Boec van coninc Artur
Over Boec van coninc Artur
Lodewijk van Veltheim, 1300-1350, Arthur verhaal, Merlijn, koning Ban en de strijd tegen koning Claudas, Geschreven en omgezet door Nico Koomen.
52|1ra| Om dien maras dier om ginc. Dus lagensi daer lange na die dinc, 53 entie coningin Eleine, die ter stede binnen was, ende haer suster mede 5hadden groten anxt dat si verraden mochten werden yegeren (?) bi, oft gevaen, ende weende sere dicwile daer om haren here, dat elc so lange marret mede. 10Graciaen troeste sere ter stede ende seide si souden, sonder waen, goet soccors hebben saen; dus troesti die vrouwe fijn, ende hi had enen sone, hiet Banijn, 15ende sijn peter was die coninc Ban, ende hi was i scone ioncman, ende hi was Leonses maech mede; ende doe Leonse wiste die waerheide dattie casteel belegen was, 20ontboet hi Antianne na das, den drossate, dat hine come pplien nu; ende hi quam tot hem secgic u. Doe hiet hine al hemelijc varen tote Biroske int foreest, twaren, 25met sinen ende onbeit ons daer naer optie fonteine ende segt daer nieman van al uwen lieden, werwaert gi sult henen riden. Doen seide die drossate saen 30dat dit wel soude sijn gedaen; doe vor hi henen hemelijc daer ende Leonse van Banniin daer naer, sinen neue, ende senden nu tote Pharine, dat secgic u, 35 54 om dat hi quame toter stat daer si geviseert hadden vor dat int foreest, daer hi wel wiste, ende dat hi emmer niet en miste, hine vor hemelic ende daer, 40ende Leonse vor nu daer naer int foreest, daer die borre stoet, daer die drossate beide, des sijt vroet, dese stat hadden Merlijn vorwaer gewijst dat si beiden souden daer; 45dus beide oec Leonse ende Antran tot dat Pharijn quam ende sijn man; dus lagen si daer alle alsoe tot smaendages na sent Jans dach toe; doe Merlijn wiste dat si vergadert waren 50ende dat si ontbeiden na soccors, twaren, dat hi hen geloefde te bringen daer, doe ginc hi ane Waler daer naer ende seide dat hi dierste bataelge leide ende met hen name daer gereide 55drie neuwe ridders entie XL mede, 1rb?| die van Carmelide quamen ter stede ende nemt soe vele dan dat gi hebt Xm man, ende doet Ulfijn voren v baniere; 60ende her Waler dede alsoe sciere alsem Merlijn heft geheten, ende trac met sinen, als wijt weten, over ene side; daer na dede Merlijn den coninc Ban den andren sijn, 65die Waler volgen souden naer met Xm riddren, wet vor waer; 55 doe riep Merlijn den coninc Bohorde ende hiet hem dat hi nu vorde die derde betalie, ende nemt met u 70die CCC ridders, die gi bracht nu vt sconinc Anias lande, ende nemt daer mede tote Xm oec nu ter stede van den ridders die quamen van Carmiliede. Doe hiet Merlijn vort tien tide 75den coninc Artur: here, gi sult die virde batalie leiden met gewelt, ende met u selen siin nu ten stonden die heren vander Tavelronden. Doe riep die coninc Artur ter stede 80her Uile (?) ende Nasciene mede, ende hiet sijn liede hen doen gereden ende si dadent doen sonder beiden; doe nam Merlijn den drake ende gaven Keyen na die sake, 85ende seide dat hinen vorde daer naer, want het es v recht vor waer; ende wacht v wel, dat radic nv, dat ridderscap niet werde genedert bi v; ende wetti wat gi selt doen ter stede 90alse gi onder die viande comt daer mede, So voret teken altoes in v hant. Dat salic wel doen, seide Keye te hant. Merlijn hiet den iij coningen doe ende Waler (?), datsi dapperlijc alsoe 95te Trebes werd voren gereit, want hijs in vier sinnen beleit, ende elc prinse die der leget an heuet onder hem XXm man, 56 ende elke bataelge vanden onsen mede 100sal enen vanden haren anstriden ter stede. Hoe, seide die coninc Artur, Meerlijn, hebben si meer liede dan hier sijn? Jase, here, de helecht secgic v; maer wi selen een scoen soccors hebben, secgic v, 105wel van XXm man, die ons selen comen an, die licgen int bosch van Brioskes. Hoe selen si weten welc tijt dat es? seide Artur; here, seide Merlijn doe, 110ic salse halen tide genoch daer toe; |1rc?| ende Bliobleris sal vore varen nu, want hi weet die pade wel, secgic v, ende recht alst daget suldi varen daer gi enen horen hort, daer volget naren, 115ende gi sult sien enen groten brant in die locht; daerna volget thant, want dan sal v soccors sijn gereet, dat ic v senden sal, God weet; blift te Gode! ic vare nu daer. 120Dus sciet Merlijn van hen daer naer ende quam daer Leonse was gelegen ende sinen gesellen, ende sprac daer iegen ende seide: wat licgdi hier onder v? gine comt nember so vollic nv 125te Trebes die coninc Artur ne sal daer wesen met sinen volke al. Alse dit Leonse verstoet, vor waer dede hi hem grote feeste daer ende vraechden om beide die coningen doe; 130hi seide: gi selt se sien ende daer toe 57 met groter macht die si bringen; maer vast gereit v; ende na dien dingen gereiden si hen ende maecten daer vier batalien; deerste daer naer 135leide Anthiones met VIm man ende Graciaen VIm oec daer an, ende Pharijn hadder VIm mede, ende Leonse VIm oec ter stede. Hier met quamen si te Trebes werd, 140ende al die wile dat si quamen in die verd salic v vort secgen van Artur ende vanden ij coningen haer aventure. |
Om het moeras die er om ging. Dus lagen ze daar lang na dat ding, en de koningin Eleine, die ter plaatse binnen was, en haar zuster mede 5 hadden groten angst dat zij verraden mochten werden ergens bij, of gevangen, en weende zeer vaak daar om hun heer, dat elk zo lang wachtte mede. 10 Graciaen troostte ze zeer ter plaatse en zei ze zouden, zonder waan, goede hulp hebben gelijk; dus troostte hij die vrouwen fijn, en hij had een zoon, heet Banijn, 15 en zijn peter was koning Ban, en hij was een schone jonge man, en hij was Leonse verwant mede; en toen Leonse wist de waarheid dat het kasteel belegerd was, 20 ontbood hij Antianne na dat, de drost, dat hij komt gegaan nu; en hij kwam tot hem zeg ik u. Toen zei hem al heimelijk te varen tot Biroske in het bos, te waren, 25 met de zijnen en wacht op ons daarnaar op de fontein en zeg het daar niemand van al uw lieden, waarheen ge zal heen rijden. Toen zei de drost gelijk 30 dat dit goed zou zijn gedaan; toen voer hij heen heimelijk daar en Leonse van Banniin daarnaar, zijn neef, en zond nu tot Pharien, dat zeg ik u, 35 54 omdat hij kwam tot de plaats daar ze versierd hadden voor dat in het bos, daar hij wel wiste, en dat hij immer niet miste, hij voer heimelijk en daar, 40 en Leonse voer nu daarnaar in het bos, daar die bron stond, daar de drost wachtte, dus wees bekend, deze plaats had Merlijn voorwaar gewezen dat ze wachten zouden daar; 45 dus wachtte ook Leonse en Antran totdat Pharien kwam en zijn man; dus lagen ze daar alle alzo tot maandag na Sint Jans dag toe; toen Merlijn wist dat ze verzameld waren 50e en dat ze wachten op succes, te waren, dat hij hen beloofde te brengen daar, toen ging hij aan Waler daarnaar en zei dat hij het eerste bataljon leidde en met hen nam daar gereed 55 drie nieuwe ridders en de 40 mede, die van Carmelide kwamen ter stede en neem zoveel dan zodat ge hebt 10 000 man, en laat Ulfijn voeren uw banier; 60 en heer Waler deed alzo snel als hem Merlijn heeft gezegd, en trok met de zijnen, zoals wij het weten, over een zijde; daar na liet Merlijn de koning Ban de andere zijn, 65 die Waler volgen zou na met 10 000 ridders, weet voor waar; 55 toen riep Merlijn koning Bohort en zei hem dat hij nu voerde het derde bataljon, en neemt met u 70 die 300 ridders, die ge bracht nu uit koning Anias land, en neem daarmee tot 10 000 nu ter plaatse van de ridders die kwamen van Carmeloet. Toen zei Merlijn voort te die tijde 75 koning Arthur: heer, ge zal dat vierde bataljon leiden met geweld, en met u zullen zijn nu ten stonden de heren van de Tafelronden. Toen riep koning Arthur ter plaatse 80 heer Uile (?) en Nascien mede, en zei zijn lieden hen te laten bereiden en ze deden het toen zonder wachten; toen nam Merlijn de draak en gaf het Keye na die zaak, 85 en zei dat hij het voerde daarnaar, want het is uw recht voor waar; en wacht u wel, dat raad ik nu, dat ridderschap niet wordt vernederd bij u; en weet ge wat ge zal doen ter plaatse 90 als ge onder de vijanden komt daarmee, Zo voer het teken altijd in uw hand. Dat zal ik wel doen, zei Keye gelijk. Merlijn zei de 3 koningen toen en Waler (?), dat ze dapper alzo 95 te Trebes waart voeren gereed, want hij ze in vier zinnen belegt, en elke prins die er ligt aan heeft onder hem 20 000 man, 56 en elk bataljon van de onze mede 100 zal een van die van hen aanstrijden ter plaatse. Hoe, zei koning Arthur, Merlijn, hebben ze meer lieden dan hier zijn? Ja ze, heer, de helft zeg ik u; maar we zullen een mooie hulp hebben, zeg ik u, 105 wel van 20 000 man, die ons zullen komen aan, die liggen in het bos van Brioskes. Hoe zullen ze weten welke tijd dat is? zei Arthur; heer, zei Merlijn toen, 110 ik zal ze halen op tijd genoeg daartoe; en Bliobleris zal voor varen nu, want hij weet de paden goed, zeg ik u, en recht als het daagt zal ge varen daar ge een horen hoort, daar volg na, 115 en ge zal zien een grote brand in de lucht; daarna volg je gelijk, want dan zal uw hulp zijn gereed, dat ik u zenden zal, God weet; blijf tot God! ik vaar nu daar. 120 Dus scheidde Merlijn van hen daarnaar en kwam daar Leonse was gelegen en zijn gezellen, en sprak daar tegen en zei: wat ligt ge hier onder u? ge komt nimmer zo volledig nu 125 te Trebes die koning Arthur zal daar wezen met zijn volk al. Toen dit Leonse verstond, voor waar deed hij hem grote feesten daar en vroeg hem om beide koningen toen; 130 hij zei: ge zal ze zien en daartoe 57 met grote macht die ze brengen; maar vast bereid u; en na die dingen bereiden ze hen en maakten daar vier bataljons; de eerste daarnaar 135 leidde Anthiones met 6 000 man en Graciaen 6 000 ook daarna, en Pharijn had er 6 000 mede, en Leonse 6 000 ook ter plaatse. Hiermee kwamen ze te Trebes waart, 140 en al de tijd dat ze kwamen in de vaart zal ik u voort zeggen van Arthur en van de 2 koningen hun avontuur. |
Hort hier tusschen den coninc Ban den strijt ende tusschen Claudase, dies droech nijt. 145Daventure seget doe Merlijn was vanden coninc Artur gesceden na das, dat Artur porde doe daer naer, ende Bliobleris vore voren daer, want hi de passe conste sonder vrage; 150dien nacht voren se toten dage; daer quamense op I scoen plein gereet daer ene riviere neven leet, die de Louure hiet, ende si waren daer den here nu comen alsoe naer 155men had te v malen mogen nu wel overscieten, dat secgic u; doen deildense, om dat se wilden sien dat teken daer hen af seide vor dien Merlijn, dat was vanden brande mede 160die inden locht soude vliegen ter stede, ende vanden horne diese souden horen; ende binnen desen quam daer te voren 58 een spiere diese heeft versien, ende ginc int ander here secgen mettien; 165ende doe dit die ander vernamen 1va?| wapenden si hen ende trocken tsamen te velde ende battelgeerden hen daer. Ende Ponces Antones trac daer naer ane dinde van enen bosch ter stede, 170ende daer na quam die hertoge mede van Aelmaengen; daerna quam Rodoen, ende Claudas van Deserte quam doen ende lach met sinen lieden neven [...] ende [..] die wile [.............] 175dat si dus wert voren, quam Merlijn, die hier algader af wiste den siin, ende hi blies den horen doe ende dede den brant vliegen daertoe. Doe Artur den horen horde [....] 180ende den brant [sach?] vliegen daer naer sloegen si alle ten here werd, ende her Walijn vergaderde metter verd; Antrolles de hertoge, secgic u, entie coninc Ban vergaderde nu 185anden coninc Claudas ter stede, entie coninc Bohor vergaderde mede an Pontes Antonijs nu ter stat, entie coninc Artur vergaderde na dat [...............] 190[...............] [...............] die met sulken nide reden beden dat si beide storten daer neder; maer si waren beide volliic op weder 195 59 ende togen haer swerd ende sloegen daer deen opten andren slage swaer; ende alse hi Wallijn te voet sach Sagremor sloech hi al dat hi mach; daer [...] enen Ulfijn oec mede, 200die sine baniere vorde ter stede, ende bander side quamen daer oec toe om den hertoge te bescudden doe. Dus vergaderde deen den andren daer; doe werd mennich spere te broken daer naer 205ende ut gesteken mennich man, die meer op en stont vort an; daer werd die striit groet ende starc mede doch werden hermonteert ter stede die hertoge ende Sagremor beide; 210maer het was groeten leide. Daer dadent wel die XIJ, twaren, die neuwe ridderen gemaect waren; maer sint dat middach leet, vorwaer, sone was daer niemen die een haer 215Wallijn iet geliken const mede, want hi sloech doet daer ter stede ma[...] wat vor hen quam, [...] sijn neve, als ict vernam, [.......] in dese twee 220dadent herde wel ende noch mee; 1vb?| Gal[....] ende Gaheries dadent sowel dat m[....] des over die beste hilt [..] daer nu naest Wallijn, dat secgic u, 225ende Garies enen Egrawein, ende alle die daer waren int plein 60 dadent wel ende condechlike [...............] was [.........] waere, 230die de felste was van alden here, ende daer aldus vergaderden, dan sloech hi metten swerde den coninc Ban opten helm, datter tfier ut vloech. ende dat hi opt gereide boech; 235doe rechti hem op alse de erre was, ende sloech Claudas opt hoeft na das enen slach, maert swerd scamselde (sic) neder ende sloech den orsse alsoe weder den hals af ende het viel doe, 240ende Claudas met [.....] alsoe op [.......] comen daer gaf hi hem iij slage daer naer dat hine had bina weder nu ter eerden doen tumelen, secgic v. 245[...............] [...............] maer het was van sulker cracht ende gewelt dat hi daer nochtan onthelt; doe warp hi den scilt opt hoeft daer naer 250ende quam te coninc Banne werd daer ende began op hem te slane nu; maer h’liede in besiden, secgic v, quamenre toe; doe werd daer naer die coninc Claudas hermonteert, vorwaer, 255want hi hadde noch alse vele liede alse de coninc Ban dede tien tide, ende sine liede hadden met mogen staen en had die coninc Ban selve gedaen, 61 diese aldus hilt durende daer 260toten middage, weet vor waer; ende bander side street die coninc Bohort jegen Pontes Antonijs vort, die een groet spere had in die hant, ende quam opten coninc Bohor gerant 265ende stac sijn speer op hem ontwee; entie coninc Bohor die hem gevee (sic) wat si staken dorden scilt ende dore den arm met gewilt ende nichelden hem an die side doe 270ende stac hem daer in ene wonde daer toe, ende hi viel van den orsse neder daer ende lach in ontmacht oec daer naer, dat men niet conde geweten daer bi weder hi doet ofte levende sij. 275Ende doen sine liede dit sagen daer 1vc?| hadden si anxt ende groten vaer om dat hare here doet ware, ende reden alle daer werd daer nare, om hem te bescudden aldaer nv; 280ende coninc liede quamenre iegen, secgic v, met starken speren; daer werd ter tijt een groet ende een starc strijt [...............] [...............] 285vander wonden ende scaenden (sic) sere ende reden opten coninc met enen here ende sloegen opten helm alsoe dat hi op siin gereide boech doe, ende die coninc Bohor sloegen weder 290dorden helm ene wonde, dat hi daer neder 62 tumelen moeste ende overreden daer eerne die romenie (sic) conden naer hermonteren; doe beval hi saen den sinen dat si hem in staden staen; 295doe reet hi in de meeste porsse daer werd mennich vanden orsse gevelt; doe werd die coninc Bohord achter gedreven alsoe vord enen bogescote wel van daer; 300dus duerde die striit alsoe daer waer, [.........] uer, ende al dese wile vacht die coninc Artur jegen Randone van Gaules; entie coninc Artur, sijt seker des, 305entie ridderen vander Tavelronde liepen hem seer optien stonden ende dadense achter in dere wijs tote op Pontes here Antonijs, ende Keye volchde wel metten drake 310die hem Merlijn gaf vor dese sake, dien groet vier uter kelen scoet; dies noit ne sagen seiden bloet, het soude domsdach wesen sciere, ende ververden hen sere vanden viere; 315ende sonder twivel ane den drake lach betekenesse van groter sake, want tfier dat hem vter kelen scoet dat betekende martilie groet van lieden doet te slane met, 320ins coninc Arturs tiden, dat wet; ende dat sijn stert gewrongen was betekent groet verraetnesse na das 63 dat in sijns selfs liede was mede; doe si iegen hen keerden ter stede 325ende met Mordiette waren algader, daer hi oem af was ende vader |2rc| Met [..............] Wt ere crebben ghers, seggic u, ende omdat den onghecroenden leeu ter stede 330dochte dat beter weyde, waermede ten ghecroenden leeuwe waert [....] ep hi hem op metter vaert |2va| [........] hem daer met Arture wal’ vore waer 335ende die XL ghesellen mede ende die XVIIJ nuwe ridders ter stede ende die vander Tafelronden en casteel [..] |
Hoor hier tussen koning Ban de strijd en tussen Claudas die droeg nijd. 145 Het avontuur zegt toen Merlijn was van koning Arthur gescheiden na dat, dat Arthur ging toen daarnaar, en Bliobleris voer voren daar, want hij de passen kon zonder vragen; 150 die nacht voeren ze tot de dag; daar kwamen ze op I schoon plein gereed daar een rivier nevens lag, die de Loire heet, en ze waren daar dat leger nu gekomen alzo na 155 men had te u maal mogen nu wel overschieten, dat zeg ik u; doen verdeelden ze hen, om dat ze wilden zien dat teken daar hen van zei voor die Merlijn, dat was van de brand mede 160 die in de lucht zou vliegen ter plaatse, en van de horen die ze zouden horen; en binnen deze kwam daar te voren 58 een spion die ze heeft gezien, en ging in het ander leger zeggen meteen; 165 en toen dit de andere vernamen wapenden ze hen en trokken tezamen te velde en maakten bataljons daar. En Ponces Antonys trok daarnaar aan het einde van een bos ter plaatse, 170 en daarna kwam de hertog mede van Duitsland; daarna kwam Rodoen, en Claudas van Deserte kwam toen en lag met zijn lieden nevens [...] en [..] de tijd [.............] 175 dat ze derwaarts voeren, kwam Merlijn, die hier allemaal van wist het zijne, en hij blies de horen toen en liet de brand vliegen daartoe. Toen Arthur de horen hoorde [....] 180 en de brand zag vliegen daarnaar sloegen ze alle te leger waart, en heer Walijn verzamelde met een vaart; Antrolles de hertog, zeg ik u, en koning Ban verzamelde nu 185 aan koning Claudas ter plaatse, en koning Bohort verzamelde mede aan Pontes Antonys nu ter plaatse, en koning Arthur verzamelde na dat [...............] 190[...............] [...............] die met zo’n nijd reden beiden zodat de beide storten daar neer; maar ze waren beide volledig op weer 195 59 en togen hun zwaard en sloegen daar de ene op de andere slagen zwaar; en toen hij Wallijn te voet zag Sagrimor sloeg hij al dat hij mag; daar [...] een Ulfijn ook mede, 200 die zijn banier voerde ter plaatse, en aan de andere zijde kwamen daar ook toe om de hertog te behoeden toen. Dus verzamelde de een op de andere daar; toen werd menige speer gebroken daarnaar 205 en afgestoken menige man, die niet meer opstond voortaan; daar werd de strijd groot en sterk mede toch werden hergroepeerd ter plaatse de hertog en Sagrimor beide; 210 maar het was groot lijden. Daar deden het goed die 12, te waren, die nieuwe ridders gemaakt waren; maar sinds dat de middag leed, voorwaar, zo was daar niemand die iets 215Wallijn iets vergelijken kon mede, want hij sloeg dood daar ter plaatse ma[...] wat voor hen kwam, [...] zijn neef, zoals ik het vernam, [.......] in deze twee 220 deden het erg goed en nog mee; Gal[....] en Guheries deden het zo goed dat m[....] dis voor de beste hield [..] daar nu naast Wallijn, dat zeg ik u, 225 en Garies en Acgravein, en alle die daar waren in het plein 60 deden het goed en kundig [...............] was [.........] ware, 230 die de felste was van al de heren, en daar aldus verzamelden, dan sloeg hij met het zwaard koning Ban op de helm, zodat er het vuur uit vloog. en dat hij op het zadel boog; 235 toen richtte hij hem op als een die geergerd was, en sloeg Claudas op het hoofd na dat een slag, maar het zwaard schampte neer en sloeg het paard alzo weer de hals af en het viel toe, 240 en Claudas mee [.....] alzo op [.......] komen daar gaf hij hem 3 slagen daarnaar zodat hij hem had bijna weer nu ter aarde laten tuimelen, zeg ik u. 245[...............] [...............] maar het was van zo’n kracht en geweld dat hij daar nochtans ophield; toen wierp hij het schild op het hoofd daarnaar 250 en kwam te koning Ban waart daar en begon op hem te slaan nu; maar zijn lieden bezijden, zeg ik u, kwamen er toe; toen werd daarnaar koning Claudas hergroepeerd, voorwaar, 255 want hij had nog alzo veel lieden als koning Ban had te die tijd, en zijn lieden hadden mee mogen staan had koning Ban zelf gedaan, 61 die ze aldus hield duren daar 260 tot de middag, weet voor waar; en aan de andere zijde streed koning Bohort tegen Pontes Antonijs voort, die een grote speer had in de hand, en kwam op koning Bohort gerent 265 en stak zijn speer op hem in twee; en koning Bohort die hem geeft wat ze stak hem door het schild en door de arm met geweld en nagelde hem aan de zijde toen 270 en stak hem daarin een wond daartoe, en hij viel van het paard neer daar en lag in onmacht ook daarnaar, zodat men niet kon weten daarbij weder hij dood of levend zij. 275 En toen zijn lieden dit zagen daar hadden ze angst en groot gevaar omdat hun heer dood was, en reden alle derwaarts daarnaar, om hem te behoeden aldaar nu; 280 en konings lieden kwamen er tegen, zeg ik u, met sterke speren; daar werd ter tijd een grote en een sterke strijd [...............] [...............] 285 van de wonden schaamden zeer en reden op de koning met een leger en sloegen hem op de helm alzo zodat hij op zijn zadel boog toen, en koning Bohort sloeg hem weer 290 door de helm een wond, zodat hij daar neer 62 tuimelen moest en overreden daar eer de Romeinen konden daarna hergroeperen; toen beval hij gelijk de zijne dat ze hem bijstaan; 295 toen reed hij in de grootste groep daar werd menigeen van het paard geveld; toe werd koning Bohort achter gedreven alzo voort een boogschot wel van daar; 300 dus duurde de strijd alzo derwaarts, [.........] uur, en al deze tijd vocht koning Arthur tegen Randone van Gaule; en koning Arthur, zij het zeker dus, 305 en de ridders van de tafelronde liepen op hem zeer te die stonden en deden ze achter in die wijs tot op Pontes heer Antonys, en Keye volgde goed met de draak 310 die hem Merlijn gaf voor deze zaak, die groot vuur uit de keel schoot; die het nooit zagen zeiden bloot, het zou doemsdag wezen snel, en verschrokken hen zeer van het vuur; 315 en zonder twijfel aan de draak lag betekenis van grote zaak, want het vuur dat hem uit de keel schoot dat betekende martelen groot van lieden dood te slaan mee, 320 in koning Arthurs tijden, dat weet; en dat zijn staart gewrongen was betekent groot verraad na dat 63 dat in zijn eigen lieden was mede; toen ze tegen hen keerden ter plaatse 325 en met Mordret waren allemaal, daar hij oom van was en vader Met [..............] Uit een kribbe gaat, zeg ik u, en omdat de ongekroonde leeuw ter plaatse 330 dacht dat beter weide, waarmee de gekroonde leeuw waart [....] liep hij hem op met een vaart |2va| [........] hem daar met Arthur wel voor waar 335 en de 40 gezellen mede en de 18 nieuwe ridders ter plaatse en die van de tafelronden een kasteel [..] |
25579 67|1ra| [Ende daden se achter], in dese wijs 25580[Tote op Pontes ende Antonijs;] [Ende Keye volgede wel met]ten drake, [Die hem Merlijn gaf vor] dese sake, [Dien groet vier uter k]elen scoet; Die[s noit ne sagen s]eiden bloet, 25585He[t soude domesdach we]sen sciere, E[nde vervaerden hem sere] van den viere; En[de sonder twiv]el an den drake Lac[h beteken]esse van groter sake, Wan[t tfier da]t hem uter kelen scoet; 25590[D]at [martelie] bet[eke]nt groet Van [lieden doet] te slane met In [sconinx Arturs] tiden, dat wet; Ende, [dat sijn] stert gewrongen was, Be[tekent grote verr]aetnesse das, 25595Die [in sijnselves] lie[de] was mede; Do[e si jegen hem keerd]en ter stede Ende [met Mordrette] alg[ader,] Daer [hi oem af wa]s ende v[ader,] [Want hine wan] ane [sijnre suster met,] 25600Des [coninx Lottes wijf was,] dat wet. [Hierna suldi wel ver]staen di[e dinc] Ho[e die strijt tuscen hen verginc.] Nu [hoert hoe Randoen achter tiede] To[te op Pontes ende] Antonijs liede, 25605Daer[ne die coninc Artur] opjagede doe, Die [den coninc Bohort hilden] alsoe Cor[t, dat hi] wel hadde te [done] Hulp[e, ende doe sach datgone] Pon[tes, dat si quamen gevloen,] 25610Voer [hi daerjegen, ende riep doen] Sijn [teken, ende sloech in daernaer;] 68 Daer [wart die strijt groet ende swaer,] Doe [die vier batalien vergadert waren,] W[ant Walewein dreef oec daernaren] 25615F[rolles, den hertoge, op Claud]as, D[ie jegen den coninc Ban in stride] was, [Die nu tonder was; dus wart daer] Die strijt sterc ende swaer. |1rb| Daer dede Walewein wonder groet; 25620Enne sa[c]h noit man dies genoet. Doe [ge]viel dat Walewein na das Verg[a]derde an den coninc Claudas, D[ie daer st]reet yegen den coninc Ban [Met Cm] man yegen .xv. man, 25625Daer [die] coninc se[r]e tachter af was. W[alewein verh]ief sijn swert na das, Ende waende op thovet hebben geslegen Claudas, diere den scilt hilt yegen, Dien Walewein sloech al ontwee, 25630Ende die slach ginc v[or]waert mee Ende [ca]mpelde nederwaert alsoe, Ende sl[oe]ch den perde den hals af doe, Ende si vielen beide daer, Ende Walewein reet voerwa[e]rt daernaer, 25635Want hi ne kinde Claudas twint. Hi gemoette Miseresse na tgint [E]nde sloech hem daer af sijn hovet; [D]ese was vrome, dies gelovet, Ende was van Claudas mesniden. 25640Walewein toech voert tenselven tiden Ende clovede Antorilasse alsoe Sijn hovet toten tanden toe; Dus sloech hire .xx. doet; Daer sine slage waren so groet 25645Datter niemen ontbeiden dorste. D[oe dit die coninc] Ban sach vorwaer 69 [Dat Walewein, die] so jonc was, [So groet won]der dede, dancte hi na das [Gode, ende seide t]e Walewein doe 25650[”Bi] Gode, here, ghi strijt hier soe, “Dat ghi tswert wel verdient hebt nu, “Dat die coninc Artur hevet gegeven u; “Ende oec en [mochte] hi [gen]en betere[n] ter stede “Sine liede hebben bevolen mede 25655”Dan ghi s[ij]t, ende ic bidde u heden den dach “Dat ic u [gesel] sijn mach.” [”Here, ic doe dat gerne,” seide hi,] [Ende danc] hebt dat ghijt soeket an[e mi,] |1va| “Maer ic moet varen sueken minen neven 5660[”Ende mine brueder, waer si sijn bleven,] “Ende, alse ic se hebbe vonden, so sal ic [tot u] “Wederkeren.” Doe seide hem nu Die coninc, dat hi hem soude Gerne wreken also houde 25665Over Claudas, “dien ghi [voe]rwaer “Te hand ter neder sloecht [aldaer,] “Ende, waer hi doet, so ware saen “Mijn orloge hebben gedaen.” Doe seide Walewein: [”Wiseten mi”] 25670Die coninc seide: [”Sieten hierbi] “Met [genen wapenen, die ghi siet hier,] “Gebl[oemet van silver, ende daernaer] “Den scilt, [in midden gedeelt terstede] “Van sel[ver ende van kelen bede,] 25675”Den lee[u rampant van sable met.”] Doe seide [Walewein: “Vaste ende niet en let,] “Varen [wi an hem, ende proeven wi] “Onse cracht.” [Doe seide daernaer] Die coninc Ban: [”Ic en gere niet meer,] 25680”Want hi he[vet mi gescadet seer.”] Doe sloeg[en si hare orse daerwaert,] Ende die [coninc Claudas reet metter vaert] 70 Jegen hem; [doe wart ter tijt] Groet ende [vreeselic die strijt.] 25685Walewein ende die coninc Ban D[eden daer vlien Claudas man,] Ende, doe Claudas [dit sach aldaer,] Vloe hi in de meeste [perse daer,] Want hi ontsach [dese twee nu,] 25690Diene daer yagen, seg ic u; Hi wiste wel hervoren sine [daer] Dat hi doet [ware] voerwaer. Dus vloe hi o[nde]r [sine liede alsoe,] Ende si volgeden hem [emmer toe] 25695Ende en w[ou]den niet laten [ga]en Enne en had[de] ene avent[ure gedaen,] D[ie si vonden onder hem ter stede;] Want doe si yageden Claud[a]s mede, |1vb| Vant Walewein .ij. si[re broeder daer] 25700Ligghende [...........] [37 verzen zijn onleesbaar] 25738Ende binnen dien quam al dat gemoet. [956 verzen ontbreken = 6 bladen] 26694 |2ra| Daer menich bi es doet bleven mede [...............] 26733Int wout, alse een wilde man. 26734 |2rb| [Bi naturen,] die hi ontfinc an hen, [...............] 26773”Ende quite laten gaen van u. 26774 |2va| “Ic sal uwen droem ontbind[en da]n” [Doe ge]lovedi th[em voer alle sine man.] [Doe seide die wildeman: “Here, bi trouwen,] [”Ghi laget hiervor bi uwer] vrouwen [”Ende u droemde dat ghi saghet daer] [Ene soch met borstelen daernaer] 26780[”Ende hadde op dat hovet enen goudenen rinc”,] [Ende seide alsovoert al die dinc] 1 [Gelijc ghi hebt] ghehoert hiervoren. Doe hijt geseit hadde dore ende dore Seide hi: “Her keyser, wat dunct u? 26785”Heb ic mi yet mesgrepen nu?” “Neen ghi, een word niet”, seide hi doen, “Here”, seiden doe die baroen, “Sint hi dit so wel he[vet gese]it, “Sal hi wel seggen die [waer]heit, 26790”W[at] die droem bedieden [can.”] “Seker,” seide doe de wild[eman,] “Ic salt u so ont[binden nadien] “Dat ghijt met[ten ogen sult sien.”] “Nu segt dan”, seide de keyser [doe] 26795”Gerne, here, nu h[oert hiertoe:] “Die soch, die ghi saget ten begin[ne,] “Dat es u wijf, de keyserin[ne,] “Ende die borstelen bedieden ter s[tede] “Haer lange sloyende cleder me[de,] 26800”Ende den hoet, dien si hadde op [thov]et, “Bediet hare crone, dies ge[lov]et; “Ende, waert u wille, ic swege [h]ierm[et.”] Die keyser seide: “Quitet u [..]et “Ende uwe sekerhede.” Doe seide [h]i vort 26805”Die .xij. wolve, here, nu hort, “Die ghi ute uwer cameren s[a]get comen, “Sijn dese .xij. jonfrouwen, heb i[c] vernomen, “Die mijn vrouwe ont[hout h]ier nu; “Maer en sijn gene jonfrouwen, [seg ic u;] 26810Het sijn alle man; [nu doet se dan] “Ontcle[den, so weetti die waerheit daeran;] [”Ende, wetet wel, als ghi hier niet en sijt,] “So liggen [se] bi haer talre tijt. |2vb| “Nu hebdi uwen droem gehoert.” 26815D[ie] keyser en conde gespreken .i. w[oert,] So was hi tebaren[t]eert om das, Dat hem sijn wijf so ongetrouwe was. 72 Doe sprac de coninc te Grisandelise “Ontcleedt mi dese in alre wise; 26820”Ic wil dat mine baroene sien.” Ende die drossate deedt mettien; Ende, alsi ontcleedt sijn daernaren, Sach men dat alle manne waren; Des wonderde hen allen sere daer. 26825Doe vragede de keyser daernaer Gemeinlec elken baroene Wat hem daermede stoet te doene, Ende si berieden hen lange na dat. Int lest droegen se overeen ter stat 26830Dat men se bernen soude openbaren, Omdat si haren here ongetrouwe ware; Bi desen hen sijs verdient wel. Daerna en dede de keyser niet el Dan hi hiet tfier maken gaen 26835In midden de plaetse; men deet saen, Ende hi dede de keyserinne daernaer Haer hande binden, ende werpen daer Int vier, en al andere mede, Ende deed se verbernen daer terstede 26840In midden thof, na die sake. Aldus nam de keyser wrake Over sijn wijf ende over dandere met. Doe wart die niemare groet, dat wet, Overal int lant van desen dingen; 26845Daer prisede menich sunderlingen Den wilden man, ende seiden aldare Dat hi een goet waersagere ware. Daerna bat hem de keyser vri Dat hi hem seggen wilde, waerbi 26850Dat hi loech so sere [g]ereet [D]oe hi voer die ab[die leet,] [Ende voer die capelle, daer hi oec loech,] Daer de knape sinen here sloech. |
25579 67 En deden ze achter, in deze wijs 25580 Tot op Pontes en Antonys;] En Keye volgde goed met de draak, Die hem Merlijn gaf voor deze zaak, Die groot vuur uit de keel schoot; Die het nooit zagen zeiden bloot, 25585 Het zou doemsdag wezen snel, En verschrokken hen zeer van het vuur; En zonder twijfel aan de draak Lag betekenis van grote zaken, Wan het vuur dat hem uit de keel schoot; 25590 [Dat martelen betekent groot Van lieden dood te slaan mee In koning Arturs tijden, dat weet; En, dat zijn staart gewrongen was, Betekent groot verraad dus, 25595 Die in zijn eigen lieden was mede; Toen ze tegen hem keerden ter plaatse En met Mordret allemaal, Daar hij oom van was en vader, Want hij hem won aan zijn zuster mee, 25600 Koning Loth’s vrouw was,] dat weet. Hierna zal ge wel verstaan dat ding Hoe de strijd tussen hen verging. Nu hoor hoe Randoen achter reed Tot op Pontes en Antonys lieden, 25605 Daar koning Arthur ze opjaagde toen, Die koning Bohort hielden alzo Kort, dat hij het wel had te doen Hulp, en toe zag datgene Pontes, dat ze kwamen gevlogen, 25610 Voer hij daartegen, en riep toen Zijn teken, en sloeg in daarnaar; 68 Daar werd de strijd groot en zwaar, Toe de vier bataljons verzameld waren, Want Walewein dreef ook daarnaar 25615 Frolles, de hertog, op Claudas, Die tegen koning Ban in strijd was, Die nu te onder was; dus werd daar De strijd sterk en zwaar. |Daar deed Walewein wonder groot; 25620 En zag nooit man diens gelijke. Toen gebeurde dat Walewein na dat Verzamelde aan koning Claudas, Die daar streed tegen koning Ban Met 100 000 man tegen 15 man, 25625 Daar de koning zeer ten achter van was. Walewein verhief zijn zwaard na dat, En waande op het hoofd te hebben geslagen Claudas, die het schild hield tegen, Die Walewein sloeg al in twee, 25630 En die slag ging voorwaart meer En schampte neerwaarts alzo, En sloeg het paard de hals af toe, En ze vielen beide daar, En Walewein reed voorwaarts daarnaar, 25635 Want hij kende Claudas niets. Hij ontmoette Miseresse na ginds En sloeg hem daar af zijn hoofd; Deze was dapper, dus geloof het, En was van Claudas manschappen. 25640 Walewein toog voort terzelfder tijd En kloofde Antorilasse alzo Zijn hoofd tot de tanden toe; Dus sloeg hij er 20 dood; Daar zijn slagen waren zo groot 25645 Zodat er niemand wachten durfde. Toen dit koning Ban zag voorwaar 69 Dat Walewein, die zo jong was, Zo’n groot wonder deed, dankte hij na dat God, en zei tot Walewein toen 25650 “Bij God, heer, ge strijd hier zo, “Dat ge het zwaard wel verdiend hebt nu, “Dat koning Arthur heeft gegeven u; “En ook mocht hij geen betere ter plaatse “Zijn lieden hebben aanbevolen mede 25655 “Dan ge bent, en ik bid u heden de dag “Dat ik uw gezel zijn mag.” “Heer, ik doe dat graag,” zei hij, En dank heb dat ge het zoekt aan mij, “Maar ik moet varen te zoeken mijn neven 5660 “En mijn broeder, waar ze zijn gebleven, “En, als ik ze heb gevonden, zo zal ik tot u “Weerkeren.” Toen zei hem nu Die koning, dat hij hem zou Graag wreken alzo te houden 25665 Voor Claudas, “die ge voorwaar “Gelijk te neer sloeg aldaar, “En, was hij dood, zo was gelijk “Mijn oorlog zijn gedaan.” Toen zei Walewein: “Wijs hem mij” 25670 De koning zei: “Zie hem hierbij “Met die wapens, die ge ziet hier, “Gebloemd van zilver, en daarnaar “Dat schild, in het midden gedeeld ter plaatse “Van zilver en van kelen beide, 25675 “De leeuw klimmend van sabel mee.” Toen zei Walewein: “Vast en niet let, “Varen we aan hem, en beproeven wij “Onze kracht.” Toen zei daarnaar Koning Ban: “Ik ga er niet meer, 25680 “Want hij heeft me beschadigd zeer.” Toen sloegen ze hun paarden derwaarts, En koning Claudas reed met een vaart 70 Tegen hem; toen werd ter tijd Groot en vreselijk de strijd. 25685 Walewein en koning Ban Lieten daar vlieden Claudas man, En, toen Claudas dit zag aldaar, Vloog hij in de grootste druk daar, Want hij ontzag deze twee nu, 25690 Die hem daar jagen, zeg ik u; Hij wist wel voeren ze tot hem daar Dat hij dood was voorwaar. Dus vloog hij onder zijn lieden alzo, En ze volgden hem immer toe 25695 En wilden hem niet laten gaan Had een avontuur niet gedaan, Die ze vonden onder hem ter plaatse; Want toen ze jaagden Claudas mede, Vond Walewein 2 van zijn broeders daar 25700 Liggende [...........] [37 verzen zijn onleesbaar] 25738 En binnen die kwam al dat gemoed. [956 verzen ontbreken = 6 bladen] 26694 |2ra| Daar menig bij is dood gebleven mede [...............] 26733 In het woud, als een wilde man. 26734 |2rb| [Bij naturen,] die hij ontving aan hen, [...............] 26773”En kwijt laten gaan van u. 26774 “Ik zal uw droom oplossen dan” Toen beloofde hij tot hem voor al zijn man. Toen zei de wildeman: “Heer, bij trouw, “Ge lag hiervoor bij uw vrouw “En u droomde dat ge zag daar Een zeug met borstels daarnaar 26780 “En had op dat hoofd een gouden ring”, En zei alzo voort al dat ding Gelijk ge hebt gehoord hiervoor. Toen hij het gezegd had door en geheel Zei hij: “Heer keizer, wat lijkt u? 26785 “Heb ik me iets misgrepen nu?” “Neen gij, een woord niet”, zei hij toen, “Heer”, zeiden toen de baronnen, “Sinds hij dit zo goed heeft gezegd, “Zal hij wel zeggen de waarheid, 26790” Wat die droom betekenen kan.” “Zeker,” zei toen de wildeman, “Ik zal het u zo oplossen nadien “Zodat gij het met de ogen zal zien.” “Nu zeg het dan”, zei de keizer toen 26795 “Graag, heer, nu hoort hiertoe: “Die zeug, die ge zag ten begin, “Dat is uw vrouw, de keizerin, “En de borstels betekenen ter plaatse “Haar lange slepende klederen mede, 26800 “En de hoed, die ze had op het hoofd, “Betekent haar kroon, dus geloof het; “En, was het uw wil, ik zweeg hiermee.” De keizer zei: “Kwijt u [..]et “En uw zekerheden.” Toen zei hij voort 26805 “Die 12 wolven, heer, nu hoort, “Die ge uit uw kamer zag komen, “Zijn deze 12 jonkvrouwen, heb ik vernomen, “Die mijn vrouw houdt hier nu; “Maar het zijn geen jonkvrouwen, zeg ik u; 26810 Het zijn alle mannen; nu laat ze dan “Ontkleden, zo weet ge de waarheid daaraan; “En, weet wel, als ge hier niet bent, “Zo liggen ze bij haar te alle tijd. |”Nu heb je uw droom gehoord.” 26815 De keizer kon spreken 1 woord, Zo was hij beschaamd om dat, Dat hem zijn vrouw zo ontrouw was. 72 Toen de sprak koning tot Grisandoles “Ontkleedt me deze in alle wijze; 26820 “Ik wil dat mijn baronnen het zien.” En de drost deed het meteen; En, toen ze ontkleed zijn daarnaar, Zag men dat het alle mannen waren; Dus verwonderde hen alle zeer daar. 26825 Toen vroeg de keizer daarnaar Algemeen aan elke baron Wat hem daarmee stond te doen, En ze beraden hen lang na dat. Tenslotte kwamen ze overeen ter plaatse 26830 Dat men ze branden zou openbaar, Omdat ze hun heer ontrouw waren; Bij dezen hebben ze het verdient wel. Daarna deed de keizer niets anders Dan hij zei het vuur maken gaan 26835 In midden van de plaats; men deed het gelijk, En hij liet de keizerin daarnaar Haar handen binden, en werpen daar In het vuur, en al de andere mede, En liet ze verbranden daar ter plaatse 26840 In de midden van het hof, na die zaak. Aldus nam de keizer wraak Over zijn vrouw en over de andere mee. Toen werd dat nieuws groot, dat weet, Overal in het land van deze dingen; 26845 Daar prees menig bijzonder De wilde man, en zeiden aldaar Dat hij een goede waarzegger was. Daarna bad hem de keizer vrij Dat hij hem zeggen wilde, waarbij 26850 Dat hij lachte zo zeer gereed Toen hij voor die abdij reed, En voor die kapel, daar hij ook lachte, Daar de knaap zijn heer sloeg. |
Continuatie.
51|1ra| So wetic wel dan ouer waer Dat gi nembermeer heer daernaer 13025V lant ne hilt vort met geninde Gine sout altoes orloge vinden Alse lange alsi leefden nv Her coninc artur dat segic v Ende dadent oec die van der tauelronde 13030Die coninc soude onlange stonden Jegen die gygante hem verweren Daer ombe so radic v gi heren Dat gi daer vaert onder v Alse soudire hem dienen nv 13035Een jaer oft twe omtrent Tot dat gi met hem sijt bekent Ende gine sult oec niet lange na desen Daer dinen gine sult daer wesen Van hem bat ende weerder met 13040Dan ieman in sijn lant dat wet Ende ic weet wel dat hi den coninc arture Bidden sal dat hi ter vre Sire dochter neme tenen wiue daer Ende als hi se gecroent heft vorwaer 13045Selent die gygante weten saen Ende dan en selense sonder waen Niet langer dorren bliuen dan Noch in ere haluer dachvaert an ¶ Doe antwerde merline de coninc ban 13050Ende seide oft wi dus voren van dan Wat soude van onsen lande gescien Dat wi noch qualike hebben versien Ende wi hebben harde felle geburen Die ons op lopen tallen vren 13055Ende onse lant woesten ende branden Oec heft de coninc artur nv te handen Menigen viant om hem geseten Die dit scire souden weten Dat wi vten lande waren 13060 52 Oec dochte mi grote doerhede twaren Vore wi ander lant bescudden nv Ende donse in auenturen lieten segic v ¶ Here here seide merlijn doe Gi segt harde wale nv toe 13065Maer het doet goet achterwart gaen Om vorder te springene sonder waen Ende wet dat wel jegen .i. penninc Dan gi hier verliesen sult her coninc Gi sulter .ij. hondert winnen daer 13070Ende ic segt v al openbaer Gine sulter hier verliesen borch no stene No stat no dorp no veste ne gene Ende gi sult winnen .i. conincrike Dat bescermen sal ewelike 13075Dit lant ende verweren al Alse lange alse artur leuen sal Doe seide echt de coninc ban Merlijn gi sijt vroeder daeran |1rb| Dan wi alle sijn wetic wel 13080Ende als gijt ons raet sone es niet el Hier toe te doen dan wi ons saen Gereiden ende die dinc ane vaen Nu besiet wanneer dat wi Willen porren doe seide hi 13085Te half vasten sonder beiden Ende daer binnen seldi v bereiden Maer eer gi daerwart vart wet wel Suldi hebben .i. batalie fel Jegen die baroene segic v 13090Die hem gederen al dat si mogen nv Ende met alder macht di si mogen Vercrigen sellense v orlogen Ende gi sult ontbiden wet vorwaer Die gi hebben moget verre ende naer 13095Ende heimelijc suldi logiren dan Jn dat foreest van bedigan Ende ontsiet v niet want si Selen meer scaden hebben dan gi 53 ¶ Merlijn seide doe de coninc ban 13100Ende oftic ende mijn broeder dan Om hulpe senden souden si Jet te tide comen doe seidi Ja se here ende wie machse dan Halen seide doe de coninc ban 13105Jc sal die boetscap doen seide merlijn Ende oec salic eer comen sijn Dan een ander dat segic v Ende oec est te doene nv Want die strijt sal sijn gewesse 13110Te sente marien lichtmisse Jnde plaetse van bedegan Ende vwen lieden wet vortan Staet te riden dach ende n[ac]ht Oec wet wel dat ic hebbe geacht 13115Dat ic margen nauont sal wesen Te gannes doe si horden van desen Dat merlijn seide daer ter stede Hen wonderes sere ende logen mede Si helsden merline ende daden hem daer 13120Grote feeste wet vor waer ¶ Dus nam merlijn orlof segic v Ende seide hine hadde wat lettere nv Ontbiet ridderen ende seriante here Alse vele als gi moget nembermere 13125Ende so gi heimelijcs moget met Ende gi selt doen voren ongelet Spise ende vitaelge genoech daeran Jn dat dal van bedegan Ende alse die vitaelge es comen daer 13130So doetse deilen wel naer Alden volke want ic segt v Daer sals wel te doene sijn nv Geft hem te .xv. dagen spise Goet gesouten vleesch van prise 13135 54|1rc| Doet hem dit geuen sonder meer daeran Ende doet hem keyen deilen dan Ende bretelle ende griflette Ende vlfine ende lucamme sonder lette Dit doet so gi heimelijcst cont 13140Doen eyschedi tfingerlijn ter stont Dat hi hadde an sine hant Dat ict mach tonen in v lant Leoncen van parnen vwen vrient Ende pharine die v oec dient 13145Tenen litteken dat si na dat Mi selen gelouen oec te bat Alsict hem tonen sal aldaer Si worden te barenteert daernaer Doe si dit horden ende hen wonderets sere 13150Want si waenden dat nieman mere Dit ne hadde geweten segic v Dan si .ij. entie gene nv Die hi daer noemde leonce ende pharijn Dit dochten dmeeste wonder sijn 13155¶ Doe seide die coninc artur en sijt niet Tontrasten van al dat gi hem doen siet Want al dat men penst god weet Weet hi op dat men wilt gereet Do seide de .ij. coninge nv 13160So laetten dan gewerden met v Sint dat hi so vroet nv es Ende ons donct oec wel die waerhede des Dat hi v bouen al die werelt mint Gi seles te bat hebben dat gijt kint 13165So sere dat gijs noch menich werf Gewaer sult werden als v bederf Doe gaf hem die coninc van tfingerlijn 55 Ende doe sciet van hem merlijn Ende al dat hi hem dus dede verstaen 13170Van haerre heimelijchede heeft hi gedaen Ende dat hi daermet beiagen wille Hare beider vrienscap lude ende stille ¶ Doe voer merlijn te blasijs wart Te sinen meester ende seidem ter vart 13175Alle die dinge groet ende clene Die onder hem gesciet sijn gemene Daer na teldi hem hoe hi sal varen Ene boetscap doen sonder sparen Jn cleine bertangen ende toendem daer 13180Dat vingerlijn ende seide daernaer Dat sijn littekijn soude wesen Doe screeft blasijs al na desen Gelijc dat hem merlijn seide Doen sciet merlijn sonder beide 13185Van blasise vroe ende blide Ende des ander dages te primtide Was hi te gannes in de stat Ende seide leonces ende pharijn dat Hen de coninge ontboden nv 13190Al dat ic hier sal seggen v 1va| Dat gijs mi selt gelouen mede Hi toendem tfingerlijn daer ter stede Ende doen si sagen tfingerlijn Geloefden si al der talen fijn 13195Die hi hem seide clein ende groet Gelijc dat men hem ontboet Doen si dit horden ontboden si Alle die liede so dat si daer bi Vergaderden .xv. dusent man daernaer 13200Ende wel gewapent wet vorwaer Dese quamen alle te benewijc Viij. dage vore kerst dage sekerlijc Ende leonce ende pharijn mede Setten doe hoede in elke stede 13205Ende in de borge die hem goet dochten Daer si tlant met verweren mochten Ende hieraf een lambegijs 56 Die stout was ende hadde groten prijs Desen settense in de fortreetse met 13210Van gannes om dat hijt bet Ende stoutelike hoeden soude daer Dan een ander hem bat daernaer Pharijn sijn oem dat hijt nv Wel hoede. gerne oem dat segic v 13215Jc saelt so hoeden oft god welt Dat gire gene scade of hebben selt ¶ Ende inde fortreetse van benewijc Settense graciane des gelijc Den here vanden hogen mure 13220Ende beualent hem ter vre Hi was vrome ende getrouwe met Ende opten casteel van trebet Daden se graciaens sone hier Die geheten was banier 13225Hi was coninc bans petrijn Ende beide die coninge fijn Waren in den casteel sijt seker das Om dat hi van den lande de vaste was Ende ins coninc bohortes casteel so es 13230Geset te hoedene placides Leonces neue de getrouwe was Ende sere vrome sijt seker das Ende dese casteel heet mouleer Aldus besetten si dat lant eer 13235Eer si sceden wilden van daer Alst wel beset was daernaer Doe voren si henen nacht ende dach Wat dat elc geriden mach Want die mane scone sceen 13240¶ Ende merlijn voer voren al in een Die dat here leide vorwaer Van den quaden passagen daer 57 Toter zee daer si doe op quamen Daer si alle sceepten te samen 13245¶ Ende de coninc artur bander side Gereidem sere de wile te stride |1vb| Gelijc dat hem merlijn beual So dedi sine sticken al Hi ontboet alle degene nv 13250Die hi verbidden mochte segic v Daer quamer harde vele ter stede Ende meer dan hi waende mede Die van logres quamen daer Om die grote gichten vorwaer 13255Die hem de coninc hadde gegeuen Selke quamen hem oec beneuen Om den coninc te kennen ende oec mede Om sine doget de hi dede Daer si dicke af hebben gehort 13260Ende alsi alle waren comen vort So waren daer wel .x. dusent man Wel tors ende wapine an Ende voet liede en wildi gene Ende dat karijn al gemene 13265Daer men de spise op voerde also Dedi met nachte al varen doe Om dat hem merlijn hadde geraden Dat hijt heimelijc soude begaden Tote opten plein van be[de]gan 13270Ende als daer comen waren sine man Jnt foreest daert heimelijc was Sloegen si haer tenten daerin na das Ende dit plein was de heimelijcste stat Die men iewerinc wiste vor dat 13275Ende alsi gelogiert nv daer waren En conste nieman geweten twaren Waer si waren geuaren nv Ende bander side dat segic v So dede die coninc artur ene dinc 13280 58 Die hem doe riet ban die coninc D[.]e merlijn sere prijsde daernaer Want hi wiste vele openbaer Van orlogene dies riet hi Den coninc artur dat hi daerbi 13285Op alle straten van sinen lande Wardeine soude setten menigerhande Waer datter iemen doer lede Dat menne vaen soude ter stede Ende senden den coninc nadien 13290Dit was om dat men niet soude spien Waerwart dat si henen waren Oec dedi verbidden daernaren Dat nieman en soude in sijn lant Riden niegeren si v becant 13295Vor dat onser vrouwen dach leden si Dat men kerssen draget ende daerbi Diet dade conde ment geweten nv Men souden ontliuen segic v ¶ Dus hilt hem dat volc stille daer 13300Ende hen wonderde sere daernaer Wat dit dieden mochten doe Dattie coninc mochte gebieden soe |1vc| Ende hier bi was sine chiuaetsie So wel verholen in sijn[...] p[ar]tie 13305Dat nieman conste geweten twaren Waerwart dat si geuaren waren Sonder die gene die waren nv Vans conincs rade dat segic v Nu swiget de boec van desen 13310Ende sal van den .vi. coningen lesen Die waren gesconfiert te karlioen Dat si met pinen daer ontfloen Hoe nu .X. coninge ende .i hertoge arture willen bestriden .vi. 59 DJe boec seit ons nv twaren Dat dese coninge erre waren 13315Om dat se gesconfiert waren doen Van karlion dat si ontfloen Daer si al haer hernasch verloren Des hadden si groten toren Datse nembermere worden blide 13320Sine haddent gewroken nu ten tide Opten coninc arture ende oec mede Op sinen touerere. de ons dat dede Aldus sciedense van karlion nv Gewont ende serich segic v 13325Som mostense op .i. leitire Licgen daer mense op hene droech scire Om dat si waren so gewont Si voeren cleine dachvart tier stont So lange dat si quamen daernaer 13330Jn haer lant daer daechden si vorwaer So lange dat si genesen ware[n] Ten inde van der maent daernare[n] Hadden s[i een] groet parlement Tusche[n dat lant] van gorre omt[rent] 13335Ende tlant van scotlant mede Ende tparlement inde daer ter stede So dat elc daer ontbiden soude Sine mage ende sine vriende also [houde] Als hi se vercrige[n] moge dat wet 13340Ende de hi hebben moge oec met Ende alse wi alle vergadert sijn ter u[re] Sele wi varen opten coninc arture Ende selen hem nemen tlant Oft wi sellent verbernen te hant 13345Ofte wi selen daer vte verjagen 60 Ondancs allen sinen magen Doe namen si dach dat si wouden Dat haer liede vergaderen souden Jnde prayerie wete dan 13350Onder dien casteel van bedigan ¶ Doe sciet onder hem dat parlement Ende elc ontboet sinen vrient omtrent Ende alle de hi hebben conde Daer quam de hertoge eschans ter stonde 13355Van cambenijc wel thernasch Met .vi. dusent mans rasch Ende wel tors ende [elc mede] |2ra| Ende nu groenheiden al bespreet Ende die erde doet verbaren. |
Zo weet ik wel dan voor waar Dat ge nimmermeer heer daarnaar 13025 Van land hield voort met dat doel Ge zou altijd oorlog vinden Alzo lang als ge leefden nu Heer koning Arthur dat zeg ik u Deden het ook niet die van der tafelronde 13030 De koning zou korte stonden Tegen de gigant zich verweren Daarom zo raad ik u gij heren Dat ge daar vaart onder u Als zou ge hem dienen nu 13035 Een jaar of twee omtrent Totdat ge met hem bent bekend En ge zal ook niet lang na deze Daar dienen ge zal daar wezen Van hem beter en waardiger mee 13040 Dan iemand in zijn land dat weet En ik weet wel dat hij koning Arthur Bidden zal dat hij ter ure Zijn dochter neemt tot een vrouw daar En als hij haar gekroond heeft voorwaar 13045 Zullen die giganten het weten gelijk En dan zullen ze zonder waan Niet langer durven te blijven dan Noch in een halve dagvaart aan Toen antwoordde Merlijn koning Ban 13050 En zei als we dus voeren vandaan Wat zou van onze landen geschieden Dat we nog kwalijk hebben voorzien En we hebben erg felle buren Die ons op lopen te alle uren 13055 En ons land verwoesten en branden Ook heeft koning Arthur nu gelijk Menige vijand om hem gezeten Die dit snel zouden weten Dat we uit het land waren 13060 52 Ook dacht ik grote domheden te waren Voor we ander land behoeden nu En de onze in avonturen lieten zeg ik u Heer, heer zei Merlijn toen Ge zegt erg wel nu toe 13065 Maar het doet goed achteruit te gaan Om verder te springen zonder waan En weet dat wel tegen 1 penning Dat ge hier verliezen zal heer koning Ge zal er 2 honderd winnen daar 13070 En ik zeg het u al openbaar Ge zal hier verliezen burcht nog stenen Nog stad nog dorp nog vesting geen En ge zal winnen 1 koninkrijk Dat beschermen zal eeuwig 13075 Dit land en verweren al Alzo lang als Arthur leven zal Toen zei echt koning Ban Merlijn ge bent verstandiger daaraan |Dan we alle zijn, weet ik wel 13080 En als gij het ons aanraadt zo is niet anders Hiertoe te doen dan we ons gelijk Bereiden en dat ding aanvangen Nu beziet, wanneer dat wij Willen gaan, toen zei hij 13085 Te half vasten zonder wachten En daarbinnen zal ge u bereiden Maar eer ge derwaarts vaart, weet wel Zal ge hebben 1 bataljon fel Tegen de baronnen zeg ik u 13090 Die hem verzamelen al dat ze mogen nu En met alle macht die ze mogen Krijgen zullen ze u beoorlogen En ge zal ontbieden, weet voorwaar Die ge hebben mag ver en nabij 13095 En heimelijk zal ge logeren dan In dat bos van Bredigan En ontzie u niet want zij Zullen meer schade hebben dan gij 53 Merlijn, zei toen koning Ban 13100 En als ik en mijn broeder dan Om hulp zenden zouden zij Op tijd komen, toen zei hij Ja, ze heer, en wie mag ze dan Halen, zei toen koning Ban 13105 Ik zal die boodschap doen, zei Merlijn En ook zal ik er eerder gekomen zijn Dan een ander, dat zeg ik u En ook is het te doen nu Want de strijd zal zijn gewis 13110 Te Sint Maria Lichtmis In de plaats van Bredigan En uw lieden, weet voortaan Staat te rijden dag en nacht Ook weet wel dat ik heb geacht 13115 Dat ik morgenavond zal wezen Te Gannes, toen ze hoorden van deze Dat Merlijn zei daar ter plaatse Hen verwonderde het zeer en lachten mede Ze omhelsden Merlijn en deden hem daar 13120 Grote feesten, weet voor waar Dus nam Merlijn verlof, zeg ik u En zei, hij had niets wat hem lette nu Ontbiedt ridders en bedienden heer Alzo veel als ge mag nimmermeer 13125 En zo ge heimelijks mag mee En ge zal laten voeren zonder letten Spijs en levensmiddelen genoeg daaraan In dat dal van Bredigan En als die levensmiddelen zijn gekomen daar 13130 Zo laat ze verdelen goed daar Het hele volk, want ik zeg het u Daar zal het wel te doen zijn nu Geef hun te 15 dagen spijs Goed gezouten vlees van prijs 13135 54 Laat hen dit geven zonder meer daaraan En laat het Keye verdelen dan En Bretel en Griflet En Ulfijn en Lucas, zonder letten Dit doe je zo je heimelijks kan 13140 Toen eiste hij de ring terstond Dat hij had aan zijn hand Dat ik het mag vertonen in uw land Leonse van Parne uw vriend En Pharijn die u ook dient 13145 Tot een teken, zodat ze na dat Me zullen geloven ook beter Als ik het hem tonen zal aldaar Ze worden beschaamd daarnaar Toen ze dit hoorden en hen verwonderde het zeer 13150 Want ze waanden dat niemand meer Dit had geweten, zeg ik u Dan zij 2, en diegene nu Die hij daar noemde, Leonse en Pharijn Dit dachten de meesten een wonder te zijn 13155 Toen zei koning Arthur, wees niet Te ontrust van al dat ge hem doen ziet Want al dat men peinst, God weet Weet hij op dat men het wil gereed Toen zeiden de 2 koningen nu 13160 Zo laat het dan geworden met u Sinds dat hij zo verstandig nu is En ons lijkt ook wel de waarheden dit Dat hij u boven al de wereld mint Ge zal het beter hebben dat gij hem kent 13165 Zo zeer dat gij nog menig maal Gewaar zal worden als u het nodig is Toen gaf hem de koning de ring 55 En toen scheidde van hen Merlijn En alles dat hij hem dus liet verstaan 13170 Van hun heimelijkheden heeft hij gedaan En dat hij daarmee bejagen wil Hun beider vriendschap luid en stil Toen voer Merlijn te Blasys waart Tot zijn meester en zei hem ter vaart 13175 Alle dingen, groot en klein Die onder hem gebeurd zijn algemeen Daarna vertelde hij hem hoe hij zal varen Een boodschap doen zonder sparen In klein Brittannië en toonde hem daar 13180 Die ring en zei daarnaar Dat het zijn teken zou wezen Toen beschreef Blasys het al na deze Gelijk dat hem Merlijn zei Toen scheidde Merlijn zonder wachten 13185 Van Blasys vrolijk en blijde En de volgende dag te priemtijd Was hij te Gannes in de stad En zei Leonce en Pharijn dat Hen de koning ontbood nu 13190 Alles dat ik hier zal zeggen u 1va| Zodat gij het me zal geloven mede Hij toonde hen de ring daar ter plaatse En toen ze zagen de ring Geloofden ze de hele taal fijn 13195Die hij hen zei klein en groot Gelijk dat men hen ontbood Toen ze dit hoorden ontboden zij Alle lieden zodat ze daarbij Verzamelden 15 duizend man daarnaar 13200 En goed gewapend, weet voor waar Deze kwamen alle te Benewic 8 dagen voor Kerst dag zekerlijk En Leonse en Pharijn mede Zetten toen behoeders in elke plaats 13205 En in de burchten die hen goed dachten Daar ze het land mee verweren mochten En hiervan een was Lambegijs 56 Die dapper was en had grote prijs Dezen zetten ze in het fort mee 13210 Van Gannes omdat hij het beter En dapperder behoeden zou daar Dan een ander, hem bad daarnaar Pharijn zijn oom dat hij het nu Goed behoedde, die oom, dat zeg ik u 13215 Ik zal het zo hoeden als God het wil Dat ge er geen schade van hebben zal En in het fort van Benewic Zetten ze Graciaen desgelijks De heer van de hoge muur 13220 En beval het hem aan ter uren Hij was dapper en trouw mee En op het kasteel van Trebet Deden ze Graciaens zoon hier Die geheten was Banier 13225 Hij was koning Bans peetkind En beide die koningen fijn Waren in het kasteel, zij het zeker dat Omdat hij van de lande de vaste was En in koning Bohorts kasteel zo is 13230 Gezet te behoeden Placides Leonse’s neef die trouw was En zeer dapper, zij het zeker dat En dit kasteel heet Mouleer Aldus bezetten ze dat land eerder 13235 Eer ze scheiden wilden van daar Toen het goed bezet was daarnaar Toen voeren ze heen nacht en dag Wat dat elk rijden mag Want de maan schoon scheen 13240 En Merlijn voer voor al geheel Die dat leger leidde voorwaar Van de kwade passages daar 57 Tot de zee daar ze toen op kwamen Daar ze alle inscheepten tezamen 13245 En koning Arthur aan de andere zijde Bereide hem zeer die tijd ter strijd Gelijk dat hem Merlijn beval Zo deed hij zijn stukken al Hij ontbood al diegene nu 13250 Die hij gebieden mocht zeg ik u Daar kwamen er erg veel ter plaatse En meer dan hij waande mede Die van Londen kwamen daar Om die grote giften voorwaar 13255 Die hen de koning had gegeven Sommige kwamen hem ook benevens Om de koning te kennen en ook mede Om zijn deugd die hij deed Daar ze vaak van hebben gehoord 13260 En toen ze alle waren gekomen voort Zo waren daar wel 10 duizend man Goed te paard en wapens aan En voetlieden wilde hij geen En de wagens algemeen 13265 Daar men de spijzen op vervoerde alzo Deed hij ‘s nachts al varen toen Omdat hem Merlijn had aangeraden Dat hij het heimelijk zou begaan Tot op het plein van Bredigan 13270 En toen daar gekomen waren zijn man In het bos daar het heimelijk was Sloegen ze hun tenten daarin na dat En dit plein was de heimelijkste plaats Die men ergens wist voor dat 13275 En toen ze gelogeerd nu daar waren Kon niemand weten, te waren Waar ze waren gevaren nu En aan de andere zijde, dat zeg ik u Zo deed koning Arthur een ding 13280 58 Die hem toen aanried Ban de koning Dat Merlijn zeer prees daarnaar Want hij wiste veel openbaar Van oorlogen, dus raadde aan hij Koning Arthur, dat hij daarbij 13285 Op alle straten van zijn landen Wachters zou zetten vele Waar dat er iemand door reed Dat men hem vangen zou ter platse En zenden de koning nadien 13290 Dit was omdat men niet zou spieden Waarheen dat ze heen waren Ook liet hij verbieden daarnaar Dat niemand zou in zijn land Rijden nergens, zij u bekend 13295 Voordat Onze Vrouwen dag geleden is Dat men kaarsen draagt, en daarbij Die het deden kon men het weten nu Men zou ze ontlijven, zeg ik u Dus hield hem dat volk stil daar 13300 En hen verwonderde zeer daarnaar Wat dit betekenen mocht toen Dat de koning mocht gebieden zo |En hierbij was zijn koets Zo goed verholen in zijn[...] partij 13305 Zodat niemand het kon weten, te waren Waarheen dat ze gevaren waren Uitgezonderd diegene die waren nu Van konings raad, dat zeg ik u Nu zwijgt het boek van dezen 13310 En zal van de 6 koningen lezen Die waren geschoffeerd te Carmeloet Zodat ze met pijnen daar ontvloden Hoe nu 10 koningen en 1 hertog Arthur willen bestrijden .vi. 59 Dat boek zegt ons nu, te waren Dat deze koningen boos waren 13315 Omdat ze geschoffeerd waren toen Van Carmeloet zodat ze ontkwamen Daar ze alle hun harnas verloren Dus hadden ze grote toorn Zodat ze nimmermeer worden blijde 13320 Ze hadden het gewroken nu ten tijde Op koning Arthur en ook mede Op zijn toveraar, die ons dat deed Aldus scheiden ze van Carmeloet nu Gewond en bezeerd, zeg ik u 13325 Sommige moesten zich op 1 draagbaar Liggen, daar men ze op heen droeg snel Omdat ze waren zo gewond Ze voeren kleine dagvaart te die stond Zo lang zodat ze kwamen daarnaar 13330 In hun land, daar bleven ze, zij voorwaar Zo lang zodat ze genezen waren Ten einde van de maand daarnaar Hadden ze een groot gesprek Tussen dat land van Gorre omtrent 13335 En het land van Schotland mede En het gesprek eindigde daar ter plaatse Zodat elk daar ontbieden zou Zijn verwanten en zijn vrienden, alzo te houden Als ze krijgen mogen, dat weet 13340 En die hij hebben mag ook mee En als ze alle verzameld zijn ter ure Zullen we varen op koning Arthur En zullen hem nemen het land Of we zullen het verbranden gelijk 13345 Of we zullen hem daar uit jagen 60 Ondanks al zijn verwanten Toen namen ze de dag dat ze wouden Dat hun lieden verzamelen zouden In de vlakte, weet dan 13350 Onder dat kasteel van Bredigan Toen scheidde onder hem dat gesprek En elk ontbood zijn vrienden omtrent En alle de hij hebben kon Daar kwam de hertog Eschans ter stonde 13355 Van Cambenic goed te harnas Met 6 duizend mans ras En goed te paard en elk mede |En nu groenheid geheel gespreid En die de aarde laat baren. |
51|1ra| So wetic wel dan ouer waer Dat gi nembermeer heer daernaer 13025V lant ne hilt vort met geninde Gine sout altoes orloge vinden Alse lange alsi leefden nv Her coninc artur dat segic v Ende dadent oec die van der tauelronde 13030Die coninc soude onlange stonden Jegen die gygante hem verweren Daer ombe so radic v gi heren Dat gi daer vaert onder v Alse soudire hem dienen nv 13035Een jaer oft twe omtrent Tot dat gi met hem sijt bekent Ende gine sult oec niet lange na desen Daer dinen gine sult daer wesen Van hem bat ende weerder met 13040Dan ieman in sijn lant dat wet Ende ic weet wel dat hi den coninc arture Bidden sal dat hi ter vre Sire dochter neme tenen wiue daer Ende als hi se gecroent heft vorwaer 13045Selent die gygante weten saen Ende dan en selense sonder waen Niet langer dorren bliuen dan Noch in ere haluer dachvaert an ¶ Doe antwerde merline de coninc ban 13050Ende seide oft wi dus voren van dan Wat soude van onsen lande gescien Dat wi noch qualike hebben versien Ende wi hebben harde felle geburen Die ons op lopen tallen vren 13055Ende onse lant woesten ende branden Oec heft de coninc artur nv te handen Menigen viant om hem geseten Die dit scire souden weten Dat wi vten lande waren 13060 52 Oec dochte mi grote doerhede twaren Vore wi ander lant bescudden nv Ende donse in auenturen lieten segic v ¶ Here here seide merlijn doe Gi segt harde wale nv toe 13065Maer het doet goet achterwart gaen Om vorder te springene sonder waen Ende wet dat wel jegen .i. penninc Dan gi hier verliesen sult her coninc Gi sulter .ij. hondert winnen daer 13070Ende ic segt v al openbaer Gine sulter hier verliesen borch no stene No stat no dorp no veste ne gene Ende gi sult winnen .i. conincrike Dat bescermen sal ewelike 13075Dit lant ende verweren al Alse lange alse artur leuen sal Doe seide echt de coninc ban Merlijn gi sijt vroeder daeran |1rb| Dan wi alle sijn wetic wel 13080Ende als gijt ons raet sone es niet el Hier toe te doen dan wi ons saen Gereiden ende die dinc ane vaen Nu besiet wanneer dat wi Willen porren doe seide hi 13085Te half vasten sonder beiden Ende daer binnen seldi v bereiden Maer eer gi daerwart vart wet wel Suldi hebben .i. batalie fel Jegen die baroene segic v 13090Die hem gederen al dat si mogen nv Ende met alder macht di si mogen Vercrigen sellense v orlogen Ende gi sult ontbiden wet vorwaer Die gi hebben moget verre ende naer 13095Ende heimelijc suldi logiren dan Jn dat foreest van bedigan Ende ontsiet v niet want si Selen meer scaden hebben dan gi 53 ¶ Merlijn seide doe de coninc ban 13100Ende oftic ende mijn broeder dan Om hulpe senden souden si Jet te tide comen doe seidi Ja se here ende wie machse dan Halen seide doe de coninc ban 13105Jc sal die boetscap doen seide merlijn Ende oec salic eer comen sijn Dan een ander dat segic v Ende oec est te doene nv Want die strijt sal sijn gewesse 13110Te sente marien lichtmisse Jnde plaetse van bedegan Ende vwen lieden wet vortan Staet te riden dach ende n[ac]ht Oec wet wel dat ic hebbe geacht 13115Dat ic margen nauont sal wesen Te gannes doe si horden van desen Dat merlijn seide daer ter stede Hen wonderes sere ende logen mede Si helsden merline ende daden hem daer 13120Grote feeste wet vor waer ¶ Dus nam merlijn orlof segic v Ende seide hine hadde wat lettere nv Ontbiet ridderen ende seriante here Alse vele als gi moget nembermere 13125Ende so gi heimelijcs moget met Ende gi selt doen voren ongelet Spise ende vitaelge genoech daeran Jn dat dal van bedegan Ende alse die vitaelge es comen daer 13130So doetse deilen wel naer Alden volke want ic segt v Daer sals wel te doene sijn nv Geft hem te .xv. dagen spise Goet gesouten vleesch van prise 13135 54|1rc| Doet hem dit geuen sonder meer daeran Ende doet hem keyen deilen dan Ende bretelle ende griflette Ende vlfine ende lucamme sonder lette Dit doet so gi heimelijcst cont 13140Doen eyschedi tfingerlijn ter stont Dat hi hadde an sine hant Dat ict mach tonen in v lant Leoncen van parnen vwen vrient Ende pharine die v oec dient 13145Tenen litteken dat si na dat Mi selen gelouen oec te bat Alsict hem tonen sal aldaer Si worden te barenteert daernaer Doe si dit horden ende hen wonderets sere 13150Want si waenden dat nieman mere Dit ne hadde geweten segic v Dan si .ij. entie gene nv Die hi daer noemde leonce ende pharijn Dit dochten dmeeste wonder sijn 13155¶ Doe seide die coninc artur en sijt niet Tontrasten van al dat gi hem doen siet Want al dat men penst god weet Weet hi op dat men wilt gereet Do seide de .ij. coninge nv 13160So laetten dan gewerden met v Sint dat hi so vroet nv es Ende ons donct oec wel die waerhede des Dat hi v bouen al die werelt mint Gi seles te bat hebben dat gijt kint 13165So sere dat gijs noch menich werf Gewaer sult werden als v bederf Doe gaf hem die coninc van tfingerlijn 55 Ende doe sciet van hem merlijn Ende al dat hi hem dus dede verstaen 13170Van haerre heimelijchede heeft hi gedaen Ende dat hi daermet beiagen wille Hare beider vrienscap lude ende stille ¶ Doe voer merlijn te blasijs wart Te sinen meester ende seidem ter vart 13175Alle die dinge groet ende clene Die onder hem gesciet sijn gemene Daer na teldi hem hoe hi sal varen Ene boetscap doen sonder sparen Jn cleine bertangen ende toendem daer 13180Dat vingerlijn ende seide daernaer Dat sijn littekijn soude wesen Doe screeft blasijs al na desen Gelijc dat hem merlijn seide Doen sciet merlijn sonder beide 13185Van blasise vroe ende blide Ende des ander dages te primtide Was hi te gannes in de stat Ende seide leonces ende pharijn dat Hen de coninge ontboden nv 13190Al dat ic hier sal seggen v 1va| Dat gijs mi selt gelouen mede Hi toendem tfingerlijn daer ter stede Ende doen si sagen tfingerlijn Geloefden si al der talen fijn 13195Die hi hem seide clein ende groet Gelijc dat men hem ontboet Doen si dit horden ontboden si Alle die liede so dat si daer bi Vergaderden .xv. dusent man daernaer 13200Ende wel gewapent wet vorwaer Dese quamen alle te benewijc Viij. dage vore kerst dage sekerlijc Ende leonce ende pharijn mede Setten doe hoede in elke stede 13205Ende in de borge die hem goet dochten Daer si tlant met verweren mochten Ende hieraf een lambegijs 56 Die stout was ende hadde groten prijs Desen settense in de fortreetse met 13210Van gannes om dat hijt bet Ende stoutelike hoeden soude daer Dan een ander hem bat daernaer Pharijn sijn oem dat hijt nv Wel hoede. gerne oem dat segic v 13215Jc saelt so hoeden oft god welt Dat gire gene scade of hebben selt ¶ Ende inde fortreetse van benewijc Settense graciane des gelijc Den here vanden hogen mure 13220Ende beualent hem ter vre Hi was vrome ende getrouwe met Ende opten casteel van trebet Daden se graciaens sone hier Die geheten was banier 13225Hi was coninc bans petrijn Ende beide die coninge fijn Waren in den casteel sijt seker das Om dat hi van den lande de vaste was Ende ins coninc bohortes casteel so es 13230Geset te hoedene placides Leonces neue de getrouwe was Ende sere vrome sijt seker das Ende dese casteel heet mouleer Aldus besetten si dat lant eer 13235Eer si sceden wilden van daer Alst wel beset was daernaer Doe voren si henen nacht ende dach Wat dat elc geriden mach Want die mane scone sceen 13240¶ Ende merlijn voer voren al in een Die dat here leide vorwaer Van den quaden passagen daer 57 Toter zee daer si doe op quamen Daer si alle sceepten te samen 13245¶ Ende de coninc artur bander side Gereidem sere de wile te stride |1vb| Gelijc dat hem merlijn beual So dedi sine sticken al Hi ontboet alle degene nv 13250Die hi verbidden mochte segic v Daer quamer harde vele ter stede Ende meer dan hi waende mede Die van logres quamen daer Om die grote gichten vorwaer 13255Die hem de coninc hadde gegeuen Selke quamen hem oec beneuen Om den coninc te kennen ende oec mede Om sine doget de hi dede Daer si dicke af hebben gehort 13260Ende alsi alle waren comen vort So waren daer wel .x. dusent man Wel tors ende wapine an Ende voet liede en wildi gene Ende dat karijn al gemene 13265Daer men de spise op voerde also Dedi met nachte al varen doe Om dat hem merlijn hadde geraden Dat hijt heimelijc soude begaden Tote opten plein van be[de]gan 13270Ende als daer comen waren sine man Jnt foreest daert heimelijc was Sloegen si haer tenten daerin na das Ende dit plein was de heimelijcste stat Die men iewerinc wiste vor dat 13275Ende alsi gelogiert nv daer waren En conste nieman geweten twaren Waer si waren geuaren nv Ende bander side dat segic v So dede die coninc artur ene dinc 13280 58 Die hem doe riet ban die coninc D[.]e merlijn sere prijsde daernaer Want hi wiste vele openbaer Van orlogene dies riet hi Den coninc artur dat hi daerbi 13285Op alle straten van sinen lande Wardeine soude setten menigerhande Waer datter iemen doer lede Dat menne vaen soude ter stede Ende senden den coninc nadien 13290Dit was om dat men niet soude spien Waerwart dat si henen waren Oec dedi verbidden daernaren Dat nieman en soude in sijn lant Riden niegeren si v becant 13295Vor dat onser vrouwen dach leden si Dat men kerssen draget ende daerbi Diet dade conde ment geweten nv Men souden ontliuen segic v ¶ Dus hilt hem dat volc stille daer 13300Ende hen wonderde sere daernaer Wat dit dieden mochten doe Dattie coninc mochte gebieden soe |1vc| Ende hier bi was sine chiuaetsie So wel verholen in sijn[...] p[ar]tie 13305Dat nieman conste geweten twaren Waerwart dat si geuaren waren Sonder die gene die waren nv Vans conincs rade dat segic v Nu swiget de boec van desen 13310Ende sal van den .vi. coningen lesen Die waren gesconfiert te karlioen Dat si met pinen daer ontfloen Hoe nu .X. coninge ende .i hertoge arture willen bestriden .vi. 59 DJe boec seit ons nv twaren Dat dese coninge erre waren 13315Om dat se gesconfiert waren doen Van karlion dat si ontfloen Daer si al haer hernasch verloren Des hadden si groten toren Datse nembermere worden blide 13320Sine haddent gewroken nu ten tide Opten coninc arture ende oec mede Op sinen touerere. de ons dat dede Aldus sciedense van karlion nv Gewont ende serich segic v 13325Som mostense op .i. leitire Licgen daer mense op hene droech scire Om dat si waren so gewont Si voeren cleine dachvart tier stont So lange dat si quamen daernaer 13330Jn haer lant daer daechden si vorwaer So lange dat si genesen ware[n] Ten inde van der maent daernare[n] Hadden s[i een] groet parlement Tusche[n dat lant] van gorre omt[rent] 13335Ende tlant van scotlant mede Ende tparlement inde daer ter stede So dat elc daer ontbiden soude Sine mage ende sine vriende also [houde] Als hi se vercrige[n] moge dat wet 13340Ende de hi hebben moge oec met Ende alse wi alle vergadert sijn ter u[re] Sele wi varen opten coninc arture Ende selen hem nemen tlant Oft wi sellent verbernen te hant 13345Ofte wi selen daer vte verjagen 60 Ondancs allen sinen magen Doe namen si dach dat si wouden Dat haer liede vergaderen souden Jnde prayerie wete dan 13350Onder dien casteel van bedigan ¶ Doe sciet onder hem dat parlement Ende elc ontboet sinen vrient omtrent Ende alle de hi hebben conde Daer quam de hertoge eschans ter stonde 13355Van cambenijc wel thernasch Met .vi. dusent mans rasch Ende wel tors ende [elc mede] |2ra| Ende nu groenheiden al bespreet Ende die erde doet verbaren. |
Zo weet ik wel dan voor waar Dat ge nimmermeer heer daarnaar 13025 Van land hield voort met dat doel Ge zou altijd oorlog vinden Alzo lang als ge leefden nu Heer koning Arthur dat zeg ik u Deden het ook niet die van der tafelronde 13030 De koning zou korte stonden Tegen de gigant zich verweren Daarom zo raad ik u gij heren Dat ge daar vaart onder u Als zou ge hem dienen nu 13035 Een jaar of twee omtrent Totdat ge met hem bent bekend En ge zal ook niet lang na deze Daar dienen ge zal daar wezen Van hem beter en waardiger mee 13040 Dan iemand in zijn land dat weet En ik weet wel dat hij koning Arthur Bidden zal dat hij ter ure Zijn dochter neemt tot een vrouw daar En als hij haar gekroond heeft voorwaar 13045 Zullen die giganten het weten gelijk En dan zullen ze zonder waan Niet langer durven te blijven dan Noch in een halve dagvaart aan Toen antwoordde Merlijn koning Ban 13050 En zei als we dus voeren vandaan Wat zou van onze landen geschieden Dat we nog kwalijk hebben voorzien En we hebben erg felle buren Die ons op lopen te alle uren 13055 En ons land verwoesten en branden Ook heeft koning Arthur nu gelijk Menige vijand om hem gezeten Die dit snel zouden weten Dat we uit het land waren 13060 52 Ook dacht ik grote domheden te waren Voor we ander land behoeden nu En de onze in avonturen lieten zeg ik u Heer, heer zei Merlijn toen Ge zegt erg wel nu toe 13065 Maar het doet goed achteruit te gaan Om verder te springen zonder waan En weet dat wel tegen 1 penning Dat ge hier verliezen zal heer koning Ge zal er 2 honderd winnen daar 13070 En ik zeg het u al openbaar Ge zal hier verliezen burcht nog stenen Nog stad nog dorp nog vesting geen En ge zal winnen 1 koninkrijk Dat beschermen zal eeuwig 13075 Dit land en verweren al Alzo lang als Arthur leven zal Toen zei echt koning Ban Merlijn ge bent verstandiger daaraan |Dan we alle zijn, weet ik wel 13080 En als gij het ons aanraadt zo is niet anders Hiertoe te doen dan we ons gelijk Bereiden en dat ding aanvangen Nu beziet, wanneer dat wij Willen gaan, toen zei hij 13085 Te half vasten zonder wachten En daarbinnen zal ge u bereiden Maar eer ge derwaarts vaart, weet wel Zal ge hebben 1 bataljon fel Tegen de baronnen zeg ik u 13090 Die hem verzamelen al dat ze mogen nu En met alle macht die ze mogen Krijgen zullen ze u beoorlogen En ge zal ontbieden, weet voorwaar Die ge hebben mag ver en nabij 13095 En heimelijk zal ge logeren dan In dat bos van Bredigan En ontzie u niet want zij Zullen meer schade hebben dan gij 53 Merlijn, zei toen koning Ban 13100 En als ik en mijn broeder dan Om hulp zenden zouden zij Op tijd komen, toen zei hij Ja, ze heer, en wie mag ze dan Halen, zei toen koning Ban 13105 Ik zal die boodschap doen, zei Merlijn En ook zal ik er eerder gekomen zijn Dan een ander, dat zeg ik u En ook is het te doen nu Want de strijd zal zijn gewis 13110 Te Sint Maria Lichtmis In de plaats van Bredigan En uw lieden, weet voortaan Staat te rijden dag en nacht Ook weet wel dat ik heb geacht 13115 Dat ik morgenavond zal wezen Te Gannes, toen ze hoorden van deze Dat Merlijn zei daar ter plaatse Hen verwonderde het zeer en lachten mede Ze omhelsden Merlijn en deden hem daar 13120 Grote feesten, weet voor waar Dus nam Merlijn verlof, zeg ik u En zei, hij had niets wat hem lette nu Ontbiedt ridders en bedienden heer Alzo veel als ge mag nimmermeer 13125 En zo ge heimelijks mag mee En ge zal laten voeren zonder letten Spijs en levensmiddelen genoeg daaraan In dat dal van Bredigan En als die levensmiddelen zijn gekomen daar 13130 Zo laat ze verdelen goed daar Het hele volk, want ik zeg het u Daar zal het wel te doen zijn nu Geef hun te 15 dagen spijs Goed gezouten vlees van prijs 13135 54 Laat hen dit geven zonder meer daaraan En laat het Keye verdelen dan En Bretel en Griflet En Ulfijn en Lucas, zonder letten Dit doe je zo je heimelijks kan 13140 Toen eiste hij de ring terstond Dat hij had aan zijn hand Dat ik het mag vertonen in uw land Leonse van Parne uw vriend En Pharijn die u ook dient 13145 Tot een teken, zodat ze na dat Me zullen geloven ook beter Als ik het hem tonen zal aldaar Ze worden beschaamd daarnaar Toen ze dit hoorden en hen verwonderde het zeer 13150 Want ze waanden dat niemand meer Dit had geweten, zeg ik u Dan zij 2, en diegene nu Die hij daar noemde, Leonse en Pharijn Dit dachten de meesten een wonder te zijn 13155 Toen zei koning Arthur, wees niet Te ontrust van al dat ge hem doen ziet Want al dat men peinst, God weet Weet hij op dat men het wil gereed Toen zeiden de 2 koningen nu 13160 Zo laat het dan geworden met u Sinds dat hij zo verstandig nu is En ons lijkt ook wel de waarheden dit Dat hij u boven al de wereld mint Ge zal het beter hebben dat gij hem kent 13165 Zo zeer dat gij nog menig maal Gewaar zal worden als u het nodig is Toen gaf hem de koning de ring 55 En toen scheidde van hen Merlijn En alles dat hij hem dus liet verstaan 13170 Van hun heimelijkheden heeft hij gedaan En dat hij daarmee bejagen wil Hun beider vriendschap luid en stil Toen voer Merlijn te Blasys waart Tot zijn meester en zei hem ter vaart 13175 Alle dingen, groot en klein Die onder hem gebeurd zijn algemeen Daarna vertelde hij hem hoe hij zal varen Een boodschap doen zonder sparen In klein Brittannië en toonde hem daar 13180 Die ring en zei daarnaar Dat het zijn teken zou wezen Toen beschreef Blasys het al na deze Gelijk dat hem Merlijn zei Toen scheidde Merlijn zonder wachten 13185 Van Blasys vrolijk en blijde En de volgende dag te priemtijd Was hij te Gannes in de stad En zei Leonce en Pharijn dat Hen de koning ontbood nu 13190 Alles dat ik hier zal zeggen u 1va| Zodat gij het me zal geloven mede Hij toonde hen de ring daar ter plaatse En toen ze zagen de ring Geloofden ze de hele taal fijn 13195Die hij hen zei klein en groot Gelijk dat men hen ontbood Toen ze dit hoorden ontboden zij Alle lieden zodat ze daarbij Verzamelden 15 duizend man daarnaar 13200 En goed gewapend, weet voor waar Deze kwamen alle te Benewic 8 dagen voor Kerst dag zekerlijk En Leonse en Pharijn mede Zetten toen behoeders in elke plaats 13205 En in de burchten die hen goed dachten Daar ze het land mee verweren mochten En hiervan een was Lambegijs 56 Die dapper was en had grote prijs Dezen zetten ze in het fort mee 13210 Van Gannes omdat hij het beter En dapperder behoeden zou daar Dan een ander, hem bad daarnaar Pharijn zijn oom dat hij het nu Goed behoedde, die oom, dat zeg ik u 13215 Ik zal het zo hoeden als God het wil Dat ge er geen schade van hebben zal En in het fort van Benewic Zetten ze Graciaen desgelijks De heer van de hoge muur 13220 En beval het hem aan ter uren Hij was dapper en trouw mee En op het kasteel van Trebet Deden ze Graciaens zoon hier Die geheten was Banier 13225 Hij was koning Bans peetkind En beide die koningen fijn Waren in het kasteel, zij het zeker dat Omdat hij van de lande de vaste was En in koning Bohorts kasteel zo is 13230 Gezet te behoeden Placides Leonse’s neef die trouw was En zeer dapper, zij het zeker dat En dit kasteel heet Mouleer Aldus bezetten ze dat land eerder 13235 Eer ze scheiden wilden van daar Toen het goed bezet was daarnaar Toen voeren ze heen nacht en dag Wat dat elk rijden mag Want de maan schoon scheen 13240 En Merlijn voer voor al geheel Die dat leger leidde voorwaar Van de kwade passages daar 57 Tot de zee daar ze toen op kwamen Daar ze alle inscheepten tezamen 13245 En koning Arthur aan de andere zijde Bereide hem zeer die tijd ter strijd Gelijk dat hem Merlijn beval Zo deed hij zijn stukken al Hij ontbood al diegene nu 13250 Die hij gebieden mocht zeg ik u Daar kwamen er erg veel ter plaatse En meer dan hij waande mede Die van Londen kwamen daar Om die grote giften voorwaar 13255 Die hen de koning had gegeven Sommige kwamen hem ook benevens Om de koning te kennen en ook mede Om zijn deugd die hij deed Daar ze vaak van hebben gehoord 13260 En toen ze alle waren gekomen voort Zo waren daar wel 10 duizend man Goed te paard en wapens aan En voetlieden wilde hij geen En de wagens algemeen 13265 Daar men de spijzen op vervoerde alzo Deed hij ‘s nachts al varen toen Omdat hem Merlijn had aangeraden Dat hij het heimelijk zou begaan Tot op het plein van Bredigan 13270 En toen daar gekomen waren zijn man In het bos daar het heimelijk was Sloegen ze hun tenten daarin na dat En dit plein was de heimelijkste plaats Die men ergens wist voor dat 13275 En toen ze gelogeerd nu daar waren Kon niemand weten, te waren Waar ze waren gevaren nu En aan de andere zijde, dat zeg ik u Zo deed koning Arthur een ding 13280 58 Die hem toen aanried Ban de koning Dat Merlijn zeer prees daarnaar Want hij wiste veel openbaar Van oorlogen, dus raadde aan hij Koning Arthur, dat hij daarbij 13285 Op alle straten van zijn landen Wachters zou zetten vele Waar dat er iemand door reed Dat men hem vangen zou ter platse En zenden de koning nadien 13290 Dit was omdat men niet zou spieden Waarheen dat ze heen waren Ook liet hij verbieden daarnaar Dat niemand zou in zijn land Rijden nergens, zij u bekend 13295 Voordat Onze Vrouwen dag geleden is Dat men kaarsen draagt, en daarbij Die het deden kon men het weten nu Men zou ze ontlijven, zeg ik u Dus hield hem dat volk stil daar 13300 En hen verwonderde zeer daarnaar Wat dit betekenen mocht toen Dat de koning mocht gebieden zo |En hierbij was zijn koets Zo goed verholen in zijn[...] partij 13305 Zodat niemand het kon weten, te waren Waarheen dat ze gevaren waren Uitgezonderd diegene die waren nu Van konings raad, dat zeg ik u Nu zwijgt het boek van dezen 13310 En zal van de 6 koningen lezen Die waren geschoffeerd te Carmeloet Zodat ze met pijnen daar ontvloden Hoe nu 10 koningen en 1 hertog Arthur willen bestrijden .vi. 59 Dat boek zegt ons nu, te waren Dat deze koningen boos waren 13315 Omdat ze geschoffeerd waren toen Van Carmeloet zodat ze ontkwamen Daar ze alle hun harnas verloren Dus hadden ze grote toorn Zodat ze nimmermeer worden blijde 13320 Ze hadden het gewroken nu ten tijde Op koning Arthur en ook mede Op zijn toveraar, die ons dat deed Aldus scheiden ze van Carmeloet nu Gewond en bezeerd, zeg ik u 13325 Sommige moesten zich op 1 draagbaar Liggen, daar men ze op heen droeg snel Omdat ze waren zo gewond Ze voeren kleine dagvaart te die stond Zo lang zodat ze kwamen daarnaar 13330 In hun land, daar bleven ze, zij voorwaar Zo lang zodat ze genezen waren Ten einde van de maand daarnaar Hadden ze een groot gesprek Tussen dat land van Gorre omtrent 13335 En het land van Schotland mede En het gesprek eindigde daar ter plaatse Zodat elk daar ontbieden zou Zijn verwanten en zijn vrienden, alzo te houden Als ze krijgen mogen, dat weet 13340 En die hij hebben mag ook mee En als ze alle verzameld zijn ter ure Zullen we varen op koning Arthur En zullen hem nemen het land Of we zullen het verbranden gelijk 13345 Of we zullen hem daar uit jagen 60 Ondanks al zijn verwanten Toen namen ze de dag dat ze wouden Dat hun lieden verzamelen zouden In de vlakte, weet dan 13350 Onder dat kasteel van Bredigan Toen scheidde onder hem dat gesprek En elk ontbood zijn vrienden omtrent En alle de hij hebben kon Daar kwam de hertog Eschans ter stonde 13355 Van Cambenic goed te harnas Met 6 duizend mans ras En goed te paard en elk mede |En nu groenheid geheel gespreid En die de aarde laat baren. |
Continu.
TEKST Merlijn-continuatie, Boec van coninc Artur
Auteur: Lodewijk van Velthem
Aard: Rijm
BRON Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Ltk. 1107 (fragm.)
Datum: 1350-1400
Omvang: 338 verzen
Opm.: Een blad (fol. 1) en een snipper met daarop slechts enkele regels van kol. rc en va van het volgende blad (fol. 2). Per bladzijde 3 kolommen en per kolom 55 regels. Fol. 1 correspondeert met de regels 25.275-598 en fol. 2 met de regels 26.070-75 en 26.124-130 in de uitgave van Van Vloten uit 1880.
EDITIE K.F. Stallaert: ‘De Merlijn van Jacob van Maerlant’. In: Nederlandsch Museum 1880, I, 51-63 (52-63).
Status: Kritisch
MNW-nr: 904 (ander handschrift)
BRONNEN Van in totaal drie handschriften zijn er fragmenten overgeleverd:
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Ltk. 1107 (fragm.)
Maastricht, Rijksarchief in Limburg, 167 III 10 (fragm.)
Münster, Nordrhein-Westfälisches Staatsarchiv, Depositum Landsberg-Velen (fragm.)
De volledige tekst is overgeleverd in een Middelnederduitse ‘Umschreibung’ in het hs. Burgsteinfurt, Fürst zu Bentheimsche Schlossbibliothek, B 37, fol. 62v-229r (editie (hertaling naar het Middelnederlands): J. van Vloten (ed.): Jacob van Maerlant: Merlijn. Naar het enig bekende Steinforter handschrift uitgegeven. Leiden, 1880, vs. 1039936218).
RELATIE Historie van den wonderlicken Merlijn
Zie verder: http://www.volkoomen.nl/