. die welcke dat die coninc seer ryckelicken beghifte. ende dier was omtrent vi. ridders mz haren geselcape die ter zee tscepe ghingen Die coninc gaf oec desen brieven aen synen vader ende moeder

Toen deze felle Sarasenen zagen en gewaar werden dat koning Brandimont van Thracie dood was en dat de kalief hen verlaten had in dat perikel zo waren zij zeer verflauwd al vliedende en lopende uit het veld naar de zee toe, maar dat was om niet. Want alle schepen waren gevolgd de kalief en de admiraal van Damascus. In in het kort gezegd, de heidenen moesten daar allen sterven en verdrinken. Toen trokken de baronnen in de logies der heidenen aldaar ze vele kostbaarheden vonden. De kalief was zeer verstoord en zwoer bij zijn goden mocht hij behouden overkomen in Damascus dat hij die van Cyprus noch groot verdriet aan doen zou. Maar dat een dwaas zich vermeet dat blijft dikwijls half ongedaan. En toen hij aldus meende geraakt te zijn uit de handen van de christenen zo zag hem de meester van Rhodes die op de zee verborgen lag. Hij dacht toen wel dat de Sarasijnen de nederlaag gehad hadden en riep tot zijn volk; wel aan, gij knechten god zullen we ons deze vijanden van god dus laten ontgaan, dat stond ons tot groot verwijt. Toen gingen zij al hun volk in ordinantie stellen en vielen de vijanden aen boord met bussen en ander geschut zodat het vreselijk was om te zien. Toen de admiraal van Damascus zag het ongeluk keren op de zijne zo trok hij zijn zeil op en liet zo sterk roeien dat hij de christenen ontkwam. En die galjoot was terstond zo ver dat ze uit de christenen gezicht was. Alzo dat ze hen lieten te vervolgen mits de anderen schepen die ze bevochten en wierpen de heidenen al overboord en alzo brachten zij die 6 schepen te sint Andries hoofd. Daar trad de meester van Rhodes te land met 50 van zijn orde en ging de koning en de baronnen al zijn aventuur vertellen hoe die 6 schepen opgebracht waren en de heidenen verslagen en gevangen en hoe dat de kalief met de admiraal in een kleine galjoot ontkomen was. Dus de koning zeer bedroefd was, niettemin zij dankten god. En di koning liet de gezellen alles verdelen en behouden dat op de heidenen gewonnen was behalven sommige tenten en artillerie. Toen trok hij van daar en gaf vele van de baronnen verlof en bedankte ze zeer elk naar zijn verdienste. En zij scheiden allen rijk van daarna dus ze de koning zeer dankten en zeiden dat hij de dapperste koning was die op die tijd regeerde. Koning Urian kwam hierna met zijn broeder en met de meester van Rhodes en met zijn baronnen van zijn land. Daar ontving ze Hermine en dankten ze allemaal god van de victorie die hij hen verleend had.

De koningin ging toen zeer grof met kind en de koning liet van blijdschap uitroepen een vrij open hof want hij wilde zijn baronnen verblijden met rust en vrede. En 8 dagen eer dat feest begon zo kwam daar in de hof groot volk daar die koning blijde om was: en liet daarom verbieden op lijf en goed dat niemand binnen die tijd het voedsel duurder maken zou. Het gebeurde dat recht 3 dagen voor dat feest Hermine, de koningin, lag van een mooie zoon. Dat feest werd toen veel groter dan tevoren en het kind werd gedoopt en geheten Hendrik: vanwege de afkomst van de koning wiens grootvader ook Hendrik geheten was. Hierna waren daar sommige baronnen te Cyprus van Poitou die verlof namen aan de koning en aan de koningin die de koning zeer rijk begiftigde. Van die waren er omtrent 6 ridders met hun gezelschap die ter zee te scheep gingen. Die koning gaf die ook brieven aan zijn vader en moeder.

Vander tijnge vanden coninc van armenien die gestorven was

Van de tijding van de koning van Armenië die gestorven was.

ALs die feeste tharen meesten was soe quamen dair aene xvi. vanden meesten baroenen van armenien al ghecleet met swarten. ende het scheen wel aen haer gelaet datse van hertten droevich waren. die welcken na dat sy ontfangen waren ende na die behoerlicke reverencie seyden tot den coninc urian hoe dz die coninc van armenien syn oom overleden was dien god genadich wesen moeste. Ende seyden voert hoe hem van dien ghebleven ware alleen een schoen dochter als erfghenaem Nu so suldy voert weten sprake sy her coninck hoe hi in syn leven heeft doen maken desen brief ende bevat datmen dien u bringhen soude ende belastede ons dz wi voert bidden souden om gods willen datghi in dat daer hi mencie af maect believen wildet wi weten oeck wel dat het stuck is tuwer eeren ende proffite Urian atwoirde. by mynder trouwen ghi heeren eest eenich dinck dat my doenlicken is ic saelt gheerne doen Met dien so aenveerde hi den brief ende lassen. ende dinhout vanden brieve was ditte. Seer gheminde heere ende neve ic gebiede my tuwaerts alsoe ick meest mach. ende bidde u vriendelicken dz ghy mijn seer lieve nichte uwe vrouwe wilt hebben voer gherecommandeert. bij desen brieve so doen ic aen u tween mijn eerste begherte ende bede die ick oyt gedaen hebbe oft emmermeer doen sal. want voerwaer doen desen brief ghescreven wart doen ghevoelde ic my in sulcken punte dat in mygheen hope meer en was om langher te levene: ic en hebbe van mynen lyve gheen erfghenaem gelaten dan alleenlic een dochter die welcke guyon u broeder wel gesien heeft. so sal u believen hem te biddenen van mijnent weghen dat hi die neme te wive ende het conincrijck van armenien met haer. ende oft yet dochte dz sys niet weerdich en ware: so wilt hair ten minsten doen geraken aen eenen goeden edelen man die het conincrijc regeren kan ende bescermen van gods vianden: want ten slote so maecke ic u mijnen utersten erfghename als vanden conincrijcke van armenien Maer om godswillen neemt mijn arme dochtere in uwer hoeden die weeze is ende seer onberaden, yst dat ghi haer niet en bi staet Urian wart seer beweecht van desen woerden: ende vanden doot des conincs. ende antwoerde dien van armenien segghende aldus Ghi heren ende baroenen ick en sal u niet beswijcken in dit stuck. want eest dat mijn broeder syn consent hier toe niet draghen en wille soe sal ick u doen alle die helpe ende bystandicheyt die ic u mach Die baenreheren dancten hem seer ende baden om syn lanc leven Urian ontboet terstont guyon synen broeder die oec alreede tijnge hadde van des sconinx doot van armenien ende vander schoenster maecht die in de lande is: te weten van Florie mijnder nichte des conincs dochter van armenien die bi den wille gods aflijvich geworden is: dese ghifte en suldi niet wederswegghen Mijn lieve heer broeder sprack guyon ick dancke u oetmoedelicken ende den ghenen die daer overleden is van desen hoechlicken presente. Ende doen hi syn consent daer toe ghegeven hadde waren die ambassaden van armenien seer blyde. ende knyelden neder ter aerden ende custen syn handen na de ghize van die landen. Doen wert die feeste daer voer af gheseyt is meerder dat sy oyt te voren gheweest hadde Hier na beval de coninc alle syn scepen ghereet te maken die hi inde haven van limasson had ligghende mz vele costelicheden Ende ordineerde daer in te gane vele edele so van poitau so van cypers ende den meester van rodes ende daer te helpen die bruloft te houden ende die croene tontfane mz der possessien vanden lande ende ondersaten Urian gaf desen ambassaten grote gaeven tharen wederkeeren. ende souden vele eer wederghekeert hebben en hade gedaen het opstaen van herminen der coninghinnen daer sy na vertoefden. want die coninc doen seer grote feeste hielt Hier na nam guyon orlof aen die coninghinne synder susteren die seer droevich was van sinen scheyden ende die coninc geleydde hem tot in die havene van lymasson. daer scheiden sy seer minnelicken malckanderen cussende. ende die scepen togen op haer seylen ende zeylde henen met seer heerlijcken gheselscape wel toe ghemaect ende gewapent van anxste der sarasinen. tot datse sagen die baillen van cruli die de opperste dats is van armenien. al daer men harer coemste seer verwachte. Die van cruli waren seer blide doen si wisten dat hair coninc quam. want sy die tidingen vanden baroenen die in cypres waren gehad hadden om bereetscap te maken haren heere eerwerdelijcken tontfanghen. ende daerom soe waren daer ghecomen alle die meeste baenreheeren ende ioncfrouwen vanden lande. Die maegt Flourie was op die tijt op de meeste torre vanden lande al daer sy bescreyde die doot van haren vader: oec sorchde sy seere dat coninc urian haer niet en soude willen gheven synen broeder dwelc dz haren rouwe oec vermeerderde. Hier en binnen so quam een ioncfrouwe die daer seyde aldus. mijn ioncfrouwe men seyt dat die ghene die in cypers gheweest hebben corts sullen aencomen. overmits den welcke datse opstont ende ghinck ter veynstren al daer sy doen sach vele galeyen ende grote scepen ter havene incomen. met groten geluyde van trompetten ende ander instrumenten Doen quamen die baroenen vanden lande ende ontfinghen daer guyon met sinen geselscape seer eerlijcken ende leydden hem op waerts totter maecht die welck hem tegemoet quam Daer vraechde haer guyon na dat hise gegroet hadde hoe dat haren persoen mocht ghegaen hebben Ende sy antwoerde hem minnelicken aldus Here ten kan mi niet wel ghegaen hebben want mijn heer vader is nieuwelinghe ghestorven die god doer syn grondeloose ontfermicheyt goedertieren wesen wille. maer heere als een arme weeze danc ic u also oetmoedelicken als ic mach vanden scepen die ghi my gesonden hebt ende oec vanden groten rycdommen ende goeden datter in was. Doen sprac daer een vanden baroenen wel luyde keerende syn tale tot guyon waerts. Heere wi hebben u gesocht om dat ghi ons here wesen soudt ende onse coninck Ende so waert goet dat wi u leverde alle tghene dat u toe behoirt. siet hier onse ioncfrouwe die bereet is te volbrenghene alle tghene dat wi u beloeft hebben ende coninc urian uwen broedere Guyon antwoerde dat dat overmits tghebrec van hem niet achterbliven en soude in gheenre manieren

Toen het feest op zijn hoogste was zo kwamen daar aan 16 van de grootste baronnen van Armenië allen in zwart gekleed en het scheen wel aan hun gelaat dat ze van harten droevig waren. Die nadat zij ontvangen waren en na de behoorlijke reverentie zeiden tot koning Urian hoe dat de koning van Armenië, zijn oom, overleden was die god genadig wezen moet. En zeiden voort hoe hem van die gebleven was alleen een mooie dochter als erfgenaam. Nu zo zal je voort weten, spraken zij, heer koning hoe hij in zijn leven heeft laten maken deze brief en bevat dat men die u brengen zou en belastte ons dat we voort bidden zouden om Gods wille dat gij in dat daar hij melding van maakt believen wil, we weten ook wel dat het stuk is tot uw eer en profijt. Urian antwoorde, bij mijn trouw, gij heren is het enig ding dat me te doen is, ik zal het graag doen. Met dien zo aanvaarde hij de brief en las het en de inhoud van de brief was dit. Zeer beminde heer en neef, ik gebied met tot u waart alzo ik meest mag en bid u vriendelijk dat gij mijn zeer lieve nicht, uw vrouw, wilt hebben voort aanbevolen. Bij deze brief zo doe ik aan u twee mijn eerste begeerte en bede die ik ooit gedaan heb of immermeer doen zal. Want voorwaar toen deze brief geschreven werd toen voelde ik me in zoՠn punt dat in mij geen hoop meer was om langer te leven: ik heb van mijn lijf geen erfgenaam gelaten dan alleen een dochter die Guyon, uw broeder, wel gezien heeft. Zo zal u believen hem te bidden vanwege mij dat hij die neent tot wijf en het koningrijk van Armenië met haar. En als hij iets dacht dat zij het niet waardig was: zo wil haar ten minsten doen geraken aan een goede edele man die het koningrijk regeren kan en beschermen van Gods vijanden: want tenslotte zo maak ik u mijn uiterste erfgenaam als van het koningrijk van Armenië. Maar om Gods wil neem mijn arme dochter in uw hoede die wees is en zeer onberaden, is het dat gij haar niet bijstaat. Urian werd zeer bewogen van deze woorden: en van de dood van de koning en antwoorde die van Armenie en zei aldus. Gij heren en baronnen, ik zal u niet bezwijken in dit stuk, want is het dat mijn broeder zijn toestemming hiertoe niet dragen wil, zo zal ik u doen alle hulp en bijstand die ik u mag. De baanderheren dankten hem zeer en baden om zijn lang leven. Urian ontbood terstond Guyon, zijn broeder, die ook alreeds tijding had van de konings dood van Armenie en van de mooiste maagd die in het land is: te weten van Florie mijn nicht de konings dochter van Armenië die bij de wil Gods aflijvig geworden is: deze gift zal je niet weerspreken. Mijn lieve heer broeder, sprak Guyon, ik dank u ootmoedig en diegene die daar overleden is van dit zeer hoge present.

En toen hij zijn toestemming daartoe gegeven had waren de ambassadeurs van Armenie zeer blijde en knielden neer ter aarde en kusten zijn handen naar het gebruik van die landen. Toen werd dat feest daarvan voor gezegd is groter dat zij ooit tevoren geweest was. Hierna beval de koning al zijn schepen gereed te maken die hij in de haven van Limassol had liggen met veel kostbaarheden. En ordineerde daarin te gaan veel edelen zo van Poitou, zo van Cyprus en de meester van Rhodes en daar te helpen de bruiloft te houden en de kroon te ontvangen met de bezittingen van het land en onderzaten. Urian gaf deze ambassadeurs grote gaven bij hun wederkeren en zou veel eerder terug gekeerd zijn had niet gedaan het opstaan van Hermine, de koningin, daar zij naar vertoefden. Want de koning hield toen zeer groot feest. Hierna nam Guyon verlof aan de koningin, zijn zuster, die zeer droevig was van zijn scheiden en de koning geleidde hem tot in de haven van Limassol. Daar scheiden zij zeer minlijk en kusten elkaar en de schepen trokken op hun zeilen en zeilden heen met een zeer heerlijk gezelschap goed uitgedost en gewapend vanwege de angst der Sarasijnen totdat ze zagen de palissade van Cruli die de opperste is van Armenië aldaar men hun komst zeer verwachte. Die van Cruli waren zeer blijde toen ze wisten dat hun koning kwam want zij de tijdingen van de baronnen die in Cyprus waren geweest hadden om gereedschap te maken om hun heer eerwaardig te ontvangen. Daarom zo waren daar gekomen alle de grootste baanderheren en jonkfrouwen van het land. Die maagd Florie was op die tijd op de grootste toren van het land aldaar zij beschreide de dood van haar vader: ook bezorgde zij zeer dat koning Urian haar niet zou willen geven zijn broeder, wat haar rouw ook vermeerderde. Ondertussen zo kwam een jonkfrouw die daar zei aldus. Mijn jonkfrouw, men zegt dat diegene die in Cyprus geweest zijn gauw zullen aankomen overmits dat ze opstond en ging ter venster al daar zij toen zag vele galeien en grote schepen ter haven inkomen met groot geluid van trompetten en andere instrumenten. Toen kwamen de baronnen van het land en ontvingen daar Guyon met zijn gezelschap zeer fatsoenlijk en leidden hem opwaarts tot de maagd die hen tegemoet kwam. Daar vroeg haar Guyon nadat hij ze gegroet had hoe dat het met haar mocht gegaan zijn. En zij antwoorde hem minnelijk aldus. Heer, het kan mij niet goed gegaan zijn, want mijn heer vader is net gestorven die god door zijn grondeloze ontferming goedertieren wezen wil. Maar heer, als een arme wees dank ik u alzo oormoedig als ik mag van de schepen die gij me gezonden hebt en ook van de grote rijkdommen en goederen dat er in was. Toen sprak daar een van de baronnen erg luid en keerde zijn woorden tot Guyon waart. Heer, we hebben u gezocht omdat gij onze heer wezen zou en onze koning. En zo was het goed dat we u leverden al hetgene dat u toe behoort. Ziet hier onze jonkfrouw die gereed is te volbrengen al hetgene dat we u beloofd hebben en koning Urian, uw broeder. Guyon antwoorde dat dit overmits het gebrek van hem niet achterblijven zou op geen manier.

Hoe guyon trouwede des conincs dochter van armenien gheheten florie. ende vander feesten ende bruloft die daer ghehouden was

Hoe Guyon trouwde de koningsdochter van Armenië geheten Florie en van de feesten en bruiloft die daar gehouden werden.

Mits desen so wort de bruloft gemaect ende die ondertrouwe ghedaen. ende des anderdaechs so trouden sy met groter blyscapen ende genuechten Die feeste was seer groot ende rijckelicken. ende geduerde xv. dagen lanc. ende eer dat die feeste gedaen was so swoeren guyon alle die baroenen vanden lande hulde ende manschap. ende na desen so namen die baenreheren van poytau ende van cypers orlof ende die meester van rodes oec, die welc dat alle die heren dede landen int eylant van rodes aldaer sy met blicapen ontfangen waren van allen den broeders vanden oerdenen Ten ynde van viij. dagen so ghingen alle die baenreheeren ter zee waerts ende quamen in cortter tijt in cypers ende vertelden den coninck urian die waerheyt van alle der gelegentheyt ende hoe syn broeder ontfangen was ende onthaelt in armenien ende hoe dat hy gerustich coninc was Vanden welcken coninc urian seer verblyt was ende dancte gode onsen here Hier na in corter tijt namen vele baenderheren van poiteau orlof. ende int scheiden beghiftese die coninc met vele scoender ghiften. ende overscreef sinen vadere ende synder moeder allen den staet van hem ende van synen broeder. Ende also ghinghen die baroenen ter zee daer sy die scepen al bereet vonden toe ghemaect ende ghevitailliert van alles des hem behoefde. ende namen also den naesten wech ter Rochelle toe

Mits deze zo werd de bruiloft gemaakt en de ondertrouw gedaan. De volgende dag zo trouwden zij met grote blijdschap en genoegen. Dat feest was zeer groot en rijk en duurde 15 dagen lang en eer dat het feest gedaan was zo zwoeren Guyon alle baronnen van het land hulde en manschap. Hierna zo namen de baanderheren van Poitou en van Cyprus verlof en de meester van Rhodes ook die alle heren liet landen in het eiland van Rhodes aldaar zij met blijdschap ontvangen waren van alle broeders van de orde. Ten einde van 8 dagen zo gingen alle baanderheren ter zee waart en kwamen in korte tijd in Cyprus en vertelden koning Urian de waarheid van alle gelegendheid en hoe zijn broeder ontvangen was en onthaald in Armenië en hoe dat hij rustig koning was waarvan koning Urian zeer verblijd was en dankte god, onze heer. Hierna in korte tijd namen vele baanderheren van Poitou verlof en in het scheiden begiftigde ze de koning met vele mooie giften en schreef zijn vader en zijn moeder de hele staat van hem en van zijn broeder. En alzo gingen die baronnen ter zee daar zij de schepen al gereed vonden uitgedost en met voedsel van alles dat hen behoefde en namen alzo de naaste weg ter Rochelle toe .

Vanden ghenen die voer ghetrocken ende ghesonden waren tot raimondijn ende melusinen waert

Van diegenen die voor getrokken en gezonden waren tot Raymond en Melusine waart.

HIer seyt die historie voert hoe dat die baroenen die na hermine der coninghinnen van cypers wt ganc van haren kinde getrocken waren: also lange seylden dz sy gheraecten in de havene van rochelle daer sy hem drie dagen lanc vermaecten met groter bliscapen. ende van daer ghingen sy weder tscepe ende zeylden so langhe tot datse quamen te lusignen al daer sy raymondijn ende melusinen vonden met haren anderen kinderen die se seer feestelijken ontfinghen. Met dien gaven sy hem over die brieven van urian ende guyon ende die besien hebbende waren si seer verblyt ende dancten gode onsen heere vander groter aventueren die hi haren kinderen verleent hadde. ende gaven den baroenen die hem die tijnge brachten grote ghiften Op die tijt fondeerde melusine onser vrouwen kercke te lusignen. ende meer ander abdyen int lant van poitea. ende versach die rijckelicken van renten Ende thuwelic was als doen gesloten tusscchen haren sone odon ende des graven dochter vander marcke. daer af dat men die feeste seer rijcken hielt inde beemden onder lusignen Die wile dat dese feeste gheduerde soe quamen die ander baroenen die laetst wt cypres scieden te rochellen ane. ende als sy dien tidinghen hadden vander feesten, soe saten sy blideliken op te paerde ende drie dagen eer die feeste voleynt was quamen sy te lusignen: ende na dz sy den vader ende moeder die behoerlicke reverencie gedaen hadden presenteerden sy hen lieden haer letteren ende brieven. van welcke inhoude raymondijn ende melusine seer verblijt waren als vanden victorien die guyon op die heydenen ghehadt hadde. ende dat hy coninc van armenien gecroont was. ende die boden warden rijckelicken beghift ende over al blideliken ontfangen Ende die feeste wart noch viij. daghen verlangt om deser tijnge wille

Anthonis en reynaut waren oeck seer blide van deser hoger nieumaren ende om dat haer ij. broeders binnen so corten tyden twee conincrijcken verworven hadden ende seyden tot malckanderen. hoe dattet goet ware datse oec trocken aventueren suecken. doer die werelt Want daer blivende en mochten sy eere noch prys behalen: Sij ghinghen tharen vader ende moeder ende seyden. heer vader en vrou moeder. waert u geliefte wy souden gherne die werelt besuecken om te verwerve ridderscap: want onse meyninge niet en is dien staet taenveerden dan inder maten als ons gebroeders dien ontfangen hebben oft dien alsoe na als wi emmermeer vermoghen sullen al eest dat wi niet weerdich en syn die ter vercrigen in so hoge plaetse noch so werdichlijc so is nochtans onse meyninge daer om te doen ons beste Melusine antwoerde myn lieve kinderen gelieftet uwen vadere het gelieft oec wel my Raymondyn antwoirde vrouwe doeter ghi mede uwen wille Melusine seyde. here ten mach niet scaden datse voerdaen meer die werelt besuecken ende leeren kennen om goed ende quaet te weten: ic salse metter hulpen gods soe versien van teergelde dat si genoech hebben sullen om haren weert te betalene Die kinderen vielen haren ouders te voeten ende danctense seer Ende nu so suldi weten hoe dat inden duytschen lande tusschen loreyne ende ardennen gelegen was op die tijt een plaetse geheeten het graefscap van lutzeborch: dat voermaels geheeten was duche. ende daerom soe wordet al noch in dese historie geheten duche Op die tyt was daer gestorven een seer vroem ende vernaemt prince die geheeten was affelin here van dien lande. ende en hadde maer een dochter als erfghenaem achtergelaten seer schoen ende goet geheeten cristine. ende hadde in dat lant vele ridderscaps ende edelen die haer hulde en manscap deden als een gerechtighe erfghenaem Op die selve tijt was in anssay een moghende coninc die van synre huysvrouwen behouden hadde een enighe dochter dair sy binnen den kinder bedde af gestorven was. die dochter was gheheten melidee Het ghebuerde dat die coninc tidinge hadde hoe dat die here van lutzenborch gestorven was ende dat hi maer een dochtere achtergelaten en hadde die welc dat seer wt nemende schoen was. waerom datse de coninc dede versuecken te huwelijcken. maer die maecht en woude emmers also haestelic niet haer consent daer toe gheven, des die coninc seer droevich was. ende zwoer dat hy die maecht cryghen soude het ware haer lief oft leet. ende hi ghinck terstont haer senden brieven dat hyse ontseyde met allen den ghenen die haer helpen mochten Als die baenreheeren ende die edele vanden lande dat verstonden seyden sy aldus. Nadien dat hem die maecht niet en wilt te manne hebben so sullen wi hem bewisen dat hi onghelijc op haer ende op ons suect Sij bewaerden haer steden ende stercke plaetsen ende trocken metter macht opt slot van lutzenborch. Niet te min sy en waren op dat pas niet machtich genoech om den coninc te bevechten want hy quam seer machtelic ende bederf haer lant met branden ende woude siege slaen voir lutzenborch Ende daer gevielen alreede vele scermutzingen daer bi datter vele volcx aen beide siden bleef Nu so ghevielt datter een edel man was van groten name rijc van goede ende lande. die mz urian geweest hadde int verlossen van cypres tegens die sarasynen,ende die mz den eersten wt poytau over gecomen was. ende te lusignen geweest was, ende by raymondijn en melusinen grotelijcken beghift geweest was, so voer geseyt is Ende hadde daer te lusignen gesien anthonis ende reynout die seer sterck ende groot waren ende oec van vromer continancien. ende hem docht wel datse genoech na volghen souden het wesen ende die maniere van haren broederen Dese edel welgheboren man was oec binnen lutzenborch daer die coninc van anssay voer lach. hij nam die edele vanden lande over syde te hemwaerts als een die hem des werts van orlogen verstont ende seyde. ghi heeren ghi moecht wel ghevoelen dat wi ter langher tijt desen coninc niet en mogen wederstaen Ende daerom waert wel mijn meyninge opdat u goet dochte dat men daer op versage beter in tyts dan te spade want al eer die perden verloren syn soe es den stal ghesloten Dats wel waer spraken dander maer wi en sien daer gheen remedie toe sy en quame van gode Hi antwoerde van gode moet doch al comen. mer tot dien eest goet hulpe ghenomen diese crighen mach Sy seiden dz is oec waer. weet ghy eenich middel dat onser ioncfrouwen dienen mach dat segt. want ghy dat sculdich syt van doene. aengesien dattet so wel u vrouwe is als de onse Doen ginck hy hem vertellen van woerde te woerde hoe urian ende guyon getrocken waren van lusignen ende alle die aventueren van haerlieden reysen ende van haren conqueste. ende vanden state van haren vadere ende moeder ende hierna sal het wesen van anthonise ende reynaulde Ende hoe dat hi wel wiste die hulpe aen hem sochte dat sij comen souden met groter macht alsmen hemlieden die sake ontdecte Bij mijnre trouwen spraken die edele ghi segt wel Sij ontboden doen haer ioncfrouwe ende verteldent haer desghelycs Sy antwoerde mijn lieve ende getrouwen heeren ic bevele u myn lant ende het uwe. doeter inne soet u best dunct tot mijnre ende uwer eeren want weet dat voerwaer dat om te sterven oft eeuwelijc ontgoet te wesenen en sal ick den coninc nemmermeer nemen ten manne. niet hi en es meer weert dan mijn: maer om dat hy mi hebben wilt met gewelde. Weest niet vervaert spraken sy. die macht en sal hi nemmermeer ghecrighen al so langhe alswi ons lyfs gebrucken moghen Sij dancte de heeren seere. ende schiet so van daer Doen hief daer een van hemlieden die sprake weder op tot den edelen ridder die hemlieden vanden kinderen van lusignen gheseyt hadde aldus Segt ons doch voert wat u goet dochte ghedaen. Gherne sprack hi eest dathet u lieden goet duncket so suldi uwer twe mz mi gaen te lusignen. om te weten oft wi yet vinden conden dat ons diende Sy spraken dat syt gherne doen souden ende koesen wt hen twee die notabelste om met hem te gane. Sy geraecten al heymelicken wech verby het heer datse niet ghesien en warden ende reden alsoe henen tot datse te lusignen quamen

Hier zegt die historie voort hoe dat de baronnen die na Hermine, de koningin van Cyprus, geboorte van haar kind vertrokken waren: alzo lange zeilden ze dat zij raakten in de haven van Rochelle daar zij zich drie dagen lang vermaakten met grote blijdschap en vandaar gingen zij weer te scheep en zeilden zo lang totdat ze kwamen te Lusigne al daar zij Raymond en Melusine vonden met hun andern kinderen die ze zeer feestelijk ontvingen. Met dien gaven zij hen over de brieven van Urian en Guyon en toen ze die gezien hadden waren ze zeer verblijd en dankten god, onze heer, van de grote avonturen die hij hun kinderen verleend had en gaven de baronnen die hen die tijding brachten grote giften. Op die tijd fundeerde Melusine onze vrouwe kerk te Lusigne en meer andere abdijen in het land van Poitou en voorzag die rijk van renten. En het huwelijk was als toen gesloten tussen haar zoon Odon en de dochter vander graaf Marcke. Waarvan dat men het feest zeer rijk hield in de beemden onder Lusigne. De tijd dat dit feest duurde zo kwamen die andere baronnen die laatst uit Cyprus scheiden te Rochelle aan en toen zij die tijding hadden van het feest zo zaten zij blijde op te paard en drie dagen eer dat feest voldaan was kwamen zij te Lusigne: en nadat zij de vader en moeder de behoorlijke reverentie gedaan hadden presenteerden zij hen hun letters en brieven. Van die inhoud Raymond en Melusine zeer verblijd waren als van de victorie die Guyon op de heidenen gehad had en dat hij koning van Armenië gekroond was. Die boden werden rijk begiftigd en overal blijde ontvangen. En dat feest werdt noch 8 dagen verlengd vanwege deze tijding.

Anthonis en Reinout waren ook zeer blijde van dit hoge nieuws en omdat hun 2 broeders binnen zo korte tijd twee koninkrijken verworven hadden zeiden ze tot elkaar hoe dat het goed was dat ze ook vertrokken avonturen zoeken door de wereld. Want als ze daar bleven mochten zij eer noch prijs behalen: Zij gingen tot hun vader en moeder en zeiden, heer vader en vrouw moeder, was het u gelieven wij zouden graag de wereld bezoeken om te verwerven ridderschap: want onze mening is niet die staat te aanvaarden in de maat zoals onze gebroeders die ontvangen hebben of die alzo nabij als we immermeer vermogen zullen, al is het dat we niet waardig zijn die te verkrijgen in zoՠn hoge plaats noch zo waardig, zo is nochtans onze mening daarom te doen onze best. Melusine antwoorde, mijn lieve kinderen, gelieft het uw vader het gelieft ook wel mij. Raymond antwoorde, vrouwe doe er gij mee uw wil. Melusine zei, heer het mag niet schaden dat ze voortaan meer de wereld bezoeken en leren kennen om goed en kwaad te weten: ik zal ze met de hulp van god zo voorzien van verterings geld dat ze genoeg hebben zullen om hun waard te betalen. De kinderen vielen hun ouders te voeten en dankten ze zeer. En nu zo zal je weten hoe dat in de Duitse landen, tusschen Lorraine en Ardennen gelegen was op die tijd een plaats geheeten het graafschap van Luxemburg: dat voormaals geheeten was Duche en daarom zo wordt het al noch in deze historie geheten Duche. Op die tijd was daar gestorven een zeer dappere en voorname prins die geheten was Affelin, heer van dat land en had maar een dochter als erfgenaam achtergelaten zeer mooi en goed geheten Cristine. Die had in dat land veel ridderschap en edelen die haar hulde en manschap deden als een gerechtige erfgenaam. Op diezelfde tijd was in Ansay een vermogende koning die van zijn huisvrouw gehouden had een enige dochter waarvan zij binnen het kinderbed gestorven was. Die dochter was geheten Melidee. Het gebeurde dat die koning tijding had hoe dat de heer van Luxemburg gestorven was en dat hij maar een dochter achtergelaten en had die zeer uitnemend mooi was. Waarom dat de koning haar liet verzoeken te huwelijk. Maar die maagd wilde immer zo gauw niet haar toestemmingt daartoe geven, dus was die koning zeer droevig en zwoer dat hij die maagd krijgen zou, het was haar lief of leed. Hij ging terstond haar brieven zenden dat hij haar ontzei met al diegene die haar helpen mochten. Toen de baanderheren en de edelen van het land dat verstonden zeiden zij aldus. Nadien dat hem die maagd niet wil tot man hebben zo zullen we hem bewijzen dat hij ongelijk op haar en op ons zoekt. Zij bewaarden hun steden en sterke plaatsen en trokken met een macht op het slot van Luxemburg. Niettemin, zij waren op dat pas niet machtig genoech om de koning te bevechten, want hij kwam zeer machtig en bedierf hun land met branden en wilde beleg slaan voor Luxemburg.

En daar vielen alreeds vele schermutselingen waarbij dat er veel volk aen beide zijden bleef. Nu zo gebeurde het dat er een edel man was van grote naam, rijk van goed en land die met Urian geweest was in het verlossen van Cyprus tegen de Sarasijnen en die met de eerste uit Poitou over gekomen was en te Lusigne geweest was en bij Raymond en Melusine zeer begiftigd geweest was, zo voor gezegd is. En had daar te Lusigne gezien Anthonis en Reinout die zeer sterk en groot waren en ook van dapper gemoed en hij dacht wel dat ze genoeg navolgen zouden het wezen en de manier van hun broeders. Deze edel welgeboren man was ook binnen Luxemburg daar de koning van Ansay voor lag, hij nam de edelen van het land terzijde en zei tot hen als een die hem dus wat van oorlogen verstond en zei; gij heren, gij mag wel voelen dat we te lange tijd deze koning niet mogen weerstaan. En daarom was het wel mijn mening opdat het u goed dacht dat men daarop voorzag beter op tijd dan te laat want al eer de paarden verloren zijn zo is de stal gesloten. Dat is wel waar, spraken de anderen, maar we zien daar geen remedie toe, dan het kwam van god. Hij antwoorde, van god moet toch alles komen, maar tot dien is het goed hulp genomen die ze krijgen mag. Zij zeiden, dat is ook waar, weet gij enig middel dat onze jonkfrouw dienen mag zag dat want gij dat schuldig bent te doen, aangezien dat het zo wel uw vrouwe is als de onze. Toen ging hij hen vertellen van woord tot woord hoe Urian en Guyon getrokken waren van Lusigne en alle avonturen van hun reizen en van hun strijd en van de staat van hun vader en moeder en hierna zal het wezen van Anthonis en Reinout. En hoe dat hij wel wist die hulp aan hen zochten dat ze komen zouden met grote macht als men hen die zaak verhaalde. Bij mijn trouw, spraken die edelen, gij zegt goed. Zij ontboden toen hun jonkfrouw en vertelden het haar desgelijks. Zij antwoorde, mijn lieve en getrouwe heren, ik beveel u mijn land en het uwe, doe er in zo u het beste lijkt tot mijn en uw eer, want weet dat voorwaar dat om te sterven of eeuwig zonder goed te wezen zal ik de koning nimmermeer nemen tot man. Niet dat hij meer waard is dan mij: maar omdat hij mij hebben wil met geweld. Wees niet bang, spraken zij, die maagd zal hij nimmermeer krijgen al zo lang als w ons lijf gebruiken mogen. Ze bedankte de heeen zeer en scheidde zo van daar. Toen hief daar een van hen de woorden weer op tot de edele ridder die hen van de kinderen van Lusigne gezegd had aldus. Zeg ons toch voort wat u goed dacht gedaan. Graag, sprak hij , is het dat het u lieden goed denkt zo zal van u twee met mij gaan te Lusigne om te weten of we iets vinden konden dat ons diende. Zij spraken dat zij het graag doen zouden en kozen uit hen twee de notabelste om met hem te gaan. Zij raakten al heimelijk weg voorbij het leger zodat ze niet gezien werden en reden alzo heen totdat ze te Lusigne kwamen.

Van melusinen ende van anthonise ende reynaude haren tween kinderen

Van Melusine en van Anthonise en Reinout, hun twee kinderen.

Als dese twee ridders te lusignen quamen so vonden sy die feeste seer groot in de beemden men stacker ende bracker. maer onder alle dander so dedent die ij. ioncheren anthonise ende reynaut alder best te seggen vanden vrouwen. ende daer werden vele schone ghiften gescenct Melusine peynsde nernsteliic altijt op tstuc van haren ij. kinderen ende dede henlieden maken vele schone habiten ende versachse met seer wise mannen om hen te regeren ende te bestieren daer si comen souden Binnen deser tyt soe quamen die ambassate van lutzeborch die raymondyn ende melusinen seer groetten ende alle tgeselscap ende sy werden seer blydelicken ontfangen Die ridder die mede geweest hadde in cypers wart terstont bekent ende hoechliken ghefestiveert Ende alsoe vraechde hem anthonis doer die deucht die hi van hem hadde horen seggen oft hi niet en soude willen trecken met hem ende met reynaude synen broeder Hi vraechde de heere waer hebdy gepas te reysen. anthonis antwoerde daer god ons heere ende daventuere gebieden sullen om te verwervene eere ende doerden vanden ridderscape Bi mijnre trouwen sprac die ridder, ic sal u wisen die alder scoenste ende eerlicste aventuere die oyt ioncheere beiaechde Ende als die ioncheeren dz verhoirden quamen sy hem vliegen om den hals van groter bliscapen ende spraken aldus O edel man wilt ons seggen wat dat is. gherne sprac die ridder want ic seer gherne sage dat ghi voerspoet hadt. overmits der goeder redenen dier innen gelegen is. oec so es men schuldich te beweghene alle die ghene die gherne ere ende deucht suecken Doen seide die ridder voert aldus Mijn lievere heeren het is waer dat alle die ghene die de waerheyt ende eere beminnen ende oeck die ordene vanden ridderschapen. dat si moeten hulpen tot haren rechte weduwen vrouwen ende weezen Ten propoeste van deser redenen so ys te weten dat in de maertse van loraynen ende ardennen gheleghen is een seer wtnemende rijcke plaetse gheheeten thertoechdom van lutzenborch. het welcke dat langhen tijt geregeert heeft als gherechtich erfheere een seer edele ende vroem man Binnen cortter tijt hier na soo eest gebeuert dat dese hertoghe aflyvich gheworden is. ende en heeft gheen oorije anders achter ghelaten dan alleenlic een seer edel ende schone ioncfrouwe der welcker die steden ende alle dlant hulde ende eed ghedaen hebben Nu suldi voert weten hoe die coninc van anssay die selve dochtere heeft doen eysscen te huwelicke maer sy en heefter gheen consent toe willen geven om deswille dz hi van te voren is gehuwet gheweest des die selve coninc seer droef is ende gram. ende heeft die maegt daerom ontseyt met allen haeren hulpers. ende so is hi mits dien in haer lant gecomen mz openen banieren ende wimpelen. ende oec met brande bloetstortingen altemael sonder recht ende redene dan alleen wt synen hoghen moede. ende heeft daer toe die maegt beleghen in hair stad te lutzenborch ende heeft gesworen van dair niet te sceiden voer dat hise gecregen heeft. het sy met fortzen oft anders Soe dunct my myn heeren dat inder werelt gheen schoender noch eerliker reyse en mochte gewesen noch redeliker dan dese In goeder trouwen sprac anthonis het is waer. ic wil gaen spreken mijn vrou moeder om te weten wat hulpen dz myn heer vader ende sy ons selen doen ende hoe dathet valt wi sullen docch de maegt bystaen die de coninc van anssay bi fortsen hebben wilt. als een die qualic beraden is want al yst dz sy vergaderen goets moets willen ende bi der heyliger kercken. so gevaltet nochtans wel tusschen man ende wijf groot gekijf ende tweedrachticheyt. Ghi segt doch waer sprac die ridder. also bid ick u dan mijn lieve heere dat ghij die reyse aen nemen wilt. ic ende mijn twee gesellen die hier met my ghecomen syn sullen u gheleyden ende hulpen met alle onser macht Met desen ghingen sy voer haer moeder ende die ridder keerde weder tsynen gesellen waert. ende vertelde hem hie hi ghedaen hadde ende dat si sonder hair lieder bede die bijstandicheyt vanden twee gebroeders hebben soude. verhalende hoe hijt gedaen hadde ende dat het groote weldaet ware dier edelen maecht bi te stane

Die historie seyt voert ghelijc hier voer geruert is hoe die twee gebroeders ghingen tot haren vader ende moeder hemlieden biddende datse hem wilden hulpe volbrengen haer opset Voerwaer sprac raymondyn in dit stuc is gelegen een behaechlic beghin van wapeninghen. Daerom bidde ic vrouwe hertelicken dat ghise toe maken wilt dat wi daer af eere ende profyt verwerven mogen Melusine antwoirde om u te believen sal ict doen ten ynde vander feesten also dz ghy mi bedancke sult Doen dese sy wt roepen dat alle edele ende onedele die in gaygien van anthonis ende reynaut wesen wildden dat die teenen genoemden dage te lusignen comen souden: men soudtse daer betalen voer een gheheel iaer: Insghelycs so dedet sy oec wt roepen over alle tlant van poitau ende al omme daer omtrent Ende hier met soe eynde dese feeste

Toen deze twee ridders te Lusigne kwamen zo vonden zij dat feest zeer groot in de beemden, men stak er en brak er, maar onder alle de anderen zo deden het die twee jonge hren Anthonis en Reinout aller best naar het zeggen van de vrouwen en daar werden vele mooie giften geschonken. Melusine peinsde vlijtig altijd op het stuk van haar 2 kinderen en liet hen maken vele mooie kleren en voorzag ze met zeer wijze mannen om hen te regeren en te besturen daar ze komen zouden. Ondertussen zo kwamen die ambassadeurs van Luxemburg die Raymond en Melusine die zeer groetten al het gezelschap en zij werden zeer blijde ontvangen. De ridder die mede geweest was in Cyprus werd terstond herkend en zeer goed onthaald. En alzo vroeg hem Anthonis door de deugd die hij van hem had horen zeggen of hij niet zou willen trekken met hem en met Reinout zijn broeder. Hij vroeg de heer, waar heb je gedacht te reizen. Anthonis antwoorde, daar god, onze heer, en het avontuur gebieden zal om te verwerven eer en de orde van ridderschap. Bij mijn trouw, sprak die ridder, ik zal u wijzen die aller mooiste en eerlijkste avontuur die ooit jonkers bejaagden. En toen die jonkers dat hoorden kwamen ze hem om de hals vliegen van grote blijdschap en spraken aldus. O edele man, wil ons zeggen wat dat is. Graag, sprak de ridder, want ik zag zeer graag dat gij voorspoed had overmits de goede redenen die er in gelegen is. Ook zo is men schuldig te bewegen al diegene die graag eer en deugd zoeken. Toen zei die ridder voort aldus. Mijn lievere heren, het is waar dat al diegene die de waarheid en eer beminnen en ook de orde van het ridderschap dat ze moeten helpen tot hun recht weduwen, vrouwen en wezen. Ten bevorderen van deze redenen zo is het te weten dat in de streek van Lorraine en Ardennen gelegen is een zeer uitnemende rijke plaats geheten het hertogdom van Luxemburg. Dat lange tijd geregeerd heeft als gerechtige erfheer een zeer edele en dapper man. Binnen korte tijd hierna zo is het gebeurd dat deze hertog aflijvig geworden is en heeft geen erfgenaam anders achter gelaten dan alleen een zeer edel en mooie jonkfrouw die de steden en al het land hulde en eed gedaan hebben. Nu zal je voort weten hoe de koning van Ansay die dochter heeft doen eisen te huwelijk, maar zij en heeft er geen toestemming toe willen geven omdat hij van tevoren is gehuwd geweest, dus is die koning zeer bedroefd en gram en heeft die maagd daarom ontzegd met al haar helpers en zo is hij mits dien in haar land gekomen met open banieren en wimpels en ook met branden, bloedstortingen allemaal zonder recht en reden dan alleen uit zijn hooog gemoed. En heeft daartoe die maagd belegerd in haar stad te Luxemburg en heeft gezworen vandaar niet te scheiden voor dat hij haar gekregen heeft, hetzij met kracht of anders. Zo lijkt me mijn heren dat in der wereld geen mooier noch eerlijker reis mocht wezen noch redelijker dan deze. In goede trouw, sprak Anthonis, het is waar, ik wil gaan spreken mijn vrouw moeder om te weten wat hulp dat mijn heer vader en zij ons zullen doen en hoe dat het valt, we zullen toch de maagd bijstaan die de koning van Ansay met kracht hebben wil als een die kwalijk beraden is want al is het dat zij verzamelen goed moets met wil en bij de heilige kerk zo gebeurt er nochtans wel tussen man en wijf groot gekijf en tweedracht. Gij zegt toch waar, sprak de ridder, alzo bid ik u dan mijn lieve heren dat gij die reis aannemen wilt. Ik en mijn twee gzsellen die hier met mij gekomen zijn zullen u geleiden en helpen met al onze macht. Hiermee gingen zij voor hun moeder en de ridder keerde weer tot zijn gezellen waart en vertelde hen hoe hij gedaan had en dat ze zonder hun bede de bijstand van de twee gebroeders hebben zouden en verhaalde hoe hij het gedaan had en dat het goote weldaad was die edele maagd bij te staan.

Die historie zegt voort gelijk hiervoor aangeroerd is hoe die twee gebroeders gingen tot hun vader en moeder en bad hen dat ze hen wilden helpen volbrengen hun opzet. Voorwaar, sprak Raymond in dit stuk is gelegen een behaaglijk begin van wapeningen. Daarom bid ik vrouwe hartelijk dat gij ze uitrusten wil dat we daarvan eer en profijt verwerven mogen. Melusine antwoorde, om u te believen zal ik het doen ter einde van het feest alzo dat gij mij bedanken zal. Toen liet zij uit roepen dat alle edelen en onedele die in gage van Anthonis en Reinout wezen wildden dat die te een genoemde dag te Lusigne komen zouden: men zou ze daar betalen vor een geheel jaat: Insgelijks zo liet ze zij ook uit roepen over al het land van Poitou en alom daar omtrent. En hiermee zo eindigde dat feest.

Hoe melusine haer ij. kinderen toemaecte ende bereyde om te trecken in de hulpe vander maecht vrouwe van lutzenborch

Hoe Melusine haar kinderen klaar maakte en bereidde om te trekken in de hulp van de maagd, vrouwe van Luxemburg.

Inden laetsten daghe vander wt roepingen so versaemde in die beemden van lusignen een groote menichte van edelingen so van poytau so van ander plaetsen dair omtrent gelegen. so datter ghetelt waren omtrent vier duzent ghewapenden hoefden ende v. hondert archiers oft arbalestriers. daer en waren gheen pagien anders dan grote knechten van wapenen gewapent met grote iacken ende waren alle nedergeslagen in tenten ende pauwellioenen ende so wel geordineert dats hem elckerlick beloefde Daer dede hem raimondyn ende melusine betalen haer gaigien voer een iaer Ende die wile datmen dese gereetscap maecte so hielden dese ij. gebroeders den ridders vastelic coutende. ende die twee baroenen des gelycs. ende vraechden hemlieden na den staet vander maecht ende vande lande. ende sy vertelden hem die waerheyt gheelic ende waren seer verblyt vanden bystande datse saghen so na bereet. want sy en meynden binnen eenen halven iare so vele gereetscapen niet gecregen te hebben Sij scicten terstont eenen bode totten baroenen te lutzenborch om hemlieden te verbliden van desen edelen secourse dat hem god toe ghescict hadde Ende die baroenen seident voert der ioncfrouwen van lutzenborch dyer seer verblyt om was ende dancte gode haren scepper seer oetmoedelijken Als die nieumare onder alle dat volc vander stad was so waren si utermaten seer verblyt ende ghingen daer omme grote vieren maken. ende alle ghneuchte bedriven mz trompetten ende alle spelen. ende riepen met luyder stemmen: bliscap ende victorie sy onse ioncfrouwen Doen die van buyten dat hoorden verwonderden sy hem seere ende ghingen dat haren coninc kundighen die niet en wiste wat peyzen Met dien quam hem een seggen. heer coninc weest op uwe hoede want die vander stad verwachten secours ende dat cortelinge. ick en kan niet ghepeysen sprac die coninc hoe hem eenich secours ghecomen soude oft van waer. ic en twifel daer niet aen. ick en salse ghecrigen het sy met foertsen oft bi honger ende ghebreke

In de laatste dag van het uitroeping zo verzamelde in die beemden van Lusigne een grote menigte van edelingen zo van Poitou, zo van ander plaatsen daar omtrent gelegen zodat er geteld waren omtrent vier duizend gewapende hoofden en 5 honderd boogschutters of voetboogschutters. Daar waren geen pages anders dan grote knechten van wapen gewapend met grote pantsers en waren alle neergeslagen in tenten en paviljoenen en zo goed geordineerd dat ze zich elk beloofde. Daar liet hen Raymond en Melusine betalen haer gage voor een jaar. En de tijd dat men dit gereedschap maakte zo hielden dze 2 gebroeders de ridder vast koutende en die twee baronnen desgelijks en vroegen hen naar de staat van de maagd en van het land. Zij vertelden hen die waarheid geheel en waren zeer verblijd van de bijstand dat ze zagen zo nabij gereed want zij meenden binnen een half jaar niet zo veel gereedschap gekregen te hebben. Ze schikten terstond een bode tot de baronnen te Luxemburg om hen te verblijden van deze edele bijstand dat hen god toe geschikt had. En de baronnen zeiden het voort de jonkfrouw van Luxemburg die er zeer verblijd om was en dankte god, haar schepper, zeer ootmoedig. Toen het nieuws onder al dat volk van de stad was zo waren ze uitermaten zeer verblijd en gingen daarom grote vuren maken en alle genoegens bedrijven met trompetten en alle spelen en riepen met luide stemmen: blijschap en victorie zij onze jonkfrouw. Toen die van buiten dat hoorden verwonderden zij zich zeer en gingen dat hun koning verkondigen die niet wist wat te peinzen. Met dien kwam hem een zeggen, heer koning, weest op uw hoede want die van de stad verwachten bijstand en dat gauw. Ik kan niet peinzen, sprak de koning, hoe hen enige hulp komen zou of van waar. Ik twijfel daar niet aan, ik zal haar krijgen, hetzij met kracht of met honger en gebrek.

Hoe melusine haer kinderen leerde ende onderwees hoe sy hem hebben ende draghen souden

Hoe Melusine haar kinderen leerde en onderwees hoe zij zich hebben en gedragen zouden.

Nu so eest waer dat melusine hier en binnen haer kinderen al bereet maecte des sy seer blide waren. deedse vanden vander ridderscap ontfangen: op denselven dach warden daer noch iij. ander ridders gemaect ter liefden vanden ij. gebroeders die oec harnas paerden ende cleederen hadden Melusine riep hier na hair twee kinderen tot huer ende seide aldus Mijn lieve kinderen ghi scheydt nu van my ende van uwen heer vader. het is misselic oft ic u hier emmermeer meer sie. ende daerom wilt doch onthouden tgene dat ic u hier leeren ende segghen sal tuwen voerdele want het sal u noch voer den toecomenden tijt dienen Ghi sult eersten male voer alle dinc gode onsen sceppere alle dage loven ende dancke. ende voecht u dat ghi vastelieken houd die geboden van onser moeder der heyligher kercken ende onse gheloeve. Syt oetmoedich goedertieren den goeden ende wel scarp den quaden, syt minnelijcken van uwer talen also wel den cleynen als den groten Ende en beloeft nz dat ghi niet weet te volbringhen Ende haelt nemmermeer aen overdragers van woerden: ende den nidigen en geloeft niet haest want dz maect dicwille vele vianden En stelt tot gheenen dienste den ghierighen noch den fellen. en slaet gheen gade eens anders wyf Scheydt van uwen geselscape getrouwelicken ende tghene dat u god verleent deylt mildelicken. uwen ondersaten weest goedertieren ende uwen vianden wreet tot dat ghise tonder hebt alsoe verre alst bi fortsen gheschieden moet. ende eest dathet bi tractate ghebuert so handelse minnelicken ende weest met redenen te vreden, maer wat u gheschiet en gheeft uwen vianden gheen lange tractaten want daer bi synd vele bedrogen geweest Wacht u wel van yemende te dreygen, van beroemen. maer bescict uwe dingen mz luttel woerden daer ghi moecht En acht uwen viant niet te cleyne hoe onmachtich dat hy es, maer weest altijt op u hoede Onder uwe gesellen en weest niet ghelijck een heere maer weest gemeynsam ende eert yeghelicken na sinen state Gheeft uwen goeden ende vromen mannen van wapenen paerden harnas ende ghelt ende daer ghi siet eenen goeden man tot u comen qualic gecleet oft qualijcken op ghestenen dien roept goedertierlycken ende versieten van cleederen harnasch ende paerden naden heysch van synen persone ende na uwer macht alsdan Mijn lieve kinderen ic en weet u op dit pas wat meer te seggen dan syt altyt warachtich in alle uwe dinghen. houdt daer ick gheve elcken van u eenen gouden rinck daer af die gesteynten van eender cracht syn want also langhe als ghi goede sake hebt so en suldi nemmermeer verslagen worden in stryde Ende mz dien custe syde minnelicken als haer moeder. ende sy danctese seere ende namen orlof van haren vader die seer droevich was van haren vertrecke Sij deden doen die trompetten slaen ende vertrocken. die avant voer ende hier na alle die sommagien ende bagaigien. ende daer na die groote batailigie. ende daer na die achtergaerde in sulcker schoenheden dat het een wonder was om sien Ende die hadden te bewaren een seer vroem ende goet riddere van poitau: die edelen ende die ij. ambassaden van lutzenborch ende die ij. gebroeders leydden die grote batallie. ende in dachtergaerde waren die ij. ridders van poitau die urian ende guyon in cypers gheleydden: ende dese ij. ridderen hadden raimondyn ende melusine bevolen te bewaren hair twee kinderen ende hen tonderwysen Den eerste nacht so logeerden sy onderen stercke stad geheeten mirabel die op een cleyne riviere gheleghen was ende van melusine ghesticht. Ende van dyer nacht ane so deden anthonis ende reynaut seer scarpe wake houden rechts oft sy geweest hadden inder vianden lant. des hem alle dandere verwonderden. maer om des ontsichs willen van anthonise die welcke dat een seer wreet man en dorsten sy niet vraghen die redene wairomme Des anderdaegs tsmerghens vroech deden die twee ghebroeders roepen op die verbeurte van perde ende harnas dat een yeghelijck ryden soude al ghewapent onder syn baniere in schoenre ordinancien. dwelck alsoe gedaen wert hoe wel dattet hem groot wonder gaf

Nu zo is het waar dat Melusine ondertussen haar kinderen geheel gereed maakte, dus waren ze zeer blijde en liet ze het ridderschap ontvangen: op dezelfde dag werden daar noch 3 ander ridders gemaakt ter liefde van de 2 gebroeders die ook harnas, paarden en kleren hadden. Melusine riep hierna haar twee kinderen tot zich en zei aldus. Mijn lieve kinderen, gij scheidt nu van mij en van uw heer vader, het is onzeker of ik u hier immermeer meer zie en daarom wil toch onthouden hetgene dat ik u hier leren en zeggen zal tot uw voordeel want het zal u noch voor de toekomende tijd dienen. Gij zal als eerste voor alle dingen god onze schepper alle dagen loven en danken en voegt u dat gij vast houdt de geboden van onze moeder de heilige kerk en ons geloof. Wees ootmoedig goedertieren de goeden en wel scherp de kwaden, wees minnelik van uw woorden alzo wel de kleinen als de groten. En belooft niet dat gij niet weet te volbrengen. En haal nimmermeer aan overbrengers van woorden: en de nijdige geloof die niet gauw want dat maakt vaak vele vijanden. En stelt tot geen dienst de gierige noch de felle en slaat geen gade op een ander zijn wijf. Scheidt van uw gezelschap getrouw en hetgene dat u god verleent deel het mild. Wees uw onderzaten goedertieren en uw vijanden tot dat ge ze ten onder hebt alzo ver als het met krachten geschieden moet en is het dat het bij traktaten gebeurt zo handel ze minlijk en wees met redenen tevreden, maar wat u geschiedt geef uw vijanden geen lange traktaten want daarbij zijn er velen bedrogen geweest. Wacht u wel van iemand te dreigen, van beroemen, maer beschik uw dingen met luttel woorden daar gij mag. En acht uw vijand niet te klein, hoe onmachtig dat hij is, maar wees altijd op uw hoede. Onder uw gezellen wees niet gelijk een heer, maar wees gemeenzaam en eer iedereen naar zijn staat. Geeft uw goede en dappere mannen van wapenen paarden, harnas en geld en daar gij ziet een goede man tot u komen slecht gekleed of kwalijk opgezeten, roep die goedertieren en voorzie hem van klederen, harnas en paarden naar de eis van zijn persoon en naar uw macht alsdan. Mijn lieve kinderen, ik weet u op dit pas wat meer te zeggen dan wees altijd waarachtig in al uw dingen. Houdt daar ik geef elk van u een gouden ring waarvan de gesteenten van een kracht zijn. Want alzo lang als gij goede zaak hebt zo zal je nimmermeer verslagen worden in strijd. En met dien kusten ze minnelijk hun moeder en zij dankte haar zeer en namen verlof van hun vader die zeer droevig was van hun vertrek. Ze lieten toen de trompetten slaan en vertrok de voorhoede voor en hierna alle pakpaarden en bagage en daarna het grote bataljon en daarna die achterhoede in zulke schoonheid dat het een wonder was om te zien. En die had te bewaren een zeer dappere en goede ridder van Poitou: de edelen en de 2 ambassadeurs van Luxemburg. De 2 gebroeders leidden het grote bataljon en in de achterhoede waren de 2 ridders van Poitau die Urian en Guyon in Cyprus geleidden: en deze 2 ridders hadden Raymond en Melusine bevolen te bewaren hun twee kinderen en hen te onderwijzen. De eerste nacht zo logeerden zij onder een sterke stad geheeten Mirabel die op een kleine rivier gelegen was en van Melusine gesticht. En van die nacht aan zo deden Anthonis en Reinout zeer scherpe wacht houden recht of zij geweest hadden in het vijanden land, dus zich alle de andere verwonderden, maar vanwege het ontzag van Anthonise die een zeer wreed man was durfden zij niet de reden waarom te vragen. De volgende dag ‘s morgens vroeg deden die twee gebroeders roepen op het verbeuren van paard en harnas dat iedereen rijden zou geheel gewapend onder zijn banier in mooie ordinantie. Wat alzo gedaan werd, hoe wel dat het hen groot wonder gaf.

Ende in deser manieren aldus ghewapent reden sy wel x. daghen lanck tot datse quamen in champaignyen. het verdroet vele vanden edelen ende oec den anderen om deswille dat het sonder noot was, soe om deswille dat syt onghewoen waren. Hierom so ghinck die ridder die de avantgaerde leidde tot den tween ghebroeders segghende hemlieden hoe dat den meesten deel van haren volcke tonvreden waren om deswille dat sy haer harnas moesten bliven draghende. aenghesien dattet gheen noot en was voer dat sy der vianden lant genaecten. Hoe soe her riddere sprack anthonis. en weet ghi niet dat ghene dz van langer hand gheplogen is. ghereeder es dengenen diet het pleecht. dan dz hi eerst bestaet end enieuwelinge geleert heeft Het is beter sprack anthonis z sy gewoen worden der pynen van hair harnas te draghene die wile dat sy des moeyte hebben tharen ghemak ende hem daer na vastelicken te voeghene: dan als men des te doen sal hebben. Want ghevielt hemlieden dz syt moesten leeren tusschen hair vianden. dan soude hem dz leeren dobel scaden in bringhen. Die ridder hielt hem met dese redenen ghepayt ende schiet wederom tsynen volcke waerts henlieden seggende hie hi ghevaren hadde. Ende als alle tvolck int ghemeyn dat verhoirde seyden sy hoe dz die ij. ghebroeders niet missen en mochten noch groot goet te vercrighen op dz sy leven mochten: ende comen tot hoogher eeren Op dien nacht logeerden theer op een riviere gheheten doentertijt ayne. ende alst volc in syne eersten slape was. so dede dese ij. gebroeders seer vervaerlicken roepen alarme alarme alle theer doer: dair worden een groote beroerte ende elckerlijc pijnde hem haestlicken te wapenen ende voechden hem in bataillien ieghelijc onder syn baniere met toertzen ende vierpannen voer hair tenten dattet also clear was oft dach geweest ware. die banieren quamen alle vastelijc ane om in bataillien te stane Het was een grote genuechte om sien die edele ordinancie ende goede continacie vanden volcke van wapenen ende hoe nernstich dat die twee ghebroeders waren die welcke ghingen bataillie tot bataillien ende daer ghebrec was in der ordinancien daer waren sy teghen Dit saghen die drie ambassaten van lutzenborch, ende seyden hierom tot malckanderen. Certeyn dese ij. ghebroeders syn gescapen noch wel te crigen een grote partye der werelt Die coninc van anssay mochte syn dwaesheyt noch wel bevinden ende geloont worden vanden scaden die hy onser ioncfrouwe gedaen heeft ende haren lande In desen doene stont tghele heer stille tot dat die verspieders het velt al versien hadde ende dat sy weder int heer gecomen waren seggende datse niet gesien noch gevonden en hadden. des sy hem alle verwonderden wie dat sulcke vernoy ende gherucht gemaect mocht hebben. maer niet te min ten laetsten vernamen sy dattet die ij. gebroeders hadden gedaen Doen quamen die twe ridders vander achtergaerde ende oec die vander avantgaerde tot den ij. gebroederen seggende Mijn heeren het is wel een groote slechtheyt van u dat ghi tvolc van wapenen aldus vermoeyt sonder sake Hoe dat sprac anthonis als ghi een nieuwe habyt hebt doen maken en pleechdi dz niet te proeven om te weten oft yets aen gebrake. ia wy heeren spraken sy. also heb ic willen proeven sprack anthonis myn volck. op dat ick weten mochte als icx te doen soude hebben wat icker aen hadde aengesien dat wi seer bi onse vianden genaken. op aventuere ofter eenige faute aen ware datmen dat versien mochte ter minster scaden Doen sy dat verstonden verwonderden sy hem seer van haren regimenten ende scerpe sinnen die dese gebroeders hadden seggende hoe dattet noch mannen werden souden van groten verstande Onder dese soe begonstet vast te dagen. ende den dienst gods wart gedaen. men dede die trompetten slaen. die avantgaerde metten bagaigien ende waghene vertrocken. ende daer na het heer. ende reysden so vast voert tot dz sy op eenen avont nedersloeghen op een riviere gheheeten die maze onder een fortresse geheeten dancasteel ende van daer en hadden sy gheen logys meer voor lutzenborch Doen quamen die twee ambassaten totten ij. gebroeders seggende: ghi heren ten is van hier mer xij. mylen tot der siegen oft belegghe. het waer goet dz ghi u volc deedt hier verversschen op dese riviere want het is hier wel gelegen: ende dat wi oec sagen hoe wyt aenlegghen souden Doen antwoerde anthonis bi mynre trouwen ghi heeren het is al begrepen al eer dat wi schieden van lusignen. want alsoe gheringe als wi aen den coninck van anssay gesonden hebben ende hem ontseyt yst bi dien dat hi weygert te doene dat ghene dat wi aen hem versuecken selen. soe mach hy dies wel versekert wesen dat hi strijt hebben sal. god verleene anders victorie dien hijze gonnet. ick verlaet mij op die goede ende rechtverdighe sake die wi hebben so ick hope. ende daerom betrouwe ick mi ni der hulpen gods. niet te min wi moeten van rechtswegen ierst hem ontseggen. laet sien wie ons bode dair af syn sal By mynder edelheit sprack die ridder vander avantgaerden Heere ic sal die boetscap doen ghelievet u. ende dese edel man die den wech ende het lant kent Inden naem gods sprac anthonis maer wi willen beyden tot dat wi hem syn op ij. oft iij. mylen na bi syn. op aventueren oft de bataillie tot ons quame dat wi niet alte lange en vertoefden Ende also lieten sy dz tot smergens dat die misse ghedaen was Doen vertrac het heer ende passeerde die riviere in schoender ordinancien. ende reden henen tot datse tsavons quamen nederslaende tusschen verton ende lutzenborch Ende des merghens wel vroech seynde anthonis den ridder vanden avantgaerden ende den ioncheere tot den koninc van anssay met sulcker boetscapen als ghi hier na hooren sult Ende comende int heer vanden coninc aldaer sy terstont bekent waren dattet boden waren. ende sy deden den coninc die behoerlicke reverencie ende seyden aldus Heer coninc wij syn al hier gesonden van anthonis ende reynauts weghen gebroeders van lusignen. om u te onderwysene het groot onghelyc ende den hoemoet die ghi doet mijnre ionger ioncfrouwen van lutzenborch. ende versuecken daerom aen u oft ghi haer wilt restitueren van harer scaden ende beternissen doen na redenen vander iniourien ende verlonien die ghi ghedaen hebt haer. haren volcke ende lande. ende vertrecken wt desen lande so suldi wel doen. oft neen. Ander so is haer meynninge dat syt u sullen doen bi fortsen van wapenen Ende daer op ghelieve u ons tanwoerdene wat ghijer af denct te doene. ende so sal ic u voert seggen ende openen tghene dat mij meer belast es Die coninc sprack. syt ghy hier gecomen om te prediken,bi mynder trouwen lutter moecht ghi verwerven. want om uwer heren wille en sal ic myn voernemen niet achter laten: prediket anders so lange als ghi wilt want ick nemet myn vermaken inne. ick meyne oec dz ghi dit niet dan in boerden en segt Her coninck,bi mijnen hoefde sprac die riddere ende wart toernich. eest dat ghi niet gheringhelicken ende voldoet alle tghene dat u mijn heeren ontbieden soe segghe ick u dat u die boerde sal sekerliken onderwesen worden: ten alder langsten binnen drie daghen naestcomende Her ridder sprac die coninc ick laet u dreygen ghenoech. maer anders en suldi my niet ontdragen. want uwen meester noch u dreygen noch alle die u helpen moghen, en acht ic niet met allen nz Wt dien woerden her coninc sprac die ridder so ontseg ick u vanden ij. gebroeders wegen van lusignen ende van haer hulpers wegen Nu dan sprac die coninc. ic sal mi hoeden van scaden si ic best kan Bi mijnre trouwen sprack die riddere ghi sulles behoeven Ende also schiet hi van dair. ende als hi quam buten den logise soe nam die edele ionckere die met hem ghecomen was aen hem orlof ende ghinck te lutzenborch binnen om te vertellen die tidinghe vanden twee gebroeders Ende als hi ter poerten inne quam wert hi terstont bekent. ende hem wart ghevraecht wat tijnghen dat hi brochte Bi mijnder trouwen sprac hi al goede tijngen. weest blide want ghi sult eer iet lanc hebben het schoonste secours dat oyt gesien was. ende weet dz voir waer eest datse die coninc van anssay verwacht hi esser om doot oft ghevangen ende alle syn volc des ghelycs Daer wert so grooten blischap onder tvolc dat die vanden here tgherucht hoorden Sij verwondern hem seer wat het bedieden mochte of wat hem nieuws toe ghecomen mocht wesen Sy ghingen ende seydent haren coninck Bi mijnder trouwen sprac die coninc sy verlaten hem opt secours van desen tween ioncheeren: van wiens wegen dat die riddere ons ontseide. sy sullen daer tidinge van hebben gelove ic. ende daerom driven sy alsulcken genuechte In gods namen dan sprac daer een oudt ridder het waer goet raet daer op gesocht want niemant en sal synen viant te cleyn achten En sorcht niet sprack die coninc, ick kense wel sprack hy voert genoech bi gelijckenissen. al eer sy hier comen sullen wt poitau hueren lande so sullen wi eensdeels gescaft hebben onsen wille Dese ridder voerseyt die te lutzenborch binnen gecomen was om den ioncfrouwen te bringen die tijnge. ghinc haer vertellen alle die ghelegentheyt vanden tween ghebroeders. ende hoe sy daer ghecomen waren om haer te helpen Ende sy ondervraechde nernstelic van haerlieden continancien ende state End ehy antwoerde haer hoe anthonis eens leuwen clauwe voerde in syn wapene. ende hoe ontsienlic ende starck ende vroem dat hi was. ende hoe dat reynaut maer een ooghe en hadde ende vander schoenheyt van haren lichamen ende leden daer sy seer af verwonderde segghende dathet scade ware dz sulcke edele mannen ghebrec hadden aen haer leden.

En op deze manieren aldus gewapend reden zij wel 10 dagen lang totdat ze kwamen in Champagne. Het verdroot vele van de edelen en ook de anderen omdat het zonder nood was, zo omdat zij het ongewoon waren. Hierom zo ging de ridder die de voorhoede leidde tot de twee gebroeders en zei hen hoe dat het meeste deel van hun volk te ontevreden waren omdat zij hun harnas moesten blijven dragen, aangezien dat het geen nood was voordat zij het vijanden land genaakten. Hoe zo heer ridder, sprak Anthonis, weet gij niet datgene dat uit gewoonte gedaan is gereder is diegenen die het het pleegt dan dat hij het voor het eerst doen en net geleerd heeft. Het is beter, sprak Anthonis, dat ze gewoon worden de pijnen van hun harnas te dragen de tijd dat ze er moeite mee hebben op hun gemak en zich daarna vast te voegen: dan als men het te doen zal hebben. Want gebeurde het hen dat ze het moesten leren tussen hun vijanden dan zou hen dat leren dubbele schade inbrengen. Die ridder hield hem met deze redenen gepaaid en scheidde wederom tot zijn volk waart en hen zei hoe hij het gedaan had. En toen al het volk in het algemeen dat hoorden zeiden zij hoe dat die 2 hebroeders niets missen mochten, noch groot goed te verkrijgen opdat zij leven mochten: en komen tot hoge eren. Op die nacht logeerden het leger op een rivier geheten toendertijd Aine en toen het volk in zijn eerste slaap was zo lieten deze 2 gebroeders zeer vervaarlijk roepen alarm, alarm het hele leger door: daar ontstond een groote beroerte en elk pijnde zich haastig te wapenen en voegden zich in bataljon en iedereen onder zijn banier met tooortsen en vuurpannen voor hun tenten zodat het alzo helder was of het dag geweest was. Die banieren kwamen allen vast aan om in bataljons te staan. Het was een groot genoegen om te zien die edele ordinantie en goede houding van het volk van wapenen en hoe vlijtig dat die twee gebroeders waren die gingen van bataljon tot bataljon en daar gebrek was in de ordinantie daar waren zij tegen. Dit zagen de drie ambassadeurs van Luxemburg en zeiden hierom tot elkaar. Zeker, deze 2 gebroeders zijn geschapen noch wel te krijgen een groot partij van de wereld. De koning van Ansay mocht zijn dwaasheid noch wel bevinden en beloond worden van de schade die hij onze jonkfrouw gedaan heeft en haar land. In dit doen stond het gehele leger stil totdat die verspieders het veld al overzien hadden en dat zij weer in het leger gekomen waren en zeiden dat ze niets gezien noch gevonden hadden. Dus verwonderden zij zich allen wie dat zulk verdriet en gerucht gemaakt mocht hebben. Maar niettemin tenslotte vernamen zij dat het die 2 gebroeders hadden gedaan. Toen kwamen die twee ridders van de achterhoede en ook die van de voorhoede tot de 2 gebroeders en zeiden: Mijn heren, het is wel een grote kwaadheid van u dat gij het volk van wapenen aldus vermoeit zonder zaak. Hoe dat, sprak Anthonis, als gij een nieuw habijt hebt laten maken plag je dat niet te beproeven om te weten of er iets aan ontbrak. Ja wij heren, spraken zij, alzo heb ik willen beproeven, sprak Anthonis, mijn volk op dat ik weten mocht als ik het te doen zou hebben wat ik er aan had gezien dat we zeer bij onze vijanden genaken. Op avontuur of er enige fout aan was dat men dat voorzien mocht ter minste schade. Toen zij dat verstonden verwonderden zij hen zeer van hun regiment en scherpe zinnen die deze gebroeders hadden en zeiden hoe dat het noch mannen worden zouden van groot verstand. Ondertussen zo begon het vast te dagen en de dienst god werd gedaann. Men liet de trompetten slaan, de voorhoede met de bagage en wagens vertrokken en daarna het leger en reisden zo vast voort totdat zij op een avond neersloegen op een rivier geheten de Maas onder een fort geheten Dankasteel en vandaar hadden zij geen logies meer voor Luxemburg.

Toen kwamen die twee ambassadeurs tot de 2 gebroeders zeggen: gij heren, het is van hier maar 12 mijlen tot het beleg of of beleg. Het was goed dat gij uw volk hier liet verversen op deze rivier, want het is hier goed gelegen: en dat we dan ook zagen hoe wij het aanleggen zouden. Toen antwoorde Anthonis, bij mijn trouw, gij heren, het is al begrepen al eer dat we scheiden van Lusigne. Want alzo gauw als we aan de koning van Ansay gezonden hebben en hem ontzegd is en bij dien dat hij weigert te doen datgene dat we aan hem verzoeken zullen zo mag hij dus wel verzekerd wezen dat hij strijd hebben zal. God verleent anders victorie die hij het gunt. Ik verlaat mij op de goede en rechtvaardige zaak die we hebben zo ik hoop en daarom vertrouw ik mij met de hulp van god. Niettemin we moeten van rechtswegen eerst hem ontzeggen. Laat zien wie ons de bode daarvan zijn zal. Bij mijn edelheid, sprak de ridder van de voorhoede, heer, ik zal die boodschap doen gelieft het u. En deze edele man die de weg en het land kent. In de naan van god, sprak Anthonis, maar we willen wachten totdat we hem zijn op 2 of 3 mijlen nabij zijn op avonturen of de strijd tot ons kwam dat we niet al te lang vertoefden. En alzo lieten zij dat tot de morgen dat de mis gedaan was. Toen vertrok het leger en passeerde de rivier in mooie ordinantie en reden henen totdat ze’s avonds kwamen neerslaan tussen Verton en Luxemburg. En ‘s morgens wel vroeg zond Anthonis de ridder van de voorhoede en den jonker tot de koning van Ansay met zulke boodschap zoals gij hierna horen zal. En toen ze kwamen in het leger van de koning aldaar zij terstond bekend waren dat het boden waren en zij deden de koning de behoorlijke reverentie en zeiden aldus. Heer koning, wij zijn al hier gezonden vanwege Anthonis en Reinout, gebroeders van Lusigne, om u te onderwijzen het groot ongelijk en de hoogmoed die gij doet mijn jonge jonkfrouw van Luxemburg en verzoeken daarom aan u of gij haar wilt restituren van haar schade en verbetering doen naar redenen van de belediging die gij haar gedaan hebt haar volk en land en vertrekken uit dit land ,zo zal je goed doen. Of neen. Ander zo is hun mening dat zij het u zullen doen met kracht van wapenen. En daarop gelieve u ons te anwoorden wat gij er van denkt te doen en zo zal ik u voort zeggen en openen hetgene dat mij meer belast is. De koning sprak, bent gij hier gekomen om te prediken, bij mijn trouw, weinig mag gij verwerven, want vanwege uw heren zal ik mijn voornemen niet na laten: preek anders zo lang als gij wilt ,want ik neem mijn vermaak hierin. Ik denk ook dat gij dit niet dan in een grap zegt. Heer koning, bij mijn hoofd, sprak die ridder en werd toornig, is het dat gij niet gauw voldoet al hetgene dat u mijn heren ontbieden zo zeg ik u dat u de grap sal zeker onderwezen worden: ten aller langste binnen drie dagen naastkomende. Heer ridder, sprak de koning, ik laat uw dreigen genoeg, maar anders zal je van mij niet vernemen, want uw meester noch uw dreigen, noch allen die u helpen mogen acht ik geheel niet. Uit die woorden heer koning, sprak de ridder, zo ontzeg ik u vanwege de 2 gebroeders van Lusigne en vanwegen hun helpers. Nu dan, sprak de koning, ik zal mij hoeden van schade zo goed ik kan. Bij mijn trouw, sprak die ridder, gij zal het behoeven. En alzo scheidde hij van daar en toen hij buiten het logies kwam zo nam die edele jonker die met hem gekomen was aan hem verlof en ging te Luxemburg binnen om te vertellen de tijding van de twee gebroeders. En als hij ter poort in kwam werd hij terstond herkend en hem werd gevraagd wat tijding dat hij bracht.

Bij mijn trouw, sprak hij, al goede tijding, weest blijde want gij zal al gauw hebben de mooiste bijstand die ooit gezien was en weet dat voorwaar is het dat ze de koning van Ansay verwacht, hij is er om dood of gevangen en al zijn volk desgelijks. Daar werd zo’ n grote blijdschap onder het volk dat die van het leger het gerucht hoorden. Zij verwonderden zich zeer wat het betekenen mocht of wat hen nieuws toe gekomen mocht wezen. Zij gingen en zeiden het hun koning. Bij mijn trouw, sprak de koning, zij verlaten zich op de bijstand van deze twee jonkers: vanwege dat de ridder ons ontzei. Zij zullen daar tijding van hebben geloof ik en daarom drijven zij al zulke genoegen. In Gods naam dan, sprak daar een oude ridder, het was goed daar raad op gezocht want niemand zal zijn vijand te klein achten. Bezorg niet, sprak de koning, ik ken ze wel, sprak hij, voort genoeg bij gelijkenissen, al eer zij hier komen zullen uit Poitou, hun land, zo zullen we het eensdeels geschapen hebben tot onze wil. Deze ridder voor genoemd die te Luxemburg binnen gekomen was om de jonkfrouw te brengen de tijding ging haar vertellen alle gelegendheid van de twee gebroeders en hoe zij daar gekomen waren om haar te helpen. En zij ondervroeg vlijtig van hun gedrag en hun staat. En hij antwoorde haar hoe Anthonis een leeuwen klauw voerde in zijn wapen en hoe ontzien en sterk en dapper dat hij was. En hoe dat Reinout maar een oog had en van de schoonheid van hun lichamen en leden daar zij zeer van verwonderde en zei dat het schade was dat zulke edele mannen gebrek hadden aan hun leden.

Vanden ridder wt poytau die mz groter nernsticheyt weder om haeste tot den ij. ghebroeders in theer

Van de ridder uit Poitou die met grote vlijt zich wederom haastte tot de 2 gebroeders in het leger.

D ese ridder spoedde hem tot dz hi quam int heer vanden twee gebroeders. ende seide hem hoe hi syn boetscap ghedaen hadde en hoe hoverdelichen die coninc gheantwoirt hadde doen hi hem ontseyde. ende hoe dz die ander ridder van hem ghescheyden was ende te lutzenborch gegaen was om daer die comste van den ghebroeders te kundigen Als sy dit hoirden so waren sy seer verblyt ende deden terstont wt roepen over alle theer dat alle die niet wel gehert en waren om striden datse hem orlof gaven om thuysweert te keren. mer sy riepen allegader. o ghi edele heeren maect u bereit ende stelt u opden wech want wy en syn niet gecomen in uwe geselcap dan om daventuere te nemen die ons god verleenen wille Wel aen dan ghy heren laet ons onse vianden coenliken besuecken want si sullen bider gods hulpen ende den goeden wille die wi hebben gheringe vernielt syn Als die twee gebroeders hoirden die antwoerde van haren volcke waren sy seer blide. ende terstont deden sy haer volc verlogieren ende quamen logieren op een cleyn rivierken. ende die avantgaerde ende die groter batailgie metter achtergaerde waren tsamen ghelogiert om deswille dat sy niet voerden en mochten ende daer deden sy haer avontmael bij een tesamen Ende dair ghinc elckerlijc in syn ruste. ende daer wart elcken bevolen dz st tmergens vroeg metten daghe al bereet waren Ende lieten twee hondert mannen om haer logies te bewaren ende hondert alebastriers ende smergens steldense hem op die reyse Daer so mochtmen sien die bloeme van allen ridderscape. daer mochtmen tharnas hooren clincken. ende die banieren sien op gerecht ende de helmen blincken dat het een wonder was om sien Sij hielden so na bi een dat deen voer den anderen niet enen voet en passeerde Anthonis ende reynaut waren beiden geseten op twee schone hengsten. wel ghewapent van allen stucken Ende also trocken si voert ane tot dat sy quamen op een cleyn berchelken van daer sy saghen het casteel ende oeck die stad van lutzenborch ende die grote siege des conincx voerscreven Die vander siegien oft belegge en waren noch niet gheware gheworden van desen twee ghebroeders van lusignen: niet te min sy waren des wel versekert dat si stryt hebben souden Doen zende anthonis omtrent iiij hondert ghewapende mannen wel op geseten om dat heer vanden coninc te verstoren. ende hi volchde hem vaste al suverlicken na in schoender ordinancien. ende die vlogelen vander bataillien waren wel bewairt van scutters ende arbalastriers

Deze ridder spoedde hem todat hij kwam in het leger van de twee gebroeders en zei hen hoe hij zijn boodschap gedaan had en hoe hovaardig de koning geantwoord had toen hij hem ontzei en hoe dat die ander ridder van hem gescheiden was en te Luxemburg gegaan was om daar de komst van de gebroeders te verkondigen. Toen zij dit hoorden zo waren zij zeer verblijd en lieten terstond uitroepen over al het leger dat allen die niet goed geaard waren om te strijden dat ze hem verlof gaven om naar huis te keren. Maar zij riepen allemaal; o gij edele heren, maak u gereed en stelt u op de weg want we zijn niet gekomen in uw gezelschap dan om het avontuur te nemen die ons god verlenen wil. Wel aan dan gij heren, laat ons onze vijanden koen bezoeken want ze zullen met de hulp van god en de goede wil die we hebben gauw vernield zijn. Toen de twee gebroeders hoorden het antwoord van hun volk waren zij zeer blijde en terstond lieten ze hun volk verplaatsen en kwamen logeren op een klein riviertje. De voorhoede en het groter bataljon met de acherhoede waren tezamen gelogeerd omdat zij niet verder mochten en daar deden zij hun avondmaal bijeen tezamen. En daar ging elk in zijn rust en daar werd elk bevolen die morgen vroeg met de dag al gereed te zijn. En lieten twee honderd mannen om hun logies te bewaren en honderd voetboogschutters en ‘s morgens stelden ze zich op de reis. Daar zo moch men zien de bloem van alle ridderschap, daar mocht men het harnas horen klinken en de banieren zien opgericht en de helmen blinken dat het een wonder was om te zien. Zij hielden zo na bijeen dat de een voor de andere niet een voet passeerde. Anthonis en Reinout waren beiden gezeten op twee mooie hengsten, goed gewapend van alle stukken. En alzo trokken ze voort tot dat zij kwamen op een klein bergje vanwaar zij zagen het kasteel en ook de stad van Luxemburg en het grote beleg van de koning voorschreven. Die van de siege of beleg waren noch niet gewaar geworden van deze twee gebroeders van Lusigne: niettemin zij waren dus wel verzekerd dat ze strijd hebben zouden. Toen zond Anthonis omtrent 400 gewapende mannen goed opgezeten om dat leger van de koning te verstoren en hij volgde hen vast al zuiver na in mooie ordinantie en die vleugels van de bataljons ware goed bewaard van schutters en voetboogschutters.

Dese vierhondert ghewapende mannen quamen opt heer ende sloegen dair inne al rennende ende spoerslaechs roepende lusignen al slaende ende vellende al dat hem gemoette. Ende als sy quamen voer des conincx tente ende arbeyden om daer innne te comen: so vonden sy in haren wech den wakers die dien nacht die wake gehouden hadden die noch niet onwapent en waren. die welcke hem ter were stelden alsoe datter vele scaden gheviel op die vanden here Die coninc die wapende hem seer haestelicken ende stelde hem gheringe onder syn baniere voer syn tente Ende die wyle sy aldus stille hielden soe wapende hem tghehele heer. ende trocken onder des conincs baniere. ende die coninc seide Heere god wat ghebaer is dit Ende hem antwoerde een riddere: hoe dat het volc waren van wapenen die seer fellicken ghecomen syn int heer slaende ende roepende lusignen. ende hebben u alreede groote scade ghedaen. ende en hadt die nachtwake ghedaen sy souden u noch meer bescadicht hebben ghehadt. maer die quamen hem teghen ende hebbense sterckelicken buyten den logysen bevochten ende dedense met fortsen weder keeren Bi mijnder trouwen sprac die coninc dese ioncheren die my ontseit hebben en slapen niet. maer datse mi dese scade ghedaen hebben des dincke ic mij te wrekene Met desen so quam anthonis aen met synre bataillien ende dede syn trompetten slaen wel claerlicken also dattet die coninck ghewaer wart ende quam buten synen logise gheringhelt in schoenre ordinancien Dair ghemoeten die bataillien malckanderen. die archiers stonden al schietende Daer vielen vele doden van des conincx volcke. niet te min sy versaemde weder bi een ende daer gherees een grote bloetstortinghe Doen sloech anthonis syn paert mt sporen. hebbende die lancie ghevelt ende reet daer eenen ridder opt lijf dats die targie ende die wapenrock niet verdragen mochten soe dat hi doot ter aerden viel: ende voirt greep hi syn sweert ende sloech aen alle syden dat hi alle die bataillie doer bekent was ende dat die alder stoutste hem niet en dorste verbeyden. Doen quam reynaut oec aen gheseten op eenen groten cousier roepende lusignen ende dede so vele fayten datten een ieghelic ontsach. Daer vergaderde elck de syne wederom aen beiden syden. ende daer so wert die bataillie ende den stryt wederom vernieut ende soe fel dattet niet te volsegghen en ware. niet te min die coninc behielt die meeste scade des hy seer droevich was. Maer hy vercloecte hem ende bewees dat hy een vroem man was, nochtans soe en mochtet hem niet seer baten. want die van poytau vielen hem te fel ende oeck te strenge ghelyc leeuwen, want nyemant en dorst haren tween heeren ghenaken: waer bi dat die coninck wel sach dat hyse niet en soude connen wederstaen

Deze vierhonderd gewapende mannen kwamen op het leger en sloegen daarin al rennend en spoorslags roepend Lusigne al slaande en vellende al dat hen ontmoette. En toen zij kwamen voor de konings tent en werkten om daarin te komen: zo vonden zij in hun weg de wachters die dien nacht de wacht gehouden hadden die noch niet onwapend waren. Die stelden zich te verweer alzo dat er veel schade viel op die van het leger. De koning die wapende zich zeer haastig en stelde hem gauw onder zijn banier voor zijn tent. En de tijd dat zij aldus stil hielden zo wapende zich het gehele leger en trokken onder de konings banier. De koning zei: Heer god wat werk is dit. En hem antwoorde een ridder: hoe dat het volk waren van wapenen die zeer fel gekomen zijn in het leger slaan en riepen Lusigne en hebben u alreeds grote schade gedaan had niet de nachtwachters gedaan, zij zouden u noch meer beschadigd hebben gehad. Maar die kwamen hen tegen en hebben ze sterk buiten de logies bevochten en lieten ze met kracht weder keren. Bij mijn trouw, sprak de koning, deze jonkers die me ontzegd hebben slapen niet. Maar dat ze mij deze schade gedaan hebben dat denk ik mij te wreken. Met deze zo kwam Anthonis aan met zijn bataljon en liet zijn trompetten slaan goed helder alzo dat het de koning gewaar werd en kwam gauw buiten zijn logies in mooie ordinantie. Daar ontmoeten de bataljons elkaar, de boogschutters stonden al schietend. Daar vielen vele doden van de konings volk. Niettemin zij verzamelden weer bijeen en daar rees een grote bloedstorting. Toen sloeg Anthonis zijn paard met sporen en had de lans geveld en reedt daar een ridder op het lijf dat de schild en de wapenrok niet verdragen mochten zodat hij dood ter aarden viel: en voort greep hij zijn zwaard en sloeg aan alle zijden zodat hij het hele bataljon door bekend was en dat de aller dapperste hem niet durfde af te wachten. Toen kwam Reinout ook aan en gezeten op een grote koerier (?) en riep Lusigne en deed zo veel feiten dat iedereen hem ontzag. Daar verzamelde elk de zijne wederom aan beide zijden en daar zo werd de bataljons en de strijd wederom vernieuwd en zo fel dat het niet te vol te zeggen was. Niettemin de koning behield de meeste schade dus was hij zeer droevig. Maer hij verkloeke zich en bewees dat hij een dapper man was, nochtans zo mocht het hem niet zeer baten, ,want die van Poitou vielen hem te fel en ook te streng gelijk leeuwen, want niemand durfde die twee heren te genaken: waarbij dat de koning wel zag dat hij ze niet zou kunnen weerstaan.

Hoe dat die coninc van anssay voer lutzeborch ghevangen wart.

Hoe dat de koning van Ansay voor Luxemburg gevangen werd.

DIe coninck die een seer vroem man was. riep met luyder stemmen. anssay anssay. wel aen ghi heeren ende baroenen en verslaet u niet want desen dach is voer ons. laet ons tsamen houden wi sullen se terstont alle verwonnen sien Met dien versaemde sy hem alle bi haren coninc ende voeren anthonis volc seer fellicken inne. daer bleef menich mensch doot. den mergenstont was schoon ende clear. ende die zonne scheen op die helmen ende dede het gout selver ende den lazuere blinken. ende die coleuren van den wimpelen ende banieren des ghelijcs. die hengsten brieschten ende vele lieper achter velde sonder meestere Het gheluyt vanden bussen, vanden zweerden ende vanden haetzen ende tgheroep vanden ghenen dyer gevelt ende ghequetst lagen was deerlick om hooren Die vander stad dit gerucht hoorende pijnden hem op haer hoede want sy anxst hadden voer verraderije Die ridder die daer ghecomen was binnen der stad was op eenen hoegen torre bider ioncfrouwen. ende alsi hi oec het gerucht doen hoorde. so sach hij ter vensteren ute ende sach dz den stryt seer groot was. ende wert terstont bekennende dathet anthonis ende reynaut waren die den coninc seer bevochten. Hi riep die ioncfrouwen segghende coemt ende besiet die bloeme van allen ridderscapen. vroemheyt ende coenheyt, coemt besiet hier die eere sitten in haren stoeol. coemt siet hier den god van wapenen in propre figueren Wat is dz ghi mi segt sprac die ioncfrouwe. ick segghe dz ghi hier coemt sien de fleur van allen ridderscapen,die edelheyt ende alle heuscheyt: die van verre landen hier ghecomen is al hier. om uwen vianden te bevechtene. om te bewaren uwe eere ende u lant ende volck. dat syn die twee kinderen van lusignen die gecomen syn u te bescermen teghen den coninc van anssay ende alle synder macht aventuerende lyf ende goet ende alles dat sy hebben Doen quam die ioncfrouwe ter vensteren ende sach dien dootlicken strijt: den welcken siende sprac sy. och ghewarich god wat sal dese arme weese beghinnen. het waer beter dat ick waer verdroncken gheweest. oft anderssints ghedoot oft doot gheboren. dan dat aldus vele edele creatueren om mijnre sonden willen vergaen. Sy was van grote rouwe seer weemoedich vander groten iammer dat sy sach

Wt dien verstouten ende goede moede die de coninc zynen volcke also wederom gaf. soe gevoel den stryt uter maten seer fel ende wreet. ende syn volck deden die van poitau groote scade Dwelck anthonis siende hadde groot mishagne daer inne seggende teghens hem selven dat hyt beteren soude oft het soude aen hem gebreken. want hij dacht heb ic liever te sterven dan mijn volc aldus voer myn ogen vermoerden Met dien begonste hi syn paerte te steken met sporen ende dedet lopen tegens den coninc met den messe in de hant ende sloech hem op sinen helm dat hi metten hoofde neech op de hals van synen paerde ende dat hi also verbaest was dat hy niet en wiste weder het dach was of nacht. ende dat hi gheen macht ende hadde hem selven te behelpene. dit siende anthonis stac hi sijn sweert op ende greep den coninc met den halse ende tracken vanden perde ende werpen also rudelicken teghen die aerde met soe grooter stercheit dat hi hem bi na thertte gebroken hadde. ende doen terstont gaf hijen vier van synen ridders te bewarene. ende beval hemlieden op hair lyf dat sijer hem voer inne stonden. ende si seyden dat syt alsoe doen souden. ende alsoe namenen sy ende bondenen ende leydden hem buyten. ende riepen van haren volcke dat syen souden helpen bewaren Ende hier nae keerde anthonis inde bataillie roepende seer luyde lusignen. wel aen mijn heeren slaet al toe ende ane wat ghi moecht sonder sparen. desen dach is al voer ons god syer af geloeft ende gedanct want ick hebbe ghevangen de coninc van anssay die welcke dat soe vele velonyen ghedaen heeft deser ioncfrouwen Doen begonste daer een felle scermutsinghe. dair bleef menich mensche doot ende gequetst. Ende daer deden die twee ghebroeders soe vele fayten van wapenen dat een yeghelijck die se sach seyden datse noyt ridders ghesien en hadden soe vele doen als sy deden. want teghen anthonis en dorste niemant comen hoe vroem datse oec waren Met den cortsten geseyt als des conincs volc van anssay saghen dat haer coninck ghevanghen was so waren sy seer verflaut ende en boeden daer na geen were meer. ende bleven daer alle doot oft ghevanghen Also dat die van poitiers met haren gheselscape ghewonnen en grote rijcdom. ende ghingen logieren in die tenten van haren vianden. Doe wort die coninc ghebracht in anthonis tente die welck dat den coninc selve toe behoort hadde Hi en conde hem niet langer onthouden van spreken ende beclaechde syn crancke aventuere ende seyde aldus Men seyt ende het is oeck warachtich dat god onse here in corter stont alle dinc verkeren kan tsynen wille. Gister merghen en soude men hier om uwen twillen niet vele ghedaen hebben ghehad: maer nu eest seer verkeert, want ick worde hier ghevanghen ghebracht voer u in mijns selfs tente. die welcke dat u selve meynde ghevanghen te hebbene. des ic mijns lyfs genade bidde Her coninc sprac anthonis van uwen lyve en hebt gi gheen noot Maer weet dat het is uwer sonden schult om des wille dat ghi deser maecht so groten onghelyc aen ghedaen hebt als dat ghise mz fortsen hebben wildet: ende weet dat ghi met rechte daer na gheloent syt. ende ick sal u brengen tot onderdanicheyt van haer die ghij met fortsen hebben woudt Die coninc dit horende was seer bescaemt ende antwoerde met bedructer hertten. In dien het my aldus cranckelicken steet so heb ic also lief te sterven als te levene Neen sprac anthonis ick sal u brenghen ter genaden ende subiectien vander maegt sonder enighe sorge van uwen live

De koning die een zeer dappere man was riep met luide stem; Ansay, Ansay. Wel aan gij heren en baronnen, verslaat u niet want deze dag is voor ons. Laat ons tezamen houden, we zullen ze terstond alle overwonnen zien. Met dien verzamelden ze zich allen bij hun koning en voeren op Anthonis volk zeer fel in, daar bleef menig mens dood. De morgenstond was mooi en helder en de zon scheen op de helmen en liet het goud, zilver en lazuur blinken en de kleuren van de wimpels en banieren desgelijks. De hengsten briesten en velen liepen er achter veld zonder meester. Het geluid van de bussen, van de zwaarden en van de bijlen en het geroep van diegenen die er geveld en gekwetst lagen was deerlijk om te horen. Die van de stad die dit gerucht hoorden stelden zich op hun hoede want zij hadden angst voor verraad. De ridder die daar gekomen was binnen de stad was op een hoge toren bij de jonkfrouw en toen hij ook het gerucht toen hoorde zo zag hij ter venster uit en zag dat de strijd zeer groot was en herkende terstond dat het Anthonis en Reinout waren die de koning zeer bevochten. Hij riep de jonkfrouw en zei; kom en bezie de bloem van alle ridderschap, dapperheid en koenheid. Komt en beziet hier dat leger zitten in hun stoel, komt ziet hier de god van wapenen in goede figuren. Wat is dat gij mij zegt, sprak die jonkfrouw, ik zeg dat gij hier komt zien de fleur van alle ridderschap, de edelheid en alle hoffelijkheid: die van verre landen hier gekomen zijn al hier om uw vijanden te bevechten om te bewaren uw eer en uw land en volk. Dat zijn die twee kinderen van Lusigne die gekomen zijn u te beschermen tegen de koning van Ansay en al zijn macht en avonturen lijf en goed en alles dat zij hebben. Toen kwam die jonkfrouw ter venster en zag die dodelijke strijd: die ze zag en sprak ze; och ware god ,wat zal deze arme wees beginnen, het was beter dat ik was verdronken geweest of andersints gedood of dood geboren dan dat aldus vele edele creaturen vanwege mijn zonden vergaan. Zij was van grote rouw zeer weemoedig van de grote droefheid die ze zag.

Uit dien verstoutte en goede moed die de koning zijn volk alzo wederom gaf zo viel de strijd uitermate zeer fel en wreed en zijn volk deden die van Poitou grote schade. Wat Anthonis zag en had groot mishagen daarin en zei tegen zichzelf dat hij het beteren zou of het zou aan hem ontbreken, want hij dacht heb ik liever te sterven dan mijn volk aldus voor mijn ogen vermoorden. Met dien begon hij zijn paaard te steken met sporen en liet het lopen tegen de koning met het mes in de hand en sloeg hem op zijn helm zodat hij met het hoofd neeg op de hals van zijn paard en dat hij alzo verbaasd was dat hij niet wist of het dag was of nacht en dat hij geen macht had zichzelf te behelpen. Dit zag Anthonis en stak zijn zwaard op en greep de koning bij de hals en trok hem van het paard en wierp hem alzo ruw tegen de aarde met zoծ groter sterkte dat hij hem bijna het hart gebroken had en toen terstond gaf hij hem vier van zijn ridders te bewaren en beval hen op hun lijf dat ze voor hem in stonden. Ze zeiden dat ze het alzo doen zouden en alzo namen zij hem en bonden en leidden hem buiten en riepen van hun volk dat ze hen zouden helpen bewaren. En hierna keerde Anthonis in strijd en riep zeer luid; Lusigne, wel aan mijn heren, slaat al toe en aan wat gij mag zonder sparen. Deze dag is al voor ons, god is er van geloofd en bedankt, want ik heb gevangen de koning van Ansay die dat zo veel kwaadaardigheid gedaan heeft deze jonkfrouw. Toen begon daar een felle schermutseling, daar bleef menig mens dood en gekwetst. En daar deden die twee ghebroeders zo vele wapenfeiten dat iedereen die ze zag zeiden dat ze nooit ridders gezien hadden zo veel doen als zij deden. Want tegen Anthonis durfde niemand te komen hoe dapper dat ze ook waren. In het kort gezegd, toen het volk van de koning van Ansay zagen dat hun koning gevangen was zo waren zij zeer verflouwd en boden daarna geen verweer meer en bleven daar allen dood of gevangen. Alzo dat die van Poitiers met hun gezelschap wonnen een grote rijkdom en gingen logeren in de tenten van hun vijanden. Toen werd de koning gebracht in Anthonis tent die de koning zelf toebehoord had. Hij kon zich niet langer onthouden van spreken en beklaagde zijn zwakke avontuur en zei aldus. Men zegt en het is ook waarachtig dat god onze heer in korte stond alle dingen veranderen kan tot zijn wil. Gister morgen zou men hier vanwege u niet veel gedaan hebben hehad: maer nu is het zo veranderd, want ik wordt hier gevangen gebracht voor u in mijn eigen tent die dat u zelf meende gevangen te hebben, dus ik voor mijn lijf genade bid. Heer koning ,sprak Anthonis, van uw lijf heb je geen nood. Maar weet dat het is de schuld van uw zonden omdat gij deze maagd zo’n groot ongelijk aan gedaan hebt als dat ge haar met kracht hebben wilde: en weet dat gij met recht daarna beloond bent en ik zal u brengen tot onderdanigheid van haar die gij met kracht hebben wilde. De koning die dit hoorde was zeer beschaamd en antwoorde met een bedrukt hart. In dien het me aldus zwak staat zo heb ik alzo lief te sterven als te leven. Neen, sprak Anthonis, ik zal u brengen ter genade en onderdanigheid van de maagd zonder enige zorg van uw lijf.

Hoe dat die coninc van anssay gebracht wert voer die maegt kerstine vrouwe van lutzenborch

Hoe dat de koning van Ansay gebracht werd voor de maagd Kerstine, vrouwe van Luxemburg.

A nthonis riep doen die twee ridders die te lusignen quamen metten anderen edelen mannen in ambassaden. ende daer toe noch xij. ander ridders van poitau ende seyde hemlieden aldus. leydt den coninc in die stad voer die maecht ende segt haer dat ic hueren viant hair seinde. om daer mede haren wille te doene. Sij deden alsoe hemlieden belast was. ende als sy in die stad quamen so waren sy seer feestelijken ontfangen vanden borghers ende werden geleidt vanden edelinghen voer die maecht die vander victorien volcomenlicken die waerheit wiste Joncfrouwe spraken sy die twee iongelingen van lusignen ghebieden hem vriendelicken tot u. ende seynden u desen coninc uwen viant gevanghen, om uwen wille mede te doene Die ioncfrouwe antwoerde aldus Mijn lieve heren dit staet mi grotelicken te verdienen ende wanthet niet en es in mijnre macht te verdienen, so bidde ic gode almachtich dat hyt hen loonen wille doer syn grondeloese gracie. Myn heeren ick bidde u dat u gelieven wille hem te seggen datse willencomen logieren hier binnen ende datse met hem brenghen van haer baroenen als hem gelieft ende dan salmen die dooden doen begraven ende de doode perden verbernen. ende als dan mach me raet houden hoe men hemlieden loonen sal van harer moeyten ende arbeyde. ende ghy her coninc sult my zweren bi uwer coninclijcker croenen dat ghi van hier niet scheyden en sult sonder consent van desen twee ioncheeren die u my gesonden hebben. want ic weet wel dattet mesdaen ware dat ick in beslotende ghevanckenisse leyde: niet om uwent wille alleen maer om der gheenre wille die u hier gesonden hebben. Die coninc antwoerde doen als bescaemdelic. ioncfrouwe set mi dairt u ghelieft. ic zweere u dat ick nemmermeer van hier scheyden en sal sonder uwen orlof ende den hueren: want ick hebbe in hemlieden ghesien soe vele duechden eeren ende vroenheyden dat ick beghere bi hemlieden te wesen om des verbetert te wordene. hoe wel sy my in groter scaeden ghebracht hebben van mynen volcke. als van mijnen goede dat en beclage ic niet Doen dede hem die ioncfrouwe setten in een seer rijckelicke camer. ende daer bi hem vrouwen ende ioncfrouwen. ridders ende edelingen om hem syn verlies te doen vergheten ende wt ghepeyse te houdene Ende met desen schieden die boden van daer tot haren tenten. ende deden haer boetscap vanden ioncfrouwen Ende dien ij. ghebroeders overdroegen dat sijer trecken souden ende ordineerden eenen marscalc vanden here: om haer volc te regeren tot dat sy weder quamen; ende bevolen voert die dooden te begravene ende die plaetsen te reynighen daer den stryt gevochten was Doen trocken sy daerwaerts met eenen schonen state van baenreheren. ende hadden omtrent hondert edelmannen voer hem gaende. ende alle die baroenen vande lande quamen ende deden hem grote reverencie hemlieden biddende datse wouden comen logieren binnen by der ioncfrouwen Anthonis was gheseten op eenen schonen schymelen hengst. ende hadde eenen tabbaert aen van flouweele alomme geboert met paerlen seer rijckelicken met enen corten stocke in die hant Ende inder selver maniere was syn broeder gheabilliert ende gestelt. Als tvolc dese twee gebroeders saghen verwonderden sy hem seere van harer grootten ende crachten. ende seyden en hadden gedaen den leeuwen clauwe die anthonis droech soe en had men gheene schoenre man mogen vinden ter werelt . ende beclaechden reinaut seere dat hi maer een oghe en hadde want anders was hi volmaect van alle schoenheden. Aldus quamen sy binnen der stad van lutzenborch met schonen geluide van trompetten ende met alle der chierheyt die de borgheren hem bewysen consten met tappezeryen te hangen alle die straten doergaens totten casteele ende anderssints

Anthonis riep toen die twee ridders die te Lusigne kwamen met de andere edele mannen in ambassade en daar toe noch 12 ander ridders van Poitou en zei hen aldus. Leidt de koning in de stad voor de maagd en zeg haar dat ik haar vijand haar zendt om daarmee haar wil te doen. Zij deden alzo hen belast was en toen zij in de stad kwamen zo waren zij zeer feestelijk ontvangen van de burgers en werden geleid van de edelen voor de maagd die van de victorie volkomen de waarheid wist. Jonkfrouw, spraken zij, die twee jongelingen van Lusigne gebieden hen vriendelijk tot u en zenden u deze koning, uw vijand, gevangen om uw wil mede te doen. Die jonkfrouw antwoorde aldus. Mijn lieve heren, dit staat mij zeer groot te verdienen want het is niet in mijn macht dit te verdienen, zo bid ik god almachtig dat hij het hem belonen wil door zijn grondeloze gratie. Mijn heren, ik bid u dat u gelieven wil hen te zeggen dat ze welkom zijn om te logeren hier binnen en dat ze met hen brengen van hun baronnen als het hen gelieft en dan zal men de doden laten begraven en de dode paarden verbranden en als dan mag men raad houden hoe men hen belonen zal van hun moeite en arbeid en gij heer koning zal me zweren bij uw koninklijke kroon dat gij van hier niet scheiden zal sonder toestemming van deze twee jonge heren die u mij gezonden hebben. Want ik weet wel dat het misdaan was dat ik op opsloot en in gevangenis legde: niet vanwege u alleen, maar vanwege diegenen die u hier gezonden hebben. De koning antwoorde toen als beschaamd, jonkvrouw, zet me daar het u gelieft, ik zweer u dat ik nimmermeer van hier scheiden zal zonder uw verlof en die van hen: want ik heb in hen gezien zo vele deugden, eren en dapperheden dat ik begeer bij hen te wezen om aldus verbeterd te worden. Hoewel zij mij in grote schade gebracht hebben van mijn volk als van mijn goed, dat beklaag ik niet. Toen liet hem die jonkfrouw zetten in een zeer rijke kamer en daar bij hem vrouwen en jonkfrouwen, ridders en edelingen om hem zijn verlies te doen vergeten en uit gepeins te houden. En hiemee scheiden de boden vandaar tot hun tenten en deden hun boodschap van de jonkfrouw. En die 2 gebroeders kwamen overeen dat zij er trekken zouden en ordineerden een maarschalk van het leger om hun volk te regeren totdat zij weer kwamen en bevolen voort de doden te begraven en die plaatsen te reinigen daar de strijd gevochten was. Toen trokken zij derwaarts met een mooie staat van baanderheren en hadden omtrent honderd edelmannen voor hen gaan en alle baronnen van het land kwamen en deden hen grote reverentie en baden hen dat ze wilden komen logeren binnen bij de jonkfrouw. Anthonis was gezeten op een mooie schimmel hengst en had een tabbaard aan van fluweel alom geborduurd met parels en zeer rijk met een korte stok in de hand. En op dezelfde maniere was zijn broeder gekleed en gesteld. Toen het volk deze twee gebroeders zagen verwonderden zij zich zeer van hun grootte en kracht en zeiden, had niet gedaan de leeuwen klauw die Anthonis droeg, zo had men geen mooiere man mogen vinden ter wereld en beklaagden Reinout zeer dat hij maar een oog had, want anders was hij volmaakt van alle schoonheid. Aldus kwamen zij binnen de stad van Luxemburg met een mooi geluid van trompetten en met alle sierlijkheid die de burgers hen bewijzen konden, mat tapijten te hangen alle straten door tot aan het kasteel en andersints.

DIe historie seyt ons hoe die vrouwen ende heren sagen dese ij. gebroeders inkomen ende seiden datse noyt geen ij. ionckeren gesien en hadden van edelre doene Doe sy ten casteele opwaerts quamen. soe quamen hemlieden tegemoet beneden aen uterse van die trappen die edel ioncfrouwe kerstine seer hoechlicken verselschaept met vele vrouwen ende ioncfrouwen ridderen ende knechten ende ontfince daer uter maten seer eerlicken ende namse met ter hant ende leyddese also tusschen hem beyde gaende opwaerts ter groter zalen die uter maten rijckeliken behangen was met tapisserijnen na den costume vanden lande op die tijt. ende van dair ghingen sy in een camer oec wel toegemaect. dair begonst de maegt te spekenen ende seide aldus. myn heeren ic danc u alsoe seer als ick emmermeer mach vanden bystande dat ghi my gedaen hebt. ic en heb so vele ter werelt niet dat ic u loenen mocht: niet te min ic salder mijn best om doen versettende mijn lant x. iaren lanc Ende oec mijn heeren ghi hebt mi wt uwer duecht gesonden den coninc van anssay in mijn behout. mynen viant. daer af ghi weten sult dat ic niet en ben alsulc die van hem punicie nemen sal oft hem gevanghen houden: maer het behoirt u toe daer af punicie te doen uwe goede gheliefte. overmits dat ghyer die sorge ende pyne om gehad hebt van hem te cryghene Ende als vander ghiften die ghi mi gedaen hebt so dancke ick u als ic emmermeer mach. niet te min ic stellen u weder in uwen handen omme hem te dooden oft syn leven te geven want boven u en sal icx nu nemmermeer onderwinden. ioncfrouwe sprack anthonis in dien het u also gelieft so sullen wi dan daer af alsoeordinen dathet wesen sal tuwer eeren ende proffyte ende tot sijnder groter scaemten ende confusien. ende weet dat mijn broeder ende ic hier niet ghecomen en syn om u te helpen om gelt oft goet. maer om trecht ende die redelicheyt te sustineren,gemerct dat alle ridders schuldich syn te helpen. weduwen weesen ende maechden Ende wt dien dz wij ghehoort hadden ende wel gheinformeert waren. hoe dz die coninc van anssay u swaer orloghe dede so hebbe wyt begonnen. niet dat ghi meinen moecht dat wi daerom eenen penninc vanden uwen hebben willen dan alleenlic uwe vrientscap ende goede gracie sonder velonye. Als die maecht dit hoorde verwonderde sy haer vander eeren die haer die ij. gebroeders bewesen Niet te min sy seide noch aldus. ghi heren u sal ten minsten emmers ghelieven dz ic betale u volc dz hier gecomen es op uwe gaigien ende soudie. Joncfrouwe sprack anthonis syt ghi te vreden. want ons heer vaders en onse vrouwe moeder heeftse vernuecht van eenen geheelen iare van dat wi schieden wt onsen lande Ende ten is noch gheen maent geleden dat wi van dair schieden Ende oec hebben wi noch gouts ende selvers genoech. ende dairom lieve ioncfrouwe wilt te vreden wesen

Doen quam die hoefmeester die der maegt reverencie dede seggende haer ioncfrouwe alst u gelieft tes bereet die handen te dwaen: als mynen heeren gelieft sprac die ioncfrouwe Anthonis antwoerde alst mynre vrouwen gelieft soo syn wi alle bereet. Hierna namen sy malckanderen bi der hant ende anthonis dede halen den coninc van anssay ende dede hem sitten ten vorsten van der tafelen ende daer na die maegt. ende daer na synen broeder. ende na hem quamen vier sitten vanden hoechsten baroenen vanden lande. sy werden rijckeliken ghedient ende batemelicken na hare state. ende naden etene wieschen sy hem wederom Ende terstont hier na seyde die coninc van anssay Mijn heeren ghi ionckeren wilt mi doch een weynich hooren. this waer het heeft gode gelieft dat my fortune tot desen ghebracht heeft dat ic ende mijn volc doer uwen vroemheyt die nederlaghe gehad hebben ende dat ic uwe gevangenen ben. ende voerwaer ic hebs mijn selven niet tonweerder wat scade datter mi oec af coemtom deswille dz ic in u sie so vele duechden eeren ende vroemheden. ende mi ysses te bat dat ick u zie want ic en kan maer van u verbetert wesen Mijn lieve heere sprac hi voert om my lange gevanghen te houden en kan u niet gebaten. ic bidde u wilt my setten in ranchoene van financien also redelicken dat ic doch daer bi niet al verdorven en sy noch onterft van alle mynre heerlicheyt. en wilt mij sot voert stellen niet te hoghe weghen. al eest dat ic strenghe punicie verdient hebbe Bi mijnre trouwen heer coninck sprac anthonis die u straffen soude na sz ghi verdient hebt. ghi en hebbes niet daer ghijt mede beteren mocht die velonie, het ongelyc ende die scaede die ghi deser maegt sonder redenenen gedaen hebt. maer niet te min om deswille dat ghi u quaet selve belijdet so suldys te lichter penitencie hebben ic wil wel dz ghyt weet dz mijn broeder noch ic niet gecomen en syn wt onsen lande op hope om ghelt te winnene op u oft op iemant anders. maer op hope ende wt begherten om eere te gewinnene ende goeden name sonder dz ons daer toe beruert heeft eenighen lust der ghiericheit. Ende daerom schelden wi u emmertoes quite als van onsen syden uwe gevanckenisse. behoudenlicken dien dz wi onser ioncfrouwen overmits dien taxeren sullen ende alle die scade van roven pillagien ende allen anderen dingen. ten segghen van goeden notablen mannen die daer toe ghecoren sullen worden. Ende als op dat suldy setten goede vaste borgen eer ghi vertrect ende ghi sult geloven bi uwe trouwe ende biden heiligen ewangelie gods te volbrengen tghene dz ic u geseit hebbe ende geven daer af uwen landren onder uwen zegel Ende sult oec gheloven dz ghi nemmermeer mijnder ioncfrouwen scade beiagen en sult of laten doen daer ghyt benemen kont. maer sulse helpen haer lant bescudden tgens eenen ieghelijcken die haer scade oft onghelyc souden willen doen. ende si wil wel dz ghyt weet also verre ghi alle dit niet gheloeven ende zweren en wilt tuwen dancke dat ic u dan seynden zal tot sulcker plaetsen daer ghi u nemmermeer levende wt geraken en sult Als die coninc dese woerden hoirde antwoerde hi aldus. here ic gelove u dese taxacie ende ordinancie wel ende getrouwelic tonderhouwen. behouden datter mijne ioncfrouwen mede te vreden sy. ia en ic en trouwen antwoerde sy in dien het mynen heere gelieft Nu wel dan her coninc sprack anthonis ic en heb u noch niet al geseyt dz ic wille dz ghi doet. ghi moet noch doen fonderen een godshuyse van xij. monnicken ende welversien ende behoerlicken ter plaetsen daert mynre ioncfrouwen ende harer rade ghelieven sal om te bidden voer die sielen van alle den ghene dier doot gebleven syn aen beide syden bi uwer sculden ende toedoen Ende van dien suldij stellen goede vaste borgen. daer zwoer die coninc bi synder trouwen ende op dz heylich ewangelium te volbrenghene ende te voldoene alle tghene dat voerseyt is ende stelde daer af obstagiers. ende daer werden letteren ende brieven af ghemaect beseghelt met des conincs segel ende van de meesten baroenen van synen lande Nu gheve ic u sprac anthonis los ende vry alle uwe gevangenen die wi ende onse lieden van u hebben. ende alle uwe tenten ende pauwellioenen. maer tgoet dat onder ons volc gedeylt ende gepaert es: dat en can ic u niet weder ghegeven. Ende met dien dede hij hem leveren wel vier M. gevangenen alle gader eerlicken ende deghelicke mannen. doen dancte hem die coninc seer oetmoedelicken Wat baten vele lange redenen. daer begonst doen een seer groote feeste ende daer sprac men seer vanden grooter vroemheyt die anthonis aen den coninc daer bewesen hadde

De historie zegt ons hoe die vrouwen en heren zagen deze 2 gebroeders inkomen en zeiden dat ze nooit geen 2 jonkers gezien hadden van edeler doen. Toen zij ten kasteel opwaarts kwamen zo kwamen hen tegemoet beneden aan het uiterste van de trappen die edele jonkfrouw Kerstine zeer hoog vergezelschap met vele vrouwen en jonkfrouwen, ridders en knechten en ontving ze daar uitermate zeer fatsoenlijk en nam ze met de hand en leidde ze alzo tussen hen beide gaande opwaarts ter grote zaal die uitermate rijk behangen was met tapijten naar het gebruik van het land op die tijd en vandaar gingen zij in een kamer, ook goed opgedoft. Daar begon de maagd te spreken en zei aldus. Mijn heren, ik dank u alzo zeer als ik immermeer mag van de bijstand dat gij mij gedaan hebt. Ik heb niet zo veel ter wereld dat ik u belonen mocht: niettemin ik zal er mijn best om doen en verzet mijn land 10 jaren lang. En ook mijn heren, gij hebt mij uit uw deugd gezonden de koning van Ansay in mijn behoudt, mijn vijand, waarvan gij weten zal dat ik niet ben al zulke die van hem straf nemen zal of hem gevangen houden: maar het behoort u toe daarvan te straf te doen uw goede gelieven, overmits dat gij er de zorg en pijnen om gehad hebt van hem te krijgen. En als van de giften die gij mij gedaan hebt zo dank ik u als ik immermeer mag. Niettemin ik stel hem u weer in uw handen om hem te doden of zijn leven te geven want boven u zal ik nu nimmermeer onderwinden. Jonkfrouw, sprak Anthonis, indien het u alzo gelieft zo zullen we dan daarvan alzo ordineren dat het wezen zal tot uw eer en profijt en tot zijn grote schaamte en verwarring. En weet dat mijn broeder en ik hier niet gekomen zijn om u te helpen om geld of goed, maer om het recht en de redelijkheid te ondersteunen, gemerkt dat alle ridders schuldig zijn te helpen weduwen, wezen en maagden. En vanwege dat wij gehoord hadden en goed geinformeerd waren hoe dat de koning van Ansay u zware oorlog aandeed, zo zijn wij het begonnen. Niet dat gij denken mag dat we daarom een penning van de uwe hebben willen, dan alleen uw vriendschap en goede gratie zonder beloning. Toen dat die maagd hoorde verwonderde zij zich van de eren die haar die 2 gebroeders bewezen. Niettemin zij zei noch aldus. Gij heren, u zal tenminste immer gelieven dat ik uw volk betaal dat hier gekomen is op uw gage en soldij. Jonkfrouw, sprak Anthonis, weest gij tevreden, want onze heer vader en onze vrouwe moeder heeft ze vergenoegd van een geheel jaar van dat we scheiden uit ons land. En het is noch geen maand geleden dat we vandaar scheiden. En ook hebben we noch goud en zilver genoeg en daarom lieve jonkfrouw, wil tevreden wezen.

Toen kwam de hofmeester die de maagd reverentie deed en zei haar; jonkfrouw als het u gelieft, het is bereid de handen te wassen: als het mijn heren gelieft, sprak de jonkfrouw. Anthonis antwoorde als het mijne vrouwe gelieft zo zijn we allen gereed. Hierna namen zij elkaar bij de hand en Anthonis liet halen de koning van Ansay en liet hem zitten ten voorste van de tafel en daarna de maagd en daarna zijn broeder en na hem kwamen vier zitten van de hoogste baronnen van het land. Zij werden rijk bediend en betamelijk naar hun staat. En na het eten wasten ze zich wederom. En terstond hierna zei de koning van Ansay. Mijn heren, gij jonkers, wil mij toch een weinig horen. Het is waar, het heeft god geliefd dat mijn fortuin me tot hier gebracht heeft dat ik en mijn volk door uw dapperheid de nederlaag gehad hebben en dat ik uw gevangene ben en voorwaar ik heb me zelf niet te verontwaardigen wat schade dat er mij ook van komt omdat ik in u zie zo veel deugden, eren en dapperheden en voor mij is het te beter dat ik u zie want ik kan van maar verbeterd wezen. Mijn lieve heer, sprak hij voort, om mij lang gevangen te houden kan u niet baten, ik bid u me te zetten in losgeld van financien alzo redelijk dat ik toch daarbij niet geheel verdorven ben, noch onterfd van al mijn heerlijkheid en wil mij zot voorstel niet te hoog wegen al is het dat ik strenge straf verdiend heb. Bij mijn trouw, heer koning, sprak Anthonis, die u straffen zou nadat gij verdiend hebt. Gij hebt niets daar gij het mee verbeteren mag die straf, het ongelijk en de schade die gij deze maagd zonder redenen gedaan hebt. Maar niettemin omdat gij uw kwaad zelf belijdt zo zal is het te lichter peniteicie hebben, ik wil wel dat gij het weet dat mijn broeder noch ik niet gekomen zijn uit ons land op hoop om geld te winnen op u of op iemand anders, maar op hoop en uit begeerten om eer te winnen en goede naam zonder dat ons daartoe bewogen heeft enige lust der gierigheid. En daarom schelden we u alles kwijt als van onze zijde uw gevangenis, behalve die we onze jonkfrouw overmits dien taxeren zullen en alle schade van roven, plunderen en alle anderen dingen, te zeggen van goede notabele mannen die daartoe gekozen zullen worden. En als op dat zal je zetten goede vaste borgen eer gij vertrekt en gij zal beloven bij uw trouw en bij het heilige evangelie Gods te volbrengen hetgene dat ik u gezegd heb en geven daarvan uw landen onder uw zegel. En zal ook beloven dat gij nimmermeer mijn jonkfrouw schade bejagen zal of laten doen daar gij het benemen kon. Maar zal ze helpen haar land bebehoeden tegens iedereen die haar schade of ongelijk zouden willen doen. En ze wil wel dat gij het weet alzo ver gij al dit niet beloven en zweren wil tegen uw wil dat ik u dan zenden zal tot zulke plaatsen daar gij u nimmermeer levend uit geraken zal. Toen de koning deze woorden hoorde antwoorde hij aldus. Heer, ik beloof u dese taxatie en ordinantie goed en getrouw te onderhouden, behalve dat er mijn jonkfrouw er mee tevreden is. Ja, ik vertrouw, antwoorde zij, indien het mijn heer gelieft .Nu wel dan heer koning, sprak Anthonis, ik heb u noch niet alles gezegd dat ik wil dat gij doet.

Gij moet noch laten funderen een godshuis van 12 monniken en goed voorzien en op een behoorlijk plaats daar het mijn jonkfrouw en haar raad gelieven zal om te bidden voor de zielen van al diegenen die er dood gebleven zijn aan beide zijden bij uw schuld en toedoen. En van die zal je stellen goede vaste borgen. Daar zwoer de koning bij zijn trouw en op dat heilig evangelie te volbrengen en te voldoen alle hetgene dat voorzegt is en stelde daarvan gijzelaars en daar werden letters en brieven van gemaakt bezegeld met de konings zegel en van de hoogste baronnen van zijn land. Nu geef ik u, sprak Anthonis, los en vrij al uw gevangenen die we en onze lieden van u hebben en al uw tenten en paviljoenen. Maar het goed dat onder ons volk gedeeld en gepaart is: dat kan ik u niet weer geven. En met dien liet hij hem leveren wel 4 000 gevangenen allemaal eerlijke en degelijke mannen. Toen dankte hem de koning zeer oootmoedig. Wat baten vele lange redenen, daar begon toen een zeer groot feest en daar sprak men zeer van de grote dapperheid die Anthonis aan de koning daar bewezen had.

Doen riep die coninc van anssay alle de baroenen vanden lande tot hem. ende seyde Mijn lieve heeren die wyle het yser heet is so salment smeden. al eest dat ic gheweest hebbe uwer alder viant ende uwer ioncfrouwen. zoe yst nochtans also ghekeert dat ick wel woude haer eere ende proffyt ende oec dat uwe God heeft u schoen aventuere verleent cont ghyse genemen in dancke Her coninck spraken sy segt voert dat ghi begonnen hebt,gheernessprac die coninc. wi moeten so vele doen dat anthonys van lusignen neme uwer ioncfrouwe te wive ende dat hi u heere sy. soe moechdie sekerliken seggen dat ghi geenen marscalc te doen en hebt. want daer en sal niemant so stout syn die uwe kercken rooven sal sonder synen danck Sij antwoerden allegader Her coninc gheliefdes anthonise wi waren dies alle wel te vreden Die coninck seide. laet mi geworden. ick meyne dat wel bi te brenghen Met dien ghinc hi tot anthonise en seyde hem aldus Heer ioncheere die baroenen van desen lande bidden u minnelicken dat ghij uwen broeder ende uwen raet brenghen wilt in dese camere: want sy begheren u te sprekene tuwen profyte. gherne seide anthonis. ende riep synen broeder ende die voerseyde van sinen rade Ende comende inder cameren deden sy hem alle huescheyt so dat betaemde Doen seide die coninc van anssay tot den baroenen die daer waren. ghi heeren dese ij. ionckeren syn gecomen tuwen ontbiedene. nu segt hem waerom dat ghyse ontboden hebt Ende sy antwoerden her coninc wi bidden u hertelicken dz ghy hem onse meyninghe verclaren wilt want ghi weetet bat te doen dan wi Wel dan seyde de coninc ende keerde hem tot anthonise segghende aldus Heer anthonis vrij edele heere die baroenen van deser contreyen hebben aengesien ende gemerct die grote eere die ghy harer vrouwen ende haren lande ghedaen hebt Ende oec dat ghi van den haren niet hebben en wilt Ende so hebben sy dair op ghelet ende bevinden bi also dat in dien punte bleve staende dat van harer siden die eere luttel bewaert soude wesen. ende daerom bidden sy u dz u gelieven wille hem te accorderen een ghifte sonder uwen cost Bi mijnre trouwen seide anthonis yst eenich dinc dz ic behouden mijnre eeren doen mach. ic saelt gherne accorderen Die coninc seyde sy en suecken maer u proffyt ende eere So segt dat seide anthonis. maer ioncheere sprac die coninc. sy willen u gheven haer ioncfrouwen de hertoghinnen van lutsenborch teenen wive. dat een vanden schoensten vrouwen is van deser contreyen Hierom anthonis en wilt dese presentacie niet versmaden Anthonis dit hoorende bepeysde hem een goede wile. ende doen antwoirde hi Bi mijnre trouwen heere ick en meynde in deser contreyen iet ghebleven te hebben. maer om deswille dat ic u toe gheseyt hebbe soe en sal icx u niet ontseggen Men doe de ioncfrouwen ontbieden want ghelievet gode en haer het ghelieft nu. Doen wart die ioncfrouwe ontboden met vij. vande meesten baroenen. ende als si gecomen was verhaelde ende vertelde sy haer dese materie: Ende eensgancs veranderde haer hair verwe veel rooder dan een roeze Ende als sy hemlieden te vollen verstaen hadde so antwoerde sy aldus Mijn lieve heeren ic danck ten vorsten gode ende sijnre moeder. ende daer na u vander eeren die mi gemoet want alsulcken scamelen weese als ic ben en is niet weerdich te geraken tot sulcker hoecheit: dats te hebben den fleur van allen ridderscape. ende de edelheyt van alle krestenheit Ende ter anderen syden so weet ic wel ende bekenne dat ghi die myn mannen syt in mijn stuc vele cleerder siet dan ik selve gedoen kan Ende dat ghi mi niet gherne raden en soud dat niet en ware tot mijnder eeren ende proffyte. ick en behoore noch ic en wille u niet ontseggen mer ic ben bereet om te volcomen uwe gheliefte

Toen riep de koning van Ansay alle baronnen van het land tot hem en zei. Mijn lieve heren, de tijd dat het ijzer heet is zo zal men het smeden. Al is is het dat ik geweest ben uw allen vijand en uw jonkfrouw, zo is het nochtans alzo gekeerd dat ik wel wilde haar eer en profijt doen en ook dat van u. God die u een mooi avontuur verleend heeft, kon gij het nemen in dank. Heer koning, spraken zij, zeg voort dat gij begonnen hebt, graag sprak de koning, we moeten zo veel doen dat Anthonis van Lusigne neemt uw jonkfrouw tot wijf en dat hij uw heer is. Zo mag je zeker zeggen dat gij geen maarschalk te doen hebt, want daar zal niemand zo stout zijn die uw kerken roven zal tegen zijn wil. Zij antwoorden allemaal. Heer koning, geliefde het Anthonis, wij waren dus allen wel tevreden. De koning zei, laat mij geworden, ik denk dat wel bij te brengen. Met dien ging hij tot Anthonis en zei hem aldus. Heer jonker, de baronnen van dit land bidden u minnelijk dat gij uw broeder en uw raad brengen wil in deze kamer: want zij begeren u te spreken tot uw profijt. Graag, zei Anthonis, en riep zijn broeder en de voor genoemde van zijn raad. En toen ze kwamen in de kamer deden zij hem alle hoffelijkheid zo dat betaamde. Toen zei de koning van Ansay tot de baronnen die daar waren, gij heren, deze 2 jonkers zijn gekomen tot uw ontbieden. Nu zeg ze waarom dat gij ze ontboden hebt. En zij antwoorden, heer koning, we bidden u hartelijk dat gij hen onze mening verklaren wil, want gij weet het beter te doen dan wij. Wel dan, zei de koning, en keerde hem tot Anthonis en zei aldus. Heer Anthonis, vrije edele heer, de baronnen van deze contreien hebben aangezien en gemerkt de grote eer die gij hun vrouwe en hun land gedaan hebt. En ook dat gij van hen niets hebben wilt. En zo hebben zij daarop gelet en bevinden het alzo dat ze in dat punt bleven staan dat van hun zijde de eer luttel bewaard zou wezen en daarom bidden zij u dat het u gelieve wil hen toe te staan een gift zonder dat het u iets kost. Bij mijn trouw, zei Anthonis, ist het enig ding dat ik behouden mijn eer doen mag, ik zal het graag toestaan. De koning zei, zij zoeken maar uw profijt en eer. Zo zeg dat, zei Anthonis. Maar jonker, sprak de koning, zij willen u geven hun jonkfrouw, de hertogin van Luxemburg tot een wijf, dat is een van de mooiste vrouwen van deze contreien. Hierom Anthonis, wil dit present niet versmaden. Anthonis die dit hoorde bedacht hem een goede tijd en toen antwoorde hij. Bij mijn trouw, heer, ik meende in deze contreien iets gebleven te hebben, maar om deswille dat ik u toe gezegd heb zo zal ik het u niet ontzeggen. Men liet de jonkfrouw ontbieden want gelieft het god en haar het gelieft u. Toen werd de jonkfrouw ontboden met 7 van grootste baronnen en toen ze gekomen was verhaalde en vertelde zij haar deze materie: En gelijk veranderde zich haar kleur veel roder dan een roos. En toen ze hen ten volle verstaan had zo antwoorde zij aldus. Mijn lieve heren, ik dank ten eerste god en zijn moeder en daarna u van de eren die mij doet, want al zulke schamele wees als ik ben is het niet waard te geraken tot zulke hoogheid: dat is te hebben de fleur van alle ridderschap en de edelheid van alle christenheid. En aan de andere kant zo weet ik wel en beken dat gij mijn mannen bent in mijn stuk het veel duidelijker ziet dan ik zelf doen kan. En dat gij mij niet graag aanraden zou dat niet wezen tot mijn eren en profijt. Ik behoor noch ik wil u niet ontzeggen, maar ik ben bereid om te volkomen uw gelieven.

Hoe anthonis trouwede kerstine hertoghinne van lutzenborch

Hoe Anthonis trouwde Kerstine, hertogin van Luxemburg.

etten cortsen gheseyt dese twee werden ondertrouwe gedaen met groter bliscapen ende des anderdaechs waaren sy ghetrout. ende daer af was die feeste seer rijckelicken ende costelicken met groter bliscapen vanden ghemeynen volcke als sy dat wisten. Op dien nacht besliep anthonis syn huysvrouwe ende ghewan aen haer eenen seer vromen sone die gheheeten wart bertrant. Dese feeste vander bruloft geduerde vx. dagen. ende anthonis gaf binnen dier tijt wech vele schoene ende rijckelicke ghiften: ende alle syn baenreheeren swoeren hem hulde ende manscap. ende daer na gaf hy den coninck van anssay orlof met sinen volcke weder te keerene tharen lande, daer so bleef bi anthonis een seker menichte van des conincs volcke in obstagien ghelijck voer besproken was int tracteren vanden peyse Ende so ghinc die hertoge mz sinen broeder ende met den coninck van anssay ende oec met den baroenen doer tlant besiende syn steden ende stercten ende stelde alle dinck in goeder ordinancien soe wel datse alle seyden dat het een die wyste prince was die sy oyt saghen Ende als hyt al gevisiteert hadde so keerde hi weder na lutzenborch daer hem die hertoghinne seer blydelicken ontfinc Ende doen wert hi van rade dz hi voerdaen dragen soude voir syne wapene den schijn van eenen leeuwe: so om der saken van sinnen hertoechdomme so oec om deswille dat hem die hertoghinne dies dicwylen daer te voren vermaent hadde ende ghebeden. ende also trocken sy weder te lutzenborch mz den coninc van anssay ende reynaut synen broeder Binnen deser wilen soe quam daer een bode van bemen van des conincx fredericx wegen. die broeders was van den coninck van anssay brenghende die tijnge hoe dat hem die heydenen ende die sarasinen beleyt hadden in syn stad van pragen. welcke coninc van bemen in synder tyt seer sterckelic hadde helpen houden en sustineren dat heylich kersten geloove tegens die sarasinen den coninck van crachouwe ende andere na gelandde. ende daerom waren die zarasinen in syn lant gecomen. ende die coninck frederick en was niet sterck ghenoech. ende daeromme was hij ghetrocken in syn stad te praghen mz eenen groten deel van synen edelinghen Dese coninc en hadde oec maer een eenige dochter teenen erfghename die gheheeten was aiglantine: dese bode hadde geweest te anssay ende daer wart hem geseyt hoe dat die coninc te lutzenborch was. Die coninc visiteerde de brieven ende verstaende hoe dat syn broeder in dien noot was. so seyde hi over luyt dathet elckerman verstaen mochte O fortune hoe ongestadich ende wantrouwich syde. sekerlijc hi is wel sot die hem betrout in u schoen toe segghen. Ten is doch niet lange gheleden dat ghy my vanden oppstersten van uwen raye geworpen hebbes tot den alder ondersten Ende ten es u noch niet genoech ghi en wilt my mijnen broeder die een vanden meesten coningen van kerstenrijc es, oec verdriven ende wt sinen rijcke stoeten op dat het van gode niet versien en worden Met dien so keerde hi hem tot den hertoge anthonis ende seyde Och edel ende vroem heere. nu ghaet my hoe lanc so qualicker. want uwe vroemheit ende macht en heeft my soe seer niet ghemat noch vermindt van mynen state ende eeren als mij nu ghebuert verdriets aen mijnen broeder een die alder beste man ende vroemste coninc die in allen onsen geslachte was ende die soe vromelicken voer theylige kersten gheloove gevochten heeft teghens die vianden gods Nu ghelieftet aldus gode dat ic hem geenssints te hulpen gecomen en kan tegens syn vianden. ende also syn wi beyde bedorven bi uwer vroemheit. niet doer u maer doer mijn dwaes bestaen. ende daerom heeft mi god ons heere gepinicht min dan ick verdient hebbe Ende begonst met desen te maken alsulcken rouwe dathet deerlic was om te siene

In het kort gezegd, deze twee werden ondertrouw gedaan met grote blijdschappen en de volgende dag waren ze getrouwd. Daarvan was het feest zeer rijk en kostbaar met grote blijdschappen van het gewone volk toen zij dat wisten. Op die nacht besliep Anthonis zijn huisvrouw en won aan haar een zeer dappere zoon die geheten werd Bertrant. Dit feest van de bruiloft duurde 15 dagen en Anthonis gaf binnen die tijd weg vele mooie en rijke giften: en al zijn baanderheren zwoeren hem hulde en manschap. Daarna gaf hij de koning van Ansay verlof met zijn volk weer te keren tot hun land. Daar zo bleef bij Anthonis een zekere menigte van de konings volk in gijzeling gelijk voor besproken was in behandelen van de vrede. En zo ging die hertog met zijn broeder en met de koning van Ansay en ook met de baronnen door het land bezien zijn steden en sterkten en stelde alle dingen in goede ordinantie en zo goed dat ze allen zeiden dat het een van de wijste prinsen was die zij ooit zagen. En toen hij alles gevisiteerd had zo keerde hij weer naar Luxemburg daar hem de hertogin zeer blijde ontving. En toen werd hij van raad dat hij voortaan dragen zou voor zijn wapen de schijn van een leeuw: zo vanwege de zaak van zijn hertogdom zo ook omdat hem de hertogin dat vaak daar tevoren vermaand had en gebeden. Alzo trokken zij weer te Luxemburg met de koning van Ansay en Reinout, zijn broeder. Ondertussen zo kwam daar een bode van Bohemen vanwege koning Frederik die broeder was van de koning van Ansay en bracht de tijding hoe dat zich de heidenen en de Saracenen belegerd hadden in zijn stad van Praag. De koning van Bohemen had in zijn tijd zeer sterk helpen houden en bijgestaan dat heilige christen geloof tegen de Saracenen en de koning van Krakau en andere buurlanden en daarom waren die Sarasijnen in zijn land gekomen en die koning Frederik was niet sterk genoeg en daarom was hij getrokken in zijn stad Praag met een groot deel van zijn edelingen. Deze koning had ook maar een enige dochter tot een erfgenaam die geheten was Aiglentine: deze bode was geweest te Ansay en daar werd hem gezegd hoe dat de koning te Luxemburg was. De koning visiteerde de brieven en verstond hoe dat zijn broeder in die nood was zo zei hij over luid zodat het elke man verstaan mocht. O fortuin, hoe ongestadig en wantrouwend ben je. Zeker hij is wel zot die zich vertrouwt in u mooie toezeggen. Het is toch niet lange geleden dat gij mij van het opperste van uw rad geworpen hebt tot het aller onderste. En het is u noch niet genoeg, gij wil me mijn broeder die een van de grootste koningen van christenrijk is ook verdrijven en uit zijn rijk stoten opdat het van god niet voorzien wordt. Met dien zo keerde hij hem tot de hertog Anthonis en zei. Och edele en dappere heer, nu gaat me hoe lang hoe meer kwalijker, want uw dapperheid en macht heeft me zo zeer niet afgemat noch verminderd van mijn staat en eren als mij nu gebeurt verdriet aan mijn broeder, een van de aller beste man en dapperste koning die in al ons geslacht was en die zo dapper voor het heilige christen geloof gevochten heeft tegen de vijanden van god. Nu gelieft het aldus god dat ik hem geenszins te hulp komen kan tegens zijn vijanden en alzo zijn we beiden bedorven door uw dapperheid en niet door u maar door mijn dwaas bestaan. Daarom heeft mij god onze heer gepijnigd minder dan ik verdiend heb. En begon hiermee te maken al zulke rouw dat het deerlijk was om te zien.

ANthonis hoorende was seer droevich als hi dese claghe verstont vanden coninc van anssay Segt my sprak anthonis waer om ghy aldus droevich syt. Die coninc antwoerde aldus. daer hebbe ick groote redenen toe. ende met dien gaf hi anthonise den brief seggende. beziet in wat node dz myn broeder is. dien ic niet gehelpen noch ghetroesten en kan want ghi hebt alle mijn macht bescaemt. Ende als anthonis den brief visiteerde soe sach hi in wat armoeden ende verdriete dat die coninc zelodus van crachouwen hielt den coninc frederic van bemen binnen der stad van pragen. al daer hi maer voir iij. oft iiij. maenden vitaellie en hadde als de brief luydende was Anthonis die hertoghe dit verstaende wart seer beroert ende beweecht wt compassien. ende dacht in hem selven. hoe de sarasinen noch ontghelden souden die pyne die si den kerstenen aen deden Ende sprak den coninc hem aldus vragende Heer coninc oft ic u woude helpen secoureren uwen broeder en soud ghyer niet willen gaen Doen die coninc dz hoord viel hi op syn knyen. ende seyde: heere wildi mi die gracie doen ick zwere dat ick reynaut uwen broeder coninc van bemen maken sal naden overlydene van mijnen broeder den coninc die bi na twintich iaren ouders is dan ick: want weet dz mijn broeder gheen oorije oft erfgenaem en heeft dan alleen een schoen dochter die geheeten is ayglentine ende mach oud wesen omtrent xv,iaren. die welck ic uwen broeder gheven sal. op dathet u gelieft Bi mijnder trouwen seyde die hertoge anthonis ic consenteret oec Gaet henen ghi sprac anthonis in anssay en versaemt u volc ende syt hier binnen iij. weken weder ende coemt logeren in dit velt in u tenten die daer noch staen ende dair en binnen sal ic myn volc ontbieden die inder reisen syn inder lesse daer men mogengelyc ghedaen heeft Die coninc antwoerde Her hertoge dat moet u god loenen die om onsen wille gestorven es Die coninc nam met dien orlof aen hem allen ende trac henen met synen gesinne tsinen lande waert van anssay als een bedroeft man van synen verliese. ende weder verblyt van den secourse dz hem die hertoge anthonis toe geseyt hadde Als die coninck in syn lant quam wart hi hoechlicken willecome gheheeten van synen baroenen. ende ghinc eensgancx besuecken metidee syn dochtere die noch gheen twee iaren oudt en was ende keerde daer na weder tot synen baroenen hem vertellende syne gheschiedenisse. ende hoe hi synen broeder weder moeste te hulpen trecken: ende hoe dat die hertoge anthonis ende reynaut syn broeder hem oec souden helpen met al harer macht Soe hopen wi allen spraken die baroenen dat het wel vergaen sal tot uwen proffyte. want haerlieder macht en sullen die heydenen niet wel wederstaen konnen Wel dan heere spraken sy doet uwe mandementen ontcommeren want wij willen allegader met u gaen Die coninck dede also. als dat hi in corter stont vergaderde wel vi. duysent oft vij. dusent vechtender mannen Doen liet hy syn lant voert wel bewaert ende besorcht. ende nam sinen wech met dien volcke na lutzenborch so dat hijer binnen iij. weken quam in syn tenten die hi daer ghelaten hadde Daer vergaderden mede des hertoghen lieden die inder orloghen geweest waren: also datse oec wel v. duzent sterc waren geredend mannen van wapenen: ende ander half duizent arbalestriers ende archiers. sonder die ghene te tellen die van lutzenborch waren dier oec omtrent ij. duysent waren. niet te min. die hertoge en nam van dien maer een duyzent mede. ende liet die andere ten bescudden van den lande met noch eenen baroen van poytau geheeten die heere van aigrimont. dien hi dat seer nernstelicken beval

Anthonis die dit hoorde was zeer droevig toen hij deze klacht verstond van de koning van Ansay. Zeg me, sprak Anthonis, waarom gij aldus droevig bent. De koning antwoorde aldus, daar heb ik grote reden toe en met dien gaf hij Anthonis de brief en zei, beziet in wat nood dat mijn broeder is die ik niet helpen noch troosten kan want gij hebt al mijn macht beschaamd. En toen Anthonis de brief visiteerde zo zag hij in wat armoede en verdriet dat de koning Zelodus van Krakau hield koning Frederik van Bohemen binnen de stad van Praag al daar hij maar voor 3 of 4 manden voedsel had zoals de brief luidde. Anthonis de hertog die dit verstond werden zeer bewogen uit medelijden en dacht in zichzelf hoe de Saracenen noch ontgelden zouden de pijn die ze de christenen aandeden. En sprak de koning en vroeg hem aldus. Heer koning of ik u wilde helpen bijstaan uw broeder zou gij er niet willen gaan. Toen die koning dat hoorde viel hij op zijn knieën en zei: heer wil je mij die gratie doen, ik zweer dat ik Reinout, uw broeder, koning van Bohemen maken zal na het overlijden van mijn broeder de koning die bijna twintig jaren ouder is dan ik: want weet dat mijn broeder geen orie of erfgenaam heeft dan alleen een mooie dochter die geheten is Aiglentine en mag oud wezen omtrent 15 jaren die ik uw broeder geven zal opdat het u gelieft. Bij mijn trouw, zei die hertog Anthonis, ik stem het ook toe. Gaat henen gij, sprak Anthonis in Ansay en verzameld uw volk en wees hier binnen 3 weken weer en kom logeren in dit veld in uw tenten die daar noch staan en ondertussen zal ik mijn volk ontbieden die in de reizen zijn in de lessen daar men mogelijk iets gedaan heeft. De koning antwoorde. Heer hertog, dat moet u god lonen die om onze wil gestorven is. De koning nam met dien verlof aan hen allen en trok heen met zijn gezin tot zijn land waart van Ansay als een bedroefde man van zijn verlies en weer verblijd van de bijstand die hem de hertog Anthonis toegezegd had. Toen de koning in zijn land kwam werd hij zeer welkom geheten van zijn baronnen en ging gelijk bezoeken Metidee, zijn dochter, die noch geen twee jaren oud was en keerde daarna weer tot zijn baronnen en vertelde hun zijn geschiedenis en hoe hij zijn broeder weer moest te hulp trekken: en hoe dat de hertog Anthonis en Reinout, zijn broeder, hem ook zouden helpen met al hun macht. Zo hopen wij allen, spraken de baronnen, dat het goed vergaan zal tot uw profijt. Want van hun macht zullen de heidenen niet goed weerstaan kunnen. Wel dan heer, spraken zij, doet uw mandementen ontzorgen wij willen allemaal met u gaan. De koning deed alzo als dat hij in korte stond verzamelde wel 6 000 of 7 000 vechtende mannen. Toen liet hij zijn land voort goed bewaard en verzorgd en nam zijn weg met dat volk nar Luxemburg zodat hij er binnen 3 weken kwam in zijn tenten die hij daar gelaten had. Daar verzamelde mede de hertog lieden die in de oorlogen geweest waren: alzo dat ze ook wel 5 0000 sterk waren gerede mannen van wapenen: en anderhalf duizend voetboogschutters en boogschutters, zonder diegene te tellen die van Luxemburg waren die er ook omtrent 2 000 waren. Niettemin, de hertog nam van die maar een duizend mee en liet die anderen te behoeden het land met noch een baron van Poitou geheten de heer van Agrimont die hij dat zeer vlijtig beval.

Hoe anthonijs die hertoge aender hertoghinnen orlof nam ende met synen here trac te pragen waert

Hoe Anthonis, de hertog, van de hertogin verlof nam en met zijn leger naar Praag trok.

ALs die hertoghe orlof nam aender hertoginne so was sy seer droevich ende hoe seere noede dz syt nam so bat sy hem nochtans dat hy weder quame also corts als hi emmermeer mochte. Hi beloefde haer dat hyt doen soude. ende beval haer datse emmers haer ende harer vruchten gade soude slaen. ende oft god gheeft dathet een sone is: doetet doopen ende den naem gheven bertrant Mijn heere sprack sy alsoe het u ghelieft so saelt gheschieden. ende met dien omhelsden sy malckanderen. ende hy schiet doen van haer ende ghinc tsynen volcke waert. ende dede die trompetten slaen. ende terstont begonst dat heer te vertrecken. die avantgaerde vore die den coninc van anssay beleydde. ende reinaut van lusignen die geseten was op eenen hoghen hengst al ghewapent. wt genoemen vander hootwapenen: ende hielt in syn hant enen grote stoc. ende ordineerde syn volc seer wyslicken ende scheen wel een prince van hoeger weerde en bestane Na der avantgaerde so volchden die sommierpaerden ende bagaigien: ende daer na die groote bataillie. Ende daer na die achtergaerde die anthonis die hertoghe selve beleydde. want hi hadde ghehoort dat in dat lant vele grooter rovers ende moerdenaers waren: niet te min hi ontboet van casteele ten casteele, bi alsoe daer yemant ware die hem yet name van den synen oft van syne volcke hi souder alsulcker iusticie over doen datter hem andere by spieghelen soude ende also leed hi alle die leisse doer datter noyt mensch en was die hem yet af nam Ende quam also op eenen avonstond logieren voer aken met allen synen here Daer schencten hemdie van aken groote rijckelicke ghiften daerse anthonis grootelijcken af bedancte ende boet hem synen dienst op dat sys te doen hadden Ende smerghens vroech verlogierde hi na dat die misse ghedaen was ende reysde so verre dat hi corts dair na quam nederslaen opten rijn. dat een groote riviere is in dwelc die van colene grote swaricheyt maecten om theer te laten passeren doer tstad over twater Anthonis en was niet wel te vreden dat die van colene aldus onwillich vielen om hem ende syn heer te laten passeren. waerom hi hem ontboet wel herdelijc hoe hi inden wille was om op te slane de siege die de coninc van crachouwen met lxxx dusent sarasinen gheslagen hadde voer pragen daer de coninc van bemen inne beleyt was Ende datse hem hierom lieten weten weder sy vander sarasinen partie waren op dat hi weten mochte wat hem toe doene stont Ende oeck dat hi ondancs van hem wel passagie crighen soude: maer niet soe nae als doer haer stad Als die van colen dat verstonden ende datse wel onderwesen waren van deser ij. ghebroeders felheyt soe waren sy seer begaen ende seyden daeromme eensgancs vier van haren notabelsten borgheren tot den hertoge anthonise. die welcke hem met oetmoedicheden bewesen grote eere ende reverencie. hem utermaten seer verwonderden van synder felheyt ende continancien ende seyde hem aldus Edelen ende mogende heere die borghers vander stadt van colene hebben ons gesonden tuwaerts. ende ontbieden datse u gherne selen laten passeren doer haer stad. bi also ghy hem versekert dat ghi hen bi u noch bi uwen volcke gheen scade aen en sal doen Bi mijnre trouwen antwoerde anthonis hadde ic des wille ghehadt. ick haddet hem langhe te weten oft te kennen ghegheven. ende oec ic en hebbe daer toe gheen redene. want ic en weet niet dat si mi oyt misdeden noch den mynen Sy gheven mi redene om te peynsene datse my misdaen moet hebben. oft dat ick hem misdaen moet hebben: indien sy mi voertkeeren het beletsel. ganck henen ende segt hem. ten sy dz sy mi kennen mesdadich teghen mynen heer vader van ouden tiden daer af alnoch negeen acccordt gemaect en is. datse mi coenlicken laten passeren oft dat syt mi laten weten. hier mede namen die borghers orlof ende deden dit den anderen te wetene. die welcke daer op vergaderden haren raet ende de ouden. ende en bevonden niet datse oyt twist gehadt hadden met aen hertoghen van lutzenborch oft haren vrienden ende geallierden Ende want hi also vroem ende notable was dat sijnen souden laten passeren dwelc sy hem also ontbonden. ende seinden hem metten selven vele schoender ghiften. ende oeck havere wijn vleesch ende ander vitaillie mz groten hoope Doen anthonis der hertoghe des ghewaer wart dancte hi se seer. ende was wel blyden dat die van colene sijne vrienden waren: ende ontboet hem weder soe wanneer sy synre te doen hadden hi ware tharen besten met alle synre macht. ende voert versach hi rijckelijcken die ghene die hem de presenten ghebracht hadden. die emmers also vele weert waren als die presenten die hem bider stad gesonden waren. want hi en woude niet dat die borgers meynen mochten dathi iet hebben woude vanden haren. dwelc men hem toescreef al tot grooter eeren. Tis waer dathet heer dien nacht bleef voer de stad van colene. al dair hem tvolck wel te gemaecke dede en verversche van des hen behoefde uter stad Des anderdaecht tsmerghens wel vroech quam die hertoge in de stadt omtrent met twee hondert mannen van wapenen. ende verboet hemlieden op hair lyf datse niemande niet nemen en souden sonder betalen Daer passeerde die avantgaerde in schoenre ordinancien so dat die vander stad seyden dz sy noyt volc en saghen in so proper den ordinancien Hier na passeerde die bagaigie. ende logeerden allegader aen dese syde vander rivieren lancs het water: ende het was wel vespertyt. eer al sie sommagie passeerde. dien nacht bleef de hertoghe selve logierende te colene binnen ende met hem een groot deel vander achtergaerden. al dair men hem bewees grote eere ende daer schencte hi een maeltyt voer die vrouwen ende ioncfrouwen ende voer die borgheren ende edelingen vander stad. ende na den etene bedreef men daer vele ghenuechten. ende ten scheydene en was daer geen vrouwe noch ioncfrouwe hi en gaf hair en schoen iuweel na die weerde van haren persoene: ende alsoe dede hy sommighen vanden burghers oeck ende besonder den edelen ende schiltboertighen mannen. alsoe dat sy hem so lief ghecreghen datse wel gewilt hadden dathet haer heere gheweest ware

Toen de hertog verlof nam aan de hertogin zo was zij zeer droevig en hoe zeer node dat zij het nam zo bad zij hem nochtans dat hij weer kwam alzo gauw als hij immermeer mocht. Hij beloofde haar dat hij het toen zou en beval haar dat ze immers haar en haar vrucht gade zou slaan en of god geeft dat het een zoon is: laat het dopen en de naam geven Bertrant. Mijn heer, sprak zij, alzo het u gelieft zo zal het geschieden en met dien omhelsden zij elkaar en hij scheidde toen van haar en ging tot zijn volk waart en liet de trompetten slaan en terstond begon dat leger te vertrekken. De voorhoede voor die de koning van Ansay leidde en Reinout van Lusigne die gezeten was op een hoge hengst geheel gewapend, uitgezonderd van de hoofdwapens: en hield in zijn hand een grote stok en ordineerde zijn volk zeer wijs en scheen wel een prins van hoge waarde en bestaan. Na de voorhoede zo volgden de pakpaarden en de bagage: en daarna het grote bataljon. En daarna de achterhoede die Anthonis de hertog zelf leidde want hij had gehoord dat in dat land vele grote rovers en moordenaars waren: niettemin hij ontbood van kasteel tot kasteel of er iemand was die iets nam van de zijne of van zijn volk, hij zou er al zulke justitie over doen dat er zich anderen bij spiegelen zouden en alzo ging hij alle dat gebied door dat er nooit een mens was die hem iets af nam. En kwam alzo op een avondstond logeren voor Aken met al zijn leger. Daar schonken hun die van Aken grote rijke giften waar Anthonis ze zeer van bedankte en bood hun zijn dienst aan op dat ze het te doen hadden. En ‘s morgens vroeg verplaatste hij nadat de mis gedaan was en reisde zo ver dat hij kort daarna kwam neerslaan op de Rijn dat een grote rivier is waarin die van Keulen groot bezwaar maakten om het leger te laten passeren door de stad over het water. Anthonis was niet goed tevreden dat die van Keulen aldus onwillig vielen om hem en zijn leger te laten passeren, waarom hij hen wel hard ontbood hoe hij in de wil was om op te slaan het beleg die de koning van Krakau met 80 000 Saracenen geslagen had voor Praag daar de koning van Bohemen in belegerd was. En dat ze hem hierom lieten weten weer zij van de Saracenen partij waren op dat hij weten mocht wat hem te doen stond. En ook dat hij ondanks van hen wel passage krijgen zou: maar niet zo nabij als door hun stad Als die van Keulen dat verstonden en dat ze goed onderwezen waren van deze 2 gebroeders felheid zo waren zij zeer begaan en zonden daarom gelijk vier van hun notabelste burgers tot hertog Anthonis die zich met hen verootmoedigde en bewezen grote eer en reverentie en zich uitermate zeer verwonderden van zijn felheid en gemoed en zeiden hem aldus. Edele en vermogende heer, de burgers van de stad van Keulen hebben ons gezonden tot u waart en ontbieden dat ze u graag zullen laten passeren door hun stad, bij alzo gij hen verzekerd dat gij hen bij u noch bij uw volk geen schade aan zal doen. Bij mijn trouw, antwoorde Anthonis, had ik de wil gehad, ik had het hen lang laten weten of te kennen gegeven en ook heb ik daartoe geen reden want ik weet niet dat ze mij ooit misdeden noch de mijne. Zij geven mij reden om te peinzen dat ze me misdaan mochten hebben of dat ik hen misdaan mocht hebben: indien zij mij het voortgaan beletten. Ga henen en zeg het hen tenzij dat zij mij kennen misdadig tegen mijn heer vader van oude tijden waarvan al noch geen akkoord gemaakt is en dat ze mij koen laten passeren of dat ze het mij laten weten. Hiermee namen de burgers verlof en lieten dit de anderen weten die daarop vergaderden hun raad en de ouden en bevonden niet dat ze ooit twist gehad hadden met de hertog van Luxemburg of hun vrienden en geallieerden. En omdat hij alzo dapper en notabel was dat zij hem zouden laten passeren wat zij hem alzo ontbonden en zonden hem gelijk vele mooie giften en ook haver, wijn, vlees en ander voedsel met grote hopen. Toen Anthonis de hertog dat gewaarwerd bedankte hij ze zeer en was wel blijde dat die van Keulen zijn vrienden waren: en ontbood hen weer zo wanneer zij hem te doen hadden, hij kwam hen te beste met al zijn macht en voort voorzag hij rijk diegene die hem de presenten gebracht hadden die immers alzo vele waard waren als de presenten die hem van de stad gezonden waren. Want hij wilde niet dat de burgers menen mochten dat hij iets hebben wilde van dat van hen. Wat men hem toeschreef al tot grote eer. Het is waar dat het leger die nacht bleef voor de stad van Keulen al daar zich het volk wel te gemak deed en ververste van dat hen behoefde uit de stad.

De volgende dag ‘s morgens wel vroeg kwam die hertog in de stad omtrent met tweehonderd mannen van wapenen en verbood hen op hun lijf dat ze van niemand iets nemen zouden zonder betalen. Daar passeerde de voorhoede in mooie ordinantie zo dat die van de stad zeiden dat zij nooit volk zagen in zo goede ordinantie. Hierna passeerde de bagage en logeerden allemaal aan deze zijde van de rivier langs het water: en het was wel vespertijd eer al de pakpaarden passeerden. Die nacht bleef de hertog zelf logeren te Keulen binnen en met hem een groot deel van de achterhoede al daar men hem bewees grote eer en daar schonk hij een maaltijd voor de vrouwen en jonkvrouwen en voor de burgers en edelingen van de stad. Na het eten bedreef men daar vele genoegens en ten scheiden was daar geen vrouwe noch jonkvrouw, hij gaf ze een mooi juweel naar de waarde van hun persoon: en alzo deed hij sommigen van de burgers ook en vooral de edelen en schildboortige mannen. Alzo dat zij hem zo lief kregen dat ze wel gewild hadden dat het hun heer geweest was.

Des anderdaechs smergens passeerde die grote baillie ende dair na die achtergaerde in schoenre ordinancien ende logeerden doen over den rijn. ende die hertoghe nam doen orlof aen die van der stad ende danctese seer van der eeren die sy hem gedaen hadden Die vander stad riepen alle ghemeynlicken met luder stemmen Och edele heere die stad ende wi alle syn tuwen besten boven allen anderen heren hier omtrent ons geseten: ende daerom so en spaert ons niet in alle des wi vermoghen tuwaerts Ende alsoe schiet hi van daer en ghinc tsynen volcke waerts. Des anderdaechs als die hertoge vander missen ghecomen was ende dat hi hadde doen trompetten ende die avantgaerde op den wech gestelt. so quamen daer vander stad iiij. ridders wel opgeseten ende gewapent wt ghenomen van hoetwapenen ende stonden af voer des hertoghen logijs met vier hondert mannen van wapenen ende hondert alabastirers die hem volchden. Daer groetten die ridders anthonise de hertoge hem seggende voert aldus Herde mogende ende edele hertoghe die stad van colene ghebiet haer tuwer goeder gracien Ende doer die grote edelheyt die sy in u gesien hebben. so begheren sy te wesene uwe goede vrienden: ende in dien ghise hebt in goede recommandancien. so sende sy u iiij. hondert manne van wapenen ende en hondert arbalastriers al toe gemaect voer u. maenden betaelt om met u te trecken. over al daert u gelieft. die hertoge danctse seer. Ende hietse willecome. seggende voert hoe hem die heuscheit nz en stont te wedersegghen Weet voerwaer dz ic die niet en sal vergeten in toecomende tijden. Heer spracker en van van hemlieden. wi weten alle die weghen van hier tot in crachouwen Ende daerom eest van node dat wi u gheleyde want wi kennen alle die weghen ende rivieren. Die hertoghe antwoerde hoe hem dz niet scaden en mochte: ende daerom en woude hys niet ontseghen alst tijt wesen soude Doen dede hi die stellen in ordinancien ende ontfinc se onder syn baniere Ende doen brac tgheele heer op ende reysden voert sonder ophouwen tot datse quamen in beieren bi eenre stad gheheeten noirenberch. Daer was hertoech otte mz groten volcke. want hi hem seer ontsach voer conink zelodus van crachouwen die den coninc frederijck van bemen beleyt hadde. want hy hadde bi hem wel tachtentich duysent heydenen. ende het was des hertogen otte sorghen dat die coninc zelodus hem soude voert comen overloepen als hi coninc fredric tonderbracht hadde Ende daerom hadde hi alle synen raet vergadert om te weten wat hi best doen mochte

Met dien soe quam daer een oudt riddere die bi hertoge otte was ende seyde tot hem aldus Mijn heere ick coeme wt der maertsen van almaengien. ende soe suldi weten hoe dathem op de reise stelde een groot here om herwaerts te comene. ende brengt met hem die heerlicste mannen van wapenen die ic oyt gesach. ende ick en weet niet waer sy henen willen anders dan sy het hoot herwarts hebben Mij gheeft wondere sprac hertoge otte wat volc dathet wesen mach. want dat die coninc van anssay deser wylen niet en hadde ghehad alsulcken nederlaghe. soe mocht ick dencken dat hyt ware die den coninc frederic sijnen broedere quame helpen teghens die sarasynen Bi minder trouwen waer hijet gheweest ick trocke met hem om te secoureren Heer sprac die ridders het waer goed gheweten wat volc dathet ware ende oftse u niet dan goet en willen Die hertoghe seyde. Ghij sulter gaen in dien ghise gesien hebt Die ridder viel ghereet ende reysde tot dat hi het heer weder vant in de diepte van eenre valleyen op een riviere. daer sach hi van boven alle die ghereetscap van cokengewande. hi sach die perden voederen. hi sach der mannen van wapenen met hoepen rijden haer harnasch proeven. met lancien met gheschutte ende met targyen. ende in alle andere manieren Bij mijnder trouwen seyde die selve riddere dits doch een edel continacien van volc van wapeeten sy seker gheen leerkinderen van haren ambachte Doen sach hi voert ter rechter hant op eene cleyne berch daer wel vijf hondert mannen van wapenen. ende sach die wake houden ende die acouters omtrent den here ryden ende keeren

Hi ghinck voert tot int heer. ende vraechde na den ghenen die het bestier vanden heer hade. ende eensgancs wart hi ghebracht voer anthonise de hertoge. ende als hi hem sach wart hi seer verscrict van sinen fautzoene Niet te min hi groeten oetmedelicken ende seyde aldus Mijn heere hertoghe otte van beyeren seyndt my aen u heere. om te wetene wat ghi hier suect in syn lant ende oft ghi hem yet anders wilt dan goet: want sonder niet en brengdij sulcdanighen gheselcap met u Anthonis antwoerde hier op aldus. ganc henen segt uwen heere dat ic hem noch synen lande niet dan alle goet en wille Ende segt hem voert dathet syn die coninck van ansay anthonis van lutzenborch: ende reinaut syn broeder. ende meer andere baroenen ridderen ende schiltknechten. die den coninc van bemen te hulpen comen die nu vanden sarasinen beleghen is in syn stad te pragen Die ridder seide ons lieve heere god laet u uwen wech volbrenghen trect inden naem des heren. ic saelt mynen here gaen kondighen. ende alsoe dede die ridder ende seyt synen here van woerde toe woerde alle tghene dat hi ghesien hadde ende seyde voert hoe dathet die ontsienste mannen waren die hi oyt gesach. ende verhaelde hem voert van anthonis fellen ghesichte ende vandan fatsoene vanden here Bi mijnder trouwen sprac hertoge otte van beyeren. het moet wel groote edelheyt wesen desen tween ghebroeders hier toe beroeren datse van so verre landen comen om aventuere te suecken ende het moet wel in hemlieden grote duecht wercken dat sy comen secouren den coninc van bemen tegens die vianden ons heeren ijsu christi Ick gheloeve gode dathet oec sonder my niet wesen en sal want het soude my anders grootelic te verwiten staen aengemerce dathet mijn neve is. ende dat mijn lant so na synen rijcke gelegen is. ende dat hem die vreemde te hulpen comen van so verre landen De hertoge otte dede so vele dat hi vergaderde omtrent iij. oft iiij duisent vechtende mannen Met den cortsten het heer vertrac ende passeerde voer noiren berch Doen sloech hertoge otte wt met eenen schonen gheselscape ende quam hem vertoenen die coninc van anssay ende oec antonise die seer blidelicke ontfingen. ende also reden sy vi. dagen lanc

De volgende dag ‘s morgens passeerde het grote bataljon en daarna de achterhoede in mooie ordinantie en logeerden toen over de Rijn en de hertog nam toen verlof aan die van de stad en dankte ze zeer van de eren die zij hem gedaan hadden. Die van de stad riepen algemeen met luide stemmen. Och edele heer, de stad en wij allen zijn tot uw besten boven alle anderen heren hier omtrent ons gezeten: en daarom zo spaar ons niet in alles dat we vermogen tot u waart. En alzo scheidde hij van daar en ging tot zijn volk waart. De volgende dag toen de hertog van de mis gekomen was en dat hij had laten trompetten en de voorhoede op de weg gesteld had zo kwamen daar van de stad 4 ridders goed opgezeten en gewapend, uitgezonderd van hoofdwapens, en stegen af voor het logies van de hertog met vierhonderd mannen van wapen en honderd voetboogschutters die hen volgden. Daar groette de ridders Anthonis de hertog en zeiden hem voort aldus. Erg vermogende en edele hertog, de stad van Keulen gebiedt zich tot uw goede gratie. En door de grote edelheid die zij in u gezien hebben. Zo begeren zij te wezen uw goede vrienden: en indien gij ze hebt in goede aanbeveling zo zenden zij u 400 mannen van wapens en en honderd voetboogschutters geheel uitgerust voor u. Maanden betaald om met u te trekken overal daar het u gelieft. De hertog dankte ze zeer en zei ze welkom en zei voort hoe hem die hoffelijkheid niet stond te weerspreken. Weet voorwaar dat ik dat niet zal vergeten in toekomende tijden. Heer, sprak er en een van hen, we weten alle wegen van hier tot in Krakau. En daarom is het nodig dat we u geleiden want we kennen alle wegen en rivieren. De hertog antwoorde hoe hem dat niet schaden mocht: en daarom wilde hij het niet ontzeggen als het tijd wezen zou. Toen liet hij die stellen in ordinantie en ontving ze onder zijn banier. En toen brak het hele leger op en reisde voort zonder ophouden totdat ze kwamen in Beieren bij een stad geheten Nürnberg. Daar was hertog Otto met groot volk want hij zich zeer ontzag voor koning Zelodus van Krakau die koning Frederik van Bohemen belegerd had. Want hij had bij hem wel tachtigduizend heidenen en het was de hertog Otto zorg dat koning Zelodus hem zou voort komen overlopen als hij koning Frederik ten onder gebracht had. En daarom had hij al zijn raad vergaderd om te weten wat hij best doen mocht.

Met dien zo kwam daar een oude ridder die bij hertog Otto was en zei tot hem aldus. Mijn heer, ik kom uit de streken van Allemagne en zo zal je weten hoe dat zich op de reis stelde een groot leger om herwaarts te komen en brengt met hen de heerlijkste mannen van wapenen die ik ooit zag en ik weet niet waar zij heen willen, anders dan zij het hoofd herwaarts hebben. Mij geeft wonder, sprak hertog Otto, wat volk dat het wezen mag. Want dat de koning van Ansay deze tijden niet had gehad al zulke nederlaag zo mocht ik denken dat hij het was die de koning Frederik, zijn broeder, kwam helpen tegen de Saracenen. Bij mijn trouw, was hij het geweest, ik trok met hem om te bij staan. Heer, sprak die ridder, het was goed te weten wat volk dat het was en of ze u niets dan goed willen. De hertog zei. Gij zal er gaan daar ge ze gezien hebt. De ridder viel gereed en reisde totdat hij het leger weer vond in de diepte van een vallei op een rivier. Daar zag hij van boven allen het gereedschap van keuken gewand. Hij zag de paarden voederen, hij zag de mannen van wapenen met hopen rijden hun harnas beproeven, met lansen, met geschut en met schilden en in alle andere manieren. Bij mijn trouw, zei die ridder, dit is toch een edele bevrediging van volk van wapenen, zij zijn zeker geen leerkinderen van hun ambacht. Toen zag hij voort ter rechterhand op een kleine berg daar wel vijfhonderd mannen van wapenen waren en zag de wacht houden en die bespieders omtrent het leger rijden en keren.

Hij ging voort tot in het leger en vroeg naar diegene die het bestuur van het leger had en gelijk werd hij gebracht voor Anthonis de hertog en toen hij hem zag schrok hij zeer van zijn vorm. Niettemin hij groette hem ootmoedig en zei aldus. Mijn heer, hertog Otto van Beieren, zendt me aan u heer om te weten wat gij hier zoekt in zijn land en of gij hem iets anders wil dan goed: want niet zonder reden breng je dusdanig gezelschap met u. Anthonis antwoorde hierop aldus. Ga heen en zeg uw heer dat ik hem noch zijn land niet dan alle goed wil. En zegt hem voort dat het zijn de koning van Ansay, Anthonis van Luxemburg en Reinout, zijn broeder, en meer andere baronnen, ridders en schildknechten die de koning van Bohemen te hulp komen die nu van de Saracenen belegerd is in zijn stad te Praag.

Die ridder zei, onze lieve heer god laat u uw weg volbrengen en trek in de naam van de heer. Ik zal het mijn heer gaan verkondigen. Alzo deed die ridder en zei het zijn heer van woord tot woord al hetgeen dat hij gezien had en zei voort hoe dat het de meest ontzien mannen waren die hij ooit zag en verhaalde hem voort van Anthonis felle gezicht en van de vorm van het leger. Bij mijn trouw, sprak hertog Otto van Beieren, het moet wel grote edelheid wezen dat deze twee gebroeders hiertoe bewogen zijn dat ze van zo verre landen komen om avontuur te zoeken en het moet wel in hen grote deugd werken dat zij komen bijstaan de koning van Bohemen tegen die vijanden van onze heer Jezus Christus. Ik beloof god dat het ook zonder mij niet wezen zal want het zou me anders zeer te verwijten staan, gemerkt dat het mijn neef is en dat mijn land zo nabij zijn rijk gelegen is en dat hem die vreemde te hulp komen van zo verre landen. De hertog Otto deed zo veel dat hij verzamelde omtrent 300 of 400 000 vechtende mannen. In het kort, het leger vertrok en passeerde voor Neurenberg. Toen sloeg hertog Otto uit met een mooi gezelschap en kwam zich vertonen de koning van Ansay en ook Anthonis die hem zeer blijde ontvingen en alzo reden zij 6 dagen lang.

Van coninc frederic van bemen hoe hi beleghen was

Van koning Frederik van Bohemen hoe hij belegerd was.

Die coninc van chrachouwen was so machtich dz die coninck van bemen niet wel wt en dorste coemen. niet te min dair gevielen vele scermutsingen den meesten tyt alle dagen eens Int stad waren omtrent hondert mannen van wapenen wt ongeryyen seer vrome ridders waren die den vianden groote scade beiaechden wantse dagelycs wt quamen scermutzen. soe gebuerdet dz op eenre mergenstont vroech die heydenen schermutzen voir die stad. ende die vander stad lieten hair bruggen neder vallen ende deden haer poerten ende draybomen open. ende die coninc trac wt met schoenen geselscape ende dreven die heydenen wech al tot haren logizen toe De coninc van crachouwe was op dat pas geseten op eenen hogen hengst syn baniere voer hem int velt verselscapt wel met xv. duysent sarasinen ende quam in schoender ordinancien te bataillien waert. daer was groot ghevecht. niet te min onsen lieden beviel ten laesten het velt te ruimen al tot den drayboemen toe Die coninc frederic van bemen siende dat de coninc van chrachouwen syn volk zeer beschadichde gaf synen volcke confoert ende goeden moet ende stac syn paert met sporen voir ridende seer nernstilicken het zweert inde hant hebbende ende sloech den coninc van crachouwen op syn hooft mz sulcker macht dz hi neiche op syns peerts hals. ende hadde bi na ter aerden gevallen want hi beyde syn stegelreepen ghemiste. maer syn volc wart des terstont ghewaer ende quamen hem te helpen Coninc frederic sloeg hier om eenen heydenen dat hi doot der aerden viel. Hier en binnen quam die coninc van crachouwe tot hem selven ende sach dat coninc frederic syn volc beschadichde wairom hi synen wech nam te hemwaerts met enen scarpen strale ende sloech dz met crachten inden coninck van bemen soe styf dathet hem doerghinc Met dien soe zanck die coninc van bemen terneder als die gene die hemniet langher onthouden en conste vander doot. Doen was tvolc seer verslagen ende droevich. ende pynden hem weder ter stad in. ende hieven de brugghe op ende sloten die poerten ghelyc die ghene die seer bedroeft waren

De koning van Krakau was zo machtig dat de koning van Bohemen niet goed uit durfde te komen. Niettemin daar gevielen vele schermutselingen en de meeste tijd alle dagen eens. In de stad waren omtrent honderd mannen van wapenen uit Hongarije dat zeer dappere ridders waren die de vijanden grote schade berokkenden want ze kwamen dagelijks uit schermutselingen. Zo gebeurde het dat op een morgenstond vroeg de heidenen schermutselden voor de stad en die van de stad lieten hun bruggen neer vallen en deden hun poorten en draaibomen open en de koning trok uit met mooi gezelschap en dreven de heidenen weg al tot hun logies toe. De koning van Krakau was op dat pas gezeten op een hoge hengst en zijn banier voor hem in het veld en vergezelschapt wel met 15 000 Saracenen en kwam in een mooie ordinantie ter strijd waart. Daar was groot gevecht. Niettemin onze lieden beviel tenslotte het veld te ruimen al tot de draaibomen toe. De koning Frederik van Bohemen zag dat de koning van Krakau zijn volk zeer beschadigde gaf zijn volk comfort en goede moed en stak zijn paard met sporen en reed voor zeer vlijtig en had het zwaard in de hand en sloeg de koning van Krakau op zijn hoofd met zo’n macht dat hij neeg op de hals van zijn paard en was bijna ter aarde gevallen want hij miste bij die zijn stegelrepen. Maar zijn volk werd dat terstond gewaar en kwamen hem helpen. Koning Frederik sloeg hierom een heiden zodat hij dood ter aarde viel. Ondertussen kwam de koning van Krakau tot zichzelf en zag dat koning Frederik zijn volk beschadigde waarom hij zijn wegnam tot hem waart met een scherpe straal en sloeg dat met kracht in de koning van Bohemen en zo stijf dat het hem doorging. Met dien zo zonk de koning van Bohemen ter neder als diegene die zich niet langer onthouden kon van de dood. Toen was het volk zeer verslagen en droevig en werkten zich weer de stad in en hieven de brug op en sloten de poorten gelijk diegene die zeer bedroefd waren.

Hoe die coninc van crachouwen dede verbernen het lichaem vanden coninck van bemen doen die doot gebleven was.

Hoe de koning van Krakau liet verbranden het lichaam van de koning van Bohemen doen die dood gebleven was.

D ie coninc van crachouwen dede tlichaem van coninc frederic op nemen ende verbernen voer die poerten om syn volc ende die vanden stad te meer te ververen. Als die vanden stad wisten dat haer coninc doot was waren sy seer verslaghen ende bedroeft. ende bedreven dairom grooten rouwe ende sonderlinghe syn dochter aiglentine die welcke seyde. o here god wie sal mi nu vertroesten. ic sie minen vader voir mi doot ende die verderfnisse van mynen volcke. ende ick en weet niet van waer mi bystant comen mochte: want ick hebbe toch ghehoirt dat mijn oemt die coninc van anssay dair ik mi meeste toe verlaten hebbe ter neder geworpen is voer lutzenborch. och gewarich god nu en weet ic my tot wien verlaten dan alleen op uwe ghenade. o schoone moedere gods wilt doch vertroesten dese arme weeze ende wilse nemen in uwer hoeden, dat doch dese valsche heidenen gheen macht en crighen over mijn lijf Sy wranc hair handen ende trac haer haer ende bedreef zo grooten rouwe dattet elckerliken deren mochte Wat troest dat haer huer ioncfrouwen gaven en halp al niet Aldus waren die vander stad oec in groten lyden. want de coninc van crachouwe besendese alle dage ende dede hen te verstaen geven hoe sys tegens die macht vanden sarasinen niet houden en mochten: ende waren hierom seer begaen weder sy hem opgeven wouden behouden lyf ende goet, want anderssints op dz hise te verbernen gheheel te pulveren sonder iemande te veranchoenen Maer alsoet god woude so waren daer enige oude ridderen die den coninc oec seer lief gehad hadde: ende die maegt syn dochter daerom oec beminden. die welcke verhoorende die wanckelinge vanden volck seiden tot hem aldus O valsch volck wat wilde maken: die bode die om bystant wt is tot den coninc van anssay, en is noch niet weder ghecomen. hebt goet herte ende verstout u selven. ghy sult certayn cortelinge goede tijnge hebben ghelieft het gode. Doen sy dese ridders aldus hoirde spreken. antwoerden st den bode des conincx van cracouwen dat si hem al noch niet opgeven en wouden ende datse syn macht verwachten souden Doen de coninc van crakouwen dz verhoirde was hi seer toernich ende zwoer bi sinen goden dz hise al in polveren verbernen soude Hi dede de stad belopen ende bespringen mz alle synder macht. ende die van binnen verweerden hem vast slappelic van groter sorgen die sy hadden: want sy souden hem opghegeven hebben en hadde gedaen het ontsich vanden edele vanden lande

De koning van Krakau liet het lichaam van koning Frederik opnemen en verbranden voor de poort om zijn volk en die van de stad te meer bang te maken. Toen die van de stad wisten dat hun koning dood was waren zij zeer verslagen en bedroefd en bedreven daarom grote rouw en vooral zijn dochter Aiglentine die zei. O heer god, wie zal mij nu vertroosten. Ik zie mijn vader voor mij dood en het verderven van mijn volk en ik en weet niet vanwaar mij bijstand komen mocht: want ik heb toch gehoord dat mijn oom de koning van Ansay, daar ik mij meest toe verlaten heb, ter neder geworpen is voor Luxemburg. Och ware god, nu weet ik niet tot wie te verlaten dan alleen op uw genade. O lieve moeder god wil toch vertroosten deze arme wees en wil ze nemen in uw hoede dat toch deze valse heidenen geen macht krijgen over mijn lijf. Zij wrong haar handen en trok aan haar haar en bedreef zo grote rouw dat het elk deren mocht. Wat troost dat hen hun jonkvrouw gaven, het hielp al niet. Aldus waren die van de stad ook in groot leed want de koning van Krakau zond ze alle dagen en liet hen te verstaan geven hoe ze tegen de macht van de Saracenen niet houden mochten: en waren hierom zeer begaan of ze zich opgeven wilden behouden lijf en goed, want anderszins dat hij ze geheel tot poeder verbranden zou zonder iemand te losgeld te stellen.

Maar alzo het god wilde zo waren daar enige oude ridders die de koning ook zeer lief gehad hadden en de maagd, zijn dochter, daarom ook beminden die hoorden van het wankelen van het volk en zeiden tot hen aldus. O vals volk, wat wil je maken: de bode die om bijstand uit is tot de koning van Ansay is noch niet weer gekomen. Heb een goed hart en verstout u zelf, gij zal zeker gauw goede tijding hebben, gelieft het god. Toen zij deze ridders aldus hoorde spreken antwoorde ze de bode van de koning van Krakau dat ze zich al noch niet opgeven wilden en dat ze zijn macht verwachten zouden. Toen de koning van Krakau dat hoorde was hij zeer vertoornd en zwoer bij zijn goden dat het ze geheel tot poeder verbranden zou. Hij liet de stad belopen en bespringen met al zijn macht. En die van binnen verweerden zich erg slap vanwege de grote zorgen die zij hadden: want zij zouden zich opgegeven hebben had niet gedaan het ontzeggen van de edelen van dat land.

Het es waer dat anthonis die hertoge van lutzenborch. reynaut syn broeder. die coninc van anssay ende hertoge otte van beyeren verhoirden de grote armoede vander stad. maer en wisten niet van des conincs doot. ende soe leydden sy haer heer also haestelijcken voert als sy consten. also datse op eenen donredach tsavons quamen logeren aen een riviere op onderhalf milen na pragen Ende van dair wert terstont gesonden een ridder van die lande haestelinge in de stad om hem te kundigen haerlieder coemste Als dese ridder quam omtrent der stad soo vant hi dat die coninc van crakouwen de stad sterckelyken dede bespringen. om deswille dat hijse seer cranc gevoelde. ende het souder sonder twivel al qualic gegaan hebben. Dese ridder pynde hem metten affaute aen de stad te komen ende stiet daer op een cleyn poerte ende seyde datmen hem in laten soude. ende also die vanden gaerden hem kenden. waert hi inne gelaten Ende binnen wesende liep hi eensgancs ronts om de mueren vander stad ende tot allen torrens roepende met luder stemmen. ghi heren weert u vromeliken. want de bloeme van allen ridderscape ter werelt coemt u hier te hulpen mz den coninc van anssay. ghi sult die terstont sien beghinnen den stryt. hout u daeromme vromelic ende weest blide. want daer en sal een sarasyn niet van hier geraken hi en sy gevangen oft doot. Als sy dit hoirden gaven sy alle eenen roep so lude dathet wonder was. seggende geloeft sy ons heere. ende doen stelden sy hem so heerlicken ter weere datter een groot deel sarasinen bleven doot so gequets Als coninc zelodus dz vernam datse sulcken moet ghegrepen hadden verwonderde hi hem seer niet wetende was dat bedieden mochte. want sy hadden hem so vromelicken datter geen sarasyn hem genaken en dorste. maer dedense eersselen alle achterwaerts

Binnen deser wilen haeste hem anthonis met alle den heren na de stad. ende liet syn logys bewaert mz v. hondert mannen van wapenen. Die coninck van anssay ende hertoge otte van beyeren leydden die achtergaerde. ende anthonis ende reinaut de vorste gaerde Daer mochtmen sien die banieren in den velden wayen. ende helmen scheen wapenen gout lazuer ende menigherleye verwen van banieren wimpelen schinende tegens die zonne. ende reden alsoe lange haer ordinancie houdende dat sy die stad sagen die vanden sarasynen seer bescoten ende bevochten wart. ende sagen oec der sarasinen tenten ende pauwellioenen mz groten volcke Anthonis dede syn volck doen verbeyden tot dz die achtergaerde bi quam. ende stelde op die vlogelen vander batayllien archiers ende arbalastriers ende seydent den conin hem verweckende dat hi den affaut liet die ter quader tyt beghonnen was: want daer quamen so vele kerstenen datter al tvelt af bedect was Die coninc dit horende wart seer toernich ende liet het affaut staen ende ghinc syn volc buten synre tenten stellen in ordinancien ten besten dat hi mocht. Met dien dede anthonis syn trompetten slaen. ende die bataillie al suverlicken voirt gaen Ende als sy bi malckanderen quamen. so gereescdaer een groot ghecrysch ende gevecht: want int aencomen so vielen daer vele doden aen beyden siden. daer was groot gecrak der lancien. daer hoerde men die sweerden clincken. maer die sarasinen hadden die meeste scade Die van poitau lieten hem daer wel kennen Ende als coninc zelodus dz sach so riep hi synen roep wel luyde ende schicte sinen schilt voir hem op zijn borst ende sloech syn paert mz sporen die glavie ghevelt hebbende ende na hem wel x. duisent heidenen. ende so rennede de coninc op enen kersten mz sulcker macht dat hem die lancie doer tlyf schoet ende dat hi doot ter aerden viel. die sarasinen volchden hem seer vromelicken ende deden den kerstenen groote scade. overmits de grote vroemicheyt die coninc zelodus daer dede. ende drevense achterwaerts die lengde wel van eenre lancien. Die coninc riep wederomme synen roep segghende. wel aen ghi heeren ridders ende knechten slaet al toe sonder sparen. desen dach is voer ons want sy en mogen ons niet ontgaen Die van poitau ontfinghense seer hardelicken soe dz daer menich heyden ende menich kersten doot bleef. want der sarasinen was seer vele. Als anthonis die vroeme hertoghe sach syn volc eersselen so quam hi aen syn sweert inde hant hebbende als ongemoedt van toerne. ende riep lusignen met luder stemmen. ende werp hem onder die sarasinen also snellicken als dz weerlich wt den hemel schiet. ende sloecht al ter neder dat hem gemoette over beide siden: ende syn volc volche hem seer cortelicken verwonderde seer van datse hem sagen bedriven. want dair en was gheen sarasyn soe koen die verbeyden dorst. maer sy eersselden alle tharen tenten waert Als coninc zelodus dat sach riep hi. wel aen ghi heren ende baroenen verweert u. hoe coemt dat ghi voer eenen man alleene allegader die vluchte neemt. het is grote scande Met desen woerden versaemelde hi syn volc weder bi een. ende die sarasynen hielden doen anthonise stede ende synen volcke seer vromelicken. Met dien quaem die ammirael aene met thien duzent vechtender manne nende daer verstercte die batiallie seer wreedelicken soe datter menich sarasyn doot bleef

Het is waar dat Anthonis, de hertog van Luxemburg, Reinout, zijn broeder, de koning van Ansay en hertog Otto van Beieren hoorden van de grote armoede van de stad, maar wisten niet van de dood van de koning en zo leidden zij hun leger alzo haastig voort als zij konden. Alzo dat ze op een donderdag’s avonds kwamen logeren bij een rivier op anderhalf mijlen na Praag. En vandaar werd terstond gezonden een ridder van dat land haastig in de stad om hen te verkondigen van hun komst. Toen deze ridder kwam omtrent de stad zo vond hij dat de koning van Krakau de stad sterk liet bespringen omdat hij ze zeer zwak voelde en het zou er zonder twijfel al kwalijk gegaan zijn. Deze ridder pijnde hem met de aanval in de stad te komen en stootte daar op een kleine poort en zei dat men hem in laten zou en alzo die van de hoede kenden hem en werd hij in gelaten. En toen hij binnen was liep hij gelijk rondom de muren van de stad en tot alle torens en riep met luide stem; gij heren, weert u dapper, want de bloem van alle ridderschap ter wereld komt u hier te hulp met de koning van Ansay. Gij zal die terstond zien beginnen de strijd, houd u daarom dapper en wees blijde want daar zal geen Sarasijn niet van hier geraken, hij is zij gevangen of dood. Toen zij dit hoorden gaven zij allen een roep zo luid dat het wonder was en zeiden loof onze heer en toen stelden zij zich zo heerlijk te verweer dat er een groot deel Saracenen dood bleven zo gekwetst. Toen koning Zelodus dat vernam dat ze zulke moed grepen hadden verwonderde hij hem zeer en wist niet wat dat betekenen mocht want zij hielden zich zo dapper dat er geen Sarrazin hen genaken durfde, maar lieten ze aarzelen allen achteruit.

Ondertussen haastte zich Anthonis met alle heren naar de stad en liet zijn logies goed bewaard met 500 mannen van wapenen. De koning van Ansay en hertog Otto van Beieren leidden de achterhoede en Anthonis en Reinout de voorhoede. Daar mocht men zien de banieren in de velden waaien en helmen en scheen de wapenen van goud en lazuur en menigerlei kleuren van banieren en wimpels die schenen tegen de zon en reden alzo lang en behielden hun ordinantie totdat zij de stad zagen die van de Saracenen zeer beschoten en bevochten werd en zagen ook de Saracenen tenten en paviljoenen met groot volk.

Anthonis liet zijn volk toen wachten totdat de achterhoede erbij kwam en stelde op de vleugels van de bataljons boogschutters en voetboogschutters en zei het de koning en wekte hem op dat hij de aanval liet die ten kwade tijd begonnen was: want daar kwamen zo vele christenen dat het hele veld er mee bedekt was. De koning die dit hoorde werd zeer toornig en liet de aanval staan en ging zijn volk buiten zijn tenten stellen in ordinantie ten beste dat hij mocht. Met dien liet Anthonis zijn trompetten slaan en de bataljons geheel zuiver voortgaan. En toen zij bij elkaar kwamen zo rees daar een groot gekrijs en gevecht: want in het aankomen zo vielen daar vele doden aan beiden zijden. Daar was groot gekraak der lansen, daar hoorde men de zwaarden klinken, maar de Sarasijnen hadden de grootste schade. Die van Poitou lieten zich daar goed kennen. En toen koning Zelodus dat zag zo riep hij zijn roep wel luid en schikte zijn schild voor hem op zijn borst en sloeg zijn paard met sporen en had de lans geveld en na hem wel 10 000 heidenen en zo rende de koning op een christen met zulke macht dat hem de lans door het lijf schoot en dat hij dood ter aarde viel. De Saracenen volgden hem zeer dapper en deden de christenen grote schade overmits de grote dapperheid die koning Zelodus daar deed en dreven ze achteruit de lengte wel van een lans. Die koning riep wederom zijn roep en zei. Wel aan gij heren, ridders en knechten, slaat al toe zonder sparen, deze dag is voor ons want zij mogen ons niet ontgaan. Die van Poitou ontvingen ze zeer hard zodat daar menige heiden en menige christen dood bleef want van de Sarasijnen waren er zeer veel. Toen Anthonis die dappere hertog zag zijn volk aarzelen zo kwam hij aan met zijn zwaard in de hand geheel ongemoeid van toorn en riep Lusigne met luide stem en wierp zich onder die Saracenen alzo snel zoals het weerlicht uit schiet en sloeg alles ter neder dat hem ontmoette over beide zijden: en zijn volk volgde hem zeer kort en verwonderde zeer van dat ze hem zagen bedrijven. Want daar was geen Sarasijn zo koen die hem opwachten durfde, maar ze aarzelden allen tot hun tenten waart. Toen koning Zelodus dat zag riep hij, wel aan gij heren en baronnen verweert u, hoe komt het dat gij voor een man alleen allemaal de vlucht neemt, het is grote schande. Met deze woorden verzamelde hij zijn volk weer bijeen en die Saracenen hielden toen Anthonis plaats en zijn volk zeer dapper.

Met dien kwam de admiraal aan met tienduizend vechtende mannen en daar versterkte de strijd zeer wreed zodat er menige Sarrazin dood bleef.

Hoe die coninck van crachouwen in den stryt doot beef voer die stad van praghen die hi beleyt hadde

Hoe de koning van Krakau in de strijd dood bleef voor de stad van Praag die hij belegerd had.

Doen quam die achtergaerde aen die de coninck van anssay ende hertoge otte beleidden ende sloegehn seer vromelicken in de bataillie. ende bleven daer inne verduerende over beide syden so lange datter ontallike vele doden bleven Ende alsoe keerden hem anthonis ende syn broeder weder daer inne so fellicken datter noch heyden noch kersten en was. hij en verwonderde hem dies vanden vervaerlicken slaghen die dair gevielen Ten laetsen en was daer een sarazyn niet diese verbeiden dorsten ende daer hadden hem die kerstenen so vromeliken dz die heydenen rugghe gaven maer coninc zelodus belettet diese seer vromelicken bij een hielt ende dede den kerstenen grote scade. overmits den moet dien hi synen volcke gaf Als reynaut den coninc sach syn volc aldus beleyden dat hi niet en mistede. ende syn volc scuttede: soe swoer hi bi onse heere dat hijer voer doot blyven soude,oft hi soude die plaetse aldaer verleghen vanden sarasynen Doen werp hy syn targie opten rugge ende sloech syn paert met sporen. ende reden volles loeps wat hi mochte ten coninc waert van crachouwen Ende als hem die coninc sach comen soe hief hi syn zweert op ende gaf reinaude eenen slach op synen helm die seer ruyd was. maer het mes scampte af tot op syn slincker been ende ontfinc daer een quetsuere dat hem tbloet ten hielen af liep Als reinaut dat gewaer wert greep hi syn zweert mz beiden handen ende sloech den coninc met sulcken toerne op syn hoeft dat hi zijns selfs vergat ende d hi syn zweert liet vallen ende mz den hoefde neder neichde op den hals van synen paerde ende dat den riem ontwee brack wt sinen hootwapenenen Doen ghinchen reynaut laden met slagen dat hi ter aerden viel Ende eensgancs vant hi hem onder die voeten vanden volcke ende vanden paerden maer syn lieden quamen hem te hulpen onder der perden voeten maer sy en konsten hem niet wel ghehelpen. Ende als die sarasinen dat sagen begonsten sy te vlieden. in dwelc doende kerstenen hem seer sterckelicken vervolchden als smitende ende iagende datter seer luttel ontquamen En so eynde die bataillie ende doen quamen die kerstenen int wederkeeren logeren inder sarasynen tenten ende daer na trocken die ij. gebroeders die coninc van anssay ende hertoge otte van beyeren met hondert ridderen in de stad. al daer sy blidelicken warden ontfanghen alst gheen wonder was. want die borghers doen verlost waren: Sij quamen voert beneden int palays al daer die ioncfrouwe aiglentine den conin van anssay haren oem ende den anderen te ghemoete quaem.

Toen kwam de achterhoede aen die de koning van Ansay en hertog Otto leidden en sloegen zeer dapper in de bataljons en bleven daarin duren aan beide zijden zo lang zodat er ontelbaar velen doden bleven. En alzo keerden zich Anthonis en zijn broeder weer daarin zo fel dat er noch heiden noch christen was, hij verwonderde zich dus van de vervaarlijke slagen die daar vielen. Tenslotte was daar geen Sarrazin die ze opwachten durfde en daar hielden de christenen zich zo dapper dat de heidenen de rug gaven, maar koning Zelodus belette het die ze zeer dapper bijeen hield en deed de christenen grote schade overmits de moed die hij zijn volk gaf. Toen Reinout de koning zag zijn volk aldus leiden dat hij niets miste en zijn volk behoedde zo zwoer hij bij onze heer dat hij er voor dood blijven zou of hij zou die plaats aldaar legen van de Saracenen. Toen wierp hij zijn schild op de rug en sloeg zijn paard met sporen en reed de volle loop wat hij mocht ten koning waart van Krakau. En toen hem die koning zag kmen zo hief hij zijn zwaard op en gaf Reinout een slag op zijn helm die zeer ruw was, maar het mes schampte af tot op zijn linkerbeen en ontving daar een kwetsing zodat hem het bloed ter hiel af liep. Toen Reinout dat gewaar werd greep hij zijn zwaard met beide handen en sloeg de koning met zoՠn toorn op zijn hoofd dat hij zichzelf vergat en dat hij zijn zwaard liet vallen en met het hoofd neer neeg op de hals van zijn paard en dat de riem stuk brak uit zijn hoofdwapen. Toen ging Reinout hem laden met slagen zodat hij ter aarde viel. En gelijk vond hij hem onder de voeten van het volk en van de paarden, maar zijn lieden kwamen hem te hulp onder de paardenvoeten, maar zij konden hem niet goed helpen. En toen de Saracenen dat zagen begonnen zij te vlieden. Toen ze dat deden volgde hen de christenen hen zeer sterk dat ze smeten en opjaagden zodat ter zeer luttel ontkwamen. En zo eindigde die strijd en toen kwamen de christenen in het wederkeren logeren in de Sarasijnen tenten en daarna trokken de 2 gebroeders en de koning van Ansay en hertog Otto van Beieren met honderd ridders in de stad. Al daar zij blijde werden ontvangen zoals het geen wonder was. Want de burgers waren toen verlost: Zij kwamen voort beneden in het paleis al daar de jonkfrouw Aiglentine de koning van Ansay, haar oom, en de anderen tegemoet kwam.

Hoe die coninc zelodus van crachouwen ende dander sarasynen alle verbrant werden.

Hoe koning Zelodus van Krakau en de andere Saracenen allen verbrand werden.

Ayglentyne die ioncfrouwe was utermaten blide van der nederlaghen die de sarasynen hadden. ende oec vander coemsten ende vander victorien van haren oem nochtans wo was hair therte alnoch so vol drucs vander doot van haren vaders dat sys niet vergeten en conste Ende als sy aldus quam bi haren oem soe dede sy hem die behoerlicken reverencie ende hieten hoochliken willecome segghende aldus Mijn lieve oem oft gode ghlieft hadde ende ghi twee daghen eer gecomen waert so soudy mynen vader gevonden hebben in levenden lyve die zelodus nu doot heeft. ende doen verbernen ter meerder scanden vanden heylighen kerstenen gheloove Als die coninc dat verstont was hi seer verstoert. ende zwoer bi gode ende alle synen heyligen dat hi niet min doen en soude den coninc mettten allen den sarasynen die hi vinden mochte het waer levende oft doot. Ende terstont wart daer geboden en wt geroepen dat wt elcken huyse een ghinge te velde vergaderende alle die doede sarasinen op eenen berch. ende dat wert also gedaen. ende boven op alle die lichamen wert het lichaem van coninc zelodus gheworpen ende werden al tesamen verbrant op eenen hoep ende der kerstenen lichamen die men dan doot bevant die werden ter aerde gedaen opt ghewide. Hier na dede die coninc van anssay ghereetscap maken tot der wtvaert van coninc frederic synen broeder. ende trad hier na te peerden ende met hem hertoge otte van beyeren ende meer ander baroenen van bemen ende ghingen alle int swertte ghecleet tot in de tenten dair de sarasinen inne gelogiert hadden daer die twee gebroeders inne waren. die welcke hadden doen aencomen die bagaignien ende sommagien. ende die het logys bewaerden. Ende ghinghen voert haren gesellen deylen tgoet datse vande sarasynen behouden hadden. alsoe wel den cleynen als den grote also dz daer niet een en was hy en hielt hem wel te vreden Doen quamen de coninc, hertoghe otte ende alle die baenrye ende groettende die twee ghebroeders oetmoedelicken: ende die ontfinghense met groter eeren Daer ginc de coninc van anssay den ghebroeders vertellen hoe coninc frederic inden stryt doot gebleven was. ende hoe dat coninc zelodus hadde doen verbernen syn lichaem in spyte van allen kerstenen. ende dat hy dairom weder hadde doen verbernen syn lichaem ende oec alle der anderen sarazinen Ghi hebt seer wel ghedaen sprack anthonis. want coninc zelodus daer een vuyl fait aen dede. want het is doch grote scande dat yemant synen viant meer raect na dien dat hij hem doot heeft Bi mynder trouwen sprac hertoge otte. heere ghi segt die waerheyt Nu heere seide die hertoghe voert. die coninc van anssay is hier ghecomen om u ende reynaude uwen broeder te biddene ter wtvaert van coninc frederic sinen broeder daer af dat die vigilien al ghisteren avont af gedaen syn. Wy sullen daer gherne comen antwoerden die twee ghebroeders Sij ghingen te paerd ende reden met eenen notabelen gheselscape in stadt. daer een ieghelyc groote begheerte hadde hem te siene. vrouwen ioncfrouwen ridderen schiltknechten ende alle datter was. ende verwonderden hem seere vanden leeuwen clauwe die anthonis hadde. ende dat hi anders van leden so wel gemaect was. ende seyden onderlinghe dat dese ij. ghebroeders wel geschapen waren menich lant te vercrighene in vele ende diverschen plaetsen ende alsoe quamen sy ter kercken. ende daer stonden sy af van haren paerden

Aiglentine, de jonkfrouw, was uitermate blijde van de nederlaag die de Saracenen hadden en ook van de komst en van de victorie van haar oom, nochtans was haar het hart alnoch zo vol droefheid van de dood van haar vader dat ze het niet vergeten kon. En toen zij aldus kwam bij haar oom en zo deed zij hem de behoorlijke reverentie en zei hem zeer welkom en zei aldus. Mijn lieve oom als god het gelieft, was gij twee dagen eerder gekomen zo zou je mijn vader gevonden hebben in levenden lijve die Zelodus nu gedood heeft en laten verbranden tot grote schande van het heilige christen geloof. Toen de koning dat verstond was hij zeer verstoord en zwoer bij god en al zijn heiligen dat hij niet minder doen zou de koning met alle Saracenen die hij vinden mocht, het was levend of dood. En terstond werd daar geboden en uitgeroepen dat uit elk huis een ging te velde en verzalmelde alle dode Sarasijnen op een berg. Dat werd alzo gedaan en boven op alle lichamen werd het lichaam van koning Zelodus geworpen en ze werden alle tezamen verbrand op een hoop en de christenen lichamen die men dan dood vond die werden ter aarde gedaan op het gewijde. Hierna liet de koning van Ansay gereetschap maken tot de uitvaart van koning Frederik, zijn broeder, en trad hierna te paard en met hem hertog Otto van Beieren en meer andere baronnen van Bohemen en gingen, alle in het zwart gekleed, tot in de tenten daar de Saracenen in gelogeerd hadden daar de twee gebroeders in waren die hadden laten aankomen de bagage en pakpaarden en die het logies bewaarden. En gingen voort hun gezellen verdelen het goed dat ze van de Sarasijnen behouden hadden, alzo wel de kleinen als den groten, alzo dat daar niet een was hij hield zich wel tevreden. Toen kwam de koning, hertog Otto en alle baanderheren en groetten de twee gebroeders ootmoedig en die ontvingen ze met grote eren. Daar ging de koning van Ansay de gebroeders vertellen hoe koning Frederik in de strijd dood gebleven was en hoe dat koning Zelodus had laten verbranden zijn lichaam in spijt van alle christenen en dat hij daarom weer had laten verbranden zijn lichaam en ook alle andere Sarasijnen. Gij hebt zeer goed gedaan, sprak Anthonis, want koning Zelodus deed daar een vuil feit aan, want het is toch grote schande dat iemand zijn vijand meer raakt na dien dat hij hem gedood heeft. Bij mijn trouw, sprak hertog Otto, heer gij zegt de waarheid. Nu heer, zei de hertog voort, de koning van Ansay is hier gekomen om u en Reinout, uw broeder, te bidden ter uitvaart van koning Frederik, zijn broeder, waarvan dat de vigilie al gisteravond van gedaan is. Wij zullen daar graag komen, antwoorden de twee gebroeders. Zij gingen te paard en reden met een notabel gezelschap in de stad waarin iedereen een grote begeerte had hen te zien, vrouwen, jonkfrouwen, ridders, schildknechten en alles dat er was en verwonderden zich zeer van de leeuwen klauw die Anthonis had en dat hij anders van leden zo goed gemaakt was en zeiden onderling dat deze 2 gebroeders wel geschapen waren om menig land te verkrijgen in vele en diverse plaatsen en alzo kwamen zij ter kerke en daar stegen zij af van hun paarden.

Ayglentine die daer tegens der kercken over was: bewees hemlieden groote eerweerdicheyt ende danctese oetmoedelicken vanden edelen secourse dat sy haer ghedaen hadden. want naest gode hadden sy bescermt haer eere. haer leven ende haer lant. Anthonis antwoerde. Mijn ioncfrouwen wi en hebben niet ghedaen wi en synt sculdich van doen. want alle goede kerstenen syn van gods weghen verbonden te helpen verdriven ende te verderven de vianden gods Met dien rechtede sy den ioncfrouwe op met beiden armen ende steldese weder te sitten. die ioncfrouwe was seer rijckelicken verselscapt met vrouwen ende ioncfrouwen van dien lande. den dienst gods gedaen synde werden die perden geoffert gelyc tot sulcken edelen coninc behoirt Ende na die saten die ii. gebroeders met haren gesinne weder te paerde ende die coninc van anssay ende hertoge otte van beyeren gheleidden die ioncfrouwe al tot int palays. Daer comende vonden de tafelen gedect: ende ghingen eten. ende werden seer rijckelicken ghedient. ende na den etene wart de ioncfrouwe gheleyt in een camere Doen riep de coninc van anssay die baroenen vanden lande tsamen ende seide hem dese woerden Ghi heren ghi moet onder u overleggen dat ghi hebt eenen vroemen man om het rijcke van mijnre nichten te regeren. want een lant dz in eenre vrouwen hant staet is luttel beschermt. besiet wat goet ware voer mynre nichten ende oec voer u Doen antwoerde daer een voer hem allen Heer coninc wi en weten niemande die hem des voer u onderwinden sal want waert dat u nichte storve: alle het lant van bemen soude op u versterven. ende daer omme belasten wi u hier mede ende doetet soet u ghelieft dwelc een reden is. Die coninc antwoerde. bi mijnder trouwen men moet haer gheven eenen man. ende daerom suect haer eenen die des waerdich sy het lant te regerene. want als aen gaende mi soe hebbe ick selve lants ghenoech om te beheerene. ende alsoe en behoef ick des niet Sy antwoerden allegader seggende aldus. heer coninc eest uwen wille dat uwe nichte huwelijc doe. Soe suect hare oeck eenen man die u ghenuecht want boven u en sal hem niemant onderwinden Wel dan seide die coninck ick salder op dencken tot haren proffyte ende totten uwen alsoe gheringe als ick mach want ick salder haer terstont af gaen segghen Sy dancten den coninc ende schieden also van hem Ende hi orlof genomen hebbende ghinc in synre nichten camere dien seer blidelicken ontfinc. Hi sprac haer toe ende seide aldus Mijn schone nichte uwe dingen syn nu in goeden punte gode lof: want ghi ende u lant syt verlost vander sorghen der sarasynen bider hulpen gods ende der twee ghebroeders van lusignen. Nu moet men voerdaen sien hoe dz uwe lant voertmeer geregeert sal werden tot eeren ende profyte van u ende van uwen volcke Die ioncfrouwe antwoerde mijn lieve oem ick en hebbe ghene troest noch raet dan alleen u. ende dairom bidde ic u dat ghi doch daer op letten wilt. want het my betaemt meer na u te hooren oft na uwen raet te levene dan na yemande anders. Die coninc antwoerde. myn lieve nichte ic hebber al gereet op versien wi moeten sien dat wy gheraken eenen man die weert sy te beheerene u ende uwe lant. ende niet verre van hier is een die goet schoen edel vroem ende stout is Bi mijnre trouwen sprac die ioncfrouwe so heeft hi menichte van vele goeder licteykenen Ick ben dies wel seker dat ghi my iet raden en soud dat tot mijnre eeren ende profyte niet en ware na u beste. Maer mijn lieve oem als van my so gheringhe te houwene na die doot van mijnen vader. so en soude ics emmer niet met allen bewysen dat mi syn doot ter herten ghinge. ende so dunct mi dat ic grotelicken mesdoen soude ende daeromme grote achtersprake verwerven Die coninc antwoirde myn schoen nichte men moet van twee quaden het minste kiesen als emmers deen wesen moet Het es wel waer dathet beyden uwer eeren niet hinderen en mochte. waert dat men anders verbeiden mochte Maer mijn schone nichte ic ben gheseten verre van u ende mach al hier niet langhe bliven. sonder groote schade van mi ende van anderen. Ende oec soe moet men desen ij. gebroeders voldoen vanden edelen bijstande datse u ghedaen hebben. ende dat ghi dencken moecht dat ghi hem haer huescheyt die sy u ghedaen hebben verghelden soudet. half u rijcke en waer daer toe niet ghenoech. alsmen overlegghen soude die sorghe pyne ende arbeyt die sy doer u gheleden hebben. Ende over dander syde soe en sydt ghi oec niet weerdich man te hebben. ia alsulcdanigen man als reinaut van lusignen es. want voerwaer hy is weerdich te hebben een de meeste vrouwe vander werelt: soe overmits synre duecht schoenheit ende vroemheyt Als die ioncfrouwen haren oem aldus hoorde spreken viele sy te mael beschaemt ende en wiste wat te segghen. anders dan sys haer al screyende gansselicken keerde in den goeden wille vanden coninck haren oom. segghende. mijn lieve oem ic en hebbe ter werelt ghenen troost van aen u naest gode. ende daer omme wilt met my ende mijnen rijcke doen soet u alder best dunct. Ghi segt wel sprac die coninck. ende daerom ghelove ick u dat ick nemmermeer hier inne doen en sal dan na mijn beste Nu wel dan mijn schone nichte en weent niet meer. want ic bemercke wel dz ghi u deser boetscappen ledich stelt: want hoe dese wapeninghen langher al hier op u lant leyt hoe ghi meerder scade ghecrighen sult Ende met dien ghinck van anssay van dair inder grooten zalen daer die twee gebroeders waren met vele baenreheeren soe van binnen den lande soe van buyten lants Daer begonst die coninc de sprake op te heffen segghende tot anthonise aldus. nu edele hertoge wilt na my horen Die baroenen vandesen lande die al hier vergadert syn bidden u ende so doe ic oec dat u wille gelieven dat reynaute broeder coninc van bemen ende sy. ende dat hi aiglentinen mynder nichten te wive neme. ende wilt hem bidden dat hij hem in dat niet en weyghere. want die baroenen vanden lande begherend uter maten seer. Anthonis antwoerde. heer coninc die begeerte is weerdich verhoort te wesen ende si salse oec volbracht syn op dat het u gelieft: doet die ioncfrouwen comen. Die coninc ende hertoech otte ghingense doen terstont halen. ende deden haer wt het swarte habyt ende deden se cleeden met den alder rijckelicksten ghewaden die sy hadden ende haer ioncfrouwen seer ryckelijcken toe gemaect met perlen ende anderen costelijcken ghesteynten Die coninc ende die hertoeghe rechteden die ioncfrouwe op. ende die andere ioncfrouwen volchden haer naer: als die ioncfrouwe met haren geselscape in der cameren trad was sy gansselyc verlicht van rijckelicheden ende schoenheden. anthonis ende alle die ander baroenen deden grote eere der ioncfrouwen die so wtnemende schoen was dattet wonder was Ende insghelycs dese si hemlieden oec wederomme groter reverencie

Ayglentine die daar tegenover de kerk was: bewees hen grote eerwaardigheid en dankte ze ootmoedig van de edele bijstand dat zij haar gedaan hadden, want naast god hadden zij beschermd haar eer, haar leven en haar land. Anthonis antwoorde. Mijn jonkfrouw, wij hebben niets gedaan, we zijn het schuldig te doen, want alle goede christenen zijn van Gods wegen verbonden te helpen, verdrijven en te verderven de vijanden Gods. Met dien richten zij de jonkfrouw op met beide armen en lieten haar weer zitten. De jonkfrouw was zeer rijk vergezelschapt met vrouwen en jonkfrouwen van dat land. Toen de dienst Gods gedaan was werden de paarden geofferd gelijk tot zulke edele koning behoort. En daarna zaten die 2 gebroeders met hun huishouden weer te paard en de koning van Ansay en hertog Otto van Beieren geleidden die jonkfrouw al tot in het paleis. Toen ze daar kwamen vonden ze de tafels gedekt en gingen eten en werden zeer rijk bediend en na het eten werd de jonkfrouw geleid in een kamer. Toen riep de koning van Ansay de baronnen van het land tezamen en zei hen deze woorden. Gij heren, gij moet onder u overleggen dat gij hebt een dappere man nodig om het rijk van mijn nicht te regeren want een land dat in een vrouwenhand staat is luttel beschermd. Beziet wat goed was voor mijn nicht en ook voor u. Toen antwoorde daar een voor hen allen. Heer koning, we weten niemand die zich dus voor u onderwinden zal, want was het dat uw nicht stierf: al het land van Bohemen zou op u versterven en daarom belasten we u hiermee en doe het zo het u gelieft wat een reden is. De koning antwoorde, bij mijn trouw, men moet haar geven een man en daarom zoek haar er een die dat waard is het land te regeren. Want wat mij aangaat zo heb ik zelf land genoeg om te beheren en alzo en behoef ik dat niet. Zij antwoorden allemaal en zeiden aldus. Heer koning, is het uw wil dat uw nicht huwelijk doet, zo zoek haar ook een man die u vergenoegt want boven u zal zich niemand onderwinden. Wel dan, zei de koning, ik zal er op denken tot haar profijt en tot de uwe alzo gauw als ik kan, want ik zal er haar terstond van gaan zeggen. Zij dankten de koning en scheiden alzo van hem. En hij nam verlof en ging in zijn nicht haar kamer die hem zeer blijde ontving. Hij sprak haar toe en zei aldus. Mijn mooie nicht, uw dingen zijn nu in een goed punt, god lof: want gij en uw land zijn verlost van de zorgen der Sarasijnen bij de hulp van god en de twee gebroeders van Lusigne. Nu moet men voortaan zien hoe dat uw land voort meer geregeerd zal worden tot eren en profijt van u en van uw volk. De jonkfrouw antwoorde, mijn lieve oom, ik heb geen troost noch raad dan alleen u en daarom bid ik u dat gij toch daarop letten wilt, want het mij betaamt meer naar u te horen of naar uw raad te leven dan naar iemand anders. De koning antwoorde, mijn lieve nicht, ik heb er al gereed op voorzien, wij moeten zien dat we geraken aan een man die het waard is te beheren u en uw land en niet ver van hier is er een die goed, mooi, edel, dapper en stout is. Bij mijn trouw, sprak de jonkfrouw, zo heeft hij menigte van vele goede tekens. Ik ben dus wel zeker dat gij me iets aanraden zou dat tot mijn eren en profijt niet was naar uw beste. Maar mijn lieve oom, als van mij zo gauw te houden na de dood van mijn vader, zo zou ik het immer geheel niet bewijzen dat mij zijn dood ter harte ging en zo lijkt mij dat ik zeer misdoen zou en daarom groot napraten verwerven. De koning antwoorde, mijn mooie nicht, men moet van twee kwaden het minste kiezen als immers de een wezen moet. Het is wel waar dat het wachten uw eren niet hinderen mocht, was het dat men anders afwachten mocht. Maar mijn mooie nicht, ik ben gezeten ver van u en mag alhier niet lang blijven zonder grote schade van mij en van anderen. En ook zo moet men deze 2 gebroeders vergelden van de edele bijstand dat ze u gedaan hebben en dat gij gedenken mag dat gij hen hun hoffelijkheid die zij u gedaan hebben vergelden zou half uw rijk daartoe niet genoeg zijn als men overleggen zou de zorgen, moeie en arbeid die zij door u geleden hebben.

En aan de andere kant zo ben je ook niet waardig een man te hebben, ja, al dusdanige man als Reinout van Lusigne is. Want voorwaar, hij is het waard te hebben een van de grootste vrouwen van de wereld: zo overmits zijn deugd, schoonheid en dapperheid. Toen de jonkfrouw haar oom aldus hoorde spreken viel ze helemaal beschaamd en wist niet wat te zeggen, anders dan dat ze zich al schreiende gans keerde in de goede wil van de koning, haar oom, en zei. Mijn lieve oom, ik heb ter wereld nergens geen troost dan aan u naast goden daarom wil met mij en mijn rijk doen zo het u aller beste denkt. Gij zegt goed, sprak de koning, en daarom beloof ik u dat ik nimmermeer hierin doen zal dan naar mijn best. Nu wel dan mijn mooie nicht, ween niet meer want ik bemerk wel dat gij u deze boodschap sprakeloos stelt: want hoe deze wapens langer al hier op uw land liggen hoe gij meer schade krijgen zal. En met dien ging de koning van Ansay vandaar in de grote zaal daar de twee gebroeders waren met vele baanderheren, zo van binnen het land zo van buitenland. Daar begon de koning de woorden op te heffen en zei tot Anthonis aldus. Nu edele hertog, wil naar mij horen. De baronnen van dit land die al hier verzameld zijn bidden u en zo doe ik ook dat u wil gelieven dat Reinout, uw broeder, koning van Bohemen wordt en dat hij Aiglentine, mijn nicht, tot wijf neemt en wil hem bidden dat hij zich in dat niet weigert want de baronnen van het land begeren het uitermate zeer. Anthonis antwoorde. Heer koning, die begeerte is waardig verhoord te wezen en het zal ook volbracht zijn opdat het u gelieft: laat de jonkfrouw komen. De koning en hertog Otto gingen haar toen terstond halen en deden haar uit het zwarte habijt en lieten haar kleden met de allerrijkste gewaden die zij hadden en haar jonkfrouwen zeer rijk uitgedost met parels en andere kostbare gesteenten. De koning en de hertog rechten de jonkvrouw op en de andere jonkvrouwen volgden haar na: toen de jonkvrouw met haar gezelschap in de kamer kwam was zij gans verlicht van rijkdom en schoonheden. Anthonis en alle andere baronnen deden grote eer de jonkfrouw die zo uitnemend schoon was dat het een wonder was. En insgelijks deed ze hen ook wederom grote reverentie.

Doen nam die coninc de maecht ende seide. heer hertoge van lutzenborch syt ghi bereet te doldoene uwe voirwaerde Siet hier daer mede dz wy de onse voldoen willen. Bij mijnre trouwen sprac anthonis het is grote redene Houd daer mijn broeder sprac anthonis. ontfanct die edele maegt die vrouwe vanden conincrijcke van bemen. Met dien tradt reynaut voert ende seide met luder stemmen Ic danc ten vorsten gode almachtich, den coninc die teghenwoerdich,ende alle den baroenen van desen lande van deser hogher eeren. want al en ware maer die maget alleene ende sonder erve. soo en soude icse niet ontseggen. Ick hoepe bi den ghehenghene gods lants genoech te ghecrighenen voer haer ende my. hoe wel dat icket al in dancke neme Myn broeder sprack anthonis het is groote redene want ghy hebt emmer dit conincrijc in avantagien. god gheve u anders gracye dier meer te ghecrigenne op die vianden gods Met den cortsten gheseyt. daer wert ontboeden een bisschop diese ontrouwen dede Ende doen begonste die feeste daer groot te wordene. want men wister terstont alle die stad dore Die vander stad maecten die stadt costelicken toe mz rijckelicken gulden lakenen Ende daer wert gesloten datmen die bruloft houden soude. midden inden velde int meeste pauwellioen Daer wert gemaect menich costelijck cleet: soe voer der bruyt so voer die ioncfrouwen. ende oec voer die twee ghebroeders. ende oec voer die baroenen vanden lande ende van buyten. Alst quam ten derden daghe dat men trouwen soude so leyde men die maecht ende met haer die vrouwen ende ioncfrouwen in de hoechste pauwellioen. ende dair dede men vele tenten omme slaen rijckelijcken toe ghemaect voer die vrouwen: ende die coninc van anssay ende die hertoghe van beyeren die logeerden met harer baenerien over deen zyde vanden vrouwen tenten Ende anthonis ende reinaut over dander syde. ende die nacht hielt men starcke wake recht oft haer vianden daer bi geweest hadden Daer was het avontmael seer groot ende notabel. Ende alst tyt wart so ghinck een ieghelyc ter rusten tot smergens dat dlicht vanden dage aen ghecomen was

Toen nam die koning de maagd en zei. Heer hertog van Luxemburg, bent ge bereid te voldoen uw voorwaarde. Zie hier waarmee dat we de onze voldoen willen. Bij mijn trouw, sprak Anthonis, het is grote reden. Houdt daar, mijn broeder, sprak Anthonis, ontvang die edele maagd, de vrouwe van het koninkrijk van Bohemen. Met dien tradt Reinout voort en zei met luide stem. Ik dank ten eerste god almachtig, de koning tegenwoordig en alle baronnen van dit land van deze hoge eer, want al was die maagd maar alleen en zonder erfgoed zo zou ik haar niet ontzeggen. Ik hoop bij het toestaan van god land genoeg te krijgen voor haar en voor mij, hoewel dat ik het al in dank neem. Mijn broeder, sprak Anthonis, het is grote reden, want gij hebt immer dit koninkrijk in voordeel, god geeft u anders gratie van die meer te krijgen op de vijanden van god. In het kort gezeg, daar werd ontboden een bisschop die ze liet ondertrouwen. En toen begon dat feest daar groot te worden, want men wist het terstond de hele stad door. Die van de stad maakten de stad kostbaar toe met rijke gulden lakens. En daar werd besloten dat men de bruiloft houden zou midden in het veld in het grootste paviljoen. Daar werd gemaakt menig kostbaar kleed: zo voor de bruid zo voor de jonkfrouwen en ook voor de twee gebroeders en ook voor de baronnen van het land en van buiten. Toen het kwam ten derde dag dat men trouwen zou zo leiddde men de maagd en met haar de vrouwen en jonkfrouwen in het hoogste paviljoen en daar liet men vele tenten opslaan rijk uitgedost voor de vrouwen: en de koning van Ansay en de hertog van Beieren die logeerden met hun baanderheren over de ene zijde van de vrouwen tent. En Anthonis en Reinout over de andere zijde en die nacht hield met sterke wacht, recht of hun vijanden daarbii geweest hadden. Daar was het avondmal zeer groot en notabel. En toen het tijd werd zo ging iedereen ter rusten tot ‘s morgens dat het licht van de dag aangekomen was.

Hoe ende in wat manieren dat reynaut trouwede des conincx dochter van bemen gheheeten ayglentine

Hoe en in wat manieren dat Reinout trouwde de koningsdochter van Bohemen geheten Aiglentine.

Lst licht vanden dage aen quam so viel die mergenstont schoen ende claer ende die sonne scheen wel schoen Die bruyt wert doen toe gemaect. ende wert geleyt ter plaetsen daer men die misse soude doen. die misse geden synde soe werden sy seer feesteliken getroud. ende daer na wert sy geleyd int opperste pauwellioen. Ende die maeltyt was seer costelicken bereyt van menigerley gerechten. Ende als sy alle ghegeten hadden soe ghinghen die vrouwen op die scavotten ende stellagien dyer bereet waren: ende die ridders ghingen hem wapenen, ende anthonis oec om synen broeder eere te doene. Daer begonsten die ridderen een schoen steecspel. ende dair en was geen ridder so vroem die hem tegens anthonise oft teghens reynaud sinen broeder stellen dorste Ende als sy saghen dathet steecspel voer hem te cranck viel ende niemant ter banen en quam. so ruymden sy wt der banen ende ontwapenden hem Dit duerende een lange wil so verhoirden die coninck van anssay ende die hertoghe van beyeren wel hoe dz daer gevaren was Den avont quam ane. waerom dattet steecspel verlaten wert. ende die ridders ende sciltknapen schieden van daer ende ghingen ten avontmael eten. ende na den etene so wart daer groote genuechte bedreven als van danssen ende alreley spelen. ende tsavonts doent slapens tijt wert doen leyde men de bruyt slapen op een rijckelijc bedde. ende corts hier na quam reinaut bi haer slapen doen tbedde gezeghent was Doen vertrocken sy wt den cameren die sommige al roepende ende danssende. ende sommige vertellende vele schone aventueren. Ende also bedreven sy geneuchte ten besten datse vermochten. ende sommighe andere ghinghen slapen Reynaut ende die maegt waren bi een gheleyt. ende die maegt vercleynde haer seere teghens hem segghende aldus En hadde gedaen die gracie gods. ende die macht van uwen broeder ende van u. dese arme weeze waer geheelic ende al gesceynt ende verloren geweest ende alle haer lant gevallen in groten wederspoede indie handen vanden quaden sarasinen. dies u god lonen moet. ende dat ghi sulcken armen maegt als ic ben u gheweerdicht teenen wive te nemen By mynder trouwen schoen bloeme sprac reynaut ghi hebt vele meer doer mi gedaen dan ick doer u, in dien ghi mi gegont hebt u edele lichaem ende tot dien ghemaect erfghenaem van allen uwen rijcke Met mi en hebt ghy niet ontfaen dan allenlic mijn lichaem Die maecht antwoerde. u lijf es meer weerdich dan x. conincrijcken na mijnen presente. afslaende harer beyder tale: daerwaert dien nacht van hem gewonnen een schoen zone die geheten wart oliphart. dese dede groote sware orloghen. ende gewan alle die neder maertsen van hollant ende zeelant. denemercken ende noerweghen. Des anderdaechs smergens stont elckerlijc op ende dair wert die misse gesongen ende de vrouwe dair gebracht ende na der missen ghingen sy weder int pauwellioen. Ende rechts als sy haer handen gewassen hadden om te gaen eten. soe quam daer ij. ridders van lutzenborch die anthonis brieven brachten van kerstinen synder huysvrouwen Sy groetten anthonise seer hem segghende hoe hy wel blide wesen mocht want syn huysvrouwe hem gebracht hade een dat scoenste knapelkint dz men sien mochte oft oyt gesien was Geloeft moet god syn sprac anthonis mijn lieve heeren. ende hietse hoechlijcken willecome ende visiteerde den brief Anthonis die hertoghe van lutzenborch was seer blide van deser tijngen ende so was oec reynaut syn broeder Hi nam die ij. ridders in den arme. ende custese van blischapen ende deedse grotelijcken beghiften Doen ghinc hi sitten ten eten. ende die feeste geduerde viij. dagen lanc ende daer na keerden sy weder in de stad Ende hier na namen si orlof te weten de coninc van anssay. anthonis. die hertoghe van beyeren. ende alle die baroenen van coninc reynaut. ende vander coninghinnen ayglentinen die beyde seer droevich waren van haren vertrecke: Daer geloefde anthonis den coninc reynaut. waert dat hem die heydenen eenige orloghe dede dz hy hem soude te helpe comen mz vele baenreheeren Dies hem coninc reynaut seer dancte. Doen custen sy malckanderen ende schieden. ende het heer reysde soe verre dathet quam te monthin in beyeren. ende bleef daer logerende voer de stad Ende daer dede hem hertoge otte groote feeste iij daghen lanc Ten vierden dage namen sy orlof ende reysden also verre tot datse quamen te colene. Doen quamen die iiij. ridders die tvolck van de wapenen bestierden die de van colene anthonis mede geheven hadden ende seyden. het is tbeste dat wy voer reysen int stad. om u te bereyden uwe passagie. Anthonis wasser mede te vreden. ende als sy te colenen quamen warden sy feestelicken inne ghehaelt. ende de opperste borgeren vraechden hem hoe die reyse vergaen was Sij vertelden hem alle die ghesciedenisse. ende hoe reynaut coninc van bemen was Als die van colene dz hoirden waren sy seer blide segghende aldus dat hem daer toe seer lief was. dat sy die vrientscap hadden van alsulcdanighen tween princen Ende ghinghen grote bereetscap maken om tontfanghen anthonis ende den coninc van anssay met haren volcke Het heer quam hier na te colene ende die borgers vander stad quamen hem tegen mz grooten gheselscape. ende deden hem grote eerwerdicheyt ende baden hem dat sy doch dien avont quamen logerende in de stad met haren edelen. dander volck vanden here track voert over den rijn aen dese syde vander stad logierende ende dien avont waren sy te colene seer blidelic onthaelt Des anderdaegs nam anthonis orlof seggende den borgers waert dat synder te doene hadden hi waer tharen besten mz alre synre macht: ende danctese seer vander vrientscappen die sy hem ghedaen hadden Ende reisde van dair tot dat hi quam in den velde voer lutzenborch

Toen het licht van de dag aankwam zo viel de morgenstond mooi en helder en de zon scheen wel mooi. De bruid werd toen uitgedost en werd geleid ter plaatse daar men de mis zou doen. Toen de mis gedan was zo werden ze zeer feestelijk getrouwd en daarna werd ze geleid in het opperste paviljoen. En de maaltijd was zeer kostbaar bereid van menigerlei gerechten. En toen zij alle gegeten hadden zo gingen de vrouwen op het schavot en stellage die er gemaakt waren: en de ridders gingen zich wapenen en Anthonis ook om zijn broeder eer te doen. Daar begonnen de ridders een mooi steekspel en daar was geen ridder zo dapper die zich tegen Anthonis of tegen Reinout, zijn broeder, stellen durfde. En toen ze zagen dat het steekspel voor hen te zwak viel en niemand ter baan kwam zo ruimden zij uit de baan en ontwapenden zich. Dit duurde een lange tijd en zo hoorden de koning van Ansay en de hertog van Beieren wel hoe dat het gegaan was. De avond kwam aan waarom dat het steekspel gelaten werd en de ridders en schildknapen scheiden van daar en gingen ten avondmaal eten en na het eten zo werd daar grote genoegen bedreven als van dansen en allerlei spelen en ‘s avonds toen het slapen tijd werd toen leidde men de bruid slapen op een rijk bed en kort hierna kwam Reinout bij haar slapen toen het bed gezegend was. Toen vertrokken ze uit de kamer en sommige al roepende en dansende en sommige vertellen vele mooie avonturen. En alzo bedreven zij genoegens ten beste dat ze vermochten en sommige andere gingen slapen. Reinout en die maagd waren bijeengelegd en die maagd verkleinde zich zeer tegen hem en zei aldus. Had niet gedaan de gratie Gods en de macht van uw broeder en van u, deze arme wees was geheel en al geschonden en verloren geweest en al haar land gevallen in grote tegenspoed in de handen van de kwade Sarasijnen, dus u god lonen moet en dat gij zo’n arme maagd als ik ben u gewaardigt tot een wijf te nemen. Bij mijn trouw, mooie bloem, sprak Reinout, gij hebt veel meer door mij gedaan dan ik door u in die gij mij gegund hebt uw edele lichaam en tot dien gemaakt erfgenaam van al uw rijk. Met mij hebt gij niet ontvangen dan alleen mijn lichaam. De maagd antwoorde. Uw lijf is meer waard dan 10 koninkrijken naar mijn denken en zo stopten ze met hun woorden. Daar werd die nacht van hen gewonnen een mooie zoon die geheten werd Oliphart. Die deed grote zware oorlogen en won alle lage streken van Holland en Zeeland, Denemarken en Noorwegen. De volgende dag ‘s morgens stond elk op en daar werd de mis gezongen en de vrouwe daar gebracht en na de mis gingen zij weer in het paviljoen. En recht als zij hun handen gewassen hadden om te gaan eten zo kwamen daar 2 ridders van Luxemburg die Anthonis brieven brachten van Kerstine, zijn huisvrouw. Zij groetten Anthonise zeer en zeiden hoe hij wel blijde wezen mocht want zijn huisvrouw hem gebracht had een van de mooiste knaap kind dat men zien mocht of ooit gezien was.

Geloofd moet god zijn, sprak Anthonis, mijn lieve heren en zei ze zeer welkom en visiteerde de brief. Anthonis, die hertog van Luxemburg was zeer blijde van deze tijding en zo was ook Reinout zijn broeder. Hij nam die 2 ridders in de armen en kuste ze van bijdschap en liet ze zeer begiftigen. Toen ging hij zitten te eten en dat feest duurde 8 dagen lang en daarna keerden zij weer in de stad. En hierna namen ze verlof. Te weten de koning van Ansay, Anthonis, de hertog van Beieren en alle baronnen van koning Reinout en van de koningin Aiglentine die beide zeer droevig waren van hun vertrek. Daar beloofde Anthonis koning Reinout, was het dat hem de heidenen enige oorlog deed dat hij hem zou te hulp komen met vele baanderheren. Dus hem koning Reinout zeer dankte. Toen kusten zij elkaar en scheiden. En het leger reisde zo ver dat het kwam te Monthin in Beieren en bleef daar logeren voor de stad. En daar deed hem hertog Otto groot feest 3 dagen lang. Ten vierde dag namen zij verlof en reisden alzo ver totdat ze kwamen te Keulen. Toen kwamen die 4 ridders die het volk van de wapens bestuurden die van Keulen Anthonis meegegeven hadden en zeiden. Het is het beste dat wij voor reizen om u te bereiden uw passage. Anthonis was er mee tevreden en toen zij te Keulen kwamen werden zij feestelijk ingehaald en de opperste burgers vroegen hem hoe de reis vergaan was. Zij vertelden hun de hele geschiedenis en hoe Reinout koning van Bohemen was. Toen die van Keulen dat hoorden waren zij zeer blijde en zeiden aldus dat het hen daartoe zeer lief was dat zij de vriendschap hadden van al zulke twee prinsen. En gingen groot gereedschap maken om te ontvangen Anthonis en de koning van Ansay met hun volk. Het leger kwam hierna te Keulen en de burgers van de stad kwamen hen tegen met groot gezelschap en deden hen grote eerwaardigheid en baden ze dat zij toch die avond kwamen logeren in de stad met hun edelen. Het andere volk van het leger trok voort over de Rijn aan deze zijde van de stad logeren en die avond waren zij te Keulen zeer blijde onthaald. De volgende dag nam Anthonis verlof en zei de burgers, was het dat ze hem te doen hadden, hij was tot hun beste met al zijn macht: en dankte ze zeer van de vriendschap die zij hem gedaan hadden. En reisde vandaar tot dat hij kwam in de velden voor Luxemburg.

Hertoghinnen kersteinie was seer blyde als sy vernam die coemste van hertoge anthonis haren man Ende ghinck hem teghen mz vele vrouwen ende ioncfrouwen ende edelen vanden lande, ende oec met den clergien ende den borgers vanden stad. ende omtrent een half mile vander stad daer ontfingen de hertoghen ende die hertoghinne malckanderen seer blideliken Ende alle tgemeyn volc riep noel noel. dats te seggen groote bliscap. ende dancten god onsen here vander wedercoemst van haren heere. Theer bleef ligghende voer lutzenborch ende die coninc van ansay bleef dair liggende noch vi. dagen lanc dz hem de hertoge grote chierde dede. ende gaf hem alle syn obligacien mede ende scouten ganslic quite wt genomen vanden godshuze te fonderen om voer die dooden te bidden. ende dit dede hy alter liefde van coninc reinaut sinen broeder Die coninc van anssay dancte hem seer vriendelic ende schiet doen van daer ende quam weder in syn lant van anssay daer hi seer blidelycken ontfangen wert ende hertoge anthonis bleef doen voert thuys bi synder huysvrouwe, ende ghecreech dz iaer eenen sone gheten lochier. die welcke heel ardennen verloste van den rovers, ende dede int bosch fonderen een abdye. ende dede oec maken de brugge te masieres op de maze. ende meer ander fortressen beneden in hollant. ende dede oec vele soenre fayten van wapenen met coninc oliphart van bemen die syn neve was conincx reynauts zone. Het gebuerde hier na dat die coninc van anssay te doen hadde metten grave van friborch ende metten hertoge van oestrijc ende screef aen anthonis dat hi hem wilde te hulpen comen als hi dede. ende ghewan met forsten het greefschap van friborch. ende passeerde voert in oestryc ende verwan den hertoge ende dede hem voert pays maken mettten coninc van anssay tsynre eeren Ende hier na nam bertram anthonis zone te wive melidee des conincx dochter van anssay die na des conincs doot selve coninc was ende het hertoechdom van lutzenborch bleef na anthonis doot synen sone lothier

Hertogin Kristine was zeer blijde toen zij vernam de komst van hertog Anthonis, haar man. En ging hem tegen met vele vrouwen en jonkvrouwen en edelen van het land en ook met de geestelijkheid en de burgers van de stad en omtrent een halve mijl van de stad daar ontvingen de hertog en de hertogin elkaar zeer blijde. En het algemeen volk riep noel, noel, dat is te zeggen; grote blijdschap en dankten god onze heer van de terugkomst van hun heer. Het leger bleef liggen voor Luxemburg en de koning van Ansay bleef daar liggen noch 6 dagen lang dat hem de hertog grote sier deed en gaf hem alle zijn obligatie mee en schold hem alles kwijt, uitgezonderd van het godshuis te funderen om voor de doden te bidden en dit deed hij al ter liefde van koning Reinout, zijn broeder. Die koning van Ansay dankte hem zeer vriendelijk en scheidde toen van daar en kwam weer in zijn land van Ansay daar hij zeer blijde ontvangen werd en hertog Anthonis bleef toen voort thuis bij zijn huisvrouw en kreeg dat jaar een zoon geheten Lochier die heel Ardennen verloste van de rovers en liet in het bos funderen een abdij en liet ook maken de brug te Maisieres op de Maas en meer andere forten beneden in Holland en deed ook vele mooie wapenfeiten met koning Oliphart van Bohemen die zijn neef was, koning Reinout zoon. Het gebeurde hierna dat de koning van Ansay te doen had met de graafvan Fribourg en met de hertog van Oostenrijk en schreef aen Anthonis dat hij hem wilde te hulp komen, zoals hij deed en won met kracht het graafschap van Fribourg en passeerde voort in Ooostenrijk en overwon de hertog en liet hem voort vrede maken met koning van Ansay tot zijn eer. En hierna nam Bertram, Anthonis zoon, tot wijf Melidee, de koningsdochter van Ansay, die na de dood van de konings zelf koning was en het hertogdom van Luxemburg bleef na Anthonis dood op zijn zoon Lochier.

Nu valt die historie weder op raymondyn op melusinen ende op haer ander kinderen

Nu valt die historie weer op Raymond op Melusine en op hun andere kinderen.

Nu suldy voert hooren hoe raymondyn gecreech bi der hulpen van synen vassalen menich lant. ende baeneryen die hem te dienste stonden, al tot in bretanien ende binnen ij. iaren hier na hadde melusine noch twee kinderen. dar af dat deen gheheten was fromont die seer beminde die kercke gelijc hi wel bewees int eynde. want hij begaf hem te monninc te mailliers int cloestere. daer na der hant binnen eenen iare groot quaet af quamen ende een derlick ongheval ghelyc ghi hier na wel hooren sult. die andere zone was gheheten diederic die een groot man was van wapenen Hier mede so swighe ick van desen diederic. ende wil seggen van godefroy metten groten tande die de stoutste vroemste ende die ontsienste was van allen synen broederen

Dese godefroy en ontsach noit man hoe vroem hoe groot ende hoe fel dat hi was Die croniken ende warachtighe historien seggen dat hij teghen eenen gheest ofte viant eenen kamp vacht inde beemden voir lusignen ghelijck ghi noch hierna wel horen sult Het is voert te weten dat godefroy doen hi te manne ghecomen was dat hem een tijnghe aengebracht wart hoe datter eenrehanden volck in yerlant was dat synen vader raymondijn niet gehoersam wesen en woude alsoet met rechte schuldich was van doene Godefroy dit hoorende zwoer dat hijse tot onderdanicheyt ende subiecten brenghen soude Ende nam hieromme orlof aen raymondijn sinen vader. die welc dat om syns scheydens wille seer bedroeft was. ende nam met hem omtrent vijf hondert mannen van wapenen ende hondert arbalastriers. Ende als hi in yerlant quam vraechde hi terstont waer hem die onghehoorsamighe onthielden Die ghene die de partije met raymondijn synen vader hielden wesen hem die plaetsen van den onghehoirsamigen. ende ghinghen hemlieden oec wapenen gheloenende hem getrouwelicken by te stane om syn vianden te crancken. Godefroy dit hoorende danctese seer van haren dienste diese hem boden. maer hi seyde dat hijs op dz pas niet en behoefde. want hy hadde daer toe volcx genoech om syn dingen mede te beschicken Heer seyden sy voert ghi hebt meer te doen dan ghi weet. want uwe vianden syn seer fel ende wreet. ende syn alle vanden meesten geslachte van desen lande Godefroy antwoerde. mijn heren en sorcht daervoer niet want dair is gheen van hem allen hoe cleyn dz hi is die niet ter gehoirsamheyt comen en wille hi en salder om sterven Ende dairom mijn lieve heeren yst dz ic uwer te doen hebbe so sal ic u wel ontbieden Sij antwoerden here alsu u belieft so syn wi bereet Hi danctese seere ende nam sinen wech teenre borch waerts geheeten syon. daer een van godefroys vianden was mz noch ij. sijn ghebroeders die seer stout ende wreet waren op haer gebueren om selve heeren te wesenen Godefroy die dede dese iij. gebroeders ontseggen. datse souden comen hem ghehoersamicheit doen van syns vaders weghen Sij antwoerden daer op. hoe sy raymondijn noch om niemande van synent wegen doen noch laten en souden. ende dz hij daerom niet naerder en quame oft het soude hem qualicken vergaen. Die bode antwoerde dz hy dz wel wachten soude. maer ic sal u mynen meester senden die u wel anders leeren sal. ende die u allegader sal doen sterven. ende vanghen Die drie gebroeders horende dese antwoerde waren over seer ontstelt. ende en had hi hem niet so seer wederomm gehaest mz den perde hi soude gevangen hebben geweest ende gedoot sonder ophouwen. want sy waren onghenadich hoverdich ende sot noch god noch mensche ontsiende. doen de bode weder bi godefroy gheraecte vertelde hi hem die hoechmoedicheyt van desen iij. broeders. laetse wel sprac godefroit toenien want groten wint gaet met luttel regens liggen. ende dair aen en twivelt niet ic salse wel betalen van haren gagien Godefroy quam rechts logeren op een halve mile na der voersyder fortressen Ende doen hi alle syn volc gelogiert ende bescict hadde soe ghinc hi hem wapenen met hem eenen ridder die alle dlant kende. ende dien dede hij sitten op eenen schonen hengst die van voerdeel was Ende ontboet sinen volcke datse hem vandaer niet verroeren en souden voer datse tijnghe van hem hadden Doen schiet godefroy met dien ridder van daer. Ende so was daer bi gevalle een ander ridder die godefroy hadde opghehouden ende ghevoesters also dat hi godefroys herte wel kende en ontsach Dese ridder was geheeten philibert van mont moret. ende was seer vroem ter hant ende hadde te menigher plaetsen geweest. hi beminde godefroy hertliken seer. ende ginc hem hierom wapenen met noch x. ridders al cloecke mannen ende hielt godefroy altijt int ghesichte Als godefroy omtrent den fortressen van syon quam die ter syden af lach op eenen hogen berch. sprac hi tot den ridder die met hem reet Is dese fortresse also starc vander ander syden als sy schynt over dese syde. so salse mi noch leets genoech doen eer datse ghewonnen sal worden. ic moet emmers weten oft sy vandaer so sterc is. sy namen haren wech al omme doer cleyne bosselkens dat mense niet en sach. ende quamen ten laetsten den berch af in een schoen velt. Ende altyt volche hem philibert al heymelicken Ende als godefroy de plaetse aldus omme reden hadde so bevant hi datse omtrent der brugghe crancxst was. ende liet hem duncken dat mense van daer wel bespringen soude. want die mueren waren daer leghe. ende dat het daer onsorchlicxst was. anders dan op der poerten stont enen groten torre die grote weerscheen biedende Niet te min godefroy dachte dat hi hem daer tegens besorgen soude met mantelen, tegens het werpen van yser ende stenen Als godefroy met desen hem aldus veronledichde soe quam hi in een cleyn straetken dz den berch weder op liep, al ronts omme te keerene weder tsynen logise Als philibert sach dat godefroy weder op de vaert was van te keerenne soe reet hi al heymelicken tsynen volcke ende berchde hem in een bosselken tot dat godefroy verbi gheleden soude hebben: om dat hi hem van achter volgen soude Ende met dien dat hi godefroy sach comen wt den hole vander valleye so versach hi eenen hoep van volc van wapenen die de selve karrebanen inne reden van daer godefroy quam Ende dien wech was so nauwe dz quallicken twee lieden neffens een dair gheliden en mochten als sy deen den anderen ghemoetten: so datter dicwijls deen wederom eersselen moeste al die paerden groot waren Philibert diet siende en wist wat peysen. ende bleef stille houdende want hy ontsach goderfoy soe seer dat hi niet en dorste voert rijden. rechts omtrent den halven weghe vanden bergh int nedercomen, daer gemoette godefroy den hoope vanden voerseyden gheredene. ende dier wasser omtrent xvi. oft xviij. soe een so anders. ende daer onder wasser xiiij. wel gewapent ende rijckelicken op gheseten ende daer was een van glaudes ghebroederen die tot sinen broeder quam. om deswille dz hij hem ontboden hadde om raets met hem te pleghen wat hi doen soude vanden bevele oft versuec dz hem godefroy ghedaen hadde. want hi hadder verstaen hoe dz godefroy seer fel ende wonderlic was Als godefroy te ghemoete quam den vorsten vanden hope, so hiet hi hem dz hy eerselen soude met sinen gesellen tot dz hy den berch gepasseert ware Bi mijnre trouwen sprac die ridder die oec fyer ende hoechmoedich was. Ghy moyaert men moets wel oeck eerst weten wie ghy syt die om uwene wille heet eerselen Godefroy antwoerde Welaen ghi sult weten terstont ende dan suldy keeren tuwen ondancke Ick ben godefroy van lusignen Nu eersselt geringe oft bi gode ic sal u doen eersselen Guyon die broeder van glaude horende datter godefruy metten grooten tande was so riep hi tot sinen volcke. comt voert ghy heeren. ontgaet hi ons allen dat ware emmers grote schade. hij is qualic gheraect om ons te comen eyssche te dienst in ons lant Doen godefroy dat hoorde track hi syn zweert sonder meer woerden ende sloech den vorsten op synen helm dat hi van hem selven ter aerde viel. ende mits dien passeerde hi verbij dat pert over den ghene dien hi daer ter aerden geslagen hadde. Ende gaf den selven noch meer slagen tot dz hi hem niet langher en veruerde. ende sloech doen voert eenen anderen met eenen stocke op syn borst dat hi doot ter aerden viel. ende riep doen ghi valsce verraders ghi en moecht mi niet ontgaen, ghi sult wederom keeren al soude men u weder thuyswaerts sleppen. ende doen leed hi oec verby syn pert. ende lieten doot liggen ende quam voert tot den derden die welcke dz seer sterck was. ende sloech godefroy op syn hootwapene seer herdelic, maer de hootwapene was so hart dz den slach af scampte sonder godefroy te quetsen Doen greep godefroy syn sweert mz beiden handen ende sloech den anderen op syn hersenbecken doer den cop tot de herssen toen en werpen doot ter aerden Guion dit ongeluc siende wart seer toernich. want hy en mocht aen godefroy niet geraken dan met eenen smaels. ende hi ontsach godefroy over seere. ende riep daerom totten laetsten. Keer weder ende rijdt so verre tot dat wi oyt ruymen comen daer wi ons moghen verweren. want desen duvel soude ons allegader hier vermoerden. Met dien keerde hem die wel cort ende dander nae. ende clommen properlic den berch op. ende godefroy hem na metten sweerde in de hant, ende syn ionghelingc die mz hem was iaechde die drie paerden werder omme daer die iij. mannen af verslaghen waren

Nu zal je voort horen hoe Raymond kreeg bij de hulp van zijn vazallen menig land en baanderijen die hem te dienst stonden al tot in Bretagne en binnen 2 jaren hierna had Melusine noch twee kinderen waarvan dat de ene geheten was Froimont die zeer beminde de kerk gelijk hij wel bewees in het einde want hij begaf zich tot monnink te Maillezais in het klooster daarna naderhand binnen een jaar groot kwaad van kwam en een deerlijk ongeval gelijk gij hier nawel horen zal. De andere zoon was geheten Diederik die een grote man was van wapens. Hiermee zo zwijg ik van deze Diederik en wil zeggen van Godfried met de grote tand die de stoutste, dapperste en ontzienste was van al zijn broeders.

Dese Godfried ontzag nooit een man hoe dapper, hoe groot en hoe fel dat hij was. Die kronieken en waarachtige historin zeggen dat hij tegen een geest of vijand een kamp vocht in de beemden voor Lusigne gelijk gij noch hierna wel horen zal. Het is voort te weten dat Godfried toen hij tot man gekomen was dat hem een tijding gebracht werd hoe dat er een soort volk in Ierland was dat zijn vader Raymond niet gehoorzaam wezen wilde alzo het met recht schuldig was te doen. Godfried die dit hoorde zwoer dat hij ze tot onderdanigheid en onderwerpen brengen zou. En nam hierom verlof aan Raymond, zijn vader, die dat vanwege zijn scheiden zeer bedroefd was en nam met hem omtrent vijfhonderd mannen van wapenen en honderd voetboogschutters. En toen hij in Ierland kwam vroeg hij terstond waar de ongehoorzame zich onthielden. Diegene die de partij met Raymond zijn vader hielden wezen hem die plaatsen van de ongehoorzame en gingen zich ook wapenen en beloofden hem trouw bij te staan om zijn vijanden te verzwakken. Godfried die dit hoorde dankte ze zeer van hun dienst die ze hem boden, maar hij zei dat hij ze op dit niet behoefde. Want hij had daartoe volk genoeg om zijn dingen mee te beschikken. Heer, zeiden zij voort, gij hebt meer te doen dan gij weet want uw vijanden zijn zeer fel en wreed en zijn allen van het grootste geslacht van dit land. Godfried antwoorde, mijn heren, bezorg daarvoor niet want daar is geen van hen allen hoe klein dat hij is die niet ter gehoorzaamheid komen wil, hij zal er om sterven. En daarom mijn lieve heren, is het dat ik uw te doen heb zo zal ik u wel ontbieden. Zij antwoorden, heer als het u belieft zo zijn we gereed.

Hij dankte ze zeer en nam zijn weg tot een burcht waart geheten Syon daar een van Godfriedՠs vijanden was met noch 2 van zijn gebroeders die zeer stout en wreed waren op hun buren om zelf heren te wezen. Godfried die liet deze 3 gebroeders ontzeggen en dat ze zouden komen hem gehoorzaamheid te doen vanwege zijn vader. Zij antwoorden daarop hoe zij Raymond noch om niemand vanwege hem doen noch laten zouden en dat hij daarom niet nader kwam of het het zou hem slecht vergaan. De bode antwoorde dat hij zich dus wel wachten zou, maar ik zal u mijn meester zenden die u wel anders leren zal en die u allemaal zal laten sterven en vangen. De drie gebroeders die dit antwoord hoorden waren daarover zeer ontsteld en en had hij zich niet zo zeer wederom gehaast te paard, hij zou gevangen zijn geweest en gedood zonder ophouden, want zij waren ongenadig, hovaardig en zot en ontzagen noch god noch mens. Toen de bode weer bij Godfried kwam vertelde hij hem de hoogmoed van deze 3 broeders. Laat ze, sprak Godfried, doen want grote wind gaat met luttel regen liggen en daaraan twijfel niet, ik zal ze wel betalen van hun gage. Godfried kwam recht logeren op een halve mijl nabij het voor genoemde fort. En toen hij al zijn volk gelogeerd en beschikt had zo ging hij zich wapenen en met hem een ridder die het hele land kende en die liet hij zitten op een mooie hengst die van voordeel was. En ontbood zijn volk dat ze zich vandaar niet verroeren zouden voordat ze tijding van hem hadden. Toen scheidde Godfried met die ridder vandaar. En zo was daarbij toeval een ander ridder die Godfried had opghehouden en met een voedster alzo dat hij Godfriedՠs hart wel kende en ontzag. Deze ridder was geheten Philibert van Mont Moret en was zeer dapper ter hand en was te menige plaatsen geweest. Hij beminde Godfried zeer hartelijk en ging zich hierom wapenen met noch 10 ridders, al kloeke mannen, en hield Godfried altijd in het gezicht. Toen Godfried omtrent het fort van Syon kwam die ter zijden lag op een hoge berg sprak hij tot de ridder die met hem reedt. Is dit fort alzo sterk van de andere zijde als het schijnt over deze zijde, zo zal het mij noch leed genoeg doen eer dat het gewonnen zal worden. Ik moet immer weten of het vandaar zo sterk is. Zij namen hun weg alom door kleine bosjes zodat men ze niet zag en kwamen tenslotte de berg af in een mooi veld. En altijd volgde hem Philibert al heimelijk.

En toen Godfried de plaats aldus om gereden had zo bevond hij dat het omtrent de brug het zwakste was en liet zich denken dat men het vandaar wel bespringen zou want de muren waren daar laag en dat het daar het minste zorgelijk was. Anders dan op de poort stond een grote toren die grote weerstand bood. Niettemin Godfried dacht dat hij zich daartegen bezorgen zou met mantels tegen het werpen van ijzer en stenen. Toen Godfried zich hiermee had beziggehouden zo kwam hij in een klein straatje dat omhoog de berg liep, al rondom te keren weer tot zijn logies. Toen Philibert zag dat Godfried weer op de vaart was van te keren zo reedt hij al heimelijk tot zijn volk en verborg zich in een bosje totdat Godfried voorbijgegaan zou hebben: omdat hij hem van achter volgen zou. En met dien dat hij Godfried zag komen uit de holte van de vallei zo zag hij een hoop van wapenvolk die dezelfde karbaan in reden vanwaar Godfried kwam. En die weg was zo nauw dat er nauwelijks twee lieden naast elkaar daardoor mochten als zij de een de andere ontmoette: zodat er dikwijls de ene wederom aarzelen moest als de paarden groot waren. Philibert die dit zag wist niet wat te peinzen en bleef stilhouden want hij ontzag Godfried zo zeer dat hij niet durfde voort rijden. Recht omtrent de halve weg van de berg in het nederkomen daar ontmoette Godfried de hoop van de voor genoemende rijders en van van die waren er omtrent 16 of 18, zo een zo anders, en daaronder waren er 14 goed gewapend en rijk opgezeten en daar was een van Glaude Գ broeders die tot zijn broeder kwam omdat hij hem ontboden had om raad met hem te plegen wat hij doen zou van het bevel of verzoek dat hem Godfried gedaan had want hij had er verstaan hoe dat Godfried zeer fel en wonderlijk was. Toen Godfried tegemoetkwam de voorste van de hoop zo zei hij hem dat hij aarzelen zou met zijn gezellen totdat hij de berg gepasseerd was. Bij mijn trouw, sprak die ridder, die ook fier en hoogmoedig was, gij bemoeiaard, men moet wel ook eerst weten wie gij bent die vanwege u zegt te aarzelen. Godfried antwoorde. Wel aan, gij zal het terstond weten en dan zal je keren tegen uw wil. Ik ben Godfried van Lusigne. Nu aarzel gauw of bij god ik zal u laten aarzelen. Guyon, de broeder van Glaude, hoorde dat het Godfried met de grote tand was en zo riep hij tot zijn volk, kom voort gij heren, ontgaat hij ons allen dat was immer grote schade. Hij is kwalijk geraakt om ons te komen eisen te dienst in ons land. Toen Godfried dat hoorde trok hij zijn zwaard zonder meer woorden en sloeg de voorste op zijn helm zodat hij van zichzelf ter aarde viel en mitsdien passeerde hij voorbij dat paard over diegene die hij daar ter aarde geslagen had. En gaf die noch meer slagen totdat hij zich niet langer verroerde en sloeg toen voort een andere met een stok op zijn borst zodat hij dood ter aarde viel en riep toen; gij valse verraders, gij mag mij niet ontgaan, gij zal wederom keren al zou men u weer thuiswaarts slepen en toen ging hij ook voorbij zijn paard en liet hem dood liggen en kwam voort tot de derde die zeer sterk was en sloeg Godfried op zijn hoofdwapen zeer hard, maar het hoofdwapen was zo hard dat de slag afschampte zonder Godfried te kwetsen. Toen greep Godfried zijn zwaard met beide handen en sloeg de anderen op zijn hersenbekken door de kop tot de hersens toe en wierp hem dood ter aarde. Guion die dit ongeluk zag werd zeer vertoornd want hij mocht aan Godfried niet geraken dan met een keer en hij ontzag Godfried erg zeer en riep daarom tot de laatste. Keer weer en rijdt zo ver tot dat we ooit ruimen komen daar we ons mogen verweren, want deze duivel zou ons allemaal hier vermoorden. Met dien keerden ze zich wel kort die en de anderen daarna en klommen goed de berg op en Godfried hen na met het zwaard in de hand en zijn jongeling die met hem was joegen de drie paarden wederom daar die 3 mannen van verslagen waren.

Nu suldij voert hooren ende weten hoe dz philibert van montmoret was al bi het hol vanden diepten ende hoorde dat gheruchte. Hierom riep hij syn gesellen: ende met dien haesten hem guyon ende syn gesellen den berch af ende godefroy hem na metten zweerde in de hant Ende als sijnen vernamen so besprongen sy hem van alle syden. ende hij verweerde hem als een vroem man. so dede oec syn jonckere die hi bi hem hadde so dat daer groot gevecht geviel Nu hoort vanden ghenen die godefroy beneden inder waghenleezen ter neder ghevelt hadde. als hy sach dz guyon bi die macht van Godefroy hadde moeten keeren. ende dat syn ij. gesellen doot waren bi hem so was hi seer droevich: ende sach al omme. ende vant syn paert, ende sat daer weder op met groter pynen. ende reet henen na syon. ende daer comende. vant hij glaude voer der poerten mz sinen lieden Glaude hem siende kenden terstont, ende vraechde hem wien soe begaet hadde want hij was seer bebloet: ende daer ghinck hi hem vertellen vander aventuren diesy int ontmoeten van godefroy gehad hadden. ende hoe dat godefroy sinen broeder bi fortzen hadde doen ryden wt der diepten vander valleyen. ende dat die bataillie noch gheduerde.

Als glaude dat verstont was hi seer verslaghen ende ghinc hem eensgancs wapenen met sinen lieden die hi bi hem hadde. die in getale waren omtrent hondert ende veertich mannen van wapenen. ende liet clarenbout synen broeder binnen der fortressen omtrent met tsestich mannen al ghewapent om die fortresse te bewarene. Glaude die haeste hem seere daerwart. maer het was te vergheefs. want philibert ende syn x. ridders waren daer ten aenganghe comen. ende hadden hem so gehad dat alle guyons lieden doot gebleven waren. ende guyon ghevanghen Godefroy swoer dat hijen terstont soude doen hanghen Met dien so quam godefroys ionckere die weder beneden in diepte vander waghenleese hadde geweest om een schoen zweert dat hi daer hadde sien ligghen dat een vanden dooden toe behoorde die godefroy verslaghen hadde. ende hoorde dait het gheluyt ende het gebriesch vanden perden ende volck van wapenen dat glaude aenbracht. alsoe dat hij seer haeste tot godefroy warts om hem dat te kundighen Terstont dede godefroy guyon opnemen ende deden voeren in en bosch ende lieten daer aen eenen boem binden. ende beval eenen ridder dz hijen bewaren soude. ende terstont ghinc hi van dair tot in de diepten verwachtende die aventueren Philibeert clam boven opt hoeghe om beneden in den heerwege te siene. ende also sach hij comen glaude met sinen volcke in de diepte van den wege Hi keerde hem omme tsinen volcke waert seghende tot godefroy. here wi en hebben anders niet te doene dan wel te wachtene dese pas. siet hier comen uwe vianden. Wel aen sprac godefroy en ontsiet u niet. hi riep sinen ioncker die met hem ghecomen was ende seynde die terstont te heer waert om syn volc hem bevelende datse geringe aenquamen Hij reed wat hy rennens mochte ende int heer comende seide hi aldus. Mijn lieve heeren gheringe maect u gereet want godefroy die vecht teghens syn vianden Sij pijnden hem terstont inde wapene: ende die ionckere ghelyddese so hi alder rechts mocht ter plaetsen daer hi godefroyt weder vant vechtende teghens zyn vianden Gaude spoedde hem seer meynende wel te ghewinnen die hoechte van den berghe. maer godefroy hadde hem den wech ondergaen. ende was voer int pas hem benemenden de passaige. want daer en wasser gheen so stout godefroy en deedtse keeren Hi hadde twee van sinen ridders die af ghestaen waren te voet ende hadden haer glavien in die hand hem houdende zyde aen zyde neffens godefroy int diepe vanden holen weghe al daer sy vele van glaudes volck quetsten over doot Philibert was doen mz hem vieren neder gecomen rechts boven den holen wech. ende deden dair die steen vergaderen daer mede dz sy so sterckelicken worpen in glaudes volcke datse hem niet en consten onthouden alsodatter wel xxx. doot bleven Met dien quam godefroys ionckere aen metten volcke dair hi om ghesonden hadde Ende als godefroy dat wiste so dede hi drihondert mannen van wapenen leyden den wech die sy tsmergens ghereden hadden om den pas inne te nemen: op dz die benemen souden dat glaude ende syn volc niet weder en souden keeren tharer fortressen waert Dese ionckere die reed henen met dien volcke verbij die fortressen tot al voer die beemden. Ende alse clarenbout versach so meynde hi dathet enich secours geweest ware dz hem te hulpen quame. want hi en meynde niet dat dz haer vianden soe sterck int lant gheweest waren Sy quamen al suverlicken aen voet voir voet. rechts oft se hem gheen arch ghewilt en hadden Also dz clarenbout overmits dien dede vellen ende nederlaten die valbrughe ende die poertene openen. ende quam synder xx. al gewapent op de brughe. doen dese ionckere ende syn gheselscap des gewaer werden dat de brugghe nedergheslagen was ende die poerte open. soe namen sy den wech so verdich ende geringhe als sy emmermeer mochten inne waerts

Nu zal je voert horen en weten hoe dat Philibert van Mont Moret was al bij de holte van de diepte en hoorde dat gerucht. Hierom riep hij zijn gezellen: en met dien haastte zich Guyon en zijn gezellen de berg af en Godfried hen na met het zwaard in de hand. En toen ze hem vernamen zo besprongen zij hem van alle zijden en hij verweerde zich als een dappere man. Zo deed ook zijn jonker die hij bij hem had zodat daar groot gevecht viel. Nu hoort van diegene die Godfried beneden in de karrenweg ter neder geveld had, toen hij zag dat Guyon bij de macht van Godfried had moeten keren en dat zijn 2 gezellen dood waren door hem zo was hij zeer droevig: en zag alom en vond zijn paard en zat daar weer op met grote moeite en reedt henen naar Syon en toen hij daar kwam vond hij Glaude voor de poort met zijn lieden. Glaude die hem zag herkende hem terstond en vroeg hem wie hem zo begaan had, want hij was zeer bebloed: en daar ging hij hem vertellen van de avonturen die zij in het ontmoeten van Godfried gehad hadden en hoe dat Godfried zijn broeder met kracht had laten rijden uit de diepte van de vallei en dat die strijd noch duurde.

Toen Glaude dat verstond was hij zeer verslagen en ging zich gelijk wapenen met zijn lieden die hij bij hem had die in getal waren omtrent honderdveertig mannen van wapenen en liet Clarenbout, zijn broeder, binnen het fort omtrent met zestig mannen al gewapend om het fort te bewaren. Glaude die haaste zich zeer derwaarts, maer het was tevergeefs want Philibert en zijn 10 ridders waren daar te aan gekomen en hadden zich zo gehad dat alle Guyonՠs lieden dood gebleven waren en Guyon gevangen. Godfried zwoer dat hij hem terstond zou laten hangen. Met dien zo kwam Godfriedՠs jonker die weer beneden in diepte van de karrenweg had geweest om een mooi zwaard dat hij daar had zien liggen dat een van de doden toebehoorde die Godfried verslagen had en hoorde daar het geluid en het gebries van de paarden en volk van wapenen dat Glaude aanbracht. Alzo dat hij zeer haastte tot Godfried waart om hem dat te verkondigen. Terstond liet Godfried Guyon opnemen en liet hem voeren in en bos en liet hem daar aan een boom binden en beval een ridder dat hij hem bewaren zou en terstond ging hij van daar tot in de diepte en wachte op het avontuur. Philibert klom boven op het hoge om beneden in de Herenweg te zien en alzo zag hij Glaude komen met zijn volk in de diepte van de weg. Hij keerde zich om tot zijn volk waart en zei tot Godfried. Heer, we hebben niets anders te doen dan deze pas goed te bewaken, ziet hier komen uw vijanden.

Wel aan, sprak Godfried, ontzie u niet. Hij riep zijn jonker die met hem gekomen was en zond die terstond te leger waart om zijn volk en beval hem dat ze gauw aankwamen. Hij reed wat hij rennen mocht en toen hij in het leger kwam zei hij aldus. Mijn lieve heren, gauw maakt u gereed, want Godfried die vecht tegen zijn vijanden. De deden zich terstond in de wapens: en de jonker geleidde ze zo hij aller recht mocht ter plaatse daar hij Godfried weer vond vechten tegen zijn vijanden. Gaude spoedde zich zeer en meende wel te winnen de hoogte van de berg, maar Godfried was hem de weg ondergegaan en was voor hem in de pas en benam hem de passage. Want daar was er geen zo stout, Godfried liet ze keren. Hij had twee van zijn ridders die afgestegen waren te voet en hadden hun lans in de hand die zich hielden zijde aan zijde naast Godfried in het diepe van de holle weg al daar zij velen van Glaude Գ volk kwetsten voor dood. Philibert was toen met hen vieren neer gekomen recht boven de holle weg en liet daar stenen verzamelen waarmee ze zo sterk wierpen in Glaude ‘s volk dat ze zich niet goed onthouden konden alzo dat er wel 30 dood bleven. Met dien kwam Godfriedՠs jonker aan met het volk daar hij om gezonden had. En toen Godfried dat wist zo liet hij driehonderd mannen van wapenen leiden de weg die zij ‘s morgens gereden hadden om de pas in te nemen: op dat die benemen zouden dat Glaude en zijn volk niet weer zouden keren tot hun fort waart.

Deze jonker die reed henen met dat volk voorbij dat fort tot al voor de beemden. En toen Clarenbout hen zag zo meende hij dat het enige bijstand geweest was dat hem te hulp kwam. Want hij meende niet dat hun vijanden zo sterk in het land geweest waren. Zij kwamen al zuiver aan, voet voor voet recht of ze hem geen erg wilde doen. Alzo dat Clarenbout overmits dien liet vellen en neerlaten de valbrug en de poort openen en kwam daar van hen 20 geheel gewapend op de brug. Toen deze jonker en zijn gezelschap dat gewaar werden dat de brug neergeslagen was en de poort open zo namen zij de weg zo vaardig en gauw als zij immermeer mochten naar binnen.

Clarenbout die vraechde hemlieden int passeren voer der poerten wat lieden dat sy waren. ende sy antwoerden wi syn alle goede vrienden Ende als harer omtrent twintich over der brugghen ghecomen waren. soe vraechden sy waer glaude van syon ware. segghende hoe dat syen gherne spraken Clarenbout antwoerde. hi sal hier terstont wesen. hi is wt gereyst om godefroy metten grooten tande te bevechten in dien berch dien hi daer voer u siet, want hi en kan hem daer niet ontgaen al waer hi so fel als die duvel Dats voerwaer goede tijnge seyde die ionchere Met dien quamen sy hem vaster bi vraghende oft sy hem wilden gaen helpen Clarenbout danctse seer segghende dattte gheen noot en ware Als die ionckere aldus met schonen woerden die brugghe ghewonnen hadde. riep hi tot synen lieden Wel aen ghi ridders ende knechten dese fortresse oft borch is onse Met dien woerde so trad clarenbout achterwaerts meynende die brugghe op te slane. maer die twintich mannen die voer der brugghen waren sloegen soe verveerlicken inde hoop vanden volck de clarenbout bij hem hadde datse haers selfs vergaten Terstont spronghen sy van haren paerden ende namen die brugghe inne ende traden binnen der poerten. ende terstont staken sy twee glavien inder ketenen vander bruggen Corts daer nae satender noch hondert af ende quamen allegader binnen boven ende beneden: ende eensgancs namen sy clarenboude ghevanghen met allen synen hulpers ende dedense bewaren al ghebonden in een camere met veertich mannen van wapenen Die ionchere ghinc te rade mz sinen lieden dat hi dat feyt wouden gaen ontbieden godefroy. ende dat sy de gevangene daer binnen souden houden al ghesloten. om te besien oft glaude oeck wedercomen soude. Ende dese ionckere voerseit reet geringe na godefroy toe ende vertelde hem alle die geschiedenissen hoe clarenbout ende alle syn volc gevangen was ende hoe die borch oec gewonnen was Godefroy dit horende was seer verblyt ende sloech die ionckere ridder. ende deden hem hondert mannen van wapenen. ende beval hem dat hi terstont daer mede opt lant slaen soude. ende wachten dz glaude gheenen andren wech en name ter fortressen waert. want waert dat hi ontghinge hi mochte hem noch vele verdriets aen doen, eer dat syen souden connen ghecrigen ende dat hy daerom beter ware inden holen wege besloten ende dat glaude als ghevangen worde Heer sprack die nieuwe ridder en hebt gheen sorghe hi en sal ons niet ontgaen. ten sy dat hi vliegen kan, mach icker anders te tyde comen. Ic gheve u mijn hoot op dat hi mi ontgaet Met dien reed die nieuwe ridder mz sinen volcke den berch af. ende godefroy bleef daer vast schermutzen tegens syn vianden Daer wasser harer wel xl. af ghetreden van haren perden boven op den berch. die so crachtelicken mz steenen werpen dat glaude mz sinen volcke tharen ondancke weerom keren moesten Godefroy ende syn volc die inden holen wege sloech stoudenense doen voert eerselinge over rugge. maer qualicken consten sy gheersellen om den dooden wille die onder de voeten laghen. Als dese nieuwe ridder rechts tegen den holen wech over quam met sinen hoope ende het ghebriesch vanden perden hoirde so dacht hi wel dz het glaude was die wederom keerde Ende daerom nam hi het decsel vander berghe ende liet glaude den rechten wech houden ter fortressen waert Hi reet aen wat hi mochte ende als hi bi der fortressen quam wel meynende dat hi ontcomen ware, soe riep hi doet op doet op. ende sy dedent dier binnen waren. Hi quam op ende passeerde die brugge. ende binnen comende so trad hi van sinen paerde al eer hi wiste dat hi synre fortressen quyt was Eensgancs was hi van allen syden beringhelt ende gebonden Doen was hi seer verslagen want hy en sach daer eenen mensch niet dien hi kende. wat is dit sprac hi waer is mijn volc gebleven Bi mijnre trouwen sprack daer een ridder die hem wel kende; ghi sult terstont bi hemlieden gelogeert syn. ende eensganx wert hi geleit in dieselfde camere daer clarenbout syn broedere ende die ander ghevanghenen inne waren. Doen glaude dit sach so wart hi utermaten seer bescaemt Ende also gheringe als clarenbout syn broedere hem sach, seyde hi Ha mijn lieve broeder wi syn bi uwer hoverdyen alle gevallen in grooter kativitheyt. daer wi nemmermeer wt en geraken. ten sal ons leven costen. want godefroy is te wreet Glaude antwoerde wi moeten verwachten datter ons af comen sal. Doen quam godefroy binnen der fortresse ende het remanant van glaudes volcke wert al gevangen ende dootgeslagen Daer wart guyon die derde broeder oec inder cameren bracht bi dandere. Doen ghinc godefroy dair binnen ende seyde tot glaude aldus Ghi valsch verrader hoe hebdy soe koen geweest. mijns vaders lant te quellenne ende syn volc. die mz rechte syn ondersate syn soud Ic salser u bi mijnre edelheyt om pinighen. want ghij sulter om ghehangen worden voer die valeye van bruyan daert gwerin u neve sien sal, die oec een verrader is als ghy syt teghens mijne heer vader Glaude en was van deser groeten niet seer verblijt Ende als tvolc vanden lande hoorden dat syon ende glaude gevangen waren met sinen twee ghebroeders Soe quamen dair grote clachten van rooven ende anderen quade stucken over glaude ende syn volc Ende metten selven bevant men dair binnen mer dan. hondert gevangenen so van binnens slants soe coeplieden ende andere vreemden die al beroeft hadden gheweest. die elc haer ongheluck quamen te kennen gheven: want daer en moch niemant verby lyden hi en wert af gheset Als godefroy alle dit hoirde sonde hi terstont rechten ter siden vanden berge een micke oft vorcke. ende dair dede hi aen hangen alle glaudes volc Maer glaude ende syn twe ghebroeders spaerde hi op dat pas Voert beval hi het slot eenen ridder van dien lande dz een vroem degelic man was. ende beval hem op syn lijf dz wel te bewaren ende dz hi dondersaten wel ende getrouwelicken regeren soude ende iusticie onderhouden Die ridder gheloefde hem dz hyt doen soude na syn beste vermoghen Ende hier na schiet godefroy op eenen mergenstont van daer: ende nam synen wech ten dale bruyant waert. ende dede mz hem bringen alle iij. die gebroeders die in groter vreesen waren van te stervene alst gheen wonder en was

Clarenbout die vroeg hen in het passeren voor de poort wat lieden dat zij waren en zij antwoorden, we zijn alle goede vrienden. En toen van hen omtrent twintig over de brug gekomen waren zo vroegen zij waar Glaude van Syon was en zeiden hoe dat ze hem graag spraken. Clarenbout antwoorde, hij zal hier terstond wezen, hij is uitgetrokken om Godfried met de grote tand te bevechten in die berg die gij daar voor u ziet, want hij kan hem daar niet ontgaan al was hij zo fel als de duivel. Dat is voorwaar goede tijding, zei de jonker. Met dien kwamen zij hem vaster bij en vroegen of zij hem wilden gaan helpen. Clarenbout dankte ze zeer en zei dat het geen nood was. Toen de jonker aldus met mooie woorden de brug gewonnen had riep hij tot zijn lieden. Wel aan, gij ridders en knechten, dit fort of burcht is de onze. Met die woorden zo trad Clarenbout achteruit en meende de brug omhoog te doen, maar die twintig mannen die voor de brug waren sloegen zo vervaarlijk in de hoop van volk die Clarenbout bij hem had zodat ze zichzelf vergaten. Terstond sprongen zij van hun paarden en namen de brug in en traden binnen de poort en terstond staken zij twee lanspunten in de ketttingen van de brug. Gauw daarna stegen er noch honderd af en kwamen allemaal binnen, boven en beneden: en gelijk namen zij Clarenbout gevangen met al zijn helpers en lieten ze bewaren al gebonden in een kamer met veertig mannen van wapenen. De jonker ging te raad met zijn lieden dat hij dat feit wilde gaan ontbieden Godfried en dat zij de gevangenen daarbinnen zouden houden al gesloten om te bezien of Glaude ook terug komen zou. En deze voor genoemde jonker reedt gauw naar Godfried toe en vertelde hem alle geschiedenissen hoe Clarenbout en al zijn volk gevangen was en hoe die burcht ook gewonnen was. Godfried die dit hoorde was zeer verblijd en sloeg de jonker ridder en deed hem honderd mannen van wapenen en beval hem dat hij terstond daarmee op het land zou slaan en wachten dat Glaude geen andere weg nam ter fort waart. Want was het dat hij ontging, hij mocht hem noch veel verdriet aan doen eer dat ze hem zouden kunnen krijgen en dat hij daarom beter was in de holle weg besloten en dat Glaude dan gevangen wordt. Heer, sprak de nieuwe ridder, hebt geen zorg, hij zal ons niet ontgaan, tenzij dat hij vliegen kan, mag ik er anders op tijd komen. Ik geef u mijn hoofd op dat hij mij ontgaat. Met dien reede de nieuwe ridder met zijn volk de berg af en Godfried bleef daar vast schermutselen tegen zijn vijanden. Daar waren er wel van hen 40 af gestegen van hun paarden boven op de berg die zo krachtig met stenen wierpen dat Glaude met zijn volk tegen hun wil wederom keren moesten.

Godfried en zijn volk die in de holle weg waren sloegen stonden toen voort aarzelen terug. Maar kwalijk konden ze aarzelen vanwege de doden die onder de voeten lagen. Toen deze nieuwe ridder recht tegenover de holle weg kwam met zijn hoop en het gebries van de paarden hoorde zo dacht hij wel dat het Glaude was die wederom keerde. En daarom nam hij de top van de berg en liet Glaude de rechte weg houden ter fort waart. Hij reedt aan wat hij mocht en toen hij bij het fort kwam en wel meende dat hij ontkomen was zo riep hij doe open, doe open en zij deden het die erbinnen waren. Hij kwam op en passeerde de brug en toen hij binnenkwam zo steeg hij af van zijn paard, al eer hij wist dat hij zijn fort kwijt was. Gelijk was hij van alle zijden omringd en gebonden. Toen was hij zeer verslagen want hij zag daar geen mens die hij kende. Wat is dit, sprak hij, waar is mijn volk gebleven. Bij mijn trouw, sprak daar een ridder die hem wel kende; gij zal terstond bij hen gelogeerd zijn en gelijk werd hij geleid in dezelfde kamer daar Clarenbout, zijn broeder, en de andere gevangenen in waren. Toen Glaude dit zag zo werd hij uitermate zeer beschaamd. En alzo gauw als Clarenbout, zijn broeder, hem zag, zei hij. Ha mijn lieve broeder, we zijn bij uw hovaardij allen gevallen in grote ellendigheid waar we nimmermeer uit raken. Het zal ons leven kosten want Godfried is te wreed. Glaude antwoorde, we moeten afwachten dat er ons van komen zal. Toen kwam Godfried binnen het fort en het overblijfsel van Glaude ‘s volk werd al gevangen en dood geslagen. Daar werd Guyon, de derde broeder, ook in de kamer gebracht bij de anderen. Toen ging Godfried daarbinnen en zei tot Glaude aldus. Gij valse verrader, hoe ben je zo koen geweest mijn vaders land te kwellen en zijn volk die met recht zijn onderzaten zijn zouden. Ik zal er u bij mijn edelheid om pijnigen, want gij zal er om gehangen worden voor de vallei van Bruyan daar het Gwerin, uw neef, zien zal, die ook een verrader is zoals gij bent tegen mijn heer vader. Glaude was van deze groet niet zeer verblijd. En toen het volk van het land hoorden dat Syon en Glaude gevangen waren met zijn twee gebroeders, zo kwamen daar grote klachten van roven en andere kwade stukken over Glaude en zijn volk. En gelijk vond men daar binnen meer dan honderd gevangenen zo van binnenland, zo kooplieden en andere vreemden die geheel beroofd waren geweest die elk hun ongeluk kwamen te kennen geven: want daar mocht niemant voorbijgaan, hij werd afgezet. Toen Godfried dit alles hoorde zo ging hij terstond oprichten ter zijden van de berg een mik of vork en daar liet hij aanhangen al Glaude ‘s volk. Maar Glaude en zijn twee gebroeders spaarde hij op dat pas. Voort beval hij het slot een ridder van dat land dat een dappere en degelijke man was en beval hem op zijn lijf dat goed te bewaren en dat hij de onderzaten goel en getrouw regeren zou en justitie onderhouden. Die ridder beloofde hem dat hij het doen zou naar zijn beste vermogen. En hierna scheidde Godfried op een morgenstond vandaar: en nam zijn weg ten dal Bruyan waart en liet met hem brengen alle 3 gebroeders die in grote vrees waren van te sterven, zoals het geen wonder was.

Als godefroy met sinen volcke ter valeyen quam van bruyant, stonden die tenten al daer ghespareet. ende elck logierde na der ordinancien Doen dede godefroy terstont oprechten een galge oft vorcke voer die poerte van den casteele. ende dede daer aen terstont hanghen glaude met synen twee gebroeders Ende ontboet dien vanden casteele bi also si hem niet op en gaven dat hyse allegader hanghen soude op dat hyse ghecrigen mochte.

Als gherijn van valbruyant dat aenhoorde sprack hi tot synen wyve. ic en sal my teghen die macht van desen fellen godefroy metten tande niet connen onthouden Ic wille van hier trecken te monsrijn waert bi gerairde mynen neve ende bi myn andere vrienden om te besiene hoe dat wij met dese godefroy enich tractaet van peyse ghemaken mochten Sijn wyf die seer verstandel ende subtyl was die hieten henen rijden maer dat hi hem emmers wel wachten soude dat hij niet ghevanghen en worde. ende dz hy niet weder en quame van monsrijn voer dat hij weder warachtighe tijnghe van haer hadde. want ick hope sprac sij voert dat ick metter hulpen van gode een goet tractaet maken sal voer ons allen met godefroy. Ghy weet doch wel hadt ghi mij willen geloeven ghi en soudes u niet onderwonden hebben te doene tghene dat u glaude met sinen ghebroeders gherande hebben ghehadt. hoe wel nochtans dat ghi gode lof al noch u ghelofte niet ghevalscht en hebt tegens raymondinen van lusignine uwen gherechtighen heer Mijn wtvercoren wijf antwoirde hi. doeter ghi u beste inne na u vermoghen. want ghy my raedt dat wille ick doen. ende mz dien track hi doer een posterne gheseten op eenen gerayen hengst. ende reed onder dat bedecsel van den graven neffens die logysen dat hij noyt ghekend en wart Doen hi een cleyn stuck van dair was sloech hi syn paert met sporen van groote anxste dat hi noch ghemerckt soude hebben gheweest Niet te min hi dancte ende loefde gode onsen heere die hi hem bij dbosch vant twelc wel ij. milen lanc was. ende soe nam hi sinen wech te monfrijn waert wat hy ryden mochte. Als hi te monfrijn quam bi gheraerdt synen neve soe vertelde hi hem dit werck te wetene, hoe dz godefroy metten grote tande glaude haren neve ende syn twe gebroeders ghevangen hadde . ende dz hi alle syn volc hadde doen hangen voer het casteel van syon. ende dat hi die drie gebroeders hadden doen brengen voer valbruyant ende hadse dair doen hanghen Ende dat hi hierom van dair ghetrocken ware op aventuere ofte die fortresse yet ghewonnen warde. Bi mijnre trouwen sprac geraerd Mijn schoen oem ghy hebt gedaen als die vroede, want na datmen my seyt van die godefroy. soo eest een seer groot ridder van hoghen ende mogende doene en so wonderlicken wreet ende ontsichlic. hoe qualic becoemter ons dat wi oyt ghingen tot glaude. want wi wisten wel dat hy ende syn broeders van quade levene waren ende dat niemant doer hair laten passeren en mochte hi en wart beroeft Ons heere god wil ons hier wt helpen tonse eeren, wij moeten op dit werc wat letten, het is best dat wi ontbieden alle onse naesten ende alle die gene die van deser dwaser aliancie syn Gheraerdt antwoirde dat hem dit also goet ghedaen dochte Sij warden allegader ontboden datse souden comen te monfrijn om met malckandere te spreken hoe syt met desen wercke aen leggen souden. ende oft men eenichssints weghen gevonden mochte hoe sy hem teghens godefroy ontsculdighen souden

Toen Godfried met zijn volk ter vallei kwam van Bruyan stonden de tenten al daar gespreid en elk logeerde naar de ordinantie. Toen liet Godfried terstond oprichten een galg of vork voor de poort van het kasteel en liet daaraan terstond hangen Glaude met zijn twee gebroeders. En ontbood die van het kasteel bij alzo ze zich niet opgaven dat hij ze allemaal hangen zou opdat hij ze krijgen mocht.

Toen Gwerin van de Vallei dat van Bruyan aanhoorde sprak hij tot zijn wijf. Ik zal me tegen de macht van deze felle Godfried met de tand niet kunnen onthouden. Ik wil van hier trekken te Monsrijn waart bij Gerard, mijn neef, en bij mijn andere vrienden om te bezien hoe dat wij met deze Godfried enig traktaat van vrede maken mochten. Zijn wijf die zeer verstandig en subtiel was die zei hem henen rijden maar dat hij zich immer wachten zou dat hij niet gevangen werdt en dat hij niet terugkwam van Monsrijn voordat hij weer waarachtige tijding van haar had want ik hoop, sprak zij voort, dat ik met de hulp van god een goed traktaat maken zal voor ons allen met Godfried. Gij weet toch wel, had gij mij willen geloven, gij zou u niet onderwonden hebben te doen hetgene dat u Glaude met zijn gebroeders aangeraden hebben gehad. Hoe wel nochtans dat gij god lof al noch uw gelofte niet vervalst hebt tegen Raymond van Lusigne, uw gerechtige heer. Mijn uitverkoren wijf, antwoorde hij, doe er in uw best naar uw vermogen want gij me aanraadt dat wil ik doen en met dien trok hij door een deur gezeten op een snelle hengst en reed onder de bedekking van de grachten neffens het logies zodat hij nooit herkend werd. Toen hij een klein stuk vandaar was sloeg hij zijn paard met sporen van grote angst dat hij noch gemerkt zou zijn geweest. Niettemin hij dankte en loofde god onze heer tot hij zich bij het bos vond wat wel 2 mijlen lang was en zo nam hij zijn weg te Monfrijn waart wat hij rijden mocht. Toen hij te Monfrijn kwam bij Gerard, zijn neef, zo vertelde hij hem dit werk, te weten hoe dat Godfried met de grote tand Glaude, hun neef, en zijn twee gebroeders gevangen had en dat hij al zijn volk had laten hangen voor het kasteel van Syon en dat hij de drie gebroeders hadden laten brengen voor de vallei van Bruyan en had ze daar laten hangen. En dat hij hierom vandaar getrokken was op avontuur of het forts iets gewonnen was. Bij mijn trouw, sprak Gerard, mijn mooie oom, gij hebt gedaan als de verstandige, want nadat men me zegt van die Godfried, zo is het een zeer grote ridder van hoge en vermogende doen en zo wonderlijk wreed en ontzien. Hoe kwalijk bekomt het ons dat we ooit gingen tot Glaude want we wisten wel dat hij en zijn broeders van kwaad leven waren en dat niemand vanwege hun doen passeren mocht, hij werd beroofd.

Onze heer god wil ons hieruit helpen tot onze eer, wij moeten op dit werk wat letten, het is best dat we ontbieden alle onze naasten en alldiegene die van dezer dwaze alliantie zijn. Gerard antwoorde dat hem dit alzo goet gedaan dacht. Ze werden allemaal ontboden dat ze zouden komen te Monfrijn om met elkaar te spreken hoe ze het met dit werk aanleggen zouden en of men enigzsins wegen vinden mocht hoe zij zich tegen Godfried verontschuldigen zouden.

Int vervolch seyt die historie hoe die vrouwe van valbruyant die seer wijs ende subtyl was ende die haren man gestraft hadde die alaince mz glaude ende synen broeders, een dochter hadde van viij. oft neghen iaren die welcke seer schoon ende gracelycken was Ende dat sy oeck hadden eenen zone omtrent van thien iaren oud oeck seer schone ende wel gheleert. Sij en was so sot noch so verveert niet sy en ghinck sitten op enen rijckelicken tellenaer die schoen was. ende nam haer twee kinderen mz haer ende oeck op twee tellenaers die sy dede leyden met tween ouden hovelingen bi den thome. ende nam noch met haer omtrent vi. ioncfrouwen: ende dede die poerten open doen. ende met dien vant sy daer den nieuwen riddere daer voer af gheseyt es. die van godefroys wegen het bevel brachte. den welcken sy suetelicken ontfinc ende insgelycs dede hi haer oec weder groote reverencie: Die vrouwe seide hem mz getemperden sinne aldus. her ridder mijn heere en is hier binnen niet. ende daerom so wil ic mijnen here spreken om te weten wat het is dat hem gelieft. want my dunct dat hi hier ghecomen is in manieren van orlogen te pleghene. maer ick ende gheloove niet dattet het oft wesen soude teghens mijnen heer mynen man. oft tegens yemant van deser fortressen Want nemmermeer en moet dat god gehenghen dat mijn heere oft yemant van hier binnen enige dingen ghedaen mocht hebben dz godefroye noch mynen heere sinen vader tonwille ware Ende of bi aventueren iemant godefroy anders geinformeert mocht hebben wt hate oft nyde So woude ic hem bidden oetmoedelicken dz hi mijnen heere mijnen man hooren woude in syn ontschult Doen die nieuwe ridder haer so wijsliken hoorde spreken antwoerde hi. Mijn vrouwe dese begherte is redelic, ende daerom sal ic u leyden voer mynen heere. ic geloove dat ghyen goedertieren vinden sult. ende dz ghi mz hem wel overcomen sult hoe wel dz hi seer qualicken tegen gherin gheinformeert is Ende also trocken sy ten logyze waert. Als si daer quamen ende af geseten waren. ende godefroy der vrouwen coemste gewaer wart so quam hi tsynre tenten ute haer teghen Sij die wel gheleert was hielt haer ij. kinderen voer godefroy ende dede hem oetmoedelicken reverencie Godefroy die neychde haer toen ende namse weerdeliken op seggende. vrouwe syt willecome Ende ghi mijn heer antwoerde sy, moet hier wel gevonden syn Doen groetten hem die ij. kinderkens oec suetelicken ende eerweerdelicken Hi dancte hem weder van harer groeten. Doen hief die vrouwe die tale op, haer gelatende rechts oft sy van synen euvelen moede niet geweten en hadde ende seyde Her godefroy mijn heere mijn man en is op dit pas in deser contreyen niet. ende daerom ben ic tuwaerts gecomen om u te biddene dat u wille ghelieven te comen logieren in uwer fortressen met u brenghende van uwen volcke soe vele alst u ghelieft. want mijn lieve heere heeft wel uwes te doene gode lof. ende ic ende mijn gesinnen sullen u gheerne ontfanghen ghelijc wi schuldich syn van doene den sone vanonse natuerlicken heere Godefroy verwonderde hem seer van deser talen. hoe sy hem dz dorfde aensuecken. ghemerct tghene daer men hem af gheinformeert hadde teghens gherijn van valbruyant haren man Niet te min. hi antwoerde haer Bi mijnder trouwen schoen vrouwe ick danc u vander grooter huescheyt die ghi mi biedt: maer die begherte en ben ick u niet schuldich te verhooren. want men heeft mi doen verstaen dat u man des niet verdient en heeft tegens mynen heer vader ende my Niet te min Mijn vrouwe ick wil wel dat ghyt weet dz ick niet ghecomen en ben om vrouwen oft ioncfrouwen orloge aen te doen daer wil mi god af behoeden Ende also en sal ick uwen volcke noch uwer fortressen niet mesdoen in dien u man daer niet en is. Sy dancte hem seer. ende badt hem dat hi haer segghen woude waeromme hy tegens haren man so verbolghen ware. want ick weet wel voerwaer dat hi noyt en dede dat hi oft ic weet dat u meshaghen mochte Ende ick meyne wel yst dat u ghelieft mynen man te horen in synre ontschult dat ghi bevinden sult dat die ghene die hem voer u beschuldicht hebben gelogen hebben. Ende daeromme lieve heere neme ic dz op mijn doot dz ghyt also bevinden sult. Godefroy horende dese vrouwe bedachte hem een luttel. ende daer nae antwoerde hi Eest sake vrouwe dz hi hem ontsculdigen kan als dz hi tegens synen eed niet gedaen en heeft: so sal ic selve blide wesen ende en hem gherne tsynre ontscult mz sinen gesellen Ende daer toe gheve ic hem ende sinen tot xl. toe vast geleyde gaende ende keerende acht dagen lanc geduerende Doen keerde sy wederomme te valbruyant latende daer haer ij. kinderen. ende nam met haer x. edelingen ende drie ioncfrouwen. ende reet henen te monfryn daer sy blidelijcken ontfanghen was bi den edelen die daer versaemt waren. Sy vertelde hem hoe gwerin haer man viij. dage lanc geleyde had van godefroy gaende ende keerende met hem xl. segghende waert bi alsoe dz gwerin haer man hem weet tonschuldighen dattem godefroy gherne horen sal. ende doen hem alle redelicheyt Bi mijnder trouwen sprac daer een oudt ridder soe sullen wi met hem een goet tractaet vinden. want niemand die leeft en kan gesegghen dat wy in eenigher manieren mesdaen hebben Eest dat glaude die ons neve was ons gebeden heeft ghehad om bystant dies hadde hi van doene. daeromme en hebben wi niet mesdaen. want godefroy noch niemant en kan gesegghen dz wijer oyt wapene om aen gedaen hebben. oft dat wijer oyt eenen voet om wt onsen huise geset hebben gehad om hem eenichsints hulpe oft bistant tegens godefroy te doene. laet ons dan vrijlicken gaen. ende laet mi alleen geworden sprac die oude riddere. ic en twifel daer aen niet wi en sullen met hem een goet middel vinden Alle die vrienden bleven bi desen propoeste. ende ordinnerden eensgancs enen dach om hem te bereyden ende voert te trecken Die vrouwe sat weder op ende reysde na valbruyant Sij dede doen terstont schicken om wyn broot hoendere ende havere om godefroy te zendene. maer hi en wildes niet ontfanghen. niet te min hi lieter elcken af nemen voer syn ghelt Ende die vrouwe ontboet godefroy den dach dz gherin ende syn magen tot hem comen souden

Gweryn van valbruyant en geraert syn neve verbeydden haer maescap te monfryn. ende doen sy comen waren reden sy te valbruyant waert. ende dair ontboden sy godefroy op hoe sy bereet waren bi hem te comen om hen allen tontsculdigen Godefroy ontboet henliden datse comen souden Sy reden voer syn tente ende daer comende saten sy af ende deden hem grote eer Doen sprac die voerseyde ridder Her godefroy heere wi syn hier ghecomen om deswille soe wij ghehoirt hebben dat men u heeft doen verstaen dat wi onse consent ghedraghen souden hebben tot dien quade dat glaude begrepen hadde tegens onse gerechtighe heere uwen vader. tis wel waer eer glaude dese dwaesheyt begreep. so vergaderde hi ons allen verclarende hoe dat wi alle syn gemagen waren ende hi insghelycs die onse. ende dat wel redene ware dat wi ons onderlinge daeromme beminden als geneven. wi spraken alle hoe dattet emmers warachtich ware. hem ondervragende voert te wat meininghen dat hi dz seyde Hi antwoerde ons al bedecktelicken hoe dz hij hem beduchte cortelinge van eenre groter orloeghen tegens een stercke partye. hierom eest dat ic u ontboden hebbe om dz u gelieven soude mi te helpen tegens wiene Hi antwoerde ons dat wijt na der hant wel weten souden seggende voert aldus Ten is gheen volmaect vrient die synen naesten afghinge inder noot Doen seiden wi hem aldus. hier int lant en is niemant so groot yest dat hi vanden uwen neemt wi en sullen u helpen u recht onderhouden. ende hier op schiet hy van ons. ende nam aene veelrehande oude reculen daer hij een luttel rechts toe hadde: ende in dat deden wi hem hulpe ende bistant. Maer lieve heere na dien dat hi begonste hem te stellene ende ongehoirsam te wesen mijnen heere uwen vader. soe en sal nemmermeer mensche connen geseggen dat wi oyt harnas om synen wille aen trocken. noch datter yemant van ons daeromme oyt van sinen sloten voet settede. ende men en sald wz nemmermeer anders bevinden. ende oft ghi die contrarie emmermeer anders bevint wy syn des te vreden daer af gestraft ende gepinicht te wordene. Ende oft ons yemant tegens u anderssints vermaect heeft wt hate oft nyde: wy seggen heere dat ghi van rechts weghen daerom niet en behoort eenich quaet oft arch ons te doene die welc dz goede en getrouwe ondersaten syn. van mynen heere uwen vader. want waer dair yemant die ons arch woude ghi waert ons schuldich te bescuddene. ende die te meer want wi niet bevroeden en connen dat wy oyt dinghen deden die mynen heere uwen daer mishagen mochten. daerom bidden wi u dat ghi die redelicheyt hier inne voer oghen nemen wilt

Godefroy ghehoort hebbende dese ouden ridder spreken voer hem allen. nam syne raet over deen syde hem vragende wat hem dochte van dien stucken, als aengaende sinen persoen dochte hem dat sy hair ontscult wel deden Sij antwoerden alle ghemeynlicken dathet hem oec alsoo dochte. ende datse niet en sagen hemlieden yet te witen. anders dan ghyze moecht doen zweren opt heylich ewangelium. oftet also is ende anders niet dan so sy geseit hebbe: ende na dien moecht ghi u dan voeghen. ende dit dochte godefroy goet. ende deedse alle zweren. ende alsoe vele meer of hise selve versocht hadde te dienste. datse hem in die gevalle souden te dienste gecomen ende geholpen hebben tegens syn vianden Sy zwoerent also allegader. ende also vercreghen sy met godefroy haren pays Hier na trac godefroy voert dlant besuecken ij. maende tyts. ende nam doen oerlof aen die baroenen latende het lant in goeden regimente: ende trac wederom na lusignen. daer hi blidelicken ontfanghen wert van allen den volck. want sij hadden wel ghehoort hoe hi die vianden bedwongen hadde.

In het vervolg zegt de historie hoe die vrouwe van vallei van Bruyan die zeer wijs en subtiel was en die haar man gestraft had vanwege de allientie met Glaude en zijn broeders. Die had een dochter van 8 of 9 jaren die zeer mooie en gracieus was. En dat zij ook had een zoon omtrent van tien jaren oud, ook zeer mooi en goed geleerd. Zij was zo zot noch zo bang niet, zij ging zitten op een rijke telganger die mooi was en nam haar twee kinderen met haar ook op twee telgangers die ze liet leiden met twee oude hovelingen bij de toom en nam noch met haar omtrent 6 jonkvrouwen: en liet de poort opendoen en met dien vond zij daar de nieuwe ridder daarvoor van gezegd is die vanwege Godfried het bevel bracht die zij lieflijk ontving en insgelijks deed hij haar ook weer grote reverentie. Die vrouwe zei hem met getemperde zin aldus. Heer ridder, mijn heer is hier niet binnen en daarom zo wil ik mijn heer spreken om te weten wat het is dat hem gelieft, want me lijkt dat hij hier gekomen is in manieren van oorlogen te plegen, maar ik geloof niet dat dat het is of het zou wezen tegen mijn heer, mijn man, of tegen iemand van dit fort. Want nimmermeer moet god dat toestaan dat mijn heer of iemand van hier binnen enige dingen gedaan mocht hebben dat Godfried noch mijn heer zijn vader te onwil was. En of bij avonturen iemand Godfried anders genformeerd mocht hebben uit haat of nijd zo wilde ik hem ootmoedig bidden dat hij mijn heer, mijn man, horen wil in zijn onschuld. Toen die nieuwe ridder haar zo wijs hoorde spreken antwoorde hij. Mijn vrouwe, deze begeerte is redelijk en daarom zal ik u leiden voor mijn heer. Ik geloof dat gij hem goedertieren vinden zal en dat gij met hem wel overeenkomen zal, hoe wel dat hij zeer kwalijk van Gwerin genformeerd is. En alzo trokken zij ten logies waart. Toen ze daar kwamen en af gestegen waren en Godfried de komst van de vrouwe gewaar werd zo kwam hij uit zijn tent haar tegemoet. Zij, die goed geleerd was, hield haar 2 kinderen voor Godfried en deed hem ootmoedig reverentie. Godfried die neeg haar toen en nam haar waardig op en zei. Vrouwe, wees welkom. En gij mijn heer, antwoorde ze, moet hier goed gevonden zijn. Toen groetten hem de 2 kindertjes ook lieflijk en eerwaardig. Hij dankte ze weer van hun groeten. Toen hief die vrouwe het woord op en geliet zich recht of zij van zijn euvele gemoed niets geweten had en zei. Heer Godfried, mijn heer, mijn man, is op dit pas niet in deze contreien en daarom ben ik tot u waart gekomen om u te bidden dat het u wil gelieven te komen logeren in uw fort en met u brengt van uw volk zo veel als het u gelieft. Want mijn lieve heer heeft u wel te doen, god lof.

En ik en mijn gezin zullen u graag ontvangen gelijk we schuldig zijn te doen de zoon van onze natuurlijke heer. Godfried verwonderde zich zeer van deze woorden, hoe zij hem dat durfde te verzoeken, gemerkt hetgene daar men hem vanaf genformeerd had tegen Gewerin van vallei van Bruyan, haar man. Niettemin, hij antwoorde haar. Bij mijn trouw, mooie vrouwe, ik dank u van de grote hoffelijkheid die gij mij biedt: maar die begeerte ben ik u niet schuldig te verhoren, want men heeft mij laten verstaan dat uw man dat niet verdiend heeft tegen mijn heer vader en mij. Niettemin, mijn vrouwe, ik wil wel dat gij het weet dat ik niet gekomen ben om vrouwen of jonkfrouwen oorlog aan te doen, daar wil mij god van behoeden. En alzo zal ik uw volk noch uw fort niets misdoen, indien uw man daar niet is. Zij dankte hem zeer en bad hem dat hij haar zeggen wilde waarom hij tegen haar man zo verbolgen was. Want ik weet wel voorwaar dat hij nooit iets deed dat hij of ik weet dat u mishagen mocht. En ik meen wel, is het dat het u gelieft mijn man te horen in zijn onschuld en dat gij bevinden zal dat diegene die hem voor u beschuldigd hebben gelogen hebben. En daarom lieve heer, neem ik dat op mijn dood dat gij het alzo bevinden zal. Godfried hoorde deze vrouwe en bedacht zich een luttel en daarna antwoorde hij. Is het zaak vrouwe, dat hij zich verontschuldigen kan als dat hij tegen zijn eed niets gedaan heeft: zo zal ik zelf blijde wezen en en hem graag verontschuldigen met zijn gezellen. En daartoe geef ik hem en de zijne tot 40 toe vast geleide, te gaan en te keren dat acht dagen lang duurt. Toen keerde zij wederom te vallei Bruyant en liet daar haar 2 kinderen en nam met haar 10 edelingen en drie jonkfrouwen en reed henen te Monsrijn daar zij blijde ontvangen werd bij de edelen die daar verzameld waren. Zij vertelde hun hoe Gwerin, haar man, 8 dagen lang vrijgeleide had van Godfried om te gaan en te keren en met hem 40 en zei. Was het alzo dat Gwerin, haar man, zich weet te verontschuldigen dat hem Godfried graag horen zal en doen hem alle redelijkheid. Bij mijn trouw, sprak daar een oude ridder, zo zullen we met hem een goed traktaat vinden. Want niemand die leeft kan zeggen dat wij op op enige manieren misdaan hebben. Is het dat Glaude, die onze neef was, ons gebeden heeft gehad om bijstand die hij van doen had, daarom hebben we niets misdaen. Want Godfried noch niemand kan zeggen dat we er ooit wapen om aan gedaan hebben of dat wij er ooit een voet uit ons huis gezet hebben gehad om hem enigszins hulp oft bijstand tegen Godfried te doen.

Laat ons dan vrij gaan en laat en laat mij alleen geworden, sprak die oude ridder, ik twijfel daar niet aan, we zullen met hem een goed middel vinden. Alle vrienden bleven bij dit voorstel en ordineerden gelijk een dag om zich te bereiden en voort te trekken. Die vrouwe zat weer op en reisde naar vallei van Bruyan. Ze liet toen terstond sturen om wijn, brood, hoenders en haver om Godfried te zenden, maar hij wilde het niet ontvangen. Niettemin hij liet er elk van nemen voor zijn geld. En die vrouwe ontbood Godfried de dag dat Gwerin en zijn verwanten tot hem komen zouden.

Gwerin van vallei Bruyan en Gerard, zijn neef, wachten hun verwanten op te Monsrijn en toen zij gekomen waren reden zij te vallei van Bruyan waart en daar ontboden zij Godfried hoe zij gereed waren bij hem te komen om zich allen te verontschuldigen. Godfried ontbood hen dat ze komen zouden. Zij reden voor zijn tent en toen ze daar kwamen stegen ze af en deden hem grote eer. Toen sprak die voor genoemde ridder. Heer Godfried heer, we zijn hier gekomen omdat zo wij gehoord hebben dat men u heeft laten verstaan dat we onze toestemming gegeven zouden hebben tot dat kwaad dat Glaude begrepen had tegen onze gerechtige heer, uw vader. Het is wel waar eer Glaude deze dwaasheid begreep zo verzamelde hij ons allen en verklaarde hoe dat we alle zijn verwanten waren en hij insgelijks die onze en dat het wel reden was dat we ons onderling daarom beminden als neven. We spraken allen hoe dat het immer waarachtig was en ondervroegen hem voort wat hij bedoelde met wat hij zei. Hij antwoorde ons geheel bedekt hoe dat hij zich beduchte gauw van ene grote oorlog tegen een sterke partij. Hierom is het dat ik u ontboden heb omdat het u gelieven zou mij te helpen tegens wie. Hij antwoorde ons dat wij het naderhand wel weten zouden en zei voort aldus. Het is geen volmaakte vriend die zijn naasten afgaat in de nood. Toen zeiden we hem aldus. Hier in het land is niemand zo groot, is het dat hij van de uwe neemt, we zullen u helpen uw recht te onderhouden en hierop scheidde hij van ons en nam aan velerhande oude artikels waar hij een luttel recht toe had: en daarin deden we hem hulp en bijstand. Maar lieve heer, na dien dat hij begon zich te stellen en ongehoorzaam te wezen tegen mijn heer, uw vader, zo zal nimmermeer een mens kunnen zeggen dat we ooit harnas vanwege hem aantrokken, noch dat er iemand van ons daarom ooit van zijn burcht een voet zette en men zal dat nimmermeer anders bevinden en als gij de contrarie immermeer anders bevind, wij zijn dus tevreden daarvan gestraft en gepijnigd te worden.

En als ons iemand tegen u anderszins gemaakt heeft uit haat of nijd: wij zeggen heer dat gij van rechtswege daarom ons niet behoort enig kwaad of erg te doen die goede en getrouwe onderzaten zijn van mijn heer, uw vader. Want was het dat daar iemand was die ons erg wilde doen, gij bent het ons schuldig te behoeden en dat te meer, want we konden niet bevroeden dat we ooit dingen deden die mijn heer, u, daarin mishagen mochten. Daarom bidden we u dat gij de redelijkheid hierin voor ogen nemen wilt.

Godfried die gehoord had deze oude ridder die voor hen allen sprak, nam zijn raad aan de ene zijde en vroeg hen wat ze dachten van die stukken, als aangaande zijn persoon dat hij dat zij hun onschuld wel deden. Zij antwoorden allen algemeen dat het hen ook alzo dacht en dat ze niet zagen hen iets te verwijten. Anders dan dat gij ze mag laten zweren op het heilig evangelie of het alzo is en anders niet dan zo zij gezegd hebben: en na dien mag gij u dan voegen en dit dacht Godfried goed en liet ze alle zweren en alzo veel meer of hij ze zelf verzocht had de dienst en dat ze hem in dat geval zouden te dienst komen en helpen tegen zijn vijanden. Zij zwoeren het alzo allemaal en alzo kregen zij met Godfried hun vrede. Hierna trok Godfried voort het land bezoeken 2 maanden tijds en nam toen verlof aan de baronnen en liet het land in goed regiment: en trok wederom naar Lusigne daar hij blijde ontvangen werd van al het volk. Want zij hadden wel gehoord hoe hij de vijanden bedwongen had.

Op die tyt quam daer wt cypren een ridder van poitau vanden geslachte van tours. die welcke een tijnge brachte hoe dat die caliphe van baldach ende die grote kan, waren gheweest in armenien: ende hadden gwyon den coninc grote scade ghedaen Ende hoe dz urian die coninc van cypers verstaen hadde hoe sy voert in cypren comen wouden. waerom dat urian syn gereeschap maecte van scepen om hem te bevechten opt zee ende in haer selfs lant bi alsoe hyse opt zee niet en vonde want hi en meyndese nz laten in syn lant te slane Godefroy dit hoorende zwoer hi dat sonder hem niet wesen soude. segghende dat hi thuys te lange gewacht hadde. biddende synen vader ende moeder datse hem daer helpen wouden van gelde om syn broeders bijstant te doene tegens de zarasinen dwelc raimondijn ende melusine deden behoudelijcken dien dat hi binnen iaers weder quame

Godefroy was blide dat hij syns vader ende moeder consent hadde ende badt den ridder die wt cypres gecomen was dz hi doch met hem weder keeren woude Die ridder antwoerde. ic hebbe gehoirt dz niemant by uwer vroemheyt te ghelijcken is. ic sal doch mz u trecken om te besiene of ghi meer gedoen sult connen dan urian u broeder oft dan guyon die coninc van armenien want die ij. kenne ic genoech Bi mijnder trouwen her ridder sprack godefroy Mijn werc en es niet te ghelijcken bi die wercken van mynen ij. broeders. maer ick dancke u om dat ghi so willichliken u presenteert mz mi te gaen ende daerom ben ic so vele in u ghehouden Hi nam mz hem iiij,C. vechtender mannen wel gereden ende iij. C archiers. ende die dede hi alle reyzen na rochelle toe: al dar raymondijn ende melusine waren, ghereetscap makende van scepen wel voersien van vytaeillien ende van alles des hem noot was: Hi nam orlof van synen vader ende moedere. ende ghinc met sinen geselscap tscepe Nu wil ic weder spreken vanden caliphe van baldach ende vanden soudaen die onder den swartten berghe tsinte andries ten hoode doot gebleven was: bi der macht van urian

Op die tijd kwam daar uit Cyprus een ridder van Poitou van het geslacht van Tours die een tijding bracht hoe dat de kalief van Bagdad en de grote Khan, waren geweest in Armenië: en hadden Guyon, de koning, grote schade gedaan. En hoe dat Urian, de koning van Cyprus, verstaan had hoe zij voor Cyprus komen wilden waarom dat Urian zijn gereedschap maakte van schepen om hen te bevechten op de zee en in hun eigen land bij alzo hij ze op de zee niet vond, want hij meende ze niet in zijn land te laten slaan. Godfried die dit hoorde zwoer hij dat het zonder hem niet weze zou en zei dat hij thuis te lang gewacht had en bad zijn vader en moeder dat ze hem daar helpen wilden van geld om zijn broeders bijstand te doen tegen de Saracenen, wat Raymond en Melusine deden, behalve dien dat hij binnen een jaar weer terugkwam.

Godfried was blijde dat hij de toestemming had van zijn vader en moeder en bad de ridder die uit Cyprus gekomen was dat hij toch met hem weer keren wilde. Die ridder antwoorde, ik heb gehoord dat uw dapperheid te vergelijken is. Ik zal toch met u trekken om te bezien of gij meer doen zal kunnen dan Urian, uw broeder, of dan Guyon, de koning van Armenië want die 2 ken ik genoeg. Bij mijn trouw, heer ridder, sprak Godfried, mijn werk is niet te vergelijken bij de werken van mijn 2 broeders, maar ik dank u omdat gij zo gewillig u presenteert met mij te gaan en daarom ben ik zo veel in u gehouden. Hij nam met hem 400 vechtende mannen goed bereden en 300 boogschutters en die liet hij allen reizen naar Rochelle toe: al daar Raymond en Melusine waren, die gereedschap maakten van schepen goed voorzien van voedsel en van alles dat hem nodig was: Hij nam verlof van zijn vader en moeder en ging met zijn gezelschap te scheep. Nu wil ik weer spreken van de kalief van Bagdad en van de sultan die onder de zwarte berg te sint Andries hoofd dood gebleven was: bij de macht van Urian.

Die caliphe van baldach. die soudaen van barbarien. coninc anthenor van anthyochien. ende die ammirael van cordes, hadden onderlinghe verbonden dat sy nemmermeer en souden op houden eer datse verdorven hadden coninc urian van cypers ende coninc guyon van armenien synen broeder. ende hadden versaemt wel lxxx. duizent sarasinen. ende hadden haer scepen al bereet: ende namen vore dat si ten eersten vallen wouden in armenien. ende voer al bederven ten eersten het eylant van rodes. ende hadden gezworen datse coninc urian aen een cruyce souden doen sterven. ende syne huysvrouwe met haren kinderen verbernen Sij hadden op die tijt vele verspieders. ende onder dandere soe hadde die grote meester van rodes oec eenen verspiedere die seer wel scheen een sarasijn te wesene. ende const oec wel haer sprake. Dese quam metten sarazinen over te baruth ende wiste al der sarasine secreet,. Daer vant hij een barke. die na turkyen woude om comanschap te doene Hi zat daer mede inne ende quam met dien te rodes. al daer sy aensloegen om hem te verversschen. Die verspieder seyde hoe hi voert in de stadt gaen woude Dander antwoerden aldus. waert dat hi iet geringe weder en quame. sy en soudens niet verbeyden Binnen comende vant hi hem selven terstont by den meestere van rodes die hem goede chiere dede. hi vertelde doen alle der sarasinen opset Die meester als hi dz hoirde vraechde hi hem oft het inder waerheit oec so was Dander antwoirde Ja. ende terstont screef hi den coninc van cypers over al dese dingen. ende den coninc van armenyen oec. hen biddende dat syer hem op ghereet maken souden met al harer macht. ende verwachten hem op te palen van iaffa. want aldaer omtrent souden die sarasinen tscepe gaen Die coninc was blide van deser waerschuwingen, ende sloech terstont ter zee waerts inne mz ix. dusent mannen. ende quam over dzee te rodes. al daer hi den meester van rodes vant in die havene Als die meester hem sach was hi seer blide ende eensgancs ghinc hi met hem oec tscepe mz drihondert mannen so ridders van der oerdenen, so andere, ende tusschen vi. ende vij. hondert arbelastriers ende archiers. soe dattet een schoen vlote was om sien doen sy bi een vergadert waren. want sij waren omtrent x. M. starck. ende omtrent xvij. hondert arbalestriers Ende also namen sy haren wech na die havene van iaffe. Daer die sarasinen haer vergaderinghe hadde doen maken

De kalief van Bagdad, de sultan van Barbarije, koning Anthenor van Antiochie en de admiraal van Cordes hadden onderling verbonden dat zij nimmermeer zouden ophouden eer dat ze verdorven hadden koning Urian van Cyprus en koning Guyon van Armeni, zijn broeder en hadden verzameld wel 80 000 Saracenen en hadden hun schepen geheel gereed: en namen voor dat ze ten eersten vallen wilden in Armeni en vooral bederven ten eerste het eiland van Rhodes en hadden gezworen dat ze koning Urian aan een kruis zouden laten sterven en zijn huisvrouw met haar kinderen verbranden. Ze hadden op die tijd vele verspieders en onder de andere zo had de grote meester van Rhodes ook een verspieder die zeer goed scheen een Sarrazin te wezen en kon ook wel hun spraak. Deze kwam met de Saracenen over te Beiroet en wist al de geheimen van de Saracenen. Daar vond hij een bark die nar Turkije wilde om koopmanschap te doen. Hij zat daarmee in en kwam met dien te Rhodes al daar zij aansloegen om zich te verversen. Die verspieder zei hoe hij voort in de stad gaan wilde. De anderen antwoorden aldus. Was het dat hij iets gauw weer kwam, zij zouden hem niet opwachten. Toen hij binnenkwam zo vond hij zichzelf terstond bij de meester van Rhodes die hem goede sier deed. Hij vertelde toen al de Saracenen opzet. Die meester toen hij dat hoorde vroeg hij hem of het het in de waarheid ook zo was. De ander antwoorde, ja, en terstond schreef hij de koning van Cyprus over al deze dingen en de koning van Armenië ook en bad hen dat ze zich erop gereed maken zouden met al hun macht en verwachten hen op de palen van Jaffa want aldaar omtrent zouden de Sarasijnen te scheep gaan. De koning was blijde van deze waarschuwingen en sloeg terstond ter zee waart in met 9 000 mannen en kwam over de zee te Rhodes al daar hij de meester van Rhodes vond in de haven. Toen de meester hem zag was hij zeer blijde en gelijk ging hij met hem ook te scheep met driehonderd mannen, zo ridders van de orde, zo andere, en tussen 6 en 700 voetboogschutters en boogschutters zodat het een mooie vloot was om zien toen zij bijeen verzameld waren want ze waren omtrent 10 000 sterk en omtrent 1700 voetboogschutters. En alzo namen zij hun weg naar de havene van Jaffa daar de Sarasijnen hun verzameling hadden laten maken.

Die hystorie seit voert hoe dz coninc urian ontboden hadde over alle cypren syn volc van wapenen. ende deedse comen in de havene van lymasson. dair die coninghinne hermine op die tijt was op tcasteel mz veel vrouwen ende ioncfrouwen ende mz haren sone heynric die doen v. iaren oud was Doen die coninc orlof ghenomen hadde ende in syn schepen ghecomen was, was hij omtrent xiiij. duzent mannen starc soe gheredenen so archiers Sij trocken haer zeylen op ende zeylden ter zee waerts inne also zeer dat die coninghinne terstont tghesicht van hemlieden verloren hadde al vanden hoechsten torre daer sy op lach. Ten derden dage hier na soe is te weten dz godefroy metten groten tande aen quam. onder lymasson. maer die meestere van die havene en woudes niet inne laten. maer verwonderde hem seer dat hi die wapene van lusignen in haer banieren sach. ende en wist daerom wat dencken. ende liep terstont ter coninghinne haer dese tijnge segghen. Die coninghinne die wys was beval hem dat hi terstont besage wie dat het ware,segghende voert dz hi syn volc stelde op haer hoede. op aventuere oft dander bi fortsen arriveren wouden datmense dan weren mochte. dwelck hi also dede. ende vraechde hem wat sy sochten Doen antwoerde die riddere die van te voren in cypers gheweest hadde. laet ons opslaen ende laden. want het es een van coninc uryans broeders die hem te hulpen comt teghens die sarasinen. Terstont als die meester vander havene dien riddere hoirde so wert hijen kennende. ende seide hem hoe dat die coninc binnen drie daghen van daer getrocken was mz eenen costelicker armeien ter havenen waerts van iaffe. want hi soude gerne benemen datdie zarasinen in syn lant niet op en sloeghen So wilt mynen heere des conincs broeder segghen. dat hi ende ghi met uwer l. wt uwen schepen comen wilt tot mijnder vrouwen der coninghinne die seer blide wesen sal van uwer coemsten Die ridder seydet godefroy also. die welcke dat in en cleyn galiotken trad. ende quam voer de ketenen. die hem terstont open ghedaen wart. ende alsoe quam hi opt lant daer hi vanden volcke blidelijcken ontfanghen wart. ende verwonderdenhem allegader van synen fellen ghesichte ende gelate dat hij toende segghende hoe dat hi gheschapen ware noch vele lants te vercrighene. ende dat hi in syn lant niet wederkeren en soude hij en hadde eerstwerf enich lant van herwaers over vercreghen. Ende aldus quam godefroy voer der coninghinne sie synre vast verbeyde: heynric haren sone bi der hant hebbende. ende als godefroyt bi haer quam so dede sy hem groote reverencien. ende hi haer wederom des ghelijcx ende namse in syn armen ende custese seer vriendelicken segghende. mijn vrouwe myn suster god verleent u vreucht altyt geduerende Sy ontfinchem eerlic so dat betaemde Ende daer na nam godefroy syn neefken dz voer hem op syn knyen zat ende hief dat op tusschen syn armen seggende: mijn lieve neve god verleen u ghezonde ende voirspoet in toecomende iaren: ende dat kint dancte synen oem wederomme. Godefroy vermaecte hem mz blischappen Die havene wert open gedaen ende die scepen daer binnen gebrach. doen sy hem allegader ververscht ende vermaect hadden. Doen sprac godefroy totter coninghinne. mijn lieve suster ick wil reysen. ende dus bidde ic u dz ghij mi enen scepper doet die de contreye van deser zee weet. op dat ick mijnen broeder emmers vinden mach Die coninghine antwoerde Myn broeder dat en sal u niet geweighert wesen. ick woude wel dat het my duzent gouden bezanten ghecoste ware ende ghi mz uwen schepen emmertoes waert daer mijn heere is. want ick weet wel dat hem van uwer comsten seer wel wesen sal te moede alst redene is Met dien riep sy den meester vander havene: ende beval hem dat hi haer ghinghe halen eene galiote van xvi. riemen ende brenget mi den besten scepper ende wyste patroen die ghi bevinden condt om mijnen broeder te gheleydenen bi mynen heere Die meester vander havenen seide hoe hi selve daer een hadde liggende al ghereet ghewapent ende ghevitailliert daer niet aen en ghebrake dat terstont in te gane. Godefroy was daeromme seer blide. ende nam orlof van synre susteren ende van synen neve ende den anderen gheselschape ende trad int schip. ende terstont was dat galioetken voer godefroys scep Sij staken van lande. ende trocken haer seylen op. ende waren in corter tyt wt den gesichte Het volck bat gode dat hyse bewaren woude want sys wel van doen hadden als ghy hierna terstont horen sult Ten gheleet gheen vier daghen urian die coninc ende geraecte so verre dat hi gesach die havene van iaffe ende die grote scepen die daer vergadert waren Die caliphe was alreede ghecomen ende dede syn volck vastelicken buyten trecken Insghelijcs soe hadde die soudaen van barabarien ende die coninc anthenor van anthyochien. ende die ammirael van cordes alle haer volc ghereet. so datter niet en ghebrack dan die heeren ende princen op te zittene Ende sloten daer. dat die coninck van anthyochien ende die ammirael van cordes die avantgaerde houden souden. ende nemen haren wech na rodes ende daer landen. overscryvende den caliphe ende den soudaen hoe sy gevaren hadden op dat si hem volghen mochten waert sake dat sys te doene hadden Ende alsoe trocken die coninc ende die ammirael wel met xl. duizent heydenen den wech na rodes waert datse coninc urian niet geware en wart. ende ten gheleet gheen twee daghen, dese en vername den coninc guyon ende die schepen van rodes. ende die kerstenen werden harer oeck gheware Doen sy malckanderen int clare saghen soe was dair een groot gecrysch. Die kerstenen stelden hem in ordinancien. ende sy leyden boert aen malckanderen, daer geviel een grote moert: want in den aencomst verdroncken daer vi. sarasynsche schepen int zee Die kerstenen toenden seer wel haer macht ende vochten seer vromelicken: maer de macht der heydenen was te groot. also dz die kerstenen moesten dair vele lijden, ende souden die nederlaghe ghehad hebben en hadde god niet derwaerts gezonden godefroy mz sinen volcke

De historie zegt voort hoe dat koning Urian ontboden had over al Cyprus zijn volk van wapens en liet ze komen in de haven van Limasol waar de koningin Hermine op die tijd was op het kasteel met veel vrouwen en jonkfrouwen en met haar zoon Hendrik die toen 5 jaren oud was. Toen de koning verlof genomen had en in zijn schepen gekomen was, was hij omtrent 14 000 mannen sterk zo bereden zo boogschutters. Ze trokken hun zeilen op en zeilden ter zee waart in alzo zeer dat de koningin terstond het gezicht van hen verloren had al van de hoogste toren daar zij op lag. Ten derden dag hier nazo is te weten dat Godfried met de grote tand aankwam onder Limasol. Maar de meester van de haven wilde hem niet in laten, maar verwonderde zich zeer dat hij het wapen van Lusigne in hun banieren zag en wist daarom niet wat te denken en liep terstond ter koningin om haar deze tijding te zeggen.

De koningin die wijs was beval hem dat hij terstond bezag wie dat het was en zei voort dat hij zijn volk op hun hoede stelde op avontuur of de ander met kracht arriveren wilden dat men ze dan verweren mocht. Wat hij alzo deed en vroeg hem wat zij zochten. Toen antwoorde de ridder die van tevoren in Cyprus geweest was, laat ons opslaan en laden want het is een van koning Uria ‘s broeders die hem te hulp komt tegen de Saracenen. Terstond toen de meester van de haven die ridder hoorde zo begon hij hem te kennen en zei hem hoe dat de koning binnen drie dagen vandaar getrokken was met een kostbaar leger ter haven waart van Jaffa. Want hij zou graag benemen dat de Saracenen in zijn land niet opsloegen. Zo wil mijn heer de konings broeder zeggen dat hij en gij met uw 50 uit uw schepen wil komen tot mijn vrouwe de koningin die zeer blijde zal wezen van uw komst. Die ridder zei het Godfried alzo die dat in een kleine galjoot trok en kwam voor de ketting die hem terstond opengedaan werd en alzo kwam hij op het land daar hij van het volk blijde ontvangen werd en verwonderden hen allemaal van zijn felle gezicht en gelaat dat hij toonde en zeiden hoe dat hij geschapen was om noch veel land te verkrijgen en dat hij in zijn land niet wederkeren zou hij had eerst enig enig land van herwaarts over verkregen. En aldus kwam Godfried voor de koningin die hem opwachte: Hnedrik, haar zoon, had ze bij de hand en toen Godfried bij haar kwam zo deed zij hem grote reverentie en hij haar wederom insgelijks en nam haar in zijn armen en kuste haar zeer vriendelijk en zei. Mijn vrouwe, mijn zuster, god verleent u vreugde altijddurend. Zij ontving hem zeer fatsoenlijk zo dat betaamde. En daarna nam Godfried zijn neefje dat voor hem op zijn knien zat en hief dat op tussen zijn armen en zei: mijn lieve neef, god verleent u gezondheid en voorspoed in toekomende jaren: en dat kind dankte zijn oom wederom. Godfried vermaakte zich met blijdschap. Die haven werd opengedaan en de schepen daarbinnen gebracht toen zij zich allemaal ververst en vermaakt hadden. Toen sprak Godfried tot de koningin, mijn lieve zuster, ik wil reizen en dus bid ik u dat gij mij een schipper doet die het gebied van deze zee weet opdat ik mijn broeder immer vinden mag. De koningin antwoorde. Mijn broeder, dat zal u niet geweigerd worden, ik wilde wel dat het me duizend gouden bezanten koste en gij met uw schepen altijd was daar mijn heer is want ik weet wel dat hij van uw komst zeer goed te gemoed wezen zal het reden is. Met dien riep zij de meester van de haven: en beval hem dat hij haar ging halen een galjoot van 16 riemen en breng mij de beste schipper en wijste patroon die gij vinden kan om mijn broeder te geleiden bij mijn heer.

De meester van de haven zei hoe hij zelf daar een had liggen al gereed, gewapend en van voedsel voorzien waar niets aan ontbrak dan terstond in te gaan. Godfried was daarom zeer blijde en nam verlof van zijn zuster en van zijn neef en het andere gezelschap en trad in het schip en terstond was die kleine galioot voor Godfrieds schip. Ze staken van land en trokken hun zeilen op en waren in korte tijd uit het gezicht. Het volk bad god dat hij ze bewaren wilde, want ze hadden het wel nodig zoals gij hierna terstond horen zal. Het duurde geen vier dagen dat Urian, de koning, raakte zo ver dat hij zag de haven van Jaffa en de grote schepen die daar verzameld waren. Die kalief was alreeds gekomen en liet zijn volk vast naar buiten trekken. Insgelijks zo had de sultan van Barbarije en die koning Anthenor van Antiochië en de admiraal van Cordes al hun volk greed zo dat er niets ontbrak dan de heren en prinsen op te zitten. En besloten daar dat die koning van Antiochie en de admiraal van Cordes die voorhoede houden zouden en nemen hun weg naar Rhodes en daar landen en schreven naar de kalief en de sultan hoe zij gevaren hadden opdat ze hem volgen mochten was het zaak dat hij ze te doen had. En alzo trokken de koning en de admiraal wel met 40 000 duizend heidenen de weg naar Rhodes waart dat ze koning Urian niet gewaar werden. Het duurde geen twee dagen dat ze vernamen de koning Guyon en de schepen van Rhodes en de christenen werden hun ook gewaar. Toen zij elkaar in het heldere zagen zo was daar een groot gekrijs. De christenen stelden zich in ordinantie en zij legden de boorden aen elkaar, daar geviel een grote moord: want in de aankomst verdronken daar 6 Sarasijnse schepen in de zee. De christenen toonden zeer wel hun macht en vochten zeer dapper: maar de macht der heidenen was te groot. Alzo dat de christenen moesten daar veel lijden en zouden de nederlaag gehad hebben had god niet derwaarts gezonden Godfried met zijn volk.

Hier sult ghy nu horen hoe dat godefroy ende syn volck seylden mz vollen zeylen voer wint tot datse quamen daer die bataillie ghebuerde Ende alder eerst versach het schip dat godefroy gheleydde die bataillie Die meester sprac telt u in ordinancien tot dat wy sien wat volck dathet es. Wel aen gaet henen sprac godefroy. wie dathet is oft niet ick sal doch ten cranxsten helpen. ia op dattet mijne broeders niet en syn Dese die int gheley schip waren spoeden haren wech tot datse der bataillien seer bi quamen Alsoe dz sy hoorden roepen cordes ende anthyochien ende over dander syde lusignen ende sint ian van rodes Dit scip quam doen weder tot godefroy ende seyden hem. heere het syn die sarazinen ter eenre siden ende die kerstenen ter anderen syde die welcke roepen lusignen ende sint ian van rodes Maer voerwaer ten is coninc urian niet. ic gheloove bat dat het coninc gwyon syn broeder is ende die meester van rodes die de zarasinen bevechten die opt zee gheslagen syn. wel ane geringe sprac godefroy. sy trocken haer seylen op. daer sloech de wint inne. ende seylden midden onder der zaraschynscher vloten so crachtelyken datter niet vier schepen vander geheelder vloten bi een en bleven: daer riep godefroy lusignen soe lude dat het gwyon ghemeynt hadde dat het urian syn broeder gheweest ware comende van cypers Ende grepen hieromme eenen moet Die coninc van anthyochyen ende dammirael van cordes versaemden weder haer volck bi eenen hoop ende liepen op die kerstenen mz groter cracht: maer godefroy ende syn volcx die al versch aen ghecomen waren stelden hem daer tegens ter were dat die heiden waenden ontsinnen Met dien leyde het schip dair godefroy inne was aen boert vanden scepe daer coninc anthenor inne was ende werpen in malckanderens scepen mz yzeren gheerden. ende terstont spranc godefroy int dander scip. ende syn volc vander anderen syden. ende begonsten daer onder die zarasinen te slaen ende te worpen so seer datter nz een sarasyn en was die hem vertonen dorffte oft weer bieden. mer harer vele die in des ammiraels scip meinden te springhen vielen int zee Ende soe ghevielt dat coninck guyon vastelick den ammirael bevacht binnen dier tyt. niet te min coninck anthenor salveerde hem selven in des ammiraels scip. ende syn schip was terstont ghepilgiert van tgene datter inne was. ende tscip verzoncken sy. Item het gheleyde scip vervolchde vastelick die groote schepen. ende verderffer wel iij. dat sys niet ghewaer en werden voer dat sy hem selven vol waters bevonden Den stryt was seer fel ende groot. want dair wert menich mensche ghedoot ende verdroncken: maer niet te min ten laetsen warden die sarasinen so verladen datse gheen were langher ghebieden en konsten want sy waren te seer vermoyt

Hier zal gij nu horen hoe dat Godfried en zijn volk zeilden met volle zeilen voor de wind totdat ze kwamen daar de strijd gebeurde. En allereerstzag het schip dat Godfried geleidde die strijd.

Die meester sprak, stelt u in ordinantie tot dat we zien wat volk dat het is. Wel aan gaat henen, sprak Godfried, wie dat het is of niet, ik zal toch de 3 zwakste helpen, ja, op dat het mijn broeders niet zijn. Deze die in het geleide schip waren spoeden hun weg totdat ze de strijd zeer nabijkwamen. Alzo dat zij hoorden roepen Cordes en Antiochie en aan de andere zijde Lusigne en sint Jan van Rhodes. Dit schip kwam toen weer tot Godfried en zei het hem, heer het zijn de Sarasijnen aan de ene zijde en de christenen ter andere zijde die roepen Lusigne en sint Jan van Rhodes. Maar voorwaar het is koning Urian niet. Ik geloof beter dat het koning Guyon, zijn broeder, is en de meester van Rhodes die de Saracenen bevechten die op de zee geslagen zijn. Wel aan gauw, sprak Godfried, ze trokken hun zeilen op en daar sloeg de wind in en zeilden midden onder de Saraceense vloot zo krachtig zodat er geen vier schepen van de gehele vloot bijeen bleven: daar riep Godfried Lusigne zo luid dat Guyon mende dat het Urian zijn broeder geweest was die kwam van Cyprus. En grepen hierom een moed. De koning van Antiochië en de admiraal van Cordes verzamelden weer hun volk bij een hoop en liepen op de christenen met grote kracht: maar Godfried en zijn volk die al vers aangekomen waren stelden zich daartegen te weer zodat die heiden waanden te ontzinnen. Met dien legde het schip daar Godfried in was aan boord van het schip waarin koning Anthenor was en wierpen in elkaars schepen met ijzeren haken en terstond sprong Godfried in het andere schip.en zijn volk van terzijde en begonnen daar onder die Saracenen te slaan en te werpen zo zeer dat er geen Sarrazin was die zich vertonen durfde of verweer bieden. Maar velen van hen die in de admiraals schip meenden te springen vielen in de zee. En zo gebeurde het dat koning Guyon de admiraal sterk bevocht binnen die tijd. Niettemin koning Anthenor redde zichzelf in het admiraal schip en zijn schip was terstond geplunderd van hetgeen dat er in was en het schip verzonken ze. Item, het geleide schip vervolgde vast de grote schepen en bedierven er wel 3 dat ze het niet gewaar werden voor dat zij zichzelf vol water bevonden. De strijd was zeer fel en groot want daar werd menig mens gedood en verdronken: maar niettemin tenslotte werden de Saracenen zo verladen dat ze geen verweer langer bieden konden want zij waren te zeer vermoeid.

Aldus viel die bataillie hart ende boven alle dander bedreef godefroy wonder. so deden oec dandere die bi hem waren. Insghelyx so dede oec guyon ende die meester van rodes. die welcke hem seer verwonderde vanden roep dat dander riepen lusignen. niet te min gaf gheen pas die redene daer af alsdoen te vragenne. Coninc anthenor ende die ammirael sagen dz die nederlage op hem keerde. wantse alreede deen helft van haren volck verloren hadden. Ende hieromme hieten sy den anderen dz sy achterwaerts trecken souden weder in die havene van Jaffe om secours te hebbene Sij waren alreede op haer voerdeel in een scip ghetreden ende namen die ruymte vander zee ende scieden van daar: dit siende die sarasynen pijnde sy hem na: maer die van armenien ende van rodes verhaestenden den meesten deel ende sloeghense doot werpende over boert al die sy cregen Doen godefroy vernam dat die coninc ende ammirael wech trocken dede hi syn zeilen op halen ende zeyldese na met allen synen schepen ende vervolchdese so scarpelijcken dat hij in cortter tyt die van armenien ende van rodes ontlangde Die meester vanden scepen dz hem gheleydt hadde dit siende dz hem godefroy also ontvoer. riep hi tot den anderen Wel aen ghi heeren laet hem na zeylen. want waert dat godefroy den wech verlore als dat hi by synen broeder mijnen heere niet en geraecte nemmermeer en dorst ic weder keeren tot mijnre vrouwen waert Gwyon wert dit schip bekeenende ende vraechde alsoe den scheppere wat volc dz dat was dat hem dat secours hadde ghedaen Dandere antwoerde aldus. hoe dz het godefroy metten groten tande was uwe broedere, ende coninc urians broedere Als coninc guyon dat hoirde riep hi. gheringe treck op uwe zeylen ende haest u geringhe tot mijnen broedere. want verlore ick hem nemmermeer en soude ick my eenichsints connen verbliden Sy deden alsoe. mer het geleyt schep was het gherayste alsoe dattet godefroy in corter stont achterhalde die den sarasynen seer bi gecomen was niet verre vander havenen van iaffe

Aldus viel die slag hard en boven alle de anderen bedreef Godfried wonder, zo deden ook de andere die bij hem waren. Insgelijks zo deed ook Guyon en de meester van Rhodes die zich zeer verwonderde van de roep dat de andere riepen Lusigne. Niettemin het gaf geen pas de reden daarvan toen te vragen. Koning Anthenor en de admiraal zagen dat de nederlaag op hen keerde want ze hadden alreeds de ene helft van hun volk verloren. En hierom zeiden ze de anderen dat zij achteruittrekken zouden weer in de haven van Jaffa om bijstand te hebben. Ze waren alreeds op hun voordeel in een schip getreden en namen de ruimte van de zee en scheiden van daar: dit zagen de Saracenen en pijnden zich hen na: maar die van Armenië en van Rhodes haalden het meeste deel in en sloegen ze dood en wierpen over boord allen die ze kregen. Toen Godfried vernam dat de koning en admiraal weg trokken liet hij zijn zeilen ophalen en zeilde ze na met al zijn schepen en vervolgde ze zo scherp dat hij in korte tijd die van Armenië en van Rhodes inhaalde. De meester van het schip die hem geleid had zag dit dat hem Godfried alzo ontkwam en riep hij tot de anderen. Wel aan gij heren, laat hem na zeilen want was het dat Godfried de weg verloor als dat hij bij zijn broeder, mijn heer, niet geraakte, nimmermeer durfde ik weer te keren tot mijn vrouwe waart. Guyon begon dit schip te herkennen en vroeg alzo de schipper wat volk dat het was dat hem de bijstand had gedaan. De andere antwoorde aldus, hoe dat het Godfried met de grote tand was, uw broeder, en koning Urians broeder. Toen koning Guyon dat hoorde riep hij, gauw trek op uw zeilen en haast u gauw tot mijn broeder want verloor ik hem nimmermeer zou ik me enigszins kunnen verblijden, Zij deden alzo, maar het geleide schip was het snelste alzo dat het Godfried in korte stond achterhaalde die de Sarasenen zeer nabij gekomen was niet ver van de haven van Jaffa.

Nu suldi voert weten hoe coninck urian alreede gecomen was op die havene. ende hadde het vier doen steken in der sarasynen schepen Niet te min die heydenen wardens geware ende trockense van dair. maer niet so gheringe sy en lieten daer x scepen verbrant so groot ende cleyne Godefroy iaechde den coninc ende den ammirael binnen der stad van Jaffe aldaer sy vonden den caliphe van baldach ende den soudaen van barbaryen die hem verwonderden hoe sy so gheringhe weder keerden. Doen vertelden sy hem alle haer aventueren. Te weten hoe die coninc van armenyen ende die meester van rodes ter neder waren geleit geweest ende hadde gedaen een vreemd ridder die ghelyc eenen ontsinde mensch daer ten aengange quam met een luttel volcs roepende lusignen tegens den welcken niemant gedueren mocht. ende sie daer sprack hi hoe hi alnoch vecht tegens ons volc ende is gecomen slaende in onse havene ende wat hi raect is bedorven Die soudaen dit hoorende was seer toernich. ende zwoer bi machumet synen god seggende. men heeft mi lange geseyt hoe dat ic ende meer ander van onser wet genoech te doen sullen hebben tegens den geslachte van lusignen. Mer die so vele gedoen konste datse en lant quamen ende dz ons volc uten scepen ware so soudmense wel tonder brengen met cleynen arbeyde Bi mijnder trouwen antwoerde die caliphe. ghi segt waer. ende als sy also hier ter neder gheworpen waren so soudmen lichtelick het lant over gheen syde gewinnen Here ghi segt waer srpac die soudaen. laet ons onse volc doen comen wt den schepen ende laet die anderen met vreden landen Maer dese tale was te vergheefs want godefroy dede die sarasynen wel wt den scepen slaen dz mens hem niet bevelen en dorste. want aen die zyde daer godefroy lach en wasser niet een die in de scpenen dorste bliven liggende Doen dede godefroy alle syn volc te lande oeck op slaen ende iaechde die sarasinen al tot inde stad van Jaffe. ende alle die niet tyts gecomen en konsten, waren doot geslaghen. ende aldus quamen sy gheloepen dier ontghingen in der stad roepende al verraden al verraden Doen warden die poerten gesloten ende elckerlick pynden hem op syn hoede. Godefroy keerde wederom tsynen scepen waerts ende beval dat men die paerden opt lant doen soude: want hi nam voer hem dat hi van daer niet scheiden en soude hi en soude daer laten een litteyken dz hi daer int lant geweest hadde

Nu zal je voort weten hoe koning Urian alreeds gekomen was op de haven en had het vuur laten steken in de Saraceense schepen. Niettemin de heidenen werden het gewaar en trokken vandaar. Maar niet zo gauw, zij lieten daar 10 schepen verbrand, zo groot en klein. Godfried joeg de koning en de admiraal binnen de stad van Jaffa aldaar zij vonden de kalief van Bagdad en de sultan van Barbarije die zich verwonderden hoe zij zo gauw weer keerden. Toen vertelden zij hen al hun avonturen. Te weten, hoe de koning van Armeni en de meester van Rhodes ter neder waren gelegd geweest en had gedaan een vreemde ridder die gelijk een ontzinde mens daar ten aangang kwam met een luttel volk en riep Lusigne waartegen niemand geduren mocht en zie daar, sprak hij, hoe hij al noch vecht tegen ons volk en is gekomen slaan in onze haven en wat hij raakt is bedorven. De sultan die dit hoorde was zeer toornig en zwoer bij Mohammed, zijn god, en zei. Men heeft mij al lang gezegd hoe dat ik en meer andere van onze wet genoeg te doen zullen hebben tegen het geslacht van Lusigne. Maar dat die zo veel doen konden dat ze te land kwamen en dat ons volk uit de schepen waren zo zou men ze wel ten onder brengen met kleine moeite. Bij mijn trouw, antwoorde de kalief, gij zegt waar, en als zij alzo hier ter neder geworpen waren zo zou men licht het land over gene zijde gewinnen. Heer gij zegt waar, sprak de sultan. Laat ons onse volk dan komen uit de schepen en laat de anderen met vrede landen. Maar deze woorden waren tevergeefs, want Godfried liet de Saracenen wel uit de schepen slaan zodat en het hun niet bevelen behoefde, want aan de zijde daar Godfried lag was er niet een die in de schip durfde blijven liggen. Toen liet Godfried al zijn volk te land ook opslaan en joegen de Sarasijnen al tot in de stad van Jaffe en alle die niet op tijd wegkomen konden waren dood geslagen en aldus kwamen zij gelopen die er ontgingen en in der stad riepen; al verraden, al verraden. Toen werden de poorten gesloten en elk pijnde zich op zijn hoede. Godfried keerde wederom tot zijn schepen waart en beval dat men de paarden op het land doen zou: want hij nam zich voor dat hij vandaar niet scheiden zou, hij zou daar laten een teken dat hij daar in het land geweest was.

Hier en binnen dat hi die peerden wt den schepen dede doen so wart hy versiende die wimpelen ende banieren van coninc urian synen broeder die seer strenghelicken vacht op die scepen der zarasinen. die hier af niet en wiste dat godefroy alreede te lande geslaghen was Godefroy hadde ghenomen het diepe vander havenen ende die coninc ende die ammirael namen het enge ende het ondiepe vander havenen: daer men seer gemackelicken op slaen mochte met seer luttel scepen Het ghebuerde hier en binnen dathet leydt scep gemoette coninc gwyon met sijnen volcke welcke dz den scepper vraechde nae tijnghe van godefroy. Bi mijnder trouwen sprac die patroen. siet hem daer hi is te lande geslaghen na de vianden. die welc hi met fortsen iaechde tot in de stad van iaffe. gaet gheringe ende slaet oec te landen ende coemt hem te hulpen. want die sarasynen syn oeck te lande gheslagen ende hi heeft seer luttel volcks Ende daer leyt coninc urian die haer scepen bevecht. den welcken ick ghae boetscappen uwe aventuere. ende die comst van godefroy synen broedere. Als den coninc Uryan dese tijnghe quam was hi seer blide ende dancte onsen here god roepende tot sinen volcke. Wel aen ghi heeren ende baroenen peynst om wel te doene. want onse vianden en moghen ons nu niet ontgaen ten sy doot oft gevanghen. ende so quamen sy slaende so redelicken op die scepen der sarasynen datse al confuys warden. ende haesten hem wt haren scepen so sy eerst mochten. ende pynden hem henen te Jaffe waert. Als die caliphe ende die soudaen saghen hair volc opslaen ter lande. so sonden sy aen coninc urian om iij. dagen bestants. ende dz hy quame logeren ende syn volc ververscen ende den vierden dach soudemen hem stryt leveren Coninc urian deedt gherne ende liet guyon ende godefroy syn broeders dit weten. die alreede te lande geslagen waren hem ververscende Coninc urian dede syn volc ende alle syn gereetscap oec op slaen. ende maecte syn logys bij de zee rechts voer syn scepen ende daer dede hi syn broeders ende den meester van rodes oec comen logeren. ende dede hair scepen leggen bi die syne. daer was de blischap van dien iij. gebroeders groot ende tghetal van haren volcke was omtrent xxij. duzent soe eens so anders Die soudaen die van der kerstenen comste wiste ontboet den caliphe dz hi den stryt sonder hem niet en begonst maer dat hi noch iij. daghen bestant name aen de coninc urian twelc coninc urian consenteerde Binnen dien tijde dede die soudaen syn volc bij nachte verlogeren in de beemden onder damast om de kerstenen van daer te lande waert inne te trecken. op datter emmers niet een en ontghinge. Hy hadde versaemt wel xl. Duyzentich mannen. ende der anderen was wel omtrent lxxx. dusent. alsoe dat die sarasinen wel sterck waren tsamen hondert ende twintich dusent mannen. daer tegens die kerstenen al maer twee en twintich duzent en waren Die kerstenen waren droevich meinende dz die heydenen vertrocken hadden gheweest. maer neen sy. want eer iij. dagen hadden syze op haren dach. ende ghaven hem allen soe vele te doene datse wercs ghenoech hadden om hem selven te bescudden Doen quam daer een trosman ghereden op eenen dromedarijs. ende stont af voer der drye ghebroeders tente ende groettese wel bequamelicken. Sij dancten hem van synre groeten. daer na vergat hy syns selfs siende op die drie ghebroeders eer hy oyt een woert sprac. soe verwonderde hi hem van haerlieder ghesichte ende strenghicheyt die hi in dien iij. ghebroeders sach. ende sonderlinghe in godefroy die die meeste van hen allen was ende vele beter gheraect van leden dan dander. ende besach synen tant die hem over syn lippe hinc eenen grote duyme verre int viercant Hi verwonderde hem soe uter maten seer dat hi nauwelic ghespreken en conste Niet te min. ten laetsten seyde hij den coninc urian Her coninc van cypren die caliphe van baldach, die soudaen van barbarijen: coninc anthenor van anthyochien. die ammirael van coerdes ende die coninc van damiette. laten u bi my weten, hoe sy al bereet syn om u stryt te leveren. den verwachten uwer in de beemden onder damascho in schonen tenten ende pauwellionen. ende laten u weten hoe dat ghi daer sekerliken bi moecht comen logieren als u belieft. ende gheven u bestant also langhe tot dat ghi tuwen passe ghelogiert sult wesen ende dat ghi by gemeynen overdrage ghesloten sult hebben die plaetse daer den stryt wesen sal Ende als ghi haer macht ghesien sult hebben so suldi bi aventueren met malckanderen overcomen ende een nieu minnelic tractaet maken. want haerlieder macht en is niet te overvallen Als godefroy die woerden verstont seide hi. gaet tot dinen coningen tot dynen soudaen ende den caliphe. ende segt hem al en waer dair niemant dan ic ende mijn volc alleen so soude icse nochtans bevechten. segt hem dz wi om hair bestanden niet en geven Ende daerom als ghi bi hem comt so segt hem dz icse ontsegge. want also schiere als ghi van hier gescheyden syt so sal ick iaffe doen bespringen ende in viere ende vlammen stellen mitsgaders al dz icker inne vinden sal. Daerom in u scheyden van hier soe doet die van iaffe dit weten. op dat syer hem voer wachten moghen Die trosman ghinc henen mz desen woerden tsynen dromedarijs waert. ende van groter verveerteyt van godefroy sach hi alomme van anxste oft hi hem ghevolcht hadde. ende seyde teghens hem selve. waren alle die kerstenen alsulc, ons volc soude grote scade liden, eer dz volck ter neder gheworpen soude worden. Ende als hi te iaffe quam seide hi hemlieden. hoese godefroy metten groten tande soude comen bespringen: ende dat hijer vonde soude hi doen verbernen. Die van iaffe waren hierom seer vervaert so dat deen helft vanden volcke wel daer wt liep te damasco mz haren iuweelen ende gelde Godefroy dede syn trompetten slaen ende syn volc van wapenen ende die stad eensgancs bespringen Ende dat en kosten hem alle syn broeders niet verbidden. maer hij zwoer dat hy daer licteykenen soude waer bi men bekennen mochte dat hi in surien gheweest hadde.

Ondertussen dat hij de paarden uit de schepen deed toen zo begon hij te zien de wimpels en banieren van koning Urian, zijn broeder, die zeer streng vocht op de schepen der Sarasijnen die hiervan niet wist dat Godfried alreeds te land geslagen was. Godfried had genomen het diepe van de haven en de koning en de admiraal namen het enge en het ondiepe van de haven: daar men zeer gemakkelijk opslaan moche met zeer luttel schepen. Het gebeurde ondertussen dat het geleide schip ontmoette koning Guyon met zijn volk die de schipper vroeg naar tijding van Godfried. Bij mijn trouw, sprak de patroon, ziet hem daar, hij is te land geslagen naar de vijanden die hij met kracht jaagt tot in de stad van Jaffa. Ga gauw en slaat ook te land en kom hem te hulp want de Saracenen zijn ook te land geslagen en hij heeft zeer luttel volk. En daar ligt koning Urian die hun schepen bevecht die ik ga boodschappen uw avontuur en de komst van Godfried, zijn broeder. Toen koning Urian deze tijding kwam was hij zeer blijde en dankte onze heer god en riep tot zijn volk. Wel aan, gij heren en baronnen, peinst om goed te doen want onze vijanden mogen ons nu niet ontgaan tenzij dood of gevangen en zo kwamen zij slaan zo redelijk op de schepen der Sarasijnen dat ze geheel confuus werden en haasten zich uit hun schepen zo gauw zij eerst mochten en pijnden hen henen te Jaffe waart. Toen de kalief en de sultan zagen hun volk opslaan ter land zo zonden zij aan koning Urian om 3 dagen bestand en dat hij kwam logeren en zijn volk verversen en de vierde dag zou men hem strijd leveren. Koning Urian deed het graag en liet Guyon en Godfried, zijn broeders, dit weten die alreeds te land geslagen waren en zich verversten. Koning Urian liet zijn volk en al zijn gereedschap ook opslaan en maakte zijn logies bij de zee recht voor zijn schepen en daar liet hij zijn broeders en de meester van Rhodes ook komen logeren. En daar liet hij hun schepen leggen bij de zijne en daar was de blijdschap van die 2 gebroeders groot en het getal van hun volk was omtrent 22 000, zo eens zo anders. De sultan die van de komst der christenen wist ontbood de kalief dat hij de strijd zonder hem niet begon, maar dat hij noch 3 dagen bestand nam aan de koning Urian, wat koning Urian toestemde. Binnen die tijd liet de sultan zijn volk bij nacht verplaatsen in de beemden onder Damascus om de christenen vandaar te land waart in te trekken opdat er immer niet een ontging. Hij had verzameld wel 40 000 mannen en van de anderen was wel omtrent 80 000 alzo dat die Saracenen wel sterk waren tezamen honderdtwintig duizend mannen waartegen de christenen al maar tweeentwintig duizend waren. De christenen waren droevig en meenden dat de heidenen vertroken waren geweest. Maar neen zij, want eer de 3 dagen hadden ze hen op hun dak en gaven hen allen zo veel te doen dat werk genoeg hadden om zichzelf te behoeden.

Toen kwam daar een trosman gereden op een drommedaris en steeg af voor de drie gebroeders tent en groette ze goed en bekwaam. Ze dankten hem van zijn groet en daarna vergat hij zichzelf en zage op de drie gebroeders eer hij ooit een woord sprak, zo verwonderde hij zich van hun gezicht en strengheid die hij in die 3 gebroeders zag en vooral in Godfried die de grootste van hen allen was en vele beter gevormd van leden dan de anderen en bezag zijn tand die hem over zijn lip hing, een grote duim ver in het vierkant. Hij verwonderde zich zo uitermate zeer dat hij nauwelijs spreken kon. Niettemin tenslotte zei hij de koning Urian. Heer, de koning van Cyprus, de kalief van Bagdad, de sultan van Barbarije: koning Anthenor van Antochie, admiraal van Cordes en de koning van Damiette laten u bij mij weten hoe zij al gereed zijn om u strijd te leveren. Dze verwachten u in de beemden onder Damascus in mooie tenten en paviljoenen en laten u weten hoe dat gij daar zeker bij mag komen logeren als het u belieft en geven u bestand alzo lang tot dat gij tot uw pas gelogeerd zal wezen en dat gij bij algemeen verdrag besloten zal hebben die plaats daar de strijd wezen zal. En als gij hun macht gezien zal hebben zo zal je bij avonturen met elkaar overeenkomen en een nieuw minnelijk traktaat maken want hun macht is niet te overvallen. Toen Godfried de woorden verstond zei hij; gaat tot uw koningen, tot uw sultan en de kalief en zeg hen, al was daar niemand dan ik en mijn volk alleen, zo zou ik ze nochtans bevechten. Zeg hen dat we om hun bestand niets geven. En daarom als gij bij hen komt zo zeg hen dat ik ze ontzeg want alzo snel als gij van hier gescheiden bent zo zal ik Jaffa laten bespringen en in vuur en vlammen stellen mitsgaders al dat ik er in vinden zal. Daarom in uw scheiden van hier zo doe die van Jaffa dit weten opdat zij er zich voor wachten mogen. De trosman ging henen met deze woorden tot zijn drommedaris waart en van grote angst van Godfried zag hij alom van angst of hij hem gevolgd had en zei tegen zichzelf. Waren alle christenen al zulke, ons volk zou grote schade lijden eer dat volk ter neder geworpen zou worden. En toen hij te Jaffa kwam zei hij hen hoe ze Godfried met de grote tand zou komen bespringen: en dat hij er vondt zou hij laten verbranden. Die van Jaffa waren hierom zeer bang zodat de ene helft van het volk wel daaruit liep naar Damascus met hun juwelen en geld. Godfried liet zijn trompetten slaan en zijn volk van wapenen en de stad gelijk bespringen. En dat konden hem al zijn broeders niet verbidden, maar hij zwoer dat hij daar een teken laten zou waarbij men bekennen mocht dat hij in Syrië geweest was.

Dese bode haeste hem soe seere tot dat hi voer damasco quam. ende tradt in den tente vanden caliphe dair hi vant beide die soudanen, den coninc anthenor, den ammirael van cordes: coninc gallofrijn van damiette. Ende meer andere die hem vraechden na nieuwe tidinghe vanden kerstenen Die trosman antwoerde. ic hebbe uwe boetscap wel ghedaen. maer doen ic seyde hemlieden. als wanneer sy uwe macht ghesien souden hebben dat sy dan bi aventueren met u wel een goet middele vinden souden. ende dz sy u noch uwen volcke niet wederstaen en mochten Doen antwoirde daer een van hemlieden den die eenen grooten tant heeft die hem wt den monde springt, seggende voer hem alle, sonder den coninc urian te verbeyden Ganc henen ende segt dinen coninghen ende den soudaen dat wy haers bestants gheen doen en hebben: ende al en waerder niemant dan hi alleene ende syn volc: so soude hi nochttan u allen bevechten. Ende hiet my voert also geringe als ick bi u quame dat ic uwe bestant wedergave ende dat ghy u voer hem wachten soudt. ende noch meer seyde hi dat hi in spyte van u allen Jaffe soude gaen bespringen ende te viere ende te zweerde vernielen. ende dat ick hem dat in myn herwaerts comen boetscapen soude ghelijck ick gedaen hebbe Ende weet dat voerwair dat mi deen helft wel vanden volcke van iaffe ghevolcht is Ende alsoe gheringhe als ick wt den ooghen was so hoorde ick syn trompetten slaen om dairwaerts te trecken Wat wonder yst om sien meynt ghi taensien het ghelaet vanden coninc urian. van coninc guyon sinen broedere: van godefroy daer af geseyt is. ende oec van haren volcke Aen haer ghelaet oft maniere gheven sy ute ende bewysen dz ghise niet en sult verbeyden. ende besonder dien metten grooten tande. want die en sorcht anders niet dan dz ghi hem ontvlieden sult eer hi bi u lieden comen sal moghen Die soudaen van damast dit horende wart lachende ende antwoerde Bi machumet na die stouticheit die ick bermercke in u te wesene soe sult ghi die eerste syn die de bataillie beghinnen sal tegens dien metten groten tande Op dwelc die trosman antwoerde Vermaledendijt moetwesen die ure ende dien dach dat ic genaken sal den selve godefroy Ic woude dat alle die torrens ende mueren van damaso oft een andere riviere alst dan tuschen ons beyden stonde so moet my machumet helpen ende nemmermeer anders: Met dien warden sy alle lachende Die bode antwoerde daer op Die menige die lacht die namaels screyen soude hadde hi die moeyte oft den tijt

Deze bode haastte hem zo zeer totdat hij voor Damascus kwam en tradt in de tent van de kalief daar hij vond beide de sultans, de koning Anthenor, de admiraal van Cordes: koning Gallofrijn van Damiette en meer andere die hem vroegen naar nieuwe tijding van de christenen. Die trosman antwoerde, ik heb uw boodschap goed gedaan. Maar toen ik hen zei als wanneer zij uw macht gezien zouden hebben dat zij dan bij avonturen met u wel een goed middel vinden zouden en dat zij u noch uw volk niet weerstaan mochten. Toen antwoorde daar een van hen die een grote tand heeft die hem uit de mond springt en zei voor hen allen, zonder de koning Urian af te wachten, ga heen en zeg uw koningen en de sultan dat we van hun bestand niets van doen hebben: en al was er niemand dan hij alleen en zijn volk: zo zou hij nochtans u allen bevechten. En zei me voort alzo gauw als ik bij u kwam dat ik uw bestand terug gaf en dat gij u voor hem wachten zou en noch meer zei hij dat hij in spijt van u allen Jaffa zou gaan bespringen en te vuur en te zwaard vernielen en dat ik hem dat in mijn terug komen boodschappen zou gelijk ik gedaen heb. En weet dat voorwaar dat mij de ene helft wel van het volk van Jaffa gevolgd is. En alzo gauw als ik uit het oog was zo hoorde ik zijn trompetten slaan om derwaarts te trekken. Wat wonder is het om te zien, bedoelt gij het aanzien van het gelaat van de koning Urian, van koning Guyon, zijn broeder: van Godfried waarvan gezegd is en ook van hun volk. Aan hun gelaat of manier geven zij uit en bewijzen dat gij ze niet zal opwachten en vooral die met de grote tand want die bezorg niet anders dan dat gij hem ontvlieden zal eer hij bij u lieden zal mogen komen. De sultan van Damascus die dit hoorde begon te lachen en antwoorde. Bij Mohammed, naar die dapperheid die ik bemerk in u te wezen zo zal gij de eerste zijn die de strijd beginnen zal tegen die met de grote tand. Waarop de trosman antwoorde. Vermaledijt moet wezen het uur en de dag dat ik genaken zal die Godfried. Ik wilde dat alle torens en muren van Damascus of een andere rivier dat het dan tussen ons beiden stond, zo moet me Mohammed helpen en nimmermeer anders: Met dien begonnen ze allen te lachen. De bode antwoorde daarop ; menigeen die lacht die namaals schreien zou had hij de moeite of de tijd.

Hoe godefroy iaffe dede bespringen ende ghewan

Hoe Godfried Jaffa liet bespringen en won.

Godefroy dede terstont na dat die bode voerseyt vertrocken was iaffe bespringen ende ghewanse faytelicken. ende doode al dat hijer inne vant van sarasinen. ende dede die stad pilgeren. ende daer na dede hijer tvier inne steken over al. ende trac doen wederom tsynen logize waert. versueckende aen syn broeders datse hem mede wouden laten hebben den meester van rodes met sinen volcke om de avantgaerde te houdene dwelc sy hem consenteerden. des die meester van rodes seer blide was. ende rusteden dien nacht voert tot smergen toe Doen verlogierde die avantgaerde. ende daer na die grote bataillien ende die bagaignien. ende dair na die riergaerde Ende twas seer schoen om sien dat volc te gane in ordinancien. ende met dien quamen tot godefroy een van sinen acouters ende seide. hoe daer omtrent een halve myle na wel M sarasinen laghen, die na baruth trocken om die havene te bewaren. Godefroy vraechde hem oft hijen daer soude connen geleyden Dander antwoerde Ja. doen beval godefroy den meester van rodes dz hi den avantgaerde leyden soude ende dz hi over al tvier inne stake Die meester antwoerde dz hijt doen soude Godefroy trac doen vore: metten accoutere. ende spoedde haren wech tot datse achterhaelt waren: Met dien sloech hi inden hoep ende velde den iersten ter neder die hi achterhaelde Hi trac syn zweert ende dede wonder met sinen volcke Der sarasynen hoop was cleyn. ende alsoe en conste sy den last niet gedragen. mer gaven rugge al vliende na baruth. ende de kerstenen volchdese na Die vander stad siende dese voervluchtige wordense kennende ende deden die poerte open. Godefroy die vervolchdese se scarpelicken dat hi bijder wisselinghen oec mede in de stad geraecte en wel v. C. mannen van wapenen met hem. daer binnende synde beval hi synen lieden datse die poerten wachten souden. tot dat syn volc aen quame Doen begonst ierst den stryt groot te worden Niet te min die sarasinen en konsten hem niet onthouden. maer namen die vlucht ter poerten waerts wt na tripolis. ende vloden henen na damast die wel ghereden waren Doen maecte godefroy die stad ledich van sarasinen soe datter als gheen en bleef. ende dede die doden werpen int zee. ende besach die stad die wonderlicken starc was. Ende besach het casteel dat opt zee stont dz over zeer starc ende schoen was ende sterc ten bescudde vande scepen. Doen zwoer hi dz hi die havene behouden woude voer hem selven ende liet daerom daer op c. ende lx. arbalestriers ende CC. mannen van wapenen van synen volcke. ende koes synen wech weder na syn heer. dwelck hij volchde opt vier ende opten roock ghelyck hi den meester van rodes bevolen hadde. die welcke ende oeck sy broeders groot verlanghen hadden na hem van anxte of hem die aventuere niet wel gheluct en hadde

Godfried liet terstond nadat die voor genoemde bode vertrokken was Jaffa bespringen en won het feitelijk en doodde alles dat hij erin vond van Saracenen en liet de stad plunderen en daarna liet hij er het vuur in steken overal en trok toen wederom tot zijn logies waart en verzocht aan zijn broeders dat ze hem mee wilden laten hebben de meester van Rhodes met zijn volk om de voorhoede te houden, wat ze hem toestemden. Dus was de meester van Rhodes zeer blijde en rusten die nacht voort tot de morgen toe. Toen verplaatste de voorhoede en daarna het grote bataljon en de bagage en daarna de achterhoede. En het was zeer mooi om te zien dat volk te gaan in ordinantie en met dien kwamen tot Godfried een van zijn verspieders en zei hoe daar omtrent een halve mijl na wel 1000 Saracenen lagen die naar Beiroet trokken om de haven te bewaren. Godfried vroeg hem oft hij hem daar zou kunnen geleiden. De ander antwoorde. Ja. Toen beval Godfried de meester van Rhodes dat hij de voorhoede leiden zou en dat hij overal het vuur in stak. De meester antwoorde dat hij het doen zou Godfried trok toen voor met de verspieder en spoedde hun weg totdat ze achterhaald waren: Met dien sloeg hij in de hoop en velde de eerste ter neder die hij achterhaalde. Hij trok zijn zwaard en deed wonder met zijn volk. De hoop van de Saracenen was klein en alzo konden ze de last niet verdragen, maar gaven de rug al vliedende naar Beiroet en de christenen volgden ze na. Die van de stad zagen deze voortvluchtigen en begonnen ze te kennen en deden de poort open. Godfried die vervolgde ze zo scherp dat hij bij het wisselen ook mede in de stad geraakte en wel 500 mannen van wapenen met hem. Toen hij daarbinnen was beval hij zijn lieden dat ze de poort bewaken zouden tot dat zijn volk aankwam. Toen begon eerst de strijd groot te worden. Niettemin, de Saracenen konden zich niet onthouden, maar namen de vlucht ter poort waart uit Tripoli en vlogen henen naar Damascus die goed bereden waren. Toen maakte Godfried die stad leeg van Saracenen zodat er als geen bleef en liet de doden werpen in de zee en bezag die stad die wonderlijk sterk was en bezag het kasteel dat bij de zee stond dat over zeer sterk en mooi was en sterk te behoeden van de schepen. Toen zwoer hij dat hij die haven behouden wilde voor zichzelf en liet daarom daar op 100 en 60 voetboogschutters en 200 mannen van wapenen van zijn volk en koos zijn weg weer naar zijn leger wat hij volgde op het vuur en op de rook gelijk hij de meester van Rhodes bevolen had die en ook zij broeders groot verlangen hadden naar hem van angst of hem dat avontuur niet goed gelukt was.

Het is nu te weten hoe die ghene die wt iaffe gelopen waren quamen inder tenten vanden soudaen voer damasco daer die andere coningen oec waren. ende vertelden hem daer wel deerlijc die destructie van iaffe. ende hoe dat die kerstenen verslagen hadden al dz dair was ende die stad verbrant Die soudaen dit horende en was niet wel te vreden en seide die kerstenen vallen seer herd ende seer luttel vreezende Sy sien wel datse tegen de menichte van onsen volcke niet en vermogen. ende dairom maken si die maniere recht oft sy ons niet en ontsaghen ghelijckerwys oft onser niet meer en waren dan sy lieden en syn. Bi mamet sprac de soudaen van barbarien al waren sy alle emmertoes gebraden ende het costume ware alsulcken vleesch tetene so en warender niet ghenoech voer ons volc mede te ontbyten: al en waer hier niemant dan ick ende mijn volc, daer en keerder niet een wederom int zee Als die trosman dit hoorde so en conde hi hem niet langer onthouden ende seide mz luyder stemmen Her soudaen had ghy ghesien coninc urian. coninc guyon synen broeder ende die manieren ende continancie van haren volcke. Ende het verveerlic gesicht van godefroy metten groten tande haren broeder. u en soudes niet gelusten alsulcke woerden te spreken. ende voerwaer eer tspel eynde nemen sal so en suldys u niet so seer beloven als ghi nu doe Men seit gemeynlicken die sulcke die dreycht die namaels grote vreese heeft Die soudaen wart seer toernich seggende. ghi heerscap in u moet grote koenheyt wesen, want na dat ic u aensie sou woudy wel dat ghy emmertoes voer int hertste vander bataillien gestelt waert om tontmoeten godefroy metten grooten tande Die trosman antwoerde Bij mijnre trouwen het soudaen en wort hi niet anders ontmoet dan van my so mach hi wel coenliken aen comen want ic dencke hem mijn hielen te keere: emmers een myle oft twee verre Doen warden sy alle lachenden. maer terstont quam daer een ander tijnge dair hemlieden niet en luste seer om te lachen. want daer quaemen die ghene die wt baruth ontlopen waren ende vertelden hem het misval van baruth. ende hoe dz godefroy metten groten tande hemlieden geiaecht hadde, ende die niet ontvlyen en konsten doot geslagen. ende seiden hoe dat hi gheenen wille en hadde om vlieden want hi heeft baaruth ghewonnen dwelc seer wel voersien was van vitaellien Ende hi coemt met groter nernsticheit herwarts. want men en sieten nietdan vier ende vlamme doer alle tlant. ende die wegen liggen over al vol dooden van onsen volck Die soudaen van damast dit horende wart seer verslagen ende syede. ic meyne dz dese metten groten tande den duyvel binnen heeft ic beduchte mi sprac die soudaen van barbaryen dz mi wel geburen mochte tghene dat men my lange gheseyt heeft. wat is dat sprac die soudaen van damast. maer dat is dat ic bedorven soude worden vanden gheslachte van lusignen, ende van meer anderen daer onse wet bi ghecranct soude wesen Na dese redene en was daer niet een so koene hi en hadde groten anxt

Het is nu te weten hoe diegene die uit Jaffa gelopen waren kwamen in de tenten van de sultan van Damascus daar de andere koningen ook waren en vertelden hen daar wel deerlijk de destructie van Jaffa en hoe dat de christenen verslagen hadden al dat daar was en ze de stad verbranden. De sultan die dit hoorde was niet goed tevreden en zei; de christenen vallen zeer hard en vrezen ons weinig. Zij zien wel dat ze tegen de menigte van ons volk niets vermogen en daarom maken ze die manier recht of zij ons niet ontzagen net als of er van ons er niet meer waren dan zij lieden zijn. Bij Mohammed, sprak de sultan van Barbarije, al waren zij allen altijd gebraden en het gebruik was al zulk vlees te eten, zo waren er niet genoeg voor ons volk mee te ontbijten: al was hier niemand dan ik en mijn volk, daar keerde er niet een wederom in de zee. Toen de trosman dit hoorde zo kon hij zich niet langer onthouden en zei met luide stem. Heer sultan, had gij gezien koning Urian, koning Guyon, zijn broeder, en die manieren en houding van hun volk en het vervaarlijke gezicht van Godfried met de grote tand, hun broeder, u zou het niet gelusten als zulke woorden te spreken en voorwaar eer het spel einde nemen zal zo zal je u niet zo zeer beloven als gij nu doet. Men zegt algemeen die zulke dreigt die namaals grote vrees heeft. De sultan werd zeer toornig en zei. Gij heerschap, in u moet grote koenheid wezen, want nadat ik u aanzie zo wilde je wel dat gij altijd voor in het hardste van de strijd gesteld was om te ontmoeten Godfried met de grote tand. De trosman antwoorde. Bij mijn trouw, heer sultan, wordt hij niet anders ontmoet dan van mij, zo mag hij wel koen aankomen want ik denk hem mijn hielen te keren: immer een mijl of twee ver. Toen begonnen ze allemaal te lachen, maar terstond kwam daar een andere tijding waar het hen niet zeer luste om te lachen, want daar kwamen diegene die uit Beiroet ontlopen waren en vertelden hun het misval van Beiroet en hoe dat Godfried met de grote tand hen gejaagd had en die niet ontkomen konden dood geslagen en zeiden hoe dat hij geen wil had om te vlieden want hij heeft Beiroet gewonnen die zeer goed voorzien was van voedsel. En hij komt met grote vlijt herwaarts want men ziet niets dan vuur en vlammen door al het land en die wegen liggen overal vol doden van ons volk. De sultan van Damascus die dit hoorde werd zeer verslagen en zei. Ik denk dat deze met de grote tand de duivel binnen heeft, ik beducht mij, sprak de sultan van Barbarije, dat het me wel gebeuren mocht hetgeen dat men mij al lang gezegd heeft. Wat is dat, sprak de sultan van Damascus, maar dat is dat ik bedorven zou worden door het geslacht van Lusigne en van meer anderen daar onze wet bij verzwakt zou wezen. Na dese redenen was daar niet een zo koen, hij had grote angst.

Godefroy spoedde sinen wech tot dz hi die avantgaerde vant ende den meester van rodes. die hem grote chiere deden. hem vraghende hoet mz hem ghegaen hadde. godefroy vertelde hem alle syn geschiedenisse. ende hoe dz hi baruth bider hulpen gods gewonnen hadde. ende den meesten deel vanden volcke daer wt hadde geiaecht. ende ander verslaghen. ende hoe hi van synen volcke daer ghelaten hadde mz vele vitaelgien om die stad mede te bewaren. Terstont was dese tijnge alle het heer dore. alsoe dathet eensgans quam ter kennissen van coninc urian synen broedere. die welck dat horende seyde tot guyon synen broedere Bi mijnre trouwen godefroy die mach wel teghen vele arbeidens ende het is ghesien dathi noch vele goets doen sal: ia gont hem god anders een lanc leven. Die wyle dat dese twee gebroeders hier af aldus spraken so quaem godefroy vast aen. also dat hi op een avontstonde quaem logierende op een cleyn rivierken v. mylen na damasco Daer quam een van haren acounters oft voerwachters tot hemlieden die hem bediede alle die continancie vanden sarasynen. doen hielden sy raet watse best doen mochten. ende overdroeghen dat sy des anderdaechs logeren souden op en myle na der sarasynen heer dwelc sy alsoe deden. ende overdroeghen dat niemant voerdaen meer gheen vier noch brant stichten en soude, het waer in de logysen noch yewer anders. op dat die sarasinen dies te min haer comste vernemen souden Sij quamen daer syt begrepen hadden. ende hielden dien nacht een heerlijcke wake. ende alle theer bleef slapende in de wapene Rechts na der middernacht sadt godefroy te paerde met een duyzent vechtender mannen. ende nam met hem eenen leydsman die den wech wiste. Ende trac soe ten here waert vanden sarasynen al bedectelijcken Niet verre van daer stont een bosselkijn omtrent een myle lanc. ende dair ghinc hi inne ligghen al heymelicken. ende ontboet dien vanden here dat sy hem al bereet hielden om haer vianden te doen wyckene Des merghen seer vroech so sat godefroy weder op te paerde met twee hondert werachtigher mannen. ende verboet synen volcke die daer bleven liggende dz sy niet soe stout en waren datse hem lieten sien Rechts metter zonnen opganghe quam godefroy op een hoechte van een cleyn berchelken. ende sach het heer al stille ende en hoorder niemant Wacht u sprack godefroy dz ghi gheen gheruchte en maect voir dat ict u segghe: ende laet ons wat seer aen ryden. Sy reden alsoe tsamen ende quamen al bedectelijcken int heer. ende saghen wel dat sy aen alle syden sliepen. Godefroy oversacht alle dat volc dat daer was ende seide. bi mijnder trouwen waren dit lieden van onsen gelove sy waren seer tonsiene Ende also reden sy tsamen al tot int middel vanden here sonder yet te misdoene Doen versach godefroy een seer rijckelicke tente. Wel meynende dat dz die tente vanden caliphe was oft en vanden soudanen Met dien soe sprac hi tot synen geselschape. this tijt dat wi desen mergenstont dit volc wecken want sy hebben te langhe gheslapen Wel ane mijn kinderen ende denct niet op te houden noch te sparen dat u voer der hant coemt. Daer traden af thien ridders wt poitau van haren paerden ende sloeghen in die tenten over hals ende over hoet al datse vonden Dair begonst groot ghetier te wassen. Inder selver tenten was die coninc gallofrin van damietten. hi scoet van synen bedde ende meynde van achter wel ontvloden te hebben. mer godefroy werd des gheware ende gaf hem enen slach met sinen sweerde dat ghelyc eenen schaerze sneet. dat hi hem die herssenen cliefde ende dat hi so doot ter aerden viel. Met dien begonsten die kerstenen te roepenen lusignen lusignen met luider stemmen ende keerden wederom van daer sy ghecomen waren: werpende ter neder ende dootslaende al daer sy in haren wech vonden Doen begonst hem theer te verroeren ende riepen alle ter wapenen ter wapenen. Die tijnghe quam in des soudaens tente van damast: die welcke vraechde wat gheruchte dat hi daer buten hoorde Met dien so quam daer een sarasyn die de rechte zyde van sinen hoofde gheclieft hadde, also dat hem die oore op syn scouwere lach. ende seyden tot den soudane aldus. Heere het syn thien duyvels die in u heer gheslaghen syn die welcke dat al te mael doot slaen ende ter neder werpen tghene datse in haer ghemoet vinden Sij hebben u alreede af gheslaghen uwen neve den coninc galofrijn van damietten. ende roepen mz luder stemmen lusignen lusignen Die soudaen dit hoorende dede syn trompetten slaen ende alle syn volc ghinc hem wapenen ende reet terstont den kerstenen na omtrent met x. duzent heydenen Maer al eer dz godefroy met sijnen gheselscape wt den here vertrac soe hadden sy wel omtrent viij. duzent sarasinen so ghedoot so ghequetst Ende also gherinhe als sy buyten den logyzen waren soe ghinghen sy riden al suverlicken henen na haren pas. ende die soudaen reet hemlieden na alsoe haestelicken als hi emmermeer mochte

Die soudaen van damast was seer verbolghen als hi wiste tghene dz die kerstenen synen volcke ghedaen hadden. ende zwoer by machumet ende appolynen dat hi hem vanden scaden wreken soude. ende dat hi nemmer meer kerstenen op houden noch sparen en soude voer den tyt datse alle doot ende verdorven souden zyn Godefroy siende dat hem die sarasynen so sterc volchden so beval hij synen lieden datse vlieden souden ten heer waerts. ende hi selve verloes hem int boschelken bi dieghene die daer in laghen gheleyt waren om die in ordinancien te stellene Die soudaen die seer onmanierlijken hem vervolchde al syn macht ridende leet verbij het bosschelken Die meester van rodes als alreede op geseten ende hadde syn volc gheordineert onder syn baniere in schoenre bataillien buyten de logysen: ende waren wel sterc omtrent viij. duzent vechtender mannen die schutter oec met gherekent Ende als hi gewaer wart godefroys lieden ende sach datse die sarasinen so iaechden. soo reet hi hemlieden te gemoete ende ontfingse in syn bataillie Ende doen ghinghen sy den soudaen teghens met ghevelden lancien. daer gheviel een strenghe bataillie ende een vreeslijcke maanghelinge. met den cortsten gheseyt die sarasinen ghecreghen die nederlage. ende die kerstenen drevense alsoe achterwarts: want elck vanden kerstenen velde den synen metter glavien al roepende lusignen ende rodes Als die soudaen tverlies van synnen volcke aensach soe eersselde hi weder omme ende vergaderde syn volc verbeydende die andere die noch vastelic aen quamen alsoe langhe tot dathi wel vergaderde omtrent x. duzent mannen Maer godefroy sloeg met dien wt der laghe ende viel mz sinen volcke op den soudaen ende op syn volc die hem sonder ordinancie volchden: alsoe datter in cortter wylen op die weghen drie duyzent dooden ghevonden warden Doen keerden harer vele wederomme ten heer warts, daer sy vonden den caliphe van baldach, den soudaen van barbayen, den coninc anthenor ende den ammirael van cordes. die welcke hem vraechden van waer si quamen. ende sy antwoerden hoe datse quamen vander bataillien. daer die soudaen van damast die nederlaghe hadde. Doen waren sy seer mistroostich niet wetende wat sy doen souden. ende onder des so quamender noch andere deen gequetst dander al roepende ende crytende ende seyden allegader soe die eerste geseyt hadden. hoe dat die kerstenen al doot sloeghen die sy ghecryghen konden. dies die soudaen van barbarijen ende dandere heydensche heeren seer verslaghen waren

Godfried spoedde zijn weg totdat hij de voorhoede vond en de meester van Rhodes die hem grote sier deed en hem vroeg hoe het met hem gegaan was. Godfried vertelde hem al zijn geschiedenis en hoe dat hij Beiroet met de hulp van god gewonnen had en het grootste deel van het volk daaruit had gejaagd en anderen verslagen. En hoe hij van zijn volk daargelaten had met veel voedsel om die stad mee te bewaren. Terstond was deze tijding al het leger door, alzo dat het gelijk kwam ter kennis van koning Urian, zijn broeder, die dat hoorde en zei tot Guyon, zijn broeder. Bij mijn trouw, Godfried die mag wel tegen velen werken en het is gezien dat hij noch veel goed doen zal: Ja, gunt hem god anders een lang leven. De tijd dat deze twee gebroeders hiervan aldus spraken zo kwam Godfried vast aan. alzo dat hij op een avondstond kwam logeren op een klein riviertje 5 mijlen na Damascus. Daar kwam een van zijn verspierders of voorwachters tot hen die hen aanduidde alle gesteldheid van de Saracenen. Toen hielden zij raad wat ze het beste doen mochten. En kwamen overeen dat zij de volgende dag logeren zouden op een mijl nabij het Saracenen leger. Wat zij alzo deden en kwamen overeen dat niemand voortaan meer geen vuur noch brand stichten zou, het was in de logies noch ergens anders opdat de Saracenen dus te minder hun komst vernemen zouden. Ze kwamen daar ze het begrepen hadden en hielden die nacht een heerlijke wacht en het hele leger bleef slapen in de wapens. Recht na de middernacht zat Godfried te paard met een duizend vechtende mannen en nam met hem een leidsman die de weg wist. En trok zo te leger waart van de Sarasijnen geheel bedekt. Niet ver vandaar stond een bosje omtrent een mijl lang en daar ging hij in liggen al heimelijk en ontbood die van het leger dat zij zich allen gereed hielden om hun vijanden te laten wijken. De morgen zeer vroeg zo zat Godfried weer op te paard met twee honderd weerachtige mannen en verbood zijn volk die daar bleven liggen dat zij niet zo stout waren dat ze zich lieten zien. Recht met de zonsopgang kwam Godfried op een hoogte van een klein bergje en zag het leger geheel stil en en hoorde er niemand. Wacht u, sprak Godfried, dat gij geen gerucht makt voordat ik het u zeg: en laat ons wat zeer aanrijden. Zij reden alzo tezamen en kwamen al bedekt in het leger en zagen wel dat zij aan alle zijden sliepen. Godfried overzag al dat volk dat daar was en zei. Bij mijn trouw, waren dit lieden van ons geloof, zij waren zeer te ontzien. En alzo reden zij tezamen al tot in het midden van het leger zonder iets te misdoen. Toen zag Godfried een zeer rijke tent en wel meende dat dit de tent van de kalief was of van de sultans. Met dien zo sprak hij tot zijn gezelschap, het is tijd dat we deze morgenstond dit volk wekken, want zij hebben te lang geslapen.

Wel aan mijn kinderen, denkt niet op te houden noch te sparen dat u voor de hand kont. Daar stegen af tien ridders uit Poitou van hun paarden en sloegen in de tenten over hals over de kop alles dat ze vonden. Daar begon groot getier te groeien. In dezelfde was de koning Gallofrin van Damiette. Hij schoot van zijn bed en meende van achteren wel ontkomen te hebben, maar Godfried werd het gewaar en gaf hem een slag met zijn zwaard als of hij gelijk een schaar sneedt zodat hij hem die hersens kliefde en dat hij zo dood ter aarden viel. Met die begonnen de christenen te roepen Lusigne, Lusigne met luide stemmen en keerden wederom vandaar zij gekomen waren: wierpen ter neder en sloegen dood alles dat ze in hun weg vonden. Toen begon zich het leger te verroeren en riepen allen ter wapenm ter wapen. De tijding kwam in de sultans tent van Damascus: die vroeg wat gerucht dat hij daarbuiten hoorde. Met dien zo kwam daar een Sarrazin die de rechterzijde van zijn hoofd gekliefd had, alzo dat hem het oor op zijn schouder lag en zei tot den sultan aldus. Heer, het zijn tien duivels die in uw leger geslagen zijn die dat allemaal dood slaan en ter neder werpen hetgeen dat ze in hun ontmoeting vinden. Ze hebben u alreeds afgeslagen uw neef de koning Galofrijn van Damiette en roepen met luide stemmen Lusigne, Lusigne. De sultan die dit hoorde liet zijn trompetten slaan en al zijn volk ging zich wapenen en reedt terstond de christenen na omtrent met 10 000 heidenen. Maar al eer dat Godfried met zijn gezelschap uit het leger vertrok zo hadden zij wel omtrent 8 000 Sarasijnen zo gedood, zo gekwetst. En alzo gauw als zij buiten de logies waren zo gingen zij rijden al zuiver hun pas en die sultan reedt hen na alzo haastig als hij immermeer mocht.

Die sultan van Damascus was zeer verbolgen toen hij wist hetgene dat de christenen zijn volk gedaan had en zwoer bij Mohammed en Apollo dat hij zich van de schade wreken zou en dat hij nimmermeer christenen ophouden noch sparen zou voor de tijd dat ze allen dood en verdorven zouden zijn. Godfried zag dat hem de Sarasijnen zo sterk volgden, zo beval hij zijn lieden dat ze vlieden zouden ten leger waart en hijzelf verloor zich in het bosje bij diegene die daarin hinderlaag gelegd waren om die in ordinantie te stellen. De sultan die zeer ongemanierd hem vervolgde en met al zijn macht reedt ging voorbij het bosje. De meester van Rhodes was alreeds opgezeten en had zijn volk geordineerd onder zijn banier in mooie bataljons buiten het logies: en waren wel sterk omtrent 8 000 vechtende mannen, de schutters ook mee gerekend. En toen hij gewaar werd Godfried’ s lieden en zag dat de Sarasijnen ze zo jaagden zo reed hij hen tegemoet en ontving ze in zijn bataljons. En toen gingen zij de sultan tegen met gevelde lansen.

Daar geviel een sterke strijd en een vreselijke mengeling. In het kort gezegd, de Sarasijnen kregen de nederlaag en de christenen dreven ze alzo achteruit: want elk van de christenen velde de zijne met de lanspunt al roepende Lusigne en Rhodes. Toen de sultan het verlies van zijn volk aanzag zo aarzelf hij weder om en verzamelde zijn volk en wachtte op de anderen die noch vast aankwamen, alzo lang totdat hij wel verzamelde omtrent 10 000 mannen. Maar Godfried sloeg met dien uit de hinderlaag en viel met zijn volk op de sultan en op zijn volk die hem zonder ordinantie volgden: alzo dat er in korte tijd op die wegen drieduizend doden gevonden werden. Toen keerden van hen velen wederom te leger waart daar zij vonden de kalief van Bagdad, de sultan van Barbarije, de koning Anthenor en de admiraal van Cordes die hem vroegen vanwaar ze kwamen. Zij antwoorden hoe dat ze kwamen van de strijd daar de sultan van Damascus de nederlaag had. Toen waren zij zeer mistroostig en wisten niet wat ze doen zouden en onder dit zo kwamen er noch anderen, de een gekwetst, de andere al roepende en krijtende en zeiden allemaal zo die eerste gezegd hadden hoe dat de christenen alles dood sloegen die zij krijgen konden. Dus de sultan van Barbarije en de andere heidense heren zeer verslagen waren.

Dese batailllie was over wreet ende fel. Ende die soudaen hadde hem als en vroem man, syn volck seer wel beleydende ende dede den kerstenen grote scade Maer godefroy van lusignen die hem als een duvel hadde slaende ende vellende alle die gene die in syn ghemoet quamen. ende dede so vele mannelijcken fayten van wapenen datter wonder was om hem sien. Ende de meester van rodes hadde hem oec so vromelicken dat die sarasynen nieten wisten hoe sy hem beschudden souden tegens die kerstenen: ende mits dien so verloren si haren moet Ende die soudaen van damast dz siende ende tverlies van sinen volcke spranc hi wt der bataillien ende warp syn targie achter op synen rugghe ende sloech syn paert met sporen ende haeste hem tsynen heer warts. maer godefroy die des ghewaer wart pijnde hem al daer in syn ghemoet te comene. want hi goet te kennen was aen syn rijckelijcke ghewade dat hi een van den meesten heeren was vanden sarasynen. ende hieromme so waest dat godefroy hem na reet so geringhe als hi mochte. ende stack syn pert met sporen. ende riep hem ane segghende aldus. dat hi hem keeren soude te hem warts. oft neen hi waerder omme doot want ic soudes mi scamen dat ic u van achter sloeghe Die saudaen dat hoorende stac syn paert met sporen vele meer dan hy tevoren ghedaen hadde, soe dat het so gheringhe scheen te loopene dat het hemel noch aerde en ruerde Godefroy reet hem vastelicke na met toernigen moede om dat hijs niet en konste achterhalen Niet te min hi genakende hem seer ende riep hem toe. ghi moet wel een valsch onghelovich sarasyn syn. dz ghy so wel op gheseten syt ende so rijckelicken gewapent ende dat ghi voer eenen man alleene vliet. keert u herwaerts omme oft ic sal u al volghende verslaen als ist dat icket noode doe Die soudaen dz verstaende dat hem godefroy verweet dat hi voer eenen man alleen vloet, wart hem schamende. ende rechts met dat hij quame om eenen hoeck vanden bossche daer Godefroy des merghens syn volc in laghen gheleyt hadde bi theer. daer keerde hy hem omme tot godefroy waerts. ende scicte syn targie voir hem op syn borst ende leide syn lancie in de clincke ende sprac tot godefroy aldus Du kerstenen wie bistu die mi aldus seer vervolcht. ghij moecht bi machumette heden wel geccomen wesen tuwer scaden Ende na dien ghi mynen name weten wilt dien en sal ick om uwent wille niet verzwighen Ick ben die soudaen van damast Godefroy antwoerde. ic ben godefroy metten groten tande coninc urians broeder. ende coninck gwyons broeder van armenien Ende die soudaen van damast dat hoorende sprac hi aldus. so en ware ic niet so blide die my duzent gouden besanten gave. als ic ben dat ic u hier ghevonden hebbe. ende daerom so ontsegge ic u van machumet myns gods weghen. ick hope dat ghi my niet ontgaen en sult Godefroy antwoerde den soudaen aldus Noch u noch uwen god en acht ic niet meer dan eenen stinckenden hont. ende daerom laet staen u dreygen maer condy yet ghedoen metten live dat doet want ick versekere u dat ghys van doene hebben sult

Deze strijd was over wreed en fel. En de sultan hield zich als een dappere man die zijn volk zeer goed leidde en deed de christenen grote schade. Maar Godfried van Lusigne die zich als een duivel hield sloeg en velde al diegene die in zijn gemoet kwamen en deed zo veel mannelijke wapenfeiten dat het een wonder was om hem zien. En de meester van Rhodes hield zich ook zo dapper zodat de Sarasijnen niet wisten hoe zij zich behoeden zouden tegen de christenen: en mits dien zo verloren ze hun moed. En de sultan van Damascus die dat zag en het verlies van zijn volk sprong hij uit de strijd en wierp zijn schild achter op zijn rug en sloeg zijn paard met sporen en haaste zich tot zijn leger waart. Maar Godfried die dat gewaar werd werkte zich om al daar in zijn ontmoeting te komen, want hij was goed te herkennen aan zijn rijk gewaad dat hij een van de grootste heren was van de Sarasijnen. Hierom zo was het dat Godfried hem na reedt zo gauw als hij mocht en stak zijn paard met sporen en riep hem aan en zei aldus; dat hij hem keren zou tot hem waart, of neen, hij was er om gedood, want ik zou me schamen dat ik u van achter sloeg. De sultan die dat hoorde stak zijn paard met sporen veel meer dan hij tevoren gedaan had zodat het zo gauw scheen te lopen dat het hemel noch aarde beroerde. Godfried reedt hem vast na met toornig gemoed omdat hij hem niet kon achterhalen. Niettemin, hij genaakte hem zeer en riep hem toe; gij moet wel een valse ongelovige Sarasijn zijn dat ge zo goed opgezeten bent en zo rijk gewapend en dat gij voor een man alleen vliedt, keert u herwaarts om of ik zal u al volgende verslaan, al is het dat ik het node doe. De sultan die dat verstond dat hem Godfried verweet dat hij voor een man alleen vloog begon zich te schamen en recht met dat hij kwam om een hoek van het bos daar Godfried ‘s morgens zijn volk in hinderlaag gelegd had bij het leger, daar keerde hij hem om tot Godfried waart en schikte zijn schild voor hem hem op zijn borst en legde zijn lans in de klink en sprak tot Godfried aldus. U christen, wie bent u die mij aldus zeer vervolgd, gij mag bij Mohammed heden wel gkomen zijn tot uw schade. En na dien gij mijn naam weten wilt die zal ik vanwege u niet verzwijgen. Ik ben de sultan van Damascus. Godfried antwoorde, ik ben Godfried met de grote tand, koning Urians broeder en koning Guyons broeder van Armeni. En toen de sultan van Damascus dat hoorde sprak hij aldus. Zo was ik niet zo blijde die me duizend gouden bizanten gaf als ik ben dat ik u hier gevonden heb en daarom zo ontzeg ik u vanwege Mohammed, mijn god. Ik hoop dat gij me niet ontgaan zal. Godfried antwoorde de sultan aldus. Noch u, noch uw god acht ik niet meer dan een stinkende hond en daarom laat staan uw dreigen, maar kan je iets doen met het lijf, doe dat, want ik verzeker u dat gij het van doen zal hebben.

Hoe godefroy den soudaen bevacht: lijf tegens lyf. ende hoe dat hi hem verweerde alleene tegens xl. sarasynen die den soudaen te hulpe quamen.

Hoe Godfried de sultan bevocht: lijf tegen lijf’ en hoe dat hij zich verweerde alleen tegen 40 Sarasenen die de sultan te hulp kwamen.

MIts desen redene so versaemden dese twee heren op malackanderen so herdiliken als dz alle die zenuwen vanden targien diersteken worden tot opt stael toe. ende dat alle beyde die paerden bi na ghevallen waren. die soudaen buychde een weynich achterwarts over. ende syn lancie brack ontwee. mer godefroy lancie was een plansoen van eenen essche dwelck niet lichtelicken en brac Die soudaen wart doen gheraect metten cortsten soe hardelijcken, dat hij ende paert beyde ter aerden vielen ende dat hi noch en hoorde noch en sach Met dien meinde godefroy af te sittene om te besiene in wat punten dat hi was Mer terstont versach hi daer aencomen wel veertich sarasynen. die welcke dz tot hem begonste te roepenne Ghi valsch kersten bi onsen gheloove u eynde is hier Godefroy dit ghevoelende hielt hem op syn paert ende leyde wederomme syn lancie inne. ende den eerste van hemlieden nam hi in syn gemoet ende reet hem soe fellicken op syn borst soe diepe int lijf dat hi doot ter aerden viel: ende al eer hi syn lancie liet varen greep hi syn zweert metter hant. daer mocht men ghesien hebben die vromicheyt van godefroy hoe mannelicken dz hi hem verweerde. als van slane ende van steken achter ende vore syn lijf beschuddende. also dz die stede root wort vanden bloede der sarasinen Onder des so quam die soudaen van damast weder tot hem selven ende rechtede hem op rechts oft hi wt sinen slape ontspronghen hadde. ende als hi weder op te paerde gheseten was so versach hi godefroy die hem groote moert dede onder syn volck hoe wel dat hi nochtans vele wonden ontfanghen hadde Ende die soudaen riep synen lieden toe. Wel aene ghi vrome ende vrije sarasynen. eest dat hi ons nu ontgaet soe en worde ic van herten nemmermeer blijde. want ware dese felle kersten ter neder gheworpen het andere volck en ware niet tontsiene Met dien wert godefroy bespronghen van alle canten. maer hi bleef hem verwerende so mannelicken dat niemant synder en dorste verwachten. maer van verre wierpen sy hem met haren lancien ende ghescutte van alle syden Hi hadde hem nochtans altyt oftet hem niets ghehindert en hadde ende liep die sarasynen op ghelijc een hongherich wolf opt die scapen By machumette sprac die soudaen dit en is gheen mensche maer het is een duvele wt der hellen oft der kerstenen god die hier ghecomen is om onse wet te vernielen In deser aventueren was godefroy wel twee uren tijts lanck. ende tot dat die nieuwe riddere die met hem in guerende geweest hadde aen quam. die welcke overmits dat hi godefroy sach dien soudaen vervolghende quaem hem te hulpen wel met twee hondert gewapende mannen heerlicken opgeseten, want hi godefroy volcomelijcken lief hadde. ende comenden omtrent den bossche voerseyt, al daer soe vernam hi die bataillie. ende sach den soudaen seer arbeyden om godefroy te bescadigen, die welcke dat alleenlic vacht teghens die felle honden. Die soudaen vernemende haerlieder comste stac hi syn paert met sporen, ende pynde hem ten heer waert. latende syn volck in die avantuere. welcke dat so was dz hijer noyt meer let af levende meer en vernam. want terstont sy alle ghedoot waren Als godefroy den nieuwen ridder sach die hem ontset ghedaen hadde. soe dancte hij hem uter maten seer seggende aldus mijn lieve vrient het is goet alsulcken roozen hebben aen den hoet gheset. Een heere die syn huys bewaert heeft met alsulcker ridderschap die de edelheyt beminnen ende eere ontsien. die mach wel koenlicken slapen Heere sprack die nieuwe riddere ic en hebbe niet ghedaen dair ghi mi af bedancken moecht. want een yeghelyc vroem deghelijc man sal waer nemen der eeren ende proffyt van synen meester ende heer Laet ons van hier scheyden want het is wel meer dan tijt dat ghi u rustet na den dach die ghi ghehadt hebt: ende oec es onser seer luttel. ende wi syn onsen vianden seer na bi. die in groter menichten syn. ende het is oeck noot dat uwe wonden vermaect worden. my dunct voert tbeste dat wi weder keeren nae ons heer toe tonsen dancke. eer dat wi dat tonsen ondancke souden moeten doen Daer en is geen twifel doch aen so wi dz voertvluchtich wort dat dat sonder syn scande is. al eest dat men te seggen pleecht dathet beter ghevloeden is daneen dwaze aventuere te verwachtene Godefroy die de redene ghevoelde alsoe gheleghen synde, antwoerde den ridder aldus. Her ridder wi willen op dit pas na uwen raet leven. Ende also schieden sy van daer tot haren logyzen. ende int reyzen vonden sy die weghen al beleyt met doden van den sarasynen. want daer wasser wel op dien merghenstont ter nedere gheworpen oft ghedoot omtret xxv. duyzent. ende soe wasser oeck wel veertich duysent gevloden Ende het is te wetene dat de caliphe ende die twee soudanen. die coninc anthenor van anthyochien ende de ammirael van cordes tsavonts maer vier duyzent sarasinen en vonden van twintich duysent die daer smerghens gheweest hadden:daer sy hem seer af verwonderden seggende hoe die kerstenen seer tontsien waren.

Mits deze reden zo verzamelden deze twee heren op elkaar zo hard als dat alle zenuwen van het schild doorstoken werden tot op het staal toe en dat alle beide paarden bijna gevallen waren. De sultan boog wat achteruit en zijn lans brak stuk, maar Godfried lans was van een tak van een es die niet licht brak. De sultan werd toen geraakt. In het kort gezegd, zo hard dat hij en het paard beide ter aarden vielen en dat hij noch hoorde noch zag. Met dien meende Godfried af te stijgen om te bezien in wat punt dat hij was. Maar terstond zag hij daar aankomen wel veertig Sarasijnen die tot hem begonnen te roepen. Gij valse christen, bij ons geloof uw einde is hier. Godfried die het bemerkte hield zich op zijn paard en legde wederom zijn lans in en de eerste van hen nam hij in zijn gemoet en reedt hem zo fel op zijn borst en zo diep in het lijf dat hij dood ter aarden viel: en al eer hij zijn lans liet varen greep hij zijn zwaard met de hand. Daar mocht men gezien hebben de dapperheid van Godfried hoe mannelijk dat hij zich verweerde als van slaan en van steken achter en voor om zijn lijf te behoeden alzo die plaats rood van bloed werd der Saracenen. Ondertussen zo kwam de sultan van Damascus weer tot zichzelf en richtte zich op recht of hij uit zijn slaap ontsprongen was en toe hij weer te paard gezeten was zo zag hij Godfried die hem grote moord deed onder zijn volk, hoewel dat hij nochtans vele wonden ontvangen had. En de sultan riep zijn lieden toe. Wel aan, gij dappere en vrije Saracenen, is het dat hij ons nu ontgaat zo en word ik van hart nimmermeer blijde. Want was deze felle christen ter neder geworpen, het andere volk was niet te ontzien. Met dien werd Godfried besprongen van alle kanten, maar hij bleef hem verweren zo mannelijk dat niemand hem durfde op te wachten, maar van verre wierpen zij hem met hun lansen en geschut van alle zijden. Hij gedroeg zich nochtans altijd of het hem niets gehinderd had en liep de Sarasijnen gelijk een hongerige wolf op de de schapen. Bij Mohammed, sprak de sultan, dit is geen mens, maar het is een duivel uit de hel of de christenen god die hier gekomen is om onze wet te vernielen. In deze avonturen was Godfried wel twee uren tijd lang totdat die nieuwe ridder die met hem in Gurande geweest was aankwam die overmits dat hij Godfried zag de sultan vervolgen kwam hem te hulp wel met tweehonderd gewapende mannen heerlijk opgezeten, want hij had Godfried volkomen lief en toen hij aan het voor genoemde bos kwam, al daar zo vernam hij de strijd en zag de sultan zeer arbeiden om Godfried te beschadigen, die alleen vocht tegen die felle honden. Die sultan vernam hun komst en stak zijn paard met sporen en pijnde hem te leger waart en liet zijn volk in het avontuur wat zo was dat hij er nooit een lid levend van vernam. Want terstond werden zij allen gedood.

Toen Godfried de nieuwe ridder zag die hem ontzet gedaan had zo bedankte hij hem uitermate zeer en zei aldus. Mijn lieve vriend, het is goed al zulke rozen te hebben aan de hoed gezet. Een heer die zijn huis bewaard heeft met al zulke ridderschap die de edelheid beminnen en eer ontzien die mag wel koen slapen. Heer, sprak die nieuwe ridder, ik heb niets gedaan waarvan gij mij bedanken mocht, want elke dappere degelijke man zal waarnemen de eer en profijt van zijn meester en heer. Laat ons van hier scheiden want het is wel meer dan tijd dat gij u rust na de dag die gij gehad hebt: en ook is van ons zeer weinig en we zijn onze vijanden zeer nabij die in grote menigte zijn. Het is ook nodig dat uw wonden vermaakt worden. Me lijkt voort het beste dat we terug keren naar ons leger toe tegen onze wil eer dat we dat tegen onze wil zouden moeten doen. Daar is geen twijfel toch aan zo we voortvluchtig worden dat het zonder zijn schande is. Al is het dat men te zeggen plag dat het beter gevloden is dan een dwaas avontuur te op te wachten. Godfried die de reden voelde die alzo gelegen was antwoorde de ridder aldus. Heer ridder, we willen op dit pas naar uw raad leven. En alzo scheiden zij van daar tot hun logies en in het reizen vonden zij die wegen geheel belegd met doden van de Sarasijnen. Want daar waren er wel op die morgenstond ter neder geworpen of gedood omtrent 25 000 en zo waren er ook wel veertigduizend gevloden. En het is te weten dat de kalief en de twee sultans, de koning Anthenor van Antiochie en de admiraal van Cordes ‘s avonds maar vierduizend Saracenen vonden van de twintig duizend die daar ‘s morgens geweest waren: daar zij zich zeer van verwonderden en zeiden hoe de christenen zeer te ontzien waren.

Als godefroy int heer quam met sinen gheselschape: so wart hi blideliken ontfanghen van sinen broeders ende vanden baroenen. ende syn wonden warden gevisiteert bi den cyrurginen die hem seyden dat hi niet en hadde daerom dat hi laten dorste harnas aen te trecken Nu so suldy voert horen doen die soudaen in syn heer quam datter groote blischap was want hi was over doot gherekent ende deden hem alle grote feeste ende reverencie, hem vraghende hoe hi gevaren hadde Bi machumette antwoerde die soudaen al armelijcken. want mijn mannen syn alle doot ende veriaecht. ende met dien dede hi hem ontwapenen vertellende syn aventuere. ende alsoe rustenden hem beyde die partijen dien nacht sonder op malckanderen meer te loopene ende eenige scade te doene

Des anderdaech hier na smergens so deden die kerstenen alle haer volc wapenen alle theer dore. ende ordineerden haer bataillien. Ende heten daer volc om haer logysen te bewaren. want daer warender oec vele gequetst. ende also bestonden sy te reizene met openen wimpelen ende banieren. In die avantgaerde was godefroy metten grote tande ende die meester van rodes met haren volcke met goeden schutters op de vloeghelen Ende in die meeste bataillie was coninc urian. ende in de achtergaerde was guyon. ende aldus trocken sy voet voer voet soe verre datse theer der sarasynen saghen Doen was daer groot geroep. dair sachmen die sarasynen over een lopen roepende alarme: maer eer sy hem in ordinancien konsten ghestellen. so waren hem godefroy ende die meester van rodes opt lijf. al slaende ende doodende al datse vonden. ende dreven beyde die soudanen achterwarts: ende oeck die caliphe ende den coninck anthenor ende den ammirael van cordes al buyten haer logysen ende al daer ordineerden sy haer bataillien. ende die kerstenen passeerden doer haerlieder tenten sonder al daer yets yet te nemen oft te pilgierene. want also waest uytgheroepen op die galghe Daer saghen sy haer vianden al bereet ende liepense soe snellicken op dattet een wonder was om sien: daer was groot ghevecht int aencomen,daer was groot gheschal ende iammerheyt. want die kerstenen bevochten die sarasinen seer strenghelicken ende die sarasynen verweerden hem seer vromelick. deen riep damast. dander barbarijen. de derde baaldach. die vierde anthyochien dander cordes. ende die kerstenen riepen lusignen Die dooden laghen dair ghehoept op malckanderen Daer deden die drie ghebroeders soe vele fayten van wapenen dat alle die gene die daer waren hem verwonderden Die soudaen van damast ende die soudaen van barbaryen warden des geware ende liepen den selven ghebroeders op wel met xx. duysent heydenen Daer vernieude den stryt wederom. ende tgevecht wart vele meerder: alsoe dat die kerstenen mitsdien vele hadden te lydenen. ende eersselden wel die lengde van ender lancien verre. Die drie ghebroeders die siende ende die meester van rodes begonsten met alder nernsticheit te roepen lusignen lusignen Her aen ghi heeren ghi baroenen ende ghebroeders, laet ons dese honden wederstaen. Mids desen roepe so ghecreghen die kerstenen weder moet, ende voeren so vreeslic in die heydenenen als brijsschende leeuwen. daer wart menich doode vorme ghemaect Ende mits desen ghevechte soe doer brack godefroy der heydenen bataillie werpende den targie opten rugghe metten zwerde in de hant. ende sach den ammirael van cordes die kerstenen seer verladen. ende gaf hem doen eenen slach met sulcker cracht dat hij hem thooft cloefde tot in der borst alsoe dat hi doot ter aerden viel Tghedranghe vanden volcke wart daer seer groot an beyden syden. daer hadde godefroy vele te lijdenen. want beyde die soudanen schicten darwarts al haer volc ende hadden wel ghemeynt den ammirael weder op te helpen maer dz was te vergheefs want hy was al doot. mitsdien soe versach coninc urian den soudaen van barbarijen, die welck dat hem seer leet hadde om syns oems wille die urian in cypres hadde doot geslaghen. ende nam syn zweert ende sloech hem mz groter cracht den eenen arm af dat hy maer aen velleken en hinc conde doeczelen Als die soudaen hem soe ghevoelde in dien punte soe schiet hi wt der bataillien ende dede hem leyden bi x. van synen lieden in damast. ende hier en tusschen deden hem die caliphe ende die coninc anthenor ontset. daer gheviel grote bloetstorttinge ende groot iammere. int welc die kerstenen leden grote scade, Ende ghelyc dat in warachtighen historien gevonden wort so waren die heydenen oeck niet sonder scade. want sy daer inne wel xl. dusent mannen verloren, want den slach gheduerde tot de avont toe. dat elck van noets weghen vertrecken moeste in syn logies Des anderdaechs smergens so tracken die caliphe ende die coninck anthenor binnen damast metten anderen volcke datse behouden hadden Doen coninc urian ende dander kerstenen dat vernamen quamen sy haer logys maken voer damast ende bleven daer rustende in sulcken punte als sy waren. want sy waren den meesten deel ghequetst ende seer gewont acht daghen lanck sonder dz deen partije oft dander malckanderen daer en tusschen aenvochten oft bespronghen

Toen Godfried in het leger kwam met zijn gezelschap zo werd hij blijde ontvangen van zijn broeders en van de baronnen en zijn wonden werden gevisiteerd door de chirurg die hem zeiden dat hij niets had waarom dat hij liet aten durfde een harnas aan te trekken. Nu zo zal je voort horen toen die sultan in zijn leger kwam dat er grote blijdschap was want hij was voor dood gerekend en deden hen allen grote feesten en reverentie en vroegen hem hoe het met hem gegaan was. Bij Mohammed, antwoorde die sultan, al armoedig, want mijn mannen zijn allen dood en verjaagd. Met dien liet hij zich ontwapenen en vertelde zijn avontuur. Alzo rusten zich beide partijen die nacht zonder op meer op elkaar te lopen en enige schade te doen.

De volgende dag hierna ‘s morgens zo lieten de christenen al hun volk wapenen het hele leger door en ordineerden hun bataljons en zeiden daar volk om hun logies te bewaren want daar waren er ook velen gekwetst. Alzo bestonden zij te reizen met open wimpels en banieren. In de voorhoede was Godfried met de grote tand en de meester van Rhodes met zijn volk en met goede schutters op de vleugels. En in het grootste bataljon was koning Urian en in de achterhoede was Guyon en aldus trokken zij voet voor voet zo ver dat ze het leger van de Sarasijnen zagen. Toen was daar groot geroep, daar zag men de Saracenen door elkaar lopen en riepen alarm: maar eer zij zich in ordinantie konden stellen zo waren hen Godfried en de meester van Rhodes op het lijf al slaande en dodende al dat ze vonden en dreven beide de sultans achteruit: en ook de kalief en de koning Anthenor en de admiraal van Cordes al buiten hun logies en aldaar ordineerden zij hun bataljons en de christenen passeerden door hun tenten zonder al daar iets van te nemen of te plunderen. Want alzo was het uitgeroepen op de galg. Daar zagen ze hun vijanden al gereed en liepen ze zo snel op dat het een wonder was om te zien: daar was groot gevecht in het aankomen, daar was groot geschal en droefheid, want de christenen bevochten de Sarasijnen zeer sterk en de Sarasijnen verweerden zich zeer dapper. De een riep Damascus, de ander Barbarije, de derde Bagdad, de vierde Antiochie, de ander Cordes en de christenen riepen Lusigne. De doden lagen daar opgehoopt op elkaar. Daar deden de drie gebroeders zo vele wapenenfeiten dat al diegene die daar waren zich verwonderden. De sultan van Damascus en die sultan van Barbarije werden dat gewaar en liepen de gebroeders op wel met 20 000 heidenen.

Daar vernieuwde de strijd wederom en het gevecht werd veel groter: alzo dat de christenen mitsdien veel hadden te lijden en aarzelden wel die lengte van een lans ver. De drie gebroeders die dit zagen en de meester van Rhodes begonnen met alle vlijt te roepen Lusigne. Lusigne. Hieraan, gij heren gij baronnen en gebroeders, laat ons deze honden weerstaan. Mits deze roep zo kregen de christenen weer moed en voeren zo vreselijk in de heidenen als briessende. Daar werd menigeh dode vorm gemaakt. En mits dit gevechte zo doorbrakk Godfried de heindense bataljons en wierp het schild op de rug met het zwaard in de hand en zag de admiraal van Cordes de christenen zeer verladen en gaf hem toen een slag met zulke kracht dat hij hem het hoofd kloofde tot in de borst, alzo dat hij dood ter aarden viel. Het gedrang van het volk werdt daar zeer groot aan beiden zijden. Daar had Godfried veel te lijden want beide sultans stuurden boten derwaarts al hun volk en hadden wel gemeend de admiraal weer op te helpen, maar dat was teverheefs want hij was al dood. Mitsdien zo zag koning Urian de sultan van Barbarije die dat hem zeer leed had vanwege zijn oom die Urian in Cyprus had dood geslahen en nam zijn zwaard en sloeg hem met grote kracht de ene arm af zodat het maar aan een velletje hing en kon het verdoezelen. Toen de sultan zich zo voelde op dat punt zo scheide hij uit de strijd en liet hem leiden bij 10 van zijn lieden in Damascus. En ondertussen deed hem de kalief en de koning Anthenor onztzet. Daar gebeurde grote bloedstorting en grote droefheid waarin de christenen leden grote schade. En gelijk dat in waarachtigen historin gevonden wordt zo waren de heidenen ook niet zonder schade, want zij daarin wel 40 000 mannen verloren, want de slag duurde tot de avond toe zodat iedereen vanwege de nood vertrekken moest in zijn logies. De volgende dag ‘s morgens zo trokken de kalief en de koning Anthenor binnen Damascus met het andere volk dat ze behouden hadden Toen koning Urian en de andere christenen dat vernamen kwamen zij hun logies maken voor Damascus en bleven daar rusten in zulke punt als zij waren. Want zij waren voor het grootste deel gekwets en zeer gewond, acht dagen lang zonder dat de ene partij of de ander elkaar daar tussen aanvochten of besprongen.

Hoe die heydenen pays maecten metten kerstenen C. jaer lanc

Hoe de heidenen vrede maakten met de christenen 100 jaar lang.

COninck urian ende syn broederen ende die meester van rodes waren seer droevich vanden verliese van haren volcke. want sy aensagen waert dat die sarasynen nieu volck ontboden dat het hemlieden wel qualicken becomen mochte want sy wel acht duyzent kerstenen van haren volcke verloren hadden Over dandere syde soe verwonderden hem oec die soudanen binnen der stad dat hem die kerstenen daer hielden ende dat sy niet en wisten tverlies vanden volcke dat die kerstenen in den stryt verloren hadden. ende also sloten sy datse aen den coninck urian versuecken wouden van dachvaert te houdene om een maniere van payse te ghecrigen: dwelc alsoe ghedaen wart: ende die dachvaert was ghehouden den negensten dach na de stryt tusschen der stad ende die logysen bi middele van sekere obstagiers ofte borghen die sy malkanderen deden Ende binnen dien middele vanden bestande soe quamen die van binnen ende oeck die van buiten met malckanderen bi een manghlende ende comanschapende Daer na so quamen die zarasynen mz haren rade over deen zyde. ende coninck urian met allen den meesten heeren ende baroenen vanden kerstenen ter dachvaert al dat sy sprake hielden onderlinghe van veelrehande dingen Sy sloeten soe ten laetsten dat sys eens warden ende accordeerden mz malckanderen. in sulcker manieren als dat die sarasynen wedergeven souden tghene datse den volcke afghenomen hadden ende verdorven. ende datse boven dien alle iare den coninc urian gheven souden xxx. duzent gouden bezanten. ende datse van dair weder keren souden tharen lande waert van daer sy gecomen waren. ende daer warden bistande gemaect tusschen hemlieden van hondert iaren lanck ghedurende ende enen dach. ende daer op waren aen beyden syden zeghelen ende brieven ghegheven Desen pays ratificeerden ende confirmeerden oec die soudaen van barbaryen die seer cranc was van der quetzueren die hem coninc urian ghedaen hadde in syn schouderen. ende oec die coninck van anthiochyen met sulcker beloften datse nemmer bescadighen en souden den coninck urian. noch gwyon, noch den meester van rodes noch gheenen van haren volcke. ende noch meer bi also datter eenighe sarasynsche coninghen waren die hemlieden eenighe scade aen doen wouden: dat sy hem dat te wetene souden doen also gheringhe als syt ghewaer warden Ende mits desen gheloefde hem die coninck urian wederomme: waert dz sy om deser sake wille orloghen gecreghen teghen eenighen sarasynsche coninc. dat hi hem daer teghen te hulpen comen souden mz alle synre macht Ende insghelyxs gheloefden dz oec gwyon de coninc ende die meester van rodes. Na desen trocken die ghebroeders ende haer volc ter havene van iaffe. ende tot daer gheleydden hem die soudaen van damast. de caliphe van baldach. ende die coninc anthenor ende vele meer andere edele van en sarasinen Die soudaen hadde godefroy seer lief ende behielt hem altyt bi hem ende gheloefde hem noch vele vrientscapen te doene. ende wt deser saken wille so vuerde hy godefroyt mede over in Jherusalem die doen noch niet al volmaect en was vander destructie die tyrus ende vespasianus gedaen hadden in wraken van den lidene ons heeren ihjesu dwelc dz gedeuerde xl. iaren na syn crusinge. In welcker wraken datter gegeven worden xxx. ioden om eenen penninc. in gedenckenissen datse gods dierbaer lichaem vercochten om dertich penninghen ende godefroy bleef doen by den heyligen grave drie daghen lanc in grooter devocie Ende binnen deser tyt oft wylen so vertrocken van daer coninc urian ende guyon de coninc ende die meester van rodes met een groote menichte van kerstenen

Die hystorie seyt voert hoe Godefroy na desen ter zee wart inne sloech. ende seylde so lange dat hi op eenen avontstonde te Rochelles aen quam. al dair hi blidelyken ontfangen wert ende van daer quam hi te mermont daer hi synen vadere ende moeder vant, die welcke dat die tijnge alreede hadde hoe hi ende sijn broeders hem over dmeer ghehadt hadden Sijn anders broeders deden hem grote chiere doen si hem sagen comen Ende raymondijn ghinc houden een groot hof ende gaf hem allen die met godefroy gheweest hadden in die reyse grote ghiften Dese feeste gheduerde viij. dagen lanc. ende in den negensten dach soe vertrac een yeghelijc van daer hy comen was seer blidelicken:

Koning Urian en zijn broeders en de meester van Rhodes waren zeer droevig van het verlies van hun volk want zij aanzagen was het dat de Saracenen nieuw volk ontboden dat het hen wel kwalijk bekomen mocht want zij hadden wel acht duizend christenen van hun volk verloren. Aan de andere kant zo verwonderden zich ook de sultans binnen de stad dat zich de christenen daar ophielden en dat zij niet wisten het verlies van volk dat de christenen in de strijd verloren hadden en alzo besloten zij dat ze aan koning Urian verzoeken wilden van vergadering te houden om een manier van vrede te krijgen: wat alzo gedaan werd: en die vergadering was gehouden de negende dag na de strijd tussen de stad en het logies door middel van zekere gijzelaars of borgen die zij elkaar deden. En door het middel van bestand zo kwamen die van binnen en ook die van buiten met elkaar gemengd en deden koopmanschap. Daarna zo kwamen de Sarasijnen met hun raad aan de ene kant en koning Urian met alle grootste heren en baronnen van de christenen ter vergadering al daar ze onderling woorden hielden van velerhande dingen. Zij besloten zo tenslotte dat ze het eens werden en kwamen met elkaar overeen op zo’ n manier als dat de Saracenen teruggeven zouden hetgene dat ze het volk afgenomen hadden en verdorven en dat ze boven dien alle jaren de koning Urian geven zouden 30 000 gouden bezanten en dat ze vandaar terug keren zouden tot hun landen waart vandaar zij gekomen waren. Daar werden bestanden gemaakt tussen hen van honderd jaren lang durende en een dag en daarop waren aan beide zijden zegels en brieven gegeven. Deze vrede ratificeerde en confirmeerde ook de sultan van Barbarije die zeer zwak was van de kwetsing die hem koning Urian gedaan had in zijn schouder en ook de koning van Antiochië met zulke beloften dat ze nimmer beschadigen zouden koning Urian, noch Guyon, noch de meester van Rhodes noch geen van hun volk en noch meer bij alzo dat er geen Saraceense koningen waren die hen enige schade aan doen zouden: dat zij hen dat te weten zouden doen alzo gauw als zij het gewaar werden. En mits deze beloofde hen de koning Urian wederom: was het dat zij vanwege deze zaak oorlog kregen tegen enige Sarasijnse koning, dat hij hen daartegen te hulp komen zou met al zijn macht. En insgelijks beloofde het ook Guyon, de koning, en de meester van Rhodes. Hierna vertrokken de gebroeders en hun volk ter haven van Jaffa en tot daar geleidden hen de sultan van Damascus, de kalief van Bagdad en de koning Anthenor en veel meer andere edelen van de Saracenen.

De sultan had Godfried zeer lief en hield hem altijd bij hem en beloofde hem noch vele vriendschap te doen en vanwege deze zaak. Zo voerde hij Godfried mede over in Jeruzalem die toen noch niet geheel vermaakt was van de destructie die Tyrus en Vespasianus gedaan hadden in wraak van het lijden van onze heer Jezus wat gebeurde 40 jaren na zijn kruising. In die wraak dat er gegeven werden 30 Joden voor een penning in gedachtenis dat ze Gods duurbare lichaam verkocht hadden voor dertig penningen. Godfried bleef toen bij het heilige graf drie dagen lang in grote devotie. En binnen deze tijd of ondertussen zo vertrokken van daar koning Urian en Guyon, de koning en de meester van Rhodes met een grote menigte van christenen.

De historie zegt voort hoe Godfried hierna ter zee waart in sloeg en zeilde zo lang dat hij op een avondstond te Rochelle aankwam aldaar hij blijde ontvangen werd en vandaar kwam hij te Mermont daar hij zijn vader en moeder vond die de tijding alreeds hadden hoe hij en zijn broeders zich over het meer gehad hadden. Zijn andere broeders deden hem grote sier toen ze hem zagen komen. En Raymond ging houden een groot hof en gaf hen allen die met Godfried geweest waren in de reis grote giften. Dit feest duurde 8 dagen lang en in de negende dag zo vertrok iedereen vanwaar hij gekomen was zeer blijde.

In dien tijden so was in guerende een gigant seer groot ende hoverdich die alle dlant al daer omtrent tot Rochelle toe tonder hadde. die welcke alle tvolc van dien lande seer bedructe. maer sy en dorsstens niet segghen Die tijnghe quam van desen gygant tot raymondijn dien dat seer deerde maer hi en liets niet schinen om godefroys wille van anxste dat hijen souden willen bevechten. maer was dz daer af was het en wert met heimelicken ghehouden want godefroy verhoerdert terstont Ende als hi dat wiste sprac hi aldus Wat duvele is ditte Mijn twee gebroeders ende icke hebben so vele ghedaen dat wi bestant hebben metten soudaen van damast ende met synen mepleghers. sal dese onghevallige mensche die alleen is, mijns vaders lant onder syn ghewelt houden Bi den levene dat mi god ghegeven heeft hi es seer qualicken bedacht: het sal hem costen dat hem dyere is daer ick mij teghens de pande setten sal Doen ghinc hi tot sinen vader ende seyde Heer vader het verwondert my seer van u die een ridder syt van so hooghe doene. hoe ghi dit vandesen reuze gwedon hebt connen verdraghen. dat hi u lant van guerende onder syn gewelt getrocken heeft ende ander lieden lant oec al tot rochelle toe. het is grote scade voer u Raymondijn dat hoorende. antwoerde hoe dat het niet langhe gheleden en was dat hyt wiste. ende also sprack hy hebben wi ons gheleden mits uwer blide coemsten. om dat wi onse feeste niet en souden verstoren: Maer niet te min en laet u daer niet aen liggen, want gwedon die rueze sal noch wel gheloont werden na syn verdienste Hi es die ghene die henrijcken mijn vader doot heeft dyen groot vadere int graefscap van pothienne in bretaignien. also men my gheseyt heeft. doen ick was bevechten olivieren vander brugghen van leon. om der verrraderijnen wille die ioeffelyn syn vadere ghedaen hadde aen henrycke van leon mynen vader Godefroy antwoerde ick en weet noch en wil gheen ondersueck doen van voerledenen dingen. na dien dat mijn voerder daer af te boven gecomen syn ende die eere oec hebben Maer als op dit pas als vanden ieghenwoerigen ongelucke dat sal wel corts op dat god wille gebetert wesen. Heer vader sprack hi ghi en moghes u niet moeyen van eenen alsulcken snoeden rijbaut. Ic en sal maer thien ridders met my nemen. wt mijnen gheselschape. niet om dat sy my eenighe hulpe doen souden. maer om mi alleenlic gheselscap te houden: ende met dien nam hi orlof zwerende bi gode ende bi sijnre eren dat hi niet rusten en soude eer dat hi lijf teghens lijf den rueze bevochten hadde Raymondijn was seer toernich als hi dit hoirde. maer doen hy sach dattet anders niet wesen en mochte beval hi godefroyde synen zone te gode Ende als orlof ghenomen hebbende van sinen vadere ende moeder schiet hi van daer met hem xi. alle ridderen: ende trad in guerende daer hi den reze alder gereest meynde te vinden Godefroy ondervraechde waer gwedo de reze war. Hem wert ghevraecht waer by dat hijt vraechde Hi seyde syn redene waeromme dat hi gecomen was Als die goede lieden dat verstonden soe antwoerden sy allegader segghende Godefroy inder waerheyt het is groote sotheyt van u tghene dz ghi bestaen wilt Want hondert sulcke mannen als ghi syt en mochten teghen hem niet staen Godefroy seyde als een die onvervaert was. en laet u dairt ane niet liggen. gheeft mi die sorghe van dien over Met dien sweghen sy ende en dorsten een woert niet meer daer af vermanen want sy syne vreeslicheyt wel kenden. ende leydden hem ter plaetsen daer sy meynden dat hi guedon den gigant vinden soude. Nu so laet ick te scriven van desen godefroy. ende sal voert vertellen van Raymondijn ende melusine

In die tijden zo was in Gurande een gigant zeer groot en hovaardig die al het land al daar omtrent tot Rochelle toe ten onder had en die al het volk van dat land zeer onderdrukte, maar zij durfden het niet te zeggen. De tijding kwam van deze gigant tot Raymond die dat zeer deerde, maar hij liet het niet schijnen vanwege Godfrieds van angst dat hij hem zou willen bevechten. Maar wat daarvan was het werd heimelijk gehouden, want Godfried hoorde het terstond. En toen hij dat wist sprak hij aldus. Wat duivel is dit. Mijn twee gebroeders en ik hebben zo veel gedaan dat we bestand hebben met de sultan van Damascus en met zijn medeplegers, zal deze ongevallige mens die alleen is mijn vaders land onder zijn geweld houden. Bij het leven dat mij god gegeven heeft, hij is zeer kwalijk bedacht: het zal hem kosten dat hem dat hij er is daar ik mij tegen te pand zetten zal. Toen ging hij tot zijn vader en zei. Heer vader, het verwondert me zeer van u die een ridder bent van zo’n hoge doen hoe gij dit van deze reus Gwedon hebt kunnen verdragen dat hij uw land van Gurande onder zijn geweld getrokken heeft en andere lieden land ook al tot Rochelle toe. Het is grote schade voor u. Raymond die dit hoorde antwoorde, hoe dat het niet lang geleden was dat hij het wist en alzo, sprak hij, hebben we ons gehouden mits uw blijde komst omdat we ons feest niet zouden verstoren: Maar niettemin, laat het u daaraan niet liggen, want Gwedon de reus zal noch wel beloond worden naar zijn verdienste. Hij is diegene die Hendrik, mijn vader, gedood heeft, uw grootvader, in het graafschap van Pontivy in Bretagne, alzo men mij gezegd heeft toen ik bevocht Olivier vander Bruggen van Leon vanwege het verraad die Ioeffelijn, zijn vader, gedaan had aan Hendrik van Leon, mijn vader. Godfried antwoorde, ik weet noch en wil geen onderzoek doen van voorleden dingen na dien dat mijn voorouders daarvan te boven gekomen zijn en de eer ook hebben. Maar als op dit pas als van het tegenwoordige ongeluk dat zal wel gauw, op dat god het wil, verbeterd wezen. Heer vader, sprak hij, gij mag u niet bemoeien van al zulke snode rabauw. Ik zal maar tien ridders met mij nemen uit mijn gezelschap, niet omdat zij me enige hulp doen zouden, maar om mij alleen gezelschap te houden: en met dien nam hij verlof en zwoer bij god en bij zijn eren dat hij niet rusten zou eer dat hij lijf tegen lijf de reus bevochten had. Raymond was zeer toornig toen hij dit hoorde, maar toen hij zag dat het niet anders wezen mocht beval hij Godfried, zijn zoon, tot god. En toen hij verlof genomen had van zijn vader en moeder scheidde hij vandaar en met hem 11 al ridders: en trad in Gurande daar hij de reus al gereed meende te vinden. Godfried ondervroeg waar Gwedom de reus was. Hem werd gevraagd waarom dat hij het vroeg. Hij zei zijn reden waarom dat hij gekomen was. Toen de goede lieden dat verstonden zo antwoorden zij allemaal en zeiden Godfried in de waarheid, het is grote zotheid van u hetgene dat gij bestaan wilt. Want honderd zulke mannen als gij bent mochten tegen hem niet staan. Godfried zei als een die onvervaard was, laat het u daaraan niet liggen, geef mij die zorg van dien over. Met dien zwegen zij en en durfden geen woord meer daarvan te vermanen want zij zijn vreselijkheid wel kenden en leidden hem ter plaatse daar zij meenden dat hij Gwedon de gigant vinden zou. Nu zo laat ik te schrijven van deze Godfried en zal voort vertellen van Raymond en Melusine.

Hoe raymondijn melusinen sach doer een gat dat hi met sinen zweerde boerde doer een yzeren dore. mits dat hem syn broeder verweet dat syn huysvrouwe niet oprecht en was. om dwelck raymondijn op synen broeder seer verstoert was

Hoe Raymond Melusine zag door een gat dat hij met zijn zwaard boorde door een ijzeren deur, mits dat hem zijn broeder verweet dat zijn huisvrouw niet oprecht was waarom Raymond op zijn broeder zeer verstoord was.

Nu suldi voirt horen van raymondijn ende melusine die als doen waren te merment. ende soe ghinc vastelicke ten saterdaghe waert. ende doen verberch haer melusine dien saterdach. ende tot dien daghe en hadde raymondijn noyt gepynt om haer tesiene ghelyc hi haer gheloeft hadde alst voerseyt is. ende en peysde noyt arch noch quaet noch en hadde oec gheen quaet vermoeden Nu so gebuerdet dz een luttel tijts voer den etenne hem quamen nieumaren dat syn broeder die grave van foretz hem quam besuecken des hi seer blide was. hoe wel dattet hem nader hant leet was. also dat raymondyn hier omme groote ghereetscap maecte om synen broedere tontfanghene. Metten cortsten hi ghinc hem tegens. ende ontfinckem blijdelicken,ende doen ghingen sy misse hooren. ende den dienst gods gedaen synde quamen sy ter zalen ende ghingen eten. daer sy rijckelicken ghedient waren Helas daer begonst een grote droefheyt. want raymondijn en dacht gheen quaet Syn broedere en konde hem niet onthouden hi en moest hem vragen na synder huysvrouwen. seggende aldus. mijn broeder waer is myn suster doetse te voerschyne comen ic hebse grote begherte te siene: Raymondyn antwoerde hoe sy onledich ware ende dat hise dien dach niet en mochte sien. Maer als merghen so suldise sien ende als dan so sal sy u goede chiere doen Als dander dese antwoerde hoirde seyde hy aldus Ghi syt mijn broeder ic en verhoore u niet te verzwigen uwen lachter Mijn lieve broeder ic sal u segghen tgheruchte is over al int ghemeyn hoe datse alle saterdaghe is met eenen anderen in overspele ende dz ghy so verblint syt dz ghy niet en dorst vragen oft besuecken waer datse gaet Andere segghen datse een gheest is die alle saterdaghen syn penitencie doet Ic en weet wat te gelooven: maer want ghi mijn broeder syt so en behoore ics u niet te verzwighene. ende daeromme ben ick alhier ghecomen Raymondijn dat horende stac die tafel van hem ende ghinck in synen camere al vol iealozyen ende gramscapen. ende hy nam syn sweert dz aen syn bedde hinck ende ghinc ter plaetsen daer hi wel wiste dat melusine alle saterdaghen was ende aldaer vant hy een stercke dore van yzer die wel dicke was ende die hij noyt meer en hadde ghesien, want hi noyt soe verre gheweest en hadde Hi nam syn zweert dat den punt herdt hadde. ende boerde daer mede doer die dore so langhe tot dz hij daer inne een gat ghecreech Doen keeck hi dair inne ende sach melusine inen groot kype die wel xv. voeten ommegancs wyt was ende daer inne soo baeydde hair melusine ende dede daer haer penitencie. ghelijck ghi noch namaels wel hooren sult Sij sat in de cuype tot haren navele toe inder figueren van eenre schoonder vrouwen hair haer kemmende ende vanden navele voerts neder waert so was sy inder formen van een groot serpents steert. ende dien steert sloech sy seer lanc ende herdelic in twater aldoe dattet dwater boven tegens tghehemelte vander cameren spranc Als raymondyn dat sach was hij seer droevich ende sprac aldus Myn alderliefste nu heb ic u verraden by den valschen inghevene van mijnen broedere. want ic ben meyneedich gheworden tegens u. Synen rouwe was hem so groot dats eens menschen hertte niet meer ghedraghen en mochte Met dien liep hi in syn camere ende greep al daer der was van eenen oude brieve dien hi daer vant en stopte tgat weder toe. Ende ghinc doen voert inder zalen Sijn broeder hem aensiende mercte wel dat raymondyn toernich was ende meynde wel dat hi yet quaets aen syn huysvrouwe bevonden hadde Broeder sprac hi hebt ghi nu bevonden tghene dat ic u geseyt hadde Doen riep raimondijn. pijnt u van hier valsch verradere. want ghi hebt mi bi uwen valschen aenbringene doen versweren mijn trouwe teghen eene die alder schoenste ende getroutste vrouwe die oyt was geboren naest gode der moeder ons heren Ghi hebt mij beiaecht alle dleyt daerom dat ick alle mijn vruecht verliesen sal Voerwaer waert dat ick mijnre hertten volchde ic soude u quade doot doen sterven. maer redene verbiedet my omme deswille dat ghi mijn broeder seyt. Pijnt u gheringhe wt mynen ooghen, dat u alle die meesters vander hellen geleyden moeten. Die grave van foretz dit horende ende siende synen broeder raymondijn so ontstelt, spranc hi ende alle syn volc wt der zalen. ende reden terstont na foretz seer bedroeft synde van sinen dwasen voertstel. want hi wist wel dat raymondijn syn broeder hem nemmermer lief hebben soude. noch oec moghen sien om die saken wille

Nu zal je voort horen van Raymond en Melusine die als toen waren te Mermont en zo het ging vast te zaterdag waart en toen verborg zich Melusine die zaterdag en tot die dag had Raymond nooit gedacht om haar te zien gelijk hij haar beloofd had zoals het voor gezegd is en peinsde nooit erg noch kwaad, noch had ook geen kwaad vermoeden. Nu zo gebeurde het dat een tijdje voor het eten hem kwam nieuws dat zijn broeder, de graaf van Foret, hem kwam bezoeken, dus was hij zeer blijde, hoewel dat het hem naderhand leed was. Alzo dat Raymond hierom groot gereedschap maakte om zijn broeder te ontvangen. In het kort, hij ging hem tegen en ontving hem blijde en toen gingen zij mis horen en toen de dienst Gods gedaan was kwamen zij ter zalen en gingen eten daar zij rijk bediend waren. Helaas, daar begon een grote droefheid want Raymond dacht aan geen kwaad. Zijn broeder kon zich niet onthouden hij en moest hem vragen naar zijn huisvrouw en zei aldus. Mijn broeder, waar is mijn zuster, laat ze tevoorschijn komen, ik heb grote begeerte haar te zien: Raymond antwoorde hoe zij onledig was en dat hij haar die dag niet mocht zien. Maar morgen zo zal je haar zien en als dan zo zal zij u goede sier doen. Toen de ander dit antwoorde hoorde zei hij aldus. Gij bent mijn broeder ik en behoor u niet te verzwijgen uw lachen. Mijn lieve broeder, ik zal u zeggen wat het gerucht is overal in het algemeen hoe dat ze alle zaterdagen is met een ander in overspel en dat gij zo verblind bent dat gij niet durft te vragen of bezoeken waar dat ze gaat. Anderen zeggen dat ze een geest is die alle zaterdagen zijn penitentie doet. Ik weet niet wat te geloven: maar omdat gij mijn broeder bent zo behoor ik het u niet te verzwijgen en daarom ben ik alhier gekomen. Raymond die dat hoorde stak de tafel van hem en ging in zijn kamer al vol jalousie en gramschap en hij nam zijn zwaard dat aan zijn bed hing en ging ter plaatse daar hij wel wist dat Melusine alle zaterdagen was en aldaar vond hij een sterke deur van ijzer die wel dik was en die hij nooit meer had gezien, want hij was nooit zo ver daar geweest. Hij nam zijn zwaard dat de punt hard had en boorde daarmee door die deur zo lang totdat hij daarin een gat kreeg. Toen keek hij daarin en zag Melusine in een grote kuip die wel 15 voeten omgang wijd was en daarin zo baadde zich Melusine en deed daar haar penitentie gelijk gij noch later wel horen zal. Zij zat in de kuip tot haar navel toe in de figuur van een mooie vrouw die haar haar kamde en van de navel voort naar beneden zo was ze in de vorm van een grote serpent staart en die staart sloeg zij zeer lang en hard in het water alzo dat het het water boven tegen het gehemelte van de kamer spatte.

Toen Raymond dat zag was hij zeer droevig en sprak aldus. Mijn allerliefste, nu heb ik u verraden bij het valse ingeven van mijn broeder, want ik ben meinedig geworden tegen u. Zijn rouw was hem zo groot dat het een mensen hart niet meer verdragen mocht. Met dien liep hij in zijn kamer en greep al daar dat er was van een oude brief die hij daar vond en stopte het gat weer toe en ging toen voort in de zaal. Zijn broeder zag hem aan en merkte wel dat Raymond toornig was en meende wel dat hij iets kwaads aan zijn huisvrouw bevonden had. Broeder, sprak hij, hebt gij nu bevonden hetgene dat ik u gezegd had. Toen riep Raymond., maak u van hier valse verrader, want gij hebt mij bij uw vals aanbrengen laten verzweren mijn trouw tegen een van de aller mooiste en getrouwste vrouwe die ooit was geboren naast god en de moeder van onze heer. Gij hebt mij bejaagd al het leed waarom dat ik al mijn vreugde verliezen zal .Voorwaar, was het dat ik mijn hart volgde, ik zou u een kwade dood laten sterven, maar reden verbiedt het mij omdat gij mijn broeder bent. Maak u gauw uit mijn ogen, dat u alle meesters van de hel geleiden moeten. Die graaf van Foret die dit hoorde en zag zijn broeder Raymond zo ontsteld sprong hij en al zijn volk uit de zaal en reden terstond naar Foret die zeer bedroefd was van zijn dwaze voorstel. Want hij wist wel dat Raymond, zijn broeder, hem nimmermeer lief hebben zou, noch ook mogen zien vanwege die zaak.

Raymondijn ghinc doen inder cameren ende sprac aldus tegen hem selven O melusine daer alle die werelt deucht af seyt. nu hebbe ick u emmer meer verloren Ic hebbe verloren vruechde schoenheyt goetheyt soeticheyt,ende alle vriendelicheyt sonder eenighe quaetheyt. heuscheyt caritate: ende oetmoedicheyt. alle mynen troest myn hope mijn herte myn welvaren mijn vroemicheyt. Want alle die eere die my god verleent hadde was my van u ghecomen myn alderliefsten lief O blinde fortune hart ende wreet. hoe hebstu my gheworpen uten oppersten in den neersten, daer iupiter die cativighe ongheluckighe te drincken geeft vermalendyt moet ghi van gode wesen. doer u beghinck ick die misdaet teghens oft in mynen heere ghi wreect u in my swaerlicke Ghi had mi ghesiert in groter werdicheyt,overmits den sinnen ende der duecht van eenre der alder bester schoonster ende wyster vrouwen. och hoe dwaes is hi die hem betrout in uwe ghiften. als nu haet ghy. nu bemint ghi. nu maecty nu breect ghij in u en is gheen ghestadicheyt meer dan in eenen weerhane Helas mijn lieve vriendinne sprac hi tot melusinen ghy hebt mi genesen wt mynder eerste qualen dwelck ic u nu qualic gheloont hebbe ende myn trouwe verloren. Eest dat ic u al hierom verliesen moet so sal ick mi oeck verliesen dat men nemmermeer van mi vernemen en sal

In desen rouwe bleef raymondyn tot des anderdaechs toe Ende als den dach op ghegaen was quam melusine inder cameren Doen raymondyn haer vernam comende gheliet hi hem oft hi gheslapen hadde Sy ontcleedde haer ende ghinc naect bi hem onder. Doen begonst raymondyn te versuchten ghelyck die ghene die swaer van hertten was. Met dien nam sy hem in haer armen ende vraechde hem wat hem ware oft dat hi siec was Ende als raymondijn hoorde dat sy nieuwers af en vermaende. soe meynde hi datse van desen wercke niet geweten en hadde. mer dat was al omme niet Niet te min sy wist wel dat hijs gheenen mensche ontdect en hadde. ende also verbeydde sy den tijt en wile ende liet haer duncken oft sys niet geweten en hadde. des hi seer blide was ende antwoerde haer Mijn vrouwe ick heb een luttel siec gheweest. ende een maniere gehad van cortsen En verslaet u niet here sprac melusine. ghi sult oft god wilt zaem genesen wesen Hi die doen seer blide was antwoerde hie hi hem al gereet gevolde versuet te wesen van harer coemste Des merghens als sy op gestaen waren ghinghen si misse hooren. ende daer na werdet etens tijt Des anderdaechs smerghens nam melusine orlof ende trac te moret al daer sy dede bouwen een fortresse ende twee torrens die dair noch syn Nu laten wi dese materie bliven. ende sullen voert van godefroy vertellen. hoe hi in guerende quam

Raymond ging toen in de kamer en sprak aldus tegen zichzelf. O Melusine daar de hele wereld deugd van zegt, nu heb ik u immermeer verloren. Ik heb verloren vreugde, schoonheid, goedheid en lieflijkheid en alle vriendelijkheid zonder enige kwaadheid, hoffelijkheid, liefdadigheid en ootmoed. Al mijn troost, mijn hoop, mijn hart, mijn welvaren, mijn dapperheid. Want alle eer die me god verleend had was me van u gekomen, mijn allerliefste lief. O blinde fortuin, hard en wreed, hoe hebt u mij geworpen uit het opperste in het laagste waar Jupiter de ellendige ongelukkige te drinken geeft, vermaledijt moet gij van god wezen. Door u beging ik de misdaad tegen of in mijn heer, gij wreekt u in mij zwaar. Gij had mij versierd in grote waardigheid, overmits de zinnen en de deugd van een der aller beste, mooiste en wijste vrouw. Och hoe dwaas is hij die zich vertrouwd in uw giften. Als nu haat gij, nu bemint gij, nu maakt ge, nu breekt gij, in u en is geen gestadigheid meer dan in een weerhaan. Helaas mijn lieve vriendin, sprak hij tot Melusine, gij hebt mij genezen uit mijn eerste kwaal wat ik u nu kwalijk beloond heb en mijn trouw verloren. Is het dat ik u al hierom verliezen moet zo zal ik mij ook verliezen dat men nimmermeer van mij vernemen zal.

In deze rouw bleef Raymond tot de de volgende dag toe. En toen de dag opgegaan was kwam Melusine in de kamer. Toen Raymond haar vernam komen geliet hij zich of hij geslapen had. Zij ontkleedde zich en ging naakt bij hem onder. Toen begon Raymond te verzuchten gelijk diegene die zwaar van hart was. Met dien nam zij hem in haer armen en vroeg hem wat hem was of dat hij ziek was. En toen Raymond hoorde dat zij nergens van vermaande zo meende hij dat ze van dit werk niets geweten had. Maar dat was al om niet. Niettemin, zij wist wel dat hij het geen mens verteld had en alzo wachte zij de tijd en wijl af en liet zich denken of ze het niet geweten had. Dus was hij zeer blijde en antwoorde haar. Mijn vrouwe, ik ben een beetje ziek geweest en een manier gehad van koorts. En verslaat u niet heer, sprak Melusine, gij zal als god het wil gelijk genezen wezen. Hij die toen zeer blijde was antwoorde dat hij zich al gereed voelde verzacht te wezen van haar komst. ճ Morgens toen ze opgestaan waren gingen ze mis horen en daarna werd het etenstijd. De volgende dag ‘s morgens nam Melusine verlof en trok naar Moret aldaar zij liet bouwen een fort en twee torens die daar noch zijn. Nu laten we deze materie blijven en zullen voort van Godfried vertellen hoe hij in Gurande kwam.

Als godefroy in guerende ghecomen was vraechde hi na den gigant ende hi wart hem gewesen Maer tvolc begheerde seer te weten wat hi met hem maken woude Hi antwoerde dat hi hem brachte die pasteyen die alle tvolc van sinen vader den gygant sculdich waren: ende dat opt punt van synre glavien O ridder spraken die lieden meynde ghem alleen gaenbevechten Bi mijnre trouwen antwoerde godefroy ic en come ninwers anders om hier in dit lant Die lieden seyden. voerwaer heer dat es van een dwaes bestaen. want hi is hier voermaels bevochten geweest. somtyts van hondert mannen. somtyts van ij. hondert ende van iij. hondert. ende somwijlen oec van M. mannen. ende wi en saghen noyt dat syer iet opghewonnen: hoe meyndi hem dan allen te wederstaen. En segt mi dairaf niet meer. hi salt alte mael hebben oft niet. leyd my daer hij verkeert Doen leydden sy hem so verre tot datse saghen in een gheberchte eenen grooten torre. al daer men te vijf steden alle dlant daer omtrent wt oversach: ende dien torre was seer wel begraven. ende die graften wel bewaert met goeden hooghe torrens. ende beneden warense seer diepe ghemetst tot in den gront Ende den principalen torre was wel gegargelt ende hadde ij. valbruggen Siet daer spraken die lieden tot godefroyt den torre van momret. daer hem guedon die gigant op hout Wildi ons geloven so laet u genoech syn dat ghi den torre ghesien hebt. ende coemt met ons wederomme. want wi en willen niet voerder mz u Bi mijne trouwen sprack godefroy ick weets u grooten danck dz ghi aldus verre met mi gecomen syt Ende met dien sat hi af van sinen paerde. om hem te wapenen (?? hier mis ik een stuk.)

over u selven compassyen ende niet over my: want ick achte di al ghereet doot dair ghi staet. ende eensgancx ontsegge ic u van gods wegen myns sceppers Die gigant dit horende gheliet hem oft hi gelachen hadde seggende Du sotken godefroy ghi coemt te velde maer ick en sie niet hoe ghi alleen eenen slach sult connen van my verdraghen sonder ter aerden te vallen. Met dien sloech godefroy syn paert met sporen ende nam syn glavie onder synen arm ende reet ten gygant waert wathet paert lopen mochte ende rende den gigant mz te scarpen doer syn harnas in syn borst also sterckelicken dat hi ter aerdene viel metten buyck opwaerts Maer hi spranc terstont weder op seer toernich. ende met dz godefroy hem verbi reden si gheraect hi godefroys paert met synre bardaeczen soe dat het van achter onthaeffent bleef

Toen Godfried in Gurande gekomen was vroeg hij naar de gigant en hij werd hem gewezen. Maar het volk begeerde zeer te weten wat hij met hem maken wilde. Hij antwoorde dat hij hem bracht de pasteien die al het volk van zijn vader de gigant schuldig waren: en dat op de punt van zijn lans. O ridder, spraken die lieden, meen ge hem alleen gaan bevechten. Bij mijn trouw, antwoorde Godfried, ik kom nergens anders om hier in dit land. De lieden zeiden, voorwaar heer, dat is van een dwaas bestaan, want hij is hier voormaals bevochten geweest, somtijds van honderd mannen, somtijds van 200 en van 300 en soms ook van 1000 mannen en we zagen nooit dat ze er iets op wonnen: hoe meen je hem dan alleen te weerstaan. En zeg me daarvan niets meer, hij zal het allemaal hebben of niet, leid me daar hij veblijft. Toen leidden zij hem zo ver totdat ze zagen in een gebergte een grote toren aldaar men te vijf plaatsen al het land daar omtrent uit overzag: en die toren was zeer goed omgraven en die grachten goed bewaard met hoge torens en beneden waren ze zeer diep gemetseld tot in de grond. En de belangrijkste toren was goed omgord en had 2 valbruggen. Ziet daar, spraken de lieden tot Godfried, de toren van Momret daar zich Gwedon de gigant zich ophoudt. Wild je ons geloven, zo laat laat het u genoeg zijn dat gij de toren gezien hebt en kom met ons wederom want wij willen niet verder met u. Bij mijn trouw, sprak Godfried, ik weet u grote dank dat gij aldus ver met mij gekomen bent. En met dien steeg hij af van zijn paaard om zich te wapenen (?? hier mis ik een stuk)

over u zelf medelijden en niet over mij: want ik acht u al gereed dood daar ge staat en gelijk ontzeg ik u vanwege god mijn schepper. De gigant die dit hoorde geliet zich of hij gelachen had en zei. U zotje Godfried, gij komt te veld, maar ik zie niet hoe gij alleen een slag van mij zal kunnen verdragen zonder ter aarden te vallen. Met dien sloeg Godfried zijn paard met sporen en nam zijn lans onder zijn arm en reedt te gigant waart wat het paard lopen mocht en rende de gigant met het scherp door zijn harnas in zijn borst, alzo sterk dat hij ter aarde viel met de buik omhoog. Maar hij sprong terstond weer op zeer toornig en met dat Godfried hem voorbij reed zo raakte hij Godfrieds paard met zijn strijdbijl zodat het van achter gehavend bleef.

Hoe dat godefroy den gigant na vele batailie den rechter arm af sloech.

Hoe dat Godfried de gigant na veel strijd de rechterarm af sloeg.

Ls godefroy dz sach spranc hi geringe af metten bloeten messe tot den gigant Die gygant quam hem tegens metter baerdaeczen in de handen. ende daer was een sterc ghevecht Die gigant meynde godefroy te slane. Maer hy missede want godefroy ontschoet hem. ende metten wederkeeren geraecte godefroy den gygant selve op ten stele vanden bardaeczen datse ontwee viel Doen greep de gygant sinen slaghere ende gaf godefroy eenen slach op syn hoot dat hi bina doot ter aerden viel. Hi stac doen syn zweert op ende schoet tot synen paerde dt daer ter aerden lach ende greep sinen stalen hamer ende keerde hem te gigant waert die sinen slaghere meynde te hernemenen ende godefroy te slane. maer godefroy verhaeste hem also dz hi den slagher wt der hant sloech. Die gigant dit siende stac syn hant in sinen boezem daer hi inne hadde drie brandereelappelen ende werp godefroy eenen opten hanthave van sinen hamer neffens de hant dz hem den hamer ontviel ter aerden Ende mz dien nam die gigant dien op ende meynde godefroy mz den selven te slane op syn hooft. maer godefroy die starck ende gheray was ontspranck hem ende die gigant missede. met dien ghinck godefroy hem weder inne ende sloech hem mz sinen zweerde wt alle synder macht op synen rechteren arm dz hi af viel ter aerden Doen was de gigant eerst verflaut das hi hem so gevoelde. ende greep syn zweert metter andere hant ende meynde godefroy aen den voet te geraken. maer godefroy versacht dat ende gheraecten den gigant selve rechts beneden de knyen dz hem die schene in stucke was. ende die gigant viel neder ter aerden ende gaf eenen creet soe verveerlijcken lude datter die gheheele valley af beefde Dat hoorden die ghene die godefroy verwachtenden. maer sy en wisten niet watter wesen oft bedieden mochte.

Toen Godfried dat zag sprong hij gauw er af met het blote mes tot de gigant. De gigant kwam hem tegen met strijdbijl in de hand en daar was een sterk gevecht. De gigant meende Godfried te slaan. Maar hij miste want Godfried ontschoot hem en in het terug keren raakte Godfried de gigant zelf op de steel van de strijdbijl dat die stuk viel. Toen greep de gigant het blad van zijn bijl en gaf Godfried een slag op zijn hoofd zodat hij bijna dood ter aarde viel. Hij stak toen zijn zwaard op en schoot tot zijn paard die daar ter aarde lag en greep zijn stalen hamer en keerde zich te gigant waart die zijn slag meende te hernemen en Godfried te slaan, maar Godfried haaste zich alzo dat hij het blad uit de hand sloeg. De gigant die dit zag stak zijn hand in zijn boezem waar in in had drie Brandereel appels en werp ze Godfried een op het handvat van zijn hamer naast de hand zodat hem de hamer ontviel ter aarde. En met dien nam de gigant die op en meende Godfried met die te slaan op zijn hoofd. Maar Godfried die sterk en snel was ontsprong hem en de gigant miste. Met dien ging Godfried hem weer in en sloeg hem met zijn zwaard met al zijn macht op zijn rechterarm zodat die afviel ter aarde. Toen was de gigant eerst verflauwd dat hij zich zo voelde en greep zijn zwaard met de andere hand en meende Godfried aan de voet te raken. Maar Godfried zag dat en raakte de gigant zelf recht beneden de knie dat hem de scheen in stukken was en die gigant viel neder ter aarden en gaf een kreet zo vervaarlijk luid zodat de gele vallei ervan beefde. Dat hoorden diegene die Godfried opwachten, maar zij wisten niet wat er wezen of betekenen mocht.

Hoe ende in wat manieren dz godefroy den horen blies als hi den gygant ter aerden ghevelt hadde

Hoe en in wat manieren dat Godfried de horen blies toen hij de gigant ter aarde geveld had.

D oen die gigant ter aerden gevelt lach so blies hi synen horen so crachtelicken dat syn x. ridders die hem inder valleyen verwachtende hoorden mitsgaders sommigen anderen vanden lande die oec al daer gebleven waren Sij hoirden doen wel dat die gigant doot was ende dancten daerom gode seer hertelicken Als godefroy syn lieden bi hem sach comen soe seyde hij tot hemlieden aldus. Siet hier den gigant verslagen. ende daer na sneet godefroy den gigant die riemen ontwee van synen helm ende sloech hem thoeft af Als godefroy dit ghedaen hadde so riep hi aldus. dese gigant en sal den luden van mijns vaders wegen niet meer eysschen. Ende als sy dit lichaem aldus gevelt saghen so verwonderden sy hem seere vander grootheyt des gigants want hi wel xv. voeten lanc was: ende seyden dathet een dwaes bestaen was dat hy hem in sulcken grote perikel ghestelt hadde Godefroy antwoerde hoe de sorghe daer af gheleden waer. ende seyde doen hoe datter geen werc volbracht en mocht werden het en moest eerst begonst wesen Godefroy sand doen synen vadere thooft vanden gigant ende hi reet daer en tusschen spelen doer dlant al daer hi over al blidelicken ontfangen wart

Toen die gigant ter aarde geveld lag zo blies hij zijn horen zo krachtig dat zijn 10 ridders die hem in de vallei opwachtten hoorden mitsgaders sommigen anderen van het land die ook al daar gebleven waren. Ze hoorden toen wel dat de gigant dood was en dankten daarom god zeer hartelijk. Toen Godfried zijn lieden bij hem zag komen zo zei hij tot hen aldus. Ziet hier de gigant verslagen. Daarna sneed Godfried de gigant de riemen stuk van zijn helm en sloeg hem het hoofd af. Toen Godfried dit gedaan had zo riep hij aldus. Deze gigant zal de lieden vanwege mijn vader niets meer eisen. En toen zij dit lichaam aldus geveld zagen zo verwonderden zij zich zeer van de grootte van de gigant, want hij was wel 15 voeten lang: en zeiden dat het een dwaas bestaan was dat hij hem in zo’n groot perikel gesteld had. Godfried antwoorde hoe de zorgen daarvan geleden waren en zei toen hoe dat er geen werk volbracht mocht worden, het moest eerst begonnen wezen. Godfried zond toen zijn vader het hoofd van de gigant en hij reed daar ondertussen spelen door het land al daar hij over al blijde ontvangen werd.

Hoe froymont godefroys broedere hem begaf te mailliers int cloester bi syns vaders ende moeders constente

Hoe Froimont, Godfrieds broeder, zich begaf te Maillezais in het klooster met toestemming van zijn vader en moeder.

Du suldi voert horen hoe froymont godefroys broedere sinen vader ende moeder bat so langhe om dat hi hem begheven soude mogen te mailliers dat syt consenteerden ende wert vanden abt ende alle den convente die huerer hondert waren bi getale met groter bliscapen ontfanghen maer die bliscap daer af verkeerde corts daer na in grooter droefheyt so ghi hier na noch wel hooren sult hoe wel dattet by froymonts schulde niet en toe quam. want hy was seer devoet ende oeck strenghe van levene. maer het quam toe bi een anderen ongelucke so ghi noch wel hooren sult Nu so suldy weten doen raymondyn thoot vanden gigant ontfangen hadde bi den twee ridders dairt godefroy mede gesonden hadde, seer blide was. ende elckerlic verwonderden hem hoe godefroy dat hadde dorren bestaen Ende raymondijn zand doen godefroy eenen brief hoe froymont syn broeder hem begeven hadde te mailliers Helas hi dede bi dien so qualicken als dz die sake was vanden bedroefden scheydene van synre huysvrouwen. des hi noyt sinder bliscap en hadde in syn hertte

Raymondyn gaf den ridderen schone ghiften ende gaf hem den brief ende seyde hemlieden datse godefroy seer groeten souden. ende hiet hem oec dz sy thooft dragen souden melusinen. die doen was te nyport Melusine was seer blide ende zende dat hooft voert te rochelle. ende dz wert daer ter poerten van guyennois wt gesteken op een glavie. ende melusine gaf die tween ridders vele rijckelicke ghiften Ende hierna namen sy orlof ende trocken ter torren waert van monionet daer godefroy hem gherne te houden plach Die tijnghe was terstont alle dlant over hoe godefroy metten grooten tande doot hadde den rueze guedo vechtender hant. ende verwonderden hem daer af seere alle die gene diet hoorden. Op die selve tijt regneerde in noerthobelande een ander groot gigant die geheeten was grymaut ende was die wreetse die men oyt ghesien hadde Hi was xvij. voeten lanc ende hielt hem omtrent eenen berge geheeten brubelio. dese hadde al dat lant daer omtrent verdorven so datter niemant op viij. oft ix. milen na en dorste wonen. want alle tvolck liet hem dlant dair alleen behouden Ende alsoe sy die nieumare oec hadden van godefroys victorye tegens guedon. soe overdroegen sy datse aen godefroy schicken souden: ende datse hem geven souden alle iare so lange als hi leven souden M. gouden bezanten. ende oec sinen nacomelingen op dz hi mannelic oer achter liet. geduerende soe langhe tot daer mannelic oer ghebrake Behoudelicken dien so wanneer daer mannelick oer ghebrake ende die oorye op een dochter gevallen ware dz sy dan daer af ontslagen souden wesen Ende hierop koezen sy viij. mannen van den notabelsten vanden lande. ende zonden die tot godefroy

Als sy bi godefroy ghecomen waren ende hise al verstaen hadde. seyde hi aldus. ghi heren ic en wederlegge niet tghene dat ghi aen mi versuect Niet te min al waert dat ic gheen tijnge van u en hadd. so soude ickem nochans bevochten hebben doer karitate ende wt compassien vanden volcke dz hy verderft. ende oec om eer te ghewinnen Ic sal eensgancs met u vertrecken mz der hulpen gods. Ick dencke de gigant te verderven. vanden welcken sy hem bedancten

Nu zal je voort horen hoe Froimont, Godfrieds broeder, zijn vader en moeder zo lang bad omdat hij zich begeven zou mogen te Maillezais dat ze het toestemden en werd van de abt en alle conventen van wier er honderd waren in getal met grote blijschap ontvangen. Maar die blijschap daarvan verandere gauw daarna in grote droefheid zo gij hierna noch wel horen zal. Hoewel dat het bij Froimonts schuld niet toekwam, want hij was zeer devoot en ook streng van leven, maaer het kwam toe bij een ander ongeluk zo gij noch wel horen zal. Nu zo zal je weten toen Raymond het hoofd van de gigant ontvangen had bij de twee ridders daar het Godfried mee gezonden had zeer blijde was en elk verwonderden zich hoe Godfried dat had durven bestaan. En Raymond zond toen Godfried een brief hoe Froimont, zijn broeder, zich begeven had te Maillezais. Helaas hij deed bij die zo kwalijk als dat de zaak was van het bedroefde scheiden van zijn huisvrouw dat hij sinds nooit blijschap had in zijn hart.

Raymond gaf de ridders mooie giften en gaf hen de brief en zei hen dat ze Godfried zeer groeten zouden en zei hen ook dat zij het hoofd dragen zouden naar Melusine die toen was te Nieport. Melusine was zeer blijde en zond dat hoofd voort te Rochelle en het werd daar ter poort van Guyennois uit opgesteken op een lanspunt. Melusine gaf die twee ridders vele rijke giften. En hierna namen zij verlof en trokken ter toren waart van Monionet daar Godfried hem graag te ophouden plag. De tijding was terstond al het land over hoe Godfried met de grote tand gedood had de reus Gwedo vechtende hand en verwonderden zich daarvan zeer alle diegene die het hoorden. Op dezelfde tijd regeerde in Northumberland een andere grote gigant die geheten was Grymaut en was de wreedste die men ooit gezien had. Hij was 17 voeten lang en hieltd zich omtrent een berg geheten Brubelio. Deze had al dat land daar omtrent verdorven zodat er niemand op 8 of 9 mijlen na durfde wonen want alle het volk liet hem het land daar alleen behouden. En alzo zij het nieuws ook hadden van Godfrieds victorie tegen Gwedon zo kwamen ze overeen dat ze Godfried schikken zouden: en dat ze hem geven zouden alle jaren zo lang als hij leven zou 1000 gouden bezanten en ook zijn nakomelingen op dat hij een mannelijk erfgenaam achter liet en duurde zo lang tot daar een mannelijk erfgenaam ontbrak. Behalve die zo wanneer daar een mannelijk erfgenaam ontbrtak en het erfgoed op een dochter gevallen was dat zij dan daarvan ontslagen zouden wezen. En hierop kozen zij 8 mannen van de notabelste van het land en zonden die tot Godfried.

Toen ze bij Godfried gekomen waren en hij ze geheel verstaan had zei hij aldus. Gij heren, ik weerleg niet hetgene dat gij aan mij verzoekt. Niettemin al was het dat ik geen tijding van u had zo zou ik heem nochans bevochten hebben door liefdadigheid en uit compassie van het volk dat hij verderft en ook om eer te winnen. Ik zal gelijk met u vertrekken met de hulp van god. Ik denk de gigant te verderven, waarvan zij hem bedankten.

Hoe raymondijns bode tot godefroyt quam in guerende

Hoe Raymond ‘s bode tot Godfried kwam in Gurande.

Doene quamen die twee ridders die godefroy ghesonden hadde tot sinen vader ende groetten hem eerlijcken van syns vaders ende moeders wege Ende vertelden hem hoe sy ontfanghen waren. ende vanden ghiften die hem gescenct waren Godefroy hoerde dat seer gherne Ende doen raymondijn ghesonden hadde,als hijen gelesen hadde ende verstont dat syn broeder froymont monninck gheworden was te mailliers; so toende godefroy so fellen ghesichte datter niemant so koenen was di bi hem bliven dorst. maer ruymden hem alle die plaetse wt ghenomen die twee ridders ende die ambassaten van noerthobelant. want hi gheliet hem oft hi ontsint hadde geweest Hoe coemt dit sprac hy en hebben mijn heer vader ende mijn vrou moeder niet goets genoech om froymont mijnen broedere rijc gemaect te hebben. ende hem lant ende sloten ghegeven te hebben, Bi den levende gods die monnicken die flatteerders selent becopen. sy hebben hem daer binnen getrocken om die te bat te hebbene. Niet te min hoe dattet gaet hij en coemter nemmermeer inne. noyt dinc en was mi so leet. bi mijnder trouwen die ic gode schuldich ben ende elckerlicken anders: ick salse wt rechten dat sy nemmermeer monnic maken en sullen Doen sprac hi tot den ambassatuers van noerthobelande. segghende. ghi heren ghi sult mi hier moeten verbeyden tot dat ick weder keere. want ick moet trecken daer ick grotelicken te doen hebbe Sy die hem so hoorden claghen seyden aldus Heere tuwer gelieften Doen dede godefroy sijn tyen ridders op sitten te paerde ende schiet van monionet seer vol gramschapen teghens den abt ende monnicken van mailliers: die welcke op die tijt waren int capittel huys Als godefroy daer quam ghinc hi daer binnen mz sinen zweerde op die syde ghegordt Ha sprack hi ghi papen ende ghi monnicken wie heeft u so koene gemaect dat ghy mynen broeder soe belezen ende betoevert hebt ende monnic doen worden Biden levende gods ghi sukter om eenen quaden dranck drincken. o heere genade wilt u doch laten onderwysen mz redenen. bij mijnen scepper noch ic noch gheen monnic hier binnen en hebbens hem oyt geraden Doen quam froymont voert meynende sijns broeders gramscap te slichtene ende seyde aldus. o lieve broeder bi mijnre sielen die ic gode op gegeven hebbe. noyt mensche en heves my gheraden want ick hebt gedaen properlic wt my selven ende wt gerechtigher devocie sonder yemants raet Bi alle tgene dat god gemaect heeft sprac godefroy so suldys gheloent worden metten anderen Ten sal my nemmermeer verweten worden dat ic eenen broedere hebbe die monnic es Met dien spranc hi daer buten. ende trac die dore seer vast toe ende dede alle thuysghesinne hem stroo ende hout brenghen. ende stacker tvier inne. ende zwoer bi gode dat hy se allegaders verbernen soude dyer in waren. Met desen soe quamen tot hem die x. ridders die mz hem gecomen waren ende straften heem seer van sinen opzette seggende, hoe froymonts propoest goet was. ende dat hi bij synen goeden wercken ende gebeden vele van synre vienden sielen noch wel verlossen mochte Bi mijnre trouwen sprac godefroy noch hi noch gheen monnic daer binnen en sullen nz meer misse noch metten singhen want ic sal se al verbernen. Doen schieden die x. ridders van hem ende seyden dat sy van dien grote quade niet deelachtich wesen en wouden. als gods huys ende syn dienaers sonder redene te verbernen

Toen kwamen die twee ridders die Godfried gezonden had tot zijn vader en groetten hem fatsoenlijke vanwege zijn vader en moeder. En vertelden hem hoe zij ontvangen waren en van de giften die hen geschonken waren. Godfried hoorde dat zeer graag. En toen Raymond gezonden had, toen hij het gelezen en verstond dat zijn broeder Froimont monnink geworden was te Maillezais; zo toonde Godfried zoծ fel gezicht dat er niemand zo koen was die bij hem blijven durfde, maar ruimden zich allen die plaats, uitgezonderd de twee ridders en de ambassadeurs van Northumberland want hij geliet zich alsof hij onzinnig was had geweest. Hoe komt dit, sprak hij, hebben mijn heer vader en mijn vrouwmoeder niet goed genoeg om Froimont, mijn broeder, rijk gemaakt te hebben en hem land en burchten gegeven te hebben. Bij de levende god, de monniken, die vlijers zullen het bekopen. Zij hebben zich daarbinnen getrokken om het te beter te hebben. Niettemin hoe dat het gaat, hij komt er nimmermeer in, nooit was me ging ding zo leed. Bij mijn trouw, die ik god schuldig ben en elke andere: ik zal ze uit rechten dat zij nimmermeer een monnik maken zullen. Toen sprak hij tot de ambassadeurs van Northumberland en zei, gij heren gij zal hier op mij moeten wachten totdat ik terug keer want ik moet trekken daar ik het zeer te doen heb. Zij die hem zo hoorden klagen zeiden aldus. Heer, tot uw gelieven. Toen liet Godfried zijn tien ridders opzitten te paard en scheidde van Monionet zeer vol gramschap tegen de abt en monniken van Maillezais: die op die tijd waren in het kapittel huis. Toen Godfried daar kwam ging hij daar binnen met zijn zwaard aan zijn zijde omgord. Ha, sprak hij, gij papen en gij monniken wie heeft u zo koen gemaakt dat gij mijn broeder zo belezen en betoverd hebt en monnik laten worden. Bij de levende god, gij zoekt er om een kwade drank te drinken. O heer genade, wil u toch laten onderwijzen met redenen. Bij mijn schepper, noch ik noch geen monnik hier binnen hebben het hem ooit aangeraden. Toen kwam Froimont voort en meende zijn broeders gramschap te slechten en zei aldus. O lieve broeder, bij mijn ziel die ik god opgegeven heb, nooit heeft een mens me aangeraden want ik heb het echt gedaan uit me zelf en uit rechtvaardige devotie zonder iemands raad. Bij al hegene dat god gemaakt heeft, sprak Godfried, zo zal je beloond worden met de anderen. Het zal me nimmermeer verweten worden dat ik een broeder heb die monnik is. Met dien sprong hij daarbuiten en trok de deur zeer vast toe en liet het hele huisgezin hem stro en hout brengen en stak er het vuur in en zwoer bij god dat hij ze allemaals verbranden zou die er in waren. Met deze zo kwamen tot hem die10 ridders die met hem gekomen waren en straften hem zeer van zijn opzet en zeiden hoe Froimonts voorstel goed was en dat hij bij zijn goede werken en gebeden vele zielen van zijn vienden noch wel verlossen mocht. Bij mijn trouw, sprak Godfried, noch hij ,noch geen monnik daar binnen zullen niet meer missen noch metten zingen want ik zal ze allen verbranden. Toen scheiden die 10 ridders van hem en zeiden dat zij van dat grote kwaad niet deelachtig weszen wilden zoals het godshuis en zijn dienaars zonder reden te verbranden.

Hoe godefroy dat cloester verbrande met C. monnicken ende synen broeder oec. dwelc hem namaels seer berouwede

Hoe Godfried dat klooster verbrande met 100 monniken en zijn broeder ook wat hem later zeer berouwde.

DIe historie seit nu voert hoe also geringe als dese ridderen van godefroy ghescheyden waren nam godefroy vier wt eenre lampen die inde kercke hinc al bernende ende tstac dz eensgancs int stroo ende int hout Daer mocht men horen ende sien een groot misbaer ende iammer Ende als die monnicken hem vonden in die laste riepen sy om genade aen onse heere want haers lijfs en was geen bate Met den corsten eer godefroy van daer schiet so was deen helft vander abdije met den monnicken al verbrant Godefroy ghinc doen weder te paerde. ende als hi int velt quam keerde hi hem omme ende aensach dz groote ongeval ende die scade die hi gedaen hadde Ende begonst doen te suchten ende te clagenen seer iammerlicken segghende aldus O valsch viant gods soudij willen datmen u gedaen hadde tghene dat ghi gods vrienden ghedaen hebt. Ende bedreef soe groten rouwe dathet scheen oft hi hem selven soude bedorven hebben. ende haddet die x. ridders ghedaen die bi aventueren hem over quamen. die hem hoirden claghen ende suchten Doen sprac hen een vanden ridders toe seggende Ha heere het is te spade beclaecht als twerc ghedaen is Als godefroy dat hoorde so verdroet hem noch meer dan het te voren gedaen hadde. maer hi zweech ende en antwoerde den riddere niet Hi reet henen want hi mochte na den torre toe van moionnet. so dat hem syn gheselscap nauwe en konde gevolgen Doen ghinc hy hem bereet maken om te treckene metten ambassateurs van noerthobolande. ende des anderdaegs trocken sy ende godefroy en nam niemande mede dan syn x. ridders met harer wapenen

Doen raymondyn te merment sad over tafel quam daer een bode van mailliers. ende vraechde na raymondyn. ende als hi voer raymondyn ghebracht wart ende hem die behoerlike reverencie ghedaen hadde,vraechde hem raymondijn wat nieumaren dat hi brachte ende van waer dat hi quame Die bode antwoerde Heere het is mi leet dat ic u gheen beter tidinge en brenge Raymondijn antwoerde wi moetense hooren Heere sprac hi het es waer dat godefroy metten groten tande u sone in hen ghenomen heeft sulcke melancolie ende toerne om dat froymont u sone hem begheven heeft monnick te mailliers. als dat hi ghecomen is. ende heeft het capittel daer alle die monnicken inne waren verbrant. ende oec wel deen helft vander abdien mede. Wat is dz sprac raymondijn voert dz ghy segt: en kan dat niet gelooven By mijnre trouwen heere sprac die bode. het is alsoe. ende eest dat ghys my niet en ghelooft doet mi gevanghen houden: ende wreectet over mi Doen stont raymondijn op vander tafelen ende dede hem een paert zadelen. ende reedt met eenen gheselle te mailliers waert. Daer comende sach hij den groten iammere die godefroy daer ghedaen hadde,ende wert alsoe ontset dat hi halvelinghe scheen ontsinnen. Ha godefroy sprac hi tegen hem selven. ghi haddet een schoon begin van vromicheden ende van ridderscapen om tot hooger eeren te comen maer nu hebt ghi al uwer vromicheyt bedorven mits uwer groter felheyt Bi den ghelove dat ic gode beschuldich. ic meyne dattet maer al bedroch en is van desen wive. ic en gheloove niet datse eenige dinghen gebracht heeft om volcomen te syne want sy en heeft noyt kint ghebaert ten heeft eenige vreemde smette oft teeken op aertrijcke met hem gebracht. daer es hoorible myn sone die noch nauwelick vij. iaren out en is ende heeft alreede twee van mijnen ionckeren ghedoot. ende al eer hi iij. iaren oud was hadde hi twe van synen voesters doot want hi haer borsten afbeet En sach ic niet die moeder op eenen saterdach in die forme van eenen serpente van den navel nederwaerts Ick weet nu wel voerwaer dattet eenderhande geest wesen moet ende bedroch van fantasyen dat my aldus bedroghen heeft. want eerst doen icse vant wist sy mi te vertellen alle myn aventuere Raymondyn reet wederom te mort waerts. ende daer bedreef hi so groten rouwe dattet iammer was om sien Hieromme waren alle die baroenen seer verslagen. ende siende datse hem niet en conden te vreden ghestellen so overdroegen sy dat syt melusinen ontbieden souden. die doen te moeret was al daer sy op die tyt dede maken die twee torrens geheeten Jumelles die schoen om sien syn

De historie zegt nu voort hoe alzo gauw als deze ridders van Godfried gescheiden waren nam Godfried vuur uit een lamp die brandend in de kerk hing en stak gelijk in het stro en in het hout. Daar mocht men horen en zien een groot misbaar en droefheid. En toen de monniken zich vonden in die last riepen zij om genade aan onze heer, want van hun lijf was er geen baat. In het kort gezegd, eer Godfried van daar scheidde zo was de ene helft van de abdij met de monniken geheel verbrand. Godfried ging toen weer te paard en toen hij in het veld kwam keerde hij zich om en zag aan dat grote ongeval en de schade die hij gedaan had. En begon toen te zuchten en te klagen zeer droevig en zei aldus. O valse vijand Gods, zou je willen dat men dat u gedaan had hetgeen dat gij Gods vrienden gedaan hebt. En bedreef zo’n grote rouw dat het scheen of hij zichzelf zou bedorven hebben, had het niet die 10 ridders gedaan die bij avonturen hem bij kwamen die hem hoorden klagen en zuchten. Toen sprak hen een van de ridders toe en zei. Ha heer, het is te laat beklaagd als het werk gedaan is. Toen Godfried dat hoorde zo verdroot het hemm noch meer dan het tevoren gedaan had, maar hij zweeg en en antwoorde de ridder niet. Hij reedt henen wat hij mocht naar de toren toe van Monionet zodat hem zijn gezelschap nauwelijks kon volgen.Toen ging hij zich gereed maken om te trekken met de ambassadeurs van Nurthumberland. De volgende dag vertrokken zij en Godfried nam niemand mee dan zijn 10 ridders met hun wapens.

Toen Raymond te Mermont aan tafel zat kwam daar een bode van Maillezais en vroeg naar Raymond en toen hij voor Raymond gebracht werd en hem de behoorlijke reverentie gedaan had, vroeg hem Raymond wat nieuws dat hij bracht en vanwaar dat hij kwam. De bode antwoorde. Heer het is mij leed dat ik u geen betere tijding breng. Raymond antwoorde, we moeten ze horen. Heer, sprak hij, het is waar dat Godfried met de grote tand, uw zoon, in zich genomen heeft zulke melancholie en toorn omdat Froimont, uw zoon, zich begeven heeft monnik te Maillezais. Als dat hij gekomen is en heeft het kapittel daar alle monniken in waren verbrand en ook wel de ene helft van de abdij mede. Wat is dat, sprak Raymond voort, dat gij zegt: ik kan dat niet geloven. Bij mijn trouw heer, sprak die bode, het is alzo en is het dat gij het mij niet geloofd, laat mij gevangen houden: en wreek het over mij .Toen stond Raymond op van de tafel en liet hem een paard zadelen en reedt met een gezel te Maillezais waart. Toen hij daar kwam zag hij de grote droefheid die Godfried daar gedaan had en werd alzo ontzet dat hij wel half scheen te ontzinnen.

Ha Godfried, sprak hij tegen zichzelf, gij had een mooi begin van dapperheden en van ridderschap om tot hoge eren te komen, maar nu hebt gij al uw dapperheid bedorven mits uw grote felheid. Bij het geloof dat ik god beschuldig, ik denk dat het maar alles bedrog is van dit wijf. Ik geloof niet dat ze enige dingen gebracht heeft om volkomen te zijn, want zij heeft nooit een kind gebaard of het heeft enige vreemde smet of teken op aardrijk met hem gebracht. Daar is Horrible mijn zoon die noch nauwelijks 7 jaren oud was en heeft alreeds twee van mijn jonkers gedood en al eer hij 3 iaren oud was had hij twee van zijn voedsters gedood want hij beet hun borsten af. En zag ik niet de moeder op een zaterdag in de vorm van een serpent van de navel nederwaarts. Ik weet nu wel voorwaar dat het een soort geest wezen moet en bedrog van fantasie dat me aldus bedrogen heeft. Want eerst toen ik haar vond wist zij mij te vertellen al mijn avontuur. Raymond reedt wederom te Mort waart en daar bedreef hij zo’ n grote rouw dat het droevig was om te zien. Hierom waren alle baronnen zeer verslagen en zagen dat ze hem niet tevreden konden stellen zo kwamen ze overeen dat ze Melusine ontbieden zouden die toen te Mermont was al daar zij op die tijd liet maken de twee torens geheten Jumelles, die mooi om te zien zijn.

Hier begonst het scheyden van raymondijn ende melusinen. dwelc gheduerde so lange als raymondijn leefde. ende melusine penintencie sal gedueren tot den ynde der werelt. Die bode voerseyt gecomen wesende te mort bi melusinen groetten syse ende ghaven haer de brieven die haer baroenen gesonden hadden Als sy die brieven gelesen hadde was si seer bedroeft: ende meer om der gramschapen wille dan anderssints want sy aensach dathet ongeval van godefroy niet ghebetert en mocht wesen op dat pas. Ende dede al haer ghereetscap comen ende ontboet eenen groten menichte vanden vrouwen vanden lande om hair geselscap te houdene. ende also trac sy te lusignen daer sy iij. daghen lanc bleef sonder enighe genuechte Binnen dier tyt en dede sy niet anders dan sy ghinc wandelen besiende die plaetsen van boven tot beneden al suchtende ende clagende. want also die croniken seggen so wist si wel den roue die haer nakende was. mer haer volc en wiste niet dz daer om was datse soe truerde want sy meynden dattet geweest hadde om godefroys ongeval dat hy gedaen hadde aen dat cloester te mailliers Op den derden dach vertrac sy van daer ende quam te merment seer heerlicken verselscapt mz vrouwen ende ioncfrouwen Daer quamen haer te ghemoete die baroenen vanden lande die raymondyn seer lief hadden ende die daer gecomen waren om hem te troesten ende ontfingense eerweerdeliken haer clagende hoe sy raymondynen niet en konsten te vreden gestellen

Hier begon het scheiden van Raymond en Melusine wat zo lang duurde als Raymond leefde en de penitentie van Melusine zal duren tot het einde der wereld. De voor genoemde bode die gekomen was te Mort bij Melusine groette hij haar en gaf haar de brieven die haar baronnen gezonden hadden. Toen ze de brieven gelezen had was ze zeer bedroefd: en meer vanwege de gramschap dan anderzints want zij aanzag dat het ongeval van Godfried niet verbeterd mocht worden op die tijd. En liet al haar gereedschap komen en ontbood een grote menigte van de vrouwen van het land om haar gezelschap te houden en alzo trok zij te Lusigne daar zij 3 dagen lang bleef zonder enige genoegen. Binnen die tijd deed zij niets anders dan zij ging wandelen en bezag de plaats van boven tot beneden al zuchtend en klagend. Want alzo de kronieken zeggen, zo wist ze wel de rouw die haar aanstaande was. Maar haar volk wist niet het waarom was dat ze zo treurde want zij meenden dat het geweest was om Godfrieds ongeval dat hij gedaan had aan dat klooster te Maillezais.

Op de derde dag vertrok zij vandaar en kwam te Mermont zeer heerlijk vergezelschapt met vrouwen en jonkfrouwen. Daar kwamen haar tegemoet de baronnen van het land die Raymond zeer lief hadden en die daar gekomen waren om hem te troosten en ontvingen haar eerwaardig en klaagden haar hoe zij Raymond niet tevreden konden stellen.

Hoe raymondijn melusine verweet datse een serpent was oft een gheest om der misdaet wille die godefroy aen die abdye van mailliers gedaen hadde

Hoe Raymond Melusine verweet dat ze een serpent was of een geest vanwege de misdaad die Godfried aan de abdij van Maillezais gedaan had.

Melusine ghinc mids dien inden cameren daer raimondijn was welcke camere stont bide hoven ende velden die daer ane lagen seer wellustende tegen lusignen over Als sy raymondijn sach soe groette sy hem lieflicken ende eerweerdelicken Maer hi was doen also seer bedroeft dz hij haer een woert niet en konste geantwoerden. Sij seide doen. mijn heere het is grote dwaesheit van u die men voer den wijste prince houdt vanden lande dat ghi dus droeve syt om dingen wille die niet anders wesen en moghen ende die men niet gebeteren en kan Heeft godefroy u sone die outrage ende groote overdaet gedaen doer syn wonderlick voernemen. weet voerwaer dathet is om der sonden wille van dien selven monnicken die van quaden levene waren. ende onse heere god heeft daerom also daer af punicie willen doen. hoe wel dz dese dinghen onbekent syn den menschelike cretaturen. want die ordeelen ende wercken gods syn heymelicken ende wonderlicken dats gheen menschelic hertte begripen en kan Ende oec so hebben wi goets ghenoech gode lof om die abbye weder op te maken. ende meer monicken daer inne te stellene ende te voersien van renten beter dan sy oyt was Ende godefroy sal hem bider gods gracien wel beteren tegens gode ende die werelt wantten is geen sondaer so groot ter werelt gods genade en is noch meerder op dat hem die sondaer bekeren wille. Waeromme mijn lieve heere wilt desen rouwe laten Als raymondyn melusinen hoorde verstont hi wel dz si waer seyde. maer hi was also vol gramscapen dat hi alle redenen achter liet. ende riep met luder stemmen dese woerden Ha valsch serpent noch ghi noch uwe vrucht en is maer bedroch. noch gheen vrucht die ghi gedraghen hebt en sal ten laetsten tot genen goeden eynde comen. hoe sullen sy weder levende worden die so deerlijcken verbrant syn: ende u zone froymont die hem tot gode gegeven hadde twelck die beste vrucht was die van u ghecomen is. en is hi bi des duvels toedoen oec nz bedorven Melusine dese woirden hoerende wart seer bedroeft dz sy van groten rouwe in onmacht viel ter aerde. ende was alsoe een half ure lanc datmen gheen teken van leven in haer en bevant Doen was raymondijn noch droever dan hi te voren gheweest hadde: want syne gramscap begonste doen vastelic te zwichten ende begonde groot misbaer te maken ende so grooten rouwe te drivene om dat hi die woerden gesproken hadde. dattet iammer was om sien: maer dz was te vergeefs wanttet te spade was Die baroenen vanden lande ende die vrouwen waren seer bedruct ende hieven haer vrouwe op ende gotend coud water in aensichte tot datse weder tot haer selven quam Doen hief sy die sprake op siende op raymondyn ende seyde aldus O raymondijn den dach dat ic u eerst aensach is voer mi seer hard ende ongheluckich geweest ter quader uren begheerde ick uwe edelheyt ende schoenheyt van figueren, dat ghi mi aldus valschelicken verraden hebt Ende hoe wel dz ghi teghens mi meynedich waest doen ghy arbeydet om mi te siene. so hadde ic u dat vergheven in mijnre hertten want ghys gheenen mensche ontdect en hadt. ende god soudt u oec vergheven hebben. want ghi soudt daer penitencie om ghedaen hebben opder aerden Helacen myn vrient nu es onse liefde verkeert in hate in drucke ende strenghicheyt: onse vruechenden ende solaes in tranen ende in weenen. onse gheluc in ongheluck Helazen mijn vrient en hadt ghi uwen eedt niet ghevalscht ende gebroken so soude ic verlost hebben gheweest wt alder penitencien ende tormenten. ende soude ghehadt hebben alle mijn sacramenten. ende ic soude gheleeft hebben den natuerlicken loep als een natuerlike vrouwe: ende soude gestorven hebben natuerlicken. ende mijn lichaem soude begraven hebben geweest in onser vrouwen kercke van Lusignen: nu ben ic om uwent wille verstooten in die donckere penitencie die ic nu sal moeten dragen tot den ionxste dage toe. ic bidde gode dz hyt u vergeven wille. ende doen bedreef sy so groten iammer dattet deerlic was om sien

Melusine ging mits dien in de kamer daar Raymond was en die kamer stond bij de hoven en velden die daaraan lagen zeer weldadig tegenover Lusigne. Toen zij Raymond zag zo groette zij hem lieflijk en eerwaardig. Maar hij was toen alzo zeer bedroefd dat hij haar geen woord kon antwoorden. Ze zei toen, mijn heer, het is grote dwaasheid van u die men voor de wijste prins houdt van het land dat gij aldus droevig bent vanwege dingen die niet anders wezen mogen en die men niet verbeteren kan. Heeft Godfried, uw zoon, die belediging en grote overdaad gedaan door zijn wonderlijk voornemen, weet voorwaar dat het vanwege de zonden van diezelfde monniken die van kwaad leven waren en onze heer god heeft ze daarom alzo daarvan straf willen doen. Hoewel dat deze dingen onbekend zijn de menselijke creaturen want de oordelen en werken van god zijn heimelijk en wonderlijk zodat geen menselijk hart het begrijpen kan. En ook zo hebben we goed genoeg, god lof, om die abdij weer op te maken en meer moniken daarin te stellen en te voorzien van renten beter dan zij ooit was. En Godfried zal zich met de gratie van god wel verbeteren tegen god en de wereld want er is geen zondaar zo groot ter wereld de genade van god is noch groter op dat zich de zondaar bekeren wil. Waarom mijn lieve heer, wil deze rouw laten. Toen Raymond Melusine hoorde verstond hij wel dat ze waar zei, maer hij was alzo vol gramschap dat hij alle redenen achter liet en riep met luide stem deze woorden. Ha vals serpent, noch gij noch uw vrucht is maar bedroch. Noch geen vrucht die gij gedragen hebt zal tenslotte tot geen goed einde komen, hoe zullen zij weer levend worden die zo deerlijk verbrand zijn: en uw zoon Froimont die zich tot god gegeven had wat de beste vrucht was die van u gekomen is en is hij bij des duivels toedoen ook bedorven. Melusine die deze woorden hoorden werd zeer bedroefd zodat ze van grote rouw in onmacht ter aarde viel en was alzo een half uur lang dat men geen teken van leven in haar vond. Toen was Raymond noch droeviger dan hij tevoren geweest was: want zijn gramschap begon toen vast te zwichten en begon groot misbaar te maken en zo’n grote rouw te drijven omdat hij die woorden gesproken had zodat het droevig was om te zien: maer dat was tevergeefs want het was te laat. De baronnen van het land en die vrouwen waren zeer bedrukt en hieven hun vrouwe op en goten koud water in haar aanzicht totdat ze weer tot zichzelf kwam. Toen hief zij die woorden op en keerde naar Raymond en zei aldus. O Raymond, de dag dat ik u eerst aanzag is voor mij zeer hard en ongelukkig geweest. Ter kwade uur begeerde ik uw edelheid en schoonheid van figuur dat gij mij aldus vals verraden hebt.

En hoewel dat gij tegen mij meinedig was toen ge werkte om mij te zien, zo had ik u dat vergeven in mijn hart, want gij hebt het geen mens verteld en god zou het u ook vergeven hebben want gij zou daar penitentie om gedaan hebben op de aarde. Helaas mijn vriend, nu is onze liefde veranderd in haat, in droefheid en strengheid: onze vreugden en solaas in tranen en in wenen, ons geluk in ongeluk. Helaas mijn vriend, had gij uw eed niet vervalst en gebroken zo zou ik verlost zijn geweest uit alle penitentie en kwellingen en zou gehad hebben al mijn sacramenten en ik zou geleefd hebben de natuurlijke loop als een natuurlijke vrouwe: en zou een natuurlijke dood gestorven hebben en mijn lichaem zou begraven zijn geweest in onze vrouwe kerk van Lusigne: nu ben ik vanwege u verstoten in de donkere penitencie die ik nu zal moeten dragen tot de jongste dag toe. Ik bid god dat hij het u vergeven wil. Toen bedreef zij zo’n grote droefheid dat het deerlijk was om te zien.

Hoe raymondyn van groter ongenuechten te bedde lach. ende hoe melusine haer testament besettede; ende hoe sy grote droefheyt bedreven eer sy schieden ende alle die daer bi waren

Hoe Raymond van groot ongenoegen te bed lag en hoe Melusine haar testament maakte; en hoe zij grote droefheid bedreef eer zij scheidde en allen die daarbij waren.

Als raymondijn dit hoirde ende sach en conste hi hem niet langer onthouden van grote rouwe: maer hi viel in onmacht van hem selven daer hi bleef liggende op tbedde een lange wile. Doen hi weder tot hem selven ghecomen was viel hi neder op syn knyen voer melusinen segghende aldus. o myn vrouwe mijn lief mijn vruecht ende mijn eere Ic bidde u doer gods lyden dat ghij mi dit vergheven wilt Melusine siende dat hem die tranen soe overvloedelicken uten oogen schoten dat hem den bozeem nat wart, seyde: myn lieve vrient die misdaet wille u god vergheven die almachtich is ende een fonteyne der barmerticheyt. ic vergeeft u gherne. maer ic en mach bi u niet bliven want ten is gods wille niet. mz desen nam hyse op in syn armen ende custen malckanderen so deerlicken datse beide in onmacht ter aerden vielen. Daer was groten rouwe bedreven van den ghene die daer bi waren om haer scheydens wille Doen quam melusine corts daer na tot haer selven. ende seyde tot raymondijn ende den heren die daer waren aldus. Weet mijn lieve vrient dz ic hier niet langer blivenen mach met u. want ten is gods wille niet om der misdaet wille van u. ende daerom wille ic u seggen voer alle dit volc. dat na u raymondyn en sal nemmermeer man dit lant in sulcken vrede houden als ghyt gehouden hebt. ende u erfghenamen sullen na u doot vele te doen hebben. die sommige sullen vervallen van harer eren overmits harer dwaesheit. maer u sal ic helpen in uwen node alle u leefdage lanc. ende en iaecht godefroyt uwen zone niet wech van u want hij sal een vroem man wesen. Wi hebben sprack sy voert ij. kinderen. daer af doutste heetet raimonnet noch gheen iij. iaren oud synde. ende diederic die noch geen ij. iaren oudt en is. doet se wel bewaren ic salder oec toe sien, nochtans en sult ghi mi nemmermeer meer sien in wijflicker figueren na dat ic van hier ghescheyden sal syn Ic wille dat u iongste sone diederic heere sy van pertinay. van vernon ende van daer omtrent tot der havene van rochellen toe. ende raymonnet sal wesen greve van foretz Doen riep sy raymondinen over deen side ende de meeste heren vanden lande ende seide hem aldus Siet ghi heeren. ic bevele u allen dat ghi horrible onsen sone die iij. ooghen heeft dooden wilt also gheringe als ic van hier vertrocken ben. want inder waerheyt eest dat ghys niet en doet hi sal vele quaets doen. als dz hi vernielen sal alle tghene dz ic ghemaect hebbe ende nemmermeer en sal hier omtrent orloge ghebreken in deser contreyen Sy beloefdent haer te doene Raymondyn bat haer dat sy bliven soude: ende dat syen niet al onteeren en soude Sy antwoerde dat sys niet doen en mochte. nochtans eest mi leet sprac sy. want het sceiden van u is mi zwaerder dan het u is. het moet dus wesen want het gods wille is. ende hier na nam syen in haer armen ende custen seggende Adieu mijn herte mijn vruecht ende mijn vrient. also lange als ghi leeft sal ic in u gheneuchte ende solaes hebben. hoe wel ghi mi nemmermeer in wijfliker figueren sien en sult Met dien sprac sy op een veinstere die haer wtsien hadde ten velde waert inne ter syden van lusignen, also lichtelicken oft sy ghevlogen hadde

Toen Raymond dit hoorde en zag kon hij zich niet langer onthouden van grote rouw: maar hij viel in onmacht van zichzelf daar hij bleef liggen op het bed een lange tijd. Toen hij weer tot zichzelf gekomen was viel hij neer op zijn knien voor Melusine en zei aldus. O mijn vrouwe, mijn lief, mijn vreugde en mijn eer. Ik bid u door Gods lijden dat gij mij dit vergeven wil. Melusine die zag dat hem de tranen zo overvloedig uit de ogen schoten dat hem de boezem nat werd zei: mijn lieve vriend, die misdaad wil u god vergeven die almachtig is en een bron der barmhartigheid. Ik vergeef het u graag, maar ik mag bij u niet blijven want het is Gods wil niet. Hiermee nam hij haar op in zijn armen en ze kusten elkaar zo deerlijk zodat ze beiden in onmacht ter aarden vielen. Daar was grote rouw bedreven van diegene die daarbij waren vanwege hun scheiden. Toen kwam Melusine gauw daarna tot zichzelf en zei tot Raymond en de heren die daar waren aldus. Weet mijn lieve vriend, dat ik hier niet langer blijven mag met u, want het is Gods wil niet vanwege de misdaad van u en daarom wil ik u zeggen voor al dit volk dat na u Raymond zal nimmermeer een man dit land in zulke vrede houden als gij het gehouden hebt en uw erfgenamen zullen na uw dood veel te doen hebben. Sommige zullen vervallen van hun eren overmits hun dwaasheid. Maar u zal ik helpen in uw nood al uw levensdagen lang. En jaag Godfried, uw zoon, niet weg van u want hij zal een vrome man worden. We hebben, sprak zij voort, 2 kinderen waarvan de oudste heet Raimonnet die noch geen 3 jaren oud is en Diederik die noch geen 2 j iaren oud is. Laat ze goed bewaren en ik zal er ook op toe zien, nochtans zal gij mij nimmermeer meer zien in vrouwelijke vorm na dat ik van hier gescheiden zal zijn. Ik wil dat uw jongste zoon Diederik heer is van Perpignan, van Vernon en vandaar omtrent tot de haven van Rochelle toe. Raimonnet zal wezen graaf van Foret. Toen riep zij Raymond aan de ene zijde en de grootste heren van het land en zei hen aldus. Ziet gij heren, ik beveel u allen dat gij Horrible, onze zoon die 3 ogen heeft, doden wil alzo gauw als ik van hier vertrokken ben. Want in de waarheid is het dat gij het niet doet, hij zal veel kwaads doen als dat hij vernielen zal al hetgene dat ik gemaakt heb en nimmermeer zal het hier omtrent aan oorlog ontbreken in deze contreien. Zij beloofden het haar te doen. Raymond bad haar dat zij blijven wilde en dat ze zich niet geheel onteren zou. Zij antwoorde dat ze het niet doen mocht. Nochtans is het me leed, sprak ze, want het scheiden van u is mij zwaarder dan het u is. Het moet aldus wezen want het is Gods wil en hierna nam ze hem in haar armen en kuste hem en zei. Adieu mijn hart, mijn vreugde en mijn vriend. Alzo lang als gij leeft zal ik in u genoegen en solaas hebben. Hoewel gij mij nimmermeer in vrouwelijke vorm zien zal. Met dien sprong zij op een venster die zijn uitzicht had ten veld waart in ter zijde van Lusigne, alzo licht of zij gevlogen had.

Hoe melusine met grote iammer wech vloech daert raymondyn ende meer anderen sagen.

Hoe Melusine met grote droefheid weg vloog daar het Raymond en meer anderen zagen.

Doen melusine opter venstren stont nam sy orlof aen hem allen al weenende. ende sprack tot raymondijn aldus. Siet mijn lieve vrient hier syn twee gouden ringen. daer af dat het ghesteente van sulcker machten. alsoe langhe als ghij oft uwe oorye na u daer af enen hebt soe en suldi in gheenen velde oft stryde vervallen oft verslaghen worden op dat uwe sake recht veerdich sij. noch oeck dieghene diese over hem hebben en sullen van gheenre wapenen sterven Doen hi die van haer ontfanghen hadde begonst sy te suchtene ende groot mesbaer te makennen. ende oversiende die plaetse sprac sy aldus O suete plaetse ende contreye ick hebbe in u so vele recreacien ende solaes ghehadt. alle mijn gheluc van deser werelt is hier geweest. hadde god verhoedt dz ic doch aldus niet verraden ende hadde geworden Helazen men heeft mi vrouwe geheeten ende alle dz ick beval dat was gedaen. nu en sal ick niet meer verselscapt worden mz ioncfrouwen. mer sal in groter pinen ende tormenten wesen tot den ioncsten daghe toe Alle die gene die mij noemden haddens vruecht als sy mi saghen. maer nu voerdaen sullense hem van mi ververen. ende die vruechde die ic plech te hebben sullen nu wesen tranen ende triibulacien ende zware penitencie. ende doen riep sy. adyeu allegader. ic bidde u oetmoedelicken dat ghi onser here voir my bidden wilt dz hi mi penitencie verlichten wille Niet te min ic wille dz ghij weet wie dat ic ben. ende wie mijn vader is gheweest. om datmen mynen kinderen niet en verwyte datse kinderen syn van eenen serpente oft van eenre alvinnen Ic ben coninc elinas dochter van albanien ende van pryssigne synre coningen. ende wi syn onser iij. gesusteren. die voersien ende geordineert syn in zwaerder penitencien te wesene. vanden welcke ic u niet meer gesegghen en kan noch en wille Voert soe beval sy raymondijn dz hi niet en vergate te doen met horyble so sy hem gesyt hadde ende insgelycs vanden ij. ioncste kinderen Met dien so versuchte sy ende spranc in de locht. ende verkeerder haer in eenen serpent seer groot ende lanc wel xv. voeten. daer bleef in den steen geprent staen die forme van haren voeten dair sy af schiet ende staet daer noch Doen dreven sy alle grooten rouwe die dair bi waren,ende besondere raymondijn boven al Doen liepen sy alle ter venstere om te besiene waer sy haren wech nemen soude. ende doen sy soo verkeert was passeerde si drie reysen voer die venstere ende telcker reysen gaf sy eenen creet so groot dat syer alle om weenden van groter deernissen ende sy mercten wel datse niet gherne van daer en schiet Doen nam sy haren wech na lusignen toe mz groten gecrijsche ene tempeeste

Melusine en vloech nz so hoege die lieden en sagense wel. ende men hoirdese wel een myle verre. Als sy aldus al karmende te lusignen quam omringheldese die borch drie reysen. ende mz dien viel sy neder onversient op den torre dz posternen met sulcken tempeeste dat den lieden dier inne waren dochte dat den gheheelen torre verzanck. ende dz alle die steenen boven int gehemelte tegen malckanderen sprongen Ende terstont verloren syse van daer datse noyt en wisten waer sy bleef Eensgancs quamen daer liede van raymondijns weghen om na haer te vernemen. den welcke geseyt wardt hoe sy dair geweest hadde in alsulcker manieren Als die lieden dat raymondijnen so overbracht hadden doen begonst raymondijn weder te kermen ende te clagen Ende als die tijnghe onder alle tvolck ghecomen was dreven sy alle groten rouwe ende beclaechden se iammerlicken. want sy hadden hem allen vele deuchden ghedaen Ende doen begonst men in alle die abdyen ende kercken die sy hadde doen stichten vigilien ende wtvaerden te doene. ende voer haer devotelick te bidden

Toen Melusine op het venster stond nam zij verlof aan hen allen al wenende en sprak tot Raymond aldus. Ziet mijn lieve vriend, hier zijn twee gouden ringen waarvan het gesteente van zulke machten zijn alzo lang als gij of uw erfgenaam na u daarvan een hebt zo zal je in geen veld of strijd vervallen of verslagen worden, opdat uw zaak rechtvaardig is. Noch ook diegene dieze over zich hebben zullen van geen wapenen sterven. Toen hij die van haar ontvangen had begon zij te zuchten en groot misbaar te maken en overzag die plaats en sprak zij aldus. O lieve plaats en gebied, ik heb in u zo veel recreatie en solaas gehad, al mijn geluk van deze wereld is hier geweest. Had god het verhoed dat ik toch aldus niet verraden was geworden. Helaas, men heeft mij vrouwe geheten en alles dat ik beval dat was gedaan. Nu zal ik niet meer vergezelschapt worden met jonkfrouwen, maar zal in grote pijnen en kwellingen wezen tot de jongste dag toe. Al diegene die mij noemden hadden vreugde als zij mij zagen. Maar nu voortaan zullen ze zich van mij bang worden en de vreugde die ik plag te hebben zullen nu wezen tranen en kwelling en zware penitentie. En toen riep ze, adieu allemaal, ik bid u ootmoedig dat gij onze heer voor mij bidden wil dat hij mijn penitentie verlichten wil. Niettemin, ik wil dat gij weet wie dat ik ben en wie mijn vader is geweest omdat men mijn kinderen niet verwijt dat ze kinderen zijn van een serpent of van een elf. Ik ben koning Elinas dochter van Albion en van Prisine, zijn koningin en we zijn van ons 3 zusters die voorzien en geordineerd zijn in zware penitentie te wezen. Van waar ik u niet meer zeggen kan, noch wil. Voort zo beval zij Raymond dat hij niet vergat te doen met Horrible zo ze hem gezegd had en insgelijks van de 2 jongste kinderen. Met dien zo verzuchte zij en sprong in de lucht en veranderde zich in een serpent zeer groot en lang wel 15 voeten. Daar bleef in de steen geprent staan de vorm van haar voeten waarvan ze scheidde en staat daar noch. Toen dreven zij allen groten rouw die daarbij waren en vooral Raymond boven al. Toen liepen zij allen ter venster om te bezien waar zij haar weg nemen zou. Toen ze zo veranderd passeerde ze drie keer voor het venster en elke keer gaf zij een kreet zo groot dat ze er allen om weenden van grote deernis en zij merkten wel dat ze niet graag vandaar scheidde. Toen nam zij haar weg naar Lusigne toe met groot gekrijs en tempeest.

Melusine vloog niet zo hoog de lieden zagen haar wel en men hoorde haar wel een mijl ver. Toen zij aldus al kermend te Lusigne kwam omringde ze de burcht drie keer en met dien viel zij neer onvoorziens op de toren deuren met zo’n tempeest dat de lieden die er in waren dachten dat de gehele toren verzonk en dat alle stenen boven in het gehemelte tegen elkaar sprongen. En terstond verloren ze haar zodat ze nooit wisten waar zij bleef. Gelijk kwamen daar lieden vanwege Raymond om naar haar te vernemen die gezegd werden hoe zij daar geweest was in al zulke manieren. Toen de lieden dat Raymonden zo overgebracht hadden toen begon Raymond weer te kermen en te klagen. En toen die tijding onder al het volk gekomen was dreven zij allen grote rouw en beklaagden haar droevig want zij had hen allen vele deugden gedaan. En toen begon men in alle abdijen en kerken die zij had laten stichten vigilien en uitvaarten te doen en voor haar devoot te bidden.

Hoe raymondijn wt bevele van melusinen syne zone horrible verbrande in een camere.

Hoe Raymond uit bevel van Melusine zijn zoon Horrible verbrandde in een kamer.

NA desen quamen die baroenen vanden lande tot raymondyn ende seyden. heere wi sullen moeten doen met horrible uwen zone gelyc sy ons bevolen heeft Raymondijn consenteerdet. ende doen namen sy horrible met schonen woerden in een leghe caverne ende daer sloten sy hem inne. ende raymondyn hadde dair van te voren doen nat hoyt ende stroo inne steken van onder met subtylheit. ende dat al ghedaen synde so deder Raymondijn tvier inne steken ende daer wert horrible verbrant Ende als hi doot was vanden roocke des viers versmoert. so wert hi wt ghetrocken. ende syn lichaem dede raymondyn begraven in die abdye van der nieuwer kercken te poytiers. ghelijc sijnen staet toe behoorde

Hierna kwamen die baronnen van het land tot Raymond en zeiden. Heer we zullen moeten doen met Horrible, uw zoon, gelijk zij ons bevolen heeft. Raymond stemde het toe en toen namen ze Horrible met mooie woorden in een lege grot en daar sloten zij hem in. Raymond had daar van tevoren toen nat hooi en stro in gestoken van onder subtiel en toen dat al gedaan was zo liet Raymond er het vuur in steken en daar werd Horrible verbrand. En toen hij dood was van de rook van het vuur versmoord zo werd hij eruit getrokken en zijn lichaam liet Raymond begraven in de abdij van de nieuwe kerk te Poitiers gelijk zijn staat toe behoorde.

Hoe melusine haer kinderen noch na dat sy vertrocken was quaem besuecken ende zoeghen daert die voesters aen sagen

Hoe Melusine haar kinderen noch nadat zij vertrokken was kwam bezoeken en zoog daar het de voedsters aanzagen.

Hier na vertrac raymondyn te lusignen ende nam syn kinderen raymonnet ende diederic met hem. ende verloefde dz hi nemmermeer meer in die plaetse comen en soude daer hi syn wyf verloren hadde Melusine quam alle dage haer kinderen besuecken ende wermdese aen tvier ende dede hem haer ghemac na haer vermogen ende dit saghen die voesters wel. maer sy en dorsten een woert niet seggen. Dese twee kinderen groeyden meer in een weke, dan andere kinderen deden in eenre maent. des hem tvolc seer verwonderde Ende als raymondijn vanden voesters wiste dat melusine alle avonde quam haer kinderen besuecken soe verlichte hem synen rouwe hoepende dat hyse weder ghecryghen soude. maer dat was om niet want noyt en sach hyse in wyflicker formen dat datse verscheyde was, hoe wel nochtans datter vele andere gheweest syn diese ghesien hebben ghehadt. waerom dat noyt mensche raimondyn en sach lachen oft ghneuchte driven Ende oyt daer na hatede hy godefroy synen sone.

Hierna vertrok Raymond te Lusigne en nam zijn kinderen Raimonnet en Diederik met hem en beloofde dat hij nimmermeer in die plaats komen zou daar hij zijn wijf verloren had. Melusine kwam alle dagen haar kinderen bezoeken en warmde ze aan het vuur en deed hen hun gemak naar haar vermogen en dit zagen de voedsters wel, maer zij durfden geen woord te zeggen. Deze twee kinderen groeiden meer in een week dan andere kinderen deden in een maand, dus zich het volk zeer verwonderde. En toen Raymond van de voedsters wist dat Melusine alle avonden kwam haar kinderen bezoeken zo verlichtte hem zijn rouw en hoopte dat hij haar weer krijgen zou. Maar dat was om niet, want nooit zag hij haar in vrouwelijke vorm toen dat ze gescheiden was, hoewel nochtans dat er vele anderen geweest waren die haar gezien hadden gehad. Waarom dat nooit geen mens Raymond zag lachen of genoegen bedrijven. En ooit daarna haatte hij Godfried, zijn zoon.

Godefroy die reysde so lange met den ambassateurs tot datse quamen in noerthoboland Ende als die baroenen vanden lande syn comste vernamen ghinghen sy hem te gemoete ende ontfingenen seer erlicken seggende aldus O ridder van uwer coemsten hebben wi gode seer te dancken want sonder u en mogen wi niet verlost werden van desen gygant grymaut den moerdenare daer alle dlant bi bedorven es Godefroy vraechde. hoe sy wisten datse bi hem verlost souden worden Sij antwoerden Heere die vroede astrologyns hebben ons geseyt hoe grymaut de reuze niet sterven en mach dan bi uwen handen Ende wi weten dat voerwaer dat hyt wel weet. want eest dat ghi bi hem gaet ende segt he uwen name ghy en sulles so nauwe niet ghewachten connen hi en sal u niet ontgaen. Doen seyde godefroy totten baroenen. eest soe dat uwe astronomyns dat gheseyt hebben hi en sal mi niet ontgaen Doet mi leyden ter plaetsen daer ick hem vinden mach want ic beghere seer te sien Met dien deden sy hem twee ridders van dien lande dien daer leydden. Dese ij. ridders seyden tot malckanderen datse hem niet alte by comen ende wouden ende dat niet en geloofden dz godefroy tegens hem victorie soude moghen hebben Godefroy quam soe verre met desen ij. ridders datse saghen den berch van brumebelio Sy wijsden hem eenen witten voet pat die over den berch liep tot eenen groten boem toe. ende vraechden hem oft hi dien wel sach Hi antwoerde ia. Voerwaer heere seyden sy soe en kondy niet gemissen want onder dien boem coemt hi ghemeynlicken sitten om tvolc te verspieden die hier verbij lijden. ghi moecht darwarts gaen ghelievet u. want wi en dorren niet voerder gaen Godefroy antwoerde. ic sie wel hadde ic mi verlaten op uwe hulpe dat ic dese reyse missen soude Ghi segt waer seiden sy. want wi en dorvens niet bestaen Doen quamen sy aen den voete vanden berghe. ende dair trad godefroy vanden perde ende wapende hem seer wel nemende die lancie in die hant ende bad hemlieden dat sy hem daer verbeyden wouden ende besien hoet met hem vergaen soude

Godfried die reisde zo lang met de ambassadeurs totdat ze kwamen in Northumberland. En toen de baronnen van het land zijn komst vernamen gingen zij hem tegemoet en ontvingen hem zeer fatsoenlijk en zeiden aldus. O ridder, van uw komst hebben we god zeer te danken want zonder u mogen we niet verlost worden van deze gigant Grymaut, de moordenaar, daar al het land bij bedorven is. Godfried vroeg hoe zij wisten dat ze bij hem verlost zouden worden. Ze antwoorden. Heer die verstandige astrologen hebben ons gezegd hoe Grymaut, de reus, niet sterven mag dan bij uw handen. En we weten dat voorwaar dat hij het wel weet want is het dat gij bij hem gaat en zegt ge uw naam, gij zal u zo nauw niet wachten kunnen, hij zal u niet ontgaan. Toen zei Godfried tot de baronnen, is het zo dat uw astronomen dat gezegd hebben, hij zal mij niet ontgaan, laat me leiden ter plaatse daar ik hem vinden mag want ik begeer hem zeer te zien. Met dien lieten zij hem twee ridders van dat land daar leiden. Deze 2 ridders zeiden tot elkaar dat ze hem niet al te nabij komen wilden en dat ze niet geloofden dat Godfried tegen hem victorie zou mogen hebben. Godfried kwam zo ver met deze 2 ridders dat ze zagen de berg Brumebelio. Zij wezen hem een wit voetpad die over de berg liep tot een grote boom toe en vroegen hem of hij die wel zag. Hij antwoorde, ja. Voorwaar heer, zeiden zij, zo kan je het niet missen want onder die boom koet hij gewoonlijk zitten om het volk te bespieden die hier voorbijgaan. Gij mag derwaarts gaan gelieft het u, want wij durven niet verder te gaan. Godfried antwoorde, ik zie wel had ik mij verlaten op uw hulp dat ik deze keer missen zou. Gij zegt waar, zeiden ze, want wij durven het niet te bestaan. Toen kwamen zij aan de voet van de berg en daar steeg Godfried van het paard en wapende hem zeer goed en nam de lans in die hand en bad hen dat zij hem daar opwachten wilden en bezien hoe het met hem vergaan zou.

Hoe godefroy den gigant grymaut metter lancien ter neder rende

Hoe Godfried de gigant Grymaut met de lans ter neder velde.

Godefroy schiet doen van daer. ende clam den berch op tot dat hi by na aen den boem quam ende dat hi den reuze vernam die onder den boem gheseten was Die gigant verwonderde hem seere als hi godefroy vernam. hoe een ridder alleen so stout was tot hem te comen. hi dachte oftet yemand wesen mochte die met hem eenich bestant oft pays maken woude Met dien stont hi op ende nam eenen swaren stock in syn hant ende ghinc een weynich den berch neder godefroy te gemoet. roepende tot godefroy. wie hi ware die so koen was dat hi daer comen dorste. die u hier sende spac hi voert ende gaf om u leven niet vele Godefroy riep hem weder teghens. Du valsche tyrant ic ontsegge u. ende met dien stac hi syn paert met sporen vellende syn lancie ende reet hem op syn borst dat hi die beenen inder locht stac. ende also reet hi hem verbi. ende van anxste dz hi syn paert quetzen mochte. soe sat hi van synen paerde. ende bantet aen eenen boem

Godfried scheidde toen vandaar en klom de berg op totdat hij bijna aan de boom kwam en dat hij de reuz vernam die onder de boom gezeten was. De gigant verwonderde hem zeer toen hij Godfried vernam, hoe een ridder alleen zo stout was tot hem te komen. Hij dacht of het iemand wezen mocht die met hem enig bestand of vrede maken wilde. Met dien stond hij op en nam een zware stok in zijn hand en ging een weinig de berg neder Godfried tegemoet en riep tot Godfried wie hij was die zo koen was dat hij daar komen durfde. Die u hier zendt, sprak hij voort, gaf om uw leven niet veel. Godfried riep hem weer tegen. U valse tiran, ik ontzeg u. Met dien stak hij zijn paard met sporen en velde zijn lans en reedt hem op zijn borst zodat hij de benen in de lucht stak en alzo reedt hij hem voorbij en van angst dat hij zijn paard kwetsen mocht zo steeg hij af van zijn paard en bond het aan een boom.

Hoe godefroy den rueze bevacht metten zweerde

Hoe Godfried de reus bevocht met het zwaard.

Eensgancs trac hij sijn zweert ende werp die targie voir hem: want hi sach wel datter gheen wysheit en was dz hi des reuzen stock verwachten soude. Die gigant quaem hem doen tegens mer hi en wert godefroys niet gheware so gheringhe om dat hi soe cleyn bi hem was. ende als hi hem sach soe sprac hi. wie bistu die my also ter neder ghesteken hebste Godefroy antwoerde Ic ben godefroy metten groten tande raymondijns sone heere van lusignen Die gigant dz horende wart seer verslaghen van dier tijnghen: want hi wel wiste dat hi van niemants handen sterven en mochte dan vanden synen Niet te min hij antwoerde tot godefroy segghende aldus. nu kenne ick u ghenoech. ghi versloech anderdaechs mijne neve gwedon van guerende, hondert duyvelen brenghen u hier in dit lant Dat es warachtich sprac godefroy tot uwen behoeve. want van hier en scheyde ic nemmermeer voer der tyt dat ic u van ghelijcken gedaen hebbe Met dien hief de gigant dien stock op ende meynde godefroy te slane op synen helm. maer hi missede. also dz godefroy hem self geraecte met sinen sweerde op syn schouderen want hi aen thoot niet gereycken en konste ende sloech hem doer syn iacke wel een palm diepe in syn vleesch, soe dat hem dbloet ten enckelen wt rand Die gigant dz gevoelende riep mz luder stemmen. vermaledyt sy die smit die de lemmet ghesmeden heeft. want noyt en was ic gebloey laet mz wapenen hoe goet datse oec was Met dien hernam hi synen stoc weder ende meinde noch godefroy te slane op syn hoot. maer godefroy ontweec die slach, doende als die wyse want hadde hijem geraect na dz den stoc swaer was. hi hadde hem thooft ghemoertelt Met dien dz hy missede soe viel den stoc wel eenen voet diepe int daerde. ende al eer hi sinen slach verheffende conde so sloech hem godefroy met sinen zweerde op sinen arm dat hem den stoc wt der hant viel

Gelijk trok hij zijn zwaard en wierp zijn schild voor hem: want hij zag wel dat het geen wijsheid was dat hij de reus zijn stok opwachten zou. De gigant kwam hem toen tegen, maar werd Godfried niet gwaar zo gauw omdat hij zo klein bij hem vergeleken was. Toen hij hem zag zo sprak hij, wie bent u die me alzo ter neder gestoken hebt. Godfried antwoorde. Ik ben Godfried met de grote tand, de zoon van Raymond, heer van Lusigne. De gigant die dat hoorde werd zeer verslagen van die tijding: want hij wel wist dat hij van niemands handen sterven mocht dan van de zijne. Niettemin hij antwoorde tot Godfried en zei aldus. Nu ken ik u genoeg, gij versloeg de vroger mijn neef Gwedon van Gurande, honderd duivels brengen u hier in dit land. Dat is waarachtig, sprak Godfried. tot uw behoeven. Want van hier scheid ik nimmermeer voor de tijd dat ik u dergelijke gedaan heb. Met dien hief de gigant die stok op en meende Godfried te slaan op zijn helm. Maar hij miste alzo dat Godfried hem zelf raakte met zijn zwaard op zijn schouder, want hij kon aan het hoofd niet komen en sloeg hem door zijn jas wel een palm diep in zijn vlees, zodat hem het bloed ter enkel uit rende. De gigant die dat voelde riep met luide stem, vermaledijt is de smid die het lemmet gesmeden heeft, want nooit heb ik me bloeden laten met wapens, hoe goet dat ze ook was. Met dien hernam hij zijn stok weer en meende noch Godfried te slaan op zijn hoofd, maar Godfried ontweek die slag en deed als de wijze, want had hij hem geraakt naar dat de stok zwaar was, hij had hem het hoofd gemarteld. Met dien dat hij miste zo viel de stok wel een voet diep in de aarde en al eer hij zijn slag verheffen kon zo sloeg hem Godfried met zijn zwaard op zijn arm zodat hem de stok uit de hand viel.

Doen was die gygant droevich als hi synen stoc op daerde sach ligghen want hi en dorfste hem selven dair na niet neder buyghen om dien op te nemen. also dat hij godefroy toe schoet daeromme ende gaf hem eenen slach mz synre vuyst op syn herssenbecken dz het thoeft zwimelde ende dz hem selven die hand zwelde. ende dat hi selve ter neder viel vander swaerheit de slaechs Mits desen sloech hem godefroy mz sinen zweerde op syne dye also hert dat hi van eenen halven voet vleesch vanden brayen sloech mits dattet dmes van boven af scampte Als die gigant hem also sach gequetst, eersselde hi opwaerts ten berge toe. ende godefroy hem na metten zweerde. mer also gheringe alshi opten berch quam liet hi hem selven vallen in een hol dat hi daer wiste. Godefroy verwonderde hem seere hoe hi den gigant alsoe verloes. ende als hi aen tselve hol quam keeck hi van boven daerinne. ende het dochte hem wesen gelijc eender pypen van eenen schoersteen Doen keerde hi weder tsinen paerde waert ende reet den berch weder af tsynen lieden warts tot den tween ridderen den welcken groot wonder gaf dat sy godefroy saghen ghesont ende onghequetst. Ende daer was alreede een grote menichte van volcke ghecomen wt den lande die welcke hem vraechden oft hi den gigant ghesien hadde Daer op so antwoerde godefroy dat hi hem bevochten hadde ende dat hi in een hol ghevloden was. ende dat hi hem so overdweers ontdonckert was, ende dat hi niet en wiste wer hi gebleven was Sij vraechden hem voert oft hi den gigant synen name niet en hadde genoemt. hi antwoerde ia. Doen seyden sy so eest om niet dat ghi hem suect. Want hi doch wel weet dat hi van uwen handen sterven sal ende van niemant anders: Wel aen sprack godefroy. ic sallen wel vinden want ic weet wel waer omtrent dat hy inne is Dit hoorende lieden waren sy blide van deser niuemaren seggende dz godefroy die vroemste ridder vander werelt was

Des anderdaechs smergens vroech wapende hem godefroy ende trad op zijn paert ende reed weder den berch op dair hi thol vant ende sach dair inne. mer en sach niet meer dan in enen putte Bi mijnder trouwen sprac godefroy dese gigant is meerder dan ick ende hi es hierinne gheraect, so sal ick oeck my comer af dat mach. Met dien liet hi hem selven daer inne risen mz synder lancien ende passeerde doer eenen nauwen wech so lange dat hi van verre licht sach Doen sloech hi een cruys voer hem ende nam sinen wech darwarts Ende als hi int wijde quam vant hi een seer rijckelicke camere daer vele costelichende ende gulden kandelaers in waren ende seer vele licht, dat daer alsoe claer was oftet dach gheweest ware Ende int middel van deser cameren vant hi een die rijckelijxte tombe van goude ende van costelijcken ghesteynte die hi oyt ghesien hadde. ende daer op stont die figuere van eenen riddere seer wonderlicken groot, die teynde syn hoot hadde een rijcelicken crone met costelicken ghesteynte. ende niet verre van daer lach een albastren coninginne seer rijckelicken ghecroont die in haer hant hielt een tafele daer inne dat aldus gescreven stont Hier leyt mijn man die edele coninc elynas van albanien ende verclaerde alle die manieren waerom ende hoe dat hi daer gheleyt was Ende sprac oec van synen drie dochteren te weten van melusinen van palestinen ende van melior, ende hoe dat die ghepinicht waren om deswille datse haren vader dair inne besloten hadden ende sprac voert hoe die gigant dair ghestelt was geweest om die plaetse te bewaren tot dat hi ter neder gheworpen soude worden by der ooryen van eenigen vanden gheslachte vanden selven drie dochteren Ende verhaelde dit al int langhe ghelijc dat hier voren int capittel van coninc elynas verclaert is Over dit te besiene was godefroy een lange wyle. maer noch en wist hi niet dat hi vander afcomsten was van coninc elynas ende van prysignen synre huysvrouwen Ende als hyt al genoech besien hadde schiet hi van daer ende nam sinen wech doer een doncker plaetse daer hi hem selven weder op tvelt vant Daer sach hi rechtsvoer hem eenen viercanten torre. ende keerde ende wende hem so lange dat hi de poerte vant die achter open stont. ende die valbrugghe neder geslaghen Hi ghinc daerinne ende vant inder zalen een yzeren traelgie. daer bi dz wel hondert mannen ghesloten waren vandaer omtrent uten lande. die die gygant ghevanghen hadde ghehouden Sij verwonderden hem zeere om dat sy godefroy daer sagen ende seyden tot hem aldus O heere pijnt u gheringhe van hier. want die gigant sal hier terstont wesen: ende al waert ghij uwer hondert meer dan ghi syt ghi waerter al om doot Godefroy antwoerde. Mijn lieve heeren ic en ben hier niet ghecomen anders dan om hem te vinden. Het ware groote sotheyt van mi hier te comen van soe verre om soe gheringe weder te keerene Met desen woerden quam die gygant voert die van slapens quam. ende also gering als hijen sach. soe kende hijem ende dachte wel dat syn doot nakende ende was seer verslagen. ende eensgancs schoet hi een camer die hi open sach ende trac die dore na hem

Toen was die gigant droevig toen hij zijn stok op de aarde zag liggen want hij durfde zichzelf daarnaar niet neer te buigen om die op te nemen. Alzo dat hij daarom Godfried toe schoot en gaf hem een slag met zijn vuist op zijn hersenbekken dat zijn hoofd zwijmelde en dat hij zelf de hand zwelde en dat hij zelf ter neder viel van de zwaarte van de slag. Mits deze sloeg hem Godfried met zijn zwaard op zijn dij alzo hard dat hij van een halve voet vlees van de zenuwen sloeg mits dat het het mes van boven afschampte. Toen de gigant hem alzo zag gekwetst vluchtte hij omhoog ten berg toe en Godfried hem na met het zwaard. Maar alzo gauw als hij op de berg kwam liet hij zichzelf vallen in een hol dat hij daar wist. Godfried verwonderde hem zeer hoe hij de gigant alzo verloor en toen hij aan dat hol kwam keek hij van boven daarin en het leek hem te wezen gelijk een pijp van een schoorsteen. Toen keerde hij weer tot zijn paard waart en reedt de berg weer af tot zijn lieden waart tot de twee ridders die het groot wonder gaf dat zij Godfried gezond en zonder kwetsing zagen.. En daar was alreeds een grote menigte van volk gekomen uit dat land die hem vroegen oft hij de gigant gezien had. Daarop zo antwoorde Godfried dat hij hem bevochten had en dat hij in een hol gevlogen was en dat het hem zo overdwars verdonkerd was en dat hij niet wist waar hij gebleven was. Zij vroegen hem voort of hij de gigant zijn naam niet had genoemd. Hij antwoorde, ja. Toen zeiden zij, zo is het om niet dat gij hem zoekt want hij toch wel weet dat hij van uw handen sterven zal en van niemand anders: Wel aan, sprak Godfried, ik zal hem wel vinden want ik weet wel waar omtrent dat hij in is. Dit hoorden de lieden en waren zij blijde van dit nieuw en zeiden dat Godfried de dapperste ridder van de wereld was.

De volgende dag ճ morgens vroeg wapende zich Godfried en steeg op zijn paard en reed weer de berg op daar hij het hol vond en zag daarin, maar zag niets meer dan in een put. Bij mijn trouw, sprak Godfried, deze gigant is groter dan ik en hij is hierin geraakt, zo zal ik ook er komen als dat mag. Met dien liet hij zichzelf daarin zakken met zijn lans en passeerde door een nauwe weg zo lang dat hij van verre licht zag. Toen sloeg hij een kruis voor hem en nam zijn weg derwaarts. En toen hij in het wijde kwam vond hij een zeer rijke kamer waar vele kostbare en gulden kandelaars in waren en zeer vele licht, zodat het daar alzo helder was of het dag geweest was. En in het midden van deze kamer vond hij een van de rijkste tombe van goud en van kostbare gesteenten die hij ooit gezien had en daarop stond de figuur van een ridder zeer wonderlijk groot die ten einde van zijn hoofd had een rijke kroon met kostbare gesteenten. Niet ver vandaar lag een albaster koningin zeer rijk gekroont die in haer hand hield een tafel waarin dat aldus geschreven stond. Hier ligt mijn man, de edele koning Elinas van Albion en verklaarde alle manieren waarom en hoe dat hij daar gelegd was. En sprak ook van zijn drie dochters, te weten van Melusine. van Palestine en van Melior, en hoe dat die gepijnigd waren omdat ze hun vader daarin besloten hadden en sprak voort hoe de gigant daar gesteld was geweest om die plaats te bewaren totdat hij ter neder geworpen zou worden bij de erfgenaam van enige van het geslacht van dezelfde drie dochters. En verhaalde dit al in het lang gelijk dat hier tevoren in het kapittel van koning Elinas verklaard is. Om dit te bezien was Godfried een lange tijd, maar noch wist hij niet dat hij van de afkomst was van koning Elinas en van Prisine, zijn huisvrouw. En toen hij het al genoeg gezien had zo scheidde hij vandaar en nam zijn weg door een donkere plaats daar hij zichzelf weer op het veld vond. Daar zag hij recht voer hem een vierkantige toren en keerde en wende hem zo lang dat hij de poort vond die achter open stontd en de valbrug neer geslagen. Hij ging daarin en vond in de zaal een ijzeren tralie waarin wel wel honderd mannen opgesloten waren vandaar omtrent uit het land die de gigant gevangen had gehouden. Ze verwonderden zich zeer omdat zij Godfried daar zagen en zeiden tot hem aldus. O heer, pijnt u gauw van hier, want de gigant zal hier terstond wezen: en al waren er van u honderd meer dan gij bent, gij was er al om dood. Godfried antwoorde. Mijn lieve heren, ik ben hier niet gekomen anders dan om hem te vinden. Het was grote zotheid van mij hier te komen van zo ver om zo gauw terug te keren. Met deze woorden kwam de gigant voort die van slapen kwam en alzo gauw hij hem zag zo herkende hij hem en dacht wel dat zijn dood naakte en was zeer verslagen en gelijk schoot hij in een kamer die hij open zag en trok die deur achter zich.

Hoe dat godefroy den selven gigant in een camere iaechde: ende hoe hij die camer op brack ende den rueze doot sloech

Hoe dat Godfried die gigant in een kamer joeg: en hoe hij die kamer open brak en de reus dood sloeg.

Godefroy was seere gram dz hijs in tijts niet achterhaelt en hadde eer hi die dore vander camere na hem toe ghetrocken hadde Maer so dat bi aventueren gheviel dat die gigant den slotele op die dore hadde vergheten, nam godefroy den slotel ende waende die dore open doen. maer hi en constes niet ghedoen. ende doen nam hi sinen voet ende liep op die dore so verveerlicken datse eer neder viel int middel van der cameren Doen schoet die gigant ter selver doren ute met eenen grooten hamere in de hant. ende gaf godefroy enen slach so groot op syn hoot dat hi zuyselbolde Als godefroy den slach ghevoelde stac hi hem met den zweerde int lijf tot aen tcruyse toe. Doen gaf de gigant enen creet so verveerdelicken lude dathet al droende datter omtrent was. ende also crytende sterf hi. Ende als die ghevangenen dat sagen riepen sy met luyder stemmen. o edel man ghebenedijt sy die ure dat ghi van moeder geboren waert. wi bidden u helpt ons van hier. want ghi hebt heden dit lant verlost vander meester onghevallicheyt daer oyt lieden inne waren Doen ginc godefroy den slotel suecken ende lietse allegader ute. ende wt synde vielen sy neder op haer knyen ende vraechden hem van waer dat hi quam Hi seyde hemlieden alle die ghelegentheyt. ende doen spraken sy dat in der waerheyt noyt man in CCCC. iaren tot dien dage toe so stout en was dei daer hadde dorren passeren dan ghi. overmits desen gigant ende syn voervaders die alle dit lant bedorven hebben. ende seyden hem voert hoe datse hem eenen anderen wtwech wysen souden. Ende godefroy danctese seere ende deilde hem lieden alle tgoet vanden torre

Godfried was zeer gram dat hij hem op tijd niet achterhaald had en eer hij de deur van de kamer naar zich toe getrokken had. Maar zo het bij avonturen geviel dat de gigant de sleutel op de deur had vergeten, nam Godfried de sleutel en waande de deur open te doen, maar hij kon het niet doen. Toen nam hij zijn voet en liep op die deur zo vervaarlijk dat ze gauw neer viel in het midden van de kamer. Toen schoot de gigant te zelfde deur uit met een grote hamer in de hand en gaf Godfried een slag zo groot op zijn hoofd dat hij suizelbolde. Toen Godfried de slag voelde stak hij hem met het zwaard in het lijf tot aan het kruis toe. Toen gaf de gigant een kreet zo veraarlijk luid dat alles dreunde dat er omtrent was en alzo krijsende stierf hij. En toen de gevangenen dat zagen riepen zij met luide stemmen. O edele man, gezegend is het uur dat gij van een moeder geboren was. Wij bidden u help ons van hier, want gij hebt heden dit land verlost van de grootste ongevalligheid waar we ooit waren. Toen ging Godfried de sleutel zoeken en liet ze allemaal uit en toen ze er uit waren vielen zij neer op hun knieën en vroegen hem vanwaar dat hij kwam. Hij zei hen al de gelegendheid en toen spraken zij dat in de waarheid nooit een man in 400 jaren tot die dag toe zo stout was die daar had durven passeren dan gij, overmits deze gigant en zijn voorvaders al dit land bedorven hebben. En zeiden hem voort hoe dat ze hem een andere uitweg wijzen zouden. En Godfried dankte ze zeer en deelde hen alle het goed van de toren.

Hoe godefroy den gygant na dz hij hem gedoot hadde op een karre bant. ende voerden soe totten baroenen vanden lande ende tot den gemeynen volcke die hem seer verwonderden vander victorien. ende dancten gode

Hoe Godfried de gigant nadat hij hem gedood had op een kar bond en voerde hem zo tot de baronnen van het land en tot het gewone volk die zich zeer verwonderden van de victorie en dankten god.

Daer na leyden sy den rueze op een karre in den punt als hi was ende bondenem vaste dz hi niet en mocht af vallen: ende staken doen tvier al omme inden torren Als dat gedaen was brachten sy godefroy ter plaetsen daer hi syn paert ghelaten hadde. ende also reysden sy die valleye neder met allen den goede dair elkc syn deel af hadde. ende die karre dair de gigant op gebonden sadt brachten sy met vi. ossen tot datse quamen by die twee ridders de godefroy daer gheleydt hadden,ende daer waren oec ghecomen een groote menichte van edelingen ende vanden volcke van dien lande die allegader godefroy verwachtende. ende doen sy hem sagen comen: waren sy seer blide. ende wouden hem schencken vele grote presenten. mer hi en wouder gheene hebben. ende nam orlof van hemlieden Tvolck van dien landen den gigant siende verwonderden hem seer hoet godefroy had dorren bestaen

Godefroy reysde so langhe van daer tot dat hi quam te monionet in guerende daer hi blidelicken ontfanghen was. Opdie tijt was daer gecomen raymonnet syn broeder om hem te informere van syns vaders gramschap ende van den woirden die hi tot hem ghesproken hadde. ende vertelde hem voert van aen beginnne ten eynde hoe haer moeder wech ghescheyden was: ende hoe dat hair oem die oersake was van haers moeders vertrecke Ende datse tharen wech scheydenen seyde hoe datse coninc elinas dochter was Godefroy dit al ghehoort hebbende was seer droeve van syns moeders vertrecke ende van syns vader rouwe. ende begreep in hem selven dz alle die crancke aventuere oerspronck nam bi de grave van foretz sinen oem. ende daeromme zwoer hi dat hyt hem verghelden soude Hi dede doen synen broeder raymonnet ende syn thien ridders te paerde gaen. ende riden na foretz Hi hadde vernomen dat die grave syn oem op dat pas was in en fortressen die gelegen was op een roetze gheheten doen ter tijt Jalensi ende nu heetse marchellis die borch

Daarna legden ze de reusop een kar in het punt als hij was en bonden hem vast zodat hij er niet mocht af vallen: en staken toen het vuur alom in de toren. Toen dat gedaan was brachten zij Godfried ter plaatse daar hij zijn paard gelaten had en alzo reisden zij de vallei neer met al het goed daar elk zijn deel van had en de kar daar de gigant op gebonden zat brachten zij met 6 ossen totdat ze kwamen bij die twee ridders de Godfried daar gelegd had en daar waren ook gekomen een grote menigte van edelingen en van volk van dat land die allemaal Godfried opwachten en toen zij hem zagen komen waren zij zeer blijde en wilden hem schenken vele grote presenten. Maar hij wilde er geen hebben en nam verlof van hen. Toen het volk van dat land de gigant zagen verwonderden ze zich zeer hoe Godfried had durven bestaan.

Godfried reisde zo lang vandaar totdat hij kwam te Monionet in Gurande daar hij blijde ontvangen was. Op die tijd was daar gekomen Raimonnet, zijn broeder, om hem te informeren van zijn vaders gramschap en van de woorden die hij tot hem gesproken had en vertelde hem voort van af het begin tot het einde hoe hun moeder weg gescheiden: en hoe dat hun oom de oorzaak was van hun moeders vertrek. En dat ze bij haar weg scheiden zei hoe dat ze koning Elinas dochter was. Godfried die dit alles hoorde was zeer droevig van zijn moeders vertrek en van zijn vader rouw en begreep in zichzelf dat al die zwakke avonturen oorsprong namen bij de graaf van Foret, zijn oom. Daarom zwoer hij dat hij het hem vergelden zou. Hij liet toen zijn broeder Raimonnet en zijn tien ridders te paard gaan en rijden naar Foret. Hij had vernomen dat die graaf, zijn oom, op dat pas was in het fort die gelegen was op een rots geheten toendertijd Jalensi en nu heet het Marchellis die burcht.

Hoe dat godefroy synen oem doot sloech om dat hi doersake was van syns moeders vertrecke

Hoe dat Godfried zijn oom dood sloeg omdat hij de oorzaak was van zijn moeders vertrek.

Godefroy comende opt casteel ghinc van synen paerde inder zalen. dair hi den greve van foretz vant onder die baroenen. ende eensgants riep hy met luyder stemmen: ter doot ghy verradere. want doer u hebben wi verloren onse moeder Ende met dien trac hi syn zweert ende liep tot den grave die sijn felheyt wel kende. ende dair om koes hi eensgancs die dore vanden hoechsten torre ende liep daerwerts ende godefroy hem na. ende so iaechde hi hem van stagien te stagien tot dz hi int opperste vander torre quam ende siende dat hi hem niet ontvlienen en konste spranck hi op een venstre ende meynde van daer te springhen in een cleyn garyte om hem dair te salveren. maer hi missede den voet ende viel al tot beneden hem selven te bersten ende doot Godefroy die sachter na van boven ende sachen also liggen mismaect. Maer hi ende beclaechdes niet segghende. ligt daer valsch verradere, bij uwer gekoleryen hebbe ick mijn moeder verloren. ende nu hebt ghi u loen Doen quam hi wederom beneden in de zale ende daer en was gheen van sgreven lieden so stout die een woert segghen dorste. Hi bevel dat men terstont begraven soude ende syn wtvaert doen Ende hier na vertelde hi den baroenen vanden lande waeromme dat hij hem ghedoot hadde Die baroenen waren doen een weinich bat te vreden om des mesdaets wille vanden grave. Ende doen dede godefroy syne broedere raymonet hulden ende manscap doen die doen daerna greve van foretz was

Godfried die op het kasteel kwam ging van zijn paard in de zaal daar hij de graaf van Foret vondt onder de baronnen en gelijk riep hij met luide stem: ter dood, gij verrader, want door u hebben wij verloren onze moeder. En met dien trok hij zijn zwaard en liep tot de graaf die zijn felheid kende en daarom koos hij gelijk de deur van zijn hoogste toren en liep derwaarts en Godfried hem na. Zo ver joeg hij hem van etage tot etage totdat hij in het opperste van de toren kwam en zag dat hij hem niet ontkomen kon zo sprong hij op een venster en meende vandaar te springen in een klein gaatje om zich daar te redden. Maar hij miste de voet en viel al tot beneden zichzelf te barsten en dood. Godfried die keek ernaar van boven en zag hem alzo mismaakt liggen. Maar hij beklaagde hem niet en zei. Lig daar valse verrader, bij uw stokerijen heb ik mijn moeder verloren en nu hebt gij uw loon. Toen kwam hij wederom beneden in de zaal en daar was er geen van de graven lieden zo stout die een woord zeggen durfde. Hij beval dat men hem terstond begraven zou en zijn uitvaart doen. En hier na vertelde hij de baronnen van het land waarom dat hij hem gedood had. De baronnen waren toen een weinig beter tevreden vanwege de misdaad van de graaf. En toen liet Godfried zijn broeder Raimonnet hulde en manschap doen die toen daerna graaf van Foret was.

Hoe dat godefroy synen pays vercreech aen synen vader raymondijn

Hoe dat Godfried zijn vrede kreeg van zijn vader Raymond.

Dit was corts hier na raymondijn te weten gedaen die seer droevich was maer lichtelick verginc hem de rouwe om deswille dat syn broeder die oersake was dat hi syn huysvrouwe verloren hadde Ende seyde in hem selven: het en mach doch niet anders wesen. ic sie wel dat ic mz godefroy sal moeten versoenen eer hi mi meer scade doe Ende wt desen ontboet hi hem met diederic sinen zone dz hy bi hem te lusignen quamen Godefroy was sinen vader ghehoersam. ende also geringhe als hi sinen vader sach van verre viel hi hem te voeten ende bad hem genade seggende aldus. mijn lieve vader ic bidde u om ghenade. ic zwere ende geloeve u dat ic die abdye vele rijckelicker maken sal dan sy oyt was. ende sal daer x. monnicken meer inne setten ende funderen dan daer van te voren inne geweest hebben Raymondijn antwoerde. dat is al moghelic bi der hulpen gods. maer den dooden en kont ghi dleven niet weder ghegheven Niet te min ten mach niet anders syn. ende seide voert tot godefroy aldus Tis waer dat ic moet trecken pelgrimagien die ic schuldich ben. ic sal u laten het regiment van mijnen lande Ende oft bi aventuren god onse here synen wille met my dade so geve ic alle tlant Maer niet te min ic wille dat onderhouden worde tghene dat uwe moeder gheordineert heeft Sij heeft diedericken ghemaect ende toegheeychent partenay merment vouvant met haren toebehoirten al totter rochellen toe met den casteele aiglon ende daerom erve ick hem daer inne van stonden ane willende dat hy dz behoude Godefroy antwoerd. tis wel redene lieve vader dat hi dz hebbe Raymondijn maecte hem hier na ghereet met grote ghetale van volcke als van ridderen ende knechten ende nam met hem eenen grooten deel scats. ende godefroy ende diederick die gheleidene een grote wyl tijts. ende aldus ridende soe vertelde hem godefroy hoe hi inden gheberchte van brumbelio gevonden hadde die tombe vanden coninc elynas op vi. gouden columnen. ende vertelde hem voerts vanden rijcdomme van dier plaetsen ende vander coninghinnen prisignen die teynden op de voeten vanden coninc stont van witten albasteren ende vanden tafelken datse in haer hant hielt: in dwelcke ghecreven stont hoe dat haer drie dochteren ghepredestineert waren daer af onse moeder deen was al te mael vertellende tghene dat hier voer daer af ghescreven staet int begin van deser historien van coninc Elynas Raymondijn hoirde dat seer gherne. Ende hier na gaf hi sinen kinderen orlof. die al schreyende van hem schieden ende keerden wederom na lusignen Raymandijn gaf int wech scheyden van sinen kinderen diedericken synen sone den rinck die hem melusine ghegheven hadde doe si van hem schiet

Dit was kort hierna dat het Raymond te weten gedaan was die zeer droevig was, maar licht verging hem de rouw omdat zijn broeder de oorzaak was dat hij zijn huisvrouw verloren had. En zei in zichzelf: het mag toch niet anders wezen, ik zie wel dat ik met Godfried zal moeten verzoenen eer hij mij meer schade doet. En daarom ontbood hij bij hem Godfried, zijn zoon, dat hij bij hem te Lusigne kwam en Godfried was zijn vader gehoorzaam. Alzo gauw als hij zijn vader zag van verre viel hij hem te voeten en bad hem genade en zei aldus. Mijn lieve vader, ik bid u om genade, ik zweer en beloof u dat ik die abdij vele rijker maken zal dan zij ooit was en zal daar 10 monniken meer in zetten en funderen dan daarvan tevoren in geweest zijn. Raymond antwoorde, dat is al mogelijk met de hulp van god, maar de doden kan ge het leven niet terug geven. Niettemin, het mag niet anders zijn en zei voort tot Godfried aldus. Het is waar dat ik moet trekken pelgrimagie doen die ik schuldig ben. Ik zal u laten het regiment van mijn land. En of bij avonturen god onze heer zijn wil met me doet zo geef ik al het land. Maar niettemin, ik wil dat onderhouden wordt hetgene dat uw moeder geordineerd heeft. Zij heeft Diederik gemaakt en toegeëigend Perpignan, Mermont, Vouvant met hun toebehoren al tot Rochelle toe met het kasteel Aiglon en daarom erf ik het hem daarin van stonden aan en wil dat hij dat behoudt. Godfried antwoorde, het is wel reden, lieve vader dat hij dat heeft. Raymond maakte zich hierna gereed met groot getal van volk als van ridders en knechten en nam met hem een groot van de schat en Godfried en Diederik die geleidden hem een groot stuk tijd. Aldus rijdende zo vertelde hen Godfried hoe hij in het gebergte van Brumbelio gevonden had de tombe van de koning Elinas op 6 gouden zuilen en vertelde hen voorts van de rijkdom van die plaats en van de koningin Prissigne die ten einde van de voeten van de koning stond van wit albast en van het tafeltje dat ze in haar hand hield: waarin geschreven stond hoe dat haar drie dochters verdoemd waren waarvan onze moeder de ene was hemaal vertelde hetgene dat hiervoor daarvan gechreven staat in het begin van deze historie van koning Elinas. Raymond hoorde dat zeer graag. En hierna gaf hij zijn kinderen verlof die al schreiend van hem scheiden en keerden wederom naar Lusigne. Raymond gaf in het weg scheiden van zijn kinderen Diederik, zijn zoon, de ring die hem Melusine gegeven had toen ze van hem scheidde.

Hoe raymondijn te roomen quam bi den paeus daer hi hem biechtede. ende hoe dat hi daer nae heremijt wart.

Hoe Raymond te Rome kwam bij de paus daar hij zich biechte en hoe dat hij daarna heremiet werd.

Raymondijn ende syn geselscap reysden so lange tot datse quamen int geberchte van monionet. ende van daer reysen sy voert tot romen voer den heylighen vader den paus. den welcken hy dede die behoorlicke revenrencie. ende die paeus dede hem des ghelijcks als hi wisten dat het raymondijn was

Raymondijn biechte hem ende nam penitencie ane voer dat hi meyneedich gheworden was teghens synre huysvrouwen ende bleef dien dach by den heylighen vader den paeus eten. ende des anderdaegs ghinck hi die heylighe plaetsen besuecken. ende bleef dair wel acht daghen lanc eer hi al gedaen hadde dat hi doen woude Hier na so nam raymondyn orlof aen den paus segghende aldus heylighe vader ick en sie niet dat ic mijn leven voerdaen meer met genuechten sal konnen gheleiden. ende daerom heb ic in mi selven opgenomen dat ic my begeven wille in eenige heremitagie Die paeus vraechde hem doen waer hi devocie toe hadde te gane. Hi antwoerde hoe dat hi hadde hooren seggen van sommigen lieden dat te monserrat in arragoen een seer devoete plaetse was. heylighe vader sprac hi voert al daer heb ic ghedacht mi te begheven heremyt ende onse heer dair te bidden oetmoedelic dat hem wille gelieven eenichsints te verlichten mijnre huysvrouwen penitencie Myn lieve sone seide de paus metten heiligen geest moet ghi gaen Alle tgene dz ghi doet mz goeden wille sette ick u voer penitencie Met dien knielde hi neder ende cussede syn voeten. ende die paus gaf hem die benedictie Na desen tyt so schiet raymondijn van daer ende dede syn paerden zadelen ende alle syn ghewaden ghereyden. ende reet henen na thoulouzen. ende daer gaf hi alle syn lieden orlof. wt ghenomen synen capellaen ende clerc. ende betaelde mildelijcken van haren salares: ende screef vele brieven die hi al ghesloten zende godefroy ende den baroenen van den lande inhoudende hoe datse godefroy ontfanghen souden. ende hem manschap doen als een heere. Sij schieden van hem seer droevich. want hi en seide hemlieden noyt waer dat hi henen woude: maer hi was seer wel voersien van ghelde ende goede. ende reet henen tot dat hi te nerbonnen quam. daer comende dede hi maken een deel heremijts clederen ghelijck hem behoefde Daer na trac hi van daer ende quaem te pperpignen ende bleef dien dach daer Des anderdaechs so quam hy voert te funeres ende te agomie. ende van daer voert te barselonne. dait bleef hi drie daghen lanc ende besach die stadt al omme, die hem seer wel behaechde. ende den vierden dach soe quam hi te monserrat ende besocht daer die kercken seer devotelijcken ende horde daer den dienst gods Doen quam dieghene tot hem die de pelgrims te verwarende hadde ende vraechde raymondijnen oft hi dien dach daer bliven woude. hi antwoerde ia. Terstont waren syn paerden ghelogiert. ende hi wart in een schoen camere geleit Hier en binnen ghinc raymondijn besuecken die heremitagien. maer hi en quam maer tot der vijfster. want die plaetse was alsoe seer hooghe dat hijs niet wel gegaen en konste. ende alsoe bevant hi dat in die derde plaetse een heremijt ghebrack. want ten was niet langhe gheleden dat daer een inne ghestorven was Nu so suldi weten hoe dattet een costume was so wanneer daer een ghestorven was. ende dat binnen eenen sekeren tijde die daer toe stont een ander daer niet inne quam om te bewonen. dz die naeste over die nederste side daer moet comen woenen. ende in syn stede moet comen die ghene die beneden hem naest is. alsoe dat die benedenste stede naest den lande ledich blyft tot dat dair iemant inne comt die wt devocien beroert is Ende die redenen van dier permutacien was dz die nederste die op halen soude ende nemen dair af syn nootdorst die dach. ende van daer haeldense dander voert naest hem boven Raimondijn onder vraechde so vele na haer wesen dat syn devocie wies so langer so meerder om hem daer te beghevene Hi nam doen orlof vanden heremyte ende quam beneden vragende na den abt. ende hem wart gheantwoerdt hoe dz hij beneden was int dorp gheheeten culbaston dat der abdyen toe behoort Hi bad datmen hem daer leyden wouden bi den abt. dwelc so ghedaen wert ende hi ghinc met eenen knecht van dair binnen. ende ghingen den berch af geheeten de falize die seer styl is Als sy den prioer ghevonden hadden soe wert raymondyn van hen blidelijcken ontfangen Doen vertelde hem raymondijn syn devocie. ende hoe dz hem die plaetse seer wel ghenuechde De prioer aensiende het wesen van raimondijn ende dat hi scheen een man van state soe consenteerde hi hem syn begherte. des hem raymondijn seer bedancte Hi bleef alsdie dien dach ende nacht biden prioer. ende des anderen daegs clommen sy op in die abdije. al daer Raymondijn achter latende syn weretlike cleederen Den dienst wart doen ghesongen voer raymondijn. die welcke tsijne incomene offerde vele rijckerlijcke iuweelen ende costelicke steenen. Ende als den dienst ghedaen was ghinghen sy ter maeltijt. ende raymondijn dede doen draghen synen mebroeders den heremiten vander spysen. ende dede hemlieden kundigen syn comste, waer af sy gode dancten ende loefden, biddende dz hi raymondijn houden ende verstercken woude in synre devocie. ende alsoe bleef raymondijn in die abdije. ende des anderdaechs als die misse ghedaen was wart raymondijn geleidt tot aen den voet vanden berghe van falize Dair nam raymondijn orlof ende ghinc boven in de capelle. ende die cappellaen sanck hem alle dagen een misse des mergens. ende syn clerc halp hem syn getiden houden: ende alsoe begonst raymondyn te leydenen een heylich leven: waer af dat die tijnge doer alle trijcke van aragon ende cateloingnen gesprayt wart. ende over dese syde oec in langedoc, hoe dz te monserrrat ghecomen was een baenreheere die hem begeven hadde heremite. maer men en wist niet van wat contreyen dat hi was. ende oec en woude hys selve niet liden Hem quamen vele edele besuecken. die coninc van arragon selve met den hertoghen graven ende edelen vanden lande hem vraghende na sinen staet maer sy en mochtens van hem niet weten

Raymond en zijn gezelschap reisden zo lang totdat ze kwamen in het gebergte van Monionet en vandaar reisden zij voort tot Rome voor de heilige vader de paus hij deded de behoorlijke revenrentie en de paus deed hem desgelijks toen hij wist dat het Raymond was.

Raymond biechte zich en nam penitencie aan voor dat hij meinedig geworden was tegen zijn huisvrouw en bleef die dag bij de heilige vader de paus eten. De volgende dag ging hij de heilige plaatsen bezoeken en bleef daar wel acht dagen lang eer hij alles gedaan had dat hij doen wilde. Hierna zo nam Raymond verlof aan de paus en zei aldus, heilige vader, ik zie niet dat ik mijn leven voortaan meer met genoegen zal kunen leiden en daarom heb ik in mij zelf voorgenomen dat ik me begeven wil in enige hermitage. De paus vroeg hem toen waer hij devotie toe had te gaan. Hij antwoorde hoe dat hij had horen zeggen van sommige lieden dat te Monserrat in Aragon een zeer devote plaats was. Heilige vader, sprak hij voort, al daar heb ik gedacht mij te begeven heremiet en onze heer daar ootmoedig te bidden dat hem het wil gelieven enigszins te verlichten mijn huisvrouw penitentie. Mijn lieve zoon, zei de paus, met de heilige geest moet gij gaan. Al hetgene dat gij doet met goede wil zet ik u voor penitentie. Met dien knielde hij neer en kuste zijn voeten en de paus gaf hem de zegen. Hierna zo scheidde Raymond vandaar en liet zijn paarden zadelen en al zijn gewaden bereiden en reed henen naar Toulouse en daar gaf hij al zijn lieden verlof, uitgezonderd zijn kapelaan en klerk, en betaalde mild van hun salaris: en schreef vele brieven die hij al gesloten zond naar Godfried en de baronnen van het land en bevatte hoe dat ze Godfried ontvangen zouden en hem manschap doen als een heer. Ze scheiden van hem zeer droevig want hij zei hen nooit waar dat hij heen wilde: maar dat hij zeer goed voorzien was van geld en goed en reedt henen tot dat hij te Narbonne kwam. Toen hij daar kwam liet hij maken een deel heremiet kleren gelijk hem behoefde, Daarna trok hij vandaar en kwam te Perpignan en bleef die dag daar. De volgende dag zo kwam hij voort te Funeres en te Agomie en van daar voort te Barcelona. Daar bleef hij drie dagen lang en bezag die stad alom die hem zeer goed behaagde. De vierde dag zo kwam hij te Monserrat en bezocht daar de kerken zeer devoot en hoorde daar de dienst van god. Toen kwam diegene tot hem die de pelgrims te bewaren had en vroeg Raymond of hij die dag daar blijven wilde. Hij antwoorde, ja. Terstond waren zijn paarden gelogeerd en hij werd in een mooie kamer geleid.

Ondertussen ging Raymond bezoeken de hermitage, maar hij kwam maar tot de vijfde, want die plaats was alzo zeer hoog dat hij het niet goed begaan kon. Alzo vond hij dat in de derde plaats een heremiet ontbrak want het was niet lang geleden dat daar een in gestorven was. Nu zo zal je weten hoe dat het een gebruik was zo wanneer daar een gestorven was en dat binnen een zekere tijd die daartoe stond een ander daar niet in kwam om te bewonen. Dat de naaste aan de lagere zijde daar moet komen wonen en in zijn plaats moet komen diegene die beneden hem naast is. Alzo dat de benedenste plaats naast het land leeg blijft totdat dat iemand in komt die uit devotie bewogen is. En de redenen van die schikking was dat de nederste die zou ophalen en nemen daarvan zijn nooddruft voor die dag en vandaar haalden dan de andere voort naast hem boven. Raymond ondervroeg zo veel naar hun wezen dat zijn devotie hoe langer hoe meer groeide om zich daar te begeven. Hij nam toen verlof van de heremiet en kwam beneden vragen naar de abt en hem werd geantwoord hoe dat hij beneden was in het dorp geheten Culbaston dat aan de abdij toebehoort. Hij bad dat men hem daar leiden wilde bij de abt. Wat zo gedaan werd en hij ging met een knecht van daarbinnen en gingen de berg af geheten de Falize die zeer stijl is. Toen ze de prior gevonden hadden zo werd Raymond van hem blijde ontvangen. Toen vertelde hem Raymond zijn devotie en hoe dat hem die plaats zeer goed vergenoegde. De prior zag aan het wezen van Raymond en dat hij scheen een man van staat zo stemde hij hem toe zijn begeerte, dus hem Raymond zeer bedankte. Hij bleef al die die dag en nacht bij de prior en de volgende dag klommen zij op in de abdij al daar Raymond achterliet zijn wereldlijke kleren. De dienst werd toen gezongen voor Raymond die tot zijn inkomst offerde vele rijke juwelen en kostbare stenen. En toen de dienst gedaan was gingen zij ter maaltijd en Raymond liet toen dragen zijn mebroeders, den heremieten, van de spijzen en deed hen verkondigen zijn komst, waarvan zij god dankten en loofden, baden dat hij Raymond houden en versterken wilde in zijn devotie en alzo bleef Raymond in de abdij. De volgende dag toen de mis gedaan was werd Raymond geleid tot aan de voet van de berg van Falize. Daar nam Raymond verlof en ging boven in de kapel en de kapellaan zong hem alle dagen een mis Գ morgens en zijn klerk hielp hem zijn getijden houden: en alzo begon Raymond te leiden een heilig leven: waarvan de tijding door het hele rijk van Aragon en Catalonië verspreid werd. En aan deze zijde ook in Languedoc hoe dat te Montserrat gekomen was een baanderheer die zich begeven had als heremiet, maar men wist niet van wat contreien dat hij was en ook wilde hij het zelf niet belijden.

Hem kwamen vele edele bezoeken, de koning van Aragon zelf met de hertogen, graven en edelen van het land die hem vroegen naar zijn staat, maar zij mochten het van hem niet weten.

Raymondijns lieden na datse van hem ghescheiden waren so hier voer gheseyt es reden so lange datse quamen te lusignen. al daer sy godefroy vonden ende meer ander baroenen vanden lande. den welcken sy die brieven gaven die raymondijn hem ghesonden hadde: ende groettese seer van sinent wegen. Als sy die brieven ghelesen hadden spraken sy tot godefroy aldus. Heere in dien uwen vader niet en ghelieft ons langer te regeren. ende dz hi ons beveelt u manscap toe doene. siet wi syn alle bereet om dz te voeldoene Godefroy die danctse seere ende seide hoe hi ghereet was om hemlieden tontfangen. ende terstont deden hem alle die baroenen hulde ende manscap Die fame ghinc over alle tlant hoe raimondijn in allende vertrocken was van rouwen dz hy synen huysvrouwe verloren hadde. dies alle tvolc seer droevich was. want van godefroy en waren sy niet blyde om synre groter felheit wille. niet te min dat was te vergheefs want hi regeerdeses eer wel ende wijslicken.

Godefroy was seer droevich dz hy synen vader ende syne moeder also verloren hadde doer syn misdaet. aenghesien dat hem die ghene die van sinen vader ghekeert waren niet en wisten te segghen waer hi vervaren was. Syn consciencie begonst hem doen te wroegen hoe dat hi die monnicken ende die abdye van mailliers verbrant hadde ende froimont synen broeder mede sonder eenighe redene. ende dat hij doer die misdaet sinen vader ende synder moeder also vertorent hadde. ende daer na quam hem oec te voren van sinen oem vanden grave van foretz dien hi dede springhen van den groten torre van marchelles ende dooddem also. ende overleide voert waert dat hem god niet ghenadich en ware dat hi ware inden wech der verdoemenissen Mits desen gedachten ghinc hi in een camer bedrivende groten rouwe voer sine sonden seer bitterlicken Ende nam daer op dat hi wt devocien te romme trecken woude hem biechten tegens den heylige vader den paus. ende ontboet hier om diedericke synen broeder heere van pertenay dz hi tot hem quame. want hij hem lief hadde Als diederick te lusignen quam soe seyde godefroy hoe hi hem syn lant bevelen woude. want hy woude na romen trecken om hem te biechten teghens den paus. ende seyde voert hoe dz hi van daer woude gaen synen heer vader soecken. ende dz hij niet rusten en woude voer dz hi hem ghevonden hadde op dathet moghelic waren. Doen bad hem diederick dz hi hem liet mede reisen. mer godefroy ende woudes niet hebben Godefroy nam met hem een deel geselscaps ende goets. ende eenen knecht die te rome geweest hadde mz sinen vader: ende beval dien dat hi hem leyden soude tallen plaetsen daer syn vader geweest was ende dz sy logierden tallen steden dair syn vader gelogiert hadde

Raymondՠs lieden nadat ze van hem gescheiden waren, zo hiervoor gezegd, is reden zo lang dat ze kwamen te Lusigne al daar zij Godfried vonden en meer ander baronnen van het land die zij die brieven gaven die Raymond hem gezonden had: en groette ze zeer vanwege hem. Toen zij die brieven gelezen hadden spraken zij tot Godfried aldus. Heer, indien uw vader het niet gelieft ons langer te regeren en dat hij ons beveelt u manschap toe doen, ziet we zijn allen bereid om dat te voldoen. Godfried die dankte ze zeer en zei hoe hij gereed was om hen te ontvangen en terstond deden hem alle baronnen hulde en manschap. Die faam ging over al het land hoe Raymond in ellende vertrokken was van rouw dat hij zijn huisvrouw verloren had. Dus was al het volk zeer droevig want van Godfried waren zij niet blijde vanwege zijn grote felheid. Niettemin dat was tevergeefs want hij regeerde ze met zeer goeden wijs.

Godfried was zeer droevig datz hij zijn vader en zijn moeder alzo verloren had door zijn misdaad en aangezien dat hem diegene die van zijn vader gekeerd waren niet wisten te zeggen waar hij gegaan was. Zijn geweten begon hem toen te wroegen hoe dat hij die monniken en de abdij van Maillezais verbrand had en Fromont, zijn broeder, mede zonder enige reden en dat hij door die misdaad zijn vader en zijn moeder alzo vertoornd had en daarna kwam hem ook tevoren van zijn oom, de graaf van Foret, din hij liet springen van de grote toren van Marchellis en doodde hem alzo en overlegde voort was het dat hem god niet genadig was dat hij was in de weg der verdoemenis. Mits dezen gedachten ging hij in een kamer en bedreef grote rouw voor zijn zonden zeer bitter. En nam daarop dat hij uit devotie te Rome trekken wilde om zich te biechten tegen de heilige vader de paus. Hij ontbood hierom Diederik, zijn broeder, heer van Perpignan dat hij tot hem kwam want hij hem lief had. Toen Diederik te Lusigne kwam zo zei Godfried hoe hij hem zijn land bevelen wilde want hij wilde naar Rome trekken om te biechten tegen de paus en zei voort hoe dan hij vandaar wilde gaan zijn heer vader zoeken en dat hij niet rusten wilde voordat hij hem gevonden had, op dat het mogelijk was. Toen bad hem Diederik dat hij hem liet meereizen, maar Godfried wilde het niet hebben. Godfried nam met hem een deel gezelschap en goederen en een knecht die te Rome geweest was met zijn vader: en beval die dat hij hem leiden zou te alle plaatsen daar zijn vader geweest was en dat zij logeerden te alle plaatsen daar zijn vader gelogeerd had.

Hoe godefroy te romen hem biechtende tegens den paeus. ende hoe dat hi synen vader vant

Hoe Godfried te Rome zich biechtte tegen de paus en hoe dat hij zijn vader vond.

Als godefroy te romen ghecoemen was quam hi tot den heylighen vader den paus daer hi seer blidelyken ontfangen was. ende nae vele redenen die sy tsamen hadden soe biechtede hem godefroy seer devotelicken Ende so beval hem die paus voir syn penitencie dat hi weder op maken soude die abdije van mailliers ende dat hij die versien ende in renten begaven soude voer hondert ende xx. monnicken mz meer ander penitencien. daer al hier gheen mencie af ghemaect en wort Doen seyde godefroy tot den paeus hoe dat hi woude gaen reysen ende soecken synen vader. Die paeus antwoerde hem hoe dat hij dien vonden soude te monserrat in arragon. ende dat hem syn vadere gheseyt hadde tsynen vertreckene hoe dat hi hem daer woude gaen begeven heremite Met dien nam godefroy orlof van den paus ende cussende syn voeten. ende de paus gaf hem de benedictie Ende also schiet godefroy met sinen gesinne van daer. ende reysde so lange dat sy quamen te tholouzen,ende daer logeerde godefroy in de herberghe daer syn vader inne ghelogiert hadde Die knecht die godefroy met hem ghenomen hadde vraechde daer den weert oft hi niet en wiste waer raymondijn syn meester vervaren mocht wesen doen hij van daer schiet Die weert antwoerde dz hi den wech hielt nerbonne ende ende dat hijer niet anders af en wiste Als godefroy dz verstont seyde hi hoe dz dat niet en was den corsten wech na monserrat toe. maer overmits dat syn vader dien wech ghereys thaddde soe woude hi dien oeck reysen Sy quamen te nerbonnen ende gerecten weder te logeren int selve huys daer syn vader gelogiert hadde. ende ondervonden dat hy daer vele heremijts rocken gemaect hadde Godefroy schiet smergens van daer ende quam te perpignen. ende van daer te barsseloenen. ende nam daer den wech van monserrat Hi sende van daer syn paerden te culbastron ende ghinc in die abdye Als sy inder kercken waren so wert die knecht siende raymondijns capellaen Die capellaen viel godefroyt ten voeten ende hieten hoechliken willecome ende vertelde hem het goede leven dat syn vader leydde. ende hoe dat hij hem alle dage biechtede ende tsacrament ontfinck ende dat hi gheen dinghen en nuttede dat lijf ontfangen hadde. Doen vraechde hem godefroy waer syn vader was. die capellaen antwoirde hem hoe dat hi daer boven in de heremitagien was in die vierde plaetse maer dat hys dien dach niet sien en mochte voer des anderdaegs Heere sprac voert die capellaen ghi sult die hoechmisse hooren die men corts doen sal. ende daer en binnen sal ick u doen bereet maken uwe camer ende het eten tegens noene Mz dien schiet de capellaen van hem. ende godefroy ghinc die misse horen ende met hem wel x. ridders ende xx. ionckers die hi met hem ghebracht hadde Die monnicken van daer binnen vraechden den capellaen wie die grote duvel ware metten groten tande. Het schijnt een fel man te wesene. ende vraechden hem hoe hijen kende ende oft hi wt sinen lande ware Bi mijnre trouwen antwoerde de capellaen ia. tis godefroy mz den groten tanden van lusignen. een vanden besten ende vroemsten ridderen vander werelt: ende hi heeft vele lants. Sy vraechden oft hi dieghene was die den gigant dootsloech in guerende: ende den gigant in northobolant ende die de abdi ende alle de monnicken van mailliers verbrande. om deswille dat syn broeder hem dair in begeven hadde sonder synen orlof Die capellaen antwoerde ia Die monnicken seyden hoe sy anxt hadden dat hi gecomen ware al daer om hem eenich arch aen te doene Ick dencke mi te bergen sprac daer een dat hi my niet lichtelic vinden en sal Ten is niet also sprac die capellaen want hi is hier binnen dien hi lief heeft boven alle creaturen vander werelt ende daerom suldy u verbliden eer yet lanc van synder coemsten. mits desen so waren de monnicken te vreden Die van binnen vernemende godefroys comste waren seer blijde. ende ontboden den prioer die doen te culbaston was dz hi boven quame want godefroy metten grote tande daer gecomen was pelgrijmsche wyze met schonen geselscape De prioer quam terstont inder kercken ende vant godefroy inden choer daer hi die misse ghehoirt hadde. ende dede hem grote reverencie seggende hem hoe dathet alle tot sinen beste ware datter in het convent was Godefroy dancte hem des seere ende seyde hoe dat hi die plaetse seer beminde. ende datse bij hem noch by den synen niet verarghert en souden werden maer verbetert. Die prioer dancte hem seer: ende onder des so quam de capellaen ende seide hoe alle dingen bereet waren om te gaen eten Doen nam hi den prioer metter hant ende ghingen sitten: ende na den etene bleven sy coutende ende passeerden also den tyt tot den avonde

Toen Godfried te Rome gekomen was kwam hij tot de heilige vader de paus waar hij zeer blijde ontvangen was en na vele redenen die zij tezamen hadden zo biechte zich Godfried zeer devoot. En zo beval hem de paus voor zijn penitentie dat hij weer opmaken zou de abdij van Maillezais en dat hij die voorzien en in renten begaven zou voor 120 monniken met meer andere penitenties, daar al hier geen melding van gemaakt wordt. Toen zei Godfried tot de paus hoe dat hij wilde gaan reizen en zoeken zijn vader. De paus antwoorde hem hoe dat hij die vinden zou te Monserrat in Aragon en dat hem zijn vader gezegd had bij zijn vertrek hoe dat hij hem daar wilde gaan begeven als heremiet. Met dien nam Godfried verlof van de paus en kuste zijn voeten en de paus gaf hem de zegen. En alzo scheidde Godfried met zijn gezelschap vandaar en reisde zo lang dat zij kwamen te Toulouse en daar logeerde Godfried in de herberg daar zijn vader in gelogeerd had. De knecht die Godfried met hem genomen had vroeg daar de waard of hij niet wist waar Raymond, zijn meester, gegaan mocht wezen toen hij vandaar scheidde. De waard antwoorde dat hij de weg hield naar Narbonne en dat hij er niets anders van wist. Toen Godfried dat verstond zei hij hoe dat dit niet was de kortste weg naar Monserrat toe. Maar overmits dat zijn vader die weg gereisd had zo wilde hij die ook reizen. Zij kwamen te Narbonne en raakten weer te logeren in hetzelfde huis daar zijn vader gelogeerd had en ondervonden dat hij daaer vele heremieten rokken gemaakt had. Godfried scheidde Գ morgens van daar en kwam te Perpignan en van daar te Barcelona en nam daar de weg van Montserrat. Hij zond vandaar zijn paarden te Culbastron en ging in de abdij. Topen ze in de kerk waren zo zag de knecht Raymondՠs kapelaan. De kapelaan viel Godfried ten voeten en zei hem zeer welkom en vertelde hem het goede leven dat zijn vader leidde en hoe dat hij zich alle dagen biechte en het sacrament ontving en dat hij geen dingen nuttigde dat lijf ontvangen had. Toen vroeg hem Godfried waar zijn vader was. De kapelaan antwoorde hem hoe dat hij daar boven in de hermitage was in de vierde plaats maar dat hij hem die dag niet zien en mocht voor de volgende dag. Heer, sprak voort de kapelaan, gij zal de hoogmis horen die men gauw doen zal en ondertussen zal ik u laten gereed maken uw kamer en het eten tegen noen.

Met dien scheidde de kapelaan van hem en Godfried ging de mis horen en met hem wel 10 ridders en 20 jonkers die hij met hem gebracht had. Die monniken van daarbinnen vroegen de kapelaan wie die grote duivel was met de grote tand. Het schijnt een felle man te wezen en vroegen hem hoe hij hem kende en of hij uit zijn land was. Bij mijn trouw, antwoorde de kapelaan, ja, het is Godfried met de grote tand van Lusigne, een van de beste en dapperste ridders van de wereld: en hij heeft veel land. Zij vroegen of hij diegene was die de gigant dood sloeg in Gurande: en de gigant in Northumberland en de de abdij en alle monniken van Maillezais verbrande omdat zijn broeder zich daarin begeven had zonder zijn verlof. De kapelaan antwoorde, ja. De monniken zeiden hoe zij angst hadden dat hij gekomen was al daarom hen enig erg aan te doen. Ik denk mij te verbergen, sprak daar een, dat hij me niet licht vinden zal. Het is niet alzo, sprak de kapelaan, want hij is hier binnen die hij lief heeft boven alle creaturen van de wereld en daarom zal je u al gauw verblijden van zijn komst. Mits deze zo waren de monniken tevreden. Die van binnen vernamen Godfriedՠs komst en waren zeer blijde en ontboden de prior die toen te Culbaston was dat hij boven kwam want Godfried met de grote tand was daar gekomen op pelgrimachtige wijze met een mooi gezelschap. De prior kwam terstond in de kerk en vond Godfried in het koor daar hij de mis gehoord hadd en deed hem grote reverentie en zei hem hoe dat het alles tot zijn beste was dat er in het convent was. Godfried dankte hem dus zeer en zei hoe dat hij die plaats zeer beminde en dat het bij hem noch bij de zijne niet verergerd zou worden, maar verbeterd. De prior dankte hem zeer: en ondertussen zo kwam de kapelaan en zei hoe alle dingen gereed waren om te gaan eten. Toen nam hij de prior bij de hand en gingen zitten: en na het eten bleven zij kouten en passeerden alzo de tijd tot de avond.

Des anderdaegs smergens als godefroy op ghestaen was vant hij sijns vaders capellaen ende den prioer hem verwachtende. die welc hem geleydden misse hooren Ende als die misse gedaen was leydden sy hem voert opwaerts. ende doen nam godefroy orlof aen den prioer. Die welcke niet en meynde datter goddefroy iewers el om ghegaen hadde dan om die herimitagien te besiene want hi niet en wiste dat syn vader daer was Als sy dus omtrent xx. stappen opwaerts gheclommen en waren moeste sy hem rusten. ende alsoe voert van xx. stappen tot xx. stappen tot datse quamen ter derder herimitagien die lxxx. stappen hooghe lach ende meer. Raymondijns clerc was voer die vierde herimitagie daer raymondijn inne was ende verbeidde den capellaen Ende als hi van verre godefroy sach den capellaen volgen so liep hi terstont binnen der capellen daer raymondijn inne was ende seyde hem hoe syn sone daer quam Raymondijn verblijdde hem van dier tidinghe ende seyde. god hebbe dies lof willecome moet hi wesen Met dien so quam die capellaen in de capelle ende groette raymondijn sinen meester segghendde hem hoe dat godefroy syn sone daer voer der capellen was Raymondijn dit hoorende sprac tot ten capellaen dz hi godefroy seggen soude dz hys niet spreken en mochte voer der tyt dz hi syn misse gehoort hadde. Godefroy was des te vreden Die misse ghedaen synde biechte hem raymondijn ende ontfinc theylighe sacrament Hier en binnen besach godefroy tegen den berch over opwaerts, ende sach die drie ander oversprongen ende herimitagien die noch daer boven hem waren rechts op gaende. ende sach daer sinte machiels capelle die de vijfste herimitagie was. ende als hi nederwarts sach so gaeft hem groot wondere hoe dat emmermeer mensche hadde dorren begripen daer te woenen. want hem dochte dz die abdye ende de kercke maer cleyn capellekens en waren Doen riep die capellaen godefroyen ende also gheringe als godefroy dair binnen quam viel hi sinen vader neder ten voeten. ende groette hem eerweerdelicken. ende raymondyn greep hem op vander aerden ende cussende, ende ghingen daer doen tsamen sitten neder op een scabelle voer den outaer Ende daer vertelde godefroy sinen vadere hoe dat hi van roomen quam. ende dat hi hem teghens den paus gebiecht hadde, ende dat die paeus hem geseit hadde hoe dat hi hem te monserrat vinden soude. met noch vele meer andere redenen die sy tesamen hadden. Ten slote vander materien so bad godefroy sinen vader dat hi doch weder comen woude in syn lant Lieve sone sprack raimondijn dat en mach niet wesen want ic hebbe in my ghenomen dat ick mijn leefdaghe hier bliven wille. ende bidden voer uwen moeder, voer mi, ende voer u, dat u god beteren wille, ende alsoe bleef godefroy dien dach voert meer met sinen vader Des anderendaegs smerghens hoorde raymondijn misse ende stelde hem ghelijc hy ghewoenlic was van doene. ende daerna seyde hi tot godefroy Mijn lieve sone ghij moet van hier scheyden ende tot dinen lande waerts keeren. ende beval hem voert dz hi hem alle syn kinderen ende die baroenen seer groeten soude. Doen nam godefroy orlof aen sinen vader al weenende Ende als hij af quam ghinc hi in die abdie dair hi van den priore seer eerlicken ontfanghen wart; die welcke hem verwonderde waeromme dz godefroy so lange daer boven geweest was.

De volgende dag ‘s morgens toen als Godfried opgestaan was vond hij zijn vaders kapelaan en de prior die hem verwachten die hem geleidden om mis te horen. En toen de mis gedaan was leidden zij hem voort opwaarts en toen nam Godfried verlof aan de prior. Die niet meende dat Godfried ergens anders om gedaan was dan om de hermitage te bezien, want hij wist niet dat zijn vader daar was. Toen zij dus omtrent 20 stappen opwaarts geklommen waren moesten zij zich rusten en alzo voort van 20 stappen tot 20 stappen totdat ze kwamen ten derde hermitage die 80 stappen hoog lag en meer. Raymondՠs klerk was voor de vierde hermitage daar Raymond in was en wachtte op de kapelaan. En toen hij van verre Godfried zag de kapelaan volgen zo liep hij terstond binnen de kapel daar Raymond in was en zei hem hoe zijn zoon daar kwam. Raymond verblijdde zich van die tijding en zei. God heft dus lof, welkom moet hij wezen. Met dien zo kwam de kapelaan in de kapel en groette Raymond, zijn meester, en zei hem hoe dat Godfried, zijn zoon, daar voor de kapel was. Raymond die dit hoorde sprakt tot de kapelaan dat hij Godfried zeggen zou dat hij hem niet spreken mocht voor de tijd dat hij zijn mis gehoord had. Godfried was dus tevreden. Toen de mis gedaan was biechte zich Raymond en ontving het heilige sacrament. Ondertussen bezag Godfried tegenover de berg opwaarts en zag die drie ander oversprongen en hermitagies die noch daar boven hem waren recht opgaand en zag daar sint Michiels kapel die de vijfde hermitage was en toen hij nederwaarts zag zo gaf het hem groot wonder hoe dat immermeer een mens had durven begrijpen daar te wonen want het leek hem dat die abdij en de kerk maar kleine kapelletjes waren. Toen riep de kapelaan Godfried en en alzo gauw als Godfried daarbinnen kwam viel hij zijn vader neer ten voeten en groette hem eerwaardig. Raymond greep hem op van de aarde en kuste hem en gingen daar toen tezamen neer zitten op een voetbank voor het altaar. En daar vertelde Godfried zijn vader hoe dat hij van Rome kwam en dat hij zich bij de paus gebiecht had en dat die paus hem gezegd had hoe dat hij hem te Monserrat vinden zou, met noch veel meer andere redenen die zij tezamen hadden. Op het einde van de materie zo bad Godfried zijn vader dat hij toch weer komen wilde in zijn land. Lieve zoon, sprak Raymond dat mag niet wezen, want ik heb in mij voorgenomen dat ik mijn levensdagen hier blijven wil en bidden voor uw moeder, voor mij, en voor u, dat u god het verbeteren wil en alzo bleef Godfried die dag voort meer met zijn vader.

De volgende dag ‘s morgens hoorde Raymond mis en stelde hem gelijk hij gewooon was te doen en daerna zei hij tot Godfried. Mijn lieve zoon, gij moet van hier scheiden en tot uw land waart keren en beval hem voort dat hij hem al zijn kinderen en de baronnen zeer groeten zou. Toen nam Godfried verlof aan zijn vader al wenend. En toen hij er af kwam ging hij in de abdij daar hij van de prior zeer fatsoenlijk ontvangen werd; die hem verwonderde waarom dat Godfried zo lang daarboven geweest was.

Godefroy die schanc dair inder kercken vele rijckelicke ghiften ende iuweelen. ende nam daer na orlof aen den prioer ende den monnicken,ende die prioer gheleyde hem tot culbaston al daer hi snoenens mz hem bleef etende. ende daer seyde hem godefroy int heymelicken. hoe dz raymondijn syn vader was. ende bad hem daeromme dat hi doch synre gade woude slaen, want die kercke en salder niet ane verliesen. ende seide voert hoe dat hij hem alle iare eens soude comen besoecken. alsoe langhe als hi leven soude. Die prioer gheloefde hem dat alsoe te doen Na desen nam godefroy orlof ende trac te barsselonnen ende van daer soe reisde hi so langhe tot dat hi quam te lusignen daer hem diederic syn broeder ende die andere baroenen seer blidelicken ontfinghen Ende als si ter tafelen geseten waren so vertelde hi diedericken sinen broeder alle tghene dat hi van sinen vader ghesien ende ghehoort hadde Doen begonst diederic seer weemoedelic te weenen. want hy sinen vader utermaten seer lief hadde Godefroy dit siende seide aldus myn lieve broeder ghi moet paciencie hebben. wantter dus gods wille is ic wille gaen besuecken mijn ij. gebroeders in almangien;te weten coninc reinaut van bemen ende hertoghe anthonis van lutzenborch. maer ick en wille niet daerwaerts sonder eerst versien te wesene van volcke van wapenen. want darwarts ute is vele quaets volcs die die lieden berooven op de weghen Diederic seyde dat dat wel ghedaen ware. ende badt godefroy dat hi dlant liete den baroenen bewaren. ende datse tsamen trocken met hem nemende vijf hondert gewapender mannen. want hi hadde hooren seggen hoe daer grote orloghe was tusschen die van anssay ende die van oestrijc Brueder ghi segt wel sprack godefroy, bi aventueren anthonis onse broeder sal hem oec dier orloegen moeyen Als sy aldus haer ordinancie maecten soe quam metten selven Odon die grave vander marcke met godefroy spreken wel met lx. ghewapender mannen. want hi op dat pas orloeghe hadde teghens den grave van vandosme. ende raymonnet haer broeder die grave van foretz quam oec doen daer des selven daechs tsynen broedere waerts. also dat die feeste ende ghenuechte die dese gebroeders maecten seer groot was om dat sy tijnghe hadden van haren vadere ende sloten doen op dat pas dat sy hem alle tsamen souden trecken besuecken

Nu so is voert te weten hoe godefroy al eer hi hem sette op die reyse gheordineert hadde sekere lieden om die abdye van mailliers weder op te makene ghelyc hem die paus tot penitencien gheset hadde. ende bewees hemlieden waer sy ghelt vinden souden om die werclieden mede te betalene. ende stelde voert syn lant in goeder bewaernissen. ende also dede insghelycs syn broeder van sinen lande Ende als odon ende raymonnet saghen dat haer broeders ordineerden om haer twee andere broeders te besuecken in almaengien, soe seyden sy datse oeck mede wouden trecken. ende ontbonden haren volcke dat sy hem te ghemoete quamen te bonnneval Op die selve tijt waren die gebroeders wel sterc ij. duizent ghewapender mannen ende een duzent arbalastriers Ende hieromme als die grave van vandosme dese tijnge verhoerde meynde hi over waer dat si quamen om hem te verdriven uten lande. ende dat odon syne broeders over hem gheclaechthadde. waeromme hij wt ontsien van godefroy quam te bonneval hem selven in ghenaden ghevende. ende vergaf odon al dat hi hem oyt misdaen hadde. ende de grave dede odon hulde ende manschap vanden lande daer den twist omme was tusschen hem beyden. Na desen so trocken die vier gebroeders van bonneval ende quamen in champaignen met vele grooter heeren die hem daer toe voechden ende vernachten enen nacht op een riviere gheheten die meuze onder een fortresse geheeten het casteel van dures

Godfried die schonk daar in de kerk vele rijke giften en juwelen en nam daarna verlof van de prior en de monniken en de prior geleide hem tot Culbaston al daar hij tot de noen met hem bleef eten en daar zei hem Godfried in het heimelijke hoe dat Raymond zijn vader was en bad hem daarom dat hij hem toch gade wou slaan, want de kerk zal er niet aan verliezen en zei voort hoe dat hij hem alle jaren eens zou komen bezoeken alzo lang als hij leven zou. De prior beloofde hem dat alzo te doen. Hierna nam Godfried verlof en trok naar Barcelona en vandaar zo reisde hij zo lang totdat hij kwam te Lusigne daar hem Diederik, zijn broeder, en de andere baronnen hem zeer blijde ontvingen. En toen ze ter tafel gezeten waren zo vertelde hij Diederik, zijn broeder, al hetgene dat hij van zijn vader gezien en gehoord had. Toen begon Diederik zeer weemoedig te wenen want hij had zijn vader uitermate zeer lief. Godfried die dit zag zei aldus. Mijn lieve broeder, gij moet geduld hebben want het is Gods wil, ik wil gaan bezoeken mijn 2 gebroeders in Allemagne; te weten koning Reinout van Bohemen en hertog Anthonis van Luxemburg. Maar ik wil niet derwaarts zonder eerst voorzien te wezen van volk van wapenen, want derwaarts uit is veel kwaad volk die de lieden beroven op de wegen. Diederik zei dat dat goed gedaan was en bad Godfried dat hij het land liet de baronnen bewaren en dat ze tezamen trokken en met hen namen vijf honderd gewapende mannen. Want hij had horen zeggen hoe daar grote oorlog was tussen die van Ansay en die van Oostenrijk. Broeder, gij zegt goed, sprak Godfried, bij avonturen Anthonis, onze broeder, zal zich ook met die oorlog bemoeien. Toen ze aldus hun ordinantie maakten zo kwam gelijk Odon, de graaf vander Marcke, met Godfried spreken wel met 60 gewapende mannen. Want hij had in die tijd oorlog tegen de vgraaf van Vendme en Raimonnet, hun broeder, de graaf van Foret, kwam ook toen daar dezelfde dag tot zijn broeders waart alzo dat dit feest genoeglijk was die deze gebroeders maakten en zeer groot was om dat zij tijding hadden van hun vader en besloten toen op dat pas dat zij zich alle tezamen zouden trekken en hem bezoeken.

Nu zo is voort te weten hoe Godfried al eer hij zich op die reis zette geordineerd had zekere lieden om die abdij van Maillezais weer op te maken gelijk hem de paus tot penitentie gezet had en wees hen waar ze geld vinden zouden om de werklieden mee te betalen en stelde voort zijn land in goede bewaring en alzo deed insgelijks zijn broeder van zijn land. En toen Odon en Raimonnet zagen dat hun broeders ordineerden om hun twee andere broeders te bezoeken in Allemagne zo zeiden zij dat ze ook mee wilden trekken en ontboden hun volk dat zij hen tegemoet kwamen te Bonnneval. Op dezelfde tijd waren de gebroeders wel sterk 2 000 gewapende mannen en een duizend voetboogschutters. En hierom toen de graaf van Vendome deze tijding hoorde meende hij voor waar dat ze kwamen om hem te verdrijven uit het land en dat Odon, zijn broeders, over hem geklaagd had, waarom hij uit ontzien van Godfried kwam te Bonneval en gaf zichzelf in genade en vergaf Odon al dat hij hem ooit misdaan had en de graaf deed Odon hulde en manschap van het land daar de twist om was tussen hen beiden. Hierna zo trokken de vier gebroeders van Bonneval en kwamen in Champagne met vele grote heren die zich daartoe voegden en oververnachten een nacht op een rivier geheten de Meuse onder een fort geheten het kasteel van Dures.

Het is hier nu te wetene hoe die coninc van anssay swaer orloge hadde tegens den grave van fribourch ende teghens den hertoge van oestrijck die welcke hem belege hadde in eenre fortressen geheeten pourencru Ende also ontboet hi coninc reynaut van bemen synen neve,want hij hadde getrout syn nichte ende ontboet oec hertoge anthonis van lutzenborch datse hem te hulpen quamen teghens syn vianden die so sterc waren dat hise niet langer wederstaen en konst. Op dat pas so was coninc reinaut gecomen te lutzenborch met iiij;hondert gewapende mannen. ende hadde oec mz hem ghebracht aiglentyne syne huysvrouwe ende oliphart synen zone Daer was die feeste groot die de ghebroeders malckanderen deden. Anthonis ontfinck reynaut ende die coninghinne syn suster ende sinen neve eerwerdelicken. ende die hertoghinne kerstine trac hem tegens met haren ij. zonen te wetene bertrant ende lothier ende met haren anderen ghesinne Ende alsoequamen sy te gader in de stad ende voert opt slot Die baroenen bleven logerende in den marassche onder haer tenten ende pauwellioenen Mz desen so quamen te lutzenborch twe ridders wt poitau die voertyts geweest hadden mz coninc reynaut ende mz hertoge anthonis in haer conquesten. die welcken als sy in de beemden quamen ende het heer sagen vanden baroenen mz tenten ende pauwellioenen waren sy seer verslagen: ende vraechden den volcke oft sy daer siege ende beleggen houden wouden voer die stadt. daer op dandere antwoerden neen. ende also passeerden sy doren ende quamen voert int casteel ende inder zalen al daer sy terstont bekent waren van vele lieden. ende sy worden feesteliken ontfanghen. Ende als sy coninc reynaut ende hertoghe anthonis saghen soe deden sy hemlieden grote reverencie ende groettense seer van godefroys weghen ende harer andere broederen. ende die coninc reinaut ende hertoge anthonis vraechden hemlieden hoe haer broeders voeren Die ridders antwoerden datse seere wel voeren ende dat sy op twee milen daer na bi waren met ij. duzent gewapende mannen ende duyzent arbalastriers ende comen u besoecken. Bi mijnre trouwen sprac reynaut dz is mi een blide tijnghe om hooren. Ende met dien dede hij ghebieden dat een ieghelic hem te peerde stellen soude. ende alsoe reden sy hem met desen tween ridders te ghemoete. ende de vrouwen ghinghen hem toe maken Als sy den eersten hoop gemoetten so vraechden sy waer die iiij. gebroeders waren Dander seiden. sietse daer onder den standaert die half lazuren ende half selveren was Godefroy die was geheten op eenen hogen hengst, al heel ghewapent opt hoeft na. ende alsoe als sy malckanderen versagen so quamen coninc reynaut ende hertoge anthonis ende groetten haer broeders ende ontfinghense seer eerlicken. daer was die bliscap seer groot: doen ghinghen sy hem voeghen ter stad warts te comen twee ende twee tsamen die oudste voren Odon ende anthonis ghinghen vore. dair na coninck reynaut ende godefroy. ende daer na raymonnet ende diederic. ende al haer heer volchde hem met ontplockenen banieren. ende alsoe quamen sy te lutzenborch binnen: daert doen over al behanghen was ende becleet ende die borghers ende vrouwen waren al toe ghemaect op haer rijckelijcste. ende lagen ter veynsteren. Ende die ioncfrouwen vanden casteele waren seer costelicken toe ghemaect, ende laghen alle ter tynnen on die ghebroederen te siene. ende besondere godefroy om die vromicheden die men van hem seyde Ende als sy alle binnen ghecomen waren dede men elcken syn logys bewysen na synen state

Het is hier nu te weten hoe de koning van Ansay zware oorlog had tegen de graaf van Freiburg en tegen de hertog van Oostenrijk die hem belegerd had in een fort geheten Pourencru. En alzo ontbood hij koning Reinout van Bohemen, zijn neef, want hij had getrouwd zijn nicht en ontbood ook hertoge Anthonis van Luxemburg dat ze hem te hulp kwamen tegen zijn vijanden die zo sterk waren dat hij ze niet langer weerstaan kon. Op dat pas zo was koning Reinout gekomen te Luxemburg met 400 gewapende mannen en had ook met hem gebracht Aiglentine, zijn huisvrouw en Oliphart, zijn zoon. Daar was het feest groot die de gebroeders elkaar deden. Anthonis ontving Reinout en de koningin, zijn zuster en zijn neef, eerwaardig en de hertogin Kerstine trok hen tegemoet met haar 2 zonen, te weten Bertrant en Lothier en met haar andere huisgezin. En alzo kwamen zij tezamen in de stad en voort op het slot. De baronnen bleven logeren in het moeras onder hun tenten en paviljoenen. Hiermee zo kwamen te Luxemburg twee ridders uit Poitou die voortijds geweest waren met koning Reinout en met hertog Anthonis in hun veroveringen die toen zij in de beemden kwamen en het leger zagen van de baronnen met tenten en paviljoenen waren zij zeer verslagen: en vroegen het volk of zij daar belegerd en belegen houden wilden voor de stad. Waarop de andere antwoorden, neen, en alzo passeerden zij door en kwamen voort in het kasteel en in de zaal al daar zij terstond herkend waren van vele lieden en zij werden feestelijk ontvangen. En toen zij koning Reinout en hertog Anthonis zagen zo deden zij hen grote reverentie en groetten ze zeer vanwege Godfried en hun andere broeders en de koning Reinout en hertog Anthonis vroegen hen hoe het met hun broeders ging. De ridders antwoorden dat het ze zeer goed gingen en dat zij op twee mijen daarna bij waren met 2 000 gewapende mannen en duizend voetboogschutters en komen u bezoeken. Bij mijn trouw, sprak Reinout , dat is mij een blijde tijding om te horen. En met dien liet hij gebieden dat iedereen zich te paard stellen zou en alzo reden zij hen met deze twee ridders tegemoet. En de vrouwen gingen zich klaar maken. Toen zij de eerste hoop ontmoetten zo vroegen zij waar die 4 gebroeders waren. De anderen zeiden, zie ze daar onder de standaard die half lazuur en half zilver is. Godfried die was gezeten op een hoge hengst, al geheel gewapend op het hoofd na en alzo toen zij elkaar zagen zo kwamen koning Reinout en hertog Anthonis en groetten hun broeders en ontvingen ze zeer fatsoenlijk.

Daar was de blijschap zeer groot: toen gingen zij zich voegen ter stad waarts te komen twee en twee tezamen en de oudste voor. Odon en Anthonis gingen voor, daarna koning Reinout en Godfried en daarna Raimonnet en Diederik en al hun leger volgde hen met geopende banieren en alzo kwamen zij te Luxemburg binnen: daar het toen overal behangen was en bekleed en de burgers en vrouwen waren al uitgedost op hun rijkste en lagen ter vensters. En de jonkfrouwen van het kasteel waren zeer kostbaar uitgedost en lagen alle ter tinnen onmde gebroeders te zien en vooral Godfried vanwege de dapperheden die men van hem zei. En toen zij allen binnengekomen waren liet men elk zijn logies wijzen naar zijn staat.

Int incomen van lutzenborch so waren anthonis ende godefroy voren geset om harer personnagen wille Vanden welcken alse die lieden saghen seyden sy: dat die twe personen seer tontsien waren Als sy int casteel quamen so en waren die coninghinne ende die hertoghinne bi een seer ryckelicken toe ghemaect met vrouwen ende ioncfrouwen verselscapt malckanderen bi der hant hebbende. ende deden desen ghebroeders grote reverencie alsoe dat betaemde Daer wart grote feeste bedreven Ende die tafelen waren gedect. men ghinc dair sitten: ende werden rijckelicken gedient van menegherley gherechten Ende als die maeltyt ghedaen was vertelde hemlieden godefroy alle syne aventueren van synen daden ende van vele landen daer hij geweest hadde Ende daer na begonste hi voert te vertellen van coninc elynas daer sy alle af ghecomen waren: dwelck sy seer gherne hoirden. Ende hi dz haer vader wech ghereyst was ende waer dat hi was. ende vanden anderen dingen dyer meer geciet waren wisten sy selve bescheyts ghenoech Hier na vertelde coninc reynaut hoe hy ende anthonis opder reisen waren om te secoureren den coninc van anssay dien de hertoghe van oestrijc, die grave van fryborch, die grave van salerne ende noch x. andere graven van over den ryn beleyt hadden te pourrencru? Doen seide godefroy mijn heren ende broeders wi en syn hier niet ghecomen om ons te rusten in dien ghi so vele wercx op handen hebt. hadden wijt gheweten doen wy schieden van lusignen wi hadden volc mede ghebracht, hoe wel nochtans dat onser ghenoech is. Ende laet ons hier niet langhe beyden sprac hy voerts. die yet te doent heeft sal den tijt orberen ende syn werc volbrenghen so hi ierst mach Met dien stont hi op ende odon diederic ende raymonet met hem. ende namen orlof aen haer twee gebroeders ende aen haer nichten ende ghingen der zalen af Haer twee ghebroeders ende die vrouwen ende ioncfrouwen gheleyddense tot datse te paerde gheseten waren Doen seyde godefroy tot den coninc ende anthonis syn broeders dz si snachts orlof nemen souden aen haer huysvrouwen ende aen haer ander volc. ende datse al haer dingen ordineren souden. ick ende mijn broeders gaen vore in ons logyzen ons volc ordineren ende oec om lieden te gecrijghen die dlant kennen. wi sullen onder ons vieren die avantgaerde houden Met dien so keerden die twe wederom ende seyden onderlinge. hoe godefroy nemmermeer lange staen en mochte. hi en moeste doot ende gevangen syn. want hi en ontsiet hem niet inder werelt wat het is: ende om hem te geraden waren verloren arbeyt. want hi en hoort niewers na het moet al syn soe hijt denct. want ons hebben doch ontboden coninc urian ende coninc guyon ons broeders hie hi hem gehad heeft alle tlant dore daer hi geweest hadde ende oec in de zee. al waert dz hij maer x. M. mannen en hadde met hem: ende ij. C. duzent tegens hem soe soude hij er nochtans inne slaen sonder voer raet daer op te nemen Doen seide dander. hier omme salmen te meer op te hoede moeten wesen. op aventuere oft hijs te doen hadde dat men dan ghereet ware hem te hulpe te comen. op aventuer Als van dien dat hi seit dat men die vianden crencken sal soe men eerst mach des en weet ic hem gheenen ondanc in dien hz hi hem selven starc genoech kent. syn stouticheyt ende syn voernemen voecht hem seer wel. met dien zweghen sy van dien Ende dien nacht namen sy orlof aen haer huysvrouwen ende besorchden hem van alle tghene des sy behoeven mochten. Ende insghelijcs soe besorchde oec godefroy syn volck ende ghecreech syn leydtmannen die dz lant kenden Ende vernam seer scerpelicken vanden state der vianden. ende vanden passagien. te wetene waer sy die riviere passeren moesten tharen scheydene. soe dat hij verstont das sy niet passeren en mochten dan te frybourch oft te balle Ende liet hem wt dien duncken waer dat hi een van die ghecrighen konste dat hi die vianden lichtelicken bescamen soude

In het inkomen van Luxemburg zo waren Anthonis en Godfried voorgezet vanwege hun personen. Waarvan tyoen de lieden hen zagen zeiden ze dat die twee personen zeer te ontzien waren. Toen zij in het kasteel kwamen zo waren de koningin en de hertogin bijeen en zeer rijk uitgedost met vrouwen en jonkfrouwen vergezelschap die elkaar bij de hand hadden en deden deze gebroeders grote reverentie alzo dat betaamde. Daar werd groot feest bedreven. En de tafels waren gedekt, men ging daar zitten en werden rijk bediend van menigerlei gerechten. En toen de maaltijd gedaan was vertelde hen Godfried al zijn avonturen van zijn daden en van vele landen daar hij geweest was. En daarna begon hij voort te vertellen van koning Elinas waarvan zij allen afgekomen waren: wat zij zeer graag hoorden en dat hun vader weggetrokken was en waar dat hij waat en van de andere dingen die er meer geschied waren wisten zij zelf bescheid genoeg. Hierna vertelde koning Reinout hoe hij en Anthonis op reis waren om bij te staan de koning van Ansay die de hertog van Oostenrijk, die graaf van Freiburg, de graaf van Salerno en noch 10 andere graven van over de Rijn belegerd hadden te Pourrencru. Toen zei Godfried, mijn heren en broeders, we zijn hier niet gekomen om ons te rusten indien gij zo veel werk op handen hebt. Hadden wij het geweten toen we scheiden van Lusigne, we hadden volk mee ghebracht, hoewel nochtans dat van ons genoeg is. En laat ons hier niet lang wachten, sprak hij voort die iets te doen heeft zal de tijd gebruiken en zijn werk volbrengen zo hij gauw hij mag. Met dien stond hij op en Odon Diederik en Raimonnet met hem en namen verlof aan hun twee gebroeders en aan hun nichten en gingen de zaal uit. Hun twee gebroeders en de vrouwen en jonkfrouwen geleidde ze totdat ze te paard gezeten waren. Toen zei Godfried tot de koning en Anthonis, zijn broeders, dat ze ‘s nachts verlof nemen zouden aan hun huisvrouw en aan hun ander volk en dat ze al hun dingen ordineren zouden, ik en mijn broeders gaan voor in ons logies ons volk ordineren en ook om lieden te krijgen die het land kennen. We zullen onder ons vieren de voorhoede houden. Met dien zo keerden die twee wederom en zeiden onderling hoe Godfried nimmermeer lang staan mocht, hij moest dood en gevangen zijn, want hij ontziet zich niets in de wereld wat het is: en om hem aan te raden was verloren moeite want hij hoort nergens naar, het moet al zijn zo hij het denkt want ons heeft toch ontboden koning Urian en koning Guyon, onze broeders, hoe hij zich gehad heeft het hele land door daar hij geweest is en ook in de zee. Al was het dat hij maar 10 000 mannen had met hem: en 200 000 tegen hem zo zou hij er nochtans in slaan zonder tevoren raad daarop te nemen Toen zei de ander, hierom zal men te meer op de hoede moeten wezen, op avontuur of hij nodig had dat men dan gereed was hem te hulp te komen op avontur. Als van dien dat hij zegt dat men de vijanden krenken zal zo gauw men mag. Dus weet ik hem geen ondank in dien dat hij zichzelf sterk genoeg kent. Zijn dapperheid en zijn voornemen voegt hem zeer goed. Met dien zwegen zij van dien. En die nacht namen zij verlof aan hun huisvrouw en bezorgden zich van al hetgene dat zij behoeven mochten. En insgelijks zo bezorgde ook Godfried zijn volk en kreeg zijn leidsmannen die dat land kenden. En vernam zeer scherp van de staat der vijanden en van de passages, te weten waar zij die rivier passeren moesten tot hun scheidene. Zodat hij verstond dat zij niet passeren mochten dan te Freiburg of te Balle. En liet zich daardoor denken was het dat hij een van die krijgen kon dat hij de vijanden licht beschamen zou.

Des anderdaechs smerghens dede godefroy die trompetten slaen ende die misse singen. ende daer na syn volc wapenen ende ghinck te velde slaen in schoenre ordinancien seer heerlijken Op die selve mergenstont trocken anthonis ende reynaut wt der stadt ende deden haer heer verlogeren. daer sach men die banieren van lusignen ontslagen. ende reden alsoe langhe datse loraynen passeerden ende sloeghen neder int plat lant van anssay. ende quamen op eenen avontstont logeren op vi. milen na den heer ende op v. mylen van fribourch. Godefroy die sprack tot sinen broeders seggende wi en willen desen lieden niet op lopen sonder eerst tontsegghene: men sal hemlieden ontbieden datse hem voer ons wachten Dander broeders antwoerden dathet wel redenen ware Mits desen ghinghen sy eenen brief ordineren daer af mencie makende. ende was ghescreven aldus Aen u hertoge van oestryc aen u grave van fribourch ende aen alle uwe gheallierde. wij reynaut coninc van bemen. anthonis van lusignen hertoge van lutzenborch, odon van lusignen greve vander marcke Godefroy van lusignen heer vander selver plaetsen Raimonnet van lusignen greve van foretz. ende diederic van lusignen heer van partenay. Wy ontbieden u also gheringe als ghi dese lettere gesien hebt dz ghi u wacht van ons want wi u scade beiagen sullen ten eersten dair wi komen ende mogen: ende dat om dz groot onghelijc dz ghi gedaen hebt ende doet onsen lieve neve ende oem den coninc van anssay Desen ontseg brief gaven sy also bezegelt met haren vi. zeghelen enen heraut die welc int heer trac ende gaf den brief den hertoge van oestrijck Als denselve brief al daer gelesen ende ghehoort was, spraken die duytsche deen tot danderen Die duvel brengt alle dese van lusignen in dit lant. men wetet in allen anderen landen af te spreken so wel in heydenissen als in kerstenrijcke Die heraut keerde weder en seide den gebroeders hoet alle den gehelen here wonder gaf van waer alle dese van lusignen quamen Doen seide godefroy sy hebben van ons ghehoort van verre maer wilt god sy sullen ons van bij sien ten iersten als wi mogen. Niet te min het heer bleef dien nacht liggen Godefroy beval synen iij. ghebroeders datse die avantgaerde ordineren souden: want hi anders wat te doene hadde. Sij antwoerden dat syt gherne doen souden, maer dz hi wel wachtede waer hi ghinge Met dien trac godefroy met v. hondert gewapende mannen ende C. arbalestriers. ende dede hem leiden na fribourch toe Tsmergens int opgaen vanden daghe so ghinc hi ligghen schuylen achter die hage verwachten daer de aventuere Wel vroech metter zonnen op gange ghinc hi heymelicken uter laghen ghewapent met eenen pansier ende hadde doen wapenen omtrent x. ridders daer hi hem alder meest inne betrouwde. ende namen mz hem thien grote sacken vol hoys. ende hadden aen ghetrocken grote leerzen ende langhe sporen met rollen gelijc oft lant knechten gheweest hadden Ende sy hadden bi hem enen ionckere wt den hertoechdom van lutzenborch die seer wel de duytssce spraken wiste te spreken Ende so beval godefroy den anderen datse hem alle gereet maken souden tegens dat hise quaem halen. ende beval den genen dier bleven datse verspieden souden ende wachten oft hi inder poerten geraken mochte. ende waert dat sy hem sagen mz sinen gesellen binnen comen. dz sy dan terstont met allen den paerden hem volgen souden Godefroy wart geware dat men corts na der sonnen opganc die draiboomen ende de valbrugge ende die poerte daer achter ontsloet want men daer wt dreef buten waert eenen groten hoop beesten Als hi dat sach keerde hi wel corts ende dede elcken van sinen thien ridders nemen synen sack op haer zadelen. ende hi nam oec den sinen Ende die ioncker die de tale wiste die stelde hem rechts bi godefroy En also reden sy voer den drayboomen. ende doen riep die ioncker die de sprake wel wiste mz luyder stemmen. doet op doet op wi en konnen ons niet langer onthouden van vake. om dat wi alle den nacht gereden hebben Men dede hen die drayboomen open ende men vraechde hem wat dattet was datse brachten Sy antwoerden dat het cleederen waren die sy gecregen hadden ende quamen die vercopen in de stad mits dien liet mense inne Ende terstont werpen sy hair sacken af ende begrepen die val brugge ende die poerte: ende sloeghen die portiers ende wakers al dooot Ende als dander die hier op wachteden sagen datse binnen poerten waren spronghen sy terstont wt haren laghe ende pynden hem mz allen de gheride der warts. ende also namen sy de stad innen sonder slach ende stoot Terstont hoorde men daer groot gecrys. al verraden al verraden. dander riepen al ghewonnen al gewonnen Met den cortsten geseyt sy sloegent al doot datse vonden maer daer ontlieper vele Eensgancz dede godefroy die brugge bewaren mz iiij. hondert arbalestriers. Ende daer na reet godefroy na theer toe dwelc verlogiert was Ende godefroys broeders waren in groter sorgen voer hem waerom sy seer blide waren doen sy hem sagen Daer ginc hi hem vertellen syn aventuere. ende hoe dat hi die passagie gewonnen hadde om in oestrijc te comen op dats van noode ware. Sij bleven dien nacht mz grooter bliscapen alle bi een logerende in den velde al ghewapent. want sy op een myle na den heer waren Binnen dier nacht quam inder vianden heer die tijnge hoe dat fribourch gewonnen was daer sy alle om bedroeft waren Ende als die hertoge van oestrijc die tidingen hadde sprac hi Bi mijnder trouwen dat syn subtyle lieden van wapenen ende seer tontsiene. yst dat wi ons daer niet tegen en versien sy mochten ons wel grote scade doen Met dien lieten sy haer redenen tot des anderdaechs datse daer op raet namen Des anderdaechs smergens metten dage hoirden die gebroeders misse. ende doen ordineerden sy haer bataillien Godefroy ende syn drie ghebroederen die met hem gecomen waren hadden die ierste balaillie Anthonis hadde die anderde. ende coninc reynaut die derde Als die zonne op ghinc so sagen sy van boven een cleyn bergelken die fortresse van prorencru ende die siege die daer omme lach Met dien clommen si neder in de valleye Ende daer synde quam daer een ridder gereden die buiten dien here hadde gheweest spelen roepende alarme als hi die gebroeders sach comen. doen liepen sy hem allegader wapenen. Die bataillien vergaderden met grote ghecrijssche ende brekinghe der lancien Het ghemoet was herd ende fel. also datter aen beyden syden vele doden bleven. want beyde die bataillien waren onder een verwerret Godefroy sloech al ter neder dat hem gemoette Daaer na versaemde der ghebroeders vi. banieren ende hielden hem bi een: ende ghingen also met eenen hoope in der vianden bataillie al roepende lusignen aen allen siden. daer dreven sy die vianden ter vlucht. die hertoghe van oestryc wart van sinen paerde geworpen met enen slage die hem godefroy gaf Anthonis die vinc den grave van fribourch ende gaf hem iiij. ridders te bewaren Met den cortsten die ghebroeders behielden die over hant. ende dander gaven die vluchte. ende liepen deen na balle ende dander na friborch. maer daer geviel nochtans eene groten slach van dooden,want de oestrijcksche mz haren hulpers waren wel sterc omtrent xxv, oft xxx. duzent mannen die vander fortressen verwonderden hem seer als sy die schermutsinge sagen. ende terstont vernamen sy dattet die ghebroeders van lusignen waren Doen track die coninc van anssay ute toten logyze der ghebroeders in de tenten die sy ghewonnen hadden seer feestelijcken ende danctese oetmoelicken vanden bistande datse hem ghedaen hadden. ende terstont presenteerden hem die iij. ridders den hertoge van oestrijc, ende dair worden hemlieden noch vij. graven gelevert die de gebroeders alle den coninc van anssay gaven om sinen wille mede te doene Die coninc danctese hertelicken. niet te min het wert gemaect bi middel vanden voerseiden ghebroeders in sulcker manieren datse gheloefden den coninc op te rechtene alle syne schade ende verlies. ende zwoeren malckanderen nemmermeer meer orloeghe aen te doene Ende godefroy dede den grave van fribourch weder gheven syn stadt. des hem die grave grotelicken bedancte, hem biedende altijt sinen dienst Daer wart doen gesloten het huwelijck van bertrant hertoghe anthonis sone. ende van melidee des conincs dochter van anssay: Ende dit ghesloten synde nam die hertoghe van oestrijck orlof aen die ghebroeders. ende die gebroeders ende die coninc van anssay met melidee der dochteren trocken te lutzenborch ende daer wert voert de bruloft gehoude met groter hoecheyt ende feesten Ende als die al volcomen was soe nam coninc reinaut ende syn wijf orlof aen haer ghebroeders ende trocken in bemen Insghelijcs namen godefroy ende syn ghebroeders oec orlof aen haren broeder ende aen der hertoghinnenen ende aen haren neven Ende die coninc van anssay keerde oec weder thuys waert. ende nam met hem syn dochtere ende bertrant haren man. Ende hier na vonden hem die vi. ghebroeders te monserrat al daer sy onderlinge grote feesten hielden Ende deden so vele dat raymondijn haer vader af quam tot beneden wt synre heremitagien. ende was seer blide dat hi syn vi. kinderen daer bi een sach Raymondijn nam doen aen hem lieden orlof ende ghinc wederomme tsynre herimitagien waert. ende de gebroeders gaven tharen vertrecke der kercken vele schoenre iuwelen: ende also namen sy orlof aen malkanderen ende elc vertrack tsynre contreyen waert

De volgende dag Գ morgens liet Godfried de trompetten slaan en de mis zingen en daarna zijn volk wapenen en ging te veld slaan in een mooie zeer heerlijke ordinantie. Op dezelfde morgenstond trokken Anthonis en Reinout uit der stad en lieten hun leger verplaatsen. Daar zag men de banieren van Lusigne geopend en reden alzo lang dat ze Lorraine passeerden en sloegen neer in het platteland van Ansay en kwamen op een avondstond logeren op 6 mijlen nabij het leger en op 5 mijlen van Freiburg. Godfried die sprak tot zijn broeders en zei, we willen deze lieden niet oplopen zonder eerst te ontzeggen: men zal hen ontbieden dat ze zich voor ons wachten. De andere broeders antwoorden dat het wel redenen was. Mits deze gingen zij een brief ordineren en daarvan mentie maken en was geschreven aldus. Aan u hertog van Oostenrijk, aan u graaf van Freiburg en aan al uw geallieerden, wij Reinout, koning van Bohemen, Anthonis van Lusigne, hertog van Luxemburg, Odon van Lusigne, graaf vander Marcke, Godfried van Lusigne, heer van dezelfde plaats, Raimonnet van Lusigne, graaf van Foret en Diederik van Lusigne, heer van Perpignan. Wij ontbieden u alzo gauw als gij deze letters gezien hebt dat gij u wacht van ons, want we u schade bejagen zullen ten eerste daar we komen en mogen: en dat omdat grote ongelijk dat gij gedaan hebt en doet onze lieve neef en oom de koning van Ansay. Deze ontzegbrief gaven zij alzo bezegelt met hun 6 zegels een heraut die in het leger trok en gaf de brief de hertog van Oostenrijk. Toen di brief al daar gelezen en gehoord was spraken de Duitsers de een tot de anderen. Die duivel brengt al deze van Lusigne in dit land. Men weet in allen anderen landen van te spreken zo wel in heidense als in christenrijk. De heraut keerde weer en zei de gebroeders hoe het gehele leger wonder gaf vanwaar al deze van Lusigne kwamen. Toen zei Godfried, zij hebben van ons gehoord van verre, maar wil het god zij zullen ons van nabij zien zo gauw we mogen. Niettemin het leger bleef die nacht liggen. Godfried beval zijn 3 gebroeders dat ze de voorhoede ordineren zouden: want hij had wat anders te doen. Zij antwoorden dat ze het graag doen zouden, maar dat hij zich wel wachte waar hij ging. Met dien trok Godfried met 500 gewapende mannen en 100 voetboogschutters en liet hem leiden naar Freiburg toe. Գ Morgens in het opgaan van de dag zo ging hij liggen schuilen achter een haag en wachte daar het avontuur. Wel vroeg met de zonsopgane ging hij heimelijk uit de hinderlaag gewapend met een pantser en had toen wapens omtrent 10 ridders daar hij zich aller meest in vertrouwde en nam met hem tien grote zakken vol hooi en ze hadden aangetrokken grote laarzen en lange sporen met rollen gelijk of het landknechten geweest waren. En zij hadden bij zich een jonker uit het hertogdom van Luxemburg die zeer goed de Duitse taal wist te spreken. En zo beval Godfried de anderen dat ze zich allen gereed maken zouden tegen dat hij ze kwam halen en beval diegenen die er bleven dat ze bespieden zouden en wachten oft hij in de poort geraken mocht en was het dat zij hem zagen met zijn gesellen binnen komen dat zij dan terstond met alle paarden hem volgen zouden. Godfried werd gewaar dat men kort na de zonsopgang de draaibomen en de valbrug en de poort daarachter opende, want men daaruit dreef naar buiten een grote hoop beesten. Toen hij dat zag keerde hij wel gauw en liet elk van zijn tien ridders nemen zijn zak op hun zadels en hij nam ook de zijne. En de jonker die de taal wist die stelde zich recht bij Godfried. En alzo reden zij voor de draaibomen en toen riep de jonker die de taal wel wist met luide stem, doe open, doe open, we kunnen ons niet langer onthouden van slaap omdat we de hele nacht gereden hebben. Men deed hen de draaibomen open en men vroeg hen wat dat het was dat ze brachten. Zij antwoorden dat het kleren waren die zij kregen hadden en kwamen die verkopen in de stad, mits dien liet men ze in. En terstond wierpen zij hun zakken af en begrepen de valbrug en de poort: en sloegen de portiers en wachters allen dood. En toen de anderen die hier op wachten zagen dat ze binnen de poorrt waren sprongen zij terstond uit hun hinderlaag en werkten zich met al hun gerijde derwaarts en alzo namen zij de stad in zonder slag of stoot. Terstond hoorde men daar groot gekrijs, al verraden, al verraden. De ander riepen, al gewonnen. al gewonnen In het kort gezegd, zij sloegen alles dood dat ze vonden, maar daar ontliepen er velen. Gelijk liet Godfried de brug bewaren met 300 voetboogschutters. En daarna reedt Godfried naar het leger toen wat verplaatst was. En Godfried ‘s broeders waren in grote zorgen voor hem, waarom zij zeer blijde waren toen zij hem zagen. Daar ging hij hen vertellen zijn avontuur en hoe dat hij de passage gewonnen had om in Oostenrijk te komen op dat het van nood was.

Ze bleven die nacht met grote blijdschap alle bijeen logeren in het veld al gewapend, want ze waren op een mijl nabij het leger. Binnen die nacht kwam in de vijanden leger de tijding hoe dat Freiburg gewonnen was, daar zij allen om bedroefd waren. En toen de hertog van Oostenrijk die tijding had sprak hij. Bij mijn trouw, dat zijn subtiele lieden van wapens en zeer te ontzien. Is het dat we ons daartegen niet voorzien, zij mochten ons wel grote schade doen. Met dien lieten zij hun redenen tot de volgende dag dat ze daarop raad namen. De volgende dag ճ morgens met de dag hoorden de gebroeders de mis en toen ordineerden zij hun bataljons. Godfried en zijn drie gebroeders die met hem gekomen waren hadden het eerste bataljon. Anthonis had de tweede en koning Reinout de derde. Toen de zon opging zo zagen zij van boven een klein bergje het fort van Pourrencru en het beleg die daarom lag. Met dien klommen ze neder in de vallei. En toen ze daar waren kwam daar een ridder gereden die buiten het leger had geweest spelen en riep, alarm, toen hij de gebroeders zag komen. Toen liepen zij zich allemaal te wapenen. Die bataljons verzamelden zich met groot gekrijs en het breken van de lansen. De ontmoeting was herd en fel, alzo dat er aan beide zijden vele doden bleven want beide bataljons waren onder elkaar verward. Godfried sloeg alles neer dat hem ontmoette. Daarna verzamelde de gebroeders 6 banieren en hielden zich bijeen: en gingen alzo met een hoop in de vijanden bataljons al roepende Lusigne aan alle zijden. Daar dreven zij de vijanden ter vlucht. De hertog van Oostenrijk werd van zijn paard geworpen met een slag die hem Godfried gaf. Anthonis die ving de graaf van Freiburg en gaf hem 4 ridders te bewaren. In het kort, de gebroeders behielden die overhand en de anderen gaven de vlucht en liep de een naar Balle en de ander na Freiburg. Maar daar geviel nochtans een groten slag van doden, want de Oostenrijkers met hun helpers waren wel sterk omtrent 25 of 30 000 mannen. Die van het fort verwonderden zich zeer toen ze die schermutseling zagen en terstond vernamen zij dat het de gebroeders van Lusigne waren. Toen trok de koning van Ansay uit tot het logies der gebroeders in de tenten die zij gewonnen hadden zeer feestelijk en dankte ze ootmoedig van de bijstand dat ze hem gedaan hadden. Terstond presenteerden hem die 3 ridders de hertoge van Oostenrijk en daar worden hen noch 7 graven geleverd die de gebroeders allen de koning van Ansay gaven om zijn wil mee te doen. De koning dankte ze hartelijk. Niettemin, het werd gemaakt door middel van de voor genoemde gebroeders in zulke manieren dat ze beloofden de koning te vergoeden al zijn schade en verlies en zwoeren elkaar nimmermeer meer oorlog aan te doen. En Godfried liet de graaf van Freiburg terug geven zijn stad. Dus hem de graaf zeer bedankte en bood hem altijd zijn dienst. Daar werd toen gesloten het huwelijk van Bertrant, hertog Anthonis zoon, en van Melidee, de konings dochter van Ansay. En toen dit gesloten was nam de hertog van Oostenrijk verlof aan de gebroeders en de gebroeders en de koning van Ansay met Melidee, de dochter, trokken te Luxemburg en daar werd voort de bruiloft gehouden met grote hoogheid en feesten. En toen dit alles volkomen was zo nam koning Reinout en zijn wijf verlof aan zijn gebroeders en trokken in Bohemen. Insgelijks namen Godfried en zijn gebroeders ook verlof aan hun broeder en aan de hertoginnen en aan hun neven. En de koning van Ansay keerde ook weer naar huis waart en nam met hem zijn dochter en Bertrant, haar man. En hierna vonden zich de 6 gebroeders te Monserrat al daar zij onderling grote feesten hielden. En deden zo veel dat Raymond, hun vader, af kwam tot beneden uit zijn heremitage en was zeer blijde dat hij zijn 6 kinderen daar bijeen zag. Raymond nam toen aan hen verlof en ging wederom tot zijn hermitage waart en de gebroeders gaven bij hun vertrek de kerk vele mooie juwelen: en alzo namen zij verlof aan elkaar en elk vertrok tot zijn land waart.

Het is te weten hoe godefroy ende diederic alle iaren eens versochten raimondyn haren vader. op een tyt als sy derwarts reysen souden ende dz diederic daerom te lusignen gecomen was, so gebuerder een wonderlic dinck daer sy hem af verscricten ende verveerden. want het serpent hem doen vertoende op de mueren also besceydeliken dat syt alle sien mochten. ende ghinc ronts omme der forstressen driewerf, in teykenen dat sy druckeliken orlof nam van dier plaetsen. ende maecte so swaren screynge ende suchtinge datse alle wel hoirde dat het was een stemme van eenre vrouwen Godefroy ende diedric dit hoorende verstonden wel dattet haer moeder was: ende begonsten daerom bitterlicken te weenen Als sy hemlieden vernam weenende soe neychde sy haer vanden torre. daer sy op stont ende liet enen creet so verveerdelicken ende weemoedelijcken. dz hem dochte alle diet hoirden dz dem torre schoerde. hier na trocken die ij. ghebroeders te monserrat ende dair comende vonden sy haren vader doot

Des anderdaechs smergens quam die coninc van aragonien ende die coninghinne ende alle de baroenen ende prelaten vanden lande mz vele meer vrouwen ende borgere alle toe gemaect totten rouwe Godefroy ende diederic die oec so waren toe gemaect namen by hem den prioer om de heeren ende vrouwen te noemen bi haren namen. ende also deden si hem die behoirlike reverencie ende danctense seer vander eeren die sy hem daer bewesen Doen ghingen sy inder kercken ende deden den dienst beginnen seer devoteliken Na den dienst wart dz lichaem besloten in een tombe seer rijckeliken toe beseghelt na den costume vanden lande Des noennes was die maeltyt costelicken bereydt Bernardt die neve van godefroy ende diederic dienden den heren over tafele seer manierliken, also dz die coninc van aragon ende de coninghnne hem seer begrayden. ende dz na den eten so badt die coninghinne den coninc dz hi godefroy vraghen soude wie die ionghelinc was Die coninc seyde. ic haddet oec ghedacht hem te vragen. Die coninc dede alsoe ende vraechdet wien die iongelinc toe behoirde die so wel geleert was Godefroy antwoerde, hoe hi was de sone van odon vanden greve vander marcke ons broeder Die coninc seide. hi bewyset oec wel dat hi van edelre comsten is. hi behaecht mi ende der coninghinne seer wel. waert dat u geliefde hem ons te laten. wi souden hem tuwer liefden also vele doen dat ghys ons grotelic bedancken sult Here sprac godefroy die vader heefter noch twee ende ij. dochteren, yst dat hi u behaecht ter goeder ure is hi geboren ende wi nement seer gherne. Die coninc ende die coninghinne dancten hem seere. ende soe ist te wetene hoe dz die iongelinc nader hant geraecte te trouwenene doe dochter vanden here van cabiere in aragonnne die anders gheen orie en hadde. daer af dz gecomen syn die van cabierre al noch levende Hier na nam de coninc ende coninghinne orlof aen die ij. ghebroeders. ende sy keerden weder ter kercken waerts ende lieten haren neve in goeden punten hem gevende een groot deel goets om sinen staet mede te lidene ende gaven hem oec eenen ioncker mede om hem te regeren. ende also zonden sy hem den coninc diem blideliken ontfinc. hier na so namen dese gebroeders orlof aen den prioer, beghiftende eerst de kercke mz vele costelike iuweelen. ende hadden gerne dem capellaen ende de clerck van haren vader mz hem genomen. mer sy wouden daer bliven Die capellaen begaf hem heremyt in de stede van sinen meestere. ende die clerc bleef dair bi dienende ghelyc hi te voren gedaen hadde Ende die gebroeders namen het lichaem van haren vader mz hem. Doende tallen steden daer sy rusteden den religosen voer haren vader bidden seer eerlicken Die prioer geleyddese tot perpignean toe ende daer nam hi orlof keerende weder tsynder abdyen waerts Ende als reysden die gebroeders voert tot datse quamen te lusignen Daer worden ontboden de grave van foretz ende vander marcke haer gebroeders ende deden daer die wtvaert doen tonser vrouwen Op die wtvaert waren alle die baroenen vanden lande ende tlichaem wert doen begraven met groter eerwerdicheit. daer was des noenent bereyt een grote maeltyt. binnen der welcker godefroy vertelde odon sinen broeder hoe de coninc ende die coninghinne van aragon hadde willen hebben bernard sinen sone. des odon wel te vreden was Ende na desen scheiden sy. ene godefroy bleef heere van lusignen ende dede daer na vele goets: Het is te wetene hoe die abdije van mailliers nu vermaect was gelyc godefroy bevolen hadde vele meerder ende stercker dan sy te voren was. ende daer stelde godefroy innen C. ende xx. monnicken ende versach die wel van renten. om ewelic gode te dienende ende te bliven biddende voer alle gelovige sielen ende voer die siele van raimondijn ende voer melusine synre huysvrouwen ende voer al haer geslacht Ende voer der poerten dede godefroy betrecken die lengde ende die grootte van hem selven als men ghelycst gemaken konste

Het is te weten hoe Godfried en Diederik alle jaren eens bezochten Raymond, hun vader. Op een tijd toen zij derwaarts reizen zouden en dat Diederik daarom te Lusigne gekomen was, zo gebeurde er een wonderlijk ding waarvan ze schrokken en bang werden. Want het serpent zich toen vertoonde op de muren alzo bescheiden zodat ze het allen zien mochten en ging rondom het fort drie maal als teken dat ze bedroefd verlof nam van die plaats en eenmaal te zulk zware schreiden en verzuchten dat ze allen wel hoorden dat het was een stem van eeen vrouw. Godfried en Diedrik die dit hoorden verstonden wel dat het hun moeder was: en begonnen daarom bitter te wenen. Toen ze hen vernam wenen zo neeg zij hen van de toren waar ze op stond en liet een kreet zo vervaardelijk en weemoedig dat ze allen dachten alle die het hoorden dat zich de toren scheurde. Hierna trokken de 2 gebroeders te Monserrat en toen ze daar kwamen vonden zij hun vader dood.

De volgende dag Գ morgens kwam de koning van Arragon en de koningin en alle baronnen en prelaten van het land met vele meer vrouwen en burgers, allen opgemaakt tot de rouw. Godfried en Diederik die ook zo waren opgemaakt namen bij hen de prior om de heren en vrouwen te noemen bij hun namen. Alzo deden ze hen de behoorlijke reverentie en dankten ze zeer van de eer die zij hen daar bewezen. Toen gingen zij in de kerk en deden de dienst die zeer devoot begon. Na de dienst werd het lichaam besloten in een tombe zeer rijk toe verzegeld naar het gebruik van dat land. Te noen was de maaltijd kostbaar bereid. Bernard, de neef van Godfried en Diederik, dienden de heren aan tafel zeer goed gemanierd, alzo dat de koning van Aragon en de koningin hem zeer begeerden en na het eten zo bad de koningin de koning dat hij Godfried vragen zou wie die jongeling was. De koning zei, ik had het ook gedacht hem te vragen. De koning deed alzo en vroeg wie die jongeling toe behoorde die zo goed geleerd was. Godfried antwoorde, hoe hij was de zoon van Odon, van de graaf vander Marcke, onze broeder. De koning zei, hij bewijst het ook wel dat hij van edele afkomst is. Hij behaagt mij en de koningin zeer goed, was het dat het u geliefde hem ons te laten, we zouden hem te uwer liefden alzo veel doen dat gij het ons zeer bedanken zal. Heer, sprak Godfried, die vader heeft er noch twee en 2 dochters, is het dat hij u behaagt, ter goeder uur is hij geboren en we nemen het zeer graag. De koning en de koningin dankten hem zeer. Zo is het te weten hoe dat die jongeling naderhand geraakte te trouwen de dochter van de heer van Cabiere in Aragon die anders geen erfgenaam had, waarvan gekomen zijn die van Cabierre die al noch leven. Hierna nam de koning en koningin verlof aan de 2 gebroeders en zij keerden weer ter kerke waart en lieten hun neef in een goed punt en gaven hem een groot deel goed dom zijn staat mee te doen en gaven hem ook een jonker mee om hem te regeren en alzo zonden zij hem de koning die hem blijde ontving. Hierna zo namen deze gebroeders verlof aan de prior en begiftigden eerst de kek met vele kostbare juwelen en hadden graag de kapelaan en de klerk van hun vader met hen genomen. Maar zij wilden daar blijven. Die kapelaan begaf zich heremiet in de plaats van zijn meester en de klerk bleef daarbij dienen gelijk hij tevoren gedaen had. En de gebroeders namen het lichaam van hun vader met hen. Ze lieten te alle plaatsen daar ze rusten de religeuzen zeer fatsoenlijk voor hun vader bidden. De prior geleidde ze tot Perpignan toe en daarnam hij verlof en keerde weer tot zijn abdij waart. En toen reisden de gebroeders voort totdat zs kwamen te Lusigne. Daar werden ontboden de graaf van Foret en vander Marcke, hun broeders, en deden daar de uitvaart te onze vrouwe kerk. Op die uitvaart waren de baronnen van heteland en het lichaam werd toen begraven met grote eerwaardigheid. Daar was te noen bereid een grote maaltijd waarin Godfried vertelde Odon, zijn broeder, hoe de koning en de koningin van Aragon de wil hadden om te hebben Bernard, zijn zoon, dus Odon wel tevreden was.

En hierna scheiden en Godfried bleef heer van Lusigne en deed daarna veel goed. Het is te weten hoe de abdij van Maillezais nu vermaakt gelijk Godfried bevolen had en veel groter en sterker dan zij tevoren was en daar stelde Godfried in 120 monniken en voorzag die wel van renten om eeuwig god te dienen en te blijven bidden voor alle gelovige zielen en voor de ziel van Raymond en voor Melusine, zijn huisvrouw, en voor al hun geslacht. En voor de poort liet Godfried optrekken de lengte en de grootte van zichzelf maken zoals men het gelijkst maken kon.

Die historie seyt voert hoe urian regneerde seer mogende in cypren ende sijn gheslachte oec na hem ende insgelycx guyon in armenien Ende coninc reynaut in bemen Anthonis te lutzenborch Odon inder marcke. raymonnet in foretz Godefroy te lusignen Ende diederic te partenay Ende van desen syn gecomen die van penebrot in enghelant. die van chassenage in dolfyneen. die vander roche. ende die van candillat, also men inde oude croniken bevint

Over thien iaren na raymondijns doot regeerde godefroy syn lant sonder eene rekeninghe te eysschene oft te horen van sinen rentmeesters Ende alsmen hem seyde. heere hoirt aen uwe rekeninge so moechdi weten uwe staet. soe antwoerde hi wat rekeninge wildi dat ic hoore. siet dz ghy niemande en verongelijct om mijnre renten wille: ic en beghere anders geen rekeninge te hebben. meyndi sprack hi dz ic maken wille een huis van goude. tghene dz mijn vader ende myn moeder mi gelaten hebben is mi goet ghenoech Sij antwoerden here. nochtans mach een prince qualicken min doen dan eens tsiaers syn rekeninge te horen: al en waert niewers omme dan ter bewarenissen van sinen rentmeesters om quytsceldinge ende ontlastinghe te hebbene voer hem ende voer hair nakomelingen voer den toecomenden tijt Sy maectens hem so vele dat hi se tenlesten syn consent daer toe droech en eenen sekeren dach daer toe beteykende Te dien dagen quamen alle syn ontfanghers bi hem ende bi die ghene die hi gecommittert hadde om die rekeninghe te aenhoren Soe yst waer hoe dat een vanden ontfangers rekende alle iaren x. schellinghe betaelt te hebbene voer den appel vanden torre te lusignen. dwelc godefroy horende vraeche hi welc dien torre was. daer den appel coste alle iare x. scellinc. en kondys sprac hi niet so sterc gemaken dz hi x. oft xij. iaren dueren mochte Sij antwoerden neen heere. het is een rente die wi alle iare betalen Hoe dz sprac godefroy. ic en houde lusignen ende tcasteel van niemande dan van gode mynen scepper almachtich,teghens dien wilde ic wel alle iare quyt wesen mz x. scellingen Ende wien sprac betaeldy die Sy antwoerden here wi en wetens niet inder waerheit Ende hoe sprac godefroy ghi wilt van mi quitancie hebben. So doet mi oec quitancie hebben van den ghenen die ghi die penningen gegeven hebt voer den appel vanden torre. ic moest emmers weten wi hi ware Ende hi sal mi syn bescheit daer af toonen oft hi salt mi weder geven oft ghi lieden selve alle tghene dat hi daer af ontfanghen heeft Doen antwoerden die ontfanghers aldus Heere het is geleden v. oft vi. iaren nae dat uwe vrou moeder schiet van mynen heere uwen vadere dat alle iare op den laetsten dach van oigst quam eene grote hant. ende nam den appel vanden groten torre ende schudde dien soe hardelicken dat een groote partye vanden dake dair om af viel. ende coste alle iaren te repareren xx oft xxx pont Soe ghebuerdet dat tot uwen vader quam een man die u vader noyt gesien en hadde: ende riet uwen vader dz hi alle iare op dien laetste dach van oigst name xxx stucken gelts. daer af elc stuc weert ware iiij. penningen ende staken dz in een borze. ghemaect van herten ledere. ende dede dz dragen tusschen die noene ende vesperen op die laetste stagie vanden torre te wetene opt seve hout daer den appel boven rustede ende also soude hi voerdaen des verdrach hebben. ende so is dz oyt sindt gedaen geweest ende den appel bleef doen ongeroert. ende smergens en vant men van die gelde niet Als godefroy dz hoorde sweech hi ende viel in een gepeys een lange wile. Ende daer na sprac hi aldus. ende oftet soe es dat myn vader in synen tyt syn erve heft laten ontvrieden. meynde ghi daeromme dat ict gedoeghe sal: ghi ende meer andere hebt wel gesien die brieven. hoe dz de goede grave henric van poitiers die plaetse gaf minen vader also vry dz hi niemande daer af schuldich en was dan gode alleen ic en sal bi mynen hoode nemmermeer daer af cruys geven moch menschen van mynent wegen ende mz dien schoet hi wt der cameren in grammen moede. ende syn lieden volchden hem terstont sonder eenich woert te spreken. daer na seide hi hemlieden aldus Siet dz ghi u voerdaen wacht emmermeer penninc te gheven. eest dat ghyt doet ic saelt aen u lijf verhalen. want het is mynen wille dz ick weet wie so stout syn sal tribuyt op myn erve te eyschene oft op mi. op dien dach dat ic dz lijde so moet ick quader doot sterven. brengt mi die borzen sprac hi voert ten dage dz ghi die pleecht te dragenne. sy beloefdent hem alsoe te doene: Tegens dz dien dach comen soude so ontboet hi diederick raymonnet ende odon syn broeders dz sy alle tesamen te dien dage bi hem quamen. ghelijc sy deden Doen vertelde hij hem dit stuck voergenoemt. daer sy hem seer af verwonderden Sij vraechden hem wat hi ghedacht hadde daer toe te doene. dat suldi wel sien sprac hi Alst quaem op den laetsten dach van oigst soe biechtede hem godefroy ende hoirde devotelicken misse ende nam theylighe sacrament ende so ghinc hi snoenens met sinen broeders ende baroenen sitten eten. ende na den etene ghinc hi hem wapenen vanden hoode totten voeten. ende nam eenen stool cruyswijs voer syn borst. ende daer na die borze daer die penninghen inne waren ende hinck die aen synen hals. daer na gordde hij syn zweert ende nam oeck sinen schilt omme synen hals. ende nam oeck wywatere van synen capellaen. ende hier na beval hi synen broeders te gode. segghende. ick wille gaen besien wie dat die ghene is die de rente heffet op mijn fortresse van lusignen Vinde ic hem ende hi niet stercker en is dan ic so sal ic myn gelt behouden. ende met dien clam hi den torre op in die hoechste stagie. ende syne broeders ende die baroenen bleven daer beneden in groter sorghen voer godefroy

Godefroy die hem niet en ontsach blef daer en langhe wile wachtenden ende sach al omme ofter niemant comen en soude Hi was daer totter vespertyt eer hi iet vernam Doen hoirde hi groot gherucht ende sach dz die cappe vanden torre beefde ende mz dien sach hi dair voer hem comen eenen groten ridder al gewapent. die welcke hem luder stemmen toe sprac ende vraechde hem aldus. godefroy wilde my mijn renten nemen die ic behoore te hebbene op den appel van desen torre. ende daer af ic besitte ben ende possessien al vander tyt van uwen vader. Waer syn uwe brieven die ghijer af hebt sprack godefroy. betoont mi hoe mijn vaders hem daertoe verbonden heeft Sien ick dz ghi daer toe goet recht hebt, soe heb ic u ghelt hier al gereet om u te betalen. die ridder antwoerde, ick en hadder noyt brieven af: nochtans heb icker oyt wel af betaelt geweest tot noch toe. Seker sprack godefroy ghi acht mi seer cleyn dz ghi mi also meynt teontvryen sonder enige redene te bewisene. wie bist u die het mijne alsoe xiiij. oft xv. iare lanc onthaven hebste. ic ontsegge u van gods wegen mijns sceppers. ic kalengiere u voer mijn erve Dander antweorde van gods weghen ben ic seker ende mynen naem suldi tijts genoech weten. met dien aenveerde sy malckanderen sonder meer woerden ende gaven malckanderen vele grote slagen. men hoirde tgerucht daer beneden vanden geclancke der sweerden Sij hoorden oeck wel dz godefroy een stercke weder partye hadde. ende den gebroeders souden gherne boven gegaen hebben. maer godefroy hadt hen verboden Metten cortsten sy worstelden also lange ende wisselden de slagen also vele datse beide doer nat van zweet waren. die ridder vandentorre wart de borze siende ende greep haestelijc na tgelt. ende godefroy trac weder na hem also dz het hencsel ontwee brac: dit hadde so lange geduert tot die zonne onder gegaen was Niet te min godefroy greep syn zweert wederom in synen hant segghende. noch en hebdi die borze noch tghelt niet. het sal noch eer bloet costen van uwen live Sij verwonderden hem seer van malckanderens stercheyt: ten laetsten seyde die ridder vanden torre. ic besceyde u merghen dach in de beemden daer beneden aen ghene syde der rivieren op geseten ende gewapent om u recht te bescudden want het is heden meer te spade: behoudelicken dat ghi mi versekert datter er niemant die riviere meer over comen sal dan ghi alleen. Godefroy dit horende consenteerdet Ende met dien so schiet dander van dair dat godefroy noit en wiste waer hi vervoer. ende doen ghinc godefroy weder af ende droech met hem des ridders schilt die hi hem af ghewonnen hadde faytelicken

De historie zegt voort hoe Urian regeerde zeer vermogend in Cyprus en zijn geslacht ook na hem en insgelijks Guyon in Armeni. En koning Reinout in Bohemen, Anthonis te Luxemburg, Odon in vander Marcke, Raimonnet in Foret, Godfried te Lusigne, en Diederik te Perpignan. En hiervan zijn gekomen die van Penebrot in Engeland die van Chassenage in Dauphinee, die van der Roche en die van Candillat, alzo men in de oude kronieken vint.

Na tien jaren na Raymondՠs dood regeerde Godfried zijn land zonder een rekening te eisen of te horen van zijn rentmeesters. En als men hem zei, heer hoort aan uw rekeningen, zo mag je weten uw staat, zo antwoorde hij, wat rekeningen wil je dat ik hoor. Ziet dat gij niemand verongelijkt vanwege mijn renten: ik begeer geen andere rekening te hebben. Meen je, sprak hij, dat ik maken wil een huis van goud, hetgene dat mijn vader en mijn moeder mij gelaten hebben is mij goed genoeg. Ze antwoorden, heer, nochtans mag een prins kwalijk minder doen dan eenmaal per jaar zijn rekeningen te horen: al was het nergens anders om dan ter bewaring van zijn rentmeesters om kwijtschelding en vrijwaring te hebben voor hem en voor hun nakomelingen voor de toekomenden tijd. Zij maakten hem zo veel dat hij ze tenslotte zijn toestemming daartoe gaf en een zekere dag daartoe noemde. Te die dag kwamen al zijn ontvangers bij hem en bij diegene die hij gecommitterd had om de rekening te aanhoren. Zo is het waar hoe dat een van de ontvangers rekende alle jaren 10 schellingen betaald te hebben voor de appel van de toren te Lusigne. Wat Godfried hoorde en vroeg welke toren dat was daar de appel koste alle jaten 10 schellingen, kon je het niet zo sterk maken, sprak hij, dat het 10 of 11 jaren duren mocht. Ze antwoorden, neen heer, het is een rente die we alle jaren betalen. Hoe dat, sprak Godfried, ik hou te Lusigne en het kasteel van niemand dan van god mijn schepper almachtig. Tegen die wil ik wel alle jaren kwijt wezen met 10 schellingen. En wie, sprak hij, betaal je die. Zij antwoorden, heer, we weten het niet in de waarheid. En hoe, sprak Godfried, gij wilt van mij kwitantie hebben. Zo laat mij ook de kwitantie hebben van diegene die gij die penningen gegeven hebt voor de appel van de toren. Ik moet immer weten wie hij is. En hij zal mij zijn bescheid daarvan tonen of hij zal het mij terug geven of gij lieden zelf al hetgene dat hij daarvan ontvangen heeft. Toen antwoorden die ontvangers aldus. Heer, het is geleden 5 of 6 jaren nadat uw vrouw moeder scheidde van mijn heer, uw vader, dat alle jaren op de laatste dag van augustus kwam een grote hand en nam de appel van de grote toren en schudde die zo hard dat een grote partij van het dak daarom afviel en kostte alle jaren te repareren 20 of 30 pond. Zo gebeurde het dat tot uw vader kwam een man die uw vader nooit gezien had: en raadde uw vader aan dat hij alle jaren op die laatste dag van augustus nam 30 stukken geld, waarvan elk stuk 4 penningen waard waren en stak die in een beurs gemaakt van herten leer en liet het dragen tussen de noen en vesper op de laatste trap van de toren, te weten op het zevende hout daar de appel boven op rust en alzo zou hij voortaan een verdrag hebben. En zo is dit ooit sints gedaan geweest en de appel bleef toen onberoerd en ճ morgens vond men van het geld niets. Toens Godfried dat hoorde zweeg hij en viel in een gepeins een lange tijd. En daarna sprak hij aldus. Als het alzo is dat mijn vader in zijn tijd zijn erfgoed heeft laten ontgaan, meende gij daarom dat ik het gedogen zal: gij en meer andere hebt wel gezien de brieven hoe dat de goede graaf Hendrik van Poitiers die plaats gaf mijn vader alzo vrij dat hij niemand daarvan schuldig was dan god alleen. Ik zal bij mijn hoofd nimmermeer daarvan kruis geven moch mensen vanwege mij en met dien schoot hij uit de kamer in gram gemoed en zijn lieden volgdden hem terstond zonder eeenig woord te spreken. Daarna zei hij hen aldus. Ziet dat ge u voortaan wacht immermeer een penning te geven. Is het dat gij het doet ik zal het aan uw lijf verhalen want het is mijn wil dat ik weet wie zo stout zijn zal tribuut op mijn erfgoed te eisen of op mij, op die dag dat ik dat belijd zo moet ik een kwade dood sterven. Breng mij die beurs, sprak hij voort, ten dag dat ge die plag te dragen. Zij beloofden het hem alzo te doen: Tegen dat die dag komen zou zo ontbood hij Diederik, Raimonnet en Odon, zijn broeders, dat zij alle tezamen te die dag bij hem kwamen, gelijk zij deden. Toen vertelde hij hen dit stuk voorgenoemd daar zij zich zeer van verwonderden. Ze vroegen hem wat hij gedacht had daartoe te doen. Dat zal je wel zien, sprak hij. Toen het kwam op de laatste dag van augustus zo biechte zich Godfried en hoorde devoot de mis en nam het heilige sacrament en zo ging hij met de noen met zijn broeders en baronnen zitten eten. Na het eten ging hij zich wapenen van het hoofd tot de voeten en nam een stool kruisvormig voor zijn borst en daarna de beurs daar de penningen in waren en hing die aan zijn hals. Daarna gordde hij zijn zwaard om en nam ook zijn schild om zijn hals en nam ook wijwater van zijn kapelaan. Hierna beval hij zijn broeders tot god en zei. Ik wil gaan bezien wie dat diegene is die de rente heft op mijn fort van Lusigne. Vind ik hem en hij is niet sterker dan ik, zo zal ik mijn geld behouden. Met dien beklom hij de toren tot in de hoogste trap en zijn broeders en die baronnen bleven daar beneden in grote zorgen voor Godfried.

Godfried die zich niet ontzag bleef daar een lange tijd wachten en zag alom of er niemand komen zou. Hij was daar tot de vespertijd eer hij iets vernam. Toen hoorde hij groot gerucht en zag dat de kap van de toren beefde en met dien zag hij daar voor hem komen een grote ridder geheel gewapend die hem met luide stam toe sprak en vroeg hem aldus. Godfried, wil je mijn renten nemen die ik behoor te hebben op de appel van deze toren en die ik bezit en bezitter al van de tijd van uw vader. Waar zijn uw brieven die gij ervan hebt, sprak Godfried. Toon mij hoe mijn vader zich daartoe verbonden heeft. Zie ik dat gij daartoe goed recht hebt, zo heb ik uw geld hier al gereed om u te betalen. De ridder antwoorde, ik had er nooit brieven van: nochtans ben ik er ooit wel van betaald geweest tot nog toe. Zeker, sprak Godfried, gij acht mij zeer klein dat gij mij alzo meent te ontnemen zonder enige reden te bewijzen. Wie bent u die het mijne alzo 14 of 15 jaren lang ontnomen hebt. Ik ontzeg u vanwege god, mijn schepper, ik klaag u aan voor mijn erfgoed. De ander antwoorde, vanwege god ben ik zeker en mijn naam zal je op tijd genoeg weten. Met dien aanvaarden zij elkaar zonder meer woorden en gaven elkaar vele grote slagen. Men hoorde het gerucht daar beneden van het geklank der zwaarden. Ze hoorden ook wel dat Godfried een sterke tegenstander had en de gebroeders zouden graag boven gegaan zijn, maar Godfried had het hen verboden. In het kort, zij worstelden alzo lang en wisselden de slagen alzo veel dat ze beiden door nat van zweet waren. De ridder van de toren kreeg de beurs te zien en greep haastig naar het geld en Godfried trok het weer naar hem alzo dat het hengsel stuk brak: dit had zo lange geduurd tot de zon onder gegaan was. Niettemin Godfried greep zijn zwaard wederom in zijn hand en zei. Noch heb je de beurs, noch het geld niet, het zal noch eerder bloed kosten van uw lijf. Ze verwonderden zich zeer van elkaars sterkte: tenslotte zei de ridder van de toren, ik bescheid u mogende dag in de beemden daar beneden aan gene zijden der rivier opgezeten en gewapend om uw recht te behoeden, want het is heden meer te laat: behalve dat gij mij verzekerd dat er niemand die rivier meer overkomen zal dan gij alleen. Godfried die dit hoorde stemde toe. En met dien zo scheidde de ander vandaar dat Godfried nooit wist waar hij heen ging en toen ging Godfried weer af kwam droeg hij met hem het schild van de ridder die hij hem feitelijk afgewonnen had.

Als godefroy af quaem den graet mz sinen schilde aen den hals. ende in de rechter hant des ridders schilt dien hi gewonnen hadde: ende inder andere hant die borze metten gelde. so wart hi blidelicken ontfanghen van sinen broederen ende vanden baroenen. ende vraechden hem wien dz hi gevonden hadde Hi antwoerde hoe dat hy gevonden hadde enen den vroemsten man ende die hem meer te doen hadde ghegheven dan hi oyt vant. Ende vertelde hem die bataillie ende die woerden die sy onderlinge ghehadt hadden. ende hoe dz die andere ghemeynt hadde hem de borse te nemen ende hoe sy ghesceyden waren ende op wat condicien. ende hoe dat hi quam ende van daer schiet. Als sy allegader dit hoorden warden sy lachende ende seyden datse noyt van ghelijcken ghehoirt en hadden maer doen sy sagen syn hootwapen ende syn harnasch also doerhouwen doen en luste hem nz te lachen. daer nae ghinc hi hem ontwapenen ende ghinc sitten eten Des anderdaegs smerghens stont godefroy ende syn broeders op. ende hoirde misse. ende daer na nam hi een zoppe uten wijne ende wapende hem ende ghinc te perde sitten Hi nam sinen scilt weder anden hals ende syn lancie in die hant ende also liet hi hem geleiden van sinen broeders ende van sinen baroenen totten water dat doer die beemden liep na poytiers toe: ende daer nam hi orlof ende passeerde die riviere Ende eensgancs sach hi daer eenen riddere te vollen ghewapent wel opgeseten. ende scheen wel een man te syne van hooghen doene

Godefroy dien ridder siende vraechde hem aldus Her ridder syt ghi de ghene die het tribuyt op mijn fortresse eysschende is. Dander antwoerde ia ic seker. Godefroyt seide Ick salder u af kalengeren op dat ic mach ende daerom weert u. want ghys van noode hebben sult. met dien leyde die ridders syn lancie inne. ende godefroy over dander side die syne. ende also quamen sy malckanderen te ghemoete mz sulcker cracht dat nye soo goeden lancie en was sy en soude tot aen die hant in stucken gesprongen hebben. ende also quamen sy lijf tegens lyf. ende trocken beyde haer sweerden wt ende ghaven malckanderen dair die verveerlicste slaghen dat den genen die over dander syde vanden rivieren waren hem verwonderden hoe datse die slaghen verdragen mochten. ende so lange sloeghen sy malckanderen datse noch schilt noch maillie gheheel en hadden. ten was al doerslaghen. ende vochten soe lange dattet avont wart. ende dz men nie gesien en conste wie dattet best hadde Die ridder begonst doen de woerden ende seyde aldus. als aengaende mi so heb ic u ghenoech geproeft ende so suldi weten hoe dat ic u deser x schellinge quijt schelde, ende wet dat alle tghene dat ic gedaen hebbbe dz dat gheweest es ten voerdeele van uwen vadere ende synre sielen. want de paus hadde hem in penitencien geset voer dat hi meyneedich gheworden was tegens uwe moeder, welcke penitencie hi noch niet ghedaen en hadde Eest dat ghi wilt stichten een hospitael ende funderen een capelle voer uwes vaders siele. so sal den torre voerdaen bliven vredelic in sinen wesene. nochtans dat nemmermeer ure wesen en sal, daer en sal meer wonderlicx dings gesien worden dan teenigher plaetsen van allen den casteele Godefroy antwoerde, yst dz ghi van gods wegen syt so wille icket gherne doen Dander zwoer hem dat hi van gods weghen was Doen versekerde hem godefroy dat hijt allegader soe doen soude bi den wille gods Maer segt mi sprac godefroy wie dat ghi sijt Dandere antwoerde hem godefroy en vraecht niet voerdere. want op dit pas en moechdy net meer weten, anders dan dat ic van gods weghen ben. ende met dien vervoer hi dat godefroy noit en wisten waer noch oec die ghene die over dander syde vander rivieren stonden Doen quam godefroy weder over tot synen broeders ende tot den baroenen die hem vraechden hie hi gevaren hadde mz sinen man ende waer hi bleven was Godefroy antwoerde dz sys eens waren maer waer hi bleven was dz en wiste hi niet Sy ghingen voert te lusignen ende godefroy ontwapende hem ende dede den schilt die hi sdaegs te voren op den man ghewonnen hade hanghen aen eenen pilaer inder zale. welcke scilt daer so langhe was tot dz godefroy hadden doen maken het hospitael ende dat hi de capelle hadde doen funderen ende wel versien van renten Ende als dat gheschiet was so verloes men den scilt dat men noyt en wiste waer hi bleef Hier nae namen die gebroeders ende de baroenen orlof aen godefroy ende elc trac weder tsinen lande waert

Toen Godfried de trap af kwam met zijn schild aan de hals en in de rechterhand de schild van de ridder die hij gewonnen had: en in de andere hand de beurs met het geld zo werd hij blijde ontvangen van zijn broeders en van de baronnen en vroegen hem wie dat hij gevonden had. Hij antwoorde hoe dat hij gevonden had een der dapperste mannen en die hem meer te doen had gegeven dan hij ooit vond. En vertelde hen de strijd en de woorden die zij onderling gehad hadden en hoe dat die andere gemeend had hem de beurs te nemen en hoe zij gescheiden waren en op wat conditie en hoe dat hij kwam en vandaar scheidde. Toen zij allemaal dit hoorden begonnen ze te lachen en zeiden dat ze nooit iets dergelijks gehoord hadden. Maar toen zij zagen zijn hoofdwapen en zijn harnas alzo doorhouwen toen lustte hen niet te lachen. Daarna ging hij zich ontwapenen en ging zitten eten. De volgende dag ‘s morgens stond Godfried en zijn broeders op en hoorde de mis en daarna nam hij een sop uit wijn en wapende hem en ging te paard zitten. Hij nam zijn schild weer aan de hals en zijn lans in die hand en alzo liet hij zich geleiden van zijn broeders en van zijn baronnen tot het water dat door de beemden liep naar Poitiers toe: en daar nam hij verlof en passeerde de rivier. En gelijk zag hij daar een ridder ten volle gewapend en goed opgezeten en scheen wel een man te zijn van hoge doen.

Godfried die de ridder zag vroeg hem aldus. Heer ridder, bent gij diegene die het tribuut op mijn fort eist. De ander antwoorde, ja ik zeker. Godfried zei, ik zal u ervan aanklagen op dat ik mag en daarom weert u want gij het zal het wel nodig hebben. Met dien legde de ridders zijn lans in en Godfried aan de andere kant de zijne en alzo kwamen zij elkaar tegemoet met zulke kracht dat er niet zoծ goede lans was, het zou tot aan de hand in stukken gesprongen zijn en alzo kwamen zij lijf tegen lijf en trokken beiden hun zwaarden uit en gaven elkaar daar de vervaarlijkste slagen zodat diegenen die over de andere zijde van de rivier waren zich verwonderden hoe dat ze die slagen verdragen mochten. Zo lang sloegen zij elkaar dat ze noch schild noch malien heel hadden, het was alles doorslagen en vochten zo lang dat het avond werd en dat men niet zien kon wie dat het beste had. De ridder begon toen de woorden en zei aldus. Als aangaande mij, zo heb ik u genoeg beproefd en zo zal je weten hoe dat ik u deze 10 schellingen kwijt scheld en weet dat al hetgene dat ik gedaan heb dat dit geweest is ten voordeel van uw vader en zijn ziel. Want de paus had hem in penitentie gezet omdat hij meinedig geworden was tegen uw moeder, die penitentie hij noch niet gedaan had. Is het dat gij wilt stichten een hospitaal en funderen een kapel voor de ziel van uw vader zo zal de toren voortaan vredig blijven in zijn wezen. Nochtans dat er nimmermeer een uur wezen zal, daar zal men meer wonderlijke dingen zien dan te enige plaatsen van al het kasteel. Godfried antwoorde, is het dat gij vanwege god bent, zo wil ik het graag doen. De ander zwoer hem dat hij vanwege god was. Toen verzekerde hem Godfried dat hij het allemaal zo doen zou bij de wil van god. Maar zeg me nu sprak, Godfried wie dat gij bent. De andere antwoorde hem, Godfried vraag niet verder want op deze tijd mag je niet meer weten, anders dan dat ik vanwege god ben en met dien verdween hij zodat Godfried nooit wist waar, noch ook diegene die over de andere zijde van de rivier stonden. Toen kwam Godfried weer over tot zijn broeders en tot de baronnen die hem vroegen hoe het met hem gegaan was en met zijn man en waar hij gebleven was. Godfried antwoorde dat ze het eens waren, maar waar hij gebleven was dat wist hij niet. Zij gingen voort te Lusigne en Godfried ontwapende zich en liet het schild hangen die hij daags tevoren op de man gewonnen had aan een pilaar in de zaal. Dat schild hing daar zo lang totdat Godfried had laten maken het hospitaal en dat hij de kapel had laten funderen en goed voorzien voorzien van renten. En toen dat geschied was zo verloor men het schild zodat men nooit wist waar het bleef. Hierna namen de gebroeders en de baronnen verlof aan Godfried en elk trok voort tot zijn land waart.

Hier mede so eyndt die historie vanden geslachte van lusignen. ende om deswille dat die coningen van armenien vanden geslechten oec gecomen zijn. so wort hier voert vertelt van eenre aventueren die den coninc van armenien geviel: die trac tot eenen casteele om den sperware te waken

Hiermee zo eindigt die historie van het geslacht van Lusigne en omdat de koningen van Armenië van die geslachten ook gekomen zijn zo wordt hier voort vertelt van een avontuur die de koning van Armenië gebeurde: die trok tot een kasteel om de sperwer te bewaken.

Hoe melior melusinen suster den sperware bewarende is inden casteele int conincryc van armenien

Hoe Melior, de zuster van Melusine, de sperwer bewaarde in het kasteel in het koninkrijk van Armenië.

Langen tijt na den overlidenen van coninc guyon so was in armenien een coninc dz een scoonen man was inden floer ende stercte van sinen levene syns willen ende wellusten ghebruickende. ende was seer stout ende aventuerlic van bestane ghelijc den leuwe. Deser verhorende hoe dz in groot armenien een rijckelic ende schoen casteel stont waer af dz die vrouwe een tschoenste wyf was die men ter werelt wiste. dese vrouwe hadde eenen sperware te bewaren in sulcker manieren. so wat ridder van edelre geboerten die dien wakede iij. daghen ende iij. nachten sonder slape. die vertoende haer die vrouwe ende hadden van haer een gave, sulcke als sy begherende waren, aengaende tytelicke dinghen sonder sonde ende haer vleeschelicken te ghenaken. dese coninc die ionc ende wellustich was, nam in hem selven op dat hi daer trecken soude ende en begeren niet dat dan haren lichaem Nu is te wetenen dat men dair toe niet en konste gecomen dan een reyse tsiaers. dz was op sint ians avont inden zomer ende dan bleef men daer tsanderdaegs ende den tweden ende derden dach daer na. die coninc bereydde hem hier op ende quam daer te behoirlicker tijt mz schonen geselscape voer tcasteel. ende deder een pauwellioen neder slaen daer hi tsavons bleef ligghende Ende des anderdaechs smergens ter zonnen opgange ghinc hy hem wapenen ende hoorde misse ende nuttede een soppe wt de wyn. ende nam doen orlof aen syn baroenen die hem seer bedroefde want si en meyden hem nz weder ghesien te hebben. ende hi ghinc ten castele warts inne. ende als hi rechts binnen quam, soe quam tot hem een oud man met witten ghecleet ende vraechde den coninck wat dz hi daerwerts sochte. die coninc antwoirde dat hi quam om te ghenietene die aventuere ende costume vanden castele Die oude man hieten willecome. ende seyde hem dz hijen volgen soude Sij passeerden de brugge ende voert doer de poerte. ende ghingen voert de trappen op vander zalen De coninc sach daer vele costelichenden Onder andere sach hi inden hoec vander zalen een recke van een eenhorens gebeynte gemaect ende daer over getrocken een fluweelen stuc. daer stont eenen sperwaer op ende den hanscoe hinc neffens hem: doen seide doude man. Heer hier moechdi sien de aventuere van desen casteele na dien dz ghi u daer toe so verre ghegeven hebt so suldi weten dat ghi desen sparwer waken moet drie dagen ende drie nachten sonder slapen. Eest dat daventure u vrient sy als dat ghi u dair innen ghequiten cont. so sal die vrouwe van hier binnen haer u verthonen den vierden dach. ende wat ghi dan begheert van eertsche dingen sonder haren lichaem te begheren, dat suldi sonder twifel verwerven. haren lichaem ende moechdi niet hebben. dairom waert dz ghidien begherdet het soude u qualicken vergaen daerom wilt hier op letten

Lange tijd na het overlijden van koning Guyon zo was in Armenië een koning die een mooie man was in de bloem en sterkte van zijn leven en zijn wil en wellust gebruikte en was zeer stout en avontuurlijk van bestaan gelijk de leeuw. Deze hoorde hoe dat in groot Armeni een rijk en mooi kasteel stond waarvan dat de vrouwe een van de mooiste vrouwen was die men ter wereld wist. Deze vrouwe had een sperwer te bewaren in zulke manieren zo wat ridder van edele geboorte die het 3 dagen en 3 nachten bewaakte zonder te slapen die vertoonde zich die vrouwe en hadden van haar een gave, zulke als zij begeerden, aangaande tijdelijke dingen zonder haar vleselijk te genaken. Deze koning die jong en wellustig was nam in zichzelf op dat hij daar trekken zou en en begeren niets anders dan haar lichaam. Nu is te weten dat men daar toe niet kon komen dan een keer per jaar en dat was op Sint Jans avond in de zomer en dan bleef men daar tot de volgende dag, de tweede en derde dag daarna. De koning bereidde zich hierop en kwam daar te behoorlijke tijd met een mooi gezelschap voor het kasteel. n lier er een paviljoen neer slaan daar hij Գ avonds bleef liggen. En de volgende dag ճ morgens ter zonsopgang ging hij zich wapenen en hoorde de mis en nuttigde een sop uit wijn en nam toen verlof aan zijn baronnen die zich zeer bedroefden want ze meenden hem niet meer te zien hebben. Hij ging ten kasteel waart in en toen hij recht binnen kwam, zo kwam tot hem een oude man in het wit gekleed en vroeg de koning wat dat hij daar zocht. De koning antwoorde dat hij kwam om te genieten het avontuur en gebruik van het kasteel. Die oude man zei hem welkom en zei hem dat hij hem volgen zou . Zij passeerden de brug en voort door de poort en gingen voort de trappen op van de zaal. De koning zag daar vele kostbaarheden. Onder andere zag hij in de hoek van de zaal een rek van de gebeente van een eenhoren gemaakt en daarover getrokken een fluwelen stuk. Daar stond een sperwer op en de handschoen hing er naast hem: toen zei de oude man. Heer, hier mag je zien het avontuur van dit kasteel nadien dat gij u daartoe zo veel gegeven hebt zo zal je weten dat gij deze sperwer bewaken moet drie dagen en drie nachten zonder slapen. Is het dat het avontuur uw vriend is zodat ge u daarbinen kwijten kan, zo zal die vrouwe van hier binnen haar u vertonen de vierde dag. En wat gij dan begeert van aardse dingen, zonder haar lichaam te begeren, dat zal je zonder twijfel verwerven. Haar lichaam mag je niet hebben. Daarom was het dat je die begeert, het zal u kwalijk vergaan, wil daarop letten.

Hoe die coninc van armenien den sperwaer waecte

Hoe de koning van Armenië de sperwer bewaakte.

Dese oude man schiet van den coninc ende als hi hem alleene vant, besach hi die grote costelichenden die hi aen alle syden sach Hi sach voert elders waerts eene tafel ghedect met schonen tafellakenen ende daer op vele rijckelicke gherechten Hi ghinck darwarts, ende nam vanden ghenen dat hem gheliefde ende at een luttel ende dranc eens. ende wachtede hem seere wel van enigher overtollicheyt. want hi bedachte wel dz hem dz tot slapen ghetrocken mocht hebben. Hi ghinc voert wandelen doer die sale. doen begonst hi te besiene die historien die an den mueren gheschildert stonden. zeer costelicken mz harer bediedenissen die daer onder ghescreven stonden. onder dandere so vant hi de historie van coninc elinas van albanien dair staende ende van prisinen synre huysvrouwen,ende van haren drie dochteren. ende hoe datse haren vader sloten in eenen berch brumbelio in noerthobolande ende hoe dat prisine haer moeder daer af punicie dede. ende voert alle die circumstantie van beghinnen tot den eynde Die coninc nam grote genuechte int lesen van deser historien ende in meer anderen dier daer stonden ende bracht also dein tijt over tot op den derden dach Doe wert hi siende een costelike camer daer af die dore halvelinge open stont Hi trad daer inne ende vant daer geschildert een grote menichte van ridderen al gewapent. daer onder stonden hair namen gescreven ende van wat afcomste ende lande dz si waren Ende daer boven stont gescreven aldus Op die tijt wakede dese riddere hier binnen onsen sparwer maer hi sliep. ende daerom moet hi der vrouwen hier innen geselscap houden also lange als hi leven sal. niet dat hem eenich dinc gebreken sal, anders dan dat hi niet wt en mach. Ende onder dese ridders stonden drie plaetsen ledich, daer drie schilden stonden metten wapenen vanden drie ridderen daer haer namen onder gescreven stonden ende boven stont aldus In dz iair wakede onsen sparwaer hier binnen dese wel ende behoirliken. ende droech met hem daeromme syn gave Ende insghelijcs stont boven ende beneden den anderen twee wapenen oec gescreven Die coninc bleef daer inne so lange siende dat hi bi na in slape gevallen was Niet te min hi nam syns selfs ware ende ghinc weder wt dier cameren ende daer buten comende, dach hij dat die zonne onder begonst te gane ende also passeerde hi dien nacht voert tot den merghen toe

Des merghens als die zonne op gegaen was quam die vrouwe vanden castele in so edelen ende rijckelicken habite dat hem die coninc daer af verwonderde so van dien wonderliken habite, so van harer groter schoenheyt Sij groette den coninc ende hieten hoochliken willecome, hem seggende hoe hij wel gedaen hadde ende vromeliken syn devoir. eysschet nu sprac sy wat gaven dat ghy begheert van eertscen dinghen eerliken ende redeljjcken. ende het sal u gebueren.

Die coninc die seer bevanghen was met harer liefde, antwoerde aldus Bi mijnre trouwen vrouwe ic en beghere gout: noch selver noch erven noch steden. want god lof ic hebbe van dien genoech. maer ic wilde wel op dat u geliefde schoen vrouwe, te hebben u lijf tenen wive Als die vrouwe dat hoirde wart sy toernich ende antwoerde hem. ghy dwaes ende onwyse ghi hebt gemist. eyscht anders yet want dat en mach u niet gebueren. Die coninc seide. Vrouwe houd mi die gelofte vander aventureen van desen casteele want na mynder duncken heb ic my wel gequeten Bi mijnder trouwen seide die vrouwe. ick en kalengiere u daer af niet. maer eyscht eenich dinc dat redeliken is ghelijc men u gheseyt heeft: ende het sal u ghebueren. maer ic en mach u niet geworden. Die coninc seide. mijn lieve vrouwe ic en wille anders niet dan u hebben. want ghelt noch goet en sal ic eysschen Die vrouwe seide. yst dat ghi mi meer eyscht het sal u miscomen ende uwen geslachte: al yst dat sys niet en vermogen Die coninc antwoerde. ick en wille anders heen dinghen ter werelt hebben dan uwen lichaem. want ick en ben om gheen andere dinghen hier gecomen

Deze oude man scheidde van de koning en toen hij zich alleen vond, bezag hij die grote kostbaarheden die hij aan alle zijden zag. Hij zag voort elders waart een tafel gedekt met mooie tafellakens en daarop vele rijke gerechten.Hij ging derwaarts en nam van hetgene dat hem geliefde en at een beetje en dronk een en wachte zich zeer van enige overtolligheid want hij bedacht wel dat het hem tot slapen getrokken mocht hebben. Hij ging voort wandelen door de zaal. Toen begon hij te bezien de historin die aan de muren geschilderd stonden, zeer kostbaar met hun betekenissen die daar onder geschreven stonden. Onder de andere zo vond hij de historie van koning Elinas van Albion die daar stond met Prisine, zijn huisvrouw, en van hun drie dochteres en hoe dat ze hun vader opsloten in een berg Brumbelio in Northumberland en hoe dat Prisine, haar moeder, daarvan straf deed en voort alle omstandigheden van het begin tot het einde. De koning nam grote genoegen in het lezen van deze historin en in meer andere die er daar stonden en bracht alzo de tijd door tot op de derde dag. Toen begon hij te zien een kostbare kamer waarvan de deur half open stond. Hij trad daarin en vond daar geschilderd een grote menigte van ridders, allen gewapend. Daar onder stonden hun namen geschreven en van wat afkomst en land dat ze waren. En daar boven stond geschreven aldus. Op die tijd bewaakte deze ridder hier binnen onze sperwer, maar hij sliep en daarom moet hij de vrouwe hierin gezelschap houden alzo lang als hij leven zal. Niet dat hem enig ding ontbreken zal, anders dan dat hij er niet uit mag. En onder deze ridders stonden drie plaatsen leeg, daar drie schilden stonden met de wapens van de drie ridders daar hun namen onder geschreven stonden en er boven stond aldus. In daar jaar bewaakte ze onze sperwer hier binnen goed en behoorlijk en droeg met hem daarom zijn gave. En insgelijks stond boven en beneden de andere twee wapens ook geschreven. De koning bleef daarin zo lang kijken zodat hij bijna in slaap gevallen was. Niettemin hij nam zichzelf waar en ging weer uit die kamer en toen hij daar buiten kwam dacht hij dat de zon onder begon te gaan en alzo passeerde hij die nacht voort tot de morgen toe.

‘s Morgens toen de zon opgegaan was kwam die vrouwe van het kasteel in zoՠn edel en rijk kleed dat zich de koning daarvan verwonderde zo van dat wonderlijke kleed, zo van haar grote schoonheid. Ze groette de koning en zei hem zeer welkom en zei hem hoe goed hij het gedaan en zijn plicht. Nu eis, sprak zij, wat gaven dat gij begeert van aardse dingen fatsoenlijk en redelijk en het zal u gebeuren.

De koning die zeer bevangen was met haar liefde, antwoorde aldus. Bij mijn trouw, vrouwe ik begeer goud, noch silver, noch erfgoed, noch steden, want god lof ik heb van die genoeg. Maar ik wilde wel op dat het u geliefde, mooie vrouwe, te hebben uw lijf tot een wijf. Toen die vrouwe dat hoorde werd ze toornig en antwoorde hem. Gij dwaze en domme, gij hebt gemist, eis iets anders want dat mag u niet gebeuren. De koning zei. Vrouwe houdt mij die gelofte van de avonturen van dit kasteel want naar mijn denken heb ik me goed gekweten. Bij mijn trouw, zei die vrouw, ik veroordeel u niet daarvan, maar eis enig ding dat redelijk is, gelijk men u gezegd heeft: en het zal u gebeuren, maar ik mag van u niet worden. De koning zei, mijn lieve vrouwe, ik wil niets anders dan u hebben, want geld noch goed zal ik eisen. Die vrouwe zei, is het dat gij mij meer eist, het zal u miskomen en uw geslachte: al is het dat ze het niet vermogen. De koning antwoorde, ik wil geen ander ding ter wereld hebben dan uw lichaam, want ik ben om geen ander ding hier gekomen.

Hoe die coninc die vrouwe nemen woude. ende hoe hi hair verloes

Hoe de koning die vrouwe nemen wilde en hoe hij haar verloor.

ALs die vrouwe sach dz sy syn propoest niet veranderen en konste wart sy toernich segghende aldus O du dwaes coninc nu heb dy gemist van mi ende van uwer gaven ende hebt u selven gestelt inder aventuren eewelick hier inne te blivene maer om des wille dat ghi gecome syt vander afcoemste van coninc gewyon die sone was van mynre susteren melusinen. ende dat ic uwe moeye ben. ende dz ghi mi soe nae van bloede syt. ende daerom al hadde ghi mi mogen hebben. die heylige kercke en souds niet gedoocht hebbn, dus so suldi noch ghespaert syn. ende ghinck hem doen vertellen harer beyder afcoemst van punte te punte gelijc ghi hier voren ghenoech ghehoirt hebt van coninc elinas. ende seyde hem voert hoe hi ende syn nacomelingen hierom vervallen ende vergaen souden totter negenste cluften toe, van landen van goede van erven ende van eeren. ende dz hi den naem voeren soude van eenre stommer beesten. ende hiet hem voert dat hi hem vandaer maken soude want hi en mocht daer niet langer bliven Dit al gheseyt synde soe en is hi nochtans van synen dwasen propoeste niet gevallen. maar hi pijnde haer geweldelic te nemen. ende eensgancs so verloes hise Ende corts dair na gevoelde hi op hem vallende slagen ende stooten also gheringe ghelijc den reghenen die uter locht valt. ende also geslaghen synde vant hi hem selven ligghende buten den casteele. noyt en sach noch en wist hi wie hem so gehandelt hadde Hi stont op so hi beste mochte ende begonst te vermalendyenen den ghene die hem ierst de tijnge gebracht hadde vander aventueren van dien castele ende dz hi dair seer meshandelt buten den casteele oyt gecomen was Voert ghinck hi tot sinen volke dair hi die gelaten hadde. die welcke aen hem sagen dz hi niet wel gevaren en hadde Sij vraechen hem hoe hi ghevaren hadde ende oft hi ghevochten hadde. hi antwoerde neen Niet te min sprac hi ic hebbe mijn lyf vol slagen ende stooten. maer ic weet niet wiet mi gedaen heeft. ende also en kan ic niet geseggen dz ic gevochten hebbe.

Die coninc wederom kerende tsinen lande waert overdachte menichwerven mz droeviger herten de dingen die hem melior de vrouwe vanden sparwer geseyt hadde, hem beduchtende dat hi voert meer geen geluc hebben en soude. niet te min hi en gafs noyt mensche te kennen voer der laetster uren als hi in syn dood bedde lach. doen vertelde hijt sinen broeder dien het conincrijc van armenien na hem stont aen te comen, tot dien eynde dz hi dz wijslicken regeren soude, want hem dz van noode ware Die coninc en bedreef hier na noyt bliscap noch vruechde,ende regeerde seer lange,maer van daghe te dage verviel hi in vele manieren Ende so dede oec syn nacomelingen na hem ghelijc noch hedensdaegs blyct Het is oeck wel blikelic dz die coningen van armenien van conincs elinas gheslachte van albanien gecomen syn. want sy dair af noch voeren de wapenen den roep ende den toe naem. twelcke oec doer ghelijcke redenen van meer andere heeren ende vorsten ghemerckt wort dat sy van tgheslachte van melusinen wtghesproten syn: daer de historie hier voren af spreect

Toen die vrouwe zag dat hij zijn voorstel niet veranderen wilde werd ze toornig en zei aldus. O u dwaze koning, nu heb je gemist van mij en van uw gaven en hebt u zelf gesteld in de avonturen eeuwig hierin te blijven, maar omdat dat gij gekomen bent van de afkomst Guyon, die de zoon was van mijn zuster Melusine en dat ik uw tante ben en dat gij mij zo na van bloed bent, en daarom al had gij mij mogen hebben, de heilige kek zou het niet gedoogd hebben, dus zo zal je noch gespaard worden. Ze ging hem toen vertellen hun beider afkomst van punt tot punt gelijk gij hier tevoren genoeg gehoord hebt van koning Elinas en zei hem voort hoe hij en zijn nakomelingen hierom vervallen en vergaan zouden tot het negende geslacht toe, van landen, van goed, van erfgoed en van eren en dat hij de naam voeren zou van een stom beest en zei hem voort dat hij zich vandaar maken zou want hij mocht daar niet langer blijven. Toen dit alles gezegd was zo is hij nochtans van zijn dwaze voorstel niet gevallen, maar hij probeerde haar met geweld te nemen en gelijk verloor hij haar. En kort daarna voelde hij op hem vallen slagen en stoten alzo gauw gelijk de regen die uit de lucht valt en alzo geslagen vond hij zichzelf liggen buiten het kasteel. Nooit zag noch wist hij wie hem zo behandeld had. Hij stond op zo goed hij kon en begon te vermaledijen diegene die hem eerst de tijding gebracht had van de avonturen van dat kasteel en dat hij daar zeer mishandeld ooit buiten het kasteel gekomen was.Voort ging hij tot zijn volk daar hij die gelaten had die wel aan hem zagen dat hem niet goed gegaan was. Ze vroegen hoe het hem gegaan was en of hij gevochten hadde. Hij antwoorde, neen. Niettemin, sprak hij, ik heb mijn lijf vol slagen en stoten, maar ik weet niet wie het mij gedaan heeft en alzo kan ik niet zeggen dat ik gevochten heb.

De koning die wederom keerde tot zijn land waart overdacht menig maal met een droevig hart de dingen die hem Melior, de vrouwe van de sperwer, gezegd had en duchte dat hij voort meer geen geluk hebben zou. Niettemin hij gaf het nooit een mens te kennen voor het laatste uur toen hij in zijn doodsbed lag, toen vertelde hij het zijn broeder die het koninkrijk van Armeni na hem stond aan te komen, tot dien einde dat hij dat wijs regeren zou, want dat was hem wel nodig. Die koning bedreef hierna nooit blijdschap noch vreugde en regeerde zeer lang, maar van dag tot dag verviel hij in vele manieren. En zo deden ook zijn nakomelingen na hem, gelijk hedendaags blijkt. Het is ook wel duidelijk dat de koningen van Armeni die van konings Elinas geslacht van Albion gekomen zijn want daarvan voeren ze noch de wapens, de roep en de bijnaam wat ook door gelijke redenen van meer andere heren en vorsten gemerkt wordt dat zij van het geslacht van Melusine ontsproten zij daar de historie hiervoor van spreekt.

Hoe palestine die derde suster van melusinen haers vaders scat bewaert op een hooghen berch in arragonien. die welc seer woest ende vervaerlic is. ende vanden ridders wt engelant die den scat versochte

Hoe Palestine, de derde zuster van Melusine, haar vaders schat bewaart op een hoge berg in Aragon die zeer woest en gevaarlijk is en van de ridders uit Engeland die de schat zochten.

Hoe palestine die derde suster van melusinen haers vaders scat bewaert op een hooghen berch in arragonien. die welc seer woest ende vervaerlic is. ende vanden ridders wt engelant die den scat versochte

Hoe palestine die derde suster van melusinen haers vaders scat bewaert op een hooghen berch in arragonien. die welc seer woest ende vervaerlic is. ende vanden ridders wt engelant die den scat versochte

Bi der selver tijt was godefroy te lusignen ende dreef genoechten ende solaes met iaghen vliegen hoveren ende anderssint. op een tyt ghinc hi spacieren in synen boemgaert met vrouwen ende ioncfrouwen, soe ghesach hi van verre comen eenen bode. den selfden dede godefroy tot hem comen ende vraechde wat niewer maren dz hi brachte. Doen vertelde de bode onder ander redenen die aventuere die welcke in aragonien aen den berch enkumische gelegen ware ende geschiet en van die wilde ende felle dieren die welc den berch verwoesten ende hoe syn here daer ghebleven was ende meer anderen. die welc den scat van den coninc elinas gesocht hadden die palestine verwaerde op den berch voerseit. Godefroy dit horende nam in sinen sin den berch te reynigen van den quaden dieren, ende den scat syns oudervaders tot hem te nemen. op dat niemant geen oersake hebben en soude hem selven in perikel syns lijfs te stellen sonder enich profyt. ende dat die scat tot gheenen vreemden handen en quame. ende sprac voert tot sinen ridders, bereyt u met mi te reysen in aragonien. ick wille bevechten den berch ende halen mijns oudervaders scat die so dicwils van so meniggen vromen man te vergheefs gesocht is Doe ontboet godefroy sinen broeder diederic dat hij te lusignen tot hem quame. die welcke daer gecomen synde ontfinc dat lant ende alle tghene dat godefroy toe behoirde. van syns broeders hant om dat ghetrouwelicken te verwaren tot syn wedercomst. want godefroy noch wijf noch kint tot in syn doot toe gehad en hadde Als godefroy alle syn dinc bereyt hadde om in aragonien te varen so wart hi siec, ende die siecte wert van dage te dage meerder also dat hi te bedde viel. ende die reyse wart af gestelt Godefroy aenmerckende dat den tijtsyns levens niet vele meer lange dueren en soude, soe stelde hy syn saken als een kersten mensche die van deser werelt scheyde moet schuldich is van doene Hi biechtede syn sonden ende ontfinc theilige sacrament ende maecte syn testament. int welcke hi begaefde vele kercken ende cloesteren ende bestelde dat alle syn schult mz gereden gelde na syn doot betaelt wert terstont, ende weder ghekeert wat hi yemande dz onrechte af genomen hadde oft te cort ghedaen, ende alsoe sterf die vrome man godefroy seer oudt synde, die vele mannelicke fayten van wapenen alle syn leefdage lanck bedreven hadde. ende wert seer eerlicken begraven. welcke graf dat die dichter des boecs ghesien heeft costelijc verheven te lusignen daer hi ghestorven was Na syn doot ontfinck diederic godefroys broeder alle syn lant als een erve. ende na syne doot wort dat lant ghedeylt onder diederics kinderen. tot welcken gheslachte noch vele heerlicker ridderen gecomen syn. vanden welcke die dichter deser historien bi synre tijt noch eenen ghesien ende ghekent heeft.

In dezelfde tijd was Godfried te Lusigne en dreef genogen en solaas met jagen, vliegen, hoveren en anderszins. Op een tijd ging hij wandelen in zijn boomgaard met vrouwen en jonkfrouwen en zo zag hij van verre komen een bode. Godfried liet hem tot hem komen en vroeg wat nieuws dat hij bracht. Toen vertelde de bode onder andere redenen het avontuur dat aan de Enkumische berg gelegen was en geschied en van die wilde en felle dieren die de berg verwoesten en hoe zijn heer daar gebleven was en meer anderen die de schat van de koning Elinas gezocht hadden die Palestine bewaarde op de voor genoemde berg. Godfried die dit hoorde nam in zijn zin de berg te reinigen van de kwade dieren en de schat van zijn oudvader tot hem te nemen opdat niemand geen oorzaak hebben zou zichzelf in perikel van zijn lijf te stellen zonder enig profijt en dat die schat tot geen vreemde handen kwam. Hij sprak voort tot zijn ridders, bereid u met mij te reizen in Aragon, ik wil bevechten de berg en halen mijn oudvader schat die zo vaak van zo menige dappere man tevergeefs gezocht is. Toen ontbood Godfried zijn broeder Diederik dat hij te Lusigne tot hem kwam. Toen die daar gekomen was ontving hij dat land en al hetgene dat Godfried toe behoorde van zijn broeders hand om dat getrouw te bewaren tot zijn terug komst, want Godfried had noch wijf noch kind tot in zijn dood toe gehad. Toen Godfried al zijn dingen bereid had om in Aragon te gaan zo werd hij ziek en de ziekte werd van dag tot dag groter, alzo dat hij te bed viel en de reis werd afgesteld. Godfried bemerkte dat de tijd van zijn leven niet lang meer zou duren, zo stelde hij zijn zaken als een christen mens die van deze wereld scheiden moet schuldig is te doen. Hij biechte zijn zonden en ontving het heilige sacrament en maakte zijn testament waarin hij begiftigde vele kerken en kloosters en bestelde dat al zijn schuld met gereed geld terstond na zijn dood betaald werd en terug gegeven wat hij iemand dat te onrecht afgenomen had of te kort gedaan en alzo stierf die vrome man Godfried die zeer oud was, die vele mannelijke wapenfeiten al zijn levensdagen lang bedreven had en werd zeer fatsoenlijk begraven. Zijn graf heeft de dichter van het boek gezien en hij is kostbaar verheven te Lusigne daar hij gestorven was. Na zijn dood ontving Diederik, Godfrieds broeder, al zijn land als een erfgoed en na zijn dood werd dat land verdeeld onder Diederiks kinderen. Tot dat geslacht noch vele heerlijke ridders gekomen zijn waarvan de dichter van deze historin in zijn tijd noch een gezien en gekend heeft.

Dese edele fortressen van luisignen in poytau is oyt sindert vander eender hant ter andere gecomen, so dat sy nader hant biden zweerde gecomen is in handen van Janne sone van vranckerijck hertoge van berry ende van avergne, greve van poytau van stampes ende van bouloingnen: die welc dz beval dat dit tegenwoerdich tractaet te bescriven na die warachtige croniken die hi ende de compileerder daer af hadden Ende men seyt overwaer hoe ten tyde vanden bescrivene deser historien so en was het noch gheen xxx. iair gheleden dat die voerseyde fortresse van lusignen ierst gevallen was uten handen vander voerseyder linien ende afcoemste als van des vaders wegen oft vander moeders wegen Ende bi dier tyt gebuerde ghelyck hier voerseytis dat het serpent van lusignen hem driewerf vertoende drie dagen te voren eer de voerseyde fortresse verandert wert als dat die voerseyde hertoge ian van berry vertelde in wat manieren hierna bescreven Hoe ten tyden doen servelle op lusignen lach vander yngerlscer wegen. een luttel tyts eer de forstres op ghegeven wert lach op syn bedde opt voersyde casteel ende mz hem een vrouwe geheten zandrine, en sach voer syn bedde een serpent seer groot mz eenen steerte van vij. oft viij. voeten lanc ende was gestypt gelijc lazuer ende zelvere verwe Ende men en wist noyt hoe dattet dair inne ghecomen was want die doren waren allegader wel ghesloten ende gegreyndelt. ende in de schouwe lach een schoen vier ende brande Dit serpent ghinc ende quam slaende synen steert opt bedde sonder hem yet te misdoene des die selve servelle so grooten anxt leed als hi ye van sinen levene gedaen hadde so hi selve seide Hi rechtede hem op sittende int bedde en nam syn zweert van onder syn hoot. hoe sprac zandrine ghi zervelle die tot soe menigher plaetsen gheweest hebt,vervaert ghy u van dien serpente: het is die vrouwe van deser fortressen diese heeft doen maken sy en sal u niet misdoen. maer sy coemt u thonen hoe ghi verhuysen moet. Ende die servelle seide hoe dz die sele zandrine daer af haer noyt en vervaerde. Ende eover een lange wile daer na verkeerde hem dit selve serpent in een lange vrouwe die gecleet scheen synde met groven pilakene en gegordt onder de borsten. ende om thoot gehult na die ghise vanden oude tijde. Hi sachse oec sitten neder op een banc bi het vier, deen tyt metten aensichte ten bedde waerts, ende den anderen tyt met den aensichte ten vier waert so dat hi wel ende bescheidelike sach dz het een schoen vrouwe scheen gheweest te hebbene. ende bleef daer also tot een ure na biden daghe. doen verwandelse haer weder in eenen serpent metten steerte slaende gelyc te voren sonder mesdoen, ende verloes haer also daer na dat hijs niet gheware en wart Ende niet lange na dat das ghebuerde wert dese voerseyde fortresse over gegeven Te selfden male drie dagen eert op gegeven wert sach een ridder geheten yuon de gales het selfde serpent op die mueren van lusignen tweewerf. Na der tijt heeft hem dit serpent noch dicwils getoent soe bi lusignen also oec den ghenen die van tgheslachte van melusinen waren Sonderlinge bi hertoech ians tyden die welck eerstwerf die historie heeft doen bescriven: ende oec waster een warachtich man geheeten godaert, de welck plach de beesten te huedene omtrent lusignen, dese man seyde dat hise daer dicwils bi enen putte gesien hadde Noch een ander ridder wt poytau geheeten partseval die camerlinc geweest hadde vanden coninc van cypres heeft den voerseyde hertoge dicwyls geseit hoe doen hi in cypres was bi den coninc dz dat selfde serpent den coninc vertoende, des die coninc droevich was want hi doen wel wiste dz een vanden gheslachte van lusignen sterven soude, dat welcke hem gebuerde des derden daghes daer na: Hier bi al yst dz dese historie ter sommige plaetsen ongeloeflijc valt om der groter wonderlicheit willen dz en is niet vreemt, want vele vreemde dingen die inder werelt vallen ongeloeflic luden souden in onsen ooren op dat wise alle hoorden al en waert maer van dingen van hondert mylen verre Ende also mach men gode toe geven dat syne moghentheyt vele wonderlike dingen vermach laten te gheschiene ende te gebiedene Ende tot meerder vasticheyt deser historien syn die wonderlike timmeringen getuge die welck melusine ghemaect heeft die noch hedensdaechs daer staende syn. daer oeck vele vreemde aventueren dagelycs gesien ende gehoort worden van vele menschen, besonderlinge aen tslot van lusignen. Noch tot meerder sekerheyt van deser historien so yst waer datse ghecolligeert ende ghescreven es wt bevele des voergenoemde heeren van portenach wt die oude croeniken ende drie diversche boecken mz een concorderende. die welcke dz gevonden syn twee op een slot geheeten mabragenie. en tderde op portenach: ende dat om te weten die wonderlicheit der wercken gods. den welcken sy lof ende eer inder eewicheyt. amen

Hier es voleyndt die wonderlike vreemde ende schone historie van melusynen ende van harer geslachte. Geprent tantwerpen bi my Geraert leeuw. M. cccc. endexci. den ix dach februarij

Dit edele fort van Lusigne in Poitou is ooit sinds van de ene hand ter andere gekomen, zodat het naderhand bij het zwaard gekomen is in handen van Janne, zoon van Frankrijk, hertog van Berry en van Auvergne, graaf van Poitou, van Stampes en van Bourgondië: die beval dat dit tegenwoordig traktaat te beschrijven naar de waarachtige kronieken die hij en de samensteller daarvan hadden. En men zegt voor waar hoe ten tijde van het schrijven van deze historin zo was het noch geen 30 jaar geleden dat die voor genoemde fort van Lusigne eerst gevallen was uit de handen van voor genoem linie en afkomst als vanwege de vader of vanwege de moeder. En in die tijd gebeurde gelijk hiervoor gezegd is dat het serpent van Lusigne zich drie maal vertoonde drie dagen tevoren eer de voor genoemde fort veranderd werd zoals dat die voor genoemde hertog Jan van Berry vertelde in wat manieren, hierna beschreven. Hoe ten tijden toen Servelle op Lusigne lag vanwege de Engelsen. Een tijdje eer het fort opgegeven werd lag op zijn bed op het voor genoemde kasteel en met hem een vrouwe geheten Zandrine en zag voor zijn bed een serpent zeer groot met een staart van 7 of 8 voeten lang en was gestippeld gelijk lazuur en zilveren kleur. En men wist nooit hoe dat het daarin gekomen was, want de deuren waren allemaal goed gesloten en gegrendeld en in de schouw lag een mooi vuur en brande. Dit serpent ging en kwam slaande met zijn staart op het bed zonder hem iets te misdoen. Die Servelle leed zo’ n grote angst als hij ooit van zijn leven gedaan had zo hij zelf zei. Hij richte zich op en zat in het bed en nam zijn zwaard van onder zijn hoofd. Hoe, sprak Zandrine, gij Servelle die tot zo menige plaatsen geweest is bent u bang van dit serpent: het is die vrouwe van dit fort die ze heeft laten maken en zij zal u niet misdoen, maar zij komt u tonen hoe gij verhuizen moet. En die Servelle zei hoe dat die Zandrine daarvan haar nooit bang maakte. En over een lang tijd daarna veranderde zich het serpent in een lange vrouwe die gekleed scheen met grof laken en omgord onder de borsten en om het hoofd gehuld naar het gebruik van de oude tijden. Hij zag ze ook neer zitten op een bank bij het vuur, de ene tijd met het aan zicht der bed waart en te andere tijd met het aanzicht te vuur waart, zodat hij goed en bescheid zag dat het een mooie vrouwe scheen geweest te zijn en bleef daar alzo tot een uur na bij de dag. Toen veranderde ze zich weer in een serpent die met de staart sloeg gelijk tevoren zonder misdoen, en verloor haar alzo daarna dat hij het niet gewaar werd. En niet lang na dat dit gebeurde werd dit voor genoemde fort overgegeven. Te zelfde keer drie dagen eer het opgegeven werd zag een ridder, geheten Yuon de Gales, hetzelfde serpent op de muren van Lusigne tweemaal. Naderhand heeft zich dit serpent noch dikwijls vertoond, zo bij Lusigne alzo ook diegene die van het geslachte van Melusine waren. Vooral in hertog Jan ճ tijd die de eerste keer de historie heeft laten beschrijven en ook was er een waarachtig man geheten Godaert, die plag de beesten te hoeden omtrent Lusigne. Deze man zei dat hij haar daar dikwijls bij een put gezien had. Noch een andere ridder uit Poitou, geheten Partseval, die kamerling geweest was van de koning van Cyprus heeft de voor genoemd hertog vaak gezegd hoe toen hij in Cyprus was bij de koning dat hetzelfde serpent de koning vertoonde, dus was de koning droevig want hij toen wel wist dat er een van het geslacht van Lusigne sterven zou. Dat gebeurde hem de derde dag daarna: Hierbij, al ist het dat deze historie ter sommige plaatsen ongelooflijk valt vanwege de groter wonderlijkheid is dat niet vreemd, want vele vreemde dingen die in de wereld vallen de lieden ongelooflijk in onze oren opdat we ze alle hoorden al waren het maar dingen van honderd mijlen ver. En alzo mag men god toe geven dat zijn mogendheid vele wonderlijke dingen vermag te laten geschieden. En tot meer zekerheid van deze historiën zijn de wonderlijke betimmeringen getuige die Melusine gemaakt heeft die noch hedendaags daar staan. Daar ook vele vreemde avonturen dagelijks geschieden en gehoord worden van vele mensen, vooral aan het slot van Lusigne. Noch tot meer zekerheid van deze historin zo is het waar dat ze verzameld en geschreven zijn op bevel van de voorgenoemde heren van Portenach (nu Bourdannay) uit de oude kronieken en drie diverse boeken die met elkaar overeen komen waarvan er twee gevonden zijn op een slot geheten Mabragenie en de derde te Portenach: en dat om te weten de wonderlijkeid van Gods werken die lof en eer in de eeuwigheid. Amen.

Hier is voltooid de wonderlijke vreemde en mooie historie van Melusine van van haar geslacht. Geprint te Antwerpen bij mij, Geraert Leeuw, 1491, de 9de dag van februari.